Th&ma Hoger Onderwijs 2021-1
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
zoeken’ aan de orde. Als opmaat
daartoe dient een bijzonder
geslaagd hoofdstuk over het
formuleren van een onderzoeksvraag
vanuit een praktijksituatie.
De auteurs stellen dit niet
voor als iets dat in een vacuüm
plaatsvindt, maar koppelen het
juist expliciet aan authentieke,
voor studenten herkenbare
opdrachten en dialogen met
opdrachtgevers.
Het hoofdstuk over het zoeken
naar en selecteren van relevante
bronnen is begrijpelijkerwijze
vrij summier. Het kan uiteraard
niet de heuristiek van elk specifiek
vakdomein behandelen,
maar geeft wel inzicht in algemene
principes. Opvallend is
de nadrukkelijke afwijzing van
één specifieke bron, namelijk
Wikipedia: ‘Het wordt sterk
afgeraden om hier gebruik van
te maken omdat Wikipedia door
vrijwel iedereen (en dus niet
alleen door experts) aangevuld
kan worden.’ Toch zou ik de
experts niet de kost willen geven
die Wikipedia met vrucht weten
in te zetten bij de eerste verkenning
van een domein dat niet
direct het hunne is.
Veel uitvoeriger is het hoofdstuk
over het gebruik van bronnen.
Het maakt duidelijk dat bronnenonderzoek
niet op zichzelf
staat, maar – in het geval van
(afgestudeerde) studenten in het
hoger beroepsonderwijs – dient
om tot een beroepsproduct te
komen. De eerder geïntroduceerde
typologie van beroepsproducten,
die de auteurs op een
genuanceerde manier inzetten,
biedt hier een authentiek kader
voor de instructies over bronnengebruik.
Het slot van deel 2 slaat de brug
naar het zelf doen van onderzoek
(deel 3). Ook dat laatste
element van onderzoekend
vermogen weten de auteurs op
overtuigende wijze te koppelen
aan de beroepspraktijk. Ze
schrijven dat velen onderzoek
zien als het uitzetten van een
vragenlijst of als iets dat moeilijk,
abstract en ver van hun
bed is, maar dat er in feite tal
van beroepssituaties zijn waar
methoden van onderzoek inherent
onderdeel zijn van de beroepsmethoden.
Tegelijk maken
ze duidelijk dat die inherente
samenhang tussen beroepspraktijk
en onderzoek niet betekent
dat beroepsmethode en onderzoeksmethode
volledig met
elkaar overlappen.
Onderzoekend vermogen in de
praktijk richt zich op ‘aankomende
hbo-professionals uit elk
vakgebied’. Omdat je onderzoekend
vermogen altijd in een bepaald
vakdomein opbouwt – terecht
geven de auteurs kritiek op
een contextvrij gebruik van het
begrip ‘21ste-eeuwse vaardigheden’
– is de uitdaging dus om
voorbeelden en toepassingen te
kiezen uit een ruime waaier van
disciplines. Daar zijn de auteurs
uitstekend in geslaagd, met
casussen uit bijvoorbeeld horeca
en gezondheidszorg, accountancy
en onderwijs, management
en werktuigbouwkunde. Onder
meer door een terugkerend accent
op duurzame ontwikkeling
doen de gekozen voorbeelden
aangenaam hedendaags aan.
Sommige zitten de actualiteit
misschien zelfs iets te dicht op
de hielen (Trump, corona) om
het boek wat langer houdbaar te
maken.
De auteurs slagen uitstekend
in de opgave om vrij moeilijke
stof beknopt, helder en genuanceerd
voor te stellen. Slechts
een enkele keer moeten ze hun
toevlucht nemen tot een wending
als ‘Het voert voor dit boek
te ver om daar al te diep op in te
gaan, maar de basis willen we
hier kort uitleggen’. Ze spreken
de lezers geregeld rechtstreeks
toe met een waarschuwing, een
vraag of een uitnodiging om de
stof toe te passen op hun eigen
vakgebied. Waar nodig lichten
ze technische termen toe in een
voetnoot.
De auteurs baseren zich systematisch
op wetenschappelijke
evidentie verwijzen zorgvuldig
naar hun bronnen. Zo kwijten
ze zich voorbeeldig van hun
functie als rolmodel. Vlaamse
lezers zal ongetwijfeld opvallen
dat het boek in eerste instantie
voor een Nederlands publiek is
bedoeld. De vinexwijk en het
RIVM brengen de beschreven
voorbeelden voor de Nederlandse
lezer dicht bij huis, maar
zullen in andere delen van het
taalgebied misschien wat exotisch
klinken.
Niet alleen de toon maar ook de
hele opzet van het boek is didactisch
bijzonder sterk. Bij elk van
de drie delen hoort een korte
samenvatting die als leeswijzer
dienstdoet. De auteurs hebben
voorbeelden, oefeningen en in
het derde deel ook een aantal
paragrafen met technische
instructies van de hoofdtekst
onderscheiden door steunkleuren
en kaders. Ze sluiten elk
hoofdstuk af met een beknopte
literatuuropgave die als verantwoording
fungeert en tegelijk
een eerste oriëntatie biedt op actuele
publicaties over de behandelde
onderwerpen. Een handig
trefwoordenregister vergroot de
bruikbaarheid van het boek nog.
Jammer is dat sommige illustraties
wat vlekkerig zijn afgedrukt,
maar dat is niet meer dan een
detail in een verder zorgvuldig
vormgegeven boek.
In hun voorwoord schrijven
de auteurs: ‘Het begrip “onderzoekend
vermogen” wordt
(…) door opleidingen niet altijd
hetzelfde gezien en wil nog wel
eens tot verwarring leiden, als
het gaat om de precieze rol van
onderzoek. Met Onderzoekend
vermogen in de praktijk proberen
we hierin meer houvast te bieden.’
Of het mogelijk (of zelfs
wenselijk) is om elke variatie in
de invulling van een dergelijk
concept uit te sluiten, blijft een
open vraag. Zeker is wel dat Van
der Velde, Munneke, Jansen en
Dikkers erin zijn geslaagd om
vanuit het gekozen perspectief
dat een overtuigende en samenhangende
visie te geven op hun
onderwerp. Hun grote verdienste
lijkt me dat ze een aantal bestaande
inzichten en modellen
over praktijkgericht onderzoek
succesvol hebben weten te transponeren
naar een bruikbaar
handboek voor de (aankomende)
hbo-professional. Voor studenten
zal de prijs wellicht een
drempel zijn, maar docenten
en bibliotheken mogen zich dit
boek niet laten ontgaan.
Koen Rymenants
is stafmedewerker onderzoek aan
de Hogeschool Gent en lid van de
recensieredactie van Th&ma
72