38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel
38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel
38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN<br />
OVERIJSSELSCR REGT EN GESCHIEDENIS<br />
VERSLAGEN EN<br />
MEDEDEELINGEN<br />
.. - ACHT EN DERTIGSTE STUK<br />
'l'WEEDE REEKS :-: VEERTIENDE STUK<br />
N.V. DEVENTER BOEK- EN STEENDRUKKERIJ<br />
VROEGER FIRMA J. DE LANGE - <strong>1921</strong>.
INHOUD.<br />
Bladz.<br />
a. Lijst der werken door de Vereeniging' uitgegeven I<br />
b. Bestuur en aantal Leden IV<br />
c. Verslag der 122ste Ledenvergadering V<br />
d. Verslag der 123ste Ledenvergadering VIII<br />
e. Verslag van het Mu eum en Boekerij XIII<br />
1. Geschiedenis van Staphorst dool' F. A. HOEFER 1<br />
2. Staphorst, Rouveen en Vriezenveen door L. JONKER 15<br />
3. a. lets over Rumynghe door G. VAN ENGELE1\' V.<br />
D. VEEN 19<br />
b. Raadhuisbrand te Kampen in 1543 door G. VAN<br />
ENGELEN V. D. VEEN 58<br />
4. a. De Omwenteling te Deventer in 1795 door Dr. J.<br />
C. VAN SLEE 68<br />
b. Gedenkpenning der Munsterscha Wederdoopers<br />
door Dr. J. C. VAN SLEE 75<br />
5. Schepenen, Raden en Gezworen Gemeente te<br />
Deventer van 1787-95 door Mr. H. KRONENBERG 79<br />
6. Het Overijselsche Geslacht Putman door Mr. R.<br />
KRONENBERG 88<br />
7. Werkkring der Jezuieten buiten Zwolle door<br />
G. A. MErJER 117<br />
8. Kleine bijdragen uit Twenthe:<br />
a. Een Tooversche in 1618 door C. J. SNUIF 145<br />
b. Een Noetgericht in 1632 door C. J. SNUIF 147<br />
9. Varia uit oud-Doventer dool' Dr. M. E. Honck 149
Werken. uitgegeven door de Vereeniging tot Beoefening<br />
van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis. en door<br />
bemiddeling van den Secretaris te bekomen voor<br />
zoover voorradig.<br />
Verslagen van de Handelingen van 100 gewone en 3 buitengewone<br />
vergaderingen van de Vereeniging. (Niet in den<br />
handel).<br />
Register van <strong>Overijssel</strong>scbe Oorkonden, I, No. 1-369. II.<br />
No. 370-890. III. No. 891-1118. IV. No. 1119-1291.<br />
Verslagen en 'Mededeelingen, le-2ge <strong>stuk</strong>, Ie st., f 1.25 _<br />
2e st., f 1.25 .- 3e st., f 0.75 - 4e st., f 1.00 - 5e st.,<br />
f 1.25 - 6e st., f 1.50 - 7e st., f 0.75 - 8e st. - ge st.,<br />
f 1.80 10e st., f 0.70 11e st., f 1.50 12e st.,<br />
f 1.00 13e st., f 0.75 He st., f 0.60 15e st.,<br />
f 0.60 16e st., f 2.00 17e st., f 1.75 18e st.,<br />
f 1.00 1ge st., f 2.20 20e st., f 8.00 21e st.,<br />
f 2.00 22e st., f 1.80 23e st., f 1.75 24e st.,<br />
f 1.60 25e st., f 3.60 26e st" f 3.90 27e st.,<br />
f 3.00 28e st., f 3.00.<br />
Verhandelingen over het Graafschap Goor en beschrijving van<br />
de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen. Twee onnitgeg.<br />
hoofd<strong>stuk</strong>ken van den Tegenw. Staat van <strong>Overijssel</strong>, dool'<br />
M1". G. Dumbar, f 0.50.<br />
Kronijk van Gerai-dus Coccius, f 0.70.<br />
Charters en bescheiden over de betrekking del' drie Overijse.<br />
steden, bijzonder van Kampen, op het noorden van Europa,<br />
1251-1398, f 1.15.<br />
Mr, J. P. Ver Laren, Lebuïnus en zijne stichting te Deventer<br />
gedurende den eersten tijd van haal' bestaan f 4.50.<br />
Uittreksels nit het dagboek van Arent toe Boecop volgens een<br />
HS. van de 17e eeuw f 2.40.<br />
Kamper Kronijken, 1. de Annalibus quaedam nota. f 0.70.<br />
Kamper Kronijken, II. Kroniek van Johan van Breda. f 1.50.
TT<br />
F. A. Roefel", De Klokken in den Toren del' Bovenkerk en<br />
in den Nieuwe~ Toren te Kampen, in folio formaat met<br />
phot. lithogr. afbeeldingen f 2.80.<br />
Mr. J. W. Mulder, Zwolsche Kroniek van 1524 tot 1526. f 1.00.<br />
M?". R. E. Haiiink, Landrecht der Twenthe declareert dool'<br />
Ml'. Melchior Winhoff. f 1.90.<br />
Mr. J. W. Racer, Aanmerk. omtrent de grondbeg. der zes<br />
eerste titels van het Landregt van <strong>Overijssel</strong> f 1.75.<br />
Mr. J. 1. van Doorninck, Geslachtk. aanteekeningen ten aanzien<br />
van de Gecommitteerden ten Landclage van' <strong>Overijssel</strong>.<br />
1650 - 1795, 5 st. f 10.-.<br />
Officiatorinm Erederlei de Baden 1496-1516. f 4.00.<br />
Mr. J. 1. van Doominck, Tijdrekenk. lijst van <strong>stuk</strong>ken welke<br />
thans nog het oudarchief del' gemeente Oldenzaal uitmaken.<br />
f 0.75.<br />
Mr.R. E. Haiiink, Register op het end-archief van Ootmarsum<br />
le <strong>stuk</strong>. f 1.10.<br />
MT. P. J. Tedillg van Berkhout JI"., Register op het oudarchief<br />
van Hasselt. f 4.50.<br />
MI". J. van Doornuick, Catalogus del' Charters uit het archief<br />
van het Burgerweeshuis te Zwolle. f 0.25 .<br />
. Albergenela. Stukken betrekkelijk het klooster Albergen.<br />
f 3.00.<br />
Acta Visitation is dioececis Daventriensis ab Aegidio de Monte<br />
factae 1571, door MI'. R. E. Hattink, f 3.00.<br />
Hoofdpunten omtrent Marken. .<br />
Verslag omtrent een uitgave del' stad-, dijk. en markeregten.<br />
MI". J. van Doorninck, Schets eener verdeeling van <strong>Overijssel</strong><br />
in Schout of Rigterambten en marken, omstreeks 1750.<br />
<strong>Overijssel</strong>sche stad-, dijk- en markeregten.<br />
I. 1. Boek van Rechten der Stad Kampen. Dat Gulden<br />
boek. f 3.60. - II. Digestum vetus. f lAO. - III. Stadregt<br />
van Goor. f 0.35. :- rv. Stadregt van Hasselt. f 1.65. -<br />
V en VI. Stadregt van Vollenhove, door Ml-. S. J. Fockema<br />
Andreœ, 2 dln, f 7.40. - VII. Stadregt van Ootmarsum, door<br />
Mr. A. Telting, f 0.75. - VIII. Stadregt van Ommen, door<br />
]llr. A. Telting. f 0.90. - IX. Stadregt van Rijssen, door<br />
Mr. A. Telling, f 0.25. -- x. Stadregten van Steenwijk, door
IH<br />
M», A. Teliinç, f 2.25. - Xl. Ontwerp-Stadregt van Oampen,<br />
door Mr. J. O. Bijsierbos. f 6.50. - XII. Stadboeken van<br />
Zwolle, door MI". A. Telting, f 8.00. - XIII. Stadregt van<br />
Almelo, door Mr'. R. E. Hattink, f l.00. - XIV. Stadregt van<br />
Grafhorst, door Mr. A. Telting, f 0.40. - XV. Stadregt van<br />
Wilsum, door Mr. A. Telting, f 0.40.<br />
II. Dijkregton van: I. Vollenhove, f 1.50. - II. Hasselt,<br />
f 0.25. - Hl. Znidbroek, 0.25. - ivo Hasselt (oud), f 0.15.<br />
- v, Zalk, f 0.80. - VI. Oellemuiden, f 0.20. - VII. IJsselham,<br />
f 0.50. - VIII. Vollenhove, Wanneperveen en IJsselham,<br />
f 0.20.<br />
Hf. Markeregten van: I. Lensen, f 0.35. - II. Emmen,<br />
f 0.30. -- III. Dalmsholte, f 0.50. - IV. Arehum. f 0.20. _<br />
V. Verssen, f 0.40. - VI. Stegeren, f 0.40. .,', VII. Herfte,<br />
f 0.30. - VIII. Zalne, f 0.20. - IX. Lenthe, f 0.50. - X,<br />
Gietmen, f 0.35. - XI. Hercule, f 0.25. - XII. de Lutte.<br />
f l.20. XIII. Hengvorden. f 0.35. - XIV. Rande, f 0.25. _<br />
xv. Markelo, f 0.35. - XVI. Albergen, f 0.60. - XVII.<br />
Laarwolde, f 0.45. - XVIII. Epse en Dommer, f 0.30. _<br />
XIX. Dat Marckenboeck van Bathman. door Mr. J. W.<br />
Mulder, f 2.00.<br />
Markekaart van <strong>Overijssel</strong>, (uitverkocht).<br />
Platteg-rond van Campen, door P. Vtemoael, aP. 1598 (uitverkocht).<br />
Quohier der bezittingen van's Konings vijanden in Salland,<br />
opgemaakt in 1583. f 2.00.<br />
Dr. J. de Hullu, Bescheiden betreffende de Hervorming in<br />
<strong>Overijssel</strong>, le deel. f 3.00.<br />
Mr. J. Nanninga Uitferdi;jk, Een Kamper Handelshuis te<br />
Lissabon, 1572-1694, handelscorrespondentie, rekeningen en<br />
bescheiden. f 3.75.<br />
Dr. K. O. Meinsma, Het Oopieboek van Wolter van Heyden,<br />
richter te Oldenzaal 1547-1570. f 0.80.<br />
M,". G. J. ter Kuile, Geschiedenis van den Hof Espelo, zijn<br />
eigenaren en bewoners. f.1.25.<br />
W. Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong>, 2e deel, bewerkt door<br />
F. A. Hoefer. f 3.00.<br />
27e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1911. f 3.00.
IV<br />
28e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1912. f 3.00.<br />
2ge stnk Verslagen en Mededeelingeu 1913. f 3.00.<br />
Register van Charters en Bescheiden del' Vereeniging tot<br />
beoefening'van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis, doorM,'.<br />
A. baron van Dedem, 1913. f 3.00.<br />
30e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1914. f 3.00.<br />
31e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1915. f 3.00.<br />
W. Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong>, ledeel, bewerkt door<br />
Mr. J. Nanninga Uitterdyk. f 4.00.<br />
32e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingeu 1916. f 3.00.<br />
Dr. J. H. Holu;erda, De Hunenborg in 'I'wenthe (33e <strong>stuk</strong><br />
V. en M 1917). f 300.<br />
34e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1917. f 3.00.<br />
De Oude Gewoonten v. vererving bij de Twentsche boeren,<br />
1917, door Dr. Je. van Anrooy. f 2.00.<br />
35e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1918. f 3.00.<br />
36e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1919. f 3.00.<br />
37e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1920. f 4.00.<br />
<strong>38e</strong> <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen <strong>1921</strong>. f 5.00.<br />
BESTUUR:<br />
Dr. J. C. van Slee, Diepenveen, Vooreitter.<br />
Ml'. G. J. ter Ruile, Almelo, Secretaris.<br />
Ml'. H. Kronenberg', Deventer, Penningmeester.<br />
F. A.. Hoefer, Hattem, Directeur van het .lI{usemn.<br />
C. J. Snuif, Enschede.<br />
G. A. Meijer, Zwolle.<br />
Dr. F. Bnitenrust Hettema, Zwolle.<br />
J. Geesink, Zwolle, Bibliothecaris.<br />
vV. baron Bentinck van Schoonheten. Olst.<br />
Op 1 Maart <strong>1921</strong> telde de Vereeniging 424 leden.
VERSLAG DER HANDELINGEN VAN DE<br />
122sTE VERGAHERINÇl nsn VEREENIGING TOT<br />
BEOEE'ENING V AN OVERIJSSELSCH REGT EN GE-<br />
SCHIEDENIS TE STAPHORST, OP 1 JUNI 1920.<br />
De Voorzitter, Dr. J. C. VAN SŒE, heet het dertigtal<br />
aanwezigen hartelijk welkom, zij het niet in een streek waar<br />
kunstschatten hart en geest veredelen, maal' in een merkwaardige<br />
plaats, die op het gebied van land en volkenkunde in ons land<br />
naar den aard van zeden en gewoonten een eigenaardige plaats<br />
inneemt. Hiermede open ik, zeide spr., de ] 22ste vergadering,<br />
maar wil niet voorbijgaan het feit, dat ons lid de heer F. A.<br />
Hoefer onlangslhet voorrecht had, zijn 70sten jaardag te vieren.<br />
Bij de vereeniging was een brief van Ged. St. van <strong>Overijssel</strong><br />
ingekomen, dat door den heer Blois van 'I'reslong Prins een<br />
subsidie wordt gevraagd voor de publicatie van de gedenkwaardigheden<br />
van de kerken in Overijsel. Besloten werd de<br />
uitgifte te steunen uit de provinciale subsidie, nadat te voren<br />
inzage van het manuscript is gegeven.<br />
Als nieuwe leden werdeu aangenomen: de heeren A. G. Beltman,<br />
Deventer; Mevr. A. Loos - Houwing, Blokzijl ; G. A. C.<br />
tel' Kuile, Enschede; A. H. J. van Wijngaarden, Staphorst;<br />
L. H. Daendels en mevr. C. Daendels-van Ryck, Hattem;<br />
Ds. D. van Noppen, Zwolle; mr. C. H. van Dam, Goor; dr.<br />
C. H. Ebbinge Wubben, den Haag'; G. A. J. van Engelen<br />
van der Veen, Kampen; R. C. C. van Hasselt, Kampen;<br />
J. C. van Andel, Staphorst en J. H. Franken te Zwolle.<br />
Overleden zijn de leden dr. C. C. Schot, Hardenberg; L. R.<br />
Wieringa, Almelo; J. Dikkers. Zwartsluis.<br />
Bedankt hebben voor het lidmaatschap: R. Frijling, W. H.<br />
baron van Ittersum, P. Dorhout Mees, E. C. barenesse van<br />
Ittersum, Mr. J. Kosters, Dl'. K. O. Meinsma, Dr. C. r,<br />
Vitringa eu Freule D. H. van Haersolte. De leden der commissie<br />
tot nazien der rekening-van den penningmeester consta-
VI<br />
teel'en bij monde van den heer Kruys, dat zij deze hebben<br />
nagezien en in allen deele uitnemend in orde bevonden hebben.<br />
Onder dankbetuiging wordt de penningmeester gedechargeerd.<br />
De stand der financiën is gunstig. De ontvangsten bedroegen<br />
f 3117.62, de uitgaven f 2650.22 5 . De vereeniging' was in<br />
staat den bundel onbesnoeid uit te geven. De heeren Hoefer<br />
en Snuif werden als bestuursleden herbenoemd. De volgende<br />
zomervergadering zal vermoedelijk worden gehouden te Kampen<br />
met een tocht naar Schokland en Urk.<br />
De heer F. A. HOEFER vangt zijn voordracht aau met de<br />
mededeeling, dat de vereeniging zich hier bevindt op een<br />
buitengewoon merkwaardige plaats. Hij gaat in den breede de<br />
geschiedenis van Staphorst en omgeving na, ook aan de band<br />
van eenige kaarten en afbeeldingen. Zijn dankbaar aangehoorde<br />
voordracht zal in den Bundel worden opgenomen.<br />
Hierna geeft Mr. H. IÜWNENBERG enkele historische bijzon-<br />
derheden. Staphorst werd reeds in 1263 vermeld. De bewoners<br />
schijnen uit Friesland afkomstig te zijn, nimmer heeft deze<br />
streek van oorlogsgeweld te lijden gehad, de veenbodem was<br />
een natuurlijke vesting. Spreker wijst nog' op eenige merk-<br />
waardige zegswijzen, op de bijzondere indeel irig der erven en<br />
op den Staphorster gemeenschapszin.<br />
Ook de heer Dr. L, JONK~;Rmemoreert nog' eenige bijzonder.<br />
heden van Staphorst en wijst op overeenkomsten met Vriezen.<br />
veen.<br />
Onder leiding van het nieuwe lid, den heel' Van Andel,<br />
burgemeester van Staphorst, werd vervolgens een bezoek ge-<br />
bracht aan de school, waar de kleinen zitten met fijne sier-<br />
lijke gekrulde mutsjes. Die boven zeven jaar dragen allen<br />
den blinkenden zilveren hoofdband tot over de oeren. De<br />
vuurroode halsdoek, die in een punt in 't keurslijfj e eindigt;<br />
was bij velen vervangen door een donkerblauwen doek, teeken<br />
dat de familie nog in rouw was over een familielid. Hierna<br />
werd nog een boerenhuis bezocht, het bewuste opkamertje<br />
alles zonder licht en lucht. Zeer interessant was een Stap.<br />
horster familie, voor 't bezoek gekleed, het moedertje, de<br />
bruigom en bruid, de eerste met zijn eigenaardig hoofddeksel,<br />
een hooge hoed met gekleurd vest, lange jas en buikriem met
VII<br />
zilveren gespen. Daar zag het gezelschap ook het kostuum<br />
van een loteling zooals hij met een groote hocgen hoed, met<br />
afhangende linten tot op de schouders, in alle kleuren, getooid<br />
wordt, wanneer hij zijn nummer getrokken heeft in het gemeentehuis<br />
te Hasselt en op de grens van het gebied van de<br />
gemeente Staphorst dool' de dorpsgenooten wordt opgewacht.<br />
lu deze woning gaf men het gezelschap een idee van de<br />
Staphorster kleederdrachten. Men zag daar het bruidje met<br />
haal' typischen hoed met blauw lint, den bruigom met zijn<br />
ouderwetsehen hoogen hoed, het meisje in kerkgangscostuum<br />
Illet kerkstoof en bijbel met zilveren beslag aan een ketting,<br />
dell loteling met zijn met linten versierde pet. Daarnaast zag<br />
meu echter de overige leden van het gezin in hun gewone<br />
doen, de overgrootmoeder aan 't spinnewiel, een kleindochter<br />
naast het houten wiegje van haar kleintje van 14 weken, dat<br />
met een muts op, een kleurig' omslagdoekje om en verder met<br />
"vollen rokje, dikke wollen kousen als een miniatuur Staphorster<br />
vrouwtje in haar kribje lag, den jeugdigen Staphorster<br />
van 11/2 jaar in meisjeskleeren, die zijn mannelijk geslacht<br />
alleen verraadde door een knoop op den mouwen die door<br />
huis liep te dribbelen, ijverig zuigend aan een zuigflesch met<br />
lange gummislang, ten slotte den vader, een vriendelijken<br />
jongen boer, die er echter Diet van wilde hooren, dat 't groepje<br />
van vier geslachten gefotografeerd werd, nit vrees, dat men<br />
er een prentbriefkaart van maken zou. Langen tijd hebben<br />
de bezoekers in dit vriendelijk tehuis vertoefd en er is heel<br />
wat gevraagd en bekeken, zooveel, dat de tijd van vertrek<br />
was aangebroken voor men het wist. Een gezamenlijk maal<br />
in Zwolle besloot deze vergadering, die, door de goede Ielding<br />
en door de vriendelijke tegemoetkoming der bevolking van<br />
Staphorst, op zeldzame wijze geslaagd genoemd mag worden.
VERSLA G DER 123 s ' rE LED EN-<br />
GADEBING GEHOUDENor 2 NOVE1IlBElt<br />
1920 DES VOOln!. OM ELF' UUR IN DE GRQ01'E<br />
SOOIETEITTE ZWOLT,E.<br />
De Voorzitter, Dr. J. C. VAN SLEE, roept de 32 leden het<br />
welkom toe. Bij acelamatie worden tot nieuwe leden aangenomen<br />
Ds. A. Goedhart te Borne, Mr. Dr. J. W. Schneider te<br />
Hengelo, H. P. Schoonenbeek te den Haag, lUr.. G. Barnasconi<br />
te Hengelo, .T. S. B. van Wanrooy te Markelo, J. P.<br />
Wolffensperger te Zwolle, Dl'. G. Fijn van Draat te Zwolle,<br />
R. A. Hulscher te Diepenveen en E. Engberts te Leiden.<br />
Overleden is sinds de laatste bijeenkomst A. C. Beelaerts<br />
van Emmichoven, terwijl bedankt hebben de H.H.: H. A.<br />
Plegt te Rossum, baron Van Hoevel tot Nyenhuis te den Haag,<br />
Dr. Ussel de Schepper te Utrecht en J. C. baron van Haersolte<br />
te Arnhem.<br />
Allereerst werd behandeld de uitgave van de gewone publio<br />
catie van de verslagen en mededeelingen in verband met den<br />
staat der kas en de steeds honger wordende uitgaven. Besloten<br />
werd te trachten om in <strong>1921</strong>, zij het op beperkte zuinige wijze,<br />
toch zoo mogelijk den gewonen "bnndel" nit te geven.<br />
Vervolgens kwam ter sprake de plaats voor de zomervergadering<br />
van <strong>1921</strong>. Besloten werd het beslnit van de vorige<br />
vergadering te handhaven en te vergaderen in <strong>1921</strong> te Kampen,<br />
zoo mogelijk met een bezoek aan Wilsurn.<br />
Nog' werd besloten om aan de restanratiecommissie van de<br />
Hervormde Kerk te Borne bij te dragen een subsidie van f 200<br />
over het jaar 1920.<br />
De heer HOEFER bedankt bij de rondvraag den aanwezigen<br />
burgemeester van Staphorst voor zijn medewerking', waardoor<br />
de vereeniging' in 't bezit is gekomen van eenige merkwaardige<br />
oude kleeding<strong>stuk</strong>ken nit Staphorst.
IX<br />
De vergadering stond verder wel in het teekeu der kerkelijke<br />
geschiedversehing.<br />
Na de pauze verleende de voorzitter, dl'. J. O. van Slee,<br />
het woord voor een voordracht aan den heel' pater G. MEIJER<br />
over Zwolsche aflaatbrieven, hem door bijzondere welwillendheid<br />
van het bestuur der EmmanuelsImizen tijdelijk afgestaan. 'rot<br />
toelichting zijner stof ging spreker in den breede uiteenzetten<br />
de kerkrechterlijke beteekenis in 't algemeen del' aflaatbrieven,<br />
ell daarna de geschiedenis en beteekenis dezer belangrijke<br />
Zwolsche exemplaren.<br />
Met den weusoli dat zijn voordracht aanleiding' zonde geven<br />
om nog eens in de provincie in het bijzonder na te gaan waal'<br />
een aflaatbrief nog mocht bewaard gebleven zijn, eindigde<br />
spreker zijn aandachtig aangehoord betoog,<br />
Waar nit de hierop gevolgde gedachtenwisseling wel bleek<br />
hoe uiterst zelden origineale aflaatbrieven voorkomen, werd<br />
zeer aangedrongen op de mogelijkheid om deze <strong>stuk</strong>ken door<br />
reproduotie in de werken del' vereeniging' tot grooter bekendheid<br />
te brengen.<br />
De VOOHZITTER vergastte hierna de vergadering op een lezing<br />
over de ,,\Vording van de Waalsche Gemeente te Deventer".<br />
Hij verhaalde hoe reeds meer dan een eeuw voor de herroeping<br />
van het Edict van Nantes in 1685 een aanzienlijk aantal<br />
Fransche predikanten de wijk genomen haddeu naar onze<br />
republiek en hoe ten behoeve van de talrijke Fransche en<br />
Waalsche vluchtelingen in meerdere Hollandsche steden Waalsche<br />
gemeenten tot stand kwamen, opgenomen in één algemeen<br />
synodaal verband der Waalsche kerken.<br />
In het najaar van 1635 kwam te Deventer een afdeeling<br />
Fransene huurtroepen in garnizoen : een vrij aanzienlijk aantal<br />
dezer militairen behoorde tot de Eglise Proteatante en gevoelde<br />
behoefte aan een evangelieprediking in de Fransche taal, De<br />
Deventer magistraat belastte desverzocht den bekenden predikant<br />
Jacobus Revins en professor Nicelaas Vedelins om den<br />
dienst in de Frar~sche taal op zich te nemen. Dezelfde magistraat<br />
droeg de verdere regeling' van den dienst op aan den<br />
Gereformeerden Kerkeraad en bepaalde, dat "de Françoisen<br />
eens tel' weecke op den Sondag dool' eene predicatie van col-<br />
,
x<br />
lega Revio en dl', Vedelio (souden) bedient worden"; "de predieatle<br />
sal in de Bronrenkerken om half neg hen gehouden<br />
worden so lange aie Françoisen hier in 't garnizoen zullen<br />
blijven",<br />
Spreker toonde in het vervolg' dezer gescldedeuis aan hoe<br />
vooral Vedelins het spoedig te kwaad kreeg' met de Deventer<br />
kerkelijke overheid, daar de professor alles in het werk stelde<br />
om een Fransche gemeente aldaar te stichten en de Deventer<br />
kerkeraad dit op alle mogelijke wijzen tegenwerkte, Zelfs na<br />
het vertrek van het Fransche garnizoen bleef Vedelins zijn<br />
stokpaardje berijden, gesteund door meerdere leden der Nederdnitsche<br />
gemeente, die zijn pogingen begunstigden, Om der<br />
wille van den vrede mocht men het in Deventer toejuichen<br />
toen in 1639 Vedelins als professor naar Franeker vertrok.<br />
In 1665 kreeg Deventer weer een aanzienlijk Franseli garnizoen,<br />
n.l. JJvier Fransche compagniers van dezen Staat, de<br />
auxiliaire 10 Musquetaire du Roy te paerde als noch 10 compagniën<br />
te' voet en daaronder een goed aendeel toegedaen onse<br />
religie, souderliuge onder de officieren, die verlangen alhier<br />
te mogen hebben exercitie van publijcque godsdienst in haer<br />
taele" ,<br />
Het verblijf van dit garnizoen duurde evenwel slechts tot<br />
het voorjaar van het volgende jaar, zonder dat een Waalsche<br />
gemeente te Deventer alsnog was geboren,' Maar toen verzochten<br />
65 burger aan Schepenen en Raad van D. 0111 een<br />
ordinaris Franseli predikant te beroepen tot wiens traktement<br />
ieder hunner aanbood jaerlijks vijf earoli guldens te betalen.<br />
De Nederd. kerkeraad was hiermede weer matig ingenomen,<br />
maar Schepenen en Raad vonden toch goed dat de Erausche<br />
proponent, ds. du Bois, wegens zijn preken voor de Fransehen<br />
door de stad "tot deze tyt toe sal worden gerecompenseert ende<br />
dat zijn Eerw. voortaeu in sijn Fransche predicatiën sal continueeren".<br />
De verwachtingen der Franschgezinde Deventersehen<br />
werden evenwel deerlijk teleurgesteld door den proponent zelf,<br />
"par son yvrongerie, ses querelles, ses médisances, sa liberté<br />
de jouer, sa license à [urei; et autres fautes", tengevolge waarvan<br />
hij Deventer smadelijk moest verlaten.<br />
Omstreeks 1680 treffen wij te Deventer eenige Fransche
XI<br />
gezinnen aan, ten behoeve van wie de Fransche schoolmeester<br />
Simon 'l'issot de Patot in 1685 verlof vraagt voor een<br />
geregelde predikatie in de Fransche taal. En nog in het laatst<br />
van dat jaar wordt goedgekeurd, dat de Franschgezinden een<br />
vasten predikant voor zich aanstellen, In Juli van het volgende<br />
jaar werd ds. Isaac Lavernhe, gewesen predicant omtrend<br />
Oasres in Frankrijk beroepen als Frausch voorganger, onder<br />
goedkeuring van den magistraat. Ja, de Dev. magistraat was<br />
hem zoo welg-ezind, clat hij diens traktement met 350 caroli<br />
gulden suppleerde. In het. laatst van 1688 diende de pasteur<br />
een verzoekschrift in bij Schepenen en Raad tot goedkeuring<br />
van de vestiging eener "gestabiliseerde Fransche Kerck",<br />
waarop de magistraat wel wilde ingaan, maar waartegen de<br />
naijverige Nederduitsche kerkeraad weer opponeerde. 't Slot·<br />
was dat wèl de pasteur en zijn adjunct-prediker in hun ambt<br />
bevestigd werden, maal' een Fransche kerkeraad werd niet<br />
aangesteld.<br />
Tot het laatst van 1702 bekleedde Lavernhe, algemeen te<br />
Deventer geacht, zijn hoogleeraaraarsambt tegelijk met zijn<br />
bediening als Fransch predikant. Toen hij 18 Nov. van dat<br />
jaar overleden was, werd zijn overschot veel eer bewezen en<br />
Schepenen en Raad verleenden zijn weduwe een jaargeld.<br />
Nog was er evenwel geen geregelde Fransche gemeente te<br />
Deventer gesticht en de kerkeraad der Nederd, gemeente liet<br />
geen enkele gelegenheid passéeren om zooveel mog-elijk daar<br />
tegen te waken, terwijl hij steeds de rol van toeziende voogd<br />
bleef spelen. Eerst in 1703 kwam de gewenechte verandering:<br />
23 Augustus en volgende delibereerde de Dev. magistraat<br />
goedgunstig op het verzoek van Lavernhe's opvolger, François<br />
de Cordes, tot aanstelling van een consistorie, gelijk aan dat<br />
van tal van andere Fr. gemeenten in ons land, De nieuwe<br />
gemeente werd toen in het synodaal verband del' Waalsche<br />
gemeenten opgenomen.<br />
Ook deze rede werd met de meeste belangstelling' aangehoord<br />
en lokte nog wel eenige gec1achtenwisseling uit.<br />
Na al deze kerkgeschiedenissen meende de heer G. van Engelen<br />
van der Veen uit Kampen liever te moeten afzien van zijn<br />
aangekondigde voordracht over "Rumyng'he", d.i, een rechts-
XII<br />
term en rechtsinstituut, voorkomende in de Grootburgei-rechten<br />
van Kampen, Gaarne accepteerde de vergadering ziju aanbod<br />
om ziju verhandeling in den Bundel del' vereeniging te publiceel'en,<br />
Het was een hoogst leerzame en onderhoudende vergadering<br />
voor allen geweest.
VERSLAG VAN HErr' MUSEUM EN DE<br />
BOEKERI.T.<br />
Evenals vorige jaren verheugde zich en Museum en Boekerij<br />
in de toenemende belangstelling van velen. Deze blijkt in<br />
geen geringe mate uit het feit, dat 21 schoolklassen het<br />
Museum bezochten, terwijl bovendien het aantal bezoekers ook<br />
dit jaar grooter dan het vorige was namelijk 1074.<br />
Van de. boekerij j maar vooral van het archief werd een<br />
druk gebruik gemaakt.<br />
Aan allen die op eenigerlij wijze blijken gaven van hunne<br />
belangstelling in onze verzamelingen zij een woord van dank<br />
gebracht.<br />
Bij vele teekeningen en prenten vertoonden zich vooral in<br />
den laatsten tijd iu toenemende mate bruine vlekken. Ter'<br />
verwijderiug hiervan en zoo mogelijk voorkoming worden zij<br />
thans aan een zeer veel zorgeischende bewerking onderworpen,<br />
terwijl door het gebruik van een bijzonder soort opzetpapier<br />
en wijze van opzetten mede getracht wordt het weder opkomen<br />
dier vlekken te breidelen.<br />
Ten geschenke werden ontvangen:<br />
Door wijlen Mej. H. W. Kuijk, overleden te Dieren<br />
20 October 1919 werd gelegateerd een geschilderd portret<br />
in lijst van den Luitenant-Kolonel Hendrik Tegelaar.<br />
(Zie voor dezen verdienstelijken officier geb. te Zwolle<br />
Il December 1790, over!. 19 Maart 1885 te Dieren.<br />
"B~dr. t. d. Gesch. v. <strong>Overijssel</strong>", XIV, bl. 134 vlg.)<br />
Van den Heer B. W. A. E. Roijer te Zwolle:<br />
Een keper gravure, voorstellende een gezicht op Zwolle, op<br />
den voorgrond twee biddenden.<br />
Een keper gravure, voorstellende een gezicht op den Tuutenburg<br />
te Vollenhove. (Beiden afgebeeld en besproken in<br />
Versl, en Meded. 2e Reeks, 13 <strong>stuk</strong> blz. 113 vlg.)
XIV<br />
Van Mej. G. J. Palthe te Oldenzaal:<br />
Zeven <strong>stuk</strong>jes echte kant.<br />
Een kindermutsje en een paarlapjes, 'waarvan vroeger<br />
mutsen' gemaakt werden.<br />
Een doofpot van aardewerk.<br />
In bruikleen werd gegeven :<br />
Dool' Jonkvrouwe W. van der Wijck:<br />
Een koperen doofpot.<br />
Aaug'ekocht werden:<br />
Een Staphorster .Jootpet" , vermoedelijk de eenigste nog aanwezig·e.<br />
(Zie hiervoor Prof. Dr. J. H. Gallee, Het ~oerenhuis<br />
in Nederland en zijne bewoners, Utrecht 1908).<br />
Twee paal' oude Zilveren Staphorster knoopen z.g. "tons".<br />
Photographiën werden genomen en aangeschaft van teekeningen,<br />
aanwezig' op het Rijksprentenkabinet te Amsterdam van:<br />
Grasdorp : Een gezicht in twee <strong>stuk</strong>ken, op Zwolle van<br />
het Zuid en Oosten uit, tusschen de Sassenen<br />
Diezerpoort.<br />
A de Haan : Oldehuis te Vollenhove van voren, 1729.<br />
Gezicht op Zwolle, 1674.<br />
Ammunitie-toren te Zwolle, 1670.<br />
O. Pronk: 't Huis. van den Baron van Heiden te Ootmarsum,<br />
1729.<br />
Staphorst, gezicht ~ll de kerk, 30 Juni.<br />
Oldenhnis te Vollenhove, 1730.<br />
Oldenhnis van binnen, 1730.<br />
Proveniershuts bij Zwolle, 29 .Iuni,<br />
Boekwerken:<br />
Van de Oommissie voor's Rijks geschiedkundige publicatiën:<br />
Gedenk<strong>stuk</strong>ken der Algemeene Geschiedenis van Neder.<br />
land, 1795-1840, uitgegeven doorDr. H. T. Colenbrander,<br />
We Dl. 3e <strong>stuk</strong>, 's Gravenhage 1920.
xv<br />
Bronnen tot de Geschiedenis del' Leidsche Universiteit<br />
door Dr. P. C. lVIolhuijsen, 4e Dl., 'a-Gravenhage 1920.<br />
Dr. J. de Hullu en Ir. A. G. Verhoeven, Andries Vier·<br />
lingh Tractaet van Dyckagie, 's.Gravenhage·1920.<br />
Van het Ministerie van Waterstaat:<br />
Verslag aan de Koningin over de openbare werken in het<br />
jaar 1919, 'a-Gravenhage 1920.<br />
Van het <strong>Historisch</strong> Genootschap te Utrecht:<br />
Bijdragen ~n lVIededeelingen 41e DL, Amsterdam 1920.<br />
Verslag van de Algemeene vergadeling del' Leden van het<br />
<strong>Historisch</strong> Genootschap, gehouden ter gelegenheid van<br />
het 75·jarig bestaan van het Genootschap 01 25 lVIei<br />
1920, Amsterdam 1920.<br />
Van de vereeniging tot uitgave del' Oud-Vaderlandscln Rechts-<br />
brounen :<br />
R. Fruin, De Keuren van Zeeland, 'a-Gravenhage 1920.<br />
Kaart van het Bisdom Utrecht in 1560, door Mr. S.<br />
Muller Hzn.<br />
Van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam:<br />
Verslag van de gewone vergaderingen del' Wis- en Natuur-<br />
kundige afdeeling, Dl. XXVIII, Amsterdam 1920.<br />
Verhandelingen A fdeeling Letterkunde, Nieuwe Reeks,<br />
Dl. XIX, XX, XXI.<br />
Natuurkunde Ie Sectie Dl. XIII, 1-<br />
2e Dl. XX, 5.<br />
Zittingsverslagen, Afdeeling Natuurkunde Dl. XXVII, 2.<br />
Verslagen en Mecledeelingen, Afdeeling Letterkunde,<br />
5e Reeks, Dl. 4, 3e <strong>stuk</strong><br />
Van den Directeur van het Rijksmuseum van Oudheden<br />
te Leiden:<br />
Oudheidkundige Mededeelingen uit 's Rijks Museum van<br />
Oudheden te Leiden, Nieuwe Reeks T, 1 en 2, 1920.<br />
Van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen:<br />
Verslagen omtrent 's Rijks verzamelingen van Geschiedenis<br />
en Kunst Dl XLII, 1919 's Gravenhage 1920.
XVI<br />
Museum Meermanno Westreenianum, Catalogus van de<br />
Incunabelen, n.<br />
.Iaarverslagsn 1919, van de Oommissie vaal' 's Rijks<br />
Geschiedkundige Publicatiën en van het Nederlandsch<br />
<strong>Historisch</strong> Instituut te Rome.<br />
De Archieven. van Kloosters en andere stichtingen in<br />
Delfland, door Dl'. J. M. Sernee en na haar overlijden<br />
door Dr. S. W. A. Drossaers en .Jhr. Mr. W. G. Feith,<br />
's-Gravenhage 1920.<br />
Vau Gedeputeerde Staten van <strong>Overijssel</strong>:<br />
Notulen van de Winterzitting der Staten van <strong>Overijssel</strong><br />
van het jaar 1919, Zwolle 1920.<br />
Notulen van de Zomerzitting der Staten van <strong>Overijssel</strong><br />
van het jaar 1920, Zwolle 1920.<br />
Verslag van den Toestand del' Provincie <strong>Overijssel</strong>over<br />
1919, Zwolle 1920.<br />
Van Gedeputeerde Staten van Limburg:<br />
Verslag vau den Toestand van Limburg over het jaar<br />
1919, Maastricht 1920.<br />
Van Gedeputeerde Staten van Utrecht:<br />
Verslag over den Toestand der provincie Utrecht in 1918.<br />
Met supplement, Utrecht 1919.<br />
Van de <strong>Overijssel</strong>sche Kanalisatie Maatschappij :<br />
Verslag aan de aandeelhouders der <strong>Overijssel</strong>sche Kanalisatie-Maatschappij<br />
voor de gewone vergadering van<br />
Hi April 1920, over het jaar 1919, Zwolle 1920.<br />
Van den Bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek :<br />
Catalogus van de Pamfletten-verzameling berustende in de<br />
Koninklijke Bibliotheek bewerkt door Dr. W. P. C.<br />
Knuttel, ge DJ. Alfabetisch register van onderwerpen<br />
1486 -1795. 'a-Gravenhage 1920.<br />
Verslag der Koninklijke Bibliotheek over 1919 .<br />
. Aanwinsten 1920, I, II, III.
XVII<br />
Van'het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden:<br />
Verslag van den Directeur over het tijdvak van I October<br />
1918-30 September 1919.<br />
Catalogus Dl. xtv Sumatra-Supplement; Leiden 1920,<br />
Dl. XV Java, vierde gedeelte, Leiden ...1920.<br />
Van de LandbouwHoogeschool te Wageningen:'--<br />
Mededeelingen van, de Landbouw ij;oogeschool en van de<br />
daaraan verbonden instituten, Dl.&vî{ Aflevering 4.<br />
Dl. XVIII. " 1-3.<br />
Kungl. Vitterheits historie och Antikvitets Akademiens:<br />
Antikvarisk Tidschrift for Sverige. 21 : 3 en 22 3.<br />
Stockholm 192.<br />
Smithsonian Institution, Washington:<br />
Smithsonian Miscellaneous collections.<br />
Volume 69 number l, 9, 10, 11, 12.<br />
68 l, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10.<br />
67 l, 2, 3.<br />
68 l, 2, 3.<br />
Report of U. S. National Museum 1919.<br />
William Healey Dall, Spencer Fullerton Baird a Biography.<br />
Philadelphia & Londen 1915.<br />
Van de Vereeniging Gelre:<br />
Bijdragen en' Mededeelingen, Dl. XXIII, Arnhem 1920.<br />
Dr. J. S. van Veen, De laatste Regeeringsjaren van<br />
Hertog Arnold (1456 -1465) Arnhem 1920.<br />
Van het Provinciaal Genootschap voor Geschiedkundige Weten<br />
schappen, Taal en Kunst in Limbnrg:<br />
Limburg's Jaarboek XXVI 3, 4. Sittard 1920.<br />
Van het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en<br />
Taalktmde:<br />
De Vrije Fries,' 27e deel, aflevering 1.
XVIII<br />
Van het Proviuciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen<br />
in Noordbrabant :<br />
Oorkonden betreffende Rixtel, met aanteekeningen voorzien<br />
door JIll'- Mr. A. F. D. van Sasse van J.Tsselt,<br />
's Hertogenbosch 1920.<br />
Yan de Vereeniging voor Heimatstudie der Stellingwerven :<br />
Geschiedknndige aanteekeningen over de Stellingwerven en<br />
. Omstreken door J. H. Popping. Oostenvolde z. j. (1920).<br />
Yan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden:<br />
Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde,<br />
<strong>38e</strong> dl. Nieuwe Reeks, 30e dl. afl.. 1-4 31e dl. afl. 1-4.<br />
Levensberichten 1919-1920.<br />
Yan den heer Rijksarchivaris in Utrecht:<br />
Catalogus van het archief der Heeren Yan Montfoort<br />
door Mr. R. Fruin Th.Az. en Mr. A. le Cosquino de<br />
Bussy, Utrecht 1920.<br />
MI' Dr. S. Muller Fzn. en Dr. A. C. Bouman:<br />
Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 139l. Dl. r.<br />
afl.. r. 695-1000. Utrecht 1920.<br />
Mr. S. Muller Fz.<br />
Regesten van het Archief der Bisschoppen van Utrecht<br />
(722-1528). Utrecht .1919.<br />
Yan het Gemeentebestuur van Deventer:<br />
Ml'. J. Acquoy, De eameraar.<br />
Yan de Commissarissen der Kamper Nuts-spaarbank :<br />
Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het lüû-jarig'<br />
bestaan dezer instelling op 20 December 1920.<br />
Yan de firma H. P. Gelderman & Zonen te Oldenzaal:<br />
Gedenkboek.<br />
Mitteilungen des Vereins ml' Geschichte und Landeskunde<br />
Osnabrück. XXXXII 1919. Osnabrück 1920.<br />
Van Dr. J. C. van Slee te Diepenveen:<br />
Historie der Doopsgezinden te Deventer sinds 1533 tot<br />
het einde der I8e eeuw. Overdruk uit .Doopsgezinde<br />
Bijdragen 56e jaargang. Leiden i919.
XIX<br />
Van Ml'. H. Kronenberg te Deventer:<br />
Uittreksels uit de doop-, trouw- en begravenisboeken van<br />
het Schoutambt van Colmschate. Overgedrukt uit "De<br />
Nederlandsche Leeuw" 1920.<br />
Van den heer G. A. Meyer, O. P. te Zwolle:<br />
P. fr. G. A. Meyer. Dominicaansche Studiën. Tiel 1920.<br />
Nopende het Aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten<br />
deser Nederlauden mitsgaders van eenige gedenkweerdige<br />
voorvallen door Arnold Waeyer, aartspriester en pastoor<br />
van Zwolle, uitgegeven door G. A. Meyer O. P. Utrecht<br />
Wed. J. R. van Rossem <strong>1921</strong>. 1)<br />
Van den schrij ver:<br />
Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet. Het cartularium<br />
van het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk.<br />
Overdruk uit het Archief voor de Geschiedenis van het<br />
Aartsbisdom Utrecht.<br />
Van den schrijver:<br />
J. de Graaf. Het Huis Dorth en zijne bewoners, 1920.<br />
Van Dr. F. Buitenrust Hettema, te Zwolle:<br />
Het Jaarboekje van Alberdingh Tlùjm, 1897. Waarin:<br />
v. Becker. S J. Thomas à Kempis, schrijver der<br />
"Na volging ."<br />
Van Dr. N. Frank, te Zwolle:<br />
W. Buchan, Huiselyke geneeskunde. Utrecht 1775.<br />
Joh. van Beverwycks, Schat der gesontheydt. le dl.<br />
Amsterdam.<br />
Van den schrijver:<br />
Het oud-archief der stad Steenwijk, door P. Berends.<br />
Van den Heer H. J. E. van Heek te Enschede:<br />
Namens de Oommissie van Beheer van het Mr. W. J.<br />
Engels van Beverförde-fonds der <strong>Overijssel</strong>sche Landbouw-Maatschappij<br />
: Eenige archivalia.<br />
1) In den handel à f 4.-.
xx<br />
Vau den Heer B. W. A. Roijer te Zwolle:<br />
1. G. van der Horst, <strong>Overijssel</strong>sch oog op Zwol verheel"<br />
lijkt, Zwolle L 720, 1 Dl. 40.<br />
2. Romanzes door Mr. Rhijnvis Feith, naar den besten<br />
smaak op muziek gebragt door C. F. Ruppe, 2e druk,<br />
Amsterdam 1806.<br />
3. Placaet van de Staten Generael der Vereenigde Nederlauden,<br />
14 October 1665, 'a-Gravenhage Anno 1665.<br />
4. Defensions-schrift voor den WelEd. gheboren Gestrenge<br />
heer Rutger van Haersolthe tot Haerst enz. Anno<br />
Domini 1654.<br />
5. Terminus Deciforius, cum annexa sententia insaken van<br />
den vromen patriot, tegens Willem Roeyer. D. J. V.<br />
als bemachtighde van Rutger van Haersolte, Drossart<br />
van Lingen, MDCLV.<br />
6. Scheel-ordre. Ridderschap en Steden de Staten van<br />
<strong>Overijssel</strong>, Zwolle, 5 April' 1666.<br />
7. Campen in Frieslaadt "Ora et Labora" s» 1626, 1 kaart.<br />
Van de Oommissie van Uitgave:<br />
Geschiedenis van Enschede en zijne naaste omgeving door<br />
Dr. A. Benthem Gz. 2e druk. Enschede 1920.<br />
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond.<br />
13e .Jaargang 1920.<br />
Verslag van het Museum van Oudheden te Rotterdam<br />
over het jaar 1919.<br />
Upstalsboom-Blätter für Ostfriesische Geschichte und<br />
Heimatkunde, Neunter Jahrgang 1919/20.<br />
.Iahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und Vaterländische<br />
Alterturner zu Emden. Bnd. XX 1920.<br />
Aangekocht werden:<br />
Mr. A. S. de Blecourt en Dr. N. Japikse.<br />
Klein plakkaatboek van Nederland. Groningen 1919.<br />
Repertorium op de Nederlandsche tijdschriften, 1920.<br />
Geschiedkundige Atlas van Nederland.<br />
Holland ten Zuiden van het IJ, 's Gravenhage 1920.
XXI<br />
De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart<br />
1920. Blad 2 en 5.<br />
De Marken van Drente, Groningen, <strong>Overijssel</strong> en Gelderland.<br />
le afl.<br />
Archief van het Aartsbisdom Utrecht.<br />
45e dl., afl. 3.<br />
46e dl., afl. l, 2.<br />
Middel. Nederlandsch Woordenboek.<br />
Dl. IX, afl. slot.<br />
Dr. J. li. Gosses en Dr. N. Japikse.<br />
Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Nederland.<br />
'a-Gravenhage 1920.<br />
D. J. van der Ven.<br />
Neerland's Volksleven. Zalt-Bommel 1920.<br />
Deutsches Wörtenbuch.<br />
Band XI. Abt. III, Lief. 7.<br />
» XIII. abl. 17.<br />
De Directeur van het Museum,.<br />
F. A. HOEFER.
VOORDRACHT OVER STAPHORST<br />
gehouden in de Zomer - vergadering te Sta p It 0 r st,<br />
1 Juni 1920.<br />
Het onderwerp "Staphorst" is zóó veelzijdig en elk ouderdeel<br />
zóó belangrijk en uitgebreid, dat, vooral in verband met<br />
den tijd, waarover wij beschikken en het vele, dat te zien is,<br />
mij in hooge mate beperking wordt opgelegd. Ik zal dan ook<br />
althans -grepen in den rijken stof doen en deze dan nog<br />
schetsmatig behandelen. Hoofdzaak is u te doordringen van<br />
het feit, dat wij hier staan op een plek N ederlandach grondgebied<br />
niet alleen met een plaatselijke geschiedenis, maar ook<br />
met een <strong>stuk</strong> algemeene Vaderlandsche geschiedenis .<br />
. Dit laatste wordt u dadelijk duidelijk, wanneer u de kaart<br />
van Nederland voor u neemt. Gij ontwaart dan tusschen<br />
KuinreGenemuiden iu de richting van Coevorden een golvende<br />
strook laag land en wel op de meeste plaatsen zóó laag', dat<br />
gij u bij hoogen waterstand de provinciën Drenthe, Groningen<br />
en Friesland als een eiland kunt denken.<br />
Die van nature lage ligging van die strook werd in vroegere<br />
eeuweu ten voordeele der landsverdediging aangewend en het<br />
drashouden er van bevorderd. Nog op het einde del' 17de eeuw<br />
verbood de Generalltelt het in cultuur brengen of beweiden<br />
van het moer, bovenal het doorgraven van de leydijken. Hierdoor<br />
vormden de weinige wegen door die moerassen tevens de<br />
eenige toegangen tot die Noordelijke provinciën. Elk dier<br />
wegen was door meel' of minder uitgebreide verdediglngswerken<br />
afgesloten, die te samen een linie van defensie vormden,<br />
waaraan zelfs den naam van een Coehoom verbonden was.<br />
Houden wij dit in het oog, dan wordt ons het doel van werken,<br />
die wij op oude en hedendaagsche kaarten nog vinden, duidelijk.<br />
Dan begrijpen wij die penanten in het Zwarte water tusschen
2<br />
Zwolle en Hasselt in hunne opstuwende werking van het water<br />
vóór en om die linie, dan wordt ons de afsluiting duidelijk<br />
door die Friesche Kaa of Bisschopsschans bij Rouveen, van<br />
dat retranchement Á vereest, van die Ommerschans, van de<br />
vesting Coevorden en van de Veenebruggerschans. Noemde ik<br />
zooeven onzen vestingbouwkundige Coehoorn, de grootste<br />
Artillerist van zijn tijd, als verbonden aan die linie, dan mag<br />
ik ook niet vergeten, dat een Speckle zijn genie aan een ontwerp<br />
van de vesting' Coevorden dienstbaar maakte.<br />
Maar ik hield u reeds te lang met dit algemeene onderwerp<br />
bezig, al raakt het ook Neerlaud's grootste belang, dat van<br />
zijne onafhankelijkheid in vroegere dagen, waarop wij thans<br />
nog teren. Ik zal thans in hoofdzaak alleen, nog maar aanstippen<br />
wat meer bepaald Staphorst en Rouveen betreft. De<br />
inwoners van beide plaatsen waren verplicht tot instandhouding<br />
der vestingwerken van Hasselt daadwerkelijk mede<br />
te werken. Dat die hulp niet altijd van harte verleend werd,<br />
daarvoor waren zij te goede Nederlanders, en menig archief<strong>stuk</strong><br />
getuigt hiervan.<br />
Beperken wij ons veld tot de gemeente Staphorst, dan vinden<br />
wij daarin den pas van Rouveen, de algemeene weg te Rouveen.<br />
die de Bisschopsschans afsloot. Die pas is in onze krijgsgeschiedenis<br />
bekend. Na de inneming van Zutphen en Deventer<br />
trekt Prins Maurits dien pas door en bevindt zich den 16den<br />
Juli 1591 te Staphorst. Dit feit wordt hem als een belangrijk<br />
krijgsbedrijf aangemerkt. Op het belang van dien pas voor de<br />
landsverdediging vestigt de Raad van State - ons tegenwoordig<br />
Ministerie van Oorlog - telkens de aandacht van de<br />
Staten-Generaal. Maar helaas de aard van den Nederlander,<br />
zijn gewoonte van uitstel, waar het ile landsverdediging geldt,<br />
is overbekend. De Raad van State klopt aan doovemansooren.<br />
De oorlogsverklaring- van Bernhard van Galen op 9 September<br />
1665 zet de klemschroeven aan. Te Zwolle zou het leger<br />
onder Prins Joan Maurits samengetrokken worden. Bij het<br />
Pannenhuis. nu de Lichtmis, verrees een sterkte, de latere<br />
Schans, voorzien van twee <strong>stuk</strong>ken geschut en 280 man bezetting.<br />
Bernhard van Galen verschalkt de onzen. Hij bedreigt<br />
Zutphen en Hasselt en 'doet alsof hij over Avereest, Zuid-
3<br />
welde haar Steenwijk wil, daarheen wenden zich de blikken<br />
der onzen. Plotseling verschijnt hij echter bij het Panneuhnis,<br />
daar had men niet op gerekend. De bisschoppelijke overmacht<br />
overweldigde den 12 October de bezetting. Twee <strong>stuk</strong>ken<br />
geschut vielen den vijand in handen. De onzen. hadden twee<br />
dooden en een gekwetste. De bisschoppelijken trekken over Ronveen<br />
en Staphorst door tot Punterbrug. begaan echter de fout<br />
het retranchement niet te bezetten. De onzen deden dit en<br />
sneden hierdoor den vijand den pas af. Den 18 April 1666<br />
werd de vrede g·eteekend.<br />
Het Hoogschoutambt Hasselt en de provincie <strong>Overijssel</strong><br />
hadden zwaar geleden. De schans geraakte in vergetelheid, het<br />
was immers weer vrede l De tijden worden echter spoedig weer'<br />
ernstig. In 1668 rijst het plan tot het bouwen van een "royaal<br />
fort" te Rouveen. Het retranchement zou een schans worden,<br />
waarvoor de Staten van <strong>Overijssel</strong> een ton toestonden. Toen<br />
echter den 18den Mei 1672 Bernhard van Galen andermaal<br />
den oorlog verklaarde, was men nog niet gereed. Na de over-<br />
gave van Zwolle op 22 Juni verschenen den 23 Juni de Mun-<br />
sterschen vóór de schans. De bezetting had een goed heen-<br />
komen gezocht. Staphorst en Rouveen bezet zijnde moesten<br />
zware oorlogschattingen opbrengen, zóó hoog, dat in het bégin<br />
der 18de eeuw de daardoor aangegane schulden nog niet vol-<br />
daan waren. Den 22 Avril 1674 kwam de vrede te Keulen<br />
tot stand.<br />
De houding'door de provinciën Gelderland, Utrecht en Over-<br />
ijssel in 1672 aangenomen was, zooals bekend is, van dien aard,<br />
dat de Staten-Generaal bezwaren maakten hen weder zonder<br />
meer in de Unie op te nemen. Dit gevoelen weerspiegelde zich<br />
zelfs in het lot derschans.<br />
Aan Friesland en Groningen werd o. m. het recht toegekend<br />
de versterking te vergrooten, het reelit van verboden kring<br />
moest <strong>Overijssel</strong> eerbiedigen. De souvereiniteit over de plaats<br />
der sterkte ging op de provinciën over. Het herstel en het<br />
onderboud kwamen ten laste der provinciën. Ten allen tijden<br />
zouden hunne gemachtigden den vrijen toegang in en uit het<br />
fort hebben. Het recht tot inundeeren en de moeren onder water<br />
te zet ten werd den provinciën toegekend.
4<br />
Onmiddellijk werd daarop het fortin orde gebracht. Maar in<br />
1690 vernemen wij reeds, dat het geheel verlaten was en<br />
spoedig er na, dat het in verval geraakt was. De beide provinciën<br />
schijnen niet lang gestaan te hebben .op hunne rechten<br />
op de sterkte, maar haar aan de Generaliteit te hebben overgedragen;<br />
Om de een of twee jaren had dan ook de inspeetie<br />
over de versterking door een commissie uit den Raad van State<br />
plaats. Dan werden Hasselt, Rouveen. de Ommerschans en<br />
Coevorden bezocht en die commissie met haal' gevolg door den<br />
bewoner -van de Ligtmis onthaald op een half anker zoeten<br />
wijn, waarvoor hem het gebruik van het fort werd toegestaan.·<br />
Ik zal niet in bijzonderheden verder treden alleen opmerken,<br />
dat allengs de eigendomsrechten op de schans dermate verflauwden,<br />
dat ten slotte de bewoner derLigtmis ongestraft<br />
eigendomsrechten op de Schans liet gelden en den grond ~<br />
verkocht ,,-.-'<br />
Bet wordt tijd, dat wij ons meer met de plaatselijke geschiedenis<br />
van Staphorst bezighouden. Het eerst voorkomen<br />
van den naam en zijne beweerde afkomst zal ik onbesproken<br />
laten. Eens lagen Staphorst en Rouveen in het kwartier Salland<br />
en behoorden tot de Stad en het Boofdsch~'SlImbt van'<br />
Hasselt, kerkelijk behoorde Staphorst vóór de invoering der<br />
nieuwe bisdommen - 7 Augustus 1561 - tot Utrecht, daarna<br />
tot het bisdom Groningen.<br />
De burgerlijke gemeente Staphorst omvat thans de drie<br />
kerkdorpen Staphorst, Rouveen en Llhorst, die elk hun eigen<br />
historische ontwikkeling hebben en die ik in' het kort zal<br />
mededeelen.<br />
Wanueer men thans door Staphorst loopt, zoekt men tevergeefs<br />
naar haar onde huizen. Dit geeft reeds te denken. De<br />
geschiedenis leert ons dan ook, dat het in den loop del' tijden<br />
driemaal verplaatst is. Eerst lag het bij Olde Staphorst -<br />
de naam komt nog op de hedeudaagsche kaarten voor - bij<br />
het Meppelerdiep in het hooiland. Het was oorspronkelijk, in I<br />
de l3de eeuw, een vestiging van Friesche turfmonnikken. De<br />
vervening in Oostelijke richting dwong ten slotte bij het toenemen<br />
van den afstand de bewoners hunne woonsteden te<br />
verplaatsen naar de uiteinden. Hierdoor ontstond, niet vroeger
dan het begin del' l5de eeuw, een tweede Staphorst, waarvan<br />
de plaats op het terrein nog is aan te wijzen. Toen ook hiel'<br />
de afstanden voor de verveenders te groot werdeu, verrees het<br />
thans bestaande dorp langs den weg Rouveen-de Wijk. Ook<br />
al stonden ons geen andere historische gegevens ter beschikking<br />
dan kaarten, dan zouden wij nog met behulp hiervan en met<br />
de gegevens op en in het terrein drie achtereen volgende verplaatsingen<br />
waarnemen en wel in de knikken der sloten en in<br />
de overblijfselen der nederzettingen in het terrein.<br />
Het tegenwoordige Staphorst vormt een streekdorp d, w. z.<br />
de huizen liggen, soms twee of meer, op eenigen afstand achter<br />
elkander, op smalle strooken land, doorsneden door den straatweg.<br />
Het bouwland vindt men aan de Oostzijde en bestaat uit<br />
zeer smalle, soms 7 - 8 M. breede en zeer lange akkers.<br />
Gescheiden door greppels heeft elk dier akkers nog een eigen<br />
opgang'. H et onvoordeelige van een bebouwing van dergelijke<br />
akkers springt zóó in het oog, dat ik hierbij even bij de<br />
oorzaak er van wil stilstaan. Bij boedelscheidingen kan bij<br />
gemis aan fondsen geen verefîening unet geld plaats hebben<br />
en is alles aangelegd op afdoening' in natura, vandaar<br />
dat oorspronkelijk breeder akkers hoe langer hoe smaller<br />
worden.<br />
Ten opzichte van het hooi- en welland aan de westzijde<br />
gelegen valt op te merken, dat de perceelen onderling in<br />
gebruik zijn, dus niet al het bouwland in lange stroeken<br />
verdeeld. De hooilanden worden of gezamenlijk gehouden of<br />
verwisselen als wandellanden jaarlijks vau gebruikers. In het<br />
laatste geval stel, dat men viel' eigenaars A, B, C, en D<br />
heeft, dan wordt de weide III de breedte verdeeld in viel'<br />
<strong>stuk</strong>ken l , 2, 3 en 4. In het eene jaar beschikt A dan over<br />
I, Bover 2, Cover 3 eu Dover 4 en het volgende jaar<br />
krijgt A 2, B 3, C 4, D 1 enz.<br />
Na deze meer algemeeue mededeelingen 'stel ik u voor in<br />
\ gedachte op pad te gaan. Wij begeven ons naar het Gemeentehuis,<br />
gelegen op het kruispunt der wegen naar Rouveeu,<br />
Meppel en de Wijk. Niemand zal na het zien van het Gemeentehuis<br />
zich verwonderen, dat ik erliefst over zwijg. Het vloekt<br />
en doet pijn in die dichterlijke omgeving'. Alleen wil ik er op<br />
5
6<br />
wijzen, dat hier nog bewaard wordt een bus uit het begin der<br />
19de eeuw met het inschrift:<br />
"Nouville<br />
de Marie<br />
de Hasse<br />
lel' Ambt."<br />
Hierna begeven wij ons naar de kerk, wier begeving in den<br />
katholieken tijd aan het kapittel van St. Lebuinus te Deventer<br />
was. Het tegenwoordig kerkgebouw is reeds het derde van<br />
Staphorst. Het oudste lag bij Olde Staphorst. Volgens de overlevering<br />
brandde het in 1417 af. Men wil dat een ooievaar,<br />
genesteld op het dak der kerk, van een Paaschvuur op Paasch-<br />
Maandag een verkoold rijstje op zijn nest bracht. In het vliegen<br />
werd het niet geheel verdoofde vuur van den tak aangeblazen<br />
en stak' aldus de kerk aan.<br />
Een tweede, gewijd aan den H. Nicolaas, verrees bij de<br />
tweede verplaatsing, men zegt in 1436. Op die tweede plaats<br />
maakte Staphorst de Hervorming door en bleven aan Staphorst<br />
de moeilijkheden dier tijden niet gespaard. De bouw der tegenwoordige<br />
kerk werd den 9 Mei 1752 aangenomen door Pieter<br />
Brouwer, timmermansbaas te Zwollle, voor f 7615.50. Het<br />
was er echter verre van dat de gemeente de aanneemsom kon<br />
voldoen. Slechts f 4500 waren aanwezig, waarvan f 3500 als<br />
een geschenk van Antonie Frederik Ooninck. Gevolg er van<br />
was, dat Ridderschap en Steden den 21 Maart 1753 den ingezetenen<br />
van Staphorst vergunden in de geheele provincie een<br />
collecte te houden tot dekking van het te kort.<br />
Die baksteenen kerk, met zandsteenen waterlijst en pannen<br />
gedekt, heeft in grondplan den vorm van een Griekseli kruis.<br />
De uiteinden der kruisarmen zijn rechthoekig gesloten. In het<br />
snijpunt der armen verheft zich een achthoekige ge<strong>stuk</strong>adoorde<br />
koepel, terwijl het overige g'edeelte der kerk met een houten<br />
zoldering met zware balken overdekt is. Oorspronkelijk stond<br />
op de kerkkap een torentje, waarin de klokken hingen, dit<br />
werd echter wegens zwakte der kap verwijderd. De baksteenen<br />
toren, die daarna gebouwd werd en eigendom der burgerlijke<br />
gemeente is, heeft drie afdeelingen, opvolgend sterk insprin .<br />
gende en is met een stompen leien spits gedekt. Boven den
7<br />
doorgang, onder den toren, is in den westelijken muur een<br />
steen ingemetseld met bet opscbrift :<br />
"Magdalena<br />
]\IJ aria van Dam<br />
heeft hierden<br />
eersten steen<br />
gelegd<br />
17 ~63,"<br />
VIn<br />
Zien wij nog eens in de kerk rond, dau treffen de aandacht:<br />
een rouwbord uit 1678 en een koperen doopbekken met het<br />
opschrift:<br />
. "A. 1. R. B.<br />
1802<br />
1. L,"<br />
een ijzeren kist nit de 17de eeuwen niet minder de vijf<br />
zeventieneeuwscbe kaarskronen, waaronder een met het opschrift:<br />
"Buitenkwartieren 1 ) Anno 1753,"<br />
In den toren hangen twee klokken, één de Mariaklok uit<br />
1400 vermeldende niet den naam van den g-ieter, maar die<br />
van den priester Betnardus Brandt, waaronder zij gegoten<br />
werd en een uit 1512 die Gherardus van 8chonenborch goot,<br />
Over de waarde der laatste klok, volgens overlevering benijd<br />
dool' Kampen, zal ik verder het zwijgen toedoen.<br />
Wanneer wij thans een blik op de huizen werpen, dan treft<br />
het, dat deze ten opzichte van den weg allen met de smalle<br />
zijde el' heen gekeerd zijn. als gevolg van de smalle akkers<br />
waarop zij staan. Soms of liever meestal liggen meerdere<br />
achter elkander en ook vindt men huizen door meer dan een<br />
gezin bewoond, Een en ander wijst op overbevolking. Die<br />
huizen met hun voorgelegen meestal weinig verzorgde tuintjes,'<br />
zijn grillig van lijn en kleur en boeien ongemeen vooral wanneer<br />
zij nog gestoffeerd worden door de veelkleurige kl eeding<br />
der bewoners. Die tuintjes dienen ook tot het inkuilen van den<br />
,) Toi de zoogcunatudc huttenkwartieren onder Stuph orst behooren :<br />
de Werkhorst. de Weert, Hcsselingen, Olde Staphorst, de Munrrikkengast.<br />
Hauiingen en Olde Dingstede.
8<br />
voorraad aan aardappelen. Beziet men het huis nader, dan<br />
blijkt, dat het voor<strong>stuk</strong> - het woonhuis - geheel van steen<br />
is en bij het overige alleen het voet<strong>stuk</strong>, de rest is in hout<br />
opgetrokken. Bij de oudste huizen is de geveltop van hout,<br />
bij de jongere vindt men de wolfskap evenals het dak met<br />
stroo of riet gedekt. Wij zullen ons thans in het huis begeven,<br />
maar hierbij de noodige bescheidenheid betrachten, deels' uit<br />
hoffelijkheid tegenover de bewoners, deels omdat wij woekeren<br />
moeten met onzen tijd. Met de voorwerpen in de verschillende<br />
vertrekken aanwezig zult u straks in werkelijkheid kennis<br />
maken en deze zullen· dan meer tot u spreken, dan een beschrij<br />
ving.<br />
Wij zullen de voordeur openen en ondervinden dan dat wi]<br />
met de deur in huis vallen. Wij staan onmiddellijk in het<br />
voorhuis, dienstdoende als eet-, woon- en slaapvertrek.<br />
Links hiervan vindt men het opkamertje, waaronder de<br />
kelder ligt en daarachter de melkkamer.<br />
Rechts van het voorhuis treft men de bergkamer aan, soms<br />
ook herbergende een inwonend familielid.<br />
Achter het voorhuis sluit de deel aan, die van buiten bereikbaar<br />
is door de banderdeur. waar vlak tegenover het kieldeurtje<br />
ligt. Dan volgt "de potstal", waarin de koeien staart aan staart<br />
in de lengte staan. Links hiervan vindt men den paardenstal.<br />
Naar buiten staat dit gedeelte in verbinding door de mesdeure.<br />
Ten slotte ligt hier achter de hooibergschuur met de schuurdeure,<br />
Alle deuren, met uitzondering van de voordeur en die naar<br />
de bergkamer liggen in de langzijden van het huis.<br />
Overziet men ten slotte dit huis, dan moet men erkennen,<br />
dat het een vrij groote oppervlakte beslaat en toch hebben de<br />
bewoners nog behoefte aan een afzonderlijk kookhuis, een schuur<br />
tot berging van wagens en hooi, een hooimijt, een plaggenmijt<br />
enz. Voor het uitoefenen van zijn bedrijf eischen de klompenmaker<br />
en draaier bovendien nog afzonderlijk huis] es.<br />
Slaan wij nogmaals een blik op het huis van buiten met zijn<br />
in harde kleuren gehouden schildering van denren en ramen,<br />
mengeling van steen en hout en rieten dak en wat de lijnen<br />
betreft spottende met elke regelmaat, dan moeten wij erkennen,
9<br />
dat er een groote bekoring' van uitgaat, die. verhoogd wordt<br />
doorverscholen ligging. Die onregelmatigheid van lijnen en<br />
drapeering met groen dool' geen menschenhand beteugeld maken,<br />
dat alle huizen onderling verschillen en elkander den loef<br />
afsteken in het streelen van den schoonheidszin. Alleen doet<br />
in Staphorst pijn zoo nu en dan te. stuiten op een hedendaagsoli<br />
gedrocht van bouwkunst (?), dat in die omgeving<br />
dubbel vloekt.<br />
Wij zouden thans kennis moeten maken met de menschen,<br />
die ten slotte huis en omgeving leven moeten bijzetten en dit<br />
in zóó hooge mate juist in Staphorst doen, maar ik moet<br />
hiervan afzien. U zult ze zien in nagenoeg al hun verscheidenheid<br />
van kleeding.<br />
Bij enkele karaktereigenschappen der bewoners wil ik echter<br />
even stilstaan en dan treft in hooge mate het sterk ontwikkeld<br />
gemeenschapsgevoel del' bewoners. Het is één familie onder<br />
elkander, deelende in elkanders lief en leed. Dit gevoel uit<br />
zich nader in het spreken van "ons volk", waartoe gij noch<br />
ik behooren, maal' de Staphorsters onderling. Niet minder in<br />
het groeten, het is niet het gewone "goeden dag saam" of<br />
.,g'oeden dag", maar het komen in elkanders belangen. In het<br />
.,an 't bouwen, "an 't rogge halen", min of meer in vragenden<br />
zin gesteld, klinkt als het ware een goede wensch voor het<br />
welslagen van den oogenblikkelijken arbeid. Het onderlinge<br />
hulpbetoon blijkt uit het onderling helpen in het bouwen van<br />
het huis door levering in natura of spandiensten. Eigenaardig<br />
zijn de begrafenisgebruiken, die samenkomsten vroeger van<br />
de spinsters, thans kousenbreisters, van de varkensbruiloft,<br />
waarop de genoodigde mannen houten pennetjes voor de worst<br />
snijden.<br />
Groote drukte en eigenaardige gebruiken heerschen wanneer<br />
de knechts in Februari van dienst veranderen, of wanneer dit<br />
met de meiden tusschen Kerstmis en Nieuwjaar geschiedt.<br />
Opmerkelijk is de plaats, die de vrouw inneemt, Zij werken<br />
veel op het land, vermoedelijk nog een overblijfsel uit den<br />
tijd, toen de mannen in de venen moesten werken. Bij de<br />
geboorte brengt de nieuwe wereldburger den eersten nacht niet<br />
bij zijn moeder door, maar in het huis van de buurvrouw of
10<br />
wel bij een familielid, om aan de moeder de noodige rust te<br />
verschaffen. Op het dan volgende wivemaal zal gelegenheld<br />
zijn tot het bespreken van gewichtige zaken buiten de mannen<br />
om. Dan komt toch zeker het onderwerp vrijen en trouwen te<br />
berde, vooralomdat men een publiek engagement niet kent.<br />
Maar wat zullen die gesprekken achterstaan in gloed en waarheid<br />
bij hetgeen die opkamer zou kunnen vertellen, waarmede<br />
wij bij het huis kennis maakten en waarin de trouwbare<br />
dochters haar aanbidder's Woensdags en's Zaterdags ontvangt,<br />
wanneer hij een jong man, maar's Donderdags, wanneer hij<br />
een weduwnaar is. Er zijn zaken, waarover men liefst een<br />
sluier hangt, al blijft hij doorzichtig. Dit teergevoel treffen<br />
wij bij de kerkgangers aan.<br />
Een kerkgang te Staphorst, wie heeft hiervan niet gehoord,<br />
of niet die prenten gezien, waarop de vrouwen en mannen<br />
gescheiden in hun karakteristieke kleedij zich ter kerk begeven?<br />
Men duidt het terecht den vreemdeling euvel, dat hij op<br />
Zondag. Staphorst bezoekt, om de kerkgangers in hnnne overdenkingen<br />
te bespieden. Die kerkgangers toch verwijlen dan<br />
in een andere wereld, wanneer zij in waarheid tot elkander<br />
als beg-roeting de vragende woorden richten "zal 't wezen" en<br />
het veelbeteekenende "ja" er op volgt. In die stemming is het<br />
begrijpelijk, dat de Staphorster kerkganger, terugkeerende nit<br />
de kerk, het groeten achterwege laat. Wij nemen niet deel<br />
aan het zien naar den kerkgang en begeven ons naar<br />
Rouveen.<br />
Ook dit is driemaal verplaatst.<br />
Hier moeten wij nauwe aanraking zoeken met het klooster<br />
Zwartewater. gesticht in 1233. Dicht bij de plek, waar dit<br />
klooster eens lag, wijzen nog namen en overblijfselen in het<br />
terrein op de eerste nederzetting. Deze schoof om dezelfde<br />
reden, die ik bij Staphorst mededeelde, Oostwaarts, waar nog<br />
in het terrein op het erf de Hoeve IH~tkerkhof te vinden is.<br />
Vandaar verplaatste het zich naar waar het thans ligt. In<br />
afwijking met Staphorst ligt hier het bouwland ver van de<br />
woningen en de hooi- en weilanden tel' weerszijden van den<br />
straatweg. Wanneer wij ook hier een blik slaan op de kerk, .
11<br />
dan vernemen wij, dat zij vóór de hervorming ter begeving<br />
stond van het klooster Zwartewater. De tegenwoordige baksteenen<br />
kerk bestaat uit een langwerpige, rechthoekige ruimte<br />
met vlakke zoldering. Boven het Noorder portaal is een steen<br />
aangebracht met het opschrift "A.no 1642", terwijl op het choor<br />
zich een windwijzer bevindt met het inschrift "Op tot den<br />
Heere".<br />
Inwendig bezit de kerk een preekstoel uit het midden der<br />
17de eenw met een koperen lessenaar, geschenk van Coninck,<br />
dien wij reeds leerden kennen en verder twee zeventieneeuwsche<br />
kronen. Twee klokken in den teren hebben onderstaande opschriften.<br />
Op de kleine staat:<br />
"Ik roep een iedereen, in het gemeen, tot een heilig werk<br />
in Gods Kerk. Onder den dienst van den WelEerw. Heel'<br />
Wilb. Sluiter, Kerkmeesterschap Jan Willems en Hendrik'<br />
Luigjes. Anno 1742".<br />
Op de groote:<br />
"Ja 't geroep ter Kerk, dat is uw werk, en ook van nood<br />
en's menschen dood. Onder den dienst van den Wellâerw. Heer<br />
Wilh. Sluiter, Kerkmeesterschap Jan Plat en Hendrik Proost.<br />
Anno 1762".<br />
Wij zonden hiermede van Rouveen's kerk afscheid kunnen<br />
nemen, ware het niet, dat een paaltje met onderstaand grafschrift<br />
beter bedoeld dan gezegd de aandacht trok. Hierop<br />
leest men:<br />
"Het graf dat hier<br />
dit stof bewaart<br />
Was onze steun en<br />
troost op aard".<br />
Dringen wij ten slotte nog door tot het nachtmaalszilver,<br />
dan vinden wij er twee zilveren bekers. De kleinste is van<br />
gegraveerde bloemmotieven voorzien en op den bodem van het<br />
opschrift:<br />
lId' Gemeente van Rouveen s» 1696".<br />
De andere beker, voorzien van gegraveerde symbolische<br />
voorstellingen van liefde, gerechtigheid enz. heeft ten opschrift:<br />
"Juffron Adriana Hodelija Sluiters van Groningen heeft deese<br />
beeker gegeeven an de kerke van Roveen Anno 1731".
12<br />
Boven de voordeur der pastorie is een steen ingemetseld<br />
met bet opschrift:<br />
'"Door den St. 'Andrea's vloed<br />
Werd dit huis verwoest<br />
en herbouwd door Konluk- "<br />
lijke Mildadigheid<br />
1825.<br />
Weer 'herbouwd in 1879.".<br />
Van het Zuiden moeten wij nog even door Staphorst naar<br />
IJhorst. Hier verandert het landschap. Wij komen hier op<br />
hooggelegen land. De huizen liggen meer verspreid.<br />
Hierlag eens de Havezathe den Pol, gewoonlijk de Respers<br />
genoemd, in 1670 tot riddermatige Havezathe verklaard en<br />
eIken <strong>Overijssel</strong>aar bekend als bezeten door Joan Derk Van<br />
der Capellen.<br />
Gaan wij ook hier naar de kerk, die vóór de Hervorming<br />
vermoedelijk aan de H. Maria gewijd was. Als bouwvallig<br />
komt zij reeds in 1382 voor. De begeving was aan het klooster<br />
Zwartewater. De bouw van het tegenwoordige kerkgebouw<br />
was aangenomen door den aannemer H. Brouwer te Meppel<br />
voor f 7470.-, waarvan f 500.- bestemd was voor de restauratte<br />
van den Westergevel, die van de oude kerk kon<br />
blijven staan.<br />
Op een steen in de kerk leest men omtrent dien bouw:<br />
"Jan Arend Godard de Vos<br />
van Steenwijk tot Dikninge<br />
oud 4 1js jaar<br />
heeft den eersten steen<br />
gelegd den 14 April 1823".<br />
In de kerk bevindt zich een zeventieneeuwsche preekstoel,<br />
waaraan een koperen arm met bord, voorzien van een doopbekken<br />
en offerbus, yan hetzelfde metaal. Opmerkelijk zijn<br />
verder eenige :eikenhouten banken en een koperen kroon, die<br />
tot opschrift heeft:<br />
"J an Hendericks van de Rusttee, Roelof<br />
Warners van't Schot, Jan Jans ter<br />
Haar, Jan Jans Besoen".<br />
Banken en kroon zijn uit het einde del' 17de eeuw.
13<br />
Op de orgelkast staat :<br />
,,19 03<br />
Geschenk<br />
van<br />
W. Koops en R. van Kleef";<br />
terwijl als vervaardiger van het orgel vermeld wordt J. Proper<br />
te Kampen.<br />
In de kerk liggen' de volgende opmerkelijke grafzerken:<br />
le. Een hardsteenen zerk met het opschrift, voor zoover het<br />
te lezen is<br />
'"Anno dÏÏi millesimo Vc<br />
XLIII ipso die may obiit venerabilis<br />
diis Johannes<br />
Sche. , .ar abbas<br />
hui' Oonvëtus . . ... req. at in pace"<br />
2e, e'en andere steen vermeldt i<br />
"Ao, 1652<br />
geboren die<br />
WelEdele<br />
"I'ecla van Monster<br />
dochter van<br />
der Havlxhorst"<br />
daarop volgt een afgesleten wapen en dan:<br />
"Ende is<br />
gestorven<br />
den 26 Juni<br />
1652,"<br />
Van de kerk gescheiden staat een houten klokkenstoel van<br />
balken opgetrokken; waarin een klok haugt met het opschrift<br />
in blokletters:<br />
"Pieter Seest Amstelodami<br />
Anno 1780 me fecit,"<br />
Ik zou hier kunnen eindigen gebood het de plicht niet<br />
enkele verdienstelijke personen te gedenken, wier levensloop<br />
met Staphorst meer of min verbonden is, En dan denk ik in<br />
de eerste plaats aan dien Philippus Rovenius, geboren te Rouveen<br />
in 1572 en den I October 1615 te Utrecht overleden;<br />
dien Groningsehen Hoogleeraar Daniel Frantszius, die Staphorst
~ 14<br />
van 10 Augustus 1705 tot 8 Juni 1706 als predikant diende;<br />
dien sympathieken Eibergor zanger Wilhelm Sluiter, die voor<br />
de Munsterschen ui~ Eibergen gevlncht korten tijd te Rouveen<br />
predikant was.<br />
Als personen waaraan deze streek veel te danken heeft,<br />
noem ik in de 1ge eenw den Graaf van Rechteren, Gouverneur<br />
des Konings' in <strong>Overijssel</strong>, en Baron van Dedem, den<br />
stichter van de Dedemsvaart.<br />
HATTEM. F. A. HOEFER.<br />
I
\<br />
STAPHORST-ROUVEEN EN<br />
" VRIEZENVEEN~ ,<br />
In de Driemaandelijksche Bladen, uitgegeven door de Vereeniging<br />
tot Onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten<br />
van Nederland, (Jaargang V, p. 35) schrijft C. H. Ebbinge<br />
Wubben: "Staphorst,' oorspronkelijk een veenkolonie, is een<br />
zoogenaamd streekdorp, d.w.z. de huizen liggen, soms twee<br />
of meer, op eenigen afstand achter elkaar op lange smalle<br />
strooken land, doorsneden door de straatweg, de diek. Van het<br />
grasland, ten N., deels ten N.W., van de diek zegt men dat<br />
het buten, van het bouwland, ten Z., deels ten Z.O., dat het<br />
boven ligt. Wie an diek staat, kan dus vier richtingen' uit,<br />
en bouen of boveruut, en buten of buteriuui, en oostert of<br />
oostertuuten en uiesteri of westert1tut.<br />
De lange smalle erven zijn onderling gescheiden door slooten,<br />
meestal aan weerszijden met hout beplant, er langs loopt. op<br />
elk erf een steeg, een in den regelonbestrate toegangsweg;<br />
voor zoover hij langs een huis leidt, draagt hij den naam van<br />
brink" 1). Mutatis mutandis geldt dit alles ook voor Vriezenveen,<br />
als men daar op den weg of de straat staat kan men<br />
ook vier richtingen uit, hen bwavI·n of buiaeverin, hen buten<br />
of buieriin, hen oostert of oostertin, hen ioesieri of wesiertin.<br />
Daar ligt het bouwland ten N. van den weg d.i bwaven, het<br />
grasland ten zuiden van den weg d.i. buten.<br />
Dr. Blink zegt in het Tijdschrift v.h. Nederlandsch Aardrijkskundig<br />
Genootschap (XIX 1902 p. 80): "Als men iemand<br />
die Staphorst vrij wel kent, plotseling in Vriezenveen plaatst,<br />
zou hij den overgang sohier niet bemerken".<br />
Dezelfde schrijver schrijft in het Tijdschrift der Nederl.<br />
Heide Maatschappij, (14e jg. p. 37): "De Staphorsters helpen<br />
1) Hier heeft .brink" dus nog zijn oude beteekenis van "rand, grasrand"<br />
behouden. Verg. Verdarn, Middelnederlandsch Handwoordenboek.
16<br />
elkander tegenover vreemdelingen tot het uiterste, tegenover<br />
niet Staphorsters zijn zij één. Dit gemeenschapsbesef spreekt zelfs<br />
uit het groeten. Als iemand voorbijkomt hoort men hier zelden<br />
uitsluitend den gewonen dorpsgroet : goeden dag saam of goeden<br />
dag, maar in den .groet spreekt een besef van ·deelneming in<br />
den arbeid, dien de ander verricht. Is iemand b.v. .aan 't ploegen<br />
dan luidt de groet: an 't bouwen?, is iemand aan '-t oogsten,<br />
dan luidt hij: an ,'t rogge halen? en zoo klinkt de groet steeds<br />
in een vragenden vorm, deelnemend aan den arbeid dien men<br />
buren of dorpsgenooten ziet. verrichten."<br />
Ook deze woorden zijn volkomen op Vriezenveen toepasselijk.<br />
Evenals Staphorst is Vriezenveen een Friescue veenkolonie,<br />
beide dorpen werden verplaatst naar gelang het veen was<br />
afgegraven en de bodem tot ontginning was gebracht, de kerken<br />
van beide dorpen zijn daardoor eenige malen verplaatst.<br />
Te Staphorst werd oudtijds het plaatselijk bestuur gevormd<br />
door het college van sestienen, te Vriezenveen door een dito<br />
van kerkmeesteren en sestienen.<br />
In de jaren 1627 tot 1630 voerde Johan van Rechteren tot<br />
Rechteren en Bredenhorst, Heel' tot Almelo een proces 1) tegen<br />
de ingezetenen van Vriezenveen, de zaak liep in hoofdzaak over<br />
de vraag wat onder een hoeve moest worden verstaan daar<br />
bij de oude concessiebrieven door de Heeren van Almelo<br />
aan "de Vresen op den Vene" gegeven, wasbepaald dat van<br />
een hoeve lands jaarlijks moest worden betaald een _emmer<br />
boter, Zwolsche maat. \' olgens den Heer van Almelo was eene<br />
hoeve 16 of hoogstens ]8 morgen groet, terwijl de ingezetenen<br />
van Vriezenveen beweerden dat een hoeve aldaar geen bepaalde<br />
maat vertegenwoordigde maar dat zij in de lengte steeds kon<br />
worden uitgebreid dool.' ontginning van de veengronden tot aan<br />
de noordgrens der Heerlijkheid. Zij legden getuigenissen- over<br />
o.a, van drie personen geboren en lang gewoond hebbende te<br />
Vriezenveen, die reeds jaren lang te Staphorst en Rouveen<br />
gevestigd waren; deze verklaarden: "dat de Vriezenveensche<br />
landen van één nature en also gelegensinnen als de Staphorster<br />
1) Rijksarchief Zwolle,
]7<br />
en Ronveensche, te weten beneden haar hooilanden, daarna de<br />
weilanden ende daarna de bouwlanden, dewelcke int wilde en<br />
woeste vene strecken, dat alle opgaande landen opt Vriesenveen,<br />
Staphorst en Ronveen bij akkertal worden verkocht en verhuurd,<br />
te weten 16 akkers voor eene hoeve, 8 akkers voor een halve<br />
hoeve, 4 akkers voor een vierdel en 2 akkers voor een half<br />
vierdel. dat de Vriesenveensche, Staphorster en Rouveensche<br />
akkers meestendeels nit de wilde helde en onland tot land,<br />
door groote vlijt en arbeid van de ingezetenen z\in gemaakt<br />
en zij hunne huizen van beneden tot boven hebben moeten laten<br />
'zetten en maken."<br />
Ter verduidelijking wordt bij de proces<strong>stuk</strong>ken overgelegd<br />
een "Caerte van't Vriesenveene", waarop de indeeling del'<br />
lauden in hoeven, akkers enz. in schema is voorgesteld, deze<br />
zelfde kaart vindt men ook onder de <strong>stuk</strong>ken 1) betreffende<br />
een proces dat de ingezetenen van Rouveen tegen die van<br />
Staphorst voerden in de jaren 1632 tot 1637, in welke zaak<br />
de Licentiaat Johan Telvoren als advocaat optrad, dezehad<br />
als zoodanig ook de belangen der Vriezenveeners verdedigd.<br />
De ingezetenen van Rouveen beweerden dat het Mosveen,<br />
gelegen ten zuiden, deels ten zuidoosten van Staphorst, gemeenschappelijk<br />
eigendom was; volgens de Staphorsters zou<br />
de scheiding en verdeeling reeds voor ondenkelijke jaren hebben<br />
plaats gehad. In zijne repliek, ingediend den 26 September<br />
1634, zegt de advocaat Telvoren o.a.: "dat de Vriezenveensche<br />
landen van gelijke nature zijn als die van Staphorst en Rouveen<br />
met het onderscheid dat de laatste boven hoe langer hoe meerder<br />
scherper toeloopen. 3 Januari 1637 deed Rudolph van den<br />
Clooster, Schultis tot Hasselt, met advies van rechtsgeleerden,<br />
uitspraak in deze zaak; hij verklaarde dat de ingezetenen van<br />
Staphorst de vroegere scheiding en deeling niet genoegzaam<br />
hadden bewezen en dat dus het Mosveen, van boven den Leidijck<br />
tot de uiterste limiten toe, gemeénschappelijk eigendom van<br />
de beide kerspelen was; hij veroordeelde beklaagden "om met<br />
de klagers te treden in scheydinge ende deelinge, na g-rootte en<br />
1) Rijksarchief. Zwolle No.
18<br />
proportie van een iegelijks hoevetall, genietende die van Stap.<br />
horst de proportie van 48 hoeven en die van Rouveen van<br />
62 hoeven, compenserende de kosten om redenen."<br />
Onder de bijlagen van deze proces<strong>stuk</strong>ken bevinden zich o.a.<br />
een opgave van de namen der landeigenaren en een uitvoerige<br />
kaart van Staphorst en Ronveen gemaakt door den gezworen<br />
landmeter Gysbert Sasse in 1635. .<br />
DEN HAAG.' L .. JONKER.·
IETS OVER RUMYNGHE.<br />
Bifhet'lezen van het "Rapport van de Commissie tot onderzoek<br />
der Grootburgerrechten te Kampen" 1) viel het mij op,<br />
dat de ,zinsnede: "In den yersten zal die stat van Campen<br />
"behouden sinte Nyclaesbroeke, den Cruyshoep eude alzulc<br />
.Jant, als si heer toe bezeten hebben, die hem-die ghezworen<br />
"ter naester rumyngher af ghegaen hadden, sonder aensprake<br />
"van ons of van onsen nacomelinghen, bisscopen t'Utrecht of<br />
"van den erfghenamen vcersseid", voorkomende in eene oorkonde<br />
van 1363 of 1364, uitgegaan van Johan van Arkel,<br />
waarbij het aandeel van de stad Kampen in de te verdeelen<br />
marke van Mastenbroek wordt bepaald, 2) door de commissie<br />
aldus wordt weergegeven: "Alzoo behield de stad het St.<br />
,.Nicolaasbroek, den Kruishoop en verder al zulk land, als de<br />
"stad tot nu toe bezeten had en dat door de gezworenen van<br />
"Mastenbroek bij de laatste ruminghe aan de stad was afqe-<br />
"staan, zonder dat de bisschop of zijn opvolgers daarop eenige<br />
"aanspraak zouden maken," 3)<br />
Ret leek mij vreemd, dat nog eens uitdrukkelijk wordt bepaald,<br />
dat de stad mag behouden wat zij reeds bezat en door<br />
de gezworenen aan haar was afgestaan, Mijn twijfel aan de<br />
juistheid der vertaling werd versterkt, toen ik in het vervolg'<br />
van de oorkonde van bisschop Jan van Arkel deze zinsnede<br />
aantrof: "Item- wes goet hoeren borgheren af geghaen is in<br />
1) De bedoelde Commissie werd ingesteld bij besluit van den Minister<br />
van Binnenlandsche Zaken van 29 April 1904. Haar rapport werd<br />
11 Juli 1906 uitgebracht en verscheen in druk bij de Naamlooze<br />
Vennootschap Drukkerij "Trio" te 'a-Gravenhage. Aangehaald als<br />
Commissierapport.<br />
2) No. 148 van het Kamper archief. Afgedrukt als bijlage C van<br />
Commissierapport. De interpunctie en het gebruik van hoofd- en<br />
kleine letters zijn door mij in overeenstemming gebracht met de<br />
regels van het <strong>Historisch</strong> Genootschap.<br />
3) Commissierapport, biz, 8.
20<br />
"der rumynghe naestverleden, daer die eyghendom hoer af<br />
"is ende tot ghenen erfpacht uutghedaen en is, dat sal men<br />
"hem wedergeven, also verre alst in der deylingh van Mast-<br />
"broec nyet hynderlyc en is."<br />
Wanneer "afgaen" beteekende "afstaan", zou de laatste aanhaling<br />
zeggen, dat men aan de burgers van Kampen moest<br />
teruggeven, wat zij pas van de gezworenen hadden gekregen<br />
en wel zoo gekregen, dat zij het eigendomsrecht der afgestane<br />
goederen er door verloren hadden l<br />
Daar in de laatste zinsnede "afgaen" niet kan beteekenen<br />
"afstaan", mag ook in de eerste dit woord niet door "afstaan"<br />
worden weergegeven, daar het verband, waarin het gebruikt<br />
wordt op beide plaatsen het zelfde is.<br />
Wat beteekent nu hier "afgaen" ? Het Middelnederlandach<br />
handwoordenboek kent o.a. de beteekenis: "afstand doen van",<br />
doch dan moet een persoon onderwerp in den zin zijn en de<br />
zaak in den tweeden naamval staau. Riel' staat echter de zaak<br />
iu den vierden naamval.<br />
Met een zaak als ouderwerp en den persoon in den derden<br />
naamval vindt men voor "afgaen" opg-egeven: "voor iemand<br />
verloren gaan", "ophouden zijn eigendom te zijn". Op deze<br />
wijze is het woord op de tweede plaats gebruikt en de beteekenis<br />
van dezen zin is dus, dat aan de burgers van Kampen<br />
moet teruggegeven worden, wat zij bij gelegenheid van de<br />
laatste ruminge badden verloren, waarvan zij dus den eigendom<br />
verloren badden. 1)<br />
Voor "afgaen" met een persoon als onderwerp en de zaak<br />
in den vierden naamval moeten wij besluiten tot eene beteekenis<br />
van "afnemen" of "ontzeggen", in welk geval wij een zeer<br />
goeden zin krijgen.<br />
De oorzaak van het vertalen van "afgaen" door "afstaan",<br />
ligt in het. woord "ruminghe". De oommissie stelt ruminghe<br />
1) Op de zelfde wijze is "argaen" gebruikt in eene oorkonde van<br />
1367, waarin bisschop Arend vall Hoorn zegt vernomen te hebben,<br />
dat te Kamperveen "onses gesticb tes pale vercortet ende afgegaen<br />
"sijn toe behoef des dorpes van Oestenwolde" en verklaart, dat hij<br />
"dat lant, dat Campervene mit gewelt afgegaen was, daer weder toegegaen<br />
heeft." (Kamper archief,' Diverserum A, fo1.152).
21<br />
gelijk met afstand van eigendom. Zij zegt o.a.: "En waar<br />
"wijders die zelfde bisschop in de van hem uitgegane oorkonde<br />
"de ruminghe van de Kamper eilanden, in ruil voor de stads<br />
"gewaardheid in Mastenbroek gelijk stelt en assimileert aan<br />
"de ruminghe indertijd door zijne voorgangers omtrent de<br />
"bewuste broeken ten behoeve van schepenen, raden en universi<br />
"opidani van Kampen g-edaan, en tevens die voorgaande<br />
"ruminghen bevestigt, ... daar moet ontwijfelbaar nit die gelijk-<br />
"stelling en assimilatie afgeleid worden, dat ook toen reeds<br />
"volgens de communis opinio evenzeer die door's bisschops<br />
" voorgangers in vroegeren tijd ontruimde landerijen aan de<br />
"stad Kampen als eenheid -waren afgestaan, zoodat hierbij.<br />
"evenmin als bij de ruminghe van de Kamper' eilanden, kan<br />
"gedacht worden aan een afstand aan Kamper ingezetenen ten<br />
"einde die goederen mit Gesammter Hand als een markgenoot-<br />
"schappelijk consortium te bezitten en te gebruiken". 1)<br />
Nu is het volkomen waar, dat aan de stad Kampen de<br />
Kamper eilanden zijn afgestaan, al geschiedde dit dan ook niet<br />
door den bisschop 2); ook eerder .wàren reeds gronden aan<br />
Kampen afgestaan door Hendrik van Vianden en Johan van<br />
Nassau, maal' wat geeft de commissie het reelit .dezen afstand<br />
van eigendomsrechten "ruminghe" te noemen?<br />
De oorkonde van 1363 of 136.4 gebruikt het woord "ruminghe"<br />
niet waar zij van de Kamper eilanden spreekt en evenmin<br />
treft men dit aan in de beide brieven van Jan van Nassau<br />
van 1284, waarbij de broeken aan de stad zouden zijn afgestaan.<br />
3) Het gebruik van het woord "ruminghe" ter aanduiding<br />
van de rechtshandelingen, waardoor Kampen eigenaar<br />
werd van de Kamper eilanden en andere gronden, is zuiver<br />
fantasie, doch deze beteekenis eenmaal aangenomen hebbende,<br />
I) Commissierapport blz. 8.<br />
2) Blijkens den aanhef, gaat de oorkonde wel uit van den bisschop.<br />
doch niet hij, maar de verdeelingscommissie van Mastenbreek is<br />
partij in de overeenkomst.<br />
3) Kamper archief No. 4 ell 5; afgedrukt als bijlagen A en B ill<br />
het Comrnissierapport. De vraag. welke gronden aan Kampen werden<br />
afgestaan, hoop ik elders te behandelen.
22<br />
bleef de Commissie niet anders over, dan "afgaen" te vertalen<br />
door "afstaan". •<br />
Slaan wij het Middelnederlandseli woordenboek op, dan<br />
vinden wij voor "l'uming'he" meerdere beteekenissen, doch<br />
welke hiervan moeten wij in een bepaald geval kiezen?<br />
Deze vraag gaf mij aanleiding een aantal <strong>stuk</strong>ken, waarin<br />
het woord gebruikt wordt, bij een te zoeken en te trachten<br />
daardoor de oorspronkelijke beteekenis en de daarvan afgeleide<br />
beteekenissen op te sporen. Voor zoover deze <strong>stuk</strong>ken nog<br />
niet uitgegeven zijn, volgen zij hierachter als bijlagen.<br />
"Ruminghe" is afgeleid van "rumen". Dit werkwoord kennen<br />
wij nog in de uitdrukking "het veld ruimen", doch behalve<br />
als vakterm+), komt het zonder voorvoegsel niet meer voor.<br />
In de beteekenis van "opruimen" of "schoonmaken" ontmoeten<br />
wij het woord "rumen" herhaaldelijk in de verschillende<br />
dijkrechten. In het dijkrecht van Mastenbroek 2) komt eene<br />
afdeeling voor, getiteld: "Van weteringen to rumen". Nauw<br />
met deze beteekenis verwant is die van "wegnemen wat in<br />
den weg staat", "wegruimen". In deze beteekenis treffen wij<br />
het eenige malen aan in de stadsrekeningen van Ootmarsum 3),<br />
waar meerdere betalingen aan werklieden, "dije den 'sten ut<br />
der porten rumeden" , voorkomen.<br />
V erder kan "rumen" beteekenen "ontruimen". Hierbij houde<br />
men in het oog, dat. men zoowel zelf iets kan ontruimen ten<br />
behoeve van een ander (b.v. zijn plaats ontruimen, zoodat men<br />
de beteekenis krijgt van "plaats maken voor", "afstand doen<br />
van"), als ook een ander iets doen ontruimen ten behoeve van<br />
zich zelf of van een derde (de politie, die een zaalontruimt).<br />
In de eerste beteekenis vinden wij "rumen" gebruikt in de<br />
reeds meermalen aangehaalde oorkonde van 1363 of 1364,<br />
1) In <strong>Overijssel</strong> spreken timmerlieden en smeden nog van .rnmen"<br />
of .oprumen", wanneer zij bedoelen het wijder maken van een gat,<br />
waarin een pen of schroef moet passen.<br />
2) In H.S. in meerdere exemplaren op het Rijksarchief te Zwolle<br />
en in het archief vanden polder Mastenbroek.<br />
3) Uittreksels uit deze rekeningen vindt men in de Verslagen en<br />
Mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>seh<br />
Regt en Geschiedenis, 28e <strong>stuk</strong>, blz. 174 en vlg.
23<br />
wanneer aan Kampen de verplichting wordt opgelegd om aan<br />
de vlsschers _op Seveningen "enen merghen lants (te) rumen",<br />
opdat deze daar hunne netten kunnen inhalen.<br />
Van gelijke beteekenis is het "ruminghe doen", dat men in<br />
meerdere stadrechten aantreft in verband met bepalingen omtrent<br />
het bouwen van gezamenlijke tusschenmuren. Zoo komt in het<br />
Kamper "Gtùden Boeck" 1) een hoofd<strong>stuk</strong> voor' "Van rnmynghe<br />
des, die boven den anderen tymmert", waarin wij lezen:<br />
,;Voert int jaer 1314 is overdragen, so wye boven den andere<br />
"tymmert een woninghe hoge, den sal sijn nabuer rumynge<br />
"doen op sijns selves cost. Ende wat weder costet to maken,<br />
"dat meisterloen sal dieghene betaelen, die de wonynge boven<br />
"tymmert. Ende die rumynghe ghedaen hefît, sal selven betaelen:<br />
"calck, pannen, holt ende ijsel' ende wes reytscap daer to ghaet.<br />
"Ende men sal nyet hoger die muren betaelen, dan dat spoerte<br />
"staet" s). Ook in de Utrechtsche stadrechten is op meerdere<br />
plaatsen van deze "rnminge" sprake S).<br />
Zeer waarschijnlijk heeft dit "ruminghe doen", waarvan de<br />
beteekenis vrijwel gelijk staat met "afstaan", de commissie<br />
aanleiding gegeven in haar rapport iedere "ruminghe" gelijk<br />
te stellen met afstand van eigendomsrechten. Ten onrechte<br />
evenwel, want "rnminghe" is ook de rechtshandeling, waardoor<br />
men een ander iets doet ontruimen ten behoeve van zich zelf<br />
of van een derde.<br />
Een veel voorkomend kwaad in vrijwel alle marken was het<br />
eigenmachtig in bezit nemen van <strong>stuk</strong>ken onverdeelden grond<br />
door gewaarden en ongewaarden en talloos zijn de bepalingen<br />
1) Uitgegeven in de serie Overijselsche Stad-Dijk-en Markerechten,<br />
Ie deel, Le <strong>stuk</strong>. De aanhaling op biz, 108. In de uitgave staat in het·<br />
opschrift "Ramijughe". In het origineel echter "Rumynghe".<br />
2) Bedoeld wordt, dat hij, die zijn muur moest afbreken en dien<br />
half aan zijnen buurman moest afstaan, niet verder behoeft mede te<br />
betalen, dan tot de hoogte, waar zijn daksporen in den muur rusten.<br />
3) Glossarium. behoorende bij de Rechtsbronnen van de stad Utrecht,<br />
uitgegeven door Mr. S. Muller }fz. (Ie reeks, lIIe deel del' Werkeü<br />
van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlandsche<br />
Recht).
24<br />
in de verschillende markerechten i), waardoor de erfgenamen<br />
hebben getracht daaraan paal en perk te stellen. Hoewel van<br />
economisch standpunt beschouwd, dergelijke inbezitnemingen<br />
van onverdeelde, dikwijls woeste gronden - meestal aangravingen<br />
genoemd - nuttig waren, is het toch zeer verklaarbaar,<br />
dat de gezamenlijke erfgenamen deze verboden en niet schroomden<br />
tot de meest drastische maatregelen over te gaan, om ze<br />
ongedaan te maken.<br />
De onverdeelde markegronden toch behoorden tot de in de<br />
marke gelegen gewaarde hoeven, wier eigenaren als zoodanig<br />
tevens gezamenlijk eigenaren waren dier onverdeelde gronden 2).<br />
Groef een erfgenaam een <strong>stuk</strong> van den onverdeelden grond<br />
aan; dan benadeelde hij zijne mede-erfgenamen; deed een<br />
engewaarde dit, dan werden de gezamenlijke erfgenamen benadeeld.<br />
In beide gevallen werd het object van de eigendomsrechten<br />
van de gezamenlijke eigenaren verminderd.<br />
Niet iedere aangraving was echter onrechtmatig. Onrechtmatig<br />
was zij alleen, wanneer zij eigenmachtig geschiedde,<br />
want niets belette de gezamenlijke erfgenamen, althans in<br />
theorie, om het zij om niet, het zij tegen vergoeding een<br />
1) Zie: <strong>Overijssel</strong>sche Markerechten, uitgegeven door de Vereeniging<br />
tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis. Geldersche<br />
Markerechten, uitgegeven door Mr. Sloet in de Werken der Vereeniging<br />
tot uitgaaf van de bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht<br />
(He reeks, XIIe en XVe deel). Mr. Joosting, Willekeuren van Drentsche<br />
marken, in het 6e· deel der Verslagen en Mededeelingen van ge-<br />
noemde Vereeniging.<br />
2) Het reëele karakter der gewaardheld komt yooral in de oudste<br />
markerechten uit. Eerst later laat men splitsing van waren toe, zoodat<br />
de mogelijkheid bestaat. dat een niet-eigenaar van eene hoeve of saalstede,<br />
in het bezit komt van een waardeel. In vele markerechten<br />
wordt echter aan den bezitter van zoo'n waardeel medezeggenschap<br />
en medegebruik door de overige markegenooten ontzegd, wanneer<br />
hij althans niet eenigen grond in de marke bezit. Zuiver personeele<br />
gewaardheid komt in de echte marken niet, of althans zeer zelden<br />
voor, wel bij "meenten", waar zij zelfs regel is. Geheel ten onrechte<br />
spreekt het Comruissierapport (blz. 15) dan ook van gewaardheid van<br />
de geslachten van Voorst, Rechteren, enz. "in de marke van Mastenbroek.<br />
Niet als geslacht, doch als eigenaren van gewaarde hoeven,<br />
behoorden zij tot de gewaarden.
25<br />
grooter of kleiner deel hunner onverdeelde gronden Ran een<br />
mede-erfgenaam of ongewaarde aï te staan.<br />
Om niet stonden de gezamenlijke erfgenamen wel eens een<br />
<strong>stuk</strong>je grond af aan onvermogenden. Afstand tegen vergoeding'<br />
vond. meestal plaats door uitgifte in erfpacbt; de canon treedt<br />
dan in. de plaats van het genot in natura van den grond. In<br />
vrijwel alle :markeu vindt men dergelijke in erfpacht uitgegeven<br />
perceelen, meestal katersteden 1) genoemd. Verkoop van<br />
<strong>stuk</strong>ken onverdeelden grond vond plaats, wanneer de gezamenlijke<br />
erfgenamen geld noodig hadden, dat ûj anders bij wijze<br />
.van omslag zouden hebben moeten opbrengen 2). .<br />
Minder dikwijls komt het voor, dat de gezamenlijke erfgenamen<br />
een waar of waardeel verkoepen. Verkoop van zoo'n<br />
waar of waardeel staat gelijk met het scheppen van een nieuw<br />
gewaard erf en vermeerderingvan het getal der eigenaren van<br />
de onverdeelde gronden S). .<br />
In theorie konden de gezamenlijke erfgenamen ook hunne<br />
onverdeelde gronden in hun geheel of voor een grooter of<br />
kleiner gedeelte verdeelen, waarbij aan ieder gewaard erf naar<br />
mate van bet waartal een grooter of kleiner <strong>stuk</strong> werd toegeslagen<br />
4).<br />
1) Zie b.v, Dat Marckenboeck van Bathman. <strong>Overijssel</strong>sche Stad-<br />
Dijk-en Markerechten. derde deel, 1ge <strong>stuk</strong>, blz. 3. De z.g. Erfgenamenkatersteden<br />
treft men ook aan in Holten. (Zie J. de Graaf, Uit het<br />
archier der marke van Holten, blz. 40 en 41).<br />
Z) Dikwijls voor kerkherstel, b.v. in 1602 en 1'606 de marke van<br />
Zwiep (Sloet Geldersche Markerechten II, blz. 231), in 1616 de marke<br />
Groot- en Klein Dochteren (Sloet, t.a.p. II blz. 257). Ook voor andere<br />
doeleinden. Uit een schrij ven aan den keizer door de Staten van<br />
<strong>Overijssel</strong> in 1530 (Kamper Dagvaartboek fol. 30) blijkt, dat in vele<br />
marken van Salland de erfgenamen gronden hadden moeten verkoopen,<br />
"die affgegraven synt van der gemeenten", om de lasten van den<br />
Gelderschen oorlog te betaleu.<br />
') In 1643 verkochten de erfgenamen van Bathmen "seecker streepien<br />
landt", waarop de schout zijn huis had gebonwd, "met een halve<br />
waere" (Markenboek van Bathmen blz. 2). Dat zulks niet dikwijls<br />
voorkwam blijkt door vergelijking van het aantal waren in verschillende<br />
tijden in eene marke.<br />
') Zie Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, deel XIII<br />
blz. 271 en vIg., waar eene gedeeltelijke vercleeling der marke van
26<br />
In de praktijk echter konden de gezamenlijke erfgenamen<br />
niet geheel vrij beschikken over de hun in eigendom toekomende<br />
onverdeelde gronden wegens het aan den landsheer toekomende<br />
recht op den voorslag. Waarop dit recht steunde kunnen wij<br />
hier in het midden laten j het is voldoende te weten, dat het<br />
bestond en den landsheer recht gaf op ongeveer 10 % van de<br />
onverdeelde gronden 1). Het is duidelijk, dat zijn belang medebracht<br />
zoo veel mogelijk aangravingen met of zonder toestemming<br />
van de erfgenamen en gedeeltelijke verdeelingen tegen<br />
te gaan. Ook verkoop van gronden strekte tot nadeel van zijne<br />
belangen.<br />
Uit dit recht op den voorslag kunnen verschillende maatregelen<br />
van den landsheer ten aanzien van de markeu worden<br />
verklaard. In de eerste plaats wel de pogingen in <strong>Overijssel</strong><br />
sedert het begin der 14e eeuw door de opvolgende bisschoppen<br />
aangewend, om tot verdeeling der Sallandsche markeu te komen,<br />
welke verdeelingen vrijwel alle door of namens hen werden<br />
ten uitvoer gebracht. 2) Deze verdeelingen haddim in vele gevallen<br />
niet de opheffing van de markeu ten gevolge j zij werden<br />
slechts gedeeltelijk verdeeld, maar de landsheer nam zijnen ,,"001'slag,<br />
berekend naar de geheele oppervlakte onverdeelden grond.<br />
Holten wordt medegedeeld. Een ander voorbeeld bij Joosting, Willekeuren<br />
van Drentsche marken, blz. 44, waar bepaald wordt, dat het<br />
turfveen van Buinen verdeeld zal worden. Ook de niet-gewaarden (de<br />
huizen) krijgen hier een deel. Dit verdeelen heet meestal "hoefslaan"<br />
aan iedere hoeve haar deel toewijzen, waarin het reëele karakter de;<br />
gewaardheld uitkomt.<br />
I) De hierachter als bijlage B medegedeelde oorkonde van 1312<br />
wekt den indruk, dat de erfgenamen den bisschop een aantal hoeven<br />
of morgens grond vrijwillig afstonden ter belooniug van zijne bemoeiingen<br />
in zake de verdeeling. Uit de verdeelingsacte der marke<br />
van Zwolle van het zelfde jaar (Verslagen en Mededeelingen van de<br />
Vereeniging tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis<br />
lle <strong>stuk</strong>, blz. 105 en vlg.) blijkt echter, dat .de bisschop zijn voorslag<br />
vooruit nam en hier zeit's aanzienlijk meer had genomen "dan. den<br />
goeden luden van den lande dochte, dat reden was." Later heeft hij<br />
er- dan ook een deel van afgestaan.<br />
2) Zie bijlage B hier achter en de verdeelingsacte der marke van<br />
Zwolle in noot 1 aangehaald. Verder de verdeeling van Mastenbroek<br />
in het 6e <strong>stuk</strong> der Verslagen en Mededeelingen, blz. 21 en vlg:
27<br />
Het spreekt van zelf, dat de markgenooten daarna geheel vrij<br />
konden beschikken over de overblijvende onverdeelde gronden<br />
en bij eene volgende verdeeling niet weder opnieuw eenen<br />
voorslag behoefden af te staan. 1)<br />
Niet alle maatregelen. van den landsheer vinden hunne verklaring<br />
in dit recht op den voorslag.<br />
Uit het proces tusschen de erfgenamen der marke en de stad<br />
Rijssen blijkt, dat door den landsheer aan de steden van Twente<br />
vergund was tot goedmaking van de kosten van den Geldersehen<br />
oorlog land te "beslaen" van de omliggende marken, terwijl bisschop<br />
Frederik van Blankenheim aan de stad Enschede in 1422<br />
vergunde hout te kappen uit de marken van Driene, Lonneker,<br />
Enschede, Usselo en Twekkelo voor wal en poorten der stad. 2)<br />
Krachtens welk recht kon de landsheer dergelijke beschikkingen<br />
maken? Ter beantwoording van deze vraag moeten<br />
wij onderscheid maken tusschen vrije marken en marken met<br />
eenen heer. 3)<br />
De markebestaat uit een aantal gewaarde hoeven, wier<br />
eigenaars qua talis tevens eigenaren zijn van de onverdeelde<br />
gronden. Behooren nu alle gewaarde erven aan één persoon,<br />
dan is deze tevens eigenaar van de onverdeelde gronden. De<br />
grondheer maakt daar de bepalingen, die in vrije markeu de<br />
gezamenlijke erfgenamen maken en beschikt over de gronden,<br />
zooals elders de erfgenamen dit doen. De gebruikers der hoeven,<br />
gewoonlijk hoorigen, zijn geen eigenaren van de hoeve en<br />
dus evenmin mede-eigenaren van de onverdeelde gronden. Zij<br />
hebben echter hier meer, daar minder uitgebreide zakelijke<br />
rechten op de gronden: als gezamenlijke gebruikers der erven<br />
besturen zij onder toezicht van den heer de marke en regelen<br />
het gebruik ervan.<br />
1) Zie bijlage B.<br />
2) TijdreKenknndig Register, deel E, blz. 454 (van het jaar 1520)<br />
en J. W. Mulder, Bijdrage tot de keunis van den rechtstoestand der<br />
marken, blz. 29. Eerst in 1600 ontstaan hierover geschillen, terwijl<br />
in 1616 de drost van Twente beweert, dat de bisschop nimmer "macht<br />
beft gehat der erfgenamen guet wich to. geven."<br />
3) Zie hierover Mr. L. A. J. W. baron Sloet. Marken in dl" Veluwe.<br />
Van AI's blz. 70 en vlg ..
28<br />
Dergelijke hoeven kunnen het eigendom worden van niet,<br />
hoorigen, b.v . doordat de heer ze verkoopt. De eigenaar wordt<br />
voor het aandeel der hoeve medeeigenaar der markegronden,<br />
doch aan de rechten van den heer doet dit geen afbreuk. Eerst<br />
wanneer de meerderheid del' hoeven eigendom is geworden van<br />
niet-hoorigen, of wanneer de hoorigheid der gebruikers zich<br />
in die richting heeft ontwikkeld, dat zij als eigenaren der<br />
hoeven worden beschouwd en h.et eigendomsrecht van den heer<br />
is ingekrompen tot een zakelij k recht op zekere uitkeeringen en<br />
diensten, ontstaat eene vrije marke; meestal blijft dan echter<br />
uit gewoonte de heer eene zekere bescbikkingsbevoegdheid<br />
behouden, vooral wanneer de grondheer tevens landsheer is. 1)<br />
De verslapping van den band der hoorigheid is zeer gelei,<br />
delijk gegaan, zoodat het dikwijls moeilijk is uit te maken,<br />
wanneer de gebruikers eigenaren zijn geworden en de rechten<br />
van den heer tot een zakelijk recht zijn ingekrompen. Deze<br />
onzekerheid omtrent de grens, waar het eigendomsrecht van<br />
den een begint en van den ander eindigt, doet zich ook in Zog.<br />
vrije markeu voor. Eene vrije marke is lang niet altijd eene<br />
marke, welker erven in handen zijn van uitsluitend vrije per,<br />
sonen. Het zeer groote aantal hoven Illet onderhoerige goederen<br />
in <strong>Overijssel</strong> maakt dit reeds vrij wel onmogelijk. Eene vrije<br />
marke is eene marke zonder heer, zoodat niet alle erven<br />
eigendom van één persoon zijn. Vooral in Twente waren de<br />
hoerige erven zeer talrijk en de graad van hoorigheid volgens<br />
de verschillende hofrechten was beslissend voor de vraag, wie<br />
als eigenaar der gewaarde hoeve moest worden beschouwd, de<br />
eigenaar van den hof, waaronder de hoeve behoorde, dan<br />
wel de gebruiker der hoeve.<br />
In Twente badden de buren groote bevoegdheden in de<br />
1) Racer in zijne .Almelosche Oudheden (deel I blz. 204 en 205)<br />
beschouwt te recht den heer van Almelo als eigenaar van den grond,<br />
zoodat alle bewoners der heerlijkheid op zijn grond wonen en daarvoor<br />
aan hem tinsen moeten betalen. Ook erkent hij, dat de verkochte<br />
erven rechten in de onverdeelde gronden bezaten, (loch van eene<br />
marke wil hij niets weten. Racer, als advocaat van de vrouwe van<br />
Almelo, kon moeilijk in de heerlijkheid gelijkgerechtigden met den<br />
heer aannemen.
29<br />
marken. In het algemeen verstaat meu onder buren de<br />
inwoners der marke, waaronder zoowel de eigenaars-gebruikers<br />
van hoeven, als meiers begrepen zijn. Waar de buren in eene<br />
marke uitgebreide bevoegdheden hebben, zijn er blijkbaar de<br />
gebruikers van hoerige erven onder te verstaan, onverschillig<br />
of die hoeven' aan éénen grondheer dan wel aan verschillende<br />
hofbezitters belmoren.<br />
Zoo worden de bewoners van Vriezenveen, hoewel niet<br />
bepaald hoerigen 'wegens de hun verleende rechten, die op<br />
gronden van den heer van Almelo tegen botertins wonen,<br />
steeds buren genoemd. 1)<br />
In 1444 staan de buren van Itterbeke aan het klooster<br />
Sipculo op zekere voorwaarden een <strong>stuk</strong> van de marke in<br />
erfpacht af. 2)<br />
In 1516 verkoopen buurrichter en gezamenlijke buren van<br />
Ulsen onder goedkeuring van den graaf van Bentheim eenige<br />
<strong>stuk</strong>ken markegrond om 'de brandschattingen te kunnen betalen. 3)<br />
In Albergen sluiten de buren overeenkomsten met de erfexen.")<br />
Het is duidelijk, dat iu markeu met eenen grondheer, wanneer<br />
de gebruikers der erven tot een zekere hoogte van vrijheid<br />
zijn gekomen, herhaaldelijk botsingen tusschen heer en hoevebewoners<br />
zullen ontstaan en dit nog meer, wanneer een groot<br />
deel der bewoners, op één plaats bijeenwonende, stadrecht heeft<br />
verkregen. Racer's Almelosche oudheden leveren hiervoor bewijzen<br />
in overvloed. Reeds in 1564 moest de heer beloven<br />
geene toeslagen meer te maken, d.w.z, geene <strong>stuk</strong>ken meer<br />
van den onverdeelden grond af te graven. 5)<br />
De verhouding tusschen heer en inwoners in eene marke<br />
1) Rechten van Vriezenveen bij Dumbar Analecta II, blz. 415 en<br />
vlg. (van 1420). Die buren kunnen zeker wel als eigenaren der gronden<br />
worden beschouwd, nadat de pogingen, door den heer van Almelo<br />
aaugewend om de tinsen te verhoogen, mislukt waren.<br />
2) Tijdrekenkundig Register, deel C blz. 57.<br />
a) Tijdrekenkundig Register, deel E, blz. 319.<br />
') Markerecht van Albergen (Ille deel, 16e <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche<br />
Stad-, Dijk- en Markerechten), blz. 8.<br />
5) Almelosche Oudheden, III, blz. 428.
30<br />
met eenen grondheer leeren wij het beste kennen uit de willekeuren<br />
der marke van Ruinen 1). In 1561 stellen de gezamenlijke<br />
"Boulueden ende co tel'S to Runen" eene regeling op<br />
omtrent het gebruik der marke en verzoeken den heer deze<br />
goed te keureu en te bevestigen. De heer doet dit, doch behoudt<br />
zich het recht voor deze te wijzigen. In 1600 stelt<br />
de he e I' alleen de rechten van een ledig erf vast. Uit dit<br />
<strong>stuk</strong> blijkt tevens, dat iu de marke van Ruinen erven in het<br />
bezit waren van personen, die zeker niet op eenige wijze<br />
hoorig aan den heel' waren. In 1637 stellen de erf g enam<br />
e n zekere bepalingen vast, terwijl de heer, na overleg.<br />
met erfgenamen en ingezetenen, eene instructie voor de gezworenen<br />
vaststelt. In 1688 stellen de "t's am ent Iij eke<br />
m a I' c k gen 0 ten" eene regeling- omtrent het turfgraven vast,<br />
zonder dat van medewerking van den heer blijkt, terwijl<br />
een reglement voor de gezworenen door de markgenoten in 1692<br />
vastgesteld, door den heer moet "geapprobeert en geratificeert"<br />
worden.<br />
In <strong>Overijssel</strong> was de landsheer eigenaar van meerdere hoven<br />
en als zoodanig eigenaar van een groot aantal gewaarde hoeven<br />
in verschillende raarken en daardoor tevens, wanneer hij alle<br />
hoeven of althans het grootste deel der hoeven in eene marke<br />
bezat, eigenaar van of voornaamste mede-eigenaar van de<br />
onverdeelde gronden. Een bewijs voor dit oorspronkelijke eigendomsrecht<br />
van den landsheer leveren ons de rekeningen van<br />
Salland en Twente.<br />
In de 'Oudste rekening van Salland van 1500 2) treft men<br />
niet slechts een groot aantal hoeven aan, waarvan tinsen in<br />
geld of in natura worden opgebracht, doch ook tinsen voor<br />
hofsteden in steden en deze tinsen kunnen alleen verschuldigd<br />
zijn wegens het bouwen op gronden, die den landsheer in<br />
eigendom toebehoorden.<br />
1) Uitgegeven door Mr. Joosting in het VIe deel der Verslagen en<br />
Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het<br />
Oude Vaderlandsche Recht, blz. 70 en vlg.<br />
!) De oudste rekening van Salland bevindt zich in het Rijksarchief<br />
te Utrecht. Een afschrift in het Rijksarchief te Zwolle.
31<br />
7;00 werden in Deventer "in den inganck des bysscopspoerte"<br />
talrijke tinsen betaald, die hoorden in den hof "toe Borgeloe"<br />
en wei vail<br />
20 perceelen "in des Bysscopsstraete"<br />
15 perceelen "in Neerding Bergen straete"<br />
Il perceelen "in Begijnen straete", waaronder het "Begijnenconvent"<br />
6 perceelen in "Papenstraete"<br />
4 perceelen "in A verstraete"<br />
In Hasselt werd tins betaald' van een 8-tal hofsteden, in<br />
Ommen van een 21 tal, die hoorden "in den hoff toe Ommen".<br />
Volgens de rekeningen van Twente, of, wat op het zelfde<br />
neerkomt, volgens het Manuaal van den rentmeester van<br />
Twente uit de 14e eeuw, 1) werden "census arearum" betaald<br />
aan den bisschop te Goor, Ootmarsum en Oldenzaal.<br />
Het is natuurlijk mogelijk, dat deze woningen gebouwd zijn<br />
op den grond van hoeven, waarvan de bisschop eigenaar was,<br />
doch heel waarschijnlijk is dit niet, wanneer men in aanmerking<br />
neemt, dat in den tijd, waarin genoemde plaatsen zijn ontstaan,<br />
de markeu nog niet verdeeld waren, zoodat de hoeve slechts<br />
bestond uit de eigenlijke saaistede met eene zekere uitgestrektheid<br />
grond op den Esch. En dat juist het bouwland als bouwterrein<br />
zou zijn uitgegeven lijkt mij al heelonwaarschijnlijk.<br />
Wij kunnen m.i. veilig aannemen, dat in de marken,<br />
waarin de genoemde steden zijn ontstaan, de onverdeelde<br />
gronden aan den landsheer als eigenaar van de gewaarde erven<br />
toebehoorden en dat dit ook in vele andere markeu het geval<br />
zal zijn geweest.<br />
Uit dit eigendomsrecht vloeit de bevoegdheid tot het nemen<br />
van allerlei maatregelen en het beschikken over de markegronden<br />
voort.<br />
Op grond daarvan kon de landsheer het aangraven verbieden,<br />
daarop boete stellen, deze boeten bij overtredingen innen en<br />
gronden in tins en erfpacht uitgeven,<br />
1) Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. als bijlage B in het Ile deel<br />
der Registers en Rekeningen van het Bisdom Utrecht (Werken <strong>Historisch</strong><br />
Genootschap Nieuwe Serie No. 54).
32<br />
Veel vroeger dan andere marken met eenen groudheer,<br />
ontwikkelden zich de marken, waarvan de bisschop van ouds<br />
grondheer was, tot vrije .marken en veranderde het 001'spronkelijke<br />
eigendomsrecht van den landsheer in een zakelijk<br />
reelit op uitkeeringen in geld of in natura. In dit verband is<br />
de bewering van den drost van Twente, dat de bisschop nimmer<br />
het recht had gehad om "der erfgenamen guet wich te geven"<br />
zeer verklaarbaar, want in 1616 waren de bezitters van het<br />
meerendeel del' hoiwen reeds lang eigenaars geworden. Tevens<br />
wordt hierdoor verklaard, dat wij den bisschop slechts zelden<br />
onder de gewaarden in eene marke genoemd vinden.<br />
Twee omstandigheden hebben m.i, de vrijwording van vele<br />
marken bevorderd. In de eerste plaats het in leen uitgeven van<br />
talrijke oorspronkelijk hoerige hoeven en in de tweede plaats<br />
het vrij maken van de bewoners van bepaalde landstreken 1).<br />
In Salland was het klooster Essen oudtijds de voornaamste,<br />
althans een der voornaamste grondbezitters. Als voogd of<br />
advocaat over de hoeven van dit klooster 2) had de bisschop<br />
veel gezag in verschillende Sallandsche marken en tevens reelit<br />
op een derde gedeelte der opbrengsten. Hoe belangrijk dit<br />
grondbezit was, blijkt wel nit eene lijst van hoeven van den<br />
bisschop in Salland uit het begin der 14e eeuw 3), waarin<br />
eene rubriek voorkomt getiteld: "Dese hoeven zijn den bisscop<br />
ledich worden van heileghen goede", Van den toeslag aan<br />
de goederen van Essen kreeg de bisschop in de parochie<br />
Olst 5 Hoeven 1 hont; het geheele deel van Essen bedroeg<br />
derhalve 15 hoeven 2 hont, terwijl in het geheel 23 hoeven<br />
1) ZOO blijkt uit eene oorkonde van 1213, dat reeds vóór dat jaar<br />
de inwoners van Zwolle en Zalk gevrijd waren. In dit <strong>stuk</strong> verklaart<br />
de bisschop de menschen, die wonen op hoeven van de gebroeders<br />
van Buckhorst vrij. In hoeverre de landsheer bevoegd was hoorigen<br />
van anderen vrij te maken, durf ik niet uitmaken. Het gevolg van<br />
de vrijmaking der inwoners van Zalk was, dat Zalk later eene vrije<br />
marke is, waarin de heer van Bnckhorsl slechts als eigenaar van<br />
eenige hoeven medezeggenschap heeft, doch niet als grondheer over<br />
de markegronden kan beschikken. (Racer, Overijs. Gedenkst. II<br />
bijlage 1).<br />
2) Sedert 1226. Zie de oorkonde bij Sloet No. 491.<br />
3) Bijlage A van de Registers en Rekeningen van het Bisdom Utrecht.
33<br />
en 6 morgen van de marke werden verdeeld 1). Eene goederenlijst<br />
van Essen uit de I5e eeuw vermeldt in de parochie<br />
Dalfsen 18, in Hasselt 7, in Wil~um (hoofdzakelijk Oosterholt)<br />
7 en in de parochie Zwolle niet mlnder dan 25 hoeven 2).<br />
Die goederen van Essen waren echter ook reeds in leengoederen<br />
overgegaan en te vergeefs zal men in de markeverdeelingen<br />
het klooster Essen zoeken. Niet de leenheer doch<br />
de leenmannen kregen bij markeverdeelingen de toeslagen 3).<br />
Omtrent den omvang van het grondbezit van den bisschop<br />
iu Salland is weinig bekend. Afgezien van het gedeelte vau<br />
Iret latere Salland, dat oorspronkelijk tot Hameland behoorde,<br />
schijnen er alleen hoven van den bisschop in Ommen en Raalte<br />
te zijn geweest 4). De hoeven in Wijhe betaalden volgens de<br />
rekeningen van Salland "optes bysscopshuys tho Deventer".<br />
De oudste mij bekende lijst van hoeven .in Salland, hiervoor<br />
reeds aangehaald, noemt nergens den bisschop als eigenaar<br />
eener hoeve, wat evenwel niet uitsluit, dat hij er hoeven<br />
bezat, daar in vele gevallen alleen de naam van het goed<br />
wordt genoemd. Het eerste deel van de lijst van hoeven van<br />
den bisschop in Salland, uitgegeven als bijlage A van de<br />
Registers en Rekeningen van het bisdom Utrecht door Mr.<br />
S. Muller Fz., welke lijst eenige jaren jonger moet zijn, dan<br />
1) Blijkens eene lijst van boeven in Salland, voorkomende in een<br />
H.s. betreffende de verdeeling van Mastenbroek. Rijksarchief Zwolle<br />
rl+~46€If}fi'3. ¢'4,. --.,',,,4 I r>é1.<br />
2) Verslagen en Mededeelingen der Vereeniging tot uitgaaf van de<br />
bronnen van bet Oude Vaderlandscbe Recht, deel III, blz. 612 en vlg.<br />
8) Of zulks wel met goedvinden van het klooster gebeurde valt te<br />
betwijfelen. Zeer waarschijnlijk heeft men in den bekenden brief van<br />
bet jaar 1374 van bet klooster aan zijnen ambtman, het besluit bevattende<br />
om de toeslagen tot "de oelthoveghe lanthoven" in Mastenbroek<br />
te vertinsen. eene poging te zien om aan deze praktijk een<br />
einde te maken. Het stift bad feitelijk geen gezag over zijne hoeven.<br />
De bisschop stelde zelfs de rechten der hoflieden vast. (Dumbar<br />
Analecta II, blz. 249. 1320).<br />
•) Dat Ommen niet tot het oorspronkelijke Salland heeft behoort<br />
is zeker. In eene oorkonde van 1240 (Lindebor n blz. 73) behoort het<br />
onder de Marken aan de Vecbt. Raalte acht ik twijfelachtig. In de<br />
hoevenlijsten van Salland van, of kort na 1300 komt bet niet voor.
34<br />
de juist genoemde I), heeft tot opschrift : "Dese hoeven horen<br />
mijn heer den bisscop toe". Dit zijn evenwel geen oorspronkelijke<br />
hoeven, doch zekere uitgestrektheden gronds in hoeven<br />
aangegeven (een hoeve is 16 morgen), die den bisschop bij de<br />
verdeeling der verschillende markeu als voorslag zijn toegedeeld,<br />
wat kan blijken door eene vergelijking dier opgave met<br />
bijlage B hierachter en met de rekeningen van Salland, waar<br />
de zelfde oppervlakten gronds onder het hoofd "Voorslagen"<br />
voorkomen.<br />
Grondheer schijnt de bisschop in geen enkele marke van<br />
het eigenlijke Salland te zijn geweest en slechts één' geval is<br />
mij bekend geworden, waarin hij blijkbaar als zoodanig<br />
over markegronden heeft beschikt, doch niet zonder pro'<br />
test van de markgenoten. Het bedoelde geval is de afstand<br />
van eene hoeveelheid gronds bij Kampen aan de stad, welke<br />
gronden ongetwijfeld tot de marke Van Salland behoorden, al<br />
beweert het commiesierapport het tegendeel 2).<br />
In nauw verband met het beschikkingsrecht van den lands,<br />
heer over markegronden, waarvan hij grondheer was, staat<br />
de vraag of alle grond tot markeu behoorde, dan wel of er<br />
g-roote uitgestrektheden woeste gronden bestonden, die niet<br />
tot markeu behoorden en waarop niemand buiten den landsheer<br />
gebruiksrechten had.<br />
Wanneer b.v, de landsheer aan een groep Friezen in de<br />
12e eeuw vergunning verleent om zich te vestigen in een veen,<br />
dat later Kamperveen wordt, en de bisschop in 1132 aan<br />
eenige personen eene wildernis bij Hoevelaken tegen tins "in<br />
hereditarium proprietatem" ter ontginning afstaat 8), beschikken<br />
zij dan over gronden, die niet tot marken behooren? .<br />
Een algemeen antwoord is op deze vraag niet te geven. Er<br />
I) De door Mr. Muller .uitgegevene bevat de resultaten van markeverdeelingen,<br />
die gedeeltelijk in 1312 plaats vonden. De andere op<br />
bet rijksarchief te Zwolle beeft nog betrekking op de raarken in<br />
onverdeelden toestand. Veel kunnen zij echter niet in ouderdom verschillen,<br />
want in beide vindt men vrij wel de zelfde persoonsnamen.<br />
!} Zie de beide brieven van 1284, bijlagen A en B van bet Co\nmissierapport.<br />
S) Oorkonde bij Sleet, No. 262.
35<br />
zijn gevallen, waarin blijkbaar zulke wildernissen tot marken<br />
behooren. Wat b.v , Kamperveen betreft, badden blijkens de<br />
pri vilegebrieven 1) ook de "nobiles terre illius" toestemming<br />
tot die vestig"ing gegeven, zoodat wij mogen aannemen, dat<br />
ook anderen dan de landsheer rechten op dat veen hebben<br />
gehad. De uitgestrekte wildernissen en venen tusschen Vecht,<br />
Zwartewater, Meppelerdiep en Reest, meerendeels door Friesche<br />
kolonisten ontgonnen, waren waarschijnlijk markegronden, die<br />
evenals lVIastenbroek tot de marke van Salland behoorden. Wanneer<br />
bisschop Willebraud in 1233 het klooster Zwartewater<br />
sticht, is de voornaamste schenking af komstig van menschen<br />
"Warandiam habentes in veno adjacente mouasterio", waarbij de<br />
bisschop dan nog voegt de jurisdictie en de tienden "de toto veno<br />
usque ad extremos terminos" ~). Er was dus eene marke endat<br />
dit de marke van Salland was, blijkt uit de rekeningen van<br />
Salland, waarin wij dezen post aantreffen: "Desen tijns hier<br />
.mae besereven plecht men alle jail' toe betalen van den<br />
"g'uede ende laude hier nae bescreven, des Dinxdages nae<br />
"Paeschen toe Swolle in der kercken bij der vonten. Ende dat<br />
"plegen wall eel' to beren die gesworen van lVIastebroeck eer<br />
"ter tijt dat Mastebroeek geslaegen wairt ende en stonden<br />
"in den olden register niet. Ende den plecht men toe betalen<br />
"ende to boren tot mijns heren behoeff aan olde Engelsen;<br />
"voir elcken Engels 1 stuver."<br />
Er volgt dan eene opsomming van een 26-tal goederen<br />
en erven, beginnende te Avereest met het nog bestaande<br />
Westerhuizen en verder op de rij af langs Reest, Meppelerdiep<br />
en Zwartewater. Genoemd worden o.a. IJhorst, Lauckhorst,<br />
Beugelen, .Bullinge, Hesselingen, Hademanning (het<br />
tegenwoordige Ramingen), Baarloe, Kranenweerd, Zedemuden<br />
(het tegenwoordige Zwartsluis), het Velt (de Velde) en<br />
het Klooster.<br />
Wij kunnen hieruit afleiden, dat in oncle tijden vóór het<br />
~) De oudste is van 1260. De verschillende brieven zijn uitgegeven<br />
door Mr. Nanninga Uitterdijk in het 7e deel der Bijdragen tot de<br />
Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, blz.,247 en vlg.<br />
!) Oorkondenboek van Groningen en Drente, No. 94.
36<br />
ontstaan van de Friesche nederzettingen Rouveen en Staphorst<br />
en de Drentsche IJhorst en A vereest zich langs de grenzen<br />
va~ deze wildernis kolonisten hebben nedergezet, die erfpachten<br />
moesten betalen aan de marke van Salland, omdat zij<br />
zich op gronden dier marke hadden nedergezet. Later bij<br />
toeneming van de bevolking zijn de grenzen van de verschillende<br />
nederzettingen geregeld en ontstonden in deze venen<br />
meerdere markeu. 1)<br />
Naast die tot marken behoorende wildernissen zijn er andere,<br />
waarvan niet blijkt, dat dit het geval was. Uit niets blijkt<br />
b.v., dat de gronden bij Hoevelaken, die de bisschop in tins<br />
uitgaf, markegronden wareu. 2)<br />
Ook bestonden er oudtijds banwouden of wildbanen, door de<br />
keizers ingesteld. Met welke bedoelingen en krachtens welke<br />
bevoegdheid de keizers dit hebben gedaan, laat ik in het midden, 3)<br />
alleen wil ik opmerken, dat het recht van den wildban nog<br />
iets meer was dan het reelit om in dat gebied met uitsluiting<br />
van anderen te jagen. Het gaf eigendomsrecht op den grond,<br />
voor zoover binnen den wildban geen marken gelegen waren,<br />
die reeds bestonden voor het instellen ervan. Niemand mocht<br />
zich zonder vergunning' van den eigenaar van den wildban<br />
daar binnen vestigen en bosschen en velden ontginnen, terwijl<br />
zij, die zich daar met zijne toestemming vestigden, zich moesten<br />
onderwerpen aan de wetten, door den heer gemaakt. Zij werden<br />
daardoor veelal zijne hoerigen.<br />
Uit ontginningen in den wildban door den heer zelf of<br />
krachtens door hem verleende concessie, ontstonden de in de<br />
oorkonden uit de Rijnstreek veel voorkomende "comprehen·<br />
1) Vermeld vond ik o.a. de marke van Staphorst, van IJhorst, van<br />
Bullinge, van Avereest en van Baarle. Het meerendeel wordt genoemd<br />
in het cartularium van de ~bdij Dickninge. (Het archief der abdij<br />
Dickninge, uitgegeven door. Mr. Joosting). Bij enkele goederen wordt<br />
daal' de verplichting om Engelsen te Zwolle te betalen vermeld.<br />
2) De wildernis behoorde tot een leengoed. Hier deed de leenheer,<br />
wat in Almelo de leenman ten aanzien van Vriezenveen heeft gedaan.<br />
In beide gevallen kwamen de tinsen ten bate yan den leenman.<br />
S) Zie over den wildban Racer, Overijselsche Gedenk<strong>stuk</strong>ken, deel I.
37<br />
siones" en "capturae" 1), welke waarschijnlijk den oorsprong<br />
vormen van vele markeu met eenen grondheer.<br />
Ten bewijze van mijne opvatting wijs ik op de overeenkomst<br />
tusschen den bisschop en den graaf van Gelre van 1187' of<br />
1188 2 ), waarin sprake is van eene vergoeding voor de "occupatio<br />
wiltbanni", en waaruit blijkt, dat zij "qui manent infra<br />
wiltbannum" onderworpen waren aan bepaalde schattingen. 3)<br />
Wat <strong>Overijssel</strong> betreft, vormde het land van Vollenhove met<br />
eenige nu tot Friesland en Drente behoorende aangrenzende<br />
streken eenen dergelijken wildban, die in 944 aan den Utrechtschen<br />
bisschop kwam.") Als heer vau dien wildban stond<br />
bisschop Godfried in. 1165 aan een groep Friezen tel' bewoning<br />
af eene streek, gelegen tusschen "Rutherikes Dole" en "Wibernes<br />
sate" de oude Linde en de Kuinre, tegen betaling'<br />
van eenen denarius voor iedere 10 dagmaten land 5).<br />
Op dezelfde wijze vergunde een latere bisschop aan een groep<br />
kolonisten zich te vestigen in de wildernissen en moerassen in<br />
de buurt van het tegenwoordige Giethoorn 6). Uit de rechten<br />
der 'bewoners, de St. Maartenslieden, blijkt,. dat zij hoorigen<br />
waren.<br />
Blijkbaar is ook de geheele Veluwe een wildban geweest<br />
met uitzondering van verschillende marken, die reeds bestonden<br />
vóór de invoering van den wildban aldaar.<br />
1) Zie meerdere oorkonden bij Lacomblet, Urkundenbuch I.<br />
i) Sloet No. 370. Deze oorkonde komt later nog uitvoeriger ter sprake.<br />
3) Waaruit die schattingen bestonden. leeren ons de privilegebrieven<br />
van Kamperveen. Genoemd worden daar de exactio precaria, de exactio<br />
porcorum en de exactio, que vulgariter copple dicitur. Het manuaal<br />
van den rentmeester van Twente bevat de hoofdafdeelingen: De<br />
censibus, de precariis, de pecunia copulari, de porcis (onder verschillende'<br />
benamingen). In Gelderland had men ook nog ploeggeld,<br />
herberge, voederkoren, rijsvoeder.<br />
. ~) Mr. S. Muller Pz. Het Oudste Cartularrm van het Sticht Utrecht,<br />
No. 29. •<br />
5) In afschrift ill het Liber Diverserum À van het Kamper archief,<br />
fol. 77.<br />
6) Zie het 28e <strong>stuk</strong> cler Verslagen en Mededeelingen van de Vereeuiging<br />
tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis,<br />
blz. 104 en vlg., waar ook de rechten afgedrukt zijn.
38<br />
Vorenstaande uitweiding over den grondeigendom was noodig<br />
omdat de "rnminghe" daarmede in nauw verband staat en<br />
alleen daardoor verschillende <strong>stuk</strong>ken, waarin dat woord gebruikt<br />
wordt, verstaanbaar zijn.<br />
Laat ons thans tot de aangravingen terugkeeren. Eene<br />
eigenmachtige aangraving maakte inbreuk op eigendomsrechten.<br />
Dat de eigenaren deze verboden, ze strafbaar stelden en ze<br />
zoo noodig ongedaan maakten, spreekt haast van zelf.<br />
Bij eenigszins uitgestrekte woeste gronden vielen aangravingen<br />
niet terstond op, al behoorde het tot de taak van de<br />
gezworenen in de markeu om daar tegen te waken 1). "Van tijd<br />
tot tijd gingen de markgenooten de marke rond om aangravingen<br />
op te sporen, of deed de grondheer in eene marke of de<br />
landsheer in den wildban door eenige zijner ondergeschikten<br />
of beambten zoo'n rondgang maken. De markgeneeten - ik<br />
spreek nu verder voorloopig alleen van markgenooten, daar het<br />
weinig verschil maakt of de handeling van de gezamelijke<br />
grondeigenaren, dan wel van eenen enkelen uitging - deden<br />
de aangegraven gronden door de aangravers ontruimen en<br />
voegden ze weder bij de gemeente. Een voorbeeld hiervan is het<br />
besluit van de markgenooten van Zwiep van 1524. 2) Markenrichter<br />
en erfgenamen zonden de marke rondgaan, om te zien<br />
of ook iemand "sonder orloff off bewiis van der marcken wes<br />
"beslagen hedde : dat onbehoerlick weer, sal men nedder treden<br />
"off bij den ertfgenaemen averkomen, alst behoeren sal".<br />
Een dergelijk rondgaan heette "ruming·he gaen". Eene aanteekening<br />
omtrent eene dergelijke "ruminghe" , in 1443 door<br />
den Deventer magistraat als beheerder del' gemeen~ velden<br />
om Deventer gehouden, vindt men hierachter als bijlage C.<br />
De uitdrukking "ruminghe gaen" ontmoeten wij ook eenige<br />
malen in overeenkomsten tnsschen den bisschop en de steden<br />
Hasselt en Kampen betreffende Mastenbreek. Beide steden,<br />
1) In het markeboek van Raalterwoold (op het Rijksarchief te<br />
Zwolle) wordt in 1560 onder de verplichtingen van de gezworenen<br />
vermeld, dat zij moeten waken, dat niemand "nije katersteden offte<br />
landerijen aengraven" zou.<br />
~) Sloet, Geldersche markerechten. II, blz. 232.
39<br />
ontstaan uit of in marken, die in Mastenbroek gewaard waren,<br />
matigden zich in het gebied van Mastenbroek rechten aan en<br />
hadden er zich een soort van invloedssferen weten te scheppen. -<br />
7Jij spoorden daar aangravingen op en gingen gronden verdeelen,<br />
waartoe zij volgens den bisschop geen recht hadden.<br />
Ten slotte moesten zij daar van afzien en o.a. beloven:<br />
"Voert als van den Mastbroec, so en sel wi noch ruminghe<br />
"gaen, noch ree treeken. noch rechten an hals noch an brande<br />
"bnten den bisscop of zinen ghewaerden amptman". I)<br />
Hoewel niet met, zekerheid blijkt, dat de bisschop grondheer<br />
in Mastenbroek is geweest, schijnt hij toch het recht om<br />
"l'uminghe te gaen" als alleen hem toekomende beschouwd te<br />
hebben. Blijkens de reeds meermalen aangehaalde oorkonde<br />
van 1363 of 1364 werd later de ruminge dool' gezworenen<br />
van Mastenbreek gegaan. Niets belet ons echter om aan te<br />
nemen, dat de bisschop als voogd over de Essensche g-oederen<br />
erfmarkenrichter van Mastenbroek was, te meer waar deze<br />
goederen bij de overeenkomsten over de verdeeling van Mastenbroek<br />
steeds ter sprake komen. 2)<br />
Of dergelijke rumingen op vaste tijden plaats vonden is mij<br />
niet gebleken. Eene bepaling in het landrecht van Twente<br />
echter maakt het waarschijnlijk, dat eene ruminge minstens<br />
eens in de 33 jaar heeft plaats gevonden. Wij lezen daar:<br />
"Wert sake, dat ene rumijnge queme ynt landt van Twente<br />
"lUlde een man guet under hadde gehat drie unde dertich<br />
"jaer unde sess wecken unde 3 daghe, an rechte bispraeke,<br />
"dat wel' hem narer tho vorstane dan aff tho nemen." 8)<br />
1) De drie oorkonden zijn vrijwel gelijkluidend. Die van Kampen<br />
is van 6 December 1329, die van Hasselt van 13 Januari 133L De<br />
brief van den bisschop aan Kampen van 16 December 1329_ Alle<br />
drie uitgegeven door Mr. J. van Dooruinck als bijlagen 01en C 2,<br />
van zijn opstel: Hoe is Kampen aan het regt van eigendom en altoosdurenden<br />
aanwas del' Kampereilanden gekomen? In het 6e <strong>stuk</strong> der<br />
Verslagen en Mededeelingen. Voor de geschillen over de verdeeling<br />
van Mastenbreek verwijs ik naar dat opstel.<br />
2) Van 1349 en 1363. Beide bij Dumbar, Analecta II, resp. blz. 274en 295.<br />
J) Racer, Overij selscbe Gedenk<strong>stuk</strong>ken Ill, blz. 72 Om den zin<br />
verstaanbaar te maken, liet ik het woord "de" achter eyn man weg.
40<br />
Racer beschouwt in zijne aanteekeningen 1) deze ruminge<br />
als eene gewone reviudicatio. Het wil mij echter voorkomen,<br />
dat wij in verband met den aanhef van het artikel wel degelijk<br />
te denken hebben aan eene door de bevoegde autoriteiten ge,<br />
houden ruminge door de 'I'wentsche marken, te meer omdat nit<br />
bijlage D blijkt, dat ook in Salland dergelijke rnmingen door<br />
den schout werden gehouden en vooraf aangekondigd.<br />
Op het ontdekken van eene aangraving behoefde niet steeds<br />
de feitelijke ontruiming van het aangegravene te volgen. De<br />
aangraver kon eene overeenkomst met de rechthebbenden<br />
sluiten en na betaling der boete op de aangraving gesteld,<br />
het aangegravene in erfpacht behouden. Dit blijkt reeds uit<br />
de aanhaling uit het markerecht van Zwiep, waar gesproken<br />
wordt van "averkomen". In dat zelfde markerecht komt eene<br />
bepaling van 1549 voor, waarbij op het aangraven eene boete<br />
gesteld wordt van 5 h. ponden. De aangravers worden echter<br />
nog in de gelegenheid gesteld hnnne aangravingen bij de erfgenamen<br />
aan te geven en tegen een nader overeen te komen<br />
bedrag in erfpacht te ontvangen. Die zijne aangraving verzweeg',<br />
moest de boete betalen en de feitelijke ontruiming<br />
(intreden genoemd) zou volgen.<br />
De ruminge werd op deze wijze een bron van inkomsten,<br />
ook voor den landsheer, die blijkbaar een deel der boeten ontving.<br />
Als voorbeeld wijs ik op' eene overeenkomst in 1331<br />
tusschen den bisschop en den graaf van Gelre gesloten, hierachter<br />
opgenomen als bijlage D. 2)<br />
1) Racer, ter zelfder plaatse -.<br />
I) In deze overeenkomst is de bisschop de lijdende partij. De graaf<br />
van Gelre neemt geene verplichtingen op zich. De aanleiding tot het<br />
sluiten dezer overeenkomst wordt niet medegedeeld. Ik vermoed, dat<br />
zij in verband staat met de geschillen over de verdeeling van Mastenbroek<br />
tusschen den bisschop en den heer van Voorst. Nog in 1329<br />
was daarover oorlog gevoerd. Wellicht heeft de heer van Voorst zich<br />
in dien oorlog tot den graaf van Gelre gewend om hulp onder belofte<br />
van zekere voordeelen. De afstand van verschillende inkomsten<br />
door den bisschop aan dien graaf is dan eene poging om in het vervolg<br />
- de geschillen waren door den oorlog niet opgelost; alles was<br />
bij het oude gebleven (zie Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong> I, biz, 114<br />
en vlg.) - dien graaf aan zijne zijde te hebben of althans neutraal<br />
te houden.
41<br />
Eerst wordt gesproken van eene ruminge, die in "Zallaudermarc"<br />
door den schout "gheropen" was. Onder die Sallandermark<br />
hebben wij Mastenbreek te verstaan, het onverdeelde gebied<br />
van de marke van Salland, die zich in een groot aantal<br />
kleinere marken had opgelost. In dit Mastenbroek schijnt het<br />
aangraven groote afmetingen aangenomen te hebben, er werden<br />
althans zooveel inkomsten van het opsporen er van verwacht,<br />
dat twee Iandsheeren het de moeite waard vonden deze te<br />
deelen.<br />
Al het geld en verval, dat die ruminge in de marke van Salland<br />
zou opleveren, zou tusschen beide gelijkelijk verdeeld worden.<br />
Verder zou de graaf van Gelre, wanneer de bisschop binnen<br />
zekeren tijd overging tot het verdeelen van de marken "in den<br />
ambachte" van Salland, 1/3 gedeelte van de opbrengst der voorslagen<br />
genieten, terwijl dan verder uitvoerig wordt geregeld,<br />
hoe de gronden in tins zouden worden uitgegeven.<br />
Noodzakelijk was eene ruminge, wanneer men tot verdeeling<br />
van eene marke wilde overgaan. Vóór men verdeelen en ieders<br />
aandeel vaststellen kon, moest vaststaan wat markegrond was<br />
en wat tot de particuliere hoeven behoorde. Ook in dit geval<br />
kon men zoowel het aangegravene .feitelijk doen ontruimen,<br />
als in erfpacht uitgeven en, zooals wij aanstonds zullen zien,<br />
men kon ook aan de hoeven, wier eigenaars niet aangegraven<br />
hadden, zooveel vooruit geven, dat zij met die van hen, die<br />
wel aangegraven hadden, gelijk stonden.<br />
Een uitvoerig verhaal van eenige dergelijke rumingen geeft<br />
ons eene oorkonde van 1312, door den schout van Salland<br />
opgesteld. 1)<br />
Uit dit <strong>stuk</strong> blijkt verder, dat in deze markeu de landsheer<br />
wel het initiatief tot de ruminge en verdeeling nam, doch dat<br />
de markegenooten beide moesten goedkeuren.<br />
De schout van Salland, Aliger van Heeckeren, begint met<br />
mede te deelen, dat hij in opdracht van den bisschop in het<br />
,) Bijlage B hierachter. De handelingen van den schout werden<br />
reeds bij voorbaat door den bisschop goedgekeurd, ten zij wij moeten<br />
aannemen, dat van Heeckeren de acte der verdeeling aanmerkelijk<br />
later dan het tijdstip der verdeeling heeft opgemaakt,
42<br />
kerspel Olst was gekomen en met de bewoners gesproken had<br />
over eene ruminge en eene verdeeling. Blijkbaar was el' toen<br />
eene rechtezitting gehouden en daarin uitgemaakt, dat en<br />
tevens hoe beide moesten plaats viuden. Behalve Herman van<br />
Voorst had zich niemand tegen het voornemen van den bis-<br />
schop verzet.<br />
Toen uitgemaakt was, dat de ruminge en verdeeling zouden<br />
plaats vinden, begon de schout in de marke van Hengvorden.<br />
Met 12 gezworenen en eenen landmeter begaf hij zich daar-<br />
heen en "gene ene ruminghe", waarop behalve Herman van<br />
Voorst niemand aanmerkingen rnaakte. Dit rumen geschiedde<br />
zoo, dat het deel der niet-aangravers werd gelijk gemaakt aan<br />
dat van hen, die wel hadden aangegraven. Na de ruminge, dus<br />
toen vaststond wat en hoeveel verdeeld kon worden, werd aan<br />
iedere hoeve een <strong>stuk</strong> toegewezen. De geheele marke werd<br />
echter niet verdeeld. Het overblijvende <strong>stuk</strong> mochten de mark-<br />
genoten verdeelen, wanneer minstens 2/3 der stemmen daarvoor<br />
stemde, zonder dat men den bisschop dan weder eenen voorslag<br />
verschuldigd was. 1) De bisschop kreeg als voorslag 7 1 /2 hoeve.<br />
In de marke van Olst wordt op dezelfde wijze gehandeld;<br />
het eenige verschil is, dat voor eene verdeeling van de over-<br />
blijvende gronden geen 2/8 der stemmen noodig is, maar de<br />
meerderheid ertoe kan besluiten. 2)<br />
Daarna kwam de marke van Middel aan de beurt en ten<br />
slotte de marke van Fortman. In de laatste was echter geen<br />
grond aangegraven, zoodat eene ruminghe niet noodig was en<br />
ook de verdeeling achterwege bleef.<br />
Van eene dergelijke ruminge, voorafgaande aan de marke-<br />
verdeeling, is ook sprake in de door Racer medeg-edeelde oor-<br />
konde betreffende de marke van Ane en Anewede. 3) In overleg<br />
met de erfgenamen had de bisschop in die marke eene ruminge<br />
1) De marke van Hengvorden bleef nog bestaan tot 1861; tot dat<br />
jaar althans loopen de. resolutiën. Het markerecht 'is uitgegeven in<br />
he't 3e deel, I3e <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche Stad-, Dijk- en Markerecbten.<br />
2) De marke Olst bleef nog tot in het midden del' 1ge eeuw bestaan<br />
Op het Rijksarchief te Zwolle bevinden zich de verschillende marke~<br />
boeken.<br />
S) Racer, <strong>Overijssel</strong>sche Gedenk<strong>stuk</strong>ken, VIJ, blz. 243.
43<br />
"doen gacn", blijkbaar omdat Egbert van Gramsbergen zich<br />
daar rechten aanmatigde, die volgens de meening van de<br />
erfgenamen hem niet toekwamen. Na de ruminge wordt<br />
zoowel aan Egbert van Gramsbergen "VOl' sijn waerdeyl ende<br />
sijn aendeyl", als aan de overige erfgenamen grond toegeslagen.<br />
Onder het aandeel van dezen Egbert was begrepen de grond,<br />
die .,hem ofgernympt" was. Een zeer groot deel der gronden<br />
bleef onverdeeld.<br />
Racer zegt, dat de ruminge hier diende tot verdeeling van<br />
gemeenen grond. 1\1. i. is dit niet juist. De ruminge ging aan<br />
de verdeeling vooraf.<br />
Ik geloof dat het thans duidelijk is, wat met de "rnminghe<br />
naestverleden" in de op de eerste bladzijden gedane aanhalingen<br />
wordt bedoeld. Het plan bestond om Mastenbroek te verdeelen,<br />
Voor men ieders aandeel kon bepalen moest uitgemaakt worden,<br />
wat er te verdeelen was. De gezamenlijke erfgenamen benoemden<br />
eene verdeelingacommissie onder voorzitterschap van den bis-<br />
schop, terwijl beëedigde personen rond gingen om onrechtmatige<br />
aangravingen en inbezitnemingen op te sporen en weder bij de<br />
marke te voegen. Deze gezworenen vonden Kampen in het bezit<br />
van eenige gronden, door vroegere bisschoppen aan de stad<br />
toegewezen, welke toewijzing echter nimmer dool' de marke<br />
van Salland was erkend maar sedert 1284 in rechten betwist,<br />
Het kon niet anders of de gezworenen moesten Kampen<br />
deze gronden doen ontruimen, opdat de markgenoten er over<br />
konden beschikken. Het is wel van zelf sprekend, dat deze<br />
ontruiming niet feitelijk heeft plaats gevonden; op papier<br />
werden de gronden echter bij de te verdeelen oppervlakte ge-<br />
voegd eu zij strekten tot vermeerdering van ieders aandeel. Bij<br />
de bepaling van Kampens aandeel werden in de eerste plaats<br />
deze gronden aangewezen.<br />
Evenals de stad moesten natuurlijk ook de burgers van<br />
Kampen hunne aangravingen ontruimen; zoo eenigszins moge-<br />
lijk werd echter de aangraving ouder hunnen toeslag opgenomen.<br />
Ik meen thans de beteekenis van het woord ruminghe in de<br />
oorkonde, die mij aanleiding gaf naar de beteekenis van dit<br />
woord een onderzoek in te stellen, te hebben vastgesteld. Voor
44<br />
ik .echter eindig moet ik volledigheidshalve nog een oogenblik<br />
bij eene afgeleide beteekenis van ruminge stilstaan. In Gelderland<br />
werd namelijk door verschillende Veluwsche dorpen om<br />
de 4 jaar eene belasting tot een vast bedrag onder den naam<br />
van ruimgeld betaald. Volgens de Veluwsche rekening van<br />
1560 werd dit geld betaald wegens "gebruick des forsten<br />
"heedtfelden, broucklanden, straeten ende stegen, venen ende<br />
"anders", terwijl de opper- en lagere houtvesters belast waren<br />
met het invorderen van deze belasting. 1)<br />
Mr. Sloet twijfelt ernstig, of de aangegeven oorsprong wel<br />
de juiste is en kan geen verband vinden tusschen jacht en<br />
het weiden van vee. Hij ziet evenwel wel verband tusschen<br />
de "ruminga in Velua" , waarvan gesproken wordt in door mij<br />
hiervoor reeds aangehaalde oorkonde van 1187 2), en het latere<br />
rnimgeld.<br />
Houdt men echter in het oog, dat, zooals ik hiervoor reeds<br />
opmerkte, het recht van wildban een uitsluitend recht op den<br />
grond van den wildban, voor zoover deze niet behoorde tot<br />
marken, die reeds voor de instelling van den wildban bestonden,<br />
in zich sloot 3), dan is m.i. het verband tusschen wildban en<br />
gebruik van grond duidelijk.<br />
Ook in den wildban konden aangravingen plaats hebben<br />
en deze werden door de grafelijke boschbeambten opgespoord<br />
en ontruimd. Ook in den wildban werd ruminge gegaan en<br />
daar ook hierin plaats van de feitelijke ontruiming tegen<br />
betaling van zeker bedrag het aang-egravene kon behouden<br />
1) Sloet, Van AI's, blz. 81.<br />
2) Sloet, Oorkondenboek No. 372.<br />
S) Ik wijs in dit verband nog op oorkonde No. 435 bij Sloet van<br />
tusschen 1213 en 1216, waarbij bisschop Otto aan den graaf van Gelre<br />
novaal tienden in de Veluwe toewijst. Daaruit blijkt, dat er op de<br />
Veluwe gronden waren, die welontgonnen konden worden zonder<br />
toestemming van den beer, dus blijkbaar markegronden, De graaf<br />
mocht geen tienden heffen van aangravingen aan oudhoevige lauden j<br />
die tienden kwamen aan hen, die de tienden over de oudhoevige<br />
landen bezaten j wel echter van gronden, die "in locis pa.lustribus vel<br />
, silvosis excolerenter, que excoli non possint, nisi de Iicentia ips ius<br />
et consensu."
45<br />
worden, kreeg het bedrag, dat in plaats van deze ontruiming'<br />
trad, den naam van ruminge, ruminga of ruimgeld.<br />
Blijkbaar werd eens in de 4 jaar zoo'n ruminge gehouden<br />
en de beambten van den wildban zamelden bij die gelegenheid<br />
tevens de erfpachten van vroeger toegelaten aangravingen in,<br />
Dit inzamelen door de boschbeambten wijst op zeer onde tijden,<br />
toen er op de Vel uwe nog uitgestrek te bosschen -en wildernissen<br />
met eene uiterst schaarsche bevolking waren en rechts- en<br />
bestuursmacht nog bij de boschbeambten berustten,<br />
De toeneming van de bevolking en de invoering van eene<br />
bestuursorganisatie deden de taak van de boschbeambten inkrimpen<br />
tot het eigenlijke jachtbedrijf, Zij bleven wel belast<br />
met het opsporen van aangravingen, doch konden deze niet<br />
meer in erfpacht afstaan, Dit geschiedde nu dool' de ontvangers<br />
van Veluwe, die ook de bevoegdheid bezaten om op verzoek<br />
<strong>stuk</strong>ken van den wildban ter ontginning' uit te geven, De<br />
daarvoor te betalen bedragen noemde men tinsen.<br />
Waar evenwel op het oogenblik van de invoering van het<br />
nieuwe stelsel de boschbeambten vau ouds ruimgelden in ontvangst<br />
namen, bleef dit gehandhaafd.<br />
Aanvankelijk was ik van meening, dat ruimgeld betaald<br />
werd voor onrechtmatige, eigenmachtige aangravingen, zoodat<br />
el' een soort boete in opgesloten was, terwijl voor geconoessioneerde<br />
aangravingen tinsen betaald werden. Ik ben echter<br />
van deze meening terug gekomen, omdat in de ontginning<br />
Oldebroek, welker aanvang door van der Aa gest.eld wordt<br />
in 1170 en die zeker niet zonder toestemming van den landsheer<br />
heeft plaats gevonden, aanvankelijk ruimgeld werd betaald,<br />
Blijkbaar is el' tusschen beide geen verschil en is ruimgeld<br />
eene oudere benaming, die heeft stand gehouden in die plaatsen,<br />
waar het oudtijds door de boschbeambten werd ingevorderd,_<br />
Eene geconcessioneerde aangraving gaf den bezitter tevens<br />
het recht om een zeker gebruik van de omliggende velden en<br />
bosschen te maken, Hij kon daar zijn vee weiden, plaggen<br />
steken, wellicht ook brandhout hakken 1). Behalve door de<br />
1) Punt 8 van de instructie voor den boschbewaarder van Veluwe<br />
van 1685 erkent dit recht van de omwonenden nog, (Bchrassert,<br />
Codex, Aa),
46<br />
afgescheiden gronden van bestaande marken, was dit recht<br />
niet locaal begrensd.<br />
Zoodra zich meerdere personen in eene buurt vestigen ont.<br />
staat de wensch om deze rechten op een zeker gebied met<br />
uitsluiting van andere omwonenden te kunnen uitoefenen.<br />
De mogelijkheid hiertoe bestond door van den landsheer een<br />
<strong>stuk</strong> van het heerenveld in erfpacht te nemen. In meerdere<br />
tinsboeken vindt men dim ook tinsen, die betaald worden<br />
"de communitate" 1). Opmerkelijk is hierbij, dat steeds gesproken<br />
wordt van "vicilli" of van "buren", die voor hunne<br />
gemeente betalen, niet van erfgenamen. Eene marke in den<br />
waren zin van het woord is zoo'n communitas op tins niet,<br />
want zij behoort niet tot bepaalde gewaarde erven. Zij kan<br />
zich echter wel tot eene marke ontwikkelen, wanneer n.l. de<br />
bewoners der buurt, die op het oogenblik der verkrijging<br />
daarin woonachtig zijn, het aandeel in het gebruik van iedere<br />
hofstede vastleggen en nieuwe inwoners niet of slechts in beperkte<br />
mate tot het medegebruik toelaten 2).<br />
Ter verklaring van de plaats over de ,jruminga in Velua"<br />
in de oorkonde vau 1187 of 1188 (Sloet No. 370), bedenke<br />
men, dat in een veen of moeras in Salland zich ongeveer in<br />
het jaar 1170 Friezen en Hollanders hebben gevestigd. Dit<br />
moeras lag tusschen de oude marken Hattem, Zalk, Wilsum,<br />
Kampen en Doornspijk. Deze markeu behoorden deels tot het<br />
gebied van den Geldersehen graaf, gedeeltelijk tot dat van<br />
den bisschop, doch eene territoriale grens tusschen beider gebied<br />
in dat veen bestond niet. De enkele bewoners, hoorigen<br />
van den bisschop, van den heer van Buckhorst of van den<br />
graaf van Gelre, behoorden, onverschillig 'waar zij zich in het<br />
veen bevonden, onder de jurisdictie van den heer wiens hoerigen<br />
1) Bloet, Van Ars, blz.lOl, waar men mede een voorbeeld van het<br />
in tins geven van een <strong>stuk</strong> heerenveld vindt.<br />
2) Met dergelijke communitates staan de z.g. stedelijke meenten<br />
vrijwel gelijk. Ook daar kan het gebruik zich in verschillende richtingen<br />
ontwikkelen. Nu eens zijn alle burgers gerechtigd en is dus<br />
het aantal gerechtigden wisselend, .dan weer is op een gegeven oogenblik<br />
het aantal gerechtigden gefixeerd, hetzij zakelijk door het gebruik<br />
aan huis en erf te verbinden, hetzij persoonlijk, in welk geval het<br />
recht overgedragen kan worden en op de gewone wijze vererft.
47<br />
zij waren. De kolonisatie van dit veen maakte eene grensregeling<br />
noodig en het spreekt haast van zelf, dat hierover<br />
geschillen zijn ontstaan. De zelfde oorkonde zegt dan ook, dat<br />
de graaf van Gelre aanspraak maakte op een grooter gebied,<br />
dan de bisschop achtte, dat hem toekwam. De verdeeling van<br />
dat veen tusschen twee heeren bracht tevens verandering in de<br />
rechtsbedeeling. Thans besliste niet meer de band van hoerigheid<br />
over de jurisdictie, waaronder de inwoners behoorden, doch<br />
de plaats, waar zij zich gevestigd badden. Het territorialiteitsbeginsel<br />
was ingevoerd. l\Jeerdere hoorigen van den bisschop<br />
of diens leenmannen bleken zich gevestigd te hebben op het<br />
aan den graaf van Gelre toekomende deel en werden door<br />
dezen als "occupatores" van den wildban geschat. Zij moesten<br />
het ruimgeld betalen, wat aanleiding gaf tot klachten.<br />
In de overeenkomst wordt nu bepaald ten aanzien van dit<br />
ruimgeld, dat de bisschop zalopgeven, waar zijne hoerigen ten<br />
onrechte daarmede belast worden, terwijl de graaf onder eede<br />
zalopgeven, waar hij terecht deze belasting vordert. Feitelijk<br />
zal dus nauwkeurig de grens tusschen beider gebied worden<br />
vastgesteld. Wie dan blijkt binnen den wildban gevestigd te zijn,<br />
mag of zijne aangraving opgeven en naar het Stichtsche gedeelte<br />
van het veen terugkeeren, in welk geval hem het ruimgeld<br />
wordt kwijt gescholden, of hijkan blijven, doch moet<br />
zich dan onvoorwaardelijk aan de regelen van den wildban<br />
onderwerpen.<br />
Eene volgende alinea regelt de bevoegdheden van de wederzijdsche<br />
rechters. Bevoegd is de rechter van de plaats, waar<br />
het misdrijf wordt begaan.<br />
Deze oorkonde leert ons, dat in de ontginning Oldebroek<br />
ruimgeld door de kolonisten moest worden betaald. Later zijn<br />
zij daal' echter van vrijgesteld. De oudste landbrief van Oldebroek,<br />
die ons bewaard is gebleven 1), bepaalt o.a.: "In dierste<br />
I) Van 1320, uitgegeven door van Spaen in den Codex diplomaticus<br />
achter het IVe deel zijner Oordeelkundige Inleiding. Er bestaan<br />
4 afschriften uit verschillende tijden, het oudste. blijkbaar uit de 15e<br />
eeuw, waarnaar de jongere zijn vervaardigd. De tekst verschilt nog<br />
al met dien, door yan Spaen gegeven, (Rijksarchief Arnhem, Stnkken<br />
van Elburg, Lade 10 No, 9).
48<br />
"g'heve wi hem, dat sij quit ende vri siin ende soelen wesen<br />
"van alrehande bescattinghe, dinst, bede ende minninghe;<br />
"sonder horen tins ende tin de soelen si ons alle jare gheven<br />
"ende onsen erven, also als si nu gheven ende et haercomen is".<br />
In plaats van minninghe, dat in alle afschriften voorkomt,<br />
zal het origineel waarschijnlijk gehad hebben "ruminghe" , dat<br />
eenen goeden zin oplevert. De kolonisten betaalden in 1320 dus<br />
reeds alleen tins en tiend, dezelfde uitkeeringen, waartegen<br />
men nog in de 17de eeuw heereuvelden in gebruik kon nemen.<br />
Als belasting vond ik de ruminge nog vermeld in eenige<br />
oorkonden bij Sloet. In een <strong>stuk</strong> van het jaar 1250 1 ), waarin<br />
door den graaf van Gelre aan het klooster van Bethlehem te<br />
Doetinchem vrijdom van verschillende belastingen wordt verleend,<br />
wordt o. m. gesproken van twee solidi, die eenige<br />
hoeven moesten betalen "quando est rumething". Rumething<br />
beteekent hier in verband met den uitgang "thing" eene gerechtelijke<br />
ruminge. Het gebruik van het woord quando leert ons,<br />
dat ook in de omstreken van Wichmond de ruminge op gezette<br />
tijden plaats vond en dat de bedoelde hoeven binnen den<br />
wildban waren aangelegd.<br />
Een ander <strong>stuk</strong> van 1~69, de koopbrief van den hof te<br />
Dieren 2) spreekt van een recht "quod ruminge dicitur", dat<br />
den landsheer toekwam.' Hier is de naam der belasting blijkbaar<br />
gebruikt voor het reelit om die te heffen. In een schenkingsbrief<br />
,aan de kerk te Zutphen van 1207 3 ) is sprake van eene<br />
exactio "que vulgo ruemethynt dicitur". Daar het dikwijls in<br />
oude handschriften moeilijk uit te maken is of een c dan wel<br />
een t geschreven is, durf ik niet uitmaken of hier het ruimgeld<br />
als een tiend wordt beschouwd, dan wel of wij moeten lezen<br />
ruemethync, als in de oorkonde van 1250.<br />
Resumeerende vinden wij voor "l'uminge" de volgende beteekenissen:<br />
ontruiming van eigenmachtig in bezit genomen<br />
gronden ; de rechtshandeling, waardoor de ontruiming dier<br />
gronden wordt ten uitvoer gebracht of de in bezitneming wordt<br />
1) Sloet No. 712.<br />
2) Sloet No. 912.<br />
3) Sloet No. 421.
49<br />
gewettigd; vaststelling van de grenzen tusschen particulier en<br />
marke eigendom; de vergoeding, voor de feitelijke ontruiming<br />
in de plaats getreden; eene belasting die op gezette tijden<br />
voor in gebruikneming van den wildban moet worden betaald;<br />
het recht om die belasting te heffen ten aanzien van een bepaald<br />
goed.<br />
Ik ben overtuigd, dat - afgezien. van de ruminge in de<br />
steden - ook op andere plaatsen, waar dit woord gebruikt<br />
wordt, een der medegedeelde beteekenissen van toepassing zal<br />
zijn.<br />
KAMPEN, Oct. 1920.<br />
G. A. J. VAN ENGELEN V AN DER VEEN.
BIJLA GE A.<br />
1311, 27 April.<br />
Bisschop Guy bevestigt de ruminge en markeverdeeling,<br />
door zijnen schout van Salland in de<br />
parochie Olst verricht.<br />
Copia litterarum Hengvordermercke,<br />
Wij Ghie, bij der genaden Goets bisscop t'Utrecht, doen<br />
cont alle dien ghenen, die dessen brieff sellen sien of horen<br />
lesen, dat wi die ruminghe ende dien slach, elc man t'sine,<br />
van dier mercke, die gelegen is in den kerspel van Olst, die<br />
onze scoute bij ons ende onse gesworen ende onzen lantmetere<br />
heft gedaen mit rechte ende mit ordele in oirbair ons ghemeens<br />
stichts, vast ende stade houden voir ons ende onse nacomelinghe.<br />
In orconde des briefs besegelt mit onsen segell. Gegheven<br />
int jaer ons 1) Heren MCCC ende elve, des Dinxdages<br />
na sinte Marcus dage, Evangeliste.<br />
Naar een afschrift, geschreven met eene vroeg<br />
15e eeuwsche hand, voorkomende op fol. 150 van<br />
foliant No. 1607 van het Deventer archief.<br />
1) In de copie staat twee maal ons,
BIJLAGE B.<br />
1312, 6 Januari.<br />
Aliger van Heeckeren, schout van Salland, geeft<br />
uitvoerig verslag van zijne werkzaamheden bij de<br />
ruminge en verdeeling van eenige markeu in het<br />
kerspel van Olst,<br />
Ic Aliger van Hekere, scnlte vau Sallant, do knudich ale<br />
(sic) de ghenen, die dessen breef siin ende solen horeu lesen,<br />
dat ie quaem van mines heren wegen, biscap Gyen van Utrecht,<br />
iu dat kerspeIl to Olste nuder die gude Inde van deen kerspele<br />
ende sprac se umme ruminghe ende hoefslach to gevene van<br />
deer meenre marke, also als ordel ende rech (sic) vair mij<br />
gewiset hadde, dat ie et met rechte was schuldich to done.<br />
Do spraken die gude lude, se woldent geerne doen, in wilken<br />
ende ie es beginnen wilde, utgesat Herman van Vorste.<br />
Int irste soe gene ie in die marke van Hen!)orden ene<br />
ruminghe bij tweloff erfgenoten ghesworene, also dat al deen<br />
mene markenaten wall geneghede - uytgesecht Hermens van<br />
Vorst - in dusgedaenre vorwarden, also dat men dat bi deen<br />
meere dele van deen markenoten liken solde, wat mallie deer<br />
markeu beslagen hadde ; dat men de ghenen, die der meenre<br />
marke niet ne hadde, 1) also vele van der meeure marke gheven<br />
solde, alse deen meren hope van deen markenoten duchte, dat<br />
redelic were; daimrede so genoghede den meenen markenoten<br />
wal van der ruminge, uetgesat Hermen van Vorst.<br />
Daerna so gaf ie den hoefsclagh(sic) in deselve marke mit<br />
Henrike deen laentmetere, also dat des de meenen marcghenoten<br />
wal ghenegede, uetgesacht Hermen van Vorst.<br />
1) ZOO althans meen ik te moeten lezen. El' staat: "dat men de<br />
ghenen die die gene die der meenrc marke niet ne hadde". De beteekenis<br />
is, dat bij meerderheid van stemmen de <strong>stuk</strong>ken, die verschillende<br />
personen van de marke in bezit badden genomen, zouden gelijk<br />
gemaakt worden en dat men hen, die geen grond in bezit badden<br />
genomen, een <strong>stuk</strong> vooruit zou geven, om hen gelijk te stellen met<br />
hen, die het wel hadden gedaan.
52<br />
Dat markeden se ende dat bepaelden se. Voir(sic) meer soe<br />
gaf ic Roderike van Vorste mit Henrike den landmetere ende<br />
mit den meenen markenoten em ende sinen gude 1), dat em<br />
mit reeter mate borede: dat merkede men em ende bepaledet em.<br />
Voertmeer heb ie om geboden bij mines heren bote elleken<br />
sinen hoefslagh an to vane, alsoe als mij mijn here mit sinen<br />
openen breve nutboet.<br />
Ende die andere marke, die dair blivet, de mogen se delen<br />
mit den tweendelen van oeren markeneten. buten broke mijns<br />
heren van Utrecht ende sire ammetlude.<br />
Umme desse voirgescrevene verwarde, so hebben desse voir-<br />
gescrevene markeueten - utgeseght Hermen van Vorst -<br />
biscob Gyen vau Utrecht gegheven in erebare des mienen<br />
stichtes soven hoven in(sic) ene halve, de sin gelegen bij den<br />
hues tot A verwech.<br />
Voertmeer so VOl' ie in de marke to Olste ende rumede dair<br />
mit tweloff gesworens also, dat des deen menen markeneten<br />
allen wal genogede - uetgesat H ermene van Vorst ende<br />
Scweder den Reneschere - also, dat men dat liken solde mit<br />
deen meesten dele van deen markenoten, van deen, dat mallie<br />
beslagen hadde, also dat men deen andere, de neet ene hadde 2),<br />
gheven solde also vele, als den meesten hoepe van deen mar-<br />
kenoten dnchte dat redelic were.<br />
Voirtmeer so gaf ie den hoefslach in desel ve marke mit<br />
Henrike den lantmetere also, dat alremalike wal genogede, die<br />
dair markenoten waren, uetgesat Hermen van Vorst ende<br />
Scweder den Reneschere ; dat marked en se ende bepaleden se.<br />
Vortmeer soe gaf ie Roderike van Vorst, Hermanna van<br />
Vorst ende Scwedere den Renessehere mit Henrike den lautmetere<br />
ende mit den menen markeneten em ende oeren guede,<br />
dat om mit rechter mate boerde; dat markede men em ende<br />
bepaeldet em.<br />
Voertmeer so heb ie geboden bi mines heren boten ellek in<br />
sinen hoetslach an to vane also, als mij mien here mit sijnen<br />
apenen breeff ontboet.<br />
1) De woorden van "Voirmeel'" tot en met "gllde" zijn tweemaal<br />
geschreven.<br />
I) Ene hadden ; lees; inne hadden,
53<br />
Ende die andere merke, die dair blivet, die moghen (se) 1)<br />
deelen mit den meren hope van den markenaten, buten broke<br />
mijns heren van Utrecht ende sine ammetlude.<br />
Umme die vairscreven verwarde, soe hebben desse volreereven<br />
markenaten - ntgeseget Roderike ende Hermanne van Vorst<br />
ende Scweder den Reuessehere -' biscab Gyen van Utrech<br />
(sic) in orebaere des menen stichtes (gegeven)~) twe hoven,<br />
die sijn gelegen bij den huys ter Hunne ende ene have, die<br />
is gelegen bij den hues to Birkeseampe, '<br />
Ende veiruneer sa var ick in die mercke to Myddele ende<br />
rumede dair mit tweloff geswaren also, dat des de meenen<br />
markenaten allen wal genoghede; ende vortmeer sa gaf ic den<br />
hoefelach in dieselve met. Henrike den landmetere also, dat al<br />
den merkenaten wal genogede; dat markeden se ende bepaelden<br />
se,<br />
Voertmeer soe heb ie em gebaden hij mines heren bate,<br />
elleken sinen hoeffslaeh an te vane also, als mij mijn here mit<br />
sinen apenen breve outboet.<br />
Omme dese .vorwarde, die, hiel' vairgescreven is, sa hebben<br />
desse voirscreven markenaten gegheven biscap Gyen van<br />
Utrecht in erebare des ghemeenen .stichtes ene have, die is<br />
gelegen bijder Hulset.<br />
-<br />
Voirtmeer soe voel' ic in die marke to Vortmen. Daer ne<br />
vaud ic negene marke beslagen aft to delene. Dair scold ic se<br />
quyt van rumingen<br />
van Utrecht,<br />
ende van hoefslagh van des biscap wegene<br />
Dese rumiuge ende desen hoefslach heb ie Aliger van Hekere.<br />
seulte van Sallant, gegheven ende gedaen int kerspel van Olste<br />
in allen punten also, als hijr vair gesereven is, als bij hete<br />
des biscops Gyen van Utrech. Ende were eliken manne der<br />
rumingen ende des hoefslages VOl' mi eude alle mine nacomelinge,<br />
die soulte van Sallant wesen solen, als veer, als spreket mines<br />
heren opene breef, 'des biscops van Utrech, biscap Gyen, de<br />
mij alle desse dinek bevalen hevet. In orecunde des breves soe<br />
1) Dit woord is door dell afschrijver blijkbaar overgeslagen,<br />
!) De afschrijver beeft dit woord blijkbaar overgeslagen,
54<br />
heb ic Aliger, schulte van Sallant, mien ingeseghel hier an<br />
gehanghen int jaer ons heren mille OOemo ende tweloff, des<br />
naesten Vriedages na Jaresdage.<br />
Naar een afschrift, onmiddellijk volgende op en<br />
met de zelfde hand geschreven als de oorkonde<br />
van bisschop Guy van 1311, op fol. 140 en fol. 140<br />
v.o. van foliant No. 1607 van het Deventer archief.<br />
Opmerking. Men bedenke dat in <strong>Overijssel</strong> niet slechts iu de<br />
spreektaal, doch ook meermalen in geschriften de li wordt weggelaten.<br />
Em is hem, et is het, enz.
BIJLAGE C.<br />
1443, 18 Juni.<br />
Opgave van perceelen, die de magistraat van<br />
Deventer bij eene ruminge bevonden heeft onrechtmatig<br />
aaugegraven te zijn. Bevel aan de aangravers<br />
om de afscheidingen tusschen hunne aangravingen<br />
en de meente te slechten. Gebod aan een ieder, die<br />
aangegraven heeft, doch wiens aangraving niet<br />
was ontdekt, deze ongedaan te maken.<br />
Nedergetreden op die meente.<br />
Jnt jair ons Heren dnsent IIucXLIII, des Dynxdages nae<br />
Beloken Pynxsteren, scepenen ende raet ende die gemeente,<br />
die opper stadhuys plegen geboet te werden, hebben ingetreden<br />
dat hier nae besereven steet; dat sij voir meente holden.<br />
Volgt een reeks perceeleu in Borgeler en 'Ijoener<br />
mark, bouwland, grasland en hofsteden. Meerdere huizen<br />
moesten worden afgebroken.<br />
Item, soe wes schepenen ende raet myd den borgeren ingetreden<br />
of gernymt hebben, dat ellick, die sich dat onderwonden<br />
hevet, voirt effenen ende slichten sal bynnen achte dagen, bij<br />
alsnlcken kner, als hem geboeden wort.<br />
Item, soe wie sich. myente onderwonden heeft, dat laest niet<br />
begaen noch ingetreden: en waer, doe die laetste rnyminge<br />
dair te vneren ingetreden was, dat sal elek selven intreden<br />
bynnen achte dagen, bi 5 olde schilde.<br />
Naar fol. 62 van foliant No. 1607 van het<br />
Deventer archief.
1331, 12 Juni.<br />
BIJLAGE D,<br />
De bisschop van Utrecht en de graaf van Gelre<br />
sluiten eene overeenkomst omtrent de verdeeling<br />
der baten, die uit eene in Sallandermark te honden<br />
ruminge zullen voortvloeien, en omtrent eene verdeeling<br />
van de tinsen, die van de voorslagen in<br />
de markeu van Salland zouden kunnen komen.<br />
W~i Johan, bi der ghenaden Goeds bisscop t'Utrecht, ende<br />
wij Reynald, greve van Ghelren ende van Sutphen, maken<br />
coud allen Inden, dat wij overeen ghedraghen zijn met dusdaenre<br />
verwarden, alse dat wij onderlinglie deylen zoelen half ende<br />
half, al dat ghelt ende vervalle, dat comen sal aise van der<br />
ruminghen, die in Zallandermarc nu gheropen is bi heren<br />
Walraven van Benthem, scoutheit van Zallant.<br />
Voert zijnt verwarden, waerd dat zake, dat wij Johan, bis,<br />
scop t'Utrecht vorsereven, onse wildemiese van den marken,<br />
die in den ambachte van Zallant gheleghen zijn, hoeffslaechden<br />
ende utegheven wouden tusschen dit ende sunte Johansdaghe<br />
te midzomer naestcomende over twe jaren, soe zoel wij Johan,<br />
bisscop van Utrecht, ende wij Reynald, greve van Ghelren<br />
ende van Sutphen voernoemt, zetten twe manne, elc van zijure<br />
zijden enen man, die allen den voerslach van den ambacht van<br />
Zallant vertinsen zoelen om den meesten tins ende om dat<br />
meeste ghelt, die si met redenen moghen, na hoeren besten<br />
goetduncken van den erve, dat daer gheslaghen wort.<br />
Ende wat ghelde, dat van desen vorseiden voerslaghe comet,<br />
des sal ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseit, bliven die twedeel<br />
ende ons Reynalde, grève van Ghelren ende van Sutphen, dat<br />
derdendeel. behoudens ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseit, ende<br />
onser eyghenre lude alle die toeslach, die ons ende onsen luden<br />
vorsereven tot onsen oudhoveghen lande gheslaghen word ende<br />
behouden ons Johan, bisscop t'Utrecht, aire tyende ende tins,
57<br />
die hier af comen mach, die ons ende onsen ghesticht alleen<br />
bliven zoelen.<br />
Voert zijnt verwarden, waerd dat zake, dat van desen voerslaghe<br />
vorsereven soe eleyne gheldes quame ende soe vele erves<br />
ons Johan, bisscop t'Utrecht, van den voerslaghe bleve, die<br />
dese vorseide twe lude niet vertinsen en mochten ·na hoeren<br />
goednncken, also dat ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseid,<br />
heren Burgheer uten Werde, seclaster tot Oudemunster. ende<br />
heren Arnd van IJselstein, ridder, dochte, dat her Reynald,<br />
greve van Ghelren ende van Sutphen, te eleine hadde voer<br />
sinen cost, so mocht wij drie vorsereven dat vermeerren in<br />
reden na onsen goedduneken ; maer waerd, dat dat ghelt soe<br />
groet beliepe, dat ons drien seggheren vorseid docht, dat her<br />
Reynald, greve van Ghelren ende van Sutphen, daer met redene<br />
mede liden mocht, soe soude hi bliven aen sijn derdeel, sonder<br />
enich meerdoen. aIse vorsereven is.<br />
Ende alle dese vorsereven vcrwarden ghelove wij Johan,<br />
bisscop t'Utrecht, ende wij Reynald, greve van Ghelren ende<br />
van Sutphen vorsereven, met goeden trouwen voert te doen<br />
ende voert te driven met ons ende met onse vrienden ende elc<br />
onser op zinen, cost, sonder alrehande arghelist, In oercunde<br />
des, so heb wij desen brief beseghelt met onsen seghelen.<br />
Gheglieven te Swolle op sunte Odulfsdach int jaer ons Heren<br />
dnsent drie hondert ende eenendertich.<br />
Naar het origineel op perkament, waarvan de<br />
zegels verdwenen zijn, in het Rijksarchief te<br />
Utrecht, Archief der bisschoppen, charter No. 436.<br />
Regest No. 666.
ZIJN DOOR DENRAADHUISBRAND VAN<br />
1543 DE OUDSTE KAMPER ARCHIEF-<br />
STUKKEN VERLOREN GEGAAN?<br />
"Verg'ebens forsehen wir in den Zeitbüchern des frühen<br />
Mittelalters nach dem Namen des Ortes, von dessen dasein<br />
wir erst gegen die Mitte des zwölften Jahrhunderts sicbere<br />
Kunde erhalten" , , , ,<br />
Deze woorden, waarmede Lacomblet een artikelover de<br />
oudste geschiedenis van Düsseldorf inleidt 1), zijn volkomen<br />
toepasselijk op Kampen, wanneer wij slechts in plaats van 12e,<br />
13e eeuw lezen.<br />
Roe en wanneer zich in de marke van Kampen eene bevolking<br />
van niet-landbouwers heeft gevestigd, wanneer en van<br />
wien 2) deze vestiging stadrecht heeft ontvangen, is evenmin<br />
bekend als het tijdstip, waarop Kampen eene parochie is geworden<br />
en hoe en wanneer het kapittel van Deventer het<br />
patronaatrecht over die kerk heeft verworven. 3)<br />
Plotseling, nadat het te voren slechts enkele malen terloops<br />
genoemd wordt, verschijut Kampen in 1266 4) als eene stad,<br />
bestuurd door schepenen en raden, staande in handelsbetrekkingen<br />
met Hamburg.<br />
De oudste vermelding, die met zekerheid op het Overijs-<br />
1) Archif für die Geschicbt.e des Niederrheins, Band III.<br />
2) Meil bedenke, dat Kampen aan de Velmvsche zijde van den<br />
Us el gelegen is en dat het heel goed kan hebben behoord tot den<br />
"comitatus in terra Sallaudie", dien de bisschop in 1226 door aankoop<br />
verkregen heeft. (Zie Bloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen,<br />
No 487, 488 en 495) Geeft de omstandigheid, dat de bisschop meende,<br />
dat eene visscherf bij Kampen in dien koop begrepen was, niet eene<br />
aanwijzing in die richting?<br />
3) Dumbar (Kerkelijk en Wereldlljk Deventer I, blz. 349) deelt<br />
mede ergens gelezen te hebben, dat bisschop Otto de Ile de kerk van<br />
Kampen aan het Deventer Kapittel zou hebben geschonken.<br />
'J Hamburger Urkundenbuch No. DOOXIII.
59<br />
selsche Kampen 1) betrekking heeft, is, voor zoover ik heb<br />
kunnen nagaan, die in eene oorkonde van 1227 2), waarin<br />
bisschop Otto JI het recht van het Kapittel van Zutphen op<br />
eene visscherij bij Kampen erkent.<br />
Uit eene oorkonde van 1236, door Lindeborn medegedeeld 3),<br />
blijkt, dat er te Kampen in dat jaar eene parochiekerk was<br />
en uit de vermelding van "antecessores" van den toenmaligen<br />
pastoor Ismahel is af te leiden, dat die parochie reeds eenigen<br />
tijd bestaan had.<br />
De parochianen worden "cives" genoemd, zijn dns vrijen<br />
doch geen "opidani" . Daaruit en uit de omstandigheid, dat die<br />
cives zelve optreden en niet door een stadsbestuur worden<br />
vertegenwoordigd, zou af te leiden zijn, dat Kampen toen nog<br />
geen stadrechten bezat,<br />
Het stadrecht moet dan verleend zijn tusschen 1236 en 1248,<br />
want in het laatstgenoemde jaar krijgen de bewoners van<br />
Ommen .Jfbertatem talem, qualem oppidani nostri Daventrienses,<br />
Swollenses, Campenses habeut' 4), Eene nauwkeurigere dateerlng<br />
is met de thans bekende gegevens niet mogelijk.<br />
Een "opidum" wordt Kampen genoemd in eene oorkonde<br />
van 1260, waarbij de rechten en vrijheden van de bewoners<br />
van Kamperveen door Hendrik van Vianden worden bevestigd 5) ..<br />
Vóór het begin der 14e eeuw bemerkt men van Kampen<br />
weinig'. Het archief bevat slechts een 9tal <strong>stuk</strong>ken, onder dan<br />
1300, De beide oudsten van 1251 noemen Kampen niet; no. 3<br />
is een 15e eeuwach afschrift van den stadbrief van Genemuiden:<br />
1) Het Duitsche klooster Kamp komt meermalen in den vorm<br />
"Campis" voor, Vandaar de vermelding door Moulin in zijne Kamper<br />
kroniek (I blz. 77) van eenen abt van Kampen.<br />
2) Sloet No 508, "pi cariam sive tractum aquarum apud Carupis".<br />
8) BIz. 266 van de Keulsche uitgave van 1670.<br />
4) Stadbrief van Ommen, afgedrukt op blz. 1 van het Stadrecht van<br />
Ommen, uitgegeven in het Eerste deel, Achtste <strong>stuk</strong> van de <strong>Overijssel</strong>sche<br />
Stad- Dijk- en' Markerechten.<br />
5) Bekend in twee vidirnusbrieven, een van 1298 en een van 1309.<br />
Naar den eersten uitgegeven door Mr. Nanninga Uitterdijk in deel VII<br />
van de Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, blz. 251 j naar<br />
den tweeden, door Racer in deel II zijner <strong>Overijssel</strong>sche Gedenk<strong>stuk</strong>ken,<br />
blz. 191.
60<br />
eerst de beide brieven van 1284, handelende over de weiden<br />
en visscherijen om Kampen, hebben op de stad zelve betrekking.<br />
Wanneer toe Boecop 1) ons de stadwording van Zwolle<br />
beschreven heeft en met Kampen zal beginnen, zegt hij, dat<br />
hij omtrent den oorsprong en oudste geschiedenis der stad niets<br />
heeft kunnen ontdekken en hij wijt dit aan den raadhuisbrand<br />
van 1543, waardoor een groot aantal <strong>stuk</strong>ken, geborgen in de<br />
mede tot bergplaatsen ingerichte zitbanken der schepenkamer,<br />
zou zijn verloren gegaan.<br />
Deze verklaring voor het niet meer bestaan der oudste<br />
bescheiden omtrent Kampen klinkt zeer aannemelijk. Door dien<br />
brand zullen zeel' zeker een groot aantal, wellicht zeer belangrijke<br />
<strong>stuk</strong>ken zijn verloren gegaan, doch dat toen de stadbrief<br />
en andere bescheiden betreffende de oudste geschiedenis<br />
van Kampen zijn te niet gegaan, is onjuist. Met zekerheid<br />
kan uit thans nog aanwezige <strong>stuk</strong>ken worden aangetoond, dat<br />
deze reeds vóór den brand niet meer bestonden.<br />
In de eerste plaats is het reeds vreemd, dat wanneer die <strong>stuk</strong>ken<br />
in 1543 eerst waren verloren gegaan, de in 1466 aangenomen<br />
secretaris Jacob Bijndop ons in zijne kroniek "de Annalibus<br />
quaedam nota"2) omtrent de oudste geschiedenis absoluut niets<br />
weet mede te deelen. Zijne mededeelingen omtrent Kampen beginnon<br />
eerst omstreeks 1400; vóór dat jaar geeft hij slechts<br />
enkele grepen nit de algemeene en Bijbelscue geschiedenissen.<br />
Op het Kamper archief is nog aanwezig een Privilegeboek"),<br />
IJ Arend toe Boecop, Kroniek der bisschoppen van Utrecht, uitgegeven<br />
door het <strong>Historisch</strong> Genootschap, Codex Diplomaticus, deel V,<br />
blz. 216.<br />
~) Onder dien titel uitgegeven door de Vereeniging tot Beoefening<br />
van <strong>Overijssel</strong>sch Regt ell Geschiedenis.<br />
sJ In den zomer vall 1920 eene oorkonde, dool' Bogerman in zijn<br />
aanstonds te vermelden Repertorium aangehaald, willende raadplegen,<br />
bleek mij, dat uit het Privilegeboek een aantal bladen misten.<br />
Uiterlijk was daarvan aan het boek niets te bespeuren en daar<br />
toevnlligerwijze op de laatste bladzijde voor de lacune eene oorkonde<br />
eindigde en op de eerste bladzijde na de lacune eene nieuwe begon,<br />
s het ontbreken van een aantal bladen aan de archivarissen bij het<br />
bewerken der regesten voor de Registers van Charters en Bescheiden
UI<br />
naar het schrift te oordeelen in het begin del' L5e eeuw aangelegd,<br />
waarin afschriften van privilegien en andere belangrijke<br />
<strong>stuk</strong>ken tot in het midden del' 16e eeuw zijn opgenomen.<br />
Alle nog in originali aanwezige oorkonden uit de 13e en 14e<br />
eeuw zijn opgenomen. Is het wel denkbaar, dat de eerste<br />
samensteller juist de oudste <strong>stuk</strong>ken, wanneer zij nog' bestaan<br />
hadden, zou hebben overgeslagen?<br />
Uit het voorgaande kunnen wij reeds met zeer groote waarschijnlijkheid<br />
afleiden, dat die <strong>stuk</strong>ken ten tijde van het aanleggen<br />
van het privilegeboek en Bijndóps secretariaat niet meer bestonden<br />
en deze waarschijnlijkheid wordt zekerheid wanneer<br />
wij Boghermans Repertorium raadplegen 1).<br />
Dl'. Reynel' Bogherman van Dokkum, secretaris van Kampen,<br />
kreeg in 1541 opdracht van de stadsregeering om eene verzameling<br />
van de stedelijke privilegien en rechten, die in allerlei<br />
boeken en losse <strong>stuk</strong>ken verspreid stonden, en waarvan het<br />
opsporen soms lastig en tijdroovend was, te vervaardigen.<br />
Hij begon, zooals hij op het eerste blad mededeelt, dit werk<br />
den 16 Juli ·1541 en voltooide het den 5 Augustus 1542,<br />
ruim een jaar vóór den brand van het raadhuis.<br />
niet opgevallen. De bladen XIII tot en met XLV, die blijkens de<br />
inhoudsopgave van Bogerman hoofdzakelijk privilegien van Noorsche<br />
vorsten moesten bevatten, bleken niet meer aanwezig te zijn. De<br />
tegenwoordige archivaris, Mej. Weloker herinnerde zich eenige jaren<br />
geleden een <strong>stuk</strong> van een perkamenten handschrift, dat juist dergelijke<br />
privilegien bevatte en waarvan het formaat overeenkwam met<br />
dat van het privilegeboek, te hebben gezien bij den heer Bondam te<br />
Arriheru. 'I'erstond werden door haar pogingen .in het. werk gesteld,<br />
om dit <strong>stuk</strong> voor het archief te verwerven en deze warden<br />
dool' de bereidwilligheid van den bezitter met succes bekroond. Na<br />
ontvangst van luit fragment, bleek het werkelijk een deel van het<br />
Privilegeboek te zijn. Het bevatte echter niet alle mankeerende<br />
bladen. Folio XXXVI, XXXVII en XLIVontbreken nog, terwijl<br />
folio Xl.H slechts gedeeltelijk aanwezig is. Dit blad is door midden<br />
gescheurd en de rechterhelft ontbreekt. Hoewel de aanwinst zeer belangrijk<br />
genoemd mag worden, zijn el' geen onbekende <strong>stuk</strong>ken door<br />
aan het licht gekomen.<br />
1) Zie over Dl'. Reynel' Rogherman van Dokkum een opstel van<br />
Mr. Nanninga Uitterdijk in het lOe <strong>stuk</strong> van deze Verslagen en Merledeelingen.
62<br />
Het resultaat van zijn werk is ons bewaard gebleven in<br />
eenen lijvigen foliant op papier, eenige honderden bladen<br />
bevattende en gebonden in eenen fraaien lederen band met<br />
overslag, die vroeger met een knip gesloten kon worden,<br />
Hoewel meestal aangehaald als Repertorium, luidt de titel<br />
van het werk: "Der stadt Campen privilegien, rechten, statuten,<br />
plebiscieten, willekoeren, overdrachten, usancien ende gebruken,<br />
uth diverse eude ouderscheidene stadtboeken, registers ende<br />
brieven geaccordeert, verssmelt ende bijeengebracht van den<br />
jare onsz heren Christi geboorte VIlle ende XV beghynnende<br />
tot den jare XVe XL I inclusum".<br />
De eigenlijke repertoria, waaraan het zijn naam ontleent,<br />
vormen niet het hoofdbestanddeel van het werk, doch wel het<br />
meest geraadpleegde 1).<br />
Een beknopt overzicht van den inhoud moge hier volgen.<br />
Blad 1 bevat eene voorrede 2) en eene "Invocatio ad Deum<br />
pro adjutorio", waarop een aantaloorkonden uit de Stichtsche<br />
cartularia, voor zoover deze op <strong>Overijssel</strong>, Groningen en Drente<br />
betrekking hebben, volgen, gedeeltelijk van eene vertaling<br />
voorzien 8).<br />
Blad 32 en vlg. bevatten het "privilegie, dat keyser Karolus<br />
magnus den Vriesen gegeven hefft anno acht hondert", terwijl<br />
op blad 4 L het vredesverdrag van 13ï9 tusschen Gelre en het<br />
Sticht begint.<br />
Blad 46 tot en met 53 bevatten eene inhoudsopgave van de<br />
privilegien, die voorkomen "int copienboek in holte myt roet<br />
leer gebonden, in latijn", met welk copieboek het nog bestaande<br />
Pri vilegeboek bedoeld wordt.<br />
Onder het opschrift "Repertorium oft tabula van den vorsz.<br />
privilegien . per A, B, 0, etc.", nader toegelicht door de<br />
1) Tm' vergemakkelijking van bet gebruik zijn bij het begin van<br />
ieder nieuwonderdeel aan het eerste blad kleine knopjes van gevlochten<br />
perkament bevestigd.<br />
2) Medegedeeld in het reeds aangehaalde opstel van Mr. Nanninga<br />
Uîtterdijk over Begherman.<br />
S) Die oorkonden zijn waarschijnlijk overgenomen uit een nog op<br />
het Kamper archief aanwezig perkamenten handschrift. uit de l5e<br />
eeuw, dat dezelfde <strong>stuk</strong>ken, die Bogherruan mededeelt, bevat,
63<br />
woorden: "Repertorium van der stadt privilegien, staende int<br />
copienboeck in holte gebonden in roet leer", volgt dan een<br />
klapper op het Privilegeboek 1).<br />
De nummering der bladen houdt daarna op. Na enkele<br />
onbeschreven bladen vindt men vermeld: "Diversorum A.B.O.<br />
Van allen privilegien ende diversen saken sal men vynden in<br />
den III beken, genant Diversorum, dat een geteykent myt A,<br />
dat ander myt B, dat lIlde myt O. Nota. Een generael remisserum<br />
van al tgene in Diversorum tribus libris reperibile est,<br />
sal men vynden int boeck daer 0 op staet, fol. OXXXVIrI,<br />
post titulos dominorum" 2).<br />
De drie genoemde boeken zijn nog op het archief aanwezig<br />
en onder de namen Diverserum A, enz. bekend; de inhoudsopgave<br />
beviudt zich in deel 0 op de aang-egeven plaats<br />
Verder wordt het bekende Digestumvetus 8) vermeld als:<br />
"Decretum dominorum. daer diverse' pieturen in staen" en omtrent<br />
den inhoud van dat boek gezegd : "Repertorium, wat in<br />
dyt vorsz. boeck mytten schilderijen staet, sal men vynden in<br />
eodem libro folio CI".<br />
Dan begint eene nieuwe afdeeling, waarvan de bladen genummerd<br />
zijn van 1 tot en met 239, onder het opschrift:<br />
"Rechten ende Statuten del' stadt Oampen, conoorderende<br />
mit den' gemenen besereven keyserliken rechten" 4). Uit de<br />
inleiding, lnidende: "Hyr beghint dat Gulden boeck fi) del'<br />
1) De klappers zijn werkelijk goed bruikbaar De bevestigingsbrief<br />
van Jan van Nassau van 1284, betreffende de weiden en visscherijen,<br />
zal men vinden op Johan, op Nassau, op Broeken, op visscherij, op<br />
St Nicolaasbroek<br />
2) Eene lange lijst van titels, waarop de meest verschillende wereldlijke<br />
en geestelijke heeren van allerlei rang recht hadden.<br />
3) Met overneming van een aantal teekeningen gedeeltelijk uitge-<br />
'geven in het Ie deel, lIe <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche Stad-Dijk- en Markerechten.<br />
') Reeds op bet eerste blad van zijn werk deelt Bogberman hieromtrent<br />
mede: "An elck statuyt int eynde sal men vynden allegationes<br />
juris ende concordancien der keyserliken rechten ende wair op tselve<br />
statuyt gevestigt enne fundeert is".<br />
Dit gedeelte van bet werk verdient een riader onderzoek.<br />
5) Het Gulden boeck is ruet het Boeck van Recbte uitgegeven in<br />
het Ie deel, Ie <strong>stuk</strong> del' <strong>Overijssel</strong>scbe Stad-, Dijk- en Markerechten.
64<br />
stadt Campen anno M lIreXXXIlIl ende ist yrste capitel int<br />
XXXlIIIste blat ende wort oick genoempt die yrste brieff 1).<br />
Hyr to voeren was, eude is noch, een oldt stadtboeck, in<br />
pergament oick geschreven ende in holt gebonden, myt zwart<br />
leer overtoghen, dat beghynt int yrste capitel ende derde blat:<br />
In Godes namen, Amen. Wij scepenen ende raidt der stadt van<br />
Campen", enz., leeren wij, dat het Guldenboek in 1334 en het<br />
oude stadboek, waarmede het Boeck van Rechten wordt bedoeld,<br />
in 1300 is aangelegd.<br />
Dit deel van het werk beslaat 223 bladen. Op blad 224<br />
moest het Waterrecht beginnen, doch de behandeling daarvan<br />
is achterwege gebleven; wel zijn er 9 bladen voor open-<br />
gelaten.<br />
Verder vindt men dan de volgende inhoudsopgaven en klap-<br />
pers, ieder een aanmerkelijk aantal bladen beslaande.<br />
Ie. "Dit is een repertorium, anwijser offte tabula van del'<br />
stadt Gulden Boeck van Campen, nae den litteren A. B. C, etc.,<br />
ende mede van dit boeck." 2)<br />
2e. "Repertorium, watter staet int olde stadtboeck, dair<br />
'dat Gulden Boeck meestendeels nth gemaket is, ende is in<br />
parkelment geschreven ende in holt gebonden myt een bruen<br />
roet leer overtoghen, sonder crampen".<br />
3e. "Dat hyr nae volget sal men vynden in der stadt grote<br />
platte papyren boeck, dair op staet geschreven Collectorium et<br />
de electione magistratns. Anno dusent Ille is die oldste data<br />
in dyt boeck, folio leXXXVI,"<br />
Aan het slot leest men nog eens: "Dit alle tsamen op sijn<br />
litteren vorsz. zal men vynden als vorsz. is in Digesto vetert<br />
off Collectorio veteri ende is dat grote, olde, platte, papyren<br />
boeck myt een parkelrnenten ommeslach".<br />
4e "Repertorium Digesti Novi, incipientis anno M lIIIe L in<br />
vigilia nativitatis Johannis Baptiste".<br />
1) Zie blz. 135 van de uitgave.<br />
B) Bogherman bedoelt, dat dit een d ubbele klappor is, zoo wel op<br />
het origineele Gulden Boeck, als op zijne verhandeling over dat boek<br />
in de voorgaande bladzijden.
,<br />
65<br />
Hierop volgt: "Finis Intjus libri. Oompletus est anno<br />
XVe XLII, Vta Augusti."<br />
Opgemerkt dient nog te worden, dat zich tusschen 3e en 4e<br />
eene opgave van muntwaarde, getiteld: "Payment nth ene olde<br />
tolcedule" bevindt en dat bij de verschillende artikelen uit het<br />
Gulden Boeck steeds op den rand wordt aangegeven in welk<br />
punt en op welk blad van het Boeck van Rechten het zelfde<br />
artikel te vinden is,<br />
Het merkwaardigste nu is, dat alle boeken en bescheiden,<br />
die Begherman kent, ook thans nog aanwezig zijn en dat zijne<br />
beschrijving van deze <strong>stuk</strong>ken volkomen op hun tegenwoordigen<br />
toestand past, behalve wat het Colleetorium betreft, "Dit boek<br />
is ook thans nog wel groot en plat, doch niet meerin eenen<br />
perkamenten band gebonden, De bladen van dit boek zijn dool'<br />
water zwaar beschadigd en de randen grootendeels verdwenen,<br />
terwijl zij door aan- en opplakken van <strong>stuk</strong>ken wit papier op<br />
ongeveer gelijke grootte gebracht zijn, Van bijna alle bladen<br />
ontbreekt het gedeelte, waar zich het nummer bevonden heeft -<br />
de tegenwoordige nummering is van jongere dagteekening -<br />
en deze liggen niet in de volgorde, die Begherman gekend<br />
heeft. Vermoedelijk is dit boek bij den brand door vuur<br />
en water beschadigd en heeft men bij het herstellen en op,<br />
nieuw binden de oorspronkelijke volgorde der bladen niet meer<br />
kunnen herstellen,<br />
Of dit boek thans nog alle <strong>stuk</strong>ken bevat, die Bogherman<br />
vermeldt, is mij onbekend; het onderzoek zon tetijdroovend<br />
zijn,<br />
Zijn er door den brand in 1543 <strong>stuk</strong>ken verloren gegaan,<br />
dan zijn dit zeker niet zeer belangrijke, althans geen <strong>stuk</strong>ken,<br />
die in den tijd van Bogherman van belang geacht werden,<br />
geweest.<br />
Duidelijk blijkt, dat ook Bogherman omtrent de eerste ge-<br />
schiedenis van Kampen en het tijdstip der stadwording niets<br />
wist. Zoo staat op den rand naast een pri vilege van Eric van<br />
Noorwegen uit het jaar 1294-, afgeschreven in het pas teruggekregen<br />
deel van het Privilegeboek, met de zeer kenbare<br />
hand van Begherman geschreven: "Hyr uth blijeket dat<br />
Campen was een stadt auno 1\1 Ile XCIIlIto" , terwijlook
66<br />
in het Repertorium dergelijke aanteekeningen voorkomen.")<br />
Dat verloren gaan der oudste <strong>stuk</strong>ken, waaronder behalve<br />
de stadbrief zich ook de brief van Hendrik van Vianden, betreffende<br />
de toewijzing van weiden en visscherijen, zal hebben<br />
bevonden, schijnt reeds zeer vroeg geschied te zijn. Aan een<br />
vergaan der <strong>stuk</strong>ken door den tand des tijds kan niet gedacht<br />
worden; de magistraat zou dan zeker bijtijds voor een afschrift<br />
of vidimus hebben gezorgd. Door een ramp, een brand of<br />
overstrooming, zullen zij te niet zijn gegaan. Daar van 1300<br />
af de privilegebrieven vrijwel volledig bewaard zijn gebleven,<br />
moet dit vóór 1300 hebben plaats gevonden, zelfs zou ik<br />
nog eene schrede verder willen gaan en die gebeurtenis vóór<br />
1284 stellen.<br />
De woorden van de beide bevestigingsbrieven van Jan van<br />
Nassau doen het weliswaar voorkomen, als of die brief van Hendrik<br />
van Vianden nog bestaat, doch eene aandachtige lezing van die<br />
<strong>stuk</strong>ken wekt daaromtrent twijfel. Afgezien nog van de omstandigheid,<br />
dat de vroegere brief niet, zooals gewoonlijk geschiedde,<br />
in zijn geheel wordt overgenomen, wekt de inhond<br />
den indruk, dat men niet precies wist, wat in dien brief<br />
gestaan heeft en dat men uit zijne herinnering eenige punten<br />
heeft opgenomen. Men wist, dat de brief van Hendrik van<br />
Vianden was, doch den juisten datum kende men niet. Men<br />
herinnerde zich, dat er cene jaarlijksche erfpacht van 5 solidi<br />
moest betaald worden en dat er zegels aan gehangen hadden<br />
van verschillende autoriteiten. Die bijzonderheden worden vermeld,<br />
doch de omschrijving van de weiden en visscherijen is<br />
1) Bogherman was sterk in het maken van marginale aanteekeningen.<br />
In bijna alle registers treft men die aan. Soins blijkt daaruit,<br />
dat de naijver tusschen de steden onderling ook al betrekking had<br />
op hare beweerde oudheid. Zoo schrijft Bogherman bij het privilege<br />
van Koning Zwentibold van 896 betreffenàe tol vrijheid van de<br />
Utrechtsche kerk in Deventer en Tiel (Muller, Het Oudste Cartularium,<br />
blz. 18) ter hoogte van de woorden "in Daventria villa" met blijkbare<br />
voldoening de woorden: "Deventer een dorp I", terwijl naast de<br />
woorden "in villa Groninga nuncuputa", voorkomende in het "Praecepturn<br />
Heinrici IIII de Groninge sub Beruoldo" (Muller, liet Oudste<br />
Cartula rium, blz. 84) staat: "Groeningen was noch een dorp Ao MXL.
67<br />
al zeer vaag. Slechts één naam, dien van het St. Nicelaasbroek<br />
wist men nog; verder volstaat men met de weinig zeggende<br />
omschrijving, dat het broeken, weiden, hooilanden en visscherijen<br />
waren, die om de stad lagen, Ook de woorden "ac ceteris"<br />
in den tweeden brief wijzen er op, dat men niet meer volledig<br />
op de hoogte van den inhoud was.<br />
v. E. v. D. V.
DE OM'VENTELING TE DEVENTER<br />
IN 1795.<br />
Op de Deventer Athenaeum-Biblietheek bevindt zich een<br />
Handschrift waarin de heer Ooenraad Alexander J ordens heeft<br />
opgeteekend,- wat hij als oogg-etuige gezien en mede beleefd<br />
heeft in zijn vaderstad Deventer gedurende de maand Januari<br />
van 1795.<br />
Het is miuder geschikt. om in zijn geheel te worden afgedrukt;<br />
maar de feiten, daarin vermeld, zijn, voor zoo vel' ik weet,<br />
nergens zoo uitvoerig medegedeeld en verdienen daarom wel<br />
voor de vergetelheid bewaard te blijven. Aan de opteekeningen<br />
van den Heer J ordens is mitsdien het volgende ontleend.<br />
In de allereerste dagen van Januari 1795, toen de Fransehen<br />
onder Pichegru reeds een eind ver ons land waren binnenge-<br />
drongen, bespeurde men ook te Deventer, dat de Engelseli-<br />
Hanuoveraansch- Hessische hulptroepen der Republiek, zich niet<br />
bij machte rekenende om den vijand te weerstaan, uit het<br />
midden des lands veiligheidshalve naar de IJsselstreken terug-<br />
trokken. Weldra passeerden dan ook 200 legerwagens met<br />
hunne veldsmederijen en artillerietrein den IJsselkant te Deventer<br />
op weg naar Twenthe. Bijna gelijktijdig' verschenen ver-<br />
scheidene corpsen lichte troepen te Wilp, onder anderen het<br />
Corps artillerie velante van den Prins de Rohan, die zijn<br />
hoofdkwartier vestigde op het buitengoed "het Zand" van den<br />
Heer Budde, en wiens roodgerokte manschappen met zulk een<br />
. ongeloofelijke snelheid hunne manoeuvres met de kanonnen<br />
verrichtten en van hunne paarden op- en afsprongen, dat het<br />
meer op een voltigeerspel, dan op een militaire exercitie geleek.<br />
Hierna kwamen de krijgstroepen der Engelschen, Hannoveranen<br />
en Hessen, door cavalerie geëscorteerd, Deventer binnen, en<br />
werden bij onderscheidene burgers in de stad gehuisvest. Vluch-<br />
tende troepen van allerlei wapenen, in uniformen van allerhande
69<br />
conleuren. waaronder infanteristen, die er zeer smerig uitzagen,<br />
en Berg-Schotten ten deele zonder broeken, volgden nu, zoodat<br />
cie stad en de omtrek spoedig met eenige duizenden militaireu<br />
opgevuld waren, Wagens en paarden bleven in den barren en<br />
strengen winter dag en nacht onder den blauwen hemel staan,<br />
en wegens de schaarschheid van brandstoffen werden op<br />
de Worp banken en omheiningen afgebroken en boomen<br />
omgehakt, terwijl de wapenknechts in de tuinhuisjes een<br />
onderkomen zochten, Sommigen hunner, alsook verscheidene<br />
paarden, stierven van koude en ongemak en door ouvoorzichtigheld<br />
brandde het fraaie koepeltje van de Wede, Pieterman<br />
geheel af, Ook in de stad ontstond brand in het huis van<br />
den Heel' Hagedoorn aan den Berg' en in het Stadswijnhuis,<br />
die echter beide spoedig gebluscht werden. Door de vele<br />
vuren was het 's avouds op den Brink bijna dag, Toen<br />
de ziekenwagens van het Engelsche hospitaal een aantal<br />
patiënten in de stad hadden gebracht, werden cleze op de<br />
Burgerwacht, in de 'Vaag, het Stadswerkhuis en in de in 1787<br />
geruïneerde woning van Professor A, F, vau der Mark onder,<br />
gebracht, Met wie reeds op de wagens of in de voornoemde<br />
huizen stierven werd op barbaarsche wijze gehandeld, Als<br />
krengen van beesten werden zij door hun landgenooten buiten<br />
de deur gesmeten; eenige deoden werden op zekeren avond op<br />
het plein of. balcon del' Burgerwacht neergeworpen; 's nachts<br />
stijf bevroren, stroopte men 's morgens hun de kleeren af, als<br />
van een aal het vel. In het Werkhuis wierp men een lijk op<br />
de bleek en, 's avonds geen zitbanken hebbende, sleepte men<br />
den stijf geworden Engelsclunan weer naar binnen en ging in<br />
een rei op hem zitten, Op een kar werden de dooden,<br />
soms in opene kisten, naar de kuilen vervoerd waarde<br />
vilder zijn paarden en beesten placht te begraven. Inmiddels<br />
werden door de terugtrekkende troepen in den omtrek het<br />
huis te Voorthuizen en te Millingen leeggeroofd en verbrand,<br />
het Loo uitgeplunderd en de kostbaarste tapijten voor dekkleeden<br />
del' paarden gebruikt, terwijl het Zwaantje, het Wezeveld<br />
en cie Kolkhof van den oud-burgemeester Heselenberg<br />
hetzelfde lot ondergingen. Deventer werd dool' vluchtelingen<br />
overstroomd en had eenige dagen lang meerdan 6000 Engel-
70<br />
schen ingekwartierd, en een menigte vee, aan de boeren<br />
ontroofd, werd door de stad gedreven. Het huis van den heer<br />
J ordens moest, evenals dat van meer anderen, als stal dieast<br />
doen, terwijl de Oommissartsgeneraal van den Engelschen koning,<br />
Brook Watson, met zijn geheele gevolg bij hem werd ingekwartierd.<br />
't'Vas een zeventig-jarig man, oud-admiraal en Pair<br />
van Engeland, maar een wellevend en goedhartig persoon, zeer<br />
vriendelijk jegens de kinderen van den heel' J ordens, dien hij<br />
nog een grooten dienst bewees, Een Hessisch officier toch had<br />
den beer Jordens gelast zijn buitengoed, de WeeIe, voor hem en<br />
de zijnen in orde te brengen en voor het noodige voor een goeden<br />
tafel te zorgen, Maal' de Engelsche Commissaris-generaal zond<br />
den koetsier van den heer Jordens te paard naar den Hes om<br />
hem te laten weten, dat hij' uit het buitenverblijf had te<br />
blijven. Niettemin bracht de inkwartiering hem groeten last,<br />
Want al aten de Engelschman en zijn secretaris in het Wijn,<br />
huis, zijn gevolg kookte en braadde in diens voorkamer, zoodat<br />
in vergelijking daarmede, het vuilste logement zindelijk mocht<br />
genoemd worden,<br />
Het ergst echter leden door de aankomst en het verblijf der<br />
Engelsehen de kerken, die men genoodzaakt werd te openen,<br />
De Groote en de Bergkerk werden in paardestallen en de<br />
Fransche, dat is de Broerenkerk, in een victualiemagazijn<br />
herschapen, waarin de zakken met beschuit zelfs den hemel<br />
of het klankbord van den predikstoel bedekten, Weldra begon<br />
men in beide eerstgenoemde kerken de banken en gestoelten<br />
af te breken, tegen de pilaren vuren aan te leggen en om er<br />
den rook en de walm te doen uittrekken, de glasruiten stnJkte<br />
schieten, Er was welhaast geen magistraatsgestoelte, geen koorhek,<br />
geen predikstoel meer te vinden, Ook de graven werden<br />
geopend 0111 de kisten als brandhout te kunnen gebruiken, en<br />
de bekkenelen lagen hier en daar verspreid op den grond, In<br />
de Bergkerk werd de Armenkas opengebroken, de bekers en<br />
schotels voor het avondmaal werden vertrapt en in beide kerken<br />
lagen een menigte doode paarden, Het leek wel of de gebouwen,<br />
gesticht tot Gods eer, door Orauje's hulpbenden herschapen<br />
waren in holen tot uitoefening van het geweld des Duivels,<br />
Troepeu, die na eenige dageu inkwartiering weer vertrokken,
7l<br />
werden spoedig door andere vervangen, Ook nu kreeg de heer<br />
Jordeus zijn deel aan de inkwartiering in den persoon van<br />
den Engelschen kapitein van de Koninklijke Guarde, Murray,<br />
een jong, vrijwelopgevoed man, en zes Hannoveraansche soldaten<br />
met een hunner waschvrouwen en drie gevluchte Velper<br />
boerinnen, die echter den volgenden dag weer vertrokken,<br />
Kort daarop verscheen de achterhoede derterugtrekkende<br />
troepen, Engelsche dragonders en huzaren van Hompesch;<br />
maal' gelukkig waren 1000 man Hessische infanterie enkele<br />
dagen vroeger van Zutphen binnen Deventer gekomen, over het<br />
geheel geschikte lieden, wiel' generaal, dool' een sterke wach t<br />
aan den IJsselkant, het binnendringen van de zooeven genoemde<br />
Engelsche cavalerie belette, Daarover verwoed, begon deze nn<br />
alles aan de overzijde derrivier te plunderen en te vernielen<br />
en staken zij de kapitale herberg "de nieuwe Strookap", even<br />
over de Langebrug. in brand, waar de door hen geplaatste<br />
voorposten verhinderden dat men tot bluseching kon komen<br />
toeschieten, Maal' eindelijk trokken allen, ook de Hessen af,<br />
Van de komst der Fransehen hoorde men evenwel nog niets,<br />
daar alle postroutes gestremd waren en bijna alle correspondentie<br />
afgebroken was,<br />
Inmiddels had de patriotisch-gezinde partij onder de Deventersche<br />
burgerij niet stil gezeten en in 't grootste geheim de<br />
noodige maatregelen genomen om, als het goede oogenblik<br />
daarvoor zou zijngekomen, ook hier de omwenteling tot stand<br />
te brengen, In dell vroegen Maandagmorgen van 2 Februari<br />
1795 was dat oogenblik daar, De partijgenooten werden gewaarschuwd<br />
om gewapend aan het koffijlmis van Siebers achter<br />
de Waag te verschijnen en Illet de Fransche nationale cocarde<br />
voorzien vertoonden zij zich op straat, De jonge Heyligers<br />
aie, daarmee getooid, door de voornaamste wijken der stad had<br />
gereden, had daartoe reeds het sein gegeven, en nu begaf<br />
men zich, van een aantal jongelieden te paard in huzarenuniform<br />
vergezeld, naar het genoemde koffijhuis. Van hier trok<br />
het Comité-revolutionair, na vooraf Raad en Gemeente verzocht<br />
te hebben op het Raadhuis te vergaderen, derwaarts.<br />
Burger H. van Marle, weleer predikant te Delft, las daar in de<br />
Raadskamer een <strong>stuk</strong> voor, waarin de aftreding' der in 1787
72<br />
op het kussen geraakte Regenten geëischt werd, Deze begrepen<br />
dan ook, dat zij moesten heengaan en dropen beschaamd af,<br />
zonder dat hun echter met woorden of daden 'eenige beleediging<br />
werd aangedaan; geheel anders dus, dan toen op den beruchten<br />
Donderdag 20 September 1787, de toen zittende patriotische<br />
Regenten door een opgeruid gepeupel met publiek geweld van<br />
hunne kussens waren gejaagd en daarna aan allerlei beleedigingen<br />
waren blootgesteld, terwijl plundering' en ruineering<br />
van hunne bezittingen dag aan dag plaats had,<br />
Toen de heeren van den Raad en de Gezworen Gemeente<br />
het Raadhuis hadden verlaten, werd daar de Nationale vlag<br />
van het balcon uitgestoken, Gelijktijdig trad het Comité<br />
revolutionair naar buiten en las burger van Marle aan<br />
de in grooten getale toegestroomde menigte een proclamatie,<br />
met betrekking' tot de omzetting del' stedelijke regeering,<br />
voor, Een algemeen ,.Hoezee I Vivat de vrijheid! was daarop<br />
het antwoord, terwijl de gewapende burgers hunne hoeden<br />
op de bajonetten plaatsten en omboog hieven, Even daarna<br />
verschenen de nieuwaangestelde Representanten op het<br />
balcon en na hen de jonge commandant Heyligers, Het<br />
vreugdegejuich werd geruimen tijd voortgezet onder het<br />
spelen der klokken, en alzoo verliep alles in goede orde,<br />
De omwenteling' was te Deventer zonder hnlp del' Fransche<br />
troepen tot stand gebracht,<br />
Eerst den volgenden dag kwamen 300 Franscue huzaren in<br />
vollen ren de Langebrug over en rukten dool' de drie IJsselpoorten<br />
de stad binnen onder 't gejuich van honderden menschen,<br />
Zij werden bij de burgerij ingekwartierd, de jeugdige generaal<br />
Regner met zijn Aide-de-Oamp bij den heer Jordens. Twee<br />
dagen later kwamen nog twee regimenten Fransche infanterie<br />
met een flink corps muzlkanten de stad binnen,<br />
En nu moest de Vrijheidsboom worden geplant, waarvoor<br />
reeds de noodige toebereidselen waren gemaakt, Op Donderdag<br />
5 Februari des uamiddags begaf zich daartoe de nieuw aangestelde<br />
gewapende burgerij van het Groote Kerkhof nMI'<br />
den Brink en een half uur later volgde een in deze orde<br />
opgestelde stoet, bestaande uit:<br />
1°, het corps jonge burgers te paard in hnzarenuuitorm ,
73<br />
2°. de viel' nieuwaangestelde beden, dragende de roeden<br />
der Justitie;<br />
3°. de oudste dochter van den Burger-representant Oost,<br />
hebbende in de eene hand een speer, waarop een roode<br />
Jacobijnen-muts, eu in de andere een driekleurige driehoek,<br />
als zinnebeeld van vrijheid, gelijkheid en broederschap;<br />
4°. de Municipaliteit of Burger-representanten Illet hunne<br />
drie aangestelde nieuwe secretarissen Cramer, G.• T.<br />
Jacobson en H. J. Jordens;<br />
5°. een kapitale troep Fransche muzikanten;<br />
6°. de jongste dochter van Mevrouw de Weduwe Jordens,<br />
dragende een groote Jacobijnen-muts, die op den Vrijheidsboom<br />
gezet moest worden;<br />
7°. de oudste dochter van Burger Westenenk. dragende de<br />
Nationale vlag;<br />
8°. de oude, bevende grijsaard Rensen, omringd door vier<br />
kindertjes, die gebroken ketenen in hun handjes droegen,<br />
ten bewijze der nu geëindigde slavernij, welke ketenen<br />
in de kuil, waarin de Vrijheidsboom stond opgericht te<br />
worden, geworpen zouden worden;<br />
gO. een rei van meer dan honderd jonge meisjes, van<br />
allerlei stand en rang, in het wit gekleed met nationale<br />
cocarden en linten versierd, tusschen hunne handen een<br />
guirlande houdende, die om den boom geslingerd moest<br />
worden;<br />
10°. een detachement Fransche huzaren.<br />
Toen· deze stoet op den Brink was aangekomen, werd de<br />
Vrijheidsboom statig opgeheven en vastgezet, onder een superbe<br />
muziek en het gestadig gejuich der samengevloeide menigte.<br />
Vervolgens werd de gewone rondedans om den boom verricht<br />
en door den secretaris G. J . .Tacobson een korte toespraak tot<br />
den alhier commandeerenden Franschen officier gehouden. De<br />
stoet ging daarna weder terug naar het Stadhuis, al waar dool'<br />
de jonge meisjes de rondedans in de groote zaal herhaald werd<br />
en verder alles in de beste orde afliep.<br />
Korten tijd hierna gaven de alhier in garnizoen zijnde Fransche<br />
officieren een festijn en bal op het Stadhuis, dat vroolijk en
74<br />
vriendelijk tot in den morgen voortduurde, maar door het<br />
spoedig vertrek dertroepen niet meer dool' de burgerij met<br />
een soortgelijk feest beantwoord kon worden.<br />
De heel' C. A. .Jordens deelt teil slotte nog mede, dat de<br />
continueele inkwartiering op zijn buitengoed daaraan geen<br />
aanmerkelijke soliade had toegebracht, maar alleen de fraaie<br />
eikenboomen aan de allee langs den Zutphensehen weg te<br />
Gorsel meerendeels waren omgehakt.<br />
/'<br />
J. C. VAN SLEE.
EEN GEDENKPENNING DER<br />
MUNSTERSCHE WEDERDOOPERS<br />
VAN 1534.<br />
In mijn opstelover "de Doopsgezinden te Deventer van<br />
1533 tot het einde der 18de eeuw" (Doopsgez. Bijdrag. 1919)<br />
'deelde ik uit het Sententieboek der Stad Deventer mede, dat<br />
een der in 1535 uit Munster afgezondenen, om de "Bundgenoaten<br />
Christi" op te wekken zich onder "dat Panier der<br />
götlicken gerechtichelt,' dat de Heer "wil doen flieghen" op<br />
te maken, "een keten om den .hals hadde, myt vyf schildekens<br />
mit die Wapenen van Munster, Wesel, Deventer, Amsterdam<br />
en Lon(den)."<br />
Ik herinnerde mij jaren geleden een soortgelijk voorwerp<br />
gezien te hebben op het stadhuis te Weesp, waarvan de toenmalige<br />
secretaris mij zeide, dat het' afkomstig was van de<br />
Mun tersche Wederdoopers. Slechts ten deele bleek mij dit<br />
juist te zijn, toen ik onlangs in de gelegenheid was bedoeld<br />
voorwerp nog' eens in oogenschonw te nemen. De Directeur<br />
van het Rijksmuseum, de heer Van Riemsdijk, had het als<br />
een insig-ne of keten van een gildemeester aangeduid en ook<br />
op de zes daaraan hangende schildjes wareu andere wapens,<br />
dan die der vijf bovengenoemde steden aangebracht. Aan een<br />
herkomst van de Munstersche Wederdoopers viel dus moeilijk<br />
te denken. El' bevond zich evenwel daarnaast een gedenkpenning,<br />
die ervan gescheiden is, maar vroeger, schoon ten<br />
onrechte, aangehangen schijnt geweest te zijn, die wel van de<br />
Munstersche Wederdoopers afkomstig' is. De inscripties laten<br />
daaraan geen twijfel over,<br />
Zij heeft een middellijn van nagenoeg 6 centimeter en is<br />
van een koperachtig metaal. Aan den bovenrand bevindt zich<br />
een oogje en daaraan een gedeelte van een ketting met een<br />
toegebogen haak,
76<br />
Op de voorzijde staat in den buitensten cirkelrand te lezen:<br />
"we nicht gebore' is uth de wate' un' geiste mach"<br />
terwijl de binnen cirkelrand de woorden bevat:<br />
"nicht ingain - dat wort is fleish geworden un wanet in uns."<br />
De bij "mach" en nogmaals bij "nicilt ingain" afgebroken<br />
zin, wordt aan de keerzijde voortgezet, waar men leest:<br />
"int rike godes ein koninck uprecht ove'ral."<br />
In een tweeden cirkelrand vindt men:<br />
"ein Godt ein gelove ein doepe",<br />
en in het midden:<br />
,,1534 tho muns ter".<br />
Het. te Weesp voorhanden exemplaar is ongetwijfeld een<br />
dier gedenkpenningen, die Jan van Leiden in 1534 liet slaan<br />
en. om hunne groote zeldzaamheid alleszins merkwaardig zijn.<br />
Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat zulk een gedenk-
77<br />
penning ook gehangen heeft aan den keten, die een del' naar<br />
Deventer gezonden afgevaardigden uit Munster om den hals droeg.<br />
Dr. Georg Tnmbült deelt ons in zijne monograpbie "Die<br />
Wiedertaüfer" (S. 81) mede, dat een stempel, waarmede deze<br />
gedenkpenningen geslagen zijn, zich nog bevindt in het<br />
slot Pürglitz in Bohemen van vorst Fürstenberg. Maar niet<br />
alle waren geheel aan elkander gelijk. Zij behelzen niet steeds<br />
dezelfde inscripties, korten de woorden en zinnen soms anders<br />
af en vertoonen wel eens een verkeerde letter.<br />
Zoo is het met een gedenkpenning, voorhanden in het. vorstelijk<br />
Muntkabinet te Donauschingen, die Tumbült afdrukte (S. 72).<br />
Op de voorzijde staat in het midden:<br />
"dat wordt is fleis geworden u[nd] warnet] un[tel'] uns 1534".<br />
en daarom heen:<br />
"so mach he gades rike nicht schei".<br />
Aan de keerzijde leest men in den buitensten rand:<br />
"et si dat i madt upt nie gebare[n] werde]n]",<br />
in den binnencirkelrand :<br />
"ein her ei[nJ gelov[e] ein doep",<br />
en in het midden:<br />
"tho munster."<br />
Het stempel was blijkbaar vrij gebrekkig, daar op de voorzijde<br />
"schei" staat in plaats van "sehen" en op de achterzijde<br />
"madt" voor "mach".<br />
Ook in het Koninklijk Muntkabinet te Berlijn bevindt zich<br />
er eene (Tumbült S. 71), wel met dezelfde inscripties als<br />
op het Weesper exemplaar, maar sommige letters zijn daarop<br />
anders geplaatst, zoodat ook hiervoor een ander stempel is<br />
gebruikt. Tumbült drukt (S. 68 en 70) nog een tweetal gouden<br />
ketens af, waaraan ook Munstersche gedenkpenningen haugen,<br />
de eene in bezit van graaf von Merveldt, de andere behoorende<br />
aan Freiherr von Heereman, beide te Munster. Z~j hebben<br />
gelijksoortige opschriften.<br />
Overgebleven uit de dagen, waarin de pronkzieke en prachtlievende<br />
Jan van Leiden er op uit was zijn koningstroon allen<br />
luister bij te zetten, is, evenals de andere, het Weesper exemplaar<br />
een merkwaardig historisch gedenk<strong>stuk</strong> nit een tijd,
78<br />
waarop met zoo bitteren ernst Hamerliugs woorden van toepassing<br />
zijn.<br />
Grosz ist die Zeit und gewaltig; doch wehe, wenn unsere<br />
Herzen rein nicht sind: wie sollen im riesig:en Kampf wir<br />
bestellen?<br />
J. C. VAN SLEE.<br />
DIEPENVEEN, November 1920.
SCHEPENEN, RADEN EN GEZWOREN<br />
GEMEENTE TE DEVENTER VAN 1787-1795.<br />
Dumbar geeft in zijn Kerkelijk en Wereltlijk Deventer<br />
(DeelI pag. 70-153, Deel II pag. 184-213) lijsten van<br />
de leden van de magistraat en van de gezworen gemeente tot<br />
en met het jaar 1786. Ik meen, dat het van genoegzaam<br />
belang is deze lijsten tot 1795 te completeeren. Immers juist<br />
in deze jaren valt de beslissing in den strijd tnsschen Oranjegezinden<br />
en Patriotten voorloopig ten gnnste van eerstgenoemden<br />
nit en het spreekt van zelf, dat te Deventer, waar de strijd<br />
zeer hoog liep, deze uitkomst zich in de lijsten weerspiegelt.<br />
Reeds bij de Petrlkeur van 1783 was burgemeester Everhard<br />
Herman Putman, een van de vurigste Oranjemannen te Deventer,<br />
niet herkozen. De Prins, die de approbatie vau de keur der<br />
gezworen gemeente had, maakte in datzelfde jaar bezwaar<br />
tegen de keuze van Hendrik Budde en A. G. Besier als<br />
gemeenslieden in de Engestraat en Overstraat en benoemde<br />
daarvoor in de plaats Abraham van Suchtelen en Joan Hagedoorn.<br />
Beide heeren bedankten evenwel voor de eer en nu geeft de<br />
Prins bij schrijven van 22 Maart 1783 nadere approbatie op<br />
de keur tot herstel van rust en eendracht.<br />
In 1~87 valt de keus in zeer woelige dagen. De twisten<br />
over de wijziging in het . regeeringsreg'lement tusschen de<br />
patriotten en de over het algemeen Oranjegezinde gilden badden<br />
in J anuari de patriotten genoodzaakt de hulp van het vrijcorps<br />
in te roepen om den toestand baas te blijven. Op 22 Februari<br />
werden de Oranjegezinde burgemeesters G. G. J. van Suchtelen,<br />
S. de Schepper, W. A. Eekhout, J. L. Bosc de la Calmette<br />
en Joan van Suchtelen niet herkozen maar door vijf onvervalschte<br />
patriotten vervang-en n.l, de Heeren G. J. Dumbar,<br />
G. J. Jacobson, A. G. Besler, J. J. Bannier en A. Vijfhuis.<br />
De vroedschap was thans zuiver uit patriotten samengesteld.<br />
Maar de vreugde zoude van korten duur zijn. Den 13 September
80<br />
1787 trokken de Pruisische troepen ons land binnen en<br />
20 September brachtten 24 Pruisische ruiters onder bevel van<br />
den luitenant Krofft de ommekeer te Deventer te weeg. Nog<br />
dienzelfden dag werd de magistraat door een oranjegezinde<br />
vervangen. Bij missive van 25 Sept. 1787 werd de gedane<br />
keus door den Prins goedgekeurd, "zullende de Regeering van<br />
UE. stad volgens voornoemde keure aan blijven, van nu af<br />
aan tot Petri 1789". Het nieuwe college van Schepenen en<br />
Raden bestond voor een deel uit leden van de oude regentenfamilies;<br />
meer naar den geest des tijds waren ook een paar<br />
vertegenwoordigers van de gezeten burgerij er in opgenomen<br />
als de apotheker Middelburg en de lakenkoopman Noordink.<br />
De nieuwe gezworen gemeente was geheel van karakter veranderd.<br />
Werd de vroegere in hoofdzaak gevormd door leden<br />
van de regeerende klasse, thans waren het, op enkele uitzonderingen<br />
na, personen uit den middenstand, leden van de<br />
gilden; juist deze klasse was hoofdzakelijk oranjegezind, of<br />
beter gezegd behoudensgezind, omdat zij bij een patriottische<br />
orde van zaken vreesde voor het toekennen van gelijke rechten<br />
aan de Katholieken, die zij buiten de gilden wenschten te<br />
honden.<br />
Na deze korte inleiding kunnen thans de lijsten volgen:<br />
1787<br />
Schepenen<br />
Gerrit David .Iordens D.<br />
Willem Herman Cost D.<br />
Bartold Jan IJssel de Schepper D.<br />
Joachim Willem Hagedoorn D.<br />
Damiaan Joan van Doorninck D.<br />
Arnold Jacob Weerts D.<br />
Jacob Joan Fockink D.<br />
Gerhard Jacob Dumbar D.<br />
Coenraad Alexander J ordens D.<br />
Jan Willem TichIer D.<br />
Joan Damian van Duren D.<br />
Coenraad Willem Sloet D.
81<br />
Raden<br />
Gerhard Joan Jacobson D.<br />
Augustijn Gerhard Besier D.<br />
Jan Jellis Bannier D.<br />
Adam Vijf huis D.<br />
20 Sept. 1787-22 Februari 1789<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Gijsbert MiddelbUl'g.<br />
Gerhard Anthony Menninck D.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
Joan Eylard Borgerink D.<br />
Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />
Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Wijer Anthonij Eekhout D.<br />
Gerhard Gisbert Joan van Suchtelen D.<br />
Raden.<br />
Joan Jacobson D.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Henrik Rag-edoorn D.<br />
Johan Diederik Troulja D.<br />
1789<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Gerhard Anthonij Menninck D.<br />
Joan Eylard Borgerink D.<br />
Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Joan Jacobson D.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Barthold de Schepper D ..<br />
Wijer Anthonij E.ekhout D.
82<br />
Henrik Hagedoorn D.<br />
Johan Diederik 'I'roulja D.<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
Raden<br />
Albertus 'I'héödorus Hartkamp.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
Gijsbert Middelburg.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
1790<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Gijshert Middelburg.<br />
Gerhard Anthony Menninck D.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
Joan Eijlard Borgerluk D.<br />
Albertus 'I'heodorus Hartkamp .<br />
•Tan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Wijer Anthonij Eekhout D.<br />
Johan Diederik Troulja D.<br />
Raden<br />
Joan Jacobson D.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Hendrik Hagedoorn D.<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
1791<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Gerhard Anthonij Menninck D.<br />
Joan Eijlard Bergerink D.<br />
Jan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />
Joan van Snchtelen.
83<br />
Joan Jacobson D.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Wijer Anthony Eekhout D.<br />
Henrik Hagedoorn D.<br />
Johan Diederik Trouljá D.<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
Raden.<br />
Gijsbert Middelburg.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
1792<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Gijsbert Middelburg.<br />
Gerhard Anthony Menninck D.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
Joan Eylard Borgeriuk D.<br />
Albertus Theodorns Hartkamp.<br />
Jan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Wijer Anthony Eekhout D .<br />
•Johan Diederik Troulja D.<br />
Raden.<br />
Joan Jacobson D.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Henrik Hagedoorn D.<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
1793<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.
84<br />
Gerhard Anthonij Menninck D .<br />
•Toan Eylard Bergerink D.<br />
Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Joan Jacobson D.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Wijer Anthony Eekhout D.<br />
Henrik Hagedoorn D.<br />
Johan Diederik Troulja D.<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
Raden.<br />
Jan Loman.<br />
Andreas le Cavelier D.<br />
Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
1794.<br />
Schepenen.<br />
Everhard Herman Putman D.<br />
Jan Loman.<br />
Gerhard Anthonij Menninck.<br />
Andreas le Cavelier D .<br />
•roan Eilard Borgerink D.<br />
Albertus Theodorus Hartkamp.<br />
Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />
Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />
Joan van Suchtelen.<br />
Philip Winold Noordink.<br />
Wijer Anthony Eekhout D.<br />
Johan Diederik Troulja D.<br />
Raden.<br />
Joan Jacobson D.<br />
Barthold de Schepper D.<br />
Henrik Hagedoorn D.<br />
Arend Willem Heselenberg.
Adam Persoon.<br />
Gerhard Slichtenbree.<br />
Everhard Herman Putman.<br />
Gezworenen Gemeente.<br />
1787.<br />
Waterstraat.<br />
Gerhard Antonij Menuinck. Joan Derk Hagedoorn,<br />
Joan Eilard Bergerluk. Pieter Queysen.<br />
Martiuus v. Doorninck. Jacobus Terpstra.<br />
85<br />
Polstraat.<br />
Johan Weerts.<br />
Bartold de Schepper.<br />
Lambert Bannier.<br />
Joan Casper Lemker,<br />
Norenbergstraat.<br />
Ledewijk v. Eyll Ribbins.<br />
Abraham Hendrik v. Snchtelen. Joan Jacobson.<br />
Wolter Herman van Hoëvel.<br />
Engestraat.<br />
Hendrik Hagedoorn J. F. Jan Hendrik Jacobson.<br />
Willem Gijsbert Lernker, Wilhelm Umbgrove.<br />
Gerard Cornelia Schouten Hendrik, Budde.<br />
v. Cleeff.<br />
Berend Elias Dapper.<br />
Bisschopstraat.<br />
Arnold van Suchtelen Am. F.<br />
Gerhard Willem Jacobson. Gerrit de Schepper.<br />
Alexander v. Suchtelen. Herman Jan lordens H. W. F.<br />
Joan Dapper.<br />
Antonij Klopman.<br />
Rudolph Iordens,<br />
Hendrik Hagedoorn H.F. H.N.<br />
Christiaan Slichtenbree.<br />
Jacob v. d. Graaff.<br />
Joan v. cl. Plas Bouwmeester.<br />
Herman Vijflmis.<br />
Adriaan Cock.<br />
Overstraat.<br />
Georg v. Hemelt.<br />
Otto Nicelaas Westenenk.<br />
Bergstraat.<br />
Assenstraat.<br />
Gerhard Schimmelpennink<br />
Gerhz.<br />
Willem Laurens Storm van<br />
's Gravenzande.<br />
Derk v . d. Wijck.
Barthold de Schepper.<br />
Adriaan v. Dalen.<br />
Derk Abbink.<br />
20 September 1787-22 Februari 1789.<br />
Jan Vnnderink.<br />
Anthony Lentink<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
Polstraat.<br />
Noren bergstraat.<br />
Jan Vierink.<br />
Abram Rijks,<br />
J an Holterman Alberszcon.<br />
Jan Jeronimus Hartman. Herrnannus Hoekers.<br />
Hendrik ten Harmsen. Hennaanus Hagens,<br />
Hermanns ten Cate. Zwier ten Voorde.<br />
Derk Nijland.<br />
Jan Jacobus Horsman.<br />
Egbert Middelburg.<br />
Bisschopstraat.<br />
Arnold v, Suchtelen Arnoudsz. Berend Willemse.<br />
Jan Loman. Hermanns ten Harmsen.<br />
Derk Hendrik Snel. Reind Oosterhoff.<br />
Albert Knit.<br />
Willem van Breen.<br />
Hendrik Heidentrijk.<br />
Hendrik Middelberg.<br />
Jan Bos.<br />
Hendrik Raland.<br />
Willem Scholten.<br />
Willem Brandenburg.<br />
Berend Winoldi.<br />
86<br />
Waterstraat.<br />
Engestraat.<br />
Overstraat.<br />
Bergstraat.<br />
Assenstraat.<br />
Ooenraad Bax.<br />
Hendrik Jan van Houten,<br />
Antony Cruisweg.<br />
Adriaan van Steenbergen.<br />
Jacobus Tange v. Velsen.<br />
Jan van der Sauw,<br />
Jail' Hendrik Beekman.<br />
Peter Zickler.<br />
Gerrit Overweg.<br />
Berend van Koningsvelt.<br />
J an Holterman Gerritsz.<br />
Albertus Lammers.<br />
Hermarmus v. GOOI'.<br />
Jan Weyenberg.<br />
Dirk Jan Keusekamp.
87<br />
In de gezworen gemeente kwamen .tot 1795 de navolgende<br />
veranderingen:<br />
1788 Bisschopstraat, Heimerich Jan Kronius in plaats van<br />
Hermanus ten Harmsen.<br />
1789 Polstraat, Antony de Schepper in plaats van Barthold<br />
de Schepper.<br />
Engestraat, Steven Bastiaan in plaats van Egbert Middelburg.<br />
Overstraat, Jan Lammers .Hz. in plaats van Jan<br />
Hendrik Beekman.<br />
Assenstraat, Abraham Johan v. Suchtelen in plaats<br />
van Berend Winoldi.<br />
1790 Waterstraat, Hendrik v. Suchtelen A.Hz. in plaats van<br />
Arend Willem Heselenberg.<br />
] 791 Waterstraat, .Diederik Alexander .IohanTroulja in plaats<br />
van Hendrik v. Suchtelen.<br />
Bergstraat, Hendrik Jan Helderman in plaats van<br />
Jan Bos.<br />
1792 Polstraat, Arnold Hendrik v. Markel Bouwer in plaats<br />
van Abraham Rijks.<br />
Assenstraat, Arnold Jan Bernard v. Snchtelen in plaats<br />
van Hermannus v. Goor.<br />
1793 Norenbergstraat, Gorhardus Westenberg in plaats van<br />
Hermanns ten Oate.<br />
1794 Bisschopstraat, Gerrit Hissink in plaats van .Ian Loman.<br />
H. KRONENBERG.
HET OVERI.TSELSCHE GESLACHT<br />
PUTMAN<br />
door Mr. H. KRONENBERG.<br />
Met opzet plaatste ik boven deze genealogie als titel "het<br />
Overijselsche geslacht Putman". Ook elders in Nederland hebben<br />
geslachten van dezen naam gebloeid. In het bijzonder heb ik<br />
hier het oog op Amsterdam, waar in de 17e en 18e eeuween<br />
geslacht Putman leefde. Opmerkelijke overeenkomst in de<br />
voornamen bij het Overijselsche en Amsterdamsche geslacht<br />
hebben bij mij een sterk vermoeden gevestigd, dat deze twee.<br />
geslachten takken van één stam zijn en de mogelijkheid is<br />
niet uitgesloten, dat het Amsterdamsche geslacht afstamt van<br />
een zekeren Abraham Putman, die ik straks even noemen zal.<br />
Een onderzoek is hierover evenwel door mij niet ingesteld en<br />
ik heb mij voorloopig alleen tot het Overijselsche geslacht<br />
beperkt.<br />
Eenige aanteekeningen over dit geslacht verschenen vroeger<br />
in de Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong> XIII 291<br />
vgl. Deze aanteekeningen zijn mij bij het samenstellen vall<br />
deze genealogie een eerste grondslag geweest, en bleken mij<br />
bij mijne vele archiefonderzoekingen voor deze genealogie een<br />
zeer nauwkeurige brou te ziju. Fouten trof ik er zoo goed als<br />
niet in aan.<br />
Alle data hier verder genoemd berusten op officieele gegevens ;<br />
is dit bij uitzondering niet het geval, dan wordt het uitdrukkelijk<br />
vermeld. Ik zal er mij daarom van onthouden de<br />
verschillende inschrijvingen in de doop- trouw- en begrafenisboeken<br />
in extenso op te nemen. Wel zal ik als bijlagen eenige<br />
<strong>stuk</strong>ken opnemen, die moeilijk in hun geheel in de text kunnen<br />
vermeld worden.<br />
Wapen in rood drie gouden emmers 2. 1.<br />
In het wapenboek van het Geldel'sch-Overijselsch
89<br />
Studenten College te Utrecht (zie Nederlandsche Leeuw'<br />
33ste jaarg·. 155 en 34ste [aarg. 255) wordt aange-<br />
troffen het wapen van den hierna te noemen Paulus<br />
Pntman; hij voert de emmers van zilver en als helm-<br />
teeken twee gekruiste pnthaken in natuurlijke kleur.<br />
De Deventer Burgemeester Everhard Herman<br />
Putman zegelt in 1789 met de 3 emmers en als helm-<br />
teeken een vogel met ontplooide vleugels (puttertje?)<br />
De straks gemelde aanteekeningen in de Bijdragen<br />
tot de geschiedenis van <strong>Overijssel</strong> laten de stamboom<br />
beginnen met Rutgems Putmanuus J. U. L. geboren<br />
in den Ham in Westfalen, raad en reutmeester van<br />
een Graaf van der Lippe gehuwd met. Agnieta Bosch.<br />
Bij zoude 2 zonen gehad hebben Joannes en Abraham.<br />
Van dezen Abraham zoude misschien de Amsterdamsche<br />
familie Putman kunnen afstammen. De tot nu toe<br />
bewezen stamboom van het Overijselsche geslacht<br />
begint met:<br />
J. Johannes Putman geb t te Goor 16 November<br />
1656 omstreeks 80 jaar oud op Zondag na St. Martini<br />
en begraven in de kerk aldaar Donderdag 20 November.<br />
Hij was gehuwd met Mechteld Meijel' t te Goor op<br />
Vrijdag' 5 Februari 1664. Johannes Putman was sinds<br />
21 April 1604 schoolmeester te Goor en werd 2 Januari<br />
1612 aldaar tot predikant beroepen. Hij was een krachtig<br />
tegenstander van de Arminiaansche leer, waarom de<br />
Staten van <strong>Overijssel</strong> in 1617 de jaarlijksche uitkeering,<br />
die hij kreeg uit de goederen van het klooster St. Jans<br />
Camp introkken. (Zie Revius Daventria Illustrata 594).<br />
Een geschilderd portret van hem en zijne echtgenoote<br />
berustte in 1917 bij den Heer D. J. Gulden te Essen.<br />
Uit (lit huwelijk:<br />
[ ste, Rutger volgt II.<br />
2de. Abraham volgt lIa.<br />
3de. Eng-elken Putman gehuwd met Winold van<br />
Diepenheim, die in 1649 te Goor als hulpprediker kwam.
WAPEN VAN PAULUS PUTMAN<br />
VOORKŒfENDE IN HET WAPENBOEK VAN HET<br />
GELDERSCH-OVERIJSELSCH STUDENTEN COLLEGE<br />
TE UTRECHT.
91<br />
Bij stierf te Goor 18 Mei 1667 en werd 21 Mei in<br />
de kerk aldaar begraven.<br />
4de. Anneken gehuwd met Christoffel' Stuer. Bij<br />
overlijdt te Goor 7 October 1663 "na langduurige quijninge<br />
ende gezwel des lichams," en is 12 October in<br />
de kerk aldaar begraven. Zij is waarschijnlijk eveneens<br />
een dochter van Johannes Pntman. Zij wordt vermeld<br />
als met haar man in Goor te wonen in 1658 en komt<br />
in 1671 nog als zijne weduwe voor.<br />
II. Rutger Putman t te Delden 1) in het 63ste jaar zijns<br />
levens 13 Maart 1674 huwde te Delden 23 April 1643<br />
Johanna van den Bergh, dochter van Paulus van den<br />
Bergh en van Johanna Logier 2). Zij sterft te Delden<br />
16 Februari 1667, eu ligt met haar man in de kerk te<br />
Delden begraven, binnen het doophek, onder een nog<br />
goed bewaarde zerk, waarop hun beider wapens en een<br />
Latijnseli grafdicht. Rutger Putman werd 8 December<br />
1630 in het album studioscrum van het Deventer Athenaeum<br />
ingeschreven en 14 Maart 1633 in dat te Groningen.<br />
De Staten van <strong>Overijssel</strong> droegen bij tot zijne<br />
studiekosten, blijken de uit deze resolutie d.d. 7 Februari<br />
1632: "Rutgero Putmanno sijn geaccordeertt 50 K. gl.<br />
"eens in sijn subsldinm studiornm, ende 25 gul, pro<br />
"dedicationum te betalen door den rentmr. van Sipkelo<br />
"ende Albergen". Hij werd 13 Juli 1634 door Wilhelm<br />
landgraaf van Hessen beroepen tot predikant te Dülmen,<br />
3 maanden later verplaatst naar Dorsten en 19 October<br />
1636 beroepen tot predikant te Delden, welk ambt hij<br />
tot zijn dood aldaar vervulde Het kerkeboek van Delden<br />
vermeldt: "Tn plaats van D. ter Mollen is beroepen<br />
----<br />
IJ De doopboeken van Delden beginnen 20 Maart 1647 en loopen<br />
dan door met een hiaat van 29 Januari 1665-11 Jan. 1680. De trouwboeken<br />
beginnen Juni 1674 Overlijdensboeken ontbreken. Voor<br />
Rutger Putman en zijne kinderen heb ik dus de meeste data moeten<br />
ontleenen aan de Aanteekeningen in de Bijdragen tot de Geschiedenis<br />
van Overijsse1.<br />
2) Johanna Logier hertrouwt Arent Plate lid yan de gezworen<br />
gemeente te Deventer. Zij dient haar Atl.estatie bij de Hen' gemeente<br />
te Deventer in 1637 in, komende uit Amsterdam.
92<br />
"D. Rotgerus Putman welke candidatus S. S. Theol.<br />
"sijllde van Wilhelm Landgraaf van Hessen (als deselve<br />
"bijna· geheel Munsterland overheerd badde) is beroepen<br />
"tot Predicant binnen Dülmen Ao 1634 den 13 Julij<br />
"en na een verloop van omtrent 3 maanden verplaatst<br />
"van Dülmen tot Dorsten, van Dorsten tot Delden be-<br />
"roepen s» 1636 den 19 October, overleden Ao 1674<br />
"den 13 Meert Stijl veter".<br />
Dit zijn huwelijk:<br />
10. Paulus Putman geb. te Delden 10 Sept. 1644 taldaar<br />
8 Nov. 1644 (data ontleend aan de Aanteekeningen).<br />
2°. Johanna Putman geb. te Delden 9 Maart 1646 gedoopt<br />
aldaar 11 Maart 1646 taldaar 27 Februari 1652 (data<br />
ontleend aan de Aanteekeningen).<br />
3°. Paulus volgt III.<br />
4°. Sara Putman ged. te Delden 25 Januari 1652 huwde<br />
1671 (huwelijksafkondiging te Wierden 23 Juli 1671)<br />
Joachim Liens, predikant te Wierden van 1668-l6Bl,<br />
daarna te Vriezenveen tot zijn dood in 1696, zoon van<br />
Joachim Liens, officier in Staatsehen dienst en van ....<br />
Schuttenius.<br />
Sara Putman is mogelijk hertrouwd met Joan .Ietz.<br />
Immers in mijn bezit is een boedelbeschrijving zonder<br />
datum of jaartal, waarvan het opschrift luidt: "Anno-<br />
"tatie van de meubilen offte huisgeraet van Joan J etz<br />
"ën Za. Sara Pntmans, voor so vole gld. Jetz bij lossinge<br />
"toeg-evallen ën verkofft sijn".<br />
lIa. Abraham Putman t te Goor 1683 huwde 20 October<br />
1635 Christina Borgerluk t te Goor 15 September 1678<br />
en begraven in de kerk aldaar 20 September. Abraham<br />
Putman werd 21 April 1630 als student te Groningen<br />
ingeschreven; in 1633 werd hij beroepen tot predikant<br />
te Weerselo, vanwaar hij in 1638 naar Diepenheim<br />
vertrok. In zijn vaders plaats werd hij 16 October<br />
1657 te Goor beroepen, nam op Hemelvaartsdag (20 Mei)<br />
van dat jaar te Diepenheim zijn afscheid en deed zijn<br />
intree den Zondag na Hemelvaart te Goor. Uit het door
hem aangelegde "kerkenboek van Goor", dat een voorbeeld<br />
voor een dergelijk boek mag genoemd worden,<br />
gaf ik vroeger uittreksels in de Wapenheraut 1915_<br />
Uit zijn huwelijk: (geen van zijne kinderen is te Goor<br />
geboren; de geboorteplaatsen zullen Weerselo en Diepenheim<br />
zijn, doch zijn ill geen van beide plaatsen de (loopboeken<br />
van zoo ouden datum, dat dit is na te gaan.<br />
Ook de volgorde zijner kinderen is willekeurig).<br />
1°. Een dochter gehuwd met...... Eibergen. Zij t te<br />
Lingen 1679. In het kerkenboek teekent haar vader<br />
aan' "Tn desen tijt (najaar 1679) sijn mij vele.swancheden<br />
overcomen, so van mijn swacheit, als overlijden<br />
van mijn lieve dochter Eibergen ende haer dochter<br />
Rotmans beide gestorven ende begraven sonder mijn<br />
weten tot Lingen" . Volgens de Wapenheraut 1914<br />
pag. 4 zoude haar echtgenoot zijn geweest Hermannus<br />
van Eibergen van 1658-1694 predikant te Diepenheim.<br />
Deze hertrouwde jonkvr. J osina Gijsberta Sloet, dochter<br />
van Jr. Berman Sloet, burgemeester van Doesburg en<br />
van Ermgard van Rouweneort.<br />
2°. Johannes Benjamin volgt IlIa.<br />
3°. Gerhard volgt Illb.<br />
4°. Aleida Putman huwt te Goor 6 Juli 1679 (huwelijksinzegening<br />
door' Ds. Paulus Putman uit Delden) Joan<br />
Sprakel, smid en uurwerkmaker te Goor, burgemeester<br />
en ouderling' aldaar, zoon van J orriën Sprakel uurwerkmaker<br />
en van diens vrouw Elisabeth. Aleida Putman<br />
en Joan Sprakel maken 13 September 1721 een mutueel<br />
testament, dat 13 Nov. 1739 geopend is. (rechterlijk<br />
archief vau Goor). Aleida Putman aangenomen te Goor<br />
in 1666.<br />
5°. Anna Maria Putman huwt te Goor Maandag 1 Januari<br />
1672 Frederick Muller chirurgijn, zoon van Z. Gerrit<br />
Muller te Borculo. Dit huwelijk ingezegend door Ds.<br />
Herman van Eibergen uit Diepenheim.<br />
III. Paulus Putman geb. te Delden 5 Maart 1648 en gedoopt<br />
aldaar 9 Maart (data volgens de Aanteekening) t te
94<br />
Deventer 2 Juli 1720 en aldaar 6 J uli in de Lebuïnus-<br />
kerk begraven, huwt te Diepenheim 29 Dec. 1674<br />
(proclamatie te Delden 13 December). Aleida Borgerinck<br />
ged. te Deventer 25 April 1644, begraven te Deventer<br />
in de Lebuïnuskerk 30 Maart 1722, dochter van wijlen<br />
Joan Borgerinek, gewezen voigt van N ottenstein, later<br />
wonende te Deventer aan de Brink en van Christina<br />
van Oarnebeek.<br />
Paulus Putman werd in 1667 (V Kal maj.) inge"<br />
schreven als student aan het Deventer Athenaeum, en<br />
den 13 September 1669 aan de Hoogeschool te Groningen<br />
en bezocht daarna nog de Utrechtsche academie.<br />
In plaats van zijn vader werd hij den ] 5 September<br />
1674 tot predicant te Delden beroepen en aldaar 20<br />
September door zijn oom Abraham Putman bevestigd<br />
Van 1674-172.0 was hij predicant te Delden.<br />
Hij verkoopt 23 November 1719 een hooijmathe in<br />
de Harriker meen in de wandeling genaamd Laurensersslag.<br />
(Zie rechterlijk archief Goor.)<br />
Uit zijn hnwelijk:<br />
1°. Johanna Putman geb. te Delden 2 December 1675 (datum<br />
volgens de Aanteekeningen) huwt te Delden 28 Juli<br />
1696 (procI. te Delden 21 J uni) Lenard de Jonge uit<br />
Amsterdam; zij hertrouwt te Enter Maart 1718 (ondertrouw<br />
te Delden 6 Maart attestatie gegeven 20 Maart)<br />
Dr. Oarel Frederik Cramer, medicinae doctor, 26 Maart<br />
1733 benoemd tot richter van Delden, sinds 1734 eigenaar<br />
van het Leijerweert onder Wierden, geboren te Rheda<br />
omstreeks 1680 "r te Delden 1 Juni 1763. Hij was<br />
weduwnaar van Anna Catharine Bekker, dochter van<br />
Wilhelmus Bekker en van Lucia van Neel, met wie hij<br />
in April 1714 te Weerselo was gehuwd.<br />
Silhouetten van Dr. Carel Frederik Cramer en van<br />
Johanna Putman bij den Heel' O. F. H. Putman Cramer<br />
te Stratum bij Eindhoven.<br />
2°, Judith Maria Putman geb, t.e Delden '1677 'r aldaar 4<br />
Maart 1704, (datums volgens de Aanteekeniugen.)<br />
3°, Mechteld Aleijda Putman geb. te Delden 8 December 1678
95<br />
(datum volgens de Aanteekeningen) t te Deventer 15<br />
December 1763 en aldaar den 19 December in de<br />
Lebuinuskerk begraven (hoogste reeht f 8.8.) Zij maakte<br />
14 Januari 1734 voor de Schepenen Lambert Nilant en<br />
Joan Dapper te Deventer een testament, welk testament<br />
20 December 1763 in tegenwoordigheid vanden advocaat<br />
Paulus Putman en de luitenants Vos v. Avesate en<br />
Bruijn geopend is, en waarbij zij haren broeder den<br />
reutmeester Adolph Henrie Putman of bij overlijden<br />
zijne kinderen tot erfgenamen instelt.<br />
4°. Een doode dochter geb. Delden 1681 (volgens de Aanteekeningen.<br />
)<br />
5°. Adolph Hendrik volgt IV.<br />
6°. Anna Maria Putman gedoopt te Delden 6 September<br />
1685 ongehuwd te Deventer t overleden Maart 1733<br />
en 6. Maart 1733 in de Lebuïnuskerk begraven, (hoogste<br />
recht f 8.8.).<br />
IlIa. .Tohannes Benjamin Putman, volgens A. Moonen's Naemketen<br />
t Goor in 1722. huwde Ie (proclamatie te GOO1",<br />
10 December 1682 ondertrouw te Zutphen 3 December<br />
1682 (Anna Vatebender ged. te Zutphen 24 October<br />
1649, dochter van Peter Vatebender en van Geertgen<br />
Verwit ; hij huwde 2e 1684 Fenna Couper of Cuiper<br />
dochter van Vi! olter Cuiper te Goor en van Bernardiue<br />
ten Hengel. Zij is aangenomen en bevestigd te Goor<br />
op Paschen 1676 en leeft nog blijkens een straks te<br />
noemen akte 25 November 1730. Johannes Benjamin<br />
Putman wordt op Paschen 1672 te Goor aangenomen<br />
en bevestigd, Il October 1675 als student aan het<br />
Deventer Athenaeum ingeschreven en 17 October 1680<br />
oud 25 jaar als theologisch student te Leiden. Den 23<br />
April 1682 werd hij door Borgmannen, Burgemeesters<br />
en kerkeraad van Goor tot adjunct van zijn vader aangesteld;<br />
voorts bepaalden zij:<br />
"datt bij aldien de Heere Godt· derr ouden Predicant<br />
"quam af te halen, in sodanen, vall sullen sien op des<br />
"Vaders en Grootvaders diensten aan dese Kerke be-
96<br />
"wesen en de Soon praeïereeren." Na het overlijden<br />
van zijn vader werd hij 20 Mei 1684 tot predikant te<br />
Goor beroepen. Hij maakt met zijn vrouw 6 Maart 1719<br />
een wederkeerig testament. (rechterlijk archief Goor.)<br />
Volgens het boek van Hypothecatiën, Testamenten<br />
en 'I'ransporten der stad GOOI' 1709 -1738 verklaart<br />
Fenna Ouipers, weduwe wijlen Dom. Jan Benjamin<br />
Putman op 25 November 1730 aan haar schoonzoon<br />
Jan Willem Sprakel en diens echtgenoote schuldig te<br />
zijn vierhonderd en tachtig guldens; vervolgens transporteert<br />
zij aan haarvoorn. schoonzoon en dochter "om<br />
"redenen dat haer soon Abraham Putman alle de<br />
"klederen en linnen tot t lief van mijn wijlfin eheman<br />
"gehoort hebbende met een groot gedeelte huijsraed<br />
"getrokken en' mede nae Deventer genomen heeft, haere<br />
"noch resterende en voorhanden sijnde huijsraed."<br />
Uit het huwelijk van Johannes Benjamin Putman<br />
en Fenna Cuiper :<br />
1°. Anna Christina Putman, gedoopt te Goor 13 September<br />
1685 en aldaar aangeuomen en bevestigd op Kerstmis<br />
1699, huwt Jan Willem Sprakel ged. te Goor 20 Mei<br />
1680 i' voor 1784, burgemeester van Goor 1743-1758,<br />
zoon van burgemeester Joan Sprakel en van Aleijda '<br />
Putman.<br />
2°. Abraham volgt IVa.<br />
3°. Wolter Putman gedoopt te Goor 16 Febr. 1690.<br />
4°. Wolter Joan Putman gedoopt te Goor 26 Juni 1695.<br />
Deze 2 laatste kinderen zijn waarschijnlijk jong<br />
overleden; in de acte van 25 November 1730 worden<br />
zij niet genoemd.<br />
IIlb. Gerhard Putman t te Delden kort voor 13 November<br />
1723, burgemeester van GOOI',.reutmeester van het<br />
klooster Almelo, huwt te Goor 6 .Iuli 1679 (proclamatie<br />
te Goor op Pinxtermaandag; ondertrouw Zutphen 8 Juni,<br />
attestatle naar Goor 1 Juli 1679) Gertruit Sluiter uit<br />
Zutphen, dochter van Herman Sluiter, Zij + tusschen<br />
26 Mei 1732 en 10 Juli 1733. Den 13 Nov. 1723
97<br />
wendde zijn weduwe zich per request tot de drosten en<br />
gecommitteerden nit de ridderschap van <strong>Overijssel</strong> om<br />
te mogen worden gecontinueerd in de administratie van<br />
het rentambt van het klooster Almelo, welk rentambt<br />
requestrante vele jaren bij het leven van haar man<br />
wegens desselfs zwakheid waargenomen heeft. Hierop<br />
werd beschikt suppliante bij provisie te continueeren in<br />
de administratie van dit rentambt tot nadere ordre.<br />
Het rechterlijk archief van Goor geeft nog de volgende<br />
akten:<br />
1 Mei 1732 heeft Jacob Schutte aangegeven gecoft<br />
te hebben van de Wed. Putman en kinderen een <strong>stuk</strong>jen<br />
land op den Malberg gelegen 't Oelengat genaamd<br />
voor f 92.10.<br />
11 Mei 1732 heeft Joannis EenS1TIaaangegeven, dat<br />
hij op den 29 A pril gekoft heeft het huis en hof van<br />
de Wed, van wijlen de rentmr- Putman en desselves<br />
kinderen alhier binnen Goor gelegen eh wel voor een<br />
somma van f 1505.<br />
26 Mei 1732 heeft Paul ten Cate aangegeven gecoft<br />
te hebben van de Wede. Putmans en haer kinderen<br />
't kleine huisjen staende naest 't grote op den 30 April<br />
deses jaers voor f 225.<br />
10 Juli 1733 heeft de vronw van Bern. v. Enden<br />
aengegeven in 't begin van de rnaent gecoft te hebben<br />
een <strong>stuk</strong>ke land van de Elf.qen. van de Wede- Putmans<br />
liggende op den Malberg alhier voor f 256.<br />
10 Aug. 1735, gecompareerd secretaris Wolter Potho£<br />
als volmr- van Dom. Abraham Putman, predicant. tot<br />
Staphorst en. de Scholte Smits en bekende comparant<br />
publiek te hebben verkocht haal' bijder eijgendoemelijke<br />
grote huis met den Hof daerachter gelegen binnen Goor ...<br />
Uit het huwelijk van Gerhard Putman en Gertruit<br />
Sluiter zijn geboren :<br />
1°. Johannes Putman, geboren te Goor Vrijdag 20 Augustus<br />
1680, gedoopt aldaar 22 Augustus 1680.<br />
2°. Christina Putman, gedoopt te Goor 10 September 1682.<br />
3°. Abraham volgt IVb.
98<br />
4°. Anna Christina gedoopt te Goor 22 Augustus 1686.<br />
Z~i kwam 25 Decembel' 1708 volgens ingekomen attestatie<br />
metterwoon te Staphorst, waarschijnlijk als huishoudster<br />
bij haar broeder Abraham, die 18 September<br />
1708 te Staphorst als predikant was beroepen. Zij huwde<br />
te Staphorst 28 December 1710 Hendrik Smits, schout<br />
van Rouveen. zoon van wijlen luitenant Lourens Smits.<br />
5°. Herman Putman, gedoopt te Goor 13 April 1688.<br />
6°. Laurens Wilhelm Putman, gedoopt Goor 5 Oct. 1690.<br />
Over de kinderen onder l , 2, 5 en 6 genoemd, heb<br />
ik verder niets kunnen vinden. De sub 2 genoemde<br />
Christina zal wel jong overleden zijn, daar een latere<br />
dochter ook weer Christina gedoopt werd. Maal' wat<br />
betreft de zonen sub l , 5 en 6 tast ik voorloopig in<br />
het dnister. Evenwel is het opmerkelijk, dat bij de verkoop<br />
van het ouderlijk huis te Goor 10 Augustus 1735<br />
alleen Abraham Putman en de schout Hendrik Smits<br />
optreden, zoodat het aannemelijk schijnt, dat Johannes,<br />
Herman en Laurens Wilhelm toen reeds overleden<br />
waren. Zie ook nog aan het einde dezer genaelogie bij<br />
de niet te plaatsen personen.<br />
IV. Adolph Hendrik Putman I. U. D., gedoopt te Delden<br />
27 Augustus 1683, t te Deventer I Januari 1753 en<br />
6 Januari in de Lebnïnuskerk begraven huwt Ie 1<br />
Januari 1715 te Delden RoeIina Maria Krull, in 1695<br />
4 jaar oud t te Deventer in het kraambed 18 December<br />
1715,' dochter van kapitein Rudolph Krull en van<br />
Maria Kotgen. Hij huwt 2e te Deventer 10 Januari<br />
1717 (ondertrouw 26 December 1716) Hermanna Rouse 1)<br />
begraven te Deventer in de Lebuïnuskerk 13 December<br />
1741, dochter van Everhard Rouse, burgemeester van<br />
Deventer, gecommitteerde ten landdage van <strong>Overijssel</strong><br />
IJ De doop van Hermanna Rouse te Deventer niet gevonden, wel<br />
die van haar broers en zusters. Toch blijkt bet uit de inventaris van<br />
de goederen, opgemaakt in 1706 bij bet 2de huwelijk van haar vader,<br />
dat ook zij eene dochter is van Gerhard Rouse en Susanna Geertr. Stam.<br />
Recbterlijk Archief Deventer Inventari.ssen Waterstraat 1700-1727.
99<br />
en tel' Generalltelt en van diens 1ste vrouw Susanna<br />
Geertruid Stam. Everhard Rouse hertrouwt 1706 Hermanna<br />
van Lennep.<br />
Adolph Hendrik Putman werd in 1700 als student<br />
aan het Deventer Athenaeum ingeschreven en promoveerde<br />
10 Augustus 1707 aan de Utrechtsche academie<br />
tot doctor utriusque juris op een dissertatie "continens<br />
quasdam selectas jvris quaestiones." Hij vestigde zich<br />
daarna als advocaat te Deventer en won aldaar 13 Maart<br />
1709 de kleine burgerschap. Van 1717-1753 was hij<br />
lid van de gezworen gemeente voor de Assenstraat.<br />
Den 4 Maart 1718 werd hij aangesteld tot advocaat<br />
van het Kapittel en 1 De-cember 1722 benoemd tot<br />
rentmeeeter van het Kapittel, in plaats van wijlen Arend<br />
van Suchtelen. Den 9 April 1725 werd hij benoemd<br />
tot ordinaris raad van de vorstin douairière van Oranje<br />
Nassau, welke aanstelling 19 Mei 1733 door een nieuwe<br />
aanstelling van den Prins van Oranje werd bevestigd.<br />
Voorts was hij verwalter-richter en ontvanger van<br />
Nijbroek, verwalter-dijkgraaf van de Veluwe en stadhouder<br />
van de leenen van Dorth, Cannenburg, Wilp,<br />
de Lathmer, Beukelaer, Twickel, Boscamp, Lutseveld,<br />
de Dam, Oosterhof el). Nijenlniis.<br />
Uit zijn tweede huwelijk zijn geboren 14 kinderen:<br />
1°. Roelina Maria Putman ged. Deventer 11 November 1717<br />
taldaar 16 Maart 1810 huwt Deventer 25 Februari<br />
1740 Herman Borgerink J. U. D. ged. Deventer 29 Juli<br />
1714 t Deventer 6 Oct. 1790, van 1735-1772 contrarolleur<br />
der convoijen en Heenten en van 1744-1782<br />
secretaris van Deventer, zoon van Antonij Borgerink,<br />
richter van Oldenzaal en rentmeester van ter Hunnep<br />
en van Anna Ounera Hagedoorn. Zij bewoonde des<br />
zomers de buitenplaats de Dijkhof, onder Twello, welke<br />
plaats zij bij testament aan haar neef Mr. Adolf Hendrik<br />
Cramer vermaakte.<br />
Mr. Herman Borgerluk en Raclina Maria Putman<br />
koopen 29 April 1761 een erve en huis in de Assenstraat ;<br />
29 April 1779 koopen zij 2 erven en Imizen naast
100<br />
elkaar aan de Stroomarkt, de Reiger en de Wereldkloot<br />
genaamd, benevens een stal en koetshuis in de Nieuwstraat.<br />
Vrouwe Roelina Maria Putman weduwe Mr.<br />
Herman Borgerluk verkoopt 6 October 1790 een huis<br />
in de Smedenstraat. (Deventer renuutiatieboeken.)<br />
2° Everhard Herman Putman gedoopt Deventer 22 September<br />
1719 taldaar 9 Augustus 1738 en 13 Augustus in de<br />
Lebuïnuskerk begraven. Hij was juist in dat jaar gekozen<br />
tot lid van degezworen gemeente voor de Waterstraat.<br />
3° Paulina Aleyda Putman gedoopt Deventer 12 Januari<br />
1722 taldaar 23 Juli 1807 en 25 Juli in de Lebuïnuskerk<br />
begraven huwde Deventer 19 Maart 1752 Carel<br />
Wibrandus de Lannoij geb. Bolsward 15 Augustus 1705<br />
t Geertruidenberg Februari 1782, zoon van Geuit de<br />
Lannoij. Hij was weduwnaar van' Maria Aletta<br />
Schull geb. Nijmegen 4 Juli 1717 + 31 Mei 1748<br />
dochter van Mr. Adam Schull en van Sam Jacomina<br />
Smits, met wie hij 14 November 1737 te Nijmegen<br />
was gehuwd.<br />
Carel Wibrandus de Lannoy was ± 1740 kap. luit..<br />
adj. bataillon Aijlva ; 20 Maart 1766 luit-kol. regiment<br />
van Aijlva; 2:J Augustus 1771 kolonel grootmajoor van<br />
Geertruidenberg.<br />
4°. Rusanna Geertruid Putman ged. Deventer 16 Februari<br />
1724 t Twello 12 Mei 1812 huwt te DeldenJuni 1753<br />
(ondertrouw Deventer 2 Juni 1753, att. afgegeven naar<br />
Delden 17 Juni 1753) Joan Willem Cramer I. U. D.<br />
ged. te Gronau 20 Januari' 1715 t Delden 11 October<br />
1789, zoon van Dl'. Carel Frederik Cramer, richter van<br />
Delden en van Anna Catharina Bekker.<br />
Joan Willem Cramer was landschrijver van het drostambt<br />
Twenthè (1748), richter van Enschede (19 Dec.<br />
1749) richter van Delden (24 Augustus 1755-1 Sept.<br />
1789), voorts advocaat fiscaal van 'I'wenthe. Geschilderde<br />
portretten van hem en zijne echtgenoote bij den Heer<br />
C. F. H. Putman Cramer te Stratum en bij Mr. H.<br />
Kronenberg te Deventer.<br />
5". Paulus Putman r. U. D. ged. te Deventer 21 October
•<br />
101<br />
1725, ongehuwd aldaar overleden 19 Juli 1807 en 23<br />
Juli in de Lebuïnuskerk begraven.<br />
Hij studeerde aan de Utrechtsche Hoogeschool en<br />
promoveerde aldaar 24 Juni 1ï 48 tot doctor in de rechtswetenschappen<br />
op een dissertatie "de dominio eminente".<br />
Vau 1755-1763 was hij lid van de gezworengemeente<br />
van Deventer voor de Bisschopstraat ; 24 Maart 1763<br />
werd hij tot griffier van de ridderschap van <strong>Overijssel</strong><br />
benoemd. Hij was voorts provisor van 8t. .Iurriën gasthuis<br />
en van 1761- 1796 markerichter van Holten. Als<br />
griffier van de ridderschap verdedigde hij het reelit der<br />
ridderschap in de kwestie van het reelit van overstemming<br />
en schreef met den advocaat Mr. J. W. Knoop<br />
twee lijvige verhandelingen: Ie Verhandeling van zijde<br />
der Heeren van de Ridderschap over het Regt van<br />
overstemming ter Staatsvergadering der provincie 'van<br />
<strong>Overijssel</strong>, uitgegeeven naar inhoud der resolutie Hunner<br />
Edelmogenden de Heeren van de Ridderschap van voorgemelde<br />
Provincie van den 23 Januari 1784. (Deventer<br />
1784) en 2e Wederleggingen op de Brieven van den<br />
Heer en Mr. Gerhard Dumbar, raakende het Regt van<br />
Overstemming in de Staatsvergadering van <strong>Overijssel</strong><br />
met twee aanhangzelen over deeze zelfde stoffe.<br />
(Deventer 1786).<br />
Erschenen 5 Juni 1770 Mr. Paulus Putman, griffier<br />
van de Heeren van de Ridderschap en bekende verkocht<br />
te hebben aan Mr. baron van Pallandt tot Zuijthem<br />
drie obligaties ten laste der provincie Holland, elk groot<br />
200 guldens hem toebedeeld uit de nalatenschap van<br />
wijlen den gemeensman Ch. Hoornaart en diens zuster<br />
Christina Hoornaart. (Deventer renuntiatieboeken.).<br />
6°. Arnold Joan Putman ged. Deventer 9 November 1727,<br />
aldaar t 20 Juni 1728.<br />
7°. Johanna Megteld Theodora Putman ged. te Deventer<br />
14 Juli 1729, begraven aldaar in de Lebuïnuskerk<br />
29 Juni 1778 huwt 17fl2 (ondertrouw Deventer 5 Augustus<br />
1752) op attest. van Twello .Tean Guérin, vaandrig<br />
in het regiment van generaal van Aijlva, ged. te
102<br />
Maastricht (Waalsche gemeente) 9 Maart 1732, zoon<br />
van Pierre Guérin en van Maria Neerman. Jean Guérin<br />
hertrouwt te Kuilenburg 2 April 1780 Johanna Cornelia<br />
Stein, weduwe te Kuilenburg.<br />
Jean Guérin is waarschijnlijk dezelfde, die in het<br />
officiersboekje van 1767 is vermeld als souslieutenant<br />
bij het regiment infanterie van Acronius : 5 Juli 1767<br />
daarbij luitenant, 17 September 1774 kapitein. In 1782<br />
is hij bij het regiment de Nostitz overgegaan.<br />
8°. Elisabeth Theodora Putman ged. Deventer 24 September<br />
1730, begraven in de Lebnïnuskerk 25 April 1768,<br />
huwt 1759 (ondertrouw Deventer 9 Juni 1759, met<br />
attestatie op Loevenstein, att. gegeven op Wilp 24 Juni<br />
'1759) Dirck Bruijn 1), luitenant in het regiment van<br />
Thierrij. Zijn staat van dienst is als volgt:<br />
6 November 1745 Vendrig infanterie op Holland.',<br />
Regiment van Heukelom.<br />
6 Februari 1751 Lieutenant infanterie op Holland<br />
in het regiment 'I'hierrij 2e Bat. Later wordt dit<br />
regiment Lindtman.<br />
1760-'62 in garnizoen te Heusden.<br />
1763-'64 " " " Nijmegen.<br />
1765 afgevoerd van het regiment Lindtman. ,<br />
1766 komt in het officiersboekje niet meer voor.<br />
9°. Anna Judith gedoopt Deventer 20 Januari 1732 jong t.<br />
10°. Henrietta Hermanna gedoopt Deventer 18 Januari 1733<br />
jong t.<br />
11°. Anna .Iudith Putman ged. Deventer 15 April 1734<br />
begraven te Gouda 28 April 1792, van 1785 -1792<br />
regentesse van het St. Catharina Gasthuis en het oude<br />
Vrouwen of St. Elisabetlis gasthuis te Gouda huwt<br />
Ie 1759 (ondertr. Deventer 28 April met attest. naar<br />
Amsterdam att. gegeven op Apeldoorn 24 Mei 1759)<br />
Gerrit Versteegh, zoon van Dirk Versteegh, wijnkoper<br />
te Amsterdam en van Anna Vlierboom. Zij huwt 2e te<br />
') Het is mij nog niet gelukt te vinden tot welk geslacht Bruij n<br />
hij behoort.
103<br />
Amsterdam 29 Jnli 1784 Samuel Gideon Wobma,<br />
schepen en raad van Gonda 1784-1795, gedoopt te<br />
Amsterdam, Weeterkerk 6 Februari 1739, zoon van<br />
Samuel Gideon W obma en van Pieternella Sophie Bols<br />
en weduwnaar van Elisabeth Klop.<br />
120. Adolphina Henrietta Hermanna Putman, ged. Deventer<br />
27 October 1735 t 'aldaar 26 October 1817, huwt<br />
1e 1758 (ondertronw Deventer 23 September 1758,<br />
attestatle gegeven op Twello 24 September 1758)<br />
Miehiel Voseli van Avesaet 1727-1773, kapitein del'<br />
infanterie, zoon van H ermanus Franciscus Voseli van<br />
Avesaet en van Cornelia Maria van Qchten; zij huwt<br />
2e 1774 (ondertrouw Deventer 10 November 1774,<br />
attestatie gegeven op Gorssel of elders 1774) Mr. Gerhard<br />
Antonij Menningh ged. te Deventer 21 December 1712<br />
taldaar 8 Augustus 1798, weduwnaar van B adewig<br />
Wijnanda Lulofs, met wie hij 31 Januari 1740 te<br />
Almen was gehuwd en zoon van Lubbert Meunlngh,<br />
lakenkoopman en lid der gezworen gemeente te Deventer<br />
en van Gerardina J ordens.<br />
Mr. Gerhard Antonij Menningh was van 1739 -1786<br />
lid van de gezworen gemeente van Deventer voor de<br />
Waterstraat van 1787-1794 burgemeester van Deventer<br />
en gedeputeerde ten landdage van <strong>Overijssel</strong>.<br />
Een geschilderd portret van hem en een silhouet van<br />
zijne echtgenoote bij den Heer C. F. H. Putman Cramer<br />
te Stratum.<br />
Den 24 Mei 1762 verkoopen luit. Michie!" Vos van<br />
Avesaeth en Adolphina Henrietta Hermanna Putman<br />
aan Gerrit Schimmelperming en Hermanna Cool haas een<br />
huis aan de Brink op de hoek van de Maaneneteeg<br />
met de agterhuisjes. (Deventer renuntiatieboeken.)<br />
Mr. Gerhard Anthonij Menningh en anderen koopen<br />
5 Mei 1767 uit den desolaten boedel van Henrik Lin-<br />
deman de IJ sermolen te Deventer (renuntiatieboeken).<br />
29 December 1790 Erselienen de Hl' Gerhard Antonij<br />
Menninck Dr. Burgemeester dezer stede en vrouwe<br />
Adolphine Henriette Hermanna Putman en bekenden
104'<br />
te transporteeren aan derzei ver kinderen .Ian Migchorius<br />
capitein ten dienste dezer lauden en zijn huisvrouw~<br />
Harmanna Cornelia Vosch van Avesaat een obligatie<br />
groot / 2000 ten laste het graafschap Zutphen. (Deventer<br />
l'enuntiatieboeken).<br />
13° Willem Anna Putman ged, Deventer 6 l\Jaal't 1737<br />
jong + Peters de Prins en Prinses van Oranje.<br />
14°. Everhard Herman volgt V.<br />
IVa Abraham Putman gedoopt te GOOI'29 April 1688 huwt<br />
te Kampen 27 Maart 1715 Rebecca Wolffs j. dr. van<br />
Kampen. Uit dit huwelijk:<br />
1°. Johannes Benjamin Putman, vermoedelijk dezelfde als<br />
Benjamin Putman van Goor, die 25 Juli 1736 in de<br />
Bergkerk te Deventer begraven is.<br />
Den 7 Maart 1724 wordt Abraham Putman met zijn<br />
zoon Johannes Benjamin kleinburger van Deventer.<br />
Noch over den vader, noch over den zoon heb ik voorloopig<br />
iets naders kunnen vinden; in de Deventer archieven<br />
trof ik niets verder over hen aan.<br />
IVb. Abraham Putman geh. te Goor 1683 (blijkende uitzijn<br />
inschrijving als student te Leiden; over het jaar 1683<br />
ontbreken de doopinschrijvingen te Goor) + te Staphorst<br />
24 December 1756, (volgens de Boekzaal zonder vrouw<br />
of kinderen na te laten) huwde te Staphorst 3l October<br />
1726, huwelijksinzegening door ds. Sluiter van,Rouveeu,<br />
Engeliua van Diepenheim, dochter van J zaäk van<br />
Diepenheim, koopman te Amsterdam en van Wilhelmina<br />
GeIink. Hij werd 20 September 1702 als student te<br />
Groningen ingeschreven en 20 September 1706 te Leiden.<br />
Den 9 Augustus 1708 werd hij tot predikant te Staphorst<br />
beroepen en aldaar 18 September van dat jaar bevestigd.<br />
De tegenwoordige kerk aldaar is onder zijn<br />
dienst gebouwd, bij welke gelegenheid hij een inwijdingsrede<br />
hield, die in druk verscheen: "Leeneden over Ezza<br />
VI 14. 15. 16: uijtgesproken bij de inwijing der nieuwg-ebouwde<br />
kerk te Staphorst nevens een aanhangsel be-
105<br />
helzende de redenen van't uijtgeven dezer Kerk-reden,<br />
en een nader bericht van 't verplaatzen en vernieuwen<br />
del' Kerke te Staphorst en van Staphorst zelfs door<br />
Abraham Putman, Leeraar in die Gemeente. Amsterdam<br />
bij Hendrik Viera at 1753.<br />
14 Mei 1755 verklaren de Heeren Oaspar Meeuwsen<br />
en Andries Flamen, burgemeesteren en camenaren der<br />
stad Hasselt deugdelijk schuldig te zijn a"àn Abraham<br />
Putman predikant te Staphorst en erven een kapitale<br />
som van een duisent cal'. guld. tot 20 st. ieder door<br />
ZEen-v. den 10 Mei opgeschoten ten behoeve der stad<br />
Hasselt loopende tegen 21/2 p.ct. (vrijwillige zaken<br />
Staphorst). Abraham Putman komt herhaaldelijk voor<br />
als keurnoot bij het Schoutengericht.<br />
Uit zijn huwelijk:<br />
1°. Gerhard Putman gedoopt te Staphorst 14 December<br />
1727. Van deze zoon niets meer gevonden, doch zoude<br />
hij volgens de Boekzaal voor zijn vader zijn overleden.<br />
V. 1\11'. Everhard Herman Putman, gedoopt te Deventer 2<br />
Augustus 1740 t aldaar 16 Juli 1801 en 20 Juli in<br />
de Lebuïnuskerk begraven huwt te Utrecht 10 October<br />
1761 in de .Ianskerk, Inzegening floor ds. O. Segaar,<br />
jonkvrouwe Oatharina Margaretha van Laer, 15 dochter<br />
van jonker Alexander van Laer en van Johanna Elisabeth<br />
Roosmolen.<br />
Everhard Herman Putman werd in 1760 als student<br />
aan de Utrechtsche Universiteit ingeschreven en promoveerde<br />
aldaar 23 Juli 1760 tot doctor utriusque juris<br />
op een dissertatie "de nautarum, canpouum et stabola-<br />
I) Zij behoorde tot het Gelderseh adellijk geslacht van Laer; voerende<br />
van goud met een hartschild van groen. Zie register op de leeuactenboeken<br />
van Gelre <strong>stuk</strong> VII Veluwe pag. 334/35. De kwartieren van<br />
haar vader zijn:<br />
v . Laer<br />
v . d. Hoeven<br />
v . Brempt<br />
v. Wisch<br />
Schimmelpenninck v. d. Qije<br />
v. Apeldoorn<br />
Bentirrek<br />
v. Lijnden
106<br />
riorum recepto". Hij vestigde zich na zijne promotie te<br />
Deventer en was een werkzaam aanhanger van de<br />
Oranjepartij, waarom hij iu 1783 niet als burgemeester<br />
van Deventer herkozen werd. Hij was van 1765 -1775<br />
lid van de gezworen gemeente voor de Polstraat van<br />
1776-1783 en van 1787-1795 burgemeester van Deventer<br />
en kameraar; voort van 5 Juni 1772-2 Sept. 1791<br />
conträroleur der convooien en licenten te Deventer. Verder<br />
ambtman van Colmschate en heemraad van Salland.<br />
Everhard Herman Putman koopt 9 Jan. 1764 een<br />
hof over de IJssel op het einde van de eerste straat<br />
gelegen. Deze hof 10 Mei 1794 weer verkocht. (Deventer<br />
renuntiatieboeken).<br />
25 Sept. 1764 koopen Mr. Everhard Herman Pntman<br />
en vrouwe van Laer echtlieden van juffr. Bartha van<br />
Suchtelen een erve en huis in de Lange Bisschopstraat<br />
tusschen de huizen van burgemeester Damiaan van<br />
Duren en de predikant Martmus van Doelen. (Deventer<br />
renuntiatieboeken).<br />
8 Juni 1764 geeft de Heer Dr. E. H. Putman aan,<br />
dat op den 10 April deeses jaar 1764 van Berend<br />
Bentick heeft aangekoft het Erve Middelbeek genaamd<br />
in het Schontampt van Colmschate Buurschap Rande<br />
gelegen voor een Sa van 2200. (protocol Oolmschate<br />
50e penning.).<br />
8 Oct. 1798 ersehenenMr. B. J. Kronenberg als gevelmagtigde<br />
van den ond burgemeester E. H. Putman en<br />
vrouwe O. M. van Laer -lnid procuratie van Colmschate<br />
en transperteert namens zijn constituenten aan Gijsbert<br />
Middelburg zoodane capitale somme groet geweest agt<br />
honderd gulden en als nu per resto nog groot zeshonderd<br />
guldens als Antonij Greve en Maria Harreveld Ehll.<br />
met een onder speciaal verband van haar erve en woonhuis<br />
alhier iu de Lange Bisschopstraat staande .<br />
hebben beleden schuldig -te zijn. (Deventer reuuntiatieboeken).<br />
Uit het huwelijk van Everhard Herman Putman en<br />
Catharina Margaretha vau Laer zijn geboren:
107<br />
1°. Adolphina Henrietta Hermanna Putman ged. Deventer<br />
15 Aug. 1762.<br />
2". Adolph Hendrik volgt VI.<br />
3". Alexander Joan Putman ged. Deventer 24 Jan. 1766,<br />
begraven te Deventer in de Lebuinus kerk 11 Febr.<br />
1788. Hij werd Il Sept 1784 als student in de rechten<br />
aan de Hoogeschool te Harderwijk ingeschreven.<br />
4°. Paulina Putman gedoopt Deventer 3 Januari 1768 t<br />
20 April 1735 op de Groote Zegerij onder Brummen<br />
huwde Groote Kerk Deventer 28 Maart 1803 (ondertrouw<br />
12 Maart) Frederik Hendrik de Braconnier ged.<br />
te Alphen 23 September 1762 t op de Groote Zegerij<br />
onder Brummen 30 Januari 1832, ritmeester in het<br />
regiment Bataafsene Dragonders, weduwnaar van Catharina<br />
Françoise Kuvél, en zoon van Ml'. Abraham Corneille<br />
de Braconnier, heer van Alphen en van Jeanne<br />
Walravine barones van Dedem.<br />
5°. Carel Putman gedoopt Deventer 26 November 1772 t<br />
als eerste luitenant 20 Januari 1802 op het eiland<br />
Guersneij.<br />
vI. Adolph Hendrik Putman gedoopt Deventer 22 Maart<br />
1764 t kort voor 29 November 1800 huwt 30 Juni<br />
1793 te Bentheim (ondertrouw Deventer 22 Juni 1793)<br />
Christiane Frederike Ernestine Oumme geb. te Bentheim<br />
12 Maart en gedoopt 14 Maart 1770, dochter van<br />
oberforster Ernst Hartwich Cumme.<br />
Adolph Hendrik Putman werd Il September 1784<br />
als student in de rechten aan de Hoogeschool te Harderwijk<br />
ingeschreven; in 1787 werd hij tot secretaris<br />
van Deventer benoemd, welke functie hij tot 1794 bekleedde.<br />
Uit zijn huwelijk:<br />
1°. Harmanna Catharina Sophia Putman geb. Deventer 3<br />
April 1794 huwt Deventer 21 November 1811 (huwe- .<br />
lijksafkondîging 9 November 1811) Félix Matthien geb.<br />
4 Maart 1786 te Namen, keizerlijk procureur bij de<br />
rechtbank ter eerste instantie te Deventer, zoon van
108<br />
Ignace Dominique Matthieu, advocaat en schepen te<br />
Namen en van Marie Ooustance Gérard.<br />
De navolgende personen zijn in deze genealogie voorloopig<br />
niet te plaatsen, hoewel het mij niet onwaarschijnlijk<br />
voorkomt, dat zij tot het Overijselsche geslacht<br />
Putman behooren:<br />
In 1766 bij het bezoek van Prins Willem V aan<br />
Deventer leveren de wed. Johannes Putman & Zn. voor<br />
f 253.16 aan fluweel, camelot, lakens en franj es. De<br />
post in de rekeuing vermeldt niet of de firma iu Deventer<br />
was gevestigd, doch lijkt mij dit toch wel waarschijnlijk.<br />
In de Deventer Archieven heb ik echter<br />
verder geen enkel spoor van de wed. Johannes Putman<br />
& Zn kunnen vinden.<br />
Gerrit Putman begraven te Lochem 29 October 1798<br />
oud 51 jaren huwde te Geesteren Februari 1789 (onder- .<br />
trouw Lochem 25 Januari, naar Geesteren geatt. 8<br />
Februari). Ida Hendriks Sölner, ged, te Lochem 25<br />
Juli 1762, dochter van Mr. Jan Laurens Söluer en<br />
van Stoffelina Geertruid Bruggink. Ida Hendrika Sölner<br />
hertrouwt H. J. Gerretsen.<br />
Uit het huwelijk van Geuit Putman 3 kinderen:<br />
1°. 'Frederik Johan van Eps Putman geb. 8, ged. 14 Juni<br />
1789 te Lochem.<br />
2°. Gerharda Putman geb. 19 ged. 29 April 1792 te Lochem,<br />
aldaar + 12 Juni 1811.<br />
3°. Gerrit Putman geb. 3, ged. 9 April 1794 te Lochem.<br />
Als deze Geuit Putman en zijne kinderen ook tot<br />
het Overijselsche geslacht behoort, dan zal hij wellicht<br />
afstammen van een van de zoons van den sub lUb<br />
genoemden rentureester Gerhard Putman; mogelijk ook<br />
van Gerhard Putman, zoon van den Staphorster predikant<br />
Abraham onder IVb genoemd. Tot nog toe heb<br />
ik de aausluitiug niet gevonden.
BIJLAGEN.<br />
Anno 1612 am 2 Janusrij hebben Borclunans, Borgemeister,<br />
Schepen und Raidt der Stadt Goer geaccordirt mit Johansen<br />
Putman, schoelmeister, wegen sinen dienst sa hie mit predigen<br />
gedain, alsz dat geml. Johannes var alsodanen dienst hebben<br />
ontvangen und genieten sall alle und jede der pastorien QPkomsten<br />
desen martini 1611 verschenen sinde, uytgesondert<br />
die pachten van kleine Brugginck, item van den Weuerzkamp<br />
und twie kleine kempkens .welcke pachten tot reparatie der<br />
kereleen offt optimmeronge van ein wedemhuysz sollen reservirt .<br />
bliven.<br />
U nd sal die geml. Johannes van. Rotger Brngginck var dit l<br />
verledenen jail' var jder schepell roggen XX st., und var [der<br />
schepel! weiten XII st.' nemen moegen vormitz het miszgewasz<br />
des roggens j darentegens belauet die vorgl. Johannes. der<br />
Gemeinte vau Gail' var emant anders, sa lange alsz. het die<br />
tijt liden kan, bestes vermogens mit praedigen to dienen.<br />
Uit de kerkerekeningen archief' Goor.<br />
Anno 1604 am 21 Aprilis hebben Borgermeister Schepen<br />
und Raidt der Stadt Goor var ein jairlanck angenomen .var.<br />
einen scheilmeister den Erbare und walgelerden .Johanszeu<br />
Puytman, .und sal seine dienst augaan und beginnen op May<br />
itzigen .T ars, und hebben iek Borgemeistren den vorg. Johanssen<br />
jarlichs pro solaria to geven belavet die summa van viffuuddertich<br />
rijkesdaler, offt die gerechte werder van dieselve to<br />
betalen haIft op Martini und halft op mitvasten, darenbaven<br />
van ein ider Schoilkindt einen Karlsgl. [arlichs, daarvan alle<br />
vierdelne jail'S die betalonge sall geschehen. Und sal desen<br />
dienst var dit lopende jail' vast und onwedderroiplieh also<br />
worden continuirt, und wie van beiden siden den dienst na.<br />
umbganck des jail'S nijet langer gevallen werden, sullen sa<br />
wal die vorg. Borgemeistren, also Johannes, die eine den andr.en'·<br />
darvan ein vierdelers jars tovoren die opsage t done maeht
110<br />
hebben. Alles sonder argelist, in orkunde der warheit hebben<br />
Borgemeister, Schepenen und Raidt desen accordt wie van<br />
geliken vorg. Johannes, mit<br />
Actum s» & die ut supra.<br />
Roloff Wanijnck.<br />
eignen handen ondergeschreven.<br />
Berendt ten Neever. Johannes Putman.<br />
Bertelt Kuper.<br />
Roleff toe Mehrman.<br />
ita attestor.<br />
Ond archief van Goor.<br />
4lsoe door het overlijden van deli Eerwaarden ende godtsaligen<br />
J oannes Putmanuu in syn leven 'predicant tot Goor soodaene<br />
dienst is vacant geworden ende met een bequaem Leeraar<br />
hoochnodich wederom dient toe syn versien, soo hebben als<br />
collatoren die Borchmannen, daer beneffens Borgemr. der selve!'<br />
Stadt, als oock de kerckenraedt aldaer, respectievelijcken<br />
wederom hier toe gepresentiert ende beroepen, doen sulx by<br />
deesen, den Eerwaarden Welgeleerden Abraharnum Pntmannum<br />
tegenwoordich predicant tot diepenhelm als dragende goede<br />
kennisse van zijn goede gaven gesonde Leere ende Godtzalich<br />
leven om die christelijke gemiente aldaer als een getrouwt<br />
Leeraar in Godes vreese toe leiden ende met verbreidinge<br />
van syn zaliclnnaeckende woordt ende uitdeilinge vau syn<br />
heylige Sacramente toe dienen, versoeekende syn Eerwaerde<br />
sulx to willen acceptiereu ende het Eerwaerde classis geve nae<br />
kercklijke ordonautie wert gerequiriert hier op to laeten<br />
voortganek gewinnen, waer door Godts kercke mach worden<br />
. gestichtet, ende ons daer ein angenaeme dieust sal geschieden.<br />
In oirkondt is deese bij ons ondergeschr. betieckont. Actum<br />
den ]6 Octobr. 1657.<br />
Jacob van Coeverden.<br />
FI. van Raesvelt.<br />
Wolter van Coeverden.<br />
Wessell ten Noever als olderinck & Borgemr.<br />
Laurents Borgennek als olderinck & Borgemr.<br />
Derek J allnek.<br />
Jan Cuiper Borgemr,
Borghmans, Borgemre: en Kerken-Raat tot Goor zijn genegen<br />
die Soon van den tegenwoordigen Predicant Benjamin<br />
Putman te stellen tot Adjunct van sijn Vader en nebmen an<br />
devoiren aentewenden om daervoor een sertabel tractement uijt<br />
te vinden; stellende mett eenen vast: datt bijaldien de Heere<br />
Godt den. ouden Predicant quam aftehalen, in sodanen "all<br />
sullen sien op des Vaders en Grootvaders diensten aan dese<br />
kerke bewesen, en de Soon praetereeren. soo door sijn predieken<br />
en leven de Gemeinte contentement kan geven, en onverhoopentlijck<br />
niet, voor desselves onderholt behoorlijcke sorge dragen:<br />
sullende hett beroep hiel' oover te doen tegens de Olassicale vergaderinge,<br />
die omtrent aenstaende Pinxteren staat gehonden te<br />
worden, ingestellt en aldaer gepresenteert worden. Goor den<br />
23 Aprill 1682.<br />
Jacob van Coeverden als Borghman en ont olderlinck,<br />
Z. Ripperda als Borghman en ouderlinck. W. v. Hoevel als Berghman.<br />
H. E. van Ensse Borghman. Johan van Coeverden als<br />
Borghman, alsoo niet present ben geweest hebbe ditt naederhandt<br />
in margine geteikent.<br />
'rel' specialer order vermits de indispositie van d'Heere Raesfelt<br />
tott Twickeloo als Borgliman Limborg. W. van Coevorden 't<br />
Wegdam als olderling.<br />
W. van Coevorden 't Wegdam<br />
•Jan Bildrijnck<br />
Wolter Cuijper<br />
Jan ten Noever en Diaken<br />
cousules Jan ten Tije en Diaken<br />
Wemel' Jaling<br />
Gerhardt Puttman<br />
_ 111<br />
Derek .Ialinck .Jnnior Consul.<br />
Albert Pothoff.<br />
Jan Hilderinck als olderinck.<br />
Gerrit toe Mehrman als diaken.<br />
Derek Schulten als diaeken .<br />
.Jorrien Spraeckell als diacken.<br />
Oud archief van Goor.<br />
als olderling .<br />
Abr. Puttmanus Pl'.<br />
Albert Potthoff als<br />
oiderlinck<br />
Woiter Borijas als<br />
Dijacken<br />
Loij van Asten alsDijacken<br />
Oud archief van Goor.
112 _<br />
Op de onder IYa vermelde Abraham Putman heeft het<br />
volgende afschrift uit de Apostillen 1712-1724 van het<br />
Kamper Archief betrekking: fol. 58. ben gen Feb\'. 1715.<br />
Op de requests van Abraham Puttman. te kennen gevende dat<br />
hij remonstrant alhier tel' steede sijn gebooden voor d' Eerweerde<br />
Kerckenraadt heefft laaten inteijkenen met Rebecca<br />
Wollv sijnde een dochter van een eerlijcke familie; ende dewijl<br />
remonstrant verstaan heeft, dat sijn E. vaeder aen d' Eerw.<br />
Kerckenraadt heefft geschreeven, om vooracreven huwelick te<br />
stremmen, soo versoeekt de remonstrant - als meerderjaarigh<br />
sijnde - dat haar WelEdel. Hoogh. Achtbaare aan den remonstrant<br />
willen accordeeren, sijn te doen insinueeren, om reedenen<br />
te geven, waaromme voorsereven huwelick is stremmende.<br />
Was g'appostilleert :<br />
Sij gestelt in handen van des remonstrants vueder om op<br />
den veertienden dag' naa gedaane wettig-e insinuatie, tel' vergaaderinge<br />
van Schepenen ende Raaden alhier reedenen te<br />
geven, waaromme vermeijndt, dat het hnwelick in deseu vermeldt<br />
compt te stremmen.<br />
TESTAMENTEN DEYENTER ARCHrEF.<br />
Boek van Geopende testamenten II pag. 203 vgl.<br />
Testament van Mechteld Aleida Putman d.d. 14 Januari 1734,<br />
geopend 20 December 1763 in tegenwoordigheid van den Advocaat<br />
Paulus Putman, Griffier van de Ridderschap dezer Provincie<br />
en de Lieutenan ts Vos van A vesate en .Bruin. Zij stelt haar<br />
broeder de Rentmeester Adolph Hendrik Putman of bij vooroverlijden<br />
desselfs kinderen tot uni verseel erfgenaam. Voorts<br />
vermaakt zij bij codicil van 16 Febr. 1763 hare dienstbode<br />
Marta diverse goederen en f 300 geld.<br />
Boek van Geopende testamenfen JU pag. 89.<br />
Mutueel testament van Jan Guérin gepensioneerd vaandrig ten<br />
dienste dezer lauden en van .Iohanna Megteld Theodora Putman<br />
d.d. 24 April' 1759, geopend 27 Juni 1778 in tegenwoordigbeid<br />
van de Capitain Jan Guérin, de Griffier Paulus Putman voor hem<br />
zelven en namens de Secretaris Herman Bergerink noie uxoris<br />
. Roelina Maria Putman, de Heer Burgemeester Everhard Herman
113<br />
Putman pro se en voor de Lieutenant Collonel Carel Wibrand<br />
de Lannoij namens dessèlfs Eheliefste Paulina Aleida Putman,<br />
en van den Koopman Gorrit Versteeg noie uxoris Anna Judith<br />
Putman, de Secretaris Adolph Henrik Cramer namens zijn<br />
Vader de Rigter Ml'. Jan Willem Cramer noie uxoris Susanna<br />
Geertmijd Putman, Dl'. Gerhard Anthonij Menninck namens<br />
desselfs Vrouwe Adolphina Hendrietta Hermanna Putman en<br />
vau den advocaat Joan Jellis Barmier, als voogd over de on<br />
mondige zoon van den Lieutenant Derk Bruijn en wijlen Vrouwe<br />
'I'heodora Elizabeth Putman in leeven Ehelieden. ' .<br />
Boek van geopende testamenten III pag. 488.<br />
Testament van Gerhard Anthonij Mennink lid van de ge-<br />
zworen gemeente der' Stad Deventer en vrouwe Adolphina<br />
Henrietta Hermanna Putman d.d, 15 September 1784, geopend<br />
16 September 1796 in tegenwoordigheid van vrouwe A. H. H.<br />
Putman wed. Menninck, vrouwe B. A. Reminck Huisvrouw vau<br />
Mr. Alex. van Suchtelen en Herman Voseli van A vesaat.<br />
Hij stelt tot zijn erfgenaam in zijn echtgenoote of bij haar<br />
vooroverlijden de drie kinderen uit haar eerste huwelijk nl.<br />
Hermanna Cornelia, Adolph Hendrik en Herman Voseli van<br />
A vesaet. Zij stelt tot hare erfgenamen de drie kinderen uit haar<br />
eerste huwelijk beuevens haar Eheman ieder voor een vierde<br />
gedeelte.<br />
Boek van geopende testamenten III pag. 405 vgl.<br />
Testament van Herman Bergerink I.U. D. secretaris van De-<br />
venter en contrarolleur van de convoijen en licenten d.d, 23 October<br />
1752; 3 Mei 1762, en 18 Juli 1781 geopend 4 November 1790 ter<br />
praesentie van Paulus Putman voor en namens desselvs zuster<br />
vrouwe Roelina Maria Putman Wed. wijlen den Heer Bergerink<br />
en Mr. Gerhard Dumbar namens de erfgenamen ab intestato.<br />
Bij het eerste testament stelt hij zijne moeder Anna Cunera<br />
Hagedoorn tot erfgename voor de legitieme portie en zijne echt-<br />
genoote Roelina Maria Putman voor alle. overige goederen. Bij<br />
het tweede testament stelt hij zijn echtgenoote tot eenige en<br />
universeele erfgenaam. Bij het derde testament wordt zijn echtgenoote<br />
nog eens speciaal betnchtigt met de goederen staande
114<br />
huwelijk in Veluwen aangekocht om dezelve haar leven lang<br />
in lijfstucht te gebruiken en dat dezelve na doode der langstlevende<br />
zullen erven en versterven op de erfgenamen ab intestato<br />
van Roelina Maria Putman.<br />
Boek van geopende testamenten IV pag. 357.<br />
Testament van Roelina Maria Putman weduwe Mr. Herman<br />
Borgerink d.d. 19 November 1805, geopend 1810, op verzoek<br />
van de executeuren l\Jr. A. H. Cramer en MI'. H. J. Jordens<br />
en mede in tegenwoordigheid van Vrouwe Adolphina Henrietta<br />
Hermanna Putman, Wed. G. A. Mennink, van Mr. Carel Frederik<br />
Herman Putman Cramer en van Frederik Hendrik de Braconier<br />
en vrouwe Paulina Putman Ehll, Het zeer uitvoerige testament<br />
begint met diverse legaten, waarvan' het voornaamste luidt:<br />
zoo praelegateere ik aan mijnen Neev. den Heer en Mr. Adolph<br />
Hendrik Cramer Commissaris der Bataafsche Posterijen 11110<br />
De Buitenplaats Dijkhof genaamd, gelegen in het A mbt van<br />
Voorst met zijn Heerenhuis, Stallinge en Koetshuis, Orangerie,<br />
Hoveniershuis en verdere getimmertens. . . . . 2do eene summa<br />
van zesduizend guldens.<br />
Tot hare erfgenamen stelt zij in:<br />
Mijne Suster Vrouwe Paulina Aleidr, Putman, weduwe van<br />
wijlen den Heerde Lannoij, in leven Lt. Collonel ten dienste<br />
dezer landen.<br />
Mijnen Broeder den Heer eu Mr. Panlus Putman, oud<br />
Griffier van de Ridderschap en van de Lheenen van <strong>Overijssel</strong>.<br />
Mijne Nigt Juffer Carolina Anna Cramer.<br />
Mijnen Neev den Heer & Mr. Adolph Hendrik Cramer, Commissari,~<br />
der Bataafsche Posterijen.<br />
Mijnen Neev den Heel' en lUI'. Carel Frederik Herman<br />
Pntman Cramer Rigter van Delden.<br />
Mijnen Neev den Heer Gerrit Jan Bruijn, Bedienaar des<br />
Goddelijken woords in de gemeente 1. U. te 's Graveland.<br />
Mijne Nigt Vrouwe Hermanna Voseli van Avesathe, Huisvrouw<br />
van den Heer Johan Michorius, oud Capitein ten dienste<br />
dezer Landen,<br />
Mijnen Neev den Heer Adolph Hendrik Vosch van Avezathe<br />
oud Lieutenant ten dienste dezer Landen.
115<br />
Mijnen Neev den Heer Herman Vosch van Avezathe oud<br />
vaandrig ten dienste dezer Landen.<br />
Het eenige kind van wijlen mijnen Neev den Heer Adolph<br />
Hendrik Putman bij vrouwe Cumme in Ehe verwekt.<br />
En mijne Nigt Pauline Putman, Huisvrouw van den Heer<br />
Braconier. Ritmeester ten dienste dezer Landen.<br />
Willende en begeerende ik 'l'estatrice, dat bij vooroverlijden<br />
de kinderen van mijne hiervoren geinstitueerde Erfgenamen in<br />
del' ouderen plaats bij representatie, zullen succederen, dezelve<br />
in dien val daar in substituerende bij dezen, en dat de Erfportie<br />
of Erfportien van die mijner geinstitueerde Erfgenamen, welke<br />
zonder kinderen na te laten, mijnen sterfdag niet mogten be-<br />
leven, aan de overigen zullen accreseeren, en bij dezelve in<br />
zoo veele egaale portien geprofiteerd en genoten worden, als<br />
el' dan erfgenamen zijn zullen.<br />
Boek van Opene testamenten 22 September 1756-10 Augustus<br />
1776 pag. 84.<br />
testament d d. 3 Maart 1760 van Derk Brnijn Lieutenant<br />
in het Bataillon van den Beere Generaal-Majoor Thierrij en<br />
Elizabeth Theodora Putman Ehelieden. Zij stellen wederkeerig<br />
hunne kinderen tot erfgenamen of bij ontstentenis van kinderen<br />
de langstlevende echtgenoot.<br />
Boek van opene testamenten 1793--1804 pag. 82.<br />
testament d.d. 29 Jannart 1795 van Burgemeester Gerhard<br />
Anthonij Menninck en Adolphine Hendrietta Putman Ehelieden.<br />
Zij bekrachtigen eerstens hunne gemaakte mutueele testamentaire<br />
dispositie d.d. 15 September 1784.<br />
Hij stelt tot zijn eenige en universeele erfgenaam zijn<br />
echtgenoote of bij vooroverlijden de 3 kinderen uit haar eerste<br />
huwelijk of wettige afstammelingen.<br />
Zij stelt tot haar universeele Erfgenaam harenechtgenoot,<br />
voorbehoudende de legitieme portie aan haardrie kinderen uit<br />
haal' eerste huwelijk.<br />
Boek van opene testamenteu 20 November 1804 -23 Februari<br />
1811 pag'. 109.
Illi<br />
testament d.d. 7 Mei 1807 van Mr. Paulus Putman.<br />
Rij legateert aan zijn neef Mr. Carel Fredrik Herman<br />
Putman Cramer al zijn manuscripten, adviesen en familiepapieren<br />
..<br />
Hij stelt tot zijn erfgename zijn zuster "Vrouwe Paulina<br />
Aleida Putman, weduwe van wijlen den Reel' Carel Wijbrand<br />
de Lannoy, in leven Collonel ten dienste dezer Landen en<br />
Groot-àlajor der Stad Geertruidenberg.<br />
Boek vau opene testamenten 20 November 1804·-23 Februari<br />
1811 pag. 119.<br />
testament d.d. 9 Juli 1807 van Vrouwe Paulina Aleida<br />
Putman weduwe van wijlen Collonel C. W. de Lannoij,<br />
met uitzondering van diverse legaten van kleederen en<br />
'juweelen, stelt zij tot haar eenige erfgenaam haar broeder<br />
Paulus Putman, Oud Griffier van de gewezen ridderschap<br />
van <strong>Overijssel</strong>.
WERKKRING DER JGZUIRTEN BUITEN<br />
Z\tVOLLE.<br />
Het laatste vijf-en.twintig-jarig tijdvak del' 16de eeuw was,<br />
gelijk voor zoo menig Nederlandsch gewest, ook voor Salland<br />
een tijd van verschrikking en oorlogejammer. Het weerlooze<br />
landvolk was blootgesteld aan afpersing en plundering, roof en<br />
moord van ruwe, woeste krijgsbenden, Het was alom het even,<br />
wie er victorie bliezen, Staatsche of Spaansche huurtroepen ;<br />
de oogst werd vernield, het vee geroofd, het land afgestroopt,<br />
menige landhoeve ging in vlammen op. :l.wervende lansknechten,<br />
men zou ze roevers kunnen noemen, maakten de wegen on-<br />
veilig, zoodat b.v. niemand van Zwolle naar Deventer durfde<br />
gaan zonder zich aan te sluiten bij een sterk gewapenden<br />
troep, 1)<br />
Het lot derlandlieden deelden ook de kloosterlingen. Het<br />
klooster te Diepenveen werd totaal geruïneerd; de zusters<br />
vloden in groeten getale naar Zwolle, om zich achter de stads-<br />
muren te beveiligen. Op Maria-Hemelvaart 1578 gingen zij<br />
bij de Dominicanen aldaar onder de hoogmiate communie en<br />
ontvingen den oommuuicauten-wijn. Eveneens offerden zij daar<br />
in 1579 met Maria-Lichtmis de gebruikelijke kaarsen.")<br />
In November 1578 ging Deventer over tot de Staatsche<br />
partij; in 1580 volgde Zwolle, en nu brak er een storm los<br />
1) De procurator der Dominicanen van Zwolle werd den 2 Juni 1579<br />
'bij Deventer door een achttal soldaten aangehouden en niet dan tegen<br />
een zwaar rantsoen losgelaten.<br />
2) 1578, Assumpt.iorie IJ: M. V. pro amphora vini pro monialibus<br />
et sororibus ex Diepenveen quod comm unicabant in summa missa;<br />
vj st.<br />
1579. Foucke bekleer by die wcghe recepit pro cera quam eraera-<br />
IUUS ab i110 ci reu festum Purification is B. M. V. propter m u ltitudiuem<br />
Monialium ex Diepenveen, ut videre licct inter accepta, xxi] st. -<br />
Rekeningen v. h. Broerenktooster te Zwolle.
118<br />
over de katholieke bevolking van Salland. In de kerspelen van<br />
Wije, Raalte en Heino - aldus Waeyer - wei-den de Katholieken<br />
uit hunne kerken gedreven, de altaren gebroken, de<br />
beelden verbrijzeld, de pastoors uit hunne weemen gezet. De<br />
uitoefening ..van den Roomsehen godsdienst werd alom verboden.<br />
Ondanks dit verbod drong' het landvolk, zoodra het de kans<br />
schoon zag', zijn kerk binnen, deed de pastoor in het ontredderd<br />
gebouw de mis eu hield er een preek in de rochette.<br />
De "uieuwe religie" alleen mocht geoorloofd verklaard worden,<br />
daarmee was zij nog niet door het katholieke landvolk aangenomen.<br />
In de eerste jaren van 1591 viel er dan ook van een<br />
gevestigde Hervormde Kerk weinig te bespeuren, en nog<br />
geruime tijd zon er verloopen, voordat er een geregelde<br />
kerkordening was ingevoerd. Daartoe moest de classis nog<br />
menige bepaling maken, de Ridderschap en Steden van Overijsel<br />
uog menige resolutie vaststellen.<br />
"Zij (de Acta der classis van Deventer en de resolutiën van<br />
Ridderschap eu Steden van <strong>Overijssel</strong>) schilderen tot in de<br />
kleinste bijzonderheden door welke middelen de Gereformeerde<br />
machthebbers in Kerk en Staat gedurende het laatst del' 16dc<br />
eu de eerste dertig jaren van de 17de eeuw in Twente en ten<br />
platten laude rondom Deventer het Katholicisme zochten te<br />
verdringen; afzetting van geestelijken, die weigerden Hervormd<br />
te worden, wering' van katholieke godsdienstoefeningen hetzij<br />
in kerken, hetzij in particullere woningen, verwijdering van<br />
beelden en altaren uit de kerken, opheffing van kloosters en<br />
diergelijke. Maar zij toonen tegelijkertijd met wat moeite dit<br />
streven gepaard ging, hoe de predikanten en overheden bij hun<br />
maatregelen stuitten, hier op het verzet van de aan het voorvaderlijk<br />
geloof getrouw blijvende leeken, ginds op de slapheid<br />
of onverschilligheid van dezen of genen van de Staatsche<br />
autoriteiten zelve". 1)<br />
Herhaaldelijk werd op de synoden aangedrongen op de verwijdering<br />
der "mispapen" en de tusscheukomst van Ridderschap<br />
1) Hul lu. Ácmtookè1l'ÎlIgen Lctrcffendc de lCathokiek&lI 'in Tuienthe en op<br />
hel plaueland. 'Î1! het j'oncle ,,,all. Decenter. 1583-1629. Avchief t'. d: Gesch.<br />
'v. h. Áa1·tsb. Iltreclit. Dl. XL blz. 1.
119<br />
en Steden daartoe ing-eroepen, Op de synode in 1595 te Zwolle<br />
werd aangehouden "dat de mispapen ten platteu lande daedelic<br />
moghen gecasseert worden, ende in plaetse der atgedancten te<br />
laeten verordineren Gereformeerde predicanteu". In 1596 op<br />
de synode te Campen "bij de Ridderschap ende Steden aen te<br />
holden, dat de papen ten plattea laude terstout nut haren<br />
diensten mogen afgeschaft worden, daarmede de arme Inden<br />
des te meerder mog-en verlanghen hebben om eenen Gereformeerde<br />
dienaer te begeeren". - In 1598 op de synode te<br />
Deventer: "Alsoe tot noch toe enig he papen in den platton<br />
lande tegens 't placaet in den dienst sijn gebleven, soe heeft<br />
die hure drost verclaert, dat sijn edel, alle de papen in sijn<br />
drostampt den dienst verboden heeft". 1)<br />
De pastoors van Dalfsen, Heino, Olst en Raalte bleven het<br />
Roomsene geloof getrouwen brachten liever alles ten offer,<br />
dan te verzaken aan een plicht, waartoe zij zich in geweten<br />
gebonden achtten. Mochten zij al uit hunne kerken verjaagd<br />
en uit huuue pastorieën of weemen verdreven worden, zij gingen<br />
voort met te waken over hunue kudde en deze te versterken<br />
in de rampspoedige tijden. Van den pastoor van Dalfsen<br />
verhaalt Waeijer: "Den laetsten pastoor was een weerdicli<br />
ende deftich man, die als eeneu goeden herder, terwijlen de<br />
nabnerige hunne schapen verlieten, bij de sijne noch lange bij<br />
de veranderiuge des Staets gebleven is, om haer te leeren,<br />
dat se bij het ware catholycke gelove souden blij ven, gelijck<br />
sij ook gedaen hebben, also dat ln.nue kinderen ende nakomelingen<br />
meer tot het Catholycke a13 G eretormeerde gelove genegen<br />
zijn", Hetzelfde verklaart hij van den pastoor van Heino of<br />
Ter Beyne: "bijsonder van den Inetsten (pastoor) met namen<br />
heer J acobns, een eerweerdigeu ij verteben en stantvastigh man,<br />
want hij"" heeft de sijne nog meel' ende meer verrnaent<br />
tot het ware alleeusalichmaekeude catholycke gelove, daerby<br />
te blyven, te leven ende te sterven". Van Olst getuigt hij:<br />
"de pastoors van dit dorp tot den laetsten tijd toe, sijn alle<br />
catholijck geweest, en hebben hier hunne toehoorders nooijt<br />
1) Reitsmn ell Vall Veen. Acta der prouinciale en particnliere synoden.<br />
V, OUel'ijsel blz. 232, 235, 244.
120<br />
anders geleert als het oude ware gelove, dat sij ooc aengenomen<br />
ende beleden hebben, gelyck oprecht catholijcken<br />
oock schuldich sijn te sijn", Dit stemt overeen met hetgeen de<br />
..tela van de Deventersche classis mededeelen : "Il September<br />
1598: Alsoe den pape van Olst grotelicx den loop des H.<br />
Evangelii is opholdende doordien hij den eenvuldighen is<br />
dreijgende de verdoemenis ende anders dewelcke onse predicatiën<br />
aenhoeren, is goetgevouden der heeren gecommitteerden<br />
raet tot verhinderingh van sulcx te versoeeken" . - ,,13 October<br />
1600. Sal aan den drost van Ballant geschreven worden dat<br />
zijn E. gelieve den paep van Olst te doen vertreekeu om enen<br />
anderen in sijne plaetse te stellen". Het getuigenis betreffende<br />
den laetsten pastoor van Raalte, heer Gerardus, is niet mlnder<br />
loffelijk 1).<br />
De pastoors werden voor den kerkeraad gedaagd, die hen<br />
in geweten afvroeg, of zij zich met de Gereformeerden<br />
conform verklaarden en van het Pausdom afstand wilden doen.<br />
Ofschoon zij wisten dat van het antwoord hun bestaan afhing,<br />
verklaarden zij te willen blijven bij den voorvaderlijken godsdienst.<br />
De oude pastoor van Raalte betuigde in 1602, na<br />
herhaalde dagvaarding, "te willen blijven bij de religie daer<br />
hij inne geboren was". Weinige jaren later zullen deze<br />
standvastige en getrouwe zielherders zijn gestorven.<br />
In deze periode zullen hiel' en daar landlieden, voor den<br />
drang den omstandigheden bezwijkend, 's .Zondags bij den<br />
predikant ter kerke zijn gegaan, Meermalen toch verneemt<br />
men de klacht, dat zij toch niet als heidenen geheel zonder<br />
godsdienst konden leven, dat zij hun kinderen toch niet als.<br />
vee, zonder God of gebod, konden opvoeden. In den uitersten<br />
nood beproefden enkele priesters uit Deventer tot de lierderlooze<br />
kudde door te dringen en ze te bezoeken, al was het<br />
slechts een paar keeren in een jaar. Genoemd wordt Heet'<br />
Johan Frederiksz, eerst kapelaan der Sint-Lebuinuskerk, ua<br />
1606 administrator van de gemeente, die aan de Bergkerk<br />
') In officeele <strong>stuk</strong>ken heet deze pastoor Joannes Verheijden-Vnn<br />
Slee. Eerkeiijk: Raalte in het laatst de,' 16de en beg-in del' 17e eet,,". Ve"slagen<br />
en JJfededeelingen. Tweede Reeks, Twaalfde <strong>stuk</strong>. blz. 4.
121<br />
had behoord. 'Hij toog buiten zijn kerspel de buurtschappen<br />
en gemeenten rond tot Raalte toe; ook Olst werd door hem<br />
bezocht.<br />
Deze bezoeken zullen veelal in 't geheim en bij vertrouwde<br />
personenhebben plaats gehad, want "paepsche ceremoniën" -<br />
hieronder is ongetwijfeld verstaan het mislezen en het toedienen<br />
der sacrameuten - waren volstrekt en onder zware straffen<br />
verboden. Ofschoon er dikwijls gebrek aan predikanten en<br />
schoolmeesters heerselite en er geklaagd werd dat de jeugd<br />
tot een "barbarisch levent ende wesent" verviel, werd het<br />
zenden van kinderen naar buitenlandsche, J esuietische, scholen<br />
streng beboet. Zelfs het geven van godsdienstig' onderricht<br />
werd verhinderd. In menig katholiek gebleven huisgezin was<br />
het gebruikelijk, tijdens de langdurige afwezigheid eens priesters,<br />
den Zondag te heiligen door een voorlezing van de Evangeliën,<br />
maar in 1615, op de synode te Zwolle, werd een plakkaat<br />
verzocht dat "het voorlezen van Paepschepostillen (Evangeliën)<br />
waardoor veele huijsluijden uijt de kercke gehouden worden,<br />
soowel die edellieden als andere, werde verboden."<br />
Op zijn ouden dag, sinds 1632, werd Heer Frederiksz in<br />
zijn zware bediening tel' zijde gestaan door Heel' Reijnart<br />
Swaef ken, vermoedelijk een zoon van Jonker Seine Swaeften<br />
tot Rande. Beiden werden in 1636 door een besmettelijke ziekte<br />
uit het leven weggerukt.<br />
Intusschen was er reeds lang hulp opgedaagd van de J ezuieten.<br />
Op de synode van Vollennoven lil. 1610 werden de Gedeputeerden<br />
met aandrang verzocht "het inkruijpen del' J esuitische<br />
vaganten tegen te staen en te verhinderen." Of dit alleen een<br />
voorzorgsmaatregel was, weten wij niet, in de verbeelding zag<br />
men het spook der .Tezuieten overalopduiken; doch het is zeer<br />
goed mogelijk dat de waakzame predikanten het spoor van een<br />
Jezuiet badden ontdekt, want in 1609 was de Jezuiet P. Cathuis<br />
van Leuven naar Leemvarden gezonden en bezocht deze van<br />
Friesland uit meermalen Overijsel. totdat hij in 1612 voor<br />
goed zijn standplaats vestigde binnen Zwolle.<br />
Zoodra op 't platteland het gerucht zich verspreidde, dat te<br />
Zwolle een J ezuiet zich ophield, kwamen de landlieden vau<br />
. meer (Ian tien mijlen uit den omtrek naar de stad. Ook trok
pater .Cathuis naar de omliggende dorpen, buurtschappen,<br />
havezaten en huizingen der edelen. 1)<br />
De tweespalt onder de Gereformeerden, de vinnige strijd<br />
tusschen Reutonstranten en Oontra-remcnstranten, trok op de<br />
synoden de aandacht eenigszins af van de papisten; ook gaf<br />
het twaalfjarig Bestand eenige verademing aan het platteland<br />
van Overijsel. 2) Doch toen dit ten einde liep, in 1621, kwam<br />
de vrees voor de Spanjaarden en bijgevolg de argwaan jegens<br />
de Katholieken weer boven.<br />
Verschillende aanzienlijke katholieke familiën, de verdrukking<br />
in Overijsel's hoofdstad moede, waren reeds lang vrijwillig<br />
naar hunne havezathen en huizingen geweken, maar nu t.rokken<br />
zij zich gedwongen naar hunne landgoederen terug. In de<br />
vergadering van Ridderschap en Steden, den 20 Juni 1621,<br />
werd een schrijven van Hare Hoogmogende voorgelezen, waarin<br />
voor het toelaten tot de Statenvergadering van de leden een<br />
eed geëischt werd met de verklaring, dat zij "van den papistischeu<br />
Godtsdienst afkeerig waren en voorstanders van den<br />
waren Olmstelijken Hervormden Godtsdienst." Zoodra dit schrij-<br />
ven was voorgelezen, stonden de volgende katholieke edeleu<br />
van hunne zetels op en verlieten de Statenzaal : Joan Rengel'S<br />
tot den Areudsboê, Gerrit van Laer, Willem van Dentichem.<br />
.J oan van Middachten, Joan van Oldeneel, Hendrik Haegen,<br />
Seino Hagen, Pelgrim Haegen en Joan Haegen. Liever trokken<br />
Z\j zich van alle Staatsbestuur terug dan te handelen tegen<br />
hun geweten. Zij verzochten eenparig van hun eed ontslagen<br />
te worden en de vrijheid te hebben om zich op het platteland<br />
te vestigen. Later in 1657, 1675 en 1705 vergden de reg-Ie-<br />
men ten zelfs, dat de leden door getuigschrift bewezen, niet<br />
alleen voorstanders, maar ook openbare belijders te zijn van<br />
den Staatsgodsdienst.<br />
1) Volgens het Brcue Chronicor: Mi.lsional·iol·mn S . .J. in agro 'fmnsisaùuio<br />
zou P. Gatbuis reeds in 160L Overijsel doorkruist hebben en .<br />
in 1603 daarbij geassisteerd zijn dool' P. Gerardus Carbon ell us. Deze<br />
datums stroaken echter niet Illet de feiten, dat P. Cathuis eerst in<br />
1606 en P. Carbonellus in 16.12 pr iester werd gewijd.<br />
2) Niet ill Twente, waar het handhaven van het status quo aanleiding<br />
gaf tot menigen strijd. De Hullu Ouer de keikei. teest. in<br />
Tuenûie. Archie] v. h. Ám'tsb. Utreeht. XLV. 194.
123<br />
Voor de Katholieken van Zwollekerspel en Salland was deze<br />
exodus der edelen naar het platteland een uitkomst, want overal<br />
lagen kasteelen van Roomsche bezitters.<br />
Vooreerst had' men het landgoed de Hare, een aanzienlijke<br />
bezitting van de barons van Oldeueel, l'lien ook de havezathe<br />
Hengvorden toebehoorde j vervolgens het huis Ganzeorink, eigen-<br />
.dom van de barons van Doetinchem, een geslacht dat steeds<br />
voor den vaderlijken godsdienst geijverd heeft j dan de havezathe<br />
Hoeulo, oudtijds een leen van het Sticht, maar vergeven<br />
aan de katholieke heeren Van Laer. Niet vervandaar stond<br />
het Spijkerbosch, in eigendom toebehoorend aan [onker Jan<br />
Krijt j meer noordelijk lag het adellijk huis de Boskamp, dat<br />
in het midden der 17de eeuweigendom was van jouker Hendrik<br />
Penninck, later in bet bezit kwam van het geslacht Van Hoevel<br />
tot Westerflier, totdat het in. 1802 overging' aan de katholieke<br />
gemeente te Olst, die op deze plaats hare kerk stichtte. De<br />
jonkers Knappert bezaten destijds het huis Övernuirsd« en<br />
den Lucnienberq, terwijl de katholieke familie Stuerman op<br />
den Stoltenberq gevestigd was. Onder Herxen lag het huis<br />
del' familie Van Westerho1te, in de Broekhuiise» bij Dalfsen<br />
het kasteel van [ouker Vau Ruijtenberg, te Heino de Solenspijker<br />
van jouker Sweersen, te Emmen de Spijker van jouker Glauwe,<br />
aan de Vecht het huis van jouker Van Uiterwijck.<br />
Al deze huizen waren toevluchtsoorden en schuilplaatsen voor<br />
de "mispapen" . De J ezuieten hielden daarin 't geheim vergadering'<br />
en noorligden ook de omwonende landlieden uit om aan de<br />
godsdienstoefening deel te nemen, Was de toegang tot het eene<br />
huis door den drost of zijn handlangers versperd, dan vonden zij<br />
een wijkplaats in een auder huis. Verstoring van de godsdienst,<br />
oefening was in den regel mlnder te vreezen. omdat de rechterlijke<br />
macht el' gewoonlijk tegen opzag' om een adellijk huis te overvallen.<br />
Daarenboven was de drost dikwijls verwant aan deze adellijke<br />
geslachten j hij beloofde aan de synoden de plakkaten "so 1II0ge-<br />
Iyck" te zullen uitvoeren, maarliet de .,mispapen" ongemoeid.<br />
De eerste vergaderingen of conventikels waren uiteraard niet<br />
druk bezocht en zeldzaam. 'I'wee, driemaal in 't jaar kwam<br />
pater Cathuijs te Herxen en te Wijhe, en zag' dan een vijftig',<br />
tal geloovigen rondom zich vereenigd.
124<br />
In 1618 werd Volquerus Herkinge, een seculier priester, door<br />
den apostolischen Vicarius Rovenius tot pastoor van Zwolle<br />
benoemd en daarbij voorzien van de jurisdictie en de para.<br />
chiale rechten over alle omliggende plaatsen. Erachtens deze<br />
uitgebreide volmacht strekte hij zijn bediening tot Devente}'<br />
zelfs uit. Ook te Kampen, Hasselt, Steenwijkerwoldt werd zijn<br />
hulp ingeroepen; daar het evenwelonmogelijk was al die plaatsen.<br />
te bedienen, moest hij een groet gedeelte van het arbeidsveld<br />
aan de J ezuieten van Zwolle overlaten. Tegelijk ontvingen<br />
deze paters hulp van medebroeders, die op hun doorreis naar<br />
Friesland Overijsel bezochten; aldus was hier eenigen tijd werk.<br />
zaam : pater Jan Wouters en Viering in 1617, pater Theodorus<br />
van Rijswijck.<br />
Zulk een toestand liet veel te wenschen over. De Provinciaal<br />
der .Jezuieten, tevens Overste der Missie, pater Jacobus Tyrinus,<br />
nam derhalve een verstandig besluit, toen hij de priesters van<br />
Zwolle, die te zwaar onder den last hunner bediening gebukt<br />
gingen, van de zielzorg' der Sallandsche Katholieken onthief<br />
en een afzonderlij ken zendeling voor het platteland aanstelde.<br />
Hij benoemde pater Engelbertus van Vilsteren ; de keuze getuigt<br />
van overleg.<br />
Engelbert, naar volksgebruik verkort tot Egbert en Engel (1)<br />
stamde uit het geslacht van Vilsteren, een aanzienlijke familie<br />
te Wijhe. Bij was geboren den 26 Juli 1591, in de Societeit<br />
getreden den 19 Maart 1614 en tot priester gewijd den 20sten<br />
Maart 1622. Van 1623 lot 1626 was hij te Gouda in bediening<br />
geweest, doch daarna werd Salland hern tot werkkring aangewezen,<br />
waar hij in 1629 te Wijhe zich voor goed vestigde<br />
ten huize zijner zusters. Men mag veronderstellen, dat hij goed<br />
op de hoogte was van de plaatselijke toestanden, in betrekking<br />
stond tot verschillende aanaienlijke families en bij den drost<br />
van Salland in de uitoefening van zijn bij de plakkaten ver.<br />
boden ambt op eenige oogluiking kon rekenen.<br />
Zijne vestiging te Wijhe vond geen algemeene instemming',<br />
en wel niet bij degenen, die met de zielzorg dier streek waren<br />
belast, maar ie onmogelijk naar behooren konden waarnemen.<br />
(1) J J. Graaf. Neâerlamdsche Doopnamen.
125<br />
En hierraken wij een zwak punt der katholieke zending in<br />
de Vereenigde Provinciën.<br />
Van het begin hunner komst in de Vereenigde Provinciën<br />
ontplooiden d'll Jezuieten een ijver en eene werkkracht, die<br />
bewondering afdwingen. Geen vermoeienis, geen gevaar, geen<br />
kerkerstraf, geen verbanning outzagen zij om den verspreiden<br />
katholieken geestelijke hulp te verleenen. Bij voorkeur 's nachts<br />
trokken zij ei- op uit om de verstrooide schapen te bezoeken.<br />
,,10.oecke jaeghers" noemt pater Poirters zijn medebroeders,<br />
die de kuilen weten, waarde zielen schuilen, eu 's nachts een<br />
g.oede vangst vinden. Zij steunden bij die apostolische tochten<br />
op pauselijke volmachten, doch kwamen in conflict met den<br />
apostolischen Vicarine, die als hoofd van het Hollandsch Missie-<br />
gebied d.o.or dit vrij en voortvarend optreden zijn rechten ver-<br />
kort achtte. In 1624 werden door de Concordia van paus<br />
Urbanus VIII de artikels vastgesteld, waaraan beide partijen<br />
zich hadden te houden, doch deze overeenkomst maakte aan<br />
het geschil geen einde. Terwijl o.a. de schrijver van het be-<br />
kende Chronicou Soc. Jesù den apostolischen Vicarius Rovenlus<br />
verwijt, dat deze zich verzet tegen de uitvoering der Concordia,<br />
omdat hij te Zwolle geen tweeden Jezuiet en geeue Dominicanen<br />
wil toelaten, zooals gestipuleerd was 1), betoogt pastoor<br />
Waeijer onder krachtig protest, dat de J ezuieten "qllallsuys"<br />
een ordebroeder boven het geoorloofde getal te Zwolle binnen-<br />
voeren. Het was een netelige rechtskwestie, die aangescherpt<br />
werd door wederzijdsehen naijver; men trachtte elkander te<br />
verdringen, den voet te lichten, als 't ware vliegen af te vangen,<br />
en veroorzaakte daardoor treurige partijschap onder het roornsche<br />
volk. Pastoor Waeijer's geschiedverhaal strekt daarvan t~t<br />
. bewijs.<br />
Ook in Salland is dit de keerzijde del' medalje, Een zuster<br />
van P. Engelbert - aldus het Chronicon - verzocht in 1630<br />
aan de protestantsche overheid voor haar broeder verlof om<br />
zich te vestigen .op het platteland, waar geen enkele priester<br />
zich bevond, doch katholieken, die door een seculleren priester<br />
,) Breve Ohronicon. P. P. M'issiona,"iomm S. J. in Trosuiealania. A"chief<br />
v. d. Gesch. v. h. Aartsb. Utreoht Dl. 6 blz. 412.
126<br />
heetten te zijn opgestookt, vroegen om dit verzoek van de hand<br />
te wijzen. Niettemin werd haarverzoek ingewilligd .<br />
.P. van Vilstèren bezocht onvermo~id de verschillende buurschappen,<br />
waarde katholieken op bet bericht zijner komst in<br />
enkele boerenhofsteden samenkwamen, natnurlij k bij kleine<br />
groepen. Ook verwierf hij toegang tot de landintizen en havezathen.<br />
In 1630 keerde door zijn tusschenkomst de vrouwe van<br />
WesterhoIte, wonende op het huis Herxen bij Wijhe, tot het<br />
geloof der vaderen terug. Haar kasteel bood later een blijvend<br />
tehuis voor de paters J ezuieten.<br />
Van Wijhe ondernam hij tochten naar Raalte, Heeten, Broeckland<br />
en OIst. De werkkring breidde zich zoover uit, dat hem<br />
een assistent werd toegevoegd in pater Carolus Isembaert. Deze<br />
kwam tevens P. Engelbert's plaatsvervangen, wanneer laatstgenoemde<br />
voor de belangen der Societeit elders moest optreden,<br />
want het schijnt, dat beleid en doorzicht voor het voeren van<br />
onderhandelingen den Sallandsehen edelman bijzonder eigen<br />
waren; aldus was hij meermalen werkzaam in Holstein, en<br />
ook in 1638 te Enkhuizen voor de oprichting eener J ezuietenstatie.<br />
Pater Isembaert, dragend den schuilnaam van Andreas van<br />
Balen of Kelderrnan, was omstreeks 1570 te Brugge geboren en<br />
dus reeds op leeftijd, toen hem Salland tot arbeidsveld werd<br />
aangewezen. Ondanks zijn leeftijd trok hij dool' weer en wind<br />
naar het K oord-westelijk deel van Overijsel tot Vollenhave toe;<br />
zijn rustkwartier had hij op het kasteel te Herxen.<br />
In Maart 1635 was hij te Kampen en had daar zijn intrek<br />
genomen bij den procureur Mr. Jan Jansen SaaI. Zoodra de<br />
Katholieken hiervan verwittigd waren, kwamen zij voor dag<br />
en dauw in het huis van den advokaat bijeen om de Mis bij<br />
te wonen, terwijl sommigen van die gelegenheid gebruik wilden<br />
maken om te biechten.De toeloop, hoe heimelijk ook, had<br />
echter de achterdocht gewekt. van de stadsdienaars. Plotseling<br />
kwamen zij binnenvallen, grepen pater Isernbaert, te midden<br />
zijner priesterlijke bediening, en voerden hem gevankelijk naar<br />
het stadhuis. De heeren van den gerechte waren zoo "genadig''',<br />
dat zij niet de volle boete voor deze wetsovertreding' eischten;<br />
zij "mitigeerden" de straf en bepaalden deze "op eene gelt-
127<br />
peene van soeven hondert Carelsgulden, hem daer beneffens<br />
bamiende uut de stadt, derselver vryheyt ende haer verschepen,<br />
om daerinne nyet weder the commen by ~t hoochste". Deze<br />
sententiebevatte nog' de volgende welwillende C:) claüsnle :<br />
"dat hij sijne gevanckenisse nyet relaxiert werden (solde) VOl'<br />
ende al elu hij die penningen ende zijne eosten gelecht. doende<br />
daerbeneffens behoirliche oervehede".l) Volgens de plakkaten<br />
werd ook zijn gastheer, l\Jr. Saal, voor het gerecht gedaagd<br />
en veroordeeld tot eene boete van driehonderd Karelsgulden.<br />
De advokaat betaalde voor zich en den pater onmiddellijk<br />
zeshonderd Karelsgulden uit eigen kas en verwierf uitstel van<br />
betaling voor de resteerende vierhonderd gulden, mits hij bij<br />
testament gelijke som aan de armen legateerde.<br />
Wanneer het Missie-verslag van Rovenius juist is, telde<br />
.Wijhe in 1635 ongeveer 400 communicanten; vermoedelijk zijn<br />
hierbij de omliggende buurtschappen niet begrepen, want een<br />
nieuw verslag van 1638 begroot het aantal communieanten op<br />
1500. De verslagen van 1642 en 1656 spreken van 1200. De<br />
aalmoezen tot onderhoud voor de priesters waren karig en<br />
nauwelijks voldoende.<br />
In 1636 ondernamen de zendelingen een tocht naar Ommen,<br />
waarin geen vijftig jaar een priester zich vertoond had. De<br />
meeste inwoners, en nog meer hunne kinderen en nakomelingen,<br />
zegt pastoor Waeyer, waren in dien tijd "tot de nieuwgezinde<br />
religie vervallen". In de vergadering kwamen een zestigtal<br />
Katholieken bijeen, allen hoogbejaarde lieden, doch geheel<br />
onwetend in de eerste "beginselen van den roomsehen godsdienst<br />
en de plichten van een Christenmensch. Om de twee of drie<br />
maanden gingen nu de paters derwaarts, doch na eenige jaren<br />
was de roornsche gemeente door het overlijden dezer lieden op<br />
enkele huisgezinnen na uitgestorven,<br />
Meer vrucht leverde hun arbeid in de buurtschappen of<br />
markeu van Raalte. In de buurtschap Heeten vonden zij éen<br />
1) Veltl.Jnijsen. De invoering dm' He7't'ornting en de uicderopleoùu: van<br />
het Katholicisme te Kampen. Archief 'v. d. Gesch. v h A(!I·t.'b. Uts-eest.<br />
Dl. 25, biz 193.
128<br />
vaste woning of schuur, waar zij de Katholieken tot de<br />
godsdienstoefeningen konden verzamelen, namelijk op het<br />
erve Nieënhof. Volgens een oud handschrift 1) hielden zij<br />
nog conventikel 1°. in het huis van de erven Joring, thans<br />
bewoond door den heer J. Remmers, 2°. in het huis, genaamd<br />
Breeënbroek in Boekele, 3". in het huis, geuaamd de<br />
Wieferink in Linderte, en later, waarschijnlijk na 1661, op<br />
tle erve Worms.<br />
'Gelijk overal in den lande heerechte ook in Salland gedurende<br />
de jaren 1636 en 1637 eene besmettelijke ziekte. In<br />
dien rampspoedigen tijd brachten de priesters verschillende<br />
Katholieken tot hun plicht terug'; de een bekeerde er twintig,<br />
de ander tachtig, terwijl negentig doopsels ter sluiks werden<br />
toegediend en zes-en-zeventig huwelijken gewettigd.Een honderdtal<br />
Katholieken bezweken aan de epidemie, maar zij stierven;<br />
voorzien van. de laatste Sacramenten.<br />
Te midden van dien overstelpenden arbeid werd P. Isembaert<br />
naar Nijmegen ontboden, waar de nood het hoogste was, zoodat<br />
P. van Vilsteren eenigen tijd met de zielzorg der geheele<br />
streek was belast. 2) De Katholieken van Zwolle zonden thans<br />
een herhaalde suppliek tot den apostolischen Vicarius, waarin<br />
zij de paters wegens hun ijverigen arbeid den hoogsten lof<br />
toezwaaiden en dringend om meerdere religieusen verzochten.<br />
Aanvankelijk vond deze suppliek bij den kerkvoogd geen goed<br />
onthaal, doch ten slotte stemde hij toe, en aldus werd in 1637<br />
een standplaats del' Jezuieten gevestigd te Vollenhoven en in<br />
1638 een te Randen. De heer Cornelia van Doetinchem verleende<br />
hun gastvrijheid in zijn landhuis te Randen en gaf hun<br />
de gelegenheid om vandaar uit Colmschate, Helderen en Wesepe<br />
te bedienen. Het arbeidsveld der J ezuieten werd nu in drie<br />
districten verdeeld: Wijhe, Vollenhoven en Randen, terwijl nog'<br />
een Jezuiet naar Twente toog.<br />
Reeds meermalen was erdoor de synode op aangedrongen<br />
I) Nagels Het kerspe; Raalte ell omst'/·eken. Archief u. d Gesch. v h,<br />
Aartsb. Utl·echt. Dl. 30, blz. 272.<br />
~) Te Nijmegen werden in 1636 tusschen 17 en 20 Mei drie Jezuieten<br />
door de pest weggerukt.
129<br />
dat niemand zijne kinderen door priesters mocht laten doopen.<br />
Op de synode van 1620 werd uitdrukkelijk geformuleerd:<br />
"dat expresselyck moge verboden worden, dat niemant zijn<br />
kinderen bij eenige papen moge brengen om gedoopt te worden,<br />
gelyck: bij experientia bevonden wordt". In de plakkaten werd<br />
aan dat verlangen aandacht geschonken, doch aan de uitvoering<br />
werd niet de hand gehouden Doch den 20sten Augustus<br />
1645 verscheen wederom een plakkaat, waarin vooral ten<br />
plattenlande onder de zwaarste boeten het laten doopen van<br />
kinderen dool' priesters werd verboden. Groote verslagenheid<br />
bracht het plakkaat onder het landvolk teweeg, want werd de<br />
arme landman betrapt, dan zag hij zich door de zware boete<br />
geruïneerd. Van een anderen kant mocht hij in geweten zijn<br />
kind niet dool' een predikant laten doopen, gelijk de katholieke<br />
theologanten leeren. Niet weinigen bezweken voor de bedreiging,<br />
maarvelen bleven standvastig in het trotseeren van den<br />
gewetensdwang. Zij stelden, door bemiddeling der Jezuieten,<br />
een verzoekschrift op, waarin zij uit de resoluties del' Staten-<br />
Generaal bewezen, dat eertijds aan alle ingezetenen gewetensvrijheid<br />
was beloofd, dat de Menutsten vrijheid hadden van doopen,<br />
de Israëlieten van besnijden. Het verzoekschrift werd den<br />
drost van Salland en den Raad van Goor aangeboden, Illet dit<br />
gelukkig gevolg, dat voortaan het doopen door priesters ooglnikend<br />
werd toegestaan en niet meer beboet.<br />
Het aantal Katholieken was intusschen over het geheel tot<br />
meer dan vier duizend gestegen; ze woonden zeer verspreid;<br />
velen waren van Wijhe uit bezwaarlijk te bereiken, vooral ill<br />
den winter bij slecht begaanbare landwegen. P. Engelbert kocht<br />
daarom in 1653 op viel" nul' afstand van Zwolle en een half nul'<br />
beoosten het dorp Wijhe een erf, dat aan den grooten weg<br />
naar Raalte lag. Het vormde ongeveer het centrum van zijn<br />
werkkring en heette Strijdveen. Daar de wereldlijke arm<br />
mlnder zwaar drukte en de hardvochtigheid voor meer welwillendheid<br />
begon te wijken, ondernam hij op dit terrein<br />
den bouw van een huis, dat vrij aanzienlijk was en op fi 4000<br />
werd geschat; het omliggend land braeht hem jaarlijks fi 250<br />
aan pacht op. Van meubelen werd het huis spoedig voorzien.<br />
Van dit middelpunt uit bezocht hij drie adellijke huizen en
130<br />
twee dorpen, tot vier uur gaans, Op Zon- en feestdagen, en<br />
dikwijls door de week, predikte hij voor 150 à 200 toehoorders;<br />
hij gaf catechiemus aan 400 kinderen: dit getuigt ons<br />
zijn Provinciaal P. Deckers, die in 1656 verslag van deze<br />
statie gaf. P. Engelbert was toen een man op leeftijd; maar<br />
nog vol ijver, meer gevierd bij het landvolk dan bij den<br />
adel. Voor zijn onderhoud ontving hij jaarlijks 100 gld. aan<br />
aalmoezen.<br />
Om hein in zijn arbeid, dubbel zwaar wegens' een ongenees-<br />
lijke kwaal, bij te staan, werd hem in 1657 P. Jacobus Valek<br />
alsmedehelper en toekomstig opvolger toegevoegd. Nog' drie<br />
jaar' sleepte hij zijn verzwakt lichaam voort, totdat hij den<br />
22sten Januari ieso overleed en daarop te Wijhe in zijn<br />
familiegraf werd bijgezet.<br />
P.' Jacobus Valek, geboortig van Calais, werkte in stilte<br />
voort, en zag zijn gemeente, zij het ook langzaam, aangroeien,<br />
In 1661 traden tien personen tot den katholieken godsdienst<br />
over; te Luttenberg waren alle inwoners op een na, katholiek;<br />
in alle vergaderplaatsen hield hij catechismus en diende het'<br />
doopsel toe. Doch de lucht betrok; de plakkaten kwamen weer<br />
spoken<br />
Op Kerstmis van, het jaar 1662 werdeu drie' kasteelen, nabij<br />
Deventer, die van Wijhe nit bediend werden, overvallen door<br />
den "verwalter" in de hoop daal' dell mispaap te grijpen, doch<br />
de prooi was ontsnapt. 'I'ezelfder tijd werd het plakkaat tegen<br />
het deopen door papen weer gehandhaafd ell dour zware boeten<br />
verscherpt. Ondanks dien druk gelukte het aan P. Valek in<br />
1663 een vijftigtal kinderen te deopen en in 1665 honderd en<br />
acht. Na een kommervolle bediening' van negen jaar overleed hij<br />
in 1666 te Zwolle en werd in de oude parochie-kerk te Wij he<br />
begraven,<br />
Tot zijn opvolger kwam P. Godefridus van Gessel, die van<br />
1651 tot 1664 in Twente eu in het land van Doesburg<br />
werkzaam was geweest, een 11Jan, gehard door de beproeving,<br />
want toen hij- in 1664 ambtshalve naar den Briel ging, werd<br />
hij daar gegrepen en in den kerker geworpen. Niet lang<br />
toefde hij te Wijhe; in 16öö werd hij naar het zuiden teruggeroepen<br />
en vervangen door P. Zeger van Appeltem.
131<br />
Deze Jezuiet nit aanzienlijken huize te Nijmegen in 1619<br />
geboren, was in 1640 in de Societeit getreden en in 1650 tot<br />
priester gewijd. Drie jaar later was hij naar Salland gegaan,<br />
waar hij zich te Wijhe vestigde en van daar op vaste tijden,<br />
tochten ondernam naar Vollenhoven, Hasselt, Ommen, enz.<br />
Het was op Sacramentsdag van het jaar 1656, dat hij te<br />
Vollenhoven tijdens den H. Dienst werd overvallen, voor<br />
100 ducatons beboet en verbannen. In 1667 keerde hij terug<br />
en vertoefde in Duur op den Luchtenberg. het buiten van<br />
den heer Knoppert.<br />
De verhouding van de Jeznieten tot den apostolischen Vicarius<br />
werd in die dagen meer en meer gespannen. In het Missle-<br />
verslag van 1656, door den apostolischen Vicarius La Torre<br />
naar Rome opgezonden, wordt onomwonden gezegd dat twee<br />
Jezuieten n.l. Zegher van Appeltem en Mattheus de Vos zich<br />
onlaugs in het land 'van Zwolle hebben ingedrongen. Onder<br />
den apostolischen Vicarius Neercassel werd de rechtskwestie<br />
nog hooger opgevoerd, zoodat de J ezuieten zich genoodzaakt<br />
zagen hun vermeend recht door bewijs<strong>stuk</strong>ken te staven. Zij<br />
beriepen zich, wat hunne werkzaamheden in Salland betreft,<br />
'up aanstellingsbrieven van Rovenius en De Metz, op getuige-<br />
nissen van P. J oannes Blocklandt, superior der missie, op<br />
zendingsbrieven van La Torre - concessienes Ephesinae en<br />
up getuigenissen der aanzienlijkste familiën van Salland.<br />
Deze laatste bewijs<strong>stuk</strong>ken luiden aldus :<br />
"Doordien wij ouderschreven met extreem groot misnoegen<br />
moeten herhooren, dat eenige schijnen te ondernenlen noviteijten<br />
in te voeren; daer nochthans in die provintie van <strong>Overijssel</strong>,<br />
die gehuchten van't platte landt, zooals Wijhe Raelte, Terheyno,<br />
Hellendoorn; Vilsteren, Welsen, Hasselt, 'Vollenhoveu, Blockzijl,<br />
als andere plaatsen langs de rivière de Vecht voor een, drie<br />
a viel' jaer, dool' pl'. Petrus van Wissen, priester der Societeyt<br />
J esu ende voorhem door andere paters van desel ve Societeyt<br />
bedient zijn, als bij: Adrianus Coerten, Franciscus Beaumeslus.<br />
N. Mesdach ; N. van Suerck, N. Isembaert, N. Goyvaerts, N.<br />
Rywenborch, Wiehardus Mathiae, 'I'heodorus van Alckemade,<br />
J oannes van der Laen, Zegerus Appelterre, Godefridus van<br />
Gessel ende door meer andere van die voorseyde Societeij t ;
132<br />
dewelcke uyt de stadt Swolle als een derden pater plegen nyt<br />
te Iocpen om die voornoemds gantschelyck verlaten plaetsen,<br />
districten ende statien alleuckskens die catholycke Roomsene<br />
religie weer in te voeren; daer in den beginne van dien boven<br />
vyff, sess a seven menschen qnalyck tel' vergaderinghe<br />
quamen en Godts heijligh woordt aenhoordeu ende nu tot twee,<br />
drie a vier hondert zielen bij wijle op een vergaderinge compareeren<br />
ende zoo aengewassen zijn, Dus dat die vorseijùe<br />
paters van tijdt tot tijden, 't weIck oock te noteeren, Illet<br />
kennisse ende consent van (lie voorgaende bisschoppen ende<br />
provicarii, altoos die voorgemelte platte lauden ende die goede<br />
ingesetenen van dien met succes van dagelijkschen merckelijeken<br />
aenwas, sedert die 50 jaeren laager herwaerts snecessivelijck,<br />
continuelijck ende sonder eenige interruptie die<br />
goede catholijcke gemeijnte, tot hun groet genoegen, met<br />
doopen, trouwen, siecken te berechten ende alle andere pas.<br />
torele functiën, geen uytgesondert, tot stichtinge, sonder onthouden<br />
ende buijten alle eontradictie oock loffelijck bedient<br />
hebben; en desen pater van 'Wissen in gelijcken state ende<br />
functie aldus nn in dier voege als noch daer in contiuueert.<br />
Soo dat het iu del' waerheijt ons dunckt, tegen alle J'eden ende<br />
justitie, oock die grootste ondanckbaerheijt van de werelt te<br />
sijn eenighe soodauighe goede patroonen ende seer ij verige<br />
voortplanters van't heijligh Roorusclie geloove, die het zwaerste<br />
nu hebben verricht, in hun overoude possessie niet alleen te<br />
turbeeren, inbreuken te doen; ne maer oock hun pooghen daeruijt<br />
te stooten ende andere wereltsche heeren, daervan ettelijcke<br />
qualijck een jaer in de theologie gestudeert hebben, wederom<br />
in haer plaetsen, tegens wille ende geneijgtheijdt van die gemeijnte,<br />
te schuijven ende in te dringen, 't welek also mede<br />
geen kleijn schandael sijnde, oock veele in flauwigheyt, soo<br />
niet, vermits dusdanige gebreneken ende cueenigheden bysonderlyck<br />
ouder die gees tel ijcken, in veranderiuge van het geloof<br />
in dese quartleren souden oormen doen vervallen, voor allen<br />
onder alsuloken behalve diverse edelen, vele simpele huysluyden;<br />
willen wij verhoopen, dat tot voorcominge van snick, oft dusdanighe<br />
nieuwig-heden, turbatiëu ende iufractien dool' oordere<br />
van de hooge handt, sal worden ing-ehonden ende met al sulek e
133<br />
paters del' societeijt- die gemeynte voortnen laeten .bedienen<br />
als voorheen, waermede zij bedient, oock vergenoegt hun be-<br />
viuden. Tot teijcken van't welck ende dat het voorsereven<br />
in alle oprechtigheid, SODals boven geposeert waer is en 001'-<br />
deele die billickheijd in alles conform te sijn, hebben wij onder-<br />
schreven ex 1;ero justitiae zele, Doek met eene goede conscientie<br />
dese gepasseert, geteijckent ende door een burgemeester nevens<br />
secretaris ? met het stadszegelopgedrukt mede !aeten<br />
bevestigen den 10A ug. 1670.<br />
Actum in de provincie van <strong>Overijssel</strong>.<br />
Henricus Knoppert, Lucas Bruyns, Hieronymus Knoppert,<br />
Wilhelm Evertsz, Burchard van Lingen, Franciscns Ignatius<br />
van Oldeneel, Gerrit Gysbertsz Bonn.<br />
Locus sigilli. Meynard Kervel, secreraris,<br />
Wij onderschreven getuigen mits desen voor de gerechte waer-<br />
heijd, dat de plaetsen tegenwoordigh bedient, sao in Wijhe)<br />
Raelte als Olst door pr. Zegerus van Appelterre, priester der<br />
societeijt als pl'. Jacobus Valek, pl'. Eugelbertus van Vilsteren,<br />
pl'. Matthaeus de Vos, alle drij zaliger gedacht ende meer<br />
andere te voren, die uyt Zwolle plachten uyt te loop en ende<br />
dat nu over de 50 jaren, om dese verlatene statien aliens kens<br />
te formeeren, zijn bedient gewec: t, geduriglijck, getl:ou~",elijck,<br />
tot contentement van de catholijcke en groote aenwasch van<br />
de H. Kercke. Verclaeren daer en boven dat gedurende allen<br />
dien lijdt, deselve paters van den beginne af en eer z\i noch<br />
Dijt domicilium hier ofte vaste woninga gestelt hadden, in<br />
alle de bovengenoemde plaetsen, gedoopt. getrout, de siecken<br />
berecht ende alle pasterele ampten loffelijck ende tot stichtinge<br />
sonder eenige eontradictie bedient hebben, 'l'oirconden der waer-<br />
heijdt hebben wij desen met anse handen onderteijckent ende<br />
met onse signaturen bezeg-elt, bereijdt daer en boven, ten allen<br />
tijden des noorlig zijnde, alle hetsel ve met solemneelen eede<br />
te bevestigen desen 30 .1uJi Ui70<br />
Gerrit Jansz. de Vriese , heer tot Wesenbergh; Jan Swaefken,<br />
heel' tot Rande, Gerhard van Laer, heel' tot Honlo. I)<br />
') Archief 'u. d. Gesch. v. h, Aartsb. Utrecht, Dl. 2, blz. 477.
134<br />
De invallen del' Munstersche troepen in den Achterhoek en<br />
in Twente, de voortdurende bedreiging van Bernard van Galen,<br />
die, gelijk lastertallgen verspreidden, op bevel en gezag van<br />
den Pans, de wapens tegen de Republiek aangordde, waren<br />
oorzaak, dat de Katholieken beschuldigd werden van te heulen<br />
met den vijand en door het gemeen voor landverraders werdeu<br />
uitgekreten. Nieuwe vervolgingen dreigden P. van Appeltem<br />
achtte het in dien troebelen tijd noodzakelijk om krachtige<br />
maatregelen te nemen.<br />
Den [sten Januari 1671, toen hij op de havezathe Honlo<br />
kerkte en de "adel en steunpilaren" zijner gemeente daal' aanwezig<br />
waren, stelde hij voor iemand nit hun midden te kiezen,<br />
wien zij het beheer dertijdelijke zaken konden toevertrouwen.<br />
J onkel' Gerard van Laer, heer van Honlo werd daartoe gekozen.<br />
Vervolgens wees hij op "de wolcke en tempeest van perseentie<br />
boven ons hoofd hangende." Daar dit "all wee!' noch dool'<br />
gewijde keersen noch dool' gelnyd del' kloeken hiel' te lande<br />
kan worden verdreven, synde hiertoe' van noode dell clanck<br />
van een ander metael," verzocht hij een eendrachtige en vrij-<br />
willige contributie van alle leden. De lijst ging rond; Cornelia<br />
van Doetinghem teekende voor acht ducatons en beloofde nog<br />
25 g·ld.; Gerard van Laer 25 gld., Vrouwe van Laer beloofde<br />
15 gIl, Egbert van Egmont 15 gld., .Ioan Swaef ken 25 gld.,<br />
Henrick Swaefken 30 gld., Arnold van del' Marsch 25 gld.,<br />
Jan Antonius vall Middachten tot Vriesewijck 25 gld., Jan<br />
Gerrit de Vriese tot den Wesenberg' 25 gld., Willem ten<br />
Bruggen 6 gld.<br />
Met den klank dezer schijven zal men den storm voorloopig<br />
hebben bezworen.<br />
Als een vloedgolf stroomden in 1672 de legers del' bisschoppen<br />
van Munster en Keulen, gesteund door een Fransch hulpkorps.<br />
Overijsel binnen. Alle steden openden nagenoeg zonder slag<br />
of stoot hare poorten. Omkooperij en verraad bleken in 't spel. 1)<br />
1) .Het bleek spoedig dat onikooperij en verraad hiel' een groote<br />
rol haddon gespeelcl; cle griffier cler Staten, eenige leden van clen<br />
Overijselsohen adel, eenige regenten bleken een complot te hebben<br />
gesmeed om de provincie aan den vijand over te geven." - Blok.<br />
Gesch. v. h. Ned. Volk. III. 176.
135<br />
Mieschien werkte de langdurige, heftige verdeeldheid in den<br />
boezem der Staten deze wankelmoedigheid in de hand. Ook is<br />
niet uitgesloten, dat men op economisch gebied meer heil zag<br />
in een voorland te zijn van het bisdom Munster, dan in een<br />
landprovincie van het machtige, zelfzuchtige Holland. Wat el'<br />
van zij, de bisschop van Munster deelde, als ware hij landheer,<br />
de lakens uit. Overal. gaf hij de kerken, die vóór een eeuw<br />
ontroofd waren, aan de Katholieken terug'. In de kerk van Olst<br />
stelde hij tot pastoor een Minderbroeder aan nit Keulen, in<br />
die van Wijhe P. Appeltern, in Raalte den Jezuiet P. van<br />
'Wissen, in Reina een seculieren priester uit Roermond.<br />
Deze stand van zaken duurde, gelijk men weet, nog geen<br />
twee jaren. In April 1674 moesten de beide bisschoppen vrede<br />
sluiten; in Mei trokken hunne legers, na zware brandschattiug',<br />
haastig af, en vóór deze maand ten einde was, waren alle<br />
kerken weer in handen del' B ervormden. De toestand der<br />
Katholieken was door den inval des vijands eerder verslechterd;<br />
want leed en schade trachtte men op de papisten te verhalen;<br />
bovendien openbaarde zich onder hen een geest van moedeloosheid<br />
nu de hoop op algemsene godsdienstvrijheid weer vervlogen<br />
was en wellicht voor immer.<br />
Onder de vreemde priesters, die onder de schutse van's vijands<br />
legervaan Overijsel waren binnengedrongen, behoorde ook een<br />
regulier kanunnik, Arnold van Baerle ; hij had zich te Randen<br />
bij Colmschate gevestigd, bleef achter, toen de troepen aftrokken<br />
en begon zijn werkkring uit te strekken tot Olst. Dit alles<br />
geschiedde, zoo gezegd werd, "door ingeven en doordrijven"<br />
van heel' Sommer, pastoor te Zwolle. De voornaamste Katholieken<br />
van Olst: Henneus van Keppel,' Gerard van Laer tot. Henloc<br />
en Herman Penninck tot Boscamp deden nu hun beklag bij<br />
den apostolischen Vicari us, clat genoemde kanunnik "uu gedurigh<br />
een jaar lanck ons ell onsen Pater met veel schrijvens en<br />
andersiuts seer moeylick valt om sigh Dock hier te Olst in te<br />
dringen en om onsen gewonelycken pastoor gants uyt te<br />
dryven, niet sonder groot gevoelen en met aenstootelycke<br />
verergheruisse van veeIe, die dese ongerimde rnanier van<br />
handelen in een vreemd priester tegen onsen gewonelycken<br />
pastoor grootelyck verwonderen," Zij drongen met kracht el'
-, 136<br />
op aan, dat de Kerkvoogd den indringer zou verwijderen. Of<br />
heer Arend van Baerle nog lang op Randen is gebleven, weet<br />
men niet; de Katholieken van Olst zullen zich meerendeel aan<br />
"onsen pater" hebben gehouden.<br />
De pastoors te Olst en te Heino, wier benoemiug' van den<br />
Munsterschen bisschop was uitgegaan, badden als vreemdelingen<br />
zoo spoedig mogelijk Salland verlaten, en nu besloot de Sociëteit<br />
tot eene nienwe verdeeling van districten Wijhe, Olst, Randen<br />
en eenige buurschappen zonden voortaan de eene statie vormen,<br />
terwijl de andere zon bestaan uit Raalte en Heino. Het arbeids-<br />
veld werd zoo afgebakend, dat de pater van Wijhe en Olst<br />
gehuisvest zou zijn op Honlo, en die van Raalte en Heino op<br />
Solenspijker, het bniten van Jonker Sweersens. ')<br />
P. van Appeltem had deze nieuwe regeling niet beleefd.<br />
Na een korten tijd in de oude kerk van Wijhe dienst te<br />
hebben g-edaan, werd hij wegens ziekte naar Nijmegen verplaatst,<br />
waal' hij den l O October 1672 overleed,<br />
Voor de statie van Wijhe werd P. Henrius Dierhout benoemd,<br />
doch deze werd reeds in 1673 vervangen door P. Adriaan van<br />
Heulen. Ook diens pastoraat was van korten dnur; ill 1675<br />
kwam P. Petrus du J umont.<br />
De verdeeling del' zielzorg, hoe goed ook overlegd, mis-<br />
lukte jammerlijk dool' de gevangenneming van P. van Wissen,<br />
die met het pastoraat van Raalte was belast. Deze werd door<br />
soldaten overvallen en naar het huis van den drost te Werkeren<br />
gesleept. Zesdehalve week bleef hij daar gevangen, en eerst<br />
toen de drost een lusprijs van meer dan 700 gld. had ontvangen,<br />
ging de kerkerdeur open en kon de pater met een banvonnis<br />
het schoutambt verlaten. Dit schijnt te hebben plaats gehad in<br />
den loop van November 1675.<br />
Onder den indruk dezer treurige -gebeurtenis belegde de<br />
katholieke adel van Salland op den laatsten Zondag des jaars,<br />
den 29sten December, eene vergadering te Wijhe. Aanwezig<br />
waren: Gerard van Laer, H. E. Doetinghem, Alard Hackfort,<br />
J) Volgens Arelsief ". d. (Jeselt. u. h. -Aa,·tsb. Utrecht, Dl. 30, blz. 275<br />
was omstreeks 1675 Knabenspijker, in 1678 op den Kolk en nà 16M2<br />
het Solenspijker onder Heino de residentie der Jesnieten.
137<br />
Egbert van Egmont, F. J. van Oldeneel, H. F. Kockman,<br />
H. ten Bruggen, B. ten Groeten Ruys, J. W. van Leeuwen,<br />
Pieter de Jonge. Hiel' werd besloten tot het stichten van een<br />
reservefonds om, wanneer een priester gevangen werd, zoo<br />
spoedig' mogelijk het losgeld te kunnen betalen, want het rantsoen<br />
in den kerker, hoe schamel ook, werd tegen woekerprijs berekend.<br />
Het officieele <strong>stuk</strong> luidt: "Wy ondergeschreven beloeven<br />
mits dese, soo wanneer wederom een onverhoopt overval van<br />
stooringe des Overheydts in puncta Reliyirmis mochte geschieden,<br />
gelyck dit jaer in Raalte met vangen van Pater van Wissen<br />
geschiet is, dat wy de een de under in particulier en wy alle<br />
samentlyck sullen instaen voor alle hinder en schade hoe dieselvige<br />
oock van de Overheydt mochte genoemt en geeyscht worden,<br />
en dat een igelyck naer discretieuse quota, hetwelek edoch bij<br />
igelyck in particulier wort toegelaten om te renuntieren ten all eli<br />
tyde naer hun believen, actum Wyhe den 29 December 1675."<br />
De zielzorg van de beide staties rustte nu alleen op. P. du<br />
Jument. Om zoo geregeld mogelijk dat dubbel ambt waar te<br />
nemen, deed hij den lsten Januari 1676 aan de vergaderde.<br />
menigte het volgend voorstel: Niemand, noch heel' uoch boer,<br />
zou op eenige som geschat worden, maar iedereen werd ver-<br />
zocht voor een vast bedrag tot onderhoud der paters in te<br />
schrijven, Bij de boeren zou een boer, bij de dorpers een dorper,<br />
bij de heeren een heer met de lijst rondgaan, De ingezamelde<br />
giften zullen worden afgedragen aan de paters, die daarvan<br />
volgens gewooute aan hun Oversten rekening zullen afleggen,<br />
Het geld zal gebruikt worden tot onderhoud der priesters;<br />
het resteerende zal bewaard worden voor den kwaden dag,<br />
voor gevangenis en ziekte. Wanneer beide staties weel' afzon-<br />
derlijk bediend worden, zalook dit fonds worden verdeeld.<br />
Hierbij wenselite P. du .Iumont de vergadering een zalig nieuw-<br />
jaar en deelde allen boekjes en kleine geschriften uit tot on-<br />
derricht en stichting in ieders huisgezin, Ook kondigde hij<br />
aan, waal' en op welken Zondag hij zon kerken, Met Nieuw-<br />
jaar op den Langen Horst bij den Wesenberg onder Wijhe;<br />
den eersten Zondag van J anuari op Overmarsen onder Olst;<br />
den tweeden op den Heerenbrink in het kerspel Heino op den<br />
heel' Oldeneel; den derden op den Spijkerbosch in het kerspel<br />
·
138<br />
Olst; den vierden op het goed van Vrouwe Buissonnet; den<br />
vijfden op Strijdtveen. Al deze bepalingen vielen bij de gemeente<br />
op goede aarde, want P. du J urnout was een priester,<br />
die bij allen, arm en rijk, evenzeer bemind was. De nederige<br />
hoeven van het landvolk bezocht hij even vaak als de deftige<br />
landhuizen van den adel, - zijne verschijning was overal<br />
welkom, want men wist, dat hij kwam voor het zielenheil en<br />
de eer van God, dat hij zich zelf niet zocht. In 1678 werd<br />
hij door zijn overheid teruggeroepen en vervangen door P.<br />
Franciscus Gijsselbrechts. Deze man putte zijn krachten nit<br />
in het bedienen van vier plaatsen; hij gaf zich aan alien,<br />
maar bezweek onder den arbeid. Een kwaal maakte hem machteloos<br />
en dwong hem in 't voorjaar van 1687 in Brabant<br />
herstel te gaan zoeken.<br />
Ret was tegen Paschen, dat zijn opvolger P. Henricus Ellieul<br />
te Wijhe aankwam. Nog geen tien dagen was hij daar,<br />
toen hij voor een zieke te Raalte geroepen werd, Hij steeg te<br />
paard, maar nauwelijks was hij een eind weg, toen hij achterna<br />
gezet werd door de schout Jan van Wyck, wien men hem<br />
verraden had. Ontkomen ging niet; de schout reed veel vlugger,<br />
haalde hem in, nam hem gevangen en voerde hem te Raalte<br />
in een herberg, waar hij eenige weken bleef opgesloten en<br />
niet dan na zware boete werd losgelaten. Van de boete ont·<br />
ving de drost van Salland 200 ducaten, de schout twintig, de<br />
schrijver twaalf. Hij mocht evenwel in 't land blijven en vestigde<br />
zich op het huis te Honlo, waar hij toefde tot 1690, Sinds<br />
1688 had hij tot assistent P, J cannes Karsten, die zijn verblijf<br />
had op de Vos op Poteampsgced in Heng·eveld.<br />
P. Ellieul werd in 1690 opgevolgd door P. Miehiel van<br />
Scheltinga. Vijf jaar was hij hier werkzaam, toen het kasteel<br />
Honlo, de havezathe der jonkheeren Van Laer bij rechterlijk<br />
vonnis werd geveild en overging aan Rutger van Haersolte<br />
tot Egede. P. Gaspar des Ohamps, die in deze treurige omstandigheden<br />
P. van Scheltinga kwam vervangen, moest naar<br />
een ander verblijf omzien; vermoedelijk vestigde hij zich toen<br />
ook op de Vos. Het was daar, dat hij den apostolischen vicarius<br />
I'. Oodde van 20 tot 24 September 1697 herbergde, toen deze<br />
aan 790 personen het Vormsel' kwam toedienen.
139<br />
Niet lang na deze zeldzame plechtigheid kwam P. Cornelia<br />
de Jong he hem vervangen. Ook deze was op de Vos gelmis vest<br />
en hoedde van daal' uit zijne kudde, totdat hij in 1703 tot een<br />
beterleven overging. Hij werd in de protestantsche kerk te<br />
Wijhe begraven.<br />
Onder zeermoeilijke omstandigheden werd P. Reinier Smeets<br />
in April 1704 door den pro-vicarius de Cock tot het herders-.<br />
ambt toegelaten. De apostolische vicarius Codde was door den<br />
H. Stoel gesuspendeerd, een overgroot deel derseculiere geestelijkheid<br />
trok voor hem partij en meende de zaak des ongelukkigen<br />
Kerkvoogds niet betel' te kunnen dienen dan dool' het<br />
wereldlijk gezag in 't harnas te jagen tegen de Jezuieten,<br />
wien Oodde's val voornamelijk werd verweten. Hun toeleg<br />
slaagde maar al te goed; als retorsie-maatregel tegen Rome<br />
werden in Juli 1708 alle J ezuieten uit Holland verbannen. De<br />
magistraat van Zwolle was in zijn voortvarenden ijver de<br />
Staten vóór geweest. Reeds in October 1707 waren de kerkhuizen<br />
der Jezuieten gesloten en de paters uit de stad gewezen.<br />
Gastvrij werden zij dool' hun ordebroeders op de Vos, waal'<br />
het plakkaat niet was uitgevoerd, opgenomen. Dat verblijf<br />
werd een aantrekking voor hunne Zwolsche kerkbezoekers. die<br />
op Zon- en feestdagen zich liever een tocht van eenige uren<br />
naar Wijhe en Liederholthuis getroostten, dan de kerkhuizen<br />
der seculiere priesters binnen de stadsmuren te bezoeken. Deze<br />
toevloed van geloovigen gaf aan de stille landgemeenten een<br />
ongekende drukte.<br />
Na vijf jaar van bovenmatigen arbeid werd P. Smeets naar<br />
Brabant teruggeroepen, en kwam in zijn plaats P. Caspar<br />
Est rix. Deze had zich nauwelijks ingeburgerd, of in April<br />
1710 kw[~m van den Drost van Salland, Adolf Hendrik<br />
van Rechteren, die tot dusver de paters gespaard had, het<br />
bevel, dat hij binnen de maand Overijsel had te verlaten.<br />
Ook zijn ordebroeder P. van der Gracht. wiens residentie in<br />
1685 van het Solenspijker naar Liederholthuis was verplaatst,<br />
ontving een gelijk bevel. P. Estrix vertrok noodgedwongen.<br />
Een jaar lang handhaafde de Drost onverbiddelijk<br />
zijn bevel met betrekking' tot Wijhe, maar liet P. van del'<br />
Gracht oogluikend te' Liederholthuis toe. Alles stroomde nu
140<br />
van Olst en W~jhe naar Liederholthuis ter kerke, doch zulk<br />
een toestand was onhoudbaar. Vandaar kwam bij verschillende<br />
boeren van Olst, die het verst verwijderd waren, het denkbeeld<br />
op om een seculieren priester voor de bediening van Wijhe te<br />
vragen. Zij droegen een zekeren heel' Yan der Hagen voor,<br />
doch nu stelden de boeren vau Wijhe zich te weer; zij wilden<br />
niemand anders dan een Jezniet tot pastoor, en toen de seculiere<br />
priester op de Vos aanklopte, sloeg juffer Potcamp. aan wie<br />
huis en erf toebehoorden, de deur voor hem dicht.<br />
Ondanks de tegenwerking der boeren van "Wijhe, slaagden<br />
de Olstenareu erin den heer Yan der Hagen tot pastoor te<br />
verwerven en daardoor een afzonderlijke kerkgemeente te<br />
vormen.<br />
lu 1711 werd P. Roland Daniels (oak Albertus de Winter<br />
geheeten) op de Vos te Wijhe toegelaten Hij was er werk ..<br />
zaam tot 1716, toen hij stierf en in de oude kerk bij zijne<br />
voorgangers werd begraven. Zijn opvolger was P. Hermannus<br />
Spronck (ook genaamd Aloysius Boelens). In 1732 moest hij<br />
ten gevolge van het bekende plakkaat tegen de geordende<br />
priesters zijn woning verlaten; de ballingschap was echter niet<br />
vau langeu dunI' ; weldra mocht hij terugkeeren eu arbeidde<br />
verder ongestoord tot zijn dood in 1742.<br />
Het was te voorzien, dat de opvolging van P. Spronck niet<br />
zonder moeilijkheid zou gepaard gaan. Nog tijdens zijn ziekte<br />
in 1739 was P. Eranciscus van Torre naar Wijhe gezonden<br />
om zijn ordebroeder bij te staan en eventueel op te volgen,<br />
maar de drost van Salland weigerde volstrekt hem admissie<br />
te geven.<br />
Nu de statie vacant stond, trachtte P. Theodorns Haakman<br />
de plaats te bezetteu. Opzettelijk had men een landgenoot, een<br />
Amsterdarnmer, gezonden, opdat het vreemdelingschap geen<br />
voorwendsel zou zijn tot. afwijzing, maar het baatte niet. De<br />
Jezuieten waren zoo zwart gemaakt, niet het minst door Jansenisten<br />
en Janseniseerende geloofsgenooten, vrees, achterdocht<br />
en antipathie, voor de Societeit waren zoo hevig verwekt, dat<br />
de drost door geld noch goede woorden was te bewegen om<br />
een .Tezuief toe te laten. Daarbij kwam, dat zich een terren..<br />
candidaat voordeed: Henneus Jaalmes Schaepman, seculier
141<br />
priester en Zwollenaar. Welke factoren in deze kwestie werkzaam<br />
waren, is moeilijk na te gaan, doch na twee jaar vruchteloos<br />
op de toelating van een Jezuiet te hebben aangedrongen,<br />
besloot de Nuntius op voorstel van Gerardus Beer, Aartspriester<br />
van Salland, H. J, Schaepman te benoemen', echter<br />
onder de formeele voorwaarde, dat deze, benoeming geschiedde<br />
onverminderd de rechten der Societeit op de staties van Wijhe<br />
en OIst, en dat, zoodra het wereldlijk gezag dit gedoogde, de<br />
seculiere pastoor voor de paters zou moeten wijken. Dit officieele<br />
<strong>stuk</strong>, van handteekeningen en zegels voorzien, is, zooals meer<br />
dergelijke doeurnenten uit dien tijd, een doode letter gebleven;<br />
het waren wissels ad celendas graecas. 1)<br />
De Jezuiteu-statie te Liederholthuis rekte haar bestaan niet<br />
veel langer. Piéter van der Gracht was hier van 1685-1715<br />
onvermoeid werkzaam. Het 'arbeidsveld was, bijna niet te<br />
overzien. want het omvatte Heino en geheel Raalte. De<br />
apostolische Vicarius P. Codde schreef dienaangaande in zijn<br />
missie-verslag van 1701: "Van de statie te Raalte dien ik<br />
ter loops iets mede te deelen. Zij beslaat een zeer lange' en<br />
breede vlakte, waarop vele Katholieken wonen, maar allen zijn,<br />
op 5 à 6 adellijke families na, landlieden. Toen ik daar voor<br />
twee of drie jaar eenige dagen vertoefde, heb ik aan meer<br />
dan ,1500 personen het Vormsel toegediend, In genoemde statie<br />
werd zelden en dan nog in 't geheim gevormd, omdat de<br />
vervolging daar altijd gewoed heeft. Voor het zielenheil del'<br />
zoo talrijke geloovigen, die vrij ontwikkeld zijn, ware het<br />
zeker gewenscht, da.t deze statie in tweeën verdeeld werde en<br />
over ieder deel een pastoor werde aangesteld. Wel is waal' is<br />
die streek moerassig, zandig, met helde begroeid en woest en<br />
kunnen de bewoners alleen door gestadigen landarbeid zich<br />
karig voedsel en schamele kleedlag verschaffen, maar ik hoop<br />
dat de toestand voor land en bewoners den zielenij ver del'<br />
missionarissen eerder zal aanwakkeren dan neerslaan, en dat<br />
, . .<br />
de societeit te vinden zal zijn om tot een zoo noodzakelijke<br />
verdeeling over te gaan. Tegen het toevoegen van een nieuwen<br />
pater-missionaris zal de clerus geen bezwaar hebben",<br />
,) Arelvief V, d. Gesch. v. h. Aartsb. Ut1'echt. Dl. 7. blz. 223.
142<br />
Het bleef bij een voorstel, want bij den Drost was geen<br />
denken aan een kerkhuis te Raalte; zelfs geen priester mocht<br />
er een huis betrekken.<br />
Toen P. van der Gracht. zijn krachten voelde afnemen,<br />
kwam P. Dominicus Hendrix in 17lti om zijn plaats te vervangen,<br />
maar de machtige Drost gebood hem het land te verlaten.<br />
Welwillender was de despotische landheer gestemd jegens P.<br />
Ferdinand Schatten. Deze kreeg in 1716 admissie en daarbij<br />
volle vrijheid om kinderen te doopen. Hij verbleef te Liederholthuis<br />
tot 1721 en werd opgevolgd door P. van den Impel.<br />
Met de jaren viel de last der zielzorg voor één man niet<br />
meer te torsen. De apostolische Vicaris Bijlevelt schreef in<br />
1722 naar Rome "dat de heer Joannes Ophnys, pastoor te<br />
Zwolle en aartspriester te Salland, hem als een zaak van gewetensbezwaar<br />
had medegedeeld, dat niet weinige geloovigen,<br />
uit de statie Raalte, onder de zorg van pater Petrus van den<br />
Empel staande, zich dikwijls wareu komen beklagen, dat deze<br />
pat.er, èn om de menigte der geloovigen, èn om de uitgestrektheid<br />
der parochie, die zeker meer dan 5 uren omtrek had en<br />
een getal van ruim 5000 geloovigen, onmogelijk alleen het<br />
werk kon doen. Zoodat het niet zelden voorkwam, dat eenigen<br />
niet genoeg in den godsdienst onderwezen werden, en dat<br />
anderen stierven zonder H. Sacramenteu", Het toevoegen van<br />
een assistent was dus allernoodzakelijkst.<br />
Niets lag meervoor de hand dan de statie te verdeelen,<br />
gelijk P. Codde reeds had voorg·esteld. De Oougregatie te Rome<br />
schreef daarom in 1723 om een gedeelte der statie van Liederholthuis<br />
aan Haarle ter bediening te geven. Meer afdoend ware<br />
de oprichting van een kerkhuis t.e Raalte geweest, doch de<br />
Drost bleef hardnekkig bij zijn weigering.<br />
In 1726 nam P. Philippus van Gorp het herdersambt te<br />
Liederholthuis over. Een korten tijd werd hij tengevolge van<br />
het plakkaat van 1730 uit zijn woning verdreven; zijne gemeentenaren<br />
wisten echter te verwerven, dat hij weer spoedig<br />
zijn huis mocht betrekken en zijn priesterlijke bediening hervatten.<br />
Drie-en-twintig jaar had hij met onverdroten ijver de<br />
zielzorg der zijnen behartigd, toen hij tot aller droefheid den<br />
21sten November 1748 te Zwolle kwam te sterven. Het lijk
143<br />
van den diepbetreurden priester werd 's avonds naar Liederholthuis<br />
overgebracht en vervolgens bijgezet in het familie-graf<br />
del' Oldeneel's in de kerk van Heino. Met hem daalde de<br />
laatste J esuiet in Salland ten grave.<br />
Spoedig was P. Carolus Borgaert aanwezig om het ambt<br />
van zijn ordebroeder over te nemen, maal' de Drost weigerde<br />
de admissie. Vier jaar lung werd alles. beproefd om het hart<br />
van den satraap te vermurwen, doch tevergeefs. In dien<br />
tnsschentijd doolden de schapen overal rond zonder herder.<br />
Ten einde raad vroegen de Katholieken van Raalte aan den<br />
Nuntius om een seculieren priester en tevens om de vergunning<br />
tot het stichten van een bedehuis te Raalte. Het werd hun<br />
toegestaan, doch er moesten nog heel wat zilveren schijven<br />
klinken, voordat de Drost, de hooge potentaat, zich liet overhalen.<br />
I) .. Den 23sten April 1751 kwam officieel de toestemming<br />
"om eene schuurkerk te mogen timmeren volgens de bepalingen<br />
en wetten door Btaatsregeering vastgesteld". - De kleingeestige,<br />
knellende formaliteiten dertoenmalige Regeering tegenover<br />
de Katholieken zijn bekend; geen wonder dat de vrijheideleuzen<br />
van Jhr. van Capellen bij het "geknechte" landvolk weerklank<br />
vonden<br />
In 1637 werd te Vollenhoven met toestemming van den<br />
apostolischen Vicarins door de J eznieten een vaste standplaats<br />
gevestigd. Vóór dien tijd trokken zij van Zwolle uit naar<br />
Vollenhoven, Genemuiden, Hasselt, Zwartsluis, Ommen, Dalfsen<br />
en Hardenberg. Te Vollenhoven had P. Kelderman in 1632<br />
met de katholieken aldaar een akkoord aangegaan om ze alle<br />
zes weken te bezoeken; de heel' Hagen had hem daarbij zijn<br />
huis tot onderdak aangeboden. P. Wiehardus Mathiae, volgde<br />
P. Kelderman op en mocht in 1642 den burgemeester van<br />
Vollenhoven op zijn sterfbed weer in de roomsche Kerk opnemen.<br />
Na hem werkten nog verschillende J ezuieten met vrucht onder<br />
1) Nagels. Het Kerspel Raalte Archief v. d. Gesch. v. h. Aa,·tsb.<br />
Utrecht. DI. 30 blz. 278.
144<br />
de verloren schapen, maar zij kwamen in geschil met pastoor<br />
Arnold Waijer van Zwolle, die zich eveneens geroepen achtte<br />
om te Vollenhoven en omstreken de priestelijke bediening uit<br />
te oefenen. Eindelijk, in het jaar 1672, bij den inval der<br />
Munstersche troepen, toen de J eznieten, gelijk zoovele priesters,<br />
voor de verbitterde protestantsche bevolking moesten vluchten,<br />
hebben genoemde paters zich van deze standplaats teruggetrokken.<br />
Tegelijk met Vollenhoven werd ook Randen en omstreken<br />
tot een afzonderlijk district gevormd met het kasteel Randen<br />
tot residentie. P. Robertus du Rieu was de eerste vaste<br />
missionnaris. Van Randen uit bezocht hij Oulmschate, Helderen<br />
en Wesepe; in 1658 telde men in die streek ongeveer 2400<br />
katholieken. De Jezuieten volgden elkaar op tot het jaar 1672,<br />
toen een regulier kanunnik, Arnold van Baarle, zich te Randen<br />
vestigde. Het vertrek van verscheidene katholieken, die het<br />
aanhoudend vervolgen en beboeten moéde waren, en de onmin<br />
met den heer van Doetinchem, den huisheer van Randen, waren<br />
oorzaak, dat ook van het bedienen dezer statie ten slotte door<br />
de Jezuieten werd afgezien.<br />
ZWOLLE. G. A. MEIJER, O. P.
KLEIN.E BI.TDRAGEN UIT TWENTE.<br />
Erenifromme, discrete ende voersichtige Burqemeisteren, Scheepen<br />
ende Raedt del' Stadt Oetmersusn, mijne gunstige gude frunde<br />
toit Oetmersum,<br />
Deesen Brieff voert te bestellen durcb de Bade Gudi dat<br />
deesen avente Pinxter Maandach tot Hengelo bescheii<br />
komme, bij poene van vijff en twintich golt ·gl.<br />
Eerenifromme ende discrete insunders gunstige quede frunde.<br />
Alzoo ick weederomme belastet worde mit eene Toevenersche<br />
diewelcke onlauc leeden alhier is gesustigeert ende nit den Lande<br />
verbannen Unde contrarie van dien sich verdriestet weeder int<br />
Landt te commen Daeraeuer sie auermaels weeder in Apprehensie<br />
getoegen is. Uilde bij Ridderschap ende Steden geresolyeert<br />
dat sie in mijnen Handen auergelevert sal worden omrne nae<br />
rechte tegens haer te proeederen ende Justitie daeraner te<br />
te doen. Nu is dije persoen swanger en gelijck die Wijsemoeder<br />
en ander Frouwens, die haer besichtiget, getuigen, dat sie al<br />
levent draeget Unde het advys der Rechtsgeleerden hierop genoemen<br />
vermeldet, dat men diesel ve swangere persoene niet en<br />
mach toe J nstitie stellen soe lange sie niet en is verloeset<br />
Unde diewijle ick alhier geene Gevanckenisse en hebbe daer<br />
men soe een lange swangere fronwe can laeten Oock alhier in<br />
Twenthe geene heeren Stocken offte Blocken en sijn daer<br />
sodaene persoenen connen verwaerlick gesatt worden Unde<br />
diewijle u. L. eene goede Poerten hebben die u. L. wal<br />
entraeden konne Soe begere ick fruntlick dat u. L. mij toe<br />
gevalle dieselve Poerte willen leenen, als oock u. L. dienaer<br />
omme die persoene in cost ende dranek tegens viertien stuver<br />
des daeges te onderholden banen sijn Sluitgelt.
146<br />
Mit belofîte dat ik soedaene Costpenningben alle weeke an<br />
den Diena'er sal doen betaelen U nde daer ick bij die Lantschap<br />
meel' can erholden omme dat het een Tovenersche is Sal de<br />
dienaerdaerbij hebben te genieten Ende offtel' yetwas an<br />
doe'ren offte ander Instrumenteu tot die Gevanckenisse noodich,<br />
toe repareeren waere, datselva=begeer ick dat u, L, op mijne<br />
Casten willen rnaeken laeten Ick salt datelick betaelen Ick<br />
begeer u, L:, wil mij dît' niet weijgeren daer ick u.L. weder<br />
fmntschap doen can Sal ick altijt geerne doen,<br />
Mit bevelinge des Almechtigen datum Hengelee den 25<br />
~ay_1618<br />
u. -L, gunstiger' frundt<br />
Unico'Ripperda toe Bacula en li engeloe<br />
. droste des Landts: Twenthe Rittmeister<br />
UNICO RIPPERDA,<br />
, 'Den, 25 may tho 3 Uhren 'nhaden middach unttangen tot<br />
Tugenisse<br />
'Berent Muller, Berendt van Getele, Johan Becker und<br />
andere bórgere.<br />
Bovenstaand' schrij ven vond ik in het oud archief del' gemeente<br />
Ootmarsum. Het geeft een beeld van de toestanden, die toen<br />
nog heerschten, hoewel ik er dadelijk bij wil voegen, dat ook<br />
in de, andere' deelen onzer republiek dergelijke toestanden<br />
voorkwamen,<br />
rENSCHEDE. C, J, SNUIF,
lB<br />
NOETGERICHT GEHOLDEN DEN<br />
28 JANUARY 1632.<br />
'h~Lâe.<br />
Borgemeisteren in del' titt WESSELL ~f(lrE.<br />
JAN UPT VEER.<br />
Erschenen die Experte ende Kunstricke Meester Doctor<br />
Nicolaes Solis Lünden van Dittmars, klaechlick tho erkennen<br />
gevende voerden Erbaer Raedt, hoe datt hie up huiden umme<br />
sijne kunst van Steen ende broecke sniden alss oick andere<br />
swaere accidenten tho cureren dal' tho don ende tho bewisen<br />
alhier angekommen iss uude widers tho verreisen gesinnet ende<br />
dat sijn Confrater Jan Solis ten Ruse van Jan Holste in ein<br />
vuil gelach' ingekommen waer under gewesen Meister Christianus<br />
;¥'oetius, dewelcke tegens sijnen eonfrater Jan Solis vorgl<br />
met luder stemme solde uthgeschreijet hebben hoe datt eine<br />
genaempt Meijster Nicolaes Solis Li.i.nden van Dittmaers nth<br />
del' stadt Deventer were uthgeloepen, oick well Soeven offte<br />
achte kinder aldaer hadde angenommen und liggen laten die<br />
he dess morgens solde gesneden hebben, warup he oick bereits<br />
penningtie entfangen hadde, alsoe datt die heren uth solcke<br />
orsake drehundert guldens up sin liff gesett hadden welcke<br />
execrande injuria nmme tho ineren ende tho verdedigen hefît<br />
obglt M. Nicolae verscheidene herlicke testimonia vertoent<br />
daerbeneffens versecht datt glt. Oristianus mach angeeischt<br />
werden umme de clage vull tho doen, sich presenterende mu<br />
been an been te binden, solckes stellende tott kentenisse mett<br />
erstadinge van kosten nude Borghstellinge.<br />
Hierup nha aneischunge erschenen M. Christianus j'oetins<br />
ende gifft ter contrarie up de anclage doel' M. Nicolaes<br />
Solissen Lunden van Dittmaers hoe datt hie ertides well van<br />
eenen Meister gehoert de van Deventer solde geloepen wesen<br />
maer datt hie van gIt M. Nicolaes niet weet tho seggen dan<br />
alle ehr ende goet kennende den solven voer eenen ehrlicken<br />
IJ
148<br />
Meister ende soe hie een verslagen wordt gesproken hadde de<br />
wile he den sol ven Meister niet gesien vol weinger gesproken<br />
unde hem van herte leeth were sij versokende derhalven<br />
pardonatie van deuselven.<br />
WESSEL ~ Je~ete<br />
JAN UPT ]j'ER.<br />
Twist thusscben fremde<br />
BERNARDUS KRE~fER, Secretarius<br />
tèstor mann propria,<br />
Doctoren we hir ynde tho sen is.<br />
Bovengenoemd noodgericht geeft een illustratie bij een voordracht,<br />
voor eenige jaren gehouden door Dr. H. A. van Andel<br />
in de Vereen. voor de Gesch. der Genees-, Natuur- en Wis-<br />
kunde over het onderwerp "Kwakzalvers en reizende meesters<br />
in de 17de eeuw. .<br />
Bij die gelegenheid werd door den inleider el' de aandacht<br />
op gevestigd, dat de rondreizende chirurgen in een bepaalde<br />
behoefte voorzagen, daar de gevestigde chirurgen in het alge-<br />
meen geen ingrijpende operaties verrichtten en hunne praktijk<br />
zich bepaalde tot de behandeling van wonden, turnoren en<br />
fracturen.<br />
De grootere en meer technische vaardigheid vereischende<br />
operaties zooals breuk-, steen- en cataract-operatiss werden dool'<br />
rondreizende chirurgen verricht en met een dusdanig persoon<br />
hebben we hierboven te doen, waardeze zich als Meijster Doctor<br />
Nicolaes Solis verweert tegen een hem aangedane beleediging·.<br />
ENSCHEDE. O. J. SNUIF.
VARIA.<br />
In saeke der gemeyner burgeren angaende dat draft<br />
Johan Eggyuck ende Johan Brouwer sachten dattett van<br />
oldes gewontlijken is, dat een herijncks tonne vull draves off<br />
een halve Homburger tonne eene grote hantbreett baven dat<br />
bavenste spunt affgesneden een scepell draves makett ende dat<br />
men dat secht twe maell daele to stoten endé wedderom baven<br />
op to vullen ende een Homburger tonne glijck ende ijn dat<br />
spunt offgesneden eene halff scepell ende plecht men dall toe<br />
stoten ende toe hoepen alss dat scepel\. Jurat coram Luijsse<br />
AO [15]xxXVI, Merenrij post Anthonij.<br />
(Liber Attestationum 1533-1544, bl. 135.)<br />
DJ'. M. E. ROUCIe<br />
Ordinantie op den doetgraver beraempt daer nha hie<br />
sieh sall hebben sho regulieren.<br />
'Van een groten sarcksteen in der kercke eene daler.<br />
'Van eenen kleijnenserksteen in der kerken 1 gulden current.<br />
'Van een doede, die met 4 mans sho kerkhave gedragen wonth,<br />
vant graff 6 stuver.<br />
Die mit 2 mans gedragen wort 2 stuver.<br />
Die mit een man gedragen wort 2 stuver.<br />
Daertho sall hie den kerckhoff van alle vuijlenissen reijn<br />
holden, und die butten dermenschen int kneckelhuiss werpen,<br />
oick bij alleu de kerckùoe.ren op S. Lebninis kerckhoff oick<br />
wachten und waeren, dat daer hinv01'der gruene vuij.lenissen<br />
meer gedaen oft gebracht en worden.<br />
Actum in senatu den 1 Julij [15]81. Conss. Koster, Kijver.<br />
(Prothocoll-des Rbades 1576-1582, bI. 466).<br />
Dr. M. E. HOUCK.
150<br />
Meer dan een kwart eeuw geleden vond ik in het archief<br />
van de gemeente Bathmen een los <strong>stuk</strong>je papier, hetwelk het<br />
navolgende eedsformulier bevat, Ik hoop, dat ik deze kakographie<br />
in der tijd juist heb overgeschreven,<br />
Jooden Eelt.<br />
Gij zweerd bij den Almagtigen en levendigen God, die Hemel<br />
en aarde geschapen, en zijne 'Vetten dool'Moses gegeven heefd,<br />
oprecht en waaragtig te wezen, 't geen uw alhier gevraagd<br />
en voorgelezen word, En zoo gij in 't geheel, of ten dele iets<br />
valschelijk of ten onregte verklaard, dat gij u \V alle tijdelij ke<br />
en Euwige Vermaledijdinge plagen en straffen onderroept welke<br />
de God Israëls over die van Sodoma, en gomera, Coren datban<br />
en Abiram gezonden heefd, en .alle de gene gedreigd heefd, die<br />
zijn nam valsch of ligtvaardig aanroepen en gebruiken, zoo<br />
waarlijk helpe of straffe uw den alwetende God, Schepper des<br />
Hemels en der Aarden,<br />
Repond, ama tecto capüte.<br />
Bonnsehe maat.<br />
Dl'. M. E. HOUCK.<br />
In het 32e <strong>stuk</strong> dezer Verslagen en Mededeelingen stelde<br />
ik in mijn artikeltje "Bonn'scbe maat'; de vraag, wat de beteekeuis<br />
kon zijn van het woord ,.ridsiuge", voorkomende in<br />
eene daar afgedrukte resolutie van 10 Augustus 1680, Deze<br />
vangt aan met de woorden: "Op de requeste van de gesamentlicke<br />
wijncopers deser stadt versoeekende voor laccage<br />
tel' rnaent te mag-en corten op elek ses aem overlandis-he<br />
ridsinge een vierde deel, offte viel' cannen Bonsche mate", enz.<br />
Blijkens eene naderhand door mij in de Libri Attestationum<br />
gevonden acte (deel 1533-1544, bl. 462) is "ridsinge" of<br />
"ryssinge" hetzelfde als rits, schrap of streek, welke met' een<br />
"ritsiser" in een vat getrokken werd. De ,.overlandtsche ridsinge"<br />
is dus het merk, dat in de Rijnprovincie (het Overland)<br />
in het vat werd getrokken om aan te duiden, tot hoever daar<br />
het vat gevuld was. Mijne veronderstelling, dat "ridsinge"<br />
een wijnsoort zou kunnen zijn, vervalt dus,
151<br />
De acte in de Libri Attestionum luidt aldus:<br />
In suleken ~Iarten) Boedeker tegen Jan Morgenzweet.<br />
Wynolt van Twickell Roloff van Twickel gebruederen Warner<br />
van Genemuden ende Leonardt van Lubbergen sachten alle vier,<br />
dat onse ingeseten burger Marten Boedeker in den verleden<br />
herffst gekofft hefft van Jan van Hagen ende Andl'i~ Morgenzweet<br />
burger byuuen Collen omtrent LXXVIJ voider wynss,<br />
die baven tel' plaitzen, dair die vurss(egde) wijnenfrstwerff<br />
van den bneren off huysluyden gelevert wurden, van den gezwoeren<br />
reeder geroedet sijnnen gewest, dair die selve reeder<br />
die cyffere selvest opgesath hefft, die oick alhier bij onsen<br />
gezworen wynroeder voir guet ende oprichtich bevonden is,<br />
dan die l'yssinge, dair beneffens naederhant dair op gemaickt<br />
is in tween vaeten van denselven vaeten van Jan Morgenzweet<br />
vursstegd) gekofft ende hergekomen. alhier bynnen onser stadt<br />
in cirre allel' tegenwoirdicheit onrecht bevonden, dat een myn<br />
haldende een aem, dat ander een halve aem myn haldende, dan<br />
die leste "yssinge dair opgemaickt medebrengt, te weten dat<br />
irste vat inhaldende nae die cijffer 128 virdel, alst baven in<br />
den laude geroedet is ende by onsen gezworen wynroeder oick<br />
aceordirt, ende dair nae opgerist staet soeven aem ende acht<br />
virdell, dat ander stuck inhaldende 117 virdell nae die cijfîer,<br />
alst oick baven in den lande geroedet is ende by onsen ge,<br />
sworen wynroder ingelicken accordirt, ende dair nae opgerisset<br />
staet sess aem soeven virdell, welcke onduechtlicke 1"issinge<br />
alleen in den tween vaeten vurss(egd), gekofft ende.outfangen<br />
van Jan Mergenzweet vurss/egd), bij hem vier getugen alsoe<br />
bevondeu is, ende noch onseker woe het mitten anderen vaten,<br />
eensdeels oistwertz ende anders geschickt, bevonden sall mogen<br />
worden, dairynne Marten onse burger syn eel' bewairt will<br />
heb(be)n, in meynonge oick Jan Morgenzweet dair voir mit<br />
rechte aentsyn synen scaden aen hem te verhaelen, woe oick Marten<br />
vurss( egd) den selven Jan Morgenzweet daer voir bynnen onser<br />
stadt mit rechte arrestirt ende opgeholden wolde hebb(e)n ougeverlich<br />
opten Vlden Augustij verleden, wanneer Jan vurss(egd)<br />
hem nyet heymelicken ut der stadt Deventer ontwecken ende<br />
mit eenre schuyten aver der Llsselen heymelicken ontvaren
152<br />
weel' gewest, wo dit altesamen hem HIJ getuégen wittich<br />
ende kondich is.<br />
Lubbert ten Hackhuys onser stadt gezwaeren wynroeder<br />
sachte by synen eede, dat hij die cijffer, toe Brisich geroedet,<br />
op ten selven vaeten alsoe bevonden ende gesien :hefft als<br />
vurss(egd) ende dair beneffens gesien ende mit zinre roden<br />
bevonden, dat dair meer mittel' taugen op getagen ende gerisset<br />
is gewest, dan die vurss(egde) twee vaeten inhaldende synnen,<br />
in aller monyeren als vurss(egd) ende die vurss(egde) iiij getugen<br />
bezworen hebb(e)n. Actum· Mercurij nae Assumptionis<br />
Marie. Jnraverunt omnes coram Wijnk(en) aO (15)xLJo.<br />
'l'el' zijde staat : Wynolt Warner eude Leonardt vurss(egd)<br />
hebb(e)n voir Henrick Plaetman ende Franss Wynk(en) burgermeister(en)<br />
in der tijt mit oeren vingeren d'esse selve twee<br />
vaeten gewesen, seggende by oeren eede dat dat synnen die<br />
selve' twee vaeten van Jan Morgenzweet gekoft ende hergekomen,<br />
ende Lub(ber)t onss(er) stadt gezworen wynroeder<br />
hefît die selve twee vaten in tege(n)wordich(ey)t van den ij<br />
bnrgferjmeleterfen) in del' tijt opt nyes geroedet by synen eede<br />
ende bevonden die gebrecken inder rissinqe in aller manyerem)<br />
als vurss(egd) steet, weshalve(n) die selve ij vaeten mit onss(er)<br />
stadt' aime baven opten vaeten bij den sponde gebrunt ende<br />
geteijkent synnen g-eworden, om die gebrek ende mysbrnijck<br />
altces dair mede tbetoeuen ende tbewisen. Actum in die<br />
Lamb(er)tj aO (15)XLIO' per juramentum al(ia)s prestitum.<br />
Dr. lVI. E. HOUCK.<br />
(De cursiveering is door mij gebruikt om de aandacht op de<br />
woorden "opgerisset" en "rissinge" te vestigen),