31.07.2013 Views

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

808<br />

.. ,, SgCTBg 1 I I u 1 !__JJ IU—— .. -. Jll - J .<br />

38ste VERGADERING. — 9 MAART 1916.<br />

21. Nadere wijziging en aanvulling van de Pensioenwetten voor de land» en zeemacht 1902.<br />

De heer Bosboom, Minister van Oorlog: Dat artikel hebben<br />

wij inderdaad noodig om die doorstrooming gaande te<br />

houden en boveudien hebben wij het noodig om oen reserve<br />

te hebben van geoefende kaderleden, die in het leger geheel<br />

thuis zijn en hoe korter de oefeningstijd is, des te meer<br />

hebben wij voor het encadrement van het leger — om onze<br />

soldaten, jonge en oude, maar vooral de oudere, die er<br />

zoolang uit zijn, in een vast kader te zetten — menschen<br />

van langeren diensttijd noodig, menschen die geheel in het<br />

vak thuis zijn, menschen die met personeel weteu om te gaan.<br />

Die menschen kunnen wij niet allen in het vredesleger<br />

houden, want dan zouden wij een naar verhouding te groote<br />

hoeveelheid kader hebben. Wij moeten die menschen er uit<br />

laten stroomen, om hen bij mobilisatie terug te krijgen,<br />

ten einde het dan zooveel talrijker leger behoorlijk te eucadreeren.<br />

Nu gevoel ik zeer goed, dat daaraan inderdaad be-<br />

«waren verbonden zijn. dat hier inderdaad de arbeidsmarkt<br />

— om dat woord nog eens te gebruiken — tot op zekere hoogte<br />

gedrukt wordt, maar waar het hier een evident legerbelang is,<br />

moeten wij dat nadeel, dunkt mij, aanvaarden, omdat een<br />

legerbelang een landsbelang is. Zoo moeten wij dat, mijns<br />

inziens, beschouwen.<br />

Ten slotte zijn de financiën op deze regeling van overwegend<br />

belang. Wanneer wij de pensioenen nog meer verhoogden,<br />

zou dat zeer zwaar op de schatkist gaan drukken.<br />

Het is wel eigenaardig — en ik heb eenigermate gevreesd<br />

voor de vergissing, welke de geachte afgevaardigde uit den<br />

Haag heeft gemaakt — - dat die geachte afgevaardigde<br />

meende, dat die verhoogingen f 28 000 per jaar zouden bedragen.<br />

Ik erken, dat de schriftelijke stukken, wanneer men<br />

zich er niet terdege inwerkt, zulk een vergissing mogelijk<br />

maken, maar de bedoeling van hetgeen in de schriftelijke<br />

gedachtenwisseling werd medegedeeld, is dat de pensioenslast<br />

vermoedelijk zal vermeerderen met een jaarlijks wederkeerend<br />

accrès van f28 000. Elk jaar komt er weer f28 000<br />

bij, hoewel er dan van de f23 000 van het vorig jaar wat is<br />

afgegaan. Last ons eens aannemen, dat de laatste man van<br />

degenen, die in eenig jaar gepensionneerd worden, over 30<br />

jaar sterft. Dan kan men de totale vermeerdering van den<br />

ensioenslast voorstellen als het oppervlak aan een gelijkeenigen<br />

driehoek. De grondlijn van dien driehoek is dan<br />

f28 000 en de hoogte 30 jaar. Wanneer dan — natuurlijk<br />

gaat het niet zoo gelijkmatig — de halve hoogte met de<br />

basis wordt vermenigvuldigd, dan komt men op 15 maal<br />

f 28 00O, dat zou dan een ton of vier zijn. Nu is al uit een<br />

minder eenvoudige manier van berekening gebleken, dat voor<br />

land- en zeemacht te zamen het geheele bedrag misschien wel<br />

acht ton zal worden, althans wanneer wij aannemen, dat de<br />

gang van zaken bij het kaderverloop ongeveer dezelfde zal<br />

zijn als tot dusver.<br />

Nu gevoelt men wel, waar het hier geldt verhcogingcn van<br />

f 160 tot f 40, dat wanneer ik er nog eens bijv. gemiddeld<br />

f 50 op leg er weer vier ton zouden bijkomen, en daaraan<br />

mag de Regeering niet denken.<br />

De geachte afgevaardigde uit Tilburg wenscht terugwerkende<br />

kracht te geven aan deze verhooging tot het jaar 1911,<br />

den datum waarop de officierspensioenen zijn verhoogd. Ik<br />

ben daarvan een bepaald tegenstander. Elke wet — dat moet<br />

m.i. de regel zijn — behoort te worden uitgevoerd nadat zij<br />

is aangenomen, op het oogenblik, waarop is te voldoen aan<br />

de behoefte, waarin de wet zal voorzien. Ik voor mij beu uit<br />

staatsrechtelijk oogpunt vierkant gericht tegen terugwee<br />

kende kracht in onze wetgeving. Waar ik nu zelf zondig<br />

tegen dit beginsel, dat ik vooropstel, doe ik dat nolens volens.<br />

Maar het teruggrijpen tot den datum, die door deze Regeering<br />

wordt voorgesteld, staat in het navtwste verband met<br />

een maatregel, die door de vorige Reegering genomen werd,<br />

en wel het stop zetten van het pensionnceren van personen<br />

die daartoe in de termen vielen en wel op 8 Mei 1913. Dit<br />

geschiedde echter alleen bij de landmacht en niet bij de zeemacht.<br />

Van af het oogenblik, dat deze ongelijkheid intrad<br />

kon correctie niet uitblijven en moest men uit een cogpunt<br />

van billijkheid wel teruggrijpen tot den datum, waarop die<br />

ongelijkheid in het leven was geroepen. Dit is de reden geweest<br />

waarom ik, in strijd met het beginsel, dat ik ten aanzien<br />

van de terugwerkende kracht belijd, toch heb gemeend ditraaal<br />

te moeten toegeven.<br />

Ik heb nog verzuimd om het verschil aan te duiden, dat<br />

er ontegenzeglijk bestaat tusschen de officieren en de onderof<br />

f icieieu.<br />

De geachte afgevaardigde uit Weststellingwerf heeft gezegd:<br />

die ffepensionneerde onderofficieren hebben nog te zorgen<br />

voor do opvoeding van hun kinderen, en daarom moeten<br />

zij toch werkelijk op dien leeftijd een beter pensioen hebben,<br />

ik geloof, dat dat niet geheel juist is. Niet alleen komt de<br />

gepensionneerde onderofficier gemakkelijker dan de gepensionneerde<br />

officier opnieuw in de verdienste, maar men kan.<br />

ook gerust zeggen, dat de leeftijd, waarop gehuwd wordt voor<br />

de onderofficieren in den regel lager is dan voor de officieren.<br />

Wanneer een onderofficier gepensionneerd wordt op<br />

grond van langdurigen dienst, en wanneer hij niet er uit<br />

gaat zoo snel mogelijk, zoo spoedig als de wet het toelaat, dus<br />

niet op 50-jarigen leeftijd — in den regel doet hij dat ook<br />

niet — dan zullen zijn kinderen meestal reeds bezorgd zijn.<br />

Bij de officieren zal het veel meer voorkomen, dat zij op den<br />

leeftijd van 56 jaar, waarop zij gerechtigd zijn tot pensioen<br />

voor langdurigen dienst, nog kinderen tot hun last hebben.<br />

Nog een enkel woord naar aanleiding van de pensioenen<br />

voor de weduwen. Die zijn niet gewijzigd, en daarvan is mij<br />

een grief gemaakt door den geachten afgevaardigde uit Rotterdam<br />

V en den geachten afgevaardigde uit den Haag. Ik<br />

kan daarop antwoorden, dat door mijn ambtgenoot van<br />

Marine en mij met den Minister van Financiën overleg wordt<br />

gepleegd — en ik geloof, dat dit de beste oplossing van deze<br />

zaak is — om in de gevallen waarin de weduwe recht heeft op<br />

rijkspensiosn, te zorgen, dat haar ook een gedeelte wordt<br />

gegeven van het pensioen, dat zij in gewone omstandigheden<br />

krachtens de Weduwenwet uit het fonds zou krijgen. Zooals<br />

thans de toestand is, vervalt, zooals den geachten afgevaardigde<br />

bekend is, het pensioen volgens de Weduwenwet, wanneer<br />

zij rijkspensioen krijgt, maar wij willen trachten te bevorderen,<br />

dat er cumulatie zal plaats vinden van het rijkspensioen<br />

en het pensioen, geheel of gedeeltelijk, volgens de<br />

Weduwenwet.<br />

De geachte afgevaardigde uit Rotterdam heeft mij nog gevraagS<br />

of ik wist welk percentage van de gepensionneerde<br />

officieren en onderofficieren bij de mobilisatie weer in diensÊ<br />

is gekomen. Ik kan daarop op het oogenblik geen antwoord<br />

geven, maar wil de eerste gelegenheid aangrijpen om hem.<br />

daaromtrent in te lichten.<br />

Deze geachte afgevaardigde heeft ook bezwaar gemaakt<br />

tegen het nieuwe art. 28bis. Hij heeft gezegd: pensioen is<br />

geen gunst, maar een recht. Dat ben ik volkomen met hem<br />

eens, maar aan een recht kan een plicht verbonden worden.<br />

Men ontneemt het pensioen niet, men schorst het. Hij heeft<br />

gezegd, dat hiermede in onze pensioenwetgeving een nieuw<br />

beginsel werd gebracht, maar dat is toch niet juist, want<br />

voor de officieren bestond het reeds. Het stond wel niet in<br />

de Pensioenwet, maar in de Bevorderingswet. Het beginsel<br />

il dus niet nieuw. Men heeft alleen van deze gelegenheid,<br />

nu toch de pensioenen van de onderofficieren en minderen<br />

verhoogd werden, gebruik gemaakt om het beginsel, dat eenmaal<br />

voor de officieren was aangenomen, ook in te voeren<br />

voor de onderofficieren en minderen.<br />

Ten slotte nog een opmerking van den geachten afgevaar.<br />

digde uit Tilburg, die den rang van brigadier bij de marechaussee<br />

wilde herstellen. Feitelijk is die rang er nog. In de<br />

Pensioenwet worden die menschen genoemd marechaussee<br />

1ste en 2de klasse, maar in de wandeling noemt elkeen hen<br />

brigadier of korporaal. Wanneer ik dien titel nu opnam in<br />

de wet, zou ik het pensioen iets lager moeten stellen, omdat<br />

dan die brigadiers zouden vallen onder de verhoogingen, die<br />

bij langdurig bekleeden van een rang worden genoten. Dan

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!