31.07.2013 Views

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Vel</strong> 211. 8U7 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>.<br />

(Minister Bosboom.)<br />

38ste VERGADERING. — 9 MAART 1916.<br />

21. Nadere wijziging en aanvulling van de Pensioenwetten voor de land- eu zeemacht 1902.<br />

Maar, Mijnheer do Voorzitter, dit i« nog slechts een opyatting,<br />

meer niet. Ik zou mij dieper in het vraagstuk moeten<br />

inwerken, dan mij in mijn kort ministerieel leven is mogelrjk<br />

geweest, om deze opvatting te doen groeien tot een<br />

overtuiging.<br />

Hoe dit zij, het thans in behandeling zijnde ontwerp<br />

heeft in geenen deele ten doel, om het principe van het bestaande<br />

systeem te wijzigen.<br />

Ik meen dan ook op de hier ter sprake gebrachte wijzigingen<br />

niet dieper te moeten ingaan en moet dus thans lietzelfde<br />

standpunt innemen, als ik in de Memorie van Antwoord<br />

deed. Ik zal mij dus bepalen tot een beantwoording<br />

van de opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het concrete<br />

voorstel der Regeering.<br />

Dit geldt derhalve in de eerste plaats en ik mag wel zeggen<br />

in de voornaamste plaats het bedrag van het pensioen.<br />

Men heeft daarvan gezegd, dat het bedrag te klein is, dat<br />

de vermeerdering ongelijk en willekeurig is aangebracht, dat<br />

de verhouding cusschen traktement en pensioen verkeerd is,<br />

dat de officieren begunstigd werden en de onderofficieren te<br />

kort worden gedaan. Ik geloof, Mijnheer de Voorzitter, dat<br />

men deze zaak uit drieërlei oogpunt moet beschouwen.<br />

Bij een pensioenregeling heeft men rekening te houden<br />

met de belangen van de personen, met het legerbelang en —<br />

last not least — met het belang der schatkist.<br />

Wat aangaat het belang van het personeel, dit — het<br />

spreekt vanzelf — dringt steeds naar hooger. Nu begrijp ik<br />

zeer goed, dat de geachte afgevaardigde uit Weststellingwerf<br />

en verschillende anderen trachten de belangen van het<br />

personeel in dien zin tot hun recht te brengen, dat zij steeds<br />

op verhcoging aandringen en beweren, dat het te weinig is<br />

wat door de Regeering gedaan wordt.<br />

Maar de Regeering moet ook de andere belangen in het oo»<br />

houden. Doe ik dat, dan geloof ik, dat de belangen van het<br />

personeel werkelijk naar behooren zijn behartigd.<br />

Wat betreft de vermeerdering, die eiken rang op zich zelf<br />

ten deel gevallen is in het standpensioen, wordt de opmerking<br />

gemaakt, dat de sergeanten slechts opklimmen met f 40,<br />

de sergeanten-majoor daarentegen met f 100 en de adjudanten-onderofficier<br />

met f 160. En men concludeert: zie eens,<br />

met welke verschillende maatstaven ge meet!<br />

Maar zóó moet de zaak niet bekeken worden. Men moet<br />

niet vragen: waarom krijgt deze thans wat meer, gene wat<br />

minder, maar men moet het eindresultaat beoordeelen.<br />

Dat de een wat minder krijgt en de ander wat SCeer, kan<br />

een gevolg hiervan zijn, dat de vroegere regeling niet deugde.<br />

Men moet vragen: waartoe komt ge?<br />

De opklimming gaat telkens met f 100 van korporaal af;<br />

f 300 korporaal, f/100 sergeant, f 500 sergeant-majoor, f 600<br />

adjudant-onderofficier. Men zou kunnen zeggen: die opklimming<br />

van den eenen rang naar den anderen hebt go verkeerd<br />

genomen, ge hadt de sporten van de ladder niet op denzelfden<br />

afstand moeten nemen; maar men mag zijn conclusie<br />

niet gronden op wat vroeger was. De wijziging wordt juist<br />

voorgesteld omdat men hetgeen vroeger was niet goed vond.<br />

Wat aangaat de verhouding tot het traktement, in de<br />

schriftelijke gedachtenwisseling is door mij geantwoord, dat<br />

men zich had voorgesteld in het algemeen de verhouding van<br />

3/5 te krijgen.<br />

Inderdaad is die dan ook vrijwel bereikt, soms zelfs eenigermate<br />

overschreden. Wanneer men toch het minimum pensioen<br />

en het minimum inkomen tegenover elkander stelt, dan<br />

blijkt die verhouding zelfs veel gunstiger te zijn.<br />

Zeer sterk spreekt dat bij de sergeanten. Het minimum<br />

inkomen is f450, bet minimum pensioen f400. De verhouding<br />

is dan niet 3 : 5, maar 4i : 5. Het minimum inkomen<br />

van een sergeant-majoor is 000, het minimum pensioen<br />

f500. Verhouding: 3Ï : 5.<br />

Ik voer dit niet zoozeer aan om te bewijzen dat in het algemeen<br />

de verhouding gunstiger is dan 3/5, doch alleen om te<br />

laten zien hoe 1'art de grouper les chiffres een kunst is waarmede<br />

men — laat mij dat woord gebruiken — elkander zand<br />

in de oogen kan strooien.<br />

Handelingen der Staten-Generaal. — 1914—1915. — II.<br />

Men moet de zaak van alle kanten bekijken en niet slechts<br />

van één zijde. Wanneer men de verhouding van verschillende<br />

kanten bekijkt, dan is liet zoo slecht niet. Het spreekt;<br />

wel vanzelf, dat wij ons niet hebben kunnen richten naar da<br />

Burgerlijke Pensioenwet.<br />

Het is reeds herhaaldelijk gezegd, dat men, wanneer iemand<br />

eerst op 65-jarigen leeftijd recht krijgt op pensioen, voor<br />

dezen een hooger percentage geven kan. Zoo iemand leeft niet<br />

zoo lang meer op kosten van den Staat. Afgescheiden van<br />

elke billijkheidsoverweging kan men zoo iemand wat meer<br />

geven. De militairen komen — dat moet werkelijk in overweging<br />

genomen worden — in den regel zooveel vroeger in<br />

het geaot van pensioen.<br />

Nu weet ik wel, dat men de grootte van het pensioen niet<br />

beoordeelen mag volgens den maatstaf van de waarde die do<br />

man nog heeft op de arbeidsmarkt. Maar het gaat ook niet,<br />

aan, geheel buiten rekening te laten, dat het grootste gedeelte<br />

van de militairen beneden den rang van officier, die wegens<br />

langdurigen dienst worden gepensionneerd, nojj inverdienstcn<br />

kan komen, verdiensten, die werkelijk soms niet onbeteekenend<br />

zijn.<br />

Ik heb in do schriftelijke beantwoording daarover niet de<br />

gegevens kunnen verschaffen die ik wel gaarne had willen<br />

geven. Ik heb het onderzoek in die richting voortgezet en<br />

ik heb daarbij cijfers verkregen, die ook nog Tang niet nauwkeurig<br />

en volledig zijn, maar die toch wel een beeld geven<br />

van den toestand der wegens langdurigen dienst gepensionneerden,<br />

nadat zij het leger hebben verlaten. Over een paar<br />

jaar heb ik dat vreten bijeen te verzamelen van 112 menschen.<br />

Daarvan is het van 17, dus van ongeveer 15 pet., gebleken,<br />

dat zij geen betrekking meer hadden, hetgeen nog<br />

niet altijd beteekent. dat zij geen enkele bijverdienste hebben.<br />

Ik noem bijv. dit geval: het betrof een gewezen kapelmeester.<br />

Zoo iemand verdient eigenlijk wel: hij gaat uit<br />

muziek maken, hij geeft vaak lessen, en dat deed deze man<br />

ook. Van 18, ongeveer 16 pet. van dat getal, was het onbekend<br />

hoeveel zij verdienden. Daar waren menschen bij met<br />

eigen zaken: een boekhandelaartje, iemand die een sigarenwinkel<br />

hield enz. Van de overige 66 waren allen in de verdiensten.<br />

Van 58 pet. varieerden de verdiensten tusschen<br />

f 300 en f 1000. sommigen waren daarbij met vrije woning,<br />

vuur en licht. Slechts van 8 pet. waren de verdiensten beneden<br />

de f 300, het minimum was f 100 met nog enkele emolumenten.<br />

Ik herzeg: men mag natuurlijk bij de vaststelling van het<br />

pensioensbedrag niet bepaald er op speculeeren, dat die menschen<br />

later op andero wijze weer in de verdienste komen,<br />

maar wegcijferen mag men het ook niet, dat die mogelijkheid<br />

bestaat en dat die mogelijkheid nauw verwant is aan<br />

den leeftijd waarop de menschen wegens langdurigen dienst<br />

rekenen kunnen gepensionneerd te worden.<br />

Ik geloof werkelijk, dat wij op dit oogenblik met de pensioenen,<br />

zooals die thans door de Regeering worden voorgesteld.<br />

een etappe hebben bereikt, -waar»p wij weer een tijd<br />

rust kunnen nemen en waarbij wij allen moeten trachten,<br />

het drijven naar hooger pensioen een tijdlang tegen te gaan.<br />

ook in verband met de tijdsomstandigheden.<br />

De belangen van den dienst — zooeven besprak ik de belangen<br />

van de personen — brengen mede dat wij het leger<br />

niet volstoppen met menschen, die op hun pensioen dienen:<br />

het vergrijzen in den dienst is tegen het belang van den<br />

dienst. Die doorstrooming is daarstraks voorgesteld als<br />

eigenlijk een wanbegrip. Neen, dat is zoo niet. Wij moeten<br />

kloeke, frissche en werkkrachtige menschen als kader in het<br />

leger hebben en het door den geachten afgevaardigde uit den<br />

Haag^ zoozeer gewraakte art. 2, 6°., is inderdaad voor het<br />

legerbelang noodig, in de eerste plaats om die doorstrooming<br />

in de hand te werken. Ik geloof, dat ook de geachte afgevaardigde<br />

uit Steenwijk tegen dat artikel bezwaar had.<br />

De heer Duymaer Tan Twist: Ik heb mij over dat artikel<br />

niet uitgelaten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!