31.07.2013 Views

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

(Duymaer Tan Twist.)<br />

800<br />

38rte VERGADERING. — 9 MAART 1916.<br />

21. Nader» wijaiging en aanvulling van de Pensioenwetten voor de land- en zeemacht 1902.<br />

Deze regeling lijkt mij absoluut verkeerd en ook hoogst<br />

onbillijk.<br />

Vooreerst omdat de omstandigheden waaronder het Tiersoneel<br />

der zeemacht dient geheel andere zijn dan die bij de<br />

landmacht worden gevonden. Laat mij dat met een voorbeeld<br />

mogen aantoonen. Het is regel, dat de onderofficieren der<br />

landmacht die den dienst met vol pensioen verlaten, den<br />

rang bekleeden van adjudant-onderofficier of sergeantmajoor,<br />

terwijl bij de 7/eemacht die rangen slechts dooT<br />

weinigen worden bereikt. De meerderheid der gepensionneerden<br />

bij de landmacht komen in het genot van een pensioen<br />

van i 720 resp. f 600, terwijl de meerderheid van da<br />

gepensionneerden bij de zeemacht een pensioen genieten<br />

zender Indische verhoogingen van f 480. Reeds daarom is —<br />

zooals ik zeide —• de gelijkstelling onjuist en onbillijk.<br />

Nu kan de Minister aan het door hem gestelde beginsel<br />

van aansluiting wel vasthouden, maar dan moethij te gelijker<br />

tijd de bevordering bij de zeemacht zoodanig regelen,<br />

dat de resultaten dezelfde worden als bij de landmacht worden<br />

genoten. Ik bedoel hiermede dat het personeel bij de zeemacht<br />

op dezelfde leeftijden den overeenkomstigen rang<br />

zal moeten bereiken, als dat bij de landmacht het geval is.<br />

Op het oogenblik is dit niet zoo. Ik heb hier voor mij een<br />

uittreksel van de bevorderingsleeftijden in de verschillende<br />

rangen bij de zeemacht. Daarin vind ik, dat de gemiddelde<br />

leeftijd van bevordering tot den rang van adjudant-onderofficier<br />

bij de zeemacht 42 jaar is. Laat de Minister van<br />

Marine eens bij zijn ambtgenoot van Oorlog informeeren,<br />

welke die gemiddelde leeftijd bij de landmacht is, dan zal<br />

hij bemerken, dat deze belangrijk vroeger is. De gemiddelde<br />

leeftijd van bevordering bij de zeemacht tot sergeant-majoor<br />

ie op ongeveer 38 jaar en voor den sergeant op ruim 30 jaar.<br />

Hieruit volgt, dat de adjudant-onderofficier eerst op 44jarigen<br />

leeftijd zijn standpensioen krijgt, d. i. zonder een i ge<br />

verhooging, dus op een leeftijd dat hij op het punt staat do<br />

marine te verlaten. Van een verhooging na 6 jaar, of na 12<br />

jaar, zijnde het maximum-pensioen, is voor de meesten in dien<br />

rang bij de marine geen sprake. De sergeant-majoor krijgt<br />

het standpensioen gemiddeld eerst op 40-jarigen en de sergeant<br />

op 32-jarigen leeftijd. Nu gaat het met het oog op de<br />

feiten die ik aanvoerde niet aan om een regeling te treffen<br />

waarbij de pensioenen voor de zeemacht aansluiten bij die<br />

der landmacht, daarvoor loopen de omstandigheden bij landen<br />

zeemacht toch te sterk uiteen. Aansluiting is alleen mogelijk,<br />

wanneer de Minister van Marine zorgt, dar de omstandighedon,<br />

waaronder het kader hij de zeemacht dient, gelijk<br />

worden aan die welke bij de landmacht gevonden worden.<br />

Ter beoordeeling van dit wetsontwerp is mijn vraag aan<br />

den Minister van Marine, of Zijn Excellentie van plan is de<br />

promotie-regeling bij de marine inderdaad zoo te regelen,<br />

dat zij met die van de landmacht overeenkomt. De toezegging,<br />

dat de Minster dat doen zal, moet de ICamer hebben,<br />

wil zij met den Minister mede kunnen gaan, om Je pensioenen<br />

bij de zeemacht te doen aansluiten bij die) der landmacht.<br />

In de tweede plaats is de regeling die thans getroffen wordt<br />

voor de zeemacht veel ongunstiger dan voor de landmacht,<br />

omdat slechts een klein gedeelte der onderofficieren bij de<br />

zeemacht in de hoogere rangen het volle pensioen verkrijgt.<br />

De Minister van Oorlog kan verklaren, dat het regel is, dat<br />

bij de landmacht aan de onderofficieren het volle pensioen<br />

wordt toegekend, maar bij de zeemacht is dat geheel anders.<br />

Bij de zeemacht komt slechts een gedeelte voor het volle<br />

pensioen in aanmerking. Ik mag dit met een voorbeeld<br />

dTïfaelijk maken.<br />

Zooals ik daareven zeide, komt de adjudant-onderofficier<br />

bij de zeemacht eerst gemiddeld op 42-jarigen leeftijd voor<br />

aanstelling in dien rang in aanmerking, zoodat hij op 44jarigen<br />

leeftijd bij pensionneering het standpensioen zou<br />

genieten.<br />

Nu zou ik den Minister willen vragen, om het mij eens<br />

duidelijk te maken hoe het mogelijk is, dat die adjudantonderofficier<br />

in het genot kan komen van zijn volle pensioen.<br />

Immers de eerste verhooging gaat eerst in op 48-jarigen leeftijd,<br />

terwijl de tweede op 54-jarigen leeftijd zou worden genoten.<br />

De Minister weet beter dan welk lid ook van de <strong>Kamer</strong>,<br />

dat de meeste adjudant-onderofficieren het volle pensioen<br />

niet kunnen verdienen. Aan de sergeant-majoors, die gemiddeld<br />

op 38-jarigen leeftijd dien rang bereiken, wordt de eerste<br />

yerhooging toegekend op 44-jarigen en de tweede op 60jarigen<br />

leeftijd. Maar op den leeftijd van 50 jaar hebben de<br />

meesten reeds den dienst verlaten. Ook deze onderofficieren<br />

komen voor het grootste gedeelte dus niet in het genot van<br />

vol pensioen.<br />

Ook wil ik er nog op wijzen, dat bij de zeemacht velen<br />

een hoogeren rang kunnen bereiken dan dien van sergeant.<br />

f<br />

!r zijn 190 sergeants-majoors, die voor den rang van adju-<br />

dant-onderofficier in aanmerking kunnen komen. In dien<br />

Jaatsten rang zijn 44 plaatsen, zoodat slechts 24 pet. het<br />

standpensioen van adjudant-onderofficier kunnen verkrijgen.<br />

Voor 739 sergeanten staan 222 sergeant-majooisplaatsen<br />

open, zoodat niet meer dan 29 pet. voor bevordering in aanmerking<br />

kan komen.<br />

Uit dit alles blijkt, dat de omstandigheden, waaronder<br />

bij de zeemacht gediend wordt, veel ongunstiger zijn, dan<br />

die waaronder gediend wordt bij de landmacht. Daardoor<br />

moet, wat vanzelf spreekt, gelijkmaking van de pensioenen<br />

voor de zeemacht met de landmacht tot groote onbillijkheden<br />

leiden.. Nu moet de Minister niet te gemoet voeren, dat het<br />

nadeelig verschil in pensioen wordt goedgemaakt door de<br />

verhooging die uit de Indische jaren genoten wordt. Dat<br />

zou niet recht zijn; immers die verhoqging staat geheel en<br />

al buiten deze quaestie. De Minister herinnert zelf op bladz. 2<br />

van de Memorie van Antwoord, dat die verhooging iets geheel<br />

aparts is. Deze verhooging staat dus buiten het geding.<br />

Maar nu is er nog een omstandigheid waaruit blijkt, dat<br />

de onderofficieren der zeemacht worden ten achter gesteld bij<br />

die der landmacht, n.1. dat het maximum-pensioen voor de<br />

onderofficieren der landmacht is 3/5 van de eind- of hoogste<br />

bezoldiging, terwijl de onderofficieren der zeemacht ontvangen<br />

3/5 van de gemiddelde bezoldiging. Had daarom de<br />

Minister van Marine aansluiting willen zoeken bij de pensioen-regeling<br />

van de landmacht voor de pensioenen der<br />

zeemacht, dan had hij zorg moeten dragen dat evenals<br />

aan de onderofficieren der landmacht aan die der zeemacht<br />

3/5 der maximum-bezoldiging werd toegekend en dus hetzelfde<br />

beginsel werd in toepassing gebracht.<br />

In de Memorie van Antwoord op het ontwerp der marinepensioenen<br />

geeft de Minister van Marine toe, dat de pensioenen<br />

van het personeel van de zeemacht ongunstiger zijn<br />

dan die van de landmacht, waar hij zegt:<br />

„Deze verhouding is wel is waar ongunstiger voor het<br />

personeel der zeemacht, maar dit wordt door den ondergeteekende<br />

geen bezwaar geacht, omdat de pensioenen<br />

van bedoeld personeel in het algemeen ten gevolge van<br />

het verblijf m de koloniën die van het personeel der<br />

landmacht verre overtreffen."<br />

Ik zeide het reeds, dat de Minister van de laatstelijk door<br />

hem vermelde omstandigheid niet in rekening mag brengen<br />

de verhooging ten gevolge van de Indische dienstjaren, omdat<br />

deze militairen in Indie' een veel zwaarderen en vermoei,<br />

ender dienst hebben te verrichten dan de militairen bij de<br />

landmacht.<br />

De Minister heeft zijn voorstel te herzien en wel in dien<br />

eest te wijzigen, dat het personeel bij de zeemacht ook het<br />

f<br />

jb krijge, maar niet van het gemiddelde, maar van het<br />

maximum-inkomen. Ik begrijp niet, dat de Minister van<br />

Marine niet krachtiger voor de belangen van zijn personeel<br />

opkomt; ik kan mij niet goed indenken, dat waar de Minister<br />

toch ziet, dat zijn onderofficieren achtergesteld worden bij<br />

die der landmacht, hij nog een oogenblik kan aarzelen om<br />

hieraan te gemoet te komen. De Minister moet er prijs op<br />

stellen al datgene voor zijn onderofficieren te bereiken, wat<br />

te bereiken is. Wil de Minister een goeden geest onder zijn<br />

personeel houden, laat hij dan alsnog een wijziging in do

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!