31.07.2013 Views

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

Vel 207. 791 Tweede Kamer. BIJEENKOMST 2dc BIJEENKOMST

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

(de Meester.)<br />

802<br />

38ste VERGADERING. — 9 MAART 1916.<br />

21. Nadere wijziging en aanvulling van de Pensioenwetten voor de land- en zeemacht 1902.<br />

«ijn ouders terugkeert als een gebroken man, dan moge<br />

er op grond vau de termen van de wet alleszins reden<br />

bestaan en met de wet in de band men zelfs niet anders<br />

.kunnen en mogen zeggen, dan: er is geen oorzakelijk<br />

verband en dus krijgt de man niets, maar de man<br />

komt in zijn omgeving terug en hij zelf en de zijnen<br />

voelen dit als een gruwelijke onbillijkheid en niet ten<br />

onrechte, want de ouders zullen zeggen: wij hebben<br />

den jongen gezond — ik wil toegeven schijnbaar gezond —<br />

aan bet Rijk afgestaan, wij krijgen hem ziek terug, en geenerlei<br />

vergoeding wordt hem gegeven.<br />

Dit wordt gevoeld en diep gevoeld en doet den militairen<br />

dienst kwaad. Het is ook niet billijk.<br />

_ Nu zou daarin, naar het mij voorkomt, een groote verbete»<br />

ring komen, niet wanneer men in de wet zette, dat enkele<br />

ziekten, bv. tuberculose, steeds geacht moeten worden in en<br />

door den dienst te zijn ontstaan, want als men dat doet zal<br />

men terstond zien dat andere ziekten zich gaan voordoen, die<br />

niet zijn opgenomen en dan wordt het onderscheid, dat men<br />

in het eene geval niets krijgt en in het andere wel, des te<br />

meer gevoeld. In zulke gevallen ware, desnoods wat den duur<br />

van het pensioen of het bedrag aangaat, een andere regeling<br />

te treffen dan voor gepensionneerden wegens gebreken in en<br />

door den dienst ontstaan, doch de aanspraak op een pensioen<br />

zou moeten worden erkend, zoo dikwijls de kwaal geacht kan<br />

worden in en door den dienst te zijn tot uiting gekomen.<br />

De Ministers weten zeer goed, dat zulke gevallen zich voordoen<br />

en dat zij tot groote ontevredenheid nebben aanleiding<br />

fegeyen, omdat de wet eenvoudig niet toestaat — in geval<br />

e dienst nog geen 5 jaren geduurd heeft — eenig pensioen<br />

te verleenen. Wanneer de kwaal kan geacht worden te zijn<br />

tot uiting gekomen door verrichtingen of vermoeienissen<br />

aan den dienst verbonden, of door een der andere oorzaken,<br />

in art. 2, 2°., der Pensioenwetten 1902 genoemd, dan moest<br />

in elk geval pensioen worden verleend.<br />

Wanneer dit gebeurde en men eenerzijds rekening hield<br />

met de overblijvende arbeidsgeschiktheid, anderszijds pensionneeren<br />

mogelijk maakte, zonder dat er oorzakelijk verband<br />

behoeft te bestaan, zou naar mijn overtuiging de zaak<br />

veel beter geregeld zijn.<br />

Ik wil niet uit het oog verliezen, dat men in de burgermaatschappij<br />

ook van die gevallen heeft, welke gelijkstaan<br />

met pensioen verkregen in en door den dienst, en dat in die<br />

gevallen 2/3 van den pensioensgrondslag wordt uitbetaald,<br />

doch deze gevallen zijn betrekkelijk zeldzaam. Sedert wij een<br />

pensioenwet hebben gekregen voor de gemeenteambtenaren,<br />

en daardoor een geheel korps gemeenteveldwachtcrs en<br />

politieagenten pensioengerechtigd is geworden, gebeurt het<br />

meer, maar in de gewone ambtenaarswereld komt het toch<br />

•wk wel voor.<br />

Nu draagt echter ook dan een dergelijk pensioen, naar het<br />

mij voorkomt, een ander karakter, dan een pensioen wegens<br />

langdurigen dienst, dat evenredig moet zijn aan de bewezen<br />

diensten.<br />

Het traktement en het pensioen moeten dan in een zekere<br />

billijke verhouding staan.<br />

Als men te doen heeft met de gewone gevallen van ontslag<br />

uit den militairen dienst wegens volbrachten (langdurigen)<br />

dienst en in den burgerlijken dienst van ontslag wegens<br />

65-jarigen of voor sommige categorieën van ambtenaren<br />

wegens 55-jarigen leeftijd, dan is het volkomen rationeel te<br />

zeggen, gelijk ook de redeneering van den heer Hugenholtz<br />

was: nu is de man zijn arbeidsgeschiktheid kwijt, maar de<br />

opvoeding zijner kinderen is voltooid en hij kan dus met wat<br />

minder toe dan daarvóór.<br />

Dergelijke pensioenen worden nu ook aan militairen toegekend,<br />

niet alleen aan officieren doch ook aan onderofficieren<br />

en minderen, maar ik zou gerust durven zeggen, dat<br />

het aantal hetzij evenredige pensioenen hetzij verhoogde pensioenen<br />

ten gevolge van in en door den dienst ontstane ongesehiktheid,<br />

vooral bij de menschen beneden den rang van<br />

officier, grooter is, en dan hebben wij een geheel anderen<br />

maatstaf voor zulke pensioenen aan te leggen.<br />

Ik heb reeds gezegd, dat het pensioen in zekere verhouding<br />

zou moeten staan tot de overgebleven arbeidsgeschiktheid,<br />

wanneer wij te doen hebben met gebreken in en door den<br />

dienst ontstaan. Maar wanneer wij te doen hebben met gebreken,<br />

die met den dienst niets te maken hebben, dan wordt<br />

het geheel anders. Zulke gevallen komen er ongetwijfeld voor<br />

en zijn gewoonlijk van den tijd gedurende welken de man in<br />

dienst was, onafhankelijk.<br />

Ik zal eenige voorbeelden noemen.<br />

Iemand bezoekt — natuurlijk vrijwillig -— een herberg,<br />

krijgt daar met burgers ruzie en loopt daarbij een verwonding<br />

op die hem ongeschikt maakt voor den militairen dienst.<br />

Het spreekt vanzelf, dat zoo iemand moeilijk aanspraak kan<br />

maken op een pensioen, dat iets anders is dan een soort van<br />

eervollen onderstand, of, zoo hij wat langer gediend heeft,<br />

een pensioen dat in evenredigheid staat tot zijn wellicht nog<br />

niet lang bewezen diensten.<br />

Een ander geval — dat ook helaas dikwijls voorkomt — is,<br />

dat men luetische aandoeningen heeft en dat men, aan de<br />

gevolgen daarvan lijdende, den dienst deswege moet verlaten.<br />

Ik zal de laatste zijn om op die menschen, vooral wanneer<br />

het zeelieden zijn, den steen te werpen, maar het is duidelijk<br />

dat, wanneer zoo iemand nog slechts weinige jaren dienst<br />

heeft, dan het pensioen hetwelk hem toegekend wordt, gee*<br />

ander karakter draagt dan dat van een eervollen onderstand,<br />

waardoor men tracht hem in staat te stellen om in den eersten<br />

moeilijken tijd in zijn behoeften te voorzien en vervolgens<br />

weder terug te treden in de maatschappij en voor zijn eigen<br />

levensonderhoud zelf te zorgen.<br />

Op dit oogenblik is ook ongetwijfeld waar, dat de Pensioenwet<br />

onderscheidt tusschen die 3 categorieën. Wanneer men<br />

nu daarmede rekening blijvende houden, bovendien de twee<br />

desiderata welke ik noemde in de Pensioenwet bracht, dan zou<br />

daarvan het gevolg zijn, dat men aan de eene zijde in gevallen,<br />

waarin nu te veel gegeven wordt, iets zou besparen en<br />

daardoor aan den anderen kant weder geld zou vrij krijgen<br />

om in de gevallen, waarin het knijpt en de menschen wezenlijk<br />

geen arbeidsgeschiktheid meer hebben, wat hooger pensioen<br />

toe te kennen<br />

Voor die gevallen, waarin dat zoo is, waarin de man geacht<br />

moet worden in den dienst totaal versleten te zijn, is, naar<br />

mijn overtuiging, het standpensioen dikwijls te gering.<br />

Ik zeg niet: in alle gevallen, want ik ben het met de<br />

Ministers eens: dat bij het beoordeelen van het bedrag rekening<br />

wordt gehouden met de verschillende verhoogingen die<br />

een pensioen kan ondergaan en die wij allen kennen, t. w.<br />

een smartegeld of een verhooging wegens een zekeren diensttijd<br />

in den laatst bekleeden rang, of, bij de marine, voor het<br />

verblijf in overzeesche bezittingen, dat vind ik zoo billijk<br />

mogelijk. Dit wil niet zeggen dat dat geld niet echt en goed<br />

verdiend is; niemand zal dit beweren. Die menseben hebben<br />

daar inderdaad voor moeten werken; het verblijf van zeelieden<br />

in Indië aan boord van schepen levert zelfs zijn eigenaardige<br />

moeilijkheden en gevaren op. Maar dit neemt niet<br />

weg, dat wanneer zulk een man voor een standpensioen, plus<br />

een of meer verhoogingen wordt voorgedragen, men zich wel<br />

degelijk heeft af te vragen: wat krijgt die man in het geheel<br />

aan pensioen en is dat bedrag voor gewone gevallen voldoende<br />

om verder in de burgermaatschappij behoorlijk te<br />

kunnen voortleven?<br />

Nu heeft straks de heer Hugenholtz er aan herinnerd,<br />

dat bij de marine velen, 45 jaar oud, reeds hun pensioen<br />

bekomen, terwijl hij daartegenover stelde een man van 65<br />

jaar, die in den burgerlijken dienst pensioen bekwam. Maar<br />

daarbij heeft hij over het hoofd gezien, dat die gepensionneerde<br />

van 45 jaar dikwijls nog wel degelijk arbeidsgeschiktheid<br />

overhoudt, dat hij heel vaak, als hjj op zijn verhaal is<br />

gekomen, een jaar bjjv. den kolonialen dienst achter den<br />

rug heeft, in de burgermaatschappij nog wel degelijk eenige<br />

verdienste kan maken, terwijl dit — hoogst enkele uitzonderingen<br />

daargelaten, ik herhaal het — m«t een 65-jarig

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!