You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
40 Stuk 55 (2009-2010) – Nr. 2<br />
Een goede coördinatie en afstemming vergen niet enkel een stappenplan in de tijd, maar<br />
ook met betrekking tot de inhoud. De onderzoeken en procedures hebben immers een<br />
belangrijke invloed op elkaar. Wat betreft de procedures en de tijd die die innemen, willen<br />
we er ook op wijzen dat er met de Codex voor dossiers die ingediend zijn volgens de bijzondere<br />
procedure, ondertussen ook een dwingende behandelingstermijn geldt. De stedenbouwkundig<br />
ambtenaar heeft na het advies van het schepencollege 60 dagen de tijd om<br />
een beslissing te nemen, zo niet is het een stilzwijgende weigering. Dat betekent natuurlijk<br />
ook dat dit een heel krappe periode is, indien er nog bijkomend onderzoek of bijkomend<br />
overleg nodig is. Dat is heel moeilijk. Vandaar dat ervoor gepleit wordt om voorafgaand<br />
aan het indienen van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag al tot een consensus te<br />
komen.<br />
Daarbij aansluitend, lijkt vooroverleg ons enorm belangrijk, zowel op het vlak van het<br />
ruimtelijk uitvoeringsplan (bestemmingswijziging) als op het vlak van de stedenbouwkundige<br />
vergunningsaanvraag. De Codex heeft daar ook op ingespeeld met een mogelijkheid<br />
om projectvergaderingen te organiseren. Er is op dit moment een uitvoeringsbesluit in<br />
opmaak. Er wordt gemikt op een inwerkingtreding vanaf 1 april. Dat betekent dat er<br />
vooroverleg kan plaatsvinden met alle adviesverlenende instanties, wat dan leidt tot een<br />
schriftelijk stedenbouwkundig attest, waar niet zomaar op kan worden teruggekomen.<br />
Wat betreft de inhoud, willen we er ook de nadruk op vestigen dat de verschillende<br />
instrumenten op de juiste manier moeten worden ingezet. Het is al herhaaldelijk aan bod<br />
gekomen dat een plan-MER vaak heel gedetailleerd wordt uitgewerkt en meer op projectniveau<br />
gesitueerd is. Wanneer een plan-MER effectief in functie van de tracébeoordeling<br />
wordt ingezet, maakt het dat veel eenvoudiger om de vertaling naar het ruimtelijk uitvoeringsplan<br />
uit te voeren. Hetzelfde geldt voor het ruimtelijk uitvoeringsplan, om daar op<br />
een voldoende abstract niveau te blijven, zodat later, in de stedenbouwkundige vergunning<br />
en in het project-MER, de nodige onderzoeken en verfijning verder kunnen gebeuren.<br />
Daarbij aansluitend, willen we wijzen op de benchmarkstudie die RWO heeft laten uitvoeren,<br />
met de bedoeling om inzicht te krijgen in de manier waarop het er in andere regio’s in<br />
de praktijk aan toe gaat. De studie gaat verder dan louter kijken naar het juridische luik,<br />
omdat dat niet altijd even duidelijk maakt hoelang een procedure duurt of wat er echt in<br />
een beoordeling staat. Daarom hebben we echt naar de praktijk gekeken.<br />
Er zijn zeven regio’s geraadpleegd: het Brusselse en Waalse Gewest, Denemarken, Finland,<br />
Schotland, Beieren en Oostenrijk. De vragen die daar gesteld zijn, peilden naar<br />
de juridische achtergrond, de praktijk van zowel ruimtelijke ordening als MER, en de<br />
integratie tussen beide planningsprocessen. Verder zijn er ook een aantal praktijkvragen<br />
gesteld over specifieke elementen zoals hiërarchie van plannen, onderzoek tot MER, nota<br />
publieke consultatie, de methodiek, monitoring en evaluatie.<br />
Ik geef u een aantal in dit kader relevante antwoorden die we op de vragen hebben gekregen.<br />
Opmerkelijk is dat de wetgeving in de meeste regio’s, hoewel oorspronkelijk misschien<br />
opgenomen in de milieuwetgeving, op dit moment, voor zover het gaat om plan-MER’s<br />
voor ruimtelijke plannen, volledig geïntegreerd is in de ruimtelijkeordeningswetgeving.<br />
Verder liggen het initiatief en de deskundigheid voor het opmaken van de milieueffectenrapporten<br />
bij de planningsautoriteit en worden er zelden consultants ingehuurd. Meer<br />
zelfs: heel vaak wordt aangegeven dat consultants inhuren een zwak punt is, omdat je dan<br />
gaat werken met mensen die misschien te weinig voeling hebben met de politieke gevoeligheden<br />
en er dus ook te moeilijk op kunnen inspelen. In andere gevallen treedt de milieuadministratie<br />
zelf op als consultant.<br />
Ook de scoping gebeurt door de planningsautoriteit, in bepaalde gevallen met adviesinstanties<br />
of met inspraak van de bevolking. De discussie die wij hier vaak opmerken<br />
V L A A M S P A R L E M E N T