03.05.2013 Views

38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel

38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel

38e stuk - 1921 - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN<br />

OVERIJSSELSCR REGT EN GESCHIEDENIS<br />

VERSLAGEN EN<br />

MEDEDEELINGEN<br />

.. - ACHT EN DERTIGSTE STUK<br />

'l'WEEDE REEKS :-: VEERTIENDE STUK<br />

N.V. DEVENTER BOEK- EN STEENDRUKKERIJ<br />

VROEGER FIRMA J. DE LANGE - <strong>1921</strong>.


INHOUD.<br />

Bladz.<br />

a. Lijst der werken door de Vereeniging' uitgegeven I<br />

b. Bestuur en aantal Leden IV<br />

c. Verslag der 122ste Ledenvergadering V<br />

d. Verslag der 123ste Ledenvergadering VIII<br />

e. Verslag van het Mu eum en Boekerij XIII<br />

1. Geschiedenis van Staphorst dool' F. A. HOEFER 1<br />

2. Staphorst, Rouveen en Vriezenveen door L. JONKER 15<br />

3. a. lets over Rumynghe door G. VAN ENGELE1\' V.<br />

D. VEEN 19<br />

b. Raadhuisbrand te Kampen in 1543 door G. VAN<br />

ENGELEN V. D. VEEN 58<br />

4. a. De Omwenteling te Deventer in 1795 door Dr. J.<br />

C. VAN SLEE 68<br />

b. Gedenkpenning der Munsterscha Wederdoopers<br />

door Dr. J. C. VAN SLEE 75<br />

5. Schepenen, Raden en Gezworen Gemeente te<br />

Deventer van 1787-95 door Mr. H. KRONENBERG 79<br />

6. Het Overijselsche Geslacht Putman door Mr. R.<br />

KRONENBERG 88<br />

7. Werkkring der Jezuieten buiten Zwolle door<br />

G. A. MErJER 117<br />

8. Kleine bijdragen uit Twenthe:<br />

a. Een Tooversche in 1618 door C. J. SNUIF 145<br />

b. Een Noetgericht in 1632 door C. J. SNUIF 147<br />

9. Varia uit oud-Doventer dool' Dr. M. E. Honck 149


Werken. uitgegeven door de Vereeniging tot Beoefening<br />

van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis. en door<br />

bemiddeling van den Secretaris te bekomen voor<br />

zoover voorradig.<br />

Verslagen van de Handelingen van 100 gewone en 3 buitengewone<br />

vergaderingen van de Vereeniging. (Niet in den<br />

handel).<br />

Register van <strong>Overijssel</strong>scbe Oorkonden, I, No. 1-369. II.<br />

No. 370-890. III. No. 891-1118. IV. No. 1119-1291.<br />

Verslagen en 'Mededeelingen, le-2ge <strong>stuk</strong>, Ie st., f 1.25 _<br />

2e st., f 1.25 .- 3e st., f 0.75 - 4e st., f 1.00 - 5e st.,<br />

f 1.25 - 6e st., f 1.50 - 7e st., f 0.75 - 8e st. - ge st.,<br />

f 1.80 10e st., f 0.70 11e st., f 1.50 12e st.,<br />

f 1.00 13e st., f 0.75 He st., f 0.60 15e st.,<br />

f 0.60 16e st., f 2.00 17e st., f 1.75 18e st.,<br />

f 1.00 1ge st., f 2.20 20e st., f 8.00 21e st.,<br />

f 2.00 22e st., f 1.80 23e st., f 1.75 24e st.,<br />

f 1.60 25e st., f 3.60 26e st" f 3.90 27e st.,<br />

f 3.00 28e st., f 3.00.<br />

Verhandelingen over het Graafschap Goor en beschrijving van<br />

de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen. Twee onnitgeg.<br />

hoofd<strong>stuk</strong>ken van den Tegenw. Staat van <strong>Overijssel</strong>, dool'<br />

M1". G. Dumbar, f 0.50.<br />

Kronijk van Gerai-dus Coccius, f 0.70.<br />

Charters en bescheiden over de betrekking del' drie Overijse.<br />

steden, bijzonder van Kampen, op het noorden van Europa,<br />

1251-1398, f 1.15.<br />

Mr, J. P. Ver Laren, Lebuïnus en zijne stichting te Deventer<br />

gedurende den eersten tijd van haal' bestaan f 4.50.<br />

Uittreksels nit het dagboek van Arent toe Boecop volgens een<br />

HS. van de 17e eeuw f 2.40.<br />

Kamper Kronijken, 1. de Annalibus quaedam nota. f 0.70.<br />

Kamper Kronijken, II. Kroniek van Johan van Breda. f 1.50.


TT<br />

F. A. Roefel", De Klokken in den Toren del' Bovenkerk en<br />

in den Nieuwe~ Toren te Kampen, in folio formaat met<br />

phot. lithogr. afbeeldingen f 2.80.<br />

Mr. J. W. Mulder, Zwolsche Kroniek van 1524 tot 1526. f 1.00.<br />

M?". R. E. Haiiink, Landrecht der Twenthe declareert dool'<br />

Ml'. Melchior Winhoff. f 1.90.<br />

Mr. J. W. Racer, Aanmerk. omtrent de grondbeg. der zes<br />

eerste titels van het Landregt van <strong>Overijssel</strong> f 1.75.<br />

Mr. J. 1. van Doorninck, Geslachtk. aanteekeningen ten aanzien<br />

van de Gecommitteerden ten Landclage van' <strong>Overijssel</strong>.<br />

1650 - 1795, 5 st. f 10.-.<br />

Officiatorinm Erederlei de Baden 1496-1516. f 4.00.<br />

Mr. J. 1. van Doominck, Tijdrekenk. lijst van <strong>stuk</strong>ken welke<br />

thans nog het oudarchief del' gemeente Oldenzaal uitmaken.<br />

f 0.75.<br />

Mr.R. E. Haiiink, Register op het end-archief van Ootmarsum<br />

le <strong>stuk</strong>. f 1.10.<br />

MT. P. J. Tedillg van Berkhout JI"., Register op het oudarchief<br />

van Hasselt. f 4.50.<br />

MI". J. van Doornuick, Catalogus del' Charters uit het archief<br />

van het Burgerweeshuis te Zwolle. f 0.25 .<br />

. Albergenela. Stukken betrekkelijk het klooster Albergen.<br />

f 3.00.<br />

Acta Visitation is dioececis Daventriensis ab Aegidio de Monte<br />

factae 1571, door MI'. R. E. Hattink, f 3.00.<br />

Hoofdpunten omtrent Marken. .<br />

Verslag omtrent een uitgave del' stad-, dijk. en markeregten.<br />

MI". J. van Doorninck, Schets eener verdeeling van <strong>Overijssel</strong><br />

in Schout of Rigterambten en marken, omstreeks 1750.<br />

<strong>Overijssel</strong>sche stad-, dijk- en markeregten.<br />

I. 1. Boek van Rechten der Stad Kampen. Dat Gulden<br />

boek. f 3.60. - II. Digestum vetus. f lAO. - III. Stadregt<br />

van Goor. f 0.35. :- rv. Stadregt van Hasselt. f 1.65. -<br />

V en VI. Stadregt van Vollenhove, door Ml-. S. J. Fockema<br />

Andreœ, 2 dln, f 7.40. - VII. Stadregt van Ootmarsum, door<br />

Mr. A. Telting, f 0.75. - VIII. Stadregt van Ommen, door<br />

]llr. A. Telting. f 0.90. - IX. Stadregt van Rijssen, door<br />

Mr. A. Telling, f 0.25. -- x. Stadregten van Steenwijk, door


IH<br />

M», A. Teliinç, f 2.25. - Xl. Ontwerp-Stadregt van Oampen,<br />

door Mr. J. O. Bijsierbos. f 6.50. - XII. Stadboeken van<br />

Zwolle, door MI". A. Telting, f 8.00. - XIII. Stadregt van<br />

Almelo, door Mr'. R. E. Hattink, f l.00. - XIV. Stadregt van<br />

Grafhorst, door Mr. A. Telting, f 0.40. - XV. Stadregt van<br />

Wilsum, door Mr. A. Telting, f 0.40.<br />

II. Dijkregton van: I. Vollenhove, f 1.50. - II. Hasselt,<br />

f 0.25. - Hl. Znidbroek, 0.25. - ivo Hasselt (oud), f 0.15.<br />

- v, Zalk, f 0.80. - VI. Oellemuiden, f 0.20. - VII. IJsselham,<br />

f 0.50. - VIII. Vollenhove, Wanneperveen en IJsselham,<br />

f 0.20.<br />

Hf. Markeregten van: I. Lensen, f 0.35. - II. Emmen,<br />

f 0.30. -- III. Dalmsholte, f 0.50. - IV. Arehum. f 0.20. _<br />

V. Verssen, f 0.40. - VI. Stegeren, f 0.40. .,', VII. Herfte,<br />

f 0.30. - VIII. Zalne, f 0.20. - IX. Lenthe, f 0.50. - X,<br />

Gietmen, f 0.35. - XI. Hercule, f 0.25. - XII. de Lutte.<br />

f l.20. XIII. Hengvorden. f 0.35. - XIV. Rande, f 0.25. _<br />

xv. Markelo, f 0.35. - XVI. Albergen, f 0.60. - XVII.<br />

Laarwolde, f 0.45. - XVIII. Epse en Dommer, f 0.30. _<br />

XIX. Dat Marckenboeck van Bathman. door Mr. J. W.<br />

Mulder, f 2.00.<br />

Markekaart van <strong>Overijssel</strong>, (uitverkocht).<br />

Platteg-rond van Campen, door P. Vtemoael, aP. 1598 (uitverkocht).<br />

Quohier der bezittingen van's Konings vijanden in Salland,<br />

opgemaakt in 1583. f 2.00.<br />

Dr. J. de Hullu, Bescheiden betreffende de Hervorming in<br />

<strong>Overijssel</strong>, le deel. f 3.00.<br />

Mr. J. Nanninga Uitferdi;jk, Een Kamper Handelshuis te<br />

Lissabon, 1572-1694, handelscorrespondentie, rekeningen en<br />

bescheiden. f 3.75.<br />

Dr. K. O. Meinsma, Het Oopieboek van Wolter van Heyden,<br />

richter te Oldenzaal 1547-1570. f 0.80.<br />

M,". G. J. ter Kuile, Geschiedenis van den Hof Espelo, zijn<br />

eigenaren en bewoners. f.1.25.<br />

W. Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong>, 2e deel, bewerkt door<br />

F. A. Hoefer. f 3.00.<br />

27e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1911. f 3.00.


IV<br />

28e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1912. f 3.00.<br />

2ge stnk Verslagen en Mededeelingeu 1913. f 3.00.<br />

Register van Charters en Bescheiden del' Vereeniging tot<br />

beoefening'van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis, doorM,'.<br />

A. baron van Dedem, 1913. f 3.00.<br />

30e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1914. f 3.00.<br />

31e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1915. f 3.00.<br />

W. Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong>, ledeel, bewerkt door<br />

Mr. J. Nanninga Uitterdyk. f 4.00.<br />

32e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingeu 1916. f 3.00.<br />

Dr. J. H. Holu;erda, De Hunenborg in 'I'wenthe (33e <strong>stuk</strong><br />

V. en M 1917). f 300.<br />

34e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1917. f 3.00.<br />

De Oude Gewoonten v. vererving bij de Twentsche boeren,<br />

1917, door Dr. Je. van Anrooy. f 2.00.<br />

35e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1918. f 3.00.<br />

36e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1919. f 3.00.<br />

37e <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen 1920. f 4.00.<br />

<strong>38e</strong> <strong>stuk</strong> Verslagen en Mededeelingen <strong>1921</strong>. f 5.00.<br />

BESTUUR:<br />

Dr. J. C. van Slee, Diepenveen, Vooreitter.<br />

Ml'. G. J. ter Ruile, Almelo, Secretaris.<br />

Ml'. H. Kronenberg', Deventer, Penningmeester.<br />

F. A.. Hoefer, Hattem, Directeur van het .lI{usemn.<br />

C. J. Snuif, Enschede.<br />

G. A. Meijer, Zwolle.<br />

Dr. F. Bnitenrust Hettema, Zwolle.<br />

J. Geesink, Zwolle, Bibliothecaris.<br />

vV. baron Bentinck van Schoonheten. Olst.<br />

Op 1 Maart <strong>1921</strong> telde de Vereeniging 424 leden.


VERSLAG DER HANDELINGEN VAN DE<br />

122sTE VERGAHERINÇl nsn VEREENIGING TOT<br />

BEOEE'ENING V AN OVERIJSSELSCH REGT EN GE-<br />

SCHIEDENIS TE STAPHORST, OP 1 JUNI 1920.<br />

De Voorzitter, Dr. J. C. VAN SŒE, heet het dertigtal<br />

aanwezigen hartelijk welkom, zij het niet in een streek waar<br />

kunstschatten hart en geest veredelen, maal' in een merkwaardige<br />

plaats, die op het gebied van land en volkenkunde in ons land<br />

naar den aard van zeden en gewoonten een eigenaardige plaats<br />

inneemt. Hiermede open ik, zeide spr., de ] 22ste vergadering,<br />

maar wil niet voorbijgaan het feit, dat ons lid de heer F. A.<br />

Hoefer onlangslhet voorrecht had, zijn 70sten jaardag te vieren.<br />

Bij de vereeniging was een brief van Ged. St. van <strong>Overijssel</strong><br />

ingekomen, dat door den heer Blois van 'I'reslong Prins een<br />

subsidie wordt gevraagd voor de publicatie van de gedenkwaardigheden<br />

van de kerken in Overijsel. Besloten werd de<br />

uitgifte te steunen uit de provinciale subsidie, nadat te voren<br />

inzage van het manuscript is gegeven.<br />

Als nieuwe leden werdeu aangenomen: de heeren A. G. Beltman,<br />

Deventer; Mevr. A. Loos - Houwing, Blokzijl ; G. A. C.<br />

tel' Kuile, Enschede; A. H. J. van Wijngaarden, Staphorst;<br />

L. H. Daendels en mevr. C. Daendels-van Ryck, Hattem;<br />

Ds. D. van Noppen, Zwolle; mr. C. H. van Dam, Goor; dr.<br />

C. H. Ebbinge Wubben, den Haag'; G. A. J. van Engelen<br />

van der Veen, Kampen; R. C. C. van Hasselt, Kampen;<br />

J. C. van Andel, Staphorst en J. H. Franken te Zwolle.<br />

Overleden zijn de leden dr. C. C. Schot, Hardenberg; L. R.<br />

Wieringa, Almelo; J. Dikkers. Zwartsluis.<br />

Bedankt hebben voor het lidmaatschap: R. Frijling, W. H.<br />

baron van Ittersum, P. Dorhout Mees, E. C. barenesse van<br />

Ittersum, Mr. J. Kosters, Dl'. K. O. Meinsma, Dr. C. r,<br />

Vitringa eu Freule D. H. van Haersolte. De leden der commissie<br />

tot nazien der rekening-van den penningmeester consta-


VI<br />

teel'en bij monde van den heer Kruys, dat zij deze hebben<br />

nagezien en in allen deele uitnemend in orde bevonden hebben.<br />

Onder dankbetuiging wordt de penningmeester gedechargeerd.<br />

De stand der financiën is gunstig. De ontvangsten bedroegen<br />

f 3117.62, de uitgaven f 2650.22 5 . De vereeniging' was in<br />

staat den bundel onbesnoeid uit te geven. De heeren Hoefer<br />

en Snuif werden als bestuursleden herbenoemd. De volgende<br />

zomervergadering zal vermoedelijk worden gehouden te Kampen<br />

met een tocht naar Schokland en Urk.<br />

De heer F. A. HOEFER vangt zijn voordracht aau met de<br />

mededeeling, dat de vereeniging zich hier bevindt op een<br />

buitengewoon merkwaardige plaats. Hij gaat in den breede de<br />

geschiedenis van Staphorst en omgeving na, ook aan de band<br />

van eenige kaarten en afbeeldingen. Zijn dankbaar aangehoorde<br />

voordracht zal in den Bundel worden opgenomen.<br />

Hierna geeft Mr. H. IÜWNENBERG enkele historische bijzon-<br />

derheden. Staphorst werd reeds in 1263 vermeld. De bewoners<br />

schijnen uit Friesland afkomstig te zijn, nimmer heeft deze<br />

streek van oorlogsgeweld te lijden gehad, de veenbodem was<br />

een natuurlijke vesting. Spreker wijst nog' op eenige merk-<br />

waardige zegswijzen, op de bijzondere indeel irig der erven en<br />

op den Staphorster gemeenschapszin.<br />

Ook de heer Dr. L, JONK~;Rmemoreert nog' eenige bijzonder.<br />

heden van Staphorst en wijst op overeenkomsten met Vriezen.<br />

veen.<br />

Onder leiding van het nieuwe lid, den heel' Van Andel,<br />

burgemeester van Staphorst, werd vervolgens een bezoek ge-<br />

bracht aan de school, waar de kleinen zitten met fijne sier-<br />

lijke gekrulde mutsjes. Die boven zeven jaar dragen allen<br />

den blinkenden zilveren hoofdband tot over de oeren. De<br />

vuurroode halsdoek, die in een punt in 't keurslijfj e eindigt;<br />

was bij velen vervangen door een donkerblauwen doek, teeken<br />

dat de familie nog in rouw was over een familielid. Hierna<br />

werd nog een boerenhuis bezocht, het bewuste opkamertje<br />

alles zonder licht en lucht. Zeer interessant was een Stap.<br />

horster familie, voor 't bezoek gekleed, het moedertje, de<br />

bruigom en bruid, de eerste met zijn eigenaardig hoofddeksel,<br />

een hooge hoed met gekleurd vest, lange jas en buikriem met


VII<br />

zilveren gespen. Daar zag het gezelschap ook het kostuum<br />

van een loteling zooals hij met een groote hocgen hoed, met<br />

afhangende linten tot op de schouders, in alle kleuren, getooid<br />

wordt, wanneer hij zijn nummer getrokken heeft in het gemeentehuis<br />

te Hasselt en op de grens van het gebied van de<br />

gemeente Staphorst dool' de dorpsgenooten wordt opgewacht.<br />

lu deze woning gaf men het gezelschap een idee van de<br />

Staphorster kleederdrachten. Men zag daar het bruidje met<br />

haal' typischen hoed met blauw lint, den bruigom met zijn<br />

ouderwetsehen hoogen hoed, het meisje in kerkgangscostuum<br />

Illet kerkstoof en bijbel met zilveren beslag aan een ketting,<br />

dell loteling met zijn met linten versierde pet. Daarnaast zag<br />

meu echter de overige leden van het gezin in hun gewone<br />

doen, de overgrootmoeder aan 't spinnewiel, een kleindochter<br />

naast het houten wiegje van haar kleintje van 14 weken, dat<br />

met een muts op, een kleurig' omslagdoekje om en verder met<br />

"vollen rokje, dikke wollen kousen als een miniatuur Staphorster<br />

vrouwtje in haar kribje lag, den jeugdigen Staphorster<br />

van 11/2 jaar in meisjeskleeren, die zijn mannelijk geslacht<br />

alleen verraadde door een knoop op den mouwen die door<br />

huis liep te dribbelen, ijverig zuigend aan een zuigflesch met<br />

lange gummislang, ten slotte den vader, een vriendelijken<br />

jongen boer, die er echter Diet van wilde hooren, dat 't groepje<br />

van vier geslachten gefotografeerd werd, nit vrees, dat men<br />

er een prentbriefkaart van maken zou. Langen tijd hebben<br />

de bezoekers in dit vriendelijk tehuis vertoefd en er is heel<br />

wat gevraagd en bekeken, zooveel, dat de tijd van vertrek<br />

was aangebroken voor men het wist. Een gezamenlijk maal<br />

in Zwolle besloot deze vergadering, die, door de goede Ielding<br />

en door de vriendelijke tegemoetkoming der bevolking van<br />

Staphorst, op zeldzame wijze geslaagd genoemd mag worden.


VERSLA G DER 123 s ' rE LED EN-<br />

GADEBING GEHOUDENor 2 NOVE1IlBElt<br />

1920 DES VOOln!. OM ELF' UUR IN DE GRQ01'E<br />

SOOIETEITTE ZWOLT,E.<br />

De Voorzitter, Dr. J. C. VAN SLEE, roept de 32 leden het<br />

welkom toe. Bij acelamatie worden tot nieuwe leden aangenomen<br />

Ds. A. Goedhart te Borne, Mr. Dr. J. W. Schneider te<br />

Hengelo, H. P. Schoonenbeek te den Haag, lUr.. G. Barnasconi<br />

te Hengelo, .T. S. B. van Wanrooy te Markelo, J. P.<br />

Wolffensperger te Zwolle, Dl'. G. Fijn van Draat te Zwolle,<br />

R. A. Hulscher te Diepenveen en E. Engberts te Leiden.<br />

Overleden is sinds de laatste bijeenkomst A. C. Beelaerts<br />

van Emmichoven, terwijl bedankt hebben de H.H.: H. A.<br />

Plegt te Rossum, baron Van Hoevel tot Nyenhuis te den Haag,<br />

Dr. Ussel de Schepper te Utrecht en J. C. baron van Haersolte<br />

te Arnhem.<br />

Allereerst werd behandeld de uitgave van de gewone publio<br />

catie van de verslagen en mededeelingen in verband met den<br />

staat der kas en de steeds honger wordende uitgaven. Besloten<br />

werd te trachten om in <strong>1921</strong>, zij het op beperkte zuinige wijze,<br />

toch zoo mogelijk den gewonen "bnndel" nit te geven.<br />

Vervolgens kwam ter sprake de plaats voor de zomervergadering<br />

van <strong>1921</strong>. Besloten werd het beslnit van de vorige<br />

vergadering te handhaven en te vergaderen in <strong>1921</strong> te Kampen,<br />

zoo mogelijk met een bezoek aan Wilsurn.<br />

Nog' werd besloten om aan de restanratiecommissie van de<br />

Hervormde Kerk te Borne bij te dragen een subsidie van f 200<br />

over het jaar 1920.<br />

De heer HOEFER bedankt bij de rondvraag den aanwezigen<br />

burgemeester van Staphorst voor zijn medewerking', waardoor<br />

de vereeniging' in 't bezit is gekomen van eenige merkwaardige<br />

oude kleeding<strong>stuk</strong>ken nit Staphorst.


IX<br />

De vergadering stond verder wel in het teekeu der kerkelijke<br />

geschiedversehing.<br />

Na de pauze verleende de voorzitter, dl'. J. O. van Slee,<br />

het woord voor een voordracht aan den heel' pater G. MEIJER<br />

over Zwolsche aflaatbrieven, hem door bijzondere welwillendheid<br />

van het bestuur der EmmanuelsImizen tijdelijk afgestaan. 'rot<br />

toelichting zijner stof ging spreker in den breede uiteenzetten<br />

de kerkrechterlijke beteekenis in 't algemeen del' aflaatbrieven,<br />

ell daarna de geschiedenis en beteekenis dezer belangrijke<br />

Zwolsche exemplaren.<br />

Met den weusoli dat zijn voordracht aanleiding' zonde geven<br />

om nog eens in de provincie in het bijzonder na te gaan waal'<br />

een aflaatbrief nog mocht bewaard gebleven zijn, eindigde<br />

spreker zijn aandachtig aangehoord betoog,<br />

Waar nit de hierop gevolgde gedachtenwisseling wel bleek<br />

hoe uiterst zelden origineale aflaatbrieven voorkomen, werd<br />

zeer aangedrongen op de mogelijkheid om deze <strong>stuk</strong>ken door<br />

reproduotie in de werken del' vereeniging' tot grooter bekendheid<br />

te brengen.<br />

De VOOHZITTER vergastte hierna de vergadering op een lezing<br />

over de ,,\Vording van de Waalsche Gemeente te Deventer".<br />

Hij verhaalde hoe reeds meer dan een eeuw voor de herroeping<br />

van het Edict van Nantes in 1685 een aanzienlijk aantal<br />

Fransche predikanten de wijk genomen haddeu naar onze<br />

republiek en hoe ten behoeve van de talrijke Fransche en<br />

Waalsche vluchtelingen in meerdere Hollandsche steden Waalsche<br />

gemeenten tot stand kwamen, opgenomen in één algemeen<br />

synodaal verband der Waalsche kerken.<br />

In het najaar van 1635 kwam te Deventer een afdeeling<br />

Fransene huurtroepen in garnizoen : een vrij aanzienlijk aantal<br />

dezer militairen behoorde tot de Eglise Proteatante en gevoelde<br />

behoefte aan een evangelieprediking in de Fransche taal, De<br />

Deventer magistraat belastte desverzocht den bekenden predikant<br />

Jacobus Revins en professor Nicelaas Vedelins om den<br />

dienst in de Frar~sche taal op zich te nemen. Dezelfde magistraat<br />

droeg de verdere regeling' van den dienst op aan den<br />

Gereformeerden Kerkeraad en bepaalde, dat "de Françoisen<br />

eens tel' weecke op den Sondag dool' eene predicatie van col-<br />

,


x<br />

lega Revio en dl', Vedelio (souden) bedient worden"; "de predieatle<br />

sal in de Bronrenkerken om half neg hen gehouden<br />

worden so lange aie Françoisen hier in 't garnizoen zullen<br />

blijven",<br />

Spreker toonde in het vervolg' dezer gescldedeuis aan hoe<br />

vooral Vedelins het spoedig te kwaad kreeg' met de Deventer<br />

kerkelijke overheid, daar de professor alles in het werk stelde<br />

om een Fransche gemeente aldaar te stichten en de Deventer<br />

kerkeraad dit op alle mogelijke wijzen tegenwerkte, Zelfs na<br />

het vertrek van het Fransche garnizoen bleef Vedelins zijn<br />

stokpaardje berijden, gesteund door meerdere leden der Nederdnitsche<br />

gemeente, die zijn pogingen begunstigden, Om der<br />

wille van den vrede mocht men het in Deventer toejuichen<br />

toen in 1639 Vedelins als professor naar Franeker vertrok.<br />

In 1665 kreeg Deventer weer een aanzienlijk Franseli garnizoen,<br />

n.l. JJvier Fransche compagniers van dezen Staat, de<br />

auxiliaire 10 Musquetaire du Roy te paerde als noch 10 compagniën<br />

te' voet en daaronder een goed aendeel toegedaen onse<br />

religie, souderliuge onder de officieren, die verlangen alhier<br />

te mogen hebben exercitie van publijcque godsdienst in haer<br />

taele" ,<br />

Het verblijf van dit garnizoen duurde evenwel slechts tot<br />

het voorjaar van het volgende jaar, zonder dat een Waalsche<br />

gemeente te Deventer alsnog was geboren,' Maar toen verzochten<br />

65 burger aan Schepenen en Raad van D. 0111 een<br />

ordinaris Franseli predikant te beroepen tot wiens traktement<br />

ieder hunner aanbood jaerlijks vijf earoli guldens te betalen.<br />

De Nederd. kerkeraad was hiermede weer matig ingenomen,<br />

maar Schepenen en Raad vonden toch goed dat de Erausche<br />

proponent, ds. du Bois, wegens zijn preken voor de Fransehen<br />

door de stad "tot deze tyt toe sal worden gerecompenseert ende<br />

dat zijn Eerw. voortaeu in sijn Fransche predicatiën sal continueeren".<br />

De verwachtingen der Franschgezinde Deventersehen<br />

werden evenwel deerlijk teleurgesteld door den proponent zelf,<br />

"par son yvrongerie, ses querelles, ses médisances, sa liberté<br />

de jouer, sa license à [urei; et autres fautes", tengevolge waarvan<br />

hij Deventer smadelijk moest verlaten.<br />

Omstreeks 1680 treffen wij te Deventer eenige Fransche


XI<br />

gezinnen aan, ten behoeve van wie de Fransche schoolmeester<br />

Simon 'l'issot de Patot in 1685 verlof vraagt voor een<br />

geregelde predikatie in de Fransche taal. En nog in het laatst<br />

van dat jaar wordt goedgekeurd, dat de Franschgezinden een<br />

vasten predikant voor zich aanstellen, In Juli van het volgende<br />

jaar werd ds. Isaac Lavernhe, gewesen predicant omtrend<br />

Oasres in Frankrijk beroepen als Frausch voorganger, onder<br />

goedkeuring van den magistraat. Ja, de Dev. magistraat was<br />

hem zoo welg-ezind, clat hij diens traktement met 350 caroli<br />

gulden suppleerde. In het. laatst van 1688 diende de pasteur<br />

een verzoekschrift in bij Schepenen en Raad tot goedkeuring<br />

van de vestiging eener "gestabiliseerde Fransche Kerck",<br />

waarop de magistraat wel wilde ingaan, maar waartegen de<br />

naijverige Nederduitsche kerkeraad weer opponeerde. 't Slot·<br />

was dat wèl de pasteur en zijn adjunct-prediker in hun ambt<br />

bevestigd werden, maal' een Fransche kerkeraad werd niet<br />

aangesteld.<br />

Tot het laatst van 1702 bekleedde Lavernhe, algemeen te<br />

Deventer geacht, zijn hoogleeraaraarsambt tegelijk met zijn<br />

bediening als Fransch predikant. Toen hij 18 Nov. van dat<br />

jaar overleden was, werd zijn overschot veel eer bewezen en<br />

Schepenen en Raad verleenden zijn weduwe een jaargeld.<br />

Nog was er evenwel geen geregelde Fransche gemeente te<br />

Deventer gesticht en de kerkeraad der Nederd, gemeente liet<br />

geen enkele gelegenheid passéeren om zooveel mog-elijk daar<br />

tegen te waken, terwijl hij steeds de rol van toeziende voogd<br />

bleef spelen. Eerst in 1703 kwam de gewenechte verandering:<br />

23 Augustus en volgende delibereerde de Dev. magistraat<br />

goedgunstig op het verzoek van Lavernhe's opvolger, François<br />

de Cordes, tot aanstelling van een consistorie, gelijk aan dat<br />

van tal van andere Fr. gemeenten in ons land, De nieuwe<br />

gemeente werd toen in het synodaal verband del' Waalsche<br />

gemeenten opgenomen.<br />

Ook deze rede werd met de meeste belangstelling' aangehoord<br />

en lokte nog wel eenige gec1achtenwisseling uit.<br />

Na al deze kerkgeschiedenissen meende de heer G. van Engelen<br />

van der Veen uit Kampen liever te moeten afzien van zijn<br />

aangekondigde voordracht over "Rumyng'he", d.i, een rechts-


XII<br />

term en rechtsinstituut, voorkomende in de Grootburgei-rechten<br />

van Kampen, Gaarne accepteerde de vergadering ziju aanbod<br />

om ziju verhandeling in den Bundel del' vereeniging te publiceel'en,<br />

Het was een hoogst leerzame en onderhoudende vergadering<br />

voor allen geweest.


VERSLAG VAN HErr' MUSEUM EN DE<br />

BOEKERI.T.<br />

Evenals vorige jaren verheugde zich en Museum en Boekerij<br />

in de toenemende belangstelling van velen. Deze blijkt in<br />

geen geringe mate uit het feit, dat 21 schoolklassen het<br />

Museum bezochten, terwijl bovendien het aantal bezoekers ook<br />

dit jaar grooter dan het vorige was namelijk 1074.<br />

Van de. boekerij j maar vooral van het archief werd een<br />

druk gebruik gemaakt.<br />

Aan allen die op eenigerlij wijze blijken gaven van hunne<br />

belangstelling in onze verzamelingen zij een woord van dank<br />

gebracht.<br />

Bij vele teekeningen en prenten vertoonden zich vooral in<br />

den laatsten tijd iu toenemende mate bruine vlekken. Ter'<br />

verwijderiug hiervan en zoo mogelijk voorkoming worden zij<br />

thans aan een zeer veel zorgeischende bewerking onderworpen,<br />

terwijl door het gebruik van een bijzonder soort opzetpapier<br />

en wijze van opzetten mede getracht wordt het weder opkomen<br />

dier vlekken te breidelen.<br />

Ten geschenke werden ontvangen:<br />

Door wijlen Mej. H. W. Kuijk, overleden te Dieren<br />

20 October 1919 werd gelegateerd een geschilderd portret<br />

in lijst van den Luitenant-Kolonel Hendrik Tegelaar.<br />

(Zie voor dezen verdienstelijken officier geb. te Zwolle<br />

Il December 1790, over!. 19 Maart 1885 te Dieren.<br />

"B~dr. t. d. Gesch. v. <strong>Overijssel</strong>", XIV, bl. 134 vlg.)<br />

Van den Heer B. W. A. E. Roijer te Zwolle:<br />

Een keper gravure, voorstellende een gezicht op Zwolle, op<br />

den voorgrond twee biddenden.<br />

Een keper gravure, voorstellende een gezicht op den Tuutenburg<br />

te Vollenhove. (Beiden afgebeeld en besproken in<br />

Versl, en Meded. 2e Reeks, 13 <strong>stuk</strong> blz. 113 vlg.)


XIV<br />

Van Mej. G. J. Palthe te Oldenzaal:<br />

Zeven <strong>stuk</strong>jes echte kant.<br />

Een kindermutsje en een paarlapjes, 'waarvan vroeger<br />

mutsen' gemaakt werden.<br />

Een doofpot van aardewerk.<br />

In bruikleen werd gegeven :<br />

Dool' Jonkvrouwe W. van der Wijck:<br />

Een koperen doofpot.<br />

Aaug'ekocht werden:<br />

Een Staphorster .Jootpet" , vermoedelijk de eenigste nog aanwezig·e.<br />

(Zie hiervoor Prof. Dr. J. H. Gallee, Het ~oerenhuis<br />

in Nederland en zijne bewoners, Utrecht 1908).<br />

Twee paal' oude Zilveren Staphorster knoopen z.g. "tons".<br />

Photographiën werden genomen en aangeschaft van teekeningen,<br />

aanwezig' op het Rijksprentenkabinet te Amsterdam van:<br />

Grasdorp : Een gezicht in twee <strong>stuk</strong>ken, op Zwolle van<br />

het Zuid en Oosten uit, tusschen de Sassenen<br />

Diezerpoort.<br />

A de Haan : Oldehuis te Vollenhove van voren, 1729.<br />

Gezicht op Zwolle, 1674.<br />

Ammunitie-toren te Zwolle, 1670.<br />

O. Pronk: 't Huis. van den Baron van Heiden te Ootmarsum,<br />

1729.<br />

Staphorst, gezicht ~ll de kerk, 30 Juni.<br />

Oldenhnis te Vollenhove, 1730.<br />

Oldenhnis van binnen, 1730.<br />

Proveniershuts bij Zwolle, 29 .Iuni,<br />

Boekwerken:<br />

Van de Oommissie voor's Rijks geschiedkundige publicatiën:<br />

Gedenk<strong>stuk</strong>ken der Algemeene Geschiedenis van Neder.<br />

land, 1795-1840, uitgegeven doorDr. H. T. Colenbrander,<br />

We Dl. 3e <strong>stuk</strong>, 's Gravenhage 1920.


xv<br />

Bronnen tot de Geschiedenis del' Leidsche Universiteit<br />

door Dr. P. C. lVIolhuijsen, 4e Dl., 'a-Gravenhage 1920.<br />

Dr. J. de Hullu en Ir. A. G. Verhoeven, Andries Vier·<br />

lingh Tractaet van Dyckagie, 's.Gravenhage·1920.<br />

Van het Ministerie van Waterstaat:<br />

Verslag aan de Koningin over de openbare werken in het<br />

jaar 1919, 'a-Gravenhage 1920.<br />

Van het <strong>Historisch</strong> Genootschap te Utrecht:<br />

Bijdragen ~n lVIededeelingen 41e DL, Amsterdam 1920.<br />

Verslag van de Algemeene vergadeling del' Leden van het<br />

<strong>Historisch</strong> Genootschap, gehouden ter gelegenheid van<br />

het 75·jarig bestaan van het Genootschap 01 25 lVIei<br />

1920, Amsterdam 1920.<br />

Van de vereeniging tot uitgave del' Oud-Vaderlandscln Rechts-<br />

brounen :<br />

R. Fruin, De Keuren van Zeeland, 'a-Gravenhage 1920.<br />

Kaart van het Bisdom Utrecht in 1560, door Mr. S.<br />

Muller Hzn.<br />

Van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam:<br />

Verslag van de gewone vergaderingen del' Wis- en Natuur-<br />

kundige afdeeling, Dl. XXVIII, Amsterdam 1920.<br />

Verhandelingen A fdeeling Letterkunde, Nieuwe Reeks,<br />

Dl. XIX, XX, XXI.<br />

Natuurkunde Ie Sectie Dl. XIII, 1-<br />

2e Dl. XX, 5.<br />

Zittingsverslagen, Afdeeling Natuurkunde Dl. XXVII, 2.<br />

Verslagen en Mecledeelingen, Afdeeling Letterkunde,<br />

5e Reeks, Dl. 4, 3e <strong>stuk</strong><br />

Van den Directeur van het Rijksmuseum van Oudheden<br />

te Leiden:<br />

Oudheidkundige Mededeelingen uit 's Rijks Museum van<br />

Oudheden te Leiden, Nieuwe Reeks T, 1 en 2, 1920.<br />

Van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen:<br />

Verslagen omtrent 's Rijks verzamelingen van Geschiedenis<br />

en Kunst Dl XLII, 1919 's Gravenhage 1920.


XVI<br />

Museum Meermanno Westreenianum, Catalogus van de<br />

Incunabelen, n.<br />

.Iaarverslagsn 1919, van de Oommissie vaal' 's Rijks<br />

Geschiedkundige Publicatiën en van het Nederlandsch<br />

<strong>Historisch</strong> Instituut te Rome.<br />

De Archieven. van Kloosters en andere stichtingen in<br />

Delfland, door Dl'. J. M. Sernee en na haar overlijden<br />

door Dr. S. W. A. Drossaers en .Jhr. Mr. W. G. Feith,<br />

's-Gravenhage 1920.<br />

Vau Gedeputeerde Staten van <strong>Overijssel</strong>:<br />

Notulen van de Winterzitting der Staten van <strong>Overijssel</strong><br />

van het jaar 1919, Zwolle 1920.<br />

Notulen van de Zomerzitting der Staten van <strong>Overijssel</strong><br />

van het jaar 1920, Zwolle 1920.<br />

Verslag van den Toestand del' Provincie <strong>Overijssel</strong>over<br />

1919, Zwolle 1920.<br />

Van Gedeputeerde Staten van Limburg:<br />

Verslag vau den Toestand van Limburg over het jaar<br />

1919, Maastricht 1920.<br />

Van Gedeputeerde Staten van Utrecht:<br />

Verslag over den Toestand der provincie Utrecht in 1918.<br />

Met supplement, Utrecht 1919.<br />

Van de <strong>Overijssel</strong>sche Kanalisatie Maatschappij :<br />

Verslag aan de aandeelhouders der <strong>Overijssel</strong>sche Kanalisatie-Maatschappij<br />

voor de gewone vergadering van<br />

Hi April 1920, over het jaar 1919, Zwolle 1920.<br />

Van den Bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek :<br />

Catalogus van de Pamfletten-verzameling berustende in de<br />

Koninklijke Bibliotheek bewerkt door Dr. W. P. C.<br />

Knuttel, ge DJ. Alfabetisch register van onderwerpen<br />

1486 -1795. 'a-Gravenhage 1920.<br />

Verslag der Koninklijke Bibliotheek over 1919 .<br />

. Aanwinsten 1920, I, II, III.


XVII<br />

Van'het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden:<br />

Verslag van den Directeur over het tijdvak van I October<br />

1918-30 September 1919.<br />

Catalogus Dl. xtv Sumatra-Supplement; Leiden 1920,<br />

Dl. XV Java, vierde gedeelte, Leiden ...1920.<br />

Van de LandbouwHoogeschool te Wageningen:'--<br />

Mededeelingen van, de Landbouw ij;oogeschool en van de<br />

daaraan verbonden instituten, Dl.&vî{ Aflevering 4.<br />

Dl. XVIII. " 1-3.<br />

Kungl. Vitterheits historie och Antikvitets Akademiens:<br />

Antikvarisk Tidschrift for Sverige. 21 : 3 en 22 3.<br />

Stockholm 192.<br />

Smithsonian Institution, Washington:<br />

Smithsonian Miscellaneous collections.<br />

Volume 69 number l, 9, 10, 11, 12.<br />

68 l, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10.<br />

67 l, 2, 3.<br />

68 l, 2, 3.<br />

Report of U. S. National Museum 1919.<br />

William Healey Dall, Spencer Fullerton Baird a Biography.<br />

Philadelphia & Londen 1915.<br />

Van de Vereeniging Gelre:<br />

Bijdragen en' Mededeelingen, Dl. XXIII, Arnhem 1920.<br />

Dr. J. S. van Veen, De laatste Regeeringsjaren van<br />

Hertog Arnold (1456 -1465) Arnhem 1920.<br />

Van het Provinciaal Genootschap voor Geschiedkundige Weten<br />

schappen, Taal en Kunst in Limbnrg:<br />

Limburg's Jaarboek XXVI 3, 4. Sittard 1920.<br />

Van het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en<br />

Taalktmde:<br />

De Vrije Fries,' 27e deel, aflevering 1.


XVIII<br />

Van het Proviuciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen<br />

in Noordbrabant :<br />

Oorkonden betreffende Rixtel, met aanteekeningen voorzien<br />

door JIll'- Mr. A. F. D. van Sasse van J.Tsselt,<br />

's Hertogenbosch 1920.<br />

Yan de Vereeniging voor Heimatstudie der Stellingwerven :<br />

Geschiedknndige aanteekeningen over de Stellingwerven en<br />

. Omstreken door J. H. Popping. Oostenvolde z. j. (1920).<br />

Yan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden:<br />

Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde,<br />

<strong>38e</strong> dl. Nieuwe Reeks, 30e dl. afl.. 1-4 31e dl. afl. 1-4.<br />

Levensberichten 1919-1920.<br />

Yan den heer Rijksarchivaris in Utrecht:<br />

Catalogus van het archief der Heeren Yan Montfoort<br />

door Mr. R. Fruin Th.Az. en Mr. A. le Cosquino de<br />

Bussy, Utrecht 1920.<br />

MI' Dr. S. Muller Fzn. en Dr. A. C. Bouman:<br />

Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 139l. Dl. r.<br />

afl.. r. 695-1000. Utrecht 1920.<br />

Mr. S. Muller Fz.<br />

Regesten van het Archief der Bisschoppen van Utrecht<br />

(722-1528). Utrecht .1919.<br />

Yan het Gemeentebestuur van Deventer:<br />

Ml'. J. Acquoy, De eameraar.<br />

Yan de Commissarissen der Kamper Nuts-spaarbank :<br />

Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het lüû-jarig'<br />

bestaan dezer instelling op 20 December 1920.<br />

Yan de firma H. P. Gelderman & Zonen te Oldenzaal:<br />

Gedenkboek.<br />

Mitteilungen des Vereins ml' Geschichte und Landeskunde<br />

Osnabrück. XXXXII 1919. Osnabrück 1920.<br />

Van Dr. J. C. van Slee te Diepenveen:<br />

Historie der Doopsgezinden te Deventer sinds 1533 tot<br />

het einde der I8e eeuw. Overdruk uit .Doopsgezinde<br />

Bijdragen 56e jaargang. Leiden i919.


XIX<br />

Van Ml'. H. Kronenberg te Deventer:<br />

Uittreksels uit de doop-, trouw- en begravenisboeken van<br />

het Schoutambt van Colmschate. Overgedrukt uit "De<br />

Nederlandsche Leeuw" 1920.<br />

Van den heer G. A. Meyer, O. P. te Zwolle:<br />

P. fr. G. A. Meyer. Dominicaansche Studiën. Tiel 1920.<br />

Nopende het Aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten<br />

deser Nederlauden mitsgaders van eenige gedenkweerdige<br />

voorvallen door Arnold Waeyer, aartspriester en pastoor<br />

van Zwolle, uitgegeven door G. A. Meyer O. P. Utrecht<br />

Wed. J. R. van Rossem <strong>1921</strong>. 1)<br />

Van den schrij ver:<br />

Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet. Het cartularium<br />

van het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk.<br />

Overdruk uit het Archief voor de Geschiedenis van het<br />

Aartsbisdom Utrecht.<br />

Van den schrijver:<br />

J. de Graaf. Het Huis Dorth en zijne bewoners, 1920.<br />

Van Dr. F. Buitenrust Hettema, te Zwolle:<br />

Het Jaarboekje van Alberdingh Tlùjm, 1897. Waarin:<br />

v. Becker. S J. Thomas à Kempis, schrijver der<br />

"Na volging ."<br />

Van Dr. N. Frank, te Zwolle:<br />

W. Buchan, Huiselyke geneeskunde. Utrecht 1775.<br />

Joh. van Beverwycks, Schat der gesontheydt. le dl.<br />

Amsterdam.<br />

Van den schrijver:<br />

Het oud-archief der stad Steenwijk, door P. Berends.<br />

Van den Heer H. J. E. van Heek te Enschede:<br />

Namens de Oommissie van Beheer van het Mr. W. J.<br />

Engels van Beverförde-fonds der <strong>Overijssel</strong>sche Landbouw-Maatschappij<br />

: Eenige archivalia.<br />

1) In den handel à f 4.-.


xx<br />

Vau den Heer B. W. A. Roijer te Zwolle:<br />

1. G. van der Horst, <strong>Overijssel</strong>sch oog op Zwol verheel"<br />

lijkt, Zwolle L 720, 1 Dl. 40.<br />

2. Romanzes door Mr. Rhijnvis Feith, naar den besten<br />

smaak op muziek gebragt door C. F. Ruppe, 2e druk,<br />

Amsterdam 1806.<br />

3. Placaet van de Staten Generael der Vereenigde Nederlauden,<br />

14 October 1665, 'a-Gravenhage Anno 1665.<br />

4. Defensions-schrift voor den WelEd. gheboren Gestrenge<br />

heer Rutger van Haersolthe tot Haerst enz. Anno<br />

Domini 1654.<br />

5. Terminus Deciforius, cum annexa sententia insaken van<br />

den vromen patriot, tegens Willem Roeyer. D. J. V.<br />

als bemachtighde van Rutger van Haersolte, Drossart<br />

van Lingen, MDCLV.<br />

6. Scheel-ordre. Ridderschap en Steden de Staten van<br />

<strong>Overijssel</strong>, Zwolle, 5 April' 1666.<br />

7. Campen in Frieslaadt "Ora et Labora" s» 1626, 1 kaart.<br />

Van de Oommissie van Uitgave:<br />

Geschiedenis van Enschede en zijne naaste omgeving door<br />

Dr. A. Benthem Gz. 2e druk. Enschede 1920.<br />

Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond.<br />

13e .Jaargang 1920.<br />

Verslag van het Museum van Oudheden te Rotterdam<br />

over het jaar 1919.<br />

Upstalsboom-Blätter für Ostfriesische Geschichte und<br />

Heimatkunde, Neunter Jahrgang 1919/20.<br />

.Iahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und Vaterländische<br />

Alterturner zu Emden. Bnd. XX 1920.<br />

Aangekocht werden:<br />

Mr. A. S. de Blecourt en Dr. N. Japikse.<br />

Klein plakkaatboek van Nederland. Groningen 1919.<br />

Repertorium op de Nederlandsche tijdschriften, 1920.<br />

Geschiedkundige Atlas van Nederland.<br />

Holland ten Zuiden van het IJ, 's Gravenhage 1920.


XXI<br />

De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart<br />

1920. Blad 2 en 5.<br />

De Marken van Drente, Groningen, <strong>Overijssel</strong> en Gelderland.<br />

le afl.<br />

Archief van het Aartsbisdom Utrecht.<br />

45e dl., afl. 3.<br />

46e dl., afl. l, 2.<br />

Middel. Nederlandsch Woordenboek.<br />

Dl. IX, afl. slot.<br />

Dr. J. li. Gosses en Dr. N. Japikse.<br />

Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Nederland.<br />

'a-Gravenhage 1920.<br />

D. J. van der Ven.<br />

Neerland's Volksleven. Zalt-Bommel 1920.<br />

Deutsches Wörtenbuch.<br />

Band XI. Abt. III, Lief. 7.<br />

» XIII. abl. 17.<br />

De Directeur van het Museum,.<br />

F. A. HOEFER.


VOORDRACHT OVER STAPHORST<br />

gehouden in de Zomer - vergadering te Sta p It 0 r st,<br />

1 Juni 1920.<br />

Het onderwerp "Staphorst" is zóó veelzijdig en elk ouderdeel<br />

zóó belangrijk en uitgebreid, dat, vooral in verband met<br />

den tijd, waarover wij beschikken en het vele, dat te zien is,<br />

mij in hooge mate beperking wordt opgelegd. Ik zal dan ook<br />

althans -grepen in den rijken stof doen en deze dan nog<br />

schetsmatig behandelen. Hoofdzaak is u te doordringen van<br />

het feit, dat wij hier staan op een plek N ederlandach grondgebied<br />

niet alleen met een plaatselijke geschiedenis, maar ook<br />

met een <strong>stuk</strong> algemeene Vaderlandsche geschiedenis .<br />

. Dit laatste wordt u dadelijk duidelijk, wanneer u de kaart<br />

van Nederland voor u neemt. Gij ontwaart dan tusschen<br />

KuinreGenemuiden iu de richting van Coevorden een golvende<br />

strook laag land en wel op de meeste plaatsen zóó laag', dat<br />

gij u bij hoogen waterstand de provinciën Drenthe, Groningen<br />

en Friesland als een eiland kunt denken.<br />

Die van nature lage ligging van die strook werd in vroegere<br />

eeuweu ten voordeele der landsverdediging aangewend en het<br />

drashouden er van bevorderd. Nog op het einde del' 17de eeuw<br />

verbood de Generalltelt het in cultuur brengen of beweiden<br />

van het moer, bovenal het doorgraven van de leydijken. Hierdoor<br />

vormden de weinige wegen door die moerassen tevens de<br />

eenige toegangen tot die Noordelijke provinciën. Elk dier<br />

wegen was door meel' of minder uitgebreide verdediglngswerken<br />

afgesloten, die te samen een linie van defensie vormden,<br />

waaraan zelfs den naam van een Coehoom verbonden was.<br />

Houden wij dit in het oog, dan wordt ons het doel van werken,<br />

die wij op oude en hedendaagsche kaarten nog vinden, duidelijk.<br />

Dan begrijpen wij die penanten in het Zwarte water tusschen


2<br />

Zwolle en Hasselt in hunne opstuwende werking van het water<br />

vóór en om die linie, dan wordt ons de afsluiting duidelijk<br />

door die Friesche Kaa of Bisschopsschans bij Rouveen, van<br />

dat retranchement Á vereest, van die Ommerschans, van de<br />

vesting Coevorden en van de Veenebruggerschans. Noemde ik<br />

zooeven onzen vestingbouwkundige Coehoorn, de grootste<br />

Artillerist van zijn tijd, als verbonden aan die linie, dan mag<br />

ik ook niet vergeten, dat een Speckle zijn genie aan een ontwerp<br />

van de vesting' Coevorden dienstbaar maakte.<br />

Maar ik hield u reeds te lang met dit algemeene onderwerp<br />

bezig, al raakt het ook Neerlaud's grootste belang, dat van<br />

zijne onafhankelijkheid in vroegere dagen, waarop wij thans<br />

nog teren. Ik zal thans in hoofdzaak alleen, nog maar aanstippen<br />

wat meer bepaald Staphorst en Rouveen betreft. De<br />

inwoners van beide plaatsen waren verplicht tot instandhouding<br />

der vestingwerken van Hasselt daadwerkelijk mede<br />

te werken. Dat die hulp niet altijd van harte verleend werd,<br />

daarvoor waren zij te goede Nederlanders, en menig archief<strong>stuk</strong><br />

getuigt hiervan.<br />

Beperken wij ons veld tot de gemeente Staphorst, dan vinden<br />

wij daarin den pas van Rouveen, de algemeene weg te Rouveen.<br />

die de Bisschopsschans afsloot. Die pas is in onze krijgsgeschiedenis<br />

bekend. Na de inneming van Zutphen en Deventer<br />

trekt Prins Maurits dien pas door en bevindt zich den 16den<br />

Juli 1591 te Staphorst. Dit feit wordt hem als een belangrijk<br />

krijgsbedrijf aangemerkt. Op het belang van dien pas voor de<br />

landsverdediging vestigt de Raad van State - ons tegenwoordig<br />

Ministerie van Oorlog - telkens de aandacht van de<br />

Staten-Generaal. Maar helaas de aard van den Nederlander,<br />

zijn gewoonte van uitstel, waar het ile landsverdediging geldt,<br />

is overbekend. De Raad van State klopt aan doovemansooren.<br />

De oorlogsverklaring- van Bernhard van Galen op 9 September<br />

1665 zet de klemschroeven aan. Te Zwolle zou het leger<br />

onder Prins Joan Maurits samengetrokken worden. Bij het<br />

Pannenhuis. nu de Lichtmis, verrees een sterkte, de latere<br />

Schans, voorzien van twee <strong>stuk</strong>ken geschut en 280 man bezetting.<br />

Bernhard van Galen verschalkt de onzen. Hij bedreigt<br />

Zutphen en Hasselt en 'doet alsof hij over Avereest, Zuid-


3<br />

welde haar Steenwijk wil, daarheen wenden zich de blikken<br />

der onzen. Plotseling verschijnt hij echter bij het Panneuhnis,<br />

daar had men niet op gerekend. De bisschoppelijke overmacht<br />

overweldigde den 12 October de bezetting. Twee <strong>stuk</strong>ken<br />

geschut vielen den vijand in handen. De onzen. hadden twee<br />

dooden en een gekwetste. De bisschoppelijken trekken over Ronveen<br />

en Staphorst door tot Punterbrug. begaan echter de fout<br />

het retranchement niet te bezetten. De onzen deden dit en<br />

sneden hierdoor den vijand den pas af. Den 18 April 1666<br />

werd de vrede g·eteekend.<br />

Het Hoogschoutambt Hasselt en de provincie <strong>Overijssel</strong><br />

hadden zwaar geleden. De schans geraakte in vergetelheid, het<br />

was immers weer vrede l De tijden worden echter spoedig weer'<br />

ernstig. In 1668 rijst het plan tot het bouwen van een "royaal<br />

fort" te Rouveen. Het retranchement zou een schans worden,<br />

waarvoor de Staten van <strong>Overijssel</strong> een ton toestonden. Toen<br />

echter den 18den Mei 1672 Bernhard van Galen andermaal<br />

den oorlog verklaarde, was men nog niet gereed. Na de over-<br />

gave van Zwolle op 22 Juni verschenen den 23 Juni de Mun-<br />

sterschen vóór de schans. De bezetting had een goed heen-<br />

komen gezocht. Staphorst en Rouveen bezet zijnde moesten<br />

zware oorlogschattingen opbrengen, zóó hoog, dat in het bégin<br />

der 18de eeuw de daardoor aangegane schulden nog niet vol-<br />

daan waren. Den 22 Avril 1674 kwam de vrede te Keulen<br />

tot stand.<br />

De houding'door de provinciën Gelderland, Utrecht en Over-<br />

ijssel in 1672 aangenomen was, zooals bekend is, van dien aard,<br />

dat de Staten-Generaal bezwaren maakten hen weder zonder<br />

meer in de Unie op te nemen. Dit gevoelen weerspiegelde zich<br />

zelfs in het lot derschans.<br />

Aan Friesland en Groningen werd o. m. het recht toegekend<br />

de versterking te vergrooten, het reelit van verboden kring<br />

moest <strong>Overijssel</strong> eerbiedigen. De souvereiniteit over de plaats<br />

der sterkte ging op de provinciën over. Het herstel en het<br />

onderboud kwamen ten laste der provinciën. Ten allen tijden<br />

zouden hunne gemachtigden den vrijen toegang in en uit het<br />

fort hebben. Het recht tot inundeeren en de moeren onder water<br />

te zet ten werd den provinciën toegekend.


4<br />

Onmiddellijk werd daarop het fortin orde gebracht. Maar in<br />

1690 vernemen wij reeds, dat het geheel verlaten was en<br />

spoedig er na, dat het in verval geraakt was. De beide provinciën<br />

schijnen niet lang gestaan te hebben .op hunne rechten<br />

op de sterkte, maar haar aan de Generaliteit te hebben overgedragen;<br />

Om de een of twee jaren had dan ook de inspeetie<br />

over de versterking door een commissie uit den Raad van State<br />

plaats. Dan werden Hasselt, Rouveen. de Ommerschans en<br />

Coevorden bezocht en die commissie met haal' gevolg door den<br />

bewoner -van de Ligtmis onthaald op een half anker zoeten<br />

wijn, waarvoor hem het gebruik van het fort werd toegestaan.·<br />

Ik zal niet in bijzonderheden verder treden alleen opmerken,<br />

dat allengs de eigendomsrechten op de schans dermate verflauwden,<br />

dat ten slotte de bewoner derLigtmis ongestraft<br />

eigendomsrechten op de Schans liet gelden en den grond ~<br />

verkocht ,,-.-'<br />

Bet wordt tijd, dat wij ons meer met de plaatselijke geschiedenis<br />

van Staphorst bezighouden. Het eerst voorkomen<br />

van den naam en zijne beweerde afkomst zal ik onbesproken<br />

laten. Eens lagen Staphorst en Rouveen in het kwartier Salland<br />

en behoorden tot de Stad en het Boofdsch~'SlImbt van'<br />

Hasselt, kerkelijk behoorde Staphorst vóór de invoering der<br />

nieuwe bisdommen - 7 Augustus 1561 - tot Utrecht, daarna<br />

tot het bisdom Groningen.<br />

De burgerlijke gemeente Staphorst omvat thans de drie<br />

kerkdorpen Staphorst, Rouveen en Llhorst, die elk hun eigen<br />

historische ontwikkeling hebben en die ik in' het kort zal<br />

mededeelen.<br />

Wanueer men thans door Staphorst loopt, zoekt men tevergeefs<br />

naar haar onde huizen. Dit geeft reeds te denken. De<br />

geschiedenis leert ons dan ook, dat het in den loop del' tijden<br />

driemaal verplaatst is. Eerst lag het bij Olde Staphorst -<br />

de naam komt nog op de hedeudaagsche kaarten voor - bij<br />

het Meppelerdiep in het hooiland. Het was oorspronkelijk, in I<br />

de l3de eeuw, een vestiging van Friesche turfmonnikken. De<br />

vervening in Oostelijke richting dwong ten slotte bij het toenemen<br />

van den afstand de bewoners hunne woonsteden te<br />

verplaatsen naar de uiteinden. Hierdoor ontstond, niet vroeger


dan het begin del' l5de eeuw, een tweede Staphorst, waarvan<br />

de plaats op het terrein nog is aan te wijzen. Toen ook hiel'<br />

de afstanden voor de verveenders te groot werdeu, verrees het<br />

thans bestaande dorp langs den weg Rouveen-de Wijk. Ook<br />

al stonden ons geen andere historische gegevens ter beschikking<br />

dan kaarten, dan zouden wij nog met behulp hiervan en met<br />

de gegevens op en in het terrein drie achtereen volgende verplaatsingen<br />

waarnemen en wel in de knikken der sloten en in<br />

de overblijfselen der nederzettingen in het terrein.<br />

Het tegenwoordige Staphorst vormt een streekdorp d, w. z.<br />

de huizen liggen, soms twee of meer, op eenigen afstand achter<br />

elkander, op smalle strooken land, doorsneden door den straatweg.<br />

Het bouwland vindt men aan de Oostzijde en bestaat uit<br />

zeer smalle, soms 7 - 8 M. breede en zeer lange akkers.<br />

Gescheiden door greppels heeft elk dier akkers nog een eigen<br />

opgang'. H et onvoordeelige van een bebouwing van dergelijke<br />

akkers springt zóó in het oog, dat ik hierbij even bij de<br />

oorzaak er van wil stilstaan. Bij boedelscheidingen kan bij<br />

gemis aan fondsen geen verefîening unet geld plaats hebben<br />

en is alles aangelegd op afdoening' in natura, vandaar<br />

dat oorspronkelijk breeder akkers hoe langer hoe smaller<br />

worden.<br />

Ten opzichte van het hooi- en welland aan de westzijde<br />

gelegen valt op te merken, dat de perceelen onderling in<br />

gebruik zijn, dus niet al het bouwland in lange stroeken<br />

verdeeld. De hooilanden worden of gezamenlijk gehouden of<br />

verwisselen als wandellanden jaarlijks vau gebruikers. In het<br />

laatste geval stel, dat men viel' eigenaars A, B, C, en D<br />

heeft, dan wordt de weide III de breedte verdeeld in viel'<br />

<strong>stuk</strong>ken l , 2, 3 en 4. In het eene jaar beschikt A dan over<br />

I, Bover 2, Cover 3 eu Dover 4 en het volgende jaar<br />

krijgt A 2, B 3, C 4, D 1 enz.<br />

Na deze meer algemeeue mededeelingen 'stel ik u voor in<br />

\ gedachte op pad te gaan. Wij begeven ons naar het Gemeentehuis,<br />

gelegen op het kruispunt der wegen naar Rouveeu,<br />

Meppel en de Wijk. Niemand zal na het zien van het Gemeentehuis<br />

zich verwonderen, dat ik erliefst over zwijg. Het vloekt<br />

en doet pijn in die dichterlijke omgeving'. Alleen wil ik er op<br />

5


6<br />

wijzen, dat hier nog bewaard wordt een bus uit het begin der<br />

19de eeuw met het inschrift:<br />

"Nouville<br />

de Marie<br />

de Hasse<br />

lel' Ambt."<br />

Hierna begeven wij ons naar de kerk, wier begeving in den<br />

katholieken tijd aan het kapittel van St. Lebuinus te Deventer<br />

was. Het tegenwoordig kerkgebouw is reeds het derde van<br />

Staphorst. Het oudste lag bij Olde Staphorst. Volgens de overlevering<br />

brandde het in 1417 af. Men wil dat een ooievaar,<br />

genesteld op het dak der kerk, van een Paaschvuur op Paasch-<br />

Maandag een verkoold rijstje op zijn nest bracht. In het vliegen<br />

werd het niet geheel verdoofde vuur van den tak aangeblazen<br />

en stak' aldus de kerk aan.<br />

Een tweede, gewijd aan den H. Nicolaas, verrees bij de<br />

tweede verplaatsing, men zegt in 1436. Op die tweede plaats<br />

maakte Staphorst de Hervorming door en bleven aan Staphorst<br />

de moeilijkheden dier tijden niet gespaard. De bouw der tegenwoordige<br />

kerk werd den 9 Mei 1752 aangenomen door Pieter<br />

Brouwer, timmermansbaas te Zwollle, voor f 7615.50. Het<br />

was er echter verre van dat de gemeente de aanneemsom kon<br />

voldoen. Slechts f 4500 waren aanwezig, waarvan f 3500 als<br />

een geschenk van Antonie Frederik Ooninck. Gevolg er van<br />

was, dat Ridderschap en Steden den 21 Maart 1753 den ingezetenen<br />

van Staphorst vergunden in de geheele provincie een<br />

collecte te houden tot dekking van het te kort.<br />

Die baksteenen kerk, met zandsteenen waterlijst en pannen<br />

gedekt, heeft in grondplan den vorm van een Griekseli kruis.<br />

De uiteinden der kruisarmen zijn rechthoekig gesloten. In het<br />

snijpunt der armen verheft zich een achthoekige ge<strong>stuk</strong>adoorde<br />

koepel, terwijl het overige g'edeelte der kerk met een houten<br />

zoldering met zware balken overdekt is. Oorspronkelijk stond<br />

op de kerkkap een torentje, waarin de klokken hingen, dit<br />

werd echter wegens zwakte der kap verwijderd. De baksteenen<br />

toren, die daarna gebouwd werd en eigendom der burgerlijke<br />

gemeente is, heeft drie afdeelingen, opvolgend sterk insprin .<br />

gende en is met een stompen leien spits gedekt. Boven den


7<br />

doorgang, onder den toren, is in den westelijken muur een<br />

steen ingemetseld met bet opscbrift :<br />

"Magdalena<br />

]\IJ aria van Dam<br />

heeft hierden<br />

eersten steen<br />

gelegd<br />

17 ~63,"<br />

VIn<br />

Zien wij nog eens in de kerk rond, dau treffen de aandacht:<br />

een rouwbord uit 1678 en een koperen doopbekken met het<br />

opschrift:<br />

. "A. 1. R. B.<br />

1802<br />

1. L,"<br />

een ijzeren kist nit de 17de eeuwen niet minder de vijf<br />

zeventieneeuwscbe kaarskronen, waaronder een met het opschrift:<br />

"Buitenkwartieren 1 ) Anno 1753,"<br />

In den toren hangen twee klokken, één de Mariaklok uit<br />

1400 vermeldende niet den naam van den g-ieter, maar die<br />

van den priester Betnardus Brandt, waaronder zij gegoten<br />

werd en een uit 1512 die Gherardus van 8chonenborch goot,<br />

Over de waarde der laatste klok, volgens overlevering benijd<br />

dool' Kampen, zal ik verder het zwijgen toedoen.<br />

Wanneer wij thans een blik op de huizen werpen, dan treft<br />

het, dat deze ten opzichte van den weg allen met de smalle<br />

zijde el' heen gekeerd zijn. als gevolg van de smalle akkers<br />

waarop zij staan. Soms of liever meestal liggen meerdere<br />

achter elkander en ook vindt men huizen door meer dan een<br />

gezin bewoond, Een en ander wijst op overbevolking. Die<br />

huizen met hun voorgelegen meestal weinig verzorgde tuintjes,'<br />

zijn grillig van lijn en kleur en boeien ongemeen vooral wanneer<br />

zij nog gestoffeerd worden door de veelkleurige kl eeding<br />

der bewoners. Die tuintjes dienen ook tot het inkuilen van den<br />

,) Toi de zoogcunatudc huttenkwartieren onder Stuph orst behooren :<br />

de Werkhorst. de Weert, Hcsselingen, Olde Staphorst, de Munrrikkengast.<br />

Hauiingen en Olde Dingstede.


8<br />

voorraad aan aardappelen. Beziet men het huis nader, dan<br />

blijkt, dat het voor<strong>stuk</strong> - het woonhuis - geheel van steen<br />

is en bij het overige alleen het voet<strong>stuk</strong>, de rest is in hout<br />

opgetrokken. Bij de oudste huizen is de geveltop van hout,<br />

bij de jongere vindt men de wolfskap evenals het dak met<br />

stroo of riet gedekt. Wij zullen ons thans in het huis begeven,<br />

maar hierbij de noodige bescheidenheid betrachten, deels' uit<br />

hoffelijkheid tegenover de bewoners, deels omdat wij woekeren<br />

moeten met onzen tijd. Met de voorwerpen in de verschillende<br />

vertrekken aanwezig zult u straks in werkelijkheid kennis<br />

maken en deze zullen· dan meer tot u spreken, dan een beschrij<br />

ving.<br />

Wij zullen de voordeur openen en ondervinden dan dat wi]<br />

met de deur in huis vallen. Wij staan onmiddellijk in het<br />

voorhuis, dienstdoende als eet-, woon- en slaapvertrek.<br />

Links hiervan vindt men het opkamertje, waaronder de<br />

kelder ligt en daarachter de melkkamer.<br />

Rechts van het voorhuis treft men de bergkamer aan, soms<br />

ook herbergende een inwonend familielid.<br />

Achter het voorhuis sluit de deel aan, die van buiten bereikbaar<br />

is door de banderdeur. waar vlak tegenover het kieldeurtje<br />

ligt. Dan volgt "de potstal", waarin de koeien staart aan staart<br />

in de lengte staan. Links hiervan vindt men den paardenstal.<br />

Naar buiten staat dit gedeelte in verbinding door de mesdeure.<br />

Ten slotte ligt hier achter de hooibergschuur met de schuurdeure,<br />

Alle deuren, met uitzondering van de voordeur en die naar<br />

de bergkamer liggen in de langzijden van het huis.<br />

Overziet men ten slotte dit huis, dan moet men erkennen,<br />

dat het een vrij groote oppervlakte beslaat en toch hebben de<br />

bewoners nog behoefte aan een afzonderlijk kookhuis, een schuur<br />

tot berging van wagens en hooi, een hooimijt, een plaggenmijt<br />

enz. Voor het uitoefenen van zijn bedrijf eischen de klompenmaker<br />

en draaier bovendien nog afzonderlijk huis] es.<br />

Slaan wij nogmaals een blik op het huis van buiten met zijn<br />

in harde kleuren gehouden schildering van denren en ramen,<br />

mengeling van steen en hout en rieten dak en wat de lijnen<br />

betreft spottende met elke regelmaat, dan moeten wij erkennen,


9<br />

dat er een groote bekoring' van uitgaat, die. verhoogd wordt<br />

doorverscholen ligging. Die onregelmatigheid van lijnen en<br />

drapeering met groen dool' geen menschenhand beteugeld maken,<br />

dat alle huizen onderling verschillen en elkander den loef<br />

afsteken in het streelen van den schoonheidszin. Alleen doet<br />

in Staphorst pijn zoo nu en dan te. stuiten op een hedendaagsoli<br />

gedrocht van bouwkunst (?), dat in die omgeving<br />

dubbel vloekt.<br />

Wij zouden thans kennis moeten maken met de menschen,<br />

die ten slotte huis en omgeving leven moeten bijzetten en dit<br />

in zóó hooge mate juist in Staphorst doen, maar ik moet<br />

hiervan afzien. U zult ze zien in nagenoeg al hun verscheidenheid<br />

van kleeding.<br />

Bij enkele karaktereigenschappen der bewoners wil ik echter<br />

even stilstaan en dan treft in hooge mate het sterk ontwikkeld<br />

gemeenschapsgevoel del' bewoners. Het is één familie onder<br />

elkander, deelende in elkanders lief en leed. Dit gevoel uit<br />

zich nader in het spreken van "ons volk", waartoe gij noch<br />

ik behooren, maal' de Staphorsters onderling. Niet minder in<br />

het groeten, het is niet het gewone "goeden dag saam" of<br />

.,g'oeden dag", maar het komen in elkanders belangen. In het<br />

.,an 't bouwen, "an 't rogge halen", min of meer in vragenden<br />

zin gesteld, klinkt als het ware een goede wensch voor het<br />

welslagen van den oogenblikkelijken arbeid. Het onderlinge<br />

hulpbetoon blijkt uit het onderling helpen in het bouwen van<br />

het huis door levering in natura of spandiensten. Eigenaardig<br />

zijn de begrafenisgebruiken, die samenkomsten vroeger van<br />

de spinsters, thans kousenbreisters, van de varkensbruiloft,<br />

waarop de genoodigde mannen houten pennetjes voor de worst<br />

snijden.<br />

Groote drukte en eigenaardige gebruiken heerschen wanneer<br />

de knechts in Februari van dienst veranderen, of wanneer dit<br />

met de meiden tusschen Kerstmis en Nieuwjaar geschiedt.<br />

Opmerkelijk is de plaats, die de vrouw inneemt, Zij werken<br />

veel op het land, vermoedelijk nog een overblijfsel uit den<br />

tijd, toen de mannen in de venen moesten werken. Bij de<br />

geboorte brengt de nieuwe wereldburger den eersten nacht niet<br />

bij zijn moeder door, maar in het huis van de buurvrouw of


10<br />

wel bij een familielid, om aan de moeder de noodige rust te<br />

verschaffen. Op het dan volgende wivemaal zal gelegenheld<br />

zijn tot het bespreken van gewichtige zaken buiten de mannen<br />

om. Dan komt toch zeker het onderwerp vrijen en trouwen te<br />

berde, vooralomdat men een publiek engagement niet kent.<br />

Maar wat zullen die gesprekken achterstaan in gloed en waarheid<br />

bij hetgeen die opkamer zou kunnen vertellen, waarmede<br />

wij bij het huis kennis maakten en waarin de trouwbare<br />

dochters haar aanbidder's Woensdags en's Zaterdags ontvangt,<br />

wanneer hij een jong man, maar's Donderdags, wanneer hij<br />

een weduwnaar is. Er zijn zaken, waarover men liefst een<br />

sluier hangt, al blijft hij doorzichtig. Dit teergevoel treffen<br />

wij bij de kerkgangers aan.<br />

Een kerkgang te Staphorst, wie heeft hiervan niet gehoord,<br />

of niet die prenten gezien, waarop de vrouwen en mannen<br />

gescheiden in hun karakteristieke kleedij zich ter kerk begeven?<br />

Men duidt het terecht den vreemdeling euvel, dat hij op<br />

Zondag. Staphorst bezoekt, om de kerkgangers in hnnne overdenkingen<br />

te bespieden. Die kerkgangers toch verwijlen dan<br />

in een andere wereld, wanneer zij in waarheid tot elkander<br />

als beg-roeting de vragende woorden richten "zal 't wezen" en<br />

het veelbeteekenende "ja" er op volgt. In die stemming is het<br />

begrijpelijk, dat de Staphorster kerkganger, terugkeerende nit<br />

de kerk, het groeten achterwege laat. Wij nemen niet deel<br />

aan het zien naar den kerkgang en begeven ons naar<br />

Rouveen.<br />

Ook dit is driemaal verplaatst.<br />

Hier moeten wij nauwe aanraking zoeken met het klooster<br />

Zwartewater. gesticht in 1233. Dicht bij de plek, waar dit<br />

klooster eens lag, wijzen nog namen en overblijfselen in het<br />

terrein op de eerste nederzetting. Deze schoof om dezelfde<br />

reden, die ik bij Staphorst mededeelde, Oostwaarts, waar nog<br />

in het terrein op het erf de Hoeve IH~tkerkhof te vinden is.<br />

Vandaar verplaatste het zich naar waar het thans ligt. In<br />

afwijking met Staphorst ligt hier het bouwland ver van de<br />

woningen en de hooi- en weilanden tel' weerszijden van den<br />

straatweg. Wanneer wij ook hier een blik slaan op de kerk, .


11<br />

dan vernemen wij, dat zij vóór de hervorming ter begeving<br />

stond van het klooster Zwartewater. De tegenwoordige baksteenen<br />

kerk bestaat uit een langwerpige, rechthoekige ruimte<br />

met vlakke zoldering. Boven het Noorder portaal is een steen<br />

aangebracht met het opschrift "A.no 1642", terwijl op het choor<br />

zich een windwijzer bevindt met het inschrift "Op tot den<br />

Heere".<br />

Inwendig bezit de kerk een preekstoel uit het midden der<br />

17de eenw met een koperen lessenaar, geschenk van Coninck,<br />

dien wij reeds leerden kennen en verder twee zeventieneeuwsche<br />

kronen. Twee klokken in den teren hebben onderstaande opschriften.<br />

Op de kleine staat:<br />

"Ik roep een iedereen, in het gemeen, tot een heilig werk<br />

in Gods Kerk. Onder den dienst van den WelEerw. Heel'<br />

Wilb. Sluiter, Kerkmeesterschap Jan Willems en Hendrik'<br />

Luigjes. Anno 1742".<br />

Op de groote:<br />

"Ja 't geroep ter Kerk, dat is uw werk, en ook van nood<br />

en's menschen dood. Onder den dienst van den Wellâerw. Heer<br />

Wilh. Sluiter, Kerkmeesterschap Jan Plat en Hendrik Proost.<br />

Anno 1762".<br />

Wij zonden hiermede van Rouveen's kerk afscheid kunnen<br />

nemen, ware het niet, dat een paaltje met onderstaand grafschrift<br />

beter bedoeld dan gezegd de aandacht trok. Hierop<br />

leest men:<br />

"Het graf dat hier<br />

dit stof bewaart<br />

Was onze steun en<br />

troost op aard".<br />

Dringen wij ten slotte nog door tot het nachtmaalszilver,<br />

dan vinden wij er twee zilveren bekers. De kleinste is van<br />

gegraveerde bloemmotieven voorzien en op den bodem van het<br />

opschrift:<br />

lId' Gemeente van Rouveen s» 1696".<br />

De andere beker, voorzien van gegraveerde symbolische<br />

voorstellingen van liefde, gerechtigheid enz. heeft ten opschrift:<br />

"Juffron Adriana Hodelija Sluiters van Groningen heeft deese<br />

beeker gegeeven an de kerke van Roveen Anno 1731".


12<br />

Boven de voordeur der pastorie is een steen ingemetseld<br />

met bet opschrift:<br />

'"Door den St. 'Andrea's vloed<br />

Werd dit huis verwoest<br />

en herbouwd door Konluk- "<br />

lijke Mildadigheid<br />

1825.<br />

Weer 'herbouwd in 1879.".<br />

Van het Zuiden moeten wij nog even door Staphorst naar<br />

IJhorst. Hier verandert het landschap. Wij komen hier op<br />

hooggelegen land. De huizen liggen meer verspreid.<br />

Hierlag eens de Havezathe den Pol, gewoonlijk de Respers<br />

genoemd, in 1670 tot riddermatige Havezathe verklaard en<br />

eIken <strong>Overijssel</strong>aar bekend als bezeten door Joan Derk Van<br />

der Capellen.<br />

Gaan wij ook hier naar de kerk, die vóór de Hervorming<br />

vermoedelijk aan de H. Maria gewijd was. Als bouwvallig<br />

komt zij reeds in 1382 voor. De begeving was aan het klooster<br />

Zwartewater. De bouw van het tegenwoordige kerkgebouw<br />

was aangenomen door den aannemer H. Brouwer te Meppel<br />

voor f 7470.-, waarvan f 500.- bestemd was voor de restauratte<br />

van den Westergevel, die van de oude kerk kon<br />

blijven staan.<br />

Op een steen in de kerk leest men omtrent dien bouw:<br />

"Jan Arend Godard de Vos<br />

van Steenwijk tot Dikninge<br />

oud 4 1js jaar<br />

heeft den eersten steen<br />

gelegd den 14 April 1823".<br />

In de kerk bevindt zich een zeventieneeuwsche preekstoel,<br />

waaraan een koperen arm met bord, voorzien van een doopbekken<br />

en offerbus, yan hetzelfde metaal. Opmerkelijk zijn<br />

verder eenige :eikenhouten banken en een koperen kroon, die<br />

tot opschrift heeft:<br />

"J an Hendericks van de Rusttee, Roelof<br />

Warners van't Schot, Jan Jans ter<br />

Haar, Jan Jans Besoen".<br />

Banken en kroon zijn uit het einde del' 17de eeuw.


13<br />

Op de orgelkast staat :<br />

,,19 03<br />

Geschenk<br />

van<br />

W. Koops en R. van Kleef";<br />

terwijl als vervaardiger van het orgel vermeld wordt J. Proper<br />

te Kampen.<br />

In de kerk liggen' de volgende opmerkelijke grafzerken:<br />

le. Een hardsteenen zerk met het opschrift, voor zoover het<br />

te lezen is<br />

'"Anno dÏÏi millesimo Vc<br />

XLIII ipso die may obiit venerabilis<br />

diis Johannes<br />

Sche. , .ar abbas<br />

hui' Oonvëtus . . ... req. at in pace"<br />

2e, e'en andere steen vermeldt i<br />

"Ao, 1652<br />

geboren die<br />

WelEdele<br />

"I'ecla van Monster<br />

dochter van<br />

der Havlxhorst"<br />

daarop volgt een afgesleten wapen en dan:<br />

"Ende is<br />

gestorven<br />

den 26 Juni<br />

1652,"<br />

Van de kerk gescheiden staat een houten klokkenstoel van<br />

balken opgetrokken; waarin een klok haugt met het opschrift<br />

in blokletters:<br />

"Pieter Seest Amstelodami<br />

Anno 1780 me fecit,"<br />

Ik zou hier kunnen eindigen gebood het de plicht niet<br />

enkele verdienstelijke personen te gedenken, wier levensloop<br />

met Staphorst meer of min verbonden is, En dan denk ik in<br />

de eerste plaats aan dien Philippus Rovenius, geboren te Rouveen<br />

in 1572 en den I October 1615 te Utrecht overleden;<br />

dien Groningsehen Hoogleeraar Daniel Frantszius, die Staphorst


~ 14<br />

van 10 Augustus 1705 tot 8 Juni 1706 als predikant diende;<br />

dien sympathieken Eibergor zanger Wilhelm Sluiter, die voor<br />

de Munsterschen ui~ Eibergen gevlncht korten tijd te Rouveen<br />

predikant was.<br />

Als personen waaraan deze streek veel te danken heeft,<br />

noem ik in de 1ge eenw den Graaf van Rechteren, Gouverneur<br />

des Konings' in <strong>Overijssel</strong>, en Baron van Dedem, den<br />

stichter van de Dedemsvaart.<br />

HATTEM. F. A. HOEFER.<br />

I


\<br />

STAPHORST-ROUVEEN EN<br />

" VRIEZENVEEN~ ,<br />

In de Driemaandelijksche Bladen, uitgegeven door de Vereeniging<br />

tot Onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten<br />

van Nederland, (Jaargang V, p. 35) schrijft C. H. Ebbinge<br />

Wubben: "Staphorst,' oorspronkelijk een veenkolonie, is een<br />

zoogenaamd streekdorp, d.w.z. de huizen liggen, soms twee<br />

of meer, op eenigen afstand achter elkaar op lange smalle<br />

strooken land, doorsneden door de straatweg, de diek. Van het<br />

grasland, ten N., deels ten N.W., van de diek zegt men dat<br />

het buten, van het bouwland, ten Z., deels ten Z.O., dat het<br />

boven ligt. Wie an diek staat, kan dus vier richtingen' uit,<br />

en bouen of boveruut, en buten of buteriuui, en oostert of<br />

oostertuuten en uiesteri of westert1tut.<br />

De lange smalle erven zijn onderling gescheiden door slooten,<br />

meestal aan weerszijden met hout beplant, er langs loopt. op<br />

elk erf een steeg, een in den regelonbestrate toegangsweg;<br />

voor zoover hij langs een huis leidt, draagt hij den naam van<br />

brink" 1). Mutatis mutandis geldt dit alles ook voor Vriezenveen,<br />

als men daar op den weg of de straat staat kan men<br />

ook vier richtingen uit, hen bwavI·n of buiaeverin, hen buten<br />

of buieriin, hen oostert of oostertin, hen ioesieri of wesiertin.<br />

Daar ligt het bouwland ten N. van den weg d.i bwaven, het<br />

grasland ten zuiden van den weg d.i. buten.<br />

Dr. Blink zegt in het Tijdschrift v.h. Nederlandsch Aardrijkskundig<br />

Genootschap (XIX 1902 p. 80): "Als men iemand<br />

die Staphorst vrij wel kent, plotseling in Vriezenveen plaatst,<br />

zou hij den overgang sohier niet bemerken".<br />

Dezelfde schrijver schrijft in het Tijdschrift der Nederl.<br />

Heide Maatschappij, (14e jg. p. 37): "De Staphorsters helpen<br />

1) Hier heeft .brink" dus nog zijn oude beteekenis van "rand, grasrand"<br />

behouden. Verg. Verdarn, Middelnederlandsch Handwoordenboek.


16<br />

elkander tegenover vreemdelingen tot het uiterste, tegenover<br />

niet Staphorsters zijn zij één. Dit gemeenschapsbesef spreekt zelfs<br />

uit het groeten. Als iemand voorbijkomt hoort men hier zelden<br />

uitsluitend den gewonen dorpsgroet : goeden dag saam of goeden<br />

dag, maar in den .groet spreekt een besef van ·deelneming in<br />

den arbeid, dien de ander verricht. Is iemand b.v. .aan 't ploegen<br />

dan luidt de groet: an 't bouwen?, is iemand aan '-t oogsten,<br />

dan luidt hij: an ,'t rogge halen? en zoo klinkt de groet steeds<br />

in een vragenden vorm, deelnemend aan den arbeid dien men<br />

buren of dorpsgenooten ziet. verrichten."<br />

Ook deze woorden zijn volkomen op Vriezenveen toepasselijk.<br />

Evenals Staphorst is Vriezenveen een Friescue veenkolonie,<br />

beide dorpen werden verplaatst naar gelang het veen was<br />

afgegraven en de bodem tot ontginning was gebracht, de kerken<br />

van beide dorpen zijn daardoor eenige malen verplaatst.<br />

Te Staphorst werd oudtijds het plaatselijk bestuur gevormd<br />

door het college van sestienen, te Vriezenveen door een dito<br />

van kerkmeesteren en sestienen.<br />

In de jaren 1627 tot 1630 voerde Johan van Rechteren tot<br />

Rechteren en Bredenhorst, Heel' tot Almelo een proces 1) tegen<br />

de ingezetenen van Vriezenveen, de zaak liep in hoofdzaak over<br />

de vraag wat onder een hoeve moest worden verstaan daar<br />

bij de oude concessiebrieven door de Heeren van Almelo<br />

aan "de Vresen op den Vene" gegeven, wasbepaald dat van<br />

een hoeve lands jaarlijks moest worden betaald een _emmer<br />

boter, Zwolsche maat. \' olgens den Heer van Almelo was eene<br />

hoeve 16 of hoogstens ]8 morgen groet, terwijl de ingezetenen<br />

van Vriezenveen beweerden dat een hoeve aldaar geen bepaalde<br />

maat vertegenwoordigde maar dat zij in de lengte steeds kon<br />

worden uitgebreid dool.' ontginning van de veengronden tot aan<br />

de noordgrens der Heerlijkheid. Zij legden getuigenissen- over<br />

o.a, van drie personen geboren en lang gewoond hebbende te<br />

Vriezenveen, die reeds jaren lang te Staphorst en Rouveen<br />

gevestigd waren; deze verklaarden: "dat de Vriezenveensche<br />

landen van één nature en also gelegensinnen als de Staphorster<br />

1) Rijksarchief Zwolle,


]7<br />

en Ronveensche, te weten beneden haar hooilanden, daarna de<br />

weilanden ende daarna de bouwlanden, dewelcke int wilde en<br />

woeste vene strecken, dat alle opgaande landen opt Vriesenveen,<br />

Staphorst en Ronveen bij akkertal worden verkocht en verhuurd,<br />

te weten 16 akkers voor eene hoeve, 8 akkers voor een halve<br />

hoeve, 4 akkers voor een vierdel en 2 akkers voor een half<br />

vierdel. dat de Vriesenveensche, Staphorster en Rouveensche<br />

akkers meestendeels nit de wilde helde en onland tot land,<br />

door groote vlijt en arbeid van de ingezetenen z\in gemaakt<br />

en zij hunne huizen van beneden tot boven hebben moeten laten<br />

'zetten en maken."<br />

Ter verduidelijking wordt bij de proces<strong>stuk</strong>ken overgelegd<br />

een "Caerte van't Vriesenveene", waarop de indeeling del'<br />

lauden in hoeven, akkers enz. in schema is voorgesteld, deze<br />

zelfde kaart vindt men ook onder de <strong>stuk</strong>ken 1) betreffende<br />

een proces dat de ingezetenen van Rouveen tegen die van<br />

Staphorst voerden in de jaren 1632 tot 1637, in welke zaak<br />

de Licentiaat Johan Telvoren als advocaat optrad, dezehad<br />

als zoodanig ook de belangen der Vriezenveeners verdedigd.<br />

De ingezetenen van Rouveen beweerden dat het Mosveen,<br />

gelegen ten zuiden, deels ten zuidoosten van Staphorst, gemeenschappelijk<br />

eigendom was; volgens de Staphorsters zou<br />

de scheiding en verdeeling reeds voor ondenkelijke jaren hebben<br />

plaats gehad. In zijne repliek, ingediend den 26 September<br />

1634, zegt de advocaat Telvoren o.a.: "dat de Vriezenveensche<br />

landen van gelijke nature zijn als die van Staphorst en Rouveen<br />

met het onderscheid dat de laatste boven hoe langer hoe meerder<br />

scherper toeloopen. 3 Januari 1637 deed Rudolph van den<br />

Clooster, Schultis tot Hasselt, met advies van rechtsgeleerden,<br />

uitspraak in deze zaak; hij verklaarde dat de ingezetenen van<br />

Staphorst de vroegere scheiding en deeling niet genoegzaam<br />

hadden bewezen en dat dus het Mosveen, van boven den Leidijck<br />

tot de uiterste limiten toe, gemeénschappelijk eigendom van<br />

de beide kerspelen was; hij veroordeelde beklaagden "om met<br />

de klagers te treden in scheydinge ende deelinge, na g-rootte en<br />

1) Rijksarchief. Zwolle No.


18<br />

proportie van een iegelijks hoevetall, genietende die van Stap.<br />

horst de proportie van 48 hoeven en die van Rouveen van<br />

62 hoeven, compenserende de kosten om redenen."<br />

Onder de bijlagen van deze proces<strong>stuk</strong>ken bevinden zich o.a.<br />

een opgave van de namen der landeigenaren en een uitvoerige<br />

kaart van Staphorst en Ronveen gemaakt door den gezworen<br />

landmeter Gysbert Sasse in 1635. .<br />

DEN HAAG.' L .. JONKER.·


IETS OVER RUMYNGHE.<br />

Bifhet'lezen van het "Rapport van de Commissie tot onderzoek<br />

der Grootburgerrechten te Kampen" 1) viel het mij op,<br />

dat de ,zinsnede: "In den yersten zal die stat van Campen<br />

"behouden sinte Nyclaesbroeke, den Cruyshoep eude alzulc<br />

.Jant, als si heer toe bezeten hebben, die hem-die ghezworen<br />

"ter naester rumyngher af ghegaen hadden, sonder aensprake<br />

"van ons of van onsen nacomelinghen, bisscopen t'Utrecht of<br />

"van den erfghenamen vcersseid", voorkomende in eene oorkonde<br />

van 1363 of 1364, uitgegaan van Johan van Arkel,<br />

waarbij het aandeel van de stad Kampen in de te verdeelen<br />

marke van Mastenbroek wordt bepaald, 2) door de commissie<br />

aldus wordt weergegeven: "Alzoo behield de stad het St.<br />

,.Nicolaasbroek, den Kruishoop en verder al zulk land, als de<br />

"stad tot nu toe bezeten had en dat door de gezworenen van<br />

"Mastenbroek bij de laatste ruminghe aan de stad was afqe-<br />

"staan, zonder dat de bisschop of zijn opvolgers daarop eenige<br />

"aanspraak zouden maken," 3)<br />

Ret leek mij vreemd, dat nog eens uitdrukkelijk wordt bepaald,<br />

dat de stad mag behouden wat zij reeds bezat en door<br />

de gezworenen aan haar was afgestaan, Mijn twijfel aan de<br />

juistheid der vertaling werd versterkt, toen ik in het vervolg'<br />

van de oorkonde van bisschop Jan van Arkel deze zinsnede<br />

aantrof: "Item- wes goet hoeren borgheren af geghaen is in<br />

1) De bedoelde Commissie werd ingesteld bij besluit van den Minister<br />

van Binnenlandsche Zaken van 29 April 1904. Haar rapport werd<br />

11 Juli 1906 uitgebracht en verscheen in druk bij de Naamlooze<br />

Vennootschap Drukkerij "Trio" te 'a-Gravenhage. Aangehaald als<br />

Commissierapport.<br />

2) No. 148 van het Kamper archief. Afgedrukt als bijlage C van<br />

Commissierapport. De interpunctie en het gebruik van hoofd- en<br />

kleine letters zijn door mij in overeenstemming gebracht met de<br />

regels van het <strong>Historisch</strong> Genootschap.<br />

3) Commissierapport, biz, 8.


20<br />

"der rumynghe naestverleden, daer die eyghendom hoer af<br />

"is ende tot ghenen erfpacht uutghedaen en is, dat sal men<br />

"hem wedergeven, also verre alst in der deylingh van Mast-<br />

"broec nyet hynderlyc en is."<br />

Wanneer "afgaen" beteekende "afstaan", zou de laatste aanhaling<br />

zeggen, dat men aan de burgers van Kampen moest<br />

teruggeven, wat zij pas van de gezworenen hadden gekregen<br />

en wel zoo gekregen, dat zij het eigendomsrecht der afgestane<br />

goederen er door verloren hadden l<br />

Daar in de laatste zinsnede "afgaen" niet kan beteekenen<br />

"afstaan", mag ook in de eerste dit woord niet door "afstaan"<br />

worden weergegeven, daar het verband, waarin het gebruikt<br />

wordt op beide plaatsen het zelfde is.<br />

Wat beteekent nu hier "afgaen" ? Het Middelnederlandach<br />

handwoordenboek kent o.a. de beteekenis: "afstand doen van",<br />

doch dan moet een persoon onderwerp in den zin zijn en de<br />

zaak in den tweeden naamval staau. Riel' staat echter de zaak<br />

iu den vierden naamval.<br />

Met een zaak als ouderwerp en den persoon in den derden<br />

naamval vindt men voor "afgaen" opg-egeven: "voor iemand<br />

verloren gaan", "ophouden zijn eigendom te zijn". Op deze<br />

wijze is het woord op de tweede plaats gebruikt en de beteekenis<br />

van dezen zin is dus, dat aan de burgers van Kampen<br />

moet teruggegeven worden, wat zij bij gelegenheid van de<br />

laatste ruminge badden verloren, waarvan zij dus den eigendom<br />

verloren badden. 1)<br />

Voor "afgaen" met een persoon als onderwerp en de zaak<br />

in den vierden naamval moeten wij besluiten tot eene beteekenis<br />

van "afnemen" of "ontzeggen", in welk geval wij een zeer<br />

goeden zin krijgen.<br />

De oorzaak van het vertalen van "afgaen" door "afstaan",<br />

ligt in het. woord "ruminghe". De oommissie stelt ruminghe<br />

1) Op de zelfde wijze is "argaen" gebruikt in eene oorkonde van<br />

1367, waarin bisschop Arend vall Hoorn zegt vernomen te hebben,<br />

dat te Kamperveen "onses gesticb tes pale vercortet ende afgegaen<br />

"sijn toe behoef des dorpes van Oestenwolde" en verklaart, dat hij<br />

"dat lant, dat Campervene mit gewelt afgegaen was, daer weder toegegaen<br />

heeft." (Kamper archief,' Diverserum A, fo1.152).


21<br />

gelijk met afstand van eigendom. Zij zegt o.a.: "En waar<br />

"wijders die zelfde bisschop in de van hem uitgegane oorkonde<br />

"de ruminghe van de Kamper eilanden, in ruil voor de stads<br />

"gewaardheid in Mastenbroek gelijk stelt en assimileert aan<br />

"de ruminghe indertijd door zijne voorgangers omtrent de<br />

"bewuste broeken ten behoeve van schepenen, raden en universi<br />

"opidani van Kampen g-edaan, en tevens die voorgaande<br />

"ruminghen bevestigt, ... daar moet ontwijfelbaar nit die gelijk-<br />

"stelling en assimilatie afgeleid worden, dat ook toen reeds<br />

"volgens de communis opinio evenzeer die door's bisschops<br />

" voorgangers in vroegeren tijd ontruimde landerijen aan de<br />

"stad Kampen als eenheid -waren afgestaan, zoodat hierbij.<br />

"evenmin als bij de ruminghe van de Kamper' eilanden, kan<br />

"gedacht worden aan een afstand aan Kamper ingezetenen ten<br />

"einde die goederen mit Gesammter Hand als een markgenoot-<br />

"schappelijk consortium te bezitten en te gebruiken". 1)<br />

Nu is het volkomen waar, dat aan de stad Kampen de<br />

Kamper eilanden zijn afgestaan, al geschiedde dit dan ook niet<br />

door den bisschop 2); ook eerder .wàren reeds gronden aan<br />

Kampen afgestaan door Hendrik van Vianden en Johan van<br />

Nassau, maal' wat geeft de commissie het reelit .dezen afstand<br />

van eigendomsrechten "ruminghe" te noemen?<br />

De oorkonde van 1363 of 136.4 gebruikt het woord "ruminghe"<br />

niet waar zij van de Kamper eilanden spreekt en evenmin<br />

treft men dit aan in de beide brieven van Jan van Nassau<br />

van 1284, waarbij de broeken aan de stad zouden zijn afgestaan.<br />

3) Het gebruik van het woord "ruminghe" ter aanduiding<br />

van de rechtshandelingen, waardoor Kampen eigenaar<br />

werd van de Kamper eilanden en andere gronden, is zuiver<br />

fantasie, doch deze beteekenis eenmaal aangenomen hebbende,<br />

I) Commissierapport blz. 8.<br />

2) Blijkens den aanhef, gaat de oorkonde wel uit van den bisschop.<br />

doch niet hij, maar de verdeelingscommissie van Mastenbreek is<br />

partij in de overeenkomst.<br />

3) Kamper archief No. 4 ell 5; afgedrukt als bijlagen A en B ill<br />

het Comrnissierapport. De vraag. welke gronden aan Kampen werden<br />

afgestaan, hoop ik elders te behandelen.


22<br />

bleef de Commissie niet anders over, dan "afgaen" te vertalen<br />

door "afstaan". •<br />

Slaan wij het Middelnederlandseli woordenboek op, dan<br />

vinden wij voor "l'uming'he" meerdere beteekenissen, doch<br />

welke hiervan moeten wij in een bepaald geval kiezen?<br />

Deze vraag gaf mij aanleiding een aantal <strong>stuk</strong>ken, waarin<br />

het woord gebruikt wordt, bij een te zoeken en te trachten<br />

daardoor de oorspronkelijke beteekenis en de daarvan afgeleide<br />

beteekenissen op te sporen. Voor zoover deze <strong>stuk</strong>ken nog<br />

niet uitgegeven zijn, volgen zij hierachter als bijlagen.<br />

"Ruminghe" is afgeleid van "rumen". Dit werkwoord kennen<br />

wij nog in de uitdrukking "het veld ruimen", doch behalve<br />

als vakterm+), komt het zonder voorvoegsel niet meer voor.<br />

In de beteekenis van "opruimen" of "schoonmaken" ontmoeten<br />

wij het woord "rumen" herhaaldelijk in de verschillende<br />

dijkrechten. In het dijkrecht van Mastenbroek 2) komt eene<br />

afdeeling voor, getiteld: "Van weteringen to rumen". Nauw<br />

met deze beteekenis verwant is die van "wegnemen wat in<br />

den weg staat", "wegruimen". In deze beteekenis treffen wij<br />

het eenige malen aan in de stadsrekeningen van Ootmarsum 3),<br />

waar meerdere betalingen aan werklieden, "dije den 'sten ut<br />

der porten rumeden" , voorkomen.<br />

V erder kan "rumen" beteekenen "ontruimen". Hierbij houde<br />

men in het oog, dat. men zoowel zelf iets kan ontruimen ten<br />

behoeve van een ander (b.v. zijn plaats ontruimen, zoodat men<br />

de beteekenis krijgt van "plaats maken voor", "afstand doen<br />

van"), als ook een ander iets doen ontruimen ten behoeve van<br />

zich zelf of van een derde (de politie, die een zaalontruimt).<br />

In de eerste beteekenis vinden wij "rumen" gebruikt in de<br />

reeds meermalen aangehaalde oorkonde van 1363 of 1364,<br />

1) In <strong>Overijssel</strong> spreken timmerlieden en smeden nog van .rnmen"<br />

of .oprumen", wanneer zij bedoelen het wijder maken van een gat,<br />

waarin een pen of schroef moet passen.<br />

2) In H.S. in meerdere exemplaren op het Rijksarchief te Zwolle<br />

en in het archief vanden polder Mastenbroek.<br />

3) Uittreksels uit deze rekeningen vindt men in de Verslagen en<br />

Mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>seh<br />

Regt en Geschiedenis, 28e <strong>stuk</strong>, blz. 174 en vlg.


23<br />

wanneer aan Kampen de verplichting wordt opgelegd om aan<br />

de vlsschers _op Seveningen "enen merghen lants (te) rumen",<br />

opdat deze daar hunne netten kunnen inhalen.<br />

Van gelijke beteekenis is het "ruminghe doen", dat men in<br />

meerdere stadrechten aantreft in verband met bepalingen omtrent<br />

het bouwen van gezamenlijke tusschenmuren. Zoo komt in het<br />

Kamper "Gtùden Boeck" 1) een hoofd<strong>stuk</strong> voor' "Van rnmynghe<br />

des, die boven den anderen tymmert", waarin wij lezen:<br />

,;Voert int jaer 1314 is overdragen, so wye boven den andere<br />

"tymmert een woninghe hoge, den sal sijn nabuer rumynge<br />

"doen op sijns selves cost. Ende wat weder costet to maken,<br />

"dat meisterloen sal dieghene betaelen, die de wonynge boven<br />

"tymmert. Ende die rumynghe ghedaen hefît, sal selven betaelen:<br />

"calck, pannen, holt ende ijsel' ende wes reytscap daer to ghaet.<br />

"Ende men sal nyet hoger die muren betaelen, dan dat spoerte<br />

"staet" s). Ook in de Utrechtsche stadrechten is op meerdere<br />

plaatsen van deze "rnminge" sprake S).<br />

Zeer waarschijnlijk heeft dit "ruminghe doen", waarvan de<br />

beteekenis vrijwel gelijk staat met "afstaan", de commissie<br />

aanleiding gegeven in haar rapport iedere "ruminghe" gelijk<br />

te stellen met afstand van eigendomsrechten. Ten onrechte<br />

evenwel, want "rnminghe" is ook de rechtshandeling, waardoor<br />

men een ander iets doet ontruimen ten behoeve van zich zelf<br />

of van een derde.<br />

Een veel voorkomend kwaad in vrijwel alle marken was het<br />

eigenmachtig in bezit nemen van <strong>stuk</strong>ken onverdeelden grond<br />

door gewaarden en ongewaarden en talloos zijn de bepalingen<br />

1) Uitgegeven in de serie Overijselsche Stad-Dijk-en Markerechten,<br />

Ie deel, Le <strong>stuk</strong>. De aanhaling op biz, 108. In de uitgave staat in het·<br />

opschrift "Ramijughe". In het origineel echter "Rumynghe".<br />

2) Bedoeld wordt, dat hij, die zijn muur moest afbreken en dien<br />

half aan zijnen buurman moest afstaan, niet verder behoeft mede te<br />

betalen, dan tot de hoogte, waar zijn daksporen in den muur rusten.<br />

3) Glossarium. behoorende bij de Rechtsbronnen van de stad Utrecht,<br />

uitgegeven door Mr. S. Muller }fz. (Ie reeks, lIIe deel del' Werkeü<br />

van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlandsche<br />

Recht).


24<br />

in de verschillende markerechten i), waardoor de erfgenamen<br />

hebben getracht daaraan paal en perk te stellen. Hoewel van<br />

economisch standpunt beschouwd, dergelijke inbezitnemingen<br />

van onverdeelde, dikwijls woeste gronden - meestal aangravingen<br />

genoemd - nuttig waren, is het toch zeer verklaarbaar,<br />

dat de gezamenlijke erfgenamen deze verboden en niet schroomden<br />

tot de meest drastische maatregelen over te gaan, om ze<br />

ongedaan te maken.<br />

De onverdeelde markegronden toch behoorden tot de in de<br />

marke gelegen gewaarde hoeven, wier eigenaren als zoodanig<br />

tevens gezamenlijk eigenaren waren dier onverdeelde gronden 2).<br />

Groef een erfgenaam een <strong>stuk</strong> van den onverdeelden grond<br />

aan; dan benadeelde hij zijne mede-erfgenamen; deed een<br />

engewaarde dit, dan werden de gezamenlijke erfgenamen benadeeld.<br />

In beide gevallen werd het object van de eigendomsrechten<br />

van de gezamenlijke eigenaren verminderd.<br />

Niet iedere aangraving was echter onrechtmatig. Onrechtmatig<br />

was zij alleen, wanneer zij eigenmachtig geschiedde,<br />

want niets belette de gezamenlijke erfgenamen, althans in<br />

theorie, om het zij om niet, het zij tegen vergoeding een<br />

1) Zie: <strong>Overijssel</strong>sche Markerechten, uitgegeven door de Vereeniging<br />

tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis. Geldersche<br />

Markerechten, uitgegeven door Mr. Sloet in de Werken der Vereeniging<br />

tot uitgaaf van de bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht<br />

(He reeks, XIIe en XVe deel). Mr. Joosting, Willekeuren van Drentsche<br />

marken, in het 6e· deel der Verslagen en Mededeelingen van ge-<br />

noemde Vereeniging.<br />

2) Het reëele karakter der gewaardheld komt yooral in de oudste<br />

markerechten uit. Eerst later laat men splitsing van waren toe, zoodat<br />

de mogelijkheid bestaat. dat een niet-eigenaar van eene hoeve of saalstede,<br />

in het bezit komt van een waardeel. In vele markerechten<br />

wordt echter aan den bezitter van zoo'n waardeel medezeggenschap<br />

en medegebruik door de overige markegenooten ontzegd, wanneer<br />

hij althans niet eenigen grond in de marke bezit. Zuiver personeele<br />

gewaardheid komt in de echte marken niet, of althans zeer zelden<br />

voor, wel bij "meenten", waar zij zelfs regel is. Geheel ten onrechte<br />

spreekt het Comruissierapport (blz. 15) dan ook van gewaardheid van<br />

de geslachten van Voorst, Rechteren, enz. "in de marke van Mastenbroek.<br />

Niet als geslacht, doch als eigenaren van gewaarde hoeven,<br />

behoorden zij tot de gewaarden.


25<br />

grooter of kleiner deel hunner onverdeelde gronden Ran een<br />

mede-erfgenaam of ongewaarde aï te staan.<br />

Om niet stonden de gezamenlijke erfgenamen wel eens een<br />

<strong>stuk</strong>je grond af aan onvermogenden. Afstand tegen vergoeding'<br />

vond. meestal plaats door uitgifte in erfpacbt; de canon treedt<br />

dan in. de plaats van het genot in natura van den grond. In<br />

vrijwel alle :markeu vindt men dergelijke in erfpacht uitgegeven<br />

perceelen, meestal katersteden 1) genoemd. Verkoop van<br />

<strong>stuk</strong>ken onverdeelden grond vond plaats, wanneer de gezamenlijke<br />

erfgenamen geld noodig hadden, dat ûj anders bij wijze<br />

.van omslag zouden hebben moeten opbrengen 2). .<br />

Minder dikwijls komt het voor, dat de gezamenlijke erfgenamen<br />

een waar of waardeel verkoepen. Verkoop van zoo'n<br />

waar of waardeel staat gelijk met het scheppen van een nieuw<br />

gewaard erf en vermeerderingvan het getal der eigenaren van<br />

de onverdeelde gronden S). .<br />

In theorie konden de gezamenlijke erfgenamen ook hunne<br />

onverdeelde gronden in hun geheel of voor een grooter of<br />

kleiner gedeelte verdeelen, waarbij aan ieder gewaard erf naar<br />

mate van bet waartal een grooter of kleiner <strong>stuk</strong> werd toegeslagen<br />

4).<br />

1) Zie b.v, Dat Marckenboeck van Bathman. <strong>Overijssel</strong>sche Stad-<br />

Dijk-en Markerechten. derde deel, 1ge <strong>stuk</strong>, blz. 3. De z.g. Erfgenamenkatersteden<br />

treft men ook aan in Holten. (Zie J. de Graaf, Uit het<br />

archier der marke van Holten, blz. 40 en 41).<br />

Z) Dikwijls voor kerkherstel, b.v. in 1602 en 1'606 de marke van<br />

Zwiep (Sloet Geldersche Markerechten II, blz. 231), in 1616 de marke<br />

Groot- en Klein Dochteren (Sloet, t.a.p. II blz. 257). Ook voor andere<br />

doeleinden. Uit een schrij ven aan den keizer door de Staten van<br />

<strong>Overijssel</strong> in 1530 (Kamper Dagvaartboek fol. 30) blijkt, dat in vele<br />

marken van Salland de erfgenamen gronden hadden moeten verkoopen,<br />

"die affgegraven synt van der gemeenten", om de lasten van den<br />

Gelderschen oorlog te betaleu.<br />

') In 1643 verkochten de erfgenamen van Bathmen "seecker streepien<br />

landt", waarop de schout zijn huis had gebonwd, "met een halve<br />

waere" (Markenboek van Bathmen blz. 2). Dat zulks niet dikwijls<br />

voorkwam blijkt door vergelijking van het aantal waren in verschillende<br />

tijden in eene marke.<br />

') Zie Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, deel XIII<br />

blz. 271 en vIg., waar eene gedeeltelijke vercleeling der marke van


26<br />

In de praktijk echter konden de gezamenlijke erfgenamen<br />

niet geheel vrij beschikken over de hun in eigendom toekomende<br />

onverdeelde gronden wegens het aan den landsheer toekomende<br />

recht op den voorslag. Waarop dit recht steunde kunnen wij<br />

hier in het midden laten j het is voldoende te weten, dat het<br />

bestond en den landsheer recht gaf op ongeveer 10 % van de<br />

onverdeelde gronden 1). Het is duidelijk, dat zijn belang medebracht<br />

zoo veel mogelijk aangravingen met of zonder toestemming<br />

van de erfgenamen en gedeeltelijke verdeelingen tegen<br />

te gaan. Ook verkoop van gronden strekte tot nadeel van zijne<br />

belangen.<br />

Uit dit recht op den voorslag kunnen verschillende maatregelen<br />

van den landsheer ten aanzien van de markeu worden<br />

verklaard. In de eerste plaats wel de pogingen in <strong>Overijssel</strong><br />

sedert het begin der 14e eeuw door de opvolgende bisschoppen<br />

aangewend, om tot verdeeling der Sallandsche markeu te komen,<br />

welke verdeelingen vrijwel alle door of namens hen werden<br />

ten uitvoer gebracht. 2) Deze verdeelingen haddim in vele gevallen<br />

niet de opheffing van de markeu ten gevolge j zij werden<br />

slechts gedeeltelijk verdeeld, maar de landsheer nam zijnen ,,"001'slag,<br />

berekend naar de geheele oppervlakte onverdeelden grond.<br />

Holten wordt medegedeeld. Een ander voorbeeld bij Joosting, Willekeuren<br />

van Drentsche marken, blz. 44, waar bepaald wordt, dat het<br />

turfveen van Buinen verdeeld zal worden. Ook de niet-gewaarden (de<br />

huizen) krijgen hier een deel. Dit verdeelen heet meestal "hoefslaan"<br />

aan iedere hoeve haar deel toewijzen, waarin het reëele karakter de;<br />

gewaardheld uitkomt.<br />

I) De hierachter als bijlage B medegedeelde oorkonde van 1312<br />

wekt den indruk, dat de erfgenamen den bisschop een aantal hoeven<br />

of morgens grond vrijwillig afstonden ter belooniug van zijne bemoeiingen<br />

in zake de verdeeling. Uit de verdeelingsacte der marke<br />

van Zwolle van het zelfde jaar (Verslagen en Mededeelingen van de<br />

Vereeniging tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis<br />

lle <strong>stuk</strong>, blz. 105 en vlg.) blijkt echter, dat .de bisschop zijn voorslag<br />

vooruit nam en hier zeit's aanzienlijk meer had genomen "dan. den<br />

goeden luden van den lande dochte, dat reden was." Later heeft hij<br />

er- dan ook een deel van afgestaan.<br />

2) Zie bijlage B hier achter en de verdeelingsacte der marke van<br />

Zwolle in noot 1 aangehaald. Verder de verdeeling van Mastenbroek<br />

in het 6e <strong>stuk</strong> der Verslagen en Mededeelingen, blz. 21 en vlg:


27<br />

Het spreekt van zelf, dat de markgenooten daarna geheel vrij<br />

konden beschikken over de overblijvende onverdeelde gronden<br />

en bij eene volgende verdeeling niet weder opnieuw eenen<br />

voorslag behoefden af te staan. 1)<br />

Niet alle maatregelen. van den landsheer vinden hunne verklaring<br />

in dit recht op den voorslag.<br />

Uit het proces tusschen de erfgenamen der marke en de stad<br />

Rijssen blijkt, dat door den landsheer aan de steden van Twente<br />

vergund was tot goedmaking van de kosten van den Geldersehen<br />

oorlog land te "beslaen" van de omliggende marken, terwijl bisschop<br />

Frederik van Blankenheim aan de stad Enschede in 1422<br />

vergunde hout te kappen uit de marken van Driene, Lonneker,<br />

Enschede, Usselo en Twekkelo voor wal en poorten der stad. 2)<br />

Krachtens welk recht kon de landsheer dergelijke beschikkingen<br />

maken? Ter beantwoording van deze vraag moeten<br />

wij onderscheid maken tusschen vrije marken en marken met<br />

eenen heer. 3)<br />

De markebestaat uit een aantal gewaarde hoeven, wier<br />

eigenaars qua talis tevens eigenaren zijn van de onverdeelde<br />

gronden. Behooren nu alle gewaarde erven aan één persoon,<br />

dan is deze tevens eigenaar van de onverdeelde gronden. De<br />

grondheer maakt daar de bepalingen, die in vrije markeu de<br />

gezamenlijke erfgenamen maken en beschikt over de gronden,<br />

zooals elders de erfgenamen dit doen. De gebruikers der hoeven,<br />

gewoonlijk hoorigen, zijn geen eigenaren van de hoeve en<br />

dus evenmin mede-eigenaren van de onverdeelde gronden. Zij<br />

hebben echter hier meer, daar minder uitgebreide zakelijke<br />

rechten op de gronden: als gezamenlijke gebruikers der erven<br />

besturen zij onder toezicht van den heer de marke en regelen<br />

het gebruik ervan.<br />

1) Zie bijlage B.<br />

2) TijdreKenknndig Register, deel E, blz. 454 (van het jaar 1520)<br />

en J. W. Mulder, Bijdrage tot de keunis van den rechtstoestand der<br />

marken, blz. 29. Eerst in 1600 ontstaan hierover geschillen, terwijl<br />

in 1616 de drost van Twente beweert, dat de bisschop nimmer "macht<br />

beft gehat der erfgenamen guet wich to. geven."<br />

3) Zie hierover Mr. L. A. J. W. baron Sloet. Marken in dl" Veluwe.<br />

Van AI's blz. 70 en vlg ..


28<br />

Dergelijke hoeven kunnen het eigendom worden van niet,<br />

hoorigen, b.v . doordat de heer ze verkoopt. De eigenaar wordt<br />

voor het aandeel der hoeve medeeigenaar der markegronden,<br />

doch aan de rechten van den heer doet dit geen afbreuk. Eerst<br />

wanneer de meerderheid del' hoeven eigendom is geworden van<br />

niet-hoorigen, of wanneer de hoorigheid der gebruikers zich<br />

in die richting heeft ontwikkeld, dat zij als eigenaren der<br />

hoeven worden beschouwd en h.et eigendomsrecht van den heer<br />

is ingekrompen tot een zakelij k recht op zekere uitkeeringen en<br />

diensten, ontstaat eene vrije marke; meestal blijft dan echter<br />

uit gewoonte de heer eene zekere bescbikkingsbevoegdheid<br />

behouden, vooral wanneer de grondheer tevens landsheer is. 1)<br />

De verslapping van den band der hoorigheid is zeer gelei,<br />

delijk gegaan, zoodat het dikwijls moeilijk is uit te maken,<br />

wanneer de gebruikers eigenaren zijn geworden en de rechten<br />

van den heer tot een zakelijk recht zijn ingekrompen. Deze<br />

onzekerheid omtrent de grens, waar het eigendomsrecht van<br />

den een begint en van den ander eindigt, doet zich ook in Zog.<br />

vrije markeu voor. Eene vrije marke is lang niet altijd eene<br />

marke, welker erven in handen zijn van uitsluitend vrije per,<br />

sonen. Het zeer groote aantal hoven Illet onderhoerige goederen<br />

in <strong>Overijssel</strong> maakt dit reeds vrij wel onmogelijk. Eene vrije<br />

marke is eene marke zonder heer, zoodat niet alle erven<br />

eigendom van één persoon zijn. Vooral in Twente waren de<br />

hoerige erven zeer talrijk en de graad van hoorigheid volgens<br />

de verschillende hofrechten was beslissend voor de vraag, wie<br />

als eigenaar der gewaarde hoeve moest worden beschouwd, de<br />

eigenaar van den hof, waaronder de hoeve behoorde, dan<br />

wel de gebruiker der hoeve.<br />

In Twente badden de buren groote bevoegdheden in de<br />

1) Racer in zijne .Almelosche Oudheden (deel I blz. 204 en 205)<br />

beschouwt te recht den heer van Almelo als eigenaar van den grond,<br />

zoodat alle bewoners der heerlijkheid op zijn grond wonen en daarvoor<br />

aan hem tinsen moeten betalen. Ook erkent hij, dat de verkochte<br />

erven rechten in de onverdeelde gronden bezaten, (loch van eene<br />

marke wil hij niets weten. Racer, als advocaat van de vrouwe van<br />

Almelo, kon moeilijk in de heerlijkheid gelijkgerechtigden met den<br />

heer aannemen.


29<br />

marken. In het algemeen verstaat meu onder buren de<br />

inwoners der marke, waaronder zoowel de eigenaars-gebruikers<br />

van hoeven, als meiers begrepen zijn. Waar de buren in eene<br />

marke uitgebreide bevoegdheden hebben, zijn er blijkbaar de<br />

gebruikers van hoerige erven onder te verstaan, onverschillig<br />

of die hoeven' aan éénen grondheer dan wel aan verschillende<br />

hofbezitters belmoren.<br />

Zoo worden de bewoners van Vriezenveen, hoewel niet<br />

bepaald hoerigen 'wegens de hun verleende rechten, die op<br />

gronden van den heer van Almelo tegen botertins wonen,<br />

steeds buren genoemd. 1)<br />

In 1444 staan de buren van Itterbeke aan het klooster<br />

Sipculo op zekere voorwaarden een <strong>stuk</strong> van de marke in<br />

erfpacht af. 2)<br />

In 1516 verkoopen buurrichter en gezamenlijke buren van<br />

Ulsen onder goedkeuring van den graaf van Bentheim eenige<br />

<strong>stuk</strong>ken markegrond om 'de brandschattingen te kunnen betalen. 3)<br />

In Albergen sluiten de buren overeenkomsten met de erfexen.")<br />

Het is duidelijk, dat iu markeu met eenen grondheer, wanneer<br />

de gebruikers der erven tot een zekere hoogte van vrijheid<br />

zijn gekomen, herhaaldelijk botsingen tusschen heer en hoevebewoners<br />

zullen ontstaan en dit nog meer, wanneer een groot<br />

deel der bewoners, op één plaats bijeenwonende, stadrecht heeft<br />

verkregen. Racer's Almelosche oudheden leveren hiervoor bewijzen<br />

in overvloed. Reeds in 1564 moest de heer beloven<br />

geene toeslagen meer te maken, d.w.z, geene <strong>stuk</strong>ken meer<br />

van den onverdeelden grond af te graven. 5)<br />

De verhouding tusschen heer en inwoners in eene marke<br />

1) Rechten van Vriezenveen bij Dumbar Analecta II, blz. 415 en<br />

vlg. (van 1420). Die buren kunnen zeker wel als eigenaren der gronden<br />

worden beschouwd, nadat de pogingen, door den heer van Almelo<br />

aaugewend om de tinsen te verhoogen, mislukt waren.<br />

2) Tijdrekenkundig Register, deel C blz. 57.<br />

a) Tijdrekenkundig Register, deel E, blz. 319.<br />

') Markerecht van Albergen (Ille deel, 16e <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche<br />

Stad-, Dijk- en Markerechten), blz. 8.<br />

5) Almelosche Oudheden, III, blz. 428.


30<br />

met eenen grondheer leeren wij het beste kennen uit de willekeuren<br />

der marke van Ruinen 1). In 1561 stellen de gezamenlijke<br />

"Boulueden ende co tel'S to Runen" eene regeling op<br />

omtrent het gebruik der marke en verzoeken den heer deze<br />

goed te keureu en te bevestigen. De heer doet dit, doch behoudt<br />

zich het recht voor deze te wijzigen. In 1600 stelt<br />

de he e I' alleen de rechten van een ledig erf vast. Uit dit<br />

<strong>stuk</strong> blijkt tevens, dat iu de marke van Ruinen erven in het<br />

bezit waren van personen, die zeker niet op eenige wijze<br />

hoorig aan den heel' waren. In 1637 stellen de erf g enam<br />

e n zekere bepalingen vast, terwijl de heer, na overleg.<br />

met erfgenamen en ingezetenen, eene instructie voor de gezworenen<br />

vaststelt. In 1688 stellen de "t's am ent Iij eke<br />

m a I' c k gen 0 ten" eene regeling- omtrent het turfgraven vast,<br />

zonder dat van medewerking van den heer blijkt, terwijl<br />

een reglement voor de gezworenen door de markgenoten in 1692<br />

vastgesteld, door den heer moet "geapprobeert en geratificeert"<br />

worden.<br />

In <strong>Overijssel</strong> was de landsheer eigenaar van meerdere hoven<br />

en als zoodanig eigenaar van een groot aantal gewaarde hoeven<br />

in verschillende raarken en daardoor tevens, wanneer hij alle<br />

hoeven of althans het grootste deel der hoeven in eene marke<br />

bezat, eigenaar van of voornaamste mede-eigenaar van de<br />

onverdeelde gronden. Een bewijs voor dit oorspronkelijke eigendomsrecht<br />

van den landsheer leveren ons de rekeningen van<br />

Salland en Twente.<br />

In de 'Oudste rekening van Salland van 1500 2) treft men<br />

niet slechts een groot aantal hoeven aan, waarvan tinsen in<br />

geld of in natura worden opgebracht, doch ook tinsen voor<br />

hofsteden in steden en deze tinsen kunnen alleen verschuldigd<br />

zijn wegens het bouwen op gronden, die den landsheer in<br />

eigendom toebehoorden.<br />

1) Uitgegeven door Mr. Joosting in het VIe deel der Verslagen en<br />

Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het<br />

Oude Vaderlandsche Recht, blz. 70 en vlg.<br />

!) De oudste rekening van Salland bevindt zich in het Rijksarchief<br />

te Utrecht. Een afschrift in het Rijksarchief te Zwolle.


31<br />

7;00 werden in Deventer "in den inganck des bysscopspoerte"<br />

talrijke tinsen betaald, die hoorden in den hof "toe Borgeloe"<br />

en wei vail<br />

20 perceelen "in des Bysscopsstraete"<br />

15 perceelen "in Neerding Bergen straete"<br />

Il perceelen "in Begijnen straete", waaronder het "Begijnenconvent"<br />

6 perceelen in "Papenstraete"<br />

4 perceelen "in A verstraete"<br />

In Hasselt werd tins betaald' van een 8-tal hofsteden, in<br />

Ommen van een 21 tal, die hoorden "in den hoff toe Ommen".<br />

Volgens de rekeningen van Twente, of, wat op het zelfde<br />

neerkomt, volgens het Manuaal van den rentmeester van<br />

Twente uit de 14e eeuw, 1) werden "census arearum" betaald<br />

aan den bisschop te Goor, Ootmarsum en Oldenzaal.<br />

Het is natuurlijk mogelijk, dat deze woningen gebouwd zijn<br />

op den grond van hoeven, waarvan de bisschop eigenaar was,<br />

doch heel waarschijnlijk is dit niet, wanneer men in aanmerking<br />

neemt, dat in den tijd, waarin genoemde plaatsen zijn ontstaan,<br />

de markeu nog niet verdeeld waren, zoodat de hoeve slechts<br />

bestond uit de eigenlijke saaistede met eene zekere uitgestrektheid<br />

grond op den Esch. En dat juist het bouwland als bouwterrein<br />

zou zijn uitgegeven lijkt mij al heelonwaarschijnlijk.<br />

Wij kunnen m.i. veilig aannemen, dat in de marken,<br />

waarin de genoemde steden zijn ontstaan, de onverdeelde<br />

gronden aan den landsheer als eigenaar van de gewaarde erven<br />

toebehoorden en dat dit ook in vele andere markeu het geval<br />

zal zijn geweest.<br />

Uit dit eigendomsrecht vloeit de bevoegdheid tot het nemen<br />

van allerlei maatregelen en het beschikken over de markegronden<br />

voort.<br />

Op grond daarvan kon de landsheer het aangraven verbieden,<br />

daarop boete stellen, deze boeten bij overtredingen innen en<br />

gronden in tins en erfpacht uitgeven,<br />

1) Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. als bijlage B in het Ile deel<br />

der Registers en Rekeningen van het Bisdom Utrecht (Werken <strong>Historisch</strong><br />

Genootschap Nieuwe Serie No. 54).


32<br />

Veel vroeger dan andere marken met eenen groudheer,<br />

ontwikkelden zich de marken, waarvan de bisschop van ouds<br />

grondheer was, tot vrije .marken en veranderde het 001'spronkelijke<br />

eigendomsrecht van den landsheer in een zakelijk<br />

reelit op uitkeeringen in geld of in natura. In dit verband is<br />

de bewering van den drost van Twente, dat de bisschop nimmer<br />

het recht had gehad om "der erfgenamen guet wich te geven"<br />

zeer verklaarbaar, want in 1616 waren de bezitters van het<br />

meerendeel del' hoiwen reeds lang eigenaars geworden. Tevens<br />

wordt hierdoor verklaard, dat wij den bisschop slechts zelden<br />

onder de gewaarden in eene marke genoemd vinden.<br />

Twee omstandigheden hebben m.i, de vrijwording van vele<br />

marken bevorderd. In de eerste plaats het in leen uitgeven van<br />

talrijke oorspronkelijk hoerige hoeven en in de tweede plaats<br />

het vrij maken van de bewoners van bepaalde landstreken 1).<br />

In Salland was het klooster Essen oudtijds de voornaamste,<br />

althans een der voornaamste grondbezitters. Als voogd of<br />

advocaat over de hoeven van dit klooster 2) had de bisschop<br />

veel gezag in verschillende Sallandsche marken en tevens reelit<br />

op een derde gedeelte der opbrengsten. Hoe belangrijk dit<br />

grondbezit was, blijkt wel nit eene lijst van hoeven van den<br />

bisschop in Salland uit het begin der 14e eeuw 3), waarin<br />

eene rubriek voorkomt getiteld: "Dese hoeven zijn den bisscop<br />

ledich worden van heileghen goede", Van den toeslag aan<br />

de goederen van Essen kreeg de bisschop in de parochie<br />

Olst 5 Hoeven 1 hont; het geheele deel van Essen bedroeg<br />

derhalve 15 hoeven 2 hont, terwijl in het geheel 23 hoeven<br />

1) ZOO blijkt uit eene oorkonde van 1213, dat reeds vóór dat jaar<br />

de inwoners van Zwolle en Zalk gevrijd waren. In dit <strong>stuk</strong> verklaart<br />

de bisschop de menschen, die wonen op hoeven van de gebroeders<br />

van Buckhorst vrij. In hoeverre de landsheer bevoegd was hoorigen<br />

van anderen vrij te maken, durf ik niet uitmaken. Het gevolg van<br />

de vrijmaking der inwoners van Zalk was, dat Zalk later eene vrije<br />

marke is, waarin de heer van Bnckhorsl slechts als eigenaar van<br />

eenige hoeven medezeggenschap heeft, doch niet als grondheer over<br />

de markegronden kan beschikken. (Racer, Overijs. Gedenkst. II<br />

bijlage 1).<br />

2) Sedert 1226. Zie de oorkonde bij Sloet No. 491.<br />

3) Bijlage A van de Registers en Rekeningen van het Bisdom Utrecht.


33<br />

en 6 morgen van de marke werden verdeeld 1). Eene goederenlijst<br />

van Essen uit de I5e eeuw vermeldt in de parochie<br />

Dalfsen 18, in Hasselt 7, in Wil~um (hoofdzakelijk Oosterholt)<br />

7 en in de parochie Zwolle niet mlnder dan 25 hoeven 2).<br />

Die goederen van Essen waren echter ook reeds in leengoederen<br />

overgegaan en te vergeefs zal men in de markeverdeelingen<br />

het klooster Essen zoeken. Niet de leenheer doch<br />

de leenmannen kregen bij markeverdeelingen de toeslagen 3).<br />

Omtrent den omvang van het grondbezit van den bisschop<br />

iu Salland is weinig bekend. Afgezien van het gedeelte vau<br />

Iret latere Salland, dat oorspronkelijk tot Hameland behoorde,<br />

schijnen er alleen hoven van den bisschop in Ommen en Raalte<br />

te zijn geweest 4). De hoeven in Wijhe betaalden volgens de<br />

rekeningen van Salland "optes bysscopshuys tho Deventer".<br />

De oudste mij bekende lijst van hoeven .in Salland, hiervoor<br />

reeds aangehaald, noemt nergens den bisschop als eigenaar<br />

eener hoeve, wat evenwel niet uitsluit, dat hij er hoeven<br />

bezat, daar in vele gevallen alleen de naam van het goed<br />

wordt genoemd. Het eerste deel van de lijst van hoeven van<br />

den bisschop in Salland, uitgegeven als bijlage A van de<br />

Registers en Rekeningen van het bisdom Utrecht door Mr.<br />

S. Muller Fz., welke lijst eenige jaren jonger moet zijn, dan<br />

1) Blijkens eene lijst van boeven in Salland, voorkomende in een<br />

H.s. betreffende de verdeeling van Mastenbroek. Rijksarchief Zwolle<br />

rl+~46€If}fi'3. ¢'4,. --.,',,,4 I r>é1.<br />

2) Verslagen en Mededeelingen der Vereeniging tot uitgaaf van de<br />

bronnen van bet Oude Vaderlandscbe Recht, deel III, blz. 612 en vlg.<br />

8) Of zulks wel met goedvinden van het klooster gebeurde valt te<br />

betwijfelen. Zeer waarschijnlijk heeft men in den bekenden brief van<br />

bet jaar 1374 van bet klooster aan zijnen ambtman, het besluit bevattende<br />

om de toeslagen tot "de oelthoveghe lanthoven" in Mastenbroek<br />

te vertinsen. eene poging te zien om aan deze praktijk een<br />

einde te maken. Het stift bad feitelijk geen gezag over zijne hoeven.<br />

De bisschop stelde zelfs de rechten der hoflieden vast. (Dumbar<br />

Analecta II, blz. 249. 1320).<br />

•) Dat Ommen niet tot het oorspronkelijke Salland heeft behoort<br />

is zeker. In eene oorkonde van 1240 (Lindebor n blz. 73) behoort het<br />

onder de Marken aan de Vecbt. Raalte acht ik twijfelachtig. In de<br />

hoevenlijsten van Salland van, of kort na 1300 komt bet niet voor.


34<br />

de juist genoemde I), heeft tot opschrift : "Dese hoeven horen<br />

mijn heer den bisscop toe". Dit zijn evenwel geen oorspronkelijke<br />

hoeven, doch zekere uitgestrektheden gronds in hoeven<br />

aangegeven (een hoeve is 16 morgen), die den bisschop bij de<br />

verdeeling der verschillende markeu als voorslag zijn toegedeeld,<br />

wat kan blijken door eene vergelijking dier opgave met<br />

bijlage B hierachter en met de rekeningen van Salland, waar<br />

de zelfde oppervlakten gronds onder het hoofd "Voorslagen"<br />

voorkomen.<br />

Grondheer schijnt de bisschop in geen enkele marke van<br />

het eigenlijke Salland te zijn geweest en slechts één' geval is<br />

mij bekend geworden, waarin hij blijkbaar als zoodanig<br />

over markegronden heeft beschikt, doch niet zonder pro'<br />

test van de markgenoten. Het bedoelde geval is de afstand<br />

van eene hoeveelheid gronds bij Kampen aan de stad, welke<br />

gronden ongetwijfeld tot de marke Van Salland behoorden, al<br />

beweert het commiesierapport het tegendeel 2).<br />

In nauw verband met het beschikkingsrecht van den lands,<br />

heer over markegronden, waarvan hij grondheer was, staat<br />

de vraag of alle grond tot markeu behoorde, dan wel of er<br />

g-roote uitgestrektheden woeste gronden bestonden, die niet<br />

tot markeu behoorden en waarop niemand buiten den landsheer<br />

gebruiksrechten had.<br />

Wanneer b.v, de landsheer aan een groep Friezen in de<br />

12e eeuw vergunning verleent om zich te vestigen in een veen,<br />

dat later Kamperveen wordt, en de bisschop in 1132 aan<br />

eenige personen eene wildernis bij Hoevelaken tegen tins "in<br />

hereditarium proprietatem" ter ontginning afstaat 8), beschikken<br />

zij dan over gronden, die niet tot marken behooren? .<br />

Een algemeen antwoord is op deze vraag niet te geven. Er<br />

I) De door Mr. Muller .uitgegevene bevat de resultaten van markeverdeelingen,<br />

die gedeeltelijk in 1312 plaats vonden. De andere op<br />

bet rijksarchief te Zwolle beeft nog betrekking op de raarken in<br />

onverdeelden toestand. Veel kunnen zij echter niet in ouderdom verschillen,<br />

want in beide vindt men vrij wel de zelfde persoonsnamen.<br />

!} Zie de beide brieven van 1284, bijlagen A en B van bet Co\nmissierapport.<br />

S) Oorkonde bij Sleet, No. 262.


35<br />

zijn gevallen, waarin blijkbaar zulke wildernissen tot marken<br />

behooren. Wat b.v , Kamperveen betreft, badden blijkens de<br />

pri vilegebrieven 1) ook de "nobiles terre illius" toestemming<br />

tot die vestig"ing gegeven, zoodat wij mogen aannemen, dat<br />

ook anderen dan de landsheer rechten op dat veen hebben<br />

gehad. De uitgestrekte wildernissen en venen tusschen Vecht,<br />

Zwartewater, Meppelerdiep en Reest, meerendeels door Friesche<br />

kolonisten ontgonnen, waren waarschijnlijk markegronden, die<br />

evenals lVIastenbroek tot de marke van Salland behoorden. Wanneer<br />

bisschop Willebraud in 1233 het klooster Zwartewater<br />

sticht, is de voornaamste schenking af komstig van menschen<br />

"Warandiam habentes in veno adjacente mouasterio", waarbij de<br />

bisschop dan nog voegt de jurisdictie en de tienden "de toto veno<br />

usque ad extremos terminos" ~). Er was dus eene marke endat<br />

dit de marke van Salland was, blijkt uit de rekeningen van<br />

Salland, waarin wij dezen post aantreffen: "Desen tijns hier<br />

.mae besereven plecht men alle jail' toe betalen van den<br />

"g'uede ende laude hier nae bescreven, des Dinxdages nae<br />

"Paeschen toe Swolle in der kercken bij der vonten. Ende dat<br />

"plegen wall eel' to beren die gesworen van lVIastebroeck eer<br />

"ter tijt dat Mastebroeek geslaegen wairt ende en stonden<br />

"in den olden register niet. Ende den plecht men toe betalen<br />

"ende to boren tot mijns heren behoeff aan olde Engelsen;<br />

"voir elcken Engels 1 stuver."<br />

Er volgt dan eene opsomming van een 26-tal goederen<br />

en erven, beginnende te Avereest met het nog bestaande<br />

Westerhuizen en verder op de rij af langs Reest, Meppelerdiep<br />

en Zwartewater. Genoemd worden o.a. IJhorst, Lauckhorst,<br />

Beugelen, .Bullinge, Hesselingen, Hademanning (het<br />

tegenwoordige Ramingen), Baarloe, Kranenweerd, Zedemuden<br />

(het tegenwoordige Zwartsluis), het Velt (de Velde) en<br />

het Klooster.<br />

Wij kunnen hieruit afleiden, dat in oncle tijden vóór het<br />

~) De oudste is van 1260. De verschillende brieven zijn uitgegeven<br />

door Mr. Nanninga Uitterdijk in het 7e deel der Bijdragen tot de<br />

Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, blz.,247 en vlg.<br />

!) Oorkondenboek van Groningen en Drente, No. 94.


36<br />

ontstaan van de Friesche nederzettingen Rouveen en Staphorst<br />

en de Drentsche IJhorst en A vereest zich langs de grenzen<br />

va~ deze wildernis kolonisten hebben nedergezet, die erfpachten<br />

moesten betalen aan de marke van Salland, omdat zij<br />

zich op gronden dier marke hadden nedergezet. Later bij<br />

toeneming van de bevolking zijn de grenzen van de verschillende<br />

nederzettingen geregeld en ontstonden in deze venen<br />

meerdere markeu. 1)<br />

Naast die tot marken behoorende wildernissen zijn er andere,<br />

waarvan niet blijkt, dat dit het geval was. Uit niets blijkt<br />

b.v., dat de gronden bij Hoevelaken, die de bisschop in tins<br />

uitgaf, markegronden wareu. 2)<br />

Ook bestonden er oudtijds banwouden of wildbanen, door de<br />

keizers ingesteld. Met welke bedoelingen en krachtens welke<br />

bevoegdheid de keizers dit hebben gedaan, laat ik in het midden, 3)<br />

alleen wil ik opmerken, dat het recht van den wildban nog<br />

iets meer was dan het reelit om in dat gebied met uitsluiting<br />

van anderen te jagen. Het gaf eigendomsrecht op den grond,<br />

voor zoover binnen den wildban geen marken gelegen waren,<br />

die reeds bestonden voor het instellen ervan. Niemand mocht<br />

zich zonder vergunning' van den eigenaar van den wildban<br />

daar binnen vestigen en bosschen en velden ontginnen, terwijl<br />

zij, die zich daar met zijne toestemming vestigden, zich moesten<br />

onderwerpen aan de wetten, door den heer gemaakt. Zij werden<br />

daardoor veelal zijne hoerigen.<br />

Uit ontginningen in den wildban door den heer zelf of<br />

krachtens door hem verleende concessie, ontstonden de in de<br />

oorkonden uit de Rijnstreek veel voorkomende "comprehen·<br />

1) Vermeld vond ik o.a. de marke van Staphorst, van IJhorst, van<br />

Bullinge, van Avereest en van Baarle. Het meerendeel wordt genoemd<br />

in het cartularium van de ~bdij Dickninge. (Het archief der abdij<br />

Dickninge, uitgegeven door. Mr. Joosting). Bij enkele goederen wordt<br />

daal' de verplichting om Engelsen te Zwolle te betalen vermeld.<br />

2) De wildernis behoorde tot een leengoed. Hier deed de leenheer,<br />

wat in Almelo de leenman ten aanzien van Vriezenveen heeft gedaan.<br />

In beide gevallen kwamen de tinsen ten bate yan den leenman.<br />

S) Zie over den wildban Racer, Overijselsche Gedenk<strong>stuk</strong>ken, deel I.


37<br />

siones" en "capturae" 1), welke waarschijnlijk den oorsprong<br />

vormen van vele markeu met eenen grondheer.<br />

Ten bewijze van mijne opvatting wijs ik op de overeenkomst<br />

tusschen den bisschop en den graaf van Gelre van 1187' of<br />

1188 2 ), waarin sprake is van eene vergoeding voor de "occupatio<br />

wiltbanni", en waaruit blijkt, dat zij "qui manent infra<br />

wiltbannum" onderworpen waren aan bepaalde schattingen. 3)<br />

Wat <strong>Overijssel</strong> betreft, vormde het land van Vollenhove met<br />

eenige nu tot Friesland en Drente behoorende aangrenzende<br />

streken eenen dergelijken wildban, die in 944 aan den Utrechtschen<br />

bisschop kwam.") Als heer vau dien wildban stond<br />

bisschop Godfried in. 1165 aan een groep Friezen tel' bewoning<br />

af eene streek, gelegen tusschen "Rutherikes Dole" en "Wibernes<br />

sate" de oude Linde en de Kuinre, tegen betaling'<br />

van eenen denarius voor iedere 10 dagmaten land 5).<br />

Op dezelfde wijze vergunde een latere bisschop aan een groep<br />

kolonisten zich te vestigen in de wildernissen en moerassen in<br />

de buurt van het tegenwoordige Giethoorn 6). Uit de rechten<br />

der 'bewoners, de St. Maartenslieden, blijkt,. dat zij hoorigen<br />

waren.<br />

Blijkbaar is ook de geheele Veluwe een wildban geweest<br />

met uitzondering van verschillende marken, die reeds bestonden<br />

vóór de invoering van den wildban aldaar.<br />

1) Zie meerdere oorkonden bij Lacomblet, Urkundenbuch I.<br />

i) Sloet No. 370. Deze oorkonde komt later nog uitvoeriger ter sprake.<br />

3) Waaruit die schattingen bestonden. leeren ons de privilegebrieven<br />

van Kamperveen. Genoemd worden daar de exactio precaria, de exactio<br />

porcorum en de exactio, que vulgariter copple dicitur. Het manuaal<br />

van den rentmeester van Twente bevat de hoofdafdeelingen: De<br />

censibus, de precariis, de pecunia copulari, de porcis (onder verschillende'<br />

benamingen). In Gelderland had men ook nog ploeggeld,<br />

herberge, voederkoren, rijsvoeder.<br />

. ~) Mr. S. Muller Pz. Het Oudste Cartularrm van het Sticht Utrecht,<br />

No. 29. •<br />

5) In afschrift ill het Liber Diverserum À van het Kamper archief,<br />

fol. 77.<br />

6) Zie het 28e <strong>stuk</strong> cler Verslagen en Mededeelingen van de Vereeuiging<br />

tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis,<br />

blz. 104 en vlg., waar ook de rechten afgedrukt zijn.


38<br />

Vorenstaande uitweiding over den grondeigendom was noodig<br />

omdat de "rnminghe" daarmede in nauw verband staat en<br />

alleen daardoor verschillende <strong>stuk</strong>ken, waarin dat woord gebruikt<br />

wordt, verstaanbaar zijn.<br />

Laat ons thans tot de aangravingen terugkeeren. Eene<br />

eigenmachtige aangraving maakte inbreuk op eigendomsrechten.<br />

Dat de eigenaren deze verboden, ze strafbaar stelden en ze<br />

zoo noodig ongedaan maakten, spreekt haast van zelf.<br />

Bij eenigszins uitgestrekte woeste gronden vielen aangravingen<br />

niet terstond op, al behoorde het tot de taak van de<br />

gezworenen in de markeu om daar tegen te waken 1). "Van tijd<br />

tot tijd gingen de markgenooten de marke rond om aangravingen<br />

op te sporen, of deed de grondheer in eene marke of de<br />

landsheer in den wildban door eenige zijner ondergeschikten<br />

of beambten zoo'n rondgang maken. De markgeneeten - ik<br />

spreek nu verder voorloopig alleen van markgenooten, daar het<br />

weinig verschil maakt of de handeling van de gezamelijke<br />

grondeigenaren, dan wel van eenen enkelen uitging - deden<br />

de aangegraven gronden door de aangravers ontruimen en<br />

voegden ze weder bij de gemeente. Een voorbeeld hiervan is het<br />

besluit van de markgenooten van Zwiep van 1524. 2) Markenrichter<br />

en erfgenamen zonden de marke rondgaan, om te zien<br />

of ook iemand "sonder orloff off bewiis van der marcken wes<br />

"beslagen hedde : dat onbehoerlick weer, sal men nedder treden<br />

"off bij den ertfgenaemen averkomen, alst behoeren sal".<br />

Een dergelijk rondgaan heette "ruming·he gaen". Eene aanteekening<br />

omtrent eene dergelijke "ruminghe" , in 1443 door<br />

den Deventer magistraat als beheerder del' gemeen~ velden<br />

om Deventer gehouden, vindt men hierachter als bijlage C.<br />

De uitdrukking "ruminghe gaen" ontmoeten wij ook eenige<br />

malen in overeenkomsten tnsschen den bisschop en de steden<br />

Hasselt en Kampen betreffende Mastenbreek. Beide steden,<br />

1) In het markeboek van Raalterwoold (op het Rijksarchief te<br />

Zwolle) wordt in 1560 onder de verplichtingen van de gezworenen<br />

vermeld, dat zij moeten waken, dat niemand "nije katersteden offte<br />

landerijen aengraven" zou.<br />

~) Sloet, Geldersche markerechten. II, blz. 232.


39<br />

ontstaan uit of in marken, die in Mastenbroek gewaard waren,<br />

matigden zich in het gebied van Mastenbroek rechten aan en<br />

hadden er zich een soort van invloedssferen weten te scheppen. -<br />

7Jij spoorden daar aangravingen op en gingen gronden verdeelen,<br />

waartoe zij volgens den bisschop geen recht hadden.<br />

Ten slotte moesten zij daar van afzien en o.a. beloven:<br />

"Voert als van den Mastbroec, so en sel wi noch ruminghe<br />

"gaen, noch ree treeken. noch rechten an hals noch an brande<br />

"bnten den bisscop of zinen ghewaerden amptman". I)<br />

Hoewel niet met, zekerheid blijkt, dat de bisschop grondheer<br />

in Mastenbroek is geweest, schijnt hij toch het recht om<br />

"l'uminghe te gaen" als alleen hem toekomende beschouwd te<br />

hebben. Blijkens de reeds meermalen aangehaalde oorkonde<br />

van 1363 of 1364 werd later de ruminge dool' gezworenen<br />

van Mastenbreek gegaan. Niets belet ons echter om aan te<br />

nemen, dat de bisschop als voogd over de Essensche g-oederen<br />

erfmarkenrichter van Mastenbroek was, te meer waar deze<br />

goederen bij de overeenkomsten over de verdeeling van Mastenbroek<br />

steeds ter sprake komen. 2)<br />

Of dergelijke rumingen op vaste tijden plaats vonden is mij<br />

niet gebleken. Eene bepaling in het landrecht van Twente<br />

echter maakt het waarschijnlijk, dat eene ruminge minstens<br />

eens in de 33 jaar heeft plaats gevonden. Wij lezen daar:<br />

"Wert sake, dat ene rumijnge queme ynt landt van Twente<br />

"lUlde een man guet under hadde gehat drie unde dertich<br />

"jaer unde sess wecken unde 3 daghe, an rechte bispraeke,<br />

"dat wel' hem narer tho vorstane dan aff tho nemen." 8)<br />

1) De drie oorkonden zijn vrijwel gelijkluidend. Die van Kampen<br />

is van 6 December 1329, die van Hasselt van 13 Januari 133L De<br />

brief van den bisschop aan Kampen van 16 December 1329_ Alle<br />

drie uitgegeven door Mr. J. van Dooruinck als bijlagen 01en C 2,<br />

van zijn opstel: Hoe is Kampen aan het regt van eigendom en altoosdurenden<br />

aanwas del' Kampereilanden gekomen? In het 6e <strong>stuk</strong> der<br />

Verslagen en Mededeelingen. Voor de geschillen over de verdeeling<br />

van Mastenbreek verwijs ik naar dat opstel.<br />

2) Van 1349 en 1363. Beide bij Dumbar, Analecta II, resp. blz. 274en 295.<br />

J) Racer, Overij selscbe Gedenk<strong>stuk</strong>ken Ill, blz. 72 Om den zin<br />

verstaanbaar te maken, liet ik het woord "de" achter eyn man weg.


40<br />

Racer beschouwt in zijne aanteekeningen 1) deze ruminge<br />

als eene gewone reviudicatio. Het wil mij echter voorkomen,<br />

dat wij in verband met den aanhef van het artikel wel degelijk<br />

te denken hebben aan eene door de bevoegde autoriteiten ge,<br />

houden ruminge door de 'I'wentsche marken, te meer omdat nit<br />

bijlage D blijkt, dat ook in Salland dergelijke rnmingen door<br />

den schout werden gehouden en vooraf aangekondigd.<br />

Op het ontdekken van eene aangraving behoefde niet steeds<br />

de feitelijke ontruiming van het aangegravene te volgen. De<br />

aangraver kon eene overeenkomst met de rechthebbenden<br />

sluiten en na betaling der boete op de aangraving gesteld,<br />

het aangegravene in erfpacht behouden. Dit blijkt reeds uit<br />

de aanhaling uit het markerecht van Zwiep, waar gesproken<br />

wordt van "averkomen". In dat zelfde markerecht komt eene<br />

bepaling van 1549 voor, waarbij op het aangraven eene boete<br />

gesteld wordt van 5 h. ponden. De aangravers worden echter<br />

nog in de gelegenheid gesteld hnnne aangravingen bij de erfgenamen<br />

aan te geven en tegen een nader overeen te komen<br />

bedrag in erfpacht te ontvangen. Die zijne aangraving verzweeg',<br />

moest de boete betalen en de feitelijke ontruiming<br />

(intreden genoemd) zou volgen.<br />

De ruminge werd op deze wijze een bron van inkomsten,<br />

ook voor den landsheer, die blijkbaar een deel der boeten ontving.<br />

Als voorbeeld wijs ik op' eene overeenkomst in 1331<br />

tusschen den bisschop en den graaf van Gelre gesloten, hierachter<br />

opgenomen als bijlage D. 2)<br />

1) Racer, ter zelfder plaatse -.<br />

I) In deze overeenkomst is de bisschop de lijdende partij. De graaf<br />

van Gelre neemt geene verplichtingen op zich. De aanleiding tot het<br />

sluiten dezer overeenkomst wordt niet medegedeeld. Ik vermoed, dat<br />

zij in verband staat met de geschillen over de verdeeling van Mastenbroek<br />

tusschen den bisschop en den heer van Voorst. Nog in 1329<br />

was daarover oorlog gevoerd. Wellicht heeft de heer van Voorst zich<br />

in dien oorlog tot den graaf van Gelre gewend om hulp onder belofte<br />

van zekere voordeelen. De afstand van verschillende inkomsten<br />

door den bisschop aan dien graaf is dan eene poging om in het vervolg<br />

- de geschillen waren door den oorlog niet opgelost; alles was<br />

bij het oude gebleven (zie Nagge, Historie van <strong>Overijssel</strong> I, biz, 114<br />

en vlg.) - dien graaf aan zijne zijde te hebben of althans neutraal<br />

te houden.


41<br />

Eerst wordt gesproken van eene ruminge, die in "Zallaudermarc"<br />

door den schout "gheropen" was. Onder die Sallandermark<br />

hebben wij Mastenbreek te verstaan, het onverdeelde gebied<br />

van de marke van Salland, die zich in een groot aantal<br />

kleinere marken had opgelost. In dit Mastenbroek schijnt het<br />

aangraven groote afmetingen aangenomen te hebben, er werden<br />

althans zooveel inkomsten van het opsporen er van verwacht,<br />

dat twee Iandsheeren het de moeite waard vonden deze te<br />

deelen.<br />

Al het geld en verval, dat die ruminge in de marke van Salland<br />

zou opleveren, zou tusschen beide gelijkelijk verdeeld worden.<br />

Verder zou de graaf van Gelre, wanneer de bisschop binnen<br />

zekeren tijd overging tot het verdeelen van de marken "in den<br />

ambachte" van Salland, 1/3 gedeelte van de opbrengst der voorslagen<br />

genieten, terwijl dan verder uitvoerig wordt geregeld,<br />

hoe de gronden in tins zouden worden uitgegeven.<br />

Noodzakelijk was eene ruminge, wanneer men tot verdeeling<br />

van eene marke wilde overgaan. Vóór men verdeelen en ieders<br />

aandeel vaststellen kon, moest vaststaan wat markegrond was<br />

en wat tot de particuliere hoeven behoorde. Ook in dit geval<br />

kon men zoowel het aangegravene .feitelijk doen ontruimen,<br />

als in erfpacht uitgeven en, zooals wij aanstonds zullen zien,<br />

men kon ook aan de hoeven, wier eigenaars niet aangegraven<br />

hadden, zooveel vooruit geven, dat zij met die van hen, die<br />

wel aangegraven hadden, gelijk stonden.<br />

Een uitvoerig verhaal van eenige dergelijke rumingen geeft<br />

ons eene oorkonde van 1312, door den schout van Salland<br />

opgesteld. 1)<br />

Uit dit <strong>stuk</strong> blijkt verder, dat in deze markeu de landsheer<br />

wel het initiatief tot de ruminge en verdeeling nam, doch dat<br />

de markegenooten beide moesten goedkeuren.<br />

De schout van Salland, Aliger van Heeckeren, begint met<br />

mede te deelen, dat hij in opdracht van den bisschop in het<br />

,) Bijlage B hierachter. De handelingen van den schout werden<br />

reeds bij voorbaat door den bisschop goedgekeurd, ten zij wij moeten<br />

aannemen, dat van Heeckeren de acte der verdeeling aanmerkelijk<br />

later dan het tijdstip der verdeeling heeft opgemaakt,


42<br />

kerspel Olst was gekomen en met de bewoners gesproken had<br />

over eene ruminge en eene verdeeling. Blijkbaar was el' toen<br />

eene rechtezitting gehouden en daarin uitgemaakt, dat en<br />

tevens hoe beide moesten plaats viuden. Behalve Herman van<br />

Voorst had zich niemand tegen het voornemen van den bis-<br />

schop verzet.<br />

Toen uitgemaakt was, dat de ruminge en verdeeling zouden<br />

plaats vinden, begon de schout in de marke van Hengvorden.<br />

Met 12 gezworenen en eenen landmeter begaf hij zich daar-<br />

heen en "gene ene ruminghe", waarop behalve Herman van<br />

Voorst niemand aanmerkingen rnaakte. Dit rumen geschiedde<br />

zoo, dat het deel der niet-aangravers werd gelijk gemaakt aan<br />

dat van hen, die wel hadden aangegraven. Na de ruminge, dus<br />

toen vaststond wat en hoeveel verdeeld kon worden, werd aan<br />

iedere hoeve een <strong>stuk</strong> toegewezen. De geheele marke werd<br />

echter niet verdeeld. Het overblijvende <strong>stuk</strong> mochten de mark-<br />

genoten verdeelen, wanneer minstens 2/3 der stemmen daarvoor<br />

stemde, zonder dat men den bisschop dan weder eenen voorslag<br />

verschuldigd was. 1) De bisschop kreeg als voorslag 7 1 /2 hoeve.<br />

In de marke van Olst wordt op dezelfde wijze gehandeld;<br />

het eenige verschil is, dat voor eene verdeeling van de over-<br />

blijvende gronden geen 2/8 der stemmen noodig is, maar de<br />

meerderheid ertoe kan besluiten. 2)<br />

Daarna kwam de marke van Middel aan de beurt en ten<br />

slotte de marke van Fortman. In de laatste was echter geen<br />

grond aangegraven, zoodat eene ruminghe niet noodig was en<br />

ook de verdeeling achterwege bleef.<br />

Van eene dergelijke ruminge, voorafgaande aan de marke-<br />

verdeeling, is ook sprake in de door Racer medeg-edeelde oor-<br />

konde betreffende de marke van Ane en Anewede. 3) In overleg<br />

met de erfgenamen had de bisschop in die marke eene ruminge<br />

1) De marke van Hengvorden bleef nog bestaan tot 1861; tot dat<br />

jaar althans loopen de. resolutiën. Het markerecht 'is uitgegeven in<br />

he't 3e deel, I3e <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche Stad-, Dijk- en Markerecbten.<br />

2) De marke Olst bleef nog tot in het midden del' 1ge eeuw bestaan<br />

Op het Rijksarchief te Zwolle bevinden zich de verschillende marke~<br />

boeken.<br />

S) Racer, <strong>Overijssel</strong>sche Gedenk<strong>stuk</strong>ken, VIJ, blz. 243.


43<br />

"doen gacn", blijkbaar omdat Egbert van Gramsbergen zich<br />

daar rechten aanmatigde, die volgens de meening van de<br />

erfgenamen hem niet toekwamen. Na de ruminge wordt<br />

zoowel aan Egbert van Gramsbergen "VOl' sijn waerdeyl ende<br />

sijn aendeyl", als aan de overige erfgenamen grond toegeslagen.<br />

Onder het aandeel van dezen Egbert was begrepen de grond,<br />

die .,hem ofgernympt" was. Een zeer groot deel der gronden<br />

bleef onverdeeld.<br />

Racer zegt, dat de ruminge hier diende tot verdeeling van<br />

gemeenen grond. 1\1. i. is dit niet juist. De ruminge ging aan<br />

de verdeeling vooraf.<br />

Ik geloof dat het thans duidelijk is, wat met de "rnminghe<br />

naestverleden" in de op de eerste bladzijden gedane aanhalingen<br />

wordt bedoeld. Het plan bestond om Mastenbroek te verdeelen,<br />

Voor men ieders aandeel kon bepalen moest uitgemaakt worden,<br />

wat er te verdeelen was. De gezamenlijke erfgenamen benoemden<br />

eene verdeelingacommissie onder voorzitterschap van den bis-<br />

schop, terwijl beëedigde personen rond gingen om onrechtmatige<br />

aangravingen en inbezitnemingen op te sporen en weder bij de<br />

marke te voegen. Deze gezworenen vonden Kampen in het bezit<br />

van eenige gronden, door vroegere bisschoppen aan de stad<br />

toegewezen, welke toewijzing echter nimmer dool' de marke<br />

van Salland was erkend maar sedert 1284 in rechten betwist,<br />

Het kon niet anders of de gezworenen moesten Kampen<br />

deze gronden doen ontruimen, opdat de markgenoten er over<br />

konden beschikken. Het is wel van zelf sprekend, dat deze<br />

ontruiming niet feitelijk heeft plaats gevonden; op papier<br />

werden de gronden echter bij de te verdeelen oppervlakte ge-<br />

voegd eu zij strekten tot vermeerdering van ieders aandeel. Bij<br />

de bepaling van Kampens aandeel werden in de eerste plaats<br />

deze gronden aangewezen.<br />

Evenals de stad moesten natuurlijk ook de burgers van<br />

Kampen hunne aangravingen ontruimen; zoo eenigszins moge-<br />

lijk werd echter de aangraving ouder hunnen toeslag opgenomen.<br />

Ik meen thans de beteekenis van het woord ruminghe in de<br />

oorkonde, die mij aanleiding gaf naar de beteekenis van dit<br />

woord een onderzoek in te stellen, te hebben vastgesteld. Voor


44<br />

ik .echter eindig moet ik volledigheidshalve nog een oogenblik<br />

bij eene afgeleide beteekenis van ruminge stilstaan. In Gelderland<br />

werd namelijk door verschillende Veluwsche dorpen om<br />

de 4 jaar eene belasting tot een vast bedrag onder den naam<br />

van ruimgeld betaald. Volgens de Veluwsche rekening van<br />

1560 werd dit geld betaald wegens "gebruick des forsten<br />

"heedtfelden, broucklanden, straeten ende stegen, venen ende<br />

"anders", terwijl de opper- en lagere houtvesters belast waren<br />

met het invorderen van deze belasting. 1)<br />

Mr. Sloet twijfelt ernstig, of de aangegeven oorsprong wel<br />

de juiste is en kan geen verband vinden tusschen jacht en<br />

het weiden van vee. Hij ziet evenwel wel verband tusschen<br />

de "ruminga in Velua" , waarvan gesproken wordt in door mij<br />

hiervoor reeds aangehaalde oorkonde van 1187 2), en het latere<br />

rnimgeld.<br />

Houdt men echter in het oog, dat, zooals ik hiervoor reeds<br />

opmerkte, het recht van wildban een uitsluitend recht op den<br />

grond van den wildban, voor zoover deze niet behoorde tot<br />

marken, die reeds voor de instelling van den wildban bestonden,<br />

in zich sloot 3), dan is m.i. het verband tusschen wildban en<br />

gebruik van grond duidelijk.<br />

Ook in den wildban konden aangravingen plaats hebben<br />

en deze werden door de grafelijke boschbeambten opgespoord<br />

en ontruimd. Ook in den wildban werd ruminge gegaan en<br />

daar ook hierin plaats van de feitelijke ontruiming tegen<br />

betaling van zeker bedrag het aang-egravene kon behouden<br />

1) Sloet, Van AI's, blz. 81.<br />

2) Sloet, Oorkondenboek No. 372.<br />

S) Ik wijs in dit verband nog op oorkonde No. 435 bij Sloet van<br />

tusschen 1213 en 1216, waarbij bisschop Otto aan den graaf van Gelre<br />

novaal tienden in de Veluwe toewijst. Daaruit blijkt, dat er op de<br />

Veluwe gronden waren, die welontgonnen konden worden zonder<br />

toestemming van den beer, dus blijkbaar markegronden, De graaf<br />

mocht geen tienden heffen van aangravingen aan oudhoevige lauden j<br />

die tienden kwamen aan hen, die de tienden over de oudhoevige<br />

landen bezaten j wel echter van gronden, die "in locis pa.lustribus vel<br />

, silvosis excolerenter, que excoli non possint, nisi de Iicentia ips ius<br />

et consensu."


45<br />

worden, kreeg het bedrag, dat in plaats van deze ontruiming'<br />

trad, den naam van ruminge, ruminga of ruimgeld.<br />

Blijkbaar werd eens in de 4 jaar zoo'n ruminge gehouden<br />

en de beambten van den wildban zamelden bij die gelegenheid<br />

tevens de erfpachten van vroeger toegelaten aangravingen in,<br />

Dit inzamelen door de boschbeambten wijst op zeer onde tijden,<br />

toen er op de Vel uwe nog uitgestrek te bosschen -en wildernissen<br />

met eene uiterst schaarsche bevolking waren en rechts- en<br />

bestuursmacht nog bij de boschbeambten berustten,<br />

De toeneming van de bevolking en de invoering van eene<br />

bestuursorganisatie deden de taak van de boschbeambten inkrimpen<br />

tot het eigenlijke jachtbedrijf, Zij bleven wel belast<br />

met het opsporen van aangravingen, doch konden deze niet<br />

meer in erfpacht afstaan, Dit geschiedde nu dool' de ontvangers<br />

van Veluwe, die ook de bevoegdheid bezaten om op verzoek<br />

<strong>stuk</strong>ken van den wildban ter ontginning' uit te geven, De<br />

daarvoor te betalen bedragen noemde men tinsen.<br />

Waar evenwel op het oogenblik van de invoering van het<br />

nieuwe stelsel de boschbeambten vau ouds ruimgelden in ontvangst<br />

namen, bleef dit gehandhaafd.<br />

Aanvankelijk was ik van meening, dat ruimgeld betaald<br />

werd voor onrechtmatige, eigenmachtige aangravingen, zoodat<br />

el' een soort boete in opgesloten was, terwijl voor geconoessioneerde<br />

aangravingen tinsen betaald werden. Ik ben echter<br />

van deze meening terug gekomen, omdat in de ontginning<br />

Oldebroek, welker aanvang door van der Aa gest.eld wordt<br />

in 1170 en die zeker niet zonder toestemming van den landsheer<br />

heeft plaats gevonden, aanvankelijk ruimgeld werd betaald,<br />

Blijkbaar is el' tusschen beide geen verschil en is ruimgeld<br />

eene oudere benaming, die heeft stand gehouden in die plaatsen,<br />

waar het oudtijds door de boschbeambten werd ingevorderd,_<br />

Eene geconcessioneerde aangraving gaf den bezitter tevens<br />

het recht om een zeker gebruik van de omliggende velden en<br />

bosschen te maken, Hij kon daar zijn vee weiden, plaggen<br />

steken, wellicht ook brandhout hakken 1). Behalve door de<br />

1) Punt 8 van de instructie voor den boschbewaarder van Veluwe<br />

van 1685 erkent dit recht van de omwonenden nog, (Bchrassert,<br />

Codex, Aa),


46<br />

afgescheiden gronden van bestaande marken, was dit recht<br />

niet locaal begrensd.<br />

Zoodra zich meerdere personen in eene buurt vestigen ont.<br />

staat de wensch om deze rechten op een zeker gebied met<br />

uitsluiting van andere omwonenden te kunnen uitoefenen.<br />

De mogelijkheid hiertoe bestond door van den landsheer een<br />

<strong>stuk</strong> van het heerenveld in erfpacht te nemen. In meerdere<br />

tinsboeken vindt men dim ook tinsen, die betaald worden<br />

"de communitate" 1). Opmerkelijk is hierbij, dat steeds gesproken<br />

wordt van "vicilli" of van "buren", die voor hunne<br />

gemeente betalen, niet van erfgenamen. Eene marke in den<br />

waren zin van het woord is zoo'n communitas op tins niet,<br />

want zij behoort niet tot bepaalde gewaarde erven. Zij kan<br />

zich echter wel tot eene marke ontwikkelen, wanneer n.l. de<br />

bewoners der buurt, die op het oogenblik der verkrijging<br />

daarin woonachtig zijn, het aandeel in het gebruik van iedere<br />

hofstede vastleggen en nieuwe inwoners niet of slechts in beperkte<br />

mate tot het medegebruik toelaten 2).<br />

Ter verklaring van de plaats over de ,jruminga in Velua"<br />

in de oorkonde vau 1187 of 1188 (Sloet No. 370), bedenke<br />

men, dat in een veen of moeras in Salland zich ongeveer in<br />

het jaar 1170 Friezen en Hollanders hebben gevestigd. Dit<br />

moeras lag tusschen de oude marken Hattem, Zalk, Wilsum,<br />

Kampen en Doornspijk. Deze markeu behoorden deels tot het<br />

gebied van den Geldersehen graaf, gedeeltelijk tot dat van<br />

den bisschop, doch eene territoriale grens tusschen beider gebied<br />

in dat veen bestond niet. De enkele bewoners, hoorigen<br />

van den bisschop, van den heer van Buckhorst of van den<br />

graaf van Gelre, behoorden, onverschillig 'waar zij zich in het<br />

veen bevonden, onder de jurisdictie van den heer wiens hoerigen<br />

1) Bloet, Van Ars, blz.lOl, waar men mede een voorbeeld van het<br />

in tins geven van een <strong>stuk</strong> heerenveld vindt.<br />

2) Met dergelijke communitates staan de z.g. stedelijke meenten<br />

vrijwel gelijk. Ook daar kan het gebruik zich in verschillende richtingen<br />

ontwikkelen. Nu eens zijn alle burgers gerechtigd en is dus<br />

het aantal gerechtigden wisselend, .dan weer is op een gegeven oogenblik<br />

het aantal gerechtigden gefixeerd, hetzij zakelijk door het gebruik<br />

aan huis en erf te verbinden, hetzij persoonlijk, in welk geval het<br />

recht overgedragen kan worden en op de gewone wijze vererft.


47<br />

zij waren. De kolonisatie van dit veen maakte eene grensregeling<br />

noodig en het spreekt haast van zelf, dat hierover<br />

geschillen zijn ontstaan. De zelfde oorkonde zegt dan ook, dat<br />

de graaf van Gelre aanspraak maakte op een grooter gebied,<br />

dan de bisschop achtte, dat hem toekwam. De verdeeling van<br />

dat veen tusschen twee heeren bracht tevens verandering in de<br />

rechtsbedeeling. Thans besliste niet meer de band van hoerigheid<br />

over de jurisdictie, waaronder de inwoners behoorden, doch<br />

de plaats, waar zij zich gevestigd badden. Het territorialiteitsbeginsel<br />

was ingevoerd. l\Jeerdere hoorigen van den bisschop<br />

of diens leenmannen bleken zich gevestigd te hebben op het<br />

aan den graaf van Gelre toekomende deel en werden door<br />

dezen als "occupatores" van den wildban geschat. Zij moesten<br />

het ruimgeld betalen, wat aanleiding gaf tot klachten.<br />

In de overeenkomst wordt nu bepaald ten aanzien van dit<br />

ruimgeld, dat de bisschop zalopgeven, waar zijne hoerigen ten<br />

onrechte daarmede belast worden, terwijl de graaf onder eede<br />

zalopgeven, waar hij terecht deze belasting vordert. Feitelijk<br />

zal dus nauwkeurig de grens tusschen beider gebied worden<br />

vastgesteld. Wie dan blijkt binnen den wildban gevestigd te zijn,<br />

mag of zijne aangraving opgeven en naar het Stichtsche gedeelte<br />

van het veen terugkeeren, in welk geval hem het ruimgeld<br />

wordt kwijt gescholden, of hijkan blijven, doch moet<br />

zich dan onvoorwaardelijk aan de regelen van den wildban<br />

onderwerpen.<br />

Eene volgende alinea regelt de bevoegdheden van de wederzijdsche<br />

rechters. Bevoegd is de rechter van de plaats, waar<br />

het misdrijf wordt begaan.<br />

Deze oorkonde leert ons, dat in de ontginning Oldebroek<br />

ruimgeld door de kolonisten moest worden betaald. Later zijn<br />

zij daal' echter van vrijgesteld. De oudste landbrief van Oldebroek,<br />

die ons bewaard is gebleven 1), bepaalt o.a.: "In dierste<br />

I) Van 1320, uitgegeven door van Spaen in den Codex diplomaticus<br />

achter het IVe deel zijner Oordeelkundige Inleiding. Er bestaan<br />

4 afschriften uit verschillende tijden, het oudste. blijkbaar uit de 15e<br />

eeuw, waarnaar de jongere zijn vervaardigd. De tekst verschilt nog<br />

al met dien, door yan Spaen gegeven, (Rijksarchief Arnhem, Stnkken<br />

van Elburg, Lade 10 No, 9).


48<br />

"g'heve wi hem, dat sij quit ende vri siin ende soelen wesen<br />

"van alrehande bescattinghe, dinst, bede ende minninghe;<br />

"sonder horen tins ende tin de soelen si ons alle jare gheven<br />

"ende onsen erven, also als si nu gheven ende et haercomen is".<br />

In plaats van minninghe, dat in alle afschriften voorkomt,<br />

zal het origineel waarschijnlijk gehad hebben "ruminghe" , dat<br />

eenen goeden zin oplevert. De kolonisten betaalden in 1320 dus<br />

reeds alleen tins en tiend, dezelfde uitkeeringen, waartegen<br />

men nog in de 17de eeuw heereuvelden in gebruik kon nemen.<br />

Als belasting vond ik de ruminge nog vermeld in eenige<br />

oorkonden bij Sloet. In een <strong>stuk</strong> van het jaar 1250 1 ), waarin<br />

door den graaf van Gelre aan het klooster van Bethlehem te<br />

Doetinchem vrijdom van verschillende belastingen wordt verleend,<br />

wordt o. m. gesproken van twee solidi, die eenige<br />

hoeven moesten betalen "quando est rumething". Rumething<br />

beteekent hier in verband met den uitgang "thing" eene gerechtelijke<br />

ruminge. Het gebruik van het woord quando leert ons,<br />

dat ook in de omstreken van Wichmond de ruminge op gezette<br />

tijden plaats vond en dat de bedoelde hoeven binnen den<br />

wildban waren aangelegd.<br />

Een ander <strong>stuk</strong> van 1~69, de koopbrief van den hof te<br />

Dieren 2) spreekt van een recht "quod ruminge dicitur", dat<br />

den landsheer toekwam.' Hier is de naam der belasting blijkbaar<br />

gebruikt voor het reelit om die te heffen. In een schenkingsbrief<br />

,aan de kerk te Zutphen van 1207 3 ) is sprake van eene<br />

exactio "que vulgo ruemethynt dicitur". Daar het dikwijls in<br />

oude handschriften moeilijk uit te maken is of een c dan wel<br />

een t geschreven is, durf ik niet uitmaken of hier het ruimgeld<br />

als een tiend wordt beschouwd, dan wel of wij moeten lezen<br />

ruemethync, als in de oorkonde van 1250.<br />

Resumeerende vinden wij voor "l'uminge" de volgende beteekenissen:<br />

ontruiming van eigenmachtig in bezit genomen<br />

gronden ; de rechtshandeling, waardoor de ontruiming dier<br />

gronden wordt ten uitvoer gebracht of de in bezitneming wordt<br />

1) Sloet No. 712.<br />

2) Sloet No. 912.<br />

3) Sloet No. 421.


49<br />

gewettigd; vaststelling van de grenzen tusschen particulier en<br />

marke eigendom; de vergoeding, voor de feitelijke ontruiming<br />

in de plaats getreden; eene belasting die op gezette tijden<br />

voor in gebruikneming van den wildban moet worden betaald;<br />

het recht om die belasting te heffen ten aanzien van een bepaald<br />

goed.<br />

Ik ben overtuigd, dat - afgezien. van de ruminge in de<br />

steden - ook op andere plaatsen, waar dit woord gebruikt<br />

wordt, een der medegedeelde beteekenissen van toepassing zal<br />

zijn.<br />

KAMPEN, Oct. 1920.<br />

G. A. J. VAN ENGELEN V AN DER VEEN.


BIJLA GE A.<br />

1311, 27 April.<br />

Bisschop Guy bevestigt de ruminge en markeverdeeling,<br />

door zijnen schout van Salland in de<br />

parochie Olst verricht.<br />

Copia litterarum Hengvordermercke,<br />

Wij Ghie, bij der genaden Goets bisscop t'Utrecht, doen<br />

cont alle dien ghenen, die dessen brieff sellen sien of horen<br />

lesen, dat wi die ruminghe ende dien slach, elc man t'sine,<br />

van dier mercke, die gelegen is in den kerspel van Olst, die<br />

onze scoute bij ons ende onse gesworen ende onzen lantmetere<br />

heft gedaen mit rechte ende mit ordele in oirbair ons ghemeens<br />

stichts, vast ende stade houden voir ons ende onse nacomelinghe.<br />

In orconde des briefs besegelt mit onsen segell. Gegheven<br />

int jaer ons 1) Heren MCCC ende elve, des Dinxdages<br />

na sinte Marcus dage, Evangeliste.<br />

Naar een afschrift, geschreven met eene vroeg<br />

15e eeuwsche hand, voorkomende op fol. 150 van<br />

foliant No. 1607 van het Deventer archief.<br />

1) In de copie staat twee maal ons,


BIJLAGE B.<br />

1312, 6 Januari.<br />

Aliger van Heeckeren, schout van Salland, geeft<br />

uitvoerig verslag van zijne werkzaamheden bij de<br />

ruminge en verdeeling van eenige markeu in het<br />

kerspel van Olst,<br />

Ic Aliger van Hekere, scnlte vau Sallant, do knudich ale<br />

(sic) de ghenen, die dessen breef siin ende solen horeu lesen,<br />

dat ie quaem van mines heren wegen, biscap Gyen van Utrecht,<br />

iu dat kerspeIl to Olste nuder die gude Inde van deen kerspele<br />

ende sprac se umme ruminghe ende hoefslach to gevene van<br />

deer meenre marke, also als ordel ende rech (sic) vair mij<br />

gewiset hadde, dat ie et met rechte was schuldich to done.<br />

Do spraken die gude lude, se woldent geerne doen, in wilken<br />

ende ie es beginnen wilde, utgesat Herman van Vorste.<br />

Int irste soe gene ie in die marke van Hen!)orden ene<br />

ruminghe bij tweloff erfgenoten ghesworene, also dat al deen<br />

mene markenaten wall geneghede - uytgesecht Hermens van<br />

Vorst - in dusgedaenre vorwarden, also dat men dat bi deen<br />

meere dele van deen markenoten liken solde, wat mallie deer<br />

markeu beslagen hadde ; dat men de ghenen, die der meenre<br />

marke niet ne hadde, 1) also vele van der meeure marke gheven<br />

solde, alse deen meren hope van deen markenoten duchte, dat<br />

redelic were; daimrede so genoghede den meenen markenoten<br />

wal van der ruminge, uetgesat Hermen van Vorst.<br />

Daerna so gaf ie den hoefsclagh(sic) in deselve marke mit<br />

Henrike deen laentmetere, also dat des de meenen marcghenoten<br />

wal ghenegede, uetgesacht Hermen van Vorst.<br />

1) ZOO althans meen ik te moeten lezen. El' staat: "dat men de<br />

ghenen die die gene die der meenrc marke niet ne hadde". De beteekenis<br />

is, dat bij meerderheid van stemmen de <strong>stuk</strong>ken, die verschillende<br />

personen van de marke in bezit badden genomen, zouden gelijk<br />

gemaakt worden en dat men hen, die geen grond in bezit badden<br />

genomen, een <strong>stuk</strong> vooruit zou geven, om hen gelijk te stellen met<br />

hen, die het wel hadden gedaan.


52<br />

Dat markeden se ende dat bepaelden se. Voir(sic) meer soe<br />

gaf ic Roderike van Vorste mit Henrike den landmetere ende<br />

mit den meenen markenoten em ende sinen gude 1), dat em<br />

mit reeter mate borede: dat merkede men em ende bepaledet em.<br />

Voertmeer heb ie om geboden bij mines heren bote elleken<br />

sinen hoefslagh an to vane, alsoe als mij mijn here mit sinen<br />

openen breve nutboet.<br />

Ende die andere marke, die dair blivet, de mogen se delen<br />

mit den tweendelen van oeren markeneten. buten broke mijns<br />

heren van Utrecht ende sire ammetlude.<br />

Umme desse voirgescrevene verwarde, so hebben desse voir-<br />

gescrevene markeueten - utgeseght Hermen van Vorst -<br />

biscob Gyen vau Utrecht gegheven in erebare des mienen<br />

stichtes soven hoven in(sic) ene halve, de sin gelegen bij den<br />

hues tot A verwech.<br />

Voertmeer so VOl' ie in de marke to Olste ende rumede dair<br />

mit tweloff gesworens also, dat des deen menen markeneten<br />

allen wal genogede - uetgesat H ermene van Vorst ende<br />

Scweder den Reneschere - also, dat men dat liken solde mit<br />

deen meesten dele van deen markenoten, van deen, dat mallie<br />

beslagen hadde, also dat men deen andere, de neet ene hadde 2),<br />

gheven solde also vele, als den meesten hoepe van deen mar-<br />

kenoten dnchte dat redelic were.<br />

Voirtmeer so gaf ie den hoefslach in desel ve marke mit<br />

Henrike den lantmetere also, dat alremalike wal genogede, die<br />

dair markenoten waren, uetgesat Hermen van Vorst ende<br />

Scweder den Reneschere ; dat marked en se ende bepaleden se.<br />

Vortmeer soe gaf ie Roderike van Vorst, Hermanna van<br />

Vorst ende Scwedere den Renessehere mit Henrike den lautmetere<br />

ende mit den menen markeneten em ende oeren guede,<br />

dat om mit rechter mate boerde; dat markede men em ende<br />

bepaeldet em.<br />

Voertmeer so heb ie geboden bi mines heren boten ellek in<br />

sinen hoetslach an to vane also, als mij mien here mit sijnen<br />

apenen breeff ontboet.<br />

1) De woorden van "Voirmeel'" tot en met "gllde" zijn tweemaal<br />

geschreven.<br />

I) Ene hadden ; lees; inne hadden,


53<br />

Ende die andere merke, die dair blivet, die moghen (se) 1)<br />

deelen mit den meren hope van den markenaten, buten broke<br />

mijns heren van Utrecht ende sine ammetlude.<br />

Umme die vairscreven verwarde, soe hebben desse volreereven<br />

markenaten - ntgeseget Roderike ende Hermanne van Vorst<br />

ende Scweder den Reuessehere -' biscab Gyen van Utrech<br />

(sic) in orebaere des menen stichtes (gegeven)~) twe hoven,<br />

die sijn gelegen bij den huys ter Hunne ende ene have, die<br />

is gelegen bij den hues to Birkeseampe, '<br />

Ende veiruneer sa var ick in die mercke to Myddele ende<br />

rumede dair mit tweloff geswaren also, dat des de meenen<br />

markenaten allen wal genoghede; ende vortmeer sa gaf ic den<br />

hoefelach in dieselve met. Henrike den landmetere also, dat al<br />

den merkenaten wal genogede; dat markeden se ende bepaelden<br />

se,<br />

Voertmeer soe heb ie em gebaden hij mines heren bate,<br />

elleken sinen hoeffslaeh an te vane also, als mij mijn here mit<br />

sinen apenen breve outboet.<br />

Omme dese .vorwarde, die, hiel' vairgescreven is, sa hebben<br />

desse voirscreven markenaten gegheven biscap Gyen van<br />

Utrecht in erebare des ghemeenen .stichtes ene have, die is<br />

gelegen bijder Hulset.<br />

-<br />

Voirtmeer soe voel' ic in die marke to Vortmen. Daer ne<br />

vaud ic negene marke beslagen aft to delene. Dair scold ic se<br />

quyt van rumingen<br />

van Utrecht,<br />

ende van hoefslagh van des biscap wegene<br />

Dese rumiuge ende desen hoefslach heb ie Aliger van Hekere.<br />

seulte van Sallant, gegheven ende gedaen int kerspel van Olste<br />

in allen punten also, als hijr vair gesereven is, als bij hete<br />

des biscops Gyen van Utrech. Ende were eliken manne der<br />

rumingen ende des hoefslages VOl' mi eude alle mine nacomelinge,<br />

die soulte van Sallant wesen solen, als veer, als spreket mines<br />

heren opene breef, 'des biscops van Utrech, biscap Gyen, de<br />

mij alle desse dinek bevalen hevet. In orecunde des breves soe<br />

1) Dit woord is door dell afschrijver blijkbaar overgeslagen,<br />

!) De afschrijver beeft dit woord blijkbaar overgeslagen,


54<br />

heb ic Aliger, schulte van Sallant, mien ingeseghel hier an<br />

gehanghen int jaer ons heren mille OOemo ende tweloff, des<br />

naesten Vriedages na Jaresdage.<br />

Naar een afschrift, onmiddellijk volgende op en<br />

met de zelfde hand geschreven als de oorkonde<br />

van bisschop Guy van 1311, op fol. 140 en fol. 140<br />

v.o. van foliant No. 1607 van het Deventer archief.<br />

Opmerking. Men bedenke dat in <strong>Overijssel</strong> niet slechts iu de<br />

spreektaal, doch ook meermalen in geschriften de li wordt weggelaten.<br />

Em is hem, et is het, enz.


BIJLAGE C.<br />

1443, 18 Juni.<br />

Opgave van perceelen, die de magistraat van<br />

Deventer bij eene ruminge bevonden heeft onrechtmatig<br />

aaugegraven te zijn. Bevel aan de aangravers<br />

om de afscheidingen tusschen hunne aangravingen<br />

en de meente te slechten. Gebod aan een ieder, die<br />

aangegraven heeft, doch wiens aangraving niet<br />

was ontdekt, deze ongedaan te maken.<br />

Nedergetreden op die meente.<br />

Jnt jair ons Heren dnsent IIucXLIII, des Dynxdages nae<br />

Beloken Pynxsteren, scepenen ende raet ende die gemeente,<br />

die opper stadhuys plegen geboet te werden, hebben ingetreden<br />

dat hier nae besereven steet; dat sij voir meente holden.<br />

Volgt een reeks perceeleu in Borgeler en 'Ijoener<br />

mark, bouwland, grasland en hofsteden. Meerdere huizen<br />

moesten worden afgebroken.<br />

Item, soe wes schepenen ende raet myd den borgeren ingetreden<br />

of gernymt hebben, dat ellick, die sich dat onderwonden<br />

hevet, voirt effenen ende slichten sal bynnen achte dagen, bij<br />

alsnlcken kner, als hem geboeden wort.<br />

Item, soe wie sich. myente onderwonden heeft, dat laest niet<br />

begaen noch ingetreden: en waer, doe die laetste rnyminge<br />

dair te vneren ingetreden was, dat sal elek selven intreden<br />

bynnen achte dagen, bi 5 olde schilde.<br />

Naar fol. 62 van foliant No. 1607 van het<br />

Deventer archief.


1331, 12 Juni.<br />

BIJLAGE D,<br />

De bisschop van Utrecht en de graaf van Gelre<br />

sluiten eene overeenkomst omtrent de verdeeling<br />

der baten, die uit eene in Sallandermark te honden<br />

ruminge zullen voortvloeien, en omtrent eene verdeeling<br />

van de tinsen, die van de voorslagen in<br />

de markeu van Salland zouden kunnen komen.<br />

W~i Johan, bi der ghenaden Goeds bisscop t'Utrecht, ende<br />

wij Reynald, greve van Ghelren ende van Sutphen, maken<br />

coud allen Inden, dat wij overeen ghedraghen zijn met dusdaenre<br />

verwarden, alse dat wij onderlinglie deylen zoelen half ende<br />

half, al dat ghelt ende vervalle, dat comen sal aise van der<br />

ruminghen, die in Zallandermarc nu gheropen is bi heren<br />

Walraven van Benthem, scoutheit van Zallant.<br />

Voert zijnt verwarden, waerd dat zake, dat wij Johan, bis,<br />

scop t'Utrecht vorsereven, onse wildemiese van den marken,<br />

die in den ambachte van Zallant gheleghen zijn, hoeffslaechden<br />

ende utegheven wouden tusschen dit ende sunte Johansdaghe<br />

te midzomer naestcomende over twe jaren, soe zoel wij Johan,<br />

bisscop van Utrecht, ende wij Reynald, greve van Ghelren<br />

ende van Sutphen voernoemt, zetten twe manne, elc van zijure<br />

zijden enen man, die allen den voerslach van den ambacht van<br />

Zallant vertinsen zoelen om den meesten tins ende om dat<br />

meeste ghelt, die si met redenen moghen, na hoeren besten<br />

goetduncken van den erve, dat daer gheslaghen wort.<br />

Ende wat ghelde, dat van desen vorseiden voerslaghe comet,<br />

des sal ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseit, bliven die twedeel<br />

ende ons Reynalde, grève van Ghelren ende van Sutphen, dat<br />

derdendeel. behoudens ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseit, ende<br />

onser eyghenre lude alle die toeslach, die ons ende onsen luden<br />

vorsereven tot onsen oudhoveghen lande gheslaghen word ende<br />

behouden ons Johan, bisscop t'Utrecht, aire tyende ende tins,


57<br />

die hier af comen mach, die ons ende onsen ghesticht alleen<br />

bliven zoelen.<br />

Voert zijnt verwarden, waerd dat zake, dat van desen voerslaghe<br />

vorsereven soe eleyne gheldes quame ende soe vele erves<br />

ons Johan, bisscop t'Utrecht, van den voerslaghe bleve, die<br />

dese vorseide twe lude niet vertinsen en mochten ·na hoeren<br />

goednncken, also dat ons Johan, bisscop t'Utrecht vorseid,<br />

heren Burgheer uten Werde, seclaster tot Oudemunster. ende<br />

heren Arnd van IJselstein, ridder, dochte, dat her Reynald,<br />

greve van Ghelren ende van Sutphen, te eleine hadde voer<br />

sinen cost, so mocht wij drie vorsereven dat vermeerren in<br />

reden na onsen goedduneken ; maer waerd, dat dat ghelt soe<br />

groet beliepe, dat ons drien seggheren vorseid docht, dat her<br />

Reynald, greve van Ghelren ende van Sutphen, daer met redene<br />

mede liden mocht, soe soude hi bliven aen sijn derdeel, sonder<br />

enich meerdoen. aIse vorsereven is.<br />

Ende alle dese vorsereven vcrwarden ghelove wij Johan,<br />

bisscop t'Utrecht, ende wij Reynald, greve van Ghelren ende<br />

van Sutphen vorsereven, met goeden trouwen voert te doen<br />

ende voert te driven met ons ende met onse vrienden ende elc<br />

onser op zinen, cost, sonder alrehande arghelist, In oercunde<br />

des, so heb wij desen brief beseghelt met onsen seghelen.<br />

Gheglieven te Swolle op sunte Odulfsdach int jaer ons Heren<br />

dnsent drie hondert ende eenendertich.<br />

Naar het origineel op perkament, waarvan de<br />

zegels verdwenen zijn, in het Rijksarchief te<br />

Utrecht, Archief der bisschoppen, charter No. 436.<br />

Regest No. 666.


ZIJN DOOR DENRAADHUISBRAND VAN<br />

1543 DE OUDSTE KAMPER ARCHIEF-<br />

STUKKEN VERLOREN GEGAAN?<br />

"Verg'ebens forsehen wir in den Zeitbüchern des frühen<br />

Mittelalters nach dem Namen des Ortes, von dessen dasein<br />

wir erst gegen die Mitte des zwölften Jahrhunderts sicbere<br />

Kunde erhalten" , , , ,<br />

Deze woorden, waarmede Lacomblet een artikelover de<br />

oudste geschiedenis van Düsseldorf inleidt 1), zijn volkomen<br />

toepasselijk op Kampen, wanneer wij slechts in plaats van 12e,<br />

13e eeuw lezen.<br />

Roe en wanneer zich in de marke van Kampen eene bevolking<br />

van niet-landbouwers heeft gevestigd, wanneer en van<br />

wien 2) deze vestiging stadrecht heeft ontvangen, is evenmin<br />

bekend als het tijdstip, waarop Kampen eene parochie is geworden<br />

en hoe en wanneer het kapittel van Deventer het<br />

patronaatrecht over die kerk heeft verworven. 3)<br />

Plotseling, nadat het te voren slechts enkele malen terloops<br />

genoemd wordt, verschijut Kampen in 1266 4) als eene stad,<br />

bestuurd door schepenen en raden, staande in handelsbetrekkingen<br />

met Hamburg.<br />

De oudste vermelding, die met zekerheid op het Overijs-<br />

1) Archif für die Geschicbt.e des Niederrheins, Band III.<br />

2) Meil bedenke, dat Kampen aan de Velmvsche zijde van den<br />

Us el gelegen is en dat het heel goed kan hebben behoord tot den<br />

"comitatus in terra Sallaudie", dien de bisschop in 1226 door aankoop<br />

verkregen heeft. (Zie Bloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen,<br />

No 487, 488 en 495) Geeft de omstandigheid, dat de bisschop meende,<br />

dat eene visscherf bij Kampen in dien koop begrepen was, niet eene<br />

aanwijzing in die richting?<br />

3) Dumbar (Kerkelijk en Wereldlljk Deventer I, blz. 349) deelt<br />

mede ergens gelezen te hebben, dat bisschop Otto de Ile de kerk van<br />

Kampen aan het Deventer Kapittel zou hebben geschonken.<br />

'J Hamburger Urkundenbuch No. DOOXIII.


59<br />

selsche Kampen 1) betrekking heeft, is, voor zoover ik heb<br />

kunnen nagaan, die in eene oorkonde van 1227 2), waarin<br />

bisschop Otto JI het recht van het Kapittel van Zutphen op<br />

eene visscherij bij Kampen erkent.<br />

Uit eene oorkonde van 1236, door Lindeborn medegedeeld 3),<br />

blijkt, dat er te Kampen in dat jaar eene parochiekerk was<br />

en uit de vermelding van "antecessores" van den toenmaligen<br />

pastoor Ismahel is af te leiden, dat die parochie reeds eenigen<br />

tijd bestaan had.<br />

De parochianen worden "cives" genoemd, zijn dns vrijen<br />

doch geen "opidani" . Daaruit en uit de omstandigheid, dat die<br />

cives zelve optreden en niet door een stadsbestuur worden<br />

vertegenwoordigd, zou af te leiden zijn, dat Kampen toen nog<br />

geen stadrechten bezat,<br />

Het stadrecht moet dan verleend zijn tusschen 1236 en 1248,<br />

want in het laatstgenoemde jaar krijgen de bewoners van<br />

Ommen .Jfbertatem talem, qualem oppidani nostri Daventrienses,<br />

Swollenses, Campenses habeut' 4), Eene nauwkeurigere dateerlng<br />

is met de thans bekende gegevens niet mogelijk.<br />

Een "opidum" wordt Kampen genoemd in eene oorkonde<br />

van 1260, waarbij de rechten en vrijheden van de bewoners<br />

van Kamperveen door Hendrik van Vianden worden bevestigd 5) ..<br />

Vóór het begin der 14e eeuw bemerkt men van Kampen<br />

weinig'. Het archief bevat slechts een 9tal <strong>stuk</strong>ken, onder dan<br />

1300, De beide oudsten van 1251 noemen Kampen niet; no. 3<br />

is een 15e eeuwach afschrift van den stadbrief van Genemuiden:<br />

1) Het Duitsche klooster Kamp komt meermalen in den vorm<br />

"Campis" voor, Vandaar de vermelding door Moulin in zijne Kamper<br />

kroniek (I blz. 77) van eenen abt van Kampen.<br />

2) Sloet No 508, "pi cariam sive tractum aquarum apud Carupis".<br />

8) BIz. 266 van de Keulsche uitgave van 1670.<br />

4) Stadbrief van Ommen, afgedrukt op blz. 1 van het Stadrecht van<br />

Ommen, uitgegeven in het Eerste deel, Achtste <strong>stuk</strong> van de <strong>Overijssel</strong>sche<br />

Stad- Dijk- en' Markerechten.<br />

5) Bekend in twee vidirnusbrieven, een van 1298 en een van 1309.<br />

Naar den eersten uitgegeven door Mr. Nanninga Uitterdijk in deel VII<br />

van de Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong>, blz. 251 j naar<br />

den tweeden, door Racer in deel II zijner <strong>Overijssel</strong>sche Gedenk<strong>stuk</strong>ken,<br />

blz. 191.


60<br />

eerst de beide brieven van 1284, handelende over de weiden<br />

en visscherijen om Kampen, hebben op de stad zelve betrekking.<br />

Wanneer toe Boecop 1) ons de stadwording van Zwolle<br />

beschreven heeft en met Kampen zal beginnen, zegt hij, dat<br />

hij omtrent den oorsprong en oudste geschiedenis der stad niets<br />

heeft kunnen ontdekken en hij wijt dit aan den raadhuisbrand<br />

van 1543, waardoor een groot aantal <strong>stuk</strong>ken, geborgen in de<br />

mede tot bergplaatsen ingerichte zitbanken der schepenkamer,<br />

zou zijn verloren gegaan.<br />

Deze verklaring voor het niet meer bestaan der oudste<br />

bescheiden omtrent Kampen klinkt zeer aannemelijk. Door dien<br />

brand zullen zeel' zeker een groot aantal, wellicht zeer belangrijke<br />

<strong>stuk</strong>ken zijn verloren gegaan, doch dat toen de stadbrief<br />

en andere bescheiden betreffende de oudste geschiedenis<br />

van Kampen zijn te niet gegaan, is onjuist. Met zekerheid<br />

kan uit thans nog aanwezige <strong>stuk</strong>ken worden aangetoond, dat<br />

deze reeds vóór den brand niet meer bestonden.<br />

In de eerste plaats is het reeds vreemd, dat wanneer die <strong>stuk</strong>ken<br />

in 1543 eerst waren verloren gegaan, de in 1466 aangenomen<br />

secretaris Jacob Bijndop ons in zijne kroniek "de Annalibus<br />

quaedam nota"2) omtrent de oudste geschiedenis absoluut niets<br />

weet mede te deelen. Zijne mededeelingen omtrent Kampen beginnon<br />

eerst omstreeks 1400; vóór dat jaar geeft hij slechts<br />

enkele grepen nit de algemeene en Bijbelscue geschiedenissen.<br />

Op het Kamper archief is nog aanwezig een Privilegeboek"),<br />

IJ Arend toe Boecop, Kroniek der bisschoppen van Utrecht, uitgegeven<br />

door het <strong>Historisch</strong> Genootschap, Codex Diplomaticus, deel V,<br />

blz. 216.<br />

~) Onder dien titel uitgegeven door de Vereeniging tot Beoefening<br />

van <strong>Overijssel</strong>sch Regt ell Geschiedenis.<br />

sJ In den zomer vall 1920 eene oorkonde, dool' Bogerman in zijn<br />

aanstonds te vermelden Repertorium aangehaald, willende raadplegen,<br />

bleek mij, dat uit het Privilegeboek een aantal bladen misten.<br />

Uiterlijk was daarvan aan het boek niets te bespeuren en daar<br />

toevnlligerwijze op de laatste bladzijde voor de lacune eene oorkonde<br />

eindigde en op de eerste bladzijde na de lacune eene nieuwe begon,<br />

s het ontbreken van een aantal bladen aan de archivarissen bij het<br />

bewerken der regesten voor de Registers van Charters en Bescheiden


UI<br />

naar het schrift te oordeelen in het begin del' L5e eeuw aangelegd,<br />

waarin afschriften van privilegien en andere belangrijke<br />

<strong>stuk</strong>ken tot in het midden del' 16e eeuw zijn opgenomen.<br />

Alle nog in originali aanwezige oorkonden uit de 13e en 14e<br />

eeuw zijn opgenomen. Is het wel denkbaar, dat de eerste<br />

samensteller juist de oudste <strong>stuk</strong>ken, wanneer zij nog' bestaan<br />

hadden, zou hebben overgeslagen?<br />

Uit het voorgaande kunnen wij reeds met zeer groote waarschijnlijkheid<br />

afleiden, dat die <strong>stuk</strong>ken ten tijde van het aanleggen<br />

van het privilegeboek en Bijndóps secretariaat niet meer bestonden<br />

en deze waarschijnlijkheid wordt zekerheid wanneer<br />

wij Boghermans Repertorium raadplegen 1).<br />

Dl'. Reynel' Bogherman van Dokkum, secretaris van Kampen,<br />

kreeg in 1541 opdracht van de stadsregeering om eene verzameling<br />

van de stedelijke privilegien en rechten, die in allerlei<br />

boeken en losse <strong>stuk</strong>ken verspreid stonden, en waarvan het<br />

opsporen soms lastig en tijdroovend was, te vervaardigen.<br />

Hij begon, zooals hij op het eerste blad mededeelt, dit werk<br />

den 16 Juli ·1541 en voltooide het den 5 Augustus 1542,<br />

ruim een jaar vóór den brand van het raadhuis.<br />

niet opgevallen. De bladen XIII tot en met XLV, die blijkens de<br />

inhoudsopgave van Bogerman hoofdzakelijk privilegien van Noorsche<br />

vorsten moesten bevatten, bleken niet meer aanwezig te zijn. De<br />

tegenwoordige archivaris, Mej. Weloker herinnerde zich eenige jaren<br />

geleden een <strong>stuk</strong> van een perkamenten handschrift, dat juist dergelijke<br />

privilegien bevatte en waarvan het formaat overeenkwam met<br />

dat van het privilegeboek, te hebben gezien bij den heer Bondam te<br />

Arriheru. 'I'erstond werden door haar pogingen .in het. werk gesteld,<br />

om dit <strong>stuk</strong> voor het archief te verwerven en deze warden<br />

dool' de bereidwilligheid van den bezitter met succes bekroond. Na<br />

ontvangst van luit fragment, bleek het werkelijk een deel van het<br />

Privilegeboek te zijn. Het bevatte echter niet alle mankeerende<br />

bladen. Folio XXXVI, XXXVII en XLIVontbreken nog, terwijl<br />

folio Xl.H slechts gedeeltelijk aanwezig is. Dit blad is door midden<br />

gescheurd en de rechterhelft ontbreekt. Hoewel de aanwinst zeer belangrijk<br />

genoemd mag worden, zijn el' geen onbekende <strong>stuk</strong>ken door<br />

aan het licht gekomen.<br />

1) Zie over Dl'. Reynel' Rogherman van Dokkum een opstel van<br />

Mr. Nanninga Uitterdijk in het lOe <strong>stuk</strong> van deze Verslagen en Merledeelingen.


62<br />

Het resultaat van zijn werk is ons bewaard gebleven in<br />

eenen lijvigen foliant op papier, eenige honderden bladen<br />

bevattende en gebonden in eenen fraaien lederen band met<br />

overslag, die vroeger met een knip gesloten kon worden,<br />

Hoewel meestal aangehaald als Repertorium, luidt de titel<br />

van het werk: "Der stadt Campen privilegien, rechten, statuten,<br />

plebiscieten, willekoeren, overdrachten, usancien ende gebruken,<br />

uth diverse eude ouderscheidene stadtboeken, registers ende<br />

brieven geaccordeert, verssmelt ende bijeengebracht van den<br />

jare onsz heren Christi geboorte VIlle ende XV beghynnende<br />

tot den jare XVe XL I inclusum".<br />

De eigenlijke repertoria, waaraan het zijn naam ontleent,<br />

vormen niet het hoofdbestanddeel van het werk, doch wel het<br />

meest geraadpleegde 1).<br />

Een beknopt overzicht van den inhoud moge hier volgen.<br />

Blad 1 bevat eene voorrede 2) en eene "Invocatio ad Deum<br />

pro adjutorio", waarop een aantaloorkonden uit de Stichtsche<br />

cartularia, voor zoover deze op <strong>Overijssel</strong>, Groningen en Drente<br />

betrekking hebben, volgen, gedeeltelijk van eene vertaling<br />

voorzien 8).<br />

Blad 32 en vlg. bevatten het "privilegie, dat keyser Karolus<br />

magnus den Vriesen gegeven hefft anno acht hondert", terwijl<br />

op blad 4 L het vredesverdrag van 13ï9 tusschen Gelre en het<br />

Sticht begint.<br />

Blad 46 tot en met 53 bevatten eene inhoudsopgave van de<br />

privilegien, die voorkomen "int copienboek in holte myt roet<br />

leer gebonden, in latijn", met welk copieboek het nog bestaande<br />

Pri vilegeboek bedoeld wordt.<br />

Onder het opschrift "Repertorium oft tabula van den vorsz.<br />

privilegien . per A, B, 0, etc.", nader toegelicht door de<br />

1) Tm' vergemakkelijking van bet gebruik zijn bij het begin van<br />

ieder nieuwonderdeel aan het eerste blad kleine knopjes van gevlochten<br />

perkament bevestigd.<br />

2) Medegedeeld in het reeds aangehaalde opstel van Mr. Nanninga<br />

Uîtterdijk over Begherman.<br />

S) Die oorkonden zijn waarschijnlijk overgenomen uit een nog op<br />

het Kamper archief aanwezig perkamenten handschrift. uit de l5e<br />

eeuw, dat dezelfde <strong>stuk</strong>ken, die Bogherruan mededeelt, bevat,


63<br />

woorden: "Repertorium van der stadt privilegien, staende int<br />

copienboeck in holte gebonden in roet leer", volgt dan een<br />

klapper op het Privilegeboek 1).<br />

De nummering der bladen houdt daarna op. Na enkele<br />

onbeschreven bladen vindt men vermeld: "Diversorum A.B.O.<br />

Van allen privilegien ende diversen saken sal men vynden in<br />

den III beken, genant Diversorum, dat een geteykent myt A,<br />

dat ander myt B, dat lIlde myt O. Nota. Een generael remisserum<br />

van al tgene in Diversorum tribus libris reperibile est,<br />

sal men vynden int boeck daer 0 op staet, fol. OXXXVIrI,<br />

post titulos dominorum" 2).<br />

De drie genoemde boeken zijn nog op het archief aanwezig<br />

en onder de namen Diverserum A, enz. bekend; de inhoudsopgave<br />

beviudt zich in deel 0 op de aang-egeven plaats<br />

Verder wordt het bekende Digestumvetus 8) vermeld als:<br />

"Decretum dominorum. daer diverse' pieturen in staen" en omtrent<br />

den inhoud van dat boek gezegd : "Repertorium, wat in<br />

dyt vorsz. boeck mytten schilderijen staet, sal men vynden in<br />

eodem libro folio CI".<br />

Dan begint eene nieuwe afdeeling, waarvan de bladen genummerd<br />

zijn van 1 tot en met 239, onder het opschrift:<br />

"Rechten ende Statuten del' stadt Oampen, conoorderende<br />

mit den' gemenen besereven keyserliken rechten" 4). Uit de<br />

inleiding, lnidende: "Hyr beghint dat Gulden boeck fi) del'<br />

1) De klappers zijn werkelijk goed bruikbaar De bevestigingsbrief<br />

van Jan van Nassau van 1284, betreffende de weiden en visscherijen,<br />

zal men vinden op Johan, op Nassau, op Broeken, op visscherij, op<br />

St Nicolaasbroek<br />

2) Eene lange lijst van titels, waarop de meest verschillende wereldlijke<br />

en geestelijke heeren van allerlei rang recht hadden.<br />

3) Met overneming van een aantal teekeningen gedeeltelijk uitge-<br />

'geven in het Ie deel, lIe <strong>stuk</strong> der <strong>Overijssel</strong>sche Stad-Dijk- en Markerechten.<br />

') Reeds op bet eerste blad van zijn werk deelt Bogberman hieromtrent<br />

mede: "An elck statuyt int eynde sal men vynden allegationes<br />

juris ende concordancien der keyserliken rechten ende wair op tselve<br />

statuyt gevestigt enne fundeert is".<br />

Dit gedeelte van bet werk verdient een riader onderzoek.<br />

5) Het Gulden boeck is ruet het Boeck van Recbte uitgegeven in<br />

het Ie deel, Ie <strong>stuk</strong> del' <strong>Overijssel</strong>scbe Stad-, Dijk- en Markerechten.


64<br />

stadt Campen anno M lIreXXXIlIl ende ist yrste capitel int<br />

XXXlIIIste blat ende wort oick genoempt die yrste brieff 1).<br />

Hyr to voeren was, eude is noch, een oldt stadtboeck, in<br />

pergament oick geschreven ende in holt gebonden, myt zwart<br />

leer overtoghen, dat beghynt int yrste capitel ende derde blat:<br />

In Godes namen, Amen. Wij scepenen ende raidt der stadt van<br />

Campen", enz., leeren wij, dat het Guldenboek in 1334 en het<br />

oude stadboek, waarmede het Boeck van Rechten wordt bedoeld,<br />

in 1300 is aangelegd.<br />

Dit deel van het werk beslaat 223 bladen. Op blad 224<br />

moest het Waterrecht beginnen, doch de behandeling daarvan<br />

is achterwege gebleven; wel zijn er 9 bladen voor open-<br />

gelaten.<br />

Verder vindt men dan de volgende inhoudsopgaven en klap-<br />

pers, ieder een aanmerkelijk aantal bladen beslaande.<br />

Ie. "Dit is een repertorium, anwijser offte tabula van del'<br />

stadt Gulden Boeck van Campen, nae den litteren A. B. C, etc.,<br />

ende mede van dit boeck." 2)<br />

2e. "Repertorium, watter staet int olde stadtboeck, dair<br />

'dat Gulden Boeck meestendeels nth gemaket is, ende is in<br />

parkelment geschreven ende in holt gebonden myt een bruen<br />

roet leer overtoghen, sonder crampen".<br />

3e. "Dat hyr nae volget sal men vynden in der stadt grote<br />

platte papyren boeck, dair op staet geschreven Collectorium et<br />

de electione magistratns. Anno dusent Ille is die oldste data<br />

in dyt boeck, folio leXXXVI,"<br />

Aan het slot leest men nog eens: "Dit alle tsamen op sijn<br />

litteren vorsz. zal men vynden als vorsz. is in Digesto vetert<br />

off Collectorio veteri ende is dat grote, olde, platte, papyren<br />

boeck myt een parkelrnenten ommeslach".<br />

4e "Repertorium Digesti Novi, incipientis anno M lIIIe L in<br />

vigilia nativitatis Johannis Baptiste".<br />

1) Zie blz. 135 van de uitgave.<br />

B) Bogherman bedoelt, dat dit een d ubbele klappor is, zoo wel op<br />

het origineele Gulden Boeck, als op zijne verhandeling over dat boek<br />

in de voorgaande bladzijden.


,<br />

65<br />

Hierop volgt: "Finis Intjus libri. Oompletus est anno<br />

XVe XLII, Vta Augusti."<br />

Opgemerkt dient nog te worden, dat zich tusschen 3e en 4e<br />

eene opgave van muntwaarde, getiteld: "Payment nth ene olde<br />

tolcedule" bevindt en dat bij de verschillende artikelen uit het<br />

Gulden Boeck steeds op den rand wordt aangegeven in welk<br />

punt en op welk blad van het Boeck van Rechten het zelfde<br />

artikel te vinden is,<br />

Het merkwaardigste nu is, dat alle boeken en bescheiden,<br />

die Begherman kent, ook thans nog aanwezig zijn en dat zijne<br />

beschrijving van deze <strong>stuk</strong>ken volkomen op hun tegenwoordigen<br />

toestand past, behalve wat het Colleetorium betreft, "Dit boek<br />

is ook thans nog wel groot en plat, doch niet meerin eenen<br />

perkamenten band gebonden, De bladen van dit boek zijn dool'<br />

water zwaar beschadigd en de randen grootendeels verdwenen,<br />

terwijl zij door aan- en opplakken van <strong>stuk</strong>ken wit papier op<br />

ongeveer gelijke grootte gebracht zijn, Van bijna alle bladen<br />

ontbreekt het gedeelte, waar zich het nummer bevonden heeft -<br />

de tegenwoordige nummering is van jongere dagteekening -<br />

en deze liggen niet in de volgorde, die Begherman gekend<br />

heeft. Vermoedelijk is dit boek bij den brand door vuur<br />

en water beschadigd en heeft men bij het herstellen en op,<br />

nieuw binden de oorspronkelijke volgorde der bladen niet meer<br />

kunnen herstellen,<br />

Of dit boek thans nog alle <strong>stuk</strong>ken bevat, die Bogherman<br />

vermeldt, is mij onbekend; het onderzoek zon tetijdroovend<br />

zijn,<br />

Zijn er door den brand in 1543 <strong>stuk</strong>ken verloren gegaan,<br />

dan zijn dit zeker niet zeer belangrijke, althans geen <strong>stuk</strong>ken,<br />

die in den tijd van Bogherman van belang geacht werden,<br />

geweest.<br />

Duidelijk blijkt, dat ook Bogherman omtrent de eerste ge-<br />

schiedenis van Kampen en het tijdstip der stadwording niets<br />

wist. Zoo staat op den rand naast een pri vilege van Eric van<br />

Noorwegen uit het jaar 1294-, afgeschreven in het pas teruggekregen<br />

deel van het Privilegeboek, met de zeer kenbare<br />

hand van Begherman geschreven: "Hyr uth blijeket dat<br />

Campen was een stadt auno 1\1 Ile XCIIlIto" , terwijlook


66<br />

in het Repertorium dergelijke aanteekeningen voorkomen.")<br />

Dat verloren gaan der oudste <strong>stuk</strong>ken, waaronder behalve<br />

de stadbrief zich ook de brief van Hendrik van Vianden, betreffende<br />

de toewijzing van weiden en visscherijen, zal hebben<br />

bevonden, schijnt reeds zeer vroeg geschied te zijn. Aan een<br />

vergaan der <strong>stuk</strong>ken door den tand des tijds kan niet gedacht<br />

worden; de magistraat zou dan zeker bijtijds voor een afschrift<br />

of vidimus hebben gezorgd. Door een ramp, een brand of<br />

overstrooming, zullen zij te niet zijn gegaan. Daar van 1300<br />

af de privilegebrieven vrijwel volledig bewaard zijn gebleven,<br />

moet dit vóór 1300 hebben plaats gevonden, zelfs zou ik<br />

nog eene schrede verder willen gaan en die gebeurtenis vóór<br />

1284 stellen.<br />

De woorden van de beide bevestigingsbrieven van Jan van<br />

Nassau doen het weliswaar voorkomen, als of die brief van Hendrik<br />

van Vianden nog bestaat, doch eene aandachtige lezing van die<br />

<strong>stuk</strong>ken wekt daaromtrent twijfel. Afgezien nog van de omstandigheid,<br />

dat de vroegere brief niet, zooals gewoonlijk geschiedde,<br />

in zijn geheel wordt overgenomen, wekt de inhond<br />

den indruk, dat men niet precies wist, wat in dien brief<br />

gestaan heeft en dat men uit zijne herinnering eenige punten<br />

heeft opgenomen. Men wist, dat de brief van Hendrik van<br />

Vianden was, doch den juisten datum kende men niet. Men<br />

herinnerde zich, dat er cene jaarlijksche erfpacht van 5 solidi<br />

moest betaald worden en dat er zegels aan gehangen hadden<br />

van verschillende autoriteiten. Die bijzonderheden worden vermeld,<br />

doch de omschrijving van de weiden en visscherijen is<br />

1) Bogherman was sterk in het maken van marginale aanteekeningen.<br />

In bijna alle registers treft men die aan. Soins blijkt daaruit,<br />

dat de naijver tusschen de steden onderling ook al betrekking had<br />

op hare beweerde oudheid. Zoo schrijft Bogherman bij het privilege<br />

van Koning Zwentibold van 896 betreffenàe tol vrijheid van de<br />

Utrechtsche kerk in Deventer en Tiel (Muller, Het Oudste Cartularium,<br />

blz. 18) ter hoogte van de woorden "in Daventria villa" met blijkbare<br />

voldoening de woorden: "Deventer een dorp I", terwijl naast de<br />

woorden "in villa Groninga nuncuputa", voorkomende in het "Praecepturn<br />

Heinrici IIII de Groninge sub Beruoldo" (Muller, liet Oudste<br />

Cartula rium, blz. 84) staat: "Groeningen was noch een dorp Ao MXL.


67<br />

al zeer vaag. Slechts één naam, dien van het St. Nicelaasbroek<br />

wist men nog; verder volstaat men met de weinig zeggende<br />

omschrijving, dat het broeken, weiden, hooilanden en visscherijen<br />

waren, die om de stad lagen, Ook de woorden "ac ceteris"<br />

in den tweeden brief wijzen er op, dat men niet meer volledig<br />

op de hoogte van den inhoud was.<br />

v. E. v. D. V.


DE OM'VENTELING TE DEVENTER<br />

IN 1795.<br />

Op de Deventer Athenaeum-Biblietheek bevindt zich een<br />

Handschrift waarin de heer Ooenraad Alexander J ordens heeft<br />

opgeteekend,- wat hij als oogg-etuige gezien en mede beleefd<br />

heeft in zijn vaderstad Deventer gedurende de maand Januari<br />

van 1795.<br />

Het is miuder geschikt. om in zijn geheel te worden afgedrukt;<br />

maar de feiten, daarin vermeld, zijn, voor zoo vel' ik weet,<br />

nergens zoo uitvoerig medegedeeld en verdienen daarom wel<br />

voor de vergetelheid bewaard te blijven. Aan de opteekeningen<br />

van den Heer J ordens is mitsdien het volgende ontleend.<br />

In de allereerste dagen van Januari 1795, toen de Fransehen<br />

onder Pichegru reeds een eind ver ons land waren binnenge-<br />

drongen, bespeurde men ook te Deventer, dat de Engelseli-<br />

Hanuoveraansch- Hessische hulptroepen der Republiek, zich niet<br />

bij machte rekenende om den vijand te weerstaan, uit het<br />

midden des lands veiligheidshalve naar de IJsselstreken terug-<br />

trokken. Weldra passeerden dan ook 200 legerwagens met<br />

hunne veldsmederijen en artillerietrein den IJsselkant te Deventer<br />

op weg naar Twenthe. Bijna gelijktijdig' verschenen ver-<br />

scheidene corpsen lichte troepen te Wilp, onder anderen het<br />

Corps artillerie velante van den Prins de Rohan, die zijn<br />

hoofdkwartier vestigde op het buitengoed "het Zand" van den<br />

Heer Budde, en wiens roodgerokte manschappen met zulk een<br />

. ongeloofelijke snelheid hunne manoeuvres met de kanonnen<br />

verrichtten en van hunne paarden op- en afsprongen, dat het<br />

meer op een voltigeerspel, dan op een militaire exercitie geleek.<br />

Hierna kwamen de krijgstroepen der Engelschen, Hannoveranen<br />

en Hessen, door cavalerie geëscorteerd, Deventer binnen, en<br />

werden bij onderscheidene burgers in de stad gehuisvest. Vluch-<br />

tende troepen van allerlei wapenen, in uniformen van allerhande


69<br />

conleuren. waaronder infanteristen, die er zeer smerig uitzagen,<br />

en Berg-Schotten ten deele zonder broeken, volgden nu, zoodat<br />

cie stad en de omtrek spoedig met eenige duizenden militaireu<br />

opgevuld waren, Wagens en paarden bleven in den barren en<br />

strengen winter dag en nacht onder den blauwen hemel staan,<br />

en wegens de schaarschheid van brandstoffen werden op<br />

de Worp banken en omheiningen afgebroken en boomen<br />

omgehakt, terwijl de wapenknechts in de tuinhuisjes een<br />

onderkomen zochten, Sommigen hunner, alsook verscheidene<br />

paarden, stierven van koude en ongemak en door ouvoorzichtigheld<br />

brandde het fraaie koepeltje van de Wede, Pieterman<br />

geheel af, Ook in de stad ontstond brand in het huis van<br />

den Heel' Hagedoorn aan den Berg' en in het Stadswijnhuis,<br />

die echter beide spoedig gebluscht werden. Door de vele<br />

vuren was het 's avouds op den Brink bijna dag, Toen<br />

de ziekenwagens van het Engelsche hospitaal een aantal<br />

patiënten in de stad hadden gebracht, werden cleze op de<br />

Burgerwacht, in de 'Vaag, het Stadswerkhuis en in de in 1787<br />

geruïneerde woning van Professor A, F, vau der Mark onder,<br />

gebracht, Met wie reeds op de wagens of in de voornoemde<br />

huizen stierven werd op barbaarsche wijze gehandeld, Als<br />

krengen van beesten werden zij door hun landgenooten buiten<br />

de deur gesmeten; eenige deoden werden op zekeren avond op<br />

het plein of. balcon del' Burgerwacht neergeworpen; 's nachts<br />

stijf bevroren, stroopte men 's morgens hun de kleeren af, als<br />

van een aal het vel. In het Werkhuis wierp men een lijk op<br />

de bleek en, 's avonds geen zitbanken hebbende, sleepte men<br />

den stijf geworden Engelsclunan weer naar binnen en ging in<br />

een rei op hem zitten, Op een kar werden de dooden,<br />

soms in opene kisten, naar de kuilen vervoerd waarde<br />

vilder zijn paarden en beesten placht te begraven. Inmiddels<br />

werden door de terugtrekkende troepen in den omtrek het<br />

huis te Voorthuizen en te Millingen leeggeroofd en verbrand,<br />

het Loo uitgeplunderd en de kostbaarste tapijten voor dekkleeden<br />

del' paarden gebruikt, terwijl het Zwaantje, het Wezeveld<br />

en cie Kolkhof van den oud-burgemeester Heselenberg<br />

hetzelfde lot ondergingen. Deventer werd dool' vluchtelingen<br />

overstroomd en had eenige dagen lang meerdan 6000 Engel-


70<br />

schen ingekwartierd, en een menigte vee, aan de boeren<br />

ontroofd, werd door de stad gedreven. Het huis van den heer<br />

J ordens moest, evenals dat van meer anderen, als stal dieast<br />

doen, terwijl de Oommissartsgeneraal van den Engelschen koning,<br />

Brook Watson, met zijn geheele gevolg bij hem werd ingekwartierd.<br />

't'Vas een zeventig-jarig man, oud-admiraal en Pair<br />

van Engeland, maar een wellevend en goedhartig persoon, zeer<br />

vriendelijk jegens de kinderen van den heel' J ordens, dien hij<br />

nog een grooten dienst bewees, Een Hessisch officier toch had<br />

den beer Jordens gelast zijn buitengoed, de WeeIe, voor hem en<br />

de zijnen in orde te brengen en voor het noodige voor een goeden<br />

tafel te zorgen, Maal' de Engelsche Commissaris-generaal zond<br />

den koetsier van den heer Jordens te paard naar den Hes om<br />

hem te laten weten, dat hij' uit het buitenverblijf had te<br />

blijven. Niettemin bracht de inkwartiering hem groeten last,<br />

Want al aten de Engelschman en zijn secretaris in het Wijn,<br />

huis, zijn gevolg kookte en braadde in diens voorkamer, zoodat<br />

in vergelijking daarmede, het vuilste logement zindelijk mocht<br />

genoemd worden,<br />

Het ergst echter leden door de aankomst en het verblijf der<br />

Engelsehen de kerken, die men genoodzaakt werd te openen,<br />

De Groote en de Bergkerk werden in paardestallen en de<br />

Fransche, dat is de Broerenkerk, in een victualiemagazijn<br />

herschapen, waarin de zakken met beschuit zelfs den hemel<br />

of het klankbord van den predikstoel bedekten, Weldra begon<br />

men in beide eerstgenoemde kerken de banken en gestoelten<br />

af te breken, tegen de pilaren vuren aan te leggen en om er<br />

den rook en de walm te doen uittrekken, de glasruiten stnJkte<br />

schieten, Er was welhaast geen magistraatsgestoelte, geen koorhek,<br />

geen predikstoel meer te vinden, Ook de graven werden<br />

geopend 0111 de kisten als brandhout te kunnen gebruiken, en<br />

de bekkenelen lagen hier en daar verspreid op den grond, In<br />

de Bergkerk werd de Armenkas opengebroken, de bekers en<br />

schotels voor het avondmaal werden vertrapt en in beide kerken<br />

lagen een menigte doode paarden, Het leek wel of de gebouwen,<br />

gesticht tot Gods eer, door Orauje's hulpbenden herschapen<br />

waren in holen tot uitoefening van het geweld des Duivels,<br />

Troepeu, die na eenige dageu inkwartiering weer vertrokken,


7l<br />

werden spoedig door andere vervangen, Ook nu kreeg de heer<br />

Jordeus zijn deel aan de inkwartiering in den persoon van<br />

den Engelschen kapitein van de Koninklijke Guarde, Murray,<br />

een jong, vrijwelopgevoed man, en zes Hannoveraansche soldaten<br />

met een hunner waschvrouwen en drie gevluchte Velper<br />

boerinnen, die echter den volgenden dag weer vertrokken,<br />

Kort daarop verscheen de achterhoede derterugtrekkende<br />

troepen, Engelsche dragonders en huzaren van Hompesch;<br />

maal' gelukkig waren 1000 man Hessische infanterie enkele<br />

dagen vroeger van Zutphen binnen Deventer gekomen, over het<br />

geheel geschikte lieden, wiel' generaal, dool' een sterke wach t<br />

aan den IJsselkant, het binnendringen van de zooeven genoemde<br />

Engelsche cavalerie belette, Daarover verwoed, begon deze nn<br />

alles aan de overzijde derrivier te plunderen en te vernielen<br />

en staken zij de kapitale herberg "de nieuwe Strookap", even<br />

over de Langebrug. in brand, waar de door hen geplaatste<br />

voorposten verhinderden dat men tot bluseching kon komen<br />

toeschieten, Maal' eindelijk trokken allen, ook de Hessen af,<br />

Van de komst der Fransehen hoorde men evenwel nog niets,<br />

daar alle postroutes gestremd waren en bijna alle correspondentie<br />

afgebroken was,<br />

Inmiddels had de patriotisch-gezinde partij onder de Deventersche<br />

burgerij niet stil gezeten en in 't grootste geheim de<br />

noodige maatregelen genomen om, als het goede oogenblik<br />

daarvoor zou zijngekomen, ook hier de omwenteling tot stand<br />

te brengen, In dell vroegen Maandagmorgen van 2 Februari<br />

1795 was dat oogenblik daar, De partijgenooten werden gewaarschuwd<br />

om gewapend aan het koffijlmis van Siebers achter<br />

de Waag te verschijnen en Illet de Fransche nationale cocarde<br />

voorzien vertoonden zij zich op straat, De jonge Heyligers<br />

aie, daarmee getooid, door de voornaamste wijken der stad had<br />

gereden, had daartoe reeds het sein gegeven, en nu begaf<br />

men zich, van een aantal jongelieden te paard in huzarenuniform<br />

vergezeld, naar het genoemde koffijhuis. Van hier trok<br />

het Comité-revolutionair, na vooraf Raad en Gemeente verzocht<br />

te hebben op het Raadhuis te vergaderen, derwaarts.<br />

Burger H. van Marle, weleer predikant te Delft, las daar in de<br />

Raadskamer een <strong>stuk</strong> voor, waarin de aftreding' der in 1787


72<br />

op het kussen geraakte Regenten geëischt werd, Deze begrepen<br />

dan ook, dat zij moesten heengaan en dropen beschaamd af,<br />

zonder dat hun echter met woorden of daden 'eenige beleediging<br />

werd aangedaan; geheel anders dus, dan toen op den beruchten<br />

Donderdag 20 September 1787, de toen zittende patriotische<br />

Regenten door een opgeruid gepeupel met publiek geweld van<br />

hunne kussens waren gejaagd en daarna aan allerlei beleedigingen<br />

waren blootgesteld, terwijl plundering' en ruineering<br />

van hunne bezittingen dag aan dag plaats had,<br />

Toen de heeren van den Raad en de Gezworen Gemeente<br />

het Raadhuis hadden verlaten, werd daar de Nationale vlag<br />

van het balcon uitgestoken, Gelijktijdig trad het Comité<br />

revolutionair naar buiten en las burger van Marle aan<br />

de in grooten getale toegestroomde menigte een proclamatie,<br />

met betrekking' tot de omzetting del' stedelijke regeering,<br />

voor, Een algemeen ,.Hoezee I Vivat de vrijheid! was daarop<br />

het antwoord, terwijl de gewapende burgers hunne hoeden<br />

op de bajonetten plaatsten en omboog hieven, Even daarna<br />

verschenen de nieuwaangestelde Representanten op het<br />

balcon en na hen de jonge commandant Heyligers, Het<br />

vreugdegejuich werd geruimen tijd voortgezet onder het<br />

spelen der klokken, en alzoo verliep alles in goede orde,<br />

De omwenteling' was te Deventer zonder hnlp del' Fransche<br />

troepen tot stand gebracht,<br />

Eerst den volgenden dag kwamen 300 Franscue huzaren in<br />

vollen ren de Langebrug over en rukten dool' de drie IJsselpoorten<br />

de stad binnen onder 't gejuich van honderden menschen,<br />

Zij werden bij de burgerij ingekwartierd, de jeugdige generaal<br />

Regner met zijn Aide-de-Oamp bij den heer Jordens. Twee<br />

dagen later kwamen nog twee regimenten Fransche infanterie<br />

met een flink corps muzlkanten de stad binnen,<br />

En nu moest de Vrijheidsboom worden geplant, waarvoor<br />

reeds de noodige toebereidselen waren gemaakt, Op Donderdag<br />

5 Februari des uamiddags begaf zich daartoe de nieuw aangestelde<br />

gewapende burgerij van het Groote Kerkhof nMI'<br />

den Brink en een half uur later volgde een in deze orde<br />

opgestelde stoet, bestaande uit:<br />

1°, het corps jonge burgers te paard in hnzarenuuitorm ,


73<br />

2°. de viel' nieuwaangestelde beden, dragende de roeden<br />

der Justitie;<br />

3°. de oudste dochter van den Burger-representant Oost,<br />

hebbende in de eene hand een speer, waarop een roode<br />

Jacobijnen-muts, eu in de andere een driekleurige driehoek,<br />

als zinnebeeld van vrijheid, gelijkheid en broederschap;<br />

4°. de Municipaliteit of Burger-representanten Illet hunne<br />

drie aangestelde nieuwe secretarissen Cramer, G.• T.<br />

Jacobson en H. J. Jordens;<br />

5°. een kapitale troep Fransche muzikanten;<br />

6°. de jongste dochter van Mevrouw de Weduwe Jordens,<br />

dragende een groote Jacobijnen-muts, die op den Vrijheidsboom<br />

gezet moest worden;<br />

7°. de oudste dochter van Burger Westenenk. dragende de<br />

Nationale vlag;<br />

8°. de oude, bevende grijsaard Rensen, omringd door vier<br />

kindertjes, die gebroken ketenen in hun handjes droegen,<br />

ten bewijze der nu geëindigde slavernij, welke ketenen<br />

in de kuil, waarin de Vrijheidsboom stond opgericht te<br />

worden, geworpen zouden worden;<br />

gO. een rei van meer dan honderd jonge meisjes, van<br />

allerlei stand en rang, in het wit gekleed met nationale<br />

cocarden en linten versierd, tusschen hunne handen een<br />

guirlande houdende, die om den boom geslingerd moest<br />

worden;<br />

10°. een detachement Fransche huzaren.<br />

Toen· deze stoet op den Brink was aangekomen, werd de<br />

Vrijheidsboom statig opgeheven en vastgezet, onder een superbe<br />

muziek en het gestadig gejuich der samengevloeide menigte.<br />

Vervolgens werd de gewone rondedans om den boom verricht<br />

en door den secretaris G. J . .Tacobson een korte toespraak tot<br />

den alhier commandeerenden Franschen officier gehouden. De<br />

stoet ging daarna weder terug naar het Stadhuis, al waar dool'<br />

de jonge meisjes de rondedans in de groote zaal herhaald werd<br />

en verder alles in de beste orde afliep.<br />

Korten tijd hierna gaven de alhier in garnizoen zijnde Fransche<br />

officieren een festijn en bal op het Stadhuis, dat vroolijk en


74<br />

vriendelijk tot in den morgen voortduurde, maar door het<br />

spoedig vertrek dertroepen niet meer dool' de burgerij met<br />

een soortgelijk feest beantwoord kon worden.<br />

De heel' C. A. .Jordens deelt teil slotte nog mede, dat de<br />

continueele inkwartiering op zijn buitengoed daaraan geen<br />

aanmerkelijke soliade had toegebracht, maar alleen de fraaie<br />

eikenboomen aan de allee langs den Zutphensehen weg te<br />

Gorsel meerendeels waren omgehakt.<br />

/'<br />

J. C. VAN SLEE.


EEN GEDENKPENNING DER<br />

MUNSTERSCHE WEDERDOOPERS<br />

VAN 1534.<br />

In mijn opstelover "de Doopsgezinden te Deventer van<br />

1533 tot het einde der 18de eeuw" (Doopsgez. Bijdrag. 1919)<br />

'deelde ik uit het Sententieboek der Stad Deventer mede, dat<br />

een der in 1535 uit Munster afgezondenen, om de "Bundgenoaten<br />

Christi" op te wekken zich onder "dat Panier der<br />

götlicken gerechtichelt,' dat de Heer "wil doen flieghen" op<br />

te maken, "een keten om den .hals hadde, myt vyf schildekens<br />

mit die Wapenen van Munster, Wesel, Deventer, Amsterdam<br />

en Lon(den)."<br />

Ik herinnerde mij jaren geleden een soortgelijk voorwerp<br />

gezien te hebben op het stadhuis te Weesp, waarvan de toenmalige<br />

secretaris mij zeide, dat het' afkomstig was van de<br />

Mun tersche Wederdoopers. Slechts ten deele bleek mij dit<br />

juist te zijn, toen ik onlangs in de gelegenheid was bedoeld<br />

voorwerp nog' eens in oogenschonw te nemen. De Directeur<br />

van het Rijksmuseum, de heer Van Riemsdijk, had het als<br />

een insig-ne of keten van een gildemeester aangeduid en ook<br />

op de zes daaraan hangende schildjes wareu andere wapens,<br />

dan die der vijf bovengenoemde steden aangebracht. Aan een<br />

herkomst van de Munstersche Wederdoopers viel dus moeilijk<br />

te denken. El' bevond zich evenwel daarnaast een gedenkpenning,<br />

die ervan gescheiden is, maar vroeger, schoon ten<br />

onrechte, aangehangen schijnt geweest te zijn, die wel van de<br />

Munstersche Wederdoopers afkomstig' is. De inscripties laten<br />

daaraan geen twijfel over,<br />

Zij heeft een middellijn van nagenoeg 6 centimeter en is<br />

van een koperachtig metaal. Aan den bovenrand bevindt zich<br />

een oogje en daaraan een gedeelte van een ketting met een<br />

toegebogen haak,


76<br />

Op de voorzijde staat in den buitensten cirkelrand te lezen:<br />

"we nicht gebore' is uth de wate' un' geiste mach"<br />

terwijl de binnen cirkelrand de woorden bevat:<br />

"nicht ingain - dat wort is fleish geworden un wanet in uns."<br />

De bij "mach" en nogmaals bij "nicilt ingain" afgebroken<br />

zin, wordt aan de keerzijde voortgezet, waar men leest:<br />

"int rike godes ein koninck uprecht ove'ral."<br />

In een tweeden cirkelrand vindt men:<br />

"ein Godt ein gelove ein doepe",<br />

en in het midden:<br />

,,1534 tho muns ter".<br />

Het. te Weesp voorhanden exemplaar is ongetwijfeld een<br />

dier gedenkpenningen, die Jan van Leiden in 1534 liet slaan<br />

en. om hunne groote zeldzaamheid alleszins merkwaardig zijn.<br />

Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat zulk een gedenk-


77<br />

penning ook gehangen heeft aan den keten, die een del' naar<br />

Deventer gezonden afgevaardigden uit Munster om den hals droeg.<br />

Dr. Georg Tnmbült deelt ons in zijne monograpbie "Die<br />

Wiedertaüfer" (S. 81) mede, dat een stempel, waarmede deze<br />

gedenkpenningen geslagen zijn, zich nog bevindt in het<br />

slot Pürglitz in Bohemen van vorst Fürstenberg. Maar niet<br />

alle waren geheel aan elkander gelijk. Zij behelzen niet steeds<br />

dezelfde inscripties, korten de woorden en zinnen soms anders<br />

af en vertoonen wel eens een verkeerde letter.<br />

Zoo is het met een gedenkpenning, voorhanden in het. vorstelijk<br />

Muntkabinet te Donauschingen, die Tumbült afdrukte (S. 72).<br />

Op de voorzijde staat in het midden:<br />

"dat wordt is fleis geworden u[nd] warnet] un[tel'] uns 1534".<br />

en daarom heen:<br />

"so mach he gades rike nicht schei".<br />

Aan de keerzijde leest men in den buitensten rand:<br />

"et si dat i madt upt nie gebare[n] werde]n]",<br />

in den binnencirkelrand :<br />

"ein her ei[nJ gelov[e] ein doep",<br />

en in het midden:<br />

"tho munster."<br />

Het stempel was blijkbaar vrij gebrekkig, daar op de voorzijde<br />

"schei" staat in plaats van "sehen" en op de achterzijde<br />

"madt" voor "mach".<br />

Ook in het Koninklijk Muntkabinet te Berlijn bevindt zich<br />

er eene (Tumbült S. 71), wel met dezelfde inscripties als<br />

op het Weesper exemplaar, maar sommige letters zijn daarop<br />

anders geplaatst, zoodat ook hiervoor een ander stempel is<br />

gebruikt. Tumbült drukt (S. 68 en 70) nog een tweetal gouden<br />

ketens af, waaraan ook Munstersche gedenkpenningen haugen,<br />

de eene in bezit van graaf von Merveldt, de andere behoorende<br />

aan Freiherr von Heereman, beide te Munster. Z~j hebben<br />

gelijksoortige opschriften.<br />

Overgebleven uit de dagen, waarin de pronkzieke en prachtlievende<br />

Jan van Leiden er op uit was zijn koningstroon allen<br />

luister bij te zetten, is, evenals de andere, het Weesper exemplaar<br />

een merkwaardig historisch gedenk<strong>stuk</strong> nit een tijd,


78<br />

waarop met zoo bitteren ernst Hamerliugs woorden van toepassing<br />

zijn.<br />

Grosz ist die Zeit und gewaltig; doch wehe, wenn unsere<br />

Herzen rein nicht sind: wie sollen im riesig:en Kampf wir<br />

bestellen?<br />

J. C. VAN SLEE.<br />

DIEPENVEEN, November 1920.


SCHEPENEN, RADEN EN GEZWOREN<br />

GEMEENTE TE DEVENTER VAN 1787-1795.<br />

Dumbar geeft in zijn Kerkelijk en Wereltlijk Deventer<br />

(DeelI pag. 70-153, Deel II pag. 184-213) lijsten van<br />

de leden van de magistraat en van de gezworen gemeente tot<br />

en met het jaar 1786. Ik meen, dat het van genoegzaam<br />

belang is deze lijsten tot 1795 te completeeren. Immers juist<br />

in deze jaren valt de beslissing in den strijd tnsschen Oranjegezinden<br />

en Patriotten voorloopig ten gnnste van eerstgenoemden<br />

nit en het spreekt van zelf, dat te Deventer, waar de strijd<br />

zeer hoog liep, deze uitkomst zich in de lijsten weerspiegelt.<br />

Reeds bij de Petrlkeur van 1783 was burgemeester Everhard<br />

Herman Putman, een van de vurigste Oranjemannen te Deventer,<br />

niet herkozen. De Prins, die de approbatie vau de keur der<br />

gezworen gemeente had, maakte in datzelfde jaar bezwaar<br />

tegen de keuze van Hendrik Budde en A. G. Besier als<br />

gemeenslieden in de Engestraat en Overstraat en benoemde<br />

daarvoor in de plaats Abraham van Suchtelen en Joan Hagedoorn.<br />

Beide heeren bedankten evenwel voor de eer en nu geeft de<br />

Prins bij schrijven van 22 Maart 1783 nadere approbatie op<br />

de keur tot herstel van rust en eendracht.<br />

In 1~87 valt de keus in zeer woelige dagen. De twisten<br />

over de wijziging in het . regeeringsreg'lement tusschen de<br />

patriotten en de over het algemeen Oranjegezinde gilden badden<br />

in J anuari de patriotten genoodzaakt de hulp van het vrijcorps<br />

in te roepen om den toestand baas te blijven. Op 22 Februari<br />

werden de Oranjegezinde burgemeesters G. G. J. van Suchtelen,<br />

S. de Schepper, W. A. Eekhout, J. L. Bosc de la Calmette<br />

en Joan van Suchtelen niet herkozen maar door vijf onvervalschte<br />

patriotten vervang-en n.l, de Heeren G. J. Dumbar,<br />

G. J. Jacobson, A. G. Besler, J. J. Bannier en A. Vijfhuis.<br />

De vroedschap was thans zuiver uit patriotten samengesteld.<br />

Maar de vreugde zoude van korten duur zijn. Den 13 September


80<br />

1787 trokken de Pruisische troepen ons land binnen en<br />

20 September brachtten 24 Pruisische ruiters onder bevel van<br />

den luitenant Krofft de ommekeer te Deventer te weeg. Nog<br />

dienzelfden dag werd de magistraat door een oranjegezinde<br />

vervangen. Bij missive van 25 Sept. 1787 werd de gedane<br />

keus door den Prins goedgekeurd, "zullende de Regeering van<br />

UE. stad volgens voornoemde keure aan blijven, van nu af<br />

aan tot Petri 1789". Het nieuwe college van Schepenen en<br />

Raden bestond voor een deel uit leden van de oude regentenfamilies;<br />

meer naar den geest des tijds waren ook een paar<br />

vertegenwoordigers van de gezeten burgerij er in opgenomen<br />

als de apotheker Middelburg en de lakenkoopman Noordink.<br />

De nieuwe gezworen gemeente was geheel van karakter veranderd.<br />

Werd de vroegere in hoofdzaak gevormd door leden<br />

van de regeerende klasse, thans waren het, op enkele uitzonderingen<br />

na, personen uit den middenstand, leden van de<br />

gilden; juist deze klasse was hoofdzakelijk oranjegezind, of<br />

beter gezegd behoudensgezind, omdat zij bij een patriottische<br />

orde van zaken vreesde voor het toekennen van gelijke rechten<br />

aan de Katholieken, die zij buiten de gilden wenschten te<br />

honden.<br />

Na deze korte inleiding kunnen thans de lijsten volgen:<br />

1787<br />

Schepenen<br />

Gerrit David .Iordens D.<br />

Willem Herman Cost D.<br />

Bartold Jan IJssel de Schepper D.<br />

Joachim Willem Hagedoorn D.<br />

Damiaan Joan van Doorninck D.<br />

Arnold Jacob Weerts D.<br />

Jacob Joan Fockink D.<br />

Gerhard Jacob Dumbar D.<br />

Coenraad Alexander J ordens D.<br />

Jan Willem TichIer D.<br />

Joan Damian van Duren D.<br />

Coenraad Willem Sloet D.


81<br />

Raden<br />

Gerhard Joan Jacobson D.<br />

Augustijn Gerhard Besier D.<br />

Jan Jellis Bannier D.<br />

Adam Vijf huis D.<br />

20 Sept. 1787-22 Februari 1789<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Gijsbert MiddelbUl'g.<br />

Gerhard Anthony Menninck D.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

Joan Eylard Borgerink D.<br />

Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />

Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Wijer Anthonij Eekhout D.<br />

Gerhard Gisbert Joan van Suchtelen D.<br />

Raden.<br />

Joan Jacobson D.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Henrik Rag-edoorn D.<br />

Johan Diederik Troulja D.<br />

1789<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Gerhard Anthonij Menninck D.<br />

Joan Eylard Borgerink D.<br />

Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Joan Jacobson D.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Barthold de Schepper D ..<br />

Wijer Anthonij E.ekhout D.


82<br />

Henrik Hagedoorn D.<br />

Johan Diederik 'I'roulja D.<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

Raden<br />

Albertus 'I'héödorus Hartkamp.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

Gijsbert Middelburg.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

1790<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Gijshert Middelburg.<br />

Gerhard Anthony Menninck D.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

Joan Eijlard Borgerluk D.<br />

Albertus 'I'heodorus Hartkamp .<br />

•Tan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Wijer Anthonij Eekhout D.<br />

Johan Diederik Troulja D.<br />

Raden<br />

Joan Jacobson D.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Hendrik Hagedoorn D.<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

1791<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Gerhard Anthonij Menninck D.<br />

Joan Eijlard Bergerink D.<br />

Jan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />

Joan van Snchtelen.


83<br />

Joan Jacobson D.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Wijer Anthony Eekhout D.<br />

Henrik Hagedoorn D.<br />

Johan Diederik Trouljá D.<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

Raden.<br />

Gijsbert Middelburg.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

1792<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Gijsbert Middelburg.<br />

Gerhard Anthony Menninck D.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

Joan Eylard Borgeriuk D.<br />

Albertus Theodorns Hartkamp.<br />

Jan Louis Bosc de Ia Calmette D.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Wijer Anthony Eekhout D .<br />

•Johan Diederik Troulja D.<br />

Raden.<br />

Joan Jacobson D.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Henrik Hagedoorn D.<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

1793<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.


84<br />

Gerhard Anthonij Menninck D .<br />

•Toan Eylard Bergerink D.<br />

Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Joan Jacobson D.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Wijer Anthony Eekhout D.<br />

Henrik Hagedoorn D.<br />

Johan Diederik Troulja D.<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

Raden.<br />

Jan Loman.<br />

Andreas le Cavelier D.<br />

Albertus 'I'heodorus Hartkamp.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

1794.<br />

Schepenen.<br />

Everhard Herman Putman D.<br />

Jan Loman.<br />

Gerhard Anthonij Menninck.<br />

Andreas le Cavelier D .<br />

•roan Eilard Borgerink D.<br />

Albertus Theodorus Hartkamp.<br />

Jan Louis Bosc de la Calmette D.<br />

Abraham Hendrik van Suchtelen D.<br />

Joan van Suchtelen.<br />

Philip Winold Noordink.<br />

Wijer Anthony Eekhout D.<br />

Johan Diederik Troulja D.<br />

Raden.<br />

Joan Jacobson D.<br />

Barthold de Schepper D.<br />

Henrik Hagedoorn D.<br />

Arend Willem Heselenberg.


Adam Persoon.<br />

Gerhard Slichtenbree.<br />

Everhard Herman Putman.<br />

Gezworenen Gemeente.<br />

1787.<br />

Waterstraat.<br />

Gerhard Antonij Menuinck. Joan Derk Hagedoorn,<br />

Joan Eilard Bergerluk. Pieter Queysen.<br />

Martiuus v. Doorninck. Jacobus Terpstra.<br />

85<br />

Polstraat.<br />

Johan Weerts.<br />

Bartold de Schepper.<br />

Lambert Bannier.<br />

Joan Casper Lemker,<br />

Norenbergstraat.<br />

Ledewijk v. Eyll Ribbins.<br />

Abraham Hendrik v. Snchtelen. Joan Jacobson.<br />

Wolter Herman van Hoëvel.<br />

Engestraat.<br />

Hendrik Hagedoorn J. F. Jan Hendrik Jacobson.<br />

Willem Gijsbert Lernker, Wilhelm Umbgrove.<br />

Gerard Cornelia Schouten Hendrik, Budde.<br />

v. Cleeff.<br />

Berend Elias Dapper.<br />

Bisschopstraat.<br />

Arnold van Suchtelen Am. F.<br />

Gerhard Willem Jacobson. Gerrit de Schepper.<br />

Alexander v. Suchtelen. Herman Jan lordens H. W. F.<br />

Joan Dapper.<br />

Antonij Klopman.<br />

Rudolph Iordens,<br />

Hendrik Hagedoorn H.F. H.N.<br />

Christiaan Slichtenbree.<br />

Jacob v. d. Graaff.<br />

Joan v. cl. Plas Bouwmeester.<br />

Herman Vijflmis.<br />

Adriaan Cock.<br />

Overstraat.<br />

Georg v. Hemelt.<br />

Otto Nicelaas Westenenk.<br />

Bergstraat.<br />

Assenstraat.<br />

Gerhard Schimmelpennink<br />

Gerhz.<br />

Willem Laurens Storm van<br />

's Gravenzande.<br />

Derk v . d. Wijck.


Barthold de Schepper.<br />

Adriaan v. Dalen.<br />

Derk Abbink.<br />

20 September 1787-22 Februari 1789.<br />

Jan Vnnderink.<br />

Anthony Lentink<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

Polstraat.<br />

Noren bergstraat.<br />

Jan Vierink.<br />

Abram Rijks,<br />

J an Holterman Alberszcon.<br />

Jan Jeronimus Hartman. Herrnannus Hoekers.<br />

Hendrik ten Harmsen. Hennaanus Hagens,<br />

Hermanns ten Cate. Zwier ten Voorde.<br />

Derk Nijland.<br />

Jan Jacobus Horsman.<br />

Egbert Middelburg.<br />

Bisschopstraat.<br />

Arnold v, Suchtelen Arnoudsz. Berend Willemse.<br />

Jan Loman. Hermanns ten Harmsen.<br />

Derk Hendrik Snel. Reind Oosterhoff.<br />

Albert Knit.<br />

Willem van Breen.<br />

Hendrik Heidentrijk.<br />

Hendrik Middelberg.<br />

Jan Bos.<br />

Hendrik Raland.<br />

Willem Scholten.<br />

Willem Brandenburg.<br />

Berend Winoldi.<br />

86<br />

Waterstraat.<br />

Engestraat.<br />

Overstraat.<br />

Bergstraat.<br />

Assenstraat.<br />

Ooenraad Bax.<br />

Hendrik Jan van Houten,<br />

Antony Cruisweg.<br />

Adriaan van Steenbergen.<br />

Jacobus Tange v. Velsen.<br />

Jan van der Sauw,<br />

Jail' Hendrik Beekman.<br />

Peter Zickler.<br />

Gerrit Overweg.<br />

Berend van Koningsvelt.<br />

J an Holterman Gerritsz.<br />

Albertus Lammers.<br />

Hermarmus v. GOOI'.<br />

Jan Weyenberg.<br />

Dirk Jan Keusekamp.


87<br />

In de gezworen gemeente kwamen .tot 1795 de navolgende<br />

veranderingen:<br />

1788 Bisschopstraat, Heimerich Jan Kronius in plaats van<br />

Hermanus ten Harmsen.<br />

1789 Polstraat, Antony de Schepper in plaats van Barthold<br />

de Schepper.<br />

Engestraat, Steven Bastiaan in plaats van Egbert Middelburg.<br />

Overstraat, Jan Lammers .Hz. in plaats van Jan<br />

Hendrik Beekman.<br />

Assenstraat, Abraham Johan v. Suchtelen in plaats<br />

van Berend Winoldi.<br />

1790 Waterstraat, Hendrik v. Suchtelen A.Hz. in plaats van<br />

Arend Willem Heselenberg.<br />

] 791 Waterstraat, .Diederik Alexander .IohanTroulja in plaats<br />

van Hendrik v. Suchtelen.<br />

Bergstraat, Hendrik Jan Helderman in plaats van<br />

Jan Bos.<br />

1792 Polstraat, Arnold Hendrik v. Markel Bouwer in plaats<br />

van Abraham Rijks.<br />

Assenstraat, Arnold Jan Bernard v. Snchtelen in plaats<br />

van Hermannus v. Goor.<br />

1793 Norenbergstraat, Gorhardus Westenberg in plaats van<br />

Hermanns ten Oate.<br />

1794 Bisschopstraat, Gerrit Hissink in plaats van .Ian Loman.<br />

H. KRONENBERG.


HET OVERI.TSELSCHE GESLACHT<br />

PUTMAN<br />

door Mr. H. KRONENBERG.<br />

Met opzet plaatste ik boven deze genealogie als titel "het<br />

Overijselsche geslacht Putman". Ook elders in Nederland hebben<br />

geslachten van dezen naam gebloeid. In het bijzonder heb ik<br />

hier het oog op Amsterdam, waar in de 17e en 18e eeuween<br />

geslacht Putman leefde. Opmerkelijke overeenkomst in de<br />

voornamen bij het Overijselsche en Amsterdamsche geslacht<br />

hebben bij mij een sterk vermoeden gevestigd, dat deze twee.<br />

geslachten takken van één stam zijn en de mogelijkheid is<br />

niet uitgesloten, dat het Amsterdamsche geslacht afstamt van<br />

een zekeren Abraham Putman, die ik straks even noemen zal.<br />

Een onderzoek is hierover evenwel door mij niet ingesteld en<br />

ik heb mij voorloopig alleen tot het Overijselsche geslacht<br />

beperkt.<br />

Eenige aanteekeningen over dit geslacht verschenen vroeger<br />

in de Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Overijssel</strong> XIII 291<br />

vgl. Deze aanteekeningen zijn mij bij het samenstellen vall<br />

deze genealogie een eerste grondslag geweest, en bleken mij<br />

bij mijne vele archiefonderzoekingen voor deze genealogie een<br />

zeer nauwkeurige brou te ziju. Fouten trof ik er zoo goed als<br />

niet in aan.<br />

Alle data hier verder genoemd berusten op officieele gegevens ;<br />

is dit bij uitzondering niet het geval, dan wordt het uitdrukkelijk<br />

vermeld. Ik zal er mij daarom van onthouden de<br />

verschillende inschrijvingen in de doop- trouw- en begrafenisboeken<br />

in extenso op te nemen. Wel zal ik als bijlagen eenige<br />

<strong>stuk</strong>ken opnemen, die moeilijk in hun geheel in de text kunnen<br />

vermeld worden.<br />

Wapen in rood drie gouden emmers 2. 1.<br />

In het wapenboek van het Geldel'sch-Overijselsch


89<br />

Studenten College te Utrecht (zie Nederlandsche Leeuw'<br />

33ste jaarg·. 155 en 34ste [aarg. 255) wordt aange-<br />

troffen het wapen van den hierna te noemen Paulus<br />

Pntman; hij voert de emmers van zilver en als helm-<br />

teeken twee gekruiste pnthaken in natuurlijke kleur.<br />

De Deventer Burgemeester Everhard Herman<br />

Putman zegelt in 1789 met de 3 emmers en als helm-<br />

teeken een vogel met ontplooide vleugels (puttertje?)<br />

De straks gemelde aanteekeningen in de Bijdragen<br />

tot de geschiedenis van <strong>Overijssel</strong> laten de stamboom<br />

beginnen met Rutgems Putmanuus J. U. L. geboren<br />

in den Ham in Westfalen, raad en reutmeester van<br />

een Graaf van der Lippe gehuwd met. Agnieta Bosch.<br />

Bij zoude 2 zonen gehad hebben Joannes en Abraham.<br />

Van dezen Abraham zoude misschien de Amsterdamsche<br />

familie Putman kunnen afstammen. De tot nu toe<br />

bewezen stamboom van het Overijselsche geslacht<br />

begint met:<br />

J. Johannes Putman geb t te Goor 16 November<br />

1656 omstreeks 80 jaar oud op Zondag na St. Martini<br />

en begraven in de kerk aldaar Donderdag 20 November.<br />

Hij was gehuwd met Mechteld Meijel' t te Goor op<br />

Vrijdag' 5 Februari 1664. Johannes Putman was sinds<br />

21 April 1604 schoolmeester te Goor en werd 2 Januari<br />

1612 aldaar tot predikant beroepen. Hij was een krachtig<br />

tegenstander van de Arminiaansche leer, waarom de<br />

Staten van <strong>Overijssel</strong> in 1617 de jaarlijksche uitkeering,<br />

die hij kreeg uit de goederen van het klooster St. Jans<br />

Camp introkken. (Zie Revius Daventria Illustrata 594).<br />

Een geschilderd portret van hem en zijne echtgenoote<br />

berustte in 1917 bij den Heer D. J. Gulden te Essen.<br />

Uit (lit huwelijk:<br />

[ ste, Rutger volgt II.<br />

2de. Abraham volgt lIa.<br />

3de. Eng-elken Putman gehuwd met Winold van<br />

Diepenheim, die in 1649 te Goor als hulpprediker kwam.


WAPEN VAN PAULUS PUTMAN<br />

VOORKŒfENDE IN HET WAPENBOEK VAN HET<br />

GELDERSCH-OVERIJSELSCH STUDENTEN COLLEGE<br />

TE UTRECHT.


91<br />

Bij stierf te Goor 18 Mei 1667 en werd 21 Mei in<br />

de kerk aldaar begraven.<br />

4de. Anneken gehuwd met Christoffel' Stuer. Bij<br />

overlijdt te Goor 7 October 1663 "na langduurige quijninge<br />

ende gezwel des lichams," en is 12 October in<br />

de kerk aldaar begraven. Zij is waarschijnlijk eveneens<br />

een dochter van Johannes Pntman. Zij wordt vermeld<br />

als met haar man in Goor te wonen in 1658 en komt<br />

in 1671 nog als zijne weduwe voor.<br />

II. Rutger Putman t te Delden 1) in het 63ste jaar zijns<br />

levens 13 Maart 1674 huwde te Delden 23 April 1643<br />

Johanna van den Bergh, dochter van Paulus van den<br />

Bergh en van Johanna Logier 2). Zij sterft te Delden<br />

16 Februari 1667, eu ligt met haar man in de kerk te<br />

Delden begraven, binnen het doophek, onder een nog<br />

goed bewaarde zerk, waarop hun beider wapens en een<br />

Latijnseli grafdicht. Rutger Putman werd 8 December<br />

1630 in het album studioscrum van het Deventer Athenaeum<br />

ingeschreven en 14 Maart 1633 in dat te Groningen.<br />

De Staten van <strong>Overijssel</strong> droegen bij tot zijne<br />

studiekosten, blijken de uit deze resolutie d.d. 7 Februari<br />

1632: "Rutgero Putmanno sijn geaccordeertt 50 K. gl.<br />

"eens in sijn subsldinm studiornm, ende 25 gul, pro<br />

"dedicationum te betalen door den rentmr. van Sipkelo<br />

"ende Albergen". Hij werd 13 Juli 1634 door Wilhelm<br />

landgraaf van Hessen beroepen tot predikant te Dülmen,<br />

3 maanden later verplaatst naar Dorsten en 19 October<br />

1636 beroepen tot predikant te Delden, welk ambt hij<br />

tot zijn dood aldaar vervulde Het kerkeboek van Delden<br />

vermeldt: "Tn plaats van D. ter Mollen is beroepen<br />

----<br />

IJ De doopboeken van Delden beginnen 20 Maart 1647 en loopen<br />

dan door met een hiaat van 29 Januari 1665-11 Jan. 1680. De trouwboeken<br />

beginnen Juni 1674 Overlijdensboeken ontbreken. Voor<br />

Rutger Putman en zijne kinderen heb ik dus de meeste data moeten<br />

ontleenen aan de Aanteekeningen in de Bijdragen tot de Geschiedenis<br />

van Overijsse1.<br />

2) Johanna Logier hertrouwt Arent Plate lid yan de gezworen<br />

gemeente te Deventer. Zij dient haar Atl.estatie bij de Hen' gemeente<br />

te Deventer in 1637 in, komende uit Amsterdam.


92<br />

"D. Rotgerus Putman welke candidatus S. S. Theol.<br />

"sijllde van Wilhelm Landgraaf van Hessen (als deselve<br />

"bijna· geheel Munsterland overheerd badde) is beroepen<br />

"tot Predicant binnen Dülmen Ao 1634 den 13 Julij<br />

"en na een verloop van omtrent 3 maanden verplaatst<br />

"van Dülmen tot Dorsten, van Dorsten tot Delden be-<br />

"roepen s» 1636 den 19 October, overleden Ao 1674<br />

"den 13 Meert Stijl veter".<br />

Dit zijn huwelijk:<br />

10. Paulus Putman geb. te Delden 10 Sept. 1644 taldaar<br />

8 Nov. 1644 (data ontleend aan de Aanteekeningen).<br />

2°. Johanna Putman geb. te Delden 9 Maart 1646 gedoopt<br />

aldaar 11 Maart 1646 taldaar 27 Februari 1652 (data<br />

ontleend aan de Aanteekeningen).<br />

3°. Paulus volgt III.<br />

4°. Sara Putman ged. te Delden 25 Januari 1652 huwde<br />

1671 (huwelijksafkondiging te Wierden 23 Juli 1671)<br />

Joachim Liens, predikant te Wierden van 1668-l6Bl,<br />

daarna te Vriezenveen tot zijn dood in 1696, zoon van<br />

Joachim Liens, officier in Staatsehen dienst en van ....<br />

Schuttenius.<br />

Sara Putman is mogelijk hertrouwd met Joan .Ietz.<br />

Immers in mijn bezit is een boedelbeschrijving zonder<br />

datum of jaartal, waarvan het opschrift luidt: "Anno-<br />

"tatie van de meubilen offte huisgeraet van Joan J etz<br />

"ën Za. Sara Pntmans, voor so vole gld. Jetz bij lossinge<br />

"toeg-evallen ën verkofft sijn".<br />

lIa. Abraham Putman t te Goor 1683 huwde 20 October<br />

1635 Christina Borgerluk t te Goor 15 September 1678<br />

en begraven in de kerk aldaar 20 September. Abraham<br />

Putman werd 21 April 1630 als student te Groningen<br />

ingeschreven; in 1633 werd hij beroepen tot predikant<br />

te Weerselo, vanwaar hij in 1638 naar Diepenheim<br />

vertrok. In zijn vaders plaats werd hij 16 October<br />

1657 te Goor beroepen, nam op Hemelvaartsdag (20 Mei)<br />

van dat jaar te Diepenheim zijn afscheid en deed zijn<br />

intree den Zondag na Hemelvaart te Goor. Uit het door


hem aangelegde "kerkenboek van Goor", dat een voorbeeld<br />

voor een dergelijk boek mag genoemd worden,<br />

gaf ik vroeger uittreksels in de Wapenheraut 1915_<br />

Uit zijn huwelijk: (geen van zijne kinderen is te Goor<br />

geboren; de geboorteplaatsen zullen Weerselo en Diepenheim<br />

zijn, doch zijn ill geen van beide plaatsen de (loopboeken<br />

van zoo ouden datum, dat dit is na te gaan.<br />

Ook de volgorde zijner kinderen is willekeurig).<br />

1°. Een dochter gehuwd met...... Eibergen. Zij t te<br />

Lingen 1679. In het kerkenboek teekent haar vader<br />

aan' "Tn desen tijt (najaar 1679) sijn mij vele.swancheden<br />

overcomen, so van mijn swacheit, als overlijden<br />

van mijn lieve dochter Eibergen ende haer dochter<br />

Rotmans beide gestorven ende begraven sonder mijn<br />

weten tot Lingen" . Volgens de Wapenheraut 1914<br />

pag. 4 zoude haar echtgenoot zijn geweest Hermannus<br />

van Eibergen van 1658-1694 predikant te Diepenheim.<br />

Deze hertrouwde jonkvr. J osina Gijsberta Sloet, dochter<br />

van Jr. Berman Sloet, burgemeester van Doesburg en<br />

van Ermgard van Rouweneort.<br />

2°. Johannes Benjamin volgt IlIa.<br />

3°. Gerhard volgt Illb.<br />

4°. Aleida Putman huwt te Goor 6 Juli 1679 (huwelijksinzegening<br />

door' Ds. Paulus Putman uit Delden) Joan<br />

Sprakel, smid en uurwerkmaker te Goor, burgemeester<br />

en ouderling' aldaar, zoon van J orriën Sprakel uurwerkmaker<br />

en van diens vrouw Elisabeth. Aleida Putman<br />

en Joan Sprakel maken 13 September 1721 een mutueel<br />

testament, dat 13 Nov. 1739 geopend is. (rechterlijk<br />

archief vau Goor). Aleida Putman aangenomen te Goor<br />

in 1666.<br />

5°. Anna Maria Putman huwt te Goor Maandag 1 Januari<br />

1672 Frederick Muller chirurgijn, zoon van Z. Gerrit<br />

Muller te Borculo. Dit huwelijk ingezegend door Ds.<br />

Herman van Eibergen uit Diepenheim.<br />

III. Paulus Putman geb. te Delden 5 Maart 1648 en gedoopt<br />

aldaar 9 Maart (data volgens de Aanteekening) t te


94<br />

Deventer 2 Juli 1720 en aldaar 6 J uli in de Lebuïnus-<br />

kerk begraven, huwt te Diepenheim 29 Dec. 1674<br />

(proclamatie te Delden 13 December). Aleida Borgerinck<br />

ged. te Deventer 25 April 1644, begraven te Deventer<br />

in de Lebuïnuskerk 30 Maart 1722, dochter van wijlen<br />

Joan Borgerinek, gewezen voigt van N ottenstein, later<br />

wonende te Deventer aan de Brink en van Christina<br />

van Oarnebeek.<br />

Paulus Putman werd in 1667 (V Kal maj.) inge"<br />

schreven als student aan het Deventer Athenaeum, en<br />

den 13 September 1669 aan de Hoogeschool te Groningen<br />

en bezocht daarna nog de Utrechtsche academie.<br />

In plaats van zijn vader werd hij den ] 5 September<br />

1674 tot predicant te Delden beroepen en aldaar 20<br />

September door zijn oom Abraham Putman bevestigd<br />

Van 1674-172.0 was hij predicant te Delden.<br />

Hij verkoopt 23 November 1719 een hooijmathe in<br />

de Harriker meen in de wandeling genaamd Laurensersslag.<br />

(Zie rechterlijk archief Goor.)<br />

Uit zijn hnwelijk:<br />

1°. Johanna Putman geb. te Delden 2 December 1675 (datum<br />

volgens de Aanteekeningen) huwt te Delden 28 Juli<br />

1696 (procI. te Delden 21 J uni) Lenard de Jonge uit<br />

Amsterdam; zij hertrouwt te Enter Maart 1718 (ondertrouw<br />

te Delden 6 Maart attestatie gegeven 20 Maart)<br />

Dr. Oarel Frederik Cramer, medicinae doctor, 26 Maart<br />

1733 benoemd tot richter van Delden, sinds 1734 eigenaar<br />

van het Leijerweert onder Wierden, geboren te Rheda<br />

omstreeks 1680 "r te Delden 1 Juni 1763. Hij was<br />

weduwnaar van Anna Catharine Bekker, dochter van<br />

Wilhelmus Bekker en van Lucia van Neel, met wie hij<br />

in April 1714 te Weerselo was gehuwd.<br />

Silhouetten van Dr. Carel Frederik Cramer en van<br />

Johanna Putman bij den Heel' O. F. H. Putman Cramer<br />

te Stratum bij Eindhoven.<br />

2°, Judith Maria Putman geb, t.e Delden '1677 'r aldaar 4<br />

Maart 1704, (datums volgens de Aanteekeniugen.)<br />

3°, Mechteld Aleijda Putman geb. te Delden 8 December 1678


95<br />

(datum volgens de Aanteekeningen) t te Deventer 15<br />

December 1763 en aldaar den 19 December in de<br />

Lebuinuskerk begraven (hoogste reeht f 8.8.) Zij maakte<br />

14 Januari 1734 voor de Schepenen Lambert Nilant en<br />

Joan Dapper te Deventer een testament, welk testament<br />

20 December 1763 in tegenwoordigheid vanden advocaat<br />

Paulus Putman en de luitenants Vos v. Avesate en<br />

Bruijn geopend is, en waarbij zij haren broeder den<br />

reutmeester Adolph Henrie Putman of bij overlijden<br />

zijne kinderen tot erfgenamen instelt.<br />

4°. Een doode dochter geb. Delden 1681 (volgens de Aanteekeningen.<br />

)<br />

5°. Adolph Hendrik volgt IV.<br />

6°. Anna Maria Putman gedoopt te Delden 6 September<br />

1685 ongehuwd te Deventer t overleden Maart 1733<br />

en 6. Maart 1733 in de Lebuïnuskerk begraven, (hoogste<br />

recht f 8.8.).<br />

IlIa. .Tohannes Benjamin Putman, volgens A. Moonen's Naemketen<br />

t Goor in 1722. huwde Ie (proclamatie te GOO1",<br />

10 December 1682 ondertrouw te Zutphen 3 December<br />

1682 (Anna Vatebender ged. te Zutphen 24 October<br />

1649, dochter van Peter Vatebender en van Geertgen<br />

Verwit ; hij huwde 2e 1684 Fenna Couper of Cuiper<br />

dochter van Vi! olter Cuiper te Goor en van Bernardiue<br />

ten Hengel. Zij is aangenomen en bevestigd te Goor<br />

op Paschen 1676 en leeft nog blijkens een straks te<br />

noemen akte 25 November 1730. Johannes Benjamin<br />

Putman wordt op Paschen 1672 te Goor aangenomen<br />

en bevestigd, Il October 1675 als student aan het<br />

Deventer Athenaeum ingeschreven en 17 October 1680<br />

oud 25 jaar als theologisch student te Leiden. Den 23<br />

April 1682 werd hij door Borgmannen, Burgemeesters<br />

en kerkeraad van Goor tot adjunct van zijn vader aangesteld;<br />

voorts bepaalden zij:<br />

"datt bij aldien de Heere Godt· derr ouden Predicant<br />

"quam af te halen, in sodanen, vall sullen sien op des<br />

"Vaders en Grootvaders diensten aan dese Kerke be-


96<br />

"wesen en de Soon praeïereeren." Na het overlijden<br />

van zijn vader werd hij 20 Mei 1684 tot predikant te<br />

Goor beroepen. Hij maakt met zijn vrouw 6 Maart 1719<br />

een wederkeerig testament. (rechterlijk archief Goor.)<br />

Volgens het boek van Hypothecatiën, Testamenten<br />

en 'I'ransporten der stad GOOI' 1709 -1738 verklaart<br />

Fenna Ouipers, weduwe wijlen Dom. Jan Benjamin<br />

Putman op 25 November 1730 aan haar schoonzoon<br />

Jan Willem Sprakel en diens echtgenoote schuldig te<br />

zijn vierhonderd en tachtig guldens; vervolgens transporteert<br />

zij aan haarvoorn. schoonzoon en dochter "om<br />

"redenen dat haer soon Abraham Putman alle de<br />

"klederen en linnen tot t lief van mijn wijlfin eheman<br />

"gehoort hebbende met een groot gedeelte huijsraed<br />

"getrokken en' mede nae Deventer genomen heeft, haere<br />

"noch resterende en voorhanden sijnde huijsraed."<br />

Uit het huwelijk van Johannes Benjamin Putman<br />

en Fenna Cuiper :<br />

1°. Anna Christina Putman, gedoopt te Goor 13 September<br />

1685 en aldaar aangeuomen en bevestigd op Kerstmis<br />

1699, huwt Jan Willem Sprakel ged. te Goor 20 Mei<br />

1680 i' voor 1784, burgemeester van Goor 1743-1758,<br />

zoon van burgemeester Joan Sprakel en van Aleijda '<br />

Putman.<br />

2°. Abraham volgt IVa.<br />

3°. Wolter Putman gedoopt te Goor 16 Febr. 1690.<br />

4°. Wolter Joan Putman gedoopt te Goor 26 Juni 1695.<br />

Deze 2 laatste kinderen zijn waarschijnlijk jong<br />

overleden; in de acte van 25 November 1730 worden<br />

zij niet genoemd.<br />

IIlb. Gerhard Putman t te Delden kort voor 13 November<br />

1723, burgemeester van GOOI',.reutmeester van het<br />

klooster Almelo, huwt te Goor 6 .Iuli 1679 (proclamatie<br />

te Goor op Pinxtermaandag; ondertrouw Zutphen 8 Juni,<br />

attestatle naar Goor 1 Juli 1679) Gertruit Sluiter uit<br />

Zutphen, dochter van Herman Sluiter, Zij + tusschen<br />

26 Mei 1732 en 10 Juli 1733. Den 13 Nov. 1723


97<br />

wendde zijn weduwe zich per request tot de drosten en<br />

gecommitteerden nit de ridderschap van <strong>Overijssel</strong> om<br />

te mogen worden gecontinueerd in de administratie van<br />

het rentambt van het klooster Almelo, welk rentambt<br />

requestrante vele jaren bij het leven van haar man<br />

wegens desselfs zwakheid waargenomen heeft. Hierop<br />

werd beschikt suppliante bij provisie te continueeren in<br />

de administratie van dit rentambt tot nadere ordre.<br />

Het rechterlijk archief van Goor geeft nog de volgende<br />

akten:<br />

1 Mei 1732 heeft Jacob Schutte aangegeven gecoft<br />

te hebben van de Wed. Putman en kinderen een <strong>stuk</strong>jen<br />

land op den Malberg gelegen 't Oelengat genaamd<br />

voor f 92.10.<br />

11 Mei 1732 heeft Joannis EenS1TIaaangegeven, dat<br />

hij op den 29 A pril gekoft heeft het huis en hof van<br />

de Wed, van wijlen de rentmr- Putman en desselves<br />

kinderen alhier binnen Goor gelegen eh wel voor een<br />

somma van f 1505.<br />

26 Mei 1732 heeft Paul ten Cate aangegeven gecoft<br />

te hebben van de Wede. Putmans en haer kinderen<br />

't kleine huisjen staende naest 't grote op den 30 April<br />

deses jaers voor f 225.<br />

10 Juli 1733 heeft de vronw van Bern. v. Enden<br />

aengegeven in 't begin van de rnaent gecoft te hebben<br />

een <strong>stuk</strong>ke land van de Elf.qen. van de Wede- Putmans<br />

liggende op den Malberg alhier voor f 256.<br />

10 Aug. 1735, gecompareerd secretaris Wolter Potho£<br />

als volmr- van Dom. Abraham Putman, predicant. tot<br />

Staphorst en. de Scholte Smits en bekende comparant<br />

publiek te hebben verkocht haal' bijder eijgendoemelijke<br />

grote huis met den Hof daerachter gelegen binnen Goor ...<br />

Uit het huwelijk van Gerhard Putman en Gertruit<br />

Sluiter zijn geboren :<br />

1°. Johannes Putman, geboren te Goor Vrijdag 20 Augustus<br />

1680, gedoopt aldaar 22 Augustus 1680.<br />

2°. Christina Putman, gedoopt te Goor 10 September 1682.<br />

3°. Abraham volgt IVb.


98<br />

4°. Anna Christina gedoopt te Goor 22 Augustus 1686.<br />

Z~i kwam 25 Decembel' 1708 volgens ingekomen attestatie<br />

metterwoon te Staphorst, waarschijnlijk als huishoudster<br />

bij haar broeder Abraham, die 18 September<br />

1708 te Staphorst als predikant was beroepen. Zij huwde<br />

te Staphorst 28 December 1710 Hendrik Smits, schout<br />

van Rouveen. zoon van wijlen luitenant Lourens Smits.<br />

5°. Herman Putman, gedoopt te Goor 13 April 1688.<br />

6°. Laurens Wilhelm Putman, gedoopt Goor 5 Oct. 1690.<br />

Over de kinderen onder l , 2, 5 en 6 genoemd, heb<br />

ik verder niets kunnen vinden. De sub 2 genoemde<br />

Christina zal wel jong overleden zijn, daar een latere<br />

dochter ook weer Christina gedoopt werd. Maal' wat<br />

betreft de zonen sub l , 5 en 6 tast ik voorloopig in<br />

het dnister. Evenwel is het opmerkelijk, dat bij de verkoop<br />

van het ouderlijk huis te Goor 10 Augustus 1735<br />

alleen Abraham Putman en de schout Hendrik Smits<br />

optreden, zoodat het aannemelijk schijnt, dat Johannes,<br />

Herman en Laurens Wilhelm toen reeds overleden<br />

waren. Zie ook nog aan het einde dezer genaelogie bij<br />

de niet te plaatsen personen.<br />

IV. Adolph Hendrik Putman I. U. D., gedoopt te Delden<br />

27 Augustus 1683, t te Deventer I Januari 1753 en<br />

6 Januari in de Lebnïnuskerk begraven huwt Ie 1<br />

Januari 1715 te Delden RoeIina Maria Krull, in 1695<br />

4 jaar oud t te Deventer in het kraambed 18 December<br />

1715,' dochter van kapitein Rudolph Krull en van<br />

Maria Kotgen. Hij huwt 2e te Deventer 10 Januari<br />

1717 (ondertrouw 26 December 1716) Hermanna Rouse 1)<br />

begraven te Deventer in de Lebuïnuskerk 13 December<br />

1741, dochter van Everhard Rouse, burgemeester van<br />

Deventer, gecommitteerde ten landdage van <strong>Overijssel</strong><br />

IJ De doop van Hermanna Rouse te Deventer niet gevonden, wel<br />

die van haar broers en zusters. Toch blijkt bet uit de inventaris van<br />

de goederen, opgemaakt in 1706 bij bet 2de huwelijk van haar vader,<br />

dat ook zij eene dochter is van Gerhard Rouse en Susanna Geertr. Stam.<br />

Recbterlijk Archief Deventer Inventari.ssen Waterstraat 1700-1727.


99<br />

en tel' Generalltelt en van diens 1ste vrouw Susanna<br />

Geertruid Stam. Everhard Rouse hertrouwt 1706 Hermanna<br />

van Lennep.<br />

Adolph Hendrik Putman werd in 1700 als student<br />

aan het Deventer Athenaeum ingeschreven en promoveerde<br />

10 Augustus 1707 aan de Utrechtsche academie<br />

tot doctor utriusque juris op een dissertatie "continens<br />

quasdam selectas jvris quaestiones." Hij vestigde zich<br />

daarna als advocaat te Deventer en won aldaar 13 Maart<br />

1709 de kleine burgerschap. Van 1717-1753 was hij<br />

lid van de gezworen gemeente voor de Assenstraat.<br />

Den 4 Maart 1718 werd hij aangesteld tot advocaat<br />

van het Kapittel en 1 De-cember 1722 benoemd tot<br />

rentmeeeter van het Kapittel, in plaats van wijlen Arend<br />

van Suchtelen. Den 9 April 1725 werd hij benoemd<br />

tot ordinaris raad van de vorstin douairière van Oranje<br />

Nassau, welke aanstelling 19 Mei 1733 door een nieuwe<br />

aanstelling van den Prins van Oranje werd bevestigd.<br />

Voorts was hij verwalter-richter en ontvanger van<br />

Nijbroek, verwalter-dijkgraaf van de Veluwe en stadhouder<br />

van de leenen van Dorth, Cannenburg, Wilp,<br />

de Lathmer, Beukelaer, Twickel, Boscamp, Lutseveld,<br />

de Dam, Oosterhof el). Nijenlniis.<br />

Uit zijn tweede huwelijk zijn geboren 14 kinderen:<br />

1°. Roelina Maria Putman ged. Deventer 11 November 1717<br />

taldaar 16 Maart 1810 huwt Deventer 25 Februari<br />

1740 Herman Borgerink J. U. D. ged. Deventer 29 Juli<br />

1714 t Deventer 6 Oct. 1790, van 1735-1772 contrarolleur<br />

der convoijen en Heenten en van 1744-1782<br />

secretaris van Deventer, zoon van Antonij Borgerink,<br />

richter van Oldenzaal en rentmeester van ter Hunnep<br />

en van Anna Ounera Hagedoorn. Zij bewoonde des<br />

zomers de buitenplaats de Dijkhof, onder Twello, welke<br />

plaats zij bij testament aan haar neef Mr. Adolf Hendrik<br />

Cramer vermaakte.<br />

Mr. Herman Borgerluk en Raclina Maria Putman<br />

koopen 29 April 1761 een erve en huis in de Assenstraat ;<br />

29 April 1779 koopen zij 2 erven en Imizen naast


100<br />

elkaar aan de Stroomarkt, de Reiger en de Wereldkloot<br />

genaamd, benevens een stal en koetshuis in de Nieuwstraat.<br />

Vrouwe Roelina Maria Putman weduwe Mr.<br />

Herman Borgerluk verkoopt 6 October 1790 een huis<br />

in de Smedenstraat. (Deventer renuutiatieboeken.)<br />

2° Everhard Herman Putman gedoopt Deventer 22 September<br />

1719 taldaar 9 Augustus 1738 en 13 Augustus in de<br />

Lebuïnuskerk begraven. Hij was juist in dat jaar gekozen<br />

tot lid van degezworen gemeente voor de Waterstraat.<br />

3° Paulina Aleyda Putman gedoopt Deventer 12 Januari<br />

1722 taldaar 23 Juli 1807 en 25 Juli in de Lebuïnuskerk<br />

begraven huwde Deventer 19 Maart 1752 Carel<br />

Wibrandus de Lannoij geb. Bolsward 15 Augustus 1705<br />

t Geertruidenberg Februari 1782, zoon van Geuit de<br />

Lannoij. Hij was weduwnaar van' Maria Aletta<br />

Schull geb. Nijmegen 4 Juli 1717 + 31 Mei 1748<br />

dochter van Mr. Adam Schull en van Sam Jacomina<br />

Smits, met wie hij 14 November 1737 te Nijmegen<br />

was gehuwd.<br />

Carel Wibrandus de Lannoy was ± 1740 kap. luit..<br />

adj. bataillon Aijlva ; 20 Maart 1766 luit-kol. regiment<br />

van Aijlva; 2:J Augustus 1771 kolonel grootmajoor van<br />

Geertruidenberg.<br />

4°. Rusanna Geertruid Putman ged. Deventer 16 Februari<br />

1724 t Twello 12 Mei 1812 huwt te DeldenJuni 1753<br />

(ondertrouw Deventer 2 Juni 1753, att. afgegeven naar<br />

Delden 17 Juni 1753) Joan Willem Cramer I. U. D.<br />

ged. te Gronau 20 Januari' 1715 t Delden 11 October<br />

1789, zoon van Dl'. Carel Frederik Cramer, richter van<br />

Delden en van Anna Catharina Bekker.<br />

Joan Willem Cramer was landschrijver van het drostambt<br />

Twenthè (1748), richter van Enschede (19 Dec.<br />

1749) richter van Delden (24 Augustus 1755-1 Sept.<br />

1789), voorts advocaat fiscaal van 'I'wenthe. Geschilderde<br />

portretten van hem en zijne echtgenoote bij den Heer<br />

C. F. H. Putman Cramer te Stratum en bij Mr. H.<br />

Kronenberg te Deventer.<br />

5". Paulus Putman r. U. D. ged. te Deventer 21 October


•<br />

101<br />

1725, ongehuwd aldaar overleden 19 Juli 1807 en 23<br />

Juli in de Lebuïnuskerk begraven.<br />

Hij studeerde aan de Utrechtsche Hoogeschool en<br />

promoveerde aldaar 24 Juni 1ï 48 tot doctor in de rechtswetenschappen<br />

op een dissertatie "de dominio eminente".<br />

Vau 1755-1763 was hij lid van de gezworengemeente<br />

van Deventer voor de Bisschopstraat ; 24 Maart 1763<br />

werd hij tot griffier van de ridderschap van <strong>Overijssel</strong><br />

benoemd. Hij was voorts provisor van 8t. .Iurriën gasthuis<br />

en van 1761- 1796 markerichter van Holten. Als<br />

griffier van de ridderschap verdedigde hij het reelit der<br />

ridderschap in de kwestie van het reelit van overstemming<br />

en schreef met den advocaat Mr. J. W. Knoop<br />

twee lijvige verhandelingen: Ie Verhandeling van zijde<br />

der Heeren van de Ridderschap over het Regt van<br />

overstemming ter Staatsvergadering der provincie 'van<br />

<strong>Overijssel</strong>, uitgegeeven naar inhoud der resolutie Hunner<br />

Edelmogenden de Heeren van de Ridderschap van voorgemelde<br />

Provincie van den 23 Januari 1784. (Deventer<br />

1784) en 2e Wederleggingen op de Brieven van den<br />

Heer en Mr. Gerhard Dumbar, raakende het Regt van<br />

Overstemming in de Staatsvergadering van <strong>Overijssel</strong><br />

met twee aanhangzelen over deeze zelfde stoffe.<br />

(Deventer 1786).<br />

Erschenen 5 Juni 1770 Mr. Paulus Putman, griffier<br />

van de Heeren van de Ridderschap en bekende verkocht<br />

te hebben aan Mr. baron van Pallandt tot Zuijthem<br />

drie obligaties ten laste der provincie Holland, elk groot<br />

200 guldens hem toebedeeld uit de nalatenschap van<br />

wijlen den gemeensman Ch. Hoornaart en diens zuster<br />

Christina Hoornaart. (Deventer renuntiatieboeken.).<br />

6°. Arnold Joan Putman ged. Deventer 9 November 1727,<br />

aldaar t 20 Juni 1728.<br />

7°. Johanna Megteld Theodora Putman ged. te Deventer<br />

14 Juli 1729, begraven aldaar in de Lebuïnuskerk<br />

29 Juni 1778 huwt 17fl2 (ondertrouw Deventer 5 Augustus<br />

1752) op attest. van Twello .Tean Guérin, vaandrig<br />

in het regiment van generaal van Aijlva, ged. te


102<br />

Maastricht (Waalsche gemeente) 9 Maart 1732, zoon<br />

van Pierre Guérin en van Maria Neerman. Jean Guérin<br />

hertrouwt te Kuilenburg 2 April 1780 Johanna Cornelia<br />

Stein, weduwe te Kuilenburg.<br />

Jean Guérin is waarschijnlijk dezelfde, die in het<br />

officiersboekje van 1767 is vermeld als souslieutenant<br />

bij het regiment infanterie van Acronius : 5 Juli 1767<br />

daarbij luitenant, 17 September 1774 kapitein. In 1782<br />

is hij bij het regiment de Nostitz overgegaan.<br />

8°. Elisabeth Theodora Putman ged. Deventer 24 September<br />

1730, begraven in de Lebnïnuskerk 25 April 1768,<br />

huwt 1759 (ondertrouw Deventer 9 Juni 1759, met<br />

attestatie op Loevenstein, att. gegeven op Wilp 24 Juni<br />

'1759) Dirck Bruijn 1), luitenant in het regiment van<br />

Thierrij. Zijn staat van dienst is als volgt:<br />

6 November 1745 Vendrig infanterie op Holland.',<br />

Regiment van Heukelom.<br />

6 Februari 1751 Lieutenant infanterie op Holland<br />

in het regiment 'I'hierrij 2e Bat. Later wordt dit<br />

regiment Lindtman.<br />

1760-'62 in garnizoen te Heusden.<br />

1763-'64 " " " Nijmegen.<br />

1765 afgevoerd van het regiment Lindtman. ,<br />

1766 komt in het officiersboekje niet meer voor.<br />

9°. Anna Judith gedoopt Deventer 20 Januari 1732 jong t.<br />

10°. Henrietta Hermanna gedoopt Deventer 18 Januari 1733<br />

jong t.<br />

11°. Anna .Iudith Putman ged. Deventer 15 April 1734<br />

begraven te Gouda 28 April 1792, van 1785 -1792<br />

regentesse van het St. Catharina Gasthuis en het oude<br />

Vrouwen of St. Elisabetlis gasthuis te Gouda huwt<br />

Ie 1759 (ondertr. Deventer 28 April met attest. naar<br />

Amsterdam att. gegeven op Apeldoorn 24 Mei 1759)<br />

Gerrit Versteegh, zoon van Dirk Versteegh, wijnkoper<br />

te Amsterdam en van Anna Vlierboom. Zij huwt 2e te<br />

') Het is mij nog niet gelukt te vinden tot welk geslacht Bruij n<br />

hij behoort.


103<br />

Amsterdam 29 Jnli 1784 Samuel Gideon Wobma,<br />

schepen en raad van Gonda 1784-1795, gedoopt te<br />

Amsterdam, Weeterkerk 6 Februari 1739, zoon van<br />

Samuel Gideon W obma en van Pieternella Sophie Bols<br />

en weduwnaar van Elisabeth Klop.<br />

120. Adolphina Henrietta Hermanna Putman, ged. Deventer<br />

27 October 1735 t 'aldaar 26 October 1817, huwt<br />

1e 1758 (ondertronw Deventer 23 September 1758,<br />

attestatle gegeven op Twello 24 September 1758)<br />

Miehiel Voseli van Avesaet 1727-1773, kapitein del'<br />

infanterie, zoon van H ermanus Franciscus Voseli van<br />

Avesaet en van Cornelia Maria van Qchten; zij huwt<br />

2e 1774 (ondertrouw Deventer 10 November 1774,<br />

attestatie gegeven op Gorssel of elders 1774) Mr. Gerhard<br />

Antonij Menningh ged. te Deventer 21 December 1712<br />

taldaar 8 Augustus 1798, weduwnaar van B adewig<br />

Wijnanda Lulofs, met wie hij 31 Januari 1740 te<br />

Almen was gehuwd en zoon van Lubbert Meunlngh,<br />

lakenkoopman en lid der gezworen gemeente te Deventer<br />

en van Gerardina J ordens.<br />

Mr. Gerhard Antonij Menningh was van 1739 -1786<br />

lid van de gezworen gemeente van Deventer voor de<br />

Waterstraat van 1787-1794 burgemeester van Deventer<br />

en gedeputeerde ten landdage van <strong>Overijssel</strong>.<br />

Een geschilderd portret van hem en een silhouet van<br />

zijne echtgenoote bij den Heer C. F. H. Putman Cramer<br />

te Stratum.<br />

Den 24 Mei 1762 verkoopen luit. Michie!" Vos van<br />

Avesaeth en Adolphina Henrietta Hermanna Putman<br />

aan Gerrit Schimmelperming en Hermanna Cool haas een<br />

huis aan de Brink op de hoek van de Maaneneteeg<br />

met de agterhuisjes. (Deventer renuntiatieboeken.)<br />

Mr. Gerhard Anthonij Menningh en anderen koopen<br />

5 Mei 1767 uit den desolaten boedel van Henrik Lin-<br />

deman de IJ sermolen te Deventer (renuntiatieboeken).<br />

29 December 1790 Erselienen de Hl' Gerhard Antonij<br />

Menninck Dr. Burgemeester dezer stede en vrouwe<br />

Adolphine Henriette Hermanna Putman en bekenden


104'<br />

te transporteeren aan derzei ver kinderen .Ian Migchorius<br />

capitein ten dienste dezer lauden en zijn huisvrouw~<br />

Harmanna Cornelia Vosch van Avesaat een obligatie<br />

groot / 2000 ten laste het graafschap Zutphen. (Deventer<br />

l'enuntiatieboeken).<br />

13° Willem Anna Putman ged, Deventer 6 l\Jaal't 1737<br />

jong + Peters de Prins en Prinses van Oranje.<br />

14°. Everhard Herman volgt V.<br />

IVa Abraham Putman gedoopt te GOOI'29 April 1688 huwt<br />

te Kampen 27 Maart 1715 Rebecca Wolffs j. dr. van<br />

Kampen. Uit dit huwelijk:<br />

1°. Johannes Benjamin Putman, vermoedelijk dezelfde als<br />

Benjamin Putman van Goor, die 25 Juli 1736 in de<br />

Bergkerk te Deventer begraven is.<br />

Den 7 Maart 1724 wordt Abraham Putman met zijn<br />

zoon Johannes Benjamin kleinburger van Deventer.<br />

Noch over den vader, noch over den zoon heb ik voorloopig<br />

iets naders kunnen vinden; in de Deventer archieven<br />

trof ik niets verder over hen aan.<br />

IVb. Abraham Putman geh. te Goor 1683 (blijkende uitzijn<br />

inschrijving als student te Leiden; over het jaar 1683<br />

ontbreken de doopinschrijvingen te Goor) + te Staphorst<br />

24 December 1756, (volgens de Boekzaal zonder vrouw<br />

of kinderen na te laten) huwde te Staphorst 3l October<br />

1726, huwelijksinzegening door ds. Sluiter van,Rouveeu,<br />

Engeliua van Diepenheim, dochter van J zaäk van<br />

Diepenheim, koopman te Amsterdam en van Wilhelmina<br />

GeIink. Hij werd 20 September 1702 als student te<br />

Groningen ingeschreven en 20 September 1706 te Leiden.<br />

Den 9 Augustus 1708 werd hij tot predikant te Staphorst<br />

beroepen en aldaar 18 September van dat jaar bevestigd.<br />

De tegenwoordige kerk aldaar is onder zijn<br />

dienst gebouwd, bij welke gelegenheid hij een inwijdingsrede<br />

hield, die in druk verscheen: "Leeneden over Ezza<br />

VI 14. 15. 16: uijtgesproken bij de inwijing der nieuwg-ebouwde<br />

kerk te Staphorst nevens een aanhangsel be-


105<br />

helzende de redenen van't uijtgeven dezer Kerk-reden,<br />

en een nader bericht van 't verplaatzen en vernieuwen<br />

del' Kerke te Staphorst en van Staphorst zelfs door<br />

Abraham Putman, Leeraar in die Gemeente. Amsterdam<br />

bij Hendrik Viera at 1753.<br />

14 Mei 1755 verklaren de Heeren Oaspar Meeuwsen<br />

en Andries Flamen, burgemeesteren en camenaren der<br />

stad Hasselt deugdelijk schuldig te zijn a"àn Abraham<br />

Putman predikant te Staphorst en erven een kapitale<br />

som van een duisent cal'. guld. tot 20 st. ieder door<br />

ZEen-v. den 10 Mei opgeschoten ten behoeve der stad<br />

Hasselt loopende tegen 21/2 p.ct. (vrijwillige zaken<br />

Staphorst). Abraham Putman komt herhaaldelijk voor<br />

als keurnoot bij het Schoutengericht.<br />

Uit zijn huwelijk:<br />

1°. Gerhard Putman gedoopt te Staphorst 14 December<br />

1727. Van deze zoon niets meer gevonden, doch zoude<br />

hij volgens de Boekzaal voor zijn vader zijn overleden.<br />

V. 1\11'. Everhard Herman Putman, gedoopt te Deventer 2<br />

Augustus 1740 t aldaar 16 Juli 1801 en 20 Juli in<br />

de Lebuïnuskerk begraven huwt te Utrecht 10 October<br />

1761 in de .Ianskerk, Inzegening floor ds. O. Segaar,<br />

jonkvrouwe Oatharina Margaretha van Laer, 15 dochter<br />

van jonker Alexander van Laer en van Johanna Elisabeth<br />

Roosmolen.<br />

Everhard Herman Putman werd in 1760 als student<br />

aan de Utrechtsche Universiteit ingeschreven en promoveerde<br />

aldaar 23 Juli 1760 tot doctor utriusque juris<br />

op een dissertatie "de nautarum, canpouum et stabola-<br />

I) Zij behoorde tot het Gelderseh adellijk geslacht van Laer; voerende<br />

van goud met een hartschild van groen. Zie register op de leeuactenboeken<br />

van Gelre <strong>stuk</strong> VII Veluwe pag. 334/35. De kwartieren van<br />

haar vader zijn:<br />

v . Laer<br />

v . d. Hoeven<br />

v . Brempt<br />

v. Wisch<br />

Schimmelpenninck v. d. Qije<br />

v. Apeldoorn<br />

Bentirrek<br />

v. Lijnden


106<br />

riorum recepto". Hij vestigde zich na zijne promotie te<br />

Deventer en was een werkzaam aanhanger van de<br />

Oranjepartij, waarom hij iu 1783 niet als burgemeester<br />

van Deventer herkozen werd. Hij was van 1765 -1775<br />

lid van de gezworen gemeente voor de Polstraat van<br />

1776-1783 en van 1787-1795 burgemeester van Deventer<br />

en kameraar; voort van 5 Juni 1772-2 Sept. 1791<br />

conträroleur der convooien en licenten te Deventer. Verder<br />

ambtman van Colmschate en heemraad van Salland.<br />

Everhard Herman Putman koopt 9 Jan. 1764 een<br />

hof over de IJssel op het einde van de eerste straat<br />

gelegen. Deze hof 10 Mei 1794 weer verkocht. (Deventer<br />

renuntiatieboeken).<br />

25 Sept. 1764 koopen Mr. Everhard Herman Pntman<br />

en vrouwe van Laer echtlieden van juffr. Bartha van<br />

Suchtelen een erve en huis in de Lange Bisschopstraat<br />

tusschen de huizen van burgemeester Damiaan van<br />

Duren en de predikant Martmus van Doelen. (Deventer<br />

renuntiatieboeken).<br />

8 Juni 1764 geeft de Heer Dr. E. H. Putman aan,<br />

dat op den 10 April deeses jaar 1764 van Berend<br />

Bentick heeft aangekoft het Erve Middelbeek genaamd<br />

in het Schontampt van Colmschate Buurschap Rande<br />

gelegen voor een Sa van 2200. (protocol Oolmschate<br />

50e penning.).<br />

8 Oct. 1798 ersehenenMr. B. J. Kronenberg als gevelmagtigde<br />

van den ond burgemeester E. H. Putman en<br />

vrouwe O. M. van Laer -lnid procuratie van Colmschate<br />

en transperteert namens zijn constituenten aan Gijsbert<br />

Middelburg zoodane capitale somme groet geweest agt<br />

honderd gulden en als nu per resto nog groot zeshonderd<br />

guldens als Antonij Greve en Maria Harreveld Ehll.<br />

met een onder speciaal verband van haar erve en woonhuis<br />

alhier iu de Lange Bisschopstraat staande .<br />

hebben beleden schuldig -te zijn. (Deventer reuuntiatieboeken).<br />

Uit het huwelijk van Everhard Herman Putman en<br />

Catharina Margaretha vau Laer zijn geboren:


107<br />

1°. Adolphina Henrietta Hermanna Putman ged. Deventer<br />

15 Aug. 1762.<br />

2". Adolph Hendrik volgt VI.<br />

3". Alexander Joan Putman ged. Deventer 24 Jan. 1766,<br />

begraven te Deventer in de Lebuinus kerk 11 Febr.<br />

1788. Hij werd Il Sept 1784 als student in de rechten<br />

aan de Hoogeschool te Harderwijk ingeschreven.<br />

4°. Paulina Putman gedoopt Deventer 3 Januari 1768 t<br />

20 April 1735 op de Groote Zegerij onder Brummen<br />

huwde Groote Kerk Deventer 28 Maart 1803 (ondertrouw<br />

12 Maart) Frederik Hendrik de Braconnier ged.<br />

te Alphen 23 September 1762 t op de Groote Zegerij<br />

onder Brummen 30 Januari 1832, ritmeester in het<br />

regiment Bataafsene Dragonders, weduwnaar van Catharina<br />

Françoise Kuvél, en zoon van Ml'. Abraham Corneille<br />

de Braconnier, heer van Alphen en van Jeanne<br />

Walravine barones van Dedem.<br />

5°. Carel Putman gedoopt Deventer 26 November 1772 t<br />

als eerste luitenant 20 Januari 1802 op het eiland<br />

Guersneij.<br />

vI. Adolph Hendrik Putman gedoopt Deventer 22 Maart<br />

1764 t kort voor 29 November 1800 huwt 30 Juni<br />

1793 te Bentheim (ondertrouw Deventer 22 Juni 1793)<br />

Christiane Frederike Ernestine Oumme geb. te Bentheim<br />

12 Maart en gedoopt 14 Maart 1770, dochter van<br />

oberforster Ernst Hartwich Cumme.<br />

Adolph Hendrik Putman werd Il September 1784<br />

als student in de rechten aan de Hoogeschool te Harderwijk<br />

ingeschreven; in 1787 werd hij tot secretaris<br />

van Deventer benoemd, welke functie hij tot 1794 bekleedde.<br />

Uit zijn huwelijk:<br />

1°. Harmanna Catharina Sophia Putman geb. Deventer 3<br />

April 1794 huwt Deventer 21 November 1811 (huwe- .<br />

lijksafkondîging 9 November 1811) Félix Matthien geb.<br />

4 Maart 1786 te Namen, keizerlijk procureur bij de<br />

rechtbank ter eerste instantie te Deventer, zoon van


108<br />

Ignace Dominique Matthieu, advocaat en schepen te<br />

Namen en van Marie Ooustance Gérard.<br />

De navolgende personen zijn in deze genealogie voorloopig<br />

niet te plaatsen, hoewel het mij niet onwaarschijnlijk<br />

voorkomt, dat zij tot het Overijselsche geslacht<br />

Putman behooren:<br />

In 1766 bij het bezoek van Prins Willem V aan<br />

Deventer leveren de wed. Johannes Putman & Zn. voor<br />

f 253.16 aan fluweel, camelot, lakens en franj es. De<br />

post in de rekeuing vermeldt niet of de firma iu Deventer<br />

was gevestigd, doch lijkt mij dit toch wel waarschijnlijk.<br />

In de Deventer Archieven heb ik echter<br />

verder geen enkel spoor van de wed. Johannes Putman<br />

& Zn kunnen vinden.<br />

Gerrit Putman begraven te Lochem 29 October 1798<br />

oud 51 jaren huwde te Geesteren Februari 1789 (onder- .<br />

trouw Lochem 25 Januari, naar Geesteren geatt. 8<br />

Februari). Ida Hendriks Sölner, ged, te Lochem 25<br />

Juli 1762, dochter van Mr. Jan Laurens Söluer en<br />

van Stoffelina Geertruid Bruggink. Ida Hendrika Sölner<br />

hertrouwt H. J. Gerretsen.<br />

Uit het huwelijk van Geuit Putman 3 kinderen:<br />

1°. 'Frederik Johan van Eps Putman geb. 8, ged. 14 Juni<br />

1789 te Lochem.<br />

2°. Gerharda Putman geb. 19 ged. 29 April 1792 te Lochem,<br />

aldaar + 12 Juni 1811.<br />

3°. Gerrit Putman geb. 3, ged. 9 April 1794 te Lochem.<br />

Als deze Geuit Putman en zijne kinderen ook tot<br />

het Overijselsche geslacht behoort, dan zal hij wellicht<br />

afstammen van een van de zoons van den sub lUb<br />

genoemden rentureester Gerhard Putman; mogelijk ook<br />

van Gerhard Putman, zoon van den Staphorster predikant<br />

Abraham onder IVb genoemd. Tot nog toe heb<br />

ik de aausluitiug niet gevonden.


BIJLAGEN.<br />

Anno 1612 am 2 Janusrij hebben Borclunans, Borgemeister,<br />

Schepen und Raidt der Stadt Goer geaccordirt mit Johansen<br />

Putman, schoelmeister, wegen sinen dienst sa hie mit predigen<br />

gedain, alsz dat geml. Johannes var alsodanen dienst hebben<br />

ontvangen und genieten sall alle und jede der pastorien QPkomsten<br />

desen martini 1611 verschenen sinde, uytgesondert<br />

die pachten van kleine Brugginck, item van den Weuerzkamp<br />

und twie kleine kempkens .welcke pachten tot reparatie der<br />

kereleen offt optimmeronge van ein wedemhuysz sollen reservirt .<br />

bliven.<br />

U nd sal die geml. Johannes van. Rotger Brngginck var dit l<br />

verledenen jail' var jder schepell roggen XX st., und var [der<br />

schepel! weiten XII st.' nemen moegen vormitz het miszgewasz<br />

des roggens j darentegens belauet die vorgl. Johannes. der<br />

Gemeinte vau Gail' var emant anders, sa lange alsz. het die<br />

tijt liden kan, bestes vermogens mit praedigen to dienen.<br />

Uit de kerkerekeningen archief' Goor.<br />

Anno 1604 am 21 Aprilis hebben Borgermeister Schepen<br />

und Raidt der Stadt Goor var ein jairlanck angenomen .var.<br />

einen scheilmeister den Erbare und walgelerden .Johanszeu<br />

Puytman, .und sal seine dienst augaan und beginnen op May<br />

itzigen .T ars, und hebben iek Borgemeistren den vorg. Johanssen<br />

jarlichs pro solaria to geven belavet die summa van viffuuddertich<br />

rijkesdaler, offt die gerechte werder van dieselve to<br />

betalen haIft op Martini und halft op mitvasten, darenbaven<br />

van ein ider Schoilkindt einen Karlsgl. [arlichs, daarvan alle<br />

vierdelne jail'S die betalonge sall geschehen. Und sal desen<br />

dienst var dit lopende jail' vast und onwedderroiplieh also<br />

worden continuirt, und wie van beiden siden den dienst na.<br />

umbganck des jail'S nijet langer gevallen werden, sullen sa<br />

wal die vorg. Borgemeistren, also Johannes, die eine den andr.en'·<br />

darvan ein vierdelers jars tovoren die opsage t done maeht


110<br />

hebben. Alles sonder argelist, in orkunde der warheit hebben<br />

Borgemeister, Schepenen und Raidt desen accordt wie van<br />

geliken vorg. Johannes, mit<br />

Actum s» & die ut supra.<br />

Roloff Wanijnck.<br />

eignen handen ondergeschreven.<br />

Berendt ten Neever. Johannes Putman.<br />

Bertelt Kuper.<br />

Roleff toe Mehrman.<br />

ita attestor.<br />

Ond archief van Goor.<br />

4lsoe door het overlijden van deli Eerwaarden ende godtsaligen<br />

J oannes Putmanuu in syn leven 'predicant tot Goor soodaene<br />

dienst is vacant geworden ende met een bequaem Leeraar<br />

hoochnodich wederom dient toe syn versien, soo hebben als<br />

collatoren die Borchmannen, daer beneffens Borgemr. der selve!'<br />

Stadt, als oock de kerckenraedt aldaer, respectievelijcken<br />

wederom hier toe gepresentiert ende beroepen, doen sulx by<br />

deesen, den Eerwaarden Welgeleerden Abraharnum Pntmannum<br />

tegenwoordich predicant tot diepenhelm als dragende goede<br />

kennisse van zijn goede gaven gesonde Leere ende Godtzalich<br />

leven om die christelijke gemiente aldaer als een getrouwt<br />

Leeraar in Godes vreese toe leiden ende met verbreidinge<br />

van syn zaliclnnaeckende woordt ende uitdeilinge vau syn<br />

heylige Sacramente toe dienen, versoeekende syn Eerwaerde<br />

sulx to willen acceptiereu ende het Eerwaerde classis geve nae<br />

kercklijke ordonautie wert gerequiriert hier op to laeten<br />

voortganek gewinnen, waer door Godts kercke mach worden<br />

. gestichtet, ende ons daer ein angenaeme dieust sal geschieden.<br />

In oirkondt is deese bij ons ondergeschr. betieckont. Actum<br />

den ]6 Octobr. 1657.<br />

Jacob van Coeverden.<br />

FI. van Raesvelt.<br />

Wolter van Coeverden.<br />

Wessell ten Noever als olderinck & Borgemr.<br />

Laurents Borgennek als olderinck & Borgemr.<br />

Derek J allnek.<br />

Jan Cuiper Borgemr,


Borghmans, Borgemre: en Kerken-Raat tot Goor zijn genegen<br />

die Soon van den tegenwoordigen Predicant Benjamin<br />

Putman te stellen tot Adjunct van sijn Vader en nebmen an<br />

devoiren aentewenden om daervoor een sertabel tractement uijt<br />

te vinden; stellende mett eenen vast: datt bijaldien de Heere<br />

Godt den. ouden Predicant quam aftehalen, in sodanen "all<br />

sullen sien op des Vaders en Grootvaders diensten aan dese<br />

kerke bewesen, en de Soon praetereeren. soo door sijn predieken<br />

en leven de Gemeinte contentement kan geven, en onverhoopentlijck<br />

niet, voor desselves onderholt behoorlijcke sorge dragen:<br />

sullende hett beroep hiel' oover te doen tegens de Olassicale vergaderinge,<br />

die omtrent aenstaende Pinxteren staat gehonden te<br />

worden, ingestellt en aldaer gepresenteert worden. Goor den<br />

23 Aprill 1682.<br />

Jacob van Coeverden als Borghman en ont olderlinck,<br />

Z. Ripperda als Borghman en ouderlinck. W. v. Hoevel als Berghman.<br />

H. E. van Ensse Borghman. Johan van Coeverden als<br />

Borghman, alsoo niet present ben geweest hebbe ditt naederhandt<br />

in margine geteikent.<br />

'rel' specialer order vermits de indispositie van d'Heere Raesfelt<br />

tott Twickeloo als Borgliman Limborg. W. van Coevorden 't<br />

Wegdam als olderling.<br />

W. van Coevorden 't Wegdam<br />

•Jan Bildrijnck<br />

Wolter Cuijper<br />

Jan ten Noever en Diaken<br />

cousules Jan ten Tije en Diaken<br />

Wemel' Jaling<br />

Gerhardt Puttman<br />

_ 111<br />

Derek .Ialinck .Jnnior Consul.<br />

Albert Pothoff.<br />

Jan Hilderinck als olderinck.<br />

Gerrit toe Mehrman als diaken.<br />

Derek Schulten als diaeken .<br />

.Jorrien Spraeckell als diacken.<br />

Oud archief van Goor.<br />

als olderling .<br />

Abr. Puttmanus Pl'.<br />

Albert Potthoff als<br />

oiderlinck<br />

Woiter Borijas als<br />

Dijacken<br />

Loij van Asten alsDijacken<br />

Oud archief van Goor.


112 _<br />

Op de onder IYa vermelde Abraham Putman heeft het<br />

volgende afschrift uit de Apostillen 1712-1724 van het<br />

Kamper Archief betrekking: fol. 58. ben gen Feb\'. 1715.<br />

Op de requests van Abraham Puttman. te kennen gevende dat<br />

hij remonstrant alhier tel' steede sijn gebooden voor d' Eerweerde<br />

Kerckenraadt heefft laaten inteijkenen met Rebecca<br />

Wollv sijnde een dochter van een eerlijcke familie; ende dewijl<br />

remonstrant verstaan heeft, dat sijn E. vaeder aen d' Eerw.<br />

Kerckenraadt heefft geschreeven, om vooracreven huwelick te<br />

stremmen, soo versoeekt de remonstrant - als meerderjaarigh<br />

sijnde - dat haar WelEdel. Hoogh. Achtbaare aan den remonstrant<br />

willen accordeeren, sijn te doen insinueeren, om reedenen<br />

te geven, waaromme voorsereven huwelick is stremmende.<br />

Was g'appostilleert :<br />

Sij gestelt in handen van des remonstrants vueder om op<br />

den veertienden dag' naa gedaane wettig-e insinuatie, tel' vergaaderinge<br />

van Schepenen ende Raaden alhier reedenen te<br />

geven, waaromme vermeijndt, dat het hnwelick in deseu vermeldt<br />

compt te stremmen.<br />

TESTAMENTEN DEYENTER ARCHrEF.<br />

Boek van Geopende testamenten II pag. 203 vgl.<br />

Testament van Mechteld Aleida Putman d.d. 14 Januari 1734,<br />

geopend 20 December 1763 in tegenwoordigheid van den Advocaat<br />

Paulus Putman, Griffier van de Ridderschap dezer Provincie<br />

en de Lieutenan ts Vos van A vesate en .Bruin. Zij stelt haar<br />

broeder de Rentmeester Adolph Hendrik Putman of bij vooroverlijden<br />

desselfs kinderen tot uni verseel erfgenaam. Voorts<br />

vermaakt zij bij codicil van 16 Febr. 1763 hare dienstbode<br />

Marta diverse goederen en f 300 geld.<br />

Boek van Geopende testamenfen JU pag. 89.<br />

Mutueel testament van Jan Guérin gepensioneerd vaandrig ten<br />

dienste dezer lauden en van .Iohanna Megteld Theodora Putman<br />

d.d. 24 April' 1759, geopend 27 Juni 1778 in tegenwoordigbeid<br />

van de Capitain Jan Guérin, de Griffier Paulus Putman voor hem<br />

zelven en namens de Secretaris Herman Bergerink noie uxoris<br />

. Roelina Maria Putman, de Heer Burgemeester Everhard Herman


113<br />

Putman pro se en voor de Lieutenant Collonel Carel Wibrand<br />

de Lannoij namens dessèlfs Eheliefste Paulina Aleida Putman,<br />

en van den Koopman Gorrit Versteeg noie uxoris Anna Judith<br />

Putman, de Secretaris Adolph Henrik Cramer namens zijn<br />

Vader de Rigter Ml'. Jan Willem Cramer noie uxoris Susanna<br />

Geertmijd Putman, Dl'. Gerhard Anthonij Menninck namens<br />

desselfs Vrouwe Adolphina Hendrietta Hermanna Putman en<br />

vau den advocaat Joan Jellis Barmier, als voogd over de on<br />

mondige zoon van den Lieutenant Derk Bruijn en wijlen Vrouwe<br />

'I'heodora Elizabeth Putman in leeven Ehelieden. ' .<br />

Boek van geopende testamenten III pag. 488.<br />

Testament van Gerhard Anthonij Mennink lid van de ge-<br />

zworen gemeente der' Stad Deventer en vrouwe Adolphina<br />

Henrietta Hermanna Putman d.d, 15 September 1784, geopend<br />

16 September 1796 in tegenwoordigheid van vrouwe A. H. H.<br />

Putman wed. Menninck, vrouwe B. A. Reminck Huisvrouw vau<br />

Mr. Alex. van Suchtelen en Herman Voseli van A vesaat.<br />

Hij stelt tot zijn erfgenaam in zijn echtgenoote of bij haar<br />

vooroverlijden de drie kinderen uit haar eerste huwelijk nl.<br />

Hermanna Cornelia, Adolph Hendrik en Herman Voseli van<br />

A vesaet. Zij stelt tot hare erfgenamen de drie kinderen uit haar<br />

eerste huwelijk beuevens haar Eheman ieder voor een vierde<br />

gedeelte.<br />

Boek van geopende testamenten III pag. 405 vgl.<br />

Testament van Herman Bergerink I.U. D. secretaris van De-<br />

venter en contrarolleur van de convoijen en licenten d.d, 23 October<br />

1752; 3 Mei 1762, en 18 Juli 1781 geopend 4 November 1790 ter<br />

praesentie van Paulus Putman voor en namens desselvs zuster<br />

vrouwe Roelina Maria Putman Wed. wijlen den Heer Bergerink<br />

en Mr. Gerhard Dumbar namens de erfgenamen ab intestato.<br />

Bij het eerste testament stelt hij zijne moeder Anna Cunera<br />

Hagedoorn tot erfgename voor de legitieme portie en zijne echt-<br />

genoote Roelina Maria Putman voor alle. overige goederen. Bij<br />

het tweede testament stelt hij zijn echtgenoote tot eenige en<br />

universeele erfgenaam. Bij het derde testament wordt zijn echtgenoote<br />

nog eens speciaal betnchtigt met de goederen staande


114<br />

huwelijk in Veluwen aangekocht om dezelve haar leven lang<br />

in lijfstucht te gebruiken en dat dezelve na doode der langstlevende<br />

zullen erven en versterven op de erfgenamen ab intestato<br />

van Roelina Maria Putman.<br />

Boek van geopende testamenten IV pag. 357.<br />

Testament van Roelina Maria Putman weduwe Mr. Herman<br />

Borgerink d.d. 19 November 1805, geopend 1810, op verzoek<br />

van de executeuren l\Jr. A. H. Cramer en MI'. H. J. Jordens<br />

en mede in tegenwoordigheid van Vrouwe Adolphina Henrietta<br />

Hermanna Putman, Wed. G. A. Mennink, van Mr. Carel Frederik<br />

Herman Putman Cramer en van Frederik Hendrik de Braconier<br />

en vrouwe Paulina Putman Ehll, Het zeer uitvoerige testament<br />

begint met diverse legaten, waarvan' het voornaamste luidt:<br />

zoo praelegateere ik aan mijnen Neev. den Heer en Mr. Adolph<br />

Hendrik Cramer Commissaris der Bataafsche Posterijen 11110<br />

De Buitenplaats Dijkhof genaamd, gelegen in het A mbt van<br />

Voorst met zijn Heerenhuis, Stallinge en Koetshuis, Orangerie,<br />

Hoveniershuis en verdere getimmertens. . . . . 2do eene summa<br />

van zesduizend guldens.<br />

Tot hare erfgenamen stelt zij in:<br />

Mijne Suster Vrouwe Paulina Aleidr, Putman, weduwe van<br />

wijlen den Heerde Lannoij, in leven Lt. Collonel ten dienste<br />

dezer landen.<br />

Mijnen Broeder den Heer eu Mr. Panlus Putman, oud<br />

Griffier van de Ridderschap en van de Lheenen van <strong>Overijssel</strong>.<br />

Mijne Nigt Juffer Carolina Anna Cramer.<br />

Mijnen Neev den Heer & Mr. Adolph Hendrik Cramer, Commissari,~<br />

der Bataafsche Posterijen.<br />

Mijnen Neev den Heel' en lUI'. Carel Frederik Herman<br />

Pntman Cramer Rigter van Delden.<br />

Mijnen Neev den Heer Gerrit Jan Bruijn, Bedienaar des<br />

Goddelijken woords in de gemeente 1. U. te 's Graveland.<br />

Mijne Nigt Vrouwe Hermanna Voseli van Avesathe, Huisvrouw<br />

van den Heer Johan Michorius, oud Capitein ten dienste<br />

dezer Landen,<br />

Mijnen Neev den Heer Adolph Hendrik Vosch van Avezathe<br />

oud Lieutenant ten dienste dezer Landen.


115<br />

Mijnen Neev den Heer Herman Vosch van Avezathe oud<br />

vaandrig ten dienste dezer Landen.<br />

Het eenige kind van wijlen mijnen Neev den Heer Adolph<br />

Hendrik Putman bij vrouwe Cumme in Ehe verwekt.<br />

En mijne Nigt Pauline Putman, Huisvrouw van den Heer<br />

Braconier. Ritmeester ten dienste dezer Landen.<br />

Willende en begeerende ik 'l'estatrice, dat bij vooroverlijden<br />

de kinderen van mijne hiervoren geinstitueerde Erfgenamen in<br />

del' ouderen plaats bij representatie, zullen succederen, dezelve<br />

in dien val daar in substituerende bij dezen, en dat de Erfportie<br />

of Erfportien van die mijner geinstitueerde Erfgenamen, welke<br />

zonder kinderen na te laten, mijnen sterfdag niet mogten be-<br />

leven, aan de overigen zullen accreseeren, en bij dezelve in<br />

zoo veele egaale portien geprofiteerd en genoten worden, als<br />

el' dan erfgenamen zijn zullen.<br />

Boek van Opene testamenten 22 September 1756-10 Augustus<br />

1776 pag. 84.<br />

testament d d. 3 Maart 1760 van Derk Brnijn Lieutenant<br />

in het Bataillon van den Beere Generaal-Majoor Thierrij en<br />

Elizabeth Theodora Putman Ehelieden. Zij stellen wederkeerig<br />

hunne kinderen tot erfgenamen of bij ontstentenis van kinderen<br />

de langstlevende echtgenoot.<br />

Boek van opene testamenten 1793--1804 pag. 82.<br />

testament d.d. 29 Jannart 1795 van Burgemeester Gerhard<br />

Anthonij Menninck en Adolphine Hendrietta Putman Ehelieden.<br />

Zij bekrachtigen eerstens hunne gemaakte mutueele testamentaire<br />

dispositie d.d. 15 September 1784.<br />

Hij stelt tot zijn eenige en universeele erfgenaam zijn<br />

echtgenoote of bij vooroverlijden de 3 kinderen uit haar eerste<br />

huwelijk of wettige afstammelingen.<br />

Zij stelt tot haar universeele Erfgenaam harenechtgenoot,<br />

voorbehoudende de legitieme portie aan haardrie kinderen uit<br />

haal' eerste huwelijk.<br />

Boek van opene testamenteu 20 November 1804 -23 Februari<br />

1811 pag'. 109.


Illi<br />

testament d.d. 7 Mei 1807 van Mr. Paulus Putman.<br />

Rij legateert aan zijn neef Mr. Carel Fredrik Herman<br />

Putman Cramer al zijn manuscripten, adviesen en familiepapieren<br />

..<br />

Hij stelt tot zijn erfgename zijn zuster "Vrouwe Paulina<br />

Aleida Putman, weduwe van wijlen den Reel' Carel Wijbrand<br />

de Lannoy, in leven Collonel ten dienste dezer Landen en<br />

Groot-àlajor der Stad Geertruidenberg.<br />

Boek vau opene testamenten 20 November 1804·-23 Februari<br />

1811 pag. 119.<br />

testament d.d. 9 Juli 1807 van Vrouwe Paulina Aleida<br />

Putman weduwe van wijlen Collonel C. W. de Lannoij,<br />

met uitzondering van diverse legaten van kleederen en<br />

'juweelen, stelt zij tot haar eenige erfgenaam haar broeder<br />

Paulus Putman, Oud Griffier van de gewezen ridderschap<br />

van <strong>Overijssel</strong>.


WERKKRING DER JGZUIRTEN BUITEN<br />

Z\tVOLLE.<br />

Het laatste vijf-en.twintig-jarig tijdvak del' 16de eeuw was,<br />

gelijk voor zoo menig Nederlandsch gewest, ook voor Salland<br />

een tijd van verschrikking en oorlogejammer. Het weerlooze<br />

landvolk was blootgesteld aan afpersing en plundering, roof en<br />

moord van ruwe, woeste krijgsbenden, Het was alom het even,<br />

wie er victorie bliezen, Staatsche of Spaansche huurtroepen ;<br />

de oogst werd vernield, het vee geroofd, het land afgestroopt,<br />

menige landhoeve ging in vlammen op. :l.wervende lansknechten,<br />

men zou ze roevers kunnen noemen, maakten de wegen on-<br />

veilig, zoodat b.v. niemand van Zwolle naar Deventer durfde<br />

gaan zonder zich aan te sluiten bij een sterk gewapenden<br />

troep, 1)<br />

Het lot derlandlieden deelden ook de kloosterlingen. Het<br />

klooster te Diepenveen werd totaal geruïneerd; de zusters<br />

vloden in groeten getale naar Zwolle, om zich achter de stads-<br />

muren te beveiligen. Op Maria-Hemelvaart 1578 gingen zij<br />

bij de Dominicanen aldaar onder de hoogmiate communie en<br />

ontvingen den oommuuicauten-wijn. Eveneens offerden zij daar<br />

in 1579 met Maria-Lichtmis de gebruikelijke kaarsen.")<br />

In November 1578 ging Deventer over tot de Staatsche<br />

partij; in 1580 volgde Zwolle, en nu brak er een storm los<br />

1) De procurator der Dominicanen van Zwolle werd den 2 Juni 1579<br />

'bij Deventer door een achttal soldaten aangehouden en niet dan tegen<br />

een zwaar rantsoen losgelaten.<br />

2) 1578, Assumpt.iorie IJ: M. V. pro amphora vini pro monialibus<br />

et sororibus ex Diepenveen quod comm unicabant in summa missa;<br />

vj st.<br />

1579. Foucke bekleer by die wcghe recepit pro cera quam eraera-<br />

IUUS ab i110 ci reu festum Purification is B. M. V. propter m u ltitudiuem<br />

Monialium ex Diepenveen, ut videre licct inter accepta, xxi] st. -<br />

Rekeningen v. h. Broerenktooster te Zwolle.


118<br />

over de katholieke bevolking van Salland. In de kerspelen van<br />

Wije, Raalte en Heino - aldus Waeyer - wei-den de Katholieken<br />

uit hunne kerken gedreven, de altaren gebroken, de<br />

beelden verbrijzeld, de pastoors uit hunne weemen gezet. De<br />

uitoefening ..van den Roomsehen godsdienst werd alom verboden.<br />

Ondanks dit verbod drong' het landvolk, zoodra het de kans<br />

schoon zag', zijn kerk binnen, deed de pastoor in het ontredderd<br />

gebouw de mis eu hield er een preek in de rochette.<br />

De "uieuwe religie" alleen mocht geoorloofd verklaard worden,<br />

daarmee was zij nog niet door het katholieke landvolk aangenomen.<br />

In de eerste jaren van 1591 viel er dan ook van een<br />

gevestigde Hervormde Kerk weinig te bespeuren, en nog<br />

geruime tijd zon er verloopen, voordat er een geregelde<br />

kerkordening was ingevoerd. Daartoe moest de classis nog<br />

menige bepaling maken, de Ridderschap en Steden van Overijsel<br />

uog menige resolutie vaststellen.<br />

"Zij (de Acta der classis van Deventer en de resolutiën van<br />

Ridderschap eu Steden van <strong>Overijssel</strong>) schilderen tot in de<br />

kleinste bijzonderheden door welke middelen de Gereformeerde<br />

machthebbers in Kerk en Staat gedurende het laatst del' 16dc<br />

eu de eerste dertig jaren van de 17de eeuw in Twente en ten<br />

platten laude rondom Deventer het Katholicisme zochten te<br />

verdringen; afzetting van geestelijken, die weigerden Hervormd<br />

te worden, wering' van katholieke godsdienstoefeningen hetzij<br />

in kerken, hetzij in particullere woningen, verwijdering van<br />

beelden en altaren uit de kerken, opheffing van kloosters en<br />

diergelijke. Maar zij toonen tegelijkertijd met wat moeite dit<br />

streven gepaard ging, hoe de predikanten en overheden bij hun<br />

maatregelen stuitten, hier op het verzet van de aan het voorvaderlijk<br />

geloof getrouw blijvende leeken, ginds op de slapheid<br />

of onverschilligheid van dezen of genen van de Staatsche<br />

autoriteiten zelve". 1)<br />

Herhaaldelijk werd op de synoden aangedrongen op de verwijdering<br />

der "mispapen" en de tusscheukomst van Ridderschap<br />

1) Hul lu. Ácmtookè1l'ÎlIgen Lctrcffendc de lCathokiek&lI 'in Tuienthe en op<br />

hel plaueland. 'Î1! het j'oncle ,,,all. Decenter. 1583-1629. Avchief t'. d: Gesch.<br />

'v. h. Áa1·tsb. Iltreclit. Dl. XL blz. 1.


119<br />

en Steden daartoe ing-eroepen, Op de synode in 1595 te Zwolle<br />

werd aangehouden "dat de mispapen ten platteu lande daedelic<br />

moghen gecasseert worden, ende in plaetse der atgedancten te<br />

laeten verordineren Gereformeerde predicanteu". In 1596 op<br />

de synode te Campen "bij de Ridderschap ende Steden aen te<br />

holden, dat de papen ten plattea laude terstout nut haren<br />

diensten mogen afgeschaft worden, daarmede de arme Inden<br />

des te meerder mog-en verlanghen hebben om eenen Gereformeerde<br />

dienaer te begeeren". - In 1598 op de synode te<br />

Deventer: "Alsoe tot noch toe enig he papen in den platton<br />

lande tegens 't placaet in den dienst sijn gebleven, soe heeft<br />

die hure drost verclaert, dat sijn edel, alle de papen in sijn<br />

drostampt den dienst verboden heeft". 1)<br />

De pastoors van Dalfsen, Heino, Olst en Raalte bleven het<br />

Roomsene geloof getrouwen brachten liever alles ten offer,<br />

dan te verzaken aan een plicht, waartoe zij zich in geweten<br />

gebonden achtten. Mochten zij al uit hunne kerken verjaagd<br />

en uit huuue pastorieën of weemen verdreven worden, zij gingen<br />

voort met te waken over hunue kudde en deze te versterken<br />

in de rampspoedige tijden. Van den pastoor van Dalfsen<br />

verhaalt Waeijer: "Den laetsten pastoor was een weerdicli<br />

ende deftich man, die als eeneu goeden herder, terwijlen de<br />

nabnerige hunne schapen verlieten, bij de sijne noch lange bij<br />

de veranderiuge des Staets gebleven is, om haer te leeren,<br />

dat se bij het ware catholycke gelove souden blij ven, gelijck<br />

sij ook gedaen hebben, also dat ln.nue kinderen ende nakomelingen<br />

meer tot het Catholycke a13 G eretormeerde gelove genegen<br />

zijn", Hetzelfde verklaart hij van den pastoor van Heino of<br />

Ter Beyne: "bijsonder van den Inetsten (pastoor) met namen<br />

heer J acobns, een eerweerdigeu ij verteben en stantvastigh man,<br />

want hij"" heeft de sijne nog meel' ende meer verrnaent<br />

tot het ware alleeusalichmaekeude catholycke gelove, daerby<br />

te blyven, te leven ende te sterven". Van Olst getuigt hij:<br />

"de pastoors van dit dorp tot den laetsten tijd toe, sijn alle<br />

catholijck geweest, en hebben hier hunne toehoorders nooijt<br />

1) Reitsmn ell Vall Veen. Acta der prouinciale en particnliere synoden.<br />

V, OUel'ijsel blz. 232, 235, 244.


120<br />

anders geleert als het oude ware gelove, dat sij ooc aengenomen<br />

ende beleden hebben, gelyck oprecht catholijcken<br />

oock schuldich sijn te sijn", Dit stemt overeen met hetgeen de<br />

..tela van de Deventersche classis mededeelen : "Il September<br />

1598: Alsoe den pape van Olst grotelicx den loop des H.<br />

Evangelii is opholdende doordien hij den eenvuldighen is<br />

dreijgende de verdoemenis ende anders dewelcke onse predicatiën<br />

aenhoeren, is goetgevouden der heeren gecommitteerden<br />

raet tot verhinderingh van sulcx te versoeeken" . - ,,13 October<br />

1600. Sal aan den drost van Ballant geschreven worden dat<br />

zijn E. gelieve den paep van Olst te doen vertreekeu om enen<br />

anderen in sijne plaetse te stellen". Het getuigenis betreffende<br />

den laetsten pastoor van Raalte, heer Gerardus, is niet mlnder<br />

loffelijk 1).<br />

De pastoors werden voor den kerkeraad gedaagd, die hen<br />

in geweten afvroeg, of zij zich met de Gereformeerden<br />

conform verklaarden en van het Pausdom afstand wilden doen.<br />

Ofschoon zij wisten dat van het antwoord hun bestaan afhing,<br />

verklaarden zij te willen blijven bij den voorvaderlijken godsdienst.<br />

De oude pastoor van Raalte betuigde in 1602, na<br />

herhaalde dagvaarding, "te willen blijven bij de religie daer<br />

hij inne geboren was". Weinige jaren later zullen deze<br />

standvastige en getrouwe zielherders zijn gestorven.<br />

In deze periode zullen hiel' en daar landlieden, voor den<br />

drang den omstandigheden bezwijkend, 's .Zondags bij den<br />

predikant ter kerke zijn gegaan, Meermalen toch verneemt<br />

men de klacht, dat zij toch niet als heidenen geheel zonder<br />

godsdienst konden leven, dat zij hun kinderen toch niet als.<br />

vee, zonder God of gebod, konden opvoeden. In den uitersten<br />

nood beproefden enkele priesters uit Deventer tot de lierderlooze<br />

kudde door te dringen en ze te bezoeken, al was het<br />

slechts een paar keeren in een jaar. Genoemd wordt Heet'<br />

Johan Frederiksz, eerst kapelaan der Sint-Lebuinuskerk, ua<br />

1606 administrator van de gemeente, die aan de Bergkerk<br />

') In officeele <strong>stuk</strong>ken heet deze pastoor Joannes Verheijden-Vnn<br />

Slee. Eerkeiijk: Raalte in het laatst de,' 16de en beg-in del' 17e eet,,". Ve"slagen<br />

en JJfededeelingen. Tweede Reeks, Twaalfde <strong>stuk</strong>. blz. 4.


121<br />

had behoord. 'Hij toog buiten zijn kerspel de buurtschappen<br />

en gemeenten rond tot Raalte toe; ook Olst werd door hem<br />

bezocht.<br />

Deze bezoeken zullen veelal in 't geheim en bij vertrouwde<br />

personenhebben plaats gehad, want "paepsche ceremoniën" -<br />

hieronder is ongetwijfeld verstaan het mislezen en het toedienen<br />

der sacrameuten - waren volstrekt en onder zware straffen<br />

verboden. Ofschoon er dikwijls gebrek aan predikanten en<br />

schoolmeesters heerselite en er geklaagd werd dat de jeugd<br />

tot een "barbarisch levent ende wesent" verviel, werd het<br />

zenden van kinderen naar buitenlandsche, J esuietische, scholen<br />

streng beboet. Zelfs het geven van godsdienstig' onderricht<br />

werd verhinderd. In menig katholiek gebleven huisgezin was<br />

het gebruikelijk, tijdens de langdurige afwezigheid eens priesters,<br />

den Zondag te heiligen door een voorlezing van de Evangeliën,<br />

maar in 1615, op de synode te Zwolle, werd een plakkaat<br />

verzocht dat "het voorlezen van Paepschepostillen (Evangeliën)<br />

waardoor veele huijsluijden uijt de kercke gehouden worden,<br />

soowel die edellieden als andere, werde verboden."<br />

Op zijn ouden dag, sinds 1632, werd Heer Frederiksz in<br />

zijn zware bediening tel' zijde gestaan door Heel' Reijnart<br />

Swaef ken, vermoedelijk een zoon van Jonker Seine Swaeften<br />

tot Rande. Beiden werden in 1636 door een besmettelijke ziekte<br />

uit het leven weggerukt.<br />

Intusschen was er reeds lang hulp opgedaagd van de J ezuieten.<br />

Op de synode van Vollennoven lil. 1610 werden de Gedeputeerden<br />

met aandrang verzocht "het inkruijpen del' J esuitische<br />

vaganten tegen te staen en te verhinderen." Of dit alleen een<br />

voorzorgsmaatregel was, weten wij niet, in de verbeelding zag<br />

men het spook der .Tezuieten overalopduiken; doch het is zeer<br />

goed mogelijk dat de waakzame predikanten het spoor van een<br />

Jezuiet badden ontdekt, want in 1609 was de Jezuiet P. Cathuis<br />

van Leuven naar Leemvarden gezonden en bezocht deze van<br />

Friesland uit meermalen Overijsel. totdat hij in 1612 voor<br />

goed zijn standplaats vestigde binnen Zwolle.<br />

Zoodra op 't platteland het gerucht zich verspreidde, dat te<br />

Zwolle een J ezuiet zich ophield, kwamen de landlieden vau<br />

. meer (Ian tien mijlen uit den omtrek naar de stad. Ook trok


pater .Cathuis naar de omliggende dorpen, buurtschappen,<br />

havezaten en huizingen der edelen. 1)<br />

De tweespalt onder de Gereformeerden, de vinnige strijd<br />

tusschen Reutonstranten en Oontra-remcnstranten, trok op de<br />

synoden de aandacht eenigszins af van de papisten; ook gaf<br />

het twaalfjarig Bestand eenige verademing aan het platteland<br />

van Overijsel. 2) Doch toen dit ten einde liep, in 1621, kwam<br />

de vrees voor de Spanjaarden en bijgevolg de argwaan jegens<br />

de Katholieken weer boven.<br />

Verschillende aanzienlijke katholieke familiën, de verdrukking<br />

in Overijsel's hoofdstad moede, waren reeds lang vrijwillig<br />

naar hunne havezathen en huizingen geweken, maar nu t.rokken<br />

zij zich gedwongen naar hunne landgoederen terug. In de<br />

vergadering van Ridderschap en Steden, den 20 Juni 1621,<br />

werd een schrijven van Hare Hoogmogende voorgelezen, waarin<br />

voor het toelaten tot de Statenvergadering van de leden een<br />

eed geëischt werd met de verklaring, dat zij "van den papistischeu<br />

Godtsdienst afkeerig waren en voorstanders van den<br />

waren Olmstelijken Hervormden Godtsdienst." Zoodra dit schrij-<br />

ven was voorgelezen, stonden de volgende katholieke edeleu<br />

van hunne zetels op en verlieten de Statenzaal : Joan Rengel'S<br />

tot den Areudsboê, Gerrit van Laer, Willem van Dentichem.<br />

.J oan van Middachten, Joan van Oldeneel, Hendrik Haegen,<br />

Seino Hagen, Pelgrim Haegen en Joan Haegen. Liever trokken<br />

Z\j zich van alle Staatsbestuur terug dan te handelen tegen<br />

hun geweten. Zij verzochten eenparig van hun eed ontslagen<br />

te worden en de vrijheid te hebben om zich op het platteland<br />

te vestigen. Later in 1657, 1675 en 1705 vergden de reg-Ie-<br />

men ten zelfs, dat de leden door getuigschrift bewezen, niet<br />

alleen voorstanders, maar ook openbare belijders te zijn van<br />

den Staatsgodsdienst.<br />

1) Volgens het Brcue Chronicor: Mi.lsional·iol·mn S . .J. in agro 'fmnsisaùuio<br />

zou P. Gatbuis reeds in 160L Overijsel doorkruist hebben en .<br />

in 1603 daarbij geassisteerd zijn dool' P. Gerardus Carbon ell us. Deze<br />

datums stroaken echter niet Illet de feiten, dat P. Cathuis eerst in<br />

1606 en P. Carbonellus in 16.12 pr iester werd gewijd.<br />

2) Niet ill Twente, waar het handhaven van het status quo aanleiding<br />

gaf tot menigen strijd. De Hullu Ouer de keikei. teest. in<br />

Tuenûie. Archie] v. h. Ám'tsb. Utreeht. XLV. 194.


123<br />

Voor de Katholieken van Zwollekerspel en Salland was deze<br />

exodus der edelen naar het platteland een uitkomst, want overal<br />

lagen kasteelen van Roomsche bezitters.<br />

Vooreerst had' men het landgoed de Hare, een aanzienlijke<br />

bezitting van de barons van Oldeueel, l'lien ook de havezathe<br />

Hengvorden toebehoorde j vervolgens het huis Ganzeorink, eigen-<br />

.dom van de barons van Doetinchem, een geslacht dat steeds<br />

voor den vaderlijken godsdienst geijverd heeft j dan de havezathe<br />

Hoeulo, oudtijds een leen van het Sticht, maar vergeven<br />

aan de katholieke heeren Van Laer. Niet vervandaar stond<br />

het Spijkerbosch, in eigendom toebehoorend aan [onker Jan<br />

Krijt j meer noordelijk lag het adellijk huis de Boskamp, dat<br />

in het midden der 17de eeuweigendom was van jouker Hendrik<br />

Penninck, later in bet bezit kwam van het geslacht Van Hoevel<br />

tot Westerflier, totdat het in. 1802 overging' aan de katholieke<br />

gemeente te Olst, die op deze plaats hare kerk stichtte. De<br />

jonkers Knappert bezaten destijds het huis Övernuirsd« en<br />

den Lucnienberq, terwijl de katholieke familie Stuerman op<br />

den Stoltenberq gevestigd was. Onder Herxen lag het huis<br />

del' familie Van Westerho1te, in de Broekhuiise» bij Dalfsen<br />

het kasteel van [ouker Vau Ruijtenberg, te Heino de Solenspijker<br />

van jouker Sweersen, te Emmen de Spijker van jouker Glauwe,<br />

aan de Vecht het huis van jouker Van Uiterwijck.<br />

Al deze huizen waren toevluchtsoorden en schuilplaatsen voor<br />

de "mispapen" . De J ezuieten hielden daarin 't geheim vergadering'<br />

en noorligden ook de omwonende landlieden uit om aan de<br />

godsdienstoefening deel te nemen, Was de toegang tot het eene<br />

huis door den drost of zijn handlangers versperd, dan vonden zij<br />

een wijkplaats in een auder huis. Verstoring van de godsdienst,<br />

oefening was in den regel mlnder te vreezen. omdat de rechterlijke<br />

macht el' gewoonlijk tegen opzag' om een adellijk huis te overvallen.<br />

Daarenboven was de drost dikwijls verwant aan deze adellijke<br />

geslachten j hij beloofde aan de synoden de plakkaten "so 1II0ge-<br />

Iyck" te zullen uitvoeren, maarliet de .,mispapen" ongemoeid.<br />

De eerste vergaderingen of conventikels waren uiteraard niet<br />

druk bezocht en zeldzaam. 'I'wee, driemaal in 't jaar kwam<br />

pater Cathuijs te Herxen en te Wijhe, en zag' dan een vijftig',<br />

tal geloovigen rondom zich vereenigd.


124<br />

In 1618 werd Volquerus Herkinge, een seculier priester, door<br />

den apostolischen Vicarius Rovenius tot pastoor van Zwolle<br />

benoemd en daarbij voorzien van de jurisdictie en de para.<br />

chiale rechten over alle omliggende plaatsen. Erachtens deze<br />

uitgebreide volmacht strekte hij zijn bediening tot Devente}'<br />

zelfs uit. Ook te Kampen, Hasselt, Steenwijkerwoldt werd zijn<br />

hulp ingeroepen; daar het evenwelonmogelijk was al die plaatsen.<br />

te bedienen, moest hij een groet gedeelte van het arbeidsveld<br />

aan de J ezuieten van Zwolle overlaten. Tegelijk ontvingen<br />

deze paters hulp van medebroeders, die op hun doorreis naar<br />

Friesland Overijsel bezochten; aldus was hier eenigen tijd werk.<br />

zaam : pater Jan Wouters en Viering in 1617, pater Theodorus<br />

van Rijswijck.<br />

Zulk een toestand liet veel te wenschen over. De Provinciaal<br />

der .Jezuieten, tevens Overste der Missie, pater Jacobus Tyrinus,<br />

nam derhalve een verstandig besluit, toen hij de priesters van<br />

Zwolle, die te zwaar onder den last hunner bediening gebukt<br />

gingen, van de zielzorg' der Sallandsche Katholieken onthief<br />

en een afzonderlij ken zendeling voor het platteland aanstelde.<br />

Hij benoemde pater Engelbertus van Vilsteren ; de keuze getuigt<br />

van overleg.<br />

Engelbert, naar volksgebruik verkort tot Egbert en Engel (1)<br />

stamde uit het geslacht van Vilsteren, een aanzienlijke familie<br />

te Wijhe. Bij was geboren den 26 Juli 1591, in de Societeit<br />

getreden den 19 Maart 1614 en tot priester gewijd den 20sten<br />

Maart 1622. Van 1623 lot 1626 was hij te Gouda in bediening<br />

geweest, doch daarna werd Salland hern tot werkkring aangewezen,<br />

waar hij in 1629 te Wijhe zich voor goed vestigde<br />

ten huize zijner zusters. Men mag veronderstellen, dat hij goed<br />

op de hoogte was van de plaatselijke toestanden, in betrekking<br />

stond tot verschillende aanaienlijke families en bij den drost<br />

van Salland in de uitoefening van zijn bij de plakkaten ver.<br />

boden ambt op eenige oogluiking kon rekenen.<br />

Zijne vestiging te Wijhe vond geen algemeene instemming',<br />

en wel niet bij degenen, die met de zielzorg dier streek waren<br />

belast, maar ie onmogelijk naar behooren konden waarnemen.<br />

(1) J J. Graaf. Neâerlamdsche Doopnamen.


125<br />

En hierraken wij een zwak punt der katholieke zending in<br />

de Vereenigde Provinciën.<br />

Van het begin hunner komst in de Vereenigde Provinciën<br />

ontplooiden d'll Jezuieten een ijver en eene werkkracht, die<br />

bewondering afdwingen. Geen vermoeienis, geen gevaar, geen<br />

kerkerstraf, geen verbanning outzagen zij om den verspreiden<br />

katholieken geestelijke hulp te verleenen. Bij voorkeur 's nachts<br />

trokken zij ei- op uit om de verstrooide schapen te bezoeken.<br />

,,10.oecke jaeghers" noemt pater Poirters zijn medebroeders,<br />

die de kuilen weten, waarde zielen schuilen, eu 's nachts een<br />

g.oede vangst vinden. Zij steunden bij die apostolische tochten<br />

op pauselijke volmachten, doch kwamen in conflict met den<br />

apostolischen Vicarine, die als hoofd van het Hollandsch Missie-<br />

gebied d.o.or dit vrij en voortvarend optreden zijn rechten ver-<br />

kort achtte. In 1624 werden door de Concordia van paus<br />

Urbanus VIII de artikels vastgesteld, waaraan beide partijen<br />

zich hadden te houden, doch deze overeenkomst maakte aan<br />

het geschil geen einde. Terwijl o.a. de schrijver van het be-<br />

kende Chronicou Soc. Jesù den apostolischen Vicarius Rovenlus<br />

verwijt, dat deze zich verzet tegen de uitvoering der Concordia,<br />

omdat hij te Zwolle geen tweeden Jezuiet en geeue Dominicanen<br />

wil toelaten, zooals gestipuleerd was 1), betoogt pastoor<br />

Waeijer onder krachtig protest, dat de J ezuieten "qllallsuys"<br />

een ordebroeder boven het geoorloofde getal te Zwolle binnen-<br />

voeren. Het was een netelige rechtskwestie, die aangescherpt<br />

werd door wederzijdsehen naijver; men trachtte elkander te<br />

verdringen, den voet te lichten, als 't ware vliegen af te vangen,<br />

en veroorzaakte daardoor treurige partijschap onder het roornsche<br />

volk. Pastoor Waeijer's geschiedverhaal strekt daarvan t~t<br />

. bewijs.<br />

Ook in Salland is dit de keerzijde del' medalje, Een zuster<br />

van P. Engelbert - aldus het Chronicon - verzocht in 1630<br />

aan de protestantsche overheid voor haar broeder verlof om<br />

zich te vestigen .op het platteland, waar geen enkele priester<br />

zich bevond, doch katholieken, die door een seculleren priester<br />

,) Breve Ohronicon. P. P. M'issiona,"iomm S. J. in Trosuiealania. A"chief<br />

v. d. Gesch. v. h. Aartsb. Utreoht Dl. 6 blz. 412.


126<br />

heetten te zijn opgestookt, vroegen om dit verzoek van de hand<br />

te wijzen. Niettemin werd haarverzoek ingewilligd .<br />

.P. van Vilstèren bezocht onvermo~id de verschillende buurschappen,<br />

waarde katholieken op bet bericht zijner komst in<br />

enkele boerenhofsteden samenkwamen, natnurlij k bij kleine<br />

groepen. Ook verwierf hij toegang tot de landintizen en havezathen.<br />

In 1630 keerde door zijn tusschenkomst de vrouwe van<br />

WesterhoIte, wonende op het huis Herxen bij Wijhe, tot het<br />

geloof der vaderen terug. Haar kasteel bood later een blijvend<br />

tehuis voor de paters J ezuieten.<br />

Van Wijhe ondernam hij tochten naar Raalte, Heeten, Broeckland<br />

en OIst. De werkkring breidde zich zoover uit, dat hem<br />

een assistent werd toegevoegd in pater Carolus Isembaert. Deze<br />

kwam tevens P. Engelbert's plaatsvervangen, wanneer laatstgenoemde<br />

voor de belangen der Societeit elders moest optreden,<br />

want het schijnt, dat beleid en doorzicht voor het voeren van<br />

onderhandelingen den Sallandsehen edelman bijzonder eigen<br />

waren; aldus was hij meermalen werkzaam in Holstein, en<br />

ook in 1638 te Enkhuizen voor de oprichting eener J ezuietenstatie.<br />

Pater Isembaert, dragend den schuilnaam van Andreas van<br />

Balen of Kelderrnan, was omstreeks 1570 te Brugge geboren en<br />

dus reeds op leeftijd, toen hem Salland tot arbeidsveld werd<br />

aangewezen. Ondanks zijn leeftijd trok hij dool' weer en wind<br />

naar het K oord-westelijk deel van Overijsel tot Vollenhave toe;<br />

zijn rustkwartier had hij op het kasteel te Herxen.<br />

In Maart 1635 was hij te Kampen en had daar zijn intrek<br />

genomen bij den procureur Mr. Jan Jansen SaaI. Zoodra de<br />

Katholieken hiervan verwittigd waren, kwamen zij voor dag<br />

en dauw in het huis van den advokaat bijeen om de Mis bij<br />

te wonen, terwijl sommigen van die gelegenheid gebruik wilden<br />

maken om te biechten.De toeloop, hoe heimelijk ook, had<br />

echter de achterdocht gewekt. van de stadsdienaars. Plotseling<br />

kwamen zij binnenvallen, grepen pater Isernbaert, te midden<br />

zijner priesterlijke bediening, en voerden hem gevankelijk naar<br />

het stadhuis. De heeren van den gerechte waren zoo "genadig''',<br />

dat zij niet de volle boete voor deze wetsovertreding' eischten;<br />

zij "mitigeerden" de straf en bepaalden deze "op eene gelt-


127<br />

peene van soeven hondert Carelsgulden, hem daer beneffens<br />

bamiende uut de stadt, derselver vryheyt ende haer verschepen,<br />

om daerinne nyet weder the commen by ~t hoochste". Deze<br />

sententiebevatte nog' de volgende welwillende C:) claüsnle :<br />

"dat hij sijne gevanckenisse nyet relaxiert werden (solde) VOl'<br />

ende al elu hij die penningen ende zijne eosten gelecht. doende<br />

daerbeneffens behoirliche oervehede".l) Volgens de plakkaten<br />

werd ook zijn gastheer, l\Jr. Saal, voor het gerecht gedaagd<br />

en veroordeeld tot eene boete van driehonderd Karelsgulden.<br />

De advokaat betaalde voor zich en den pater onmiddellijk<br />

zeshonderd Karelsgulden uit eigen kas en verwierf uitstel van<br />

betaling voor de resteerende vierhonderd gulden, mits hij bij<br />

testament gelijke som aan de armen legateerde.<br />

Wanneer het Missie-verslag van Rovenius juist is, telde<br />

.Wijhe in 1635 ongeveer 400 communicanten; vermoedelijk zijn<br />

hierbij de omliggende buurtschappen niet begrepen, want een<br />

nieuw verslag van 1638 begroot het aantal communieanten op<br />

1500. De verslagen van 1642 en 1656 spreken van 1200. De<br />

aalmoezen tot onderhoud voor de priesters waren karig en<br />

nauwelijks voldoende.<br />

In 1636 ondernamen de zendelingen een tocht naar Ommen,<br />

waarin geen vijftig jaar een priester zich vertoond had. De<br />

meeste inwoners, en nog meer hunne kinderen en nakomelingen,<br />

zegt pastoor Waeyer, waren in dien tijd "tot de nieuwgezinde<br />

religie vervallen". In de vergadering kwamen een zestigtal<br />

Katholieken bijeen, allen hoogbejaarde lieden, doch geheel<br />

onwetend in de eerste "beginselen van den roomsehen godsdienst<br />

en de plichten van een Christenmensch. Om de twee of drie<br />

maanden gingen nu de paters derwaarts, doch na eenige jaren<br />

was de roornsche gemeente door het overlijden dezer lieden op<br />

enkele huisgezinnen na uitgestorven,<br />

Meer vrucht leverde hun arbeid in de buurtschappen of<br />

markeu van Raalte. In de buurtschap Heeten vonden zij éen<br />

1) Veltl.Jnijsen. De invoering dm' He7't'ornting en de uicderopleoùu: van<br />

het Katholicisme te Kampen. Archief 'v. d. Gesch. v h A(!I·t.'b. Uts-eest.<br />

Dl. 25, biz 193.


128<br />

vaste woning of schuur, waar zij de Katholieken tot de<br />

godsdienstoefeningen konden verzamelen, namelijk op het<br />

erve Nieënhof. Volgens een oud handschrift 1) hielden zij<br />

nog conventikel 1°. in het huis van de erven Joring, thans<br />

bewoond door den heer J. Remmers, 2°. in het huis, genaamd<br />

Breeënbroek in Boekele, 3". in het huis, geuaamd de<br />

Wieferink in Linderte, en later, waarschijnlijk na 1661, op<br />

tle erve Worms.<br />

'Gelijk overal in den lande heerechte ook in Salland gedurende<br />

de jaren 1636 en 1637 eene besmettelijke ziekte. In<br />

dien rampspoedigen tijd brachten de priesters verschillende<br />

Katholieken tot hun plicht terug'; de een bekeerde er twintig,<br />

de ander tachtig, terwijl negentig doopsels ter sluiks werden<br />

toegediend en zes-en-zeventig huwelijken gewettigd.Een honderdtal<br />

Katholieken bezweken aan de epidemie, maar zij stierven;<br />

voorzien van. de laatste Sacramenten.<br />

Te midden van dien overstelpenden arbeid werd P. Isembaert<br />

naar Nijmegen ontboden, waar de nood het hoogste was, zoodat<br />

P. van Vilsteren eenigen tijd met de zielzorg der geheele<br />

streek was belast. 2) De Katholieken van Zwolle zonden thans<br />

een herhaalde suppliek tot den apostolischen Vicarius, waarin<br />

zij de paters wegens hun ijverigen arbeid den hoogsten lof<br />

toezwaaiden en dringend om meerdere religieusen verzochten.<br />

Aanvankelijk vond deze suppliek bij den kerkvoogd geen goed<br />

onthaal, doch ten slotte stemde hij toe, en aldus werd in 1637<br />

een standplaats del' Jezuieten gevestigd te Vollenhoven en in<br />

1638 een te Randen. De heer Cornelia van Doetinchem verleende<br />

hun gastvrijheid in zijn landhuis te Randen en gaf hun<br />

de gelegenheid om vandaar uit Colmschate, Helderen en Wesepe<br />

te bedienen. Het arbeidsveld der J ezuieten werd nu in drie<br />

districten verdeeld: Wijhe, Vollenhoven en Randen, terwijl nog'<br />

een Jezuiet naar Twente toog.<br />

Reeds meermalen was erdoor de synode op aangedrongen<br />

I) Nagels Het kerspe; Raalte ell omst'/·eken. Archief u. d Gesch. v h,<br />

Aartsb. Utl·echt. Dl. 30, blz. 272.<br />

~) Te Nijmegen werden in 1636 tusschen 17 en 20 Mei drie Jezuieten<br />

door de pest weggerukt.


129<br />

dat niemand zijne kinderen door priesters mocht laten doopen.<br />

Op de synode van 1620 werd uitdrukkelijk geformuleerd:<br />

"dat expresselyck moge verboden worden, dat niemant zijn<br />

kinderen bij eenige papen moge brengen om gedoopt te worden,<br />

gelyck: bij experientia bevonden wordt". In de plakkaten werd<br />

aan dat verlangen aandacht geschonken, doch aan de uitvoering<br />

werd niet de hand gehouden Doch den 20sten Augustus<br />

1645 verscheen wederom een plakkaat, waarin vooral ten<br />

plattenlande onder de zwaarste boeten het laten doopen van<br />

kinderen dool' priesters werd verboden. Groote verslagenheid<br />

bracht het plakkaat onder het landvolk teweeg, want werd de<br />

arme landman betrapt, dan zag hij zich door de zware boete<br />

geruïneerd. Van een anderen kant mocht hij in geweten zijn<br />

kind niet dool' een predikant laten doopen, gelijk de katholieke<br />

theologanten leeren. Niet weinigen bezweken voor de bedreiging,<br />

maarvelen bleven standvastig in het trotseeren van den<br />

gewetensdwang. Zij stelden, door bemiddeling der Jezuieten,<br />

een verzoekschrift op, waarin zij uit de resoluties del' Staten-<br />

Generaal bewezen, dat eertijds aan alle ingezetenen gewetensvrijheid<br />

was beloofd, dat de Menutsten vrijheid hadden van doopen,<br />

de Israëlieten van besnijden. Het verzoekschrift werd den<br />

drost van Salland en den Raad van Goor aangeboden, Illet dit<br />

gelukkig gevolg, dat voortaan het doopen door priesters ooglnikend<br />

werd toegestaan en niet meer beboet.<br />

Het aantal Katholieken was intusschen over het geheel tot<br />

meer dan vier duizend gestegen; ze woonden zeer verspreid;<br />

velen waren van Wijhe uit bezwaarlijk te bereiken, vooral ill<br />

den winter bij slecht begaanbare landwegen. P. Engelbert kocht<br />

daarom in 1653 op viel" nul' afstand van Zwolle en een half nul'<br />

beoosten het dorp Wijhe een erf, dat aan den grooten weg<br />

naar Raalte lag. Het vormde ongeveer het centrum van zijn<br />

werkkring en heette Strijdveen. Daar de wereldlijke arm<br />

mlnder zwaar drukte en de hardvochtigheid voor meer welwillendheid<br />

begon te wijken, ondernam hij op dit terrein<br />

den bouw van een huis, dat vrij aanzienlijk was en op fi 4000<br />

werd geschat; het omliggend land braeht hem jaarlijks fi 250<br />

aan pacht op. Van meubelen werd het huis spoedig voorzien.<br />

Van dit middelpunt uit bezocht hij drie adellijke huizen en


130<br />

twee dorpen, tot vier uur gaans, Op Zon- en feestdagen, en<br />

dikwijls door de week, predikte hij voor 150 à 200 toehoorders;<br />

hij gaf catechiemus aan 400 kinderen: dit getuigt ons<br />

zijn Provinciaal P. Deckers, die in 1656 verslag van deze<br />

statie gaf. P. Engelbert was toen een man op leeftijd; maar<br />

nog vol ijver, meer gevierd bij het landvolk dan bij den<br />

adel. Voor zijn onderhoud ontving hij jaarlijks 100 gld. aan<br />

aalmoezen.<br />

Om hein in zijn arbeid, dubbel zwaar wegens' een ongenees-<br />

lijke kwaal, bij te staan, werd hem in 1657 P. Jacobus Valek<br />

alsmedehelper en toekomstig opvolger toegevoegd. Nog' drie<br />

jaar' sleepte hij zijn verzwakt lichaam voort, totdat hij den<br />

22sten Januari ieso overleed en daarop te Wijhe in zijn<br />

familiegraf werd bijgezet.<br />

P.' Jacobus Valek, geboortig van Calais, werkte in stilte<br />

voort, en zag zijn gemeente, zij het ook langzaam, aangroeien,<br />

In 1661 traden tien personen tot den katholieken godsdienst<br />

over; te Luttenberg waren alle inwoners op een na, katholiek;<br />

in alle vergaderplaatsen hield hij catechismus en diende het'<br />

doopsel toe. Doch de lucht betrok; de plakkaten kwamen weer<br />

spoken<br />

Op Kerstmis van, het jaar 1662 werdeu drie' kasteelen, nabij<br />

Deventer, die van Wijhe nit bediend werden, overvallen door<br />

den "verwalter" in de hoop daal' dell mispaap te grijpen, doch<br />

de prooi was ontsnapt. 'I'ezelfder tijd werd het plakkaat tegen<br />

het deopen door papen weer gehandhaafd ell dour zware boeten<br />

verscherpt. Ondanks dien druk gelukte het aan P. Valek in<br />

1663 een vijftigtal kinderen te deopen en in 1665 honderd en<br />

acht. Na een kommervolle bediening' van negen jaar overleed hij<br />

in 1666 te Zwolle en werd in de oude parochie-kerk te Wij he<br />

begraven,<br />

Tot zijn opvolger kwam P. Godefridus van Gessel, die van<br />

1651 tot 1664 in Twente eu in het land van Doesburg<br />

werkzaam was geweest, een 11Jan, gehard door de beproeving,<br />

want toen hij- in 1664 ambtshalve naar den Briel ging, werd<br />

hij daar gegrepen en in den kerker geworpen. Niet lang<br />

toefde hij te Wijhe; in 16öö werd hij naar het zuiden teruggeroepen<br />

en vervangen door P. Zeger van Appeltem.


131<br />

Deze Jezuiet nit aanzienlijken huize te Nijmegen in 1619<br />

geboren, was in 1640 in de Societeit getreden en in 1650 tot<br />

priester gewijd. Drie jaar later was hij naar Salland gegaan,<br />

waar hij zich te Wijhe vestigde en van daar op vaste tijden,<br />

tochten ondernam naar Vollenhoven, Hasselt, Ommen, enz.<br />

Het was op Sacramentsdag van het jaar 1656, dat hij te<br />

Vollenhoven tijdens den H. Dienst werd overvallen, voor<br />

100 ducatons beboet en verbannen. In 1667 keerde hij terug<br />

en vertoefde in Duur op den Luchtenberg. het buiten van<br />

den heer Knoppert.<br />

De verhouding van de Jeznieten tot den apostolischen Vicarius<br />

werd in die dagen meer en meer gespannen. In het Missle-<br />

verslag van 1656, door den apostolischen Vicarius La Torre<br />

naar Rome opgezonden, wordt onomwonden gezegd dat twee<br />

Jezuieten n.l. Zegher van Appeltem en Mattheus de Vos zich<br />

onlaugs in het land 'van Zwolle hebben ingedrongen. Onder<br />

den apostolischen Vicarius Neercassel werd de rechtskwestie<br />

nog hooger opgevoerd, zoodat de J ezuieten zich genoodzaakt<br />

zagen hun vermeend recht door bewijs<strong>stuk</strong>ken te staven. Zij<br />

beriepen zich, wat hunne werkzaamheden in Salland betreft,<br />

'up aanstellingsbrieven van Rovenius en De Metz, op getuige-<br />

nissen van P. J oannes Blocklandt, superior der missie, op<br />

zendingsbrieven van La Torre - concessienes Ephesinae en<br />

up getuigenissen der aanzienlijkste familiën van Salland.<br />

Deze laatste bewijs<strong>stuk</strong>ken luiden aldus :<br />

"Doordien wij ouderschreven met extreem groot misnoegen<br />

moeten herhooren, dat eenige schijnen te ondernenlen noviteijten<br />

in te voeren; daer nochthans in die provintie van <strong>Overijssel</strong>,<br />

die gehuchten van't platte landt, zooals Wijhe Raelte, Terheyno,<br />

Hellendoorn; Vilsteren, Welsen, Hasselt, 'Vollenhoveu, Blockzijl,<br />

als andere plaatsen langs de rivière de Vecht voor een, drie<br />

a viel' jaer, dool' pl'. Petrus van Wissen, priester der Societeyt<br />

J esu ende voorhem door andere paters van desel ve Societeyt<br />

bedient zijn, als bij: Adrianus Coerten, Franciscus Beaumeslus.<br />

N. Mesdach ; N. van Suerck, N. Isembaert, N. Goyvaerts, N.<br />

Rywenborch, Wiehardus Mathiae, 'I'heodorus van Alckemade,<br />

J oannes van der Laen, Zegerus Appelterre, Godefridus van<br />

Gessel ende door meer andere van die voorseyde Societeij t ;


132<br />

dewelcke uyt de stadt Swolle als een derden pater plegen nyt<br />

te Iocpen om die voornoemds gantschelyck verlaten plaetsen,<br />

districten ende statien alleuckskens die catholycke Roomsene<br />

religie weer in te voeren; daer in den beginne van dien boven<br />

vyff, sess a seven menschen qnalyck tel' vergaderinghe<br />

quamen en Godts heijligh woordt aenhoordeu ende nu tot twee,<br />

drie a vier hondert zielen bij wijle op een vergaderinge compareeren<br />

ende zoo aengewassen zijn, Dus dat die vorseijùe<br />

paters van tijdt tot tijden, 't weIck oock te noteeren, Illet<br />

kennisse ende consent van (lie voorgaende bisschoppen ende<br />

provicarii, altoos die voorgemelte platte lauden ende die goede<br />

ingesetenen van dien met succes van dagelijkschen merckelijeken<br />

aenwas, sedert die 50 jaeren laager herwaerts snecessivelijck,<br />

continuelijck ende sonder eenige interruptie die<br />

goede catholijcke gemeijnte, tot hun groet genoegen, met<br />

doopen, trouwen, siecken te berechten ende alle andere pas.<br />

torele functiën, geen uytgesondert, tot stichtinge, sonder onthouden<br />

ende buijten alle eontradictie oock loffelijck bedient<br />

hebben; en desen pater van 'Wissen in gelijcken state ende<br />

functie aldus nn in dier voege als noch daer in contiuueert.<br />

Soo dat het iu del' waerheijt ons dunckt, tegen alle J'eden ende<br />

justitie, oock die grootste ondanckbaerheijt van de werelt te<br />

sijn eenighe soodauighe goede patroonen ende seer ij verige<br />

voortplanters van't heijligh Roorusclie geloove, die het zwaerste<br />

nu hebben verricht, in hun overoude possessie niet alleen te<br />

turbeeren, inbreuken te doen; ne maer oock hun pooghen daeruijt<br />

te stooten ende andere wereltsche heeren, daervan ettelijcke<br />

qualijck een jaer in de theologie gestudeert hebben, wederom<br />

in haer plaetsen, tegens wille ende geneijgtheijdt van die gemeijnte,<br />

te schuijven ende in te dringen, 't welek also mede<br />

geen kleijn schandael sijnde, oock veele in flauwigheyt, soo<br />

niet, vermits dusdanige gebreneken ende cueenigheden bysonderlyck<br />

ouder die gees tel ijcken, in veranderiuge van het geloof<br />

in dese quartleren souden oormen doen vervallen, voor allen<br />

onder alsuloken behalve diverse edelen, vele simpele huysluyden;<br />

willen wij verhoopen, dat tot voorcominge van snick, oft dusdanighe<br />

nieuwig-heden, turbatiëu ende iufractien dool' oordere<br />

van de hooge handt, sal worden ing-ehonden ende met al sulek e


133<br />

paters del' societeijt- die gemeynte voortnen laeten .bedienen<br />

als voorheen, waermede zij bedient, oock vergenoegt hun be-<br />

viuden. Tot teijcken van't welck ende dat het voorsereven<br />

in alle oprechtigheid, SODals boven geposeert waer is en 001'-<br />

deele die billickheijd in alles conform te sijn, hebben wij onder-<br />

schreven ex 1;ero justitiae zele, Doek met eene goede conscientie<br />

dese gepasseert, geteijckent ende door een burgemeester nevens<br />

secretaris ? met het stadszegelopgedrukt mede !aeten<br />

bevestigen den 10A ug. 1670.<br />

Actum in de provincie van <strong>Overijssel</strong>.<br />

Henricus Knoppert, Lucas Bruyns, Hieronymus Knoppert,<br />

Wilhelm Evertsz, Burchard van Lingen, Franciscns Ignatius<br />

van Oldeneel, Gerrit Gysbertsz Bonn.<br />

Locus sigilli. Meynard Kervel, secreraris,<br />

Wij onderschreven getuigen mits desen voor de gerechte waer-<br />

heijd, dat de plaetsen tegenwoordigh bedient, sao in Wijhe)<br />

Raelte als Olst door pr. Zegerus van Appelterre, priester der<br />

societeijt als pl'. Jacobus Valek, pl'. Eugelbertus van Vilsteren,<br />

pl'. Matthaeus de Vos, alle drij zaliger gedacht ende meer<br />

andere te voren, die uyt Zwolle plachten uyt te loop en ende<br />

dat nu over de 50 jaren, om dese verlatene statien aliens kens<br />

te formeeren, zijn bedient gewec: t, geduriglijck, getl:ou~",elijck,<br />

tot contentement van de catholijcke en groote aenwasch van<br />

de H. Kercke. Verclaeren daer en boven dat gedurende allen<br />

dien lijdt, deselve paters van den beginne af en eer z\i noch<br />

Dijt domicilium hier ofte vaste woninga gestelt hadden, in<br />

alle de bovengenoemde plaetsen, gedoopt. getrout, de siecken<br />

berecht ende alle pasterele ampten loffelijck ende tot stichtinge<br />

sonder eenige eontradictie bedient hebben, 'l'oirconden der waer-<br />

heijdt hebben wij desen met anse handen onderteijckent ende<br />

met onse signaturen bezeg-elt, bereijdt daer en boven, ten allen<br />

tijden des noorlig zijnde, alle hetsel ve met solemneelen eede<br />

te bevestigen desen 30 .1uJi Ui70<br />

Gerrit Jansz. de Vriese , heer tot Wesenbergh; Jan Swaefken,<br />

heel' tot Rande, Gerhard van Laer, heel' tot Honlo. I)<br />

') Archief 'u. d. Gesch. v. h, Aartsb. Utrecht, Dl. 2, blz. 477.


134<br />

De invallen del' Munstersche troepen in den Achterhoek en<br />

in Twente, de voortdurende bedreiging van Bernard van Galen,<br />

die, gelijk lastertallgen verspreidden, op bevel en gezag van<br />

den Pans, de wapens tegen de Republiek aangordde, waren<br />

oorzaak, dat de Katholieken beschuldigd werden van te heulen<br />

met den vijand en door het gemeen voor landverraders werdeu<br />

uitgekreten. Nieuwe vervolgingen dreigden P. van Appeltem<br />

achtte het in dien troebelen tijd noodzakelijk om krachtige<br />

maatregelen te nemen.<br />

Den [sten Januari 1671, toen hij op de havezathe Honlo<br />

kerkte en de "adel en steunpilaren" zijner gemeente daal' aanwezig<br />

waren, stelde hij voor iemand nit hun midden te kiezen,<br />

wien zij het beheer dertijdelijke zaken konden toevertrouwen.<br />

J onkel' Gerard van Laer, heer van Honlo werd daartoe gekozen.<br />

Vervolgens wees hij op "de wolcke en tempeest van perseentie<br />

boven ons hoofd hangende." Daar dit "all wee!' noch dool'<br />

gewijde keersen noch dool' gelnyd del' kloeken hiel' te lande<br />

kan worden verdreven, synde hiertoe' van noode dell clanck<br />

van een ander metael," verzocht hij een eendrachtige en vrij-<br />

willige contributie van alle leden. De lijst ging rond; Cornelia<br />

van Doetinghem teekende voor acht ducatons en beloofde nog<br />

25 g·ld.; Gerard van Laer 25 gld., Vrouwe van Laer beloofde<br />

15 gIl, Egbert van Egmont 15 gld., .Ioan Swaef ken 25 gld.,<br />

Henrick Swaefken 30 gld., Arnold van del' Marsch 25 gld.,<br />

Jan Antonius vall Middachten tot Vriesewijck 25 gld., Jan<br />

Gerrit de Vriese tot den Wesenberg' 25 gld., Willem ten<br />

Bruggen 6 gld.<br />

Met den klank dezer schijven zal men den storm voorloopig<br />

hebben bezworen.<br />

Als een vloedgolf stroomden in 1672 de legers del' bisschoppen<br />

van Munster en Keulen, gesteund door een Fransch hulpkorps.<br />

Overijsel binnen. Alle steden openden nagenoeg zonder slag<br />

of stoot hare poorten. Omkooperij en verraad bleken in 't spel. 1)<br />

1) .Het bleek spoedig dat onikooperij en verraad hiel' een groote<br />

rol haddon gespeelcl; cle griffier cler Staten, eenige leden van clen<br />

Overijselsohen adel, eenige regenten bleken een complot te hebben<br />

gesmeed om de provincie aan den vijand over te geven." - Blok.<br />

Gesch. v. h. Ned. Volk. III. 176.


135<br />

Mieschien werkte de langdurige, heftige verdeeldheid in den<br />

boezem der Staten deze wankelmoedigheid in de hand. Ook is<br />

niet uitgesloten, dat men op economisch gebied meer heil zag<br />

in een voorland te zijn van het bisdom Munster, dan in een<br />

landprovincie van het machtige, zelfzuchtige Holland. Wat el'<br />

van zij, de bisschop van Munster deelde, als ware hij landheer,<br />

de lakens uit. Overal. gaf hij de kerken, die vóór een eeuw<br />

ontroofd waren, aan de Katholieken terug'. In de kerk van Olst<br />

stelde hij tot pastoor een Minderbroeder aan nit Keulen, in<br />

die van Wijhe P. Appeltern, in Raalte den Jezuiet P. van<br />

'Wissen, in Reina een seculieren priester uit Roermond.<br />

Deze stand van zaken duurde, gelijk men weet, nog geen<br />

twee jaren. In April 1674 moesten de beide bisschoppen vrede<br />

sluiten; in Mei trokken hunne legers, na zware brandschattiug',<br />

haastig af, en vóór deze maand ten einde was, waren alle<br />

kerken weer in handen del' B ervormden. De toestand der<br />

Katholieken was door den inval des vijands eerder verslechterd;<br />

want leed en schade trachtte men op de papisten te verhalen;<br />

bovendien openbaarde zich onder hen een geest van moedeloosheid<br />

nu de hoop op algemsene godsdienstvrijheid weer vervlogen<br />

was en wellicht voor immer.<br />

Onder de vreemde priesters, die onder de schutse van's vijands<br />

legervaan Overijsel waren binnengedrongen, behoorde ook een<br />

regulier kanunnik, Arnold van Baerle ; hij had zich te Randen<br />

bij Colmschate gevestigd, bleef achter, toen de troepen aftrokken<br />

en begon zijn werkkring uit te strekken tot Olst. Dit alles<br />

geschiedde, zoo gezegd werd, "door ingeven en doordrijven"<br />

van heel' Sommer, pastoor te Zwolle. De voornaamste Katholieken<br />

van Olst: Henneus van Keppel,' Gerard van Laer tot. Henloc<br />

en Herman Penninck tot Boscamp deden nu hun beklag bij<br />

den apostolischen Vicari us, clat genoemde kanunnik "uu gedurigh<br />

een jaar lanck ons ell onsen Pater met veel schrijvens en<br />

andersiuts seer moeylick valt om sigh Dock hier te Olst in te<br />

dringen en om onsen gewonelycken pastoor gants uyt te<br />

dryven, niet sonder groot gevoelen en met aenstootelycke<br />

verergheruisse van veeIe, die dese ongerimde rnanier van<br />

handelen in een vreemd priester tegen onsen gewonelycken<br />

pastoor grootelyck verwonderen," Zij drongen met kracht el'


-, 136<br />

op aan, dat de Kerkvoogd den indringer zou verwijderen. Of<br />

heer Arend van Baerle nog lang op Randen is gebleven, weet<br />

men niet; de Katholieken van Olst zullen zich meerendeel aan<br />

"onsen pater" hebben gehouden.<br />

De pastoors te Olst en te Heino, wier benoemiug' van den<br />

Munsterschen bisschop was uitgegaan, badden als vreemdelingen<br />

zoo spoedig mogelijk Salland verlaten, en nu besloot de Sociëteit<br />

tot eene nienwe verdeeling van districten Wijhe, Olst, Randen<br />

en eenige buurschappen zonden voortaan de eene statie vormen,<br />

terwijl de andere zon bestaan uit Raalte en Heino. Het arbeids-<br />

veld werd zoo afgebakend, dat de pater van Wijhe en Olst<br />

gehuisvest zou zijn op Honlo, en die van Raalte en Heino op<br />

Solenspijker, het bniten van Jonker Sweersens. ')<br />

P. van Appeltem had deze nieuwe regeling niet beleefd.<br />

Na een korten tijd in de oude kerk van Wijhe dienst te<br />

hebben g-edaan, werd hij wegens ziekte naar Nijmegen verplaatst,<br />

waal' hij den l O October 1672 overleed,<br />

Voor de statie van Wijhe werd P. Henrius Dierhout benoemd,<br />

doch deze werd reeds in 1673 vervangen door P. Adriaan van<br />

Heulen. Ook diens pastoraat was van korten dnur; ill 1675<br />

kwam P. Petrus du J umont.<br />

De verdeeling del' zielzorg, hoe goed ook overlegd, mis-<br />

lukte jammerlijk dool' de gevangenneming van P. van Wissen,<br />

die met het pastoraat van Raalte was belast. Deze werd door<br />

soldaten overvallen en naar het huis van den drost te Werkeren<br />

gesleept. Zesdehalve week bleef hij daar gevangen, en eerst<br />

toen de drost een lusprijs van meer dan 700 gld. had ontvangen,<br />

ging de kerkerdeur open en kon de pater met een banvonnis<br />

het schoutambt verlaten. Dit schijnt te hebben plaats gehad in<br />

den loop van November 1675.<br />

Onder den indruk dezer treurige -gebeurtenis belegde de<br />

katholieke adel van Salland op den laatsten Zondag des jaars,<br />

den 29sten December, eene vergadering te Wijhe. Aanwezig<br />

waren: Gerard van Laer, H. E. Doetinghem, Alard Hackfort,<br />

J) Volgens Arelsief ". d. (Jeselt. u. h. -Aa,·tsb. Utrecht, Dl. 30, blz. 275<br />

was omstreeks 1675 Knabenspijker, in 1678 op den Kolk en nà 16M2<br />

het Solenspijker onder Heino de residentie der Jesnieten.


137<br />

Egbert van Egmont, F. J. van Oldeneel, H. F. Kockman,<br />

H. ten Bruggen, B. ten Groeten Ruys, J. W. van Leeuwen,<br />

Pieter de Jonge. Hiel' werd besloten tot het stichten van een<br />

reservefonds om, wanneer een priester gevangen werd, zoo<br />

spoedig' mogelijk het losgeld te kunnen betalen, want het rantsoen<br />

in den kerker, hoe schamel ook, werd tegen woekerprijs berekend.<br />

Het officieele <strong>stuk</strong> luidt: "Wy ondergeschreven beloeven<br />

mits dese, soo wanneer wederom een onverhoopt overval van<br />

stooringe des Overheydts in puncta Reliyirmis mochte geschieden,<br />

gelyck dit jaer in Raalte met vangen van Pater van Wissen<br />

geschiet is, dat wy de een de under in particulier en wy alle<br />

samentlyck sullen instaen voor alle hinder en schade hoe dieselvige<br />

oock van de Overheydt mochte genoemt en geeyscht worden,<br />

en dat een igelyck naer discretieuse quota, hetwelek edoch bij<br />

igelyck in particulier wort toegelaten om te renuntieren ten all eli<br />

tyde naer hun believen, actum Wyhe den 29 December 1675."<br />

De zielzorg van de beide staties rustte nu alleen op. P. du<br />

Jument. Om zoo geregeld mogelijk dat dubbel ambt waar te<br />

nemen, deed hij den lsten Januari 1676 aan de vergaderde.<br />

menigte het volgend voorstel: Niemand, noch heel' uoch boer,<br />

zou op eenige som geschat worden, maar iedereen werd ver-<br />

zocht voor een vast bedrag tot onderhoud der paters in te<br />

schrijven, Bij de boeren zou een boer, bij de dorpers een dorper,<br />

bij de heeren een heer met de lijst rondgaan, De ingezamelde<br />

giften zullen worden afgedragen aan de paters, die daarvan<br />

volgens gewooute aan hun Oversten rekening zullen afleggen,<br />

Het geld zal gebruikt worden tot onderhoud der priesters;<br />

het resteerende zal bewaard worden voor den kwaden dag,<br />

voor gevangenis en ziekte. Wanneer beide staties weel' afzon-<br />

derlijk bediend worden, zalook dit fonds worden verdeeld.<br />

Hierbij wenselite P. du .Iumont de vergadering een zalig nieuw-<br />

jaar en deelde allen boekjes en kleine geschriften uit tot on-<br />

derricht en stichting in ieders huisgezin, Ook kondigde hij<br />

aan, waal' en op welken Zondag hij zon kerken, Met Nieuw-<br />

jaar op den Langen Horst bij den Wesenberg onder Wijhe;<br />

den eersten Zondag van J anuari op Overmarsen onder Olst;<br />

den tweeden op den Heerenbrink in het kerspel Heino op den<br />

heel' Oldeneel; den derden op den Spijkerbosch in het kerspel<br />

·


138<br />

Olst; den vierden op het goed van Vrouwe Buissonnet; den<br />

vijfden op Strijdtveen. Al deze bepalingen vielen bij de gemeente<br />

op goede aarde, want P. du J urnout was een priester,<br />

die bij allen, arm en rijk, evenzeer bemind was. De nederige<br />

hoeven van het landvolk bezocht hij even vaak als de deftige<br />

landhuizen van den adel, - zijne verschijning was overal<br />

welkom, want men wist, dat hij kwam voor het zielenheil en<br />

de eer van God, dat hij zich zelf niet zocht. In 1678 werd<br />

hij door zijn overheid teruggeroepen en vervangen door P.<br />

Franciscus Gijsselbrechts. Deze man putte zijn krachten nit<br />

in het bedienen van vier plaatsen; hij gaf zich aan alien,<br />

maar bezweek onder den arbeid. Een kwaal maakte hem machteloos<br />

en dwong hem in 't voorjaar van 1687 in Brabant<br />

herstel te gaan zoeken.<br />

Ret was tegen Paschen, dat zijn opvolger P. Henricus Ellieul<br />

te Wijhe aankwam. Nog geen tien dagen was hij daar,<br />

toen hij voor een zieke te Raalte geroepen werd, Hij steeg te<br />

paard, maar nauwelijks was hij een eind weg, toen hij achterna<br />

gezet werd door de schout Jan van Wyck, wien men hem<br />

verraden had. Ontkomen ging niet; de schout reed veel vlugger,<br />

haalde hem in, nam hem gevangen en voerde hem te Raalte<br />

in een herberg, waar hij eenige weken bleef opgesloten en<br />

niet dan na zware boete werd losgelaten. Van de boete ont·<br />

ving de drost van Salland 200 ducaten, de schout twintig, de<br />

schrijver twaalf. Hij mocht evenwel in 't land blijven en vestigde<br />

zich op het huis te Honlo, waar hij toefde tot 1690, Sinds<br />

1688 had hij tot assistent P, J cannes Karsten, die zijn verblijf<br />

had op de Vos op Poteampsgced in Heng·eveld.<br />

P. Ellieul werd in 1690 opgevolgd door P. Miehiel van<br />

Scheltinga. Vijf jaar was hij hier werkzaam, toen het kasteel<br />

Honlo, de havezathe der jonkheeren Van Laer bij rechterlijk<br />

vonnis werd geveild en overging aan Rutger van Haersolte<br />

tot Egede. P. Gaspar des Ohamps, die in deze treurige omstandigheden<br />

P. van Scheltinga kwam vervangen, moest naar<br />

een ander verblijf omzien; vermoedelijk vestigde hij zich toen<br />

ook op de Vos. Het was daar, dat hij den apostolischen vicarius<br />

I'. Oodde van 20 tot 24 September 1697 herbergde, toen deze<br />

aan 790 personen het Vormsel' kwam toedienen.


139<br />

Niet lang na deze zeldzame plechtigheid kwam P. Cornelia<br />

de Jong he hem vervangen. Ook deze was op de Vos gelmis vest<br />

en hoedde van daal' uit zijne kudde, totdat hij in 1703 tot een<br />

beterleven overging. Hij werd in de protestantsche kerk te<br />

Wijhe begraven.<br />

Onder zeermoeilijke omstandigheden werd P. Reinier Smeets<br />

in April 1704 door den pro-vicarius de Cock tot het herders-.<br />

ambt toegelaten. De apostolische vicarius Codde was door den<br />

H. Stoel gesuspendeerd, een overgroot deel derseculiere geestelijkheid<br />

trok voor hem partij en meende de zaak des ongelukkigen<br />

Kerkvoogds niet betel' te kunnen dienen dan dool' het<br />

wereldlijk gezag in 't harnas te jagen tegen de Jezuieten,<br />

wien Oodde's val voornamelijk werd verweten. Hun toeleg<br />

slaagde maar al te goed; als retorsie-maatregel tegen Rome<br />

werden in Juli 1708 alle J ezuieten uit Holland verbannen. De<br />

magistraat van Zwolle was in zijn voortvarenden ijver de<br />

Staten vóór geweest. Reeds in October 1707 waren de kerkhuizen<br />

der Jezuieten gesloten en de paters uit de stad gewezen.<br />

Gastvrij werden zij dool' hun ordebroeders op de Vos, waal'<br />

het plakkaat niet was uitgevoerd, opgenomen. Dat verblijf<br />

werd een aantrekking voor hunne Zwolsche kerkbezoekers. die<br />

op Zon- en feestdagen zich liever een tocht van eenige uren<br />

naar Wijhe en Liederholthuis getroostten, dan de kerkhuizen<br />

der seculiere priesters binnen de stadsmuren te bezoeken. Deze<br />

toevloed van geloovigen gaf aan de stille landgemeenten een<br />

ongekende drukte.<br />

Na vijf jaar van bovenmatigen arbeid werd P. Smeets naar<br />

Brabant teruggeroepen, en kwam in zijn plaats P. Caspar<br />

Est rix. Deze had zich nauwelijks ingeburgerd, of in April<br />

1710 kw[~m van den Drost van Salland, Adolf Hendrik<br />

van Rechteren, die tot dusver de paters gespaard had, het<br />

bevel, dat hij binnen de maand Overijsel had te verlaten.<br />

Ook zijn ordebroeder P. van der Gracht. wiens residentie in<br />

1685 van het Solenspijker naar Liederholthuis was verplaatst,<br />

ontving een gelijk bevel. P. Estrix vertrok noodgedwongen.<br />

Een jaar lang handhaafde de Drost onverbiddelijk<br />

zijn bevel met betrekking' tot Wijhe, maar liet P. van del'<br />

Gracht oogluikend te' Liederholthuis toe. Alles stroomde nu


140<br />

van Olst en W~jhe naar Liederholthuis ter kerke, doch zulk<br />

een toestand was onhoudbaar. Vandaar kwam bij verschillende<br />

boeren van Olst, die het verst verwijderd waren, het denkbeeld<br />

op om een seculieren priester voor de bediening van Wijhe te<br />

vragen. Zij droegen een zekeren heel' Yan der Hagen voor,<br />

doch nu stelden de boeren vau Wijhe zich te weer; zij wilden<br />

niemand anders dan een Jezniet tot pastoor, en toen de seculiere<br />

priester op de Vos aanklopte, sloeg juffer Potcamp. aan wie<br />

huis en erf toebehoorden, de deur voor hem dicht.<br />

Ondanks de tegenwerking der boeren van "Wijhe, slaagden<br />

de Olstenareu erin den heer Yan der Hagen tot pastoor te<br />

verwerven en daardoor een afzonderlijke kerkgemeente te<br />

vormen.<br />

lu 1711 werd P. Roland Daniels (oak Albertus de Winter<br />

geheeten) op de Vos te Wijhe toegelaten Hij was er werk ..<br />

zaam tot 1716, toen hij stierf en in de oude kerk bij zijne<br />

voorgangers werd begraven. Zijn opvolger was P. Hermannus<br />

Spronck (ook genaamd Aloysius Boelens). In 1732 moest hij<br />

ten gevolge van het bekende plakkaat tegen de geordende<br />

priesters zijn woning verlaten; de ballingschap was echter niet<br />

vau langeu dunI' ; weldra mocht hij terugkeeren eu arbeidde<br />

verder ongestoord tot zijn dood in 1742.<br />

Het was te voorzien, dat de opvolging van P. Spronck niet<br />

zonder moeilijkheid zou gepaard gaan. Nog tijdens zijn ziekte<br />

in 1739 was P. Eranciscus van Torre naar Wijhe gezonden<br />

om zijn ordebroeder bij te staan en eventueel op te volgen,<br />

maar de drost van Salland weigerde volstrekt hem admissie<br />

te geven.<br />

Nu de statie vacant stond, trachtte P. Theodorns Haakman<br />

de plaats te bezetteu. Opzettelijk had men een landgenoot, een<br />

Amsterdarnmer, gezonden, opdat het vreemdelingschap geen<br />

voorwendsel zou zijn tot. afwijzing, maar het baatte niet. De<br />

Jezuieten waren zoo zwart gemaakt, niet het minst door Jansenisten<br />

en Janseniseerende geloofsgenooten, vrees, achterdocht<br />

en antipathie, voor de Societeit waren zoo hevig verwekt, dat<br />

de drost door geld noch goede woorden was te bewegen om<br />

een .Tezuief toe te laten. Daarbij kwam, dat zich een terren..<br />

candidaat voordeed: Henneus Jaalmes Schaepman, seculier


141<br />

priester en Zwollenaar. Welke factoren in deze kwestie werkzaam<br />

waren, is moeilijk na te gaan, doch na twee jaar vruchteloos<br />

op de toelating van een Jezuiet te hebben aangedrongen,<br />

besloot de Nuntius op voorstel van Gerardus Beer, Aartspriester<br />

van Salland, H. J, Schaepman te benoemen', echter<br />

onder de formeele voorwaarde, dat deze, benoeming geschiedde<br />

onverminderd de rechten der Societeit op de staties van Wijhe<br />

en OIst, en dat, zoodra het wereldlijk gezag dit gedoogde, de<br />

seculiere pastoor voor de paters zou moeten wijken. Dit officieele<br />

<strong>stuk</strong>, van handteekeningen en zegels voorzien, is, zooals meer<br />

dergelijke doeurnenten uit dien tijd, een doode letter gebleven;<br />

het waren wissels ad celendas graecas. 1)<br />

De Jezuiteu-statie te Liederholthuis rekte haar bestaan niet<br />

veel langer. Piéter van der Gracht was hier van 1685-1715<br />

onvermoeid werkzaam. Het 'arbeidsveld was, bijna niet te<br />

overzien. want het omvatte Heino en geheel Raalte. De<br />

apostolische Vicarius P. Codde schreef dienaangaande in zijn<br />

missie-verslag van 1701: "Van de statie te Raalte dien ik<br />

ter loops iets mede te deelen. Zij beslaat een zeer lange' en<br />

breede vlakte, waarop vele Katholieken wonen, maar allen zijn,<br />

op 5 à 6 adellijke families na, landlieden. Toen ik daar voor<br />

twee of drie jaar eenige dagen vertoefde, heb ik aan meer<br />

dan ,1500 personen het Vormsel toegediend, In genoemde statie<br />

werd zelden en dan nog in 't geheim gevormd, omdat de<br />

vervolging daar altijd gewoed heeft. Voor het zielenheil del'<br />

zoo talrijke geloovigen, die vrij ontwikkeld zijn, ware het<br />

zeker gewenscht, da.t deze statie in tweeën verdeeld werde en<br />

over ieder deel een pastoor werde aangesteld. Wel is waal' is<br />

die streek moerassig, zandig, met helde begroeid en woest en<br />

kunnen de bewoners alleen door gestadigen landarbeid zich<br />

karig voedsel en schamele kleedlag verschaffen, maar ik hoop<br />

dat de toestand voor land en bewoners den zielenij ver del'<br />

missionarissen eerder zal aanwakkeren dan neerslaan, en dat<br />

, . .<br />

de societeit te vinden zal zijn om tot een zoo noodzakelijke<br />

verdeeling over te gaan. Tegen het toevoegen van een nieuwen<br />

pater-missionaris zal de clerus geen bezwaar hebben",<br />

,) Arelvief V, d. Gesch. v. h. Aartsb. Ut1'echt. Dl. 7. blz. 223.


142<br />

Het bleef bij een voorstel, want bij den Drost was geen<br />

denken aan een kerkhuis te Raalte; zelfs geen priester mocht<br />

er een huis betrekken.<br />

Toen P. van der Gracht. zijn krachten voelde afnemen,<br />

kwam P. Dominicus Hendrix in 17lti om zijn plaats te vervangen,<br />

maar de machtige Drost gebood hem het land te verlaten.<br />

Welwillender was de despotische landheer gestemd jegens P.<br />

Ferdinand Schatten. Deze kreeg in 1716 admissie en daarbij<br />

volle vrijheid om kinderen te doopen. Hij verbleef te Liederholthuis<br />

tot 1721 en werd opgevolgd door P. van den Impel.<br />

Met de jaren viel de last der zielzorg voor één man niet<br />

meer te torsen. De apostolische Vicaris Bijlevelt schreef in<br />

1722 naar Rome "dat de heer Joannes Ophnys, pastoor te<br />

Zwolle en aartspriester te Salland, hem als een zaak van gewetensbezwaar<br />

had medegedeeld, dat niet weinige geloovigen,<br />

uit de statie Raalte, onder de zorg van pater Petrus van den<br />

Empel staande, zich dikwijls wareu komen beklagen, dat deze<br />

pat.er, èn om de menigte der geloovigen, èn om de uitgestrektheid<br />

der parochie, die zeker meer dan 5 uren omtrek had en<br />

een getal van ruim 5000 geloovigen, onmogelijk alleen het<br />

werk kon doen. Zoodat het niet zelden voorkwam, dat eenigen<br />

niet genoeg in den godsdienst onderwezen werden, en dat<br />

anderen stierven zonder H. Sacramenteu", Het toevoegen van<br />

een assistent was dus allernoodzakelijkst.<br />

Niets lag meervoor de hand dan de statie te verdeelen,<br />

gelijk P. Codde reeds had voorg·esteld. De Oougregatie te Rome<br />

schreef daarom in 1723 om een gedeelte der statie van Liederholthuis<br />

aan Haarle ter bediening te geven. Meer afdoend ware<br />

de oprichting van een kerkhuis t.e Raalte geweest, doch de<br />

Drost bleef hardnekkig bij zijn weigering.<br />

In 1726 nam P. Philippus van Gorp het herdersambt te<br />

Liederholthuis over. Een korten tijd werd hij tengevolge van<br />

het plakkaat van 1730 uit zijn woning verdreven; zijne gemeentenaren<br />

wisten echter te verwerven, dat hij weer spoedig<br />

zijn huis mocht betrekken en zijn priesterlijke bediening hervatten.<br />

Drie-en-twintig jaar had hij met onverdroten ijver de<br />

zielzorg der zijnen behartigd, toen hij tot aller droefheid den<br />

21sten November 1748 te Zwolle kwam te sterven. Het lijk


143<br />

van den diepbetreurden priester werd 's avonds naar Liederholthuis<br />

overgebracht en vervolgens bijgezet in het familie-graf<br />

del' Oldeneel's in de kerk van Heino. Met hem daalde de<br />

laatste J esuiet in Salland ten grave.<br />

Spoedig was P. Carolus Borgaert aanwezig om het ambt<br />

van zijn ordebroeder over te nemen, maal' de Drost weigerde<br />

de admissie. Vier jaar lung werd alles. beproefd om het hart<br />

van den satraap te vermurwen, doch tevergeefs. In dien<br />

tnsschentijd doolden de schapen overal rond zonder herder.<br />

Ten einde raad vroegen de Katholieken van Raalte aan den<br />

Nuntius om een seculieren priester en tevens om de vergunning<br />

tot het stichten van een bedehuis te Raalte. Het werd hun<br />

toegestaan, doch er moesten nog heel wat zilveren schijven<br />

klinken, voordat de Drost, de hooge potentaat, zich liet overhalen.<br />

I) .. Den 23sten April 1751 kwam officieel de toestemming<br />

"om eene schuurkerk te mogen timmeren volgens de bepalingen<br />

en wetten door Btaatsregeering vastgesteld". - De kleingeestige,<br />

knellende formaliteiten dertoenmalige Regeering tegenover<br />

de Katholieken zijn bekend; geen wonder dat de vrijheideleuzen<br />

van Jhr. van Capellen bij het "geknechte" landvolk weerklank<br />

vonden<br />

In 1637 werd te Vollenhoven met toestemming van den<br />

apostolischen Vicarins door de J eznieten een vaste standplaats<br />

gevestigd. Vóór dien tijd trokken zij van Zwolle uit naar<br />

Vollenhoven, Genemuiden, Hasselt, Zwartsluis, Ommen, Dalfsen<br />

en Hardenberg. Te Vollenhoven had P. Kelderman in 1632<br />

met de katholieken aldaar een akkoord aangegaan om ze alle<br />

zes weken te bezoeken; de heel' Hagen had hem daarbij zijn<br />

huis tot onderdak aangeboden. P. Wiehardus Mathiae, volgde<br />

P. Kelderman op en mocht in 1642 den burgemeester van<br />

Vollenhoven op zijn sterfbed weer in de roomsche Kerk opnemen.<br />

Na hem werkten nog verschillende J ezuieten met vrucht onder<br />

1) Nagels. Het Kerspel Raalte Archief v. d. Gesch. v. h. Aa,·tsb.<br />

Utrecht. DI. 30 blz. 278.


144<br />

de verloren schapen, maar zij kwamen in geschil met pastoor<br />

Arnold Waijer van Zwolle, die zich eveneens geroepen achtte<br />

om te Vollenhoven en omstreken de priestelijke bediening uit<br />

te oefenen. Eindelijk, in het jaar 1672, bij den inval der<br />

Munstersche troepen, toen de J eznieten, gelijk zoovele priesters,<br />

voor de verbitterde protestantsche bevolking moesten vluchten,<br />

hebben genoemde paters zich van deze standplaats teruggetrokken.<br />

Tegelijk met Vollenhoven werd ook Randen en omstreken<br />

tot een afzonderlijk district gevormd met het kasteel Randen<br />

tot residentie. P. Robertus du Rieu was de eerste vaste<br />

missionnaris. Van Randen uit bezocht hij Oulmschate, Helderen<br />

en Wesepe; in 1658 telde men in die streek ongeveer 2400<br />

katholieken. De Jezuieten volgden elkaar op tot het jaar 1672,<br />

toen een regulier kanunnik, Arnold van Baarle, zich te Randen<br />

vestigde. Het vertrek van verscheidene katholieken, die het<br />

aanhoudend vervolgen en beboeten moéde waren, en de onmin<br />

met den heer van Doetinchem, den huisheer van Randen, waren<br />

oorzaak, dat ook van het bedienen dezer statie ten slotte door<br />

de Jezuieten werd afgezien.<br />

ZWOLLE. G. A. MEIJER, O. P.


KLEIN.E BI.TDRAGEN UIT TWENTE.<br />

Erenifromme, discrete ende voersichtige Burqemeisteren, Scheepen<br />

ende Raedt del' Stadt Oetmersusn, mijne gunstige gude frunde<br />

toit Oetmersum,<br />

Deesen Brieff voert te bestellen durcb de Bade Gudi dat<br />

deesen avente Pinxter Maandach tot Hengelo bescheii<br />

komme, bij poene van vijff en twintich golt ·gl.<br />

Eerenifromme ende discrete insunders gunstige quede frunde.<br />

Alzoo ick weederomme belastet worde mit eene Toevenersche<br />

diewelcke onlauc leeden alhier is gesustigeert ende nit den Lande<br />

verbannen Unde contrarie van dien sich verdriestet weeder int<br />

Landt te commen Daeraeuer sie auermaels weeder in Apprehensie<br />

getoegen is. Uilde bij Ridderschap ende Steden geresolyeert<br />

dat sie in mijnen Handen auergelevert sal worden omrne nae<br />

rechte tegens haer te proeederen ende Justitie daeraner te<br />

te doen. Nu is dije persoen swanger en gelijck die Wijsemoeder<br />

en ander Frouwens, die haer besichtiget, getuigen, dat sie al<br />

levent draeget Unde het advys der Rechtsgeleerden hierop genoemen<br />

vermeldet, dat men diesel ve swangere persoene niet en<br />

mach toe J nstitie stellen soe lange sie niet en is verloeset<br />

Unde diewijle ick alhier geene Gevanckenisse en hebbe daer<br />

men soe een lange swangere fronwe can laeten Oock alhier in<br />

Twenthe geene heeren Stocken offte Blocken en sijn daer<br />

sodaene persoenen connen verwaerlick gesatt worden Unde<br />

diewijle u. L. eene goede Poerten hebben die u. L. wal<br />

entraeden konne Soe begere ick fruntlick dat u. L. mij toe<br />

gevalle dieselve Poerte willen leenen, als oock u. L. dienaer<br />

omme die persoene in cost ende dranek tegens viertien stuver<br />

des daeges te onderholden banen sijn Sluitgelt.


146<br />

Mit belofîte dat ik soedaene Costpenningben alle weeke an<br />

den Diena'er sal doen betaelen U nde daer ick bij die Lantschap<br />

meel' can erholden omme dat het een Tovenersche is Sal de<br />

dienaerdaerbij hebben te genieten Ende offtel' yetwas an<br />

doe'ren offte ander Instrumenteu tot die Gevanckenisse noodich,<br />

toe repareeren waere, datselva=begeer ick dat u, L, op mijne<br />

Casten willen rnaeken laeten Ick salt datelick betaelen Ick<br />

begeer u, L:, wil mij dît' niet weijgeren daer ick u.L. weder<br />

fmntschap doen can Sal ick altijt geerne doen,<br />

Mit bevelinge des Almechtigen datum Hengelee den 25<br />

~ay_1618<br />

u. -L, gunstiger' frundt<br />

Unico'Ripperda toe Bacula en li engeloe<br />

. droste des Landts: Twenthe Rittmeister<br />

UNICO RIPPERDA,<br />

, 'Den, 25 may tho 3 Uhren 'nhaden middach unttangen tot<br />

Tugenisse<br />

'Berent Muller, Berendt van Getele, Johan Becker und<br />

andere bórgere.<br />

Bovenstaand' schrij ven vond ik in het oud archief del' gemeente<br />

Ootmarsum. Het geeft een beeld van de toestanden, die toen<br />

nog heerschten, hoewel ik er dadelijk bij wil voegen, dat ook<br />

in de, andere' deelen onzer republiek dergelijke toestanden<br />

voorkwamen,<br />

rENSCHEDE. C, J, SNUIF,


lB<br />

NOETGERICHT GEHOLDEN DEN<br />

28 JANUARY 1632.<br />

'h~Lâe.<br />

Borgemeisteren in del' titt WESSELL ~f(lrE.<br />

JAN UPT VEER.<br />

Erschenen die Experte ende Kunstricke Meester Doctor<br />

Nicolaes Solis Lünden van Dittmars, klaechlick tho erkennen<br />

gevende voerden Erbaer Raedt, hoe datt hie up huiden umme<br />

sijne kunst van Steen ende broecke sniden alss oick andere<br />

swaere accidenten tho cureren dal' tho don ende tho bewisen<br />

alhier angekommen iss uude widers tho verreisen gesinnet ende<br />

dat sijn Confrater Jan Solis ten Ruse van Jan Holste in ein<br />

vuil gelach' ingekommen waer under gewesen Meister Christianus<br />

;¥'oetius, dewelcke tegens sijnen eonfrater Jan Solis vorgl<br />

met luder stemme solde uthgeschreijet hebben hoe datt eine<br />

genaempt Meijster Nicolaes Solis Li.i.nden van Dittmaers nth<br />

del' stadt Deventer were uthgeloepen, oick well Soeven offte<br />

achte kinder aldaer hadde angenommen und liggen laten die<br />

he dess morgens solde gesneden hebben, warup he oick bereits<br />

penningtie entfangen hadde, alsoe datt die heren uth solcke<br />

orsake drehundert guldens up sin liff gesett hadden welcke<br />

execrande injuria nmme tho ineren ende tho verdedigen hefît<br />

obglt M. Nicolae verscheidene herlicke testimonia vertoent<br />

daerbeneffens versecht datt glt. Oristianus mach angeeischt<br />

werden umme de clage vull tho doen, sich presenterende mu<br />

been an been te binden, solckes stellende tott kentenisse mett<br />

erstadinge van kosten nude Borghstellinge.<br />

Hierup nha aneischunge erschenen M. Christianus j'oetins<br />

ende gifft ter contrarie up de anclage doel' M. Nicolaes<br />

Solissen Lunden van Dittmaers hoe datt hie ertides well van<br />

eenen Meister gehoert de van Deventer solde geloepen wesen<br />

maer datt hie van gIt M. Nicolaes niet weet tho seggen dan<br />

alle ehr ende goet kennende den solven voer eenen ehrlicken<br />

IJ


148<br />

Meister ende soe hie een verslagen wordt gesproken hadde de<br />

wile he den sol ven Meister niet gesien vol weinger gesproken<br />

unde hem van herte leeth were sij versokende derhalven<br />

pardonatie van deuselven.<br />

WESSEL ~ Je~ete<br />

JAN UPT ]j'ER.<br />

Twist thusscben fremde<br />

BERNARDUS KRE~fER, Secretarius<br />

tèstor mann propria,<br />

Doctoren we hir ynde tho sen is.<br />

Bovengenoemd noodgericht geeft een illustratie bij een voordracht,<br />

voor eenige jaren gehouden door Dr. H. A. van Andel<br />

in de Vereen. voor de Gesch. der Genees-, Natuur- en Wis-<br />

kunde over het onderwerp "Kwakzalvers en reizende meesters<br />

in de 17de eeuw. .<br />

Bij die gelegenheid werd door den inleider el' de aandacht<br />

op gevestigd, dat de rondreizende chirurgen in een bepaalde<br />

behoefte voorzagen, daar de gevestigde chirurgen in het alge-<br />

meen geen ingrijpende operaties verrichtten en hunne praktijk<br />

zich bepaalde tot de behandeling van wonden, turnoren en<br />

fracturen.<br />

De grootere en meer technische vaardigheid vereischende<br />

operaties zooals breuk-, steen- en cataract-operatiss werden dool'<br />

rondreizende chirurgen verricht en met een dusdanig persoon<br />

hebben we hierboven te doen, waardeze zich als Meijster Doctor<br />

Nicolaes Solis verweert tegen een hem aangedane beleediging·.<br />

ENSCHEDE. O. J. SNUIF.


VARIA.<br />

In saeke der gemeyner burgeren angaende dat draft<br />

Johan Eggyuck ende Johan Brouwer sachten dattett van<br />

oldes gewontlijken is, dat een herijncks tonne vull draves off<br />

een halve Homburger tonne eene grote hantbreett baven dat<br />

bavenste spunt affgesneden een scepell draves makett ende dat<br />

men dat secht twe maell daele to stoten endé wedderom baven<br />

op to vullen ende een Homburger tonne glijck ende ijn dat<br />

spunt offgesneden eene halff scepell ende plecht men dall toe<br />

stoten ende toe hoepen alss dat scepel\. Jurat coram Luijsse<br />

AO [15]xxXVI, Merenrij post Anthonij.<br />

(Liber Attestationum 1533-1544, bl. 135.)<br />

DJ'. M. E. ROUCIe<br />

Ordinantie op den doetgraver beraempt daer nha hie<br />

sieh sall hebben sho regulieren.<br />

'Van een groten sarcksteen in der kercke eene daler.<br />

'Van eenen kleijnenserksteen in der kerken 1 gulden current.<br />

'Van een doede, die met 4 mans sho kerkhave gedragen wonth,<br />

vant graff 6 stuver.<br />

Die mit 2 mans gedragen wort 2 stuver.<br />

Die mit een man gedragen wort 2 stuver.<br />

Daertho sall hie den kerckhoff van alle vuijlenissen reijn<br />

holden, und die butten dermenschen int kneckelhuiss werpen,<br />

oick bij alleu de kerckùoe.ren op S. Lebninis kerckhoff oick<br />

wachten und waeren, dat daer hinv01'der gruene vuij.lenissen<br />

meer gedaen oft gebracht en worden.<br />

Actum in senatu den 1 Julij [15]81. Conss. Koster, Kijver.<br />

(Prothocoll-des Rbades 1576-1582, bI. 466).<br />

Dr. M. E. HOUCK.


150<br />

Meer dan een kwart eeuw geleden vond ik in het archief<br />

van de gemeente Bathmen een los <strong>stuk</strong>je papier, hetwelk het<br />

navolgende eedsformulier bevat, Ik hoop, dat ik deze kakographie<br />

in der tijd juist heb overgeschreven,<br />

Jooden Eelt.<br />

Gij zweerd bij den Almagtigen en levendigen God, die Hemel<br />

en aarde geschapen, en zijne 'Vetten dool'Moses gegeven heefd,<br />

oprecht en waaragtig te wezen, 't geen uw alhier gevraagd<br />

en voorgelezen word, En zoo gij in 't geheel, of ten dele iets<br />

valschelijk of ten onregte verklaard, dat gij u \V alle tijdelij ke<br />

en Euwige Vermaledijdinge plagen en straffen onderroept welke<br />

de God Israëls over die van Sodoma, en gomera, Coren datban<br />

en Abiram gezonden heefd, en .alle de gene gedreigd heefd, die<br />

zijn nam valsch of ligtvaardig aanroepen en gebruiken, zoo<br />

waarlijk helpe of straffe uw den alwetende God, Schepper des<br />

Hemels en der Aarden,<br />

Repond, ama tecto capüte.<br />

Bonnsehe maat.<br />

Dl'. M. E. HOUCK.<br />

In het 32e <strong>stuk</strong> dezer Verslagen en Mededeelingen stelde<br />

ik in mijn artikeltje "Bonn'scbe maat'; de vraag, wat de beteekeuis<br />

kon zijn van het woord ,.ridsiuge", voorkomende in<br />

eene daar afgedrukte resolutie van 10 Augustus 1680, Deze<br />

vangt aan met de woorden: "Op de requeste van de gesamentlicke<br />

wijncopers deser stadt versoeekende voor laccage<br />

tel' rnaent te mag-en corten op elek ses aem overlandis-he<br />

ridsinge een vierde deel, offte viel' cannen Bonsche mate", enz.<br />

Blijkens eene naderhand door mij in de Libri Attestationum<br />

gevonden acte (deel 1533-1544, bl. 462) is "ridsinge" of<br />

"ryssinge" hetzelfde als rits, schrap of streek, welke met' een<br />

"ritsiser" in een vat getrokken werd. De ,.overlandtsche ridsinge"<br />

is dus het merk, dat in de Rijnprovincie (het Overland)<br />

in het vat werd getrokken om aan te duiden, tot hoever daar<br />

het vat gevuld was. Mijne veronderstelling, dat "ridsinge"<br />

een wijnsoort zou kunnen zijn, vervalt dus,


151<br />

De acte in de Libri Attestionum luidt aldus:<br />

In suleken ~Iarten) Boedeker tegen Jan Morgenzweet.<br />

Wynolt van Twickell Roloff van Twickel gebruederen Warner<br />

van Genemuden ende Leonardt van Lubbergen sachten alle vier,<br />

dat onse ingeseten burger Marten Boedeker in den verleden<br />

herffst gekofft hefft van Jan van Hagen ende Andl'i~ Morgenzweet<br />

burger byuuen Collen omtrent LXXVIJ voider wynss,<br />

die baven tel' plaitzen, dair die vurss(egde) wijnenfrstwerff<br />

van den bneren off huysluyden gelevert wurden, van den gezwoeren<br />

reeder geroedet sijnnen gewest, dair die selve reeder<br />

die cyffere selvest opgesath hefft, die oick alhier bij onsen<br />

gezworen wynroeder voir guet ende oprichtich bevonden is,<br />

dan die l'yssinge, dair beneffens naederhant dair op gemaickt<br />

is in tween vaeten van denselven vaeten van Jan Morgenzweet<br />

vursstegd) gekofft ende hergekomen. alhier bynnen onser stadt<br />

in cirre allel' tegenwoirdicheit onrecht bevonden, dat een myn<br />

haldende een aem, dat ander een halve aem myn haldende, dan<br />

die leste "yssinge dair opgemaickt medebrengt, te weten dat<br />

irste vat inhaldende nae die cijffer 128 virdel, alst baven in<br />

den laude geroedet is ende by onsen gezworen wynroeder oick<br />

aceordirt, ende dair nae opgerist staet soeven aem ende acht<br />

virdell, dat ander stuck inhaldende 117 virdell nae die cijfîer,<br />

alst oick baven in den lande geroedet is ende by onsen ge,<br />

sworen wynroder ingelicken accordirt, ende dair nae opgerisset<br />

staet sess aem soeven virdell, welcke onduechtlicke 1"issinge<br />

alleen in den tween vaeten vurss(egd), gekofft ende.outfangen<br />

van Jan Mergenzweet vurss/egd), bij hem vier getugen alsoe<br />

bevondeu is, ende noch onseker woe het mitten anderen vaten,<br />

eensdeels oistwertz ende anders geschickt, bevonden sall mogen<br />

worden, dairynne Marten onse burger syn eel' bewairt will<br />

heb(be)n, in meynonge oick Jan Morgenzweet dair voir mit<br />

rechte aentsyn synen scaden aen hem te verhaelen, woe oick Marten<br />

vurss( egd) den selven Jan Morgenzweet daer voir bynnen onser<br />

stadt mit rechte arrestirt ende opgeholden wolde hebb(e)n ougeverlich<br />

opten Vlden Augustij verleden, wanneer Jan vurss(egd)<br />

hem nyet heymelicken ut der stadt Deventer ontwecken ende<br />

mit eenre schuyten aver der Llsselen heymelicken ontvaren


152<br />

weel' gewest, wo dit altesamen hem HIJ getuégen wittich<br />

ende kondich is.<br />

Lubbert ten Hackhuys onser stadt gezwaeren wynroeder<br />

sachte by synen eede, dat hij die cijffer, toe Brisich geroedet,<br />

op ten selven vaeten alsoe bevonden ende gesien :hefft als<br />

vurss(egd) ende dair beneffens gesien ende mit zinre roden<br />

bevonden, dat dair meer mittel' taugen op getagen ende gerisset<br />

is gewest, dan die vurss(egde) twee vaeten inhaldende synnen,<br />

in aller monyeren als vurss(egd) ende die vurss(egde) iiij getugen<br />

bezworen hebb(e)n. Actum· Mercurij nae Assumptionis<br />

Marie. Jnraverunt omnes coram Wijnk(en) aO (15)xLJo.<br />

'l'el' zijde staat : Wynolt Warner eude Leonardt vurss(egd)<br />

hebb(e)n voir Henrick Plaetman ende Franss Wynk(en) burgermeister(en)<br />

in der tijt mit oeren vingeren d'esse selve twee<br />

vaeten gewesen, seggende by oeren eede dat dat synnen die<br />

selve' twee vaeten van Jan Morgenzweet gekoft ende hergekomen,<br />

ende Lub(ber)t onss(er) stadt gezworen wynroeder<br />

hefît die selve twee vaten in tege(n)wordich(ey)t van den ij<br />

bnrgferjmeleterfen) in del' tijt opt nyes geroedet by synen eede<br />

ende bevonden die gebrecken inder rissinqe in aller manyerem)<br />

als vurss(egd) steet, weshalve(n) die selve ij vaeten mit onss(er)<br />

stadt' aime baven opten vaeten bij den sponde gebrunt ende<br />

geteijkent synnen g-eworden, om die gebrek ende mysbrnijck<br />

altces dair mede tbetoeuen ende tbewisen. Actum in die<br />

Lamb(er)tj aO (15)XLIO' per juramentum al(ia)s prestitum.<br />

Dr. lVI. E. HOUCK.<br />

(De cursiveering is door mij gebruikt om de aandacht op de<br />

woorden "opgerisset" en "rissinge" te vestigen),

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!