17.08.2013 Views

Tirade. Jaargang 47 - digitale bibliotheek voor de Nederlandse ...

Tirade. Jaargang 47 - digitale bibliotheek voor de Nederlandse ...

Tirade. Jaargang 47 - digitale bibliotheek voor de Nederlandse ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong><br />

bron<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>. G.A. van Oorschot, Amsterdam 2003<br />

Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tir001200301_01/colofon.htm<br />

© 2008 dbnl<br />

i.s.m.


552<br />

[Maart 2003 - jaargang <strong>47</strong> - nummer 398]<br />

Harrie Geelen<br />

Het Nijlpaard Ellen<strong>de</strong>. Deel 1<br />

1<br />

Ik heb altijd het gevoel dat spiegels zich vergissen wanneer ik erin kijk. Want ik weet<br />

dat ik er eigenlijk an<strong>de</strong>rs uitzie. Gewoner. Min<strong>de</strong>r erge flaporen. Ou<strong>de</strong>r. Je kunt aan<br />

mijn echte gezicht min<strong>de</strong>r goed zien wat ik <strong>de</strong>nk. Niemand zou bij<strong>voor</strong>beeld ooit<br />

om me lachen als ik eruitzag zoals ik werkelijk ben. Spiegels zijn prutsers. Ik hoor<br />

een rustig, regelmatig gezicht te hebben dat nooit veran<strong>de</strong>rt.<br />

De etalagepoppen uit <strong>de</strong> steunkousenwinkel hebben zulke gezichten.<br />

Toen ik nul was, was ik van binnen precies zo als toen ik vier was en naast het<br />

kabouterhuis op <strong>de</strong> kleuterschool werd gezet maar evengoed bleef krijsen dat ik naar<br />

mijn moe<strong>de</strong>r wou.<br />

Ik dacht dat een spiegel misschien preciezer zou wor<strong>de</strong>n als je ou<strong>de</strong>r werd. Ik ben<br />

nu bijna <strong>de</strong>rtien en er is nog steeds geen spiegel die klopt.<br />

Op <strong>de</strong> laatste klassenfoto van <strong>de</strong> lagere school sta ik naast Joop Sikkema. Hij heeft<br />

met zijn vingers achter mijn hoofd om gemeen hard tegen mijn linkerflapoor geknipt,<br />

net op het moment dat <strong>de</strong> foto genomen werd. Ik sta dus op die foto met één bewogen<br />

oor. En Joop Sikkema met een valse grijns.<br />

Ik vraag me af hoe Joop Sikkema er eigenlijk uitziet. Ook regelmatig als een<br />

etalagepop? Ik <strong>de</strong>nk dat iemand van binnen niet loenst. Maar mooi kan Joop Sikkema<br />

nog steeds niet zijn.<br />

Ik weet eigenlijk niet waarom ik dit vertel.<br />

Ik heb warempel wel wat an<strong>de</strong>rs aan mijn hoofd.<br />

Als ik naar mijn va<strong>de</strong>r kijk, bij het ontbijt, krijg ik geen hap door mijn keel. En mijn<br />

moe<strong>de</strong>r zegt ook bijna niks.<br />

Dingen als: ‘Waarom neem je niet ook een eitje? Lekker vers uit <strong>de</strong> tuin...’ Ik kijk<br />

in het <strong>de</strong>ksel van <strong>de</strong> broodrooster en ik zie weer een heel an<strong>de</strong>r gezicht dan ik heb.<br />

En mijn moe<strong>de</strong>r ziet me kijken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


553<br />

Ik zeg: ‘Zit niet zo naar me te kijken.’ Ze haalt haar hand door mijn haar en ik schud<br />

die hand weg. Mijn va<strong>de</strong>r zegt: ‘Doe 's normaal tegen mamma.’ En mijn moe<strong>de</strong>r<br />

zegt: ‘Je moet naar <strong>de</strong> kapper.’<br />

En ik zeg: ‘Ik zal maar niet zeggen wat jíj moet.’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r kijkt naar mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Is dit iets nieuws? Ik moet eens dringend met jou praten, ventje.’ Dan staat hij<br />

op en zegt: ‘Ik moet ervandoor.’<br />

Hij kust mijn moe<strong>de</strong>r, trekt me aan mijn haar. In <strong>de</strong> gang hoor ik hem met <strong>de</strong> hond.<br />

De trap. De tocht<strong>de</strong>ur. De <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur. En we zijn alleen. Mijn moe<strong>de</strong>r en ik. Ze staart<br />

<strong>voor</strong> zich uit en doet of ze drinkt. Ze neemt het kopje niet van haar mond. Maar het<br />

is leeg. De thee is op.<br />

Ik ga <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kamer in en doe <strong>de</strong> schuif<strong>de</strong>uren achter me veel te hard dicht. Ik ga<br />

zitten op <strong>de</strong> kruk met mijn rug naar <strong>de</strong> piano waaraan mijn moe<strong>de</strong>r mijn va<strong>de</strong>r bedroog<br />

met <strong>de</strong> pianostemmer.<br />

‘Sep.’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r komt tussen <strong>de</strong> middag op mijn kamer.<br />

‘Kóm je niet bene<strong>de</strong>n? Stu<strong>de</strong>ren? Dat stuk van hoe heet ie nou? Dat hoor ik zo<br />

graag...’<br />

Ik geef geen antwoord.<br />

‘Is er wat, Sep?’ Ze kijkt <strong>de</strong> kamer rond. ‘Gisteren is ie net weer gestemd.’<br />

‘O. Heeft ie daar óók nog <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> gehad?’ zeg ik.<br />

Die zit. Mijn moe<strong>de</strong>r gaat naar bene<strong>de</strong>n.<br />

Ik kwam Heintje Treur tegen <strong>voor</strong> onze <strong>de</strong>ur. Heintje is groter dan ik. Dikker ook.<br />

Hij ziet eruit alsof hij goed kan stu<strong>de</strong>ren, want hij heeft wel <strong>de</strong> juiste bril. Maar achter<br />

zich trekt hij aan een touwtje een houten vrachtwagentje mee dat hij steeds weer<br />

overeind moet zetten en met zijn lippen doet hij motorgelui<strong>de</strong>n na. Zijn moe<strong>de</strong>r geeft<br />

hem vaak har<strong>de</strong> oorvijgen. Ze heeft eens tegen mijn moe<strong>de</strong>r gezegd dat Heintje zo<br />

normaal mogelijk behan<strong>de</strong>ld dient te wor<strong>de</strong>n. Dat stond in <strong>de</strong> boeken over kin<strong>de</strong>ren<br />

als Heintje.<br />

Als ik Heintje Treur was geweest - maar wel met míjn moe<strong>de</strong>r als moe<strong>de</strong>r - had<br />

ik gedacht dat <strong>de</strong> stemmer gewoon zat te stemmen. Of helemaal niks gedacht. Ik had<br />

het autootje over <strong>de</strong> richel van <strong>de</strong> schuif<strong>de</strong>uren proberen te sjorren. Ik had het overeind<br />

moeten zetten en daarna waren <strong>de</strong> knoopjes dicht.<br />

Of <strong>de</strong> stemmer had misschien één vinger van me gepakt (dit met zijn vrije<br />

rechterhand bij<strong>voor</strong>beeld) en moe daar ligt een kip in 't water gedaan, met<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


554<br />

pompen<strong>de</strong> bewegingen. En mijn moe<strong>de</strong>r had overdreven hard meegezongen. Maar<br />

ik had niet meegedaan, als ik Heintje was. Daarna zou <strong>de</strong> man misschien mijn autootje<br />

over <strong>de</strong> toetsen hebben laten roetsen en ik had als altijd kalm geglimlacht, maar het<br />

autootje - rats - teruggegrist.<br />

Want niemand, niemand mag aan Heintje's autootje komen.<br />

2<br />

Vanaf het eerste ogenblik dat mijn moe<strong>de</strong>r begreep dat ik haar <strong>de</strong> vorige dag vanachter<br />

onze schuif<strong>de</strong>uren echt gezien had - en wel met een vreem<strong>de</strong> man - hoef<strong>de</strong> ik niet<br />

langer op les. Mócht ik niet langer op les. Sterker nog. De piano moest <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r protesteer<strong>de</strong> 's avonds, maar haar besluit stond vast.<br />

‘Sep is niet muzikaal, Jan. Het wordt nooit een plezier om naar hem te luisteren.’<br />

Ou<strong>de</strong> mevrouw Schoon beweert zelf dat ze in <strong>de</strong> zestigjaar dat ze lesgaf nog nooit<br />

een leerling heeft gehad die ook maar enig talent leek te hebben in <strong>de</strong> eerste paar<br />

jaren.<br />

‘De linkerhand, Sep. Die <strong>de</strong>ugt niet. Hoor je zelf niet dat die niet <strong>de</strong>ugt?’<br />

De linkerhand van <strong>de</strong> pianostemmer <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> in elk geval niet.<br />

Ik wou mevrouw Schoon best <strong>voor</strong>goed vergeten. Het leven is geven en nemen,<br />

zegt mijn oma. Ie<strong>de</strong>reen verloor wel eens wat.<br />

Ik <strong>de</strong>ze keer ou<strong>de</strong> mevrouw Schoon, ou<strong>de</strong> mevrouw Schoon iemand <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zware<br />

boodschappen (elk lesuur), mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> piano en zijn boogie woogie.<br />

Bij mijn moe<strong>de</strong>r lag het even an<strong>de</strong>rs.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r had alle piano's achter zich verbrand.<br />

In het weekend kwam er al een kleine, mollige man die onze piano betastte en<br />

beklopte, alsof het om een lelijke hoest ging. Hij zei dat hij een seintje had gekregen<br />

van onze stemmer - ‘zoals u zeker wel weet, mevrouw’ - en dat <strong>de</strong> stemmer ook een<br />

hele goe<strong>de</strong> kennis van hém was. ‘Een hele goe<strong>de</strong> kennis, mevrouw. Een prachtige<br />

kerel.’<br />

Hij keek mijn moe<strong>de</strong>r om mijn va<strong>de</strong>r heen na terwijl ze rusteloos <strong>de</strong> kamer in- en<br />

uitliep en steeds opnieuw <strong>de</strong> indruk probeer<strong>de</strong> te wekken dat ze koffie ging maken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


555<br />

Ik zag dat hij naar haar benen keek en ook naar <strong>de</strong> plek waar zijn goe<strong>de</strong> kennis <strong>de</strong><br />

linkerhand had gelegd. De man had er <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> want mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

grap even zijn boogie woogie en merkte niets van wat er om hem heen gebeur<strong>de</strong>.<br />

‘Hou nou op, Jan!’ riep mijn moe<strong>de</strong>r uit keuken en gang. ‘Hou in godsnaam op!’<br />

‘Je moet er ook eigenlijk een beetje dronken <strong>voor</strong> zijn,’ zei mijn va<strong>de</strong>r verlegen.<br />

‘Ach ja. Als ik <strong>de</strong> tijd had... Tweehon<strong>de</strong>rd?’<br />

‘Hon<strong>de</strong>rd,’ zei <strong>de</strong> man. ‘En dan ben ik aardig. Ik moet hem nog helemaal afschuren<br />

en opnieuw in <strong>de</strong> zwarte lak gooien.’<br />

Hij keek naar al die lompe bloemen waarmee mijn moe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> piano had<br />

volgeschil<strong>de</strong>rd om <strong>de</strong> brandplekken van heel veel peuken te maskeren.<br />

‘Dit is wel een uniek exemplaar,’ probeer<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r nog.<br />

‘Hon<strong>de</strong>rd is nog wat veel,’ zei <strong>de</strong> man. ‘Muzikale mensen hou<strong>de</strong>n van effen,<br />

muzikale mensen.’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r aarzel<strong>de</strong>. ‘Tachtig,’ zei <strong>de</strong> man.<br />

‘Prima!’ riep mijn moe<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> keuken.<br />

‘Vind je het niet erg, Sep?’ vroeg mijn va<strong>de</strong>r en keek naar mij.<br />

‘Wat?’ zei ik.<br />

Ik heet niet Sep, ik word zo genoemd. Ik <strong>de</strong>nk dat mijn moe<strong>de</strong>r niet graag aan ome<br />

Sjef <strong>de</strong>nkt, <strong>de</strong> kaartvriend naar wie mijn va<strong>de</strong>r me heeft genoemd. Ik ben van drie<br />

jaar vóór <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog, die nu pakweg vijf jaar <strong>voor</strong>bij is en ik zit op het<br />

gym. Mijn va<strong>de</strong>r heeft alleen drie jaar HBS en mijn moe<strong>de</strong>r heeft iets an<strong>de</strong>rs niet<br />

afgemaakt.<br />

Ze wou ooit hoe<strong>de</strong>nmaakster wor<strong>de</strong>n maar dat mocht niet van thuis. ‘Wat zou<strong>de</strong>n<br />

ze wel van me <strong>de</strong>nken?’ zei m'n opa die op een aar<strong>de</strong>werkfabriek werkte <strong>voor</strong> een<br />

hongerloon maar beroemd was om zijn vazen.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r maakt wel veel an<strong>de</strong>re dingen. Ze knoopt kleedjes, ze schil<strong>de</strong>rt<br />

bloemetjes op dingen waarop die niet horen en ze breit <strong>voor</strong> mij truien die ik niet<br />

wil dragen. Onze hond slaapt er op een. Hij heeft hem gedragen toen hij eczeem had<br />

en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zalf zat.<br />

Zijn mijn ou<strong>de</strong>rs gelukkig? We zijn in elk geval net als ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong>ze streek<br />

katholiek. En dan vraag je zulke dingen niet, want het zou niets veran<strong>de</strong>ren. Het is<br />

misschien niet eens netjes om niet gelukkig te zijn. Ik <strong>de</strong>nk dat mijn va<strong>de</strong>r niemand<br />

an<strong>de</strong>rs wil dan mijn moe<strong>de</strong>r. Want dat zegt hij altijd als hij laat thuiskomt en <strong>de</strong> hond<br />

tegen <strong>de</strong> haren in aait. Hij zoent mijn moe-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


556<br />

<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> neus als ze aan hem ruikt. En altijd zegt ze dan dat hij niet zoenen kan. ‘O<br />

nee?’ roept mijn va<strong>de</strong>r dan, ‘o nee???’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r is hoofdvertegenwoordiger <strong>voor</strong> een brouwerij en bezoekt café's.<br />

‘Beroepshalve,’ zegt hij vaak. ‘Dat is lang niet altijd makkelijk, Sep.’ En mijn moe<strong>de</strong>r<br />

moet om mijn va<strong>de</strong>r lachen als hij een huppeltje maakt, zoals <strong>de</strong> Dikke van <strong>de</strong> Dikke<br />

en <strong>de</strong> Dunne. Ik <strong>de</strong>nk dat mijn moe<strong>de</strong>r een leven lang gelukkig zou zijn met een man<br />

die elke dag huppeltjes maakte. En als het laatste wat hij doen zou <strong>voor</strong>dat hij stierf<br />

iets met zijn hand zou zijn - dat twee benige vingers een raar trippeltje zou<strong>de</strong>n maken<br />

over haar hand - dan zou mijn moe<strong>de</strong>r hem misschien tevre<strong>de</strong>n lachend begraven.<br />

Maar mijn va<strong>de</strong>r huppelt <strong>de</strong> laatste jaren weinig.<br />

Soms is mijn va<strong>de</strong>r er een week lang alleen 's nachts. En als hij 's avonds niet<br />

werkt, heeft hij zijn twee kaartavon<strong>de</strong>n. Een op dinsdag en een op don<strong>de</strong>rdag. Meestal<br />

bij ons thuis.<br />

Hij is <strong>voor</strong>zitter van een klaverjasvereniging, hij is zelfs carnavalsprins geweest.<br />

‘Dat nooit meer,’ zei mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

En zaterdag is zijn vrije avond.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r en ik zijn dan alleen. Ik zit in mijn on<strong>de</strong>rgoed bij <strong>de</strong> radio en luister<br />

naar Negen heit <strong>de</strong> klok en mijn moe<strong>de</strong>r strijkt. Ik vond het altijd heerlijke avon<strong>de</strong>n<br />

en ik verheug<strong>de</strong> me er soms <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> week op.<br />

‘Gezellig, hè, mam?’<br />

‘Ja hoor. Er ligt nog wat lekkers in <strong>de</strong> blauwe kast.’<br />

‘Wil jij ook?’<br />

‘Ja doe maar.’<br />

‘Dat zijn onze zaterdagen,’ hoor<strong>de</strong> ik haar een keer zeggen tegen een mevrouw<br />

die ons nauwelijks ken<strong>de</strong>.<br />

‘En gaat u ook nooit een keertje op reis samen?’<br />

‘Nooit.’<br />

‘Nooit? Dat zou ik wel heel erg missen. En mijn man ook,’ zei <strong>de</strong> mevrouw, die<br />

<strong>de</strong> Leeszaal leidt waar ik nog vaak <strong>de</strong>tectives <strong>voor</strong> mijn va<strong>de</strong>r haal.<br />

Als ze me zelf helpt, vraagt ze steeds: ‘En? Heeft je va<strong>de</strong>r nog zo'n leuke dikke<br />

buik?’<br />

Waar bemoeit het mens zich mee? Maakt haar man wel eens een huppeltje?<br />

Ik heb mijn va<strong>de</strong>r nooit dronken gezien. Niet zoals ome Sjef, zijn kaartvriend, die<br />

wethou<strong>de</strong>r is en assistent-kerkmeester en in processies met het vaan<strong>de</strong>l van het<br />

mannenkoor loopt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


557<br />

Ik liep op een keer om een uur of drie 's middags door een winkelstraat en op het<br />

trottoir aan <strong>de</strong> overkant probeer<strong>de</strong> iemand rechtop te lopen. Hij moest zich daar<strong>voor</strong><br />

vasthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> gevels en nadat hij was gevallen over een stoepje, kroop hij echt<br />

een paar meter. Het was oom Sjef maar hij was zo dronken dat hij niet meer op<br />

zichzelf leek. De mensen liepen dan ook in een boog om hem heen. Zijn haar plakte<br />

op zijn <strong>voor</strong>hoofd, hij was rood tot in zijn nek en zijn ogen leken te puilen. Zijn bril<br />

was bij <strong>de</strong> val van zijn neus geglibberd en stak uit een hoop hon<strong>de</strong>npoep als een<br />

wafel uit een ijsje. Oom Sjef tastte bijzien<strong>de</strong> rond en brabbel<strong>de</strong> en boer<strong>de</strong>. Toen vond<br />

hij <strong>de</strong> bril.<br />

Iemand wil<strong>de</strong> hem nog tegenhou<strong>de</strong>n en zelf met een krant tussen zijn vingers <strong>de</strong><br />

bril <strong>voor</strong> hem oprapen, maar ome Sjef grom<strong>de</strong> kwaadaardig, graai<strong>de</strong> <strong>de</strong> bril uit <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zichtige han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> man en plakte hem vuil en wel terug op zijn bezwete<br />

neus.<br />

Ik heb oom Sjef uit <strong>de</strong> portiek van een winkel nagekeken, bang <strong>voor</strong> een omhelzing,<br />

maar ik had me niet hoeven te verstoppen. Hij zou me nooit herkend hebben. Dat<br />

doet hij zel<strong>de</strong>n op straat al ziet hij me al vanaf mijn geboorte twee kaartavon<strong>de</strong>n per<br />

week.<br />

‘Je wordt ook zo groot,’ zegt hij als ik er soms iets over zeg. ‘Wat wordt die jongen<br />

groot, Jan.’ En als hij een paar borrels op heeft, vraagt hij steeds: ‘Bid je wel genoeg?<br />

Als één van mijn jongens priester wordt, is dat <strong>voor</strong> mij het allermooiste ca<strong>de</strong>au.’<br />

Waarschijnlijk dobber<strong>de</strong> ome Sjef die middag in <strong>de</strong> richting van zijn huis, maar<br />

een café op <strong>de</strong> hoek zoog hem naar binnen.<br />

Zoiets gebeurt mijn va<strong>de</strong>r niet. ‘Je moet weten op te hou<strong>de</strong>n, Sep,’ zegt hij. ‘Ik hou<br />

altijd op tijd op. Dat is <strong>de</strong> kunst.’<br />

Maar mijn moe<strong>de</strong>r werd eens mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nacht wakker en zag dat mijn va<strong>de</strong>r<br />

niet naast haar lag.<br />

Ze hoor<strong>de</strong> wel een vreemd geklater op het portaal. Mijn va<strong>de</strong>r stond met gesloten<br />

ogen bij <strong>de</strong> trap en pieste langs <strong>de</strong> leuning omlaag. Twee verdiepingen lager kwam<br />

het bij <strong>de</strong> bene<strong>de</strong>nburen in <strong>de</strong> gang terecht. Het was goed te horen, want die gang<br />

heeft een granito vloer.<br />

‘O, wat doe ik?!’ zei mijn va<strong>de</strong>r toen mijn moe<strong>de</strong>r hem wakker maakte. ‘Ik dacht<br />

dat...’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r loodste hem terug in bed.<br />

‘Ruim jij even op, Janneke?’ mompel<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r. En hij sliep weer.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r heet niet Janneke. Daar hebben ze later nog vaak om gelachen. Ze<br />

sloop twee trappen af met een emmer en een dweil en sopte woe<strong>de</strong>nd<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


558<br />

haar snikken smorend <strong>de</strong> gang vlak naast <strong>de</strong> slaapkamer van het Jonge Stel, zoals<br />

onze bene<strong>de</strong>nburen al acht jaar heten.<br />

Een scheel meisje op het kantoor van mijn va<strong>de</strong>r heet Janneke. Er is niks tussen<br />

haar en mijn va<strong>de</strong>r, maar ze heeft wel eens gehuild tegen zijn schou<strong>de</strong>r op een<br />

carnavalsnacht, omdat haar Cana<strong>de</strong>es nooit is teruggekomen na <strong>de</strong> oorlog en haar<br />

ook niet heeft laten overkomen met haar kind.<br />

Ik was er zelf bij, omdat ik net elf was en mijn va<strong>de</strong>r dat jaar <strong>de</strong> Prins Carnaval.<br />

Ik mocht opblijven, <strong>de</strong> hele nacht als ik dat wou.<br />

Ik zie ze nog zitten. Juffrouw Janneke met een papieren ro<strong>de</strong> neus on<strong>de</strong>r haar kin<br />

en zwarte strepen op haar wang. En mijn va<strong>de</strong>r met een schou<strong>de</strong>r vol natte confetti<br />

en een jokermuts met koperen belletjes scheef op zijn wat warme hoofd. En mijn<br />

moe<strong>de</strong>r die me zag knikkebollen en vroeg: ‘Wil je óók naar bed? Wil je óók naar<br />

bed?’<br />

Juffrouw Janneke's kind wordt nu opgevoed bij <strong>de</strong> nonnen.<br />

‘Ze herken<strong>de</strong> me laatst niet meteen,’ zei Juffrouw Janneke een keer toen ze 's<br />

maandags op kantoor kwam. ‘Ze heeft het daar zo fijn. Ze vindt het er heerlijk.’ En<br />

toen huil<strong>de</strong> ze <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> morgen en niemand kreeg koffie. Juffrouw Janneke<br />

ruimt veel dingen van an<strong>de</strong>ren op maar ik weet niet of zij zomaar <strong>voor</strong> mijn va<strong>de</strong>r<br />

zou hebben willen dweilen. Niet mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nacht en misschien ook niet een an<strong>de</strong>re<br />

keer.<br />

3<br />

Misschien had ik me nog vóór het avon<strong>de</strong>ten wijs kunnen maken dat er niks gebeurd<br />

was. Dat ik het me verbeeld had. Dat had gekund. Als die man maar niet zo vlug was<br />

weggegaan. Als mijn moe<strong>de</strong>r maar niet zo kwaad was geweest en niet krijsend had<br />

gevraagd, waarom ik zo belachelijk vroeg thuiskwam. Was ik soms weer eens uit <strong>de</strong><br />

les gestuurd? Dat was heel onrechtvaardig, dat was me hooguit één keer overkomen,<br />

en als ik niet gezien had wat ik gezien had - mijn moe<strong>de</strong>r maakte verdomme nog<br />

knoopjes dicht - dan had ik <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n beslist verteld. Dat ik mijn eigen leraar Latijn<br />

Wolterman in elkaar had zien zakken op <strong>de</strong> drempel van ons lokaal. Want met dat<br />

nieuws kwam ik naar boven stormen en stond ik <strong>voor</strong> die vreemd dichte schuif<strong>de</strong>uren.<br />

Het was een heel verhaal gewor<strong>de</strong>n als het ervan gekomen was.<br />

We zou<strong>de</strong>n Latijn krijgen, het eerste lesuur meteen na <strong>de</strong> lunch.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


559<br />

Wolterman kwam als gewoonlijk in draf aanlopen uit <strong>de</strong> docentenkamer. Op <strong>de</strong><br />

drempel van ons lokaal greep hij naar zijn borst en knakte door zijn knieën. De klas<br />

lachte zich eerst gek, want Wop doet wel meer gekke dingen als hij aan <strong>de</strong> late kant<br />

is. Maar het lawaai ging over in onzeker gegiechel omdat Wolterman vreem<strong>de</strong>,<br />

loeien<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n begon te maken. Nico Goossens, die <strong>voor</strong>aan zit omdat hij zegt<br />

het bord an<strong>de</strong>rs niet te kunnen zien, zei: ‘Zijn ogen. Kijk, zijn ogen.’ Woltermans<br />

ogen draai<strong>de</strong>n weg. We zagen alleen nog oogwit.<br />

‘Zal ik even iemand halen?’ fluister<strong>de</strong> Nico. Het leek of hij niet uit zijn bank kon<br />

komen.<br />

Wop zat nu als een divanpop schuin tegen <strong>de</strong> <strong>de</strong>urpost. Zijn bovenlichaam leun<strong>de</strong><br />

over <strong>de</strong> zware, puilen<strong>de</strong> schooltas, een jongen ren<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> rector. De rest van onze<br />

klas kwam aarzelend uit <strong>de</strong> banken en ging om Wop heen staan. Hij kreun<strong>de</strong> nu zelfs<br />

niet meer.<br />

‘Hij kwijlt. Gedver,’ fluister<strong>de</strong> iemand.<br />

Een papiertje met vragen <strong>voor</strong> ons proefwerk was uit <strong>de</strong> tas gegle<strong>de</strong>n. Joop Sikkema<br />

stootte me aan. ‘Hei, Paffen. Jij staat er het dichtste bij.’<br />

Ik tikte op mijn <strong>voor</strong>hoofd. Hij grijns<strong>de</strong>, maar hij durf<strong>de</strong> het net zomin op te rapen.<br />

De rector kwam meteen en toen hij Wop zo zag liggen, stoof hij op klapperen<strong>de</strong><br />

sandalen door <strong>de</strong> lange gang naar <strong>de</strong> conciërge. Hij was meteen weer terug en<br />

dirigeer<strong>de</strong> ons terug in <strong>de</strong> banken. Of we even <strong>voor</strong> ons zelf wil<strong>de</strong>n werken. De leraar<br />

Frans en <strong>de</strong> scheikun<strong>de</strong>leraar wer<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> lokalen links en rechts van ons gehaald<br />

en die droegen <strong>de</strong> slappe Wop naar het kantoortje van <strong>de</strong> rector. De rector keek nog<br />

even met zijn uilenogen rond en zei: ‘Ik reken op jullie me<strong>de</strong>werking.’ Hij probeer<strong>de</strong><br />

dat ook te zeggen in <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re lokalen waar al minutenlang geen toezicht was<br />

geweest. Toen hij in <strong>de</strong> lange gang verdwenen was, brak daar <strong>de</strong> hel los.<br />

Wij bleven natuurlijk ook niet in onze banken maar verdrongen ons in <strong>de</strong> gang.<br />

In an<strong>de</strong>re klassen ver<strong>de</strong>rop werd het nu ook onrustig en leraren kwam vragen wat<br />

ons mankeer<strong>de</strong>. Joop Sikkema las intussen aan <strong>de</strong> lessenaar toch <strong>de</strong> proefwerkvragen<br />

<strong>voor</strong>, maar daar werd nauwelijks om gelachen. Een van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re jongens uit het<br />

scheikun<strong>de</strong>lokaal kwam met een sigaret in zijn mond vertellen dat Wop vast wel<br />

dood was.<br />

Hij had Stinky - <strong>de</strong> scheikun<strong>de</strong>leraar - uit het kantoor van <strong>de</strong> rector zien komen,<br />

<strong>de</strong> trappen af zien gaan en naar <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur zien lopen van lokaal 2b. Bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur had<br />

Stinky een hand door zijn haar gehaald en eerst even besluiteloos rond gekeken.<br />

Toen had hij diep a<strong>de</strong>mgehaald - en paar keer wel, zei<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


560<br />

<strong>de</strong> jongen - en toen was hij dan toch naar binnen gegaan. Toen hij weer naar buiten<br />

kwam, had hij Jimmy bij zich. Jimmy Wolterman. Stinky liet zijn hand op <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r<br />

van Jimmy liggen en dat is niks <strong>voor</strong> Stinky. Stinky houdt je hooguit bij één oor. Of<br />

hij knijpt je bovenarm fijn.<br />

Later was Stinky ook weer met Jimmy uit het kantoor van <strong>de</strong> rector gekomen. En<br />

Stinky huil<strong>de</strong> toen. Niet Jimmy.<br />

‘Dood,’ zei <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re jongen en drukte <strong>de</strong> sigaret uit in ons krijtbakje. ‘Maar dan<br />

ook hartstikke dood.’<br />

Ik bedoel maar. Dat had ik allemaal in geuren en kleuren kunnen vertellen als mijn<br />

moe<strong>de</strong>r tenminste thuis had zitten wachten met twee moorkoppen en niet gekust was<br />

gewor<strong>de</strong>n door een stemmer en daarna geprobeerd had te doen of ik gek was.<br />

Wat als Jimmy Wolterman zo thuis was gekomen, samen met Stinky <strong>voor</strong> mijn<br />

part en <strong>de</strong> rector met zijn ogen op steeltjes? Wat als zij Jimmy's moe<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n<br />

aangetroffen met hun pianostemmer? Had die moe<strong>de</strong>r Stinky en Jimmy dan laten<br />

uitpraten?<br />

Goed, Jimmy en mij, dat is appels met peren vergelijken. Maar ik wist dus niet<br />

hoe gauw ik onze <strong>voor</strong>kamer uit moest komen, nieuws of geen nieuws. Tegen etenstijd<br />

hoor<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r het hele verhaal over Wop uitgebrei<strong>de</strong>r en preciezer van mevrouw<br />

Sikkema die tegenover ons woont.<br />

‘Heeft Sep het dan niet verteld?’ vroeg mevrouw Sikkema verbaasd. ‘Mijn Joop<br />

kwam helemaal overstuur thuis. Hij had nog wel zo hard <strong>voor</strong> dat proefwerk<br />

gestu<strong>de</strong>erd.’<br />

‘Misschien heeft Sep er niet meteen aan gedacht,’ hoor<strong>de</strong> ik mijn moe<strong>de</strong>r<br />

mompelen. Mevrouw Sikkema vond het maar vreemd. Nu zie ik mevrouw Sikkema<br />

ook niet overdag gestreeld en gekust wor<strong>de</strong>n door een pianostemmer.<br />

4<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r is natuurlijk een mooie vrouw. Mijn va<strong>de</strong>r kijkt alsof hij dat gewoon<br />

vindt, maar er is wel eens iemand op een steiger of in een kuil mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> weg die<br />

fluit, sist of met zijn tong klakt als mijn moe<strong>de</strong>r alleen maar <strong>voor</strong>bijloopt. Als ik<br />

naast haar loop, knipoogt ze naar me.<br />

En tante Dini, <strong>de</strong> vrouw van ome Sjef, die negen kin<strong>de</strong>ren heeft, zegt vaak ‘Jij<br />

hebt je figuurtje tenminste nog’, als ze bij een moorkop komt uithuilen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


561<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r kan goed blozen. Op het eind van <strong>de</strong> oorlog - ik was toen 7 of zo -<br />

waren veel Amerikaanse soldaten bij burgers ingekwartierd. Wij had<strong>de</strong>n een Bill,<br />

een Charley en een Orby.<br />

Orby was legerkok. Ze smokkel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ons aangebroken potten pindakaas het<br />

kamp uit en halve tabletten chocola zo dik als een spel kaarten. Soms kwamen ze<br />

met een reusachtig blik cornedbeef, dat vreemd genoeg altijd net <strong>voor</strong> het eind van<br />

een maaltijd geopend was. Het had niets te maken met stelen, zei Orby. Wat overbleef<br />

had an<strong>de</strong>rs toch maar vernietigd moeten wor<strong>de</strong>n. Kamphygiëne.<br />

De drie Amerikanen kaartten met mijn va<strong>de</strong>r en flirtten met mijn blozen<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />

terwijl ik met een echte stengun waar helaas <strong>de</strong> patronengor<strong>de</strong>l uit was gehaald <strong>voor</strong><br />

het raam in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kamer zat en ermee op mevrouw Korenman wees die aan <strong>de</strong><br />

overkant achter <strong>de</strong> gordijntjes zat te breien.<br />

Ik vond het grote volwassen mannen maar ze schijnen piepjong geweest te zijn.<br />

Ze waren ver van huis en erg eenzaam, dat begrijp ik nu ook. Mijn moe<strong>de</strong>r scheel<strong>de</strong><br />

maar een paar jaar met hen. Omdat mijn va<strong>de</strong>r bij een brouwerij werkte had hij nog<br />

wel eens sterke drank in huis en op een avond toen een van <strong>de</strong> Amerikanen tipsy was<br />

- ik <strong>de</strong>nk dat het Bill was - zoen<strong>de</strong> hij mijn moe<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> vestibule op <strong>de</strong> mond.<br />

‘Hou daarmee op. Crazy you? Yes?’ riep mijn moe<strong>de</strong>r en duw<strong>de</strong> hem in <strong>de</strong><br />

paraplubak, waar mijn va<strong>de</strong>r hem toen uit heeft moeten helpen. Ze zijn nog vaak<br />

langs geweest. Diezelf<strong>de</strong> Bill heeft mijn va<strong>de</strong>r een boogie woogie geleerd. En paar<br />

jaren lang heeft hij mijn va<strong>de</strong>r nog nylons gestuurd <strong>voor</strong> mijn moe<strong>de</strong>r, helemaal uit<br />

Amerika, in ruil <strong>voor</strong> net zo zeldzame sigarenbandjes die mijn va<strong>de</strong>r zuchtend uit<br />

zijn <strong>voor</strong>oorlogse albums plukte.<br />

Ik geloof dat mijn va<strong>de</strong>r dacht dat mijn moe<strong>de</strong>r hem aantrekkelijk vond als hij die<br />

boogie woogie later zelf speel<strong>de</strong>. Misschien omdat hij er niks van kan. Ze kroop<br />

tenminste altijd op zijn schoot en siste: ‘Pas op! Pas op!’ als ik plotseling <strong>de</strong> kamer<br />

binnenkwam.<br />

De avond van <strong>de</strong> dag dat ik mijn moe<strong>de</strong>r betrapt had, kon ik het niet langer aanzien<br />

dat mijn va<strong>de</strong>r zo smakelijk zat te eten. Ik bood zomaar aan <strong>de</strong> hond uit te laten.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r keek verbaasd op van zijn spek en eieren. Mijn moe<strong>de</strong>r fluister<strong>de</strong> alleen<br />

maar ‘ja hoor’, en nam haar en mijn bord weg.<br />

Onze straat leek wurgend smal, <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool had droeve ogen, het<br />

park lag er onnozel bij met al die kleuren in <strong>de</strong> perken en bomen wit van bloesem.<br />

Ra<strong>de</strong>loos liep ik rondjes om <strong>de</strong> fontein die het niet <strong>de</strong>ed op dit uur.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


562<br />

Wat moest er van ons wor<strong>de</strong>n? Was mijn va<strong>de</strong>r nu <strong>voor</strong>taan verschrikkelijk alleen?<br />

Wat had hij aan mij? Ik was maar een kind. Wie <strong>de</strong>ed zijn was, wie kroop er nu ooit<br />

zomaar op zijn schoot? Dat was mijn werk toch niet? Zou hij nog willen leven?<br />

Ik stond stil.<br />

Of zou mijn moe<strong>de</strong>r mijn va<strong>de</strong>r gewoon niets vertellen?<br />

En wat beteken<strong>de</strong> zo'n geheim dan weer <strong>voor</strong> mij?<br />

Moest ik mijn moe<strong>de</strong>r verra<strong>de</strong>n?<br />

Maar wie had mijn va<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>rs dan mij?<br />

Ik probeer<strong>de</strong> mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoveelste maal het gebeur<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rs te herinneren. Was<br />

ik een fantast? Ie<strong>de</strong>reen vindt mij altijd een fantast. En nerveus. Een nerveus kind.<br />

‘Je hebt een nerveus kind, meisje.’ Onze dokter knijpt mijn moe<strong>de</strong>r óók wel eens,<br />

als hij dat zegt. Maar in <strong>de</strong> wang, en dat mag. Mijn moe<strong>de</strong>r is dan vuurrood van<br />

genoegen.<br />

Misschien had mijn moe<strong>de</strong>r die middag dat <strong>de</strong> stemmer er was een vuiltje in haar<br />

oog gehad. Misschien had <strong>de</strong> stemmer toen hij <strong>de</strong> laatste snaar had strakgezwengeld<br />

nog een rie<strong>de</strong>ltje gespeeld en misschien had mijn moe<strong>de</strong>r die net een nieuwe blouse<br />

had aangedaan gezegd: ‘Leuk. Was dat niet een mambo?’<br />

‘Nee, dit is een rumba,’ had <strong>de</strong> stemmer gezegd. ‘Die gaat weer een beetje an<strong>de</strong>rs.’<br />

En toen had hij mijn moe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mambo even <strong>voor</strong>gedaan.<br />

‘Weet u dat u nog één knoopje niet dichtgedaan hebt?’ had hij opeens gezegd.<br />

‘O nee toch? O jee!’<br />

Hij had haar met het knoopje geholpen.<br />

‘Lief dat u me even hebt gewaarschuwd,’ had mijn moe<strong>de</strong>r nog gezegd. Met een<br />

kleur.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r is gek op dansen. Mijn va<strong>de</strong>r kan er helemaal niets van. Hij wiegelt<br />

hooguit wat met zijn mollige heupen en maakt haar met zijn hon<strong>de</strong>rddrie kilo aan<br />

het lachen.<br />

Dit was geen dansen, Ik wist wel beter. Ik ben toevallig tot in <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails <strong>voor</strong>gelicht,<br />

en door een specialist. Onze rector die godsdienst geeft.<br />

En bij <strong>de</strong> mythologie hoor je nog wel eens wat. Go<strong>de</strong>n doen alles wat ze zelf<br />

verbo<strong>de</strong>n hebben. Wop kon er sappig over vertellen, al sloeg hij vaak hoofdstukjes<br />

over in onze klas. Arme Wop.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


563<br />

Aan zulke dingen dacht ik in het park terwijl <strong>de</strong> hond in een bloemperk hurkte.<br />

Je hoofd is een prullenbak die nooit geleegd wordt.<br />

Alles ligt er kriskras door elkaar.<br />

Toen zag ik dwars door <strong>de</strong> motregen Jimmy Wolterman. Jimmy Wop. Ook met een<br />

hond. Hij liep langs <strong>de</strong> huizen en keek niet op of om. En hij floot. Het klonk niet<br />

hard. Hij floot zoals iemand die niet weet dat hij fluit.<br />

Ik probeer<strong>de</strong> op Lord te letten, maar ik kon mijn ogen niet van hem af hou<strong>de</strong>n. Ik<br />

keek hem uit mijn ooghoeken na. Ik stel<strong>de</strong> me <strong>voor</strong> hoe ik het <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen<br />

op school zou vertellen.<br />

‘Ik kwam Jimmy Wop nog tegen.’<br />

‘Ach. Erg, ja. Hoe zag ie eruit?’<br />

‘Hij liep te fluiten.’<br />

Hoe moet je eigenlijk kijken, als je va<strong>de</strong>r een paar uur dood is? Mag je dan <strong>de</strong><br />

hond fluitend uitlaten? Zijn daar regels <strong>voor</strong>?<br />

Jimmy Wop maakte een kring helemaal om het snertparkje heen en toen kon hij<br />

niet langer doen of hij me niet zag. Hij stak zijn hand op. Het was een verstrooid<br />

gebaar.<br />

‘Zei Jimmy nog wat tegen je?’<br />

‘Nee, hij <strong>de</strong>ed wat verstrooid.’<br />

De hond trok hem <strong>de</strong> straat in waar hij woon<strong>de</strong>. Zou zijn va<strong>de</strong>r thuis opgebaard<br />

liggen? Dan zou ik ook liever met <strong>de</strong> hond gaan wan<strong>de</strong>len.<br />

Ik liep naar huis en ik dacht aan mijn eigen va<strong>de</strong>r. En aan mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

Ik probeer<strong>de</strong> te fluiten. Eerst hard, toen zacht. Zoals Jimmy.<br />

Maar het lukte me niet.<br />

5<br />

Waar ik woon, is ie<strong>de</strong>reen rooms. Rooms katholiek. Protestanten zeggen ‘Rooms’.<br />

Aan schei<strong>de</strong>n doen we hier niet. Mijn moe<strong>de</strong>r hoor<strong>de</strong> van tante Dini dat ome Sjef<br />

haar wel eens <strong>de</strong> slaapkamer uit timmert als hij dronken is, maar hij schijnt het ook<br />

altijd weer heel lief goed te maken. ‘Scheld je hem 's nachts dan soms zo vreselijk<br />

uit?’ vroeg mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Nee, juist niet,’ zei tante Dini. ‘Ik ben meestal heel rustig en waardig en zo, maar<br />

daar wordt hij heel razend van.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


564<br />

‘Probeer hem eens te trappen,’ suggereer<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Hij is soms, als hij nuchter is, echt heel lief,’ zuchtte tante Dini, ‘hij heeft pas een<br />

keer <strong>de</strong> afwas <strong>voor</strong> me gedaan. Toen heeft hij alle stukken vaatwerk geteld.’<br />

‘Met negen kin<strong>de</strong>ren kijk je wel uit,’ zegt mijn moe<strong>de</strong>r er altijd achter aan als ze<br />

het over tante Dini heeft met an<strong>de</strong>r vriendinnen.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r hebben natuurlijk ook hun ruzies. Mijn moe<strong>de</strong>r voelt<br />

zich vaak alleen en ze is ook terecht bang dat mijn va<strong>de</strong>r net zo erg gaat drinken als<br />

zijn kaartvrien<strong>de</strong>n ome Bennink en ome Sjef. Hij is <strong>de</strong> laatste jaren steeds vaker niet<br />

thuis. Dat zit mijn moe<strong>de</strong>r heel hoog.<br />

‘Zelfs als hij thuis is, is hij weg,’ zei ze tegen een tante, die een zus is van mijn<br />

va<strong>de</strong>r.<br />

Als mijn va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r ruzie hebben, spreken ze een hele dag niet met elkaar.<br />

Ze blijven niet samen in hetzelf<strong>de</strong> vertrek en gebruiken mij als boodschapper.<br />

‘Vraag maar aan je va<strong>de</strong>r of hij nog wat wil eten. En wat hij wil eten. En hoeveel<br />

hij wil eten. Ik maak het wel.’<br />

‘Zeg maar tegen je moe<strong>de</strong>r dat ik net zo lief in <strong>de</strong> stad ga eten, als het teveel moeite<br />

is.’<br />

‘Zeg maar dat hij als hij zo'n haast heeft om <strong>de</strong> stad in te gaan, ik hem niet tegen<br />

hou. Dat hij er net zo goed kan blijven.’<br />

‘Zeg maar tegen je moe<strong>de</strong>r dat ik al gegeten en gedronken heb.’<br />

‘Zeg maar dat hij mij niet hoeft te vertellen, dat hij al gedronken heeft.’<br />

Het is meestal te kin<strong>de</strong>rachtig <strong>voor</strong> woor<strong>de</strong>n. En toch ben ik altijd ongerust. Dat<br />

een van hen zal weglopen en dat ik achter blijf met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en onze ou<strong>de</strong> hond.<br />

Hoe komt het dat je bang bent <strong>voor</strong> iets dat je nooit hebt meegemaakt?<br />

Maar je bent ook bang om dood te gaan zon<strong>de</strong>r dat je ooit al eens eer<strong>de</strong>r bent<br />

gestorven. Of zijn we allemaal al heel vaak overle<strong>de</strong>n, is ons leven helemaal niet zo<br />

nieuw als het lijkt en zorgen spiegels steeds weer <strong>voor</strong> een nieuw gezicht <strong>voor</strong><br />

ie<strong>de</strong>reen, zodat het lijkt alsof we net bestaan?<br />

Toen <strong>de</strong> piano <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit moest, besloot ik dat ik net als mijn moe<strong>de</strong>r schoon<br />

schip moest maken. Mijn va<strong>de</strong>r zou van míj nooit iets te weten komen over mijn<br />

moe<strong>de</strong>r en wat ze misschien had gedaan. Ik zou mijn verdriet wegslikken.<br />

Een jaar gele<strong>de</strong>n had er trouwens geen haan naar gekraaid. Ik zou er niet bij stil<br />

hebben gestaan dat iemand dan mijn va<strong>de</strong>r mijn moe<strong>de</strong>r overdag achter schuif<strong>de</strong>uren<br />

kuste. Of zo.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


565<br />

Op een ochtend, het was nog ver <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vorige zomer, keek <strong>de</strong> rector tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

engelse les zomaar om <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur en wenkte mij met een vinger. Ik keek<br />

nog achter me, maar hij bedoel<strong>de</strong> echt mij.<br />

De klas keek me nieuwsgierig na. Ik was niet op mijn gemak, want we had<strong>de</strong>n<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> tekenclubavond net sigaretten gebietst uit <strong>de</strong> docentenkamer Maar <strong>de</strong> rector<br />

was nergens boos over. Hij <strong>de</strong>ed wel zenuwachtig. Hij wil<strong>de</strong> dat ik tegenover zijn<br />

bureau ging zitten in een grote hoge stoel, presenteer<strong>de</strong> mij zelfs een chocolaatje -<br />

ik wist niet eens dat franciscanen snoepten - en keek mij toen lange tijd aan, zwiepend<br />

met het witte koord van zijn pij, terwijl hij steeds opnieuw zijn keel schraapte en dan<br />

weer dingen vroeg die hij vast niet wil<strong>de</strong> weten.<br />

Ik vind vaak dat dingen gezichten hebben. Ik ken een rij ontzet kijken<strong>de</strong> huizen,<br />

wij hebben thuis een nieuwsgierige maar neusverkou<strong>de</strong>n kraan. En onze parasol heeft<br />

halverwege <strong>de</strong> steel een klemmetje dat lijkt op een verstrooid starend vogelhoofdje,<br />

met een slurfje in plaats van een snavel. Dit hoofdje heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> verschrikte<br />

uitdrukking, constant, als onze rector.<br />

Ik begon net bang te wor<strong>de</strong>n dat die wachtte tot ik iets uit mij zelf zou bekennen,<br />

toen hij vroeg of ik wel eens een meisje aardig had gevon<strong>de</strong>n.<br />

Nu heb ik geen zus, niet eens een even oud nichtje en in mijn straat zijn <strong>de</strong> meisjes<br />

toevallig niet ou<strong>de</strong>r dan vier. Ik ken<strong>de</strong> er gewoon nog niet veel. Ik haal<strong>de</strong> dus mijn<br />

schou<strong>de</strong>rs op.<br />

‘Jongens?’<br />

Zijn ogen ston<strong>de</strong>n opeens strak.<br />

Ik vertel<strong>de</strong> dat ik aan sommige een hekel had - ik noem<strong>de</strong> geen namen - en sommige<br />

wel mocht. De ene dag wat min<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dag wat meer.<br />

Wist ik ook al waar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren vandaan kwamen?<br />

Ik zei dat <strong>de</strong> meeste jongens uit mijn klas in mijn buurt woon<strong>de</strong>n. Maar dat bedoel<strong>de</strong><br />

hij niet. Ik zei dat ze ook uit <strong>de</strong> dorpen ver<strong>de</strong>rop kwamen. Maar hij wuif<strong>de</strong> het weg.<br />

‘Nee, ik bedoel of je weet hoe <strong>de</strong> mensen ou<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n.’<br />

Daar had ik eigenlijk nooit over nagedacht. Ik had mijn ou<strong>de</strong>rs nooit an<strong>de</strong>rs dan<br />

als ou<strong>de</strong>rs gekend. Maar volgens mij lagen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op een dag in <strong>de</strong> wieg. Nog<br />

net niet met een kaartje erbij. ‘Met <strong>de</strong> complimenten van God.’ Maar het was wel<br />

vast zoiets.<br />

‘Jan kom eens kijken wat er nou in onze wieg ligt.’<br />

God was waarschijnlijk aardig <strong>voor</strong> mensen die van elkaar hiel<strong>de</strong>n. Ook <strong>voor</strong><br />

hei<strong>de</strong>nen, en zelfs <strong>voor</strong> communisten. En God mocht ome Sjef kennelijk heel érg.<br />

De rector bleef kuchen en met het witte koord zwiepen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


566<br />

Nu had ik precies een dag eer<strong>de</strong>r woordspelletjes gedaan op <strong>de</strong> speelplaats. We<br />

verhaspel<strong>de</strong>n met opzet alle zinnen en verwissel<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld ook <strong>de</strong> me<strong>de</strong>klinkers<br />

in woor<strong>de</strong>n, zodat het was alsof we een vreem<strong>de</strong> taal spraken. Het woord dat ik<br />

misvorm<strong>de</strong> was ‘beukennootje’.<br />

De jongen met wie ik het speeltje speel<strong>de</strong>, sloeg dubbel. Ik wil<strong>de</strong> weten waarom<br />

dit nu zo bijzon<strong>de</strong>r leuk was.<br />

‘Dat moet je nooit meer zeggen!’<br />

‘Wat moet ik nooit meer zeggen?’<br />

‘Nou! Wat je net zei!’<br />

‘Wat ik net zei?’<br />

‘Nou! Je weet toch wel hoe dat heet?! Wanneer een man op een vrouw ligt!?’<br />

‘Op een vrouw?’<br />

‘Nou! Ze zeggen wel is: het komt niet van het water en het komt niet van <strong>de</strong> wind!’<br />

‘De wind?’<br />

‘En niet van het vuur! Mijn va<strong>de</strong>r heeft van die boekjes, daar staat het allemaal<br />

in. Oeioei! Als mijn moe<strong>de</strong>r dat wist. Nou! Oeioeioei!’<br />

Ik besloot het die avond maar aan mijn va<strong>de</strong>r te vragen. Die wist nog wel eens<br />

wat.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r stond in <strong>de</strong> keuken en bakte zelf bloedworst met schijfjes appel, iets<br />

waar mijn moe<strong>de</strong>r van gruwt.<br />

Ik vroeg hem waarom ‘neukebootje’ een grappig woord was. Mijn va<strong>de</strong>r liet <strong>de</strong><br />

vork in <strong>de</strong> pan vallen.<br />

‘Grappiger dan woedblorst bij<strong>voor</strong>beeld,’ zei ik. En ik vroeg wat water en vuur<br />

er mee te maken kon<strong>de</strong>n hebben. En wind. En waarom een man op een vrouw zou<br />

willen liggen.<br />

‘Geen i<strong>de</strong>e,’ zei hij. ‘Zet <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n maar op tafel.’<br />

Daarom zou mijn bank leeg blijven tij<strong>de</strong>ns Engelse les. Mijn preutse va<strong>de</strong>r, die nooit<br />

met het theelepeltje van mijn moe<strong>de</strong>r of van mij in zijn thee wil roeren, had<br />

professionele hulp ingeroepen.<br />

De rector wist niet van <strong>de</strong> beukennootjes, maar begon uit zichzelf over<br />

boterbloemen en za<strong>de</strong>n, vruchtbeginsels, stampers en dikke hommels. En bouw<strong>de</strong><br />

het langzaam op naar een climaxloze climax zon<strong>de</strong>r enig lichaams<strong>de</strong>el bij <strong>de</strong> naam<br />

te noemen. Het werd een won<strong>de</strong>rlijk verhaal vol geheime han<strong>de</strong>lingen die wel Gods<br />

zegen had<strong>de</strong>n maar die je <strong>voor</strong>lopig beslist met niemand moest doen. Er kwamen<br />

naast boterbloemen ook meisjes in <strong>voor</strong> die je niet ongelukkig mocht maken. Jongens<br />

wer<strong>de</strong>n waarschijnlijk niet ongelukkig.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


567<br />

Ik was blij dat ik pas elf was en er <strong>voor</strong>lopig niets mee te maken zou hebben, zoals<br />

<strong>de</strong> rector me verzeker<strong>de</strong>.<br />

‘Praat er maar niet over met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren,’ was het laatste dat hij zei.<br />

Toen ik in <strong>de</strong> klas terugkwam, voel<strong>de</strong> ik me een geheim agent.<br />

De overheid reken<strong>de</strong> op mij. Ik was <strong>de</strong> enige bij wie <strong>de</strong> staatsgeheimen veilig<br />

zou<strong>de</strong>n zijn.<br />

‘To loose,’ zei <strong>de</strong> leraar. ‘I loose - I lost - I have lost.’<br />

Ik voel<strong>de</strong> vele ogen op mij gericht. ‘Wat was er?’ vroeg Joop Sikkema.<br />

‘O,’ zei ik. ‘Iets... eh... niks eigenlijk.’<br />

‘Heb je straf?’<br />

‘Nee. Daar ging het niet over.’<br />

‘Wat was er dan?’<br />

‘O. Iets eh... iets van biologie.’<br />

‘Biologie? Was Nappie erbij?’<br />

‘Nee. Het ging over boterbloemen.’<br />

‘Boterbloemen?’<br />

‘En God en zo.’<br />

‘Mmm.’<br />

‘Jij hoort het nog wel eens van iemand,’ zei ik. ‘Wat? Wat moet ik horen?’<br />

Dat was ruim an<strong>de</strong>rhalf jaar gele<strong>de</strong>n. Ik weet nu van <strong>de</strong> hoed en <strong>de</strong> linkerhand.<br />

6<br />

Alle kin<strong>de</strong>ren die Latijn had<strong>de</strong>n gehad van Wop gingen hem mee begraven. En die<br />

van 2b. Omdat Jimmy in die klas zat. Wop had gezorgd dat Jimmy geen les van hem<br />

kreeg, maar van <strong>de</strong> Kikker. De Kikker sprak bij het graf. Hij had het over <strong>de</strong> Grieken<br />

die een muntje op <strong>de</strong> tong van een do<strong>de</strong> leg<strong>de</strong>n. En aan het eind gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> kikker<br />

zelf ook een muntje in het graf zodat Wop <strong>de</strong> veerman kon betalen die hem naar het<br />

do<strong>de</strong>nrijk bracht.<br />

Wij had<strong>de</strong>n allemaal één bloem gekregen bij het grote hek. Jimmy had zijn hond<br />

bij zich, maar het dier moest bij het hek achterblijven omdat hon<strong>de</strong>n niet katholiek<br />

zijn.<br />

Jimmy stond naast zijn moe<strong>de</strong>r, die on<strong>de</strong>rsteund werd door <strong>de</strong> Kikker toen ze zelf<br />

<strong>de</strong> eerste bloem wierp. De rector die ook priester is, had zelf <strong>de</strong> mis gelezen en<br />

zegen<strong>de</strong> nu het graf en twee an<strong>de</strong>re franciscanen - Romme<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


568<br />

(Duits) en Croonen (godsdienst in <strong>de</strong> b-klassen) - <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> wierook. We waren wel<br />

een hele morgen zoet met <strong>de</strong> begrafenis, maar we kregen die middag zowaar allemaal<br />

vrij.<br />

Het was moeilijk om het kerkhof niet al te vrolijk te verlaten. Ie<strong>de</strong>reen aai<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

hond bij <strong>de</strong> uitgang. Alleen <strong>de</strong> Kikker die het nerveuze dier losmaakte, werd door<br />

hem gebeten.<br />

De Kikker heet zo omdat ze op een dag in zijn klas een kikker had<strong>de</strong>n losgelaten.<br />

Nu heeft <strong>de</strong> man een vreem<strong>de</strong> kwaal. Hij heeft zijn linkerhand niet on<strong>de</strong>r controle.<br />

Wanneer hij met zijn rechterhand iets op het bord schrijft, schrijft <strong>de</strong> linkerhand<br />

zwierig mee. De linkerhand zet puntjes op onzichtbare i's en on<strong>de</strong>rstreept onzichtbare<br />

woor<strong>de</strong>n. Een jongen beweert dat hij <strong>de</strong> Kikker eens op <strong>de</strong> speelplaats in zijn neus<br />

heeft zien peuteren. De Kikker probeer<strong>de</strong> het niet opvallend te doen, maar zijn<br />

linkerhand pulkte naast zijn lichaam mee, ergens in een niet bestaan<strong>de</strong> neus.<br />

Toen die kikker door <strong>de</strong> klas hupte, had <strong>de</strong> man die een dierenvriend is, hem zelf<br />

gevangen. Maar toen hij met zijn rechterhand een van <strong>de</strong> hoge ramen open wil<strong>de</strong><br />

doen, klem<strong>de</strong> dat. Dat overleef<strong>de</strong> het dier in zijn linkerhand niet.<br />

In een klas wordt alles geestig.<br />

Ik liep met onze ou<strong>de</strong> hond Lord die middag weer door het snertpark, om het 's<br />

avonds niet te hoeven doen. Ik mocht namelijk met mijn ou<strong>de</strong>rs mee naar een film<br />

met Doris Day.<br />

Dat was bijzon<strong>de</strong>r want mijn va<strong>de</strong>r krijgje doorgaans met geen stok naar een<br />

bioscoop. Deze keer had hij ook geen zin.<br />

‘Jullie kunnen toch fijn samen gaan?’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r hield voet bij stuk.<br />

‘Maar jullie gaan zo vaak samen!’ Het hielp niet.<br />

Hij moest en hij zou.<br />

Deed ze 't <strong>voor</strong> mij? Maakt ze iets goed? Wat ze had gedaan, viel niet goed te<br />

maken.<br />

Maar er is maar één Doris Day.<br />

Ik ging op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> parkbank zitten, waarop ik toen ik acht was met een blocnote<br />

op mijn blote knieën en een potlood in <strong>de</strong> hand op auto's wachtte die zo nu en dan<br />

eenzaam passeer<strong>de</strong>n. Ik <strong>de</strong>ed dat samen met vriendjes. Het ging erom wie <strong>de</strong> meeste<br />

nummerbor<strong>de</strong>n had aan het eind van <strong>de</strong> dag. Soms had<strong>de</strong>n we er wel zestig. Het<br />

wordt steeds drukker op <strong>de</strong> weg.<br />

Ik bedacht dat ik eigenlijk nooit eer<strong>de</strong>r al die smerige woor<strong>de</strong>n had gezien<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


569<br />

die in het hout van <strong>de</strong> bank gekerfd ston<strong>de</strong>n. Het was alsof die woor<strong>de</strong>n gewacht<br />

had<strong>de</strong>n tot ik <strong>de</strong> zwiepen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lichting van <strong>de</strong> rector over <strong>de</strong> boterbloemen en <strong>de</strong><br />

tere meisjesziel <strong>voor</strong> mijn kiezen had gekregen. Tot ik ze kon begrijpen. En waar<strong>de</strong>ren.<br />

Lord werd onrustig en ik greep <strong>de</strong> riem steviger vast. Hij begon hoog te janken,<br />

want hij zag een an<strong>de</strong>re hond en dat maakt hem sentimenteel.<br />

Jimmy Wolterman liep dwars door een perk op me af. Met <strong>de</strong> hazewind van wijlen<br />

Wop.<br />

Jimmy is iemand die eerst heel lang niets zegt.<br />

‘Jouw va<strong>de</strong>r is dokter, hé?’<br />

‘Mijn va<strong>de</strong>r? Nee, die is vertegenwoordiger. Hóófdvertegenwoordiger.’ Ik zeg het<br />

er altijd maar bij.<br />

‘Je woont toch op...’ Hij noem<strong>de</strong> mijn huisnummer.<br />

Er ging me een licht op. Hij bedoel<strong>de</strong> het Jonge Stel, dat bene<strong>de</strong>n ons woon<strong>de</strong>.<br />

Het Jonge Stel was wel zoiets als arts. Het werkte tenminste in het ziekenhuis. Ze<br />

had<strong>de</strong>n niet een praktijk aan huis of zo. Maar mijn moe<strong>de</strong>r ging altijd wel Hollands<br />

met ze praten als ze ze aansprak. O, artsen. Vast.<br />

Ik leg<strong>de</strong> het uit. Jimmy leek teleurgesteld en wil<strong>de</strong> weer weglopen. Dat lukte niet<br />

erg omdat zijn hond diep in gesprek was met onze Lord, die tegenwoordig een heel<br />

park vult met zijn stank. Jimmy bleef dus staan en ik zag dat hij weer floot zon<strong>de</strong>r<br />

te fluiten.<br />

Op onze muziek- en <strong>de</strong>clamatieavon<strong>de</strong>n op school speelt Jimmy al dingen van<br />

Bach. Maar ik herinner me dat hij een keer mid<strong>de</strong>n in een moeilijk stuk een fout<br />

maakte. Niemand an<strong>de</strong>rs had er waarschijnlijk iets van gemerkt, maar Jimmy speel<strong>de</strong><br />

eerst die maat driftig opnieuw, begon toen van voren af aan en toen hij bij <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

passage kwam en weer <strong>de</strong> fout bleek gemaakt te hebben, sloeg hij het <strong>de</strong>ksel van <strong>de</strong><br />

piano met een klap dicht, stond op en liep zon<strong>de</strong>r te buigen <strong>de</strong> aula uit.<br />

Pater Croonen (godsdienst in <strong>de</strong> b-klassen) die <strong>de</strong> microfoon <strong>de</strong>ed, struikel<strong>de</strong><br />

hoestend en sigarenas van zich afkloppend naar voren en zei zoiets als: ‘Dat is het<br />

muzikale temperament. Nu <strong>de</strong> zelfbeheersing nog.’<br />

En <strong>de</strong> Kikker, die er ook was, met <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Jimmy, die zich dood leek te<br />

schamen, lachte met die rare kakel van hem.<br />

Ik probeer<strong>de</strong> onze Lord af te lei<strong>de</strong>n, zodat Jimmy weg kon lopen.<br />

Maar hij liep niet weg.<br />

‘Dus die mensen zijn wel doktoren?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


570<br />

‘Ik geloof dat zij iets doet wat hij ook doet. Dat ze mensen verdoven mogen of zo.’<br />

‘Ik had zo iemand wat willen vragen.’<br />

‘Je kan het toch altijd proberen? Ze weten geloof ik wel veel.’<br />

Ik dacht aan onze kat Tuuk die stijf in haar mandje had gelegen. Mijn moe<strong>de</strong>r had<br />

het mandje met dooie Tuuk <strong>de</strong> trap afgedragen en aan het Jonge Stel gevraagd. ‘Is<br />

hij dood?’<br />

En Hij van het Jonge Stel had zijn vrouw aangekeken en gevraagd. ‘Wat <strong>de</strong>nk jij,<br />

Hermientje? Is <strong>de</strong>ze kat dood?’<br />

‘O zeker.’<br />

‘Dat is mijn diagnose dan ook,’ had hij gezegd. Mijn moe<strong>de</strong>r mocht haar bene<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> tuin begraven. En hij hielp haar zelfs met spitten.<br />

‘Het zijn aardige mensen,’ zei ik. ‘Tegen zessen zijn ze altijd wel thuis.’<br />

Jimmy knikte, maar ik <strong>de</strong>nk niet dat hij van plan was om om zes uur bij ons aan<br />

te bellen.<br />

‘Zal ík het <strong>voor</strong> je vragen?’<br />

Ik ben nieuwsgierig. Zegt mijn va<strong>de</strong>r. En sluw. Zegt mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

Jimmy stonk er niet in.<br />

‘Dag.’ Zei hij. En hij wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> weg. De hazewind wurg<strong>de</strong> zichzelf bijna, want hij<br />

was nog lang niet uitgeroken met onze Lord.<br />

‘Hei!’ riep ik. Ik ging er maar bij staan. ‘Ik vind het rot van je va<strong>de</strong>r!’<br />

Ik dacht koortsachtig na.<br />

Wat kon ik nog <strong>voor</strong> vrien<strong>de</strong>lijks over Wop zeggen, wat je ook een beetje kon<br />

róepen? Hij was aardig. Maar er waren geen woor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> dat soort aardig.<br />

‘Hij wist altijd veel gewone woor<strong>de</strong>n! Gewone woor<strong>de</strong>n die toch uit het Latijn<br />

zijn! Zoals “spiegel” en “brief”. Van brevis dat “kort” betekent. Al zijn brieven vaak<br />

niet kort meer enne...’<br />

Jimmy keek met getuite lippen rond. Zijn hond hing snakkend aan zijn riem en<br />

Lord probeer<strong>de</strong> alles om dichterbij die trillerige hazewind te komen.<br />

‘Jouw va<strong>de</strong>r wist daar meer van dan <strong>de</strong> Kikker!’ Ik leg<strong>de</strong> er nog wat bovenop.<br />

‘Zou je eens kunnen vragen aan die mensen of je van verdriet kunt sterven?’ vroeg<br />

hij.<br />

Ik staar<strong>de</strong> even.<br />

‘...Was het dan geen hartaanval?’<br />

‘Ik had het niet over mijn va<strong>de</strong>r.’<br />

Ik trok Lord naar me toe.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


571<br />

‘O,’ zei ik.<br />

‘Maar je mag dat ook wel vragen. Of je een hartaanval van verdriet kunt krijgen.’<br />

De hon<strong>de</strong>n speel<strong>de</strong>n nu weer carrousel want Jimmy was teruggeslenterd. Ik<br />

ontwar<strong>de</strong> <strong>de</strong> riemen.<br />

‘Ik weet niet of ze dát weten,’ antwoord<strong>de</strong> ik ein<strong>de</strong>lijk.<br />

‘Ik geloof dat ze... ze doen iets met verdoven. Ze verdoven mensen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> operatie<br />

of zo...’<br />

‘Dan zijn het toch dokters?’<br />

‘Ja maar dokters verdoven geloof ik geen verdriet.’<br />

Jezus. Dat klonk veel te grappig. Stom. Stom.<br />

‘Sorry,’ zei ik. ‘Ik bedoel...’<br />

Jimmy pakte zijn riem terug en trok <strong>de</strong> hazewind ruw mee.<br />

‘Vraag het maar niet,’ zei hij terwijl hij resoluut wegliep door het bloemperk.<br />

‘Nou, het zal vast wel kunnen!’ riep ik bemoedigend. ‘Moet het nog een bepaald<br />

sóórt verdriet zijn?’<br />

Maar hij gaf geen antwoord meer. Zijn hond trok hem weer naar hun eigen straat.<br />

Op <strong>de</strong> hoek keek hij om.<br />

‘Zes uur? Ik vraag het zelf wel!’<br />

‘Zes uur,’ zei ik.<br />

7<br />

Bioscopen, films dus, ken ik van mijn zes<strong>de</strong> jaar. Soms loop ik <strong>de</strong> hal binnen van <strong>de</strong><br />

mooiste bioscoop, tot waar <strong>de</strong> plaatjes hangen. De meeste zijn zwartwit, sommige<br />

zijn met <strong>de</strong> hand ingekleurd. De hemels zijn hardblauw, <strong>de</strong> gezichten veel te roze,<br />

en cowboys hebben allemaal rossig haar. Het plafond in <strong>de</strong> hal is één grote spiegel,<br />

zodat het lijkt of <strong>de</strong> mensen <strong>voor</strong> het loket als vliegen aan het plafond kleven.<br />

Achter in <strong>de</strong> hal zijn klap<strong>de</strong>uren met ron<strong>de</strong> raampjes. Door die patrijspoorten zie<br />

je <strong>de</strong> wachtruimte en in <strong>de</strong> verte zijn weer klap<strong>de</strong>uren, die <strong>de</strong> wachtruimte schei<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> donkere zaal. Die <strong>de</strong>uren hebben helaas geen raampjes, maar als ze zachtjes<br />

bewegen, zie je tussen het paar<strong>de</strong>nhaar soms een smalle streep van het doek. Blauwig<br />

wit. Dat geeft een groot gevoel van opwinding.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


572<br />

Soms komt <strong>de</strong> ouvreuse met een zaklantaarn naar buiten en is er een kwart secon<strong>de</strong><br />

lang een gezicht te zien, een paard bij een drinkbak, of een hand met een revolver.<br />

Eén keer las ik zelfs een on<strong>de</strong>rtitel: ‘Is mijnheer Strauss al gearriveerd?’<br />

En daar on<strong>de</strong>r: ‘Neen.’<br />

Ouvreuses geven zelf niet om films. Ik zou mijn hele leven wel ouvreuse willen<br />

zijn, steeds opnieuw <strong>de</strong> films zien, terwijl ik op mijn tenen in- en uitloop en afwezig<br />

mensen <strong>voor</strong> hun voeten schijn. Mijn va<strong>de</strong>r zegt dat er later vast ook iets an<strong>de</strong>rs dan<br />

radio komt. Dat we thuis beeld zullen ontvangen. Ik zou wel eens willen weten hoe<br />

dat zou moeten.<br />

We gingen naar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling. Mijn moe<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> me tussen mijn va<strong>de</strong>r<br />

en haar in laten zitten, maar ik dirigeer<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r naar het mid<strong>de</strong>n. Ik zag dat<br />

mijn moe<strong>de</strong>r me onzeker aankeek, alsof ze bang was dat ik <strong>de</strong> pest aan haar had.<br />

Maar ik wou nu alleen maar dat mijn bedrogen va<strong>de</strong>r dichtbij haar zat. En ik wou<br />

ook dichtbij hem zitten. Mijn va<strong>de</strong>r vond alles best. Halverwege <strong>de</strong> film viel hij<br />

snurkend in slaap.<br />

Ik keek om hem heen naar mijn moe<strong>de</strong>r. Volgens mij volg<strong>de</strong> ze het verhaal totaal<br />

niet. Ze zat daar in het donker met gesper<strong>de</strong> ogen en staar<strong>de</strong> naar iets ver on<strong>de</strong>r het<br />

doek.<br />

Thuis kwam ze zomaar mijn kamer in, toen ik al in bed lag.<br />

‘Vond je het gezellig?’<br />

Ze had mijn dikke va<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong> pink.<br />

‘Het was wel grappig,’ zei ik en probeer<strong>de</strong> dat geeuwend te doen.<br />

‘Een heel erg grappige film, ja,’ zei mijn va<strong>de</strong>r.<br />

Jimmy was om zes uur niet aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geweest. Ik had een half uur op <strong>de</strong> stoep De<br />

Zwarte Rotsen zitten lezen.<br />

Misschien heeft Jimmy dat uit <strong>de</strong> verte gezien.<br />

Had ik hem weggejaagd? Stom.<br />

Toen ik <strong>de</strong> trap afging 's ochtends, met mijn schooltas waar ik altijd alle boeken<br />

tegelijk in heb zitten, kwam Hij-van-het-Jonge Stel ook net zijn kamer uit.<br />

Nu heeft <strong>de</strong> man <strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rlijke gewoonte me altijd hetzelf<strong>de</strong> te vragen.<br />

‘Hoe gaat het op school?’<br />

Wat moet je daarmee? Je kan er niets interessants op terug zeggen. Iets als<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


573<br />

‘Het is vreselijk. Ik wierp me gister bijna van <strong>de</strong> balustra<strong>de</strong>’ of ‘Er is mij net een<br />

eredoctoraat in Leuven aangebo<strong>de</strong>n. Mijn va<strong>de</strong>r vindt het verstandiger als ik eerst<br />

het gym afmaak’.<br />

Hij zou trouwens niet graag hebben dat ik hem uitgebreid informeer. Als ik ‘slecht’<br />

zeg móet hij wel verschrikt kijken en nog iets vragen. Als ik elke dag ‘goed’ zeg,<br />

lieg ik dat ik barst. Maar als ik ‘gaat wel’ zeg - wat ik meestal doe - grinnikt hij alsof<br />

hij van zo iemand als ik niet an<strong>de</strong>rs verwacht had.<br />

En dus gaf ik <strong>de</strong>ze keer als antwoord: ‘Kun je ook doodgaan van verdriet?’<br />

Daar had ie niet van terug.<br />

‘Is het zó erg?’ vroeg hij.<br />

Toen leg<strong>de</strong> ik mijn schooltas neer op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> tree van on<strong>de</strong>ren en zei dat dit een<br />

medische vraag was. Dat ik dat nou eens wou weten. Dat ik misschien ook arts wil<strong>de</strong><br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Hij zei dat verdriet niet gezond was, maar dat mensen er toch erg oud mee kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n. En vaak tegen hun zin. Dat je je wel dood kunt lachen.<br />

Maar ik had geen behoefte aan zulke grappen en dat liet ik hem merken.<br />

‘Kan je bij<strong>voor</strong>beeld een hartaanval krijgen van verdriet?’<br />

‘Aan wat <strong>voor</strong> een verdriet dacht je dan zoal?’<br />

Dat moest híj me maar vertellen. Hij zei dat hij geen tijd had <strong>voor</strong> lange antwoor<strong>de</strong>n<br />

en dat je wel spanningen kon hebben door verdriet en dan misschien wel zou kunnen<br />

gaan drinken of teveel gaan eten. En dat je zo weer... Enfin.<br />

De tas flikker<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> tree en toen ik alle boeken bij elkaar geraapt had en<br />

<strong>de</strong> spiekbriefjes, was ik alleen.<br />

‘Ben je nog niet weg?’ riep mijn moe<strong>de</strong>r boven aan <strong>de</strong> trap.<br />

Zou ze hebben staan luisteren?<br />

Zou ze <strong>de</strong>nken dat ik het over een verdriet van mij had?<br />

Dat zou helemaal mooi wezen.<br />

Alsof mijn va<strong>de</strong>r er niet ook nog was.<br />

Ik dacht op weg naar school aan wijlen Wop. Zijn soort verdriet zou ik niet kunnen<br />

omschrijven. Maar wijlen Wop zoop vast niet en was niet bijzon<strong>de</strong>r dik. Het was<br />

ook geen nerveuze leraar zoals bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Kikker.<br />

Ik ging dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> les lokaal 2b in en zei tegen Jimmy: ‘Ik heb het gevraagd. Die<br />

man zei nee.’<br />

Toen ik terugliep om <strong>de</strong> balustra<strong>de</strong> heen en <strong>de</strong> trap op ging naar ons lokaal kwam<br />

Joop Sikkema naast me lopen met een treiterig lachje. Daarmee maakt hij me niet<br />

zo bang als enkele jaren gele<strong>de</strong>n, maar ik ben nog wel op mijn hoe<strong>de</strong>.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


574<br />

‘Vindt ze het lekker?’<br />

Ik verstijf<strong>de</strong>.<br />

‘Vindt ze 'm lekker, jullie pianostemmer?’<br />

‘Waar heb je het over?’<br />

‘Elke dag staat die auto van hem <strong>voor</strong> jullie <strong>de</strong>ur. Als er maar één auto in <strong>de</strong> straat<br />

staat, overdag, is het altijd die van hem. Wordt ie zo gauw vals, die piano van jullie?’<br />

Joop Sikkema was nog altijd veel en veel sterker dan ik. En ik huil meteen van<br />

woe<strong>de</strong>. En ik kan ook geen goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. Die be<strong>de</strong>nk ik later als het geen<br />

effect meer heeft.<br />

En wat moest ik terugzeggen?<br />

‘Waar bemoei je je mee?’ Dan geef je toe.<br />

‘Niks van waar!’ En die auto dan?<br />

‘We hebben <strong>de</strong> piano an<strong>de</strong>rs net verkocht!’ Hou toch op.<br />

Je kan hem alleen maar op zijn bek slaan, op zijn gemene, vals loensen<strong>de</strong><br />

dienstfietsengezicht timmeren, op zijn hatelijke giechelige mond, op zijn<br />

hoogopgeschoren, puisterige stiekeme wezenkop.<br />

Kan je doodgaan van haat?<br />

8<br />

Wees.<br />

Ik had nog nooit een wees gezien en zeker niet van dichtbij. Goed, mijn va<strong>de</strong>r was<br />

een wees. En mijn moe<strong>de</strong>r al een halve. Maar bij grote mensen is dat vaste prik. Die<br />

zijn wees <strong>voor</strong>dat ze het weten. Die Joop waar mijn tante me naar toe stuur<strong>de</strong> in het<br />

snertpark was waarschijnlijk een jaar of zes net als ik. Zou hij droevige ogen hebben<br />

en zacht praten?<br />

In boeken had<strong>de</strong>n wezen meestal een smal gezichtje en ze zaten stilletjes in een<br />

hoekje. Ze had<strong>de</strong>n ook nog nooit chocola geproefd.<br />

‘Heel erg,’ zei mijn tante die een zus van mijn va<strong>de</strong>r is. ‘Zijn ou<strong>de</strong>rs zijn zo'n zes<br />

jaar terug omgekomen bij het bombar<strong>de</strong>ment op Rotterdam. Toen hij nog een baby<br />

was. En toen hebben meneer en mevrouw Sikkema hem geadopteerd. Die wonen<br />

hier net. Tegenover jou dus dat is leuk. Joop heeft nog geen vriendje hier. Ga eens<br />

vlug met hem spelen.’<br />

Wees.<br />

Ik liep naar het park, een beetje wijdbeens en met mijn armen een eindje van mijn<br />

lichaam.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


575<br />

Wees.<br />

Ik liet <strong>de</strong> wind in mijn bloes blazen.<br />

Ik wou er als een sterk, gezond kind uitzien. Ik had een dikke va<strong>de</strong>r die spelletjes<br />

met me <strong>de</strong>ed en een moe<strong>de</strong>r die het niet erg vond als ik in bed gepist had. Ik zat<br />

lekker.<br />

Mevrouw Sikkema zou het meteen aan me kunnen zien.<br />

‘Ach ja! Precies! Zo ziet een compleet kind, met twee ou<strong>de</strong>rs, er uit. Dáár moet<br />

mijn kind mee spelen. Tot het voelt dat het óók compleet is.’<br />

Mijn eigen va<strong>de</strong>r werd wees toen hij twintig was en zijn moe<strong>de</strong>r stierf. Maar op zijn<br />

veertien<strong>de</strong>, stom toevallig op een dag dat hij ziek van heimwee van kostschool<br />

wegliep, trof hij zijn moe<strong>de</strong>r thuis aan, omringd door zijn acht volwassen zusjes,<br />

allemaal huilend en in een kamer stampvol met buren. Niemand zei er iets van dat<br />

kleine Jan zomaar mid<strong>de</strong>n in het schooljaar zon<strong>de</strong>r koffers thuis kwam, zijn moe<strong>de</strong>r<br />

drukte hem tegen zich aan. Geen woord ook over een trein terug. Zijn va<strong>de</strong>r was die<br />

ochtend zomaar gestorven.<br />

Ik kijk altijd naar het gezicht van mijn va<strong>de</strong>r wanneer hij dat verhaal vertelt. Maar<br />

hij blijft rustig patience spelen, nooit wordt hem <strong>de</strong> herinnering te machtig. Ik sla<br />

dan mijn armen om zijn hals en schuur mijn hoofd aan zijn dikke wangen omdat ik<br />

hem alsnog wil troosten. Maar het is mosterd na <strong>de</strong> maaltijd.<br />

En mijn va<strong>de</strong>r hoef<strong>de</strong> van zijn moe<strong>de</strong>r trouwens nooit meer terug naar kostschool<br />

dus eigenlijk was het ook nog allemaal een beetje een geluk bij een ongeluk geweest.<br />

De wees Joop in het snertpark had een ijzeren brilletje met vergroten<strong>de</strong> glazen en<br />

hij loenste. Nog erger dan mevrouw Sikkema zelf. Ik vond dat hij <strong>voor</strong> een<br />

aangenomen kind nogal leek op zijn stiefmoe<strong>de</strong>r.<br />

Of gaat ie<strong>de</strong>r weeskind zo vlug mogelijk lijken op <strong>de</strong> vrouw die <strong>voor</strong> hem zorgt,<br />

zodat ze daardoor beter van hem kan gaan hou<strong>de</strong>n en sneller vergeet wie hij eigenlijk<br />

is?<br />

Mevrouw Sikkema zat op een bank en keek goeiig toe terwijl Joop me op <strong>de</strong> grond<br />

duw<strong>de</strong>, boven op me ging zitten, me inwreef met mod<strong>de</strong>r en gras in mijn mond<br />

duw<strong>de</strong>. Joop kon ook meteen al veel har<strong>de</strong>r rennen dan ik. Hij was een stuk sterker.<br />

En als hij stompte, stompte hij hard.<br />

Dat zou een vaste regel wor<strong>de</strong>n.<br />

Nog <strong>voor</strong>dat Joop een beter kind uit <strong>de</strong> buurt had om te treiteren, wisten we bei<strong>de</strong>n<br />

dat hij mij er altijd bij zou hou<strong>de</strong>n. Dat hij mij altijd achter <strong>de</strong> hand<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


576<br />

zou hebben, als hij zomaar zou willen stompen of slaan en niet meteen zou weten<br />

wíe.<br />

Meelijwekkend was het allemaal niet.<br />

Maar ik had één troosten<strong>de</strong> gedachte. Echt winnen zou Joop nooit. Vaak lag ik<br />

on<strong>de</strong>r hem in latere jaren, machteloos wachtend tot hij me los zou laten en zag mijn<br />

hoofd weer, betraand, vol haat, weerkaatst in zijn scheve brilletje en dan dacht ik:<br />

‘Weet jij wat je bent? Jij bent een wees. Jij hebt niemand op <strong>de</strong> wereld. Je va<strong>de</strong>r is<br />

een wildvreem<strong>de</strong> meneer, je moe<strong>de</strong>r een willekeurige mevrouw. En je slaat me, maar<br />

je weet niet wat ík weet. Ik ken je beter dan jij zelf. Ik hoef maar te kikken en je kokt<br />

van verdriet.’<br />

9<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r had aan het eind van diezelf<strong>de</strong> dag dat ik Joop <strong>voor</strong> het eerst had ontmoet<br />

veel preciezere dingen over hem verteld.<br />

‘Die Joop komt uit een bekend geslacht van dokters,’ zei ze. ‘Vooraanstaan<strong>de</strong><br />

Rotterdamse artsen.’ Ze noem<strong>de</strong> plechtig zijn echte achternaam. Ik vond het een<br />

naam die helemaal niet bij hem paste.<br />

Dat geslacht van dokters zag ik onmid<strong>de</strong>llijk <strong>voor</strong> me.<br />

Vier broers bij<strong>voor</strong>beeld, in flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> witte jassen te paard over slagvel<strong>de</strong>n,<br />

leuke kniptasjes met medicijnen <strong>voor</strong> zich in het za<strong>de</strong>l.<br />

Of een echtpaar, hand in hand strompelend door gloeiend zand, gevolgd door tien<br />

kamelen met verbandtrommels.<br />

En an<strong>de</strong>rs een gezin ver<strong>de</strong>eld over twee huifkarren, krakend en piepend door<br />

onherbergzaam gebied, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> bok van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ste wagen met in <strong>de</strong> vrije<br />

hand een verregen<strong>de</strong> medische encyclopedie, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r naast <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wagen<br />

speurend naar krui<strong>de</strong>n langs <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> weg, in <strong>de</strong> wagens <strong>de</strong> rest van het gezin,<br />

gebogen over <strong>de</strong> studie van het skelet en <strong>de</strong> organen. En ie<strong>de</strong>reen altijd met een<br />

stethoscoop.<br />

Joop's echte va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r waren allebei arts geweest en bei<strong>de</strong>n met hun praktijk<br />

aan huis. Ze waren samen bij een bombar<strong>de</strong>ment omgekomen. Tij<strong>de</strong>ns het spreekuur.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r fluister<strong>de</strong> toen ze dat zei.<br />

Ze leek er mee aan te willen geven hoe nietsontziend een oorlog was.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r heeft namelijk een hoge dunk van dokters. Ik kan dat weten want ik<br />

was in die tijd <strong>voor</strong>tdurend verkou<strong>de</strong>n en had dan vaak koorts. Als onze huisarts op<br />

bezoek kwam en mij on<strong>de</strong>rzocht en zei: ‘Hoe kom je toch aan zo'n nerveus, fantasievol<br />

kind, meisje?’ - hij bedoel<strong>de</strong> dat ik nog steeds<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


577<br />

in bed piste - glom ze van genoegen. Ze liet een van mijn tekeningen zien die ze<br />

gisteren bijna had weggegooid of weer mijn laatste rapport. (Ik was toen nog goed<br />

op school.) Ze sprak hooghollands tegen hem met veel sjiekerige woor<strong>de</strong>n en vermeed<br />

het dialect.<br />

Ik vroeg mij af of onze dokter ook zo snel bij mevrouw Sikkema aan huis zou<br />

komen wanneer Joop bij<strong>voor</strong>beeld eens griep had. En of hij dan ook waar<strong>de</strong>rend<br />

mompelen zou en zacht tegen mevrouw Sikkema zou zeggen: ‘Hoe kom je toch aan<br />

zo'n nerveuze, fantasievolle wees, meisje? Kwam het niet uit een geslacht van dokters?<br />

Jaja.’<br />

Maar Joop was vast gezond en sterk. Joop piste ook vast niet in bed. Dat kan je<br />

niet maken als aangenomen kind. En hij was ook niet zo dom om mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nacht<br />

zoals ik rechtop in bed te gaan zitten, krijsend, met wijd gesper<strong>de</strong> ogen, wanneer hij<br />

weer teveel boeken op één dag gelezen had.<br />

Daar had mevrouw Sikkema mooi <strong>voor</strong> uitgekeken toen ze een kind uitzocht.<br />

‘Is het een gezond kind?’ zou ze wel gevraagd hebben op <strong>de</strong> wezenveiling.<br />

‘Hij wint van elk kind, mevrouw.’<br />

‘Hm. Maar zijn ogen... eh. Loenst hij niet een beetje?’<br />

‘Ik vind het juist wel grappig dat ze wat aan die van u doen <strong>de</strong>nken. Dat geeft toch<br />

een band, eh...?’<br />

‘Jaja. Leest hij veel?’<br />

‘O nee, het is een gezond kind.’<br />

‘En plast hij nog in bed?’<br />

‘Mevrouw! Dat werd me wat in een weeshuis.’<br />

‘... Mmm... Goed... we nemen hem’.<br />

Ie<strong>de</strong>reen in onze straat was rooms. De hele stad was rooms, <strong>de</strong> hele provincie en bij<br />

mijn weten ver<strong>de</strong>r ie<strong>de</strong>reen op <strong>de</strong> wereld, die een beetje <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>. En Joop was het of<br />

hij <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> of niet, omdat hij nu eenmaal het kind van meneer en mevrouw Sikkema<br />

was.<br />

Mevrouw Sikkema was immers niet alleen zelf katholiek, ze had ook nog een<br />

broer die kapelaan was.<br />

De tweelingbroer van mevrouw Sikkema was Kapelaan van Enteren. Zelf<strong>de</strong> dikke<br />

brillenglazen. Lui oog. Net zo mager. Joop had een gratis heeroom.<br />

Voor jongens met een heeroom zag het leven er somber uit, wist ik. Sommige boeken<br />

uit <strong>de</strong> Roomsch-Katholieke Leeszaal vertel<strong>de</strong>n over jongens met een heeroom.<br />

Meisjes met een heeroom tel<strong>de</strong>n niet. Voor je het wist be-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


578<br />

noem<strong>de</strong> een heeroom zo'n jongen tot lievelingsneef en lievelingsneven moesten later<br />

zijn goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beeld volgen. Ze wer<strong>de</strong>n in elk geval alvast misdienaar en sommigen<br />

kregen dan een ongeneeslijke roeping. Ik huiver<strong>de</strong> als ik aan roeping dacht.<br />

Roeping kon elk moment <strong>de</strong> kop op steken, als een griepje, Het gebeur<strong>de</strong> soms<br />

na een val op het ijs of een smak uit een appelboom: je zag dan opeens als bij<br />

don<strong>de</strong>rslag hoe leeg het leven van an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren was.<br />

Bij sommige kin<strong>de</strong>ren uit boeken uit <strong>de</strong> Leeszaal gebeur<strong>de</strong> het na het zien van een<br />

dia met een naakt negertje in een Afrikaans dorp. Ze kon<strong>de</strong>n eerst weken niet slapen<br />

en dan gingen ze op een avond naast <strong>de</strong> leunstoel van hun va<strong>de</strong>r staan en zei<strong>de</strong>n met<br />

kalme stem: ‘Va<strong>de</strong>r, ik word geen boswachter zoals u en grootva. Ik wil priester<br />

wor<strong>de</strong>n.’ De va<strong>de</strong>rs leg<strong>de</strong>n dan verbouwereerd <strong>de</strong> krant neer, namen hun pijp uit <strong>de</strong><br />

mond en zei<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs (die altijd met verstelwerk bezig waren bij het<br />

raam): ‘Lieve, hoor je dat? Wat <strong>de</strong> jongen daar zegt?’ En <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs veeg<strong>de</strong>n een<br />

lok haar weg uit heur vermoei<strong>de</strong> ogen en zei<strong>de</strong>n zacht: ‘Als <strong>de</strong> jongen dat graag wil,<br />

dan moeten wij hem niet tegenhou<strong>de</strong>n, Joris.’ Soms stond er nog bij. ‘En haar hart<br />

bons<strong>de</strong> van diepe vreug<strong>de</strong>.’<br />

Ik hoop dat mij dat nooit zal overkomen.<br />

Roeping beteken<strong>de</strong> dat je nooit zou trouwen en veel in <strong>de</strong> kerk moest zitten en aan<br />

ziekbed<strong>de</strong>n.<br />

Je kon dat ellendige meisje twee straten ver<strong>de</strong>rop wel vergeten.<br />

Mijn ou<strong>de</strong>rs zijn gelukkig niet erg kerks en ik heb ook geen heerooms, maar mijn<br />

dikke va<strong>de</strong>r probeert me <strong>de</strong> positieve kanten van het priesterschap wel te laten zien.<br />

Een beetje heeroom krijgt bij elke boer<strong>de</strong>rij wat toegestopt, vertel<strong>de</strong> hij me. In <strong>de</strong><br />

schouw gerookte hammen, eigen gemaakte kazen, bloedworsten, koeken, een krant<br />

vol zure zult. Heerooms zaten altijd in <strong>de</strong> gemakkelijkste stoel in <strong>de</strong> pronkkamer,<br />

dronken <strong>de</strong> cognac op van <strong>de</strong> boer en stopten hun duurste sigaren in <strong>de</strong> mouw van<br />

hun soutane. Als het kersentijd was, kregen heerooms een mandje kersen,<br />

dienstmei<strong>de</strong>n brachten hun af en toe een mand met glanzen<strong>de</strong> appels, stropers lieten<br />

stiekem een fazant achter op <strong>de</strong> stoep. En o wee als een heeroom die bij een vrome<br />

familie op bezoek kwam peinzend zei: ‘Dat is een grappig schil<strong>de</strong>rijtje.’ Of: ‘Dat is<br />

een leuk oud kannetje.’ Dan was die vrome familie het kwijt.<br />

Ik begrijp dat al dat gekregen eten mijn dikke va<strong>de</strong>r wel moest aanspreken maar<br />

ik prijs me toch gelukkig dat onze familie niet al te bevattelijk was gebleken <strong>voor</strong><br />

roeping.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


579<br />

Terug naar kapelaan van Enteren.<br />

Kapelaan van Enteren was dus <strong>de</strong> broer van mevrouw Sikkema en daardoor <strong>de</strong><br />

onechte heeroom van Joop. Mevrouw Sikkema zelf is uitgesproken uilogig en<br />

kapelaan van Enteren heeft een bril met een sterk vertekenend glas, waarin zijn luie<br />

oog griezelig vergroot rondzwemt. Bei<strong>de</strong>n hebben won<strong>de</strong>rlijk genoeg <strong>de</strong> loensen<strong>de</strong>,<br />

loeren<strong>de</strong> blik van Joop. Het is natuurlijk toeval want van bloedverwantschap is geen<br />

sprake. Misschien was het wel een hartenwens geweest die mevrouw Sikkema had<br />

geuit toen ze een kind mochten uitzoeken.<br />

‘Ik wil graag een kind dat loenst.’<br />

‘Jongen? Meisje?’<br />

‘Dat geeft niet. Als het maar loenst.’<br />

Ik ben doodsbang <strong>voor</strong> kapelaan van Enteren sinds ik ooit eens bij hem heb<br />

gebiecht.<br />

Biechten <strong>de</strong>ed je om <strong>de</strong> zoveel tijd op katholieke lagere scholen. Je ging dan met<br />

<strong>de</strong> hele klas om een uur of halfdrie 's middags naar <strong>de</strong> kerk. In <strong>de</strong> kerk zaten als <strong>de</strong><br />

klassen groot waren twee of drie biechtva<strong>de</strong>rs te wachten, elk in een eigen biechtstoel.<br />

Je mocht zelf kiezen bij wie je wou. Niet óf je wou. De meeste kin<strong>de</strong>ren bij ons in<br />

<strong>de</strong> wijk schoven aan in <strong>de</strong> rij bij <strong>de</strong> biechtstoel van <strong>de</strong> goeiige <strong>de</strong>ken Brummelkamp,<br />

want die vond nooit iets erg en gaf hooguit twee weesgegroetjes als boete. Maar<br />

omdat ik op een middag vroeg naar huis wou, koos ik <strong>de</strong> biechtstoel waar <strong>de</strong> minste<br />

kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong> wachtten.<br />

Dat was altijd <strong>de</strong> biechtstoel van Joop's oom. Kapelaan van Enteren. Kin<strong>de</strong>ren<br />

zijn niet gek.<br />

Nu hangt er naast <strong>de</strong> bank waarin ik graag zat, een schil<strong>de</strong>rij waarop Christus<br />

gekruisigd wordt. Ik kan mijn ogen daar nooit van afhou<strong>de</strong>n. Mijn oudste nicht die<br />

al op <strong>de</strong> kunstnijverheidschool zit, zegt dat het een slecht schil<strong>de</strong>rij is. Oké. Daar<br />

heeft zij <strong>voor</strong> gestu<strong>de</strong>erd. Maar je ziet het bloed zo mooi langs <strong>de</strong> spijker sijpelen<br />

die net door <strong>de</strong> voet geslagen is. Je ziet ook roest en <strong>de</strong> binnenkant van <strong>de</strong> wond. En<br />

er schemert bot. De ogen van Christus zijn rood van vermoeidheid. Bij <strong>de</strong> enkels zie<br />

je blauwige a<strong>de</strong>ren. De huid is er doodsbleek en bij <strong>de</strong> hiel een beetje doorschijnend.<br />

Ik begrijp niet hoe je zoiets kan schil<strong>de</strong>ren.<br />

En <strong>de</strong> romeinse soldaat die <strong>de</strong> voet vast timmert op een houten voetsteun, heeft<br />

nog twee an<strong>de</strong>re spijkers tussen zijn lippen. Hij kijkt precies als mijn ongetrouw<strong>de</strong><br />

tante Mie, wanneer ze knielt <strong>voor</strong> mijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> zoom van een nieuwe jurk <strong>voor</strong><br />

haar afspeldt. Afwezig. Ja. Die soldaat kruisigt afwezig.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


580<br />

Aan martelen, jurken passen en schil<strong>de</strong>ren dacht ik die middag in <strong>de</strong> kerk en ik vergat<br />

<strong>de</strong> biechtstoel in te stappen toen ik aan <strong>de</strong> beurt was. Een jongen naast me gaf me<br />

ein<strong>de</strong>lijk een duw. De an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren giechel<strong>de</strong>n.<br />

Ik kwam haastig overeind, stommel<strong>de</strong> <strong>de</strong> bank uit en <strong>de</strong> biechtstoel binnen en<br />

kniel<strong>de</strong> neer op plakkerig leer. Het luikje schoof opzij. Een mager hoofd keek mij<br />

vol haat aan en door het rooster van gevlochten hout kwam een lucht van maagzuur<br />

en tabak.<br />

‘Is meneer daar ein<strong>de</strong>lijk?!’<br />

‘Eerwaar<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, geef mij uw zegen....’<br />

‘Kan dat <strong>voor</strong>taan vlugger? Ja?!’<br />

‘Eerwaar<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, geef mij uw zegen opdat ik mijn zon<strong>de</strong>n goed kan biechten...’<br />

stotter<strong>de</strong> ik en kapelaan van Enteren waaier<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtussen al ongeduldig een kruis,<br />

alsof hij zelf zijn a<strong>de</strong>m ook niet verdroeg.<br />

Met een rood hoofd <strong>de</strong>ed ik mijn lijst: Jokken. Ongehoorzaam. Niet opgelet op<br />

school. Ongehoorzaam. Nog eens jokken. Brutaal. Niet opgelet op school. Jokken.<br />

Hij gaf me walgend een hele rozenkrans te bid<strong>de</strong>n en het werd die middag dus<br />

later dan an<strong>de</strong>rs.<br />

Ik bedacht op weg naar huis dat ik niet graag kapelaan van Enteren tot oom<br />

gekregen zou hebben. Ik was liever omgekomen bij dat bombar<strong>de</strong>ment.<br />

Joop was een week na onze kennismaking <strong>voor</strong> het eerst met me mee naar school<br />

gelopen. We zei<strong>de</strong>n toen niet heel veel, want Mevrouw Sikkema liep achter ons en<br />

zei dingen als: ‘Niet zo ruw, Joop. Joop!’ (als hij me van <strong>de</strong> stoep duw<strong>de</strong>) en ‘Doe<br />

eens wat rustiger’ (als hij me liet struikelen) en ‘Wat zeg ik nou, Joop?’ (als hij het<br />

nog een keer <strong>de</strong>ed).<br />

In <strong>de</strong> klas zat hij niet naast me, maar in <strong>de</strong> speelkwartieren vond hij me altijd.<br />

Misschien niet <strong>de</strong> eerste dagen, maar wel na een paar weken. Het begon er meestal<br />

mee dat hij stiekem achter me kwam staan om met zijn vingers tegen mijn flaporen<br />

te knippen; hij kneep me, stompte me en trok me aan mijn haar; hij pestte me net zo<br />

lang tot ik blind van drift achter hem aan over het schoolplein stoof, wild maaiend<br />

met mijn armen en altijd <strong>de</strong> lucht rakend. Alleen als ik driftig was, durf<strong>de</strong> ik iets<br />

terug te doen. Joop genoot van mijn machteloze gekrijs, mijn gieren<strong>de</strong> haat, hij ren<strong>de</strong><br />

schaterend <strong>voor</strong> me uit, niet in te halen. Van het struikelen<strong>de</strong> hollen werd ik moe en<br />

van weeromstuit ook weer min<strong>de</strong>r kwaad. Joop ontwikkel<strong>de</strong> een fijn gevoel daar<strong>voor</strong>.<br />

Hij stond geregeld stil, wachtte tot ik bij hem was en dan begon het van <strong>voor</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


581<br />

af aan. Hij sloeg me links, sloeg me rechts, greep snel mijn pols als ik verbijsterd<br />

een verkeer<strong>de</strong> afweren<strong>de</strong> beweging maakte, draai<strong>de</strong> mijn arm op mijn rug, dwong<br />

me op <strong>de</strong> grond te gaan liggen en ging op me zitten. Hij kneep me nog eens, trok me<br />

aan mijn haar, liet spuug omlaag druipen op mijn gezicht of knipte om beurten links<br />

en rechts met zijn vingers tegen mijn flaporen. Minutenlang. An<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren juichten,<br />

<strong>de</strong> bel ging, er was weer een speelkwartier om.<br />

Als ik er wat van zei, kregen we samen straf.<br />

Joop was niet alleen groter en sterker dan ie<strong>de</strong>reen. Hij kon hoger pissen dan wie<br />

ook bij <strong>de</strong> piswedstrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> open wc's. Op alle jongensscholen hebben ze open<br />

urinoirs op <strong>de</strong> speelplaats. De vliegen dansten er langs gele, stroperige muren. Je<br />

ruikt <strong>de</strong> zuurzoete walm nog net niet binnen in <strong>de</strong> klas, maar overal en altijd als je<br />

buiten bent in <strong>de</strong> frisse lucht.<br />

Zo herinner ik me <strong>de</strong> lagere school. Ie<strong>de</strong>reen hapte leunend tegen <strong>de</strong> zijmuur van<br />

het gebouwtje dromerig in zijn brood. Misschien had pislucht iets vertrouwds,<br />

misschien piste ook haast ie<strong>de</strong>reen van ons in bed, was dat een groot geheim dat wij<br />

zon<strong>de</strong>r het te weten samen <strong>de</strong>el<strong>de</strong>n. Van onze speelplaats vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> urinoirs in elk<br />

geval het warme hart...<br />

10<br />

‘Ik ben vast zo iemand die gelukkig is,’ dacht ik vaak in bed. Er gebeur<strong>de</strong> met mij<br />

immers niet wat met mijn va<strong>de</strong>r of mijn moe<strong>de</strong>r gebeurd was, vroeger. Er was geen<br />

broertje van me gestorven of een zusje. Ik mocht veel van thuis als ik maar niet<br />

meeging met vreem<strong>de</strong> meneren die me iets wil<strong>de</strong>n laten zien.<br />

Op woensdagmiddagen mocht ik naar films <strong>voor</strong> alle leeftij<strong>de</strong>n. Dat was bijzon<strong>de</strong>r,<br />

want Pietje Valkenburg, die zeven broertjes had, allemaal met snot aan hun mouwen,<br />

was op zijn negen<strong>de</strong> nog nooit in <strong>de</strong> bioscoop geweest. Hij luister<strong>de</strong> met open mond<br />

als ik hem vertel<strong>de</strong> hoe het verhaal was van een film die ik net weer had gezien en<br />

beloof<strong>de</strong> eens me niet af te rammelen als ik door zou blijven vertellen. Iets an<strong>de</strong>rs<br />

had arme Pietje niet in ruil.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r móest heel veel als klein kind: elke zondag ging hij om zes uur 's<br />

ochtends naar een vroegmis, om acht uur naar een gewone mis, om tien uur doorstond<br />

hij een hele hoogmis met veel orgelmuziek én een preek, om<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


582<br />

twee sleepte hij zich naar het middaglof en 's avonds kwam hij knikkebollend thuis<br />

van <strong>de</strong> vespers. Zijn va<strong>de</strong>r was hoofd <strong>de</strong>r school en ook het jongste kind moest dan<br />

het goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beeld geven. Hij moest bid<strong>de</strong>n, stil zitten, zijn kleren niet vuil maken<br />

en bij<strong>voor</strong>beeld nooit kegels opzetten <strong>voor</strong> een paar centen in een naburig dorp.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r is van al die missen toch niet heilig gewor<strong>de</strong>n. Hij is bij<strong>voor</strong>beeld<br />

getrouwd; ik ken geen getrouw<strong>de</strong> heiligen.<br />

Ik verveel<strong>de</strong> me ook stierlijk in <strong>de</strong> kerk, als ik niet vlak naast een kruiswegstatie<br />

zat met veel bloed en doornen. En het leek me dat God het <strong>voor</strong> pa ook wel welletjes<br />

vond. Pa ging alleen nog een keer per week, 's zondags dus, naar een korte mis, liefst<br />

<strong>de</strong> laatste, die na <strong>de</strong> hoogmis... 's Zondags wegblijven zon<strong>de</strong>r smoes was <strong>voor</strong> een<br />

katholiek een doodzon<strong>de</strong>.<br />

En het café waar hij om twaalf uur ging pandoeren, stond vlak naast <strong>de</strong> kerk dus<br />

dat sloot mooi aan.<br />

Ik vroeg me af of je als je echt doodzon<strong>de</strong>n beging, daaraan zou wennen, zoals een<br />

smid aan hete ijzers. Of je een vuurvaste ziel zou kunnen krijgen. Of het ook - al was<br />

het maar even - leuk zou kunnen wezen. En ik hoopte ooit nog eens zo iemand aan<br />

<strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong> straat langs te zien lopen, zodat ik hem stiekem na zou kunnen<br />

kijken. Een moor<strong>de</strong>naar.<br />

Mijn lieve va<strong>de</strong>r van wie ik echt niet door <strong>de</strong> week naar <strong>de</strong> mis hoef<strong>de</strong>, til<strong>de</strong> wel<br />

zwaar aan <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>.<br />

Eenmaal per jaar ging hij maar <strong>de</strong> biechtstoel in, op Paaszondag om precies te<br />

zijn, liefst vijf minuten <strong>voor</strong>dat hij ter communie wil<strong>de</strong> gaan, zodat zijn ziel één<br />

stralend moment brandschoon was en hij simpelweg <strong>de</strong> tijd niet had om eerst nog<br />

even opnieuw te zondigen. De twintig meter tot aan <strong>de</strong> communiebank keek hij ook<br />

niet links of rechts, hij <strong>de</strong>ed echt zijn best aan niets te <strong>de</strong>nken, niets of niemand te<br />

begeren, niemand te zien, niemand te zijn eigenlijk. De priester leg<strong>de</strong> <strong>de</strong> hostie op<br />

mijn va<strong>de</strong>rs uitgestoken tong, en voilà: rein. Nu nog terugkomen naar zijn zitplaats<br />

zon<strong>de</strong>r iets slechts te <strong>de</strong>nken. Hij <strong>de</strong>ed het met neergeslagen ogen en trapte bij het<br />

passeren ie<strong>de</strong>reen vroom op <strong>de</strong> tenen. (Soms woog hij 110 kilo.) Opgelucht prevel<strong>de</strong><br />

hij één rozenkrans, om <strong>voor</strong> zijn zon<strong>de</strong>n te boeten, en was dan <strong>voor</strong> een jaar van alles<br />

af.<br />

Ik stel<strong>de</strong> mij wel eens <strong>voor</strong> wat mijn va<strong>de</strong>r te biechten kon hebben gehad, maar ik<br />

kon niets be<strong>de</strong>nken. Ik zelf was al zon<strong>de</strong>r zon<strong>de</strong>n, maar wat kon mijn va<strong>de</strong>r nou<br />

helemaal verzinnen? Als wees. Hij had niet eens iemand om ongehoorzaam aan te<br />

zijn.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


583<br />

Jokte hij tegen mijn moe<strong>de</strong>r? Dat zou hem niet lukken. Lette hij soms niet op, op<br />

kantoor?<br />

Wat was er nog meer dan moor<strong>de</strong>n, stelen, brandstichten en 's zondags <strong>de</strong> mis<br />

verzuimen? Allemaal dingen die mijn va<strong>de</strong>r niet <strong>de</strong>ed.<br />

Ik ont<strong>de</strong>kte heel toevallig een echte zon<strong>de</strong> toen we op een ochtend warme broodjes<br />

aten. Naast ons woon<strong>de</strong> dikke tante Herma. Ze was geen echte tante, maar haar<br />

mollige boezem, wit als <strong>de</strong>eg, leun<strong>de</strong> vele malen per dag zó ver over het lage muurtje<br />

tussen haar en ons achterbalkon dat je tante Herma tot op zekere hoogte (net even<br />

boven het muurtje) kind aan huis kon noemen.<br />

Ik kneep aan het ontbijt een zacht ka<strong>de</strong>tje samen, keek naar <strong>de</strong> ontstane plooi en<br />

zei tegen mijn va<strong>de</strong>r: ‘Hm. Net tante Herma.’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r smeet zijn servet neer. Hij werd vuurrood. ‘En straks ga jij biechten,’<br />

riep hij.<br />

Ik was zeven en een half. Ik had mijn eerste Heilige Communie net gedaan.<br />

Zenuwachtig ging ik in <strong>de</strong> keuken aan mijn moe<strong>de</strong>r vragen wat ik in <strong>de</strong> biechtstoel<br />

dan precies moest zeggen. Hoe <strong>de</strong>ze zon<strong>de</strong> bij<strong>voor</strong>beeld heette. Ik zou vast kapelaan<br />

van Enteren treffen, ik sid<strong>de</strong>r<strong>de</strong> bij het i<strong>de</strong>e. En ook vroeg ik me af hoe ik het hem<br />

zon<strong>de</strong>r een zacht ka<strong>de</strong>tje uit moest leggen.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r praatte met mijn va<strong>de</strong>r. Ik hoor<strong>de</strong> haar in <strong>de</strong> kamer koeren op zijn<br />

schoot en ik wist dat ze hem zoentjes gaf in zijn hals precies op <strong>de</strong> plek waar hij<br />

kietelig was.<br />

Toen ze naar buiten kwam, was alles goed. Ik hoef<strong>de</strong> niet. Nee, het was geen<br />

zon<strong>de</strong>. Wat was het dan wel? Nou ja, het was wel een zon<strong>de</strong> maar toevallig niet<br />

vandaag.<br />

Op een morgen speel<strong>de</strong> ik in het Kleine Parkje met Lineke <strong>de</strong> Kloet, die nog geen<br />

vier jaar was en dus veel te klein <strong>voor</strong> mij. Ik mocht haar graag. Lineke sloeg nooit<br />

en kneep en schold niet, zoals Joop ver<strong>de</strong>rop op het grasveld en geloof<strong>de</strong> elk<br />

spookverhaal dat ik maar verzon, jankte puur om mij een plezier te doen wanneer ik<br />

fluister<strong>de</strong> dat ik haar zou betoveren in een worm en nam gretig van me aan dat ik <strong>de</strong><br />

laatste tijd alleen maar niet boven het park rondvloog omdat <strong>de</strong> politie mij dat net<br />

verbo<strong>de</strong>n had.<br />

Ik leg<strong>de</strong> haar die ochtend uit dat je over het puntdak van <strong>de</strong> Hogere huishoudschool<br />

heel prettig kon wan<strong>de</strong>len en tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> kooklessen bene<strong>de</strong>n in het gebouw vanaf het<br />

dak stiekem taarten omhoog kon halen door <strong>de</strong> breedste schoorsteen, met een<br />

enterhaak, en dat <strong>de</strong> lerares bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong>eg die<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


584<br />

door <strong>de</strong> schoorsteen omhoog was geklauterd om me te betrappen, aan <strong>de</strong> dakgoot<br />

had gehangen na een misstap tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> achtervolging, toen Lineke naar huis wou.<br />

Misschien had ze honger gekregen van mijn verhaal.<br />

Lineke hoef<strong>de</strong> <strong>de</strong> straat maar over te steken. Ik liep wat slungelig met haar mee<br />

op het an<strong>de</strong>re trottoir tot ze bij het trottoir kwam precies tegenover haar huis.<br />

Ze stond op het randje van <strong>de</strong> stoep en keek eerst links en toen rechts zoals dat<br />

hoort.<br />

Van links kwam <strong>de</strong> grote bierwagen van <strong>de</strong> brouwerij waar mijn va<strong>de</strong>r<br />

hoofdvertegenwoordiger is. Voor <strong>de</strong> kar draaf<strong>de</strong>n twee dikke blon<strong>de</strong> zeeuwse hengsten<br />

en op <strong>de</strong> bok zat <strong>de</strong> brouwerijknecht Berthold Ronda, die zoals altijd hard zong.<br />

Ik zwaai<strong>de</strong> naar Berthold want hij bracht tweemaal per week zware staven kristalijs<br />

bij ons thuis <strong>voor</strong> het vriesvak van onze ijskast. Berthold Ronda groette met zijn<br />

zweep en ik keek hem na. Net toen <strong>de</strong> volgela<strong>de</strong>n kar vlak langs <strong>de</strong> stoep waar Lineke<br />

stond ratel<strong>de</strong>, gleed Lineke zomaar on<strong>de</strong>ruit als over een onzichtbaar stuk zeep. Ze<br />

schoof on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wagen. De <strong>voor</strong>ste wielen waren al <strong>voor</strong>bij, maar <strong>de</strong> achterste wielen<br />

re<strong>de</strong>n over haar buik.<br />

Lineke bleef even doodstil liggen, er liep nu een grijze stoffige streep over haar<br />

mid<strong>de</strong>l. Toen stond ze op, akelig gewoon. Haar on<strong>de</strong>rlip tril<strong>de</strong> alleen even. Toen<br />

krom<strong>de</strong> ze haar rug, ze stak gebukt over en omklem<strong>de</strong> haar buik. En toen bewoog<br />

ze haar mond, alsof ze probeer<strong>de</strong> te kermen.<br />

Berthold Ronda had niets van alles in <strong>de</strong> gaten. De zweep knal<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Zeeuwse<br />

paar<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> route uit hun hoofd en sloegen even ver<strong>de</strong>r op links af.<br />

Ik stond als aan <strong>de</strong> grond genageld, één trottoir ver<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>re jongens hol<strong>de</strong>n uit<br />

het park langs me en het ou<strong>de</strong>re broertje van Lineke bel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> haar aan. De <strong>de</strong>ur<br />

ging open, alle kin<strong>de</strong>ren schreeuw<strong>de</strong>n door elkaar heen en Lineke werd naar<br />

binnengehaald, haar broer ging weer spelen...<br />

Eigenlijk was ik <strong>de</strong> enige die van heel dichtbij gezien had wat er gebeurd was. Omdat<br />

ik toevallig nog Berthold Ronda stond na te kijken die ‘Oh hei<strong>de</strong>roosje’ had gezongen,<br />

in het Duits. Mijn knieën knikten een beetje en ik groette op weg naar huis bijna<br />

meneer <strong>de</strong> Zwitser niet, <strong>de</strong> aardige tekenleraar die zijn kozijnen hardoranje schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

en altijd lachte, hoewel hij een vrouw had die geen dag van haar leven naar buiten<br />

durf<strong>de</strong> te komen zon<strong>de</strong>r te weten waarom. Ik passeer<strong>de</strong> het raam waarachter mevrouw<br />

Rosen haar<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


585<br />

ou<strong>de</strong> man net pap voer<strong>de</strong> en met een lepel <strong>de</strong> havermout van zijn kin schraapte.<br />

De ijswagen had een rondje gemaakt om het blok en stond nu <strong>voor</strong> mijn huis.<br />

De paar<strong>de</strong>n snoven. Berthold Ronda had een kou<strong>de</strong> staaf kristalijs half in zijn leren<br />

<strong>voor</strong>schoot gewikkeld en schoof kreunend en met kromme benen langs mijn moe<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> vestibule in.<br />

Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur had een van <strong>de</strong> Zeeuwse hengsten een enorme plas gedaan en <strong>de</strong><br />

zon tover<strong>de</strong> er alle kleuren van <strong>de</strong> regenboog in. Ik voel<strong>de</strong> me een beetje misselijk,<br />

maar <strong>de</strong>ze keer niet van <strong>de</strong> zoete geur.<br />

‘We gaan zo eten,’ zei mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Mam, Lineke <strong>de</strong> Kloet is on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kar van Berthold gekomen,’ begon ik.<br />

‘Net.’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r keek achterom naar Berthold die <strong>de</strong> trap op ging. ‘Je drupt weer op<br />

mijn loper, Berthold!’ riep ze.<br />

We hoor<strong>de</strong>n Berthold Ronda ‘Oh hei<strong>de</strong>roosje’ neuriën.<br />

‘Kijk je knieën nou weer. Heb je weer over het gras gekropen met die schone<br />

broek?’ zei mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

Ik dacht aan <strong>de</strong> grijze stoffige streep over <strong>de</strong> buik van Lineke. Zou<strong>de</strong>n ze daar<br />

binnen wat van zeggen?<br />

‘Mevrouw,’ zei een stem achter me. ‘Het is Sep zijn schuld dat Lineke is<br />

overgere<strong>de</strong>n.’<br />

Joop en het broertje van Lineke.<br />

‘Sep speel<strong>de</strong> met haar,’ zei Joop.<br />

‘Joop heeft het zelf gezien,’ zei het broertje.<br />

‘En toen gebeur<strong>de</strong> het,’ zei Joop.<br />

‘Niet,’ zei ik, ‘nietwaar. Niet.’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r keek van mij naar <strong>de</strong> twee jongens. ‘En waar is je zusje dan nu?’<br />

‘Naar binnen,’ zei het broertje.<br />

‘Ze werd overre<strong>de</strong>n en ze stond op,’ zei ik.<br />

Berthold Ronda kwam net naar buiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> staaf ijs.<br />

‘Was er wat gebeurd, Berthold?’ vroeg mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Waar?’ vroeg Berthold.<br />

‘Het rechterachterwiel ging over d'r buik en ze stond toch weer op,’ zei ik. Berthold<br />

Ronda haal<strong>de</strong> een twee<strong>de</strong> staaf ijs met een enterhaak naar zich toe. ‘Oepsekee,’ zei<br />

hij.<br />

‘Berthold Ronda, drup niet zo op mijn loper,’ riep mijn moe<strong>de</strong>r en ging hem<br />

achterna.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


586<br />

Lineke had thuis een koekje gekregen. Ze probeer<strong>de</strong>n haar te troosten. Toen ze bleef<br />

huilen, werd <strong>de</strong> dokter gehaald. Ze stierf nog <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> middag.<br />

‘Het is een leugenaar, Joop Sikkema,’ zei ik, toen mijn moe<strong>de</strong>r me instopte 's avonds.<br />

‘Ik heb Lineke niet vermoord. Ik stond op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stoep.’<br />

‘En pies nou eens niet bed vannacht,’ zei mijn moe<strong>de</strong>r. ‘Ik maak je om elf uur nog<br />

wel even wakker <strong>voor</strong> een plas.’<br />

‘Ik ben geen moor<strong>de</strong>naar,’ zei ik.<br />

(wordt vervolgd in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 399)<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Peggy Verzett<br />

De prior<br />

Hu maan Hu<br />

het vuur brandt<br />

lichterlaaie getuigd<br />

zo zwalkt <strong>de</strong> prior zwalkt ver<strong>de</strong>r weg<br />

voeten naast elkaar<br />

loopt het bloed<br />

wanneer heg noch steg<br />

menuetten meren<strong>de</strong>els uiteengereten<br />

maar nauwelijks opnieuw uitproberen<br />

wanneer <strong>de</strong> borghaak maakt<br />

Hu maan Hu<br />

587<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>de</strong> prior lacht<br />

op het land<br />

dat drie hectare breed<br />

rookt <strong>de</strong> pijp<br />

port <strong>de</strong> passant in zijn zij<br />

slaat zich op <strong>de</strong> knie<br />

‘kwetsbare kwestie<br />

kweenie kweenie’<br />

binnen in huis<br />

heel het geweten op het lavet<br />

rausjt een klinker op het keukenblok<br />

bijt boven zijn hoofd<br />

en tilt een rok<br />

troepen terug tot circa eindig<br />

en grijnzend craquelé in 't gezicht<br />

588<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


doen alsof<br />

tevergeefs fauteuil<br />

steeds die antwoor<strong>de</strong>n<br />

't tij<strong>de</strong>lijke optre<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> prior is vandaag<br />

589<br />

hem overkwam het paaien<br />

alles <strong>voor</strong> waar hou<strong>de</strong>n en van fauteuils afhangen<br />

zwarte broek met witte koor<strong>de</strong>n<br />

tussen staketsels<br />

en eigen waakzame stand<br />

een pavane<br />

ergens afschot in het veld<br />

achter hoge dubbele <strong>de</strong>uren<br />

gietijzeren pilaren en een indommelen<strong>de</strong> avond<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


a priori<br />

lang leve <strong>de</strong> prior!<br />

pruik op prior<br />

komt terug<br />

van taalda<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwereld<br />

prijken die buik<br />

lang leven prior!<br />

natuurlijke selectie en strenge winters<br />

priapee on<strong>de</strong>r het prieel<br />

zon<strong>de</strong>r prietpraat prijzen we <strong>de</strong> prioriteiten<br />

en leeg is het graf van <strong>de</strong> pelgrim prior<br />

590<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


stammen<br />

- zoals in berkenstammen -<br />

ik hoor ‘Pri’<br />

uit <strong>de</strong> serre schril<br />

waar is <strong>de</strong> vogel nou?<br />

‘Pri’<br />

daar tel ik automatisch weer tot drie<br />

wat zien?<br />

lentebloesem of najaarsgroen<br />

en waar zijn?<br />

archieven woordparen kleuterklas<br />

toegang en schoon is wit<br />

hoger instemmen met<br />

die noodzaak van onmatig<br />

zoals mijn armen zwaaien<br />

<strong>de</strong> pinguïn loopt<br />

't blaasinstrument om mijn korte hals<br />

volgens <strong>voor</strong>beeld<br />

kan ik aanblazen met <strong>de</strong> neus<br />

591<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


gisteren: het mengen<br />

kijk/streep / vlak / vlak/streep / kijk<br />

<strong>de</strong>ze spetters zijn niet niets<br />

na het mengen ben ik lopen<br />

door het bosgebouw<br />

en op elk ein<strong>de</strong> volgt nog steeds<br />

een nieuw begin<br />

vandaag: bomenrij gedirigeerd<br />

binnenzakken leeg<br />

brood gebakken<br />

en vloeren aangeveegd<br />

morgen: niet vergeten<br />

twee vaten water halen<br />

en nieuwe verf betalen<br />

592<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


593<br />

Wim Hofman<br />

Notities bij <strong>de</strong> muur van Altena in Vlissingen<br />

Op dit kleine stukje strand aan <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> muur, is bij laag water veel te<br />

zien, stenen <strong>voor</strong>al, oorlogspuin, stukken oorlogsbunker, kleine en grote resten van<br />

ontelbare grote en kleine rampen, blokken bazalt, bakstenen die langzaam afgeron<strong>de</strong><br />

vormen aannemen en glad<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Ze wor<strong>de</strong>n steeds kleiner en slijten, zoals oud<br />

zeer of als woor<strong>de</strong>n. Zij lijken op eieren van oranjero<strong>de</strong> droomvogels, komen nooit<br />

uit, ze kennen geen tijd. Wat nog meer? Stukken huis- tuin- en keukentegeltjes, een<br />

mes zon<strong>de</strong>r heft, een freem van een damesfiets, een sche<strong>de</strong>l van een hond, zeepokken<br />

erop, comfortabele grotwoning <strong>voor</strong> allerlei schorriemorrie, en dan over dat alles<br />

heen een dun laagje schil<strong>de</strong>rachtige, bruingrijze <strong>de</strong>finitieve mod<strong>de</strong>r. Fotolijstje zon<strong>de</strong>r<br />

foto, een ou<strong>de</strong> werkschoen, zon<strong>de</strong>r echte werkmansvoet, in plaats daarvan een botloze<br />

mod<strong>de</strong>rvoet, met daarin wormen in plaats van a<strong>de</strong>rs, en daarin weer mod<strong>de</strong>r in <strong>de</strong><br />

vorm van <strong>de</strong> wormen. Ja, <strong>voor</strong>al veel stenen,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


594<br />

scherven, keien, stukken metaal hier smeten ze jarenlang vuil en puin, huisvuil,<br />

slachtafval en allerlei rommel van <strong>de</strong> muur.<br />

*<br />

Ooit gooi<strong>de</strong> een man een jute zak met een kat erin van <strong>de</strong> muur <strong>de</strong> zee in. De kat<br />

wist eruit te komen, zwom naar <strong>de</strong> muur en vloog als een razen<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> muur<br />

omhoog. Dat vertel<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r. Hij zag het zelf, en <strong>de</strong> man die die zak in zee<br />

gooi<strong>de</strong>, noem<strong>de</strong> hij De Nooijer. Er wonen hier veel De Nooijers. Er staan, in het<br />

telefoonboek, on<strong>de</strong>r Vlissingen, wel vijftig De Nooijers! En wie weet hoeveel er niet<br />

in staan. Zoek maar eens uit welke De Nooijer het was, geen beginnen aan. Misschien<br />

was het een Van Belzen. Die zijn er ook veel. Bovendien is het lang gele<strong>de</strong>n.<br />

*<br />

Wat mijn va<strong>de</strong>r ook ooit vertel<strong>de</strong> was dat hij met zijn kamera<strong>de</strong>n hier in <strong>de</strong> buurt<br />

dikwijls ging zwemmen. Ze doken van stenen bij <strong>de</strong> marinehaven, maar ook van <strong>de</strong><br />

paalhoof<strong>de</strong>n. Er waren er toen meer dan nu. Een van <strong>de</strong> jongens dook, maar kwam<br />

niet meer boven. De an<strong>de</strong>ren doken en von<strong>de</strong>n hem met zijn hoofd tussen twee palen<br />

geklemd, on<strong>de</strong>r water. Met grote moeite en in paniek kregen ze hem los, een oor<br />

scheur<strong>de</strong> er half af en een stuk vel met haren kwam los. Misschien had<strong>de</strong>n ze sneller<br />

en met nog meer kracht moeten trekken: het was te laat. Toen ze hem ein<strong>de</strong>lijk op<br />

<strong>de</strong> kant had<strong>de</strong>n was hij dood.<br />

*<br />

Op een ou<strong>de</strong> gravure uit zestienzoveel zie je <strong>de</strong> muur en het strand met daarop een<br />

paar galgen, <strong>de</strong> gehangenen waren voer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeuwen en kraaien, <strong>de</strong> ogen wer<strong>de</strong>n<br />

het eerst uit <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n weggepikt, dat waren nog eens tij<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> gravure zie je<br />

niet veel vogels, je moet door een loep kijken wil je ze zien, en dan <strong>de</strong>nk je dat het<br />

lettertjes zijn, kommabacillen. Op <strong>de</strong> gravure zie je alleen <strong>de</strong> galgen, palen met een<br />

dwarsbalk of met een karrenwiel erop. Geen lijken, golven sloegen <strong>de</strong> halfvergane<br />

lichamen weg, hoofdkrabben, palingen <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> rest. Of <strong>de</strong> graveur had geen zin ze<br />

te tekenen. Dat kan natuurlijk ook.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


*<br />

595<br />

Je hebt hier soms grote golven. Ze zien <strong>de</strong> muur, die gemaakt is uit moed en angst.<br />

Dat weten ze. Ze komen van ver, <strong>de</strong> golven, uit <strong>de</strong> zee, ze zijn niet van gisteren, ze<br />

wrijven zich als het ware eerst in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n, maken tempo en gooien zich dan met<br />

volle kracht tegen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> muur, met als gevolg dat ze daartegen schitterend wit en<br />

schuimend omhoog vliegen, ze willen ver<strong>de</strong>r, tegen <strong>de</strong> muur op, <strong>de</strong> dijk op, en hoog,<br />

hoog <strong>de</strong> lucht in, zo hoog als maar mogelijk is.<br />

*<br />

Aan <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong> bakstenen muur met zwarte rand en felgroene alg een kapotte<br />

fles, <strong>de</strong> donkergroene geschie<strong>de</strong>nis van een fles met hier en daar een lichtje, <strong>de</strong> zon<br />

gaat hier mooi on<strong>de</strong>r in Vlissingen, in elk scherfje en splintertje een dof groen<br />

Vlissings zonnetje.<br />

*<br />

In het hoekje van <strong>de</strong> muur is wat zand, met wat zwart wier, stokjes, bleek als botjes,<br />

stukjes kleurig plastic om alles wat op te vrolijken. Daar slapen 's zo-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


596<br />

mers <strong>de</strong> vrouwen in <strong>de</strong> zon, ze zijn niet echt moe, ze doen maar alsof, ze slapen<br />

misschien ook niet echt, ze glimmen van alle kanten, ze hebben elkaar ingevet, hier<br />

en daar lijken ze een beetje gepaneerd met zand, ze willen bakken, bruin zijn die<br />

avond al of <strong>de</strong>snoods rood als stoofpeertjes, ze kunnen dan trots 's avonds zeggen<br />

tegen <strong>de</strong> spiegel of tegen hun man: kijk eens, man, kijk eens, mijn vel! En die man<br />

wil dat dan wat graag! Ze dromen daar al van, die vrouwen, als ze daar liggen, ze<br />

zijn nog lang niet levensmoe. Of ze <strong>de</strong>nken aan vroeger toen ze nog jong waren en<br />

er van nature verlei<strong>de</strong>lijk uitzagen met hun vlechtjes en strikken, maar toch maar<br />

moeilijk iemand strikten. De jongens had<strong>de</strong>n misschien iets an<strong>de</strong>rs te doen.<br />

*<br />

Hier kwamen af en toe va<strong>de</strong>rs en moe<strong>de</strong>rs met kin<strong>de</strong>ren vuurtjes maken, herinner ik<br />

mij. Ze had<strong>de</strong>n bakken met brood<strong>de</strong>eg en stokken en aluminiumfolie en flessen cola<br />

en sap en zo had<strong>de</strong>n ze in een mum van tijd een stokbroodfeest. Ze maakten <strong>de</strong> vuren<br />

steeds groter en mooier en lachten, al kregen ze rook in <strong>de</strong> hun ogen. En ze praatten<br />

en praatten en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren aten het hete brood zo van <strong>de</strong> stok of met aardbeienjam<br />

en <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n die ook meegekomen waren kregen <strong>de</strong> restjes, <strong>de</strong> zwarte korstjes met<br />

ook een klod<strong>de</strong>rtje jam.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


*<br />

597<br />

Op een steen een vliegencircus, ze vliegen even een rondje of een an<strong>de</strong>r, grilliger<br />

figuurtje als je in hun buurt komt. De kromme puntige poten en <strong>de</strong> rug van een krab,<br />

achtergelaten wapentuig, verloren bij een gevecht en na een walgelijke doodsstrijd,<br />

ze zijn immers geen partij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeuwen.<br />

Hier in <strong>de</strong> buurt werd veel gevochten. Het is nu stil, er klinkt geen trommelvuur<br />

en kanongebul<strong>de</strong>r, al staan er een paar ou<strong>de</strong> stukken toeristisch geschut, en is er een<br />

Kruppstalen bunkerkoepeltje in <strong>de</strong> dijk. Hier om <strong>de</strong> hoek lag Uncle Beach met zijn<br />

bunkers, prikkeldraad, rommelasperges, verra<strong>de</strong>rlijke palen. Het eerst <strong>de</strong> beste<br />

Buffaloe van <strong>de</strong> geallieer<strong>de</strong>n voer ergens op vast. Het was donker, <strong>de</strong> Oranjemolen<br />

een zwart silhouet tegen een oranje vuurgloed. De ochtend was mistig, <strong>de</strong> lucht vol<br />

rook uit <strong>de</strong> puinhopen van een murwgeschoten en kapot Vlissingen. Er bestaan foto's<br />

met soldaten weggedoken achter <strong>de</strong> dijk, je ziet ze <strong>de</strong>nken: wat doen we hier? Waarom<br />

moeten we op <strong>de</strong> foto? Als ze al dachten. Er bestaat ook een foto van krijgsgevangen<br />

Duitsers, ze moeten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Troops spullen aan land dragen en staan met hun Feldgrau<br />

in het grijze water. Wat <strong>de</strong>nken die Otto, Franz und Helmut op die foto? Scheisse?<br />

Scheisse Scheisse?<br />

*<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


598<br />

De witte letters zijn bijna weg: HERDENK TSJERNOBYL stond jarenlang on<strong>de</strong>r<br />

op <strong>de</strong> muur. De letters waren groot, misschien bestemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schepen? Welke<br />

briga<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rt (on)geduldig al die letters op <strong>de</strong> muren in Vlissingen: HERDENK<br />

TSJERNOBYL, RMS, GA TOCH FIETSEN!, BORSSELE DICHT, en elke keer<br />

opnieuw ZIMMER FREI op die bunker?<br />

*<br />

Ach, die eeuwige meeuwen. Daar heb je ze weer. Ze zitten dan op het water, dan op<br />

het strand, dan op <strong>de</strong> zwartgroene palen van het paalhoofd, elke meeuw als een wit<br />

puntje op een zwarte i. De meeuwen, ze cirkelen rond boven het water rond <strong>de</strong> molen<br />

op <strong>de</strong> dijk. Ze doen je in <strong>de</strong> verte <strong>de</strong>nken aan politici. Ze draaien rond lijken eerst<br />

niets van plan duiken dan naar iets, of niets, roepen iets naar elkaar. Of niets. Een<br />

paar meeuwen laten klod<strong>de</strong>rtjes drek en mosselen op <strong>de</strong> keien vallen. En dan <strong>de</strong>nkt<br />

zo'n zachtaardige mossel nog zo veilig opgesloten te zitten in zijn staalblauwe schelp!<br />

Een tik en hij is er geweest.<br />

Foto van <strong>de</strong> soldaten op Uncle Beach: Gemeentearchief Vlissingen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Gerard Rasch<br />

Een Bretons buffet<br />

599<br />

De naam van Julia Hartwig ken ik al minstens <strong>de</strong>rtig jaar, tot <strong>voor</strong> kort ken<strong>de</strong> ik haar<br />

poëzie echter matig, ik wist alleen dat ze goed was. Pas toen ik een bloemlezing met<br />

mo<strong>de</strong>rne Poolse poëzie maakte, hield ik me wat grondiger met haar bezig. Maar bij<br />

mij overkwam haar hetzelf<strong>de</strong> als wat haar in Polen keer op keer overkwam: ze werd<br />

niet opgenomen; dat zou ik hier nu graag goedmaken. In eigen land werd ze niet<br />

genegeerd, wel ontbrak ze vreemd genoeg in <strong>de</strong> meeste naoorlogse bloemlezingen<br />

en overzichten, in tegenstelling tot aar man, Artur Midzyrzecki (1922-1996), wat<br />

absoluut niets met <strong>de</strong> kwaliteit te maken had; zij werd over het algemeen als <strong>de</strong> betere<br />

dichter beschouwd. Samen vertaal<strong>de</strong>n ze veel poëzie, Franse en <strong>voor</strong>al Amerikaanse;<br />

zij heeft ver<strong>de</strong>r biografieën van De Nerval en Apollinaire op haar naam staan. Pas<br />

<strong>de</strong> afgelopen jaren heeft ze niet alleen veel nieuwe poëzie uitgegeven, maar wordt<br />

ze ook meer besproken en vindt ze meer erkenning dan ooit; dit jaar drong ze met<br />

Er is geen antwoord uit 2001 zelfs door tot <strong>de</strong> shortlist van <strong>de</strong> grootste Poolse literaire<br />

prijs, gesponsord door <strong>de</strong> firma Nike (ja, die van <strong>de</strong> schoenen).<br />

Julia Hartwig werd in 1921 geboren in Lublin; haar eerste bun<strong>de</strong>l verscheen in<br />

1956. Ze hoort tot <strong>de</strong> dichtergeneratie die in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog volwassen werd,<br />

die van Zbigniew Herbert, Ta<strong>de</strong>usz Różewicz en Wisława Szymborska en vele an<strong>de</strong>re<br />

goe<strong>de</strong> dichters. Er volg<strong>de</strong>n nog zeven bun<strong>de</strong>ls, en een aantal bloemlezingen. Deze<br />

bloemlezingen vallen daardoor op dat ze telkens an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n geor<strong>de</strong>nd, nooit strikt<br />

chronologisch, bun<strong>de</strong>lsgewijs, maar nieuw gecomponeerd. Alsof er telkens een nieuw<br />

geheel moet wor<strong>de</strong>n gevormd, alsof <strong>de</strong> dichter steeds weer een nieuwe bun<strong>de</strong>l<br />

samenstelt die haar poëtische summa op dat ogenblik omvat.<br />

Het niveau van haar poëzie is constant hoog; weinig gedichten schieten uit, naar<br />

boven of bene<strong>de</strong>n. Dat bemoeilijkt <strong>de</strong> selectie. In zo'n geval is het altijd goed om te<br />

gaan vertalen: het is <strong>de</strong> beste manier van lezen. Blijft er na dat lezen genoeg over,<br />

<strong>voor</strong> mij en ook <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren? Houdt het gedicht stand in <strong>de</strong> mangel van het<br />

overzetten?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


600<br />

Ik heb het bij mijn selectie uit haar poëzie noodgedwongen zon<strong>de</strong>r anthologieën (die<br />

een soort canon kunnen vormen) en zon<strong>de</strong>r buitenlandse vertalingen (die zo'n canon<br />

doorgaans bevestigen) moeten stellen en weet dus alleen dat ík <strong>de</strong>ze gedichten mooi<br />

vind; ik begrijp ze niet allemaal, ik weet niet altijd wat mij erin aantrekt, mijn<br />

zekerheid is soms die van een slaapwan<strong>de</strong>laar - maar an<strong>de</strong>ren kunnen an<strong>de</strong>re dromen<br />

hebben. En een an<strong>de</strong>re onrust. Er kunnen ook gedichten zijn die door hun Poolse<br />

context <strong>voor</strong> mij volkomen hel<strong>de</strong>r zijn, maar <strong>de</strong> ‘gewone’ Ne<strong>de</strong>rlandse lezer weinig<br />

zeggen.<br />

Het gedicht over het Bretonse buffet is - zon<strong>de</strong>r dromen - mijn favoriet. En dat is<br />

meteen een punt: je zou een excellente anthologie Poolse ‘meubelgedichten’ kunnen<br />

maken, gedichten over <strong>de</strong> betrouwbaarheid, dierbaarheid, won<strong>de</strong>rheid van <strong>voor</strong>werpen<br />

<strong>voor</strong> dagelijks gebruik. Zbigniew Herbert heeft een beroemd gedicht over een kruk<br />

geschreven; Czesław Miłosz een prachtig tweeluik over een massief houten tafel;<br />

Miron Białoszewski bezong hoogst origineel zijn kast, kachel, stoel. Het kan zijn<br />

dat <strong>de</strong>ze lief<strong>de</strong> teruggaat op het Poolse verle<strong>de</strong>n met al zijn verwoesting en<br />

vernietiging: het hebben van een tafel is niet vanzelfsprekend; in <strong>de</strong> jongere poëzie<br />

ontbreekt <strong>de</strong>ze thematiek. Het lijkt of het hier erom gaat <strong>de</strong> metafysica van het<br />

concrete, alledaagse ding zichtbaar te maken. In dit opzicht is Hartwig dui<strong>de</strong>lijk<br />

verwant met Miłosz die door goed naar <strong>de</strong> dingen te kijken hun transcen<strong>de</strong>ntie wil<br />

ont<strong>de</strong>kken. Maar <strong>de</strong> poëzie van Hartwig is meer homogeen dan die van Miłosz,<br />

stiller, smaller, gewoner, toegankelijker. Het is in zichzelf geïntegreer<strong>de</strong> poëzie<br />

zon<strong>de</strong>r in zichzelf gekeerd te zijn; zon<strong>de</strong>r spelletjes, zon<strong>de</strong>r misleiding en verleiding,<br />

zon<strong>de</strong>r zelfme<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. Als er wanhoop is, is er wanhoop. Als er eenzaamheid is, is<br />

er eenzaamheid.<br />

We vin<strong>de</strong>n bij Hartwig ook veel landschappen, veel natuur, veel ‘weer’ en<br />

zonson<strong>de</strong>rgangen. Sommige van die gedichten zijn verontrustend, omdat het om een<br />

negatief gela<strong>de</strong>n natuur gaat, <strong>de</strong> mens niet welgezind. Ik weet niet precies wat ze<br />

met het brandmerken van <strong>de</strong> herfst en haar wre<strong>de</strong> hemel-dithyrambe wil, begrijp niet<br />

helemaal waarom een boom pas zichzelf zou zijn nadat hij zijn bla<strong>de</strong>ren heeft verloren.<br />

Maar het verontrust. Deze gedichten verzwijgen iets, verbergen een donkerte,<br />

suggereren een verlies. Er is iets dat ze niet aanraakt, nauwelijks aanduidt. Ik zie nu<br />

pas dat ze op een abstracter plan hetzelf<strong>de</strong> uitdrukt in het laatste door mij geselecteer<strong>de</strong><br />

gedicht, uit haar laatste bun<strong>de</strong>l, Dus. De pijn van een onzichtbare afwezigheid.<br />

Fantoompijn. De beweging van <strong>de</strong> tijd naar die pijn.<br />

Maar er is ook an<strong>de</strong>re poëzie. Voor haar vroege werk waren meer droomachtige<br />

gedichten typerend, getuigend van existentiële onrust, nu en dan<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


601<br />

beroert ze <strong>de</strong> politiek en het Poolse lot, <strong>de</strong> kunst en an<strong>de</strong>re dichters. Ook haar<br />

jarenlange verblijf in Amerika heeft haar sterk geïnspireerd. De laatste jaren is <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rdom een thema.<br />

Mensenhand en natuur komen heel mooi bij elkaar in ‘Op <strong>de</strong> aankomst in ons huis<br />

van het ou<strong>de</strong> Bretonse buffet’, een gedicht uit <strong>de</strong> jaren vijftig of zestig. In het Pools<br />

zijn ‘hout’ en ‘boom’ hetzelf<strong>de</strong> woord: ‘drzewo’. Het bezingen van een antiek houten<br />

buffet is tegelijk het bezingen van een eeuwenou<strong>de</strong> boom, van beschaving en natuur,<br />

van traditie en alledaagse praktijk, van continuïteit, van lief<strong>de</strong> en respect <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

materie zon<strong>de</strong>r meer.<br />

Daar houd ik van.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Julia Hartwig<br />

Gedichten<br />

Vlucht<br />

Zeker, <strong>de</strong> dingen.<br />

We hou<strong>de</strong>n van mooie en nuttige dingen,<br />

want we kunnen ons erin verstoppen<br />

verdwijnen oplossen.<br />

De dingen<br />

waarin ons bang gemaakte menszijn vlucht<br />

op zoek naar een naam en bestendigheid.<br />

602<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ou<strong>de</strong>rwets<br />

603<br />

Ik herinner me goed die ou<strong>de</strong>, minutieus uitgevoer<strong>de</strong> gravure.<br />

Door een walvis opgeslokt zat een klein mannetje in frak in zijn buik, aan een tafeltje dat<br />

door een olielamp verlicht werd.<br />

Maar een walvis heeft honger. En daar is <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gravure.<br />

Door zijn muil slaat een machtige golf zeewater naar binnen met een school opgeslokte visjes.<br />

Het tafeltje valt samen met <strong>de</strong> lamp om, het mannetje duikt on<strong>de</strong>r en drukt zich tegen <strong>de</strong><br />

glibberige wan<strong>de</strong>n van het reuzenlichaam aan.<br />

Wanneer <strong>de</strong> golf is weggeëbd zet hij het tafeltje weer op zijn poten, hangt <strong>de</strong> lamp op en gaat<br />

aan het werk.<br />

Bestu<strong>de</strong>ert hij het Ou<strong>de</strong> Testament? Bestu<strong>de</strong>ert hij kaarten?<br />

Waar kan een schipbreukeling, door een won<strong>de</strong>r gered, zich an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> interesseren?<br />

Ik <strong>de</strong>nk vaak aan die gravure, wanneer ik <strong>voor</strong> ik ga werken <strong>de</strong> boeken op mijn tafel klaarleg,<br />

nadat ik eerst ramen en <strong>de</strong>uren hermetisch heb gesloten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


604<br />

De boom die ik op <strong>de</strong> helling ontmoette<br />

De winterse contour van <strong>de</strong> boom verliest langzaam zijn scherpte<br />

die steeds overdadiger knoppen en loten<br />

bezetten in een bliksemsnelle mars zijn dikke takken<br />

vernietigen zijn rust<br />

als familie die opeens in het huis van een eenzame verschijnt<br />

Duizen<strong>de</strong>n bla<strong>de</strong>ren als onuitstaanbare kin<strong>de</strong>ren<br />

stellen hem met hun geruis nooit eindigen<strong>de</strong> vragen<br />

en halen hem weg van <strong>de</strong> wolken die hem zo na ston<strong>de</strong>n<br />

maar <strong>de</strong> boom schikt zich ne<strong>de</strong>rig<br />

wordt een prachtige voe<strong>de</strong>rmachine<br />

het water stroomt naar binnen<br />

en stuwt naar <strong>de</strong> top waar het <strong>de</strong> fontein van <strong>de</strong> kroon wordt<br />

Nu zingen in hem <strong>de</strong> bron en het vuur van <strong>de</strong> beweging<br />

die op weg naar <strong>de</strong> zon is<br />

als dat meedogenloze groen dat nergens rekening mee houdt<br />

want zijn vorm sluimer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> boom als die van het kind in <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />

Maar er komt een ogenblik dat <strong>de</strong> boom weer vrij zal zijn<br />

<strong>de</strong> wind aan hem rukt en schrijnen<strong>de</strong> regens hem schoonspoelen<br />

hij een kluizenaar wordt<br />

hij zichzelf wordt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


We zijn <strong>voor</strong> jou<br />

605<br />

We zijn <strong>voor</strong> jou Europa het reservaat van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />

met onze ou<strong>de</strong>rwetse i<strong>de</strong>alen<br />

en ons afgestoft juwelenkistje<br />

en <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>ren die we zingen<br />

Het beste wat we hebben voeren we<br />

aan <strong>de</strong> slang van verkrachting en geweld<br />

Jonge jongens mooie meisjes<br />

<strong>de</strong> knapste koppen veelbelovendste talenten<br />

een schatting van bloemen kruisen woor<strong>de</strong>n<br />

De lichtzinnige erfgenamen van <strong>de</strong> ernst<br />

<strong>de</strong> nooit gewij<strong>de</strong> verkondigers van <strong>de</strong> hoop<br />

die <strong>de</strong> va<strong>de</strong>rlandse retoriek <strong>voor</strong>tzetten<br />

waarin we als gegoten passen<br />

hoewel ze ons gisteren nog<br />

aan <strong>de</strong> krappe kant leek<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Wat is dat <strong>voor</strong> heertje<br />

606<br />

Wat is dat <strong>voor</strong> een heertje, geen dwergje, geen man,<br />

op <strong>de</strong> top van bergen geschil<strong>de</strong>rd, in het zwart en het wit,<br />

dat ons zomaar aankijkt, onverwacht maar onherroepelijk?<br />

En hier, is dit weer zo'n kleine erfgenaam van titel of bezit,<br />

in een jurkje en kniebroek, een speelgoedpaard aan <strong>de</strong> voet,<br />

een zweepje in <strong>de</strong> hand, somber, <strong>de</strong> blik gefronst?<br />

Die schil<strong>de</strong>r wist goed wat zo'n heertje in zich had,<br />

nog <strong>voor</strong> het <strong>de</strong> menselijke wetten, co<strong>de</strong>s, school zou leren kennen.<br />

Kijk, wat een woe<strong>de</strong> er in <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren is, op hun leermeesters,<br />

hun moraalpredikers, hun on<strong>de</strong>rdrukkers, die heerszuchtig<br />

hun leven en gedachten en gewoonten kneed<strong>de</strong>n.<br />

Wat maakten ze van hen? Misdadigers? Moor<strong>de</strong>naars? Of heiligen?<br />

Hypocrieten aan <strong>de</strong> macht? Meegaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdanen?<br />

Als een pompoen zwelt het oproer in het gefronste kin<strong>de</strong>r<strong>voor</strong>hoofd,<br />

die jongens zijn krankzinnig, krankzinnig die meisjes,<br />

jullie trekken zien we jaren later terug in <strong>de</strong> bestormen<strong>de</strong> gar<strong>de</strong>s,<br />

vaak in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ste linie, op een schil<strong>de</strong>rij dat vandaag een historisch<br />

document is, in revolutionaire marsen, bij <strong>de</strong> opstandige bemanningen<br />

van schepen en fabrieken, in <strong>de</strong> woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> menigten van <strong>de</strong> hoofdstad.<br />

Jullie voelen goed aan, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tijd van woor<strong>de</strong>n is gekomen,<br />

dat alles hier niet is zoals het hoort, dat <strong>de</strong> or<strong>de</strong> mislei<strong>de</strong>nd is,<br />

elk protest verstikt wordt, <strong>de</strong> waarheid niemand interesseert.<br />

Dat vreug<strong>de</strong> evenzeer als lij<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mensen ver<strong>de</strong>elt,<br />

dat alles vruchteloos is, maar ophou<strong>de</strong>n uitgesloten.<br />

Jullie weten waarnaar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukker zo hardnekkig streeft,<br />

wanneer hij erop toeziet dat jullie doof en stom opgroeien.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Boven ons<br />

607<br />

Jongens die op het uitgestrekte plein <strong>voor</strong> <strong>de</strong> obelisk voetballen<br />

met achter zich <strong>de</strong> apocalyptische hemel van het westen<br />

Waar komt opeens het dreigen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze aanblik vandaan<br />

alsof iemand het allemaal tot rood stof wil verpulveren<br />

Ook <strong>de</strong> zon weet het al Ook <strong>de</strong> hemel weet het al<br />

En het water in <strong>de</strong> rivier<br />

Uit <strong>de</strong> luidsprekers schettert muziek als een wil<strong>de</strong> lach<br />

Alleen hoog boven ons staat een ster<br />

peinzend met een vinger op <strong>de</strong> lippen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Het brandmerken van <strong>de</strong> herfst<br />

608<br />

De herfst - geen melancholie is het maar razernij<br />

een elk jaar herhaal<strong>de</strong> poging van het ein<strong>de</strong><br />

De uitgehaal<strong>de</strong> ingewan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong><br />

bieten aardappels koolrapen opgedolven<br />

wat zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wereld verborg valt aan <strong>de</strong> mens ten prooi<br />

water uit vijvers gelaten scholen karpers op het droge gesmeten<br />

<strong>de</strong> wind rukt bomen hun kruin af ze buigen in wanor<strong>de</strong> en buiten zinnen<br />

en tot aan <strong>de</strong> horizon <strong>de</strong> lucht van aar<strong>de</strong> wee en lieflijk<br />

hij doet <strong>de</strong> neuzen van <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n zwellen<br />

die <strong>de</strong> wagens trekken volgela<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> wagens van verdrevenen<br />

Met geweld van <strong>de</strong> bomen gescheur<strong>de</strong> bla<strong>de</strong>ren wekken zo'n heftig verdriet<br />

dat je samen met hen zou willen ijlen<br />

met alles wat weggaat maar probeer<strong>de</strong> te leven<br />

in <strong>de</strong> hoop op onsterfelijkheid<br />

Bran<strong>de</strong>n van rood bruine explosies van eiken<br />

en regen die alles opjaagt wat het ontmoet op zijn mars<br />

Voorwaarts verdrevenen Voorwaarts<br />

De menigten naar binnen verbannen<br />

<strong>de</strong> laatste dieren die een schuilplaats tegen <strong>de</strong> winterkou zoeken<br />

en daarna <strong>de</strong> nevels die doek <strong>voor</strong> doek vallen<br />

een wittige horizon van <strong>de</strong>nkbeeldige bergen van waar wij<br />

samen met november onze zelfmoordsprong wagen<br />

recht <strong>de</strong> <strong>de</strong>cembernacht in<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


609<br />

Op <strong>de</strong> aankomst in ons huis van het ou<strong>de</strong> Bretonse buffet<br />

Toen het ein<strong>de</strong>lijk donker als een rots en ruikend naar zeezout en brood<br />

in <strong>de</strong> hoek van onze kamer stond, brak het hele huis los in gezang<br />

met stemmen die tot nu toe had<strong>de</strong>n geslapen, door niets gewekt.<br />

Alle meubels zongen<br />

met <strong>de</strong> stemmen van hun lang vergeten moe<strong>de</strong>rbomen.<br />

De ooit saprijke hazelaar, druipend van zijn bruine vocht,<br />

<strong>de</strong> ro<strong>de</strong> kers en <strong>de</strong> wit-rossige spar, allemaal zongen ze<br />

ter ere van <strong>de</strong> bejaar<strong>de</strong> reiziger, uit het verre Bretagne aangekomen:<br />

Wees welkom na zoveel verre reizen, zwerver afgeleefd als Odysseus,<br />

welkom, hooge<strong>de</strong>le nazaat van groen ruisen<strong>de</strong> kruinen,<br />

welkom, boom van het verle<strong>de</strong>n, bemind door <strong>de</strong> timmerlie<strong>de</strong>n van vroeger,<br />

met hout door har<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n gepolijst <strong>voor</strong> een bestendig leven,<br />

boom geveld <strong>voor</strong> meubels in huizen sterk als bergen,<br />

sieraad van <strong>de</strong> visserswoning in het vrome, win<strong>de</strong>rige Bretagne.<br />

Welkom, gastvrije boom die van harmonie en vre<strong>de</strong> houdt,<br />

boom die vuur noch water gemakkelijk zullen aantasten.<br />

Zo werd het ou<strong>de</strong> eiken buffet door <strong>de</strong> meubels van mijn huis begroet,<br />

en ik versier<strong>de</strong> zijn bejaar<strong>de</strong>, maar nog altijd rechte rug met groen,<br />

met klimmend groen, als het altaar van <strong>de</strong> huisgod,<br />

en zette op zijn planken tinnen bor<strong>de</strong>n en gelief<strong>de</strong> boeken neer.<br />

Sinds dat meubelstuk met zijn ou<strong>de</strong>rdomskraken on<strong>de</strong>r mijn dak een plaats gevon<strong>de</strong>n heeft,<br />

heb ik begrepen dat het schip na een lange vaart <strong>de</strong> kust weer heeft bereikt,<br />

zich diep het zand in heeft gegraven en steeds ver<strong>de</strong>r landinwaarts gaat.<br />

Dat buffet is als een huis van vroeger, verdonkerd van <strong>de</strong> regens,<br />

een halfblind, maar veilig huis, dat we ontwend zijn.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk dan is er een passen<strong>de</strong> verblijfplaats gevon<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


610<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> kleine laren van ons kleine gezin, bij wie nu en dan<br />

een on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> muis met een grijs snuitje en rappe oogjes zal langsgaan,<br />

en het zal er geuren naar honing en rijpen<strong>de</strong> peren.<br />

Maar wanneer buiten <strong>de</strong> winter tekeergaat,<br />

<strong>de</strong> kou<strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke zee bul<strong>de</strong>rt en tegen <strong>de</strong> kale rotsen te pletter slaat<br />

en <strong>de</strong> donkere jurken van <strong>de</strong> weduwen van Finistère en Morbihan in <strong>de</strong> har<strong>de</strong> wind wapperen,<br />

ren ik dáár als vroeger over het scherpe grind van <strong>de</strong> zeewering,<br />

het geluk is ver,<br />

<strong>de</strong> zee die niemand vleit, herinnert aan alles wat slecht is,<br />

aan alle verschuldig<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> kwa<strong>de</strong> excessen van het toeval.<br />

Zout en verne<strong>de</strong>rend sterk slaat een golf over <strong>de</strong> ogen<br />

In die zee ben ik een onwaarneembare schaduw<br />

die <strong>voor</strong>bijschiet en in een fontein van licht oplost.<br />

In <strong>de</strong>ze uitgestrekte rechthoek van Europa speel<strong>de</strong> mijn geschie<strong>de</strong>nis zich af.<br />

En toen <strong>de</strong> vogel verzadigd van reizen uit <strong>de</strong> warme lan<strong>de</strong>n naar zijn geboortegrond terugkeer<strong>de</strong>,<br />

was al alles volbracht wat in <strong>de</strong> jeugd volbracht moest wor<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> tien<strong>de</strong> keer wordt nu het koren rustig van het veld binnengehaald,<br />

<strong>de</strong> vogels zijn weer <strong>voor</strong> hun jaarlijkse trektocht vertrokken,<br />

wij blijven thuis. Dochtertje, nog klein als een kat,<br />

heb eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuw aangekomene die bij ons blijft,<br />

groene spechten, goudvinken en huiszwaluwen streken op hem neer,<br />

hij kent <strong>de</strong> gang van het wild, heeft gebrul van honger en angst en zingen van vreug<strong>de</strong> gehoord,<br />

is vertrouwd met <strong>de</strong> lucht van gerookte vis en walmen<strong>de</strong> dampen<br />

die in <strong>de</strong> keukens van boerenhofste<strong>de</strong>n opstijgt.<br />

Op lange najaarsmiddagen<br />

zag hij hoe <strong>de</strong> mensen hun kou<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n warm<strong>de</strong>n bij het vuur.<br />

Hij was aanwezig bij <strong>de</strong> geboorte van kin<strong>de</strong>kens zoals jij.<br />

In hem woon<strong>de</strong>n bro<strong>de</strong>n, geuren<strong>de</strong> schotels met vlees en zakjes met zout.<br />

Als je het wilt, dochter,<br />

zal <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> je nog veel over mijn leven kunnen vertellen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Hemeldithyrambe<br />

611<br />

Het seizoen van <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> van <strong>de</strong> sjaaltjes en <strong>de</strong> onrust na<strong>de</strong>rt weer<br />

waarin <strong>de</strong> zon zich van ons afwendt en naar dankbaar<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>n vertrekt<br />

Maar kijk ze is onverwacht nog teruggekomen<br />

zegt: dit is pas <strong>de</strong> herfst<br />

met mijn verdwijning herinner<strong>de</strong> ik jullie er alleen aan<br />

dat er tij<strong>de</strong>n komen waarop jullie niet zijn <strong>voor</strong>bereid<br />

bid en werk dus en wees toegeeflijk <strong>voor</strong> elkaar<br />

Ach wie zegt die woor<strong>de</strong>n tegen ons met <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> zon<br />

wie heeft van <strong>de</strong> zon een hemelevangelist gemaakt<br />

Geloof me niet - zegt ze nu -<br />

vandaag verkondig ik een goe<strong>de</strong> zaak<br />

morgen kan ik jullie aanzetten tot onoorbare dingen<br />

ik spreek onophou<strong>de</strong>lijk en ie<strong>de</strong>r zal in mij vin<strong>de</strong>n wat hij zoekt<br />

Ik schijn dus ik ben<br />

Maar wanneer ik vertrek verlaat ik waardigen en onwaardigen evenzeer<br />

Meisje ontbloot je armen nog eens <strong>voor</strong> mijn warme a<strong>de</strong>m<br />

van jou houd ik werkelijk<br />

en van dat naar <strong>de</strong> grond gebogen oudje met een neus als een bassleutel<br />

zij weet wanneer het Jaar van <strong>de</strong> Haan of <strong>de</strong> Aap na<strong>de</strong>rt<br />

ze is <strong>de</strong> heks die me probeer<strong>de</strong> in te slikken<br />

Ik heb respect <strong>voor</strong> haar vermetele plan<br />

haar kuiperijen die haar dwingen te wachten vol te hou<strong>de</strong>n<br />

maar ook dat wachten hangt van mij af en mijn aleeuwige reizen<br />

Verblind zit ze nu te trillen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> razernij van <strong>de</strong> win<strong>de</strong>n<br />

die <strong>de</strong> bomen dwingen hun tooi af te werpen en naakt<br />

het geweld <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> tegemoet te rennen<br />

Ach wat ben ik toch almachtig ik zon<br />

en jullie moeten een tiran met kuren wel aanbid<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


612<br />

en enkel uit je zwakheid krachten putten<br />

Met jullie nachten wil ik niets te maken hebben<br />

duikers gedompeld in het donker<br />

ik geef jullie voedsel en vreug<strong>de</strong> waar<strong>voor</strong> jullie je schamen<br />

achterdochtige on<strong>de</strong>rdanen van <strong>de</strong> natuur<br />

Vaarwel en tot ziens jullie die nog in leven zullen zijn<br />

wanneer ik weer terugkom in <strong>de</strong> majesteit van mijn hatelijke harmonie<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Bekentenis<br />

613<br />

- Roep me niet op als getuige.<br />

Ik zal niet van enig nut kunnen zijn.<br />

Ik weet niet wie ik ben, vertrouw <strong>de</strong> getuigenis van mijn ogen niet, mijn gedachten breken<br />

af en uit vrees <strong>voor</strong> het ergste durf ik niet tot het ein<strong>de</strong> door te gaan.<br />

Wat is een bestaan waard, waarvan <strong>de</strong> getuigenis even nietig als onzeker is?<br />

- Klaag niet. Te mid<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>re soorten ben jij <strong>de</strong> enige die <strong>de</strong> rang van zijn zwakheid<br />

kent en ondanks alles zwoegt tot hij niet meer kan en, het eigen ongeloof ten spijt, bereid is om<br />

zijn breekbaarheid te offeren <strong>voor</strong> een illusoire broe<strong>de</strong>rschap.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


De twist om <strong>de</strong> ervaring<br />

614<br />

Wat betekent dat: <strong>de</strong> Grote Ervaring?<br />

Wat betekent dat: Je moet alles meemaken?<br />

Dorst in <strong>de</strong> woestijn? Vorst op <strong>de</strong> Noordpool? Menseneten en hongerlij<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> resten van<br />

een vliegtuig aan <strong>de</strong> voet van bergen? Stikken door gebrek aan zuurstof?<br />

Daarvan vertelt <strong>de</strong> schreeuw van één dampen<strong>de</strong> druppel water.<br />

Eén korrel bran<strong>de</strong>nd zand.<br />

De rots aan <strong>de</strong> kust, door <strong>de</strong> zee gespleten.<br />

Noodweer, honger, <strong>de</strong> zware slaap en <strong>de</strong> bedwelming zullen je bereiken op het stukje aar<strong>de</strong><br />

dat jou is <strong>voor</strong>bestemd. Waar zul je heenrennen?<br />

Toch wordt wat je niet volledig hebt ervaren nooit echt jouw eigendom.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Hoe kun je<br />

615<br />

Hoe kun je doordringen - en is het nodig - in die on<strong>de</strong>rgrondse wereld<br />

die als een doolhof is en waar je <strong>de</strong> draad kunt volgen<br />

gesponnen door een vermoei<strong>de</strong> Ariadne<br />

(Jij bent Ariadne jij zult op <strong>de</strong> kust verlaten omkomen)<br />

Hoe kun je doordringen - en is het nodig - in die on<strong>de</strong>rgrondse wereld<br />

van het geheugen dat slaapt en wacht tot het gewekt wordt<br />

wacht op <strong>de</strong> gena<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoening met wat gebeurd is<br />

of misschien op <strong>de</strong> verne<strong>de</strong>ring die <strong>voor</strong>tkomt uit <strong>de</strong> omnacht<br />

tegenover het verle<strong>de</strong>n. Wat een eenheid moest wor<strong>de</strong>n<br />

ligt neer als een gekantel<strong>de</strong> wolkenkrabber<br />

boor<strong>de</strong>vol van <strong>de</strong> echo's van bezwering en afscheid<br />

van spiegels die het beeld hebben bewaard van hen die heengingen<br />

Wie moet je rapport uitbrengen? Waar <strong>de</strong> rekening indienen?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Dus<br />

616<br />

Dus dit moest gebeuren<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tijd zichzelf inhaal<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> in <strong>de</strong> diepste vertwijfeling<br />

het bestaan zich in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rlaag openbaar<strong>de</strong><br />

als een steen steeds door een golf be<strong>de</strong>kt<br />

als <strong>de</strong> plaats van een afgehakte hand<br />

die met fantoompijn laat merken<br />

dat hij bestond<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Erik Menkveld<br />

Dichter alle Freun<strong>de</strong><br />

1<br />

617<br />

Hoewel het zaaltje afgela<strong>de</strong>n vol is, verschijnen er nog steeds laatkomers in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>uropening. Met moeite vin<strong>de</strong>n ze een staanplaats achterin of langs <strong>de</strong> zijwan<strong>de</strong>n.<br />

Ik zit mid<strong>de</strong>n in het aandachtige publiek, met mijn reistas tussen mijn benen. De<br />

directeur van het festival heeft zojuist een uitvoerige openingstoespraak in het Litouws<br />

afgerond en is nu bezig <strong>de</strong> buitenlandse gasten in het Engels welkom te heten op<br />

Drushkininkai Poetic Fall. Dat dreigt een flinke zit te wor<strong>de</strong>n want hij is erg verheugd<br />

en vereerd met onze aanwezigheid. Maar tot mijn verrassing schakelt hij zijn geolie<strong>de</strong><br />

retoriek plotsklaps terug naar een huishou<strong>de</strong>lijker versnelling. Hij kan zich <strong>voor</strong>stellen<br />

dat wij na onze lange reizen weinig behoefte hebben om <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> uren naar jonge<br />

Litouwse dichters te luisteren die we niet kunnen verstaan. Buiten staat een bus <strong>voor</strong><br />

ons klaar.<br />

Ha! Op naar een hotel, een bad en een maaltijd!<br />

Ik wil meteen opstaan, maar <strong>de</strong> jonge, energieke presentator van het programma<br />

sluit naadloos op <strong>de</strong> directeur aan, en noodt na een krachtige inleiding in het Litouws<br />

<strong>de</strong> eerste dichteres naar voren. Zon<strong>de</strong>r op of om te kijken begint <strong>de</strong> vrouw in straf<br />

tempo haar gedichten <strong>voor</strong> te lezen. Als ze daar na een kwartier nog lang niet mee<br />

klaar lijkt, begin ik het benauwd te krijgen. De beloof<strong>de</strong> bus is natuurlijk al lang<br />

zon<strong>de</strong>r mij vertrokken, al heb ik geen buitenlandse collega's zien opstaan. Die zijn<br />

natuurlijk zo verstandig geweest niet in <strong>de</strong>ze zaal te gaan zitten. Pas on<strong>de</strong>r het applaus<br />

en <strong>de</strong> inleiding op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dichter durf ik me met mijn tas <strong>voor</strong> mijn buik langs<br />

<strong>de</strong> verstoord overeind komen<strong>de</strong> toehoor<strong>de</strong>rs naar <strong>de</strong> uitgang te wringen.<br />

Godzijgeloofd drentelen in <strong>de</strong> hal van het gebouw nog wat mensen rond die mij<br />

geen jonge Litouwse dichters lijken. In ie<strong>de</strong>r geval zie ik <strong>de</strong> be<strong>de</strong>es<strong>de</strong> Bulgaarse die<br />

ik vanmiddag al even op een vervallen kerkpleintje in <strong>de</strong> stad ben tegengekomen.<br />

Bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur staat een man met zijn han<strong>de</strong>n op zijn rug.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


618<br />

Met een korte hoofdknik bevestigt hij dat hij <strong>de</strong> chauffeur van <strong>de</strong> bus is. ‘Wir warten<br />

noch,’ voegt hij eraan toe.<br />

De immense hal is rijk versierd met Jugendstil-motieven in <strong>de</strong> gelambriseer<strong>de</strong><br />

wan<strong>de</strong>n en het hoge plafond. Dit kapitale, pas gerenoveer<strong>de</strong> pand moet dateren uit<br />

<strong>de</strong> beginjaren van <strong>de</strong> vorige eeuw en tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> ‘Russische bezetting’ zal er<br />

ongetwijfeld een of an<strong>de</strong>re Sovjetinstantie in gehuisvest zijn geweest. Vanuit <strong>de</strong> hal<br />

leidt een bre<strong>de</strong> marmeren trap naar <strong>de</strong> kantoren op <strong>de</strong> eerste verdieping, waar ik<br />

vanmiddag even ben rondgeleid door Gintaras Parulskis. Nadat hij me van het<br />

vliegveld had gehaald en me mee had genomen op een uitgebrei<strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling door<br />

<strong>de</strong> stad, zette hij me hier bij <strong>de</strong> Schrijversbond af. Hij kon zelf ver<strong>de</strong>r niet op het<br />

festival aanwezig zijn, maar hij wil<strong>de</strong> me nog wel graag even <strong>voor</strong>stellen aan een<br />

aantal me<strong>de</strong>werkers. Of het woord ‘Holland’ veel in ze opriep, kon ik uit hun<br />

gepresseer<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijkheid niet opmaken. De kantoren <strong>de</strong><strong>de</strong>n me <strong>de</strong>nken aan die<br />

op mijn va<strong>de</strong>rs werk in <strong>de</strong> jaren zestig, zij het dat die niet in zo'n schitterend pand<br />

gevestigd waren. Oud meubilair, bruine, gefineer<strong>de</strong> bureaus, <strong>de</strong> stoffige geur van<br />

ordners en boeken, grijsstalen archiefkasten, reusachtige tikmachines. En hier en<br />

daar, zoals aan <strong>de</strong> receptie, bij wijze van schoorvoeten<strong>de</strong> concessie aan het he<strong>de</strong>n,<br />

een petroleumgestookte computer. En terwijl ik zo rondliep in die aangenaam<br />

ou<strong>de</strong>rwetse kantoren, handjes gaf en minzame vragen beantwoord<strong>de</strong>, werd ik zelf<br />

weer het jongetje dat even op een echt kantoor mocht kijken: een geheimzinnige plek<br />

waar belangrijke zaken speel<strong>de</strong>n waarvan ik niet het flauwste vermoe<strong>de</strong>n had. Dat<br />

gevoel zal ik vaker hebben, <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> dagen.<br />

De chauffeur van het busje gaat naar buiten, maar is na een paar minuten weer<br />

terug. Kennelijk wachten we nog steeds.<br />

Aan het eind van <strong>de</strong> gang naast <strong>de</strong> trap is <strong>de</strong> bar van <strong>de</strong> Schrijversbond. Daar<br />

hebben mijn buitenlandse collega's natuurlijk gewacht terwijl ik braaf in <strong>de</strong> zaal zat.<br />

Er komt een ou<strong>de</strong>re man met halflang grijs haar <strong>de</strong> gang uit lopen. Hij schijnt niet<br />

helemaal vast ter been, en lacht ironisch naar me.<br />

Bij <strong>de</strong> boekentafel van uitgeverij VAGA, waar kennelijk <strong>de</strong> meeste van <strong>de</strong> hier<br />

<strong>voor</strong>lezen<strong>de</strong> dichters gepubliceerd wor<strong>de</strong>n, pakt hij een boek op en bekijkt het<br />

aandachtig.<br />

‘Mag ik dit hebben?’ vraagt hij met Iers accent aan <strong>de</strong> vrouw achter <strong>de</strong> tafel.<br />

‘Seamus Heaney is een vriend van me.’<br />

De vrouw, die dui<strong>de</strong>lijk geen Engels verstaat, noteert een bedrag op een papiertje<br />

en houdt het hem <strong>voor</strong>.<br />

‘Nee, mag ik het meenemen. Ik heb geen geld.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


619<br />

De vrouw kijkt hem niet-begrijpend aan, en houdt hem opnieuw het papiertje <strong>voor</strong>.<br />

Opeens staat <strong>de</strong> festivaldirecteur naast hem. Hij praat even in het Litouws met <strong>de</strong><br />

vrouw, waarna ze haar hoofd schudt. Ook goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n van Seamus Heaney moeten<br />

zijn boeken hier gewoon kopen. De directeur trekt zijn portemonnee uit zijn kontzak<br />

en overhandigt <strong>de</strong> vrouw een paar bankbiljetten. ‘Thank you, Maestro,’ zegt <strong>de</strong> Ier,<br />

en steekt het boek in <strong>de</strong> zak van zijn colbertje. ‘Ik zal het aan Seamus laten zien.’<br />

Op <strong>de</strong> tafel ligt ook een stapel festivalcatalogi die ik nu <strong>voor</strong> het eerst zie. Na <strong>de</strong><br />

uitnodigingsbrief van maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n en recentelijk een paar efficiënte e-mails<br />

over mijn aankomsttijd, heb ik ver<strong>de</strong>r geen informatie over het festival ontvangen.<br />

Ik bla<strong>de</strong>r even in <strong>de</strong> catalogus, op zoek naar een <strong>de</strong>elnemerslijst en mijn eigen<br />

gedichten in het Litouws, maar durf niet aan <strong>de</strong> vrouw te vragen of ik er een mag<br />

meenemen. Er zal er wel een <strong>voor</strong> me klaarliggen in het hotel.<br />

De directeur overlegt even met <strong>de</strong> chauffeur, waarna ik begrijp dat we <strong>de</strong> bagage<br />

alvast weg kunnen brengen. Buiten, tegenover <strong>de</strong> Schrijversbond, op <strong>de</strong> plek waar<br />

ik iets hoogs en glanzends verwacht, een bus zeg maar, staat een aftands<br />

bestelwagentje geparkeerd. Ik gooi mijn tas achterin en ga <strong>voor</strong>in op <strong>de</strong> stoel naast<br />

het stuur zitten. Keuvelend komen mijn me<strong>de</strong>passagiers nu ook naar buiten gedruppeld<br />

en nemen plaats op <strong>de</strong> banken achter me: <strong>de</strong> Bulgaarse, een Griek die zij goed schijnt<br />

te kennen, <strong>de</strong> vriend van Seamus Heaney en een Amerikaan met een oorbel, een<br />

vlecht tot op zijn billen en een leren jack. Daarmee is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schicht eigenlijk wel<br />

vol. Maar <strong>de</strong> chauffeur steekt rustig een sigaret op. Honger! Het gaat niet lang meer<br />

duren of ik krijg mijn eerste wegraking. We blijven wachten.<br />

De directeur van het festival steekt zijn hoofd door een open raampje. Er moet<br />

nog een ‘vuurmaker’ mee, maar die is zoek.<br />

‘Kun jij die straks niet meenemen, Eugenijus?’ vraagt <strong>de</strong> Amerikaan. ‘Ik wil nu<br />

echt weg, an<strong>de</strong>rs krijg ik te weinig alcohol binnen vanavond.’<br />

De Ier bromt instemmend. ‘Waarom moet er een vuurmaker mee? We steken <strong>de</strong><br />

boel zelf wel in <strong>de</strong> fik.’<br />

De directeur zegt iets in het Litouws tegen <strong>de</strong> chauffeur. Die drukt zijn sigaret uit<br />

en start <strong>de</strong> motor. Een patiënt met longemfyseem die uit een diepe slaap gewekt<br />

wordt. Met voelbare tegenzin zet het busje zich in beweging.<br />

‘Is het nog ver?’ vraagt <strong>de</strong> Griek van achter uit <strong>de</strong> bus. We rij<strong>de</strong>n inmid<strong>de</strong>ls door <strong>de</strong><br />

buitenwijken van Vilnius. De chauffeur reageert niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


620<br />

‘Hij verstaat geen Engels,’ zegt <strong>de</strong> Amerikaan. ‘Maar het is nog een uur of twee, we<br />

zijn er rond tienen. Sit back and relax. Enjoy the ri<strong>de</strong>.’<br />

Er ontstaat enige consternatie in het busje. ‘Dat had<strong>de</strong>n ze wel eer<strong>de</strong>r mogen<br />

vertellen,’ zegt <strong>de</strong> Ier. ‘Dan was ik nog gaan pissen.’<br />

‘Ik ook,’ zegt <strong>de</strong> Griek. ‘Iemand bezwaar tegen roken?’ Het busje staat inmid<strong>de</strong>ls<br />

blauw van <strong>de</strong> hooibrand die <strong>de</strong> chauffeur onafgebroken puffend aan <strong>de</strong> praat probeert<br />

te hou<strong>de</strong>n.<br />

Ik draai me om. ‘Het festival is toch in Vilnius?’<br />

‘Het begin en het eind,’ zegt <strong>de</strong> Amerikaan. Het grootste <strong>de</strong>el is in een oud kuuroord<br />

in <strong>de</strong> bossen, tweehon<strong>de</strong>rd kilometer van hier. ‘A lovely place. People go there to<br />

drink water and get cured. Have you ever been to a spa?’<br />

Ik kijk hem glazig aan. Lang vervlogen beel<strong>de</strong>n van een verregend mid<strong>de</strong>lbare<br />

school-kamp in <strong>de</strong> Belgische Ar<strong>de</strong>nnen schieten door mijn hoofd. Hij steekt zijn<br />

hand uit. ‘Hi, I'm Craig. From Pennsylvania.’<br />

Ik heet Erik en kom uit Ne<strong>de</strong>rland.<br />

‘Ah, a Dutch poet!’ roept <strong>de</strong> Ier naast Craig. ‘Ken je Amsterdam? Mijn dochter<br />

woont in Amsterdam.’<br />

‘Ik ook,’ zeg ik. ‘Maar ik heb je dochter nooit gezien.’ Het moet overdui<strong>de</strong>lijk<br />

zijn dat ik geen zin heb in een your-country-my-countrygesprek. De hele middag<br />

heb ik al met Gintaras Parulskis gepraat. Ik ben moe. Ik wil iets eten. Maar <strong>de</strong> twee<br />

mannen op <strong>de</strong> bank achter me laten zich niet uit het veld slaan.<br />

‘Erik, wil je hier iets van?’ De Amerikaan houdt me een heupflacon <strong>voor</strong>. ‘Local<br />

stuff, very healthy.’<br />

‘Niet doen!’ roept <strong>de</strong> Ier dramatisch en houdt me zijn eigen heupflacon <strong>voor</strong>.<br />

‘Samuel Beckett dronk dit.’ Ja, dat is goeie Ierse whisky, dat proef ik wel.<br />

Ik draai me weer naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ruit. Achter me beginnen <strong>de</strong> Amerikaan en <strong>de</strong> Ier<br />

een gesprek over <strong>de</strong>stillatie- en stooktechnieken. De Griek en <strong>de</strong> Bulgaarse praten<br />

op intieme toon met elkaar, in een taal die ik niet goed kan thuisbrengen. Iets tussen<br />

Grieks en Russisch in, Bulgaars waarschijnlijk.<br />

De chauffeur tikt me op mijn arm en wijst naar een verkeersbord: Drushkininkai<br />

185 kilometer. ‘An<strong>de</strong>rthalb Stun<strong>de</strong>,’ zegt hij. Ik knik gelaten.<br />

We hotsen en rammelen met een noodgang over een onverlichte weg die<br />

aanvankelijk even een snelweg lijkt, maar al gauw weer tweebaans wordt. Voor ons<br />

in <strong>de</strong> <strong>de</strong>inen<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls van <strong>de</strong> koplampen een ein<strong>de</strong>loze tunnel met wan<strong>de</strong>n van<br />

<strong>voor</strong>bijflitsen<strong>de</strong> boomstammen. Het enige dat oplicht zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


621<br />

<strong>de</strong> lange rijen reflectoren aan weerszij<strong>de</strong>n van het weg<strong>de</strong>k. Een weg<strong>de</strong>k waar ze in<br />

Ne<strong>de</strong>rland waarschuwingsbor<strong>de</strong>n bij zetten. Tegenliggers zijn er nauwelijks, en<br />

niemand neemt <strong>de</strong> moeite zijn grote licht te dimmen. De stukken bos wor<strong>de</strong>n<br />

afgewisseld door duistere vlakten, waarvan ik geen i<strong>de</strong>e heb wat het zijn. Weilan<strong>de</strong>n?<br />

Hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n? Meren?<br />

Won<strong>de</strong>rlijk. Hier raas ik met een stel uitgelaten zuiplappen op schoolreisje door<br />

een afgelegen oerbos, naar een gezondheidsoord waarvan ik het bestaan een halfuur<br />

gele<strong>de</strong>n niet vermoed<strong>de</strong>. Geen i<strong>de</strong>e waar ik me precies bevind in Europa. Ik heb thuis<br />

niet eens <strong>de</strong> moeite genomen op een kaart te kijken. Hoe zit het ook al weer met <strong>de</strong><br />

Baltische staten? Estland, Letland, Litouwen. Ligt Litouwen nou boven- of on<strong>de</strong>raan?<br />

Het enige wat ik van dit land weet, is wat ik vanmiddag van Gintaras Parulskis<br />

gehoord heb. Terwijl we van kerk naar kerkje naar kerk liepen, door smalle, stegen<br />

en over pleinen, vertel<strong>de</strong> hij vol vuur over <strong>de</strong> Litouwse geschie<strong>de</strong>nis. Een dramatisch<br />

verhaal vol partizanenstrijd, <strong>de</strong>portatie, emigratie en bezettingen, eerst door <strong>de</strong> Sovjets,<br />

toen door <strong>de</strong> nazi's en toen weer door <strong>de</strong> Sovjets. De nazi's wer<strong>de</strong>n door veel<br />

Litouwers zelfs als bevrij<strong>de</strong>rs gezien: Stalin heeft hier flink huisgehou<strong>de</strong>n. Een oom<br />

van Gintaras is gefusilleerd, en een oom van zijn vrouw, on<strong>de</strong>rwijzer, is ook<br />

doodgeschoten omdat hij weiger<strong>de</strong> een portret van Lenin in zijn lokaal te hangen.<br />

De rest van het gezin is op <strong>de</strong> trein naar Siberië gezet. Dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> Sovjets met in<br />

totaal zo'n 360.000 mensen - ie<strong>de</strong>reen die ook maar <strong>de</strong> minste opstandige of<br />

intellectuele indruk wekte en niet al lang naar Canada, Amerika of Australië was<br />

uitgeweken. Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> Russen hier nog steeds niet erg geliefd zijn. Het<br />

land is pas sinds 1993 onafhankelijk.<br />

Dat is in <strong>de</strong> stad goed te merken. Hier en daar zie je een luxe kledingzaak of<br />

eigentijds etablissement, maar <strong>de</strong> sfeer is nog erg oostblokkig. Veel gebouwen en<br />

kerken in verval of in <strong>de</strong> steigers; langzamerhand wor<strong>de</strong>n ze van opslagloodsen en<br />

partijkantoren terugveran<strong>de</strong>rd in kerken en onafhankelijke schrijversbon<strong>de</strong>n. Een<br />

herstelproces dat nog jaren zal duren, want veel geld is er niet. Lenin, Marx en Stalin<br />

zie je niet meer op <strong>de</strong> pleinen, maar een enkele sociaal-realistische poëtaster is <strong>de</strong><br />

dans ontsprongen. Die kunnen ze altijd nog omhalen. Het is veel belangrijker om nu<br />

eerst goeie, nieuwe poëzie te schrijven.<br />

Zelf was hij ook dichter, vertel<strong>de</strong> Gintaras vanachter een kop koffie in een<br />

gloednieuw zelfbedieningsrestaurant. Maar hij verdient zijn geld met vertalen.<br />

Voornamelijk uit het Duits (Rilke, Huchel, Goethe) maar ook uit<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


622<br />

het Ne<strong>de</strong>rlands. Naar eigen zeggen is hij zelfs <strong>de</strong> enige in Litouwen die Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuur vertaalt.<br />

Op mijn vraag wie hij zoal uit het Ne<strong>de</strong>rlands vertaald had, dacht hij even na.<br />

Nescio. Van Schen<strong>de</strong>l. Huizinga. En mij dus.<br />

De volle omvang van het won<strong>de</strong>r door <strong>de</strong>ze man vertaald te zijn begon langzaam<br />

tot me door te dringen, al zou ik er wel nooit achterkomen wat <strong>voor</strong> een dichter hij<br />

in het Litouws van me gemaakt had. Hoe was hij in godsnaam op mij gekomen?<br />

‘Eugenijus Grajauskas,’ zei Gintaras. ‘De festivaldirecteur.’ Die had een gedicht van<br />

mij in een Oostduits tijdschrift gezien. Goh. Nooit geweten dat ik in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige<br />

DDR gepubliceerd ben.<br />

In <strong>de</strong> berm kijkt een vos verschrikt in onze koplampen. De chauffeur lijkt hem niet<br />

op te merken, neemt althans geen gas terug. Op het moment dat we hem passeren,<br />

schiet het beest tussen <strong>de</strong> boomstammen weg.<br />

Achter me keutelen <strong>de</strong> gesprekken <strong>voor</strong>t. Hoe lang razen we nu al door dit duistere<br />

woud? Een uur? An<strong>de</strong>rhalf uur?<br />

Ik word op mijn schou<strong>de</strong>r getikt. ‘Neem nog een slokje, Erik. Samuel Beckett<br />

dronk dit ook.’ In plaats van <strong>de</strong> heupflacon krijg ik nu een driekwartlege literfles<br />

aangereikt.<br />

‘Samuel Beckett had een goeie smaak,’ zeg ik.<br />

Nu hij me weer achterstevoren heeft, probeert <strong>de</strong> Ier het nog eens.<br />

‘Dus jij bent een Ne<strong>de</strong>rlandse dichter, Erik. Maar ben je ook een goeie dichter?’<br />

Ik besluit me niet in verlegenheid te laten brengen.<br />

‘De beste dichter van Ne<strong>de</strong>rland. En jij?’<br />

‘Ik ben een rampzalige dichter. Maar soms schrijf ik een aardig versje.’<br />

Aan weerszij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> weg doemt wat bebouwing op, die langzaam dichter wordt.<br />

‘Drushkininkai,’ hoest <strong>de</strong> chauffeur. Grote alleenstaan<strong>de</strong> houten kastelen tussen <strong>de</strong><br />

bomen, in roze, gele of lichtblauwe pasteltinten, met torentjes, veranda's en <strong>de</strong><br />

sprookjesachtigste uitstulpingen. De bouwwerken doen me nog het meest aan villa<br />

Kakelbont <strong>de</strong>nken. Sommige zijn vervallen en dichtgespijkerd, maar <strong>de</strong> meeste zien<br />

er re<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n uit. Wat ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> weg liggen hier en daar ruim opgezette,<br />

ziekenhuisachtige complexen. Ze zijn <strong>voor</strong>namelijk van grijs en witgeschil<strong>de</strong>rd beton<br />

en lijken allemaal leeg te staan. Eén ervan is ontworpen door een architect die het<br />

sociaal-realisme heeft trachten te doorbreken met wat expressionistische bulten. ‘Dat<br />

heeft Eugenijus gebouwd,’ zegt <strong>de</strong> Amerikaan. ‘Hij is be-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


623<br />

gonnen als bouwkundige. Toen werd hij burgemeester van dit dorp, daarna Minister<br />

van Cultuur. En daarna festivaldirecteur.’<br />

Hij vertelt dat Drushkininkai in <strong>de</strong> jaren zestig en zeventig een <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong><br />

Russische partijtop geliefd kuuroord was, maar dat er nu in <strong>de</strong> zomer nog wel<br />

vakantiegangers komen die zichzelf op een paar gezon<strong>de</strong> weken willen trakteren. En<br />

er wonen veel schrijvers en kunstenaars, zoals Eugenijus. Het dorp is totaal verlaten,<br />

alsof we na sluitingstijd door <strong>de</strong> Efteling rij<strong>de</strong>n.<br />

Na een roton<strong>de</strong> met in het mid<strong>de</strong>n een Byzantijns moorkopkerkje in lichtblauw<br />

hout, passeren we een lichtgele uitspanning met parasols op het druilerige terras.<br />

‘Šir<strong>de</strong>le. Hier essen später,’ zegt <strong>de</strong> chauffeur. En dan draaien we een smal tegelpad<br />

tussen <strong>de</strong> bomen op, naar een van <strong>de</strong> ziekenhuizen. ‘Dainava’ staat er in grote letters<br />

op <strong>de</strong> zijgevel.<br />

‘We zijn er,’ zegt <strong>de</strong> Amerikaan.<br />

‘Is dit een hotel?’ vraagt <strong>de</strong> Ier. ‘Het lijkt wel een gesticht.’<br />

Als schichtige schapen lopen we door <strong>de</strong> automatisch openschuiven<strong>de</strong> glazen entree<br />

een kale, witgepleister<strong>de</strong> ontvangsthal in. Daar wor<strong>de</strong>n we vanachter <strong>de</strong> intakebalie<br />

vorsend opgenomen door een donkere en een blon<strong>de</strong> verpleegster, bei<strong>de</strong>n in een lang<br />

wit schort. In nors Litouws en Russisch dat me aan ou<strong>de</strong> James Bondfilms doet<br />

<strong>de</strong>nken helpen ze ons een onafzienbare hoeveelheid formulieren in te vullen. De<br />

Bulgaarse en <strong>de</strong> Griek wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> blon<strong>de</strong> verpleegster afgevoerd, een halfdonkere<br />

gang in. De chauffeur van het busje ontfermt zich over hun bagage. De Amerikaan<br />

verdwijnt op eigen gelegenheid. Daarna zijn <strong>de</strong> Ier en ik aan <strong>de</strong> beurt.<br />

De donkere verpleegster geeft ons ie<strong>de</strong>r een sleutel die verdacht veel op een loper<br />

lijkt en beduidt dat we met haar mee moeten lopen. Via een zware <strong>de</strong>ur in <strong>de</strong><br />

halfdonkere gang komen we in een schemerig trappenhuis. Een lift is er blijkbaar<br />

niet. Granito traptre<strong>de</strong>n, glad<strong>de</strong> kale wan<strong>de</strong>n, helgeel gelakt. Het ruikt er bedompt.<br />

Op een overloopje halverwege <strong>de</strong> trap één nooddruftige vetplant in een draadijzeren<br />

rekje.<br />

Achter me hoor ik <strong>de</strong> Ier hijgen en puffen en ik bied aan zijn koffer over te nemen.<br />

Hij weet zich ternauwernood op <strong>de</strong> been te hou<strong>de</strong>n, maar weert mijn aanbod af. ‘Ik<br />

moet mijn eigen zon<strong>de</strong>n dragen.’<br />

Boven eenzelf<strong>de</strong> schemerige ziekenhuisgang als bene<strong>de</strong>n. De Ier laat zijn koffer<br />

op het sleetse balatum neerploffen. ‘Mother Mary and Jesus! Ik ben niet gek, alleen<br />

maar dronken. Mag ik nu naar huis, zuster? Alstublieft?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


624<br />

Aan het eind van <strong>de</strong> gang opent <strong>de</strong> verpleegster een <strong>de</strong>ur en wacht tot een van ons<br />

naar binnen gaat. Ik wijs naar <strong>de</strong> Ier en naar mezelf en kijk haar vragend aan. Zij<br />

wijst ook naar <strong>de</strong> Ier en mij en vervolgens naar <strong>de</strong> open <strong>de</strong>ur.<br />

Ik steek mijn hoofd even naar binnen. Een blind paard zou er weinig scha<strong>de</strong> aan<br />

kunnen richten. Een leeg halletje met een wc-<strong>de</strong>ur, een kast en twee open bogen.<br />

Achter <strong>de</strong> ene een piepklein vertrekje met alleen een bankstel tegenover een<br />

koffiezetapparaat op een eikenhouten salontafel, achter <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re een nog kleiner<br />

kamertje met twee kin<strong>de</strong>rledikanten, tegen elke wand een.<br />

De verpleegster, die al op punt staat weg te lopen, reageert met opgetrokken<br />

wenkbrauwen op mijn verbijstering.<br />

‘Ik ga niet op <strong>de</strong> bank liggen,’ zeg ik tegen <strong>de</strong> Ier.<br />

Hij legt zijn hand op mijn arm. ‘Begrijp me goed, Erik. Ik hou veel van je. Maar<br />

aan samenwonen ben ik nog niet toe.’<br />

Als ik <strong>de</strong> vrouw dui<strong>de</strong>lijk probeer te maken dat er een vergissing in het spel moet<br />

zijn, schiet <strong>de</strong> Ier <strong>de</strong> wc in. ‘Be strong lad. Zeg maar dat het aan mij ligt, dat ik niet<br />

met je wil slapen. She'll un<strong>de</strong>rstand.’<br />

Ik loop weer met <strong>de</strong> verpleegster naar bene<strong>de</strong>n, maar heb niet <strong>de</strong> indruk dat ze<br />

veel begrip heeft <strong>voor</strong> mijn problematiek. Aan <strong>de</strong> balie plukt ze trefzeker een lijst<br />

uit een stapel, wijst naar mijn naam en die van <strong>de</strong> Ier. Er staat echt hetzelf<strong>de</strong><br />

kamernummer achter.<br />

‘Kan me niet schelen,’ zeg ik in het Ne<strong>de</strong>rlands. ‘Ik heb een lange reis achter <strong>de</strong><br />

rug. Ik ben doodop. Ik wil een eigen kamer. Met een grotemensenbed, en ten minste<br />

een tafel en een stoel.’<br />

Uit <strong>de</strong> gang komt <strong>de</strong> chauffeur van het busje aanlopen. Hij gaat wel even met me<br />

mee. Boven zit <strong>de</strong> Ier op het bankstel naar het koffiezetapparaat te staren.<br />

‘Appartement mit zwei Zimmer,’ zegt <strong>de</strong> chauffeur. ‘Toilette hier. Douche dort.’<br />

Hij wijst <strong>de</strong> gang op.<br />

Nu heb ik er echt genoeg van. Het hele pand staat leeg en ik moet met een bezopen<br />

Ier in één kamer. Op een toon die geen tegenspraak duldt zeg ik dat ik sta op een<br />

eigene Zimmer, pak mijn bagage en been <strong>de</strong> gang op. Zo maak ik mezelf niet vaak<br />

mee.<br />

‘Warte, warte.’ De chauffeur volgt me op een drafje het trappenhuis in. ‘Dichter<br />

alle Freun<strong>de</strong> hier.’ Het klinkt verontschuldigend, maar ik zie hem <strong>de</strong>nken: altijd wat<br />

met die buitenlan<strong>de</strong>rs. Achter ons zeult <strong>de</strong> Ier zijn koffer weer naar bene<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


625<br />

Twee kamers naast elkaar, een verdieping hoger dit keer, weet <strong>de</strong> chauffeur na flinke<br />

discussie met <strong>de</strong> verpleegsters en veel <strong>de</strong>monstatief gekras op lijsten <strong>voor</strong> ons te<br />

regelen. Hij loopt even mee mijn kamer in.<br />

Die is niet veel groter dan het appartement waar <strong>de</strong> Ier en ik samen in moesten,<br />

met net zo'n minuscuul eenpersoonsbed. Maar hier staat wel een eigen kast, een<br />

nachtkastje, en een ou<strong>de</strong> keukenstoel.<br />

‘Toilet, douche.’ De chauffeur opent een muurkast. Daarna schuift hij <strong>de</strong> lappen<br />

<strong>voor</strong> het raam weg en opent een glazen <strong>de</strong>ur die uitkomt op iets levensgevaarlijks<br />

ter grootte van een plantenbak. ‘Balkon.’ En als klap op <strong>de</strong> vuurpijl zet hij in een<br />

nisje tegenover het bed een portable tv met een gewei erop aan. Er is zojuist een<br />

sneeuwige honeymoonshow in het Litouws aan <strong>de</strong> gang. ‘Fernsehen. Zimmer gut?’<br />

Ik knik. Mijn irritatie heeft inmid<strong>de</strong>ls plaatsgemaakt <strong>voor</strong> het besef een hopeloos<br />

verwen<strong>de</strong> aansteller te zijn.<br />

Als ik even later bene<strong>de</strong>n kom in <strong>de</strong> hoop er <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren te treffen en ein<strong>de</strong>lijk iets<br />

te kunnen eten, staat alleen <strong>de</strong> Ier er. Hij is in gesprek met een geduldige mid<strong>de</strong>lbare<br />

heer in een witte jas en een stethoscoop op zijn borst. De twee verpleegsters zitten<br />

tv te kijken in een hokje achter <strong>de</strong> balie. ‘Erik, zeg alsjeblieft tegen dit medisch<br />

persoon dat ik niet gek ben, maar een Ierse dichter, en dat ik recht heb op een<br />

telefoontje naar mijn vrouw.’<br />

‘Buiten is een telefooncel. Daar kunt u uw vrouw bellen,’ zegt <strong>de</strong> man in vlekkeloos<br />

Engels.<br />

‘Maar ik heb geen zlotys,’ roept <strong>de</strong> Ier. ‘Ik ben een dichter!’<br />

‘Bent u ook dichter?’ vraagt <strong>de</strong> arts streng aan mij. Ik knik beschaamd.<br />

‘Ik wil <strong>de</strong>ze telefoon gebruiken,’ zegt <strong>de</strong> Ier. Hij wijst naar het toestel achter <strong>de</strong><br />

balie.<br />

De arts blijft ijzig kalm. ‘U kunt in die automaat daar litas pinnen. En u kunt bij<br />

die dames wisselen. Maar als u per se wilt kunt u ook hier bellen.’ Hij zet het toestel<br />

op <strong>de</strong> balie.<br />

‘Dank u! Dank u, dokter... Met wie heb ik <strong>de</strong> eer?’<br />

De man spreekt enkele halsbreken<strong>de</strong> lettergrepen uit die beginnen met Kod of<br />

God.<br />

‘O, bent u God!’ roept <strong>de</strong> Ier. ‘Ik zoek u al zo lang. Mijn naam is John.’ Hij geeft<br />

<strong>de</strong> arts een hand.<br />

‘John the Baptist, I presume?’<br />

Voor het eerst zie ik <strong>de</strong> Ier met zijn mond vol tan<strong>de</strong>n staan. Dan gaat er een pieper<br />

af.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


626<br />

‘Wilt u me excuseren?’ Met een bemoedigend glimlachje naar mij loopt <strong>de</strong> arts <strong>de</strong><br />

halfdonkere gang in.<br />

Na vier afgebroken pogingen slaagt <strong>de</strong> Ier erin het hele nummer foutloos te draaien.<br />

‘Ben jij dat Annie? Hallo? Ja met mij. John. Ik ben goed aangekomen hoor.’ Hij<br />

vertelt dat zijn reis naar Vilnius prima verlopen is, maar dat hij vandaar naar een<br />

gekkenhuis is ge<strong>de</strong>porteerd, samen met iemand die <strong>de</strong>nkt dat hij <strong>de</strong> beste dichter van<br />

Ne<strong>de</strong>rland is. Tot nu toe wordt hij re<strong>de</strong>lijk behan<strong>de</strong>ld. ‘En ik heb net met God<br />

gesproken. Het leek me een keurige man.’ Met een onschuldig gezicht houdt hij het<br />

verontruste getjilp uit <strong>de</strong> hoorn van zich af en fluistert tegen mij: ‘Mijn vrouw <strong>de</strong>nkt<br />

dat ik dronken ben.’<br />

‘Hoe is jouw kamer?’ vraag ik als we over het tegelpad naar Café Šir<strong>de</strong>le lopen.<br />

‘Ongelofelijk. Geen minibar, geen bad. En een veel te kort eenpersoonsbed!’<br />

‘Je kunt je benen toch uit het raam steken?’<br />

‘Maar als ik nou een vrouw tegenkom, Erik?’<br />

In het café zitten <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren al te eten. Ik vertel verontwaardigd dat ze John en mij<br />

in één kamer wil<strong>de</strong>n stoppen. Craig reageert niet verbaasd. Een kamer <strong>de</strong>len is<br />

helemaal niet ongebruikelijk hier. Litouwen is geen rijk land. Een festival als dit kan<br />

zich niet onbeperkt kamers veroorloven.<br />

Omdat er aan het tafeltje nog maar één plaats vrij is, gaan John en ik ergens an<strong>de</strong>rs<br />

zitten. Op een grote groep scholieren rond een stel aan elkaar geschoven tafels na,<br />

is het café zo goed als leeg. Het doet <strong>de</strong>nken aan een Noordhollandse strandtent in<br />

<strong>de</strong> winter: zand op <strong>de</strong> planken vloer, veel verweerd vurenhout, ou<strong>de</strong> blues op <strong>de</strong><br />

achtergrond. Aan <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n posters van ‘Poetinis Druskininkų Ruduo’ en foto's<br />

zoals je ze wel in vitrines naast nachtclubentrees ziet: lachen<strong>de</strong> gezichten, naar <strong>de</strong><br />

camera geheven glazen, verhitte feestvier<strong>de</strong>rs met armen om elkaars nekken op een<br />

dansvloer. Hoogtepunten van vorige festivals, vermoed ik.<br />

Voor John en ik hebben kunnen bestellen, staan <strong>de</strong> Bulgaarse en <strong>de</strong> Griek op. Ze<br />

hebben hun bor<strong>de</strong>n nog niet half leeg, maar wij kunnen hun plaatsen nemen. Ze<br />

willen nog een goe<strong>de</strong> nachtrust <strong>voor</strong> het allemaal losbarst, morgen.<br />

‘Die gaan me toch neuken,’ zegt John zodra ze <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit zijn. Volgens hem<br />

hebben ze elkaar vorig jaar ontmoet op een festival in Macedonië. Zij was zo verliefd<br />

dat ze meteen een uitgeverij is begonnen en vier bun<strong>de</strong>ls van <strong>de</strong> Griek in het Bulgaars<br />

heeft uitgegeven. ‘Denken jullie dat dat blon<strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


627<br />

meisje daar ook een uitgeefster is?’ Hij kijkt reikhalzend naar <strong>de</strong> tafel met scholieren.<br />

Een serveerster haalt <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Bulgaarse en <strong>de</strong> Griek weg en zet er twee<br />

emmers bier <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats. Even later is ze terug met twee halve everzwijnen op<br />

bedjes van doperwten en rijst.<br />

‘Heb ik al besteld?’ zegt John. Het meisje kijkt hem vragend aan.<br />

‘Je hoeft niet te bestellen,’ zegt Craig. ‘Dit hoort bij het festival.’<br />

‘Is dat varken wel dood?’<br />

De serveerster kijkt nu naar Craig. Hij zegt iets in het Litouws tegen haar, waarop<br />

ze even glimlacht en een kort antwoord geeft.<br />

‘Dat varken is een vriend van Seamus Heaney die hier vorig jaar was,’ vertaalt<br />

Craig. ‘Ze heeft hem zelf <strong>de</strong> strot afgesne<strong>de</strong>n.’<br />

John schuift zijn bord van zich af en neemt een grote teug bier. ‘Word jij ook niet<br />

zenuwachtig van al die prachtige meisjes hier, Erik?’<br />

‘Hoe komt het dat jij Litouws spreekt?’ vraag ik aan Craig.<br />

Nou, spreken is overdreven, maar hij kan zich verstaanbaar maken. Hij woont<br />

sinds enkele jaren in Vilnius, waar hij schrijftrainingen geeft aan <strong>de</strong> universiteit.<br />

Eigenlijk is hij hier bij toeval blijven hangen, op een van zijn reizen door Europa.<br />

Hij heeft ook bij een indianenstam aan <strong>de</strong> Amazone gewoond, en in India.<br />

‘En wat houdt je hier?’<br />

‘De poëzie. Litouwen is een land van dichters.’ Door wat ze hebben meegemaakt<br />

in <strong>de</strong> Sovjet-perio<strong>de</strong> beschouwen <strong>de</strong> Litouwers poëzie en het vrije woord als een<br />

groot goed. Ie<strong>de</strong>reen is hier dichter. Neem dit festival. Waar vind je nog een land<br />

waar alle dichters, bekend en onbekend, elk jaar bijeenkomen om naar elkaar te<br />

luisteren? En dat wij als buitenlan<strong>de</strong>rs hier komen is <strong>voor</strong> hen ook van groot belang.<br />

‘Ze zijn zo lang geïsoleerd geweest. Elke Litouwer snakt naar een culturele dialoog.’<br />

‘Ik ga nog een bier halen,’ zegt John.<br />

‘De eerste was van Eugenijus. Deze moet je zelf betalen,’ roept Craig hem na.<br />

Ik sta ook op van achter mijn halflege bord en bierglas. ‘Laten we morgen ver<strong>de</strong>r<br />

praten.’<br />

‘Ik wacht nog even op Eugenijus en <strong>de</strong> vuurmaker,’ zegt Craig.<br />

Over het precieze programma en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elnemers weet hij niks. Alleen dat<br />

alle dichters morgen aan het eind van <strong>de</strong> ochtend aankomen, waarna er een<br />

welkomstlunch is en een ron<strong>de</strong>tafeldiscussie. Ik had dus net zo goed een dag later<br />

kunnen komen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


628<br />

Terwijl ik mijn jas aantrek haalt hij een stapel boeken uit een tas on<strong>de</strong>r zijn stoel<br />

vandaan. ‘Een bloemlezing die ik heb samengesteld met dichters die je hier zult zien.<br />

En een paar van mijn eigen boeken.’<br />

‘De verzen en verhalen van een mens die met verwon<strong>de</strong>ring over <strong>de</strong> wereld reist,<br />

zon<strong>de</strong>r gedachten over enig doel,’ lees ik in mijn kamer op een van <strong>de</strong> achterplatten.<br />

Wanneer hij het gedaan heeft is me een raadsel, maar hij heeft elke bun<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> me<br />

gesigneerd, ‘in friendship’ nog wel.<br />

2<br />

Een beeldschoon meisje loopt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> manshoge ficus door het grote Perzische<br />

tapijt op dat fungeert als podium. Ze wordt gevolgd door een langharige en een<br />

gedrongen kale man. Gedrieën nemen ze plaats achter het Oisterwijks salontafeltje<br />

op het kleed. De mannen zijn beken<strong>de</strong> Litouwse dichters, verneem ik van Craig, het<br />

meisje is een tolk Engels. ‘Een stu<strong>de</strong>nte van me. Ze doet dit <strong>voor</strong> het eerst.’ Daarop<br />

schenkt hij ons bei<strong>de</strong>n een limona<strong>de</strong>glas wodka in. Telkens komen er mensen naar<br />

Craig toe, praten even met hem, slaan hun arm om hem heen. Hij lijkt met ie<strong>de</strong>reen<br />

intiem bevriend. Inmid<strong>de</strong>ls weet ik dat hij een belangrijk vertaler en adviseur van<br />

het festival is.<br />

We zitten aan een van <strong>de</strong> lange witge<strong>de</strong>kte tafels vol bloemen, schalen fruit, gebak,<br />

met knoflook doordrenkt brood en flessen sterkedrank in <strong>de</strong> weidse, tot feestruimte<br />

omgetover<strong>de</strong> eetzaal van het Dainava Centre. Da<strong>de</strong>lijk gaat het festival hier afgesloten<br />

wor<strong>de</strong>n met een speciaal verrassingsprogramma.<br />

Onze gezichten en die van <strong>de</strong> vierhon<strong>de</strong>rd an<strong>de</strong>re aanwezigen nemen alle kleuren<br />

van <strong>de</strong> regenboog aan in het licht van <strong>de</strong> speciaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gelegenheid aangebrachte<br />

discobal aan het plafond. ‘Het lijkt hier Archangelsk wel,’ brom<strong>de</strong> een Noorse dichter<br />

twee dagen gele<strong>de</strong>n, in het helle middaglicht tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> welkomstlunch in <strong>de</strong>ze ruimte.<br />

Nu doet <strong>de</strong> zaal me <strong>voor</strong>al <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> versier<strong>de</strong> ontmoetingsruimte in een<br />

bejaar<strong>de</strong>ntehuis, waar <strong>de</strong> bonte avond op punt staat te beginnen.<br />

Die eerste lunch was <strong>de</strong> bekroning van een chaotische ochtend vol officiële<br />

han<strong>de</strong>lingen die jammerlijk in het water vielen. Om een uur of elf arriveer<strong>de</strong>n er drie<br />

afgela<strong>de</strong>n touringcars uit Vilnius, plechtig welkom geheten door <strong>de</strong> kleine <strong>de</strong>legatie<br />

die <strong>de</strong> vorige avond kwartier gemaakt had. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


629<br />

inzitten<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gehele Litouwse dichterspopulatie, als ik Craig mocht geloven, en een<br />

vijftiental onwennige buitenlan<strong>de</strong>rs. Daar ston<strong>de</strong>n ze: hon<strong>de</strong>rdvijftig dichters, in<br />

volle bepakking op een tegelpad on<strong>de</strong>r herfstige bomen. Toen <strong>de</strong> helft al naar hun<br />

kamers in Dainava verdwenen was, bleek het <strong>de</strong> bedoeling dat alle dichters zich<br />

officieel gingen inschrijven in Café Šir<strong>de</strong>le. Waarna oprichter en bezielend organisator<br />

Eugenijus Grajauskas <strong>voor</strong> het toen nog resterend handjevol festivalme<strong>de</strong>werkers<br />

<strong>de</strong> officiële openingsceremonie voltrok: op een win<strong>de</strong>rig grasveld <strong>voor</strong> Dainava<br />

trachtte hij drie fakkels aan te steken, en maakte bekend dat het festivalthema dit jaar<br />

‘het vuur in <strong>de</strong> poëzie’ was. Tot slot wer<strong>de</strong>n er wat Europese vlaggen gehesen die<br />

niet openwaai<strong>de</strong>n en tinkel<strong>de</strong> een plaatselijk beroem<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>nd kunstenaar op een<br />

zelfvervaardigd klokkenspel van roestige metalen buizen.<br />

Meteen na <strong>de</strong> rijkelijk met drank overgoten welkomstlunch werd ie<strong>de</strong>reen verzocht<br />

aan een ron<strong>de</strong>tafeldiscussie <strong>de</strong>el te nemen in <strong>de</strong> grote zaal van Dainava. Uitgangspunt:<br />

het festivalthema. De voertaal was Litouws, maar door mid<strong>de</strong>l van simultaanvertaling<br />

kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>rs ook <strong>de</strong>elnemen. De beken<strong>de</strong> dichter Sigitas Geda gaf <strong>de</strong><br />

opmaat tot het gesprek met een subtiel, zoekend betoog over hoe het thema ‘vuur in<br />

<strong>de</strong> poëzie’ opgevat zou kunnen wor<strong>de</strong>n. Zijn verhaal werd gevolgd door een<br />

ge<strong>de</strong>tailleerd referaat van een literatuurwetenschapster die een lange reeks Litouwse<br />

vuurgedichten uit he<strong>de</strong>n en verle<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, waarna het gesprek aarzelend<br />

losbarstte en al snel alle kanten opvloog. Eugenijus Grajauskas trachtte er nog wat<br />

richting aan te geven door te stellen dat het zijn bedoeling was met het thema een<br />

internationale gedachtenwisseling op gang te brengen over ‘<strong>de</strong> energie in poëtische<br />

taal’. Wat geeft <strong>de</strong> poëzie haar universele kracht en waardoor on<strong>de</strong>rscheidt zij zich<br />

van an<strong>de</strong>re vormen van taalgebruik? Hij was nog niet uitgesproken of een<br />

<strong>voor</strong>drachtskunstenares droeg met geoefen<strong>de</strong> stemverheffing enkele verzen <strong>voor</strong>,<br />

om vervolgens vast te stellen dat het ‘vuur in <strong>de</strong> poëzie’ wat haar betreft <strong>voor</strong>al te<br />

maken had met een vlammen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht. Uitein<strong>de</strong>lijk werd <strong>de</strong> bijeenkomst aan<br />

het eind van <strong>de</strong> middag afgesloten met <strong>de</strong> conclusie dat het festival een rijk thema<br />

had, waarover het laatste woord nog niet gezegd was.<br />

‘Hoe vind je het tot nu toe?’ vraagt Craig in het discolicht. ‘Isn't it great?’<br />

Ik mompel iets over interessante mensen, goeie atmosfeer, maar dat ik het<br />

ron<strong>de</strong>tafelgesprek nogal absurd had gevon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


630<br />

‘De discussie is maar een ritueel om aan elkaar te wennen,’ zegt Craig. ‘Maar wat<br />

vond je van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachtsprogramma's? We've heard some great poets.’<br />

Tsja. Wat vond ik van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten. De meeste Litouwers die het<br />

spreekgestoelte bestegen ston<strong>de</strong>n niet in <strong>de</strong> catalogus en alle Letten, Esten, Finnen,<br />

Wit-Russen, <strong>de</strong> Griek, <strong>de</strong> Bulgaarse, een IJslan<strong>de</strong>r en een Noor waren uitsluitend in<br />

hun eigen taal of in het Litouws mee te lezen. De meesten van <strong>de</strong> buitenlandse<br />

dichters, on<strong>de</strong>r wie ikzelf, had<strong>de</strong>n ten behoeve van hun niet-Litouwse collega's hun<br />

toevlucht gezocht in Engelse parafrases of toevallige vertalingen in hun binnenzak.<br />

De enige van wie ik een heel gedicht verstaan had, was <strong>de</strong> Thaise dichteres Dr. S.<br />

Surang. ‘All is one: / Oneness, Suchness. / Atman, Brahman, / Nirvana, Moksha,<br />

Tao,’ chantte ze met suikerstem.<br />

‘Ik heb niet alles kunnen volgen,’ zeg ik tegen Craig.<br />

‘I think you have a point there.’ Hij schenkt mijn wodka nog eens bij. ‘We moeten<br />

meer Engelse vertalingen maken. Ik zal het aan Eugenijus <strong>voor</strong>leggen.’<br />

Die begint vanachter een lessenaar naast het Perzische tapijt juist op dat moment<br />

een toespraak zoals ik het hem <strong>de</strong> afgelopen dagen vaker heb zien doen. Van <strong>de</strong><br />

beeldschone tolk begrijp ik dat hij nu alle vrijwilligers dankt die betrokken zijn bij<br />

het festival, alle sponsors, met name <strong>de</strong> firma Alita ‘die <strong>de</strong> producten maakt waar<br />

wij allen zo van genieten’ en directie en me<strong>de</strong>werkers van het Dainava Centre.<br />

On<strong>de</strong>rtussen zitten <strong>de</strong> twee dichters aan <strong>de</strong> salontafel tot grote hilariteit van het<br />

publiek achter zijn rug gekke bekken te trekken en hem na te doen. Het belooft<br />

in<strong>de</strong>rdaad een bonte avond te wor<strong>de</strong>n.<br />

Op uitnodiging van Eugenijus Grajauskas betreedt een enthousiaste jonge man in<br />

double breasted kostuum het Perzische tapijt en neemt on<strong>de</strong>r luid applaus het woord.<br />

De directeur van Dainava. Blijkens zijn glun<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> gezicht geniet hij buitengewoon<br />

van <strong>de</strong> levendigheid in zijn centrum. Afgezien van <strong>de</strong> dichters en het festivalpubliek<br />

heb ik er <strong>de</strong> afgelopen dagen slechts een groep Wit-Russische bejaar<strong>de</strong>n gesignaleerd,<br />

het soort publiek dat zich hier <strong>de</strong> rest van het jaar laat verwennen, stel ik me <strong>voor</strong>.<br />

Na zijn toespraak biedt <strong>de</strong> directeur alle aanwezigen een drankje aan op kosten van<br />

Dainava, waarop serveersters dienbla<strong>de</strong>n vol flessen Alita-brandy over <strong>de</strong> toch al<br />

overvloedig van drank <strong>voor</strong>ziene tafels versprei<strong>de</strong>n. ‘Dit moet je proeven,’ zegt Craig,<br />

en zet een tot <strong>de</strong> rand gevuld glaasje naast mijn wodka.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


631<br />

Intussen zijn een keurig gekapte vrouw en een jongen met blazer en vlin<strong>de</strong>rdas die<br />

schuin tegenover me zaten opgestaan en naar voren gelopen. Eugenijus Grajauskas<br />

overhandigt ze bei<strong>de</strong>n een microfoon. Terwijl ze in wijdbeense songfestivalhouding<br />

naast elkaar staan en zelfverzekerd het publiek in kijken, begint <strong>de</strong> kalen<strong>de</strong> dichter<br />

vanachter <strong>de</strong> Oisterwijktafel opgewon<strong>de</strong>n te schreeuwen. Uit zijn Kermit-achtige<br />

gebaren, zijn oplopen<strong>de</strong> volume en uit het gejoel en applaus van het publiek maak<br />

ik op dat hij een tot in <strong>de</strong> wij<strong>de</strong> omstreken bekend en geliefd duo aankondigt. Dan<br />

klinkt er snoeihard een Stevie Won<strong>de</strong>r intro uit <strong>de</strong> boxen, en op het moment dat ik<br />

Stevie's funky stemgeluid verwacht, zetten <strong>de</strong> twee in close harmony You are the<br />

Sunshine of my Life in. Ze hebben het goed ingestu<strong>de</strong>erd, met leuke danspasjes en<br />

lief<strong>de</strong>volle blikken naar elkaar. Na dit nummer, dat door het publiek overweldigend<br />

onthaald wordt, gaat <strong>de</strong> vrouw weer tegenover me zitten en kijkt me neutraal aan.<br />

‘Well done,’ zeg ik tot mijn eigen verrassing. Ze glimlacht verlegen. Ik heb niet <strong>de</strong><br />

indruk dat ze me verstaan heeft. Met loepzuivere jongenssopraan zet haar partner nu<br />

I did it my way in: ‘I've loved, I've lived, I've cried. I've had my share of loosing.’<br />

Jongen toch!<br />

‘Hoe oud zou hij zijn?’ vraag ik aan Craig. ‘Twaalf?’<br />

Het dichterlijk presentatieteam achter <strong>de</strong> tafel wuift met opgeheven armen en<br />

bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> aanstekers mee op het ritme. Overal om mij heen in het publiek flitsen<br />

nu <strong>de</strong> aanstekers <strong>de</strong>inend op.<br />

Nadat <strong>de</strong> jongen weer is gaan zitten, neemt <strong>de</strong> langharige dichter die tot nu toe<br />

steeds gezwegen heeft, vanachter <strong>de</strong> tafel geruime tijd het woord. Hij moet erg geestig<br />

zijn, maar lijkt niet gewend aan samenwerking met een tolk. Via <strong>de</strong> giechelige<br />

vertalingen die <strong>de</strong> beeldschone stu<strong>de</strong>nte moeizaam op zijn welbespraaktheid weet<br />

te veroveren, dringen wat onsamenhangen<strong>de</strong> brokstukken uit zijn betoog tot me door.<br />

Van Craig begrijp ik dat we nu <strong>de</strong> uitslagen gaan horen van <strong>de</strong> dichtwedstrij<strong>de</strong>n die<br />

tij<strong>de</strong>ns het festival hebben plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />

De afgelopen dagen heb ik <strong>voor</strong>tdurend mensen handgeschreven of getikte velletjes<br />

met poëzie aan <strong>de</strong> festivalme<strong>de</strong>werkers zien overhandigen. Later begreep ik uit het<br />

programmaoverzicht dat dit inzendingen waren <strong>voor</strong> ‘het beste anonieme gedicht’,<br />

‘het beste anonieme gedicht over vuur’ of <strong>voor</strong> ‘het beste anonieme gedicht over<br />

vuur in het water (humoristisch)’.<br />

Per prijs zijn er vijf winnaars. Een <strong>voor</strong> een wor<strong>de</strong>n ze uitgebreid aangekondigd<br />

en achter <strong>de</strong> lessenaar genodigd, waar zij hun winnen<strong>de</strong> gedicht en nog enkele verzen<br />

<strong>voor</strong>dragen. Sommigen van hen heb ik eer<strong>de</strong>r in het festival al horen lezen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


632<br />

John Murphy schrikt wakker uit een diepe sluimer als zijn naam in een schijnbaar<br />

ongevaarlijk blokje Litouws opduikt. Hij mag <strong>de</strong> handdruk <strong>voor</strong> het op twee na beste<br />

anonieme gedicht in ontvangst komen nemen van jury<strong>voor</strong>zitter Eugenijus Grajauskas.<br />

Mopperend stommelt hij weer naar zijn stoel, maar wordt teruggeroepen om zijn<br />

vers <strong>voor</strong> te lezen.<br />

O jee. Wie weet ding ik zelf ook mee naar een van <strong>de</strong> prijzen. Ik verwacht niet<br />

dat Gintaras Parulskis zijn vertalingen zon<strong>de</strong>r overleg heeft ingestuurd, maar er<br />

overkomen me hier wel meer onverwachte dingen. Met enige opluchting zie ik <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> en eerste prijs <strong>voor</strong> het beste anonieme gedicht (een ganzenveer met perspex<br />

kunstwerkje) naar jonge Litouwse dichters gaan.<br />

Een twee<strong>de</strong> optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vrouw en <strong>de</strong> jongen met <strong>de</strong> vlin<strong>de</strong>rdas. En <strong>de</strong><br />

prijsuitreikingsceremonie gaat door: met steeds enthousiaster aankondigingen en<br />

<strong>voor</strong>drachten en steeds gelatener vertaalpogingen van <strong>de</strong> tolk (‘You will have to<br />

believe me: this is a very beautiful poem about fire’). Inmid<strong>de</strong>ls hoef ik waarschijnlijk<br />

niet meer te vrezen <strong>voor</strong> een onverhoedse lauwerkrans: ik ben er zo goed als zeker<br />

van geen gedichten over vuur geschreven te hebben, noch over vuur in water op<br />

humoristische wijze. Uitein<strong>de</strong>lijk wint een jonge dichteres die een aansteker in een<br />

glas water bij <strong>de</strong> festivalleiding heeft ingeleverd <strong>de</strong> eerste prijs in <strong>de</strong> laatste categorie.<br />

Tijd <strong>voor</strong> een nieuwe verrassing. Twee jongens hou<strong>de</strong>n een laken gespannen<br />

waarachter een poppenspeelster in rad Litouws hoogtepunten uit het afgelopen festival<br />

lijkt uit te beel<strong>de</strong>n. Een van <strong>de</strong> poppen, die veel aan het woord is, heeft iets van<br />

Eugenijus.<br />

Te mid<strong>de</strong>n van het schateren<strong>de</strong> publiek zoek ik <strong>de</strong> gezichten van mijn buitenlandse<br />

collega's. De meesten zitten net als ik beleefd te glimlachen om <strong>de</strong> komische<br />

stemwendingen en pathetische gebaren van <strong>de</strong> poppen. John Murphy heeft zijn arm<br />

onhandig om een blond meisje naast hem geslagen. Zij vermaakt zich kostelijk met<br />

het poppenspel. De Bulgaarse is in druk fluisterend gesprek met <strong>de</strong> Griek.<br />

Boven het laken verschijnt een speelgoedauto. Er zit een pop met een paar<strong>de</strong>nstaart<br />

in die ‘Fire! Fire!’ roept. Daarna wordt er een bootje door kennelijk hevige elementen<br />

geteisterd. ‘Mother Mary and Jesus!’ klinkt er een paar maal luid. Dit is natuurlijk<br />

<strong>de</strong> ‘Show of Fire and Words’, die <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>drachtsavond afsloot.<br />

Vanuit <strong>de</strong> Main Hall van Dainava begaven publiek en dichters zich na afloop van<br />

het programma gezamenlijk naar het terras van Café Šir<strong>de</strong>le. Daar<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


633<br />

wer<strong>de</strong>n bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> fakkels uitgereikt en vorm<strong>de</strong> zich in het duister een lange<br />

flakkeren<strong>de</strong> stoet die achter een met bla<strong>de</strong>rkransen en fakkels versier<strong>de</strong> Volkswagen<br />

Golf Cabriolet naar het nabijgelegen Drukonis Meer wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> auto zaten<br />

Eugenijus Grajauskas, een twee<strong>de</strong> Litouwse dichter en Craig. Door een megafoon<br />

riepen ze om beurten een gedicht: ‘Fire in the palm of his hand; / fire in the wood, /<br />

in the seed, in the ash. Fire!’ (Craig). Aan <strong>de</strong> oever van het meer wer<strong>de</strong>n dichters die<br />

zich daartoe geroepen voel<strong>de</strong>n uitgenodigd plaats te nemen op een kleurig maar<br />

wankel vaartuig met trapaandrijving en fakkelverlichting. Zij moesten vanaf het<br />

geheel in duisternis gehul<strong>de</strong> meer via een draadloze microfoon vuurgedichten ten<br />

gehore brengen. De rest van <strong>de</strong> dichters, on<strong>de</strong>r wie zich ook velen bleken te bevin<strong>de</strong>n<br />

die niet op <strong>de</strong> officiële <strong>de</strong>elnemerslijst ston<strong>de</strong>n, bleef aan wal. Afgewisseld door hun<br />

collega's te water, kon<strong>de</strong>n ook zij hun vuurgedichten via een geluidsinstallatie over<br />

het meer laten schallen. Door <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> ‘firemakers’ werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>drachten een aantal metershoge ‘vuursculpturen’ van stro, hout en karton in<br />

lichterlaaie gestoken. En mid<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r dit imposante schouwspel in <strong>de</strong> snel in<br />

hevigheid toenemen<strong>de</strong> miezerregen don<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> verkleum<strong>de</strong> stem van John Murphy<br />

over <strong>de</strong> wateren. ‘Mother Mary and Jesus! Ik kan niet zwemmen! Mag ik naar huis?’<br />

Presentator Eugenijus Grajauskas, onverbid<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong> geluidsinstallatie vanaf <strong>de</strong><br />

kant: ‘Mogen we eerst je gedicht horen, John!’ Waarop John na wat inlei<strong>de</strong>nd gebul<strong>de</strong>r<br />

en geblaas in <strong>de</strong> microfoon een lang vers <strong>voor</strong>las over een warenhuis dat in zijn jeugd<br />

was afgebrand. Om zijn <strong>voor</strong>dracht af te sluiten met een hartgrondig: ‘Wat een<br />

miserabel gedicht.’<br />

Luid applaus en bravo-geroep. De poppen<strong>voor</strong>stelling is afgelopen. Terwijl een rij<br />

ernstige en in veel gevallen inmid<strong>de</strong>ls ook erg dronken jonge dichters vanachter <strong>de</strong><br />

lessenaar begint <strong>voor</strong> te dragen uit eigen werk en het Perzische tapijt opgerold wordt<br />

om een dansvloer vrij te maken, komt John Murphy naar onze tafel.<br />

‘Hoe heet dat blon<strong>de</strong> meisje daar? Ik probeer een culturele dialoog met haar te<br />

beginnen, maar ze spreekt geen Engels.’<br />

‘O, jawel hoor,’ zegt Craig. ‘Ze heet Danutė. Een van mijn stu<strong>de</strong>nten.’<br />

Als John terugkomt bij zijn plaats, is het meisje al op <strong>de</strong> dansvloer en wordt door<br />

<strong>de</strong> kale dichter uit het presentatieteam als een jojo in het rond geslingerd. De Bulgaarse<br />

en <strong>de</strong> Griek wagen een quickstep. En hoewel BB King hen volledig overstemt, blijven<br />

er ernstige jonge dichters lezen achter<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


634<br />

<strong>de</strong> lessenaar, aandachtig beluisterd door enkele leeftijdgenoten op <strong>de</strong> eerste rij.<br />

Craig staat op. Hij moet zich morgenochtend nog <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n op zijn optre<strong>de</strong>n<br />

in Vilnius, 's avonds. Daar zal het festival <strong>de</strong>finitief afgesloten wor<strong>de</strong>n in een Rock<br />

& Jazz Café. Ik zal daar helaas niet bij zijn. Morgenochtend vlieg ik terug naar huis.<br />

‘Maar ik ga iets interessants doen met een saxofonist,’ zegt hij teleurgesteld. ‘En<br />

je mist Johns optre<strong>de</strong>n ook!’<br />

Bij het afscheid slaat hij zijn armen om me heen. ‘You're a won<strong>de</strong>rful person, Erik.<br />

And a great poet.’<br />

Het gaat zeker nog een halfuur duren <strong>voor</strong> hij alle gesprekjes en omhelzingen op<br />

weg naar <strong>de</strong> uitgang achter zich zal kunnen laten.<br />

‘What a won<strong>de</strong>rful guy. Don't you think so?’ De beeldschone tolk is op Craigs<br />

stoel komen zitten. ‘And a great poet.’<br />

Ze vertelt over Craigs lessen aan <strong>de</strong> universiteit, hoeveel ze daar aan gehad heeft,<br />

en over <strong>de</strong> warme manier waarop hij met <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten omgaat.<br />

‘Erik, ik hoor net dat je mijn optre<strong>de</strong>n gaat missen morgenavond!’ John Murphy<br />

is bij ons komen staan. ‘Hier heb je in ie<strong>de</strong>r geval mijn gedichten. Speciaal <strong>voor</strong> jou<br />

gesigneerd.’ Op <strong>de</strong> titelpagina staat: ‘For Erik, who didn't want to sleep with me.<br />

Your friend John.’<br />

‘Mag ik <strong>de</strong>ze dans van u?’ vraagt hij.<br />

‘Ik ben nog even in gesprek,’ zegt <strong>de</strong> tolk.<br />

‘The lucky bastard.’<br />

Ik probeer iets aardigs te formuleren over haar onmogelijke taak als tolk vanavond,<br />

wat uitloopt op een nogal omslachtig compliment. Waarop zij mij complimenteert<br />

met mijn optre<strong>de</strong>n eergisteravond. Vooral mijn inleidingen waren erg goed.<br />

Maar van mijn gedichten had ze natuurlijk geen woord verstaan.<br />

Nee, maar ze had wel <strong>de</strong> Litouwse vertaling in <strong>de</strong> catalogus meegelezen. Dat<br />

gedicht over die ou<strong>de</strong> worstelaar op een receptie sprak haar erg aan.<br />

Over welk gedicht heeft ze het in godsnaam? Niet over een gedicht van mij. Maar<br />

ze houdt vol en noemt na<strong>de</strong>re <strong>de</strong>tails. De worstelaar staat aan een lopend buffet en<br />

brandt zijn vingers aan een kroket.<br />

‘Het spijt me,’ zeg ik. ‘Was het niet van <strong>de</strong> IJslan<strong>de</strong>r?’<br />

Koppig schudt ze haar hoofd. ‘Zullen we maar gaan dansen?’<br />

Pas <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag in het vliegtuig dringt tot mijn nevelige hersens door dat ze<br />

waarschijnlijk mijn ‘Ou<strong>de</strong> boxer’ bedoel<strong>de</strong>: een gedicht over een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


635<br />

hoogbejaar<strong>de</strong> hond in een <strong>de</strong>ftige kamer, die koket met zijn vleeskroket kwispelt. Er<br />

komt ook een teakhouten ‘buffet’ in <strong>voor</strong>.<br />

Ik neem mezelf heilig <strong>voor</strong> meteen bij thuiskomst een hartverscheurend vers over<br />

een ou<strong>de</strong> worstelaar op een receptie te schrijven.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Anneke Brassinga<br />

Balla<strong>de</strong> in F mineur - Chopin<br />

636<br />

Gehavend had zij willen liggen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vleugel<br />

waar hij zijn balla<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> toetsen wrong -<br />

schroomvallige opsnij<strong>de</strong>r <strong>de</strong> liezen aan flar<strong>de</strong>n<br />

haar binnenste ro<strong>de</strong>lippen rillend, zoete pijn.<br />

Wat omsloten ligt schuilt tussen vleugels<br />

van <strong>de</strong> Kleine Paarlemoervlin<strong>de</strong>r, flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />

door <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos lange gang naar het warme zwart<br />

waar niemand meer ter wereld is. Eén oogwenk<br />

zal zij het liefste merrieveulen zijn, zal hij -<br />

zal hij verdwijnen in haar wond van eenzaamheid.<br />

O schenkelen gespannen. O schamelte gestut -<br />

een rasp, om zich tot bloe<strong>de</strong>ns toe te schaven.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


637<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Hester Knibbe<br />

Gedichten<br />

Dame met hoed<br />

Zij aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van <strong>de</strong> tafel<br />

draagt haar hoed als een wapen<br />

waarmee ze <strong>de</strong> vingerafdruk van <strong>de</strong> jaren<br />

elegant overschaduwt. Was ze een<br />

638<br />

woning, ze liet zich met wijnrank<br />

en bloemen begroeien, groene klimop<br />

die zomer en winter <strong>de</strong> vraat aan <strong>de</strong> voegen<br />

verdoezelt, ze liet <strong>de</strong> haag<br />

niet meer snoeien. Nu ze een vrouw is<br />

be<strong>de</strong>kt ze met mo<strong>de</strong> <strong>de</strong> dood in haar huid,<br />

zet zich hoog op <strong>de</strong> hakken en trekt<br />

met <strong>de</strong> rand van haar hoed <strong>de</strong> groeven<br />

het zicht uit om <strong>de</strong> tijd schitterend<br />

beentje te lichten. Zie haar<br />

- dame met hoed - onsterfelijk zitten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ansichtkaart<br />

Je bent er geweest. De glanzen<strong>de</strong> kaart<br />

verbeeldt waarover je schreef: een wereld<br />

zo weids dat het vier zij<strong>de</strong>n breed<br />

van <strong>de</strong> kaart glijdt - zoals jij<br />

639<br />

uit het landschap verdween: wan<strong>de</strong>laar<br />

die zomaar <strong>de</strong> horizon over<br />

schreed. Het oord op <strong>de</strong> kaart is veelzeggend<br />

alleen om hoe jij op <strong>de</strong> achterkant woord <strong>voor</strong> woord<br />

naar ons omkeek. Maar ook je handschrift<br />

verbleekt, het har<strong>de</strong> licht van <strong>de</strong> dag steelt<br />

<strong>de</strong> nachtblauwe inkt van je pen. Alsof je<br />

steeds stiller moet wor<strong>de</strong>n<br />

gelezen; om te horen misschien<br />

hoe je het <strong>voor</strong>leest<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Jongenskopje<br />

Eerst was ik er en daarna<br />

mijn beeld. Ik speel<strong>de</strong> gewoon<br />

toen <strong>de</strong> meester mij kneed<strong>de</strong>.<br />

Gehard in het vuur werd ik<br />

breekbaar en stond op <strong>de</strong> schouw<br />

van mijn eeuw als versteend. Toen<br />

kwam er een tijd van vallen<br />

en breken; ook ik lag aan scherven<br />

te sterven, verdween. Totdat<br />

in een an<strong>de</strong>re tijd een geoefen<strong>de</strong> hand<br />

mij met wat passen en meten weer<br />

bestaan wist te geven. Maar<br />

ik ben nooit geheeld; onuitwisbaar<br />

loopt door mijn gezicht een lijkbleke<br />

streep waar je nooit meer omheenkijkt.<br />

640<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


641<br />

Johanneke van Slooten<br />

Componist Rudolf Escher stelt zijn gehoor op scherp<br />

‘Componeren is naast “<strong>de</strong>nken in tonen” ook altijd “spelen met tonen”. Elke<br />

compositie - ook <strong>de</strong> strengste - is een spel dat <strong>de</strong> componist speelt met zijn materiaal,<br />

met melodische patronen, ritmen en harmonieën. Zeker verwacht hij daarna van zijn<br />

luisteraars dat zij in dit compositorische klankenspel naar beste vermogen mee zullen<br />

spelen.’<br />

Zo schetste <strong>de</strong> componist Rudolf Escher (1912-1980) in zijn lezing De uitgespaar<strong>de</strong><br />

toon zijn muzikale <strong>de</strong>nkwereld, waarbij hij alle elementen van het compositorische<br />

spel met uiterste precisie, als gold het een schaakspel, op alle mogelijke variaties en<br />

implicaties on<strong>de</strong>rzocht. Ook al zijn <strong>de</strong> muzikale verhoudingen en <strong>de</strong> emotionele<br />

effecten berekend, toch lijken <strong>de</strong> noten zich op organische wijze te groeperen tot<br />

uitdrukkingsvolle melodische frasen. In een rijpelijk overwogen harmonie kunnen<br />

hooggestem<strong>de</strong>, weliswaar ‘getransformeer<strong>de</strong>’ gemoedsbewegingen, verweven zijn<br />

met ernstige motieven. Door het notenmateriaal in een hel<strong>de</strong>re, <strong>voor</strong> het gehoor<br />

toegankelijke structuur te or<strong>de</strong>nen, wil<strong>de</strong> Escher tussen zichzelf en <strong>de</strong> luisteraar een<br />

optimale vorm van communicatie bereiken.<br />

Escher, die behalve componist ook dichter en essayist was, verenigt in zijn persoon<br />

een grote emotionaliteit en een or<strong>de</strong>nen<strong>de</strong> intellectuele geest. Hij schrijft soms<br />

bevlogen, soms zeer zakelijk. Woe<strong>de</strong>uitbarstingen, grimmighe<strong>de</strong>n en bewogenheid<br />

wisselt hij af met hel<strong>de</strong>re betogen en argumentaties. In zijn lezing wijst hij op <strong>de</strong><br />

vele misverstan<strong>de</strong>n die er bestaan omtrent <strong>de</strong> wijze waarop in <strong>de</strong> muziek vorm en<br />

inhoud op elkaar betrokken zijn. ‘Steeds weer wordt gedacht dat muziek een “directe<br />

uiting is van gevoel”. Dat is zelfs in <strong>de</strong> meest lyrische muziek nooit het geval. Onze<br />

kreten van lief<strong>de</strong> of smart gaan toch niet als fuga of in sonatevorm <strong>de</strong> lucht in? Nee,<br />

er is afstand tussen het spontane gevoel en <strong>de</strong> muzikale uitdrukking daarvan. En die<br />

emoties wor<strong>de</strong>n in symbolische vormen als muzikale boodschap overgedragen van<br />

zen<strong>de</strong>r naar ontvanger, van componist naar luisteraar.’<br />

Het ontstaan van een compositie, beschrijft Escher als ‘het gevolg van moeizame<br />

arbeid’; ook al wordt hij als componist ‘gedreven door een lyri-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


642<br />

sche impuls’, het is ‘een zwaar en afmattend proces van vormgeven aan een visioen,<br />

een i<strong>de</strong>e of een reeks vage impulsen’. Deze noeste arbeid verrichtte hij in <strong>de</strong> vrije<br />

natuur aan een geïmproviseer<strong>de</strong> tafel, aan <strong>de</strong> piano in zijn zomerhuis in Reeuwijk<br />

of in zijn werkkamer in Amsterdam. Deze muziekkamer, gelegen aan het Singel,<br />

heeft zijn weduwe Beatrijs Escher na zijn dood in 1980 geheel intact gelaten. Het<br />

gezeef<strong>de</strong> licht dat door <strong>de</strong> glasgordijnen naar binnen valt, zorgt <strong>voor</strong> een<br />

geheimzinnige sfeer in <strong>de</strong> lage ruimte. In een groot kabinet ligt <strong>de</strong> verzameling<br />

tropische schelpen en steentjes uitgestald, reminiscenties aan Java waar hij zijn<br />

jeugdjaren doorbracht. Het schaakspel stond altijd al weggezet in <strong>de</strong> kast omdat zijn<br />

aandacht zich <strong>voor</strong>namelijk richtte op <strong>de</strong> vleugel, <strong>de</strong> inhoud van zijn <strong>bibliotheek</strong>, die<br />

twee wan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kamer beslaat, <strong>de</strong> tientallen aantekenschriften en zijn<br />

‘compo-plank’. Voor <strong>de</strong> ramen, met uitzicht op het water, is een houten constructie<br />

aangebracht, een hellend vlak, waarop een lessenaar bevestigd is die langs een rail<br />

beweegt. Daar schreef en herschreef hij op grote vellen papier zijn muziekpartituren.<br />

Escher leg<strong>de</strong> zijn composities, ook nadat ze al uitgevoerd waren, opnieuw op <strong>de</strong>ze<br />

‘snijtafel’ en veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> telkens weer enkele akkoor<strong>de</strong>n of facetten in <strong>de</strong> orkestratie.<br />

Ook ontwierp hij een metho<strong>de</strong> om met analytische operaties partituren tot in <strong>de</strong><br />

kleinste structurele <strong>de</strong>tails te ontle<strong>de</strong>n.<br />

De componist Nico Schuyt, die <strong>de</strong>stijds eindredacteur was bij muziekuitgeverij<br />

Donemus, vertel<strong>de</strong> dat Escher <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers met al zijn wijzigingen tot wanhoop<br />

kon drijven. ‘Hij bleef vijlen. Zijn Sinfonia was al gepubliceerd, en alle partijen<br />

waren gereed, toen moesten er ineens een paar maten in <strong>de</strong> vioolpartijen<br />

tussengefrommeld wor<strong>de</strong>n. Dan zat je met vreselijke technische problemen. Maar<br />

met zijn enthousiasme kon hij me zó omverpraten. Hij had zo'n ongelofelijke<br />

overtuigingskracht dat ik er ie<strong>de</strong>re keer weer instonk.<br />

In alles was hij een perfectionist, ook in het schrijven van zijn noten. Dat was zo<br />

fraai, je kon zien dat hij oorspronkelijk schil<strong>de</strong>r had willen wor<strong>de</strong>n. Als jongen trok<br />

hij veel op met zijn oom, <strong>de</strong> graficus Maurits Escher. Zelf had hij ook aanleg <strong>voor</strong><br />

grafiek, dat zag je aan <strong>de</strong> prachtige opmaak van zijn partituren, aan zijn gevoel <strong>voor</strong><br />

in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> pagina's. We had<strong>de</strong>n allebei een mateloze bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Franse muziekdrukkers zoals Durand, die heeft <strong>de</strong> werken van Debussy zo schitterend<br />

uitgegeven; daarin von<strong>de</strong>n wij elkaar.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


643<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


644<br />

Rudolf en Maurits Escher on<strong>de</strong>rhiel<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig jaar een correspon<strong>de</strong>ntie<br />

over <strong>de</strong> ernstige zaken uit het dagelijkse leven. Ze namen on<strong>de</strong>rwerpen uit hun bei<strong>de</strong>r<br />

vakgebied on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep en bespraken <strong>de</strong> overeenkomst en discrepantie tussen muziek<br />

en beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst. Twee opdrachten <strong>voor</strong> samenwerking aan gemeenschappelijke<br />

projecten vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanleiding tot het geven van exposés over thema's als herhaling,<br />

beweging, veran<strong>de</strong>ringen in geometrische patronen en in muziek, tijd en tijdsbeleving.<br />

Al vanaf het begin van <strong>de</strong>ze briefwisseling, die als boek on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Beweging en<br />

metamorfosen uitgegeven is, bestond er een controverse tussen bei<strong>de</strong> Eschers.<br />

Wanneer Maurits in een essay een vergelijking wil trekken tussen ritmische structuren<br />

zoals die tot uiting komen in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> maatsoorten en <strong>de</strong> symmetrische, om<br />

hun assen draaien<strong>de</strong>, begrens<strong>de</strong> vormstructuren in zijn beeldverhalen, vraagt hij<br />

Rudolf zijn mening te geven over punten van overeenkomst. Diens antwoord pakt<br />

an<strong>de</strong>rs uit dan verwacht: het wordt een doorwrochte verhan<strong>de</strong>ling over <strong>de</strong><br />

onvergelijkbaarheid. Het <strong>voor</strong>naamste argument dat Rudolf aanvoert is dat muziek<br />

haar eigen tijd genereert, haar eigen duur schept, los van <strong>de</strong> organische tijd, <strong>de</strong><br />

kloktijd, waarin een beel<strong>de</strong>nd kunstwerk als vaststaand gegeven zijn plaats gevon<strong>de</strong>n<br />

heeft. De ontwikkelingsgang in muziek, van verle<strong>de</strong>n via het he<strong>de</strong>n naar toekomst,<br />

is volgens hem niet te vergelijken met ‘kant en klaar visuele patronen’. In <strong>de</strong><br />

beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst laten <strong>de</strong> statische figuren op het platte vlak zich met het oog<br />

‘afgrazen’. De beweging wordt gesuggereerd door <strong>de</strong> blik van <strong>de</strong> kijker, tot er een<br />

totaalbeeld ontstaat dat wordt stilgezet. In <strong>de</strong> muziek is beweging een wezenlijk<br />

bestand<strong>de</strong>el. Melodische en ritmische figuren planten zich hoorbaar <strong>voor</strong>t op <strong>de</strong><br />

golfslag van <strong>de</strong> maten.<br />

In het begin van <strong>de</strong> twintigste eeuw ontvouw<strong>de</strong> zich tussen <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Wassily<br />

Kandinsky en <strong>de</strong> componist Arnold Schönberg een vergelijkbare briefwisseling. Ook<br />

<strong>de</strong>ze twee kunstenaars zochten contact met elkaar om tot een samenwerkingsverband<br />

te komen. Bij hen kwamen in <strong>de</strong> vergelijking van beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst en muziek <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zoals verschuivingen in geometrische patronen, tijd, duur<br />

en beweging. De bei<strong>de</strong> Eschers begonnen vanuit een vermeen<strong>de</strong> overeenkomst maar<br />

eindig<strong>de</strong>n in een bestrijding van elkaars kunstopvattingen. De correspon<strong>de</strong>ntie van<br />

Kandinsky en Schönberg is een neerslag van een grote verwantschap in opvattingen<br />

over <strong>de</strong> constructie, vorm en inhoud van een kunstwerk en <strong>de</strong> versmelting van<br />

beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst en muziek als essentieel overeenkomstige uitdrukkingswijzen.<br />

Schönberg schreef dat hij gebaren, bewegingen, kleuren en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


645<br />

licht op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> als tonen. Met <strong>de</strong> ontwikkeling van klankvel<strong>de</strong>n<br />

en klankkleuren, verkreeg hij, door kleurwisselingen in variabele sterkte en verdichting<br />

over verschillen<strong>de</strong> stemmen te ver<strong>de</strong>len en ze in een muzikaal logische volgor<strong>de</strong> te<br />

rangschikken, een nieuw, aan <strong>de</strong> toonhoogte-melodie gelijkwaardig expressiemid<strong>de</strong>l.<br />

En wat <strong>de</strong> muzikale textuur betreft, vond hij <strong>voor</strong> het mechanisme van spanning en<br />

ontspanning, in ritmische patronen een vervanging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

dissonant-consonantoplossing.<br />

Escher kon zich niet vin<strong>de</strong>n in Schönbergs i<strong>de</strong>eën. Hij voer<strong>de</strong> een strijd tegen <strong>de</strong><br />

‘atonaliteit, zoals door Schönberg en zijn navolgers wordt toegepast’; zijn eigen werk<br />

kwam tot stand vanuit <strong>de</strong> harmonische tonaliteit. Hij betwistte dat Schönbergs begrip<br />

‘Klangfarbenmelodie’ gelijkwaardig zou zijn aan psychofysisch waarneembare<br />

melismen, motieven en thema's, die gebaseerd zijn op <strong>de</strong> intervalpatronen zoals <strong>de</strong><br />

grote drieklank en het besef van het octaaf. ‘Atonaliteit levert samenklanken en<br />

structuren op, die ons gehoor niet meer kan volgen. We kunnen er geen betekenis<br />

meer aan hechten. Het is een negatief, <strong>de</strong>structief compositie-principe. De serialiteit<br />

heeft geleid tot <strong>de</strong> complexiteit van een totale ruis-conceptie. Dat is een <strong>de</strong>nkfout.’<br />

Als docent he<strong>de</strong>ndaagse muziek aan het Amsterdamse Conservatorium en later<br />

als wetenschappelijk hoofdme<strong>de</strong>werker aan het Instituut <strong>voor</strong> Muziekwetenschap in<br />

Utrecht, creëer<strong>de</strong> Escher een theoretisch ka<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> zijn overtuiging dat in het<br />

‘anti-tonale’ componeren het waarnemingsvermogen van het menselijk gehoor werd<br />

overschre<strong>de</strong>n. In zijn polemieken en in verschillen<strong>de</strong> van zijn muziektheoretische<br />

werken spelen bij <strong>de</strong> bewijsvoering <strong>de</strong> oren een grote rol. Samen met <strong>de</strong><br />

audiofysioloog professor <strong>de</strong> Boer verken<strong>de</strong> hij het gehoororgaan, <strong>de</strong><br />

ontvangstinstallatie bij uitstek. In dit auditieve labyrint zocht hij een wetenschappelijk<br />

argument <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzaak van een tonale or<strong>de</strong>ning in <strong>de</strong> muziek zoals die <strong>voor</strong><br />

ie<strong>de</strong>reen herkenbaar en verstaanbaar is. Want ‘anti-tonaal is anti-taal’.<br />

‘Muziek ligt in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> taal.’ Met <strong>de</strong>ze uitspraak lijkt Escher het<br />

verloop van zijn eigen carrière te schetsen. Tenslotte ontplooi<strong>de</strong> hij zich van dichter<br />

tot toondichter. Zijn eigen geluid fun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij in het tonale idioom en vanuit het<br />

<strong>de</strong>nkproces van het componeren ontwikkel<strong>de</strong> hij zijn ritmische, polymelodische<br />

muzikale taal. ‘Contrapunt zit mij in het bloed.’<br />

De vocale muziek, zowel zijn koorwerk als het lied, neemt in zijn oeuvre een<br />

aanzienlijke plaats in. Hier ziet men <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>: na <strong>de</strong> poëzie die<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


646<br />

hij wil<strong>de</strong> toonzetten grondig bestu<strong>de</strong>erd te hebben, bezon hij zich op een zingbare<br />

en verstaanbare transformatie van tekst in muziek. Zijn streven was gericht op het<br />

verwezenlijken van een fusie van woor<strong>de</strong>n, hun betekenis, <strong>de</strong> zinnen en <strong>de</strong> melos<br />

van <strong>de</strong> tekst met muziek. Ook van zijn instrumentale muziek, waarmee hij eveneens<br />

zowel <strong>de</strong> geest als het hart wil<strong>de</strong> beroeren, verlang<strong>de</strong> hij dat <strong>de</strong> muzikale dramatiek,<br />

het betoog, <strong>de</strong> politieke betekenis of <strong>de</strong> poëtisch muzikale bespiegelingen zo hel<strong>de</strong>r<br />

en begrijpelijk zou<strong>de</strong>n zijn dat er geen uitleg nodig was.<br />

In zijn stijl van componeren waren taal en muziek verfijnd op elkaar afgestemd;<br />

<strong>de</strong> emotionele beweeglijkheid van <strong>de</strong> expressie bood zowel ruimte aan een vrije<br />

associatie van individuele stemmen als aan zijn intellectuele geestesinstelling. Zijn<br />

literaire belangstelling strekte zich uit over heel Europa. In zijn <strong>bibliotheek</strong>, die ruim<br />

drieduizend ban<strong>de</strong>n beslaat, staan schrijvers als Kafka, Thomas Mann, Georg Trakl,<br />

Joseph Conrad en Slauerhoff, schrijvers wier teksten een inspiratiebron vorm<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> instrumentaal werk, zoals bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> roman van Alain-Fournier <strong>voor</strong> zijn<br />

Hymne du Grand Meaulnes, en dichters die hij getoonzet heeft, zoals Emily<br />

Dickinson, W.H. Au<strong>de</strong>n, Paul Eluard, Ronsard en Rimbaud.<br />

De ontvankelijkheid van het menselijk gehoor was <strong>voor</strong> Rudolf Escher het<br />

uitgangspunt bij het componeren en <strong>voor</strong> het analyseren van muziek van an<strong>de</strong>ren.<br />

Aanvankelijk werd zijn gehoor geschoold achter <strong>de</strong> piano. Tij<strong>de</strong>ns zijn<br />

Conservatoriumjaren was hij compositieleerling van Willem Pijper en later<br />

bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij nieuwe compositietechnieken als <strong>de</strong> twaalftoonsmuziek van<br />

Schönberg, die van <strong>de</strong> elektronische muziek en analyseer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> seriële technieken<br />

van Boulez. Hoewel zijn muziek verwantschap vertoont met die van Matthijs<br />

Vermeulen en hij zich liet inspireren door Debussy, Stravinsky, Ravel, Mahler en<br />

<strong>de</strong> polyfonisten uit <strong>de</strong> Renaissance, ontwikkel<strong>de</strong> hij een expliciet eigen muzikale<br />

taal.<br />

Een <strong>de</strong>el van zijn vroege werk ging verloren tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bombar<strong>de</strong>menten op<br />

Rotterdam in 1940. Tegenover het zowel lichamelijke als geestelijke <strong>de</strong>structieve<br />

geweld van <strong>de</strong> oorlog, stel<strong>de</strong> Escher toen <strong>voor</strong>al in zijn kleinere werken een<br />

constructieve manier van <strong>de</strong>nken in muziek. Zijn orkestwerk Musique pour l'esprit<br />

en <strong>de</strong>uil (geschreven tussen 1941 en 1943, geeft uitdrukking aan <strong>de</strong> spanning die hij<br />

on<strong>de</strong>rging door <strong>de</strong> dagelijkse dreiging: in <strong>de</strong>ze sonore muziek met een duistere<br />

on<strong>de</strong>rtoon ‘rouwt <strong>de</strong> componist’ om <strong>de</strong> vrijheid, die hem door toedoen van het<br />

verdorven politieke systeem met bijbehorend militair terreurapparaat is ontnomen.<br />

Via een suggestieve marsdreun laat Escher <strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> oorlogsmachinerie<br />

ingrijpen in <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


6<strong>47</strong><br />

Aan <strong>de</strong> stille achterplas, in het atelier op <strong>de</strong> overtuin componeert Rudolf Escher Musique pour l'esprit<br />

en <strong>de</strong>uil, 1942<br />

structuur van <strong>de</strong> compositie. Zo speelt <strong>de</strong> ‘ge<strong>de</strong>humaniseer<strong>de</strong> para<strong>de</strong>mars <strong>de</strong>r Nazi's’,<br />

in een muzikaal gestileer<strong>de</strong> vorm een dramatische rol in zijn muzikale betoog. Hier<br />

was <strong>voor</strong> Escher <strong>de</strong> grote orkestbezetting noodzakelijk, alleen daarin kon hij in een<br />

lange orkestrale climax alle instrumentale timbres blijven differentiëren.<br />

Enkele werken die hij in <strong>de</strong> tien jaar na 1945 geschreven heeft, zijn in zekere zin<br />

ook vanuit een muzikaal ‘<strong>de</strong>nken aan oorlog’ ontstaan. Over <strong>de</strong> Hymne du grand<br />

Meaulnes schrijft hij: ‘Het is een eerbetoon aan <strong>de</strong> schrijver Alain-Fournier die in<br />

zijn enige roman een onvervangbaar visioen van jeugd heeft opgeroepen om spoedig<br />

daarna getroffen door een heimelijk vliegen<strong>de</strong> kogel, als jong officier tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

vorige mensenslachting van <strong>de</strong> Eerste Wereldoorlog spoorloos te verdwijnen in het<br />

bos van Compiègne’.<br />

Behalve zijn visie op <strong>de</strong> oorlog componeer<strong>de</strong> Escher ook ‘Het ware gezicht van<br />

<strong>de</strong> vre<strong>de</strong>’. Het is een verklanking van het gedicht Le vrai visage <strong>de</strong> la paix van Paul<br />

Eluard, dat louter spreekt van vre<strong>de</strong>. De tot melodie gewor<strong>de</strong>n titel opent dit a capella<br />

koorwerk en bepaalt zowel het begin als het ver<strong>de</strong>re verloop van <strong>de</strong> compositie. In<br />

<strong>de</strong>ze serene polyfone muziek blijft het gedicht verstaanbaar doordat Escher <strong>de</strong><br />

stemmen <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el als instrumenten behan<strong>de</strong>lt. De complexe canonische imitaties<br />

laat hij zingen op een klinker, of neuriën met geheel of halfgesloten mond. Zij vormen<br />

een begelei<strong>de</strong>nd ensemble <strong>voor</strong> <strong>de</strong> stemmen aan welke hij ‘<strong>de</strong> tekst heeft<br />

toevertrouwd’ en die ‘vrij zijn om in hun melodische welvingen <strong>de</strong> natuurlijke<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


648<br />

cadans van <strong>de</strong> taal in zich op te nemen’. Escher schrijft ver<strong>de</strong>r dat Eluard ‘in een<br />

vloeien<strong>de</strong> stroom van metaforen, beeld na beeld <strong>de</strong> ene na <strong>de</strong> gedaante oproept van<br />

een poëtisch pleidooi <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wil tot vre<strong>de</strong>. Maar die vre<strong>de</strong> is alleen <strong>de</strong>nkbaar <strong>voor</strong><br />

zover <strong>de</strong> mensen tenminste niet heimelijk hunkeren naar pijn verwekken en moord’.<br />

In Eschers muziek klinkt behalve het zoeken naar vre<strong>de</strong> ook <strong>de</strong> zucht naar<br />

zuiverheid. Dit vond hij in <strong>de</strong> ‘zuivere’ gedichten van Emily Dickinson. Zij<br />

concentreert zich in haar gedichten, juist ook in die over pijn en verdriet, op <strong>de</strong><br />

essentie van hetgeen zij direct ziet en voelt. Op één van <strong>de</strong> zwerftochten door haar<br />

innerlijk leven heeft zij in een zestal gedichten aspecten van het Leven, <strong>de</strong> Lief<strong>de</strong>,<br />

<strong>de</strong> Natuur en <strong>de</strong> Eeuwigheid op plastische wijze vormgegeven. Haar compacte,<br />

beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> taalvermogen met suggestieve metaforen, experimenten met metrum,<br />

interpunctie en originele rijmvormen prikkel<strong>de</strong>n Escher tot het schrijven van een<br />

achtstemmig koorwerk met een gelijkgestem<strong>de</strong> geserreer<strong>de</strong>, evocatieve stijl. In The<br />

wind tapped like a tired man, klinkt het vlie<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rapid footless guest als het<br />

zuchten van <strong>de</strong> wind en verglijdt <strong>de</strong> tijd in dalen<strong>de</strong> glissandi. Eschers weduwe Beatrijs<br />

schrijft in <strong>de</strong> onlangs door haar samengestel<strong>de</strong> en becommentarieer<strong>de</strong> lijvige<br />

Oeuvrecatalogus van het werk van Escher: ‘onvervuld verlangen en een diep<br />

geworteld natuurbeleven zijn <strong>de</strong> bronnen geweest waaruit dichteres én componist<br />

hebben geput <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Songs of love and Eternity’.<br />

Escher is altijd op zoek geweest naar <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> muziek. Soms vond hij die<br />

in <strong>de</strong> natuur en hij trok er regelmatig op uit, om als het ware beel<strong>de</strong>n en gelui<strong>de</strong>n te<br />

verzamelen die kon<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een motief, een klank of een reeks klanken. Maar<br />

hij fulmineer<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> opvatting dat een componist natuurgegevens in zijn werk<br />

kopieert. ‘Denk maar niet dat wanneer je in <strong>de</strong> Midi on<strong>de</strong>r een pijnboom gaat liggen,<br />

daar een Prelu<strong>de</strong> a l'après-midi d'un faune ontstaat. Dat moet gecomponeerd wor<strong>de</strong>n.’<br />

Met <strong>de</strong> dichteres Vasalis was hij heel goed bevriend en met haar werkte hij samen<br />

aan <strong>de</strong> nooit voltooi<strong>de</strong> opera De kleine Zeemeermin. Ze vertel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> thema's, ‘<strong>de</strong><br />

tragiek van <strong>de</strong> onmogelijke lief<strong>de</strong>’ en ‘<strong>de</strong> zee’ hem boei<strong>de</strong>n: ‘In <strong>de</strong> zee zit een soort<br />

eeuwigheidsgevoel, eentonigheid en veran<strong>de</strong>rlijkheid, een metamorfose, die je ie<strong>de</strong>r<br />

moment ziet optre<strong>de</strong>n als je naar <strong>de</strong> golven kijkt.’ ‘Ruud wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> muzikaliteit van<br />

een gedicht omzetten in het veel gedifferentieer<strong>de</strong>re weefsel van <strong>de</strong> muziek en kwam<br />

dan alleen via een hele ingewikkel<strong>de</strong> weg in datzelf<strong>de</strong> krachtveld van gedachten en<br />

gevoelens terecht.’ ‘Hij maakte mij attent op mijn neiging om stomme klinkers te<br />

gebruiken. Hoewel die klanken <strong>voor</strong> mij een bepaal<strong>de</strong> emotionele waar<strong>de</strong> en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


649<br />

functie had<strong>de</strong>n, waren ze niet geschikt <strong>voor</strong> een libretto, omdat ze moeilijk gezongen<br />

kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.’ Bij het beluisteren van Eschers Nachtmuziek herken<strong>de</strong> Vasalis <strong>de</strong><br />

a<strong>de</strong>mbenemen<strong>de</strong> stilte van <strong>de</strong> Dordogne waar <strong>de</strong> fluittonen van pad<strong>de</strong>n als een soort<br />

seinen uit opklinken en zag zij weer ‘<strong>de</strong> van vocht verzadig<strong>de</strong> donkerblauwe luchten<br />

en <strong>de</strong> bomen die zo mooi naar bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heuvels afmarcheer<strong>de</strong>n, met korte stammen<br />

en grote gewa<strong>de</strong>n’.<br />

Voor zijn Hymne du grand Meaulnes wil<strong>de</strong> Escher zijn visioen van het landschap<br />

van <strong>de</strong> Sologne, zoals Alain-Fournier het beschreven had en waarin ‘<strong>de</strong> figuur van<br />

<strong>de</strong> grote Meaulnes als mid<strong>de</strong>lpunt van <strong>de</strong> beziel<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling’ rondwaart, toetsen aan<br />

<strong>de</strong> realiteit. ‘De streek is schraal, onvruchtbaar en dunbevolkt, maar zij is vol wijdheid<br />

en stilte, zon<strong>de</strong>r nut en zwijgzaam.’ Tij<strong>de</strong>ns een fietstocht van zes uur over <strong>de</strong><br />

ein<strong>de</strong>loze wegen van <strong>de</strong> Sologne begon hij <strong>de</strong> ijle en weidse muziek te horen, zoals<br />

die twee maan<strong>de</strong>n later in zijn Hymne vorm kreeg. Ook trekken ‘<strong>de</strong> savanneachtige,<br />

verwil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> open vlakten, waarin reusachtige eenzame eiken ston<strong>de</strong>n’, in stuwen<strong>de</strong><br />

golven en bre<strong>de</strong> lange lijnen van houtblazers en strijkers met daar bovenuit <strong>de</strong><br />

uitbarstingen van het koper, aan <strong>de</strong> luisteraar <strong>voor</strong>bij. Op <strong>de</strong> fiets hoor<strong>de</strong> Escher geen<br />

herkenbare melodieën of samenklanken, wel <strong>de</strong> totale structuur. Ook zag hij ‘in<br />

vogelvlucht het notenbeeld van een partituurbladzij<strong>de</strong>’ en wist hij dat er ‘lange<br />

melodieën zou<strong>de</strong>n komen van een enigszins zwevend en extatisch karakter’.<br />

Op een van zijn an<strong>de</strong>re tochten bracht hij een bezoek aan het als museum ingerichte<br />

huis van Ravel. In die sfeer van eenzaamheid en verstarring van <strong>de</strong> Ravelliaanse<br />

beweging werd het verlangen in hem wakker, zijn bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze componist<br />

gestalte te geven, en componeer<strong>de</strong> hij zijn suite Le Tombeau <strong>de</strong> Ravel.<br />

Zoals <strong>de</strong> poëzie van Emily Dickinson het tijdloze a<strong>de</strong>mt, en ‘gisteren’, ‘he<strong>de</strong>n’ en<br />

‘eeuwigheid’ bij haar in elkaars verleng<strong>de</strong> liggen, zo rust volgens Escher op muziek<br />

<strong>de</strong> doem van <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijkheid. ‘Zij stroomt klinken<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bij en is daarna ongrijpbaar.’<br />

Aangezien Escher nogal wat Franse teksten op muziek zette en veel schreef over<br />

componisten als Ravel en <strong>voor</strong>al Debussy, wordt zijn muziek vaak Frans genoemd.<br />

Eschers manier van componeren sloot wel aan bij <strong>de</strong> Franse traditie maar ís niet<br />

Frans. ‘Misschien is die nou juist wel echt Hollands,’ vond Nico Schuyt. ‘Het is wel<br />

Frans georiënteer<strong>de</strong>, maar niet Frans klinken<strong>de</strong> muziek. Die is heel open, wat<br />

luchthartig, met ritmisch heel scherpe contouren en dat vermijdt Escher een beetje.<br />

Zeker in zijn latere werken zingt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


650<br />

zijn muziek in kleine fragmenten vloeiend over elkaar heen. Het klinkt juist vreselijk<br />

ernstig en het heeft iets weemoedigs, dat vind ik typisch Hollands. Wel met dat<br />

heimwee naar blauwe luchten, warmte, arcadische landschappen, alles wat we hier<br />

missen. In onze eeuwige grauwheid en ellen<strong>de</strong> proberen we een vleugje zonnigheid<br />

van <strong>de</strong> Franse muziek binnen te smokkelen. Maar onze sombere emotionaliteit<br />

versluiert het allemaal wat. Je hoort bij Escher wel dat verlangen naar het arcadische<br />

licht, maar hij heeft toch een beetje die droevige toon; het wordt nooit écht zonnig.’<br />

Dat Escher gefascineerd was door Debussy blijkt uit <strong>de</strong> vele geschriften, zoals<br />

Debussy als actueel Verle<strong>de</strong>n, die hij aan <strong>de</strong> vernieuwen<strong>de</strong> aspecten van diens<br />

composities wijd<strong>de</strong>. De meeste affiniteit voel<strong>de</strong> hij met ‘<strong>de</strong> nieuwe akoestische wereld<br />

die ontsloten werd in diens muziek-gewor<strong>de</strong>n natuurcontemplatie’: het vermogen,<br />

‘<strong>de</strong> vlagen van <strong>de</strong> wind, die <strong>voor</strong>bij waait en ons <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> wereld<br />

verhaalt, reflecties in het water, tuinen in <strong>de</strong> regen, <strong>de</strong> ontelbare wisselvallige en<br />

temporeel nooit <strong>voor</strong>spelbare ritmen van alles wat snel of traag beweegt, zweeft of<br />

ruist in <strong>de</strong> natuur, haast zon<strong>de</strong>r omweg te transponeren in muziek’.<br />

In zijn jeugdjaren die Escher op Java doorbracht, vermeng<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> pianomuziek<br />

van Debussy, die zijn va<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> hem speel<strong>de</strong> met het geluid van <strong>de</strong> gongs van het<br />

gamalan-orkest. Deze invloe<strong>de</strong>n werkten door in zijn muziek. Ook <strong>de</strong> natuurgelui<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> Indonesische tropennachten, zon<strong>de</strong>r schemering maar met direct invallen<strong>de</strong><br />

duisternis waarin <strong>de</strong> kreten van apen, vogels en grote cica<strong>de</strong>n klinken, hebben hun<br />

sporen achtergelaten in zijn composities.<br />

Sido, <strong>de</strong> dochter van Escher luister<strong>de</strong> aandachtig naar het werk van haar va<strong>de</strong>r:<br />

‘Er gaat vaak zo'n stuwen<strong>de</strong> kracht vanuit, terwijl <strong>de</strong> ingetogen intensiteit tegelijkertijd<br />

bezwerend kan zijn, af en toe zelfs bedwelmend. De gelui<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> natuur lijken er<br />

bij hem vaak ongemerkt ingeslopen te zijn. Hij hield veel van <strong>de</strong> mediterrane klanken,<br />

sommige stukken roepen associaties op met nachtuilen en vogelgelui<strong>de</strong>n of krekels<br />

temid<strong>de</strong>n van die verzengen<strong>de</strong> Zuid Franse stilte van <strong>de</strong> namiddag en zo kan je ergens<br />

fluit-padjes uit <strong>de</strong> Dordogne herkennen. Maar hij luister<strong>de</strong> ook graag naar een<br />

beiaard-concert in Hollandse ste<strong>de</strong>n. Soms gebruikt hij dat geluid van klokken. In<br />

Arcana, <strong>de</strong> suite <strong>voor</strong> piano, hoor je zo'n carillon-effect in die hogere slotnoten’.<br />

Zijn muziek heeft vaak een sterk begin en werkt toe naar een mooi slot, waar je<br />

je tij<strong>de</strong>ns het hele stuk als het ware op verheugt. Dan zit je op het puntje van je stoel,<br />

omdat je dat slot zo prachtig voelt aankomen. Het wordt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


651<br />

zo goed opgebouwd; het hoeft niet altijd een climax te zijn, soms klinkt het heel stil<br />

en ijl.<br />

Vlak <strong>voor</strong> zijn dood, vroeg Escher aan Nico Schuyt samen met hem zijn hele<br />

oeuvre door te nemen om nog <strong>de</strong> laatste veran<strong>de</strong>ringen aan te brengen. Hij wil<strong>de</strong> zijn<br />

werk perfect achterlaten. In vijf sessies wer<strong>de</strong>n alle partituren tot in <strong>de</strong> kleinste<br />

finesses verbeterd. ‘De eerste keer dat ik bij hem kwam, ontmoette ik een volkomen<br />

vermager<strong>de</strong> man die fysiek in een slechte toestand was; maar die ogen, die han<strong>de</strong>n,<br />

die handdruk, <strong>de</strong> kracht die er tegelijkertijd was, dat is on<strong>voor</strong>stelbaar. Het greep me<br />

aan: iemand die op het eind van zijn leven <strong>de</strong> moeite neemt om nog een nootje hier,<br />

een boogje daar, een hele kleine nuancering van piano naar pianissimo aan te brengen.<br />

De laatste keer dat ik bij hem kwam, zat hij in bed met <strong>de</strong> metronoom in zijn hand;<br />

hij sloeg <strong>de</strong> maat en zat in zichzelf te zingen. Praktisch alle metronoomcijfers moesten<br />

wor<strong>de</strong>n veran<strong>de</strong>rd. Ik dacht, als iemand die op het punt staat het tij<strong>de</strong>lijke met het<br />

eeuwige te verwisselen zich bezighoudt met <strong>de</strong> metronoom, het laatste vaste punt<br />

misschien... dan moet plotseling <strong>de</strong> tijd, <strong>de</strong> eigen tijd, ie<strong>de</strong>re secon<strong>de</strong>, ie<strong>de</strong>re<br />

mini-secon<strong>de</strong> wel van wezenlijk belang gewor<strong>de</strong>n zijn. Dat hij zich, toen hij nog met<br />

<strong>de</strong> laatste draadjes aan het leven vastzat, zo intensief met zijn stukken bleef<br />

bezighou<strong>de</strong>n, was <strong>de</strong> proef op <strong>de</strong> som van zijn kunstenaarschap.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


652<br />

Jan Fontijn<br />

De geteken<strong>de</strong>. Ou<strong>de</strong>rdom en schrijverschap<br />

Vorig jaar is Adriaan Morriën overle<strong>de</strong>n. Negentig jaar is hij gewor<strong>de</strong>n. Toen ik hem<br />

zo'n veertig jaar gele<strong>de</strong>n, dus omstreeks zijn vijftigste jaar, leer<strong>de</strong> kennen, spraken<br />

we over alles en nog wat. Af en toe ook, zo herinner ik me, over ziekte, het ou<strong>de</strong>r<br />

wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> dood. Zijn preoccupatie met ziekte had, zo begreep ik, te maken met<br />

het feit dat hij ooit tuberculose had gehad en daar<strong>voor</strong> had moeten kuren. Dat hij<br />

lang en mager was, grijs haar en een slepen<strong>de</strong> manier van spreken had, paste <strong>voor</strong><br />

mij won<strong>de</strong>rwel bij zijn neiging tot hypochondrie. Zijn bril met zwaar montuur<br />

accentueer<strong>de</strong> <strong>de</strong> magerte van zijn gezicht. Op straat had hij vaak een zonnebril op,<br />

ook als <strong>de</strong> zon niet scheen. Waarom dat zo was, weet ik niet. Had hij last van zijn<br />

ogen of was het omdat hij dan gemakkelijker jonge vrouwen kon bekijken, die hij<br />

op straat tegenkwam?<br />

Erotiek nam een erg grote plaats in zijn leven in. Vaak sprak en dichtte hij erover,<br />

zoals hij ook over ou<strong>de</strong>rdom en dood dichtte. Ik heb altijd gedacht dat er <strong>voor</strong> hem<br />

een samenhang was tussen zijn preoccupatie met erotiek en die met ziekte en dood.<br />

Iets in <strong>de</strong> trant van: geniet er maar van, want <strong>voor</strong> dat je het weet ben je ziek of dood.<br />

Misschien is hij wel zijn hele ver<strong>de</strong>re leven bezig geweest om <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> erotiek<br />

verloren jaren in het sanatorium in te halen.<br />

Adriaan Morriën leek op iemand die permanent het <strong>de</strong>nkbeeld wil<strong>de</strong> weerleggen<br />

dat een rijk erotisch leven creativiteit zou vermin<strong>de</strong>ren. Wer<strong>de</strong>n grote minnaars niet<br />

oud en waren ze niet tot hun laatste zucht creatief, zoals <strong>de</strong> onvermoeibare Bertrand<br />

Russell met 98 jaar, Shaw met 94, Victor Hugo en Goethe met 83, Gi<strong>de</strong> met 82 en<br />

Picasso 92 jaar bewezen? Adriaan Morrien, die temid<strong>de</strong>n van die groten met zijn 90<br />

jaar geen slecht figuur slaat, schreef tot op hoge leeftijd over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>. Wat dat laatste<br />

betreft had hij niets van Edmond <strong>de</strong> Goncourt, die op ou<strong>de</strong>re leeftijd klaag<strong>de</strong> dat hij<br />

zich bij het schrijven niet kon concentreren, omdat hij nog gebeten werd door ‘het<br />

spermabeest’ en geplaagd werd door erotische fantasieën waar die van Aretino bij<br />

verbleekten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


653<br />

Het beeld dat ik van Adriaan bewaar, heeft iets tegenstrijdigs. Ik herinner me aan <strong>de</strong><br />

ene kant een man, die met veel enthousiasme over erotiek sprak en schreef, en aan<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant iemand die met een zekere humor over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom sprak als een<br />

proces van permanente aftakeling. Die humor had iets van <strong>de</strong> zwarte humor, waar<br />

Harry Lammertink, <strong>de</strong> tekenaar en cartoonist Yrrah, befaamd om was. Niet <strong>voor</strong><br />

niets waren ze vrien<strong>de</strong>n. Ik herinner me een dialoog tussen hen in café Scheltema,<br />

waarin ze om beurten <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van die aftakeling gaven. Het resultaat was een<br />

lugubere opsomming van ou<strong>de</strong>rdomsgebreken: verschrompeling van <strong>de</strong><br />

geslachtsklieren met alle impotentie van dien, verlies van tan<strong>de</strong>n, verkorting on<strong>de</strong>rste<br />

<strong>de</strong>el van het gezicht, neus dichter bij <strong>de</strong> kin, zakken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ogen, dunner wor<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> bovenlip, groter wor<strong>de</strong>n van het oorlelletje, achteruitgang van <strong>de</strong> nieren,<br />

verziendheid, onregelmatige slaap, doffe ogen, vermin<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> borstomvang,<br />

puntvorming van <strong>de</strong> borstkas, smaller wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs, reumatiek, bruine<br />

vlekken op <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en in het gezicht, bre<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n van het bekken, slappere<br />

spieren, sponsachtige en broze been<strong>de</strong>ren, a<strong>de</strong>rverkalking, hoge bloeddruk, verlies<br />

van <strong>de</strong> elasticiteit van <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren enz. enz. Ik zat er als jong broekje bij en moet<br />

gedacht hebben: al dat verschrikkelijke staat mij nog te wachten.<br />

Voor schrijvers geldt <strong>de</strong> geruststellen<strong>de</strong> boodschap: het gehele lichaam mag dan<br />

vol gebreken zitten, een pen vasthou<strong>de</strong>n gaat altijd nog wel. Schrijvers bij wie <strong>de</strong><br />

jaren gaan tellen hebben het over het algemeen zo kwaad niet. Wanneer je <strong>de</strong> lijst<br />

van stokou<strong>de</strong> schrijvers in ogenschouw neemt, zou je <strong>de</strong>nken: literatuur, goed <strong>voor</strong><br />

u. Von<strong>de</strong>l werd 91, Constantijn Huygens 90, Shaw 94, Hamsun 93, Tolstoj 82,<br />

Voltaire 83, Gi<strong>de</strong> 82, Ruskin 81, Thomas Hardy 87. Nog altijd zijn Hella Haasse en<br />

Willem Brakman productief. Schreef Fontane zijn beste werk niet op hoge leeftijd?<br />

Marcel Proust, geplaagd door hevige aanvallen van astma en duizeling, waarbij<br />

hij steeds weer op <strong>de</strong> grond viel, schreef in <strong>de</strong> nacht <strong>voor</strong> zijn dood nog zinnen van<br />

Albertine disparu, een satirische observatie over <strong>de</strong> dwaasheid van artsen.<br />

Petrarca schreef in zijn prachtige, door Frans van Dooren vertaal<strong>de</strong>, brieven uit<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom: ‘Niets weegt min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> pen en niets verschaft meer plezier.’ Als<br />

je <strong>de</strong> pen tussen <strong>de</strong> vingers geklemd houdt, schrijft <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Petrarca aan zijn vriend<br />

Boccaccio, geniet je, en als je haar hebt neergelegd, dan geniet je nog. Hij vindt <strong>de</strong><br />

beoefening van <strong>de</strong> letteren niet alleen het meest e<strong>de</strong>le, maar ook het meest duurzame,<br />

het meest plezierige, het meest blijven<strong>de</strong>, en iets wat in elke situatie van het leven<br />

het gemakkelijkst<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


654<br />

binnen je bereik ligt en het minst afstotend werkt. Mits het hoofd maar hel<strong>de</strong>r blijft.<br />

Het moet je niet gebeuren wat George Bataille op achtenvijftigjarige leeftijd<br />

overkwam. Bij hem werd arteriosclerose van <strong>de</strong> hersenen geconstateerd. Hij had toen<br />

nog zeven jaar te leven. Een lij<strong>de</strong>nsweg natuurlijk. Hij leed aan hevige<br />

geheugenstoornissen, wat ruimte en tijd betreft kon hij zich moeilijk oriënteren, soms<br />

was hij geheel buiten bewustzijn. Het ergste vond hij zelf dat hij niet geheel over<br />

zijn intellectuele vermogens kon beschikken. Zijn geest viel uit elkaar, zei hij zelf.<br />

Schrijven ging hem moeilijk af. Vreselijk natuurlijk allemaal. Maar pasten die<br />

momenten van gekte niet op een harmonische wijze bij <strong>de</strong> kern van zijn levensfilosofie<br />

waarin niets op <strong>de</strong> wereld meer ‘adorable’ was dan wat nauwelijks te verdragen was?<br />

Misschien nog treuriger is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom van Van Ee<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> ooit zo energieke<br />

schrijver manifesteer<strong>de</strong>n zich nog <strong>voor</strong> zijn zestigste jaar allerlei<br />

ou<strong>de</strong>rdomsverschijnselen van fysieke en psychische aard. In mijn biografie over hem<br />

schreef ik: ‘In korte tijd werd een vitale, levenslustige, vaak overmoedige man met<br />

vele kwaliteiten ge<strong>de</strong>gra<strong>de</strong>erd tot een hulpeloze stakker <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> werkelijkheid<br />

een nachtmerrie was of een grijze mist.’ Hij kreeg angst om te reizen, was in paniek<br />

bij gezondheidsklachten, leed aan geheugenverlies en was ra<strong>de</strong>loos over <strong>de</strong><br />

achteruitgang van zijn handschrift en over het feit dat hij niet meer wist welke dag<br />

het was of dat hij niet meer kon optellen. Vroegere eigenschappen en gebreken<br />

manifesteer<strong>de</strong>n zich in verhevig<strong>de</strong> vorm: schuldbesef, <strong>de</strong>pressie, doodsangst en<br />

godsdienstwaanzin. In hel<strong>de</strong>re ogenblikken besefte hij als arts heel goed in welke<br />

toestand hij verkeer<strong>de</strong>.<br />

Het is niet moeilijk reeksen <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van schrijvers te noemen, wier ou<strong>de</strong>rdom<br />

veel weg heeft van een kruisweg. Simone <strong>de</strong> Beauvoir, die zelf heel wat te stellen<br />

had met <strong>de</strong> psychische en fysieke aftakeling van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Sartre, geeft er in haar rijke<br />

studie La vieillesse uit 1970 er een paar <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van. Zo schrijft <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

Michelangelo: ‘Ik ben gebroken, uitgehold en geradbraakt door mijn vele werk; <strong>de</strong><br />

herberg waarheen ik op weg ben en waar ik aan zal schuiven om te eten en te leven,<br />

is <strong>de</strong> dood... In een hui<strong>de</strong>n zak vol botten en zenuwen houd ik een zoemen<strong>de</strong> wesp<br />

gevangen en in een buis drie ballen van pek. Mijn gezicht lijkt een spookbeeld. Ik<br />

ben een vod<strong>de</strong>npop die men in dagen van droogte op het veld zet om <strong>de</strong> raven te<br />

verjagen. In mijn ene oor loopt een spin, in het an<strong>de</strong>re sjirpt een krekel heel <strong>de</strong> nacht.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


655<br />

Gottfried Benn, zelf arts, schreef vertwijfeld over het droevige lot van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mens<br />

een cynisch gedicht ‘De dokter’, waarin on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels staan:<br />

Je spreekt van ziel - wat is die ziel van jullie?<br />

Als 's nachts <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vrouw haar bed volkakt<br />

<strong>de</strong> oud man zijn slappe dijen volsmeert,<br />

en jullie lepelt vreten in hun darmen,<br />

dacht je, dat dan sterren van geluk<br />

wegsmolten?<br />

De meest do<strong>de</strong>lijke diagnose van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom die ik ken is die van Max Frisch in<br />

zijn dagboek. Deze flitsen<strong>de</strong> notities zijn meer een sociaal-psychologische dan een<br />

medische diagnose. Het gaat hem <strong>voor</strong>al om het gedrag en <strong>de</strong> overwegingen en het<br />

taalgebruik van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re (door hem ‘<strong>de</strong> geteken<strong>de</strong>’ genoemd). Dat gedrag, dat vol<br />

verdringing, leugens, grootspraak, angsten en komedie zit, begint al vroeg. Omstreeks<br />

het veertigste jaar begint volgens Frisch het stadium van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>-seniliteit, waarin<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>-geteken<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong> het eerst bewust wor<strong>de</strong>n dat ze oud zijn. Het is<br />

verlei<strong>de</strong>lijk Frisch steeds maar weer te citeren, omdat zijn observaties zo juist en<br />

onthullend zijn. Zoals <strong>de</strong>ze bij<strong>voor</strong>beeld: ‘Een tijdlang is het mogelijk zich een rad<br />

<strong>voor</strong> ogen te draaien. Merken <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren gaan<strong>de</strong>weg iemands aftakeling op, dan<br />

laten ze dat <strong>de</strong> persoon in kwestie meestal niet blijken, integen<strong>de</strong>el: zij sporen op<br />

alle mogelijke manieren tot zelfmisleiding aan (verjaardagstoespraken, verkiezing<br />

tot erepresi<strong>de</strong>nt enzo<strong>voor</strong>t) ten <strong>de</strong>le uit me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n, ten <strong>de</strong>le omdat omgaan met een<br />

geteken<strong>de</strong> gemakkelijker is zolang <strong>de</strong>ze genoodzaakt is zijn vergrijzing te verhelen.<br />

Komt hij op zekere dag niet meer om <strong>de</strong> bekentenis heen dat hij een ou<strong>de</strong> man wordt<br />

- wat hij al jaren is - dan zal hij ont<strong>de</strong>kken dat hij niemand met zijn bekentenis verrast;<br />

het doet alleen maar pijnlijk aan.’ Een an<strong>de</strong>re fraaie notitie van Frisch is <strong>de</strong>ze: ‘De<br />

geteken<strong>de</strong> komt steeds vaker <strong>voor</strong> het aanbreken van <strong>de</strong> dag wakker - het uur dat <strong>de</strong><br />

terechtstellingen plaatsvin<strong>de</strong>n - hij wordt wakker doordat hij totaal niet moe is. Hij<br />

wordt een vroeg opstaan<strong>de</strong>r - waar<strong>voor</strong>?’ En ik moest aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re Morriën <strong>de</strong>nken<br />

bij <strong>de</strong> notitie: ‘De geteken<strong>de</strong> ziet meer begerenswaardige vrouwen dan vroeger.<br />

Daarbij wisselt hij meer<strong>de</strong>re malen per dag van object van zijn vervoering. Hij zit<br />

niet meer vast aan een bepaald type. Neiging tot het pan-erotische (Vroeg tot laat<br />

stadium). Het aantal vrouwen dat hem in vervoering brengt, is omgekeerd evenredig<br />

aan zijn reële kansen.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


656<br />

Maar er is een positiever beeld over ou<strong>de</strong>rdom te geven. Ja, het is mogelijk om in<br />

navolging van Elias Canetti een ‘Lob <strong>de</strong>s Alters’ te schrijven.<br />

We moeten goed beseffen dat een i<strong>de</strong>ale leeftijd niet bestaat. Een cultuur waarin<br />

<strong>de</strong> jeugd geï<strong>de</strong>aliseerd wordt, zoals dat in nazi-Duitsland gebeur<strong>de</strong>, is even verfoeilijk<br />

als <strong>de</strong> Chinese mandarijnencultuur waarin <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom op een voetstuk staat.<br />

De vraag is wat men in het leven het belangrijks te vindt. Wie mensenkennis en<br />

levenservaring hoog aanslaat, zal vanzelf <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geven. Een<br />

ou<strong>de</strong>re heeft zichzelf en an<strong>de</strong>ren in allerlei situaties kunnen testen en doet daar zijn<br />

<strong>voor</strong><strong>de</strong>el mee. Wat een uitdaging is <strong>de</strong> herinnering niet, opgebouwd uit reeksen<br />

indrukken en ervaringen? Wat een rijkdom aan beel<strong>de</strong>n, aan nuances!<br />

Pas in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom is het mogelijk, aldus Canetti, om <strong>de</strong> morele wetten en gebo<strong>de</strong>n,<br />

die met <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmelk ingedronken zijn, te verifiëren of te falsifiëren. Wat is een<br />

mens waard, die dat proces niet of maar ten <strong>de</strong>le doorlopen heeft?<br />

Een van <strong>de</strong> grootste <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom vind ik dat nuttige kennis<br />

onbelangrijker wordt. Er is alleen nieuwsgierigheid. Die instelling heeft iets, vind<br />

ik, van het avontuurlijke en vrijblijven<strong>de</strong> van het fundamentele on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong><br />

theorie <strong>de</strong>r natuur- en wiskun<strong>de</strong>. Juist omdat toepasbaarheid niet telt, is er een grote<br />

vrijheid en is alles mogelijk. De dingen betekenen alleen nog maar zichzelf. Aan <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n, die men gebruikt om over <strong>de</strong> werkelijkheid te spreken, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hoogste<br />

eisen gesteld. Verbloeming, retoriek en verfraaiing wor<strong>de</strong>n ontmaskerd. Een weldadige<br />

soberheid overheerst. Er is, zoals in het proza van Alberts en <strong>de</strong> poëzie van Kouwenaar<br />

veel wit in <strong>de</strong> tekst, omdat er het besef is dat bepaal<strong>de</strong> dingen niet te verwoor<strong>de</strong>n<br />

zijn en alleen gesuggereerd kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Canetti beweert terecht dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re <strong>de</strong> kostbaarheid van het leven toeneemt.<br />

Niet zozeer omdat <strong>de</strong> jaren die resten geringer in aantal wor<strong>de</strong>n, maar omdat men<br />

door ervaringen in ziekte geleerd heeft wat het betekent om te leven.<br />

Heeft <strong>de</strong> wijze waarop we over leeftijd, met name over ou<strong>de</strong>rdom <strong>de</strong>nken directe<br />

gevolgen <strong>voor</strong> onze opvattingen over literatuur?<br />

Nu ik na<strong>de</strong>nk over <strong>de</strong> relatie tussen schrijverschap en leeftijd, moet ik tot mijn<br />

verrassing toegeven dat mijn beeld en oor<strong>de</strong>el over favoriete schrijvers vaak<br />

onlosmakelijk vast zit aan een bepaal<strong>de</strong> leeftijd. Hoe die beeldvorming tot stand<br />

komt, is niet altijd zo gemakkelijk aan te geven. Het heeft iets te<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


657<br />

maken met <strong>de</strong> sfeer en toon van wat in mijn ogen het belangrijkste werk van <strong>de</strong> auteur<br />

is. Ver<strong>de</strong>r met <strong>de</strong> levensenergie of levenswijsheid, die zij al of niet uitstralen. Zo is<br />

Herman Gorter <strong>voor</strong> mij altijd een jonge man van vijfentwintig jaar, <strong>de</strong> leeftijd dat<br />

hij Mei en Verzen schreef, ook al publiceer<strong>de</strong> hij daarna Pan en an<strong>de</strong>re werken. De<br />

nostalgische Nescio is <strong>voor</strong> mij een ou<strong>de</strong> man, zoals ook Victor Hugo, Paul Léautaud,<br />

Thomas Mann, Alberts en Flaubert dat altijd <strong>voor</strong> mij zullen zijn. Veertigers zijn<br />

<strong>voor</strong> mij Multatuli, Sartre, Hermans en Vestdijk. Twintigers zijn en blijven <strong>voor</strong> mij<br />

Campert en Lucebert, ook al is Campert als ou<strong>de</strong> man tot op <strong>de</strong> dag van vandaag<br />

actiever dan ooit.<br />

Er zit iets onrechtvaardigs in om schrijvers op een bepaal<strong>de</strong> leeftijd vast te pinnen<br />

en net te doen alsof ze buiten die leeftijd geen werk hebben geschreven. Alleen<br />

Rimbaud, Perk, Apollinaire, Marsman, Van Ostaijen, Poesjkin en Lo<strong>de</strong>izen blijven<br />

terecht eeuwig jong. Ze zijn immers op jonge tijd leeftijd overle<strong>de</strong>n.<br />

Gottfried Benn, een van <strong>de</strong> weinige auteurs die zich in een essay rekenschap heeft<br />

gegeven over <strong>de</strong> relatie tussen ou<strong>de</strong>rdom en schrijverschap, hield in 1954 op<br />

achtenzestigjarige leeftijd, twee jaar <strong>voor</strong> zijn dood, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Süd<strong>de</strong>utschen Rundfunk<br />

een lezing over ‘Altern als Problem für Künstler’. Daarin stelt hij <strong>de</strong> verhouding<br />

tussen laat en vroeg werk van een auteur aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Hoe dikwijls wordt dat in <strong>de</strong><br />

literaire kritiek niet tegen elkaar uitgespeeld. Wanneer een auteur tot hoge leeftijd<br />

blijk geeft van een jeugdig elan, dan kan hij in <strong>de</strong> kritiek te horen krijgen: mijn God,<br />

kan die man niet ein<strong>de</strong>lijk wat rustiger wor<strong>de</strong>n, en rijp en mild... Wanneer hij op<br />

ou<strong>de</strong>re leeftijd mild en wijs gewor<strong>de</strong>n is, dan kan hij het verwijt horen: die wordt<br />

wel oud nu, in zijn jeugd was hij wel interessant, toen hij nog vol Sturm und Drang<br />

zat. Hoe dikwijls heb ik niet gehoord en gelezen dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re Hermans en Reve het<br />

niet haal<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> jongere Hermans en Reve. De donkere kamer van Damokles en<br />

De avon<strong>de</strong>n zijn altijd maar weer toetssteen <strong>voor</strong> hun an<strong>de</strong>re publicaties.<br />

Of we het willen of niet: bij onze literaire oor<strong>de</strong>len speelt onze visie op leeftijd<br />

expliciet of impliciet een rol van betekenis. En die visie is in alle opzichten tijd- en<br />

cultuurgebon<strong>de</strong>n. Natuurlijk ontstaat in een maatschappij als <strong>de</strong> onze, waarin het<br />

aantal bejaar<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> dag stijgt en waarin regelmatig gediscussieerd wordt over<br />

<strong>de</strong> golf van vergrijzing en <strong>de</strong> sociale en financiële gevolgen daarvan een negatieve<br />

attitu<strong>de</strong> ten opzichte van leeftijd en daarmee van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom. Het is natuurlijk geen<br />

toeval dat gelijk met het huidige <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> vergrijzing er ook een <strong>de</strong>bat plaatsvindt<br />

over <strong>de</strong> eutha-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


658<br />

nasie en <strong>de</strong> pil van Drion (opgeruimd staat netjes) en dat er in <strong>de</strong> kranten een verwar<strong>de</strong><br />

polemiek is over generaties en over alles wat hen scheidt.<br />

Wat een contrast tussen <strong>de</strong>ze sterk utilitaire en economische houding ten opzichte<br />

van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom, en die van Plato. In diens opvatting is <strong>de</strong> mens pas vanaf<br />

vijftigjarige leeftijd in staat <strong>de</strong> waarheid te bevatten en geschikt om <strong>de</strong> staat te regeren.<br />

De achteruitgang van het lichaam tast <strong>de</strong> ziel niet aan. Integen<strong>de</strong>el, het geestesleven<br />

wordt in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom vrijer. Plato komt tot <strong>de</strong> conclusie: ‘De oudsten moeten bevelen,<br />

<strong>de</strong> jongeren gehoorzamen.’<br />

Simone <strong>de</strong> Beauvoir toont in La vieillesse hoe <strong>de</strong> houding van schrijvers ten<br />

opzichte van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong> eeuwen <strong>voor</strong>tdurend pen<strong>de</strong>lt tussen die<br />

verheerlijking en die verguizing van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom. Van een uniform beeld in <strong>de</strong><br />

literatuur is geen sprake. Maar haar eigen opvatting over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re schrijver is zon<strong>de</strong>r<br />

meer negatief. Hoge leeftijd is, uitzon<strong>de</strong>ringen daargelaten, volgens haar niet<br />

bevor<strong>de</strong>rlijk <strong>voor</strong> literaire schepping. Ze citeert ter adstructie haar mening <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

van Berenson: ‘Wat je na je zestigste schrijft is niet veel beter dan thee van telkens<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> blaren.’ Haar beeld over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re schrijver is wellicht bepaald werd door<br />

haar vriend Sartre, die suf en verdoofd door alle medicamenten en drugs een totaal<br />

uitgebluste indruk maakte en steeds meer een herhaling van zichzelf was.<br />

Haar negatieve oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re schrijver hangt nauw samen met haar<br />

opvatting van wat schrijven <strong>voor</strong> haar in essentie is: <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> het imaginaire<br />

en tevens wil tot me<strong>de</strong><strong>de</strong>len. Wie <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> wereld wil vervangen door een<br />

verzonnen wereld, aldus Beauvoir, moet <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> wereld agressief terugwijzen.<br />

Wie wil me<strong>de</strong><strong>de</strong>len en communiceren, interesseert zich <strong>voor</strong> die bestaan<strong>de</strong> wereld.<br />

Schrijven impliceert dus een spanning tussen afwijzing van <strong>de</strong> wereld en een zekere<br />

toena<strong>de</strong>ring tot <strong>de</strong> mensen. Deze precaire positie vereist, aldus Beauvoir, passie en<br />

kracht van <strong>de</strong> schrijver, en die passie en kracht mist juist <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re mens. Er is gevaar<br />

<strong>voor</strong> herhaling bij een ou<strong>de</strong>re schrijver en gebrek aan echte inspiratie. De bron waaruit<br />

vroeger geput werd is volgens haar opgedroogd.<br />

Er is heel wat af te dingen op Beauvoirs opvattingen over het schrijverschap. Ik<br />

<strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> maatschappelijke positie en <strong>de</strong> psychische instelling van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re<br />

schrijver hem juist bij uitstek geschikt maakt om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> wereld agressief terug<br />

te wijzen. Ou<strong>de</strong>rdom verschaft <strong>de</strong> schrijver een grote vrijheid, veel groter dan hij<br />

ooit in zijn leven gehad heeft. Knellen<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n van maatschappelijke plichten kan<br />

hij verbreken. De noodzaak om zich een positie in <strong>de</strong> literaire wereld te verwerven,<br />

zoals dat <strong>voor</strong> jongere schrijvers geldt, heeft hij niet meer. Het is nu alles of niets.<br />

Veel tijd om te schrijven en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


659<br />

het creatieve proces te vertragen rest hem niet meer. Het lot dat hem wacht, binnen<br />

tien of twintig jaar dood te zijn, geeft aan het schrijverschap iets dramatisch, zoals<br />

<strong>de</strong> laatste brief van een ter dood veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat is. In <strong>de</strong> laatste fase veran<strong>de</strong>rt zijn<br />

blik op <strong>de</strong> wereld. Hij wil alles nauwkeurig zien, alle <strong>de</strong>tails wil hij registreren. Angst<br />

of schaamte om alles op te schrijven, ook wat in <strong>de</strong> ogen van <strong>de</strong> wereld verwerpelijk<br />

is, heeft hij niet. Hij heeft als ou<strong>de</strong>re iets van een bohémien, die lak heeft aan<br />

conventies en <strong>de</strong> publieke opinie. Vanuit <strong>de</strong> marge kan hij <strong>de</strong> maatschappij met zijn<br />

schrijven bestoken. Als een King Lear legt hij alle schroom af. Beter dan welke<br />

jongere schrijver weet hij dat <strong>de</strong> dood <strong>de</strong> waarheid van het leven is. Dat besef van<br />

begrenzing doet hem het leven an<strong>de</strong>rs zien, illusies wor<strong>de</strong>n ontmaskerd en an<strong>de</strong>re<br />

perspectieven doemen op. Het leven zoals hij dat geleefd heeft rolt aan zijn geestesoog<br />

<strong>voor</strong>bij. Vooral <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rjaren, een goudmijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijver, komen terug bij het<br />

oud wor<strong>de</strong>n. Hij doorziet met zijn levenservaring beter dan ooit welk spel met hem<br />

als kind gespeeld werd. Allerlei herinneringen, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> en <strong>de</strong> slechte, komen weer<br />

boven.<br />

Als ou<strong>de</strong>re schrijver herken ik mijzelf in het spelen<strong>de</strong>, argeloze kind dat ik was<br />

en ik wil dat levensgevoel in mijn schrijven weer oproepen, zo authentiek mogelijk.<br />

Niet bewerkt, verbogen en verborgen door mid<strong>de</strong>l van fictie, maar recht <strong>voor</strong> zijn<br />

raap, in autobiografische vorm. Het is opmerkelijk hoezeer ou<strong>de</strong>re schrijvers als<br />

Valéry, Léautaud en Tolstoj, weerstand krijgen tegen verzinsels, <strong>de</strong> roman als genre<br />

afwijzen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geven aan essay en poëzie, zoals ou<strong>de</strong>re lezers vaak geen<br />

romans meer kunnen lezen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geven aan biografieën, autobiografieën<br />

en dagboeken.<br />

Simone <strong>de</strong> Beauvoir stelt het <strong>voor</strong> als een zwakte van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re mens. François<br />

Mauriac meent dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re schrijver niet meer in staat is zijn romanfiguren<br />

spelruimte te geven: zij zitten gevangen in het versteen<strong>de</strong> en onwrikbare blok van<br />

zijn verle<strong>de</strong>n en van <strong>de</strong> dood, die na<strong>de</strong>rend steeds aanwezig is. We leven niet meer<br />

naar <strong>de</strong> toekomst, schrijft Beauvoir, en daarom kunnen we ook romanfiguren geen<br />

toekomst meer geven.<br />

Ik <strong>de</strong>nk dat er iets an<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> hand is. Je toevlucht nemen tot fictie, met veel<br />

fantasie en omhaal van woor<strong>de</strong>n een verhaal verzinnen, is niet bij uitstek een vorm<br />

van kracht. Het is dikwijls een gemakkelijke manier om iets te maken wat het publiek<br />

graag leest, en aan jezelf te ontsnappen.<br />

De ou<strong>de</strong>re schrijver (en lezer), oog in oog met <strong>de</strong> dood, ont<strong>de</strong>kt <strong>de</strong> verpletteren<strong>de</strong><br />

waarheid van zijn leven. Hij wil na alle zijwegen, die hij in <strong>de</strong> loop van zijn<br />

schrijverscarrière heeft ingeslagen, na alle dromen die hij gedroomd heeft, ein<strong>de</strong>lijk<br />

rechtstreeks getuigen van die waarheid. De fictie is<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


660<br />

daar<strong>voor</strong> te omslachtig. Hoewel hij <strong>de</strong> waarheid al zo lang geweten heeft, beseft hij<br />

ein<strong>de</strong>lijk dat zijn schrijven gebaseerd moet zijn op en gevoed moet zijn door zijn<br />

eigen leven en zijn eigen levensgevoel. Ein<strong>de</strong>lijk beseft hij eerst goed dat het menselijk<br />

bestaan eindig is en dat <strong>de</strong> enige troost van <strong>de</strong> literatuur is van die eindigheid te<br />

getuigen. ‘Arm schrijvertje!’ schrijft Krol in Over het huiselijk geluk en an<strong>de</strong>re<br />

gedachten. ‘Hij is vele jaren te laat.’ Hij had al op <strong>de</strong> eerste dag dat hij <strong>de</strong> pen voer<strong>de</strong><br />

zich al moeten <strong>voor</strong>stellen.<br />

Wat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re schrijver voelt is schitterend door Hans Arp verwoord in het door<br />

Lucebert vertaal<strong>de</strong> gedicht ‘De grijze tijd’.<br />

Ik voel, hoe <strong>de</strong> grijze tijd door mij vloeit.<br />

Hij holt mij uit.<br />

Hij bleekt mijn dromen.<br />

Heel lang al doorspoelt hij mij.<br />

Ik lig aan het strand van een leeggelopen zee,<br />

aan <strong>de</strong> rand van een immense schelp.<br />

Alles om mij brokkelt, schilfert,<br />

druipt af naar <strong>de</strong> diepte.<br />

Langzaam valt <strong>de</strong> ruimte in duigen.<br />

Ik lig aan het strand van een leeggelopen zee,<br />

aan <strong>de</strong> rand van een immense schelp.<br />

Een maan blinkt daarin.<br />

Een groot oog,<br />

een grote parel,<br />

een grote traan blinkt daarin.<br />

Ik voel, hoe <strong>de</strong> grijze tijd door mij vloeit.<br />

Al heel lang doorspoelt hij mij.<br />

Hij holt mij uit.<br />

Hij bleekt mijn dromen.<br />

Ik ril en beef.<br />

Ik brokkel af.<br />

Als verlaten vale bouwsels staan mijn<br />

dromen aan het strand<br />

van een leeggelopen zee,<br />

aan <strong>de</strong> rand van een immense schelp.<br />

De manen, ogen, paarlen, tranen vallen in duigen.<br />

Ik voel, hoe <strong>de</strong> grijze tijd door mij vloeit.<br />

Ik droom al zo lang.<br />

Verdroom mij grijs in grijze diepten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


661<br />

‘Al heel lang doorspoelt hij mij’, schrijft Arp. Vloeit <strong>de</strong> grijze tijd niet in ons, zodra<br />

we beginnen te leven? De ware schrijver wordt oud geboren, hij is altijd een<br />

geteken<strong>de</strong>.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Me<strong>de</strong>werkers aan dit nummer<br />

662<br />

Anneke Brassinga vertaalt, dicht, schrijft essays. In het <strong>voor</strong>jaar van 2002 ontving<br />

zij <strong>de</strong> VSB-poëzieprijs <strong>voor</strong> haar bun<strong>de</strong>l Verschiet; kort daarop verscheen haar<br />

essaybun<strong>de</strong>l Het zere been.<br />

Jan Fontijn is auteur van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>lige biografie van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Tweespalt<br />

(1990) en Trots verbrijzeld (1996) en van verschillen<strong>de</strong> essaybun<strong>de</strong>ls over kunst en<br />

literatuur. Dit <strong>voor</strong>jaar verschijnt zijn roman<strong>de</strong>buut Biefstuk en benzine.<br />

Harrie Geelen schrijft, tekent, maakt filmscenario's en regisseert. Hij illustreert<br />

kin<strong>de</strong>rboeken - vaak van Imme Dros - en schrijft en tekent <strong>de</strong> prentenboeken over<br />

Jan, zoals Het boek van Jan.<br />

Wim Hofman is schrijver en schil<strong>de</strong>r. Hij publiceer<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboeken (het laatste:<br />

Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en <strong>de</strong> zeven dwergen) en vertaal<strong>de</strong><br />

poëzie van Jacques Prévert. In september 2001 ontving hij <strong>voor</strong> zijn werk <strong>de</strong> Zeeuwse<br />

prijs <strong>voor</strong> Kunsten en Wetenschappen.<br />

Hester Knibbe publiceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Verstoor<strong>de</strong> grond, Anti-dood<br />

en, haar laatste, Een dunne duurzaamheid. In 2001 ontving zij <strong>de</strong> Anna Blamanprijs<br />

<strong>voor</strong> haar hele oeuvre.<br />

Gerard Rasch is vertaler uit het Deens, Pools en Russisch. Hij vertaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />

Wislawa Szymborska, Zbiegnew Herbert, Czeslaw Milosz, Michael Ib en Joeri<br />

Dombrowski.<br />

Johanneke van Slooten is auteur en musicus en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> filosofie. Zij publiceert<br />

regelmatig over muziek, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in Luister, Raster en <strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

Peggy Verzett is beel<strong>de</strong>nd kunstenaar (olieverfschil<strong>de</strong>ren en tekenen) en werkt in<br />

het on<strong>de</strong>rwijs. ‘De prior’ is haar poëzie<strong>de</strong>buut.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[Juni 2003 - jaargang <strong>47</strong> - nummer 399]<br />

Kees Verheul<br />

De stem van het onheil<br />

3 oktober 1940<br />

...De sirenes loei<strong>de</strong>n, uit <strong>de</strong> radio klonk geschreeuw - het begin van<br />

luchtalarm.<br />

‘De stem van het onheil,’ zei Anna Andrejevna.<br />

Lidia Tsjoekovskaja, Dagboeknotities over Anna Achmatova.<br />

2<br />

Het gebouw waarmee onze straat begon was rechthoekig als een fabriek. Een blok<br />

baksteen, lichtgeel, dat aan alle kanten blind leek doordat <strong>de</strong> nauwe ramen, op <strong>de</strong><br />

bene<strong>de</strong>nverdieping met tralies er<strong>voor</strong>, binnen hun granieten omlijsting niets toon<strong>de</strong>n<br />

behalve gordijnen en <strong>de</strong> eikenhouten toegangs<strong>de</strong>ur ook overdag onbeweeglijk dichtzat,<br />

een barrière boven in het metershoge trapportaal, eveneens van graniet. Vóór mijn<br />

zes<strong>de</strong> lag het te ver van ons huis om er te mogen spelen. De indrukken van <strong>de</strong> steile<br />

gevel als <strong>de</strong>cor bij het hinkelen met mijn buurtvriendjes dateren pas van <strong>de</strong> lagere<br />

school. Der<strong>de</strong> klas. De klas met <strong>de</strong> juffrouw die ie<strong>de</strong>re middag <strong>voor</strong>las uit De Vier<br />

Heemskin<strong>de</strong>ren. In het speelkwartier verhalen van jongens over een film, een boek.<br />

Ivanhoe (wat klonk als I. van Hoe). Fulco <strong>de</strong> minstreel. Stond ik na <strong>de</strong> les op het<br />

trottoir mijn beurt af te wachten om te springen, <strong>de</strong> linkervoet losjes in <strong>de</strong> lucht, naar<br />

vak één van <strong>de</strong> krijtfiguur op <strong>de</strong> tegels, dan zag ik naast mij een kasteel. Een behuizing<br />

<strong>voor</strong> mannen die kleren van staal droegen en <strong>de</strong> Macht had<strong>de</strong>n maar zich nooit lieten<br />

zien. Geen burcht, nee een fort.<br />

Het weerbarstige effect werd versterkt door het bord naast <strong>de</strong> ingang. De eerste<br />

regel in hoofdletters besloot met ‘accijnzen’. Hoe ik mijn oogle<strong>de</strong>n ook dichtkneep<br />

(mijn bril om van ver te lezen kreeg ik pas in <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> klas), accijnzen bleef tot ik<br />

op het gymnasium kwam en mijn buurtspelletjes vergat een onbegrijpelijk woord.<br />

Bijna hetzelf<strong>de</strong> als ‘azijn’. Iets met een zure smaak dus, maar het moest ook compact<br />

zijn als <strong>de</strong> vette c's die ik getweeën zag honen: stom kind, probeer ons eens uit te<br />

spreken! Boven aan het bord stond een wapen. De Ne<strong>de</strong>rlandse Leeuw.<br />

‘Oe-woj, wie gaat 'r mee naar 't blastinketoor?’ riep een van ons vroeg of<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


3<br />

laat wanneer onze straat grauw begon te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> fietsers en voetgangers op<br />

weg naar het avon<strong>de</strong>ten thuis. Bij het belastingkantoor was het trottoir niet alleen<br />

bre<strong>de</strong>r, het bleef meestal ook leeg doordat veel volwassenen instinctief <strong>de</strong> overkant<br />

gebruikten, zelfs als ze hier<strong>voor</strong> eerst <strong>de</strong> rijweg moesten oversteken en dan tien meter<br />

ver<strong>de</strong>r opnieuw.<br />

Ken<strong>de</strong> ik het woord belasting? Begreep ik al iets van <strong>de</strong> vijandige sfeer eromheen?<br />

Terug<strong>de</strong>nkend hoor ik alleen ‘blastinketoor’, het geheel. Massief als wat het aanduidt;<br />

dat ene hoge gebouw op <strong>de</strong> grens tussen het centrum en het stillere gebied van<br />

woonhuizen met af en toe een winkeltje of een werkplaats ertussen... ‘Tblastinketoor’<br />

ís dit gebouw. Een niet min<strong>de</strong>r vanzelfsprekend begrip dan <strong>de</strong> naam van onze buren.<br />

Brak het woord toch doormid<strong>de</strong>n dan herken<strong>de</strong> ik ‘- kantoor’. Het fort op <strong>de</strong> hoek<br />

van onze straat stond niet langer eenzaam in <strong>de</strong> ruimte. Een draad die je haast kon<br />

zien fonkelen boven <strong>de</strong> daken van Hengelo verbond het met an<strong>de</strong>re plekken. Links<br />

in <strong>de</strong> verte het postkantoor. Drie minuten daarvandaan het station en, op <strong>de</strong> spoordijk,<br />

mijn va<strong>de</strong>rs kantoor. Gebouwen waar ‘employés’ van halfnegen tot halfzes achter<br />

een loket of schrijfbureau zaten. Waar je je als kind had koest te hou<strong>de</strong>n. Waar<br />

volwassenen een onecht gezicht trokken uit eerbied <strong>voor</strong> iets dat ze allemaal ken<strong>de</strong>n<br />

maar liever niet noem<strong>de</strong>n tegen elkaar - hoogstens ge<strong>de</strong>mpt, via een plaatsnaam:<br />

‘hm, mag niet van Utrecht’, ‘onmid<strong>de</strong>llijk mel<strong>de</strong>n aan Den Haag’. Kortom, kantoren<br />

waren eigenlijk scholen. De leiding woon<strong>de</strong> in het Westen en lukraak aangewezen<br />

grotemensen uit onze plaats maakten on<strong>de</strong>r lokaal toezicht strafwerk. Het bijzon<strong>de</strong>re<br />

aan óns kantoor was alleen die geslotenheid als van een vesting. Kennelijk werd hier<br />

<strong>de</strong> strengste straf uitge<strong>de</strong>eld.<br />

Tegen het eind van <strong>de</strong> eeuw is het gebouw gesloopt. Cees en ik bezoeken nog<br />

regelmatig ons bei<strong>de</strong>r geboorteplaats in verband met zijn familiegraven op het kerkhof<br />

aan <strong>de</strong> grote weg naar Duitsland. Nemen we vanaf het station een taxi dan gaat <strong>de</strong><br />

vaste route langs het begin van ‘mijn’ straat. Ongeveer tien jaar gele<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong><br />

auto plotseling te veel daglicht. Daar waar het belastingkantoor hoort te staan eindigt<br />

het trottoir met een omheining. Planken en daarboven een leegte, zo schel dat mijn<br />

ogen knipperen. Cees en ik schieten allebei in <strong>de</strong> lach. ‘Aha, <strong>de</strong> Hengelose manie.<br />

Ze hebben gemerkt dat er nog iets re<strong>de</strong>lijk stijlvols overeind stond. Afbreken!’<br />

Nog een paar maal had<strong>de</strong>n we on<strong>de</strong>rweg naar <strong>de</strong> begraafplaats dat nieuwe bijna<br />

tot <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m open uitzicht en kreeg ik weer een gevoel van: ein<strong>de</strong>lijk. Half schrik,<br />

half opluchting. Het beeld dat mijn hele buurt in 1944-'45 had verwacht met <strong>de</strong><br />

gedachte ‘vannacht, an<strong>de</strong>rs morgen wel’ was blijven dralen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


4<br />

Na <strong>de</strong> bevrijding on<strong>de</strong>rgedoken in schuurtjes en kasten die je vanaf <strong>de</strong> straat niet kon<br />

zien. De we<strong>de</strong>ropbouw. De kou<strong>de</strong> oorlog <strong>voor</strong>bij. En ja hoor, daar had je het alsnog!<br />

(Achter alle gevels gegrinnik.)<br />

Ten slotte was het effect van een vijftig jaar in zijn vaart vertraag<strong>de</strong> bominslag<br />

weg. Geen leegte meer in plaats van ons stoere kantoor maar nu een ansichtkaart.<br />

Waarvandaan? Te oor<strong>de</strong>len naar <strong>de</strong> ron<strong>de</strong> vormen van het flatgebouw, <strong>de</strong> zomerse<br />

tinten en al die balkonnetjes vol schaduw, ergens bij <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee. Spanje,<br />

Marokko...<br />

Behoedzaam daal<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> trap af, die naar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>raardsche gewelven<br />

voer<strong>de</strong>.<br />

Eene kille, benauw<strong>de</strong> lucht kwam hun tegemoet.<br />

C. Joh. Kieviet, Fulco <strong>de</strong> minstreel<br />

Achteraf is het belangrijkste aan het <strong>voor</strong>malige belastingkantoor een <strong>de</strong>tail van <strong>de</strong><br />

zijgevel die ik nog niet heb vermeld, omdat mijn buurtkameraadjes en ik daar nooit<br />

speel<strong>de</strong>n. Vanaf mijn tien<strong>de</strong> koos ik ie<strong>de</strong>re woensdag op weg naar vioolles aan het<br />

begin van <strong>de</strong> straat een nieuwe richting. Niet rechtdoor, zoals je <strong>de</strong>ed om in het<br />

centrum te komen, maar afslaand naar een buurt die eind jaren <strong>de</strong>rtig leek te zijn<br />

ingedommeld. Ou<strong>de</strong> bomen. Rijen mid<strong>de</strong>nstandshuizen afgewisseld door moestuinen.<br />

Ver<strong>de</strong>rop villaatjes in Engelse stijl. Alles <strong>voor</strong>oorlogs keurig. Nergens een kapotte<br />

muur of Verbo<strong>de</strong>n Toegang. Sloeg ik <strong>de</strong> hoek om dan veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het belastingkantoor<br />

met z'n duistere naam opeens in een gebouw vol hin<strong>de</strong>rlijke betekenis. Geen<br />

aanleiding meer tot vrijuit fantaseren over algemeenhe<strong>de</strong>n zoals bij <strong>de</strong> faça<strong>de</strong> langs<br />

onze straat, maar een vingerwijzing aan mij persoonlijk. Eenduidig en kort: Hier is<br />

het! (Hier was het, had ik willen schrijven maar <strong>de</strong> herinnering die <strong>de</strong> gevel achter<br />

<strong>de</strong> hoek symboliseer<strong>de</strong> had/heeft niets van <strong>de</strong> nuance ‘ik zal je geen kwaad doen’,<br />

eigen aan <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd.)<br />

De muur was hier bijna helemaal blind en van on<strong>de</strong>r tot boven glad. Zelfs <strong>de</strong><br />

eikenhouten <strong>de</strong>ur in het mid<strong>de</strong>n, net hoog en breed genoeg om één mens tegelijk<br />

door te laten, brak het oppervlak alleen door zijn materiaal en door het ron<strong>de</strong> raampje<br />

op ooghoogte (<strong>voor</strong> volwassenen). Zijn ligging direct aan <strong>de</strong> straat gaf dit <strong>de</strong>urtje<br />

iets tweeslachtigs. Net of het zich schaam<strong>de</strong> dat het niet goed wist wat het moest<br />

uitdrukken. Zijn eenvoud leek een invitatie om gezellig binnen te stappen. Maar<br />

tegelijk schiep het ontbreken van een <strong>de</strong>urknop en het formaat van het raampje, zeg<br />

maar kijkgat, <strong>de</strong> suggestie: halt!<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


5<br />

Was dit een fietsenstalling? Op geen van <strong>de</strong> zoveelhon<strong>de</strong>rd middagen tot mijn<br />

zeventien<strong>de</strong> dat ik er met mijn vioolkist aan het stuur langsreed, heb ik via het<br />

zijpoortje een levend wezen in het kantoor zien verdwijnen of naar buiten komen.<br />

Heb ik het goed onthou<strong>de</strong>n dan stond <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur één keer in het zonlicht onbeweeglijk<br />

open naar <strong>de</strong> uitgestorven straat.<br />

Op <strong>de</strong> heen- en terugweg maakte ik bij dit <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> route altijd haast en<br />

probeer<strong>de</strong> strak <strong>voor</strong>uit te kijken. De betekenis van <strong>de</strong> plek die in mijn ooghoek om<br />

aandacht zeur<strong>de</strong> hoef<strong>de</strong> ik niet te ra<strong>de</strong>n. Direct achter <strong>de</strong> nadrukkelijk dichte <strong>de</strong>ur<br />

begon een trapje, flauw verlicht door een lamp in het kale plafond dat even steil als<br />

het betonnen trapje wegschoot naar <strong>de</strong> diepte. Erheen lopen? Luisteren naar dat ‘psst,<br />

ik zal je wat laten zien’ en op mijn tenen gaan staan <strong>voor</strong> het kijkgat? Dank u. Geen<br />

belangstelling.<br />

Ik hield mijn hoofd stijf om <strong>de</strong> lokroep zon<strong>de</strong>r een blik opzij te passeren. Wat er<br />

bene<strong>de</strong>n wachtte, meteen rechts bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste tree, dat wist ik sinds mijn <strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />

Maar ik zou wel gek zijn om het hok nog eens binnen te gaan. Vrijwillig!<br />

Het enige dat ik even toeliet terwijl ik me concentreer<strong>de</strong> op het afweren van mijn<br />

herinnering was het bijpassen<strong>de</strong> woord. Zo'n amalgaam uit <strong>de</strong> wereld van toen, net<br />

als blastinketoor. De schuilkel<strong>de</strong>r.<br />

Kleurloos kunstlicht in een lage vierkante ruimte. Het is er koud hoewel <strong>de</strong> lucht<br />

klam aanvoelt als op een augustusdag door het a<strong>de</strong>men van <strong>de</strong> tegen elkaar gedrongen<br />

mensen. Ze zitten schou<strong>de</strong>r aan schou<strong>de</strong>r langs <strong>de</strong> muur op banken. Sommigen staan,<br />

recht overeind tegen <strong>de</strong> knieën van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren of in <strong>de</strong> doorgang naar het trapje.<br />

Bijna ie<strong>de</strong>reen zwijgt. Ik zit op schoot bij mijn moe<strong>de</strong>r en tuur over <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ken waarin zij me heeft gewikkeld omhoog, naar voren, naar links, naar rechts.<br />

Dichtbij in mijn blikveld schemeren mijn moe<strong>de</strong>rs hand en <strong>de</strong> beige met roze patronen<br />

van <strong>de</strong> benauwen<strong>de</strong> <strong>de</strong>ken die ze houdt ingestopt tot net on<strong>de</strong>r mijn mond. Ver<strong>de</strong>rop<br />

gestalten. Zware grotemensenjassen met een sjaal in <strong>de</strong> halsopening. Hier en daar<br />

een wollen hoofddoek, vastgeknoopt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kin of rondom het haar. Maar wat me<br />

meer dan <strong>de</strong> kleding bezighoudt zijn <strong>de</strong> gezichten. Ken ik ze? Soms lijkt het<br />

buurvrouw of buurman die en die. Maar nee, <strong>de</strong> uitdrukking klopt niet. In zichzelf<br />

gekeerd. Een vreem<strong>de</strong> die moe terugstaart naar het rusteloze kind.<br />

Later, in mijn mid<strong>de</strong>lbare schooltijd, haal<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r bij het natafelen van ons<br />

tweeën wanneer mijn va<strong>de</strong>r en broer 's middags weer snel waren opgestaan en uit<br />

huis verdwenen, soms herinneringen op aan <strong>de</strong> kel<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r het belastingkantoor.<br />

Vooral een tafereeltje dat draai<strong>de</strong> om mij. ‘En maar<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


6<br />

kletsen! Het hoogste woord terwijl ver<strong>de</strong>r ie<strong>de</strong>reen somber zat weggedoken in z'n<br />

hoekje. Sommigen wer<strong>de</strong>n zelfs kwaad. Maar <strong>de</strong> meesten lachten toch, of ze wil<strong>de</strong>n<br />

of niet. Net of jij toen al dacht: narigheid? nou dan zorg ik wel dat jullie er <strong>de</strong> moed<br />

in hou<strong>de</strong>n.’<br />

Een mooi verhaaltje, ja ja. Alleen al door <strong>de</strong> gloed van ou<strong>de</strong>rlijke gegeneerdheid<br />

maar <strong>voor</strong>al dito trots, waarmee mijn moe<strong>de</strong>r het vertel<strong>de</strong>. Maar was het geen<br />

verzinsel? Ging ik af op mezelf dan had <strong>de</strong> peuter om wie zij na tien, twaalf jaar<br />

hoofdschud<strong>de</strong>nd gniffel<strong>de</strong> nooit bestaan. Het schuilkel<strong>de</strong>rikje diep in mij, nog steeds<br />

om zich heen glurend naar ik weet niet precies wie, één met die praatjesmaker?<br />

Terwijl mijn moe<strong>de</strong>r doorvertel<strong>de</strong> verdween mijn aandacht in teleurstelling. Het leek<br />

wel of ze door haar bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het zelfs bij bommengevaar monter gebleven<br />

kind, mijn bestaan van toen en nu negeer<strong>de</strong>. Opzettelijk?<br />

Ik geeuw<strong>de</strong>, blikte over mijn schou<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> klok en zei dat ik nog huiswerk<br />

moest maken.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls ben ik geen tiener meer en hebben lectuur en ervaring mij het nodige<br />

bijgebracht over geheugens. Wat <strong>de</strong> één zich pertinent zus herinnert, was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>r hon<strong>de</strong>rd procent omgekeerd en mogelijk hebben ze allebei (volgens pessimisten<br />

geen van bei<strong>de</strong>n) gelijk. Kortom, mijn moe<strong>de</strong>r zal mij heus wel <strong>de</strong> waarheid hebben<br />

verteld. - Haar waarheid. - De halve waarheid, als ik er mijn eigen schuilkel<strong>de</strong>rscène<br />

bij tel. Toch kan ik mijn fantasie met <strong>de</strong> beste bedoeling inspannen zoveel ik wil,<br />

het lukt me niet om míjn beeld van <strong>de</strong> overvolle kantoorkel<strong>de</strong>r te completeren met<br />

haar beeld van mij als parmantig mid<strong>de</strong>lpunt. On<strong>de</strong>nkbaar dat ik er iets an<strong>de</strong>rs heb<br />

gedaan dan a<strong>de</strong>mhalen en kijken - mijn ogen geconcentreerd op één plek, <strong>de</strong> hoek<br />

erachter, snel terug, nog eens daarheen... Angst, nee. In plaats van welke emotie ook,<br />

<strong>de</strong> exclusieve oplettendheid waarin angst zich omzet. Wat bestaat behalve mijn<br />

moe<strong>de</strong>r dichtbij zijn alleen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re gezichten.<br />

(Bij het verkennen, zojuist, van <strong>de</strong>ze kennelijk nogal zere plek in mijn geheugen<br />

werd ik verrast door een samenhang. Moskou en Leningrad, jaren zestig. Zelfs onlangs<br />

nog in Sint-Petersburg en, sterker, in het eveneens van naam veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> maar<br />

onmiskenbaar sovjetstad gebleven Jekaterinburg-<strong>voor</strong>heen-Swerdlowsk. Een bus,<br />

tram of metro op een druk moment. Om mij heen <strong>de</strong> massa. Gedrang van ellebogen<br />

en vierkante schou<strong>de</strong>rs. Schoenen die steun vin<strong>de</strong>n op mijn schoenen. Zweetgeur,<br />

slechte a<strong>de</strong>m, win<strong>de</strong>n. En dan opeens binnen in mij, van <strong>de</strong> kruin tot <strong>de</strong> hielen, het<br />

geluksgevoel waar ik geen naam <strong>voor</strong> weet. Alleen aanduidingen zon<strong>de</strong>r logica: dit,<br />

het,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


7<br />

ja... Zojuist vroeg ik mij dus af wie die volwassenen toch waren geweest, zittend en<br />

staand tegenover mij in <strong>de</strong> nauwe ruimte van 1944. Buren, onherkenbaar door het<br />

schaarse kel<strong>de</strong>rlicht? Wildvreem<strong>de</strong>n die toevallig aan iemand uit onze straat <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>nken? - Maar natúúrlijk! De donkere jassen. De petten en hoofddoeken. De leegte<br />

in ie<strong>de</strong>rs ogen. LINIA 10 PARK IM. MAJAKOVSKOGO wil zeggen ‘thuis’.)<br />

Hoe vaak we in het belastingkantoor <strong>voor</strong> overvliegen<strong>de</strong> bommenwerpers hebben<br />

geschuild? Mijn herinnering gaat niet ver<strong>de</strong>r dan dat ene beeld plus mijn moe<strong>de</strong>rs<br />

verhalen in mijn puberteit. Vaak had<strong>de</strong>n ze als boodschap, hoe tegengesteld mijn<br />

va<strong>de</strong>r en zij in <strong>de</strong> oorlog had<strong>de</strong>n gereageerd op onraad. Tegengesteld tot aan <strong>de</strong> rand<br />

van onenigheid, zelfs ruzie. Vanaf <strong>de</strong> eerste Engelse bom die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bezetting<br />

neerkwam op Hengelo, meteen al in juni 1940, was mijn va<strong>de</strong>r bang geweest. ‘Door<br />

en door bang. Ik vond 't raar, ik had nooit geweten dat iemand zo bang kon zijn. -<br />

Toen kon ik het niet snappen maar z'n <strong>de</strong>pressies, ja hoor die zijn begonnen met <strong>de</strong><br />

bombar<strong>de</strong>menten.’<br />

Ik geloof<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r, waarom niet? Maar me mijn va<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te stellen in het<br />

soort toestand dat zij beschreef, kostte me moeite. Misschien lukte het hem zijn<br />

vlagen van paniek te on<strong>de</strong>rdrukken tegenover z'n zoontjes, misschien was ik er als<br />

kleuter blind <strong>voor</strong> of hield ik mij zo. Op twee, drie uitzon<strong>de</strong>ringen na herinner ik me<br />

bij scènes van acuut gevaar alleen mijn moe<strong>de</strong>r en mijn broer.<br />

Bij<strong>voor</strong>beeld die keer laat op een ochtend, toen zij in <strong>de</strong> keuken bezig was met<br />

eten koken en wij tweeën speel<strong>de</strong>n op het betegel<strong>de</strong> terrasje achter ons huis.<br />

Luchtalarm. Met af en toe een blik naar het wijd open keukenraam en in het duister<br />

daarachter het vlekkerig roze met wit (schort over <strong>de</strong> zomerjurk) van haar schim,<br />

speel<strong>de</strong>n Wim en ik ver<strong>de</strong>r. Geen re<strong>de</strong>n tot reageren op het gejank van omhoog<br />

zolang er niets veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aan haar bedrijvigheid vlakbij ons.<br />

Na zoveel minuten braken <strong>de</strong> golftonen die zwaar<strong>de</strong>r en zwaar<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n geklonken<br />

tot ze ons huis en het terras leken te omsluiten met een trillen<strong>de</strong> kap van metaal,<br />

plotseling af. Stilte. De lucht weer open, <strong>de</strong> stad eigenaardig levenloos. Geen geluid<br />

bij onze buren. Aan <strong>de</strong> straatkant niet één verre fietsbel of een rammelen<strong>de</strong> kar. Na<br />

het opdringerig alarm (grotemensendrukte die mijn broer en ik terecht had<strong>de</strong>n<br />

veronachtzaamd) was het gevolg ervan een innerlijke stem die halt! zei. ‘Luister,<br />

jongens. Even na<strong>de</strong>nken. Waarom ie<strong>de</strong>reen behalve jullie weg is? Helemaal niet zo<br />

moeilijk. Eerst loeit <strong>de</strong> sirene... dan... Jui-uist... Maar jullie niet, gek hè?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


8<br />

Bewegingloos staren Wim en ik naar <strong>de</strong> raamopening. Een egaal donkere diepte.<br />

‘Hierkomen! Toe nou.’ Mijn moe<strong>de</strong>rs stem in <strong>de</strong> verte klinkt boos. Maar als haar<br />

gezicht te<strong>voor</strong>schijn schiet staat het bijna lacherig. Ro<strong>de</strong> wangen, een blik die<br />

comman<strong>de</strong>rend langs ons flitst, dan meteen druk in gedachten terugdwaalt naar <strong>de</strong><br />

keuken. Binnen zien we haar on<strong>de</strong>rweg van het fornuis naar het aanrecht, tussen haar<br />

han<strong>de</strong>n een pan die ze ver <strong>voor</strong> zich houdt, haar hoofd scheef om <strong>de</strong> damp te<br />

ontwijken. Op <strong>de</strong> plek bij het raam waar ze hem neerzet staat al een an<strong>de</strong>re pan met<br />

zo'n wolkje erboven.<br />

Mijn broer en ik wachten naast elkaar bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>uropening. Mijn moe<strong>de</strong>rs heen en<br />

weer gedraaf. Ze wenkt. Maar nee. Met een frons laat ze <strong>de</strong> <strong>de</strong>urkruk van <strong>de</strong><br />

‘kel<strong>de</strong>rkast’ - niet meer dan een hok drie traptre<strong>de</strong>n bene<strong>de</strong>n het niveau van <strong>de</strong> keuken<br />

- weer los. Ze tuurt links van ons, rechts. Even krijgt haar gezicht een komische<br />

grimas van ik-weet-'t-ook-niet-meer. Dan ontspant het zich. ‘Hier maar. Hup!’<br />

We hurken nog maar net on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel als <strong>de</strong> zwerm bommenwerpers na<strong>de</strong>rt. De<br />

on<strong>de</strong>rkant van het houten blad lijkt een dak, zo laag dat we ons alle drie moeten<br />

bukken. Mijn moe<strong>de</strong>r uiteraard het meest. Haar hoofd hangt vrijwel on<strong>de</strong>rsteboven<br />

terwijl ze luistert en Wim en mij, aan weerskanten tegen haar aangedrukt, vasthoudt<br />

bij een hand. Dankzij haar blos en haar blik lijkt het een spelletje. Of we samen in<br />

een bos op vakantie zijn. Hier <strong>de</strong> knusheid van 't drie-bij-mekaar in een schemerige<br />

hut. Daarbuiten <strong>de</strong> drift van een reus die lukraak kwaad wil en groeit van ergernis,<br />

steeds bre<strong>de</strong>r, steeds lui<strong>de</strong>r, tot <strong>de</strong> lucht achter het keukenraam betrekt en zelfs <strong>de</strong><br />

granieten vloer gaat trillen - maar die ons groepje (sjsjt! lachen inhou<strong>de</strong>n) lekker niet<br />

kan zien.<br />

Het geraas neemt toe. Wanneer <strong>de</strong> lagen vliegtuigen boven het huis zo compact<br />

zijn en zo breed dat ie<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp bij ons bene<strong>de</strong>n, zelfs <strong>de</strong> tafel met zijn vier poten,<br />

veran<strong>de</strong>rt in puur lawaai en woe<strong>de</strong>, kijk ik naast mij omhoog. Wat <strong>de</strong>nkt mijn moe<strong>de</strong>r?<br />

Rondom haar druk bewegen<strong>de</strong> mond zie ik in het halfdonker een wirwar van<br />

expressies, nu eens op mij gericht dan opzij naar mijn broer. Door <strong>de</strong> houding van<br />

haar gezicht snap ik niet wat zij bedoelt. Misschien staan haar ogen zo wijd uit<br />

opgetogenheid over het succes van ons spel: onvindbaar zijn <strong>voor</strong> hem die daar in<br />

het bos, nee bij het aanrecht, pas op nu zit-ie vlak achter ons, tekeer gaat.<br />

Maar als mijn moe<strong>de</strong>r leuk wil griezelen, waarom trekt zij ons dan niet royaal naar<br />

zich toe - Wim en mij elk in een holletje tussen haar arm en haar zij? In plaats hiervan<br />

maakt ze zich klein tussen ons. Wanneer een van <strong>de</strong> machines extra laag <strong>voor</strong>bijschiet<br />

en het lijkt of er een kolossale zaag snijdt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


9<br />

door het keukenplafond, knijpt ze haar ogen dicht. Haar glimlach blijft, maar glansloos<br />

en <strong>de</strong> druk van haar hand om <strong>de</strong> mijne doet pijn.<br />

Nu ik <strong>de</strong> scène zo uitvoerig opschrijf lijkt het merkwaardig dat ik mijn va<strong>de</strong>r nog<br />

nergens noem. Of beter, het ontbreken van mijn va<strong>de</strong>r. Geloof ik mijn geheugen dan<br />

heb ik tij<strong>de</strong>ns het stilzitten-of-je-wordt-gepakt in ons geïmproviseer<strong>de</strong> schuilhok<br />

zelfs geen moment aan hem gedacht. Pas later bleek hij opeens een hoofdbestand<strong>de</strong>el<br />

van het verhaal over die ochtend. Niet om zijn afwezigheid maar door zijn<br />

commentaar.<br />

An<strong>de</strong>rs dan mijn doorlopen<strong>de</strong> herinnering vanaf het luchtalarm tot en met het<br />

richting Duitsland wegdaveren van <strong>de</strong> A-meri-kaa-nen, bestaat <strong>de</strong> herinnering aan<br />

mijn va<strong>de</strong>r uit losse zinnetjes, <strong>de</strong> meeste gehoord via mijn moe<strong>de</strong>r, en mijn begrip<br />

van hun samenhang. Niet <strong>de</strong> strakke hel<strong>de</strong>rheid van wat ik gezien heb en gehoord<br />

maar gedachten die er <strong>de</strong> tinteling aan geven van een visie, een grap.<br />

Het begon al kort na het signaal ‘veilig’. Eer<strong>de</strong>r dan normaal en met een bezweet<br />

gezicht kwam mijn va<strong>de</strong>r van kantoor thuis. Hoor ik in<strong>de</strong>rdaad tussen het zojuist<br />

weer begonnen gekletter van mijn moe<strong>de</strong>rs pannen zijn stem? Of is het inbeelding<br />

naar analogie van <strong>de</strong> tientallen latere keren dat ik, willoos verstijfd in onze huiskamer,<br />

mijn ou<strong>de</strong>rs' gekibbel achter <strong>de</strong> muur probeer<strong>de</strong> te volgen?<br />

Over één ding hoef ik niet te twijfelen: wat mijn va<strong>de</strong>r die dag beweer<strong>de</strong> klonk<br />

bits. Een tira<strong>de</strong> op nog net beheerste toon, waar ik woor<strong>de</strong>n uit opving als ‘snap je<br />

dan niet’ en ‘zo'n onnozel plankje’. Daarna zijn schampere lach. An<strong>de</strong>rs dan an<strong>de</strong>rs<br />

bleef mijn moe<strong>de</strong>r volledig onverstaanbaar. Sprak ze een paar tellen dan was het<br />

ge<strong>de</strong>mpt en kalm, of ze bang was hem nog meer te prikkelen.<br />

Achteraf noem<strong>de</strong> zij het een uitbran<strong>de</strong>r. Mijn va<strong>de</strong>r had haar op haar kop gegeven,<br />

terecht. Vanaf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag groei<strong>de</strong> het relaas dat ze tot lang na <strong>de</strong> oorlog met<br />

een blos van plezier vertel<strong>de</strong> - aan ie<strong>de</strong>r die luisteren wil<strong>de</strong>, mijn broer, mij,<br />

verjaardagsgasten, mijn va<strong>de</strong>r zelf. Dat hij kwaad was gewor<strong>de</strong>n om haar<br />

lichtzinnigheid, haar stommiteit. Alsof 't genoeg was om bij luchtalarm hupsakee<br />

on<strong>de</strong>r een meubel te duiken. Alsof <strong>de</strong> gemeente <strong>voor</strong> niets betonnen kel<strong>de</strong>rs<br />

beschikbaar stel<strong>de</strong>. Alsof twee centimeter hout het puin van twee verdiepingen wel<br />

even zou tegenhou<strong>de</strong>n. Dom hè? Haar jongens, zijzelf... met een beetje pech waren<br />

we in één klap...<br />

Als een schoolmeisje, nauwelijks ou<strong>de</strong>r dan Wim of ik, sloeg mijn moe<strong>de</strong>r haar<br />

blik naar <strong>de</strong> vloer, trok haar schou<strong>de</strong>rs op en proestte.<br />

Een nerveuze erkenning van ongelijk? Op mij werkte het verhaal en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


10<br />

<strong>voor</strong>al mijn moe<strong>de</strong>rs manier om het te vertellen verwarrend, nog los van <strong>de</strong><br />

onzekerheid wie bij ons thuis <strong>de</strong>stijds fout reageer<strong>de</strong> op <strong>de</strong> bijna dagelijkse signalen<br />

van levensgevaar. Vorming is een groot woord. Soms lijkt het of me omstreeks 1944<br />

spelen<strong>de</strong>rwijs een probleem werd opgegeven waar ik sinds plusminus mijn vijftien<strong>de</strong><br />

bewust mee heb gezeten. Een dilemma, onontkoombaar en moeizaam zoals ik ook<br />

mijn moe<strong>de</strong>r steeds dui<strong>de</strong>lijker ging ervaren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schijn van haar joviale<br />

oppervlakkigheid.<br />

Hier zij, daar mijn va<strong>de</strong>r. Links tegenover rechts. Aan mij <strong>de</strong> beslissing Wie van<br />

<strong>de</strong> Twee? Links (dichtbij) betekent: verongelukken, doodgaan doet ie<strong>de</strong>reen vroeg<br />

of laat immers vanzelf. Rampen horen erbij, wie weet maar gelukkig ook en laat je<br />

bezighe<strong>de</strong>n door flauwe illusies niet in <strong>de</strong> war sturen. (‘Pessimisme,’ zei mijn<br />

schoolboek Antieke Filosofie). - En rechts: rampen, nee nee nee! Dreigen ze toch<br />

dan is het oppassen! Gebruik je verstand, volg <strong>de</strong> instructies! (Hilariteit bij <strong>de</strong><br />

pessimisten).<br />

Plof plof, je bent je vaart al bijna kwijt.<br />

Een ou<strong>de</strong> Junkers, zo zie je eruit,<br />

een donker filmbeeld, onversne<strong>de</strong>n,<br />

uit het verle<strong>de</strong>n.<br />

Was jij het niet die <strong>de</strong>stijds elke avond<br />

boven mijn wieg vloog, cirk'lend, gonzend,<br />

door 't raamkozijn omka<strong>de</strong>rd, opgeschrikt<br />

met afweerlicht?<br />

Uit Joseph Brodsky's ‘Een vlieg’<br />

Meestal kwam het luchtalarm 's nachts. Schuilen beteken<strong>de</strong> dan bij donker haastig<br />

opstaan, soms wel driemaal op één nacht, in een slaapkamer waar <strong>de</strong> ramen weken<br />

lang waren be<strong>de</strong>kt met ijsbloemen en <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens met berijpte wollen dra<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> slaper. Cees herinnert zich het robuuste rijmpje dat <strong>de</strong> emoties van<br />

anno 1944 samenvat:<br />

Weinig vet,<br />

vroeg naar bed.<br />

Gat net warm -<br />

luchtalarm!<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


11<br />

Mijn ou<strong>de</strong>rs sliepen op onze bovenverdieping in <strong>de</strong> grote kamer aan <strong>de</strong> straatkant.<br />

De mooiste slaapkamer, met het raam op <strong>de</strong> tuin, bleef ook nadat logeren door <strong>de</strong><br />

spoorwegstaking een hol begrip was gewor<strong>de</strong>n ‘<strong>de</strong> kamer van oma en opa’. Mijn<br />

ledikantje in <strong>de</strong> kamer ‘naast oma en opa’ werd 's nachts een soort eiland. Dubbel<br />

geïsoleerd vanwege <strong>de</strong> hoge planken, hier en daar met een opening erin en een paar<br />

spijlen, die mijn va<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veiligheid rondom het eigenlijke bedje had getimmerd.<br />

Ver achter één wand <strong>de</strong> stilte van onze tuin. In het verleng<strong>de</strong> van mijn voeteneind<br />

het lege vertrek van oma en opa. Links naast mijn hoofd <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> plank, dan<br />

meteen een muur, daarachter het trapgat naar bene<strong>de</strong>n. Hout. Steen. Diepte.<br />

Wakker gewor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> sirene was ik vanaf <strong>de</strong> eerste tel met mijn gedachten<br />

bij mijn ou<strong>de</strong>rs en broer. Ik luister<strong>de</strong>. Tussen mijn muur en hun kamers het niets van<br />

<strong>de</strong> overloop. Ook al verdween elk menselijk geluid in het onon<strong>de</strong>rbroken gehuil<br />

buiten, ik wist dat zij drieën er waren, luisterend net als ik. Afwachten. Kwam ons<br />

huis straks tot leven? Of bleef ie<strong>de</strong>r vannacht waar-ie was - zij daar, ik op mijn eiland?<br />

Ging ons gezin braaf met <strong>de</strong> buurt mee schuilen in het belastingkantoor dan hoor<strong>de</strong><br />

ik eerst voetstappen na<strong>de</strong>ren. Nog even en ja, <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van mijn kamertje zwaai<strong>de</strong><br />

open. In het bijna donker (licht aandoen verbo<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Duitsers!) zag ik mijn<br />

va<strong>de</strong>rs schim. Zijn gestalte rechtop en allesbehalve gespannen - dat wil zeggen in<br />

mijn herinnering. Hij klapt in zijn han<strong>de</strong>n. Wakker wor<strong>de</strong>n jij! Een half strenge, half<br />

komische wenk uit <strong>de</strong> verte en hij is alweer weg. Later verschijnt mijn moe<strong>de</strong>r. De<br />

bewegingen waarmee ze mij uit het ledikant tilt lijken haast ruw. Terwijl zij <strong>de</strong> <strong>de</strong>ken<br />

om mij heen trekt en me tegen zich aandrukt hoor ik haar mopperen. Maar kennelijk<br />

niet op mij. Wanneer ik haar aankijk lacht ze. ‘Jammer hè? Maar,’ - haar gezicht<br />

weer effen, ‘niets aan te doen.’<br />

Mijn broer heeft zijn kleren <strong>voor</strong> overdag aan, net als <strong>de</strong> grotemensen, en hij staat,<br />

nog suffend van <strong>de</strong> slaap, op <strong>de</strong> overloop wanneer ik samen met haar uit mijn kamer<br />

kom. Als eerste strompelt-ie <strong>de</strong> trap af, tree <strong>voor</strong> tree, zijn blik strak naar zijn<br />

schoentjes, zijn hand op schou<strong>de</strong>rhoogte aan <strong>de</strong> leuning. Ook mijn moe<strong>de</strong>r houdt <strong>de</strong><br />

leuning continu vast terwijl ze mij draagt op haar an<strong>de</strong>re arm en <strong>voor</strong> elke nieuwe<br />

stap lang steun zoekt. Achter haar aan mijn va<strong>de</strong>r. Hij probeert ons allemaal licht te<br />

geven met zijn zaklantaarn. Even zie ik een stuk traploper, dan Wims achterhoofd,<br />

dan weer totale duisternis behalve <strong>de</strong> witte cirkel die heen en weer schiet langs <strong>de</strong><br />

muren.<br />

Buiten <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur moet <strong>de</strong> lantaarn uit. Onze vertrouw<strong>de</strong> straat is een muur van<br />

zwarte kou<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> stilte na het laatste alarmsignaal klinken stem-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


12<br />

men, van wie? Al gauw verflauwt het zwart en groeien er vormen die ik herken. Een<br />

gevel aan <strong>de</strong> overkant. Een <strong>de</strong>uropening waar, net als zojuist bij ons, een lichtje<br />

nerveus ronddraait, dan dooft. De gestalten die van links en rechts samenkomen,<br />

hollen allemaal in één richting. De nakomers waar ook ons viertal zich bij aansluit.<br />

Zo ging het meestal. Tenzij... Is het grotemensenconflict dat ik terug<strong>de</strong>nkend met<br />

mijn eigen oortjes van '44 meen op te vangen van achter mijn toenmalige<br />

slaapkamer<strong>de</strong>ur en dat niet per se altijd eindigt met het opdoemen van mijn va<strong>de</strong>r,<br />

een naoorlogse projectie? Tussen <strong>de</strong> alarmsignalen stilte alom behalve in <strong>de</strong> kamer<br />

van mijn ou<strong>de</strong>rs. Mijn va<strong>de</strong>r argumenterend, snel en met klem maar onverstaanbaar.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r: ‘Nou dan vallen ze maar. Ik blijf slapen.’<br />

Ongeveer zo citeer<strong>de</strong> zij zichzelf bij het napraten over <strong>de</strong> geallieer<strong>de</strong><br />

bommenwerpers. Op alle tij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> dag waren ze gekomen, maar het liefst<br />

uitgerekend als ie<strong>de</strong>reen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wol lag. Beu werd je van die pesterij. Opstaan,<br />

aankle<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> straat op, dat hok in, uiteraard <strong>voor</strong> niets want geen vliegmachine te<br />

bekennen, dan maar terug <strong>de</strong> straat op, je bed in en ja hoor, <strong>de</strong> herrie begon opnieuw.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r had gemeend (heel verstandig, die man had kijk op zoiets): ie<strong>de</strong>re keer<br />

kon het mis gaan. Kon. Was je viermaal <strong>voor</strong> niets on<strong>de</strong>r het belastingkantoor gaan<br />

schuilen dan had je viermaal geluk gehad. Des te meer re<strong>de</strong>n om op je qui vive te<br />

blijven. - En zijzelf? Ach, waarschijnlijk gewoon te dom om haar bed uit te willen<br />

<strong>voor</strong> iets dat kón. Mijn moe<strong>de</strong>r snoof lacherig en tegelijk uitdagend. ‘Eén ding wist<br />

ik zeker: ik lig hier lekker.’<br />

Niet vaker dan een keer of drie had zij haar zin gekregen. Of dit ook <strong>de</strong> keren<br />

waren die mij <strong>voor</strong>goed zijn bijgebleven vanwege het rumoer boven ons stille maar<br />

voelbaar klaarwakkere huis? Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat mijn indruk van eenzaam in<br />

mijn bed te liggen en daar oplettend te luisteren een geheel is van tientallen<br />

oorlogsnachten, sommige met luchtalarm maar <strong>de</strong> meeste zon<strong>de</strong>r. In <strong>de</strong> laatste<br />

maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bevrijding vlogen <strong>de</strong> RAF en <strong>de</strong> Amerikaanse Airforce bijna non-stop<br />

heen en weer naar Duitsland. Alleen als een manoeuvre speciaal gericht leek tegen<br />

<strong>de</strong> fabrieken of het spoorwegemplacement van Hengelo loei<strong>de</strong>n bij ons <strong>de</strong> sirenes.<br />

Mijn indruk achteraf is pure tijd. Een nacht buiten jaartallen en seizoenen. Toen en<br />

altijd. De nacht. Geluid en beweging buiten mijn raam en boven mijn plafond. Een<br />

bedrijvigheid zon<strong>de</strong>r begin, zon<strong>de</strong>r ein<strong>de</strong>, die toeneemt en afneemt, toeneemt, nog<br />

ver<strong>de</strong>r toeneemt, af-neemt en... aaahff (ik slaap).<br />

Eind jaren vijftig begon ik <strong>voor</strong> het eerst alleen wonend als stu<strong>de</strong>nt, te<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


13<br />

dromen van dit lang <strong>voor</strong>bije wakker liggen. Soms ie<strong>de</strong>re nacht, soms met grote<br />

tussenpozen, in totaal een jaar of drie. Ik droom<strong>de</strong> dat ik met open ogen achterover<br />

lag in mijn huurkamer. Het behang, an<strong>de</strong>rs altijd bruin van ou<strong>de</strong>rdom en van mijn<br />

sigarettenrook, weerkaatste helwit een beweeglijk schijnsel van achter het raam. Via<br />

mijn bed voel<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> vloer trillen door een geraas dat dichterbij kwam. Ik schrok<br />

wakker, bezweet. Met mijn ogen nu echt open en diep a<strong>de</strong>mend om het gebons in<br />

mijn borst te vertragen, wen<strong>de</strong> ik aan <strong>de</strong> nachtstilte tot hoog boven Utrecht en dichtbij,<br />

aan het vreedzaam duister met alleen <strong>de</strong> omtrek van mijn on<strong>de</strong>r handbereik suffen<strong>de</strong><br />

leunstoel. Mijn hemd en on<strong>de</strong>rbroek op <strong>de</strong> rug- en <strong>de</strong> armleuning. Mijn op <strong>de</strong> zitting<br />

weggeleg<strong>de</strong> bedlectuur met ernaast <strong>de</strong> tinnen asbak, ca<strong>de</strong>au gekregen van Zus en zo.<br />

Ik span<strong>de</strong> mij in om ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>tail te herkennen en zo lang als ik kon vast te hou<strong>de</strong>n in<br />

mijn hoofd. Viel ik te vroeg in slaap dan kwam immers <strong>de</strong> droom gegaran<strong>de</strong>erd terug.<br />

Hoe en wanneer <strong>de</strong> obsessie overging kan ik me niet herinneren. Misschien tegelijk<br />

met <strong>de</strong> aankoop die ik <strong>de</strong>ed op een lentemiddag toen ik tij<strong>de</strong>ns een doelloos tochtje<br />

richting Zeist-Driebergen achter <strong>de</strong> ruit van een tijdschriftenwinkel een reproductie<br />

had zien schemeren van Picasso's ‘Guernica’. Ik rem<strong>de</strong> en sprong van mijn fiets. Iets<br />

<strong>voor</strong> m'n nieuwe kamer? Het vreem<strong>de</strong> van <strong>de</strong> impulsieve koop was dat ik <strong>de</strong> plaat<br />

allesbehalve mooi vond, zelfs hin<strong>de</strong>rlijk door het massieve licht-donker en <strong>de</strong><br />

suggestie van in nood schreeuwen<strong>de</strong> stemmen. Aan een verband met mijn ervaringen<br />

uit 1943-1945 heb ik in <strong>de</strong> winkel geen moment gedacht. Ook later niet, toen<br />

‘Guernica’ bij mij aan <strong>de</strong> muur hing in <strong>de</strong> kamer waar ik als stu<strong>de</strong>nt het langst heb<br />

gewoond en waar hij met zijn formaat van ongeveer an<strong>de</strong>rhalf bij driekwart meter<br />

in<strong>de</strong>rdaad i<strong>de</strong>aal paste boven mijn bed.<br />

De verhuizing bleek geen mid<strong>de</strong>l tegen nare dromen in het algemeen. Sommige<br />

namen in mijn nieuwe kamer zelfs nog toe. Het enige dat wegbleef van <strong>de</strong> eerste tot<br />

<strong>de</strong> laatste nacht was <strong>de</strong> stereotiepe sensatie te wor<strong>de</strong>n bestookt met licht en lawaai.<br />

Alsof <strong>de</strong> Picasso waakte en het geweld magnetisch naar zich toetrok <strong>voor</strong>dat het vat<br />

kon krijgen op <strong>de</strong> slaper. -<br />

Wat er reëel te horen was geweest in <strong>de</strong> oorlog? De meeste gelui<strong>de</strong>n leken<br />

onschuldig. Een formatie toestellen die kilometers hoog overvlogen werd vergeefs<br />

belaagd door Duitse jagers in <strong>de</strong> lucht en dito artillerie op <strong>de</strong> grond. Lukraak<br />

gerikketik van kogels. Een plofje links. Plofplof rechts. En achter of beter boven dit<br />

alles het genoeglijk gonzen van <strong>de</strong> onverstoorbare zwerm.<br />

Na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Britten of Amerikanen laag dan ontstond er een stemming<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


14<br />

van woe<strong>de</strong>. Binnenshuis getril. Buiten een geronk als van hon<strong>de</strong>rd ongeduldige<br />

vrachtauto's door onze straat en doelgericht schieten. Mis. Mis. Raak.<br />

Voor maar één bromtoon uit <strong>de</strong> hoogte had ik geleerd bang te zijn. Nietig<br />

vergeleken bij <strong>de</strong> rest, een fijn geluidje dat te mid<strong>de</strong>n van stilte uit een ongewone<br />

richting na<strong>de</strong>rbij kroop. Wanneer het overdag klonk verstijf<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grotemensen. Ook<br />

kin<strong>de</strong>ren van mijn broers leeftijd begrepen kennelijk waar 't om ging. Ze stopten op<br />

het trottoir met spelen, kwamen bij elkaar staan, tuur<strong>de</strong>n omhoog. Ouwelijk bezorg<strong>de</strong><br />

gezichten. Iemand noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> naam: ‘Veetwee’.<br />

Terwijl ik in mijn bed mijn oren spitste naar <strong>de</strong> dunne toon uit <strong>de</strong> hemel dacht ik<br />

aan het groepje van Wims vrien<strong>de</strong>n. Soms had<strong>de</strong>n ze 't over <strong>de</strong> route van het geluid.<br />

Het Westen... De zee... Engeland. Wel hon-<strong>de</strong>rd kilometer. Hon<strong>de</strong>rd? Ach man, veel<br />

meer. 't Gevaarlijkste was als-ie boven onze stad scha-kel<strong>de</strong>. Drie tellen helemaal<br />

geen geluid. Haper<strong>de</strong><strong>de</strong> moo-tor dan storttenie pats naar bene<strong>de</strong>n. Weg Hengelo.<br />

Haperen. Versnelling. Van zulke woor<strong>de</strong>n ving ik weinig méér op dan <strong>de</strong> klank,<br />

<strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van hun lettergrepen. Het besef van acuut gevaar dat ou<strong>de</strong>ren ermee<br />

verbon<strong>de</strong>n vervluchtig<strong>de</strong> snel. Ofmisschien moet ik zeggen: dit besef versprong. 's<br />

Nachts werd <strong>de</strong> stip die ver boven ons dak in z'n eentje naar Lon<strong>de</strong>n koerste een<br />

dapper maar angstig wezentje, op zoek naar menselijk kontakt bene<strong>de</strong>n zich. Hij<br />

on<strong>de</strong>rweg door <strong>de</strong> kou. Ik knus tussen <strong>de</strong> lakens. Onze saamhorigheid. Hoor<strong>de</strong> ik<br />

hoe hij in<strong>de</strong>rdaad opeens verstom<strong>de</strong>, zoek raakte in een gat van onzekerheid en iets<br />

ver<strong>de</strong>r ja hoor z'n vlucht kalm zoemend hernam, dan zuchtte ik blij - niet <strong>voor</strong> mezelf<br />

maar <strong>voor</strong> hem. Een knikje. ‘Daa-hag Veetwee. Goeiereis.’<br />

Mijn serene herinnering aan <strong>de</strong> passeren<strong>de</strong> projectielen heeft <strong>de</strong>nk ik te maken<br />

met <strong>de</strong> sereniteit van een ongebruikelijke duisternis. De V2's vlogen maximaal in 't<br />

geheim. Geen onnodig rumoer. Geen verlichting aan of op het toestel. Na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

daarentegen <strong>de</strong> vliegtuigen uit het Westen of bestond er maar een vermoe<strong>de</strong>n dat ze<br />

kon<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>ren dan flitsten in en om onze stad <strong>de</strong> Duitse schijnwerpers aan. 's Nachts<br />

wakker wor<strong>de</strong>n - een <strong>voor</strong>uitzicht dat <strong>de</strong>ze gedachte nog steeds bij mij oproept is <strong>de</strong><br />

omslag van diep diep donker naar een plotseling gewemel aan je ogen als om twaalf<br />

uur 's middags.<br />

Soms een schijnsel buiten dat met <strong>de</strong> onrust van een doorbran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gloeilamp<br />

flakkert tussen schemerig blauw en een wit waarin alle vormen wegvallen. Soms<br />

lichtbun<strong>de</strong>ls. Drie, vier, zes? Met mijn blik zoek ik een samenhang. Het lijken stram<br />

naast elkaar staan<strong>de</strong> reuzen. Een paar tellen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


15<br />

blijft dit beeld intact, dan beginnen <strong>de</strong> kolommen van licht te zwiepen. Ze strijken<br />

eendrachtig naar links, naar rechts. Maar plotseling draaien ze kriskras door elkaar.<br />

De doorzichtige reuzen zwaaien nu met hun armen. Ze groeten ons huis.<br />

Wanneer <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls zich samenvoegen op één hoog punt en in die stand volhar<strong>de</strong>n<br />

kunnen er kanonschoten komen. Een spanning net als soms op zomeravon<strong>de</strong>n bij<br />

ons binnenshuis - mijn va<strong>de</strong>r schat roerloos het juiste moment, zijn dubbelgevouwen<br />

krant al in <strong>de</strong> aanslag tegen een mug en diens a<strong>de</strong>mend schaduwtje on<strong>de</strong>r het lamplicht<br />

op <strong>de</strong> muur. Ik <strong>de</strong>nk aan het vliegtuig dat niet kan ontsnappen uit <strong>de</strong> helwitte cirkel.<br />

Tegelijk stel ik me <strong>voor</strong> hoe ie<strong>de</strong>r levend wezen op <strong>de</strong> grond net als ik z'n gezicht<br />

vast samenknijpt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> klap. Nu moet ie komen. Nu!<br />

Ik <strong>de</strong>nk nog wel eens terug aan die tijd van alarmen, aan <strong>de</strong> zang <strong>de</strong>zer<br />

nieuwe sirenen wier golftonen <strong>de</strong> stad bliksemsnel veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n in een<br />

levend graf.<br />

F. Bor<strong>de</strong>wijk, Haagse mijmeringen<br />

Aan het oostelijk uitein<strong>de</strong> van het belastingkantoor stond <strong>de</strong> sirene, bedoeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

buurten aan weerskanten van het spoorviaduct. Hoor<strong>de</strong> je 's nachts of overdag een<br />

waarschuwing loeien vanaf het nabije gebouw dan dacht je vanzelf aan <strong>de</strong> constructie<br />

op het dak. Speel<strong>de</strong> je buiten op een dag zon<strong>de</strong>r luchtalarm dan hield je toch ie<strong>de</strong>re<br />

keer even je a<strong>de</strong>m in als je blik onwillekeurig naar het begin van <strong>de</strong> straat dwaal<strong>de</strong><br />

en dan omhoog.<br />

De sirene zag er van ver uit als speelgoed. Een tol op <strong>de</strong> nok van ons kantoor.<br />

Misplaatst speelgoed maar tegelijk een levend wezen dat zich onberekenbaar gedroeg.<br />

Ook hierin leek hij op mijn favoriete tol. Net als mijn overige spullen <strong>voor</strong> buitenshuis<br />

bewaar<strong>de</strong> ik hem tussen <strong>de</strong> rommel in onze tuinschuur. Ook wanneer ik er niet naar<br />

op zoek was trok het donkerro<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werp ergens in een hoek altijd mijn aandacht.<br />

Suffend op zijn zij naast het zweepje leek het saaier dan wat ook in <strong>de</strong>ze ruimte. Een<br />

zielig geval, klaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vuilnisbak. Niets eraan suggereer<strong>de</strong> een tol die van pure<br />

pret kon staan draaien in <strong>de</strong> zonneschijn en gek doen of-ie bijna - help, daar ga ik! -<br />

omviel. Zette ik hem met één hand overeind op <strong>de</strong> vloer van het schuurtje en liet ik<br />

hem daarna los met een hoopvol ‘Toe nou!’ dan lag-ie meteen weer stijf op z'n zij.<br />

Ook <strong>de</strong> alarmsirene bleef het opvallen<strong>de</strong> tegen<strong>de</strong>el van een siereene tot<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


16<br />

hij overeind kwam <strong>voor</strong> zijn taak. Wie toevallig, zon<strong>de</strong>r een ogenblik te <strong>de</strong>nken aan<br />

gevaar van boven <strong>de</strong> wolken, opkeek naar het dak hoor<strong>de</strong> niets meer van het<br />

straatrumoer om hem heen. Alsof het uitsteekseltje aan <strong>de</strong> nok, nijdig omdat het zelf<br />

moest zwijgen, elk onbekommerd geluid uit <strong>de</strong> omgeving had aangetrokken en<br />

gesmoord. Het liefst, zo kon je uit <strong>de</strong> verte zien, was het vanwege z'n overbodigheid<br />

weggedoken in het kantoor.<br />

Kon het weer aan 't werk gaan dan was het meteen in zijn element. Fier rechtop<br />

als een atleet, <strong>de</strong> parasol die z'n status boven <strong>de</strong> rest van onze stad aangaf in volle<br />

breedte uitgespreid, schal<strong>de</strong> het z'n boodschap uit. Een minuten lang hoera! op<br />

topsterkte, waarbij alleen <strong>de</strong> diepere emotie af en toe veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en nog toenam in<br />

hevigheid. Opluchting dat 't opnieuw mocht herriemaken. Bevrij<strong>de</strong> energie. Wanneer<br />

<strong>de</strong> alarmtonen gelijkmatig uitgolf<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> omgeving merkte je in hun klank een<br />

begin van ontevre<strong>de</strong>nheid. Ergernis op zoek naar een re<strong>de</strong>n. Ergernis om <strong>de</strong> ergernis<br />

zelf. Ik laat mij heus niet... verdommenogantoeikzaljullie. Ten slotte slaat <strong>de</strong><br />

woe<strong>de</strong>aanval om in lol. De sirene is <strong>de</strong>finitief gelukkig. Híer het kordate ikje met z'n<br />

stem. Dáár al die statige huizen, winkels, scholen, die niets kunnen behalve<br />

ineenkrimpen on<strong>de</strong>r het lawaai. Hun stilte. Hun gehoorzaamheid.<br />

Zijn ware aard toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> sirene misschien wel het dui<strong>de</strong>lijkst als-ie aan het eind<br />

van zijn taak moest zwijgen. Na het overtrekken of evi<strong>de</strong>nt uitblijven van het<br />

aangekondig<strong>de</strong> gevaar klonk het signaal-veilig: een langgerekte toon vol rust en<br />

overtuiging. Maar <strong>voor</strong> het helemaal stil werd op straat begaf die muziek het. Een<br />

hapering - en niet alleen verloor het schallen snel zijn kracht, <strong>de</strong> toon zonk abrupt<br />

naar <strong>de</strong> diepte. Het geluid dat nog een halve minuut tussen <strong>de</strong> huizen draal<strong>de</strong>, dicht<br />

boven het plaveisel, leek op het janken van een on<strong>de</strong>r dwang wegkruipend dier. Zijn<br />

dreigement ten afscheid: ‘Ik wacht.’<br />

Oorlog. Dus gevaar van bommen. Dus luchtalarm. Achteraf heb ik geleerd <strong>de</strong><br />

logische samenhang in <strong>de</strong>ze volgor<strong>de</strong> te begrijpen. Maar als kleuter... Stel u <strong>voor</strong>,<br />

<strong>de</strong> sirene neemt weer zijn aanloop tot vol volume. Ik <strong>de</strong>nk aha! Hij wil gevaar.<br />

Krijgt-ie zijn zin dan wordt 't oorlog.<br />

Je hoef<strong>de</strong> echt geen volwassene te zijn om <strong>de</strong> hunkering te snappen van <strong>de</strong><br />

kwaadaardige tol op het dak. Al loeiend probeer<strong>de</strong> hij bombar<strong>de</strong>menten naar onze<br />

stad te lokken. Of sterker, er beston<strong>de</strong>n nergens vliegtuigen of bommen <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong><br />

sirene er behoefte aan kreeg. Dat-ie zo tekeer ging kwam van <strong>de</strong> bovenmenselijke<br />

inspanning. Zoals een fluitketel lawaai maakt, maakte ons belastingkantoor tij<strong>de</strong>ns<br />

het alarm geallieer<strong>de</strong>n granaten spitfaajes loeftwaffe luch doellatiejerie. Daarna moest<br />

je zorgen klaar te zitten<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


17<br />

bene<strong>de</strong>n in je schuilplaats. Boven <strong>de</strong> grond was 't opnieuw oor-log - iets dat je niet<br />

mocht zien.<br />

Op een middag heb ik Hem (<strong>de</strong> Oorlog) toch gezien, van dichtbij zelfs. Het is mijn<br />

vreemdste jeugdherinnering. Vroeg in <strong>de</strong> winter. Mijn va<strong>de</strong>r is nog niet thuis van<br />

kantoor maar mijn moe<strong>de</strong>r heeft al een schemerlamp aan bij haar naaiwerk. Ik kan<br />

haar rechts van mij zien terwijl ik, extra hoog op mijn stoel door mijn on<strong>de</strong>r mij<br />

gevouwen benen, aan tafel zit te knutselen in het nog juist voldoen<strong>de</strong> daglicht van<br />

achter <strong>de</strong> glazen <strong>de</strong>uren naar onze tuin. Buiten windstilte. Het enige geluid in <strong>de</strong><br />

kamer is dat van mijn schaar en het bonzen, telkens als ik met <strong>de</strong> zijkant van mijn<br />

vuist een sigarenbandje of zomaar een kleurige snipper probeer vast te lijmen op <strong>de</strong><br />

uitgesprei<strong>de</strong> krant. Mijn moe<strong>de</strong>r heeft al lang niets gezegd. Misschien is ze ingedut<br />

bij <strong>de</strong> gloed van <strong>de</strong> kachel. Kijk ik naar links dan zie ik achter <strong>de</strong> ruiten alleen grijs.<br />

Struiken zon<strong>de</strong>r blad, <strong>de</strong> tegels van ons terrasje, wolken. Maar het uitzicht interesseert<br />

mij niet. Hoogstens om me even te ontspannen van mijn gehannes met het papier.<br />

Maar opeens weet ik: buiten gebeurt iets. Op het moment dat ik mijn hoofd omdraai<br />

schiet er van achter het raamkozijn een hand in mijn blikveld. Wanneer hij zichtbaar<br />

is tot <strong>de</strong> pols, stokt hij en blijft roerloos zweven.<br />

Een hand in een handschoen. Tegen <strong>de</strong> schemerige achtergrond glimt het zwarte<br />

leer zo vijandig dat ik mijn ogen samenknijp. Ik <strong>de</strong>nk aan <strong>de</strong> sirene met zijn<br />

metaalglans. De bovenkant ervan, langwerpig en gebogen, altijd star in <strong>de</strong> lucht. De<br />

woe<strong>de</strong> die daar klem zit en soms losbreekt in 't geschreeuw om bommen. Natuurlijk.<br />

Zojuist is Hij naar bene<strong>de</strong>n gekomen van het dak. Door onze straat geslopen. Heeft-ie<br />

één <strong>voor</strong> één <strong>de</strong> huisnummers langs ons trottoir gelezen. Zes-en-twintig,<br />

acht-en-twintig, <strong>de</strong>r-tig. Dan langs <strong>de</strong> zijkant van het huis. En ja hoor! Hij. Ik. Tussen<br />

ons bei<strong>de</strong>n dun glas.<br />

En nu? De spanning van het laten zien (hij) en het turen (ik) blijft gelijk zolang<br />

geen van ons bei<strong>de</strong>n beweegt. Hij wacht af, neemt blijkbaar <strong>de</strong> tijd om mij te plagen.<br />

Ik kán mij niet bewegen door <strong>de</strong> onzekerheid: wat gaat-ie doen? Maar er is nog een<br />

angst die me a<strong>de</strong>mloos op mijn stoel houdt. Steeds dui<strong>de</strong>lijker daagt het me dat er<br />

iets fout is met mijn reactie. Ik hoor toch te schreeuwen? Waarom waarschuw ik<br />

mijn moe<strong>de</strong>r niet? - Ik versper immers haar uitzicht. Geef ik geen geluid dan zal ze<br />

nooit merken dat-ie achter mij staat, loerend, z'n hand al <strong>voor</strong>uit. Nog zou zij kunnen<br />

optre<strong>de</strong>n als een volwassene met overwicht. ‘Weg daar!’<br />

Zelfs niet in staat tot slikken, staar ik terug naar <strong>de</strong> hand die mij aangluurt. Ik<br />

ervaar <strong>de</strong> benauwenis van een gedwongen keuze met maar twee moge-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


18<br />

lijkhe<strong>de</strong>n. Alsof zijn stem mij toefluistert: ‘Of je zegt 't haar nu en verraadt mij of je<br />

zegt het nooit, want ha ha jongetje, achteraf zal niemand jouw verhaal geloven.<br />

Dus..?’<br />

Stilte. Als-ie terugschiet in het niets, even diefachtig snel als hij is opgedoemd,<br />

lijkt hij tevre<strong>de</strong>n. De hand groet: ‘Ik weet genoeg.’<br />

Om mij heen is in feite niets veran<strong>de</strong>rd. De tuin ligt inmid<strong>de</strong>ls bijna helemaal in<br />

het donker. Het glas weerspiegelt nog steeds <strong>de</strong> tafel met mijn plakwerk en ver<strong>de</strong>rop,<br />

hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r dan zo-even, mijn moe<strong>de</strong>rs lamp. Zij geeuwt: ‘Je be<strong>de</strong>rft je ogen.’ Alles<br />

zoals op ie<strong>de</strong>re an<strong>de</strong>re avond. Maar het normale thuis-gevoel ontbreekt. Ik heb<br />

gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> indringer.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r staat op om <strong>de</strong> gordijnen te gaan sluiten. Wanneer zij on<strong>de</strong>rweg even<br />

mijn schou<strong>de</strong>r raakt, duik ik naar voren en bloos.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Wim Hofman<br />

Twee verhalen<br />

Huiszoeking<br />

19<br />

na zonson<strong>de</strong>rgang kwamen ze, ze doorzochten alles, keken in <strong>de</strong> meterkast, maakten<br />

het luikje van <strong>de</strong> gasmeter open, er lag een ou<strong>de</strong> krant, die namen ze mee, in <strong>de</strong> oven<br />

keken ze, controleer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>voor</strong>raadbussen, ze droegen mo<strong>de</strong>rne laarsjes, er was 1<br />

vrouw bij, een plint in <strong>de</strong> kamer moest eraf, in <strong>de</strong> boeken keken ze, lazen hier en<br />

daar een bladzij<strong>de</strong>, scheur<strong>de</strong>n willekeurig bladzij<strong>de</strong>n uit, <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n gingen in een<br />

plastic zak, tussen het servies keken ze, in <strong>de</strong> koffiepot roer<strong>de</strong>n ze en in <strong>de</strong> suikerpot,<br />

ze proef<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> suiker, alle kasten moesten open, alle la<strong>de</strong>n, alle flessen, namen<br />

af en toe een slok, alle lichten <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze aan, <strong>de</strong> vloer van <strong>de</strong> zol<strong>de</strong>r braken ze open,<br />

ze had<strong>de</strong>n een tas met gereedschap en zaklampjes, in <strong>de</strong> badkamer zaag<strong>de</strong>n ze stukken<br />

zeep door, strooi<strong>de</strong>n talkpoe<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> grond, gingen naar het toilet, spoel<strong>de</strong>n niet<br />

door, <strong>de</strong><strong>de</strong>n alsof alles van hen was, <strong>de</strong> spiegel schroef<strong>de</strong>n ze van <strong>de</strong> muur, zetten<br />

hem niet terug, braken twee tegeltjes, foto's haal<strong>de</strong>n ze uit het album, foto's van jouw<br />

moe<strong>de</strong>r, van mijn va<strong>de</strong>r, die gingen mee, een paar van jouw brieven lazen ze, en ze<br />

lachten om wat ze lazen, wat valt er te lachen om lief<strong>de</strong>sbrieven, ze rookten een<br />

sigaret, bekeken papieren, rekeningen, ou<strong>de</strong> kerstkaarten, mijn verkeersdiploma,<br />

belachelijk, ik zei dat nemen jullie toch niet mee? en die brieven wil ik terug, ze<br />

zei<strong>de</strong>n niets, overal snuffel<strong>de</strong>n ze in, ze doorzochten <strong>de</strong> zakken van mijn regenjas,<br />

keken on<strong>de</strong>r het tapijt, in <strong>de</strong> reiskoffer, in <strong>de</strong> boodschappentas, uren duur<strong>de</strong> het, in<br />

het aardappelmandje, sne<strong>de</strong>n een paar aardappelen door, die idioten, achter het triplex<br />

van <strong>de</strong> keuken<strong>de</strong>ur, in <strong>de</strong> holte van mijn mandoline, met een priem staken ze in <strong>de</strong><br />

kussens, met een stanleymes sne<strong>de</strong>n ze het matras open, ze hoor<strong>de</strong>n het kind, ze<br />

pakten het uit zijn bedje, bekeken het van alle kanten alsof ze nog nooit zoiets gezien<br />

had<strong>de</strong>n, ze voel<strong>de</strong>n in zijn kruippakje, nee, protesteren hielp niet, kwaad wor<strong>de</strong>n nog<br />

min<strong>de</strong>r, ze zei<strong>de</strong>n doe je jasje uit, doe je jasje uit, ja, ik zei waarom? <strong>de</strong> vragen stellen<br />

wij, dat was <strong>de</strong> vrouw die dat zei, ze dreig<strong>de</strong>n en draai<strong>de</strong>n met het stanleymes, ik<br />

<strong>de</strong>ed daar-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


20<br />

op mijn jasje uit, ze keken in <strong>de</strong> zakken, von<strong>de</strong>n slechts papiertjes, een bonnetje van<br />

<strong>de</strong> stomerij een buskaartje een lipje van een bierblikje, een stompje potlood, een<br />

lucifertje, ze trokken <strong>de</strong> voering los, sne<strong>de</strong>n knopen af, ze leken steeds nijdiger,<br />

misschien omdat ze niets belangrijks kon<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n, ik moest alles uitdoen, ik was<br />

bang, ik trok mijn kleren uit, alles, dat moest, ze lachten, keer<strong>de</strong>n alles<br />

binnenstebuiten, hemd, sokken, keken on<strong>de</strong>r mijn oksels, schenen met hun lampjes<br />

in mijn mond, een van hen had een plastic handschoen, ik moest gaan liggen, ze<br />

duw<strong>de</strong>n me op <strong>de</strong> vloer, ze on<strong>de</strong>rzochten alles, het was erg pijnlijk en verne<strong>de</strong>rend<br />

en ik schaam<strong>de</strong> me zo, omdat ik me laf vond, laf, wat een vieze stinkerd zei<strong>de</strong>n ze,<br />

maar wat moest ik? ze schreven dingen op, ze had<strong>de</strong>n zo'n klembord met ruitjespapier,<br />

we komen nog terug zei<strong>de</strong>n ze, wanneer weet ik niet, dat zei<strong>de</strong>n ze niet en wat ze<br />

zoeken weet ik niet, ik weet het niet, ik heb geen vermoe<strong>de</strong>n,<br />

Tegen <strong>de</strong> ochtend<br />

waar was je waar was je toen alles uiteenviel in donker en in licht en in ja en in nee<br />

en in nu en in dan en in soms en in vaak en in eens en in ooit en in nooit en in veel<br />

en in weinig en in alles of niets twijfel<strong>de</strong> je niet bij het zien van <strong>de</strong> zon blind <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> maan die akelig barsten<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> stof waai<strong>de</strong> op waar was je was je in gedachten<br />

was je erbij toen <strong>de</strong> schimmige wereld schiftte en strem<strong>de</strong> en langzaam en vlug vaste<br />

vormen aannam verbrokkel<strong>de</strong> en verschrompel<strong>de</strong> en verwerd tot grillige sintels<br />

schollen scherven en versplinter<strong>de</strong> in stukken vlijmscherp ijs hout ijzer rafelige<br />

gedaanten vlees tan<strong>de</strong>n haren tong alles zo hard zo zacht zo heet zo koud o sche<strong>de</strong>l<br />

schulp tot <strong>de</strong> rand toe gevuld met vurige angst en schuld en zo alleen stof daal<strong>de</strong><br />

neer waar was je heen waar was je erbij met je gedachten toen <strong>de</strong> zee ach ja <strong>de</strong> zee<br />

uit alle macht uit zichzelf te <strong>voor</strong>schijn schoot en schuimend het leven meesleepte<br />

het leven dat steeds van hot naar haar stukloopt op toekomst of stokt in verle<strong>de</strong>n het<br />

is om het even waar was je met je gedachten je wist immers van <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loze krassen<br />

dwars op <strong>de</strong> hemel je ken<strong>de</strong> het wanhopig drenzen van bloed het druppelen van bloed<br />

uit <strong>de</strong> mond in zand in sneeuw op roestig staal je wist van het tikken het krijsen het<br />

onverbid<strong>de</strong>lijk onverschillig dringend tikken van <strong>de</strong> tijd en je wist hoe pijnlijk dit<br />

alles kan zijn elke gena<strong>de</strong>loze tik nee is het nog geen tijd ja het is tijd het is tijd een<br />

ellendige beginloze ein<strong>de</strong>loze tel een onmetelijke nietigheid een oceaan van giftige<br />

inkt is niet voldoen<strong>de</strong> om dit te beschrijven <strong>de</strong>ze bitterheid o werd elk gedicht een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


21<br />

zwarte gedachte elke zwarte gedachte een gedicht en elke gedachte zwart <strong>de</strong><br />

overbodige ochtendzon is bij <strong>voor</strong>baat al rood van schaamte je weet niet wat het is<br />

spijt je weet niet wat het is alles is je immers ontschoten<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Peter van Lier<br />

Een dagje aan zee<br />

Middag<br />

[1]<br />

(Papa zei: ‘Opschieten.’)<br />

(Moe<strong>de</strong>r zei: ‘Heb je alles bij?’)<br />

Zon<strong>de</strong>r te morsen torst<br />

in kreeftengang het kind op blote<br />

voeten<br />

<strong>de</strong> trap af,<br />

<strong>de</strong> auto in, blij -<br />

‘Wat heb je daar?’ vraagt<br />

22<br />

oma, opmerkelijk fris. Dat wordt kijken. En<br />

warm<br />

genoeg al wachten op, juist:<br />

‘Alleen maar<br />

golfjes?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[2]<br />

‘Is ie<strong>de</strong>reen er?’<br />

‘Ja.’<br />

‘Deuren dicht en gor<strong>de</strong>ls om.’<br />

‘Ie<strong>de</strong>reen gor<strong>de</strong>ls om en mee.’<br />

‘We gaan naar zee.’<br />

‘Naar zee?’<br />

23<br />

In <strong>de</strong> auto, een blauwe, naar zee - om lekker te zonnen, ja. Met<br />

blote armen stuurt pa hen zo kordaat <strong>de</strong> eerste bochten om, weg<br />

van huis,<br />

dat kan niet meer stuk. Even maar kijkt <strong>de</strong> hond nog om,<br />

dan met een dromerige blik <strong>voor</strong>uit, vanuit een<br />

geopend raampje <strong>de</strong>nkend: valt best<br />

mee,<br />

naar zee.<br />

Op weg, zo snel, naar zee - met allemaal visjes, ja.<br />

‘Gaat het, pa?’ vraagt moe<strong>de</strong>r bij het <strong>voor</strong>ziene oponthoud bij<br />

<strong>de</strong> rivieren.<br />

Zon<strong>de</strong>r afwas doen en bed verschonen valt een kwijlen<strong>de</strong> hond,<br />

die volgens het kind geen vlekken maakt maar<br />

‘water’, ook best<br />

mee,<br />

mijmert ma.<br />

‘Zijn we er bijna?’<br />

‘Bijna. Zie je die koeien?’<br />

‘Welke koeien?’<br />

‘Die met hun natte neuzen wezen naar zee.’<br />

‘Lekker vissen,’ mompelt opa tegen <strong>de</strong> hond.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[3]<br />

‘Nog even geduld.’<br />

24<br />

Pa, met zijn buik, tuurt op een duintop stil <strong>voor</strong> zich uit:<br />

‘Zie je die meeuwen?’<br />

Het kind, on<strong>de</strong>r het lopen naar zijn emmertje kijkend:<br />

‘Ja, zo is <strong>de</strong> zee.’<br />

Ma, vervolgens, in uiterste ligstand achter het scherm:<br />

‘Dit is pas leven.’<br />

De hond buigt zich <strong>voor</strong>over en blaft, tot tweemaal toe,<br />

in een vers gegraven kuil.<br />

‘Weer niets?’ Oma, met het tasje langszij, blijft als<br />

troosteres ongeëvenaard.<br />

Opa's hoed wordt als baken van wijsheid pas gelicht als er<br />

‘Bijna eb’ klinkt, wat<br />

het kind activeert. Duikbril, schepnet en emmertje paraat,<br />

maar lopen op zwemvliezen:<br />

‘Valt niet mee.’<br />

Het strandmeer is er niet alleen <strong>voor</strong> meeuw, man en kind:<br />

achter klapperen<strong>de</strong><br />

schermen leven vrouwen wel <strong>de</strong>gelijk met <strong>de</strong> taferelen mee.<br />

‘Allemaal visjes!’<br />

wordt enthousiast ontvangen, <strong>de</strong> wind doet rimpelen.<br />

Bij terugkomst<br />

wordt het moegestre<strong>de</strong>n kind getracteerd op lekker eten.<br />

‘En nu <strong>de</strong> verrassing,’<br />

aldus pa, die tot besluit <strong>de</strong> hond zijn druipen<strong>de</strong> bek onthult<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[4]<br />

Het kwispelen van een staart<br />

kondigt aan:<br />

<strong>de</strong> eerste wolk,<br />

25<br />

en als die na een blaf gevolgd wordt door een<br />

twee<strong>de</strong>, richten alle ogen (behalve van <strong>de</strong> meeuwen) zich opwaarts;<br />

bij<br />

<strong>de</strong> eerste don<strong>de</strong>rslag<br />

is het tijd <strong>voor</strong> actie, speels doch educatief gecombineerd met<br />

een kleine overhoring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toets van morgen. Ma begint, kind<br />

vult aan:<br />

‘Om(kle<strong>de</strong>n),<br />

af(breken),<br />

op(ruimen),<br />

in(pakken),<br />

in<strong>de</strong>rdaad, het duinpad (op), goed, en dan het traptre<strong>de</strong>n tellen,<br />

ja?’ Het autosleutels (zoeken) van pa komt er vervolgens nog bij<br />

en een vloek<br />

(van ma), tot achter snel beslaan<strong>de</strong> ruiten het zwijgen aanbreekt<br />

van eenie<strong>de</strong>r die - op zijn natst - toezag hoe twee<br />

visjes?! opmerkelijk kwiek <strong>de</strong> boulevard<br />

verlieten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[5]<br />

Tweemaal starten<br />

26<br />

en weg, weg is <strong>de</strong> auto, <strong>de</strong> door- en doornatte en tevens zilte,<br />

bleek - <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze gelegenheid door pa zelfs omgedoopt tot<br />

boot.<br />

Lichtelijk laverend <strong>de</strong> eerste straten door, met <strong>de</strong> wind op kop,<br />

zodat ma nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> snelweg peilt: ‘Iemand zeeziek?’<br />

Achter ruitenwissers<br />

op maximaal vermogen poneert pa overtuigend: ‘Het is vloed.’<br />

Pas als <strong>de</strong> hond slobberend uit het emmertje drinkt,<br />

constateert het kind verontwaardigd het<br />

totale gebrek<br />

aan<br />

zee rondom.<br />

Met<br />

‘Wat zullen we eten?’ hoopt ma<br />

het ongenoegen te keren, maar het antwoord<br />

‘Vis!’ uit opa's mond stemt moe<strong>de</strong>loos. - Toch maakt iets van zee<br />

hen, thuis aangekomen, blij, als <strong>de</strong> schoenen zijn<br />

leeggeklopt en pa memoreert aan<br />

hoe bij eb <strong>de</strong> zandbank<br />

was.<br />

Oma: ‘Keurig droog.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[6]<br />

27<br />

Goed gegeten wel, het buikje rond - wat veel misschien,<br />

maar gezond: vis die - zon<strong>de</strong>r verwijten<strong>de</strong> blik, zon<strong>de</strong>r<br />

vinnen ook en graten - keurig in blokjes met een<br />

korstje, op een bed van sla naar binnen gleed -<br />

in <strong>de</strong> namiddag op <strong>de</strong> bank nog even opspringend<br />

- met een boertje en wat zee -, meent het kind,<br />

als in herhaling op tv <strong>de</strong> eigen club op winst<br />

komt, alvorens ook hijzelf in zijn bed sla -,<br />

net als opa in zijn stoel,<br />

maar niet snurkend,<br />

slapen<br />

gaat.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Schemering<br />

[7]<br />

28<br />

Afwas gedaan - ‘nee, geen visjes’ -, onontkoombaar, ook op een<br />

zorgeloze dag als <strong>de</strong>ze;<br />

onontkoombaar ook<br />

<strong>de</strong> vraag die - nu ie<strong>de</strong>reen op zit- en ligcomfort verzameld is,<br />

bij <strong>de</strong> gloed van <strong>de</strong> avondzon? - nee,<br />

achter gesloten gordijnen<br />

in het licht van <strong>de</strong> tv - niet, nee, nog niet gesteld wordt<br />

rond koffietijd. Kijkend<br />

naar haar schou<strong>de</strong>rs<br />

rolt ma on<strong>de</strong>r een vingertop verveeld het eerste velletje met een<br />

laatste restje zee? - ‘nee,<br />

zeepsop, jongen!’ -<br />

op.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[8]<br />

Uit <strong>de</strong> tv,<br />

jongen in bed,<br />

hond languit,<br />

29<br />

pa van slag (weer een gezin zoveel rijker, niet zij). Dit<br />

zijn <strong>de</strong> condities waarop ma heeft gewacht na een dag die<br />

heerlijk was,<br />

‘geef toe’,<br />

want zelfs <strong>de</strong> grootou<strong>de</strong>rs genoten<br />

van het leven aan zee (zeker); dat overdui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> jongste<br />

daar<strong>voor</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijk was; stemt ma dankbaar, maar:<br />

‘geef toe’,<br />

het ravotten, graven, lachen<br />

en schreeuwen - en alle an<strong>de</strong>re gekoester<strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen aan <strong>de</strong> kust -<br />

zou<strong>de</strong>n nog volmaakter zijn met minstens nog een kind erbij,<br />

‘geef toe’ -<br />

(dat het huwelijksleven treurig stemt als ondanks <strong>de</strong> meest<br />

zwaarwegen<strong>de</strong> argumenten zelfs <strong>de</strong>ze dag besloten wordt met:<br />

‘Een hond is geen kind,<br />

ook al eet hij <strong>voor</strong><br />

twee.’)<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[9]<br />

Opa nog een borreltje, oma:<br />

‘Sap.’<br />

30<br />

Pa bier, ma wijn, muziek op <strong>de</strong> achtergrond - iets<br />

klassieks<br />

met piano -, altijd<br />

goed <strong>voor</strong> wat te bespreken staat<br />

als ma het over een an<strong>de</strong>re boeg gooit, met drank erbij:<br />

offensiever,<br />

in <strong>de</strong> groep.<br />

Ma: ‘Wordt het niet tijd <strong>voor</strong> nog een kind?’<br />

Oma: ‘Bij dit weer?’<br />

Opa: ‘Hartje zomer.’<br />

Ma: ‘Denk aan <strong>de</strong> zee!’<br />

Het oor<strong>de</strong>el van een an<strong>de</strong>re vrouw, op leeftijd, telt zwaar.<br />

Zowel in het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el als in het na<strong>de</strong>el, beseft<br />

pa,<br />

die een versnelling hoger pareert met: ‘Wel of geen kind<br />

erbij is ook een zaak <strong>voor</strong> mannen on<strong>de</strong>rling.’<br />

Oma: ‘Een twee<strong>de</strong> kind...’<br />

Opa: ‘Aan open zee?’<br />

Ma: ‘Ooit heb ik reddingszwemmen geleerd.’<br />

Oma: ‘Op kosten van <strong>de</strong> staat!’<br />

Recht daarboven schrikt op <strong>de</strong> aanvangshoogte van drie meter en<br />

vijfen<strong>de</strong>rtig centimeter het eerste kind - met in het<br />

kielzog <strong>de</strong> hond - wakker<br />

van:<br />

‘Jubeltenen?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[10]<br />

Grootou<strong>de</strong>rs<br />

- naar bed. Kind<br />

- weer ingeslapen,<br />

31<br />

kennelijk. Op <strong>de</strong> bank en <strong>de</strong> stoel daartegenover<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>alsnog slechts<br />

pogingen on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong><br />

eigen luchtcirculatie niet lui<strong>de</strong>r te doen klinken dan die van<br />

<strong>de</strong> partner en <strong>de</strong> wind.<br />

Maar klokslag elf uur<br />

ontvlamt ma in haar stoel; <strong>de</strong> opgezette halsslaga<strong>de</strong>rs (pa was<br />

gewaarschuwd) kondig<strong>de</strong>n aan het spervuur dat in werking treedt:<br />

het stemgeluid<br />

dat een echtgenoot gelukkig tijdig herkent - door woor<strong>de</strong>n als<br />

‘kind’ (vijfmaal klinkend, minstens),<br />

‘niet alleen’ (driemaal, waarschijnlijk),<br />

‘nu het nog kan’ (tweemaal, zeker),<br />

‘i<strong>de</strong>aal’ (meer<strong>de</strong>re keren), gecombineerd met<br />

‘beter, zoveel beter’,<br />

vandaag in een context die alles met zee te maken heeft,<br />

‘dit heerlijke dagje aan zee’ - als het wekmechanisme van een<br />

biologische klok.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[11]<br />

Voor wie niet luisteren wil:<br />

32<br />

<strong>de</strong> eerste slag (‘flets’) is<br />

slinks raak op het gladgeschoren gezicht<br />

van haar man, zon<strong>de</strong>r meelij, zon<strong>de</strong>r<br />

me<strong>de</strong>dogen<br />

uitgevoerd, hoewel niet met <strong>de</strong> vuist, maar met <strong>de</strong><br />

vlakke hand, vrouwen eigen.<br />

De eerste trap (‘bonk’) schampt<br />

gelukkig af op een leuning van <strong>de</strong> bank<br />

waarnaast <strong>de</strong> man zat op het moment van<br />

slaan,<br />

geflankeerd door een in gaaphouding verstar<strong>de</strong> hond.<br />

De twee<strong>de</strong> slag (‘pats’) blijkt<br />

door <strong>de</strong> vrouw die haar man even met<br />

schrikogen ziet kijken<br />

tussen <strong>de</strong> vingers van zijn <strong>voor</strong><br />

het gezicht gebrachte<br />

han<strong>de</strong>n door, al in kracht te zijn afgezwakt.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> slag (‘pfff’) gaat,<br />

halverwege afgebroken, over in een<br />

aai over <strong>de</strong> kop van <strong>de</strong><br />

hond die zich over <strong>de</strong> op onwennig naar a<strong>de</strong>m<br />

happen<strong>de</strong><br />

vis op het droge gelijken<strong>de</strong> speekselrijk ontfermt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Mid<strong>de</strong>rnacht<br />

[12]<br />

Deur dicht,<br />

en<br />

33<br />

kleren uit, waarna<br />

in vertrouw<strong>de</strong> beslotenheid klinkt: ‘Mooi bruin<br />

is niet verbrand.’<br />

Terwijl oma nog snel een gebedje pleegt, dimt het licht<br />

door opa's toedoen gepast,<br />

als vrucht van hun tientallen jaren samenzijn. Zodat zij<br />

- in het donker, horizontaal - bijna zeker met<br />

elkaars hoogtepunt van <strong>de</strong> dag<br />

in zullen slapen,<br />

zijwaarts<br />

gedraaid<br />

richting zee, nee: zeker<br />

(met het zand al tussen <strong>de</strong> tenen), zekerst!<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[13]<br />

In bed,<br />

ruggelings, met één oog<br />

spie<strong>de</strong>nd, mompelt opa:<br />

‘Genoeg.’<br />

34<br />

Helaas is <strong>de</strong> overhaaste eerste slag<br />

(altijd mis, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

ook)<br />

<strong>voor</strong> muggen slechts het <strong>voor</strong>spel van wat komen gaat,<br />

klokslag twaalf,<br />

in een kamer die zo'n 48 kubieke meter dwaas geroezemoes<br />

beslaat als slaapwarmte het hele vertrek vult, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

noemer:<br />

muggendans.<br />

De bloeddorst van een bejaar<strong>de</strong><br />

die (nog één keer, <strong>voor</strong>al<br />

<strong>voor</strong> zijn vrouw) niet eer<strong>de</strong>r rust dan dat hij<br />

in stilte<br />

een wand vol vlekken en vegen aanschouwt<br />

(van veraf tot dichtbij). Bij <strong>de</strong> laatste klap<br />

schuimbekkend<br />

‘Van mij’<br />

mompelend zijgt hij op bed neer met een onontkoombaar:<br />

‘Voorbij.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[14]<br />

Half een: wakker.<br />

Een uur: wakend. Half twee,<br />

35<br />

met hart en hoofd op één lijn <strong>de</strong> onttrokken<br />

lichaamssappen loodrecht oprijzend aan zijn voeten te weten,<br />

om half drie<br />

's nachts,<br />

liggend naast een vrouw die<br />

- gelukkig nooit<br />

met <strong>de</strong> taille<br />

van een<br />

wesp<br />

of<br />

met <strong>de</strong><br />

slankheid<br />

van een mug<br />

naast hem lag, maar<br />

altijd met dat mooie, ron<strong>de</strong> gezicht dat - statistisch<br />

en humanitair genoodzaakt is hem te overleven, ‘toe’.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[15]<br />

Oma zal zeker langer blijven leven, want<br />

wat ruikt haar haar nog lekker -<br />

en fris<br />

(naar zee).<br />

Wie wil dat niet? Met gesloten ogen te<br />

liggen en luisteren, in bed, en te horen -<br />

het ruisen<br />

(van zee).<br />

On<strong>de</strong>r zeil gaand keert opa zich gerust eens<br />

om, want eeuwig is <strong>de</strong> zee -<br />

haar geuren<br />

(en ruisen) -<br />

en nog eens om, zo dicht tegen haar aan,<br />

in <strong>de</strong> zekerheid dat zij hem - typische<br />

landrot - tot zich nemen zal,<br />

gedwee en pijnloos<br />

(inclusief het<br />

wrakhout <strong>de</strong>r<br />

prothe-<br />

zzz).<br />

36<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


[16]<br />

37<br />

Wie<br />

op zijn eerste Canonkleurenkiek<br />

in moe<strong>de</strong>rs armen lachend boven <strong>de</strong> golven staat afgedrukt<br />

en<br />

ondanks <strong>de</strong> tegenwind landinwaarts <strong>de</strong> opvoeding heeft<br />

doorstaan dankzij, me<strong>de</strong>, drie generaties snelle<br />

Gazellefietsen<br />

waarmee<br />

in het gedoe dat lief<strong>de</strong> heet later, aan zee, opnieuw<br />

kin<strong>de</strong>ren zijn grootgebracht die, in samenwerking met<br />

Levi'sjeans,<br />

<strong>de</strong> poezen vol Whiskasvis<br />

trouw van bakjes water hebben <strong>voor</strong>zien, zal<br />

op zekere nacht<br />

wakker schrikken en op het klamme <strong>voor</strong>hoofd iets<br />

<strong>de</strong>finitiefs voelen samentrekken - geen reklamerimpel.<br />

Op het moment dat in het donker oma on<strong>de</strong>r haar kussen tast<br />

en verschrikt uitroept:<br />

‘Waar is mijn zeester gebleven?’<br />

beseft opa (halleluja): ‘Dit is<br />

die nacht.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Aantekening<br />

38<br />

Een dagje aan zee werd geschreven bij <strong>de</strong> Symfonische dansen, op. 45 (versie <strong>voor</strong><br />

2 piano's), van Sergei Rachmaninov. De afzon<strong>de</strong>rlijke gedichten correspon<strong>de</strong>ren met<br />

on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong> muziekfragmenten. De gebruikte cd is die met <strong>de</strong><br />

pianisten Martha Argerich en Alexandre Rabinovitch (Tel<strong>de</strong>c, 1992).<br />

1. Non allegro (‘Middag’):<br />

00.00-00.20 (gedicht 1),<br />

00.20-02.40 (gedicht 2),<br />

02.40-07.07 (gedicht 3),<br />

07.07-08.16 (gedicht 4),<br />

08.16-09.29 (gedicht 5),<br />

09.30-10.51 (gedicht 6).<br />

2. Andante con moto (‘Schemering’):<br />

00.00-01.00 (gedicht 7),<br />

01.00-02.38 (gedicht 8),<br />

02.38-06.30 (gedicht 9),<br />

06.30-08.11 (gedicht 10),<br />

08.11-08.51 (gedicht 11).<br />

3. Lento assai - Allegro vivace (‘Mid<strong>de</strong>rnacht’):<br />

00.00-00.30 (gedicht 12),<br />

00.31-03.03 (gedicht 13),<br />

03.03-05.30 (gedicht 14),<br />

05.30-09.08 (gedicht 15),<br />

09.08-12.53 (gedicht 16).<br />

Eva Gerlach<br />

Dag<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


D. Hooijer<br />

Twee gedichten<br />

<strong>de</strong> laatste kerk op <strong>de</strong> heizee<br />

gesloopt, <strong>de</strong> muren, <strong>de</strong> daken<br />

<strong>de</strong> miniature armen en benen<br />

een ou<strong>de</strong> kapelvloer komt boven<br />

daaraan nog <strong>de</strong> a<strong>de</strong>m<br />

van <strong>de</strong> Maria-gebe<strong>de</strong>n<br />

graaf door, <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

werd wijn opgedrongen <strong>de</strong> verzoeken<br />

<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> tegenpartij<br />

graaf door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> potsol<br />

<strong>de</strong> steen met <strong>de</strong> bloedgoot<br />

dat bid<strong>de</strong>n was han<strong>de</strong>l<br />

nooit kniel<strong>de</strong> <strong>de</strong> slachter, nooit<br />

nam een god een beet<br />

van het offer - overwoog hij beloning.<br />

40<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ik ken niets van <strong>de</strong> dood, geen hand<br />

geen stap vlak is zijn terrein totdat<br />

we zwemmen in water<br />

zon<strong>de</strong>r bovenkant.<br />

Ik ken hem niet, ken hem steeds<br />

min<strong>de</strong>r steeds min<strong>de</strong>r juist<br />

vind ik zijn waarheid<br />

en ik vecht licht.<br />

Stel <strong>de</strong> egel voelt aan zijn stekels<br />

en knikt <strong>voor</strong> hij zich inrolt<br />

zo licht vecht ik,<br />

een duif wil het.<br />

41<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Tomas Lieske<br />

De wereld een dansfeest?<br />

1. Het verhaal van <strong>de</strong> verzamelaar<br />

42<br />

Die avond in Parijs zou<strong>de</strong>n we dineren in het restaurant ‘Les Ministères’. Lopend<br />

over <strong>de</strong> Boulevard Saint Germain raakte ik met mijn vriend <strong>de</strong> filmkenner in gesprek<br />

over Scorseses Taxi driver. Of hij ook niet vond dat het gewelddadige ein<strong>de</strong> leek op<br />

het ein<strong>de</strong> van Nabokovs Lolita en ik pakte hem bij zijn arm om hem over te halen<br />

mij bij te vallen. Hoe ik daar in godsnaam bij kwam.<br />

Enigszins bedremmeld zei ik als verontschuldiging dat ik mij <strong>de</strong> laatste tijd veel<br />

bezighield met het verzamelen van overeenkomsten tussen beeld en literatuur; foto's,<br />

film en literatuur. Mijn formuleringen wer<strong>de</strong>n komisch uitleggerig: hokje enerzijds,<br />

hokje an<strong>de</strong>rzijds. Dat kon wel wezen, maar wat had Taxi driver, een film uit 1976,<br />

nu met Nabokov te maken? Wanneer schreef Nabokov Lolita?<br />

‘1955. Dat schieten in Taxi Driver, dat maar niet op wil hou<strong>de</strong>n, waarmee Travis<br />

zich ontdoet van <strong>de</strong> pooier, dat kermisschieten, lijkt toch veel op het doodschieten<br />

van Clare Quilty. Te veel om toeval te zijn. Je herinnert je die hartverscheuren<strong>de</strong><br />

scène bij Lolita thuis waarin Humbert haar een laatste keer probeert te overre<strong>de</strong>n<br />

met hem mee te gaan.’<br />

Humbert rijdt naar Ramsdale, vraagt aan oom-tandarts het adres van het slachtoffer<br />

en loopt het grote huis binnen. Met zijn pistool, Makker genoemd, loopt hij door <strong>de</strong><br />

kamers, ontmoet Quilty en maakt zich bekend. Volgt een idioot gesprek. Dan richt<br />

hij op <strong>de</strong> voet van Quilty en drukt <strong>de</strong> trekker in. Klik. Bij een nieuwe poging het<br />

eerste schot: <strong>de</strong> kogel dringt in het dikke roze kleed. Ze vechten, Humbert weet het<br />

weggeslinger<strong>de</strong> pistool te heroveren en schiet opnieuw: <strong>de</strong> kogel treft een zwarte<br />

schommelstoel. Ze rennen een an<strong>de</strong>re kamer in, weer een schot en nu raakt <strong>de</strong> kogel<br />

Quilty in <strong>de</strong> zij. Op <strong>de</strong> trap vuurt Humbert, drie-, viermaal achtereen en verwondt<br />

Quilty bij elke knal. Intussen besmeert Quilty alles met zijn geronnen bloed. Hij<br />

sleept zich van kamer naar kamer, majesteitelijk bloe<strong>de</strong>nd. Dan richt Humbert op<br />

het hoofd en ‘met een golf koninklijk paars op <strong>de</strong> plek waar<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


43<br />

zijn oor had gezeten’, trekt Quilty zich terug in <strong>de</strong> slaapkamer. Uitein<strong>de</strong>lijk treft<br />

Humbert hem van heel dichtbij door <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens. Humbert raakt even van <strong>de</strong> kaart<br />

maar meent nu toch dat Quilty dood is: ‘een kwart van zijn gezicht verdwenen, en<br />

twee vliegen buiten zichzelf bij het dagen<strong>de</strong> besef van ongelooflijk geluk.’ Humbert<br />

wast zich, loopt naar bene<strong>de</strong>n, treft daar mensen aan die lachend reageren op zijn<br />

opmerking dat hij Clare Quilty heeft vermoord. Dan stapt hij <strong>de</strong> hal in. ‘Quilty had<br />

warempel naar <strong>de</strong> overloop weten te kruipen, en daar kon<strong>de</strong>n we hem zien spartelen<br />

en kokhalzen, en daarna, <strong>voor</strong>goed ditmaal, ineen zien zijgen tot een paarse hoop.’<br />

Filmkenner liep zwijgend naast me. Maar of hij nu verpletterd was door mijn<br />

precisie, mijn acribie als verzamelaar, mijn perfectionisme bij het opbergen en<br />

catalogiseren van allerlei beel<strong>de</strong>n? Veeleer trokken zijn schou<strong>de</strong>rs sceptisch omhoog.<br />

Hij ken<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scènes niet zulke bloe<strong>de</strong>rige afrekeningen. Ik hield vol.<br />

Dat kon wezen, wierp ik tegen, terwijl we <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> schoenenwinkel van John<br />

Lobb passeer<strong>de</strong>n, maar Taxi driver en Lolita had<strong>de</strong>n meer overeenkomsten. In bei<strong>de</strong><br />

werken een schier ein<strong>de</strong>loze autorit, en Jody Foster mag dan onaangeraakt blijven,<br />

Travis en Humbert Humbert zijn bei<strong>de</strong>n als volwassen man geïntrigeerd door een<br />

seksueel <strong>voor</strong>lijk kind. Bei<strong>de</strong> mannen vin<strong>de</strong>n dat hun lieveling ontvoerd of misbruikt<br />

is door <strong>de</strong>gene die ze gaan do<strong>de</strong>n. Ik trok filmvriend weg <strong>voor</strong> een aanstormen<strong>de</strong><br />

motor. ‘Het voetgangerslicht stond toch op groen,’ sputter<strong>de</strong> hij.<br />

Reveillon <strong>de</strong> la St Sylvestre; het jaar 2001 was bijna afgelopen. Wij had<strong>de</strong>n een tafel<br />

gereserveerd in het restaurant ‘Les Ministères’ in <strong>de</strong> Rue du Bac, waar ik vaker at<br />

en waar een chef-kelner bedien<strong>de</strong> die ik om zijn opvallen<strong>de</strong> gelijkenis met Turturro<br />

steeds John genoemd had. ‘Trouwens,’ hield ik vol, ‘<strong>de</strong> gedachte om die<br />

bloedwraakscène van Nabokov met film te vergelijken is door hemzelf al geopperd.<br />

Hij schrijft zelf: “In zijn uitgegeven vorm wordt dit boek, neem ik aan, gelezen in<br />

<strong>de</strong> eerste jaren van 2000 n.C.; en lezers op leeftijd zullen hier zeker terug<strong>de</strong>nken aan<br />

<strong>de</strong> verplichte scène in <strong>de</strong> wild-westfilms van hun kin<strong>de</strong>rtijd. Aan ons handgemeen<br />

ontbrak echter het os-verdoven<strong>de</strong> vuistgevecht, het vliegen<strong>de</strong> meubilair.” Dus wel<br />

film, maar geen wild west. Dat heeft Scorsese begrepen.’<br />

In<strong>de</strong>rdaad, Turturro, gaf mijn vriend <strong>de</strong> filmkenner toe. En toen, verbaasd: ‘Ken<br />

jij dat boek uit je hoofd?’<br />

Alles klopte die avond. Een tafel mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zaal; een welkom met een ‘cocktail<br />

pétillant et ses intentions’; <strong>de</strong> inbegrepen wijn werd onbekommerd<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


44<br />

op <strong>de</strong> tafel geplaatst; om halftwaalf <strong>de</strong> meisjes met <strong>de</strong> champagne. We had<strong>de</strong>n toen<br />

al <strong>de</strong> ‘saumon fumé’, <strong>de</strong> ‘cassolette d'escargots’, <strong>de</strong> ‘filet <strong>de</strong> boeuf en croûte à l'arôme<br />

<strong>de</strong> truffes’, <strong>de</strong> ‘crottin <strong>de</strong> chèvre’ gegeten en we kregen nog <strong>de</strong> ‘truffé au chocolat’,<br />

<strong>de</strong> ‘café’ en <strong>de</strong> ‘soupe à l'oignon au petit matin’. Tegelijk met <strong>de</strong> champagne wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> ‘cotillons’ rondge<strong>de</strong>eld, elke tafel werd <strong>voor</strong>zien van hoedjes, maskers, blaaspijpjes,<br />

schieterwten en serpentines. Op dat moment vond een won<strong>de</strong>r plaats.<br />

Achterin <strong>de</strong> zaal was een klein podium gebouwd, waarop gedanst kon wor<strong>de</strong>n en<br />

waar een ‘disk jokey’ muziek verzorg<strong>de</strong>. Dat dansen straal<strong>de</strong> een grote<br />

gemoe<strong>de</strong>lijkheid uit, omdat alle leeftij<strong>de</strong>n door elkaar op die dansvloer ston<strong>de</strong>n, van<br />

ou<strong>de</strong>, gebrekkige mensen tot jonge tieners. Bovendien nam een enthousiaste spastische<br />

jongen met zijn wil<strong>de</strong> lieve sprongen <strong>de</strong> halve dansvloer in beslag. Maar in <strong>de</strong> zaal<br />

zelf constateer<strong>de</strong>n we afwachten<strong>de</strong> nekken, hautaine blikken, achteloos mesgedraai<br />

en getrek van zeer verveel<strong>de</strong> gezichten; men was <strong>de</strong>ze feesten wel gewend, men<br />

feestte doorgaans in veel betere kringen, of we dat wel begrepen. Enfin, Proustiaanse<br />

<strong>de</strong>ftigheid dus. Maar nauwelijks was <strong>de</strong> papieren munitie uitge<strong>de</strong>eld, of er vloog een<br />

duivels plezier door <strong>de</strong> zaal. Dames lieten een kin<strong>de</strong>rlijk gekraai horen; plotseling<br />

zat een heer, die tot dat moment door een uiterst <strong>de</strong>ftig zwijgen <strong>de</strong> indruk had gewekt<br />

van allerhoogste kringen, met zijn blaaspijp stiekem erwten naar ons te schieten.<br />

Ou<strong>de</strong> dames bedierven hun lila doorluchtig kapsel door <strong>de</strong> geelastiekte hoedjes op<br />

te zetten, langslopen<strong>de</strong> kelners wer<strong>de</strong>n bekogeld met serpentines, John begon<br />

stelselmatig <strong>de</strong> dames ten dans te vragen, ver<strong>de</strong>rop trok een heer zijn jasje uit, <strong>de</strong><br />

muziek werd wil<strong>de</strong>r. We keken achter <strong>de</strong> schermen van het fatsoen. Het jaar 2001<br />

werd afgeschud, uitgetrokken en afgelegd. De spastische jongen kon zijn geluk niet<br />

op. Ou<strong>de</strong> mensen zaten uit te hijgen. De <strong>de</strong>ftigheid had plaats gemaakt <strong>voor</strong><br />

opwinding.<br />

Een jaar later. Opnieuw sluiten wij het jaar af samen met onze filmvrien<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong><br />

eerste dag van het jaar 2003 laat mijn filmvriend mij een foto zien. Een<br />

ballroomdanseres zit op een hoekbankje. De enorme roze jurk is om haar heen gevlijd<br />

als een <strong>de</strong>kbed. Het bruine lijfje en <strong>de</strong> lange handschoenen lijken doorzichtig en<br />

tinkelen van <strong>de</strong> glassteentjes. Zij houdt haar han<strong>de</strong>n op elkaar mid<strong>de</strong>n op het <strong>de</strong>kbed.<br />

De on<strong>de</strong>rste helft van <strong>de</strong> foto: roze schuim; <strong>de</strong> bovenste helft: karamelbruine<br />

achtergrondmuur die van rechts naar links steeds donker<strong>de</strong>r getint is. De foto is<br />

zoetig, snoepgoedachtig, bros als meringue.<br />

Ik ver<strong>de</strong>el als vanzelfsprekend <strong>de</strong> foto in vieren. Horizontaal in twee ge-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


45<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


46<br />

lijke <strong>de</strong>len en verticaal in twee gelijke <strong>de</strong>len zodat er vier rechthoeken ontstaan. De<br />

verticale lijn valt over <strong>de</strong> bovenarm van <strong>de</strong> danseres, <strong>de</strong> horizontale streep valt samen<br />

niet <strong>de</strong> bovenrand van <strong>de</strong> hoekbank en met <strong>de</strong> opvallen<strong>de</strong> manchetten van <strong>de</strong><br />

handschoenen die om <strong>de</strong> bovenarm van <strong>de</strong> danseres sluiten. Mijn blik wordt over <strong>de</strong><br />

roze jurk getrokken naar <strong>de</strong> rechthoek aan <strong>de</strong> rechterbovenkant van <strong>de</strong> foto. Daar<br />

eindigt <strong>de</strong> baljurk in een <strong>de</strong>colleté en in twee smalle schou<strong>de</strong>rbandjes. Daar zie ik<br />

<strong>de</strong> blote schou<strong>de</strong>rs en bovenarmen van <strong>de</strong> danseres en daarboven haar gezicht on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> strak naar achteren getrokken blon<strong>de</strong> haren. Dat won<strong>de</strong>rlijke gezicht wens ik<br />

ogenblikkelijk aan mijn verzameling toe te voegen.<br />

In tegenstelling tot alle geëtaleer<strong>de</strong> rust van armen en baljurk ligt op het gezicht<br />

met <strong>de</strong> gesloten ogen en <strong>de</strong> opengesper<strong>de</strong> neus en mond een uitdrukking van<br />

uitputting, van pijn bijna. Het zweet ligt als een film op <strong>de</strong> blote huid. Waar is <strong>de</strong><br />

dans gebleven bij <strong>de</strong>ze doodstille positie? De dans is naar binnen geslagen. Het<br />

gezicht lijkt in rust, lijkt te harmoniëren met <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> foto, maar verraadt <strong>de</strong><br />

steeds herhaal<strong>de</strong> beweging van <strong>de</strong> dans die alleen maar tot rust gebracht kan wor<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> buitenkant van het lichaam tot doodse stilte te dwingen. Zoals een vrouw<br />

die iets verschrikkelijks ziet en vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gil <strong>de</strong> hand <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mond slaat en<br />

bevriest; zoals een meisje dat verstart vlak <strong>voor</strong> het <strong>de</strong> klap ontvangt; zoals een dier<br />

dat in doodsnood alle beweging inhoudt maar intussen <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong> sprong berekent;<br />

zoals een topsporter die na <strong>de</strong> uitputten<strong>de</strong> prestatie even doodstil uitglijdt alvorens<br />

in <strong>de</strong> armen van <strong>de</strong> coach te vallen. De tegenstelling tussen implo<strong>de</strong>rend gezicht en<br />

explo<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> showjurk maakt <strong>de</strong> foto bijzon<strong>de</strong>r.<br />

De foto was gemaakt door Tara Fallaux. Ik maak een nieuwe la<strong>de</strong> in mijn hoofd:<br />

Tara Fallaux, geboren, opleiding en <strong>de</strong>rgelijke.<br />

2. Het verhaal van <strong>de</strong> lezer<br />

Mijn eerste verhaal las ik achter <strong>de</strong> kachel (‘Je brûle tout l'hiver’) en eigenlijk ben<br />

ik nooit daarachter vandaan gekomen. Een verhaal sleept me mee; ik kan er niet mee<br />

ophou<strong>de</strong>n; ik ben er verslaafd aan; <strong>de</strong>snoods zal ik er aan sterven.<br />

De wereld een dansfeest van Arthur van Schen<strong>de</strong>l behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tussen Daniel<br />

<strong>de</strong> Moralis en Marion Ringelinck. Twee mensen die een levensbedreigen<strong>de</strong> passie<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> dans koesteren, zich om die re<strong>de</strong>n onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken<br />

voelen, maar vrezen dat hun ritmes niet geheel overeenstemmen. Het belangrijkste<br />

muziekstuk is <strong>de</strong> Pavana Castillana. Zolang zij <strong>de</strong>ze dans niet met elkaar durven<br />

dansen, zijn zij niet geschikt <strong>voor</strong> elkaar.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>47</strong><br />

Marion is ervan overtuigd dat <strong>de</strong>ze dans, eenmaal geleerd, slechts ellen<strong>de</strong> zal brengen;<br />

toch is zij er aan verslaafd en zoekt zij haar hele leven naar <strong>de</strong> passen en naar hetzelf<strong>de</strong><br />

ritme als Daniel. Dit verlangen, <strong>de</strong>ze aantrekking en afstoting beheerst het hele boek.<br />

Waarom vertel ik over <strong>de</strong>ze roman? Omdat het boek niet één verhaal bevat, maar<br />

negentien. Het boek is opge<strong>de</strong>eld in negentien, tamelijk korte hoofdstukken, die titels<br />

hebben als: ‘het verhaal van <strong>de</strong> makelaar’; ‘het verhaal van <strong>de</strong> Indische dame’; ‘het<br />

verhaal van <strong>de</strong> leraar’ enzo<strong>voor</strong>ts.<br />

Negentien verhalen: het lijkt meer dan voldoen<strong>de</strong>, maar toch missen we nog twee<br />

verhalen. Van allerlei mensen krijgen wij <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis te horen,<br />

vanaf <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtijd in 1892 tot en met <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong>n in ongeveer 1926,<br />

maar nooit, tergend nooit, komen <strong>de</strong> twee minnaars zelf aan het woord. Onzekerheid<br />

troef. Wat weten wij, lezers van <strong>de</strong> twee verlief<strong>de</strong> hoofdpersonen? Zijn ze eigenlijk<br />

wel op elkaar verliefd of zijn ze eer<strong>de</strong>r bang <strong>voor</strong> elkaar? Wat weten wij van hun<br />

hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dans? De vertellers van <strong>de</strong> verhalen geven hun eigen versie, zij<br />

zijn buitenstaan<strong>de</strong>rs. Hoe eindigen hun verhalen? Met een vraag. ‘Was hier een te<br />

grote tegenstelling? Wat kon <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn? Wat an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> met haar<br />

mysteries.’; ‘Wij mensen, al menen wij nog zo wijs te zijn, wat begrijpen wij van <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong>?’; ‘Ach, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, laten we er maar niet van spreken.’; ‘er moest iets diepers<br />

achter zitten, maar dat zal <strong>voor</strong> ons wel verborgen blijven zo lang we leven. We<br />

kennen niet eens alles wat er in ons eigen hart verborgen ligt.’ Laat die twee zelf <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van hun lief<strong>de</strong> vertellen, <strong>de</strong>nk je, maar dat gebeurt niet. Er is geen<br />

zekerheid. Er blijven raadsels als in het leven. De alweten<strong>de</strong> verteller (die Van<br />

Schen<strong>de</strong>l in eer<strong>de</strong>re romans toch was) is nergens te bekennen.<br />

Twee mensen die elkaar niet kunnen bena<strong>de</strong>ren. Van Twee Conincskin<strong>de</strong>ren tot<br />

en met Hokwerda's kind heeft dit thema ontroerd en het zal blijven ontroeren. De<br />

lief<strong>de</strong> verslijt nooit, ook niet in <strong>de</strong> literatuur, mits <strong>de</strong> vorm overrompelt. Juist.<br />

Sentimentaliteit, melancholie: je accepteert het dank zij <strong>de</strong> vorm. Literatuur valt te<br />

waar<strong>de</strong>ren dank zij verbluffen<strong>de</strong> techniek en briljant taalvermogen.<br />

Alle vertellers praten en oor<strong>de</strong>len niet alleen over het danspaar maar ook over<br />

an<strong>de</strong>re personages. Als lezer beoor<strong>de</strong>el je evenzeer, maar vertrouw je teveel op <strong>de</strong><br />

een, dan beoor<strong>de</strong>el je het karakter van an<strong>de</strong>ren mogelijk verkeerd. Dat geeft<br />

verrassen<strong>de</strong> wendingen. De een blijkt veel aardiger, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r juist min<strong>de</strong>r betrouwbaar<br />

enzo<strong>voor</strong>t. Met terugwerken<strong>de</strong> kracht wordt dan ook het karakter van <strong>de</strong> verteller<br />

juister bepaald.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


48<br />

Behalve <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nissen van <strong>de</strong> hoofdpersonages Daniel en Marion volgje <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> bijpersonages. Je leest tussendoor hoe die een beroep kiezen,<br />

trouwen, sterven. Je leest hoe aanvankelijke antipathie omslaat in lief<strong>de</strong>; je herkent<br />

personages van vroeger. Het maakt het boek levendig. Hoe exact werken hier <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>tails. Het personage dat geïntroduceerd is als ‘jeugdvriendin’, vertelt dat ze Daniel<br />

al vanaf zijn zestien<strong>de</strong> kent. Dan pas weet je wie <strong>de</strong>ze jeugdvriendin is en bovendien<br />

besef je hoe levendig Daniel toen was en hoe vol verlangens en levenslust hij zat.<br />

Of een dun paarlencollier keert terug. En je begrijpt dat <strong>de</strong> vroegere eigenares het<br />

aan Marion geschonken heeft. En in je hart bedank je Mme <strong>de</strong> Ruzeaux <strong>voor</strong> haar<br />

lief<strong>de</strong>.<br />

Je leert veel meer mensen kennen, dan wanneer het boek een gebruikelijke<br />

constructie zou hebben gehad. De werkwijze van Van Schen<strong>de</strong>l in dit boek kan met<br />

recht caleidoscopisch genoemd wor<strong>de</strong>n. Dat versterkt het i<strong>de</strong>e dat je alles zo intens<br />

hebt meebeleefd. Je bent er zelf bij geweest. En ineens besef je: er is geen alweten<strong>de</strong><br />

verteller, maar je bent zelf een alweten<strong>de</strong> lezer.<br />

Ik ken iemand die overeenkomsten verzamelt tussen film of foto's en literatuur. Bij<br />

hem thuis zag ik foto's van Tara Fallaux. Waarom <strong>de</strong>nk ik tij<strong>de</strong>ns het lezen van De<br />

wereld een dansfeest aan die foto's en hoe zit het precies met die dans?<br />

Het laatste hoofdstuk is het hoofdstuk van <strong>de</strong> melancholicus, die zich afvraagt wie<br />

zich nu in godsnaam vergist heeft. Toen zij twaalf waren dansten zij, 's nachts in een<br />

gang, zij in het wit, hij in het zwart. Had hij haar toen <strong>de</strong> juiste maat moeten leren?<br />

Toen zij achttien waren kwamen zij dicht bij elkaar en daarna begon <strong>de</strong> twijfel. Wie<br />

is dat, <strong>de</strong> melancholicus?<br />

De verteller van het laatste hoofdstuk is het enige personage, dat door heel het<br />

boek opduikt en dat tegelijk vaag blijft. Vaag tot in zijn naam. ‘Een jongetje met<br />

blon<strong>de</strong> krullen, als Chinees in het zwart verkleed’; ‘Rinaldo en <strong>de</strong> achternaam iets<br />

als Sterrenwichelaar’; ‘iets als Rainaud Sterré - met nog een syllabe’; ‘mijnheer<br />

Raynaud, een beschei<strong>de</strong>n jongen die <strong>voor</strong> dokter had gestu<strong>de</strong>erd’; ‘een bewon<strong>de</strong>raar<br />

Renaud of Renold of Reinold die Marion het hof had gemaakt’. Hij en Marion (dat<br />

is in elk geval wél dui<strong>de</strong>lijk) had<strong>de</strong>n samen gelukkig kunnen wor<strong>de</strong>n, maar Marion<br />

kon niet op tegen <strong>de</strong> kracht die haar lichaam uitputte en die haar dwong zich geheel<br />

aan <strong>de</strong> dans te geven en aan Daniel te wij<strong>de</strong>n. Hoe ziet iemand eruit die zoiets<br />

overkomt? Dat zie je op <strong>de</strong> foto van Tara Fallaux. Kijk maar. Het is een pijnlijke<br />

uitputting die in haar lichaam <strong>de</strong> plaats heeft ingenomen van <strong>de</strong> dans en tegelijk is<br />

dit het directe gevolg van <strong>de</strong> dans. Zon<strong>de</strong>r dat je het exact kan aan-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


49<br />

wijzen, heb je steeds tij<strong>de</strong>ns het lezen van het boek van Van Schen<strong>de</strong>l het i<strong>de</strong>e dat<br />

hij een situatie beschrijft die <strong>de</strong> foto van Tara Fallaux uitbeeldt. De kleedster vertelt<br />

bij<strong>voor</strong>beeld over Marion die dan al weg is bij het ballet: ‘Ma<strong>de</strong>moiselle was vermoeid<br />

en stil, zij had een droevige trek om <strong>de</strong> lippen en soms sloeg zij <strong>de</strong> ogen naar mij op.<br />

Een kamer vol mensen die aan niets an<strong>de</strong>rs dachten dan aan een dans, en erover<br />

lachten en praatten met drukke woor<strong>de</strong>n, alsof er niet iets ernstigs on<strong>de</strong>r lag. Alleen<br />

zij, die er <strong>de</strong> genezing van verwachtte, was vervuld van <strong>de</strong> ware zin.’ En veel later,<br />

als Marion en Daniel getrouwd zijn en in Engeland in music-halls dansen, beschrijft<br />

een jongen die daar komt, het danspaar zo: ‘Deze keer keek ik scherper toe [...] Soms<br />

was het alleen <strong>de</strong> hand die een buiging maakte, maar je voel<strong>de</strong> hoe <strong>de</strong> twee dansers<br />

helemaal mooi waren, helemaal gelukkig. Helemaal misschien niet, daar kon Mary<br />

wel gelijk in hebben toen ze zei dat ze an<strong>de</strong>rs niet zo donker uit <strong>de</strong> ogen zou<strong>de</strong>n<br />

kijken. En Mr. Sedge dacht ook dat het pijn doet als het ritme zo diep zit. [...] De<br />

dansers moesten dikwijls terugkomen, je kon zien dat ze moe waren.’<br />

Zoals Van Schen<strong>de</strong>l aantoont hoe <strong>de</strong> dansers Marion en Daniel met hun lichaam<br />

en hun dansen het leven beleven, zo zit ook in <strong>de</strong>ze foto een overtuiging dat <strong>de</strong> gedane<br />

dansen al is het maar <strong>voor</strong> één ogenblik samen vallen met het leven zelf. En dat<br />

daarop uitputting moet volgen. Niks geen gewone mevrouw die na drie walsjes even<br />

bij moet komen. In dat geval zou zij olijk naar <strong>de</strong> fotograaf hebben gekeken in <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rstelling dat haar amechtig hijgen toch niet op <strong>de</strong> foto te zien zou zijn. Er<br />

zijn momenten tij<strong>de</strong>ns het lezen of tij<strong>de</strong>ns het dansen, dat het leven (en in zijn kern<br />

heeft dat met seksuele drift te maken) zich lijkt samen te ballen tot een flits van<br />

hel<strong>de</strong>rziendheid. (Nabokov: ‘het gelukzalige gevoel dat je <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> kant op kijkt.’)<br />

Tara Fallaux fotografeer<strong>de</strong> iemand die zo'n moment beleefd heeft.<br />

3. Het verhaal van <strong>de</strong> muziekdoosverkoper<br />

Mijn winkel ligt in <strong>de</strong> Passage du Perron. Vooral wanneer het herfstig licht <strong>de</strong> grote<br />

fontein van een spierwitte spetterstralenkring <strong>voor</strong>ziet, of wanneer, zoals nu, een<br />

lentezon <strong>de</strong> zachtwarme kleuren in <strong>de</strong> tuin van het Palais Royal oplicht, staat mijn<br />

winkel op <strong>de</strong> mooiste plaats van <strong>de</strong> stad. Uitverkoren winkels in <strong>de</strong> Passage du Perron:<br />

<strong>de</strong> ‘boutiques du palais royal’. Een gar<strong>de</strong> d'honneur, een corps d'élite. Per slot van<br />

rekening zijn wij het die ie<strong>de</strong>re dag <strong>de</strong> prinses van Valois langs zien rennen. Evi<strong>de</strong>nt,<br />

dat mijn winkel <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rste waar verkoopt. Wie wordt niet tegen <strong>de</strong> ruit gezogen,<br />

waarachter <strong>de</strong> muziekdoosjes staan uitgestald. Dozen als kwetteren<strong>de</strong><br />

rococo-beeldhouw-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


50<br />

werkjes, met gelief<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ksel gemonteerd die verlei<strong>de</strong>lijke menuetten kunnen<br />

uitvoeren, tot <strong>de</strong> eenvoudige, spiernaakte metalen mechaniekjes, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> liefhebber<br />

<strong>de</strong> ware verzamelobjecten zijn. Van wereldkampioen Mozart heb ik het meest<br />

verkocht, maar Strauss, Boccherini en Haydn doen het ook goed, evenals sommige<br />

kin<strong>de</strong>rliedjes en <strong>de</strong> eiapopeia's. Zelf vind ik het allermooiste <strong>de</strong> Slavische volksballa<strong>de</strong>,<br />

<strong>de</strong> dumka, met zijn treurnis in fismol. Rond het middaguur sluit ik <strong>de</strong> winkel en dan<br />

zit ik op een stoel <strong>voor</strong> het restaurant. Ik houd mijn winkel in <strong>de</strong> gaten en ik zie <strong>de</strong><br />

klanten naar <strong>de</strong> mechaniekjes turen. Op mijn ruit hangt <strong>de</strong> lijst van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig meest<br />

verkochte melodieën. Die klanten wijzen met al wat vinger is, glanzen met al wat<br />

ogen is, hun kin<strong>de</strong>ren zijn opgewon<strong>de</strong>n. Ik hoor hun arpeggio's van plezier en ik<br />

beluister hun gezang.<br />

Tweemaal in mijn pauze rent <strong>de</strong> prinses van Valois door <strong>de</strong> tuinen. Ik zou moeten<br />

opstaan om haar te begroeten, maar bij haar na<strong>de</strong>ring zit ik elfenbankgewijs<br />

vastgegroeid aan het geverfd metaal. Ik zie haar langslopen met geëtaleer<strong>de</strong> benen<br />

van kruis tot aan <strong>de</strong> platte schoenen, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> als waarmee <strong>de</strong> Bilbao-hardloper<br />

Michel Logroño ooit het Olympisch eremetaal heeft nagejaagd. Ik zit daar<br />

vastgeschroefd op een bank als een domme GIG, een Grand Invali<strong>de</strong> <strong>de</strong> Guerre. Nooit<br />

durf ik op te springen, nooit durf ik mijn jas uit te sprei<strong>de</strong>n, nooit het sjaloom over<br />

haar af te smeken. Schwamm drüber.<br />

Vandaag is het drukker dan an<strong>de</strong>rs. De knallen<strong>de</strong> pracht van <strong>de</strong> roze en witte bloesem<br />

maakt <strong>de</strong> tuin tot een lustoord. De stoelen rond <strong>de</strong> vijver zijn allemaal bezet. Schou<strong>de</strong>r<br />

aan schou<strong>de</strong>r zit men in <strong>de</strong> lentezon, <strong>de</strong> benen op <strong>de</strong> rand. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> uitbotten<strong>de</strong>, in<br />

het gelid staan<strong>de</strong> boompjes, na<strong>de</strong>rt een bruid. De memme, <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke sjankies,<br />

ernstig kijken<strong>de</strong> of lachen<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n als een sleep achter haar aan. Buitenlan<strong>de</strong>rs,<br />

Armenen, Azerbajdzjanen; folksongs van Berio. Er zullen foto's genomen wor<strong>de</strong>n;<br />

kin<strong>de</strong>ren komen aangerend. Een fotograaf loopt met een zilverkleurig ou<strong>de</strong>rwets<br />

toestel. Waar ontmoette ik <strong>de</strong> bruiloftsgast die <strong>de</strong> gewoonte had zijn drank niet door<br />

te slikken maar elke teug na korte tijd terug te spugen in zijn eigen glas? Afhankelijk<br />

van wat hij daarbij at, pistaches, camembert, olijven, asperges, gefrituur<strong>de</strong> inktvis,<br />

werd <strong>de</strong> inhoud van zijn glas steeds troebeler en zwommen in zijn witte wijn of zijn<br />

anijsdrank dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vlokken van <strong>de</strong> groente, het gruis van <strong>de</strong> noten en <strong>de</strong><br />

hagelsnoeren van het gefrituur<strong>de</strong> zeebanket. Werd <strong>de</strong> drank te pasteus, dan zette hij<br />

zijn glas op een tafel neer, nam een nieuw glas en het vreem<strong>de</strong> vullen begon van<br />

<strong>voor</strong>af aan. In <strong>de</strong> loop<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


51<br />

van <strong>de</strong> avond namen steeds meer gasten aanstoot aan dit gedrag. Het glas werd <strong>de</strong><br />

spugen<strong>de</strong> drinker uit <strong>de</strong> hand geslagen; hij werd buiten geworpen.<br />

De bruiloftsgasten hebben <strong>de</strong> plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eeuwigduren<strong>de</strong> herinnering gevon<strong>de</strong>n;<br />

<strong>de</strong> bruid wordt door drie vrouwen extra opgetuigd, tot ze ‘eruit ziet als <strong>de</strong> dageraad,<br />

schoon gelijk <strong>de</strong> maan, zuiver als <strong>de</strong> zon, schrikkelijk als slagor<strong>de</strong>n met banieren’.<br />

De winkels on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bogen hebben artistieke pretenties. Zo is Le prince jardinier,<br />

in gaar<strong>de</strong>nieraccessoires als gieters, harken en klompen, ervan overtuigd een boutique<br />

te zijn; al hun tuinkleding komt <strong>voor</strong> op schil<strong>de</strong>rijen van Caillebotte, Renoir of Monet.<br />

An<strong>de</strong>re winkels hangen hun ruimtes van tijd tot tijd vol met schil<strong>de</strong>rijen of foto's:<br />

tentoonstellingen, compleet met vernissage bij <strong>de</strong> opening. Dat wil zeggen<br />

cultuursnobs, ongles-bleus, drinken<strong>de</strong> kletsers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bogen zodat niemand er meer<br />

langs kan.<br />

Ver<strong>de</strong>rop, in <strong>de</strong> parfumwinkel (all the perfumes of Arabia), hingen laatst foto's.<br />

Tara Fallaux Photographies stond met grote letters op <strong>de</strong> ruit geschreven. Direct<br />

schoten mij <strong>de</strong> bijpassen<strong>de</strong> muziekdoosjes te binnen. Men<strong>de</strong>lssohn; Verdi's Nabucco;<br />

Vivaldi. Foto's van brui<strong>de</strong>n, afgebeeld op het moment dat ze wer<strong>de</strong>n aangekleed, dat<br />

ze even een pauze namen <strong>voor</strong> ze zich lieten wegvoeren. De foto's toon<strong>de</strong>n niet <strong>de</strong><br />

glorie maar <strong>de</strong> haken en ogen. Een bruid die angstig wegdook in een kast, een bruid<br />

met bult omdat er on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jurk iets verschikt moest wor<strong>de</strong>n, brui<strong>de</strong>n in corselet. Dit<br />

waren <strong>de</strong> laatste intieme momenten tussen <strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n. Maar, Eloï,<br />

Eloï, wat een diep verlangen sprak er uit die foto's. Want het kon niet an<strong>de</strong>rs of <strong>de</strong><br />

fraai verlichte heenweg van het aankle<strong>de</strong>n riep <strong>de</strong> donkere, geheimzinnige sluipweg<br />

terug van het uitkle<strong>de</strong>n in gedachten. (Met al het doornig struikgewas van schampere<br />

mislukking en teleurstelling.) Dit waren geen mo<strong>de</strong>rne mei<strong>de</strong>n zoals <strong>de</strong> prinses van<br />

Valois die hier twee keer per dag met etalagebenen langs rent; dit waren schuchtere,<br />

traditionele brui<strong>de</strong>n boor<strong>de</strong>vol spanning omdat ze tegen het mid<strong>de</strong>rnachtelijk uur<br />

oog in oog met het restant van hun leven zou<strong>de</strong>n staan, een vreem<strong>de</strong> snor, een<br />

fanatieke tan<strong>de</strong>npoetser. Het diepe verlangen naar geluk. Als alles goed gaat. Maar<br />

wie zegt dat het goed gaat? Is het met mij goed gegaan?<br />

Wanneer Ariël mijn maag en lever op <strong>de</strong> schalen legt en wanneer uit <strong>de</strong> weging<br />

blijkt dat ik toch enigszins tot nut ben geweest, dan zal ik dat louter aan <strong>de</strong> muziek<br />

te danken hebben. Want evenals <strong>de</strong> muziek wordt <strong>voor</strong>tgebracht door <strong>de</strong> pinnen en<br />

<strong>de</strong> staafjes, zo verkoop ik <strong>de</strong> dozen, maar ikzelf ben gelijk het onversier<strong>de</strong> ijzeren<br />

mechaniekje.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


52<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


53<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


54<br />

Ik ben alleen gebleven, maar in bed houd ik altijd een kommavormige plaats vrij. Ik<br />

weet waarom ik op die bruiloft mijn drank in mijn glas liet terugvloeien. Ik wou<br />

genieten van <strong>de</strong> smaak maar ik was bang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> alcohol. De alcohol bracht risico's<br />

met zich mee, zorgeloosheid. Ik spuw<strong>de</strong> <strong>de</strong> alcohol terug, maar ik had niet in <strong>de</strong><br />

gaten dat mijn drank steeds onaangenamer werd. Ik dacht met kleine muzikale teugen<br />

van het leven te genieten, maar ik durf<strong>de</strong> <strong>de</strong> risico's niet aan. Mijn leven is onsmakelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n. Dieu le veut.<br />

Da capo. Mijn pauze is <strong>voor</strong>bij; ik begeef mij naar <strong>de</strong> winkel. Die Armeniërs vlak<br />

<strong>voor</strong> mij weten hoe het hoort. De bruid is zoetjesaan klaar. Zij is berookt met mirre<br />

en wierook en met allerlei poe<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s reukwerkberei<strong>de</strong>rs. Zij mag niet meer bewegen;<br />

ze hebben een bankje op het gras geplaatst en gniffelend is <strong>de</strong> bruidsjurk opgetild<br />

en over het bankje getild. De bruid zit, om haar heen is <strong>de</strong> jurk gedrapeerd. Het lijkt<br />

alsof ze knielt en nu beseft dat ze begint aan een leven van <strong>de</strong>emoedige on<strong>de</strong>rwerping.<br />

De mannen om haar heen kijken op haar neer. Ik mompel een laatste vers uit ons<br />

Hooglied: <strong>de</strong> dudaim geven reuk, en aan onze <strong>de</strong>uren zijn allerlei e<strong>de</strong>le vruchten,<br />

nieuwe en ou<strong>de</strong>; o mijn liefste! die heb ik <strong>voor</strong> u weggelegd.<br />

4. Het verhaal van <strong>de</strong> danseres<br />

‘Ik ben die ben,’ sprak God tot Moses. Oneerbiedig vergelijkend, kan ìk zeggen: ‘Ik<br />

dans die dans.’ Ik ben er altijd geweest. In verschillen<strong>de</strong> versies, in verschillen<strong>de</strong><br />

verschijningen. Een van <strong>de</strong> bekendste varianten, is mijn dans als Salome.<br />

Ik ben talloze malen geportretteerd; er is wat over mij afgeschreven. In een essay<br />

met <strong>de</strong> prachtige titel Salome and the dance of writing plaatst <strong>de</strong> Amerikaanse<br />

literatuurprofessor Françoise Meltzer portret in beeld tegenover portret in tekst. Zij<br />

spreekt over Salammbô van Flaubert, over Gustave Moreau die mij vaak schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

en over A Rebours van Huysmans waarin uitvoerig verteld wordt hoe mijn portretten<br />

aan <strong>de</strong> muur hangen in het appartement van Des Esseintes.<br />

Mijn verhaal is bekend. Herodias was mijn moe<strong>de</strong>r en Philippus mijn va<strong>de</strong>r. Mijn<br />

moe<strong>de</strong>r liep weg bij Philippus en trouw<strong>de</strong> opnieuw met mijn oom Hero<strong>de</strong>s Antipas.<br />

Johannes beweer<strong>de</strong> woe<strong>de</strong>nd dat zij bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Mozaïsche wetten overtra<strong>de</strong>n. Om <strong>de</strong><br />

verjaardag van Hero<strong>de</strong>s op te luisteren hitste ik al dansend <strong>de</strong> gasten op en vroeg als<br />

beloning het hoofd van Johannes. Marcus en Mattheüs vertellen over mij, maar<br />

von<strong>de</strong>n mij zo onbelangrijk dat ze niet eens mijn naam noem<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


55<br />

Hoe Françoise Meltzer mijn dans, die veelzeggend genoeg noch in het evangelie,<br />

noch bij Huysmans beschreven wordt, op treffen<strong>de</strong> wijze maakt tot een metafoor<br />

<strong>voor</strong> het schrijven, moet u zelf beslist lezen. Het is niet mijn taak haar essays hier<br />

na te vertellen. Mij trof een an<strong>de</strong>re formulering van haar: ‘There is always a dance,<br />

always a woman dancing - and her name is Salome.’<br />

In een voetnoot bij het essay wijst zij erop dat het Salome-verhaal gelezen en<br />

geïnterpreteerd moet wor<strong>de</strong>n in het grotere verband. Direct op <strong>de</strong> onthoofding van<br />

Johannes volgt het won<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> bro<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> vissen. Dat verwijst naar het rond<strong>de</strong>len<br />

van het voedsel bij het Laatste Avondmaal en <strong>de</strong> instelling van <strong>de</strong> Eucharistie en dat<br />

verwijst weer naar <strong>de</strong> kruisiging. Tot zover <strong>de</strong> voetnoot. Mijn dans zit klem tussen<br />

(offer)dood en voedsel; hoezo niet belangrijk?<br />

De combinatie van zo'n verlei<strong>de</strong>lijke dans en voedsel is al vroeg begrepen. Terwijl<br />

Gustave Moreau, Lucien Levy-Dhurmer, Odilon Redon en an<strong>de</strong>re symbolisten <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> erotiek benadrukten, kozen <strong>de</strong> Renaissancisten, bij wie <strong>de</strong> bijbel<strong>voor</strong>stelling ook<br />

al mateloos populair was, <strong>de</strong> feestelijke dis als <strong>de</strong>cor. Het bronzen relief van Donatello<br />

in het baptisterium te Siena, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen van Masolino en Benozzo Gozzoli: steeds<br />

een tafel met spijzen op schalen. Het schil<strong>de</strong>rijtje van <strong>de</strong> Maestro <strong>de</strong>lla Historia<br />

Fri<strong>de</strong>rici et Maximiliani speelt zich buiten af. Drie vrouwen hou<strong>de</strong>n een schaal op<br />

om het hoofd van Johannes uit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> beul te ontvangen. De vrouwen<br />

hebben alles, houding, belangstelling, hoeddracht, kleding, van drie dames die op<br />

<strong>de</strong> groentemarkten <strong>de</strong> beste waar uitzoeken.<br />

Dan <strong>de</strong> combinatie van dans en dood. Een kennis beval mij <strong>de</strong> roman De wereld<br />

een dansfeest aan. Het eerste verhaal trof mij zo sterk dat ik niet ver<strong>de</strong>r durf<strong>de</strong> te<br />

lezen. De moe<strong>de</strong>r van Daniel legt <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> jongen uit. De<br />

laatste naam: ‘En Walewijn, wat dat beduidt? C'est l'amour, monsieur, le grand et le<br />

petit amour, et je vous dis qu'il l'aura en abondance.’ Vervolgens spreekt zij <strong>de</strong> hoop<br />

uit dat hij maat kan hou<strong>de</strong>n en zij citeert: ‘Heer Halewijn zong een lie<strong>de</strong>ke klein, Al<br />

wie het hoor<strong>de</strong> wou bij hem zijn...’ Toen <strong>de</strong> koningsdochter Lucinje bij hem wou<br />

zijn, eindig<strong>de</strong> alles in treurspel: ‘Daar werd gemaakt een groot banket, Het hoofd<br />

werd op <strong>de</strong> tafel gezet...’ De jongen vraagt: ‘Wie zijn hoofd, van Lucinje of van <strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>r?’<br />

Als we <strong>de</strong> namen Walewijn en Halewijn gelijkstellen, krijgen we hier <strong>de</strong> gruwelijke<br />

<strong>voor</strong>spelling dat <strong>de</strong> jonge Walewijn met zijn leven zal moeten<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


56<br />

boeten als hij geen maat kan hou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> en <strong>de</strong> muziek (=dans). En hetzelf<strong>de</strong><br />

geldt <strong>voor</strong> zijn prinses, want het antwoord op <strong>de</strong> laatste vraag van <strong>de</strong> jongen luidt<br />

natuurlijk ‘van bei<strong>de</strong>n’.<br />

Het hoofd werd op <strong>de</strong> tafel gezet. Tot in <strong>de</strong> films van Indiana Jones komt een<br />

veelgebruikte variant <strong>voor</strong> van het geserveer<strong>de</strong> mensenhoofd: <strong>de</strong> smakelijke<br />

apensche<strong>de</strong>l. De hersens, al of niet op ijs, wor<strong>de</strong>n uitgelepeld. Rond 1980 wer<strong>de</strong>n in<br />

het Rozengrachttheater tij<strong>de</strong>ns een <strong>voor</strong>stelling over King Kong plastic<br />

namaakapensche<strong>de</strong>ltjes geserveerd. Een los hoofd is een gruwelijk verschijnsel. Juist<br />

het raadsel van <strong>de</strong> gezichtsuitdrukking die in een soort doodlopen<strong>de</strong> eenrichtingsstraat<br />

verstard is, treft ons diep. Mij gaat het om <strong>de</strong> dans, maar wat ik zou willen aantonen,<br />

is <strong>de</strong> diepe wond die <strong>de</strong> dans kan slaan als <strong>de</strong> danser geen maat kan hou<strong>de</strong>n. Want<br />

we hoeven <strong>de</strong> verhalen misschien niet letterlijk te nemen, een foto kan aantonen dat<br />

we op allerlei manieren onze kop kunnen verliezen.<br />

Wie over mij schreef, was onmachtig <strong>de</strong> dans zelf te beschrijven. Sensualiteit,<br />

gezichtsuitdrukking, jaloezie of opwinding van toeschouwers <strong>de</strong>snoods, dat wel,<br />

maar niet mijn passen, mijn zwierige draaien en mijn precieze bewegingen die <strong>de</strong><br />

gratie van <strong>de</strong> dans uitmaken. Wel mijn erotische uitstraling, niet <strong>de</strong> manier hoe ik<br />

mij bewoog of hoe ik mij verlei<strong>de</strong>lijk ontblootte. Wel <strong>de</strong> symboliek, niet <strong>de</strong> dans<br />

zelf. Ook een foto kan <strong>de</strong> dans zelf niet in beeld brengen. Maar toen ik gefotografeerd<br />

werd door Tara Fallaux, <strong>de</strong> dans nog in mijn roze kleding, <strong>de</strong> uitputting op mijn<br />

bezwete gezicht, was het op slag dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> dans mij volledig bezit en dat ik<br />

dans ‘alsof mijn leven ervan afhangt’. Dans en Dood: veel ver<strong>de</strong>r kan fotografie niet<br />

gaan. Wil je nog meer uitbeel<strong>de</strong>n dan is er een tijdsfactor nodig en dan kom je bij<br />

film. Film en dans. Ja! Dat is een beproef<strong>de</strong> combinatie. Laat ik mij beperken tot één<br />

regisseur: Visconti.<br />

Uit 1969 stamt The Damned (La caduta <strong>de</strong>gli <strong>de</strong>i). De film beschrijft <strong>de</strong> val van<br />

<strong>de</strong> familie Von Essenbeck, staalgiganten die in <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> nazi's geraken en<br />

tegelijk <strong>de</strong> weg <strong>voor</strong> die nazi's hebben geplaveid. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> film zien we zoveel<br />

kwaad dat het huwelijk van Herodias en haar zwager Hero<strong>de</strong>s Antipas een vrolijk<br />

familiefeestje is. Bij The Damned zou een leger Johannesen nodig zijn om <strong>de</strong><br />

aanstichters van het kwaad tot <strong>de</strong> or<strong>de</strong> te roepen. Er is slechts één Johannes (Herbert)<br />

maar die is onmachtig en hij wordt bovendien vervangen door <strong>de</strong> SA-er Konstantin.<br />

En die wordt weer vermoord tij<strong>de</strong>ns een feest met vele an<strong>de</strong>re bruinhem<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> serpentines (een Duitse versie van <strong>de</strong> Franse ou<strong>de</strong>jaarsavond-cotillons).<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


57<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste expressionistisch geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> (kleurige vlekken, extreme<br />

houdingen) scène arriveert <strong>de</strong> erfgenaam en ‘kroonprins’ Martin als nazi. Hij heeft<br />

al aangekondigd dat hij alles af zal pakken van zijn moe<strong>de</strong>r en haar minnaar, die ten<br />

onrechte <strong>de</strong> plaats van zijn va<strong>de</strong>r heeft ingenomen. Hij heeft zijn moe<strong>de</strong>r verkracht.<br />

Hij ensceneert nu het huwelijk tussen zijn moe<strong>de</strong>r Sophie en haar minnaar Frie<strong>de</strong>rich.<br />

Hij heeft wat vrien<strong>de</strong>n meegenomen, zegt hij, om het feest luister bij te zetten. Zijn<br />

moe<strong>de</strong>r heeft een Japans wit geschminkt gezicht en knikt dwaas <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> gasten<br />

toe. Het paar wordt <strong>de</strong> kamer ingestuurd, Martin zet twee ampullen neer, er wor<strong>de</strong>n<br />

twee soldaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geposteerd. En ziet u mij tegen <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r van Martin<br />

hangen, dansend op <strong>de</strong> naargeestige melodie van ‘Nachts ging das Telefon’. Wij<br />

dansen tot Martin <strong>de</strong> zelfmoord van Sophie en Frie<strong>de</strong>rich heeft vastgesteld.<br />

Ook in an<strong>de</strong>re films van Visconti zie je <strong>de</strong> combinatie van dans en dood. Ik heb<br />

altijd gevon<strong>de</strong>n dat Björn Andresen als Tadzio een ballet uitvoert. Zijn blikken bij<br />

<strong>de</strong> eerste ontmoeting, zijn dans om <strong>de</strong> palen van <strong>de</strong> strandtent, zijn dwaaltocht door<br />

<strong>de</strong> stad en <strong>voor</strong>al het slotbeeld waarbij hij zijn arm heft in een klassiek balletgebaar.<br />

Gustav von Aschenbach probeert dit ballet mee te dansen. Hij wordt zelfs geschminkt<br />

als danser. Maar het is te zwaar <strong>voor</strong> hem. Zijn lichaam en zijn geest kunnen het niet<br />

aan. Hij overziet zijn leven, alles is mislukt. Zijn symfonie is uitgefloten, ‘La tua<br />

musica è morta,’ zegt Alfried tegen hem. Zijn kind is dood, hij heeft zijn vrouw<br />

verlaten. Zijn lichaam is ziek, zijn hartverlamming heeft zich al aangekondigd. Vanaf<br />

<strong>de</strong> eerste ontmoeting met <strong>de</strong> ‘vecchio travestito’ tot <strong>de</strong> doodsdruppel van <strong>de</strong> haarverf<br />

over het witgemasker<strong>de</strong> gezicht is dit een doodsballet.<br />

In Il Gattopardo zitten in <strong>de</strong> ene zaal <strong>de</strong> dames in <strong>de</strong> baljurken. Om <strong>de</strong> drukken<strong>de</strong><br />

hitte te verdrijven wapperen zij driftig met <strong>de</strong> waaiers en laten daarbij een vreemd<br />

hoog vogelgekwetter horen. In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaal staan <strong>de</strong> mannen, militairen die on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re spreken over <strong>de</strong>serteurs en over <strong>de</strong> executies die <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag zullen<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n. Wij, het jonge paar, dansen. De ou<strong>de</strong> don Fabrizio gedraagt zich als<br />

Gustav von Aschenbach: hij praat met ons over <strong>de</strong> dood, hij treurt <strong>voor</strong> een schil<strong>de</strong>rij<br />

waarop een do<strong>de</strong> te zien is. Na een laatste dans met mij, bekijkt hij zichzelf in <strong>de</strong><br />

spiegel. Alles is <strong>voor</strong> hem afgelopen, <strong>de</strong> luipaard heeft geen kracht meer, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

Siciliaanse waar<strong>de</strong>n zijn verloren. Ik zie hem eenzaam weglopen tussen <strong>de</strong> laatste<br />

dansers.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


5. Het verhaal van <strong>de</strong> fotografe<br />

58<br />

Ik ben geboren in 1972 in het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis. Ik heb twee jaar<br />

lang on<strong>de</strong>rwijs gevolgd aan <strong>de</strong> filmaca<strong>de</strong>mie. Ik wil<strong>de</strong> iets doen met mise-en-scène;<br />

met beweging; eigenlijk wil<strong>de</strong> ik films over dans maken. Dat werd daar vreemd<br />

gevon<strong>de</strong>n: in zulke films zat geen dialoog, het was te experimenteel; ik moest eerst<br />

gewoon filmen, het vak leren. Daar ben ik op afgeknapt en ik ben overgestapt naar<br />

<strong>de</strong> Rietveld-aca<strong>de</strong>mie, af<strong>de</strong>ling ‘audiovisueel’. Dat leek me wel wat. Daar kon ik<br />

ver<strong>de</strong>r gaan met mijn films over dans. Maar dat mocht niet. Ik moest alles afleren<br />

wat ik op <strong>de</strong> filmaca<strong>de</strong>mie had geleerd. ‘Ga maar tekenen’ zei<strong>de</strong>n ze en ver<strong>de</strong>r werd<br />

ik aan mijn lot overgelaten. Ik voel<strong>de</strong> me daar absoluut niet op mijn plek; ik vond<br />

het een vreselijke tijd.<br />

Toch had <strong>de</strong> Rietveld-opleiding een positieve kant, want er beston<strong>de</strong>n<br />

uitwisselingsprogramma's. Ik wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad uit. Altijd Amsterdam werd me wat<br />

benauwd. Ik heb een uitwisseling aangevraagd, ik wil<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten,<br />

waar ik ongeveer an<strong>de</strong>rhalf jaar had gewoond met mijn va<strong>de</strong>r, toen ik 6, 7 jaar oud<br />

was. Ik kon naar Pittsburgh, Carnegie Mellon University. Het was <strong>de</strong> bedoeling dat<br />

ik daar drie maan<strong>de</strong>n zou blijven; in die tijd moest ik contact hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

Rietveld-opleiding. Ze reageer<strong>de</strong>n helemaal niet op mijn berichten. Ik kon mijn<br />

verblijf in Pittsburgh telkens verlengen en uitein<strong>de</strong>lijk ben ik twee jaar gebleven. Ik<br />

heb daar veel geleerd: vi<strong>de</strong>o, computertechnieken, editen, fotografie. Bovendien zat<br />

ik op <strong>de</strong> School of Fine Arts, een ‘college’-systeem met verschillen<strong>de</strong> af<strong>de</strong>lingen en<br />

als uitwisselingsstu<strong>de</strong>nt mocht ik kiezen. Ik heb cursussen gevolgd in print-technieken,<br />

in Franse film-geschie<strong>de</strong>nis, in theaterbelichting. Ik heb samen met een choreograaf<br />

een dansfilm kunnen maken (First She Said Yes) dankzij een Choreographer's<br />

Continuum '98 Grant. Ik heb vi<strong>de</strong>o-achtergron<strong>de</strong>n gemaakt <strong>voor</strong> dans<strong>voor</strong>stellingen.<br />

Ik ben cameravrouw geweest en editor <strong>voor</strong> universiteitsfilmpjes.<br />

Na Pittsburgh kon ik <strong>de</strong> Rietveld afmaken en daar een diploma halen, of ik kon<br />

naar New York. Het werd New York. In 1998 ben ik naar New York gegaan, zon<strong>de</strong>r<br />

baan, zon<strong>de</strong>r huis. Eerst bij vrien<strong>de</strong>n gelogeerd, toen vond ik een ‘sublet’, een<br />

on<strong>de</strong>rverhuur<strong>de</strong> kamer, op <strong>de</strong> Avenue A mid<strong>de</strong>n in East Village. Ik ben in New York<br />

naar Dana Lixenberg gegaan en heb haar mijn portfolio laten zien. Tot mijn grote<br />

verrassing bel<strong>de</strong> zij mij op dat ik bij haar kon komen assisteren. Ik ben één jaar<br />

assistent van Dana Lixenberg geweest.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls had ik in Pittsburgh een aankondiging gezien van een workshop met<br />

Nan Goldin. Ik heb twintig dia's opgestuurd en toen ik in New<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


59<br />

York zat hoor<strong>de</strong> ik dat ik was uitgekozen. Vier Amerikanen (on<strong>de</strong>r wie ik) en vier<br />

Japanners hebben in Yamaguchi, Japan, een workshop met Nan Goldin gedaan.<br />

Belangrijk <strong>voor</strong> mij was dat Yamaguchi een soort kunstdorp was, waar veel muziek<br />

gemaakt werd, veel werd gedanst. Ik ontmoette daar veel dansers die in New York<br />

woon<strong>de</strong>n. Ik ben met veel dansers bevriend geraakt. Ik kwam daarna heel gemakkelijk<br />

in die Newyorkse down-town danswereld, in al die kleine theaters.<br />

Eigenlijk ben ik New York zon<strong>de</strong>r fotocamera binnengekomen en pas door Dana<br />

Lixenberg ben ik fotografe gewor<strong>de</strong>n. Dit is toch wat ik wil<strong>de</strong> besefte ik. Ik had<br />

alleen geen echte opleiding in <strong>de</strong> fotografie, ik moest het zelf uitzoeken, in workshops<br />

en bij Dana. Ik heb van die dansfilms veel geleerd, maar ik heb er nu niet zoveel zin<br />

meer in. Het is ook iets gemakkelijker je brood met fotografie te verdienen dan met<br />

vi<strong>de</strong>o.<br />

Elle vroeg me <strong>voor</strong> een serie over ‘brui<strong>de</strong>n vóór tien uur’, brui<strong>de</strong>n op het moment<br />

dat ze zich klaarmaken <strong>voor</strong> het huwelijk. Je komt als fotograaf dan heel dicht bij<br />

een spannend, zeer intiem moment. De serie ‘brui<strong>de</strong>n’ gaat over lichamen en over<br />

zenuwen. Je moet heel alert zijn om het goe<strong>de</strong> beeld te maken, want het zijn geen<br />

portretten.<br />

Ik heb niet het gevoel dat ik me kan verschuilen achter mijn camera. Ik vind het<br />

toch gênant. Ik word zelf snel verlegen. Ik vraag vaak toestemming, ook al is het<br />

<strong>voor</strong> een afgesproken reportage en weten we van elkaar dat zij het ook leuk vin<strong>de</strong>n.<br />

Ik vind fotografie geen vrijkaart om alles te doen. Maar die brui<strong>de</strong>n waren<br />

zenuwachtiger <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bruiloft dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> foto.<br />

Ik fotografeer op locatie en maak later een keuze. Wat je uitkiest: dat is jouw blik.<br />

Ik kies fascineren<strong>de</strong> momenten. Een foto moet iets aan <strong>de</strong> verbeelding overlaten,<br />

vind ik. Ik houd van foto's die niet overdui<strong>de</strong>lijk zijn. De keuze is vaak intuïtief.<br />

Technische gron<strong>de</strong>n vind ik niet zo'n geweldig criterium, eigenlijk gaat het alleen<br />

om: wel mooi, niet mooi. Soms zeggen an<strong>de</strong>ren dat ik beter iets kan weghalen, (een<br />

stapeltje kleren helemaal in <strong>de</strong> hoek bij<strong>voor</strong>beeld) maar ik vind dat juist intrigerend.<br />

Het is <strong>de</strong> noodzakelijke omgeving. Je blik kan natuurlijk wel veran<strong>de</strong>ren. Soms zie<br />

ik contactvellen van een paar jaar gele<strong>de</strong>n en dan <strong>de</strong>nk ik, hé wat een goe<strong>de</strong> foto,<br />

waarom heb ik dat nooit gezien. Ik houd van <strong>de</strong> tussenweg tussen reportage en portret.<br />

Ik probeer iemand dicht op <strong>de</strong> huid te zitten. Niet neutraal te zijn. Het is moeilijk te<br />

omschrijven.<br />

Ik fotografeer met een Mamya, formaat 6 bij 7. Je kan het uit <strong>de</strong> hand<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


60<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


61<br />

doen en toch is <strong>de</strong> kwaliteit goed. Kleinbeeld is te korrelig, te vluchtig en grotere<br />

formaten zijn niet mobiel genoeg. Doek over je hoofd en statief, ik houd niet van<br />

statief. Ik werk in kleur omdat ik kleur spannen<strong>de</strong>r vind dan zwart wit. Zwart wit is<br />

te ou<strong>de</strong>rwets, te mooi. Het kan wel <strong>voor</strong> portretten, maar <strong>de</strong> series die ik maak, zoals<br />

<strong>de</strong> dansers en <strong>de</strong> brui<strong>de</strong>n moeten lekker vet in kleur. Zoiets kan niet in zwart wit dan<br />

wordt het te mooi. Het klopt niet, te krantenachtig.<br />

Bij <strong>de</strong> foto's van <strong>de</strong> dansers zitten mijn beste. Bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> foto van Jeanine<br />

Durning, die danseres in dat ro<strong>de</strong> jurkje. Nu heb ik iets te pakken, dacht ik, nu houd<br />

ik <strong>de</strong> fotografie vast. Er zit veel in die foto: dat jurkje, het zweet, <strong>de</strong> afwezigheid en<br />

tegelijk <strong>de</strong> enorme aanwezigheid, <strong>de</strong> kromme en blauwe tenen, <strong>de</strong> passie <strong>voor</strong> haar<br />

werk die uit haar lijf straalt. Sommigen vin<strong>de</strong>n dit een enge foto. ‘Is dat een travestiet<br />

of zo?’ Ik begrijp die reactie wel. Ze vin<strong>de</strong>n het geen vrouwelijke foto, maar dat vind<br />

ik juist goed. Eigenlijk is het geen echt ‘mooie’ foto, <strong>de</strong> flits die keihard op <strong>de</strong> muur<br />

zit, maar dat kan me niet schelen. Natuurlijk is iets als compositie belangrijk maar<br />

die foto's van die dansers moeten snel genomen wor<strong>de</strong>n. Een perfect moment duurt<br />

maar heel even; later mag <strong>de</strong> foto eventueel ‘gecropt’ wor<strong>de</strong>n, bewerkt, bijgesne<strong>de</strong>n.<br />

Soms staan er halve personen op, elementen uit <strong>de</strong> omgeving, maar die horen erbij.<br />

Nan Goldin gaat helemaal af op haar emotie en zij fotografeert <strong>de</strong> inhoud, lijkt niet<br />

op een mooie plaat te letten. Natuurlijk heeft zij een getraind oog. Maar ik ga niet<br />

zover. Ik heb veel aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> blik en <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> gefotografeer<strong>de</strong>, maar<br />

ik heb ook aandacht <strong>voor</strong> het mooi fotograferen. Ik kies momenten uit.<br />

Bij <strong>de</strong> serie dansers valt <strong>de</strong> ballroomdanseres op. Zij is amateur, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren zijn<br />

professional. Haar lichaam is niet zo getraind, dus on<strong>de</strong>rgaat ze een grotere uitputting.<br />

Alsof ze zich meer door <strong>de</strong> dans heeft laten overrompelen. Eigenlijk hoor<strong>de</strong> die foto<br />

in een serie over sportmensen die na een prestatie erg vermoeid waren. Ik dacht<br />

ballroom dancing is ook een sport, dus kan er een ballroomdanseres bij. De redactie<br />

van het tijdschrift wil<strong>de</strong> die foto niet. Nu vind ik hem prachtig in <strong>de</strong> serie ‘dansers’<br />

passen, want het gaat om het contrast tussen het god<strong>de</strong>lijke dansen en <strong>de</strong> inspanning<br />

die je op het podium niet of nauwelijks ziet. En bovendien om het mentaal afwezig<br />

zijn; alle dansers zijn met hun gedachten nog bij <strong>de</strong> dans.<br />

De tentoonstelling ‘Gedanst’ van Tara Fallaux is te zien in <strong>de</strong> Melkweg Galerie<br />

vanaf 10 juli tot en met 31 augustus 2003. De hier afgedrukte foto's zijn oorspronkelijk<br />

in kleur.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Nachoem M. Wijnberg<br />

Gedichten<br />

De va<strong>de</strong>r van Su Dongpo<br />

62<br />

De grootva<strong>de</strong>r van Su Dongpo begint laat in zijn leven duizen<strong>de</strong>n gedichten te schrijven.<br />

Hij is dronken als hij hoort dat zijn twee<strong>de</strong> zoon geslaagd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> examens.<br />

Hij klimt op een ezel en rijdt door het dorp om het te vieren.<br />

De beste dag van zijn leven.<br />

Zijn eerste zoon, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Su Dongpo, zakt drie keer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> examens.<br />

Als hij oud is wil hij ze niet nog een keer doen.<br />

Als in een droom waarin iemand <strong>de</strong> examens nog een keer moet doen.<br />

Hij weet dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> examens geslaagd is, maar dat telt niet meer.<br />

Zijn zoons, Su Dongpo en Su Ziyou, slagen schitterend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> examens.<br />

Als twee toekomstige eerste ministers.<br />

Ouyang Xiu, <strong>de</strong> examinator van zijn zoons, heeft het beste gelezen wat hun va<strong>de</strong>r kan schrijven.<br />

Als hij werk <strong>voor</strong> hem heeft kan hij hem dit geven.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


63<br />

Su Dongpo en zijn broer Su Ziyou<br />

In twee bed<strong>de</strong>n naast elkaar<br />

terwijl het buiten regent,<br />

als zij allebei gestopt zijn<br />

<strong>de</strong> staat te helpen besturen.<br />

Lang gele<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het eerst in <strong>de</strong> hoofdstad<br />

hoofd en hart vol met boeken.<br />

Verwon<strong>de</strong>rd over wat een minister vandaag zegt.<br />

Hem een brief sturen?<br />

Zij zijn toch geen <strong>de</strong>rtien, veertien meer.<br />

Als een van hen een ministerie aangebo<strong>de</strong>n werd zou hij ja moeten zeggen.<br />

Hun loopbanen op en neer:<br />

minister, gevangenis, dan weer minister, dan weer verbanning.<br />

In <strong>de</strong> gevangenis schrijft een broer<br />

dat als hij in <strong>de</strong> gevangenis doodgaat<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r op een nacht dat het regent<br />

aan hem kan <strong>de</strong>nken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Su Dongpo. Jia Dao<br />

64<br />

Ik word ou<strong>de</strong>r en verlang naar tegenover u te zitten en met u te praten.<br />

Tegenover een gast zitten en zwijgen is niet altijd <strong>de</strong> lichtste manier.<br />

Lang gele<strong>de</strong>n was u misschien Jia Dao<br />

die zijn schou<strong>de</strong>rs ophaal<strong>de</strong> over <strong>de</strong> kou van <strong>de</strong> nacht<br />

en een gedicht ging schrijven.<br />

Een nacht blijven, een ongevraag<strong>de</strong> gast,<br />

bij iemand die later lang stil kan zijn.<br />

Niet eerlijk dat ik dit bezoek belangrijk vind.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Su Dongpo<br />

65<br />

Su Dongpo maakt zijn eigen inkt uit roet.<br />

Hij verbrandt dit, verbrandt dat, en bijna het huis waarin hij woont.<br />

Su Dongpo maakt zijn eigen medicijn om niet dood te gaan.<br />

Hij windt zich toch te snel op om niet dood te hoeven gaan.<br />

Proberen aan een kalm landschap te <strong>de</strong>nken waarin hij staat en rondkijkt.<br />

Misschien bestaat dat landschap, maar proberen helpt toch niet daarheen te komen.<br />

Niet bitter wor<strong>de</strong>n om wat afgenomen is, maar ook niet vergeten wat afgenomen is.<br />

Wat afgenomen is verdient beter.<br />

Nico Dros<br />

Texeliana<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


73<br />

Harrie Geelen<br />

Het Nijlpaard Ellen<strong>de</strong>. Deel 2 (slot)<br />

11<br />

Typisch iets <strong>voor</strong> iemand als mijn moe<strong>de</strong>r. Twee mensen in <strong>de</strong> straat met een auto!<br />

Je kunt rolschaatsen tot je een ons weegt, hinkelbanen tekenen mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> rijweg;<br />

als er een processie langs zal komen, kan er een bloemtapijt met het portret van <strong>de</strong><br />

paus of zo urenlang onaangeroerd liggen wachten op <strong>de</strong> voetjes van <strong>de</strong> gepermanente<br />

winkelmeisjes uit het maag<strong>de</strong>nkoor - twee stappen vóóruit, één áchteruit, op satijnen<br />

schoentjes, een meisje in het mid<strong>de</strong>n met twee bellen: ave ma-ping-pong-pang - en<br />

mijn moe<strong>de</strong>r heeft iets met een pianostemmer! Iemand die normaal eens per kwartaal<br />

komt en nu dag in dag uit zijn auto <strong>voor</strong> haar <strong>de</strong>ur heeft geparkeerd!<br />

Met mevrouw Korenman tegenover je huis die <strong>de</strong> politie als eerste waarschuwt<br />

als Duitse be<strong>de</strong>lkin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> buurt van Aken komen schooien. (Ze stuurt dreumesen<br />

van vijf achter ze aan om <strong>de</strong> agenten te kunnen wijzen in welke portiek ze zich<br />

verstopt hebben!)<br />

Met dikke tante Herma die op haar balkonnetje onze straat overziet als een<br />

moestuin. (‘Meneer Crutzen ziet er weer beter uit. Maar hij haalt <strong>de</strong> Pasen niet. Tika<br />

van nummer 13 begint al aardig uit te dijen. Die vrouw van die Pool krijgt hem <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> week na zes jaar ein<strong>de</strong>lijk terug. Geen benen meer. En nog één long, hè?<br />

Oostfront. Hij was al opnieuw getrouwd, hè. In Dres<strong>de</strong>n. Maar nou komt ie toch<br />

thuis. De jongste zal hem niet herkennen.’)<br />

Typisch, typisch.<br />

Je zou bijna me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met mijn moe<strong>de</strong>r krijgen.<br />

Maar ik kan haar niet meer zien.<br />

Dat ze mijn va<strong>de</strong>r dit flikt, is één ding. Maar mijn va<strong>de</strong>r weet het tenminste nog niet.<br />

Maar ík weet alles! En waarschijnlijk weet <strong>de</strong> straat het nu ook. Dit is <strong>de</strong> provincie.<br />

Op een dag zegt iemand in een café met zijn zatte kop iets tegen mijn va<strong>de</strong>r om hem<br />

te sarren, omdat hij net het rondje dat mijn va<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> brouwerij gaf heeft gemist.<br />

Omdat hij van mijn va<strong>de</strong>r verloor met<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


74<br />

pandoeren. ‘Zeg Paffen, jij hebt toch een mooie vrouw, hè? Wat hoor ik nou opeens<br />

over d'r?’<br />

Wat doet mijn va<strong>de</strong>r dan? De kaarten schud<strong>de</strong>n en opnieuw <strong>de</strong>len? Schei<strong>de</strong>n? Kan<br />

niet, Katholiek. Ongelukkig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest van zijn leven? Dat mag van <strong>de</strong> paus.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r komt dan zeker nooit meer thuis. Ik kan hem op mijn buik schrijven.<br />

Hoewel.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r zou ook weg kunnen gaan. Mijn moe<strong>de</strong>r is een rare. Ze is eens een<br />

hele week bij mijn oma gebleven. Nee. Ik ben gek. Ze blijft bij mij. Ze blijven allebei<br />

bij mij.<br />

Als ik maar niet met één van hen mee wil gaan, gaan zij ook niet weg. Ze kunnen<br />

me allebei niet missen. Ze zullen er altijd <strong>voor</strong> me zijn.<br />

Nog lang en ongelukkig.<br />

Ik zat <strong>de</strong> hele dag naar <strong>de</strong> kastanjebomen te staren van <strong>de</strong> meisjesschool achter <strong>de</strong><br />

hoge muur met glasscherven na <strong>de</strong> knokpartij met Joop Sikkema op <strong>de</strong> schooltrappen.<br />

Joop zijn bril wordt met een pleistertje bij elkaar gehou<strong>de</strong>n boven zijn neus. Bij<br />

Frans kreeg ik een beurt en ik had het echt <strong>voor</strong>bereid maar ik kon mijn boek en mijn<br />

schrift niet vin<strong>de</strong>n. Ze lagen <strong>voor</strong> mijn neus. Smit (wiskun<strong>de</strong>) vroeg wat ik op <strong>de</strong>ze<br />

school <strong>de</strong>ed. Wat ik er zoal zocht. Wat een volslagen <strong>de</strong>biel als ik van het leven<br />

verwachtte.<br />

Ik drukte me bij gymnastiek en dat werd ont<strong>de</strong>kt en ik moest opnieuw naar <strong>de</strong><br />

rector. Ik zei dat ik me misselijk had gevoeld. Onze rector gelooft alles. (Dat hoort<br />

misschien bij het vak godsdienst.) Of het interesseert hem niet wat ik over mezelf<br />

zeg. (Dat hoort misschien ook bij het vak godsdienst.)<br />

Joop en ik moesten maar eens met krabbers alle mos verwij<strong>de</strong>ren tussen <strong>de</strong> stenen<br />

van <strong>de</strong> hoofdingang die alleen <strong>voor</strong> docenten is. Er staat een spreuk die je nu weer<br />

kunt lezen. Pestwerk. En mijn han<strong>de</strong>n bleven maar trillen. En ik wist dat Joop dat<br />

zag. Joop is zo'n type. Die ziet precies waar hij je het best kan treffen. Ik kon me<br />

alleen tegen hem verweren door krachtig dingen te <strong>de</strong>nken. Te <strong>de</strong>nken.<br />

Joop kon me hooguit kwetsen met wat ik zelf allang wist. Al was het pas één week.<br />

Maar wat ík van Joop wist, was Joop zelf niét bekend.<br />

Ik had toevallig een won<strong>de</strong>rlijk, vernietigend verdriet <strong>voor</strong> hem. Zijn miezerige<br />

wereld zou ineenstorten. Het zou hem kapot maken. Ik hoef<strong>de</strong> het hem alleen maar<br />

te vertellen, recht in zijn gezicht. Ik zou het ook per ongeluk kunnen verra<strong>de</strong>n, als<br />

ik weer kalmer was.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


75<br />

‘Maar je bent toch een wees? O, sorry, wist je dat nog niet?’<br />

Nee. Niet goed. Ik moest het bewaren tot ik blind van woe<strong>de</strong> was.<br />

‘Jij voelt je heel wat, Sikkema. Je <strong>de</strong>nkt dat je rustig ie<strong>de</strong>reen kunt sarren omdat<br />

jij niemand nodig hebt. Maar je bent veel erger alleen dan je <strong>de</strong>nkt!.. Je heet niet<br />

Sikkema, je heet... eh... Je wéét niet eens hoe je heet! Je komt van een <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong><br />

doktersfamilie! Maar die ben je kwijt! De Sikkema's zijn alleen maar twee mensen<br />

die zo fatsoenlijk zijn om goed <strong>voor</strong> je te zorgen. Tot je groot bent en ze van je af<br />

zijn. De Sikkema's hebben je niet 's nachts uit je wiegje getild als je bang was. Kan<br />

jij je zoiets soms herinneren? Nee! Dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren, maar die zijn er niet meer!<br />

Je bent iets dat <strong>de</strong> Sikkema's in huis genomen hebben, toen ze geen an<strong>de</strong>re keus meer<br />

had<strong>de</strong>n! Een wees, een wees! Iemand van wie ze proberen te hou<strong>de</strong>n net als... als<br />

wij van onze Lord.’<br />

Joop zou het wel heel bont moeten maken <strong>voor</strong> ik er dit uit zou kunnen braken.<br />

Maar je moet nu eenmaal wat achter <strong>de</strong> hand hebben.<br />

En af en toe wat kunnen <strong>de</strong>nken.<br />

Denken.<br />

12<br />

Is dat die jongen van wie <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r pas in jullie klas...’ fluister<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r, toen<br />

ik koekjes kwam halen <strong>voor</strong> bij onze thee. Ik knikte. Praten doe ik al dagen niet meer<br />

tegen 'r.<br />

‘Heb ik die jongen ook niet eens prachtig piano zien spelen op zo'n ou<strong>de</strong>rdinges?’<br />

Over piano's wil<strong>de</strong> ik helemaal niks horen. ‘Is er niks beters dan dit?’<br />

Ik hield twee slappe speculaasjes op.<br />

‘Ik heb twee moorkoppen. Voor jou en mij straks als...’<br />

Ik rukte ze uit haar han<strong>de</strong>n.<br />

Jimmy at en dronk sowieso niet.<br />

Wat ie weten wou, had ik hem op <strong>de</strong> stoep al verteld.<br />

Ik had er wel wat langer over gedaan dan in <strong>de</strong> klas. Het was mijn moe<strong>de</strong>r die ons<br />

naar binnen had geroepen. We mompel<strong>de</strong>n, dat het niet hoef<strong>de</strong>, maar het hoef<strong>de</strong> wel.<br />

Ze bleef zeuren. Ze bood ons thee aan.<br />

Jimmy klemt <strong>de</strong> hazewind tussen zijn knieën. Onze Lord jankt op het balkon. Ik<br />

ben op mijn hoe<strong>de</strong> bij jongens die niks willen zeggen en alleen je<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


76<br />

kamer rondkijken. Het is alsof ze je minachten, alsof ze proberen zich <strong>voor</strong> te stellen<br />

hoe iemand daarin overleven kan.<br />

Maar misschien valt er echt niets belangrijks meer te zien op <strong>de</strong> wereld als je va<strong>de</strong>r<br />

net overle<strong>de</strong>n is.<br />

Ik had een keer een stille jongen - een vriend - die na uren tegen zijn stoel te hebben<br />

geschopt, tegen me zei dat hij verliefd was. Op een jongen. Of ik dat ook wel eens<br />

had meegemaakt. Het was niet om <strong>de</strong> seks of zo. Hij wou alleen maar bij die jongen<br />

zijn. En niet ergens an<strong>de</strong>rs. Altijd. Elk uur van <strong>de</strong> dag.<br />

Ik zei dat ik daar tot dan toe geen last van had gehad.<br />

Of ik dacht dat hij nou homoseksueel was.<br />

‘Ik voetbal bij<strong>voor</strong>beeld wel,’ zei hij.<br />

‘Ja,’ zei ik. ‘Ja. Je voetbalt volgens mij heel goed.’<br />

De rector had het niet met me besproken. Waarschijnlijk kwam het bij <strong>de</strong><br />

boterbloemen niet <strong>voor</strong>.<br />

Jimmy liet een hele moorkop in me verdwijnen <strong>voor</strong> hij wat zei.<br />

‘Mag jij <strong>de</strong> Kikker?’<br />

Nooit over nagedacht. Ik had <strong>de</strong> Kikker alleen in <strong>de</strong> eerste klas gehad.<br />

‘Hij geeft wel dui<strong>de</strong>lijk les.’<br />

‘Maar zou je hem altijd om je heen willen?’<br />

Dat was wat veel gevraagd. Ik had vijf uur Latijn in <strong>de</strong> week; Grieks in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

klas kwam op hetzelf<strong>de</strong> neer.<br />

‘Vind je het wel een va<strong>de</strong>r?’<br />

Als ik nog een stuk moorkop in mijn mond had gehad, was hij eruit gevallen.<br />

‘De Kikker? Die is toch niet getrouwd?’<br />

‘Hij wil met mijn moe<strong>de</strong>r trouwen,’ zei Jimmy.<br />

Ik vroeg wat zijn moe<strong>de</strong>r daarvan dacht. Dat gaf me wat <strong>de</strong> tijd.<br />

‘O die wil het <strong>de</strong>nk ik al lang.’<br />

De Kikker heeft geen auto die hij moet parkeren, dacht ik bitter.<br />

‘Maar je eigen va<strong>de</strong>r dan?’<br />

‘Die is er nu niet meer.’<br />

Het was zeker een halve minuut stil.<br />

‘Had<strong>de</strong>n we onze gebloem<strong>de</strong> piano nog maar,’ dacht ik, ‘dan kon ik die nu aan Jimmy<br />

laten zien. Misschien zou hij er wat op kunnen spelen. “O wat mooi,” zou mijn<br />

moe<strong>de</strong>r zeggen, misschien wel in hooghollands. “Wat kun jij dat al goed, Jim. Jij<br />

heet toch Jim?”’<br />

‘Hij is net gestemd zeker,’ zou Jimmy zeggen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


77<br />

Alles zou beter zijn geweest dan hier zitten met iemand die zo ongelukkig was en<br />

niet goed kon praten. Die niet eens iemand had om op <strong>de</strong> bek te slaan, zodat het bloed<br />

eruit spoot.<br />

‘Wij had<strong>de</strong>n tot begin vorige week ook een piano,’ zei ik.<br />

‘Piano?’ vroeg Jimmy. ‘Had<strong>de</strong>n we het over een piano?’<br />

Ik schud<strong>de</strong> verlegen mijn hoofd.<br />

‘Wist je va<strong>de</strong>r het? Wat er tussen je moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Kikker aan <strong>de</strong> hand was?..’<br />

Jimmy aai<strong>de</strong> <strong>de</strong> windhond en gaf hem een groot stuk van mijn moe<strong>de</strong>rs moorkop.<br />

‘Tussen mijn moe<strong>de</strong>r en hem?’ zei hij. Ik geloof dat <strong>de</strong> vraag hem echt verrast<br />

had.<br />

‘Tussen mijn moe<strong>de</strong>r en hem... Er was helemaal niks tussen <strong>de</strong> Kikker en mijn<br />

moe<strong>de</strong>r.’<br />

‘Maar je zei toch dat je moe<strong>de</strong>r al lang met hem had willen trouwen?’<br />

‘Ja maar daarom dóe je het nog niet. Ze was toch al getrouwd?’<br />

‘O zó bedoel je,’ zei ik. ‘Ja ja.’<br />

De hond be<strong>de</strong>l<strong>de</strong> om <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re helft van <strong>de</strong> moorkop en hij kreeg hem.<br />

‘Mijn va<strong>de</strong>r hield van jongens.’<br />

Ik moet niet ie<strong>de</strong>reen zomaar binnenlaten. Ik dacht aan <strong>de</strong> zwiepen<strong>de</strong> rector. Wie<br />

laat nou zo iemand los op een jongensschool?! Je laat toch ook geen vos bij je kippen?<br />

‘We von<strong>de</strong>n je va<strong>de</strong>r aardig,’ zei ik.<br />

‘Hij <strong>de</strong>ed geen vlieg kwaad,’ fluister<strong>de</strong> Jimmy. ‘Mij niet. Niemand. Hij had zichzelf<br />

niet gemaakt.’<br />

‘Hij gaf goed les,’ zei ik. ‘Hij kon vreselijk hard gooien met een krijtje trouwens.<br />

Als ie je raakte...’<br />

‘Hij gaf nooit bijlessen aan jongens alleen, ging nooit's avonds naar feestjes waar<br />

geen toezicht was...’ Jimmy ratel<strong>de</strong> opeens <strong>voor</strong> zijn doen. ‘Hij kwam niet eens op<br />

muziekavon<strong>de</strong>n.’<br />

‘Ik vond dat hij het goed <strong>de</strong>ed op school,’ zei ik.<br />

Ik had nu <strong>de</strong> juiste toon te pakken volgens mezelf.<br />

Ik vroeg me af of Wolterman niet altijd al een beetje heupwiegend <strong>de</strong> klas was<br />

binnengekomen, maar pedofielen heupwiegen geloof ik niet.<br />

‘Het was een lieve man,’ zei Jimmy.<br />

En toen begon hij hard maar geluidloos te huilen. Net zo geluidloos als wanneer<br />

hij floot. De hond duw<strong>de</strong> een opdringerige, natte neus tussen zijn benen en Jimmy<br />

duw<strong>de</strong> het dier weg en stond op.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


78<br />

‘Ik ga eens,’ zei hij. ‘Bedankt. Bedank je moe<strong>de</strong>r, bedoel ik.’<br />

Toen hij <strong>de</strong> trap afliep kwam het Jonge Stel binnen. Maar hij vroeg ze niets. ‘Was<br />

het leuk?’ zei mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

13<br />

Toen ik een keer verzuim<strong>de</strong> en Wop het klaslokaal rondkeek en vroeg: ‘Is Sep Paffen<br />

er niet?’ en iemand riep: ‘Ziek!’ zei hij: ‘Gelukkig.’ Zo aardig was hij nou ook weer<br />

niet. Ik had hem niets gedaan.<br />

Maar <strong>de</strong> meeste leraren vin<strong>de</strong>n me druk.<br />

‘Enigst kindje zeker?’ zei Nappie (Biologie) een keer tegen me.<br />

‘Meneer <strong>de</strong>nkt zeker nu hij in het schoolkrantje zit, dat mijn les er niet meer toe<br />

doet?’ Fokke (Ne<strong>de</strong>rlands).<br />

Wie mogen me eigenlijk echt? Ik tel<strong>de</strong> ze 's nachts op mijn vingers. Familie <strong>de</strong>ed<br />

niet mee. Rokus? Maar die zat in het Westland omdat zijn va<strong>de</strong>r stoflongen heeft en<br />

ver weg <strong>de</strong> tuinbouw in wou gaan.<br />

Heintje Treur? Maar die vindt ie<strong>de</strong>reen aardig. Achterlijk telt ook niet.<br />

Die jongen die me vroeg of ik dacht dat hij homoseksueel was? Dacht het wel. Ik<br />

gaf hem één vinger.<br />

De an<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> redactie? Och... Mmm... Neu... Ik ben <strong>de</strong> jongste.<br />

Jimmy? Ik <strong>de</strong>nk dat die tegen mijn muren praatte. Geen i<strong>de</strong>e. Ik <strong>de</strong>ed die vinger<br />

maar weer weg in het donker.<br />

Mijn tekenleraar? Oké. Vinger terug.<br />

Nou mijn vijan<strong>de</strong>n.<br />

Joop Sikkema? Zeker wel. Goed <strong>voor</strong> twee vingers, zo niet een hele hand. Nóg<br />

meer vijan<strong>de</strong>n? Nee... Niet. Ik ben niet interessant genoeg.<br />

Ik draai<strong>de</strong> me op mijn zij en ik sliep.<br />

Het was wel net licht gewor<strong>de</strong>n.<br />

Er is één moment waarop ik Joop niet kan haten. Dat is als meneer Sikkema <strong>de</strong> straat<br />

op komt om tegen hem te veerballen.<br />

‘Reinier, eerst je goeie jasje uit!’ roept zijn vrouw.<br />

Meneer Sikkema verliest altijd. De man mist elke bal. Hij doet wel zijn best en<br />

hij vraagt ook aan Joop wat hij toch steeds verkeerd doet.<br />

En Joop legt hem dat geduldig uit. En zijn stiefva<strong>de</strong>r luistert a<strong>de</strong>mloos. Nou ja,<br />

buiten a<strong>de</strong>m eigenlijk. En dan knikt hij na een tijdje en zegt: ‘Ik zal het doen. Ik doe<br />

dat, Joop!’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


79<br />

Joop slaat kalme ballen in zijn richting en hij moet ze steeds weer oprapen. Hij bakt<br />

er niets van.<br />

En mevrouw Sikkema roept bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur: ‘Je doet het weer niet goed, Reinier.<br />

Je luistert ook niet naar hem.’<br />

‘Jawel. Ik luister wel naar hem. Ik luister altijd naar je, hè Joop?’<br />

En Joop is rood van genoegen.<br />

14<br />

Het is gebeurd. Het is over. Fini. Het wordt nooit meer zoals het misschien nooit<br />

geweest is.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r is op <strong>de</strong> hoogte. Ik hoef aan het ontbijt niet meer mijn eten naar binnen<br />

te proppen zodat ik een volle mond heb en mijn moe<strong>de</strong>r niet schreeuwend kan<br />

verra<strong>de</strong>n, als ze hem bij<strong>voor</strong>beeld kust wanneer hij weggaat.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r weet van mijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> stemmer.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r huilt. 's Ochtends, 's middags en 's avonds. Bij vriendinnen, in <strong>de</strong><br />

tuin terwijl ze <strong>de</strong> kippen voert, in het washok in die snikhete walm die geurt naar<br />

on<strong>de</strong>rgoed en Sunlightzeep. En tij<strong>de</strong>ns negen heit <strong>de</strong> klok.<br />

En mijn va<strong>de</strong>r huil<strong>de</strong> nog veel erger. Maar wel één keer. Ik heb mijn va<strong>de</strong>r nog<br />

nooit eer<strong>de</strong>r zien huilen. Het was alsof hij smolt als een kaars.<br />

En ik weet ook wie het hem verteld heeft.<br />

Vroemen. Dieudonné Vroemen, die <strong>de</strong> scepter zwaait tij<strong>de</strong>ns processies, die <strong>de</strong><br />

collectezak duwerig rammelend on<strong>de</strong>r je neus houdt in elke hoogmis, penningmeester<br />

van een RK Klaverjasvereniging, <strong>voor</strong>zitter van ‘Het Katholieke Meisje In Nood’<br />

en als geen an<strong>de</strong>r op bridgeavon<strong>de</strong>n keffend tegen zijn vrouw wanneer ze verkeerd<br />

uitkomt.<br />

Ik ken hem van <strong>de</strong> processies. Dan loopt hij als notabele nummer één <strong>voor</strong> <strong>de</strong> stoet<br />

uit. Zwart jasje, broek met strepen, zilvergrijze das, bloem in het knoopsgat, lint om<br />

<strong>de</strong> buik. Achter hem <strong>de</strong> mollige winkelmeisjes in glimmend custardgeel en<br />

dameson<strong>de</strong>rgoedblauw zodat elke vetkwab apart vonkt in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>jaarszon. Dieudonné<br />

Vroemen gebaart hoe ze moeten lopen. Alsof het Maag<strong>de</strong>nkoor dat niet allang weet.<br />

Alsof die rijen mensen op <strong>de</strong> stoep in verkeer<strong>de</strong> straten staan te wachten en <strong>de</strong><br />

bloemtapijten <strong>voor</strong> een geheel an<strong>de</strong>re optocht gestrooid zijn die toevallig da<strong>de</strong>lijk<br />

óók <strong>voor</strong>bij zal komen.<br />

Dieudonné Vroemen, door God gegeven en door God gezon<strong>de</strong>n is mijn verlei<strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>r komen vertellen dat hij mijn bedrogen va<strong>de</strong>r zal moeten<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


80<br />

inlichten. Als vriend en christen. ‘Het is mijn dure plicht, mevrouw Paffen, uw man<br />

hiervan te verwittigen.’<br />

Hij weet best dat ze Agnes heet. Maar dit is een ernstig geval.<br />

‘Waarvan in godsnaam, Vroemen?’<br />

‘Kijk ik ben hier niet om te oor<strong>de</strong>len.’<br />

‘Nee, alleen om te verwittigen!’<br />

‘Er staat mij niets an<strong>de</strong>rs te doen. Het is het enige dat mij rest.’<br />

‘Het enige?’<br />

‘Om aan <strong>de</strong>ze onzalige toestand een ein<strong>de</strong> te maken.’<br />

‘Waar bemoei je je mee?!’ krijste mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Agnes. Wij zijn christenen on<strong>de</strong>r mekaar.’<br />

‘Loop naar <strong>de</strong> hel, Vroemen.’<br />

‘Mevrouw, ik speel open kaart met u.’<br />

‘Wel ja, ga ook nog met me klaverjassen!’ gil<strong>de</strong> mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Mevrouw, wat God verbindt zal <strong>de</strong> mens niet schei<strong>de</strong>n.’<br />

‘Waar heb je het over, kerel?!’<br />

‘Over wat er gaan<strong>de</strong> is in <strong>de</strong> straat, mevrouw. Goe<strong>de</strong> christenen steunen elkaar.<br />

U kunt altijd op uw vrien<strong>de</strong>n terugvallen. Die het goed met u menen.’<br />

‘Ga je eigen dochter red<strong>de</strong>n!’<br />

‘Als er niks aan <strong>de</strong> hand is, kan ik het Johan ook rustig vertellen, niet?’ zei<br />

Dieudonné. Hij keek nu beledigd.<br />

Van zijn dochter weet ik jammer genoeg niets, maar ik <strong>de</strong>nk dat hij wist waar mijn<br />

moe<strong>de</strong>r het over had.<br />

‘Het moet uitgesproken wor<strong>de</strong>n tussen Johan en jou, Agnes.’<br />

De vaste kaartvrien<strong>de</strong>n noemen mijn va<strong>de</strong>r Johan, Janneman, Johannes <strong>de</strong> Eerste.<br />

Namen wor<strong>de</strong>n kennelijk langer als je iemand wil verslaan.<br />

Opeens begon mijn moe<strong>de</strong>r hard te gillen. Hysterisch. Alsof Dieudonné iets met<br />

haar doen wou wat niet hoort.<br />

Vroemen keek naar mij die in <strong>de</strong> gang verstijfd had meegeluisterd. En toen keek<br />

hij weer naar mijn moe<strong>de</strong>r, die bleef gillen.<br />

‘Agnes,’ prevel<strong>de</strong> hij. ‘Agnes, <strong>de</strong>nk om het kind. Agnes. De buren. Agnes. De<br />

straat!’ Toen zette hij nijdig zijn hoed op en haastte zich <strong>de</strong> trap af, begeleid door<br />

ver<strong>de</strong>re gillen van mijn kwaadaardige moe<strong>de</strong>r.<br />

Het Jonge Stel was niet thuis en heeft dus moeten missen hoe hij <strong>de</strong> trap af<br />

stommel<strong>de</strong>, zich vasthou<strong>de</strong>nd aan <strong>de</strong> leuning waarlangs mijn va<strong>de</strong>r ooit gepist had.<br />

Maar <strong>de</strong> hele straat weet dat Dieudonné Vroemen op <strong>de</strong> stoep languit is gegaan<br />

over het autootje van Heintje Treur. Hij schijnt Pleintje Treur op <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


81<br />

stoep met zijn hoed net zolang om <strong>de</strong> oren te hebben geslagen tot Heintje ophield<br />

met een motor na te doen.<br />

Vanachter haar gordijnen heeft mevrouw Korenman, die al op hem wachtte met<br />

thee, hem gewenkt. Bij haar is hij op verhaal kunnen komen.<br />

Dat was overdag.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r zou mijn va<strong>de</strong>r 's nachts pas weer zien. Hij <strong>de</strong>ed zijn<br />

vertegenwoordigersron<strong>de</strong> om <strong>de</strong> stad heen en at ergens op kosten van <strong>de</strong> zaak. Die<br />

avond zou hij rechtstreeks naar zijn stamkroeg gaan om te klaverjassen.<br />

Op kaartzaterdag heeft mijn va<strong>de</strong>r alles dus vernomen.<br />

Hij had net ge<strong>de</strong>eld. Ome Sjef wou meteen passen, meneer Bennink, die ik ome<br />

Bennink noem en die toen ik tien was al tegen mij op moest kijken, omdat hij nu<br />

eenmaal half zo hoog is als mijn va<strong>de</strong>r, begon te neuriën. Dan heeft oom Bennink<br />

geen slechte kaarten. En tegenover mijn va<strong>de</strong>r zat vandaag als vier<strong>de</strong> man <strong>de</strong><br />

penningmeester van <strong>de</strong> club. Dieudonné Vroemen. Precies op dat moment begon die<br />

met zijn verhaal. Ik weet dit omdat ome Sjef het zo aan tante Dini verteld heeft. Dat<br />

ze daar alle vier met <strong>de</strong> kaarten al in <strong>de</strong> hand zaten en zelfs dat mijn va<strong>de</strong>r twee azen<br />

had en twee koningen. Toen had Dieudonné Vroemen zijn kaarten neergelegd.<br />

‘Paffen, weet je het van je vrouw?’<br />

‘Welke vrouw?’ vroeg mijn va<strong>de</strong>r die nog in zijn kaarten keek.<br />

‘Dat je vrouw waarschijnlijk een an<strong>de</strong>r heeft... Johan. Ik zeg dit omdat we nu met<br />

goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r mekaar zijn en we elkaar altijd recht in <strong>de</strong> ogen moeten kunnen<br />

kijken.’<br />

Enfin.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r kwam om negen uur al binnen. ‘Dit was negen heit <strong>de</strong> klok’ zong iemand<br />

op <strong>de</strong> radio. Mijn va<strong>de</strong>r was straalbezopen. En niks <strong>de</strong> hond aaien. Brullen.<br />

Schreeuwen. Zodat Lord meteen op het kleed piste, want dat doet Lord als hij <strong>de</strong>nkt<br />

dat ze boos op hem zijn.<br />

En mijn moe<strong>de</strong>r vouw<strong>de</strong> doodsbleek <strong>de</strong> strijkplank op, zette <strong>de</strong> radio uit en stuur<strong>de</strong><br />

mij naar mijn kamer, terwijl mijn va<strong>de</strong>r brul<strong>de</strong>: ‘Die jongen blijft hier!’<br />

En ik riep: ‘Ja ik blijf hier. Ik weet alles! Al lang!’<br />

En toen heeft mijn va<strong>de</strong>r tot elf uur gehuild.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r kwam beverig naast mij zitten op het opklapbed. En streel<strong>de</strong> me,<br />

wat ik niet wou. We durf<strong>de</strong>n pas na tienen weer naar binnen en daar zat mijn va<strong>de</strong>r<br />

met zijn hoofd in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> plek waar hij normaal patience speelt. Zijn<br />

schou<strong>de</strong>rs schokten. Lord jankte op het balkon.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


82<br />

Om elf uur ging <strong>de</strong> bel. Mijn moe<strong>de</strong>r en ik waren even bang dat het Dieudonné<br />

Vroemen weer was, misschien nu wel met zijn witgele processielint om. Maar dit<br />

keer kwamen een aangedane ome Sjef en ome Bennink schoorvoetend binnen. Ze<br />

volg<strong>de</strong>n mijn moe<strong>de</strong>r niet meteen naar boven, maar bleven on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> trap bij <strong>de</strong><br />

bene<strong>de</strong>nburen in <strong>de</strong> gang staan en ome Bennink riep: ‘Leun op ons, Agnes. Johannes,<br />

je hebt nog vrien<strong>de</strong>n! En Vroemen is gek gewor<strong>de</strong>n!’<br />

Ze waren allebei teut gewor<strong>de</strong>n nadat ze verslagen achter waren gebleven in het<br />

stamcafé, samen met Dieudonné Vroemen, die had geroepen: ‘Was het mijn plicht<br />

of was het niet mijn plicht?’<br />

‘Jij bent een gluipjanus,’ had ome Bennink geschreeuwd.<br />

‘Wat weet jij van <strong>de</strong> heilige lief<strong>de</strong>?’ had Vroemen geantwoord, met een vinger<br />

naar het doorrookte plafond. ‘Jij bent niet eens getrouwd, Bennink! Trouw eerst eens!<br />

Maar je durft niet! De lief<strong>de</strong> is heilig. “In <strong>voor</strong>- en tegenspoed,” staat er!’<br />

‘Je eigen dochter is zwanger van een protestant!’<br />

Vroemen had <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van het café woe<strong>de</strong>nd achter zich dichtgeslagen. Ome Sjef<br />

en oom Bennink had<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bar langdurig beraadslaagd, met hun jassen aan en<br />

hun hoed op, over wat hen te doen stond. Ze had<strong>de</strong>n zich moed in gedronken en ook<br />

een paar glazen op <strong>de</strong> goeie afloop en nu ston<strong>de</strong>n ze on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> trap om steun te<br />

betuigen.<br />

‘Agnes kan alles uitleggen! Agnes? Praat het maar uit!’ riep ome Sjef. ‘Dat doe<br />

ik ook. Als er moeilijkhe<strong>de</strong>n zijn dan...’<br />

‘Het is een prachtvrouw!’ kraai<strong>de</strong> ome Bennink.<br />

Zijn stem gaat omhoog als hij dronken is.<br />

‘Maak je niet nerveus, Grote Johannes!’<br />

Oom Bennink noemt mijn va<strong>de</strong>r ‘<strong>de</strong> Grote Johannes’.<br />

Als ze samen wan<strong>de</strong>len door <strong>de</strong> stad, met een zelf<strong>de</strong> gabardine regenjas en een<br />

zelf<strong>de</strong> soort hoed en wan<strong>de</strong>lstok lijkt het woord ‘tweetal’ een <strong>voor</strong>beeld van verkeer<strong>de</strong><br />

afronding naar boven.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r vroeg hen naar huis te gaan. Hij <strong>de</strong>ed dat zachtjes en vrien<strong>de</strong>lijk. ‘Denk<br />

om je kind!’ riep ome Sjef nog en toen ik over <strong>de</strong> leuning naar bene<strong>de</strong>n keek,<br />

benieuwd wat hij over mij zou willen zeggen, barstte hij in snikken uit.<br />

Oom Bennink duw<strong>de</strong> hem met zachte schou<strong>de</strong>rklopjes <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit en ween<strong>de</strong> zelf<br />

ook bitter.<br />

Ze gingen terug in <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong> stad.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


83<br />

Mijn va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r hebben mij samen naar bed gebracht. Samen. En ik huil<strong>de</strong> nu<br />

even hard als zij.<br />

En toen kwam het Jonge Stel boven vragen of er iets ergs was gebeurd.<br />

‘Nou, nee hoor,’ zei mijn moe<strong>de</strong>r suf van verdriet.<br />

‘Helemaal niet,’ zei mijn va<strong>de</strong>r nat van tranen.<br />

‘We dachten dat we wat hoor<strong>de</strong>n,’ zei Zij van het Jonge Stel.<br />

‘Als er iets is wat wij kunnen doen,’ zei Hij van het Jonge Stel.<br />

In mijn agenda staat: ‘Op <strong>de</strong> rug van het nijlpaard Ellen<strong>de</strong> zitten kleine vogels. Die<br />

pikken wat grappig is op.<br />

15<br />

Ons huis is het enige huis dat juist is ingericht.<br />

Bij mijn tante staat een stoel, exact als een bij ons thuis. Maar hij is niet half zo<br />

mooi.<br />

Onze straat is een straat van niks, maar ik vind hem <strong>de</strong> enige straat in onze stad<br />

waarin ik zou willen wonen. De mensen in <strong>de</strong> huizen zijn precies zo akelig en zo<br />

aardig als ze moeten zijn. Ze horen bij hun huis alsof ze slakken zijn... Meneer Rosen<br />

gaat al dood zolang als ik leef en heeft zijn eigen vrouw in jaren niet herkend. En<br />

mevrouw Rosen voert hem eeuwig pap. Mevrouw Korenman leeft achter een gordijn.<br />

De ongetrouw<strong>de</strong> broer van <strong>de</strong> zusters Schillemans die bij hen inwoont maar een eigen<br />

kamer heeft en alleen in lunchrooms eet, gaat vrijdags en woensdags op lakschoenen<br />

met daarover slobkousen, met lompe gou<strong>de</strong>n knoppen in zijn manchetten en een ro<strong>de</strong><br />

bloem in zijn knoopsgat, ballroomdansen. Hij heeft zijn regenjas over <strong>de</strong> arm. Zijn<br />

haar glanst van het vet. Bij meneer <strong>de</strong> Zwitser, die een vrouw heeft die zel<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur verschijnt en zeker niet <strong>de</strong> straat uit durft, komt <strong>de</strong>ken Brummelkamp éénmaal<br />

per week <strong>de</strong> communie brengen. Hij is in vol ornaat, zoals tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> mis, witte<br />

kazuifel en een mantel van goudbrokaat, een grote, goeiige prevelen<strong>de</strong> kruisspin.<br />

Voor hem uit loopt een klein misdienaartje met een wierookvat; als het regent<br />

assisteert een opgeschoten jongen met een gezicht vol pukkels en een<br />

hoogopgeschoren nek. Met wierookvat en paraplu. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> te korte ro<strong>de</strong><br />

misdienaarsjurk komen lompe hoge schoenen uit.<br />

Volgens Nico Goossens, die ou<strong>de</strong>re zussen heeft en nogal eens wat weet, heeft<br />

die slungel aan tien meisjes van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool tegelijk zijn piemel laten<br />

zien.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


84<br />

‘On<strong>de</strong>r zijn misdienaarsjurk had hij niets aan. En het was vanaf zijn fiets,’ wist Nico.<br />

‘Dan kon ie er meteen vandoor gaan.’<br />

Maar <strong>de</strong> tien meisjes waren hem achterna gegaan. En wel twintig an<strong>de</strong>re meisjes<br />

waren er even later bijgekomen. Het zal een mooi gezicht geweest zijn, een hijgen<strong>de</strong><br />

misdienaar staan<strong>de</strong> op <strong>de</strong> trappers met een wolk gillen<strong>de</strong> meisjes, achter zich aan,<br />

rinkelbellend dwars door het centrum, door lanen met donkere bomen, langs <strong>de</strong><br />

roetige huisjes bij het spoor. Ze had<strong>de</strong>n het pas opgegeven ergens ver buiten <strong>de</strong> stad,<br />

waar het koren begon.<br />

‘De Meisjes van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool, die schrikken niet zo gauw,’ zei Nico<br />

nog.<br />

Misschien zit het in het lespakket.<br />

De Meisjes van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool veran<strong>de</strong>ren een paar maal per dag mijn<br />

straat. De school ligt aan het snertpark en op het reusachtige dak, precies in het<br />

mid<strong>de</strong>n, is een torentje dat lijkt op het baldakijn van een olifant in India. Het gebouw<br />

is twee huizenblokken breed en het snertpark ligt er als een miserabele <strong>de</strong>urmat <strong>voor</strong>.<br />

De Hogere Huishoudschool is het mooiste gebouw dat ik ken.<br />

Wanneer <strong>de</strong> school uitgaat, fietsen <strong>de</strong> meisjes kwetterend <strong>de</strong> straten om het<br />

snertpark in. Ook onze straat. Ze ontwijken afwezig <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op <strong>de</strong> hinkelbanen.<br />

Ze schoppen <strong>de</strong> jongetjes die aan <strong>de</strong> bagagedragers trekken weg. Er zijn er bij die<br />

meevallen. Heel erg zelfs. Maar het zijn vaak grotere mei<strong>de</strong>n en ze zien ons niet echt.<br />

Heintje Treur staat met zijn autootje op <strong>de</strong> hoek bij meneer <strong>de</strong> Zwitser. Hij kijkt<br />

ze na met die vage glimlach op zijn gezicht, zoals wanneer je een vlucht kraaien of<br />

een wolk van spreeuwen nakijkt boven <strong>de</strong> daken en je je verwon<strong>de</strong>rt over <strong>de</strong> figuren<br />

die ze maken. Ik weet alleen niet of Heintje zich vaak verbaast. Ik <strong>de</strong>nk dat Heintje<br />

al alles weet wat er <strong>voor</strong> hem te weten valt.<br />

Jimmy Wolterman komt opeens geregeld bij me thuis en wel op <strong>de</strong> tijd dat je <strong>de</strong><br />

Hogere Huishoudwolk <strong>voor</strong>bij ziet trekken.<br />

Hij is wat opgeknapt en wordt spraakzamer. En ik ben steeds somber<strong>de</strong>r, dus we<br />

groeien leuk naar elkaar toe. Thee of chocola is er niet bij, want ik wil dat mijn<br />

moe<strong>de</strong>r zich niet met ons bemoeit. Nu taalt Jimmy niet naar zulke dingen. Wát hij<br />

krijgt, verslindt <strong>de</strong> hazewind...<br />

Als <strong>de</strong> eerste meisjes <strong>de</strong> straat in draaien, wil hij dat ik het raam opendoe. Hij<br />

hangt ver naar buiten en schreeuwt boven het gekwetter uit. ‘Wie is dat meisje met<br />

die ro<strong>de</strong> shawl?’ of ‘Hé, is dát een aardig kind?’ Jimmy wil niet geloven dat ik ze<br />

eenvoudigweg niet ken. Niet an<strong>de</strong>rs tenminste dan als een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van hun fiets.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


85<br />

Wat ik hem niet vertel is dat van al die meisjes die <strong>de</strong> school uit komen er ooit één<br />

in onze straat is blijven steken als in <strong>de</strong> mazen van een net.<br />

Het is een meisje ou<strong>de</strong>r dan ik, maar niet groter gelukkig, met stug, piekerig haar<br />

dat <strong>voor</strong>al als ze gefietst heeft alle kanten uitstaat. Ze heeft ook sproeten. En ze is<br />

niet mooi. Dat is het aardige van haar. Misschien had ze een an<strong>de</strong>r brilletje mogen<br />

hebben.<br />

Zij kwam één keer in onze straat niet zomaar <strong>voor</strong>bij míj.<br />

Die dag, klokslag vier uur, stond ik mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> weg. Beetje wijdbeens, zoals in<br />

een western. De zwerm kwam <strong>de</strong> uitgang uit. Moe<strong>de</strong>rs riepen <strong>de</strong> kleinste kin<strong>de</strong>ren<br />

binnen. Ja, daar had je d'r.<br />

Ik zag haar toen ze vlakbij me was onzeker inhou<strong>de</strong>n. Haar stuur wiebel<strong>de</strong>. Ze<br />

zag aan mij dat ze niet langs me kwam. Onafzienbare hoeveelhe<strong>de</strong>n meisjes<br />

passeer<strong>de</strong>n ons babbelend links en rechts. Remmen piepten. Haar <strong>voor</strong>wiel stond<br />

tussen mijn knieën.<br />

‘Hoi,’ zei ik.<br />

Ze gaf me een oplazer met <strong>de</strong> fiets.<br />

‘Au!’ riep ik.<br />

En toen was ze weer <strong>voor</strong>bij.<br />

Als er iemand onaantrekkelijk wordt, ben ik dat wel. Alleen mijn moe<strong>de</strong>r vindt me<br />

nog mooi. ‘Je lijkt op je va<strong>de</strong>r,’ zegt ze wel eens. Exact. Niet zo dik, dat bedoelt ze<br />

niet, maar er is nog wel meer waardoor ik er liever an<strong>de</strong>rs zou willen uitzien dan<br />

mijn va<strong>de</strong>r.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r ziet dat ik geen hoge pet op heb van mezelf en koopt <strong>de</strong> raarste kleren<br />

<strong>voor</strong> me die ik als het even kan niet draag.<br />

‘Kijk dan toch naar die Jimmy. Die ziet er altijd leuk uit. Hij draagt precies zulke<br />

hem<strong>de</strong>n als die ik <strong>voor</strong> je heb gekocht en...’<br />

Ik laat haar nu niet eens meer uitspreken.<br />

a - Ze moet niet <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r uithangen.<br />

b - Ik ben Jimmy niet.<br />

Jimmy is ten eerste wel an<strong>de</strong>rhalf jaar ou<strong>de</strong>r dan ik. Ik geloof dat hij een keertje<br />

is blijven zitten in <strong>de</strong> eerste en ook nog <strong>de</strong> Voorberei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Klas heeft gedaan. Hij<br />

is groter, zijn stem is lager en dat hij weinig zegt, schijnt meisjes niet te storen.<br />

Hij speelt piano op feestjes en het is dan geen Bach. Maar als hij wel Bach speelt,<br />

vin<strong>de</strong>n ze dat ook mooi. Alles is goed, als hij maar <strong>voor</strong> ze speelt. Hij haalt ze thuis<br />

af om met ze te gaan tennissen. Hij tilt ze zwijgend op en gooit ze in het water van<br />

het sportfondsenbad.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Dat zou ik niet moeten proberen.<br />

86<br />

Toch vroeg ik me af wat er volgens dit meisje, van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool, waar<br />

niemand me kent, op het eerste gezicht al aan me mankeer<strong>de</strong>. Ik bedoel, ik ben wel<br />

lelijk, maar geen braakmid<strong>de</strong>l.<br />

En ik had toch nog niet echt iets gezegd. Ze had me lusteloos of <strong>de</strong>snoods walgend<br />

kunnen aankijken. Dat is tenminste normaal. Of eerst opzij kunnen loeren om te zien<br />

of an<strong>de</strong>re meisjes het niet gek von<strong>de</strong>n. Als ik haar nou al geregeld in het<br />

sportfondsenbad had gegooid tegen haar zin.<br />

Zelfs Joop Sikkema krijgt wel eens antwoord op dansles.<br />

16<br />

De dansles hebben we in ons gymnastieklokaal. Het gaat allemaal uit van <strong>de</strong> school.<br />

Paters en nonnen hebben het samen geregeld. Er is <strong>voor</strong> een grammofoon gezorgd<br />

en een versterker met één grote geluidsbox. Aan twee kanten van <strong>de</strong> zaal staan rijen<br />

klapstoelen. Aan <strong>de</strong> klimtouwenkant zitten <strong>de</strong> meisjes van het meisjescollege, <strong>de</strong><br />

jongens zitten aan <strong>de</strong> raamkant. Van onze klas zijn er zo'n stuk of twaalf on<strong>de</strong>r wie<br />

Jimmy Wolterman, Joop Sikkema, ik en Sjier. Sjier is <strong>de</strong> stille jongen die bang is<br />

dat hij homoseksueel is, omdat hij een keer verliefd is gewor<strong>de</strong>n op een jongen.<br />

Er is een dansmeester met een dame die volgens Sjier op een forse lampenkap<br />

lijkt. Hij heeft een paars jasje met glanzen<strong>de</strong> revers. Haar rokken zijn altijd wijd en<br />

zitten nu eens vol glitters, dan weer angorapoezenbont, zwart gaas of kanten<br />

flod<strong>de</strong>rlubben. De bovenlijfjes hebben een heel diepe v-hals, vanachter tenminste.<br />

Hij noemt haar ‘mijn partner’, ‘mijn dame’ of ‘juffrouw Rosita’ en zij hem ‘meneer<br />

Otto’, maar volgens ons zijn ze getrouwd. Sjier, Jimmy en ik hebben hen een keer<br />

betrapt, toen we wat vroeg waren. Juffrouw Rosita had een stapel platen op schoot<br />

en <strong>de</strong> dansmeester wierp een heel stel an<strong>de</strong>re kapot op <strong>de</strong> vloer. De scherven spatten<br />

rond. Als onze gymleraar het had gezien had meneer Otto wat beleefd.<br />

‘Dít is geen Engelse wals - PATS - dít is geen Engelse wals - PATS - en dít is - PATS<br />

- geen Engelse wals!’ riep <strong>de</strong> man.<br />

‘Dat weet ik wel,’ gil<strong>de</strong> zijn danspartner. ‘Ze zaten er gewoon nog tussen!’ ‘Ik<br />

wil blin<strong>de</strong>lings platen kunnen pakken en opzetten!’ riep <strong>de</strong> man. ‘En haal nu een<br />

bezem en veeg het op.’<br />

Juffrouw Rosita sprong overeind, stampvoette, wierp nu <strong>de</strong> hele stapel op<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


87<br />

<strong>de</strong> grond waardoor er nog meer braken en hol<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> kleedruimtes waar wij met<br />

open mond ston<strong>de</strong>n te luisteren.<br />

‘Waar? Waar?’ schreeuw<strong>de</strong> ze. ‘Vlug!’<br />

‘De bezem?’ vroeg Nico Goossens. We wezen allemaal tegelijk naar een kast waar<br />

een zwabber in stond. Ze storm<strong>de</strong> ermee terug en hakte in <strong>de</strong> gymzaal zie<strong>de</strong>nd op<br />

meneert Otto in. ‘Roosje!’ riep hij. ‘Roosje!’ Ze joeg hem <strong>de</strong> zaal rond. Hij verloor<br />

zijn anjer.<br />

‘De les begint! Roosje!’ riep hij.<br />

Toen zag hij ons bij <strong>de</strong> ingang, we waren on<strong>de</strong>rtussen met zeker twaalven... en<br />

we wil<strong>de</strong>n niets missen.<br />

‘Ah, daar zijn <strong>de</strong> eerste gentlemen,’ zei hij. ‘Vanavond repeteren wij <strong>de</strong> Engelse<br />

wals.’<br />

Sinds die avond heette Juffrouw Rosita ‘<strong>de</strong> Engelse Wals’.<br />

De procedure is als volgt: <strong>de</strong> dansmeester roept ‘next dance’.<br />

De Engelse Wals zet een plaat op, en dan klapt <strong>de</strong> dansmeester in zijn han<strong>de</strong>n en<br />

roept: ‘De heren vragen een dame.’<br />

De raamkant stormt als één man op klimtouwenkant af. Het lijkt een beetje op een<br />

uitverkoop, maar <strong>de</strong> groep splitst zich onmid<strong>de</strong>llijk in twee kluwens als ijzervijlsel<br />

op <strong>de</strong> twee polen van een magneet. Pas als <strong>de</strong> twee mooiste meisjes bezet zijn,<br />

versprei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> jongens zich langs <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stoelen. Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keus. De<br />

golfbeweging is die van water dat zich ver<strong>de</strong>elt langs een bre<strong>de</strong> ruitenwisser.<br />

Als ie<strong>de</strong>reen een partner heeft, kijkt <strong>de</strong> dansmeester verbaasd naar <strong>de</strong> raamkant<br />

en klapt nog eens uitnodigend.<br />

Dan staan Sjier en ik op en lopen zo traag mogelijk ook naar <strong>de</strong> klimtouwenkant<br />

en bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee overgebleven meisjes een arm. Het zijn altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> twee.<br />

Een muizig meisje dat bij Sjier tot <strong>de</strong> navel komt en het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip.<br />

Dat heb ik meestal. Of zij heeft mij.<br />

Het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip is rond als een ton en danst ve<strong>de</strong>rlicht. Ze is ook aardig.<br />

Maar ze treft altijd mij, ie<strong>de</strong>re dans, tenminste als Sjier me niet af en toe even aflost<br />

en ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>urtje heb.<br />

‘Ik stomp haar met mijn knieën in <strong>de</strong> buik,’ klaagt Sjier. ‘En ik raak uit <strong>de</strong> maat<br />

als ik gebukt dans.’<br />

Ik ben altijd uit <strong>de</strong> maat want ik dans op <strong>de</strong> melodie.<br />

Het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip zegt er niets van. Ze heet Antoinette. ‘Zeg maar<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


88<br />

Tonnie,’ zegt ze maar dat krijg ik met over m'n lippen, sinds Sjier er om gegiecheld<br />

heeft.<br />

Het gaat niet goed tussen mijn va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r. Mijn va<strong>de</strong>r is zelfs een nacht<br />

niet thuisgekomen. Mijn moe<strong>de</strong>r vraagt hem niet waar hij geweest is. Ze zegt 's<br />

ochtends tegen hem: ‘Wil je dat ik kook <strong>voor</strong> je vanavond? Je zegt het maar.’<br />

En mijn va<strong>de</strong>r antwoordt: ‘Kook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongen en jou. Ik zorg wel <strong>voor</strong> mezelf.’<br />

‘Eet je van <strong>de</strong> week wél een keer thuis?’ vraagt ze dan na een paar minuten stilte.<br />

‘Ik zeg: kook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongen en jou. Ik zorg wel <strong>voor</strong> mezelf.’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r vouwt <strong>de</strong> krant dubbel, staat op, doet zijn jas aan in <strong>de</strong> gang en gaat<br />

<strong>de</strong> trap af zon<strong>de</strong>r mijn moe<strong>de</strong>r te kussen. Hij trekt ook mij niet meer aan mijn haar.<br />

Zo laat hij in het mid<strong>de</strong>n of hij ons gewoon vergeten is, of alleen boos is op haar.<br />

Hij aait wel <strong>de</strong> hond.<br />

17<br />

Zondag. Mijn va<strong>de</strong>r heeft een ontbijt gemaakt. Ik heb afgeruimd en mijn moe<strong>de</strong>r<br />

komt niet uit bed. Het bed tegenover <strong>de</strong> badkamer. Zol<strong>de</strong>rkamer eigenlijk. Mijn va<strong>de</strong>r<br />

en ik hebben samen afgewassen. Mijn va<strong>de</strong>r speelt patience. Er staat een fles jenever<br />

naast hem en een glaasje. Er liggen nu drie Denksporten naast hem, waarin nog geen<br />

puzzel is opgelost. Het is prachtig weer.<br />

‘Het is prachtig weer,’ zeg ik.<br />

‘Ja,’ zegt mijn va<strong>de</strong>r, ‘ja ja.’<br />

Ik ga boven het dienblad halen waarop ik mijn moe<strong>de</strong>r een klein ontbijtje had<br />

gebracht.<br />

‘Het is prachtig weer.’<br />

Ik moet toch wel eens iets aardigs zeggen.<br />

‘Ja, het is prachtig weer.’ Ze heeft zich al aangekleed. Ze zit bij het piepkleine<br />

raam van <strong>de</strong> dakkapel naar <strong>de</strong> duiven van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool te kijken.<br />

De bel gaat. Heel lang, alsof iemand geniet van het geluid.<br />

‘Er staat een motorfiets aan <strong>de</strong> overkant,’ zeg ik. ‘Mooi ding.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


89<br />

‘Wie belt nu zondagochtend om tien uur?’ zucht mijn moe<strong>de</strong>r. Mijn va<strong>de</strong>r wacht op<br />

het portaal. De bel gaat net weer. Weer heel lang. En dan wordt er getoeterd. Het is<br />

een claxon. Een vrolijk geluid. De straat zal nu wel wakker zijn.<br />

Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur staat een vreemd echtpaar. De man is dik. Hij heeft een sportieve,<br />

witte pet op en draagt een grof geruit kostuum, wit met bruine strepen. Het jasje heeft<br />

een bre<strong>de</strong> ceintuur van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> geruite stof en on<strong>de</strong>r het jasje bolt een enorme<br />

plusfour.<br />

Alsof hij uit een moppenblaadje is gestapt. Het Amusante weekblad, <strong>Jaargang</strong><br />

1934 tot en met 1939. De kel<strong>de</strong>r ligt er vol mee. Engelse grappen over golfspelers.<br />

‘Punch’, staat er altijd on<strong>de</strong>r. Schuin geruite sportkousen. Witte schoenen... Spierwit<br />

haar, motorbril op het <strong>voor</strong>hoofd, enorme witte knevel. Ro<strong>de</strong> koontjes.<br />

De vrouw is uit een heel an<strong>de</strong>re mop. Ze is kleiner dan ik, een schriel wezentje<br />

met een heksenneus en miezerige pijpenkrullen. Ze verdrinkt in een enorme dikke<br />

leren jas, die tot op <strong>de</strong> grond hangt en loodzwaar moet wezen. De mouwen zijn zo<br />

lang dat je haar han<strong>de</strong>n niet kunt zien. Een net iets te groot pilotenmutsje van hetzelf<strong>de</strong><br />

leer is diep over haar <strong>voor</strong>hoofd gezakt. De twee flappen werken als hangoren maar<br />

eron<strong>de</strong>r komen ook twee echte oren te<strong>voor</strong>schijn, vuurrood. De wind was zeker nog<br />

wel fris, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> rit.<br />

‘Prachtig weer, hè?’ zegt <strong>de</strong> man.<br />

‘Hij weet niet wie we zijn, Matthieu,’ zegt het wijfje.<br />

‘Hij weet toch wel wie we zijn?’ vraagt <strong>de</strong> man verwon<strong>de</strong>rd.<br />

‘Nee, hij weet niet wie we zijn,’ zegt zijn vrouw. En schuift <strong>de</strong> muts wat naar<br />

achter. Maar hij zakt terug over haar dunne streepjeswenkbrauwen. ‘Hij heeft ons<br />

nog nooit gezien? Hè?’<br />

Ik knik. ‘Ja, nog nooit <strong>de</strong>nk ik.’<br />

‘Wat gek,’ zegt <strong>de</strong> man. ‘Wat raar.’<br />

‘Het is niet raar, Het is achttien jaar gele<strong>de</strong>n, dat Johan en Agnes trouw<strong>de</strong>n. En<br />

toen was hij er nog niet.’<br />

‘Ah ja,’ zegt <strong>de</strong> man.<br />

‘Dit is oom Matthieu. En ik ben tante Charlotte.’<br />

‘We komen maar eens op <strong>de</strong> motor,’ zegt oom Matthieu trots. ‘Daar staat ie.’<br />

Alsof ik hem niet zag. De hele straat ziet hem.<br />

Mevrouw Korenman heeft zelfs <strong>de</strong> gordijntjes opzij.<br />

Op het balkon naast ons hangt tante Herma iets buiten.<br />

Ik ga een stap opzij om mijn nieuwe familie binnen te laten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


90<br />

‘Nee, we komen niet binnen. We blijven maar even.’<br />

Ik roep naar mijn va<strong>de</strong>r die bij <strong>de</strong> trapleuning naar bene<strong>de</strong>n kijkt. ‘Het zijn oom<br />

eh...’<br />

‘Matthieu,’ zegt tante Charlotte. ‘En ik ben...’<br />

‘Tante Charlotte en ome Matthieu?’ roep ik. Ik kan niet <strong>voor</strong>komen dat het klinkt<br />

als een vraag.<br />

‘Laat ze toch boven komen,’ roept mijn va<strong>de</strong>r.<br />

‘Wie? Wie?’ roept mijn moe<strong>de</strong>r van een verdieping hoger, <strong>de</strong> plek van waar mijn<br />

va<strong>de</strong>r ooit naar bene<strong>de</strong>n... enfin...<br />

‘Of u toch even binnen wil komen...’<br />

‘Nee, nee, we blijven maar even,’ zegt oom Matthieu. Hij kijkt al naar <strong>de</strong> motor,<br />

want er komen een paar kleine kin<strong>de</strong>ren om heen staan.<br />

‘Ach wat een mooie jongen.’ Tante Charlotte ziet met een smelten<strong>de</strong> blik naar me<br />

op...<br />

Mijn va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r komen samen <strong>de</strong> vestibule in.<br />

‘Johan!’ zegt oom Matthieu.<br />

‘Agnes!’ zegt tante Charlotte.<br />

‘Maar kom toch even boven,’ zegt mijn va<strong>de</strong>r.<br />

‘Nee, nee. We willen niet lastig zijn.’<br />

‘Jullie zijn niet lastig. Het is verdorie, hoe lang is het gele<strong>de</strong>n?..’<br />

‘Achttien jaar toch?’ schat mijn oom.<br />

‘Nee, elf,’ zegt mijn moe<strong>de</strong>r, ‘met Manon... Toen waren we er ook, weet je nog<br />

wel.’<br />

‘O ja... Ja... Enfin. Lang gele<strong>de</strong>n.’<br />

‘Alles gaat zo vlug,’ zucht tante. ‘En <strong>de</strong> mooie dingen zijn <strong>voor</strong>bij <strong>voor</strong>dat je het<br />

weet. Haar ogen zijn vochtig.<br />

‘Het is prima weer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> motor,’ zegt oom Matthieu.<br />

‘Daarom,’ zegt mijn va<strong>de</strong>r. ‘Als jullie nou gewoon even mee naar boven gaan.’<br />

‘Nee, nee. We blijven maar even. Hoe gaat het?’<br />

‘Goed?’<br />

‘Ja, Agnes? Gaat het goed?’<br />

‘Ja hoor,’ zegt mijn moe<strong>de</strong>r.<br />

‘Och och wat een mooie jongen!’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r haalt haar hand door mijn haar en ik schud hem weg.<br />

‘Wat vind je van onze motor?’ vraagt oom Matthieu. ‘Is die mooi of is die niet<br />

mooi?’<br />

‘Ja ja. Maar kom nou toch binnen,’ zegt mijn va<strong>de</strong>r, die graag zit.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


91<br />

‘Hon<strong>de</strong>rdtwintig. Bergop!’ zegt mijn oom. ‘En ik kan tot...’<br />

‘Het was koud,’ zegt mijn tante. ‘Achterop is het koud.’ Ze droogt haar ogen nu<br />

met een zakdoekje.<br />

‘Elf jaar,’ zucht ze.<br />

‘Ze heeft een goeie jas.’ Mijn oom, slaat op haar rug. Zijn hand kletst op het dikke<br />

leer en mijn tante corrigeert <strong>de</strong> muts want hij zakt scheef.<br />

‘Och wat een mooie jongen,’ zegt ze nog een keer als haar ogen on<strong>de</strong>r het leer<br />

vandaan komen.<br />

‘Maar het gaat dus goed?’ Mijn oom kijkt mijn ou<strong>de</strong>rs een <strong>voor</strong> een aan.<br />

‘Met Charlotte gaat het ook goed. We hebben <strong>de</strong> motor nog, dus.’<br />

‘Maar hij rijdt zo wild,’ zucht tante. ‘Ik val er soms vanaf.’<br />

‘Daar is die jas <strong>voor</strong>. Dik leer. Als ze maar goed ingepakt is.’<br />

Oom Matthieu kletst haar op haar achterste en nu zakt <strong>de</strong> muts ver over haar ogen.<br />

Ze blijven nog drie kwartier op <strong>de</strong> stoep staan en vertellen <strong>voor</strong>al dat het geen zin<br />

heeft om binnen te komen. Ze vragen ook vaak opnieuw hoe het gaat en luisteren<br />

onverschillig naar wat mijn ou<strong>de</strong>rs nog durven vertellen.<br />

Oom Matthieu en tante Charlotte zijn een oom en tante van mijn moe<strong>de</strong>r. Ze<br />

had<strong>de</strong>n zelf een dochter, Manon, die stierf toen ze 19 was, aan een bloedziekte. Ze<br />

lag thuis opgebaard in <strong>de</strong> donkere, keurige salon. Achter <strong>de</strong> bloemen om <strong>de</strong> kist stond<br />

<strong>de</strong> motorfiets tegen een theemeubel. Oom Matthieu had zijn dochter omringd met<br />

het beste wat hij te bie<strong>de</strong>n had.<br />

Mijn ou<strong>de</strong>rs wuiven hen na. Tante Charlotte zit beverig achterop en omklemt het<br />

forse mid<strong>de</strong>l van haar man. Hij schuift <strong>de</strong> motorbril op zijn neus en kijkt ons<br />

daardoorheen aan. ‘Blijf gelukkig!’ roept hij. ‘Want wat moet je án<strong>de</strong>rs.’<br />

‘Dat zegt hij altijd,’ zegt tante Charlotte. Dan schiet <strong>de</strong> motor ronkend weg en het<br />

is maar goed dat ze zich vast heeft gehou<strong>de</strong>n.<br />

Op een middag wil Jimmy Wop niet binnenkomen. Ik moet mee naar het snertpark.<br />

‘Neem die stinkhond maar mee,’ zegt hij.<br />

Lord sukkelt achter ons aan, ik moet hem tegenwoordig in <strong>de</strong> gaten hou<strong>de</strong>n want<br />

hij is me vaak even kwijt. De hazewind is er gelukkig dit keer niet bij.<br />

‘Ik wil een afspraakje maken,’ zegt Jimmy.<br />

‘Dat doe je toch vaak genoeg?’<br />

‘Nee. Dit is wat an<strong>de</strong>rs. Dit is geen meisje dat ik ken.’<br />

Hij duimt naar het gebouw van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool, dat donker tegen <strong>de</strong><br />

hemel afsteekt. Duiven flad<strong>de</strong>ren weg van het baldakijn op het dak.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


92<br />

‘Ken je daar iemand?’<br />

‘Jij kent toch het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip? Tonnie heet ze.’<br />

‘Antoinette. Ze wil wel eens met me dansen.’<br />

‘Precies,’ zegt Jimmy. ‘Wil jij niet ook eens een avond met haar uitgaan?’<br />

‘Waarom zou ik met haar willen uitgaan?’<br />

‘Omdat ik met haar zusje wil, nou ja ik weet niet...’ Jimmy wijst weer op <strong>de</strong> Hogere<br />

Huishoudschool. ‘En alléén wil ze misschien niet mee.’<br />

‘Zit er een zusje van Antoinette op die school?’<br />

‘Je zult haar zo zien. Het is bijna vier uur.’<br />

‘Hoe weet je dat ze een zus van het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip is?’<br />

‘Sportfondsenbad. Ze gaan altijd samen. Zwemmen hartstikke goed. Ze heet<br />

Liedje.’<br />

‘Is ze óók dik?’<br />

‘Nee natuurlijk niet. Ik ben niet gek.’<br />

Gelukkig dat het Vlieg<strong>de</strong>moe<strong>de</strong>rschip dit niet hoort.<br />

Jimmy rent wel van <strong>de</strong> raamkant naar <strong>de</strong> klimtouwenkant, maar soms niet hard<br />

genoeg en toen hij dus toch een keer te laat was <strong>voor</strong> het mooiste meisje en Joop<br />

Sikkema haar had, zei het wicht: ‘Ik geloof dat jij eerst was. Hoe heet je ook weer?’<br />

en gleed in Jimmy's armen. Joop Sikkema zocht schaapachtig, met een rood hoofd<br />

om zich heen of hij nog iemand an<strong>de</strong>rs kon vin<strong>de</strong>n.<br />

Ik merkte dat het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip vol verwachting naar Joop zat te kijken.<br />

Maar Joop zag haar niet eens zitten. Ze danste maar weer eens met Sjier.<br />

En ik dus met het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>urtje.<br />

De Hogere Huishoudschool stroom<strong>de</strong> leeg.<br />

Ik heb een oom op wie het altijd regent. Er drijft een plaatselijke bui mee recht<br />

boven zijn hoofd als hij met zijn vrouw gaat picknicken. Wolken volgen zijn boot<br />

op reisjes op <strong>de</strong> Rijn.<br />

Onweer stippelt zijn route uit bij een fietstocht.<br />

Alleen door hem al weet ik dat het toeval partijdig kan zijn.<br />

Van alle vijfhon<strong>de</strong>rd meisjes van <strong>de</strong> Hogere Huishoudschool was Liedje het meisje<br />

dat ik zomaar eens had tegen willen hou<strong>de</strong>n in mijn straat. Het is dat meisje dat niets,<br />

werkelijk niets van me moet hebben. Ze wist niet of ze stoppen moest of meteen<br />

doorfietsen toen ze ons zag. Ze keek naar Jimmy en daarna naar mij en toen weer<br />

naar Jimmy, alsof hij in iets getrapt had van onze Lord en haar zijn schoenzool wil<strong>de</strong><br />

laten zien.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


93<br />

‘Eh... dit is Sep Paffen,’ zei Jimmy.<br />

‘Dat weet ik heus wel.’<br />

Jimmy draai<strong>de</strong> zich om naar mij. ‘Dit is Liedje van Cleef. Het zusje van Tonnie.’<br />

‘Jaja. Van Antoinette,’ zei ik.<br />

‘Sep danst altijd met Antoinette,’ zei Jimmy.<br />

‘Zij liever dan ik dan.’<br />

Jimmy was even sprakeloos. Hij keek me hulpeloos aan.<br />

‘Kennen jullie elkaar soms tóch?’<br />

Ik keek haar aan en frunnikte aan <strong>de</strong> riemen van allebei <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n. ‘Hoe moeten<br />

wij elkaar dan kennen?’<br />

‘Wij moeten absoluut niks,’ zei Liedje. ‘Wij moeten vlug allebei een an<strong>de</strong>re kant<br />

opgaan en niets meer, niets meer tegen elkaar zeggen.’<br />

Ze werd vuurrood van woe<strong>de</strong> en reed weg. ‘Wacht nou even!’ riep Jimmy en hol<strong>de</strong><br />

haar na. Ik bleef staan. Ik was opeens een beetje misselijk.<br />

Liedje verdween in onze straat. Maar <strong>voor</strong> ze om <strong>de</strong> bocht verdween, riep ze: ‘De<br />

groeten aan je moe<strong>de</strong>r!’<br />

Jimmy kwam bij me terug. ‘Wat was dat nou?’<br />

Ik haal<strong>de</strong> mijn schou<strong>de</strong>rs op. Praten lukte nog niet.<br />

Van Cleef.<br />

Zo heet <strong>de</strong> stemmer.<br />

Twee dagen daarna was het ‘dansavond’. Als altijd van halfacht tot halfnegen. Niet<br />

dat ik zin in <strong>de</strong> dansles had. Ik wou er eigenlijk nooit meer heen. Maar ik moest<br />

Antoinette van Cleef zien.<br />

Zoals je tong niet van een losse tand kan afblijven, zo moest ik absoluut <strong>de</strong> dochter<br />

zien van <strong>de</strong> man met wie mijn moe<strong>de</strong>r wat had gehad. Al hield ik zelf het mooiste<br />

meisje van die school in mijn armen, ik zou over haar schou<strong>de</strong>r het<br />

Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip blijven nakijken, Antoinette die ook ergens over <strong>de</strong> dansvloer<br />

gleed, met Sjier waarschijnlijk. In zoverre als glij<strong>de</strong>n met Sjier mogelijk is. Als ik<br />

zelf weer met haar dansen zou, zou ik over pianomuziek kunnen beginnen, het gesprek<br />

in ie<strong>de</strong>r geval op dat on<strong>de</strong>rwerp kunnen brengen.<br />

‘Ik heb altijd moeite met <strong>de</strong> wals, als ik pianoles heb. Speel jij een instrument?’<br />

‘Mijn va<strong>de</strong>r is toevallig pianostemmer,’ zou ze misschien zeggen. Ze weet zelf<br />

vast niet, dat mijn moe<strong>de</strong>r iets had met haar va<strong>de</strong>r. Dan zou ik het intussen wel<br />

gemerkt hebben. Of zou haar ou<strong>de</strong>re zusje haar dingen verteld heb-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


94<br />

ben? Zusjes vertellen elkaar volgens mij meer dan broers. Nee. Dan zou ze niet meer<br />

met me dansen. ‘Al was je <strong>de</strong> laatste die ik kon kiezen,’ zou ze zeggen. Ik was meestal<br />

<strong>de</strong> laatste.<br />

Was het tussen <strong>de</strong> stemmer en mijn moe<strong>de</strong>r wel <strong>voor</strong>bij trouwens? Als het tussen<br />

haar en mijn va<strong>de</strong>r lang slecht zou blijven, slechter zou wor<strong>de</strong>n dan te verdragen is,<br />

zou Antoinette's va<strong>de</strong>r dan niet terug kunnen komen? Wat maakte het uit dat <strong>de</strong> piano<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit was? Hij kwam niet om te stemmen. Het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip was het<br />

enige aanknopingspunt dat ik had. Het maakte niet uit wat we <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Dansen, zitten,<br />

ruziemaken, elkaar negeren. Misschien wist ze alleen maar van haar va<strong>de</strong>r en een of<br />

an<strong>de</strong>re onbeken<strong>de</strong> vrouw... Zou ze daar iets over kwijt willen tegen een jongen van<br />

dansles? Dit zou een dansles kunnen wor<strong>de</strong>n die ik niet gauw zou vergeten.<br />

Ze was er niet.<br />

18<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r is bij haar moe<strong>de</strong>r. In Maastricht. Mijn va<strong>de</strong>r is wel thuis. Als hij thuis<br />

is. Maar hij hoeft niet <strong>voor</strong> mij te zorgen want ik logeer bij Sjier. Eigenlijk was het<br />

<strong>de</strong> bedoeling dat ik bij ome Sjef introk. ‘Ik heb er toch al negen!’ riep hij meteen.<br />

‘Eén bord meer of min<strong>de</strong>r.’<br />

Ik ken <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n bij ome Sjef. De negen kin<strong>de</strong>ren zitten om <strong>de</strong> tafel op grootte<br />

gerangschikt. Tante Dini zit aan het korte eind tegen over ome Sjef. Oom Sjef bidt<br />

<strong>voor</strong>, uitvoerig, met dichte ogen. Daarna zucht hij hij alsof hij uit een roes ontwaakt<br />

en zegt: ‘Smakelijk eten!’<br />

En <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren herhalen het luid. Dan snijdt ome Sjef het vlees en wipt met het<br />

mes <strong>de</strong> stukken soms over <strong>de</strong> volle lengte van het uitgeschoven tafelblad heen op <strong>de</strong><br />

opgehou<strong>de</strong>n bor<strong>de</strong>n. En als ik mee eet, krijg ik meer dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren.<br />

Dat wil ik nooit meer meemaken.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r begrijpt dat en dus vroeg ze <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Sjier of ik bij haar terecht<br />

kon.<br />

‘Jan kan niet buiten hem, zie je?’<br />

Sjier ken ik al van <strong>de</strong> kleuterschool toen hij vrijwel elke dag tussen <strong>de</strong> middag<br />

naar huis storm<strong>de</strong> met zijn hand op zijn kruis om daar ein<strong>de</strong>lijk te kunnen plassen.<br />

Het kuise toilet van <strong>de</strong> nonnen schrok hem waarschijnlijk af. Er hing, geloof ik, zelfs<br />

dáár een kruisbeeld.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


95<br />

‘Weet je nog hoe ze je met die zwarte puntschoenen van ze tegen je schenen schopten,<br />

als je niet keurig hand in hand in <strong>de</strong> rij liep om <strong>de</strong> klas uit te gaan?’ zei Sjier een keer<br />

huiverend tegen mij.<br />

Ik wist alleen dat ik te veel morgens gegierd heb dat ik naar mijn moe<strong>de</strong>r wou en<br />

dat ze me daarom meestal maar thuis hield. Als ik boenwas ruik, <strong>de</strong>nk ik aan het<br />

kin<strong>de</strong>ke Jezus.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r heeft Sjier uit een wak gered toen ze mij leer<strong>de</strong> schaatsen. Dat heeft<br />

een band geschapen tussen haar en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Sjier.<br />

Alles in huis bij Sjier is duur en lelijk. Maar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs zijn geen snobs. In <strong>de</strong> kamer<br />

hangt boven <strong>de</strong> schoorsteenmantel een doek met grote klaprozen, van het soort dat<br />

je gratis bij <strong>de</strong> lijst krijgt.<br />

Maar als je je jas ophangt bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur, zie je in het flauwe licht van het<br />

<strong>de</strong>urraampje naast <strong>de</strong> gasmeter een Weissenbruch. Haagse school. Schaapjes in een<br />

wei. Halverwege <strong>de</strong> trap, waar het weer iets donker<strong>de</strong>r is, een Mauve Ook Haagse<br />

school. En ook schaapjes in een wei. Boven aan <strong>de</strong> trap waar het zeer donker is nog<br />

een Mauve. Varkens on<strong>de</strong>r een boom. Sjier weet daar nogal veel van...<br />

Op <strong>de</strong> fauteuils in <strong>de</strong> kamer liggen antimakassars. De dwergpincher heeft een<br />

mand die met bont gevoerd is. De bloemen in <strong>de</strong> kamer hebben ingebouw<strong>de</strong> lampjes.<br />

Sjier is <strong>de</strong> langste en magerste jongen in <strong>de</strong> klas. Als hij met an<strong>de</strong>ren voetbalt, is<br />

het alsof hij op zijn eentje speelt en alleen maar toevallig met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren daar<br />

rondrent. Maar op het moment hij <strong>de</strong> bal heeft, moet je oppassen. Niemand krijgt<br />

Sjier meer te pakken tot hij tegenover je doel staat. En toch praat niemand ooit met<br />

hem. Niet echt tenminste. Sjier staat altijd bij an<strong>de</strong>ren, maar terzij<strong>de</strong>.<br />

En hij kan twee bladzij<strong>de</strong>n Julius Caesar on<strong>voor</strong>bereid vertalen bij een mon<strong>de</strong>linge<br />

beurt. Als Wop op wou schieten gaf hij Sjier een beurt.<br />

We lopen al een paar dagen met onze propvolle schooltassen op <strong>de</strong> heup door een<br />

laan met paar<strong>de</strong>nkastanjes achter <strong>de</strong> school naar zijn monsterachtig grote huis. Sjier<br />

heeft zelf een effen witte kamer met alleen een bed, om op te zitten ook, en een open<br />

kast met een paar hon<strong>de</strong>rd speelgoedsoldaatjes. Er staan ook kleine gecamoufleer<strong>de</strong><br />

tanks, die dankzij ingebouw<strong>de</strong> vuursteentjes echt vuur kunnen spuwen en met hun<br />

rubberen rupsban<strong>de</strong>n elke ribbel in het vloerkleed kunnen nemen. En hij heeft een<br />

afweergeschut dat met klappertjes werkt. De meeste soldaatjes zijn tommies die op<br />

hun buik liggen, maar hij heeft ook lopen<strong>de</strong> Amerikanen, op hun hoe<strong>de</strong>, het geweer<br />

in <strong>de</strong> aanslag; en bij <strong>de</strong> Duitse soldaten, zelfs een Feldwebel en hoog een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


96<br />

aparte plank met soldaatjes met bismarckhelmen. Ik mag er absoluut niet aankomen<br />

sinds ik verteld heb dat ik zelf heel veel Amerikaanse had, ook marcherend en zelfs<br />

een met een machinegeweer en een veldkijker en dat ik ze stuk <strong>voor</strong> stuk mee in bad<br />

nam waar <strong>de</strong> klei - of was het papier-maché? - oploste om hun benen en ook alle verf<br />

eraf ging.<br />

Mijn soldaatjes sneuvel<strong>de</strong>n een <strong>voor</strong> een of wer<strong>de</strong>n afschuwelijk verminkt. En<br />

mijn moe<strong>de</strong>r stuur<strong>de</strong> ze naar <strong>de</strong> Hai<strong>de</strong>s. Zon<strong>de</strong>r muntje van <strong>de</strong> Kikker op <strong>de</strong> tong.<br />

‘Persephoneia,’ zei Sjier. ‘Die was ook mooi. Vrouw van Hai<strong>de</strong>s, Ze was altijd in<br />

<strong>de</strong> hel behalve in <strong>de</strong> lente. Dan mocht ze even terug naar <strong>de</strong> bovenwereld.’<br />

Het is lente. Mijn moe<strong>de</strong>r is even naar Maastricht.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r is Hai<strong>de</strong>s en moet zolang <strong>voor</strong> zichzelf zorgen. De do<strong>de</strong>n krijgen<br />

bloedworst. Met appeltjes.<br />

19<br />

De moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Sjier zijn oud. Over <strong>de</strong> vijftig. Dik over <strong>de</strong> vijfig<br />

misschien. Sjier is hun enige kind, een tweelingzusje stierf bij <strong>de</strong> geboorte. ‘Maar ík<br />

ben dooier,’ zegt Sjier en dan giechelt hij want hij kan niet tegen mijn gezichten,<br />

zegt hij.<br />

Soms vraagt hij me: ‘Kijk nog eens zo.’<br />

‘Hoe?’ vraag ik.<br />

‘Nou. Zoals je net keek.’<br />

Ik zeg dat ik niet zou weten hoe ik net gekeken geheb en dan slaat hij zichzelf op<br />

zijn magere knieën en roept: ‘Ja, ja! Precies.’<br />

Ik <strong>de</strong>nk dat ik verborgen talenten heb.<br />

En an<strong>de</strong>rs heeft Sjier ze.<br />

Zijn va<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> eigenaar van een warenhuis aan <strong>de</strong> markt. Het is geheel van glas,<br />

een kubus van vijf verdiepingen. Op het platdak zie je <strong>de</strong> heuvels om <strong>de</strong> vieze stad.<br />

Recht bene<strong>de</strong>n je kijk je uit over <strong>de</strong> over<strong>de</strong>kte kramen. We hebben een keer met <strong>de</strong><br />

tekenclub een panorama van <strong>de</strong> stad gemaakt. Ik <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> markt, Sjier <strong>de</strong> zwarte<br />

steenkoolbergen van <strong>de</strong> mijn. Hij maakte ze hardrood.<br />

Eigenlijk doen Sjier en ik helemaal niets samen. Als Sjier stu<strong>de</strong>ert, doe ik geen flikker.<br />

Ik wil niet meer. Het interesseert me niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


97<br />

Ik teken <strong>de</strong> pincher, ik teken <strong>de</strong> Mauves en daarna <strong>de</strong> Weissenbruch en ten slotte <strong>de</strong><br />

klaprozen. We lopen na het eten door <strong>de</strong> ongezellige winkelstraten van onze stad.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> avond stopt <strong>de</strong> Citroën van mijn va<strong>de</strong>r langs het trottoir.<br />

‘Meerij<strong>de</strong>n?’ Als hij me kust, merk ik dat hij uit zijn mond stinkt.<br />

‘Wat is er?’<br />

‘Je stinkt uit je mond.’<br />

‘Niet gegeten.’<br />

We stappen in zon<strong>de</strong>r te vragen waar we heengaan.<br />

Maar hij trakteert ons gewoon op Hero Cerise in zijn kaartcafé bij het station.<br />

‘Mamma nog gezien?’<br />

Hij schudt van nee.<br />

‘Ook geen brief?’ Weer nee.<br />

‘Jij wel?’<br />

‘Ze heeft gebeld,’ zeg ik. Bij Sjier hebben ze een telefoon.<br />

‘Hoe was het met haar?’<br />

‘O. Prima,’ zeg ik.<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r heeft maar even met mij gepraat en daarna lang met Sjiers moe<strong>de</strong>r, die<br />

dingen zei die me zachtjes <strong>de</strong><strong>de</strong>n krimpen.<br />

‘Niks van aantrekken, Agnes. Mosterd na <strong>de</strong> maaltijd. Alles opschrijven, zodat <strong>de</strong><br />

advocaat het kan gebruiken. Niks telefonisch afhan<strong>de</strong>len. Ook niet op een bankje in<br />

het park afspreken. Alles handgeschreven. En handtekeningen eron<strong>de</strong>r. Niks zomaar<br />

geloven. Als het eenmaal over is, zie je hun ware aard.’<br />

De va<strong>de</strong>r van Sjier hield op met zijn nagels te vijlen en begon te <strong>de</strong>nksporten.<br />

Ik vertel dit niet aan mijn va<strong>de</strong>r, omdat Sjier erbij zit.<br />

‘Het weekend ga ik er even heen,’ zegt mijn va<strong>de</strong>r en hij knipt <strong>de</strong> ober.<br />

‘Maar ik kan je niet meenemen,’ voegt hij er haastig aan toe, zon<strong>de</strong>r te zeggen<br />

waarom.<br />

Hij wil nog twee Hero Cassis aan ons kwijt maar we hebben geen dorst.<br />

Hij wel.<br />

Het is gaan waaien. Mijn va<strong>de</strong>r heeft ons naar huis laten lopen, want ome Sjef en<br />

ome Bennink waren aangeschoven.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


98<br />

De bloesem van <strong>de</strong> vele kastanjes dwarrelt door <strong>de</strong> laan en be<strong>de</strong>kt onze schou<strong>de</strong>rs<br />

en onze haren.<br />

‘We zijn een bruidspaar,’ giechelt Sjier als we <strong>de</strong> tuin inlopen.<br />

Sjier giechelt om <strong>de</strong> vreemdste dingen.<br />

Er staat een keurige Ford op <strong>de</strong> oprit achter <strong>de</strong> Daimler van Sjiers va<strong>de</strong>r.<br />

‘Bridgeavond,’ zegt Sjier en schopt tegen <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Ford.<br />

Ik zie het probleem niet. Met kaarten ben ik grootgebracht. Mijn hart zinkt pas in<br />

mijn schoenen als ik <strong>de</strong> salon binnenkom. De bridgepartners van Sjiers va<strong>de</strong>r en<br />

moe<strong>de</strong>r zijn Dieudonné Vroemen en zijn vrouw.<br />

Daar had mijn moe<strong>de</strong>r even niet aan gedacht. Mevrouw Vroemen heb ik nooit<br />

eer<strong>de</strong>r gezien. De ou<strong>de</strong>rs van Sjier weten kennelijk niet <strong>de</strong> nodige <strong>de</strong>tails. En<br />

Dieudonné Vroemen herkent me niet eens. Wat is dat toch in mij? Hij kijkt van Sjier<br />

naar mij en zegt: ‘Zo, heren van het goe<strong>de</strong> leven.’<br />

Daarna zingt hij ‘Schenkt man sich Rosen in Tirol’, en mevrouw Vroemen valt in<br />

met een sopraan die het kristal van <strong>de</strong> luchter boven <strong>de</strong> kaarttafel doet tinkelen. De<br />

pincher steigert overeind in <strong>de</strong> mand. Sjiers moe<strong>de</strong>r neemt hem op schoot en kust<br />

hem op zijn neus en op zijn bolle oogjes en achter zijn bruut gesnoei<strong>de</strong> oortjes en<br />

Sjiers va<strong>de</strong>r zegt: ‘Doe dat toch niet. Dat is toch vies. Straks kus je mij weer.’<br />

‘Reken er maar niet op,’ zegt ze. ‘Drie harten.’<br />

‘Pas,’ zegt haar man.<br />

‘Ik ga met je mee Marieke Thérèse. Drie sans,’ zegt Dieudonné.<br />

‘Du sollst <strong>de</strong>r Kaiser meiner Seele sein’ zingt mevrouw Vroemen.<br />

We haasten ons naar Sjiers spierwitte kamer. Hij ploft op het bed en ik bewaar<br />

mijn evenwicht op mijn eigen koffer, want Sjier heeft niet <strong>de</strong> moeite genomen om<br />

een stoel <strong>voor</strong> mij van een an<strong>de</strong>re kamer te halen.<br />

‘Als je wat wil drinken, moet je wachten,’ zegt hij. Ik kan wachten. Tot ik een ons<br />

weeg. Tot Sjier een ons weegt.<br />

Er klinkt gescharrel in huis. Sjiers moe<strong>de</strong>r maalt koffie. ‘Je krijgt gebak,’ zegt<br />

Sjier. De trap kraakt, iemand klopt op een verkeer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur op <strong>de</strong> verdieping waar wij<br />

zitten en dan op ónze <strong>de</strong>ur.<br />

‘Mag ik binnenkomen?’ roept een stem. Sjier legt een vinger op zijn mond. ‘Kan<br />

het?’<br />

We geven geen antwoord. De <strong>de</strong>ur piept klagelijk open. Op <strong>de</strong> drempel staat<br />

Dieudonné Vroemen met twee bordjes met appeltaart. ‘Ja, ik vraag het altijd maar.’<br />

‘Je bent <strong>de</strong> vorkjes vergeten, Dieu!’ roept Sjiers moe<strong>de</strong>r van bene<strong>de</strong>n,<br />

‘Het zijn toch kerels?!’ balkt Dieudonné. ‘Die lummels hoeven toch geen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


99<br />

vorkjes?!’ Hij grijnst maar eens naar Sjier en mij. ‘Hè? Wat? En hij duwt het gebak<br />

on<strong>de</strong>r onze neuzen. ‘Wij hebben toch hán<strong>de</strong>n aan ons lijf, niet?’ We knikken en<br />

nemen allebei een grote hap.<br />

‘Zo mag ik het zien. ... Wat doen jullie nou zo'n hele avond?’ vraagt Vroemen.<br />

Hij kijkt het lege vertrek rond.<br />

‘Beetje op bed liggen,’ zegt Sjier met volle mond.<br />

‘Op bed?’ zegt Vroemen.<br />

‘Nou ja. En van allerhan<strong>de</strong> spelletjes,’ antwoordt Sjier. Hij heeft een stuk<br />

afweergeschut uit <strong>de</strong> kast genomen en legt er klappertjes in. Hij richt op Vroemen.<br />

‘Pang pang.’<br />

‘Spelletjes, hè?’ Vroemen kijkt naar mij, naar <strong>de</strong> koffer waar ik op zit, naar alle<br />

soldaatjes, hij knikt, corrigeert iets in zijn kruis en verlaat <strong>de</strong> kamer.<br />

‘Wat kwam die nou boven doen?’ fluister ik zachtjes.<br />

‘Hij <strong>de</strong>nkt dat we het met elkaar doen,’ antwoord<strong>de</strong> Sjier.<br />

20<br />

‘Hoe laat ga je naar mamma?’ vroeg m'n va<strong>de</strong>r. Ik vertel<strong>de</strong> 't hem.<br />

‘Zal ik dan weer op het platdak gaan staan?’ zegt hij, ‘Zoals vroeger? Weet je<br />

nog?’<br />

Ik weet het. Uit <strong>de</strong> trein kun je het dak van <strong>de</strong> bierkel<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> brouwerij zien,<br />

die meteen achter het station ligt. Als mijn moe<strong>de</strong>r me als dreumes meenam naar<br />

oma, stond mijn va<strong>de</strong>r tegen <strong>de</strong> tijd dat <strong>de</strong> trein zou vertrekken, op het dak en zwaai<strong>de</strong><br />

naar <strong>de</strong> hele trein.<br />

‘Hij ziet je, zie je wel?’ zei mijn moe<strong>de</strong>r dan. ‘Zwaai! Zwaai!’<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r greep mijn hand, ik trok hem los en zwaai<strong>de</strong> zelf.<br />

‘Jij ook,’ zei ik. Mijn moe<strong>de</strong>r wuif<strong>de</strong> gehoorzaam mee. En als ze er genoeg van<br />

kreeg, greep ik haar hand en zwaai<strong>de</strong> daarmee ver<strong>de</strong>r, net zolang totdat <strong>de</strong> trein zich<br />

in beweging zette. Dan liet ook mijn va<strong>de</strong>r zijn hand zakken. Wel bleef hij braaf<br />

wachten tot het moment dat <strong>de</strong> trein on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> overkapping uitschoof.<br />

‘Ik ben <strong>de</strong>rtien, pa,’ zei ik.<br />

Maar hij stond er en zwaai<strong>de</strong> naar een plek niet ver achter <strong>de</strong> kolenwagen. Ik<br />

durf<strong>de</strong> niet terug te zwaaien naar die dikke man in hemdsmouwen in <strong>de</strong> verte, die<br />

niet eens naar me keek...<br />

Er zaten te veel mensen in mijn coupé.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


100<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r wil weten of mijn va<strong>de</strong>r slaapt, of hij nuchter was als hij met <strong>de</strong> auto<br />

weg moest.<br />

Ze vergeet dat ik hem nauwelijks zie.<br />

‘Heb je 't leuk bij die jongen?’<br />

‘Best.’<br />

‘Is het een aardige jongen?’<br />

Ik vertel dat het echtpaar Vroemen elke week bij zijn ou<strong>de</strong>rs bridget en ze wil<br />

meteen een an<strong>de</strong>r adres regelen, mee <strong>de</strong> trein in stappen om dat te gaan doen. En<br />

an<strong>de</strong>rs moet ik ook maar in Maastricht blijven. Bij oma? Nee, merci. Zeker elke<br />

ochtend uit Maastricht naar school?<br />

Mijn oma is <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vrouw van mijn opa en tussen mijn moe<strong>de</strong>r en haar heeft<br />

het nooit geboterd. Ze vond mijn va<strong>de</strong>r te oud <strong>voor</strong> mijn moe<strong>de</strong>r, ze vond zijn beroep<br />

ordinair en nadat mijn ou<strong>de</strong>rs getrouwd waren, beklaag<strong>de</strong> ze mijn va<strong>de</strong>r. Ze zei dat<br />

ze om vele re<strong>de</strong>nen me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met hem had. Toen ik op mijn tien<strong>de</strong> nóg in bed bleek<br />

te pissen - dat was toevallig <strong>de</strong> keer dat ik bij haar logeer<strong>de</strong> - was mijn moe<strong>de</strong>r ook<br />

nog een slechte moe<strong>de</strong>r.<br />

We zitten op een bankje bij <strong>de</strong> Maas. Mijn moe<strong>de</strong>r begint droevig te huilen, terwijl<br />

ze in mijn koffer kijkt en het vuile on<strong>de</strong>rgoed telt dat ik meegenomen heb, zodat ze<br />

het bij oma op <strong>de</strong> hand kan wassen in <strong>de</strong> wastafel op oma's badkamer.<br />

Als ik uit <strong>de</strong> trein uit Maastricht stap, staat mijn va<strong>de</strong>r op het verkeer<strong>de</strong> perron te<br />

wachten. Verlegen loopt hij terug naar <strong>de</strong> trappen.<br />

Hij ziet er moe uit, en ook een beetje verwaarloosd. Hij heeft twee verschillen<strong>de</strong><br />

sokken aan, bij<strong>voor</strong>beeld. In <strong>de</strong> auto ruikt het naar frites.<br />

‘En?’ vraagt hij.<br />

‘En wat?’<br />

‘Wat zei je moe<strong>de</strong>r over je?’<br />

‘O niet veel. Gewoon. Wat ze altijd zegt.’<br />

‘Wat is dat dan?’<br />

‘Nou wat jij óók zegt.’<br />

Hij knikt. ‘Had ze nog een boodschap <strong>voor</strong> mij?’<br />

Ik zeg niet eens nee.<br />

Hij rijdt even later onze straat in maar we stappen niet uit. Hij kijkt me aan en legt<br />

een hand op mijn hoofd.<br />

‘Jungske,’ zegt hij zacht. ‘Jungske.’<br />

Hij wrijft door zijn ogen en ik vertel maar dat <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Lin<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het witte<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


101<br />

huisje van Rooie Trui ein<strong>de</strong>lijk omgehakt is. Dat weet ik van Sjier.<br />

De Ou<strong>de</strong> Lin<strong>de</strong> was een driehon<strong>de</strong>rd jaar ou<strong>de</strong> boom even buiten het centrum. Hij<br />

moest weg volgens <strong>de</strong> gemeente, want hij belemmer<strong>de</strong> het zicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

automobilisten. Rooie Trui is hooguit hon<strong>de</strong>rd jaar, al oogt ze ou<strong>de</strong>r. Ze heeft haar<br />

hele leven in het huisje achter <strong>de</strong> boom gewoond. Volgens Sjier is ze er geboren.<br />

Rooie Trui heeft zich maan<strong>de</strong>nlang tegen het omhakken verzet. Met hand en tand.<br />

Nou ja, tan<strong>de</strong>n heeft ze niet meer.<br />

Sjier was erbij toen ze <strong>de</strong> lin<strong>de</strong> echt gingen omzagen. Ze kwam uit haar huisje om<br />

te schel<strong>de</strong>n en ze geloof<strong>de</strong> niet dat er toestemming was gegeven, maar één van <strong>de</strong><br />

mannen begon takken af te hakken. Twee an<strong>de</strong>re gingen lachend zagen. Sjier zegt<br />

dat Rooie Trui <strong>de</strong> gemeentewerkers met haar knoestige wan<strong>de</strong>lstok te lijf is gegaan<br />

en hijgend naar a<strong>de</strong>m op <strong>de</strong> ruggen van <strong>de</strong> kerels bleef timmeren tot ze ophiel<strong>de</strong>n.<br />

Dat ze daarna <strong>de</strong> dikke boom omarm<strong>de</strong> met haar magere armpjes en riep: ‘Zaag me<br />

maar méé doormid<strong>de</strong>n!’ En dat Vroemen erbij heeft moeten komen Als hoofd Publieke<br />

Werken. En dat ze die Vroemen pas echt te lijf is gegaan. Met haar reumatische<br />

han<strong>de</strong>n heeft ze hem in zijn gezicht geklauwd, met haar stok heeft ze hem afgerost.<br />

En hij kon niet terugvechten, want dat doe je niet met een hon<strong>de</strong>rdjarige als er an<strong>de</strong>re<br />

mensen om je heen staan en <strong>voor</strong>al niet als hoofd Publieke Werken.<br />

Een ambulance heeft haar moeten afvoeren, nog net niet in een dwangbuis. Het<br />

is eigenlijk een treurig verhaal. maar ik dacht mijn va<strong>de</strong>r een plezier te kunnen doen<br />

met het feit dat Vroemen een paar flinke klappen had gehad. Maar hij luistert niet.<br />

‘Sep... weet jij nog hoe die man heet?’<br />

Ik staar hem aan. Man? Vroemen, zei ik toch?<br />

‘Die altijd <strong>de</strong> piano stemt.’<br />

‘Die komt niet meer,’ zeg ik. ‘Die komt nooit meer, pa.’<br />

‘Ik wou alleen maar weten hoe hij heet,’ antwoordt mijn va<strong>de</strong>r kalm.<br />

Is dat een verbeten blik? Zie ik daar kou<strong>de</strong> haat in zijn ogen? Ik weet niet hoe mijn<br />

va<strong>de</strong>r kijken zou als hij iemand zou willen vermoor<strong>de</strong>n.<br />

‘Wat moet je dan met die man?’ vraag ik.<br />

‘Niks. Ik wou alleen maar weten hoe hij heet.’<br />

Ik <strong>de</strong>nk na.<br />

‘Van Cleef of zo. Wat moet je met die man, pa?’<br />

‘Of zo?’<br />

‘Nee, hij heet Van Cleef.’<br />

Ik weet opeens wat ik nog meer moet zeggen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


‘Hij heeft twee jonge kin<strong>de</strong>ren.’<br />

Heel verstandig.<br />

102<br />

Er zat niets an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> me op. Ik moest mijn dikke va<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rscheppen. Of heet<br />

dat an<strong>de</strong>rs?<br />

Woensdagmiddag hebben we vrij. Ik ging niet naar huis maar naar het winkel<br />

centrum na vieren, naar <strong>de</strong> stille straat met <strong>de</strong> pianozaak waar Van Cleef <strong>voor</strong> werkt.<br />

Het is een winkel op een hoek, een met enorme etalages. De naam in goud op alle<br />

ruiten. Er ston<strong>de</strong>n zes vleugels als enorme oesters op een klant te wachten.<br />

Sjier ging mee. Ik drentel<strong>de</strong> heen en weer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ingang. ‘Waarom ga je niet naar<br />

binnen?’<br />

‘Ik weet niet...’<br />

‘Je zei dat je hier even moest zijn.’<br />

‘Dat wel. Maar ik weet niet hoe ik het moet vragen.’<br />

Ik besloot Sjier in te lichten over mijn va<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> man met wie mijn moe<strong>de</strong>r hem<br />

bedrogen had, wou vin<strong>de</strong>n.<br />

‘Ik ben bang dat mijn va<strong>de</strong>r hem vermoordt.’<br />

Sjier giechel<strong>de</strong>.<br />

‘Dit is niet om te lachen,’ zei ik, ‘Jij kent mijn va<strong>de</strong>r niet!’<br />

Het hielp een beetje, maar niet veel.<br />

Ik dacht aan die keer dat ik zeven was en door mijn va<strong>de</strong>r tussen <strong>de</strong> middag uit<br />

school werd gehaald. Toen ik bij hem in <strong>de</strong> auto zat, vroeg hij waarom ik zulke<br />

betraan<strong>de</strong> ogen had. Ik vertel<strong>de</strong> dat Joop Sikkema mij net weer getreiterd had. Ik zag<br />

mijn va<strong>de</strong>r wit van drift wor<strong>de</strong>n. Hij vroeg hoe Joop eruitzag. Het is ongelofelijk hoe<br />

weinig va<strong>de</strong>rs weten. Ik wees hem Joop aan die aan het eind van een straat op <strong>de</strong><br />

fiets rechts afsloeg. Mijn va<strong>de</strong>r gaf gas, draai<strong>de</strong> met gieren<strong>de</strong> remmen <strong>de</strong> bocht om<br />

en ging vlak om <strong>de</strong> hoek dwars op het trottoir staan, zodat Joop niet ver<strong>de</strong>r kon. Ik<br />

had mijn va<strong>de</strong>r nog nooit zo snel zien bewegen. Hij wierp het portier open, vloog<br />

naar buiten en schud<strong>de</strong> Joop door elkaar, gaf hem een paar petsen en trok zelfs een<br />

keer aan haartjes in zijn kruin. Wat hij tegen hem zei heb ik niet kunnen horen. Toen<br />

stapte hij hijgend weer in.<br />

‘Ziezo,’ zei hij.<br />

Joop keek ons loensend en met een schaapachtige grijns na. Hij heeft me pas na<br />

vieren 's middags weer eens op mijn bek geslagen.<br />

‘Ze geven je vast niet zo maar namen van een stemmer,’ zei Sjier. ‘Ze zijn bang<br />

dat je dan buiten hun om gaat werken.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


103<br />

Daar zat wat in en ik wil<strong>de</strong> al weg lopen. Maar toen stootte Sjier me nogal pijnlijk<br />

aan. Hij wees en giechel<strong>de</strong> weer. Achter <strong>de</strong> allerduurste vleugel ergens achter in <strong>de</strong><br />

zaak zat iemand te spelen. We liepen een hoek om om door <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re ruit beter te<br />

kunnen zien wie het was. Jimmy Wop.<br />

Jimmy Wop heeft Van Cleef ook als stemmer. Zo kent ie Liedje van <strong>de</strong> Hogere<br />

Huishoudschool. Simpel.<br />

Jimmy is verbaasd. ‘Wat moet jij met een stemmer? Jullie hebben toch geen piano?’<br />

Ik ga <strong>de</strong> rampen niet nog eens en nu aan Jimmy Wop uit <strong>de</strong> doeken doen. Het is<br />

al ingewikkeld genoeg. Het gaat misschien om moord. En an<strong>de</strong>rs wel om doodslag.<br />

Ernstige mishan<strong>de</strong>ling zou ook kunnen.<br />

Of minstens om iets an<strong>de</strong>rs dat begrijpelijk maar strafbaar is.<br />

Ik moet een heleboel mensen tegelijk beschermen. Op <strong>de</strong> eerste plaats mijn va<strong>de</strong>r.<br />

Eigenlijk niet op <strong>de</strong> eerste plaats, want ik bescherm mijn va<strong>de</strong>r omdat ik mijn moe<strong>de</strong>r<br />

moet beschermen. En mezelf. En ik bescherm Van Cleef niet omdat ik iets heb met<br />

Van Cleef, ik heb absoluut niks met Van Cleef, maar omdat hij jammer genoeg<br />

kin<strong>de</strong>ren heeft.<br />

Ik moet Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip van Cleef beschermen en die Liedje van Cleef tegen<br />

<strong>de</strong> wraak van mijn va<strong>de</strong>r, en dus ook Jimmy want die vindt Liedje misschien... Het<br />

is om duizelig van te wor<strong>de</strong>n.<br />

Ik moet zelf naar die smeerlap toe. Het is een eind, maar het moet maar. Ik overleg<br />

het niet eens met Sjier want als hij nog een keer giechelt, doe ik hem wat.<br />

De man woont buiten <strong>de</strong> stad. Een mijnwerkersbuurt. Ook veel akkers en grasland.<br />

Soms hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n meters maïs. Ik ben buiten a<strong>de</strong>m want het is al een kwartier lang<br />

bergop en niet zo'n beetje. Het laatste stuk loop ik. Ik heb mijn va<strong>de</strong>rs fiets en die<br />

heeft een te hoog za<strong>de</strong>l. De stemmer woont op nummer 119 in een ein<strong>de</strong>loze straat<br />

met gore huisjes. Ja. Voor zijn <strong>de</strong>ur staat zijn kever.<br />

Hij is thuis.<br />

Verdomme, hij is thuis.<br />

Ik ben gek. Wat kom ik eigenlijk in <strong>de</strong>ze straat doen?<br />

Ik kan moeilijk aanbellen. Als die man opendoet en me herkent... Nou ja, dan zou<br />

hij misschien juist naar me luisteren.<br />

Hij kan toch niet zo maar om iemand heen die hem toevallig op heterdaad heeft<br />

betrapt?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


104<br />

Maar moet ik dan zeggen dat hij moet oppassen <strong>voor</strong> mijn va<strong>de</strong>r? Het is een grote<br />

sterke vent. Straks moet mijn dikke pa nog oppassen <strong>voor</strong> hém omdat ik hém <strong>voor</strong><br />

mijn dikke pa gewaarschuwd heb! Dat zou helemaal mooi wezen.<br />

En wat doen we als zijn dochters erbij komen staan? Die Liedje smakt misschien<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur dicht. Die wil misschien niet dat haar va<strong>de</strong>r met me praat: ‘Je hebt mama<br />

bedrogen met met met...’<br />

Ik hoor het haar al tegen die zak roepen. Laat ze niks verkeerds zeggen over mijn<br />

moe<strong>de</strong>r, want ik weet niet hoe ik dan moet kijken.<br />

Zou zijn vrouw hem verlaten hebben? Zal wel, want dáárom zijn die meisjes<br />

natuurlijk woe<strong>de</strong>nd. Die vin<strong>de</strong>n mijn moe<strong>de</strong>r een sloerie.<br />

Want hun moe<strong>de</strong>r is... wacht eens! Zou ik die weggelopen vrouw van hem kunnen<br />

vin<strong>de</strong>n en het allemaal gewoon aan háár vertellen?<br />

‘Uw man moet oppassen want mijn va<strong>de</strong>r is even niet zichzelf. Hij is on<strong>de</strong>rweg<br />

naar uw gewezen man.’<br />

‘Wat is hij dan van plan?’ Dan zwijg ik veelbetekenend.<br />

Dat mens weet dan wel hoe ze het moet brengen thuis.<br />

Of zou ze krijsen: ‘Net goed. Net goed! Dat zal hem leren!’<br />

‘Hei, Seppie.’<br />

Het Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rschip. Op <strong>de</strong> fiets. Ze hijgt ook een beetje.<br />

‘Wat doe jij hier?’<br />

Ze heeft wel iets aardigs.<br />

‘Ik kwam vragen of je vanavond op dansles komt,’ zeg ik.<br />

Antoinette Vlieg<strong>de</strong>kmoe<strong>de</strong>rtje is een schatje. Ik praat nu opeens echt met haar terwijl<br />

ik dans. Ik bedoel dat ik meer dingen zeg dan ‘sorry’ en ‘mijn schuld’.<br />

We praatten eerst over muziek. Ik weet daar niks van af en zij ook niet. Maar daar<br />

kun je ook over praten.<br />

Ik vertel<strong>de</strong> dat ik van Jimmy Wolterman stom toevallig hoor<strong>de</strong> dat haar va<strong>de</strong>r bij<br />

Jimmy <strong>de</strong> piano stem<strong>de</strong> en dat hij ook onze stemmer was. Toen werd ze stilletjes.<br />

We zijn al na een kwartier ie<strong>de</strong>r apart met een smoes naar <strong>de</strong> Engelse Wals gegaan,<br />

dat we ons niet lekker voel<strong>de</strong>n. Dan moet je een briefje tekenen, hoe laat je weg bent<br />

gegaan en dat is alles. Ik <strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> Engelse Wals wel wat an<strong>de</strong>rs dacht, want ze<br />

knipoog<strong>de</strong>.<br />

In het Bosje achter <strong>de</strong> school staat een bank.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


105<br />

En op die bank heeft Vlieg<strong>de</strong>kje me snikkend verteld dat haar va<strong>de</strong>r weg is bij haar<br />

moe<strong>de</strong>r. Of an<strong>de</strong>rsom. Dat niemand kan begrijpen hoe erg zoiets is. Dat hij altijd<br />

an<strong>de</strong>re vrouwen heeft gehad. Zegt haar moe<strong>de</strong>r. Dat ze van haar va<strong>de</strong>r houdt. Dat<br />

haar moe<strong>de</strong>r ook veel van hem hield, maar dat ze gek van hem werd.<br />

Maar ze weet niets over míjn moe<strong>de</strong>r en zo. Dat blijkt overal uit. Haar ou<strong>de</strong>re<br />

zusje heeft haar het fijne niet verteld. Ze kan mij het fijne dus ook niet vertellen.<br />

Hoe fijn is het fijne tussen haar va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r?<br />

Maar aardig van dat zusje.<br />

Ik bedoel, niet ie<strong>de</strong>reen kan zulke dingen zo goed verwerken als ik.<br />

‘En? Hebben jullie gezoend?’ vroeg Sjier toen hij uit het gymlokaal kwam.<br />

Woensdagavond. Bridgeavond bij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Sjier. Sjiers moe<strong>de</strong>r tegenover<br />

Vroemen en Sjiers va<strong>de</strong>r tegenover mevrouw Vroemen. Ik weet van Sjier dat ze zo<br />

gaan zitten omdat er dan min<strong>de</strong>r ruzie wordt gemaakt. De va<strong>de</strong>r van Sjier en <strong>de</strong> vrouw<br />

van Vroemen doen namelijk altijd alles verkeerd.<br />

‘Ah. Daar zijn <strong>de</strong> heren van het goe<strong>de</strong> leven.’<br />

Vroemen laat zijn kaarten zakken en bekijkt Sjier en mij.<br />

‘En hoe was het op dansles? Leuke meisjes?’ De moe<strong>de</strong>r van Sjier vraagt dat vaak.<br />

Sjier geeft nooit antwoord. Kijkt Vroemen nu opvallend strak naar Sjier en niet zo<br />

zeer naar mij?<br />

‘Ik vond zwemmen vroeger al heel erg,’ geeuwt Sjier, ‘maar dan kon je tenminste<br />

nog op je eentje verdrinken.’<br />

‘Nou zeg,’ zegt zijn moe<strong>de</strong>r. ‘Ik pas.’<br />

‘Hou je niet van meisjes?’ Vroemen.<br />

‘Dieu. Die jongen is <strong>de</strong>rtien en een half.’<br />

‘Twee klaveren,’ zegt Sjiers va<strong>de</strong>r lusteloos.<br />

‘Pas?’ vraagt Vroemen, ‘ik pas ook. Ik wist het wel toen ik zo oud was als jullie.<br />

Toen ik zo oud was, spuug<strong>de</strong> Maria me al in mijn gezicht.’<br />

‘Ik moest toen niks van hem hebben,’ zegt Maria, ‘en Dieu draai<strong>de</strong> maar op me<br />

heen en wou maar aan me zitten.’<br />

‘Ik lustte wel pap van Maria,’ zegt Vroemen en staar<strong>de</strong> naar Sjier. ‘Dat is <strong>de</strong><br />

leeftijd. Er is geen jongen die niet een meisje aardig vindt.’<br />

Keek hij nou weer naar Sjier?<br />

‘Ik pas ook,’ zei Maria.<br />

‘Hoe kun jij nou passen?’ blaft Vroemen. ‘Dat is een conventie! Als Marie Thérese<br />

past en ík pas dan mag jíj nooit...’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


106<br />

‘Zal ik je in je gezicht spugen?’ zegt Maria. Het is een vrolijk mens.<br />

‘Hebt u zich bezeerd, oom Vroemen?’ Sjier raakt een pleistertje aan in <strong>de</strong> nek van<br />

Vroemen.<br />

Ou<strong>de</strong> Rooie Trui heeft hem gelukkig minstens één keer goed geraakt <strong>voor</strong>dat ze<br />

haar ziel doormid<strong>de</strong>n zaag<strong>de</strong>n.<br />

21<br />

Ik word uit <strong>de</strong> les gehaald. Weer bij Engels. Zou dat elke twee jaar gebeuren?.. Is er<br />

nóg iets dat ik niet weet omdat het bij <strong>de</strong> boterbloemen niet <strong>voor</strong>komt?<br />

De rector leunt nu met zijn billen tegen het bureau, als iemand die eigenlijk haast<br />

heeft. Ik heb het gevoel dat hij met opzet blijft staan, zodat het doodgewoon zal<br />

lijken, wat hij nu gaat zeggen, iets wat nu eenmaal even moet gebeuren.<br />

Het gaat over ‘<strong>de</strong> toestand bij mij thuis’, zoals hij het noemt. Hij behan<strong>de</strong>lt het<br />

veel te tactvol. ‘Je weet ongetwijfeld waar ik het over heb.’ Ik hoef niet eens te<br />

knikken, want hij gaat meteen door. ‘Het is ons ter ore gekomen en ik wil alleen<br />

maar zeggen: wij zijn er <strong>voor</strong> je. Hoe eenzaam je je ook voelt, ie<strong>de</strong>reen leeft met je<br />

mee. Ie<strong>de</strong>reen hier staat <strong>voor</strong> je klaar. Je logeert nu bij een jongen van je klas, begreep<br />

ik?’<br />

Ik vertel over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Sjier<br />

‘En je kunt het goed met elkaar vin<strong>de</strong>n?’<br />

‘Het zijn aardige mensen.’<br />

‘Ja maar ook met...’ Hij kijkt op het rooster: ‘...Sjier. Sjier, ja. Met Sjier. Kun je<br />

het met hem ook goed vin<strong>de</strong>n?’<br />

Ik knik.<br />

‘Wat eh... wat doen jullie zoal?’<br />

Ik haal m'n schou<strong>de</strong>rs op. Op zulke vragen weet ik nooit een antwoord.<br />

‘Maar jullie hebben genoeg gemeen?’<br />

Ik vertel hem dat ik Sjier vanaf <strong>de</strong> kleuterschool ken. En van het wak. En dat hij<br />

net als ik op <strong>de</strong> tekenclub zit. De rector knikt. Zijn parasologen proberen zich in <strong>de</strong><br />

mijne te boren. ‘Als er ooit iets is, wat je dwars zit - het geeft niet wat - kom je dan<br />

meteen naar mij? Maar dan ook meteen?’<br />

Ik beloof te zullen rennen. Als er me iets invalt.<br />

‘Sjier kan ook altijd bij me komen. Ik bedoel...’<br />

Sjier?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


107<br />

‘Nou ja, ik bedoel... Enfin, je snapt me wel.’<br />

Ik snap nog niet veel. Ik besluit zelf maar eens iets te vragen. Dat moet kunnen.<br />

‘Van wie he... hebt u het gehoord?’<br />

‘Wat?’<br />

‘Van mijn va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r...’<br />

‘O dát! Jaja. O ja. Mmm... Van een vriend van je ou<strong>de</strong>rs die het goed met ze<br />

meent.’<br />

Vroemen.<br />

‘Maar je vond het toch leuk bij die jongen?’<br />

Mijn va<strong>de</strong>r staat <strong>voor</strong> het kantoortje van <strong>de</strong> brouwerij. Door <strong>de</strong> ramen loeren<br />

boekhou<strong>de</strong>rs naar ons. Berthold Ronda spant vlak naast ons twee paar<strong>de</strong>n uit. Op <strong>de</strong><br />

grote ijskar liggen nog twee half gesmolten blokken.<br />

‘Ik wil graag gewoon thuis zijn,’ zeg ik. En ik begin te huilen of ik zes ben.<br />

‘Ik wil bij jou zijn.’<br />

Hij drukt me tegen zijn dikke buik, een van <strong>de</strong> Zeeuwse knollen piest weer lang<br />

en krachtig. Een zoete geur verdringt meteen <strong>de</strong> lucht van verschaald bier.<br />

‘Waarom wil je weg bij die jongen?’<br />

Ik <strong>de</strong>nk koortsachtig na. Berthold loopt weg met een halster.<br />

‘Ik ben bang dat ik bij die mensen in bed pis,’ fluister ik.<br />

Dat is me al twee jaar niet gebeurd. Het laatst bij oma. Maar ik wil gewoon naar<br />

huis. Meteen. Ik voel dat zijn han<strong>de</strong>n me loslaten. Hij zucht.<br />

‘Ik maak vanavond bloedworst,’ zegt hij.<br />

‘Met appeltjes?’<br />

Hij klakt met zijn tong.<br />

De appeltjes vind ik wel lekker.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r drukt vaker geluk uit in termen die met eten te maken hebben.<br />

Sjier loopt met me mee en wil mijn koffer met on<strong>de</strong>rbroeken dragen. We lopen <strong>de</strong><br />

laan uit, langs het huis van wijlen Wop. Ik ben bij <strong>de</strong> winkel van <strong>de</strong> dames Van Erp<br />

een plant wezen uitzoeken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Sjier, als dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gastvrijheid.<br />

Sjier moest giechelen. Ik heb een vleeseten<strong>de</strong> plant gekozen. De pincher moet<br />

oppassen, zei hij.<br />

Mijn va<strong>de</strong>rs Citroën staat <strong>voor</strong> onze <strong>de</strong>ur. Heintje Treur aait <strong>de</strong> motorkap. Mijn<br />

va<strong>de</strong>r is thuis.<br />

De gordijnen van mevrouw Korenman bewegen lichtjes.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


108<br />

Tante Herma van bij ons naast kijkt of er nog iets op haar balkon ligt.<br />

De <strong>de</strong>urpost bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur is vreemd genoeg beschadigd. En flink ook. We gaan<br />

samen naar boven, want Sjier geeft <strong>de</strong> koffer niet af. Mijn va<strong>de</strong>r staat boven aan <strong>de</strong><br />

trap. In <strong>de</strong> keuken sist spek.<br />

‘Kom eens mee,’ zegt hij. Sjier ziet hij niet eens. Hij huppelt <strong>voor</strong> me uit. De Dikke<br />

van <strong>de</strong> Dikke en <strong>de</strong> Dunne. Was mijn moe<strong>de</strong>r er nu maar.<br />

Ik blijf een beetje verlegen met Sjier achter, maar mijn va<strong>de</strong>r wenkt me ongeduldig.<br />

Hij staat bij <strong>de</strong> schuif<strong>de</strong>uren. ‘Tadaaaa,’ zegt hij en opent ze.<br />

De piano staat op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> plek. Mijn va<strong>de</strong>r straalt.<br />

‘Tadaaaa,’ zegt hij nog eens, zachter. ‘Hij was er nog. De man zei dat hij er al<br />

twee keer een bod op had gehad, maar <strong>voor</strong> driehon<strong>de</strong>rd kon ik hem krijgen.’<br />

Ik strijk over <strong>de</strong> toetsen. Ik kijk naar <strong>de</strong> brandplekken die mijn va<strong>de</strong>rs peuken<br />

hebben gemaakt. Hij had <strong>de</strong> stemmer <strong>de</strong> naam moeten vragen van <strong>de</strong> opkoper.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r klapt <strong>de</strong> wrakke kaarsenhou<strong>de</strong>rs naar buiten.<br />

‘Nou mamma nog.’<br />

‘'t Spek verbrandt,’ zeg ik.<br />

Terwijl mijn va<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> keuken holt, zoek ik om me heen naar Sjier. De koffer<br />

staat boven aan <strong>de</strong> trap. Ik ga terug en loop naar het raam in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kamer.<br />

Sjier ligt aan <strong>de</strong> overkant op <strong>de</strong> stoep en Joop Sikkema zit boven op hem. Hij laat<br />

spuug in Sjiers gezicht lopen. Een ou<strong>de</strong> grap van Joop. Sjier doet niets. Hij kronkelt<br />

niet, krijst niet, zoals ik.<br />

Dan komt mevrouw Sikkema uit het huis en trekt Joop aan een oor mee naar<br />

binnen.<br />

Sjier staat langzaam op en loopt weg, <strong>de</strong> straat uit. Hij kijkt niet eens omhoog naar<br />

onze ramen. Hij zou me trouwens niet hebben kunnen zien, want ik tuur nu vanachter<br />

een overgordijn. Zodat hij zich niet hoeft te schamen <strong>voor</strong> mij. En ik mij niet <strong>voor</strong><br />

hém.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r komt uit <strong>de</strong> keuken en zegt: ‘Tja. Dat spek is verbrand.’<br />

22<br />

Onze school heeft elfhon<strong>de</strong>rd leerlingen. Jongens. Het is een college. Er is een<br />

gymnasium in het gebouw gevestigd, een hbs en een han<strong>de</strong>lsdagschool. De school<br />

is van het klooster, maar <strong>de</strong> meeste leraren zijn leken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


109<br />

Eigenlijk zijn het klooster en <strong>de</strong> school één geheel. Er is een klokkentoren boven <strong>de</strong><br />

kloosteringang maar ook een op het dak, recht boven <strong>de</strong> conciërgekamer bij <strong>de</strong><br />

leerlingeningang aan <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> speelplaats. De bel die daar in hangt, wordt drie<br />

maal per dag bij het begin van lessen geluid. Om kwart <strong>voor</strong> negen, om kwart over<br />

elf en om kwart <strong>voor</strong> twee. De leerlingen stromen dan samen <strong>voor</strong> het bor<strong>de</strong>s, maar<br />

het kluwen moet zich bij het beklimmen van <strong>de</strong> tre<strong>de</strong>n in vier or<strong>de</strong>lijke rijen gesplitst<br />

hebben. Dan pas mag men het gebouw betre<strong>de</strong>n. Drie franciscanen fungeren als<br />

boeien boven aan <strong>de</strong> trap.<br />

Ik kon Sjier 's morgens nergens vin<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> speelplaats. Niet met een sigaret in<br />

<strong>de</strong> fietsenstalling, niet in <strong>de</strong> buurt van een bal. Ik was langs zijn huis geweest, maar<br />

daar was hij al vertrokken. Vreemd vroeg, zei zijn moe<strong>de</strong>r.<br />

Ik zag wel Joop. Hij was aan het voetballen met zes an<strong>de</strong>re jongens en een jonge<br />

franciscaan die alle ballen altijd on<strong>de</strong>rschepte met zijn pij en beweer<strong>de</strong> dat, als je<br />

met blote voeten moest voetballen, daar iets tegenover mocht staan.<br />

Ik hield Joop vast aan zijn mouw.<br />

‘Waarom vochten jullie gisteren?’<br />

Hij schud<strong>de</strong> zich los,<br />

‘Hij begon.’<br />

‘Waarom zou Sjier jóu slaan?’ Onwaarschijnlijk verhaal.<br />

‘Ah, lul. Ik heb hem alleen maar op <strong>de</strong> grond gedrukt. Zodat ie niet nog eens kon<br />

slaan.’<br />

‘Dan sloeg ie vast niet <strong>voor</strong> niks.’<br />

‘Ik laat me niet slaan door een nicht.’<br />

‘Wordt er nog gevoetbald?’ schal<strong>de</strong> <strong>de</strong> franciscaan die Kortjakje wordt genoemd.<br />

Joop stortte zich op <strong>de</strong> bal en probeer<strong>de</strong> hem verwoed schoppend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pij van<br />

Kortjakje vandaan te krijgen. Ein<strong>de</strong>lijk had hij hem. Hij knal<strong>de</strong> <strong>de</strong> bal tussen twee<br />

schooltassen die als doelpalen fungeer<strong>de</strong>n.<br />

‘Goed zo, knul!’ De franciscaan lachte en keek toen naar mij. ‘Wanneer wordt jij<br />

eens een keertje sportief, Paffen? Lapzwans. Oetlul. Kwijlebal.’<br />

Zeker van een mo<strong>de</strong>rn seminarie.<br />

Ik keek in het lokaal van <strong>de</strong> b-klas. Geen Sjier. Zijn tas lag er ook niet. Niemand had<br />

hem nog gezien. In mijn eigen lokaal waren ze al begonnen. Ik meld<strong>de</strong> me ziek bij<br />

<strong>de</strong> rector.<br />

‘Heb je een briefje van je ou<strong>de</strong>rs?’ Ik probeer<strong>de</strong> hulpeloos mogelijk te kijken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


110<br />

‘O,’ zei hij ‘Ach ja, nou breng het maar mee als je weer beter bent. Een briefje van<br />

je va<strong>de</strong>r bij<strong>voor</strong>beeld. Het beste, joh. Hou je taai.’<br />

Ik had geen zin om thuis in een leeg huis te komen. Ik moest ook bij <strong>de</strong> school uit<br />

<strong>de</strong> buurt blijven. Naar <strong>de</strong> stad gaan leek <strong>de</strong> beste oplossing. Sjier spijbel<strong>de</strong> vast en<br />

zeker ook.<br />

Plotseling dacht ik dat ik tegen een ontmoeting opzag. Het was tot daar aan toe<br />

om met hem naar school te lopen. Je kon dan nog een beetje slaperig doen en vage<br />

antwoor<strong>de</strong>n geven, ondui<strong>de</strong>lijk mompelen. Hij wist niet dat ik had gezien dat Joop<br />

en hij had<strong>de</strong>n gevochten. Ik hoef<strong>de</strong> hem dus niet vragen waarom hij Joop had<br />

geslagen. Ik wist genoeg.<br />

‘Was hij maar zijn zusje,’ dacht ik. ‘Een zusje dat op hem leek... en dan net nog<br />

iets mooier misschien...’<br />

Ze zou rondgelopen hebben arm in arm met vriendinnen achter <strong>de</strong> hoge muren<br />

met <strong>de</strong> glasscherven. Je hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> meisjes vaak lachen. Jongens als Joop Sikkema<br />

probeer<strong>de</strong>n elke dag wel over <strong>de</strong> muur te klimmen. Ja. Een zusje zoals Sjier, maar<br />

dan an<strong>de</strong>rs... Dat had nog gekund.<br />

Toen zag ik Sjier. Hij slenter<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> marktkramen met zijn tas op zijn heup.<br />

Ik kon hem makkelijk volgen tussen <strong>de</strong> kramen zon<strong>de</strong>r gezien te wor<strong>de</strong>n.<br />

Sjier bleef staan <strong>voor</strong> het warenhuis van zijn eigen va<strong>de</strong>r. Hij liep <strong>de</strong> passage in<br />

die naar <strong>de</strong> achterkant leid<strong>de</strong>. Daar is wel een zij-ingang maar... Ik bleef staan.<br />

De lift. De magazijnlift.<br />

Opeens brak het zweet me uit. Sjier wou naar het dak. Zo waren we met <strong>de</strong><br />

tekenclub steeds op het dak gekomen.<br />

Sjier alleen op het platdak...<br />

Dat kon maar één ding betekenen. In zijn toestand. Ik zag het <strong>voor</strong> me. Het bloed<br />

op <strong>de</strong> etalageruiten. Sjier met verbrijzel<strong>de</strong> botten en een misvormd gezicht op een<br />

trottoir zwart van het bloed. Een gebarsten schooltas, boeken en schriften overal,<br />

kriskras verspreid, <strong>de</strong> wind die in een bebloe<strong>de</strong> Atlas van <strong>de</strong> Antieke Wereld bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />

Zijn va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r bij het graf. De pincher bij het hek, vastgebon<strong>de</strong>n, wie weet<br />

door Dieudonné Vroemen, met een witgeel lint om zijn buik. Het volle kerkhof. De<br />

eerste twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klassers. Misschien ook wat voetballers van <strong>de</strong> HBS. Joop<br />

Sikkema zou er god beter 't nog bij zijn en een lekkere halve vrije dag hebben.<br />

Ik schreeuw<strong>de</strong>. ‘Sjier!!! Sjier, wacht!!!’<br />

Sjier draai<strong>de</strong> zich langzaam om aan het eind van <strong>de</strong> passage en wachtte tot ik bij<br />

hem was.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


111<br />

‘Sjier,’ zei ik snakkend naar a<strong>de</strong>m. ‘Daar ben ik.’<br />

Ik wist even niks beters.<br />

‘Hallo’ zei hij mat.<br />

‘Ik zag je opeens,’ pufte ik. ‘Wou je naar het dak?’<br />

‘Het dak?’ vroeg Sjier traag. ‘Wat zou ik daar moeten doen?’<br />

‘O, nou, ik dacht het. Omdat je bij <strong>de</strong>ze ingang staat.’<br />

‘Ik wou naar <strong>de</strong> etaleurs gaan,’ zei Sjier. ‘Dat vind ik leuk. Ik mag soms meedoen.<br />

Iets vergul<strong>de</strong>n of zo. Papier-maché maken. Van dat soort dingen, weet je wel.’<br />

‘O ja,’ zei ik. ‘O ja.’ Ik probeer<strong>de</strong> erger te hijgen dan nodig was. ‘Je was vlug weg<br />

gister. Bij me thuis.’<br />

Hij knikte en ging <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur door naar <strong>de</strong> kleine hal waar <strong>de</strong> liftkoker was.<br />

‘Maar ik zag je nog door het raam. Je lag te matten met Sikkema.’<br />

‘O,’ zei Sjier. Hij drukte op <strong>de</strong> knop naast <strong>de</strong> lift<strong>de</strong>ur.<br />

‘Je maakte toch geen ruzie over mij of zo, hé?’<br />

De lift verliet klagelijk reutelend een hogere verdieping.<br />

‘Over jou?’<br />

De lift bonkte achter Sjier neer en <strong>de</strong> <strong>de</strong>uren gingen open.<br />

‘Wou je méé of blijf je hier staan?’ vroeg Sjier lusteloos, met één been in <strong>de</strong> lift<br />

en één erbuiten.<br />

‘Ik bedoel... daar zou geen enkele re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn. Wij zijn gewoon goeie vrien<strong>de</strong>n.’<br />

Sjier stapte in <strong>de</strong> lift.<br />

‘Tuurlijk,’ zei hij.<br />

‘Zei hij soms dat je op mij verliefd was? De zak?’<br />

‘Nee,’ zei Sjier. ‘Ik vertel<strong>de</strong> het hem.’<br />

‘Dat je op mij..?’<br />

Sjier keek nu me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>nd.<br />

‘Op hem, lul,’ zei hij. Hij liet een knop los en <strong>de</strong> lift<strong>de</strong>uren sloten zoevend. Zijn<br />

smalle gezicht gleed weg achter het ron<strong>de</strong> raampje.<br />

Ik staar<strong>de</strong> naar wiebelen<strong>de</strong> kabels in een schacht.<br />

Aan alles komt een ein<strong>de</strong>, zegt mijn va<strong>de</strong>r wel eens. Hij zegt dat te pas en te onpas.<br />

Na een maaltijd die hem gesmaakt heeft. Als ik met hem dierennamen met een p heb<br />

gedaan en hij me heeft laten winnen en ik nóg een keer dierennamen wil doen,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld dierennamen die eindigen op een r. Als mijn moe<strong>de</strong>r hem drie keer een<br />

huppeltje heeft laten maken en hij er genoeg van heeft.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


112<br />

Om kwart over elf trok <strong>de</strong> frater-conciërge aan het bellentouw. In <strong>de</strong> klokkentoren<br />

brak iets.<br />

De bel schoot los en wipte uit het klokkentorentje en stuiter<strong>de</strong> over het leien dak<br />

omlaag.<br />

Het bronzen ding van pak weg 2,5 kilo kwam mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> menigte scholieren<br />

terecht en raakte Joop Sikkema. Mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> fontanel. Hij was op slag dood.<br />

23<br />

Sjier en ik had<strong>de</strong>n gespijbeld. Het toeval had óns niet uit kunnen kiezen in <strong>de</strong> menigte.<br />

Of het had veel eer<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> een van ons moeten beslissen.<br />

Geen van ons heeft Joops dood gewenst.<br />

Niet op dat moment tenminste. Zeker Sjier niet. O nee. Niet Sjier.<br />

De schoolklok liet zich niet bedotten door spiegels, die alleen <strong>de</strong> mensen wijsmaken<br />

dat ze verschillend zijn. Wij hebben allemaal hetzelf<strong>de</strong> gezicht. Dat van <strong>de</strong><br />

etalagepoppen uit <strong>de</strong> steunkousenwinkel. Het maakte <strong>de</strong> klok niet uit op wie hij viel.<br />

Tientallen keren heb ik Joop Sikkema alle straffen toegedacht, die een kleine<br />

jongen kan be<strong>de</strong>nken. Dat zijn <strong>de</strong> ergste die <strong>de</strong> echte hel kent.<br />

Als ik weer eens on<strong>de</strong>r hem lag, als ik achter hem aanren<strong>de</strong> gillend van razernij,<br />

als hij buiten mijn bereik was.<br />

Maar aan alles komt een ein<strong>de</strong>. 'n Wees heeft zichzelf niet gemaakt. Ik heb mezelf<br />

ook niet gemaakt, mijn va<strong>de</strong>r en mijn moe<strong>de</strong>r hebben dat gedaan en zij zíjn er nog.<br />

Al zijn ze niet bij elkaar.<br />

Vreemd. Joop zal nooit weten, wat hij was.<br />

Meneer en mevrouw Sikkema lieten kapelaan van Enteren <strong>de</strong> dienst lei<strong>de</strong>n. Hij<br />

noem<strong>de</strong> Joop een koekoeksjong van <strong>de</strong> oorlog. Hij zei dat hij Joop had zien opgroeien<br />

in <strong>de</strong> warmte van een nieuw gezin, tot een frisse, jonge knul. Dat <strong>de</strong> wegen van God<br />

ondoorgron<strong>de</strong>lijk zijn. Hij verwerkte <strong>de</strong> klok ook nog in <strong>de</strong> preek. Hij trok een<br />

vergelijking met <strong>de</strong> vliegtuigbom die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Joop getroffen had.<br />

‘“Te elf<strong>de</strong>r ure”, “te laat” in <strong>de</strong> bijbel, maar niet in dit geval. “Te elf<strong>de</strong>r ure” was<br />

“te vroeg”. “Te vroeg” <strong>voor</strong> hén... “Te vroeg” <strong>voor</strong> hun kind.’<br />

Het was niet aan meneer Sikkema besteed. Ik dacht dat mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verdrietigste<br />

man was, die ik ooit gezien had. Maar ik zal nooit vergeten hoe<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


113<br />

meneer Sikkema keek toen zijn vrouw hem mee <strong>de</strong> rouwkamer uitnam, omdat het<br />

<strong>de</strong>ksel op <strong>de</strong> kist ging.<br />

Sjier liet een voetbal knallen tegen <strong>de</strong> blin<strong>de</strong> muur opzij van zijn huis.<br />

‘Zag ik je moe<strong>de</strong>r thuiskomen?’ zei hij toen hij me zag.<br />

Ik grijns<strong>de</strong> verlegen.<br />

‘Voorgoed?’<br />

‘Wat haar betreft wel.’<br />

‘En je va<strong>de</strong>r?’<br />

‘Wat hem betreft zeker.’<br />

Sjier passeer<strong>de</strong> vier keer een onzichtbare keeper.<br />

‘Ben je nog steeds treurig?’ vroeg ik.<br />

‘Ik weet het niet,’ zei Sjier. ‘Ik weet nooit wat ik ben. Nooit, nooit. Nou weet ik<br />

weer niet of ik treurig ben.’ Hij giechel<strong>de</strong>.<br />

Toen ik mijn straat in slofte, kwamen mijn va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r net uit het huis van <strong>de</strong><br />

Sikkema's. Op het balkon haal<strong>de</strong> tante Herma wat dingetjes van een lijn. En ze hing<br />

wat an<strong>de</strong>re dingetjes an<strong>de</strong>rs. Ik wachtte tot mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open<strong>de</strong>ed. Binnen<br />

liep ik tussen mijn moe<strong>de</strong>r en va<strong>de</strong>r in, mijn armen om hun mid<strong>de</strong>l, <strong>de</strong> trap op. Dat<br />

was niet makkelijk maar ze protesteer<strong>de</strong>n niet.<br />

Lord kwispel<strong>de</strong> sentimenteel op <strong>de</strong> overloop.<br />

Ik liep <strong>de</strong> kamer in naar <strong>de</strong> gebloem<strong>de</strong> piano en speel<strong>de</strong> zomaar mijn va<strong>de</strong>rs boogie<br />

woogie.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r kwam naast me staan.<br />

‘Nee,’ zei hij, ‘dat doe je zó.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Me<strong>de</strong>werkers aan dit nummer<br />

115<br />

Nico Dros is schrijver en historicus. Hij publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> romans Noor<strong>de</strong>rburen en<br />

Ter hoogte van het Salsa-paviljoen en <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Familiezaken. In mei 2003<br />

verscheen zijn bun<strong>de</strong>l historisch-literaire beschouwingen Het angstzweet <strong>de</strong>r<br />

kolonialen.<br />

Tara Fallaux is fotografe. Ze maakt portretten en reportages <strong>voor</strong> tijdschriften zoals<br />

Volkskrant Magazine, Vrij Ne<strong>de</strong>rland, Elle en Oor, en werkt daarnaast als autonoom<br />

fotografe. In juli en augustus 2003 is in <strong>de</strong> Melkweg Galerie in Amsterdam haar<br />

tentoonstelling ‘Gedanst’ te zien.<br />

Harrie Geelen schrijft, tekent, maakt filmscenario's en regisseert. Hij illustreert<br />

kin<strong>de</strong>rboeken - vaak van Imme Dros - en schrijft en tekent <strong>de</strong> prentenboeken over<br />

Jan, zoals Het boek van Jan.<br />

Eva Gerlach schrijft poëzie en proza <strong>voor</strong> volwassenen en kin<strong>de</strong>ren en ontving in<br />

2000 <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs. Dit jaar publiceer<strong>de</strong> zij Daar ligt het (Gedichtendagbun<strong>de</strong>l),<br />

Losse bedrading (korte prozateksten) en Jaagpad, gedichten naast beel<strong>de</strong>nd werk<br />

van Marianne Aartsen. In september verschijnt Een bed van mensenvlees (poëzie).<br />

Wim Hofman is schrijver en schil<strong>de</strong>r. Hij publiceer<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboeken (het laatste:<br />

Zwart als inkt is het verhaal van sneeuwwitje en <strong>de</strong> zeven dwergen) en vertaal<strong>de</strong><br />

poëzie van Jacques Prévert. In september 2001 ontving hij <strong>voor</strong> zijn werk <strong>de</strong> Zeeuwse<br />

prijs <strong>voor</strong> Kunsten en Wetenschappen.<br />

D. Hooijer <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in 2001 met <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Kruik en kling. Zij schrijft ook<br />

poëzie en tekent, bij sommige van haar eigen verhalen en, in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> (nummer 397)<br />

bij een verhaal van Kreek Daey Ouwens.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


116<br />

Peter van Lier is dichter. Hij publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Miniem gebaar en Gegroet o...<br />

en in 2001 het boek Links, rechts. Twee wan<strong>de</strong>lingen.<br />

Tomas Lieske ontving vorig jaar <strong>de</strong> Libris Literatuurprijs <strong>voor</strong> zijn roman Franklin.<br />

Behalve romans publiceer<strong>de</strong> hij ook poëzie, essays en verhalenbun<strong>de</strong>ls, zoals het<br />

eveneens bekroon<strong>de</strong> Oorlogstuinen uit 1993. In september verschijnt zijn nieuwe<br />

roman Gran Café Boulevard.<br />

Kees Verheul schreef romans, essays en verhalen en werkt aan een romancyclus ‘De<br />

Tutcheffs’, waarvan het eerste <strong>de</strong>el, Villa Bermond al verschenen is. In 2002 verscheen<br />

De dolen<strong>de</strong> pen, een nieuwe bun<strong>de</strong>l essays over literatuur.<br />

Nachoem M. Wijnberg schrijft poëzie - zijn meest recente bun<strong>de</strong>l is Vogels (2001)<br />

- maar ook <strong>de</strong> romans De jo<strong>de</strong>n en Politiek en lief<strong>de</strong>. Dit <strong>voor</strong>jaar zal een<br />

verzamelbun<strong>de</strong>l van zijn poëzie verschijnen, getiteld Uit7.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


3<br />

[September 2003 - jaargang <strong>47</strong> - nummer 400]<br />

Voor <strong>de</strong> gelegenheid<br />

We wil<strong>de</strong>n er graag wat aan doen, aan dit vierhon<strong>de</strong>rdste nummer.<br />

En toen stuitten we al gauw op <strong>de</strong> inleiding in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 200 uit 1974, geschreven<br />

door <strong>de</strong> toenmalige solo-redacteur Geert van Oorschot. *<br />

Eigenlijk had hij het tijdschrift al eens willen opheffen, merkt hij op, maar hij had<br />

dat steeds weer uitgesteld vanwege zijn hoop dat er nog eens redacteuren zou<strong>de</strong>n<br />

opstaan ‘die van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> gaan maken wat het altijd had willen zijn, maar nooit helemaal<br />

gewor<strong>de</strong>n is’: een blad met een eigen gezicht, dat voldoet aan zijn behoeften als lezer.<br />

Die behoeften waren, zacht uitgedrukt, niet gering. Hij vrees<strong>de</strong> zelfs <strong>de</strong> mensen<br />

nooit te zullen vin<strong>de</strong>n die ‘in staat en bereid’ zou<strong>de</strong>n zijn het blad te maken dat hem<br />

<strong>voor</strong> ogen stond. ‘Misschien zijn zij er wél: maar als ze er zijn heb ik het nooit<br />

gemerkt en dan zijn ze er ook eigenlijk niet.’ Desalniettemin roept hij, eveneens in<br />

zijn inleiding, nieuwe ‘competente’ redacteuren op om zich te mel<strong>de</strong>n.<br />

Natuurlijk vroegen wij, <strong>de</strong> huidige redactie, ons af of wij redacteuren zijn zoals<br />

Geert van Oorschot ze in 1974 <strong>voor</strong> ogen had. Had <strong>Tira<strong>de</strong></strong> altijd willen zijn wat het<br />

nu is? Vermoe<strong>de</strong>lijk niet. We voldoen wellicht aan een aantal eisen die hij in zijn<br />

oproep stelt. Maar zijn programma is zeker niet zomaar het onze - zomin als het dat<br />

was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re redacties in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 1974 tot nu, die van<br />

Goe<strong>de</strong>gebuure-Verhaar bij<strong>voor</strong>beeld, of Verhaar-Cohen, of Anker-Lieske-Otten, of<br />

Moerbeek-Moormann.<br />

In <strong>Tira<strong>de</strong></strong> van dit moment, ‘onze’ <strong>Tira<strong>de</strong></strong>, verschijnt veel poëzie, proza en literaire<br />

essayistiek. We nemen ook graag bijdragen op die zich in het grensgebied van<br />

volwassenen- en kin<strong>de</strong>rliteratuur bevindt. Beschouwingen gaan meestal over literatuur,<br />

maar ook over muziek, beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst, fotografie, filosofie of historische<br />

on<strong>de</strong>rwerpen. Regelmatig vragen we vertalers om een door hen bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

buitenlandse auteur die niet zo snel in het Ne<strong>de</strong>rlands zou verschijnen, met een<br />

persoonlijke inleiding en een selectie uit het werk te introduceren.<br />

* Zie Bijlage III achter in dit nummer<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


4<br />

Het eigen gezicht van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ontstaat, hopen wij, door onze keuze van <strong>de</strong> auteurs,<br />

of door onze keuze van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen waarover wij mensen vragen te schrijven.<br />

Keuzes die betrekkelijk intuïtief en <strong>voor</strong>al op grond van onze smaak tot stand komen.<br />

Lezers die <strong>Tira<strong>de</strong></strong> <strong>de</strong> afgelopen jaargangen gevolgd hebben, zullen het gemerkt<br />

hebben: wij zijn niet eenkennig. Astrid Lampe of Kees Ouwens kunnen moeiteloos<br />

naast Hanny Michaelis of Hester Knibbe staan, Kees Verheul kan naast Wim Hofman,<br />

Nico Dros naast D. Hooijer, J. Goudsblom naast Guus Middag. Wat alle auteurs die<br />

wel eens in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> publiceren naar ons i<strong>de</strong>e verbindt, is dat zij in hun werk een<br />

avontuurlijke, eigenzinnige oorspronkelijkheid in vorm en inhoud tonen. Dat hun<br />

werk van nieuwsgierigheid getuigt, en van een zekere ‘lichtvoetige ernst’.<br />

Ook wat betreft <strong>de</strong> samenstelling van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> gaan wij in zekere zin intuïtief te<br />

werk. Elk afzon<strong>de</strong>rlijk nummer moet een avontuur zijn, niet alleen om te maken,<br />

maar <strong>voor</strong>al ook om te lezen. Niet een verzameling min of meer toevallige, losse<br />

bijdragen. Maar ook geen themanummers. De keuze van <strong>de</strong> te vragen auteurs, <strong>de</strong><br />

selectie van het <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n materiaal en een zorgvuldige compositie van elk<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk nummer leveren een natuurlijke innerlijke samenhang op waaruit vaak<br />

een thema komt bovendrijven; een thema dat we niet expliciet <strong>voor</strong>af bepalen.<br />

Geert van Oorschot zou ons als redacteuren zeker niet polemisch genoeg vin<strong>de</strong>n,<br />

al zou hem niet ontgaan dat we regelmatig stukken plaatsen met een niet mis te<br />

verstane polemische inslag. Maar aan literaire theorievorming of beginselverklaringen<br />

doen wij niet: het oorspronkelijke werk staat <strong>voor</strong>op. Wat dat betreft zijn wij het nog<br />

steeds eens met wat <strong>de</strong> uitgever zelf naar aanleiding van het allereerste nummer in<br />

1957 opmerkte: ‘Als een program niet dui<strong>de</strong>lijk wordt uit hetgeen men schrijft [i.c.<br />

opneemt], is elke discussie daarover zinloos.’<br />

En ver<strong>de</strong>r geldt ook <strong>voor</strong> ons: we proberen <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zo te maken dat het voldoet aan<br />

onze behoeften als lezer.<br />

In zijn inleiding liet Van Oorschot het niet bij een beschrijving van zijn globale<br />

behoeften, hij stel<strong>de</strong> ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vuist weg een lijst van drieën<strong>de</strong>rtig on<strong>de</strong>rwerpen<br />

op waarover naar zijn i<strong>de</strong>e in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> geschreven zou moeten wor<strong>de</strong>n, wil<strong>de</strong> het een<br />

‘uitstekend’ blad genoemd kunnen wor<strong>de</strong>n. Die lijst weerspiegelt in hoge mate Van<br />

Oorschots persoonlijke en eigengerei<strong>de</strong> interesses en stokpaardjes, en is daarom op<br />

zichzelf al <strong>de</strong> moeite van het lezen waard.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


5<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen lijkt nog steeds actueel, een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el is inmid<strong>de</strong>ls<br />

volkomen achterhaald. Wat valt er bij<strong>voor</strong>beeld vandaag nog te zeggen over ‘<strong>de</strong><br />

veronachtzaming van Slauerhoff’ of over ‘het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> onze<br />

literatuur’? Hoeveel ruimte <strong>voor</strong> eigen opvattingen blijft er over bij statements als<br />

‘over <strong>de</strong> nog altijd erbarmelijke wijze waarop op <strong>de</strong> meeste mid<strong>de</strong>lbare scholen <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> literatuur en het hel<strong>de</strong>r lezen wordt afgeleerd’ of ‘over <strong>de</strong> domme en<br />

geborneer<strong>de</strong> naschrijf-kritiek in dag- en weekbla<strong>de</strong>n’?<br />

Het leek ons <strong>de</strong> moeite waard om dat eens te on<strong>de</strong>rzoeken. En dus een mooi<br />

uitgangspunt <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 400, het eerste hon<strong>de</strong>rdnummer dat Geert van Oorschot<br />

zelf niet meer mee kan lezen. We vroegen drieën<strong>de</strong>rtig auteurs ie<strong>de</strong>r één van <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong> hun rekening te nemen en dat te doen op een eigen en eigenzinnige<br />

manier: veeleer trouw aan zichzelf dan aan <strong>de</strong> enigszins opdringerige opvattingen<br />

van <strong>de</strong> uitgever. De on<strong>de</strong>rwerpen van <strong>de</strong>stijds in een jas van nu, stel<strong>de</strong>n wij ons <strong>voor</strong>,<br />

ofwel: het i<strong>de</strong>ale nummer van Geert van Oorschot, gemaakt op onze manier. Het<br />

resultaat treft u hierbij. Wij vin<strong>de</strong>n het een mooi, gevarieerd en eigentijds nummer<br />

dat gerust ‘uitstekend’ genoemd mag wor<strong>de</strong>n. Maar oor<strong>de</strong>elt u zelf.<br />

Marcel van Ee<strong>de</strong>n, die als beel<strong>de</strong>nd kunstenaar dagelijks een tekening maakt, bleek<br />

bereid een aantal van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen in beeld uit te werken. Zijn tekeningen zijn<br />

verspreid door het nummer opgenomen, een toelichting vindt u achter in het nummer.<br />

Journalist Ad Fransen schreef een stuk dat een vermakelijk en ge<strong>de</strong>tailleerd beeld<br />

geeft van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis en moeizame totstandkoming van <strong>de</strong> allereerste <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

in 1957. Ook <strong>de</strong>ze bijdrage vindt u achter in het nummer.<br />

Wat ons betreft is <strong>Tira<strong>de</strong></strong> <strong>de</strong> weg naar het 500 ste nummer ingeslagen. Wij hou<strong>de</strong>n<br />

ons van harte aanbevolen <strong>voor</strong> competente redacteuren. Ze moeten wel iets gelezen<br />

hebben en <strong>voor</strong>al: <strong>voor</strong>treffelijk kunnen schrijven en natuurlijk politiek onverdacht<br />

zijn, d.w.z. dat ze het met ons eens zijn dat schrijven alleen in volle vrijheid mogelijk<br />

is en dat <strong>de</strong> schrijver elke bemoeienis of dwang van staat, partij of i<strong>de</strong>ologie als<br />

volstrekt onaanvaardbaar afwijst.<br />

En zo bie<strong>de</strong>n wij dan hier het 400 ste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> aan, waarin wij een groot<br />

aantal van onze <strong>voor</strong>keuren hebben bijeengegaard. Dank aan alle me<strong>de</strong>werkers. Zij<br />

kunnen zich erop <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n dat wij vanaf he<strong>de</strong>n regelmatig en dringend een<br />

beroep op hen tot me<strong>de</strong>werking zullen doen.<br />

En misschien dat na het lezen van dit nummer zelfs Geert van Oorschot<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


6<br />

gezegd zou hebben: hè, <strong>Tira<strong>de</strong></strong> heeft toch een eigen gezicht. En dat hij ie<strong>de</strong>reen<br />

vervolgens opgeroepen zou hebben het te lezen, met <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n die hij ooit<br />

- postuum, in 1988 - in dit blad publiceer<strong>de</strong>: minzaam aanbevelend.<br />

Mirjam van Hengel<br />

Erik Menkveld<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


7<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over <strong>de</strong> verhouding van <strong>de</strong> overheid tot <strong>de</strong> kunst<br />

Maarten Asscher<br />

8<br />

Eenmaal heb ik het genoegen gehad een on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling te voeren met <strong>de</strong> schrijver<br />

R.J. Peskens. Begin jaren '80 wil<strong>de</strong> uitgeverij J.M. Meulenhoff, waar ik toen juist<br />

begonnen was als uitgeversleerling, een verhaal van hem opnemen in een <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Bruna-kiosken te produceren verhalenbloemlezing. De bun<strong>de</strong>l zou <strong>de</strong> schaamteloos<br />

commerciële, maar nadien nog jarenlang effectvolle titel Goed gebun<strong>de</strong>ld krijgen.<br />

De ou<strong>de</strong> Peskens had haarzuiver in <strong>de</strong> gaten dat er hier geld verdiend zou wor<strong>de</strong>n,<br />

en hij liet ons om te beginnen lang wachten op zijn toestemming tot overname van<br />

het gekozen verhaal. Zelfs <strong>de</strong> termijn genoemd in <strong>de</strong> herinneringsbrief die we hem<br />

had<strong>de</strong>n gestuurd, was reeds verstreken. De hele bun<strong>de</strong>l was al in drukproef, er kon<br />

eigenlijk niets meer wor<strong>de</strong>n gewijzigd. Er zat dus niets an<strong>de</strong>rs op dan om <strong>de</strong> auteur<br />

te bellen en telefonisch te proberen zijn toestemming te verkrijgen. Ik trok <strong>de</strong> vereiste<br />

stoute schoenen aan en had hem weldra aan <strong>de</strong> lijn.<br />

Nadat ik hem op zijn verzoek - geheel onnodig, want hij wist precies waar het om<br />

ging - had uitgelegd waar het mij om te doen was, en dat het erg prettig zou zijn om<br />

nu van hem te vernemen of hij akkoord ging met <strong>de</strong> publikatie, ontspon zich ongeveer<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> conversatie:<br />

‘Hebt u het verhaal gelezen?’ vroeg hij.<br />

‘Jazeker, natuurlijk heb ik het gelezen.’<br />

‘En vond u het niet een schit-te-rend verhaal?’<br />

‘Nou, ik vond het in<strong>de</strong>rdaad een bijzon<strong>de</strong>r mooi verhaal, ja.’<br />

‘Wat vond u er dan zo mooi aan?’<br />

Ik bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zenuwachtig in <strong>de</strong> drukpoef die <strong>voor</strong> mijn neus lag, en probeer<strong>de</strong><br />

intussen alvast een zin te beginnen:<br />

‘Ja, eh, eigenlijk <strong>de</strong> hele opbouw... <strong>de</strong> toon ook. Ik vond het gewoon prachtig.’<br />

De auteur zag nu <strong>de</strong> opening waar hij op uit was en sprak met sonore stem:<br />

‘Goed. Maar vindt u dan vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n niet ver-schrik-ke-lijk weinig geld<br />

<strong>voor</strong> zo'n prachtig verhaal?’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


9<br />

Ik leg<strong>de</strong> gedienstig uit dat alle honoraria gebaseerd waren op 10% royalty, die<br />

evenredig over alle schrijvers en <strong>de</strong> samensteller werd ver<strong>de</strong>eld, en dat ik an<strong>de</strong>re<br />

auteurs niet tekort wil<strong>de</strong> doen door in sommige gevallen van dit uitgangspunt af te<br />

wijken, en dat ik kortom hoopte dat hij ons nu zijn toestemming wil<strong>de</strong> geven.<br />

Maar Peskens had beet en ging niet op mijn smoesjes in. De sonore stem sprak<br />

onverbid<strong>de</strong>lijk:<br />

‘Duizend gul<strong>de</strong>n!’<br />

Ik protesteer<strong>de</strong> beleefd dat <strong>de</strong> calculatie dat niet toeliet, dat dit tweemaal zoveel<br />

was als wat an<strong>de</strong>re opgenomen schrijvers van naam en faam kregen en meer van dat<br />

soort niet terzake doen<strong>de</strong> tegenwerpingen. Hij suggereer<strong>de</strong> dat we er dan maar vanaf<br />

moesten zien.<br />

Wanhoop beving mij nu. Ik was een broekje van 23 jaar en sprak over <strong>de</strong> telefoon<br />

met het alter ego van <strong>de</strong> beroemdste uitgever van het naoorlogse Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Bovendien kon ik in geen geval laten gebeuren dat <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l nu nog gewijzigd moest<br />

wor<strong>de</strong>n, met alle vertraging en extra kosten vandien. Terwijl die overwegingen door<br />

mijn hoofd schoten, <strong>de</strong>ed ik hem een ultiem <strong>voor</strong>stel. Ik erken<strong>de</strong> dat we toch al vrij<br />

ver waren met <strong>de</strong> produktie, en dat ik hem graag halverwege tegemoet wil<strong>de</strong> komen,<br />

zodat we dit in goed overleg kon<strong>de</strong>n afron<strong>de</strong>n. Om een lang verhaal kort te maken:<br />

met een honorarium van zevenhon<strong>de</strong>rdvijftig gul<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n we toch tot we<strong>de</strong>rzijdse<br />

tevre<strong>de</strong>nheid <strong>de</strong> publikatie tegemoet moeten kunnen zien<br />

Peskens zweeg. Ik dacht dat ik het enig juiste had gedaan, maar nu het stil bleef,<br />

begon ik te twijfelen. Zou hij woe<strong>de</strong>nd wor<strong>de</strong>n? Kon hij ie<strong>de</strong>r moment in<br />

schaterlachen uitbarsten? Had hij mijn <strong>voor</strong>stel wel gehoord? Net toen ik wil<strong>de</strong><br />

vragen of hij er nog was, kwam daar weer die donkere, krakerige stem, om mij in<br />

één woord te laten voelen wie het hier <strong>voor</strong> het zeggen had:<br />

‘Zevenhon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>enenvijftig!’<br />

Geert van Oorschot bouw<strong>de</strong> met zijn eenmansuitgeverij een poëziefonds op dat in<br />

Ne<strong>de</strong>rland zijn weerga niet ken<strong>de</strong>. Tegelijk was hij een gehaai<strong>de</strong> zakenman en<br />

on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>laar. In literaire contacten draai<strong>de</strong> hij naar mijn indruk bij <strong>voor</strong>keur zijn<br />

zakelijke kant naar voren, terwijl hij zich in han<strong>de</strong>lsrelaties (bij<strong>voor</strong>beeld met<br />

boekhan<strong>de</strong>laren, overhe<strong>de</strong>n, drukkers of bin<strong>de</strong>rs) <strong>voor</strong>al beriep op het literaire<br />

argument, waardoor we niet louter zakelijk naar <strong>de</strong> dingen mochten kijken. Het<br />

uitgeverscshap kent die twee gezichten - het commerciële en het artistieke - maar<br />

niet ie<strong>de</strong>reen kan met die dubbelheid zo fraai overweg als Van Oorschot dat kon.<br />

Sommige uitgevers passen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


10<br />

hem zelfs omgekeerd en dus verkeerd toe, door tegenover on<strong>de</strong>rnemers <strong>de</strong> zakenman<br />

uit te hangen en in het gezelschap van schrijvers te willen pronken met hun enorme<br />

literaire kennis van zaken.<br />

Ik heb aan die twee gezichten van <strong>de</strong> zakenman-literator Van Oorschot weleens<br />

moeten <strong>de</strong>nken als het gaat om <strong>de</strong> verhouding van <strong>de</strong> overheid tot <strong>de</strong> kunst, of meer<br />

in het bijzon<strong>de</strong>r die van <strong>de</strong> kunstambtenaar tot <strong>de</strong> kunst. Ook kunstbeleid is tenslotte<br />

uitein<strong>de</strong>lijk mensenwerk. En als ik die aldus bedoel<strong>de</strong> dubbelheid in één woord zou<br />

moeten vangen, dan zou ik zeggen dat <strong>de</strong> kunstambtenaar zich noodzakelijkerwijs<br />

‘onkameleontisch’ moet opstellen. Het begrip ‘kameleontisch’ wordt door <strong>de</strong> Van<br />

Dale als volgt ge<strong>de</strong>finieerd: ‘Als van een kameleon; telkens veran<strong>de</strong>rend,<br />

onstandvastig, onbetrouwbaar.’ En als <strong>voor</strong>beeld van het gebruik van dit adjectief<br />

vermeldt het woor<strong>de</strong>nboek het begrip ‘kameleontische politiek’. In al <strong>de</strong>ze aspecten<br />

moet <strong>de</strong> kunstambtenaar in<strong>de</strong>rdaad ‘geen kameleon’ zijn. Integen<strong>de</strong>el, hij kan niet<br />

onkameleontisch genoeg zijn. Ik zal dat achtereenvolgens uitwerken aan <strong>de</strong> hand<br />

van drie elementen: het ambtelijke, het cultuurpolitieke en het persoonlijke.<br />

Om te beginnen het ambtelijke element. Wie op een van <strong>de</strong> Haagse <strong>de</strong>partementen<br />

als rijksambtenaar komt te werken krijgt, afgezien van zijn collega-ambtenaren,<br />

enerzijds te maken met <strong>de</strong> politici die hij geacht wordt te dienen, en an<strong>de</strong>rzijds met<br />

<strong>de</strong> instellingen en personen <strong>voor</strong> wie het beleid is bestemd. In zijn leerjaren wordt<br />

<strong>de</strong> ambtenaar dan ook wel eens heen en weer geslingerd tussen <strong>de</strong> magnetische<br />

krachten die van <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> vel<strong>de</strong>n uitgaan: van <strong>de</strong> politiek respectievelijk van het<br />

betreffen<strong>de</strong> beleidsterrein. Soms veron<strong>de</strong>rstelt <strong>de</strong> beginnen<strong>de</strong> ambtenaar dat hij toch<br />

eerst en <strong>voor</strong>al dienaar van <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratisch gekozen politici is en dat hij als zodanig<br />

<strong>de</strong> sector tegemoet treedt. Op an<strong>de</strong>re momenten voelt hij zich eer<strong>de</strong>r geroepen om<br />

<strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> sector waar<strong>voor</strong> hij verantwoor<strong>de</strong>lijk is bij <strong>de</strong> politiek zo goed<br />

mogelijk gel<strong>de</strong>nd te maken.<br />

Dat is een innerlijk hybri<strong>de</strong> en in het begin dus verwarren<strong>de</strong> situatie, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

ambtenaar slechts op één manier kan wor<strong>de</strong>n opgelost, namelijk door een eigen<br />

professionalisme te ontwikkelen. Een eigen professionalisme dat zowel loyaal is aan<br />

<strong>de</strong> politiek als gecommitteerd aan <strong>de</strong> sector. Of om het in onkameleontische termen<br />

te zeggen: door er<strong>voor</strong> te zorgen dat je in bei<strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n zichtbaar je eigen<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkheid en positie handhaaft. Je moet dus nooit - in geen van bei<strong>de</strong><br />

werel<strong>de</strong>n - onzichtbaar opgaan in <strong>de</strong> achtergrond waarin je je bevindt. Niet meekleuren<br />

dus, maar als het ware ‘tegenkleuren’. Dat ‘tegenkleuren’ is ook in <strong>de</strong> interne<br />

organisatie van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


11<br />

belang. In een <strong>de</strong>partement, dat nu eenmaal van nature tot in het kleinste <strong>de</strong>tail is<br />

ingesteld op procedures, planning & control, rekenschap, sturing en het zetten van<br />

parafen, moet <strong>de</strong> ambtenaar <strong>de</strong> flexibiliteit, <strong>de</strong> geopinieerdheid, <strong>de</strong> wisselwerking<br />

met <strong>de</strong> buitenwereld en <strong>de</strong> eigen persoonlijke overtuiging een plaats zien te geven.<br />

Omgekeerd moet juist <strong>de</strong> ongeor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> buitenwereld, <strong>de</strong> lobbyisten, <strong>de</strong> pleitbezorgers<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze of gene zaak, steeds wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n dat er transparante procedures<br />

zijn, dat er verantwoording moet wor<strong>de</strong>n afgelegd, dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratische imperatief<br />

te allen tij<strong>de</strong> zoniet het eerste dan toch in elk geval het laatste woord heeft.<br />

Die ambtelijke les van eigen, zelfstandige professionaliteit is <strong>de</strong>s te moeilijker te<br />

leren op het gebied van het kunstenbeleid, waar ambtenaren juist meestal om het<br />

hardst hun kunstzinnige affiniteit belij<strong>de</strong>n (iets wat ze in <strong>de</strong> ogen van an<strong>de</strong>re<br />

ambtenaren - financiële mensen en accountants, bij<strong>voor</strong>beeld - alleen maar verdacht<br />

maakt). Die les is lastig toe te passen als het gaat om het formuleren van haalbare<br />

beleidsdoelstellingen. Wat zijn precies <strong>de</strong> doelstellingen van het dans- of<br />

museumbeleid, en hoe formuleer je die doelen zo dat ze voldoen<strong>de</strong> ambitieus, haalbaar<br />

en verifieerbaar zijn? Maar ook in praktische zin is het een lastige les, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

bij ontmoetingen met cultuurmakers. De verleiding is steeds aanwezig om toch maar<br />

<strong>voor</strong> kameleon te spelen, door je te hullen in hetzij <strong>de</strong> kleuren van je politieke<br />

principaal (en mee te bewegen met diens beloftes en <strong>voor</strong>nemens), hetzij <strong>de</strong><br />

opvattingen van culturele opinielei<strong>de</strong>rs tot <strong>de</strong> jouwe te maken (en zo <strong>de</strong> kunst boven<br />

<strong>de</strong> politiek te plaatsen). Naar twee kanten heb je stuurmanskunst nodig, om enerzijds<br />

<strong>de</strong> Scylla van <strong>de</strong> persoonlijke eigenzinnigheid en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> Charibdis van <strong>de</strong><br />

slaafsheid te vermij<strong>de</strong>n.<br />

De hybri<strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> kunstambtenaar heeft ook te maken met <strong>de</strong> eigen aard<br />

van het verschijnsel cultuurbeleid. Er zijn op dat terrein immers twee onomstotelijke<br />

waarhe<strong>de</strong>n, die zich - enigszins gechargeerd - als volgt laten weergeven:<br />

De eerste is <strong>de</strong>ze: een beschaafd land geeft een re<strong>de</strong>lijk percentage van zijn<br />

begroting uit aan culturele <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> haar burgers. Degenen die <strong>de</strong>ze<br />

culturele <strong>voor</strong>zieningen tot stand brengen - beel<strong>de</strong>nd kunstenaars, archeologen,<br />

schrijvers, regisseurs, choreografen, museumconservatoren, etc. - moeten hun<br />

artistieke en culturele werk in vrijheid kunnen doen, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tdurend met allerlei<br />

eisen van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> overheid te wor<strong>de</strong>n lastiggevallen. ‘De ware vrijheid luistert<br />

naar <strong>de</strong> wetten’, jazeker, maar op het gebied van <strong>de</strong> cultuur geldt ook het omgekeer<strong>de</strong>,<br />

namelijk dat <strong>de</strong> ware<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


12<br />

wet ook naar <strong>de</strong> vrijheid moet luisteren. Dat geldt wel zeer in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

artistieke vrijheid.<br />

De twee<strong>de</strong> onomstotelijke waarheid is <strong>de</strong>ze: het cultuurbudget van het Rijk is<br />

gewoon belastinggeld dat door <strong>de</strong> regering <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> doelen wordt verstrekt.<br />

Die doelen moeten gehaald wor<strong>de</strong>n, net als op alle an<strong>de</strong>re terreinen van<br />

overheidsbeleid, en over het verstrekte belastinggeld moet dus tot op <strong>de</strong> laatste<br />

eurocent verantwoording wor<strong>de</strong>n afgelegd. Kunst moge in <strong>de</strong> ogen van kunstenaars<br />

en cultuurmakers een heel bijzon<strong>de</strong>r verschijnsel zijn, veel bijzon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r dan<br />

waterschappen, <strong>de</strong>fensie of varkenshou<strong>de</strong>rijen, maar niemand is verplicht om <strong>voor</strong><br />

zijn culturele activiteiten subsidie aan <strong>de</strong> overheid te vragen. Doet men dat wel, dan<br />

gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> spelregels die <strong>voor</strong> alle an<strong>de</strong>re overheidsuitgaven gel<strong>de</strong>n.<br />

Het is <strong>de</strong> taak van kunstambtenaren om <strong>de</strong>ze twee on<strong>de</strong>rling tegenstrijdige<br />

waarhe<strong>de</strong>n met elkaar in het reine te brengen en dat vereist een <strong>voor</strong>tdurend -<br />

professioneel en persoonlijk - schakelen tussen <strong>de</strong> twee werel<strong>de</strong>n waar men in<br />

verkeert, die van <strong>de</strong> overheid en die van <strong>de</strong> kunst.<br />

Om <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rbaarlijke ‘combinatie van tegenstellingen’ tot stand te kunnen<br />

brengen, moet <strong>de</strong> kunstambtenaar ook in persoonlijk opzicht een onkameleontische<br />

instelling hebben. Temid<strong>de</strong>n van politici moet men een ambtenaar zijn die niet alleen<br />

verstand heeft van politiek-bestuurlijke processen, maar ook van kunst en cultuur.<br />

En in een gezelschap van kunstenaars en cultuurmakers moet men een ambtenaar<br />

zijn die niet slechts kijk heeft op kunst en cultuur, maar <strong>voor</strong>al kaas heeft gegeten<br />

van politieke en bestuurlijke processen. An<strong>de</strong>rs gezegd: men moet ten opzichte van<br />

<strong>de</strong> omgeving altijd zowel <strong>de</strong> regel kennen, als ook <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ring kunnen zijn. Men<br />

moet soms het beetje zwart zijn waardoor het wit wit kan zijn, en op een an<strong>de</strong>r<br />

moment juist wit genoeg zijn om het zwart zijn zwartheid te laten. En dat alles zon<strong>de</strong>r<br />

zelf grijs te zijn. Want cultuurbeleid is zon<strong>de</strong>r twijfel het meest kleurige beleidsterrein<br />

wat er is.<br />

In zijn toespraak tot Jan Riezenkamp bij diens afscheid als Directeur-Generaal<br />

Cultuur van het Ministerie van On<strong>de</strong>rwijs, Cultuur en Wetenschappen op 25 maart<br />

2003 haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malig directeur van het Rijksmuseum Henk van Os op hoe hij<br />

zich ooit - zelf als heer uitgedost in een drie<strong>de</strong>lig grijs kostuum - bij aankomst in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>partementale burelen volkomen als cultuurbobo ontmaskerd voel<strong>de</strong>, toen<br />

Riezenkamp hem als zijn gastheer en gesprekspartner in Hawaï-overhemd en op<br />

sandalen tegemoet trad. Onkameleontischer kan het niet.<br />

Maar Riezenkamps joyeuze culturele bevlogenheid en persoonlijke flair<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


13<br />

bevatte tegelijk ook een ingebouwd contragewicht, in <strong>de</strong> vorm van een keihar<strong>de</strong><br />

instelling aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingstafel. De zogeheten ‘good cop’ en <strong>de</strong><br />

spreekwoor<strong>de</strong>lijke ‘bad cop’ waren bij hem in een en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> persoon verenigd,<br />

zoals menige <strong>de</strong>legatie van besturen, directies en branchevertegenwoordigers over<br />

<strong>de</strong> jaren mocht on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n.<br />

Ook in <strong>de</strong> persoonlijke omgang met vertegenwoordigers van <strong>de</strong> culturele sector<br />

wist Jan Riezenkamp <strong>de</strong>ze dubbelheid onnavolgbaar te perfectioneren. Zo goochel<strong>de</strong><br />

hij in meer formele gezelschappen bij <strong>voor</strong>keur met letterkundige citaten en<br />

aanhalingen uit operalibretti, terwijl hij in gesprekken met culturele instellingen<br />

onverwachts met fiscale wetsbepalingen enformele bekostigingsregels op <strong>de</strong> proppen<br />

kwam.<br />

Deze meer anekdotische uitwerking van het onkameleontische motief in <strong>de</strong><br />

kunstambtenarij is volledig in overeenstemming met <strong>de</strong> twee sleutelbegrippen die<br />

momenteel <strong>de</strong> ontwikkeling van het cultuurbeleid bepalen, te weten autonomie en<br />

rekenschap. Zij vormen <strong>de</strong> ferme, eigentijdse vertaling van <strong>de</strong> hierboven weergegeven<br />

onverenigbaarhe<strong>de</strong>n van het naar zijn aard hybri<strong>de</strong> cultuurbeleid.<br />

Het principe van <strong>de</strong> autonomie leert dat culturele instellingen in onafhankelijkheid<br />

hun werk moeten kunnen doen, en zelf <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> hun culturele<br />

en bedrijfsmatige activiteiten moeten (kunnen) dragen, ongehin<strong>de</strong>rd door onnodige<br />

bureaucratische ballast en ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> regelzucht van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> overheid.<br />

Het principe van <strong>de</strong> rekenschap eist dat op belangrijke subsidie<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en<br />

bekostigingsregels door <strong>de</strong> overheid scherp wordt toegezien, ter bewaking van <strong>de</strong><br />

doelmatigheid (<strong>de</strong> verwezenlijking van het door <strong>de</strong> politiek uitgezette beleid) en <strong>de</strong><br />

rechtmatigheid (het verschaffen van a<strong>de</strong>quate verantwoording <strong>voor</strong> <strong>de</strong> besteding van<br />

<strong>de</strong> verstrekte subsidiegel<strong>de</strong>n).<br />

In dit opzicht is er goed beschouwd geen fundamenteel verschil met <strong>de</strong> eisen<br />

waaraan een literaire uitgeverij dient te voldoen. Die moet er immers enerzijds <strong>voor</strong><br />

zorgen dat <strong>de</strong> schrijvers zelf zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen en aldus <strong>de</strong><br />

best mogelijke en meest geslaag<strong>de</strong> bijdrage kunnen leveren aan <strong>de</strong> literaire cultuur.<br />

An<strong>de</strong>rzijds dient <strong>de</strong> uitgeverij jaarlijks <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verrichte activiteiten verantwoording<br />

te kunnen afleggen aan <strong>de</strong> fiscus en <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs van het bedrijf, in termen van<br />

bedrijfsvoering (doelmatigheid) en accountancy (rechtmatigheid).<br />

De slotsom kan dus eigenlijk geen an<strong>de</strong>re zijn dan dat Geert van Oorschot met<br />

zijn dubbeltalent van literair uitgever en van gewiekste han<strong>de</strong>lsman, die in bei<strong>de</strong><br />

werel<strong>de</strong>n schijnbaar moeiteloos zijn onkameleontische<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


14<br />

positie wist te handhaven, bij uitstek een <strong>voor</strong>beeld vormt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstambtenaar.<br />

Bij het schrijven van zijn inleiding tot het 200-ste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zal Van<br />

Oorschot niet hebben kunnen vermoe<strong>de</strong>n, dat hij in het door hem geschetste i<strong>de</strong>ale<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>-nummer zelf zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd als inspirerend rolmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

verhouding van <strong>de</strong> overheid tot <strong>de</strong> kunst. En toch is dat zo.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over <strong>de</strong> verhouding van <strong>de</strong> schrijver tot <strong>de</strong> collectiviteit<br />

D. Hooijer<br />

15<br />

Eerst het woor<strong>de</strong>nboek:<br />

Van Dale. Collectief: 1. Verzamelnaam 2. Groep samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers,<br />

kunstenaars enz.<br />

Koenen/En<strong>de</strong>pols. Collectief: 1. Leger, zwerm, troep. Voorbeeldzin: Solidariteit<br />

is een zaak niet van enkelingen maar van het collectief. 2. Groep als eenheid, groot<br />

aantal individuen dat in een bepaald opzicht als eenheid kan wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

Een bepaald opzicht<br />

Dat lijkt weinig, maar het is op <strong>de</strong>n duur teveel. Uitverfijning volgt, daarna<br />

uitwaaiering en verzanding. De schrijvers willen met nieuwe kenmerken in <strong>de</strong><br />

aandacht komen. Al gauw hebben zij zich dui<strong>de</strong>lijk-zat gemaakt en het<br />

zwerm-troep-leger gaat last van zichzelf krijgen. Meestal na het eerste conflict<br />

(beheerst). Zij die afdwalen zijn niet solidair, zij die trouw blijven wor<strong>de</strong>n vergeten<br />

waar ze bijstaan. Collectieven steunen tot ze knellen.<br />

Het kleinste collectief<br />

De enkeling met het zelfgekozen collectief in gedachten. Verzwegen doel:<br />

onsterfelijkheid. De dichters zijn halfgo<strong>de</strong>n en gaan zo gekleed, ie<strong>de</strong>r naar eigen<br />

opvatting. We verwijten Roland Holst dat hij nog steeds over <strong>de</strong> zee tekeergaat als<br />

hij in een bejaar<strong>de</strong>ntehuis zit maar het heeft er lang op geleken dat <strong>de</strong> man en zijn<br />

poëzie samenvielen. In <strong>de</strong> zestiger jaren werd hij nog toegejuicht door jonge dichters<br />

op hun podium en ook spontaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> draai<strong>de</strong>ur van Metz & Co. Dichten over<br />

oerkrachten terwijl je comfortabel woont, dat geeft waarschijnlijk <strong>de</strong> beste verzen.<br />

Die zingen rond en rond; dat zou genoeg moeten zijn. Ik ben heel makkelijk over<br />

<strong>de</strong>menten die schrijvend door <strong>de</strong> zitting van hun stoel plassen maar je moet het van<br />

<strong>de</strong> halfgo<strong>de</strong>n (en daar weer <strong>de</strong> helft van) niet weten. Roland Holst is trouw aan zijn<br />

kunst wanneer hij in zijn tehuis over <strong>de</strong> zee dicht. Hij kon beter niet al te trouw aan<br />

zichzélf zijn, man met verlangst, heertje dat meisjes ontvangt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


16<br />

terwijl hij hun eenvoud vreest? De doodklap van Thor had hij moeten krijgen, kreeg<br />

hij niet, bíjna had hij er recht op.<br />

Het collectief van twee<br />

a. De briefschrijvers met in het hoofd <strong>de</strong> ongeschreven wetten van het<br />

briefschrijverscollectief. Verzwegen doel: <strong>de</strong> briefroman, lijvig. Twee schrijvers<br />

communiceren en bie<strong>de</strong>n hun interessante persoonlijkheid aan. Toch weten ze nog<br />

altijd niet hoe interessant ze zijn want het beheerst conflict zie je alleen maar<br />

aankomen. Het wordt mon<strong>de</strong>ling of telefonisch afgehan<strong>de</strong>ld, zodat je iets tergends<br />

ondui<strong>de</strong>lijks krijgt.<br />

b. De dagboekschrijver. De schrijver schrijft, het boek luistert en onthoudt.<br />

Verzwegen doel: on<strong>voor</strong>ziene uitgave. De ongeschreven wetten van het<br />

dagboekschrijverscollectief maken dat ook hij niet veel mag. Hij mag geen literatuur<br />

maken. Hij moet politiek inzicht hebben én hij moet hartstochtelijk zijn als een<br />

heethoofd. De roerselen moeten als vanzelf literatuur wor<strong>de</strong>n. De man moet zich<br />

onbespied gedragen; daar let <strong>de</strong> lezer op.<br />

Een schil<strong>de</strong>r-schrijverscollectief<br />

Uitgeschreeuwd doel: het Ste<strong>de</strong>lijk. An<strong>de</strong>re beginselen wer<strong>de</strong>n vrij laat geformuleerd,<br />

<strong>de</strong> groep ontstond uit behoefte om met elkaar iets te bereiken, wat dan ook. Schil<strong>de</strong>rs,<br />

dichters en componisten bun<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n zich rond 1988. Dichteressen van naam kregen<br />

opdracht om iets <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Performance met beeld en muziek te maken. De schil<strong>de</strong>rs<br />

werkten met <strong>de</strong> spuitbus aan doeken die <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> maat had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het Ste<strong>de</strong>lijk.<br />

Ze werkten nachten door, ze waren fi<strong>de</strong>el. De verga<strong>de</strong>ringen waren feesten en <strong>de</strong><br />

feesten waren altijd een beetje mislukt. Ik had een rol als toeschouwer, ik hoor<strong>de</strong> bij<br />

het levend décor. In 1989 kocht ik een klein schil<strong>de</strong>rij. Collega's van <strong>de</strong> maker<br />

kwamen me zeggen hoe zij dat waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n en gaven me een hand. Zo solidair waren<br />

zij <strong>voor</strong>lopig.<br />

Het publiek, het levend décor, werd door <strong>de</strong> kunstenaars genegeerd. De kunstenaars<br />

speel<strong>de</strong>n toneel <strong>voor</strong> ons, een volle bak. Maar zij had<strong>de</strong>n geen tekst behalve zinnen<br />

als ‘Wat nou, wat nou? Ah ja joh hee’. Dat riepen zij naar elkaar als zwaluwen in <strong>de</strong><br />

lucht. Toen een dichter een bun<strong>de</strong>l verkocht, begon hij als een Kozak om <strong>de</strong> kachel<br />

te dansen. Het levend décor was te harkerig om te joelen, het collectief joel<strong>de</strong> zelf<br />

en ging met zijn allen als een Kozak om <strong>de</strong> kachel dansen. Ze vielen en trokken<br />

elkaar op <strong>de</strong> grond. Waren ze gek? Nee helemaal niet, ze gingen het maken. Achteraf<br />

gezien was het levend décor stapelgek dat zij hun aangeversrol speel<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


17<br />

In <strong>de</strong> lente kregen wij een <strong>voor</strong>jaarsfeest. De kunstenaars spraken weer alleen met<br />

elkaar. De schil<strong>de</strong>rijen en gedichten waren gratis die dag maar je moest wel een<br />

schil<strong>de</strong>rij mee naar huis nemen want het publiek was een verkapte opruimingsdienst.<br />

‘Ah ja joh heee!’ schal<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kunstenaars naar elkaar door het schoolgebouw.<br />

Het beheerst conflict ontstond. Een dichter had geschreven: ‘De sneeuwvacht<br />

straalt licht af’. Wat nou? Zo kwam hij op het terrein van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs. Twee schil<strong>de</strong>rs<br />

zwoeg<strong>de</strong>n al maan<strong>de</strong>n op sneeuw en het licht en <strong>de</strong> vage waarheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sneeuw.<br />

Het werd een wijnfles in <strong>de</strong> donzige vormen van <strong>de</strong> vlokken en <strong>de</strong> grijzige geulen<br />

van een stoeptegelpatroon daaromheen. Maan<strong>de</strong>n werk en nu komt er een dichter<br />

met ‘<strong>de</strong> sneeuwvacht straalt licht af’ zon<strong>de</strong>r materiaalkosten en arbeidsuren. Dichters<br />

moeten geen schil<strong>de</strong>rijtjes gaan maken. Zo is <strong>de</strong> kunst gauw klaar. De dichter in<br />

kwestie antwoord<strong>de</strong> dat het tegen<strong>de</strong>el waar was. Het waren <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs die literair<br />

bezig waren met hun sentimentele Waterlooplein-vuil, poppen zon<strong>de</strong>r ogen en met<br />

hun woor<strong>de</strong>n shit en wow in balloons. En met ‘literair’ bedoel<strong>de</strong> hij fout.<br />

De dichters verlieten het collectief. Een kunstenaar had een nieuwe vriendin, een<br />

elfjesachtige schoonheid die hij aan halsband en hon<strong>de</strong>nriem door <strong>de</strong> klassen van<br />

het lege schoolgebouw leid<strong>de</strong>. Dat punker elfje moest maar teksten gaan schrijven<br />

en <strong>voor</strong>lezen bij <strong>de</strong> lichtbeel<strong>de</strong>nshows, dan zag het er meteen goed uit. Voor <strong>de</strong> rest<br />

gebruikten ze Faverey. Ze waren niet onver<strong>de</strong>eld kapot van die oneenvoudige man<br />

maar zijn dichtregels waren geschikt als motto on<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rijen en boven gedichten,<br />

vol rimpeling en geruis. Een maand later hoor<strong>de</strong> ik zeggen dat <strong>de</strong> werken geïnspiréérd<br />

waren op Faverey want die was opeens beroem<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n en je kon hem niet<br />

zomaar als vulling gebruiken.<br />

De geschool<strong>de</strong> zangeressen wer<strong>de</strong>n te duur. Ze moesten emotie zijn, opgillen bij<br />

<strong>de</strong> verklanking met dia's en daarna weggaan graag. Het publiek, het levend décor<br />

kwam niet meer. Wat nou? Na een feest of drie merkte men dat het levend décor<br />

wegbleef zon<strong>de</strong>r af te zeggen. Het had er genoeg van om rond te dwalen in het<br />

schoolgebouw zon<strong>de</strong>r kop koffie of hartelijk woord en dat na een rotreis en een<br />

bekeuring <strong>voor</strong> foutparkeren. Bij het publiek thuis kwamen allang weer nieuwe jonge<br />

kunstenaars op <strong>de</strong> fiets langs met nieuwe dichtbun<strong>de</strong>ls, nieuwe muziek op cd's. Het<br />

publiek heeft geen beginselen. Het slaat keihard nieuwe wegen in alsof ze op afstand<br />

bestuurd wor<strong>de</strong>n. Vergeet <strong>de</strong> persoonlijk smaak niet. Persoonlijke smaak, net waar<br />

<strong>de</strong> Vagisten tegen vochten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


18<br />

Want zij waren Vagisten. De vaagheid aanwezig in alle kunst moest op dwingen<strong>de</strong><br />

wijze aangeduid wor<strong>de</strong>n. Het publiek moest onverbid<strong>de</strong>lijk naar <strong>de</strong> vaagheid geleid<br />

wor<strong>de</strong>n. De lezers en kijkers moesten belan<strong>de</strong>n in het niet-weten. Dat lukte goed,<br />

het was nog niet eens zo gek.<br />

De jongens mochten inmid<strong>de</strong>ls een kerk vullen <strong>voor</strong> een performance. Ze werkten<br />

nachten door, objecten dansten scheef in <strong>de</strong> ruimte. De wetten van <strong>de</strong> esthetiek wer<strong>de</strong>n<br />

genegeerd. Het ging goed. Lang niet alles was mooi. Lang niet alles was sterk en<br />

betrokken. Wat ik ervan vond was een garantie <strong>voor</strong> het tegen<strong>de</strong>el.<br />

De verga<strong>de</strong>ringen waren het mooist. Deze gesprekken! Dit praten! ‘Ik weet niet<br />

hoe het met jou is maar hier gebeurt het’, zei <strong>de</strong> een en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> dat het<br />

mooier was dan <strong>de</strong> affe kunst zelf. Het was snel. Wappes. Je hoef<strong>de</strong> niet te worstelen.<br />

Worstelen ging ten koste van <strong>de</strong> kwaliteit. Kunst was uitwisseling en al gebeur<strong>de</strong><br />

het op die avon<strong>de</strong>n niet met publiek, het literair woord was on<strong>de</strong>rling gaan<strong>de</strong> met <strong>de</strong><br />

diepgang van duizend mollen. De affe kunst was sowieso suspect. Althans... lichtelijk.<br />

Een hief zijn vinger waarschuwend, want het schoolgebouw hing vol affe kunst van<br />

henzelf, niet dan?<br />

Nu was het zaak om <strong>de</strong> beginselen op papier te zetten. Dat gebeur<strong>de</strong> collectief.<br />

Ontroerd en uitgeput ston<strong>de</strong>n ze ein<strong>de</strong>lijk op uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> crapauds met lappen erover,<br />

het was klaar. Deze verklaring was ook na tien dagen spellen, onbegrijpelijk <strong>voor</strong><br />

mij. De stroming gebood irritatie.<br />

Maar wat nou, wat nou? De vrouwelijke kunstenaars haakten af. Ze hebben nu<br />

vier jaar <strong>de</strong> plee schoongemaakt en koffie gezet, afspraken geregeld, <strong>de</strong> vloeren, <strong>de</strong><br />

afwas, <strong>de</strong> lakens van <strong>de</strong> logeren<strong>de</strong> dichters. Ook na lang praten blijven <strong>de</strong> vrouwen<br />

het verdommen.<br />

De aardigste man van <strong>de</strong> club, in bezit van een auto <strong>voor</strong> vervoer van <strong>de</strong><br />

kunstwerken, <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> Vagisten, ging dood. De begrafenis werd een goe<strong>de</strong><br />

performance, <strong>de</strong> film van <strong>de</strong> do<strong>de</strong> werd nog één keer vertoond waar hij fysiek bij<br />

was. Na <strong>de</strong> begraving werd <strong>de</strong> bezoekers een glas aangebo<strong>de</strong>n. Hon<strong>de</strong>rd glaasjes<br />

whisky ston<strong>de</strong>n in kaarslicht te glinsteren. Waarom nam ik niets? Ik moest nog rij<strong>de</strong>n<br />

en ik wil<strong>de</strong> niet napraten met mijn collega's uit het levend décor. Wie versjouwt <strong>de</strong><br />

boel nu? De stroming is op zijn vaagst.<br />

Het halvewereldcollectief<br />

Uitgeschreeuwd doel: gelijke rechten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrouw, ongehin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ontplooiing. Er<br />

kwam in 1976 een vrouwencafé in het dorp. Het café had een krant, een collectief,<br />

er ging een dichtbun<strong>de</strong>l komen. In <strong>de</strong> krant kwam een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


19<br />

oproep om werk van stil dichten<strong>de</strong> vrouwen. Er werd verga<strong>de</strong>rd. De bun<strong>de</strong>l werd<br />

gedrukt door een beginnen<strong>de</strong> vrouwendrukkerij in Amsterdam. Het beheerst conflict<br />

ging <strong>de</strong>ze keer zo: bij <strong>de</strong> presentatie viel <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l uit elkaar. De drukkerij reken<strong>de</strong><br />

op solidariteit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beginners en gek, we waren kwaad. Een vrouw uit het café<br />

werkte ook bij <strong>de</strong> drukkerij, zij leed in die weken aan een solidariteitsconflict. Zo<br />

was zij, zo was men. Een gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dichteres kreeg het verzoek om werk in te<br />

sturen naar een erkend vrouwentijdschrift. Zij meld<strong>de</strong> in een verga<strong>de</strong>ring dat ze zo<br />

trouweloos was om uit <strong>de</strong> gele<strong>de</strong>ren te stappen, zo solidair was zij. Ze had nog<br />

gevraagd of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren uit ons collectief ook geschikt waren om werk op te sturen<br />

maar nee.<br />

(Dat weerhield mij niet. Wat <strong>de</strong>ed ik in dat café? Ik hield van het woord ontplooiing<br />

en ie<strong>de</strong>re geaardheid werd toegejuicht ook <strong>de</strong> heteroseksualiteit. Ik kon nog heel wat<br />

leren.)<br />

De lesbiennes tra<strong>de</strong>n naar voren. En ook zij kon<strong>de</strong>n maar in een bepaald opzicht<br />

een eenheid genoemd wor<strong>de</strong>n. Zij waren lang niet altijd <strong>de</strong>mocratisch, er zaten<br />

mannetjesputters bij. Mannetjes dus weer in het vrouwencafé, female chauvinistic<br />

pigs. Verzwegen doel: dun manifest over <strong>de</strong> omverwerping van het manlijk bestel.<br />

De mannetjesputters bezaten <strong>de</strong> Schwung. Ik vond ze leuker dan <strong>de</strong> vrouwen<br />

<strong>voor</strong>al als ze een zware bas en een snor had<strong>de</strong>n. ‘Leuk’ is een oppervlakkig woord,<br />

het voedt niet, maar meer kan ik er niet van maken. Ik vond <strong>de</strong> sarcasmen van <strong>de</strong><br />

manlijke vrouwen leuk. Er kwamen er meer. Ze stem<strong>de</strong>n het <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rookvrije<br />

uren af. Ze wil<strong>de</strong>n lekkere muziek, feesten in gala, van achteren diep uitgesne<strong>de</strong>n<br />

japonnen tot op <strong>de</strong> bilnaad zodat daar een twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>colleté kon verschijnen. Ze<br />

wil<strong>de</strong>n meer jeugd, ‘jongkies’. Zij wil<strong>de</strong>n lekkere gedichten met woor<strong>de</strong>n erin als<br />

njamm, uhu uhu aah.<br />

Al <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>stellen zijn goedgekeurd. Waarom kon dat? Omdat huisvrouwen<br />

sufferds zijn, ongeëmancipeerd geboren. De niet-rooksters verdwenen vanzelf, <strong>de</strong><br />

dames kwamen in <strong>de</strong> bilnaadkledij. Er werd niet eens meer gedanst maar langdurig<br />

gekust in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> crapauds met lappen erover. De lekkere gedichten moesten nu<br />

komen. Jonkies wer<strong>de</strong>n aangezocht om <strong>de</strong> gedichten te schrijven maar die gedichten<br />

wer<strong>de</strong>n niet volgens het beeld. Want er druppel<strong>de</strong>n spelregels door van hogerhand,<br />

<strong>de</strong> internationale onvrijzinnige topgroep. Je moest van <strong>de</strong> vrouw hou<strong>de</strong>n en met het<br />

lichaam schrijven, klanken maken. Ik hield ervan om klanken te maken maar door<br />

die veror<strong>de</strong>ning was <strong>de</strong> aardigheid eraf. Een van <strong>de</strong> na<strong>de</strong>len van een collectief is dat<br />

je gebo<strong>de</strong>n zit op te volgen <strong>voor</strong> je het weet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


20<br />

Onze gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> café-dichteres, bracht haar werk on<strong>de</strong>r bij een wervelend<br />

vrouwentijdschrift. Zij mocht <strong>voor</strong>lezen op <strong>de</strong> dichteressenfestivals. De stemming<br />

was uit <strong>de</strong> kunst. Dat een dichteres in rok, het uniform toch van <strong>de</strong> gemanier<strong>de</strong> man<br />

uit 1920, <strong>de</strong> zaal verliet zodra zij een vrouw moest aanhoren die haar niet beviel,<br />

leek eerst toeval maar daarna gebeur<strong>de</strong> het vaker. Misschien bewaakte zij <strong>de</strong> kwaliteit.<br />

Onze café-dichteres verklaar<strong>de</strong> hardop dat het prettig was om als hetero in <strong>de</strong><br />

gele<strong>de</strong>ren opgenomen te zijn. Wat had dat er nou mee te maken? Heel veel, want<br />

lesbianisme was een keuze die je te maken had. In die tijd spraken alleen biologen<br />

en eigenwijze ou<strong>de</strong> mensen over aanleg.<br />

De huisvrouwen tra<strong>de</strong>n naar voren. Zij schreven zulke beprang<strong>de</strong> ingezon<strong>de</strong>n<br />

stukken dat ik blij was dat zíj zich niet in een collectief verenigd had<strong>de</strong>n om<br />

wetswijzigingen tegen te gaan. Ze zaten in <strong>de</strong> club van ‘Pein muss sein’. De nadruk<br />

lag bij hen op creativiteit. Gek genoeg ook hier weinig gulle geilheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man,<br />

wél gedoogbeleid.<br />

In het café kwamen lezingen <strong>voor</strong> ingewij<strong>de</strong>n, documentaires over amazones,<br />

helen<strong>de</strong> heksen, mysterieuzen die in wolkenkrabbers leef<strong>de</strong>n en nooit, nooit met<br />

mannen spraken. Geen Coby Schreier meer. Hetero-vrouwen wer<strong>de</strong>n als onwerkbaar<br />

beschouwd, <strong>de</strong> biseksuele vrouwen wer<strong>de</strong>n ongehoorzaam en gingen bij mannen<br />

wonen, kregen een kind. En <strong>de</strong> lesbiennes had<strong>de</strong>n zich dui<strong>de</strong>lijk-zat gemaakt. Zij<br />

dachten oprecht dat hun eisen gezond waren en lekker. Maar <strong>de</strong> biochemie haal<strong>de</strong><br />

hen in met het DNA. An<strong>de</strong>rs was het bestel meer dan geheid omver gegaan, nieuw<br />

en wild, klef en worstelig. Voor het eerst sinds vierduizend <strong>voor</strong> Christus zou er<br />

literatuur te krijgen zijn geweest die vrouw-ok was. Tot in <strong>de</strong> havens van Koeweit.<br />

Het café kreeg geen subsidie meer en geen ruimte. De vrouw die ook bij <strong>de</strong><br />

vrouwendrukkerij werkte, zag ik afwassen tot op <strong>de</strong> dag van opheffing.<br />

Het eenmanscollectief, pal achter <strong>de</strong> schrijver, soepel als een eigen staart<br />

Schrijvers die over zichzelf schrijven omdat zij niets an<strong>de</strong>rs kunnen, zou je <strong>de</strong> top<br />

van <strong>de</strong>ze groep kunnen noemen ware het niet dat zij <strong>de</strong> wetten van het onzichtbaar<br />

collectief niet voelen en niet al teveel twijfelen aan zichzelf.<br />

Nu <strong>de</strong> schrijvers die in het keurs van een collectief werken (onzichtbaar of<br />

bekendgemaakt) en <strong>de</strong> regels moeten veran<strong>de</strong>ren vanwege zichzelf.<br />

V.S. Naipaul beschrijft in Het raadsel van <strong>de</strong> aankomst hoe hij werkt tot hij er<br />

ziek van wordt. Hij woont in Engeland in <strong>de</strong> buurt van Stonehenge en probeert <strong>de</strong><br />

cyclus van nieuwbouw en afbraak als een cyclus van <strong>de</strong> natuur<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


21<br />

te zien. Maar hij heeft meer aan zijn hoofd. De waar<strong>de</strong> van zijn ervaringen die hij<br />

door achtergrond en ambitie tot zijn beschikking had, zag hij pas in, gebruikte hij<br />

pas nadat hij vastgelopen was.<br />

Ik ga citeren want zijn toon alsof hij zich uitput zon<strong>de</strong>r moe te wor<strong>de</strong>n, moet je<br />

erbij hebben. Op pag. 119 van Het raadsel van <strong>de</strong> aankomst zegt hij: ‘En toen had<br />

ik ont<strong>de</strong>kt dat het schrijverschap niet bestond (zoals ik me had <strong>voor</strong>gesteld) uit een<br />

afgeron<strong>de</strong> fase - het stadium van vakbekwaamheid, welslagen, roem of tevre<strong>de</strong>nheid<br />

waarin je terechtkwam en waarin je daarna bleef. (...)<br />

De ramp geschied<strong>de</strong> vier maan<strong>de</strong>n later. Het boek waarin ik zoveel vertrouwen<br />

had gesteld, het boek dat me zozeer had afgemat, kon <strong>de</strong> uitgever die erom gevraagd<br />

had niet behagen. We had<strong>de</strong>n elkaar verkeerd begrepen. (...)<br />

Dus stond ik ineens met lege han<strong>de</strong>n. En ik moest terug naar Engeland. (...)<br />

Elke middag ging ik wan<strong>de</strong>len. Ik maakte mijn boek af. De paniek van <strong>de</strong> eerste<br />

opbouw kwam bij het herschrijven niet meer terug. Ik begon te genezen. En meer<br />

dan genezen alleen. Ik reis<strong>de</strong>, ik schreef. Ik ging op avontuur uit, bracht mijn<br />

ervaringen mee terug naar het huisje en schreef. De jaren gingen <strong>voor</strong>bij. Ik genas.<br />

Het leven rondom mij veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Ik veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. (...)<br />

Door dat koloniale hindoe-ik te verbergen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schrijverspersoonlijkheid die<br />

ik nastreef<strong>de</strong>, bracht ik mijzelf en mijn materiaal veel scha<strong>de</strong> toe. (...)<br />

Maar <strong>de</strong> man van wie <strong>de</strong> schrijver slechts een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el was (hoewel een belangrijk<br />

stuwend on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el), die man was in <strong>de</strong> diepste zin - als sociaal wezen - volslagen<br />

ongetraind.’<br />

Juist nu hoor ik iets te zeggen over ‘<strong>de</strong> vrouw van wie <strong>de</strong> schrijfster slechts een<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is’. Ben ik in korset, al weer tot knellens toe of in bezit van eigen staart?<br />

Nog niet zo'n staart nee, soepel en pal achter mij, elke dag kijk ik.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over <strong>de</strong> kunstpolitiek<br />

Fouad Laroui<br />

ik leef<strong>de</strong> in een land waar het kunstbeleid<br />

dui<strong>de</strong>lijk was<br />

kunstenaars moesten we niet hebben<br />

welgeteld had<strong>de</strong>n we twee schil<strong>de</strong>rs<br />

bei<strong>de</strong> moesten het land verlaten<br />

<strong>de</strong> ene ging naar het Oosten<br />

werd daar door <strong>de</strong> religie gegrepen<br />

zijn kwasten zette hij <strong>voor</strong>goed neer<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r ging naar het Westen<br />

reis<strong>de</strong> wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zwierf<br />

kon het licht niet vin<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> winter<br />

ging dood van <strong>de</strong> honger<br />

op een bank in Parijs<br />

welgeteld had<strong>de</strong>n we twee dichters<br />

<strong>de</strong> ene mocht blijven <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r verdween<br />

<strong>de</strong> ene werd dikker en dikker<br />

(ik heb het over zijn pens<br />

niet over zijn bun<strong>de</strong>ls).<br />

<strong>de</strong> koning kon niet in slaap vallen<br />

<strong>voor</strong>dat zijn nar naast zijn bed<br />

kwam dichten<br />

hij roem<strong>de</strong> <strong>de</strong> koning<br />

kreeg restanten eten<br />

werd dikker en dikker<br />

22<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r werd mager en mager<br />

totdat hij doodging in <strong>de</strong> gevangenis<br />

hij had <strong>de</strong> koning beledigd<br />

in een gedicht<br />

Heren dat noem ik een land<br />

waar poëzie serieus wordt genomen<br />

welgeteld had<strong>de</strong>n we twee schrijvers<br />

<strong>de</strong> ene schreef in een vreem<strong>de</strong> taal<br />

(niemand kon hem verstaan)<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> koning<br />

(niemand kon het lezen)<br />

bei<strong>de</strong>n kregen geld<br />

en lintjes<br />

en Peugeotjes<br />

Heren dat noem ik nu<br />

kunstbeleid!<br />

23<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


24<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


25<br />

Over het nut en/of <strong>de</strong> wenselijkheid van subsidies en literaire prijzen<br />

Arjan Peters<br />

In zijn woe<strong>de</strong> kon Geert van Oorschot soms een plechtige toon aanslaan, en dan ging<br />

er in <strong>de</strong> formulering wel eens iets mis. Die lichte ontsporingen leveren het bewijs<br />

dat <strong>de</strong> woe<strong>de</strong> authentiek was. Zo staat er in zijn Pakje van Sjaalman, <strong>de</strong> in <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

200 <strong>voor</strong>-<strong>de</strong>-vuist-weg genoteer<strong>de</strong> inventarisatie van on<strong>de</strong>rwerpen die hij graag in<br />

zijn blad behan<strong>de</strong>ld zag, ook <strong>de</strong>ze hartenkreet:<br />

‘- over <strong>de</strong> nog altijd erbarmelijke wijze waarop op <strong>de</strong> meeste mid<strong>de</strong>lbare scholen<br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> literatuur en het hel<strong>de</strong>r lezen wordt afgeleerd’.<br />

Hier staat het omgekeer<strong>de</strong> van wat Van Oorschot bedoelt. Op <strong>de</strong> plaats van<br />

‘erbarmelijk’ dienen wij een ironisch ‘vakkundig’ te lezen, toch? Hij zou allerminst<br />

tevre<strong>de</strong>n zijn geweest, indien <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare scholen het hel<strong>de</strong>r lezen<br />

afleren, min<strong>de</strong>r erbarmelijk was geweest.<br />

Even daar<strong>voor</strong> staat ook een mooie:<br />

‘- over het nut en/of <strong>de</strong> wenselijkheid van subsidies en literaire prijzen’.<br />

Het ambtelijke ‘en/of’ wijst <strong>de</strong> lezer we<strong>de</strong>rom op <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> zaak die Van<br />

Oorschot gaarne aangekaart zag, maar tegelijk roept <strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong> vragen op. Kunnen<br />

subsidies en literaire prijzen nuttig zijn, maar niet wenselijk? Of wenselijk, hoewel<br />

ontbloot van nut? Vermoe<strong>de</strong>lijk moeten we er niet veel achter zoeken, er van uitgaan<strong>de</strong><br />

dat Geert van Oorschot ook niet bijster lang heeft nagedacht toen hij dit on<strong>de</strong>rwerp<br />

in zijn groslijst opnam.<br />

Over <strong>de</strong> wenselijkheid van subsidies en literaire prijzen hoeft anno 2003 niet<br />

gesproken te wor<strong>de</strong>n. Ze zíjn er. En niet weinig ook - en dát is dan menigmaal weer<br />

een on<strong>de</strong>rwerp van discussie (want steggelen zullen we, of we hou<strong>de</strong>n op Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

te zijn) in tv-uitzendingen en op literaire avon<strong>de</strong>n.<br />

Over het nut wordt trouwens geregeld een discussie geopend die haast nooit een<br />

bevredigend verloop kent, aangezien dat nut dikwijls wordt afgelezen aan <strong>de</strong> hand<br />

van verkoopcijfers. Een schrijver die ruimschoots wordt gesubsidieerd en ook af en<br />

toe een prijs ontvangt, maar die evenwel nauwelijks verkoopt, is dan een suspecte<br />

figuur (‘schrijver van subsidieproza’). Het is verbijsterend hoevelen <strong>de</strong>ze opvatting<br />

huldigen. Echter, een prijs of subsi-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


26<br />

die wordt toegekend aan een schrijver wiens werk door <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re commissie<br />

<strong>de</strong> moeite van het subsidiëren of bekronen waard is geacht. Ongeacht of <strong>de</strong> schrijver<br />

in kwestie een publiek van een bepaal<strong>de</strong> omvang heeft. Sterker nog: als er een groot<br />

publiek is, hoeft die subsidie niet. Volgens sommige reglementen mág het dan niet<br />

eens.<br />

Zel<strong>de</strong>n richt <strong>de</strong> discussie over subsidies en prijzen zich op het enig wezenlijke<br />

aspect: <strong>de</strong> kwaliteit van het werk dat <strong>de</strong> prijs of subsidie heeft verdiend. Een discussie<br />

over ‘het nut van’ <strong>de</strong> Libris of AKO-prijs gaat altijd over randverschijnselen. Is <strong>de</strong><br />

bekroon<strong>de</strong> auteur onbekend gebleven - dan zou die prijs nutteloos zijn. Onzin.<br />

Veel beter zou het zijn, als <strong>de</strong> discussie han<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over het niveau van <strong>de</strong><br />

prijswinnaars, en wat daaruit is af te lei<strong>de</strong>n over het gehalte van <strong>de</strong> prijs. Zorgt het<br />

systeem van een veelkoppige jury er niet steevast <strong>voor</strong>, dat <strong>de</strong> prijs uitein<strong>de</strong>lijk gaat<br />

naar het boek dat <strong>de</strong> minste weerstand oproept - in plaats van naar het beste boek?<br />

Al is het maar bij wijze van experiment: ik zou weleens een jury met één lid willen<br />

laten opereren. Scheelt verga<strong>de</strong>rtijd, en vergroot <strong>de</strong> kans op een extreme winnaar.<br />

Ik weet zelfs al een geschikte kandidaat.<br />

Over wenselijkheid hoeven we het niet langer te hebben. Als er geen prijzen of<br />

subsidies beston<strong>de</strong>n - een situatie die zich nog nooit heeft <strong>voor</strong>gedaan -, zou<strong>de</strong>n ze<br />

prompt wenselijk wor<strong>de</strong>n. Zijn ze er eenmaal, dan kan het klagen en zaniken een<br />

aanvang nemen. Het is te vergelijken met <strong>de</strong> literaire kritiek: die zou ook gemist<br />

wor<strong>de</strong>n zodra zij werd afgeschaft. Nu zij er nog is, kan zij met regelmaat wor<strong>de</strong>n<br />

bediscussieerd.<br />

Haar nut is dat zij altijd wenselijk zal zijn.<br />

Het nut van een literaire prijs mag niet wor<strong>de</strong>n afgelezen aan verkoopcijfers, die<br />

dan na het toekennen van zo'n prijs een merkbare stijging te kennen geven. Het nut<br />

van een prijs moet daarin schuilen, dat <strong>de</strong> kwaliteit van een boek of oeuvre door een<br />

na<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> jury wordt erkend. Die jury dient zich bewust te zijn van <strong>de</strong> traditie. Is<br />

een boek of oeuvre van die grootheid, is er sprake van een zo unieke prestatie, dat<br />

<strong>de</strong> bekroning veel meer is dan een aanmoedigingsprijs of een vrien<strong>de</strong>ndienst? De<br />

<strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> vraag lijkt een open <strong>de</strong>ur, maar mag vaker wor<strong>de</strong>n gesteld dan wenselijk<br />

ware.<br />

Heel lezend Ne<strong>de</strong>rland veer<strong>de</strong> verbaasd op, toen in 1996 <strong>de</strong> Nobelprijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Literatuur werd toegekend aan Wisława Szymborska (1923), een onbeken<strong>de</strong> dichteres<br />

die geduren<strong>de</strong> tientallen jaren in betrekkelijke anonimiteit in Krakau aan haar oeuvre<br />

van zo'n tweehon<strong>de</strong>rd gedichten had ge-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


27<br />

werkt. Dit <strong>voor</strong>jaar kwam daar <strong>de</strong> nieuwe kleine bun<strong>de</strong>l Het moment bij, <strong>de</strong> vertaling<br />

van Chwila dat in 2002 te Krakau verscheen. Haar faam is terecht. Szymborska is<br />

een dichteres om te koesteren.<br />

Niet heel lezend Ne<strong>de</strong>rland spoed<strong>de</strong> zich naar <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l, toen in november<br />

2002 <strong>de</strong> jeugdherinneringen van Hanny Michaelis verschenen, zoals verteld aan Nop<br />

Maas in Verst verle<strong>de</strong>n; niettemin een opvallen<strong>de</strong> gebeurtenis, in aanmerking genomen<br />

dat <strong>de</strong> dichteres al meer dan <strong>de</strong>rtig jaar geen nieuwe titel meer heeft gepubliceerd.<br />

Belangrijker dan die verkoopcijfers evenwel: niemand greep <strong>de</strong> gelegenheid aan<br />

er <strong>de</strong> Verzamel<strong>de</strong> gedichten weer eens bij te halen.<br />

Nóg belangrijker: niemand sloeg zich <strong>voor</strong> het hoofd bij <strong>de</strong> gedachte dat hij met<br />

graagte een Nobelprijswinnares uit Polen <strong>de</strong> lucht insteekt, zon<strong>de</strong>r tevens een<br />

vlammend pleidooi te hou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> poëzie van Hanny Michaelis, die nog steeds<br />

niet met <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs is bekroond.<br />

Het ware wenselijk dat <strong>de</strong> jury het nut van zo'n toekenning inzag. Misschien heeft<br />

zij nog behoefte aan argumenten, of moet haar geheugen wor<strong>de</strong>n opgefrist. Daar wil<br />

ik met plezier aan meehelpen.<br />

De parallellen tussen Michaelis en Szymborska zijn opvallend: bijna even oud, bijna<br />

evenveel gedichten geschreven, bei<strong>de</strong>n stadsnatuurdichteressen (Hanny's Amsterdam<br />

is Wisława's Krakau), bei<strong>de</strong>n terstond herkenbaar door hun humor, hel<strong>de</strong>rheid en<br />

het superieure vermogen uit twijfel en onzekerheid munt te slaan, als het lukt, in <strong>de</strong><br />

vorm van gedichten die een lezersleven lang mee kunnen.<br />

Natuurlijk zijn er ook verschillen, typeren<strong>de</strong> zelfs, daarom zijn bei<strong>de</strong>n ook zulke<br />

karakteristieke dichteressen. Toch zijn er zinnen en beel<strong>de</strong>n die een opmerkelijke<br />

verwantschap tonen. Als Szymborska in haar laatste bun<strong>de</strong>l Het moment het<br />

ochtendgloren beschrijft (‘In <strong>de</strong> vroegte’, als alle <strong>voor</strong>werpen hun dagelijkse vorm<br />

en kleur aannemen), doet dat <strong>de</strong>nken aan Michaelis' versprei<strong>de</strong> gedicht ‘Langzaam<br />

maar zeker/ strekt <strong>de</strong> dag zijn zebrahals/ naar een roodkoperen zon./ Wind woelt<br />

door het natte/ groene haar van stadsplantsoenen,/ ontrolt een hardblauwe vlag/ boven<br />

<strong>de</strong> daken. Wie dit ziet/ heeft <strong>de</strong> nacht overleefd/ of hij wil of niet.’ Ze zien hetzelf<strong>de</strong>.<br />

Maar Szymborska legt <strong>de</strong> geboorte van een nieuwe dag vast (als ‘<strong>de</strong> ochtendstond<br />

magistraal in ochtend veran<strong>de</strong>rd’ is) om zich vervolgens te realiseren hier doorgaans<br />

niet verbaasd over te zijn, ‘hoewel het zou moeten’.<br />

Ook Michaelis toont zich verbaasd, maar formuleert die verbazing bedui<strong>de</strong>nd<br />

nuchter<strong>de</strong>r. Ze maakt <strong>de</strong> ervaring ook ogenschijnlijk min<strong>de</strong>r persoon-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


28<br />

lijk (‘Wie dit ziet’), en het lijkt of ze <strong>de</strong> levenswil van wilskracht wil ontdoen. Al is<br />

het geen verdienste, ze ís er nog. Vraag niet waartoe, maar ze is <strong>de</strong> nacht weer door<br />

gekomen.<br />

Soms beginnen bei<strong>de</strong>n een gedicht met een nieuwsbericht of feit. Men neme<br />

Szymborska, in ‘Overmaat’ uit 1986: ‘Er is een nova ont<strong>de</strong>kt’. Of Michaelis:<br />

‘Vanavond hoor<strong>de</strong> ik/ dat <strong>de</strong> maan niet rond/ maar peervormig is’, en:<br />

‘Harttransplantaties/ aan <strong>de</strong> lopen<strong>de</strong> band/ (1 proefpersoon leeft nog)’. Vervolgens<br />

verbaast Szymborska zich erover dat niemand er verbaasd over is: ‘Er is een nova<br />

ont<strong>de</strong>kt,/ wat niet wil zeggen dat het lichter is gewor<strong>de</strong>n/ en dat er iets is bijgekomen<br />

dat gemist werd. (...) De ster is schitterend,/ maar dat is nog geen re<strong>de</strong>n/ om niet op<br />

<strong>de</strong> gezondheid van <strong>de</strong> dames te drinken/ die stukken dichterbij zijn.’<br />

Michaelis uit haar misnoegen over het zogenaamd belangwekken<strong>de</strong> nieuws al<br />

evenzeer ironisch: ‘Als katten om <strong>de</strong> hete brij/ draaien beman<strong>de</strong> projectielen/ belust<br />

om <strong>de</strong> maan waarvan/ <strong>de</strong> plattegrond al bijna/ in winkels te koop ligt.// Net als vroeger<br />

wordt er/ van alles ont<strong>de</strong>kt en niets/ geopenbaard. Het bestaan/ blijft woest en ledig/<br />

en <strong>de</strong> mens een <strong>de</strong>erniswekkend dier/ dat zijn leven niet zeker is.’<br />

Op an<strong>de</strong>re momenten weet ze haar illusies, ofschoon ‘ge<strong>de</strong>ukt’, in ere te hou<strong>de</strong>n:<br />

na vernomen te hebben dat <strong>de</strong> maan peervormig is, ziet ze met tevre<strong>de</strong>n koppigheid<br />

toch echt ‘een ron<strong>de</strong>/ witgloeien<strong>de</strong> schijf’ boven <strong>de</strong> daken uit klimmen.<br />

Bei<strong>de</strong> dichteressen laten zich niet van <strong>de</strong> wijs brengen door gewichtige<br />

gebeurtenissen en <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>ren. Liever willen ze hun persoonlijke<br />

houvast on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n brengen, zodat ze zich er als aan een pijler kunnen<br />

vastklampen. Het verschil zit 'm daarin dat die pijler bij Szymborska verwon<strong>de</strong>ring<br />

en twijfel heet, en bij Michaelis onzekerheid.<br />

Dáár putten zij uit. Dat is hun zekerheid.<br />

Een laatste parallel. In Het moment brengt Szymborska een o<strong>de</strong> aan wolken, in<br />

het gelijknamige gedicht: ‘Niet bezwaard door enige herinnering/ zweven ze<br />

moeiteloos boven <strong>de</strong> feiten. (...) Vergeleken met <strong>de</strong> wolken/ lijkt het leven gefun<strong>de</strong>erd<br />

te zijn,/ haast bestendig, bijna eeuwig. (...) Laat <strong>de</strong> mensen maar leven, als ze dat<br />

willen,/ en daarna doodgaan, ie<strong>de</strong>r op zijn beurt,/ zij, <strong>de</strong> wolken, hebben met heel/<br />

dat vreem<strong>de</strong> gedoe/ niets te maken. (...) Ze zijn niet verplicht met ons te sterven./<br />

Ook ongezien zullen ze ver<strong>de</strong>r zwerven.’<br />

De wolken activeren haar verwon<strong>de</strong>ring. Ze zijn er altijd, en hebben toch niets<br />

met ons te maken. Ze waaien maar wat, waarbij vergeleken het leven<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


29<br />

heel gefun<strong>de</strong>erd afsteekt. Een manier om te zeggen dat het leven dat dus allerminst<br />

ís.<br />

Ook bij Hanny Michaelis trekken <strong>de</strong> wolken gestaag <strong>voor</strong>bij, trouwe figuranten<br />

die dagelijks <strong>de</strong> nodige ruimte van je blikveld in beslag nemen, terwijl ze doorgaans<br />

over het hoofd wor<strong>de</strong>n gezien. Uit Tegen <strong>de</strong> wind in (1962): ‘Ie<strong>de</strong>re morgen/ word<br />

ik onwetend wakker./ Gloednieuwe wolken drijven/ het raam <strong>voor</strong>bij./ Veelbelovend<br />

glimlacht/ <strong>de</strong> dag: alles/ is mogelijk.’ In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> strofe vallen dan <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

‘rook’, ‘vlammen’, ‘inktzwarte’ en ‘dood’, waarmee <strong>de</strong> autonomie van <strong>de</strong> wolken<br />

wordt ge<strong>de</strong>monstreerd. Ze lijken hoop te willen schenken door hun gloednieuwe<br />

uitmonstering en lichtheid. Maar die contrasteert met <strong>de</strong> zwaarte van het leven van<br />

<strong>de</strong> ‘ik’ die later op <strong>de</strong> dag weer weet, hoezeer die belofte een begoocheling was.<br />

Uit diezelf<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l dit fragment: ‘De bronzen wolken, weel<strong>de</strong>rig/ opgestapeld<br />

tegen vlammend blauw’. Een opgetogen passage, maar wel ingeklemd tussen <strong>de</strong><br />

sombere openingsregels (‘Als het niet van ons is/ wil ik het niet, dit <strong>voor</strong>jaar’) en<br />

het slot: ‘zijn aan mij alleen/ niet besteed.’<br />

Nog een: ‘Onrustbarend verwant/ het witte gezicht/ van <strong>de</strong> dag, weggedoken/ in<br />

een kraag van wolken./ Het donkere wijdopen oog/ van een regenplas. De vogel/ die<br />

tegen <strong>de</strong> wind in zingt,/ wankelend op <strong>de</strong> valreep/ van het licht.’<br />

Zo er dan al een i<strong>de</strong>ntificatie met <strong>de</strong> natuur plaatsvindt, dan betitelt Michaelis die<br />

verwantschap als ‘onrustbarend’. Overigens heeft Szymborska in Het moment ook<br />

een gedicht over haar angst als kind <strong>voor</strong> regenplassen: ‘Ik liep om <strong>de</strong> plassen heen,/<br />

<strong>voor</strong>al om <strong>de</strong> nieuwe, na een bui./ Eentje zou weleens geen bo<strong>de</strong>m kunnen hebben,/<br />

ook al zag hij eruit als elke an<strong>de</strong>re.’<br />

Ik hou nu op, want die parallellen verdienen een afzon<strong>de</strong>rlijk opstel. Daarin moet<br />

trouwens ‘Het prunusboompje’ uit Klein <strong>voor</strong>spel (1949) van Michaelis ook eens<br />

gezet wor<strong>de</strong>n naast ‘De appelboom’ uit Grote getallen (1976) van Szymborska.<br />

Frappant, nietwaar?<br />

Bei<strong>de</strong> dichteressen leveren werk van hoge kwaliteit. Szymborska heeft voldoen<strong>de</strong><br />

erkenning geoogst, internationaal zelfs, zij het dat ze er lang op moest wachten. Met<br />

die Nobelprijs is ze overigens nog altijd verlegen, met schrik bemerkend dat die haar<br />

tot allerlei verplichtingen noopt. Zo veel mogelijk probeert ze haar teruggetrokken<br />

bestaan <strong>voor</strong>t te zetten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


30<br />

Maar Hanny Michaelis, die in interviews altijd lachend verklaart geen groot dichteres<br />

te zijn, wordt door <strong>de</strong> jury's van <strong>de</strong> grote oeuvre-prijzen in eigen land kennelijk op<br />

haar woord geloofd!<br />

Fraai is an<strong>de</strong>rs.<br />

Wat dat betreft kan <strong>de</strong> publicatie van haar jeugdherinneringen in Verst verle<strong>de</strong>n<br />

die goedgelovigen misschien nog in hun <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el hebben gesterkt. Het boekje is<br />

een boeien<strong>de</strong> en somtijds aangrijpen<strong>de</strong> aanvulling op <strong>de</strong> gedichten, maar zoals<br />

verwacht kleineert Michaelis haar eigen prestaties <strong>voor</strong>tdurend. Moeten we ons niets<br />

van aantrekken.<br />

Beschei<strong>de</strong>nheid siert <strong>de</strong> mens, naar het schijnt, maar als die versiering zo weinig<br />

in het oogloopt dat <strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>nheid zelve eer<strong>de</strong>r veronachtzaming dan een<br />

lauwerkrans uitlokt, dan hoort <strong>de</strong> onbeschei<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>mens (<strong>de</strong>nk aan <strong>de</strong>gene die op<br />

juryverga<strong>de</strong>ringen zijn woordje klaar heeft) zo daadkrachtig te zijn dat hij met dit<br />

lot geen genoegen neemt, en ingrijpt.<br />

Ik bedoel maar.<br />

In Verst verle<strong>de</strong>n herinnert Michaelis zich <strong>de</strong> dichters die ze op jeugdige leeftijd<br />

graag las: Gorter, Leopold, Boutens, Van <strong>de</strong> Woestijne, Marsman (‘vond ik het<br />

mooiste wat er was’), Jan Engelman. In menig interview heeft ze verteld dat later <strong>de</strong><br />

Vijftigers haar <strong>de</strong> ruimte schonken, haar verzen in een vrijere vorm te gieten.<br />

Toch, wie <strong>de</strong> Verzamel<strong>de</strong> gedichten (1996, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk 2002) leest, waarin gelukkig<br />

ook haar <strong>de</strong>buutbun<strong>de</strong>l Klein <strong>voor</strong>spel (1949) integraal is opgenomen, wordt getroffen<br />

door <strong>de</strong> eigen toon die van het begin af aan in dit werk is te beluisteren.<br />

Typischer nog: men zou zelfs kunnen spreken van een specifiek Hanny<br />

Michaelis-beeld. Ik doel op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> setting: <strong>de</strong> ‘ik’ staat achter het raam van<br />

een woning in <strong>de</strong> stad, kijkt daardoor naar <strong>de</strong> huizen en <strong>de</strong> lucht, en weet dan in<br />

luttele volzinnen (of slechts één enkele) zon<strong>de</strong>r sentimentaliteit uit te drukken dat<br />

zij er alleen <strong>voor</strong>staat; een getuigenis van eenzaamheid, maar ook van <strong>de</strong> strohalm<br />

die haar bastion is.<br />

De lief<strong>de</strong>sgedichten, die in het oeuvre eveneens een belangrijke plaats innemen,<br />

zijn momentopnamen die het fundamentele beeld tij<strong>de</strong>lijk uitschakelen. Maar daarna<br />

staat <strong>de</strong> dichteres weer alleen achter het raam, weet hebbend van <strong>de</strong> ‘begoochelen<strong>de</strong><br />

onzekerheid,/ broedplaats van sprookjesachtig/ misverstand’ en zich op een gou<strong>de</strong>n<br />

moment <strong>voor</strong>zichtig afvragend of ‘misschien het won<strong>de</strong>r’ haar ‘heeft aangeraakt’,<br />

maar bovenal doordrongen van <strong>de</strong> beperkte duurzaamheid van die ervaringen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


31<br />

Toen ze een jaar of drie was, woon<strong>de</strong> Michaelis met haar ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> J.M.<br />

Coenenstraat / hoek Reijnier Vinkeleska<strong>de</strong>. ‘We had<strong>de</strong>n een prachtig uitzicht. (...)<br />

Aan het eerste huis dat recht tegenover ons werd gebouwd heb ik bijna een halve<br />

eeuw later een gedicht gewijd’, vertelt ze in Verst verle<strong>de</strong>n. Dan volgt het gedicht:<br />

‘(...) Met grote/ beslistheid verkondig<strong>de</strong> ik:/ dat halen ze 's zomers weer weg./<br />

Mijn moe<strong>de</strong>r die het ook niet helpen kon/ moest erom lachen. Tegen het ein<strong>de</strong> van/<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog toen mijn ou<strong>de</strong>rs/ al waren vergast, staken <strong>de</strong> Duitsers/ het<br />

huis in brand. Na <strong>de</strong> bevrijding/ werd het weer opgebouwd. Het staat er/ nog en ook<br />

ik droom nog herhaal<strong>de</strong>lijk/ van betonnen en bakstenen gebouwen/ die een<br />

veelbelovend uitzicht/ drastisch teniet doen.’<br />

Een onschuldige jeugdherinnering krijgt een enorme lading, juist doordat het<br />

drama, samengebald in het woord ‘vergast’ (dat nadreunt in ‘drastisch’, even <strong>voor</strong><br />

het ein<strong>de</strong>) in een bijzin is on<strong>de</strong>rgebracht. Het ‘veelbelovend uitzicht’ wordt ineens<br />

een beeld <strong>voor</strong> een hoopvolle toekomst, die door het benoemen van ‘betonnen en<br />

bakstenen gebouwen’ (die naar een concentratiekamp lijken te verwijzen, het<br />

tegen<strong>de</strong>el van ‘onschuldige’ nieuwbouw) terstond wordt dichtgemetseld.<br />

Op het Vossius Gymnasium begon Hanny gedichten te schrijven. Ze <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong><br />

in het schoolblad Vulpes (mei/juni 1936) met ‘Avond aan <strong>de</strong> Amstel’. En zie, daar<br />

presenteer<strong>de</strong> ze zich met dat hoogstpersoonlijke beeld:<br />

‘Avond lag over het water,/ Toen ik uit mijn venster keek./ Lichtjes, die schitter<strong>de</strong>n<br />

gelig,/ De maan lacht' in 't water, zo bleek./ Het licht van eenzamen fietser/ Als een<br />

klein dwaallichtje scheen./ Een bootfluit klonk schel en doordringend;/ Toen was<br />

het weer stil als <strong>voor</strong>heen./ De sterren, ze schenen op 't water,/ Dat stille te dromen<br />

wel leek,/ En ver<strong>de</strong>r, ver<strong>de</strong>r gleed d'avond,/ Toen ik uit mijn venster keek.’<br />

En op 4 februari 1939 schreef ze ‘Visioen’, ook afgedrukt in Verst verle<strong>de</strong>n: ook<br />

in dit lief<strong>de</strong>sgedicht, dat in feite <strong>de</strong> te grote afstand tussen <strong>de</strong> aangesprokene<br />

(‘Martien!!’) en <strong>de</strong> ‘ik’ weergeeft, moet <strong>de</strong> jeugdige dichteres nog te ra<strong>de</strong> gaan bij<br />

het gedragen idioom van <strong>de</strong> grote poëten die ze verslond, hoewel <strong>de</strong> eigen toon daar<br />

al bovenuit (of on<strong>de</strong>ruit, of er achter) klinkt:<br />

‘Ik staar naar buiten in <strong>de</strong> avond,/ In 't duister, dat <strong>de</strong> dag verslindt/ Een misthoorn<br />

roept heel in <strong>de</strong> verte/ Als een verlaten, eenzaam kind...’<br />

In Klein <strong>voor</strong>spel staat het prachtige ‘Uitzicht’: ‘Mijn wereld eindigt bij <strong>de</strong> populier/<br />

die staat te wuiven waar <strong>de</strong> weg begint,/ tegen een stukje lichtblauw vloeipapier.../<br />

Dit alles doet mij <strong>de</strong>nken aan het kind// dat uren op<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


32<br />

een stadsveranda stond/ en uitkeek over haveloze tuinen (...) waarin het speurend<br />

zocht naar een begin,// een teken uit die wereld vol geheimen/ die het <strong>voor</strong>bij <strong>de</strong><br />

daken had gera<strong>de</strong>n,/ waarvan 't bestaan zich nauwelijks liet rijmen/ met<br />

schoorsteenpijpen en antennedra<strong>de</strong>n...// Dat kind was ik. - Er gaat zich iets herhalen:/<br />

weer kijk ik hunkerend <strong>de</strong> vogels na/ die in hun cirkelen<strong>de</strong> vlucht bepalen/ <strong>de</strong> kring<br />

<strong>de</strong>r wereld waar ik buiten sta.’<br />

Toen ze bijna zeven was, verhuis<strong>de</strong> Hanny met haar ou<strong>de</strong>rs naar <strong>de</strong> Volkerakstraat.<br />

Daar kreeg ze het visioen dat ze pas heeft beschreven in een van haar recente<br />

gedichten (gepubliceerd in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 384, 2000, nog niet opgenomen in <strong>de</strong> Verzamel<strong>de</strong><br />

gedichten) - het overtuigen<strong>de</strong> bewijs dat het Michaelisbeeld haar oeuvre volledig<br />

doortrekt:<br />

‘In <strong>de</strong> vallen<strong>de</strong> avond/ keek ik naar buiten en zag/ tussen beken<strong>de</strong> bomen in <strong>de</strong><br />

verte/ een onbekend wit huis./ Mijn blik begroette het verrast/ als <strong>voor</strong>post van een<br />

weergaloze wereld/ die ooit <strong>voor</strong> me zou opengaan./ De volgen<strong>de</strong> avond was het<br />

huis/ weg. Hoe ik ook bleef turen/ in <strong>de</strong> schemering, of overdag,/ het liet zich niet<br />

meer zien./ Een overhaaste belofte overhaast/ ingetrokken. Sinds tientallen jaren/<br />

rijst het plotseling in me op:/ een wit huis tussen verre bomen./ Onvindbaar.<br />

Buitenaards.’<br />

Wat een onvergetelijk vers! Weg is het visioen - maar wel is het huis gezien, en<br />

het beeld heeft een leven lang met Michaelis meegereisd. Ze besluit met <strong>de</strong> gongslagen<br />

‘Onvindbaar. Buitenaards’, maar tegelijk blijkt het huis, <strong>de</strong> belofte, <strong>de</strong> hoop, wat al<br />

niet, ‘plotseling’ binnen in haar zelf te kunnen oprijzen. Het huis is zogezegd<br />

geïnternaliseerd. Ze kan het terugzien in haar verbeelding, zoals het misschien altijd<br />

al een fantoomhuis is geweest. De dichteres zal in verontschuldigend lachen uitbarsten<br />

en prompt overwegen dit gedicht alsnog te verscheuren, wanneer ze hier gaat lezen<br />

dat ik dit een onvervalst mystieke tekst acht.<br />

En toch is het zo.<br />

De natuurbeel<strong>de</strong>n confronteren <strong>de</strong> dichteres veelal met haar gevoel van hulpeloosheid.<br />

Ze verscherpen haar eenzaamheidsbesef. Maar, gek genoeg misschien, wekt <strong>de</strong><br />

scherpe verwoording van dat besef geen droefenis op. De verwoording is, telkens<br />

weer, een kleine overwinning op <strong>de</strong> vergeefsheid. Michaelis' gedichten zijn tastbare<br />

levens-tekens, het bewijs dat ze níet nameloos verzwolgen wordt, hoe pregnant en<br />

veelvuldig ze die vaststelling ook maakt. Ten bewijze daarvan hier een an<strong>de</strong>r fragment,<br />

dat die spanning (<strong>de</strong> levensa<strong>de</strong>r van haar poëzie) vertolkt:<br />

‘Vandaag trekt <strong>de</strong> zomer/ alle registers open (...)/ Het voelt aan als het<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


33<br />

hoogtepunt/ van een omhelzing, wat me herinnert/ aan jou en onmid<strong>de</strong>llijk word ik/<br />

wat ik was: een kwantum vlees/ en bloed, door een laagje huid/ afgeschoten van zijn<br />

omgeving, incompleet/ als zij en even onverklaarbaar.’<br />

Met zekere bedoelingen besluit Michaelis <strong>de</strong> bloemlezing uit eigen werk Het<br />

onkruid van <strong>de</strong> twijfel (1989) met het niet eer<strong>de</strong>r gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> gedicht dat ook<br />

<strong>voor</strong>afgaat aan <strong>de</strong> vertalingen in <strong>de</strong> Verzamel<strong>de</strong> gedichten (2000).<br />

Ik citeer<strong>de</strong> het reeds tevoren in verband met Szymborska. Het is een<br />

uitzicht-gedicht, hoe kan het ook an<strong>de</strong>rs. De natuur maakt <strong>de</strong> dichteres iets dui<strong>de</strong>lijk<br />

over haar eigen gemoed. ‘Langzaam maar zeker/ strekt <strong>de</strong> dag zijn zebrahals/ naar<br />

<strong>de</strong> roodkoperen zon./ Wind woelt door het natte/ groene haar van stadsplantsoenen,/<br />

ontrolt een hardblauwe vlag/ boven <strong>de</strong> daken. Wie dit ziet/ heeft <strong>de</strong> nacht overleefd/<br />

of hij wil of niet.’<br />

Hierin wordt een Marsmanniaans vitalisme getemperd door <strong>de</strong> bijna zakelijke<br />

slotregels, zon<strong>de</strong>r dat die <strong>de</strong> krachtige opening volledig kunnen <strong>de</strong>mpen. Het is geen<br />

prestatie om niet dood te zijn; maar vaststellen dat je lééft, terwijl <strong>de</strong> nacht je had<br />

kunnen opslokken, is <strong>voor</strong>zeker een basis-aanname <strong>voor</strong> eventueel optimisme. Er is<br />

een bo<strong>de</strong>m, een kern, een houvast, hoe broos en nietig van structuur misschien ook.<br />

Tegen <strong>de</strong> wind in zingt Hanny Michaelis haar broze lied. Wat zij heeft<br />

waargenomen laat zij ons zien.<br />

En om nu te on<strong>de</strong>rstrepen dat dit alles niet onopgemerkt is gebleven, moet Hanny<br />

Michaelis hoognodig eens <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs toegekend krijgen. Opdat minimaal<br />

alle 75.000 Szymborska-lezeres met schaamteblossen op <strong>de</strong> kaken nog een keer naar<br />

<strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l snellen.<br />

Ik zal het blijven roepen, <strong>de</strong>snoods tegen <strong>de</strong> wind in.<br />

Het is dus mijn wens dat <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs-jury zich van haar nut bewust is.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


34<br />

Over <strong>de</strong> domme en geborneer<strong>de</strong> literaire naschrijf-kritiek in dagen<br />

weekbla<strong>de</strong>n, of zelfs het geheel ontbreken daarvan<br />

Rob Schouten<br />

Dom en geborneerd, dat vond ik in mijn puberteit in <strong>de</strong> eerste plaats mijn ou<strong>de</strong>rs.<br />

Het waren bezweringen waarmee ik ze vrij gemakkelijk weg kon zetten want domme<br />

en geborneer<strong>de</strong> mensen doen niet alleen niet mee in <strong>de</strong> hogere wereld van <strong>de</strong> geest,<br />

je hoeft je ook niks van hen aan te trekken. Effectieve, diskwalificeren<strong>de</strong><br />

scheldwoor<strong>de</strong>n dus, zon<strong>de</strong>r dat je precies aangeeft waar het aan schort.<br />

De wrijving, of in sommige instanties zelfs vijandschap, tussen <strong>de</strong> schrijver en <strong>de</strong><br />

criticus, heeft wel wat weg van zo'n botsing tussen een puber en zijn ou<strong>de</strong>rs. De<br />

schrijver wil van alles en nog wat, vrijheid, <strong>de</strong> licentie om te doen wat hij wil en<br />

voelt, Sturm und Drang, je bent jong en je wilt wat, noem allemaal maar op, en <strong>de</strong><br />

criticus lijkt 'm daarbij <strong>voor</strong>al te willen afremmen, fnuiken, op het matje roepen. Het<br />

is zo te zien vrijheidsdrang tegen kleingeestigheid. En Van Oorschots kreet over<br />

‘domme en geborneer<strong>de</strong> literaire naschrijf-kritiek’ lijkt me een soort primal scream<br />

van <strong>de</strong> literatuur, een die met <strong>de</strong> geboorte is meegegeven.<br />

Wel even kijken wat hij nou precies bedoelt; is ‘domme en geborneer<strong>de</strong> literaire<br />

naschrijf-kritiek’ beperkend of uitbrei<strong>de</strong>nd gebruikt? Gaat het om domme,<br />

ontoereiken<strong>de</strong> kritiek, waarnaast ook een heel mooie, rijke kritiek zou bestaan? Of<br />

zegt Van Oorschot dat alle kritiek in principe dom en geborneerd is? Ik <strong>de</strong>nk het<br />

laatste. Waarom zou je je vrijwillig bezighou<strong>de</strong>n met iets on<strong>de</strong>rmaats als er ook een<br />

heel mooie variant van bestaat? Nee, laten we het maar op z'n scherpst lezen: <strong>de</strong><br />

literaire kritiek is dom en geborneerd! Ouwe koek overigens en zelfs een wat<br />

plichtmatige mening die ook weer tot plichtmatige reacties stemt. Het is ook vast<br />

niet toevallig dat <strong>de</strong> twee eerste schrijvers die mij te binnen schieten als het om afkeer<br />

van <strong>de</strong> criticus gaat allebei uit <strong>de</strong> Van Oorschot-stal komen, W.F. Hermans en<br />

Elisabeth Eybers, al verlieten bei<strong>de</strong>n het nest na verloop van tijd en zal laatstgenoem<strong>de</strong><br />

wellicht verbaasd zijn zich hier naast Hermans aan te treffen. Hermans voer<strong>de</strong> in<br />

Nooit meer slapen <strong>de</strong> recensent op, in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Alfred Issendorf,<br />

‘<strong>de</strong> grootste essayiste van Ne<strong>de</strong>rland’ maar lezen doet ze<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


35<br />

niet, ze schrijft alles over; ‘Ze las er geen een. Ze sloeg ze niet eens open om <strong>de</strong><br />

ruggen niet te knakken. Ze schreef alleen <strong>de</strong> titels van <strong>de</strong> boeken en <strong>de</strong> namen van<br />

<strong>de</strong> auteurs heel nauwkeurig op kaartjes. De meeste critici doen dat niet eens. Van<br />

tijd tot tijd kwam er een opkoper die ons een kwart van <strong>de</strong> winkelprijs betaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

die splinternieuwe boeken.’<br />

Het optre<strong>de</strong>n van die moe<strong>de</strong>r heeft me altijd verbaasd. Het kan haast niet an<strong>de</strong>rs<br />

of Hermans heeft haar er met <strong>de</strong> haren bijgesleept om en passant een punt te scoren.<br />

Ze doet in het verhaal dienst als <strong>voor</strong>beeld van iemand die met gebakken lucht geld<br />

verdient, maar had daar<strong>voor</strong> net zo goed een an<strong>de</strong>r beroep kunnen hebben. Een<br />

terloopse maar gerichte mep, dat is het.<br />

En Elisabeth Eybers schreef een kwatrijntje ‘Dagbladresensent’ dat ook al weinig<br />

te ra<strong>de</strong>n overlaat:<br />

Waar hij naukeurig aankruip knars die oes<br />

<strong>voor</strong> die onwrikbre ijwer van die vraat<br />

wat ál wat groen en glinsterend is verwoes<br />

en slegs 'n vaal uitwerpsel achterlaat.<br />

‘Oes’ is Afrikaans <strong>voor</strong> oogst maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest is het wel zo ongeveer dui<strong>de</strong>lijk. Het<br />

literaire werk is groen en glinsterend en wordt door <strong>de</strong> criticus vermalen tot een vaal<br />

uitwerpsel. Groen en glinsterend, niet toevallig doet dat <strong>de</strong>nken aan jeugd en brille;<br />

het lijkt <strong>de</strong> bevestiging van mijn i<strong>de</strong>e dat <strong>de</strong> schrijver zich een jongeling met<br />

vrijheidsdrang voelt die door <strong>de</strong> criticus op <strong>de</strong> vingers getikt wordt.<br />

Gezien <strong>de</strong> talloze <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n waarbij schrijvers zich afzetten tegen critici moet<br />

er wel sprake zijn van een soort ‘topos’, een gemeenplaats, waartoe <strong>de</strong> schrijver<br />

klaarblijkelijk gratis en vierentwintig uur per dag toegang heeft. Vooruit dan, hier<br />

nog een. Geerten Meijsing. In De grachtengor<strong>de</strong>l, daaruit het hoofdstuk ‘Bloedzuigers<br />

en aasgieren’, eigenlijk in z'n geheel maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze gelegenheid even met een korte<br />

punctie: ‘Je diepste roerselen zo te grabbel gooien <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goegemeente en vertrapt<br />

te zien wor<strong>de</strong>n door die incompetente lijkenpikkers die hun doodgraverswerk <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

in het korte broekje van <strong>de</strong> scheidsrechter.’ Steeds proef je <strong>de</strong> boosheid, <strong>de</strong> neiging<br />

om te gaan schel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> criticus naar bene<strong>de</strong>n te halen. Een psycholoog zou zeggen:<br />

patiënt heeft een ernstig autoriteitsconflict.<br />

Eigenlijk hebben we het hier, met Geert van Oorschot instemmend knikkend op<br />

<strong>de</strong> achtergrond <strong>de</strong>nk ik, over <strong>de</strong> mythe van <strong>de</strong> geïnspireer<strong>de</strong> autodidact, die <strong>de</strong> criticus<br />

Gomperts ooit aanhaal<strong>de</strong> in zijn Intenties. Toen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


36<br />

Odysseus thuiskwam joeg hij alle minnaars over <strong>de</strong> kling behalve <strong>de</strong> zanger Phémios<br />

die smeekte: ‘ik heb mij zelf alles geleerd, maar een god heeft mij allerlei lie<strong>de</strong>ren<br />

in het hart geplant.’ Gomperts noemt het sparen van Phémios een daad van literaire<br />

kritiek, je doodt geen geïnspireer<strong>de</strong> autodidactische zangers. Maar er zit ongemerkt<br />

ook iets paternalistisch in dit verhaal, alsof <strong>de</strong> schrijver een criticus nodig heeft om<br />

hem te ontzien!<br />

Een verstandige criticus zou net als <strong>de</strong> vermaledij<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r natuurlijk niet getroffen<br />

moeten reageren op al die oerkreten maar dat is kennelijk te veel gevraagd. Er zijn<br />

er bijna geen die zich niet op enig moment aangesproken tonen. Helemaal<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk is dat niet. Zij voelen zich immers <strong>de</strong> ware liefhebbers, <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale lezers,<br />

en dan wor<strong>de</strong>n ze zo lelijk afgesnauwd door al die schrijvers die altijd maar roepen:<br />

wegwezen jij! Het is een afwijzing door <strong>de</strong> begeer<strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> die je niet op je kunt<br />

laten zitten. Wát elkaar naschrijven? Hoezo een gemankeerd schrijver?<br />

Geen criticus kan een inleiding op <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ling van zijn kritieken, liever essays<br />

genoemd, met goed fatsoen laten <strong>voor</strong>bijgaan zon<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> kwaal in te gaan. Hier,<br />

Jeroen Vullings, van Vrij Ne<strong>de</strong>rland, in zijn Meegelokt naar een drassig veldje, die<br />

zich zo nadrukkelijk niet aangesproken voelt door <strong>de</strong> traditionele verwijten dat ook<br />

hier <strong>de</strong> zielknijper vanzelf wel móet voelen dat hem iets dwarszit (hè ja, laten we <strong>de</strong><br />

hele zaak maar naar <strong>de</strong> geestelijke gezondheidszorg verwijzen!): ‘Ik merk ie<strong>de</strong>re<br />

keer wanneer ik die kritiek op het beroep van criticus lees dat ik mij in het geheel<br />

niet voel aangesproken. Schrijver heb ik nooit willen wor<strong>de</strong>n. Ook voel ik me niet<br />

uitgedaagd om mijn vak te ver<strong>de</strong>digen, ook al wordt het van je verwacht. Wie zijn<br />

vak ver<strong>de</strong>digt, ver<strong>de</strong>digt ook zijn vakgenoten en dan wek je <strong>de</strong> indruk woordvoer<strong>de</strong>r<br />

te zijn van een gil<strong>de</strong>. Quelle horreur!’<br />

En Arjan Peters, zelf<strong>de</strong> generatie, ge<strong>de</strong>tacheerd bij <strong>de</strong> Volkskrant, on<strong>de</strong>rwijst in<br />

zijn oratio pro domo De ongeneeslijke lezer <strong>de</strong> beginnen<strong>de</strong> recensent die een boze<br />

schrijver op zijn dak krijgt, alsvolgt: ‘wacht dan beleefd tot <strong>de</strong> geslagen schepper is<br />

uitgetierd, en riposteer met uitgestreken gelaat het volgen<strong>de</strong>: “Dat u enkele jaren van<br />

uw leven heeft geofferd aan het schrijven van een boek is een verdienste. Echter, uw<br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> ijver alleen is onvoldoen<strong>de</strong> om een oprechte felicitatie te verdienen.<br />

Ik heb niet om uw inspanning gevraagd. Sterker nog: u bent tot publicatie overgegaan.<br />

Daarmee is uw werk het object van lezers gewor<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r wie zich <strong>de</strong> zogeheten<br />

beroepslezers bevin<strong>de</strong>n.”’<br />

Nóg een obligate rie<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> recensent: dat het zijn hoogst individuele smaak<br />

is die hem zijn kritiek ingeeft, een smaak ontstaan door langjarige<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


37<br />

leeservaringen. Overigens wel een effectief wapen, om een beroep te doen op <strong>de</strong><br />

individualiteit en subjectiviteit van je oor<strong>de</strong>el, immers precies kwaliteiten waarmee<br />

<strong>de</strong> schrijver <strong>voor</strong>tdurend schermt. In één klap ontzenuw je zo ook een hardnekkig<br />

misverstand, namelijk dat <strong>de</strong> criticus van zichzelf zou menen dat hij een of an<strong>de</strong>re<br />

objectieve, onpartijdige, waar<strong>de</strong>vrije waarheid verkondigt.<br />

Toen ik een tijdje Literaire Kritiek doceer<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Vrije Universiteit hoor<strong>de</strong> ik<br />

eens een juridische collega smalen over het werk van A.F.Th. van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n. Hij<br />

had een recensent gelezen die hem wijsgemaakt had dat die AFTh zo goed was, maar<br />

weet je wat het geval was: het was helemaal niet goed! De literaire kritiek had hem<br />

bedrogen! Ik stond met mijn mond vol tan<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>ze geleer<strong>de</strong> bouta<strong>de</strong>. Maar ik<br />

had natuurlijk moeten zeggen dat het tussen literatuur en literaire kritiek geen kwestie<br />

van Dichtung und Wahrheit was. Zelfs <strong>de</strong> eenvoudigste waarhe<strong>de</strong>n omtrent literaire<br />

kritiek moet je keer op keer uitleggen.<br />

Terug naar <strong>de</strong> beproef<strong>de</strong> cyclus: schrijver schrijft boek, criticus reageert, schrijver<br />

boos, criticus stoot terug. Een stimulus-respons-keten. Heel gek is die reactie ook<br />

niet, schrijver en criticus zijn nu eenmaal tot elkaar veroor<strong>de</strong>eld. Zon<strong>de</strong>r schrijver<br />

geen criticus, zon<strong>de</strong>r literaire kritiek of wat <strong>voor</strong> professionele lezersreactie dan ook<br />

geen ruchtbaarheid en dus in zekere zin geen boek. Het is dus allemaal ruzie binnen<br />

een en hetzelf<strong>de</strong> gezin. Dat zijn trouwens vaak <strong>de</strong> meest onverkwikkelijke.<br />

Het ergst is het natuurlijk gesteld met het genus waartoe ik zelf behoor en dat ad<br />

libitum door bei<strong>de</strong> kampen bestre<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> schrijver die ook kritieken<br />

schrijft, <strong>de</strong> criticus die daarnaast bellettrie bedrijft. In mijn jonge jaren heb ik ooit<br />

<strong>de</strong> tarotkaarten laten leggen met <strong>de</strong> verzwegen vraag: moet ik criticus of schrijver<br />

wor<strong>de</strong>n? Het antwoord loog er niet om, al zal ik het hier niet openbaren, maar <strong>de</strong><br />

vraag zelf zei veel meer: kennelijk bespeur<strong>de</strong> ik ook een soort onverenigbaarheid<br />

van temperamenten. En dat terwijl <strong>de</strong> combinatie juist zo <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand lijkt te liggen.<br />

Want waar kan een beginnend schrijver, die uiteraard niet van zijn pen kan leven,<br />

het geld passen<strong>de</strong>r vandaan halen dan bij zijn eigen branche? Maar dat is direct ook<br />

wat <strong>de</strong> freischweben<strong>de</strong>r Schriftsteller zo tegenstaat, <strong>de</strong> criticus verdient zijn platte<br />

alledaagse boterham met <strong>de</strong> door <strong>de</strong> schrijver geproduceer<strong>de</strong> eeuwige schoonheid.<br />

Het is praktische pennelikkerij tegenover god<strong>de</strong>lijke creativiteit. Hoe dat in één borst<br />

kan plaatshebben is <strong>voor</strong> sommigen nog altijd een raadsel.<br />

Welzalig dan ook <strong>de</strong> schrijver die buiten het literair bedrijf in <strong>de</strong> echte<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


38<br />

wereld als arts of jurist werkzaam is, <strong>de</strong> Toon Tellegens en <strong>de</strong> Bor<strong>de</strong>wijken. Hij hoeft<br />

geen armzalige grijpstuiver bij te verdienen door zich over an<strong>de</strong>rmans werk te buigen<br />

en vervolgens te horen te krijgen dat combinatie van bei<strong>de</strong> beroepen niet betaamt,<br />

zoals Elly <strong>de</strong> Waard bij<strong>voor</strong>beeld meld<strong>de</strong>, toen ze ooit over recenseren<strong>de</strong> dichters<br />

of an<strong>de</strong>rsom zei dat je niet én advocaat én rechter tegelijk mocht wezen.<br />

Nu dan <strong>de</strong> hamvraag: is er eigenlijk iets van waar, van die hartekreet van Geert<br />

van Oorschot? Zijn critici werkelijk zo dom en geborneerd en schrijven ze elkaar<br />

na? En over wie had hij het eigenlijk anno 1974? Over Kees Fens en H.A. Gomperts<br />

of over <strong>de</strong> boekbespreker van het plaatselijke sufferdje? Er zit in Van Oorschots<br />

slogan geen ruimte <strong>voor</strong> nuance, dat zou <strong>de</strong> polemische bedoeling natuurlijk ook niet<br />

ten goe<strong>de</strong> komen. Maar daardoor raakt zijn verzuchting ook direct in het gezelschap<br />

van an<strong>de</strong>re slecht gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> opinies, zoals het volkse gemeengoed over politici<br />

‘het zijn allemaal zakkenvullers’ of ‘in ie<strong>de</strong>re Duitser schuilt een politie-agent’. Een<br />

antwoord op <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> spiekpraktijken van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek zit 'm in<br />

<strong>de</strong> vraag zelf: als critici naschrijven moet er ook een zijn waarvan men naschrijft.<br />

Ook unisono gezangen komen ergens vandaan.<br />

Ongetwijfeld heb je naschrijvers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> critici, maar ze verwijzen even<br />

onverbid<strong>de</strong>lijk naar originele <strong>de</strong>nkers die <strong>de</strong> toon bepalen. Het verschijnsel verschilt<br />

eigenlijk niet veel van wat in <strong>de</strong> literatuur zelf ook speelt: er zijn grote,<br />

richtingbepalen<strong>de</strong> auteurs en er zijn schrijvers die daar zo'n beetje achteraan lopen.<br />

Toch is er natuurlijk nog wel iets meer aan <strong>de</strong> hand dan <strong>de</strong>ze waarheid als een koe.<br />

Ik vermoed dat Van Oorschot met zijn verwijt doel<strong>de</strong> op een verschijnsel dat ik maar<br />

even ‘kritische stolling’ zal noemen. Na verloop van tijd ontstaat er in <strong>de</strong> stapels<br />

kritieken en opinies die over boeken en aanverwante kunstprodukten wordt uitgestort,<br />

vaak een soort communis opinio, bij<strong>voor</strong>beeld: Maarten 't Hart is een twee<strong>de</strong>rangs<br />

auteur. Of: <strong>de</strong> boeken van Nelleke Noor<strong>de</strong>rvliet en Tessa <strong>de</strong> Loo zijn typisch bestemd<br />

<strong>voor</strong> een vrouwelijk publiek dat geen zeer hoge eisen aan literatuur stelt. Of: Nescio<br />

is <strong>de</strong> pure schrijver zon<strong>de</strong>r kapsones. Het is bijzon<strong>de</strong>r moeilijk om <strong>de</strong> vorming van<br />

zulke kritische stollingsvel<strong>de</strong>n te analyseren, je kunt er nauwelijks afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

critici <strong>voor</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijk stellen. Maar ze zijn intussen wel prominent zichtbaar,<br />

een soort ijkpunten.<br />

Met een beetje goe<strong>de</strong> wil kun je het ook als een vorm van pre-canonisatie<br />

beschouwen. Critici raken het allengs met elkaar eens over sommige schrijvers. Ze<br />

vin<strong>de</strong>n dat A.F.Th. van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n geweldig over lichamelijke sensaties kan schrijven<br />

maar dat zijn boeken wat aan <strong>de</strong> dikke kant zijn, ze<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


39<br />

vin<strong>de</strong>n dat Herman Brusselmans een soort anti-literatuur schrijft maar van die<br />

antischrijvers misschien wel een van <strong>de</strong> interessantste vertegenwoordigers is. Overal<br />

in het literaire landschap ontstaan zo van die gestol<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën waar critici zich tegen<br />

afzetten of waar ze juist op afkomen. Naschrijven? Nou <strong>voor</strong>uit dan, misschien wel<br />

een beetje. Maar of het zo erg is, vraag ik me af: een criticus zal vermoe<strong>de</strong>lijk toch<br />

niet gauw een mening tegen zijn zin verkondigen. Elkaar ‘naschrijven’ is ook een<br />

adhesiebetuiging. Gelijkgestem<strong>de</strong> kritiek toont <strong>voor</strong> mijn gevoel dan ook <strong>voor</strong>al aan<br />

dat zelfs zoiets unieks als het kunstwerk on<strong>de</strong>rhevig is aan tijd- en cultuurgebon<strong>de</strong>n<br />

i<strong>de</strong>eën, aan heersen<strong>de</strong> smaak. Mij geeft het zelfs wel enig vertrouwen als critici het<br />

met elkaar eens zijn of elkaar kunnen volgen, <strong>de</strong> literaire kritiek is nu eenmaal geen<br />

wetenschappelijke discipline die door steeds nieuwe ont<strong>de</strong>kkingen en tegenspraken<br />

<strong>voor</strong>uitgaat, evenmin kan het literaire landschap uitsluitend uit controversiële<br />

meesterwerken bestaan.<br />

En dan het laatste ge<strong>de</strong>elte van Van Oorschots oneliner. Het meest<br />

verbazingwekken<strong>de</strong> part ook want waarom zou naast het bestaan ook het geheel<br />

ontbreken van zo'n ‘domme en geborneer<strong>de</strong> literaire naschrijf-kritiek en dag- en<br />

weekbla<strong>de</strong>n’ zijn misprijzen opwekken? Toch niets liever dan dat, <strong>de</strong>nkt <strong>de</strong><br />

kwaadwillen<strong>de</strong> lezer.<br />

Kwestie van onhandig taalgebruik, schat ik, precies dat wat je niet moet hebben<br />

als je vilein en raak wilt zijn. Het geeft Van Oorschots wat gratuite opstel-on<strong>de</strong>rwerp<br />

nou ja niet <strong>de</strong> nekslag maar wel een onaangenaam duwtje.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


40<br />

Over <strong>de</strong> rol die radio en televisie zou<strong>de</strong>n kunnen spelen als het er<br />

werkelijk om zou gaan het luisteren<strong>de</strong> en kijken<strong>de</strong> publiek tot lezen<br />

en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur op te voe<strong>de</strong>n<br />

Joost Nijsen<br />

April 2003. Je zit in een strandtent met je zoontje en kijkt om je heen. Ondanks het<br />

ongewoon mooie weer is maar een enkel tafeltje bezet. Achter <strong>de</strong> bar <strong>de</strong> trage gebaren<br />

van een versleten ober. Aan <strong>de</strong> kassa een mollige vrouw, gretig rokend. Ze knikt<br />

vrien<strong>de</strong>lijk naar het ou<strong>de</strong>re echtpaar dat opstaat en het café uitschuifelt.<br />

Ver<strong>de</strong>rop zit nog een beetje bleke jongen van een jaar of zestien. Tussen servet<br />

en tafellaken. Straks gaat hij zijn vrien<strong>de</strong>lijke oogopslag natuurlijk uitproberen op<br />

een van <strong>de</strong> lokale meisjes in bikini.<br />

Dan komen er wat op gewon<strong>de</strong>n kin<strong>de</strong>ren met het zand nog aan hun voeten naar<br />

binnen. Met grote ogen kijken ze naar <strong>de</strong> jongen in <strong>de</strong> hoek en één loopt stoer naar<br />

diens tafeltje. Binnen een mum van tijd staat er een heel groepje om hem heen en<br />

dan gaat ook je eigen kind een kijkje nemen.<br />

Je slurpt wat aan je thee, tuurt wat naar <strong>de</strong> zee.<br />

Dan komt hij terug, ook zijn ogen nu wijd opengesperd.<br />

‘Papa, weet je wie daar zit?’<br />

‘Geen i<strong>de</strong>e snoep.’<br />

‘Jim! Jim!!! Van Idols! Het is hem écht en ik heb met hem gesproken!’<br />

Er was eens een slimme acteur/producent en die bedacht een variatie op een<br />

eeuwenou<strong>de</strong> formule: <strong>de</strong> talentenjacht. Wie <strong>de</strong>nkt te kunnen zingen komt een liedje<br />

doen en neemt wat familie mee om <strong>de</strong> zaal te vullen. Gaan<strong>de</strong> het seizoen loopt het<br />

kwik op: wie zou er winnen?! Dat soepele negerinnenmeisje met beetje valse stem<br />

maar grote inzet? Die jongen met die lekkere stem maar <strong>de</strong> uitstraling van een eeuwig<br />

eenzame drogisterij-bedien<strong>de</strong>? Of toch die platspreken<strong>de</strong> stukadoor die op het toneel<br />

metamorfoseert in een Ne<strong>de</strong>rlandse Julio Iglesias?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


41<br />

U heeft het allemaal kunnen volgen, Idols. Het is dat we nog steeds in jaren leven<br />

waarin je als intellectueel goe<strong>de</strong> sier kan maken met innige omhelzingen van low<br />

culture, van voetbal tot songfestival, an<strong>de</strong>rs had<strong>de</strong>n we niet eens aan elkaar durven<br />

toegeven dat het <strong>voor</strong> onze kin<strong>de</strong>ren - en een beetje <strong>voor</strong> ons zelf - avon<strong>de</strong>nlang nog<br />

maar om één ding gedraaid heeft: Jim of Jamai.<br />

On<strong>de</strong>rtussen zijn Jim en Jamai beroem<strong>de</strong>r dan Thomas Rosenboom en Thomas<br />

Verbogt óóit zullen wor<strong>de</strong>n. Terwijl ze niet eens zo heel goed kunnen zingen eigenlijk,<br />

beter waarschijnlijk dan <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> schrijvers, al heb ik <strong>de</strong> Thomassen nooit horen<br />

zingen en zou het me niet verbazen als Rosenboom castraathoge madrigalen kon<br />

zingen en Verbogt slepen<strong>de</strong> songs van Dylan.<br />

Idols leert ons (on<strong>de</strong>r veel meer) dat <strong>de</strong> invloed van televisie enorm is. Dat je alles<br />

en ie<strong>de</strong>reen bekend, wat zeg ik, gelíefd kunt krijgen, als je het maar op een slimme<br />

manier presenteert op <strong>de</strong> beeldbuis, het medium dat duizend keer dieper <strong>de</strong><br />

samenleving penetreert dan welke gratis krant of welke internet-site dan ook.<br />

U weet dat uitgevers hun drukker kon<strong>de</strong>n bellen <strong>voor</strong> grote herdrukken als Van Dis<br />

in zijn al weer te lang gele<strong>de</strong>n van het scherm verdwenen talkshow een inspirerend<br />

gesprek voer<strong>de</strong> met een schrijver. Het was televisie. En het was goed gedaan.<br />

U weet misschien ook dat momenteel elke uitgever in Ne<strong>de</strong>rland spontaan<br />

vijfentwintig boeken in zijn fonds kan aanwijzen waarvan, volkomen ten onrechte<br />

en buiten ie<strong>de</strong>re kwaliteitsverhouding om, niet tienduizen<strong>de</strong>n, maar slechts hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

exemplaren rondgingen. Want: er bestaat al jaren géén inspirerend programma over<br />

boeken meer, op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse televisie.<br />

Dat zou zo erg niet zijn als je het geruststellen<strong>de</strong> i<strong>de</strong>e had, dat <strong>de</strong> echt goe<strong>de</strong> schrijvers<br />

wel bekend genoeg zijn en niet door televisie aan nóg meer lezers geholpen hoeven<br />

te wor<strong>de</strong>n. Maar zo ligt het niet. De werkelijkheid is dat hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n<br />

gemotiveer<strong>de</strong>, hartstochtelijke boekenlezers in Ne<strong>de</strong>rland chronisch hongeren naar<br />

originele, grensverleggen<strong>de</strong>, ontroeren<strong>de</strong>, provocatieve, verbeeldingsprikkelen<strong>de</strong>,<br />

geestige, herkenbare, mystificeren<strong>de</strong>, raadselvergroten<strong>de</strong> en raadselverkleinen<strong>de</strong><br />

boeken. Dat aan <strong>de</strong> éne kant. En aan gene zij<strong>de</strong> liggen er die hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, duizen<strong>de</strong>n<br />

boeken die <strong>de</strong>ze leessensaties kunnen bie<strong>de</strong>n, te wachten tot <strong>de</strong> lezers ze gevon<strong>de</strong>n<br />

hebben.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Er is vraag. En er is aanbod.<br />

Televisie kan <strong>de</strong> criante contactbehoefte in <strong>de</strong>ze literaire community op een<br />

daveren<strong>de</strong> manier helpen bevredigen.<br />

42<br />

Ik lever u uit <strong>de</strong> praktijk van mijn eigen uitgeverij één illustratie. Tot schrijver Henk<br />

van Woer<strong>de</strong>n mij atten<strong>de</strong>er<strong>de</strong> op het dichtwerk van <strong>de</strong> reeds <strong>de</strong>cennia gele<strong>de</strong>n<br />

overle<strong>de</strong>n dichteres Ingrid Jonker, had ik nooit van <strong>de</strong>ze ‘Zuidafrikaanse Sylvia<br />

Plath’ gehoord. Het duur<strong>de</strong> dan ook even <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgaafbeslissing genomen was en<br />

Gerrit Komrij samen met Van Woer<strong>de</strong>n een Ne<strong>de</strong>rlandse uitgave bezorg<strong>de</strong> van<br />

Jonkers dichtwerk.<br />

Van het boek (Ik herhaal je) genoten aanvankelijk slechts enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

die-hards. Daar zou het <strong>voor</strong> eeuwig bij gebleven zijn, als Zeemans boekenpanel op<br />

tv (het allerlaatste echte boekenprogramma, zij het zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schrijvers erbij) niet<br />

was gaan jubelen: vijfhon<strong>de</strong>rd lezers extra! Maar <strong>de</strong>ze dating tussen lezer en auteur<br />

was pas compleet toen <strong>de</strong> producente van Zeeman, Saskia van Schaik, samen met<br />

Van Woer<strong>de</strong>n een tv-programma ging maken over Ingrid Jonker. Dankzij <strong>de</strong>ze<br />

sfeervolle, bekroon<strong>de</strong> en goed bekeken documentaire wer<strong>de</strong>n vervolgens zo'n<br />

tienduizend exemplaren verkocht.<br />

Deze wetenschap doet je huiverend beseffen hoe groot het potentieel is van literaire<br />

lezers in Ne<strong>de</strong>rland - óók van zoiets schijnbaar stoffigs als <strong>de</strong> vertaal<strong>de</strong> poëzie van<br />

een overle<strong>de</strong>n dichteres uit Zuid-Afrika -, en hoeveel kansen er blijven liggen.<br />

In <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n om ons heen bestaan prima boekenprogramma's. In Ne<strong>de</strong>rland,<br />

dichtbevolkt land van hoogopgelei<strong>de</strong> en welvaren<strong>de</strong> lezers, is het al jaren huilen met<br />

<strong>de</strong> pet op, of beter: kijken met <strong>de</strong> pet op, maar dan van ellen<strong>de</strong> over je ogen heen<br />

getrokken.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is er vraag en is er aanbod maar zit ie<strong>de</strong>reen op plastic stoelen in <strong>de</strong><br />

berm te wachten op wat nooit meer komen gaat, tenzij er nog mensen met smaak en<br />

hersens rondlopen, en die lópen hier natuurlijk rond, zelfs in Aalsmeer en het Gooi.<br />

Terwijl ik dit schrijf circuleren er plannen. Hanneke Groenteman zou met een formule<br />

rondshoppen. Iets bij RTL zou een format hebben bedacht <strong>voor</strong> een boekenprogramma<br />

(waarvan boekverkopers volgens een vak-enquête willen, dat het door Katja<br />

Schuurman gepresenteerd wordt). Zo is er wel steeds weer ergens iemand met een<br />

i<strong>de</strong>etje. Maar er is nog steeds niks en het is zo ontzettend simpel. Een succesvol<br />

boekenprogramma vraagt om zó wei-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


43<br />

nig, dat omroepen misschien dáárdoor weigerachtig zijn en nooit uit <strong>de</strong> startblokken<br />

komen. Als zelfs het meest onzinnige consumentenmiddagtelevisiekwisje alleen al<br />

aan <strong>de</strong>corontwerp vier ton kost, hoezo zou dan <strong>voor</strong> zoiets prestigieus' als een nieuwe<br />

‘Hier is... Adriaan van Dis’ kunnen wor<strong>de</strong>n volstaan met een karaf water met twee<br />

glazen en een tafel met twee stoelen?<br />

Toch is dat alles. De doelgroep (boekenlezers) zit namelijk helemaal niet te wachten<br />

op een postmo<strong>de</strong>rn gespreksmeubel. De doelgroep wil maar één ding: een goe<strong>de</strong><br />

gastheer of gastvrouw die verbaal en intellectueel geslaag<strong>de</strong> verbindingen kan aangaan<br />

met <strong>voor</strong>name auteurs. Betaal dáár maar een eurotonnetje per seizoen <strong>voor</strong>, met drie<br />

maan<strong>de</strong>n zomerstop, zodat <strong>de</strong> presentator in <strong>de</strong> Toscaanse zon ook nog eens zijn/haar<br />

eigen roman kan schrijven (die meteen vanwege <strong>de</strong> tv-bekendheid een bestseller<br />

wordt).<br />

Deze presentator is een nogal bijzon<strong>de</strong>r iemand maar natuurlijk niet onvindbaar.<br />

Hij/zij moet erudiet zijn en charmant. Iemand wiens stem je graag hoort en hoofd<br />

graag ziet, met een bre<strong>de</strong> smaak en kennis van zowel <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse als <strong>de</strong><br />

buitenlandse literatuur. Je hoeft het met <strong>de</strong> presentator niet altijd eens te zijn, al moet<br />

je ondanks alles steeds om hem/haar lachen. Je bent jegens <strong>de</strong> geïnterview<strong>de</strong> schrijver<br />

plaatsvervangend trots op <strong>de</strong> presentator, die ook al dankzij een goe<strong>de</strong> redactie steeds<br />

<strong>de</strong> krenten uit <strong>de</strong> boekenpap vist en je op het puntje van je stoel houdt.<br />

Ze zeggen wel eens dat schrijvers niet kunnen praten, dáárom zijn ze misschien ooit<br />

wel juist aan <strong>de</strong> schrijftafel gaan zitten. Dat zou pleiten <strong>voor</strong> een Zeeman-achtig<br />

programma zón<strong>de</strong>r schrijvers. Laat er zo'n programma óók zijn, graag zelfs, maar<br />

concentreer je, in omroepland, op het achterstallig on<strong>de</strong>rhoud van een programma<br />

waarin <strong>de</strong> schrijvers geïnterviewd wor<strong>de</strong>n. Want auteurs mogen dan soms mompelen<br />

of krom aan tafel zitten, vaak is het juist <strong>de</strong> ongewone, bijzon<strong>de</strong>re persoonlijkheid<br />

van <strong>de</strong> schrijver, en zijn toelichting op eigen werk en drijfveren, die nieuwsgierigheid<br />

naar het werk oproept.<br />

Ooit bevatte een <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-nummer De Nieuwe Revisor. Kome er schoonheid, riep<br />

Jeroen Brouwers toen. Laten we een variatie maken en dit artikel dopen: De Nieuwe<br />

Van Dis. Kome er een goed boekenprogramma op tv. Opdat er weer een inktzwarte<br />

lijn gaat lopen van waarachtige lezers naar goe<strong>de</strong> schrijvers, en omgekeerd. Opdat<br />

het boek in Ne<strong>de</strong>rland niet gedwongen blijft dutten en dommelen, blijft sluimeren<br />

in een recensietje hier en een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


44<br />

radioprogrammaatje daar. Daar<strong>voor</strong> is literatuur, zijn boeken veel te leuk en te<br />

belangrijk. En het grappigste van alles is nog, dat <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>name culturele missie<br />

<strong>de</strong> omroepen nauwelijks iets hoeft te kosten, sterker nog, <strong>de</strong> initieren<strong>de</strong> omroep<br />

verdient krediet in cultuurpolitieke kringen (met alle toekomstige subsidiestromen<br />

van dien) en bindt hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n trouwe kijkers aan zich.<br />

En maak dan, als je als omroep daarnaast ook nog veel geld wil verdienen, een Idols<br />

met aankomen<strong>de</strong> schrijvers in plaats van aankomen<strong>de</strong> zangers. Noem het Toppers.<br />

Een beetje competitie-element erin, wat prettig-gestoor<strong>de</strong> critici in <strong>de</strong> jury, en elke<br />

week <strong>de</strong>butanten laten lezen. De winnaar krijgt een contract bij Van Oorschot, Podium<br />

of De Bezige Bij.<br />

‘Hee pap, weet je wie dat was?! Jonathan, je weet wel, die dichter van Toppers!’<br />

* Een volledig overzicht van boekenprogramma's op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse televisie geeft<br />

Nel van Dijk in ‘Kunst en kijkcijfers’, Jaarboek <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse boekgeschie<strong>de</strong>nis<br />

10 (2003), p. 63-83<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


45<br />

Over <strong>de</strong> sociale positie van <strong>de</strong> schrijver<br />

Marcel Möring<br />

De schrijver staat op. De schrijver groet <strong>de</strong> zomerochtend.<br />

De schrijver staat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> douche en <strong>de</strong>nkt niet aan regen.<br />

De schrijver ontbijt en leest Trouw.<br />

De schrijver poetst zijn tan<strong>de</strong>n.<br />

De kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> auto door het zomerochtendverkeer<br />

<strong>de</strong> schrijver en zijn kin<strong>de</strong>ren (een van zijn kin<strong>de</strong>ren<br />

zijn dochter vraagt of <strong>de</strong> radio aan mag <strong>de</strong> schrijver zegt ‘nee’).<br />

En door an<strong>de</strong>r zomerochtendverkeer weer naar huis.<br />

De schrijver staart naar <strong>de</strong> waterspiegel in het toilet.<br />

De schrijver haalt sigaretten en loopt naar zijn<br />

studio<br />

werkplek<br />

kantoor<br />

(vandaag kantoor)<br />

spoelt <strong>de</strong> koffiepot om vult het filter wast <strong>de</strong> asbak opent<br />

een raam zet <strong>de</strong> computer aan schenkt koffie in<br />

steekt een sigaret op uit een vers pakje en herinnert<br />

zich (dat wil zeggen hij probeert te herinneren)<br />

waar hij is gebleven (ja hier daar).<br />

De schrijver schrijft.<br />

Hij <strong>de</strong>nkt aan Isaac Hayes.<br />

De schrijver drinkt twee koppen koffie <strong>de</strong> schrijver rookt<br />

twee sigaretten om twaalf uur gaat <strong>de</strong> schrijver<br />

naar buiten een focaccia met mozzarella en tuinkers<br />

(of <strong>de</strong> bagel van <strong>de</strong> week die al twee jaar <strong>de</strong> bagel<br />

van <strong>de</strong> week is) drinkt een macchiato<br />

en door het zomermiddag winkel publiek loopt <strong>de</strong> schrijver<br />

terug naar zijn werkplek (nu een werkplek) <strong>de</strong> meisjes<br />

hun blote buiken hun boerinnenboezems.<br />

De lunchpauzehonger naar lome zomermiddagseks.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


46<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>47</strong><br />

De schrijver drinkt een glas water wekt<br />

<strong>de</strong> computer slaat vijf aanbiedingen af <strong>voor</strong> erecties<br />

die alles overtreffen wat hij tot dusver ken<strong>de</strong>.<br />

De schrijver schrijft.<br />

Vijf uur <strong>de</strong> schrijver haalt zijn kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> jongen<br />

en het meisje en kookt (verse tortellini met gorgonzola<br />

en noten een sala<strong>de</strong> van eikebladsla appel mosterd).<br />

De vrouw van <strong>de</strong> schrijver komt thuis. De vrouw<br />

kust <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong> schrijver kust <strong>de</strong> sauslepel. De schrijver<br />

zijn vrouw zijn/hun kin<strong>de</strong>ren eten. De schrijver ruimt af<br />

er is koffie het avondblad (zoals zijn grootva<strong>de</strong>r altijd zei<br />

zijn grootou<strong>de</strong>rs god hebbe hun ziel) en <strong>de</strong> schrijver<br />

brengt zijn dochter naar bed (...hon<strong>de</strong>nmatroos<br />

op wij<strong>de</strong> blauwe zee) hij laat zijn zoon<br />

een gedicht lezen over een schrijver die zijn zoon<br />

een gedicht laat lezen over een schrijver. De schrijver gaat<br />

naar zijn studio (studio) drinkt nog een koffie,<br />

zet <strong>de</strong> computer aan rookt een sigaret<br />

schrijft<br />

schrijft<br />

haalt iets weg (vrij veel)<br />

opent een fles witte wijn (het is een zwoele zomeravond<br />

door het open raam het zingzangen van <strong>de</strong> Antilliaanse<br />

en Marokkaanse jongens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> coffeeshop) een vriend<br />

mailt ‘IK WIL NEUKEN!’ en om half twaalf loopt <strong>de</strong> schrijver<br />

terug naar huis drinkt een glas wijn met zijn vrouw<br />

ze gaan naar boven poetsen hun tan<strong>de</strong>n wassen<br />

hun han<strong>de</strong>n enzo<strong>voor</strong>t en gaan naar bed en neukenofniet<br />

je weet het niet en vallen uitein<strong>de</strong>lijk of veel vroeger<br />

je weet het niet in slaap en in <strong>de</strong> zware warmte<br />

van <strong>de</strong> zomernacht droomt hij dat hij<br />

een schrijver is die droomt dat hij een schrijver is.<br />

Over schrijverschap en politiek<br />

Nico Dros<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

Over het <strong>bibliotheek</strong>wezen<br />

Eva Gerlach<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


64<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


65<br />

Over <strong>de</strong> nog altijd erbarmelijke wijze waarop op <strong>de</strong> meeste<br />

mid<strong>de</strong>lbare scholen <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> literatuur en het hel<strong>de</strong>r lezen<br />

wordt afgeleerd<br />

Robert Anker<br />

Zal mijn moe<strong>de</strong>r geschrokken zijn van haar stoutmoedigheid? Meester krab<strong>de</strong> zich<br />

achter <strong>de</strong> oren en zei dat die vraag nog nooit bij hem was opgekomen: of Robbie<br />

naar <strong>de</strong> HBS kon. Waarom zou het ook? Mijn va<strong>de</strong>r was geen dokter of dominee maar<br />

een dorpstimmerman, en mijn cijfers waren niet hoog genoeg om, zoals bij <strong>de</strong> zoon<br />

van <strong>de</strong> slager, dat bezwaar te compenseren. Mulo of ambachtsschool lagen dus <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> hand. Of <strong>de</strong> VGLO, die had je toen ook nog, <strong>voor</strong>tgezet lager on<strong>de</strong>rwijs, een<br />

schooltje om <strong>de</strong> wettelijke leerplicht op te vullen. Mijn moe<strong>de</strong>r - gezegend! - dacht<br />

daar dus an<strong>de</strong>rs over. Dat er ook nog zoiets als een gymnasium bestond zal ze wel<br />

geweten hebben maar het gymnasium - nee, dat was hoogmoed.<br />

Gelukkig maar. Ik ontpopte mij al snel als een ventje met een grote literaire<br />

belangstelling en op het gymnasium kreeg je geen an<strong>de</strong>re literatuur te lezen dan <strong>de</strong><br />

klassieke. Geen literatuurgeschie<strong>de</strong>nis, geen boekenlijst, niets. De re<strong>de</strong>n was even<br />

eenvoudig als nu on<strong>voor</strong>stelbaar: een gymnasiast las toch wel (en <strong>de</strong> achtergron<strong>de</strong>n<br />

kreeg hij van thuis mee).<br />

Ik kwam dus op <strong>de</strong> HBS terecht, bleef vanwege <strong>de</strong> cultuurschok in <strong>de</strong> eerste klas<br />

zitten, zoals zoveel buitenkin<strong>de</strong>ren, en vanwege dringen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re bezighe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas opnieuw waardoor ik twee jaar achter elkaar Ne<strong>de</strong>rlands kreeg van een<br />

jonge docent met een grote hartstocht <strong>voor</strong> poëzie (en toneel). Jan Plekker is zijn<br />

naam, want hij ís nog. Ik <strong>de</strong>nk dat hij veel met ons las en ook vaak <strong>voor</strong>las (en ons<br />

stukjes uit Mariken van Nieumeghen en Esmoreit liet spelen - ‘swijt, ghi pute sone!’<br />

mocht ik dan roepen). Mijn hongeren<strong>de</strong> zieltje stil<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong>len Achterberg en<br />

Roland Holst (Marsman? Nijhoff? Slauerhoff?) die hij mij leen<strong>de</strong> uit eigen <strong>bibliotheek</strong><br />

en mijn beginnersgedichten <strong>voor</strong>zag hij met grote ernst van commentaar.<br />

Literatuurgeschie<strong>de</strong>nis kreeg ik vanaf <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> klas (HBS-A) van een leraar wiens<br />

naam ik hier prijsgeef aan <strong>de</strong> vergetelheid. Hij liet ons een schriftje aanschaffen<br />

waarvan we <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n doormid<strong>de</strong>n moesten vouwen en verzocht ons op <strong>de</strong><br />

linkerhelft <strong>de</strong> vraag ‘Wat was Karel en<strong>de</strong> Elegast?’ te noteren en rechts: ‘Karel en<strong>de</strong><br />

Elegast was een Frankische rid<strong>de</strong>r-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


66<br />

roman.’ Simpele didactiek. Hij vertel<strong>de</strong> er natuurlijk het nodige omheen, er was een<br />

bloemlezing, ik vond <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse verhalen fijn neo-romantisch, maar hij bleef<br />

wel erg lang steken bij Von<strong>de</strong>l en Hil<strong>de</strong>brand en bracht ons nooit ver<strong>de</strong>r dan Ter<br />

Braak en Du Perron, zijn ‘he<strong>de</strong>ndaagse’ hel<strong>de</strong>n hoewel - wij schrijven 1963 - <strong>de</strong><br />

kleine revolutie <strong>de</strong>r Vijftigers allang was afgedraaid.<br />

Geen man overboord, ik zat in een aanstellerig literair klasje dat veel aan<br />

zelfwerkzaamheid <strong>de</strong>ed. Ik was geheel in Roland Holst en ver<strong>de</strong>r vond ik dat je eerst<br />

een sonnet moest kunnen schrijven alvorens je te wagen aan iets mo<strong>de</strong>rners, Jan<br />

Koster bestookte mij (samen met Jacob Groot, maar die zat in een an<strong>de</strong>re klas) van<br />

<strong>de</strong> weeromstuit met zeer vrije verzen, Willem Canneman was lid van het Van<br />

Ostaijen-Genootschap (begreep ik niets van), en Peter van Wijk las alles van Marnix<br />

Gijsen en placht ons on<strong>de</strong>r zijn lectuur te vermorzelen. Blèh, riep ik en trok Van ou<strong>de</strong><br />

mensen uit mijn tas. Stukken in <strong>de</strong> schoolkrant. Querelles <strong>de</strong>s lettres.<br />

O ja, liet <strong>de</strong> leraar weten, of we een lijst met boeken wil<strong>de</strong>n samenstellen van 25<br />

titels, volgens <strong>voor</strong>schrift te ver<strong>de</strong>len over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n, te bekomen in <strong>de</strong><br />

school<strong>bibliotheek</strong>. Punt. Vanuit he<strong>de</strong>ndaags perspectief is dit verbijsterend. Namelijk<br />

dat hij ervan mocht uitgaan dat wij die boeken kon<strong>de</strong>n lezen en begrijpen! Zon<strong>de</strong>r<br />

enige hulp! Wat wisten wij van thema's en motieven, van auctoriële en personale<br />

vertellers, van round en flat characters? Niets! Toch beston<strong>de</strong>n wij het al die boeken<br />

gewoon te lezen en meen<strong>de</strong>n wij ze nog te begrijpen ook. Of we begrepen er niks<br />

van maar von<strong>de</strong>n ze wel mooi. Ik vroeg De kelner en <strong>de</strong> leven<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mijn verjaardag<br />

maar dat achtte <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laar <strong>de</strong>sgevraagd te moeilijk <strong>voor</strong> zo'n jongen en ik<br />

kreeg Terug tot Ina Damman - ook mooi en De kelner en <strong>de</strong> leven<strong>de</strong>n leen<strong>de</strong> ik<br />

gewoon van Plekker.<br />

Ik zei het al, we stel<strong>de</strong>n ons geweldig aan. Op onze boekenlijsten ston<strong>de</strong>n minstens<br />

60 of 70 titels, ongetwijfeld ook om onze leraar, die wij fijntjes minachtten (zoals<br />

vrijwel ie<strong>de</strong>reen), te stangen. Dat ie het maar eens even wist, ja? Van Wijk kwam<br />

alleen al met 12 Gijsens aanzetten, Canneman en ik in ie<strong>de</strong>r geval met <strong>de</strong> Mei van<br />

Gorter en het Verzameld Werk van Roland Holst, Bloem, Boutens, Van Ostaijen (ik<br />

niet), Marsman, Slauerhoff, Nijhoff en Achterberg, Hoornik en <strong>de</strong> drie bun<strong>de</strong>ls van<br />

Vasalis. Jan Koster had waarschijnlijk alle bun<strong>de</strong>ls van alle Vijftigers op zijn lijst<br />

staan en van mijzelf herinner ik me in ie<strong>de</strong>r geval vijf romans van Bor<strong>de</strong>wijk, vier<br />

van Vestdijk, al het proza van Slauerhoff, een paar van Van Schen<strong>de</strong>l, De gezegen<strong>de</strong>n<br />

van Aart van <strong>de</strong>r Leeuw, De dood van Angèle Degroux van Marsman, een paar<br />

Gijsens<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


67<br />

on<strong>de</strong>r druk van Van Wijk (maar Klaaglied om Agnes vond ik prachtig), van Raymond<br />

Brulez Het huis te Borgen, Emants' Een nagelaten bekentenis, <strong>de</strong> Haagse romans<br />

van Couperus... ja, ik geef het toe, ik kwam ook niet veel ver<strong>de</strong>r dan mijn leraar en<br />

ik <strong>de</strong>nk nu toch wel dat hij veel lectuur heeft aangeleverd, <strong>voor</strong>uit, hier is zijn naam:<br />

R. van <strong>de</strong>r Meulen, bijgenaamd Pukkie. Maar Ter Braak en Du Perron liet ik aan me<br />

<strong>voor</strong>bijgaan, niet romantisch genoeg, teveel van <strong>de</strong> wereld, net als Elsschot en Nescio:<br />

te ironisch. Ach welnee, ik las Chantage op het leven (onbegrijpelijk) en De diamant<br />

(prachtig) van Harry Mulisch en omdat het moest van mijn vriend Arent van <strong>de</strong>n<br />

Wall Bake, Paranoia en Moedwil en misverstand van Hermans maar, en zo zijn we<br />

weer terug, diens wereld bereikte mij niet: te cynisch. U moet me geloven als ik zeg<br />

dat ik al die boeken had gelezen en bij <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> poëzie <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes<br />

Ontmoetingen met... intensief bestu<strong>de</strong>erd. De perio<strong>de</strong>n waarin zo'n <strong>de</strong>eltje <strong>de</strong> poëzie<br />

van Marsman had on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld staan nog met potlood genoteerd in mijn Verzameld<br />

Werk, uit 1963. Mijn handtekening staat <strong>voor</strong>in. R. Robert Anker. Analoog aan A.<br />

Roland Holst, voelu wel.<br />

Literatuuron<strong>de</strong>rwijs van <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Mammoetwet.<br />

Natuurlijk vond het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen literatuur saaie flauwekul, net<br />

als nu, maar ze von<strong>de</strong>n wel dat het hoor<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> cultuur waarvan ze <strong>de</strong>el gingen<br />

uitmaken - ook net als nu. Men merke op dat genoem<strong>de</strong> Van Wijk <strong>voor</strong>namelijk<br />

politiek en economisch geïnteresseerd was en graag (en pesterig) uitreken<strong>de</strong> wat een<br />

gedichtenbun<strong>de</strong>l wel niet per woord kostte. Een paar jaar gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ed een jongen<br />

uit 6 VWO met zoveel verve examen over zijn boekenlijst dat mijn collega die het<br />

examen afnam al dacht aan een acht of een acht en een half. Aan het eind vroeg ze<br />

hem nog even of hij lezen leuk vond. Nee, antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> jongen, hij vond er geen<br />

bal aan. Het werd een acht.<br />

Het zal in 1972 geweest zijn dat ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste keer les gaf aan <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> klas van<br />

een nieuw schooltype, <strong>de</strong> (eigenlijk ‘het’) HAVO. De leerlingen leken weinig te<br />

verschillen van hoe ik mijzelf en mijn kornuiten herinner<strong>de</strong> en ter vergelijking was<br />

er ook nog een bezemklasje met <strong>de</strong> laatste HBS'ers. Toch bleek al snel dat <strong>de</strong> HAVO<br />

een geheel nieuw segment van <strong>de</strong> schoolgaan<strong>de</strong> jeugd had aangesne<strong>de</strong>n - en dat was<br />

ook <strong>de</strong> bedoeling. Om het meteen maar te stellen in <strong>de</strong> negatieve termen die in<br />

toenemen<strong>de</strong> mate, en helaas niet geheel ten onrechte, het beeld hebben bepaald van<br />

‘het probleem-HAVO’: ondanks het optimisme over een nieuw type on<strong>de</strong>rwijs met<br />

een eigen i<strong>de</strong>ntiteit<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


68<br />

was <strong>de</strong> HAVO in <strong>de</strong> praktijk gewoon een vergaarbak <strong>voor</strong> wie te slim was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

MAVO maar niet slim of gemotiveerd genoeg <strong>voor</strong> het VWO.<br />

Hoe dan ook, bij het literatuuron<strong>de</strong>rwijs stieten wij al snel op een probleem. ‘Wij’,<br />

dat waren ik zei <strong>de</strong> gek en Jan Geerlings, bei<strong>de</strong>n jong en enthousiast en belast met<br />

het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> HAVO-af<strong>de</strong>ling. Samen met een paar geestdriftige docenten in<br />

het Duits (Romain Roland), het Engels (José Noijons) en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis (Ruud<br />

Maartens) <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij ook het nodige aan vakoverstijgen<strong>de</strong> projecten als Dada, <strong>de</strong><br />

Romantiek en Op het breukvlak van twee eeuwen (i.c. <strong>de</strong> 19 e en <strong>de</strong> 20 e ) maar ik<br />

beperk me tot het literatuuron<strong>de</strong>rwijs. Wat was het probleem?<br />

Veel leerlingen kon<strong>de</strong>n niet lezen.<br />

Pardon?<br />

Nu ja, ze kon<strong>de</strong>n wel ‘leesboeken’ lezen maar geen ‘literatuurboeken’. Of ze<br />

kon<strong>de</strong>n niet praten over wat ze gelezen had<strong>de</strong>n. Pijnlijke minuten van stilzwijgen<br />

vielen er tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge tentamens over <strong>de</strong> boekenlijst na tenein<strong>de</strong> raad<br />

gestel<strong>de</strong> vragen als ‘wat was <strong>de</strong> hoofdfiguur van <strong>de</strong> Reinaert <strong>voor</strong> een dier, het begint<br />

met een v.’, en het antwoord: ‘een fazant’! Maar dan lag het stilzwijgen aan onze<br />

kant, vlak naast een gieren<strong>de</strong> lach, die bul<strong>de</strong>rend tot ontlading kwam in <strong>de</strong><br />

docentenkamer, maar het was natuurlijk ook een uiterst gegeneer<strong>de</strong> lach: dit kón<br />

niet, dit mócht niet, dit...was geen mid<strong>de</strong>lbare school meer. Leerlingen die bij<br />

geschie<strong>de</strong>nis Texel als Cuba aanwezen. Die bij Duits <strong>de</strong> uit melige wanhoop gemaakte<br />

opmerking dat <strong>de</strong> kandidaat toch wel wist dat <strong>de</strong> naam Goethe ‘goed hè’ beteken<strong>de</strong><br />

omdat <strong>de</strong> auteur zo zelfingenomen was, heftig knikkend beaam<strong>de</strong>n. Die bij Engels,<br />

een jaar of wat later, verontwaardigd reageer<strong>de</strong>n omdat <strong>de</strong> leraar iets vroeg over<br />

Stevensons Treasure Island terwijl De bereboot, een kin<strong>de</strong>rprogramma op tv, nog<br />

niet zover was met <strong>de</strong> afleveringen van Schateiland.<br />

Nu het zwijgen <strong>de</strong>r leerlingen. Dat voltrok zich vaak na vragen die later gebruik<br />

maakten van begrippen als thema, motief, verteller of het streven, leven en sneven<br />

<strong>de</strong>r personages, dus alle vragen naar iets an<strong>de</strong>rs dan het verhaaltje. Een vraag naar<br />

het verschijnsel ironie bij<strong>voor</strong>beeld. Vond <strong>de</strong> kandidaat Batavus Droogstoppel niet<br />

een door en door ironische figuur, een karikatuur zelfs? Een wat? An<strong>de</strong>rs geprobeerd:<br />

wat <strong>voor</strong> soort mensen bespot Multatuli met Droogstoppel? Stilte. Han <strong>de</strong> Wit gaat<br />

in ontwikkelingshulp ironisch? Hoe bedoellu? Maar jongen toch, die Han hè, die is<br />

zestien, maar als hij thuiskomt van school moet hij van zijn moe<strong>de</strong>r een korte broek<br />

aantrekken, is dat niet een beetje raar? Ja, dat vond kandidaat ook wel een beetje<br />

raar. Jan Geerlings en ik besloten dat dit nieuwe type leerling handvatten<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


69<br />

nodig had om een ‘literatuurboek’ vast te hou<strong>de</strong>n. De gymnasiast las in stilte, <strong>de</strong><br />

HBS'er kon je er rustig over aan <strong>de</strong> tand voelen, <strong>de</strong> havist moest literairlezen léren.<br />

Later bleek dat veel meer leraren Ne<strong>de</strong>rlands dat had<strong>de</strong>n besloten gezien <strong>de</strong><br />

schoolboeken die er na een aantal jaren gingen verschijnen, al zal er ook sprake zijn<br />

geweest van een trend.<br />

Geerlings en ik begonnen in ie<strong>de</strong>r geval op eigen kracht stencils in elkaar te draaien<br />

boor<strong>de</strong>vol materiaal dat wij kort gele<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> universiteit had<strong>de</strong>n verworven,<br />

aangevuld met kennis uit <strong>de</strong> Duits-<strong>de</strong>gelijke lectuur waar <strong>de</strong> universiteit het zelf weer<br />

uit had gehaald: Eberhard Lämmert's Bauformen <strong>de</strong>s Erzählens bij<strong>voor</strong>beeld, of<br />

Franz K. Stanzel's Typische Formen <strong>de</strong>s Romans, waarvan je <strong>de</strong> invloed tot op <strong>de</strong><br />

dag van vandaag terugvindt in het germanisme ‘auctoriale verteller’ waar wij toch<br />

‘auctorieel’ zou<strong>de</strong>n moeten zeggen. Daarnaast kopieer<strong>de</strong>n wij ons suf om een corpus<br />

oefenverhalen aan te leggen waarbij we er niet <strong>voor</strong> terug<strong>de</strong>ins<strong>de</strong>n moeilijke stuff<br />

als Jacques Hamelinks Een opgehou<strong>de</strong>n onweer aan ze <strong>voor</strong> te zetten omdat we van<br />

mening waren - en ik ben het nog - dat je ondanks <strong>de</strong> weerbarstige praktijk <strong>de</strong> HAVO<br />

moet beschouwen als een mid<strong>de</strong>lbareschoolopleiding van misschien iets min<strong>de</strong>r<br />

omvang en diepgang maar met een gelijkwaardig aanbod. Onze kopieerzucht leid<strong>de</strong><br />

wel eens tot kleine ongeregeldhe<strong>de</strong>n als toen boven een verhaal <strong>de</strong> titel was<br />

weggevallen maar <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> auteur niet: Mensje van Keulen. Een Joegoslavische<br />

leerling ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver niet, wist niet dat Mensje een meisjesnaam was en begon<br />

aan <strong>de</strong> hopeloze on<strong>de</strong>rneming aspecten van het verhaal te verklaren uit <strong>de</strong> overweging<br />

dat er sprake moest zijn van een klein mens uit Keulen. Ons begrippenapparaat kreeg<br />

uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vorm van het BIB-mo<strong>de</strong>l, aangeleverd door een an<strong>de</strong>re leraar<br />

Ne<strong>de</strong>rlands, Georg Lubbers: Beschrijven - Interpreteren - Beoor<strong>de</strong>len, een<br />

opdrachtenformulier annex checklist om tot een leesverslag te komen dat ik in<br />

verfijn<strong>de</strong>re vorm nog steeds gebruik, enigszins tegen <strong>de</strong> stroom in, want het huidige<br />

literatuuron<strong>de</strong>rwijs is <strong>voor</strong>namelijk geïnteresseerd in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> B, oftewel: wat vind<br />

je er eigenlijk zelf van. Twee<strong>de</strong> B was toen echter een innovatie.<br />

Hielp het?<br />

Ja, het hielp. Ik herinner me een jongen - zijn naam is me op het nippertje<br />

ontschoten (Sicco? hij ging naar <strong>de</strong> zeevaartschool) - die tussen het raam en het<br />

tafeltje waaraan we geacht wer<strong>de</strong>n te zitten zeg maar peripatetisch heen-en-weer liep<br />

te doceren over <strong>de</strong> gelezen boeken - een 9 - en eind jaren zeventig een jongen wiens<br />

naam ik nog wel weet (Peter Moen) die mij enthousiast probeer<strong>de</strong> te maken <strong>voor</strong><br />

boeken die niet eens op zijn lijst <strong>voor</strong>kwamen (en die ik blijkbaar niet ken<strong>de</strong>) - een<br />

10. Dit waren uiteraard <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


70<br />

uitzon<strong>de</strong>ringen maar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmoot kon bij gebleken ijver en toereiken<strong>de</strong> intelligentie<br />

aardig over <strong>de</strong> lijst praten. Het diepe stilzwijgen was <strong>voor</strong>bij.<br />

De eigen gemaakte theorie-stencils wer<strong>de</strong>n buiten gebruik gesteld toen er een<br />

vervangend schoolboek op <strong>de</strong> markt kwam, Indringend lezen, <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> ‘paarse<br />

drop’, zo genoemd omdat het boekje met theorie, verhalen en opdrachten een paars<br />

omslag had en geschreven was door W. Drop. Later werd het vervangen door Anbeek<br />

en Fontijns Ik heb al een boek, een exempel uit <strong>de</strong> oneindige reeks grappig bedoel<strong>de</strong><br />

/ woordspelige schoolboekentitels <strong>voor</strong> het vak Ne<strong>de</strong>rlands (Het spel en <strong>de</strong> knikkers,<br />

Wegwijs in het taalverkeer, Taal ernaar, Taal totaal, etc.). Anbeek en Fontijn ruil<strong>de</strong>n<br />

we in <strong>de</strong> jaren negentig om <strong>voor</strong> het hel<strong>de</strong>re en <strong>voor</strong>al veel verhalen bevatten<strong>de</strong><br />

Lezers in spanning. Ons eigen corpus bleef overigens in gebruik en werd nog geregeld<br />

geactualiseerd.<br />

Voor literatuurgeschie<strong>de</strong>nis had<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> eerste jaren geen boek. We wisten het<br />

zelf allemaal wel. En we had<strong>de</strong>n een kast vol schooluitgaven van historische verhalen,<br />

met als favoriet Van <strong>de</strong>n vos Reinaer<strong>de</strong>, niet alleen omdat het een superieur<br />

meesterwerk is maar ook omdat Jan Geerlings en ik daar zelf zo superieur college<br />

over had<strong>de</strong>n gehad van F. Lulofs, a<strong>de</strong>pt van Hellinga. Wat we ook had<strong>de</strong>n: een<br />

geluidsband van een <strong>voor</strong>stelling van Spaanschen Braban<strong>de</strong>r annex tekstboek van<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling (regie Peter Vos), i<strong>de</strong>m van een theater<strong>voor</strong>stelling met teksten van<br />

Paul van Ostaijen door <strong>de</strong> Nieuwe Komedie, een hoorspel van Mariken van<br />

Nieumeghen (met Jeroen Krabbé als Moenen) en nog zo wat. Ook van onze<br />

HAVO-leerlingen verwachtten we dat ze ons ein<strong>de</strong>loze geou<strong>de</strong>hoer consciëntieus<br />

zou<strong>de</strong>n notuleren al zagen we wel dat velen, zuchtend na een aanmaning onzerzijds,<br />

een pen leen<strong>de</strong>n en op een uit an<strong>de</strong>rmans schrift gescheurd blaadje precies die vijf<br />

woor<strong>de</strong>n noteer<strong>de</strong>n die op het bord ston<strong>de</strong>n waarna het blaadje bij het opruimen<br />

ongezien on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel dwarrel<strong>de</strong>. Voor een proefwerk kopieer<strong>de</strong>n ze soms het<br />

schrift van een studje maar an<strong>de</strong>rmans aantekeningen zijn moeilijk te begrijpen.<br />

Ook hier kwamen er stencils met <strong>de</strong> hoofdpunten waarop Mid<strong>de</strong>leeuwen en<br />

Renaissance zich van elkaar on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, i<strong>de</strong>m: Verlichting en Romantiek, maar<br />

ook hier werd het tijd <strong>voor</strong> een boek waar alles nog eens in stond en dat werd, ook<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> HAVO, het behoorlijk high-browe maar <strong>voor</strong>treffelijke Het spel en <strong>de</strong> knikkers<br />

van Calis, Huygens en Veurman, waarvan <strong>de</strong>el I (tot 1880) ook <strong>voor</strong> het VWO werd<br />

aangeschaft. Als ik het nu nog eens doorbla<strong>de</strong>r ben ik er verbijsterd over dat <strong>de</strong> HAVO<br />

zo'n boek toen aankon. Of wij dachten dat ze het aankon<strong>de</strong>n. En dan ís het ook zo,<br />

een van <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


71<br />

raadsels van het on<strong>de</strong>rwijs: als <strong>de</strong> docent vurig gelooft in zijn aanbod kunnen zijn<br />

leerlingen ermee uit <strong>de</strong> voeten. Raakten wij dat geloof kwijt? Werd <strong>de</strong> kwaliteit van<br />

onze leerlingen gaan<strong>de</strong>weg min<strong>de</strong>r, hun achterstand groter? In ie<strong>de</strong>r geval vervingen<br />

we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> HAVO Het spel en <strong>de</strong> knikkers in <strong>de</strong> jaren tachtig door het aanzienlijk<br />

eenvoudiger Onze literatuur vanaf 1916 van Piet Calis en het VWO kreeg <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

historische letterkun<strong>de</strong> het eerste <strong>de</strong>el van die metho<strong>de</strong>. Voor <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong><br />

schaften we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> VWO'ers Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur van J.A. Dautzenberg aan, ook<br />

een uitstekend boek maar toegankelijker dan zijn <strong>voor</strong>ganger.<br />

Intussen bleef ik op HAVO en VWO uren vollullen over <strong>de</strong> schoonheid onzer letteren,<br />

<strong>de</strong> kracht en het belang van allerlei boeken, <strong>de</strong> invloed van Nietzsche op Hermans<br />

(en dus allereerst over Nietzsche zelf), het on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> van het tijdschrift De<br />

Revisor, of ik las Ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong> vijftigers van Lucebert <strong>voor</strong>, <strong>de</strong><br />

hilarische-wrange passage uit Een ontgoocheling over <strong>de</strong> schooltijd van Kareltje <strong>de</strong><br />

Keyzer (‘grote lantaarn maar klein licht’) of gaf met behulp van een uitvoerige<br />

diaserie uitleg over mo<strong>de</strong>rnistische kunststromingen. Ik wil<strong>de</strong> en wil mijn leerlingen<br />

verbazen, ontregelen en gevoel <strong>voor</strong> kwaliteit bijbrengen (bv. door een verhaal van<br />

Maarten 't Hart en een van Frans Kellendonk stilistisch met elkaar te vergelijken) en<br />

ik las <strong>de</strong> verhalen die ze <strong>voor</strong> hun snufferd had<strong>de</strong>n liggen integraal <strong>voor</strong>, gebruik<br />

makend van <strong>de</strong> mogelijkheid ze te wijzen op een puntige formulering, op een eer<strong>de</strong>re<br />

passage, <strong>de</strong> gotspe van een gemaakte opmerking of het belang van een<br />

perspectiefwijziging. Ik kan aardig acteren, ik dwong ze min of meer aan mijn lippen<br />

te hangen of minstens te doen alsof maar of iets van mijn act hun hersens bereikte<br />

en daar hopelijk ook nog iets aanrichtte weet ik niet want mijn proefwerken waren<br />

relatief makkelijk omdat zestig procent van <strong>de</strong> vragen betrekking had op het boek<br />

en <strong>de</strong> rest op hun aantekeningen, ik bedoel: of een enkeling aan het <strong>de</strong>nken is gezet<br />

door wat ik over Nietzsche vertel<strong>de</strong>, of iemand in ie<strong>de</strong>r geval aanvoel<strong>de</strong> dat<br />

Kellendonk een oneindig betere stilist is dan 't Hart - ik zal het nooit weten. Maar ze<br />

moeten er geweest zijn en van een enkeling weet ik het ook. Ze zijn er altijd geweest.<br />

Jan Plekker heeft het later wel eens tegen me gezegd: het zijn er nooit meer dan drie<br />

of vier per klas en daar doe je het allemaal <strong>voor</strong> - <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest is het culturele bagage.<br />

Tot zover het literatuuron<strong>de</strong>rwijs zoals dat op <strong>de</strong> overgrote meer<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong>r scholen<br />

ongeveer gegeven zal zijn. Literatuurgeschie<strong>de</strong>nis: frontaal, samen lezen, <strong>voor</strong>lezen<br />

(bandopnamen, nu vi<strong>de</strong>o's). Indringend lezen: zelfwerkzaamheid, samen bespreken.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


72<br />

Toen kwam <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase.<br />

De twee<strong>de</strong> fase (vanaf 1998) stopte <strong>de</strong> leraar in een boek en marginaliseer<strong>de</strong> zijn<br />

aanwezigheid tot pivot, een functie die in het Franse on<strong>de</strong>rwijs bestaan heeft. Men<br />

stelle zich daarbij een kalen<strong>de</strong> man in een stofjas <strong>voor</strong> die tussen <strong>de</strong> banken rondsluipt<br />

met een opschrijfboekje in <strong>de</strong> hand en van onruststokers <strong>de</strong> naam noteert - votre<br />

nom? Opdat ze later gestraft kunnen wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> meeste vakken is <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong>-faseleraar een soort pivot gewor<strong>de</strong>n aangezien <strong>de</strong> leerlingen (vaak ten<br />

onrechte) <strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> uitleg die het informatieboek verschaft door hen begrepen<br />

wordt. In ie<strong>de</strong>r geval vullen ze <strong>de</strong> lessen met het maken van oefeningen in het<br />

werkboek dat steeds naar het informatieboek - <strong>de</strong> leraar dus - terugverwijst en<br />

controleren het resultaat met behulp van antwoor<strong>de</strong>nbla<strong>de</strong>n. Daar hebben ze niet veel<br />

zin in, temeer omdat het verdacht veel lijkt op huiswerk en dat doe je nu eenmaal<br />

thuis. Aan <strong>de</strong> docent <strong>de</strong> taak ze aan het werk te hou<strong>de</strong>n. Toe nou jongens, ga eens<br />

wat doen. Toe nou jongens, hou eens op met dat geklets. Toe nou jongens, het is hier<br />

<strong>de</strong> kantine niet. Vragen stellen, of zich in hun ‘on<strong>de</strong>rwijsleertraject’ laten begelei<strong>de</strong>n<br />

op weg naar <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> zelfwerkzaamheid - nee, dat doen ze maar zel<strong>de</strong>n, alleen<br />

bij har<strong>de</strong> vakken als wis- en natuurkun<strong>de</strong> willen ze nog wel eens uitleg hebben maar<br />

zo gauw een leraar <strong>de</strong> hele klas wil laten luisteren praten ze door hem heen want dat<br />

zijn ze niet meer gewend.<br />

Zelfwerkzaamheid, verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen <strong>voor</strong> je eigen on<strong>de</strong>rwijs,<br />

samenwerken met an<strong>de</strong>ren, het Studiehuis - het is, net als vroeger met <strong>de</strong> gewenste<br />

‘opvoeding tot mondige en weerbare burgers’, allemaal i<strong>de</strong>ologie die <strong>de</strong> directieven<br />

uit Zoetermeer (waar het on<strong>de</strong>rwijsministerie zetelt) vaker aankleeft. Het klinkt<br />

honorabel, en dat is het ook, al kun je je afvragen of <strong>de</strong> school moet (en kan)<br />

opvoe<strong>de</strong>n. In ie<strong>de</strong>r geval lijkt <strong>de</strong> zelfwerkzaamheid waar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong><br />

ontworpen is een goe<strong>de</strong> oplossing te zijn <strong>voor</strong> een evi<strong>de</strong>nt probleem: <strong>de</strong> grote uitval<br />

in het hoger on<strong>de</strong>rwijs waar je immers alles zelf moet doen. De ironie wil nu wel dat<br />

wij ze steeds meer aan hun lot overlaten en het hoger on<strong>de</strong>rwijs steeds schoolsere<br />

trekken heeft gekregen.<br />

Bij literatuur in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase valt een aantal zaken op, het meest concreet bij<br />

Ne<strong>de</strong>rlands. Even een omweg, mijn specialiteit. Ik herinner me een<br />

rapportenverga<strong>de</strong>ring uit <strong>de</strong> jaren zeventig waar een docent werd aangesproken op<br />

het merkwaardige gegeven dat <strong>de</strong> rapportcijfers 7-6-7 meestal als eindcijfer een 7<br />

oplever<strong>de</strong>n maar bij bepaal<strong>de</strong> leerlingen een 6. De docent antwoord<strong>de</strong> dat hij <strong>de</strong><br />

leerlingen in kwestie nu eenmaal een zes vónd. Hij had ongetwijfeld gelijk maar zo<br />

kon het natuurlijk niet en <strong>de</strong> cijfers kregen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


73<br />

een <strong>de</strong>cimaal erbij (en uitein<strong>de</strong>lijk twee waardoor het won<strong>de</strong>rlijke fenomeen zijn<br />

intre<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed dat je kan blijven zitten of zelfs kan zakken op één-hon<strong>de</strong>rdste punt:<br />

5,44 wordt 5.4, afgerond 5 maar 5.45 wordt 5.5, afgerond 6). Sindsdien juicht <strong>de</strong><br />

leerling bij een 5.5 <strong>voor</strong> een proefwerk: voldoen<strong>de</strong>! Hij balt <strong>de</strong> blaadjes tot een prop<br />

en pleurt ze in <strong>de</strong> prullenbak. Dan pakt hij zijn rekenmachine en stelt het nieuwe<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vast. Enig doorrekenen levert op dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> repetitie rustig<br />

een 4.3 kan halen en hij besluit dat ook te doen - er zijn leukere dingen in <strong>de</strong> wereld<br />

dan leren.<br />

Deze vercijfering van het on<strong>de</strong>rwijs leid<strong>de</strong> er een aantal jaren gele<strong>de</strong>n toe dat <strong>de</strong><br />

‘normjaartaak’ <strong>voor</strong> een docent met een volledige betrekking op 1659 klokuren werd<br />

gesteld. Wil je weten hoeveel klokuren je aan je lessen mag/moet beste<strong>de</strong>n? Gewoon<br />

even het aantal vermenigvuldigen met 36, vervolgens met 50, dan met <strong>de</strong> opslagfactor<br />

1.6 en tenslotte <strong>de</strong>len door 60. Ook <strong>voor</strong> leerlingen werd een jaartaak in uren<br />

uitgerekend en die uren wer<strong>de</strong>n, erg eenvoudig allemaal, weer ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong><br />

vakken. Ne<strong>de</strong>rlands in 4, 5 en 6 VWO kreeg 480 uur waarvan 168 <strong>voor</strong> literatuur. Die<br />

uren wer<strong>de</strong>n ‘studielasturen’ genoemd, wat weer een nieuwe afkorting oplever<strong>de</strong>:<br />

slu's. In <strong>de</strong> meeste metho<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> leerstof <strong>voor</strong> een jaar opge<strong>de</strong>eld in vier modulen.<br />

Voor drie jaar zijn dat er 12 en als je 168 door 12 <strong>de</strong>elt kom je op een aantal slu's<br />

van 14 per module waarvan ongeveer <strong>de</strong> helft in <strong>de</strong> baas zijn tijd, op school dus,<br />

gedaan moet wor<strong>de</strong>n.<br />

Dit allemaal - opgelet! - <strong>voor</strong> het nieuwe schoolvak ‘Literatuur’ dat zijn<br />

ein<strong>de</strong>xamencijfer betrekt uit <strong>de</strong> cijfers behaald bij Ne<strong>de</strong>rlands (telt 3 keer) gemid<strong>de</strong>ld<br />

met <strong>de</strong> cijfers bij <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne vreem<strong>de</strong> talen (tellen 1 keer mee). Ook hier duikt weer<br />

i<strong>de</strong>ologie op uit <strong>de</strong> jaren zeventig want <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schrijvens bij al <strong>de</strong>ze nieuwe<br />

plannen maken er geen geheim van dat <strong>de</strong> Zoetermeerse gogen <strong>de</strong> literatuuron<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

het liefst bij <strong>de</strong> diverse talen weg zou<strong>de</strong>n willen halen waarbij ik ze ervan ver<strong>de</strong>nk<br />

- het is een ver<strong>de</strong>nking, hè, maar daar hebben ze het wel naar gemaakt - dat het<br />

schoolvak ‘Literatuur’ uitein<strong>de</strong>lijk gewoon <strong>de</strong> wereldliteratuur moet gaan behan<strong>de</strong>len.<br />

Ten koste van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse uiteraard. ‘Weg met ons’. Altijd en overal steekt dit<br />

adagium, <strong>voor</strong>al ter linkerzij<strong>de</strong>, <strong>de</strong> kop op - in Ne<strong>de</strong>rland. Je <strong>de</strong>nkt toch niet dat een<br />

Frankrijk zijn literaire i<strong>de</strong>ntiteit begrepen als Gloire te grabbel gooit om wat Russen<br />

of Portugezen binnen te halen? Moet je maar niet - dat zit in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hoek -<br />

‘cultuurgericht on<strong>de</strong>rwijs’ willen vervangen door ‘leerlinggericht on<strong>de</strong>rwijs’. Als ze<br />

De passievrucht van Karel Glastra van Loon moeten lezen om te wennen aan <strong>de</strong><br />

grotemensenliteratuur kun je ze net zo goed - boeken zijn boeken - Anna Karenina<br />

<strong>voor</strong>zetten, toch? Want wie is<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


74<br />

nu helemaal Karel Glastra van Loon? Krek, je moet ze dan ook Hermans te lezen<br />

geven, dan wor<strong>de</strong>n ze en passant ook nog eens indringend geconfronteerd met stukjes<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse i<strong>de</strong>ntiteit en Tolstoj doen ze later maar - of niet.<br />

Ik heb hier een ontwikkeling geschetst van <strong>de</strong> natte vinger van <strong>de</strong> docent tot het<br />

verdwijnen niet alleen van die vinger maar van <strong>de</strong> hele docent (en als we niet oppassen<br />

van het hele on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur). Ik bedoel hem/haar die we in<br />

het vervolg ‘<strong>de</strong> bevlogen docent’ zullen noemen, dus niet <strong>de</strong> pivot van nu. Want<br />

wanneer zou <strong>de</strong> bevlogen docent, nu modulen en ‘han<strong>de</strong>lings<strong>de</strong>len’ (leesverslagen)<br />

<strong>de</strong> 168 slu's oppeuzelen die er zijn, wanneer zou hij zijn mooie verhalen moeten<br />

vertellen, zijn enthousiasme moeten laten blijken <strong>voor</strong> het vak, <strong>voor</strong> boeken,<br />

stromingen, i<strong>de</strong>eën, schoonheid, ontroering, het leven zelf, al die onnutte zaken die<br />

je tot een rijker mens kunnen maken, die leerlingen een aanzet kunnen geven zelf na<br />

te <strong>de</strong>nken over hun leven. De VWO'ers dan hè - <strong>de</strong> HAVO hééft niet eens meer<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis, wist u dat wel? Veel te hoog gegrepen <strong>voor</strong> die gasten. Ik<br />

weet niet of het verweer dat bevlogen docenten altijd dun gezaaid zijn geweest, dus<br />

dat je daar het literatuuron<strong>de</strong>rwijs niet op mag bouwen, steekhou<strong>de</strong>nd genoeg is om<br />

ze nu maar gewoon overbodig te maken maar het is waar, sinds <strong>de</strong> afbraak van het<br />

on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> jaren tachtig en <strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n halvering van het beginsalaris<br />

van docenten - en met dat salaris hun status - hebben nog maar weinig intellectueel<br />

en cultureel gevorm<strong>de</strong> leraren hun weg naar het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs weten te vin<strong>de</strong>n<br />

en die vorming is natuurlijk een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> bevlogenheid.<br />

Wat doet <strong>de</strong> Mohikaanse dwaalgast intussen? Hij schrapt een aantal modules, ook<br />

bij <strong>de</strong> HAVO, trekt een mooi verhaal uit <strong>de</strong> kast en leest dat integraal <strong>voor</strong>. Gevolg:<br />

ze smeken hem dat vaker te doen. Zijn collega bij geschie<strong>de</strong>nis doet iets <strong>de</strong>rgelijks.<br />

En waarom zou het ook niet kunnen bij economie, biologie of aardrijkskun<strong>de</strong>? Mooie<br />

verhalen vertellen die aan het <strong>de</strong>nken zetten?<br />

De i<strong>de</strong>ologen die begin jaren zeventig het hele literatuuron<strong>de</strong>rwijs wil<strong>de</strong>n afschaffen<br />

omdat het niet nuttig zou zijn hebben, net als <strong>de</strong> idioten die ooit <strong>de</strong> Amsterdamse<br />

grachten wil<strong>de</strong>n <strong>de</strong>mpen, het pleit verloren maar an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>ologen, ook uit <strong>de</strong> jaren<br />

zeventig, toen zij stel<strong>de</strong>n dat het literatuuron<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> bedoeling had het ‘leesplezier’<br />

te bevor<strong>de</strong>ren, hebben nu <strong>de</strong> macht weten te grijpen met, ik zei het al, het i<strong>de</strong>e van<br />

‘leerlinggericht on<strong>de</strong>rwijs’ versus ‘cultuurgericht on<strong>de</strong>rwijs’. Uitwas één: leerlingen<br />

hou<strong>de</strong>n niet van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


75<br />

lezen, ze kijken liever naar een film (of zoals ze het zelf zeggen: ze kijken een film).<br />

Nou knul, dan zet je toch lekker <strong>de</strong> film Karakter, Turks fruit, whatever, op je lijst,<br />

het gaat tenslotte om het verhaal nietwaar.<br />

Uitwas twee: leerlingen ontwikkelen een weerzin tegen lezen door al die moeilijke<br />

boeken die trouwens helemaal niet <strong>voor</strong> hun doelgroep zijn geschreven. Nou meid,<br />

dan zet je toch een boek van Carry Slee op je lijst. Wat zeg je? Dat las je toch al?<br />

Des te beter, dan sluiten we fijn aan bij ‘<strong>de</strong> belevingswereld van het kind’. Is <strong>de</strong><br />

leraar dat te gortig (maar het is praktijk!), dan raadt hij ze maar Tim Krabbé, Ronald<br />

Giphart, Leon <strong>de</strong> Winter en Karel Glastra van Loon aan. Lekker makkelijk en het<br />

schijnt toch literatuur te zijn.<br />

Uitwas drie: we begrijpen dat het analyseren van boeken moeilijk is en <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong>motiverend werkt, zo krijg je nooit leesplezier, en daar gaat het om, je moet<br />

leesplezier krijgen. Thema's, motieven, personale verteller, open plekken, spiegeling<br />

- brrr. Weet je wat? Je moet het nog wel een beetje doen, an<strong>de</strong>rs weten we niet waar<br />

we over praten maar vervolgens mag je lekker vertellen wat je allemaal van het boek<br />

vond. Lekker fijn je eigen mening geven. Wat? Dat je De aanslag een stom boek<br />

vond? Ja, precies. En kun je ook zeggen waarom je het stom vindt? Nou, gewoon,<br />

omdat je het stom vindt, niks aan. Heel goed. En om je een beetje te helpen hebben<br />

we hier een schoolboek, Laagland heet het (van: ‘<strong>de</strong>nkend aan Holland zie ik bre<strong>de</strong><br />

rivieren traag door oneindig laagland gaan’, neem ik aan). Daarin wordt on<strong>de</strong>r het<br />

kopje ‘Uitgewerkte persoonlijke reactie’ een groot aantal punten aangebo<strong>de</strong>n om<br />

mee te reageren op het on<strong>de</strong>rwerp van het boek (‘Had je <strong>voor</strong>af bepaal<strong>de</strong><br />

verwachtingen over het on<strong>de</strong>rwerp en zijn die uitgekomen?’), op <strong>de</strong> gebeurtenissen<br />

(‘Vind je dat <strong>de</strong> gebeurtenissen logisch uit elkaar <strong>voor</strong>tvloeien en veel samenhang<br />

vertonen?’), op <strong>de</strong> personages (‘Vind je <strong>de</strong> personages in dit boek herkenbaar en<br />

“levensecht”?’), op <strong>de</strong> opbouw (‘Vind je dat <strong>de</strong> opbouw van <strong>de</strong> tekst (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

veel flash backs) goed past bij het on<strong>de</strong>rwerp?’) en op het taalgebruik (‘Vind je het<br />

taalgebruik in dit boek moeilijk of niet? Wat vind je moeilijk aan het taalgebruik?’).<br />

Uitwas vier: omdat we graag willen dat je <strong>de</strong> analyse van een boek maar <strong>voor</strong>al<br />

dus het ontwikkelen van je eigen smaak en het vormen van je eigen mening zo<br />

uitvoerig mogelijk kunt doen, dat je echt kan komen tot een wezenlijke verdieping<br />

van je leeservaring, brengen we het aantal te lezen boeken van die belachelijke<br />

hoeveelheid van 25 stuks die jullie arme collegaatjes vroeger moesten lezen - ja, echt<br />

waar, ik zweer het je! - terug tot 12 <strong>voor</strong> het VWO en 8 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> HAVO. Vier boeken<br />

per jaar, dat moet toch te doen zijn. Die stoppen we gewoon on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> slu's. Voor het<br />

lezen en verwerken<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


76<br />

tot een verslag <strong>voor</strong> je ‘leesdossier’ staan <strong>voor</strong>taan zeven klokuren. Klaar. Nu kunnen<br />

ze je niet opdragen méér te lezen want dan kom je boven je jaarlast uit. We vragen<br />

je nog wel in het begin een keer je ‘leesautobiografie’ te schrijven, ja precies, een<br />

verhaaltje over wat je vroeger zoal las, wat je leuk vond en wat niet, hoe je smaak<br />

veran<strong>de</strong>rd is en of je <strong>de</strong>nkt dat je smaak nog vaker zal veran<strong>de</strong>ren.<br />

En kan die bevlogen collega nu even z'n kwek hou<strong>de</strong>n met zijn gezeur dat een<br />

film iets an<strong>de</strong>rs is dan een boek, dat weten we namelijk zelf ook wel. Maar <strong>de</strong><br />

overeenkomst, beste bevlogene, is dat een film ook een verhaal vertelt, net als <strong>de</strong><br />

verteller in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en daar gaat het toch om, om het verhaal, het thema,<br />

<strong>de</strong> boodschap <strong>de</strong>snoods. Wat zeg je? Ja hoor, daar gaat ie weer: dat <strong>de</strong> manier waarop<br />

een roman een verhaal vertelt enorm verschilt van <strong>de</strong> wijze waarop een film dat doet<br />

en dat <strong>de</strong> filmische sensatie het gevolg is van <strong>de</strong> manier van vertellen net zoals <strong>de</strong><br />

literaire sensatie het gevolg is van het hoe en min<strong>de</strong>r van het wat zoals Harry Mulisch<br />

het noemt. Onze bevlogen vriend haalt graag een an<strong>de</strong>re bevlogene aan, eerst aan <strong>de</strong><br />

universiteit, nu als redacteur bij een uitgeverij, Anthony Mertens, die het begrip<br />

gestiek hanteert, <strong>de</strong> wijze waarop een boek je tegemoet treedt, al meteen op <strong>de</strong> eerste<br />

bladzij<strong>de</strong>: toon, timbre, stijl, sfeer, ritme en tenslotte ook compositie. Je kunt ook <strong>de</strong><br />

gestiek van films bestu<strong>de</strong>ren maar het schoolvak, dat is wettelijk zo geregeld, heet<br />

nu eenmaal literatuur.<br />

En dan het niveau van <strong>de</strong> gelezen boeken. Je kunt wel ra<strong>de</strong>n wat bevlogene daarover<br />

te zeggen heeft. De school moet op alle terreinen <strong>de</strong> leerling ver<strong>de</strong>r brengen dan waar<br />

hij al is en dat geldt ook <strong>voor</strong> literatuur. De school heeft <strong>de</strong> dure plicht <strong>de</strong> leerling te<br />

confronteren met boeken waarvan gestiek, thematiek en perspectief een belangrijke<br />

rol spelen of gespeeld hebben in het esthetische, thematische en ethische discours<br />

dat ook door <strong>de</strong> literatuur <strong>voor</strong>tdurend wordt on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n in onze samenleving. De<br />

school hoeft helemaal niet aan te sluiten bij <strong>de</strong> belevingswereld van het kind al is<br />

het niet verbo<strong>de</strong>n. Geen docent zal beginnen met Het boek ik maar hij moet wel<br />

ergens beginnen, dat wil zeggen: <strong>de</strong> leerling moet ergens beginnen en dat kan alleen<br />

op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school. Het doel is dui<strong>de</strong>lijk: kennis nemen van, begrip en misschien<br />

zelfs wel waar<strong>de</strong>ring krijgen <strong>voor</strong> boeken uit <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> canon, hoe problematisch<br />

dat begrip ook is (moet <strong>de</strong> canon meer ruimte bie<strong>de</strong>n aan literatuur van min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n,<br />

vrouwen, uitingen van ‘lagere’ culturen, <strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Wereld, etc?). En omdat er maar<br />

een klein aantal boeken aan bod kan komen is het bijna misdadig om toe te staan<br />

Carry Slee op <strong>de</strong> lijst te zetten, of populair literair angehaucht proza waar al die<br />

commer-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


77<br />

ciële boekpakketten (5 <strong>voor</strong> 12 euro) als Boektoppers, Bulkboek en Grote Lijsters<br />

mee leuren. Waarom misdadig? Omdat het gevolg is dat grote groepen leerlingen <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>lbare school verlaten zon<strong>de</strong>r ook maar iets gelezen te hebben van onze<br />

<strong>voor</strong>alsnog als groot beschouw<strong>de</strong> auteurs. Allemaal Het gou<strong>de</strong>n ei van Tim Krabbé<br />

gelezen, hartstikke leuk en spannend (en dat is ook zo) maar nooit iets van Couperus,<br />

Elsschot, Bor<strong>de</strong>wijk, Vestdijk, Reve, Hermans, Claus, Boon, Mulisch, Krol, Schippers,<br />

Bernlef, Springer, Koolhaas, etc., of van <strong>de</strong> canoniek gesproken iets problematischer<br />

groep die na 1970 is begonnen te publiceren, al kun je het over <strong>de</strong> kwaliteiten van<br />

een Kellendonk, een Matsier, een Oek <strong>de</strong> Jong, een Rosenboom snel eens wor<strong>de</strong>n.<br />

En vervolgens verklaart onze laatste <strong>de</strong>r Mohikanen dat hij het prachtig vindt dat<br />

<strong>de</strong> leerling iets van een boek vindt maar dat hem dat eerlijk gezegd geen bal kan<br />

schelen. Het gaat in het literatuuron<strong>de</strong>rwijs om het aankweken van gevoel <strong>voor</strong><br />

kwaliteit, niet om <strong>de</strong> smaakontwikkeling van <strong>de</strong> leerling, temeer omdat die<br />

ontwikkeling automatisch plaatsvindt door het grensverleggen<strong>de</strong> aanbod. Maar dat<br />

is niet <strong>de</strong> bedoeling van het mo<strong>de</strong>rne twee<strong>de</strong>-faseon<strong>de</strong>rwijs, hoor! Voor wie het niet<br />

gelooft volgt hier een citaat uit <strong>de</strong> docentenhandleiding van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoemd<br />

metho<strong>de</strong> Laagland (binnen <strong>de</strong> huidige stand van zaken een van <strong>de</strong> betere - van<br />

uitgeverij Thieme): ‘Bij het nieuwe literatuuron<strong>de</strong>rwijs ligt <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong><br />

persoonlijke ontwikkeling van <strong>de</strong> leerling. (...) De relatie tussen tekst en leerling is<br />

(<strong>voor</strong>al bij mo<strong>de</strong>rne teksten) het uitgangspunt.’ Let op, nu komt het: ‘De eigen visie<br />

van <strong>de</strong> leerling op het literaire werk en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring er<strong>voor</strong> staan centraal. De kennis<br />

van literaire begrippen, van literatuur, literaire stromingen en tijdvakken staat in<br />

dienst van het literaire leesproces. Dat betekent veel aandacht <strong>voor</strong> tekstbeleven<strong>de</strong><br />

en tekstervaren<strong>de</strong> activiteiten.’ Het zal dui<strong>de</strong>lijk zijn dat hier een gigantische<br />

infantilisering van het literatuuron<strong>de</strong>rwijs zijn intre<strong>de</strong> heeft gedaan. De leerling moet<br />

een boekie lezen en daarover zijn kwekje doen. Dat hij het zo zielig vond <strong>voor</strong> dat<br />

meisje toen bleek dat haar vriend... dat hij zelf vorig jaar ook zijn oma heeft verloren...<br />

zo herkenbaar allemaal.<br />

Enfin, onze bevlogene is niet te stuiten, hier komt hij zelf aan het woord. Dank u.<br />

In<strong>de</strong>rdaad, in zijn algemeenheid komt het erop neer dat, met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

onvergetelijke Bint, <strong>de</strong> leraar niet moet dalen maar <strong>de</strong> leerling moet stijgen. Zijn we<br />

zo bang dat een leerling een afkeer ontwikkelt van wiskun<strong>de</strong> dat we in <strong>de</strong> eindtermen<br />

opnemen dat we naar ‘wiskun<strong>de</strong>plezier’ moeten streven? Ben je nu helemaal<br />

bedon<strong>de</strong>rd. ‘Aardrijkskun<strong>de</strong>plezier’? ‘Economieplezier’? Waarom dan wel<br />

‘leesplezier’? Dat plezier komt er wel<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


78<br />

of niet, of het is er al, of het verdwijnt - daar is allemaal weinig aan te doen en <strong>voor</strong>al:<br />

het doet er niet toe. Het doet er ook niet toe dat, zoals een recent on<strong>de</strong>rzoek zou<br />

hebben uitgewezen, kin<strong>de</strong>ren die ‘leerlinggericht on<strong>de</strong>rwijs’ (Karel Glastra van Loon)<br />

hebben ontvangen later vaker een boek lezen dan hen die ‘cultuurgericht on<strong>de</strong>rwijs’<br />

(canon en literatuurgeschie<strong>de</strong>nis) hebben genoten (ik zou alleen al willen weten wat<br />

<strong>voor</strong> boeken dat zijn die ze lezen). Wat ertoe doet is - ik zeg het <strong>de</strong>ze keer maar eens<br />

zo - <strong>de</strong> mogelijkheid tot verrijking en verruiming van <strong>de</strong> geest door kennis te nemen<br />

van het onbeken<strong>de</strong>. De onbeken<strong>de</strong> blik op een beken<strong>de</strong> wereld. Onbeken<strong>de</strong><br />

opvattingen of gedragingen. Een onbeken<strong>de</strong> manier van omgaan met taal. De<br />

onbeken<strong>de</strong> esthetische sensatie. Daar is in<strong>de</strong>rdaad verdieping <strong>voor</strong> nodig maar an<strong>de</strong>rs<br />

dan <strong>de</strong> huidige generatie didactici <strong>de</strong>nkt. Verdieping door analyse. En nu niet zeuren<br />

dat je een boek kunt stukanalyseren. Het raadsel van <strong>de</strong> analyse - Kees Fens heeft<br />

het wel eens opgemerkt - is dat het boek na <strong>de</strong> analyse in zijn raadsels terugvalt.<br />

Maar het is wel een an<strong>de</strong>r boek gewor<strong>de</strong>n, een rijker boek. En dat is een ervaring die<br />

ik ein<strong>de</strong>loos vaak in nawoor<strong>de</strong>n van werkstukken heb gelezen: dat het boek zich zo<br />

onverwacht geopend heeft en hoe bijzon<strong>de</strong>r dat wordt gevon<strong>de</strong>n en hoe jammer het<br />

is dat <strong>de</strong> scribent weer eens te laat begonnen is want dan had hij er nog meer van<br />

kunnen maken. Hooggeachte kindvrien<strong>de</strong>lijke leespleziera<strong>de</strong>pten, het is een wet:<br />

alles waarin je je verdiept wordt interessant.<br />

Tenslotte nog dit. We hebben gezien dat <strong>voor</strong> het lezen en verwerken van een boek<br />

zeven klokuren staan. Voor het lezen van 12 boeken staan dus 84 uren (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> HAVO<br />

7 keer 8 is 56). 84 uren lezen in drie jaar tijd is 28 uur per kalen<strong>de</strong>rjaar (HAVO 27<br />

uur), nog geen 3,5 uur per maand. Dat is dus helemaal niets. Twee keer een filmpje<br />

pakken <strong>voor</strong> je gaat stappen en je bent het ook kwijt. Of één avond surfen op het net.<br />

En waarom ook al weer zo weinig? Opdat <strong>de</strong> leerling zich meer kan verdiepen. Om<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mammoetwet het aantal schoolvakken drastisch beperkt,<br />

kennelijk met zoveel succes dat het vroegere aantal met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase weer in ere<br />

is hersteld. Het is allemaal Zoetermeerse theorie van didactici die nooit meer een<br />

school van binnen zien. De leerling verdiept zich helemaal niet, zeker niet meer dan<br />

vroeger en door <strong>de</strong> komst van internet veel min<strong>de</strong>r omdat ie<strong>de</strong>r leesverslag zo te<br />

downloa<strong>de</strong>n valt (zelfs <strong>de</strong> hoogstpersoonlijke ‘leesautobiografie’ schrijven ze door<br />

tijdnood gedreven gewoon van elkaar over!). Alleen in Zoetermeer <strong>de</strong>nken ze dat<br />

leerlingen <strong>de</strong> kluit niet belazeren als ze <strong>de</strong> kans krijgen. En nog steeds klagen ze dat<br />

ze zoveel boeken moeten lezen, die leerlingen - net als vroeger, toen ze iets meer<br />

re<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n. Op<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


79<br />

veel scholen ging het vóór <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase om 15 boeken op <strong>de</strong> HAVO en 25 op het<br />

VWO (waarvan vaak 10 van <strong>voor</strong> 1880): ruim 58 uur per jaar, een kleine 5 uur per<br />

maand, ook nu nog <strong>voor</strong> een re<strong>de</strong>lijk aantal leerlingen iets wat ze uit vrije wil<br />

gemakkelijk overtreffen (zeker <strong>voor</strong> al die moslimmeisjes die <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur niet uit mogen).<br />

Vijfentwintig boeken bie<strong>de</strong>n een re<strong>de</strong>lijke kans om kennis te nemen van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse literaire canon. En <strong>de</strong> verdieping van <strong>de</strong> leeservaring kan een goe<strong>de</strong><br />

docent ook op an<strong>de</strong>re manieren bewerkstelligen. Bij<strong>voor</strong>beeld door enthousiast te<br />

vertellen, en aan <strong>de</strong> hand van gelezen verhalen te laten zien hoe en waardoor die<br />

verdiepte ervaring tot stand kan komen.<br />

Dames en heren leesplezierdidactici, het enige plezier dat u <strong>de</strong> leerlingen in uw<br />

kindvrien<strong>de</strong>lijkheid gunt is het plezier dat ze al kennen maar het veel diepere plezier<br />

dat u onze toekomstige cultuurdragers in uw hurkzit onthoudt is <strong>de</strong> confrontatie met<br />

het onbeken<strong>de</strong>, <strong>de</strong> verrijken<strong>de</strong> ervaring van groei en grensverlegging, begeleiding<br />

en sturing van <strong>de</strong> zelfwording, kennisname van an<strong>de</strong>re opvattingen en gedragingen<br />

lei<strong>de</strong>nd tot vergroting van empathie, vergroting ook van <strong>de</strong> sensibiliteit <strong>voor</strong><br />

ongrijpbare esthetische ervaringen. Dit klinkt allemaal misdadig en dat is het ook.<br />

Uit ongetwijfeld goedbedoel<strong>de</strong> overwegingen bent u bij na<strong>de</strong>re beschouwing<br />

kindvijandig. Wat ik hier opschrijf kunt u toch zelf verzinnen? Waarom doet u dat<br />

niet? Moet ik conclu<strong>de</strong>ren dat het u niet interesseert? Moet ik zelfs vermoe<strong>de</strong>n dat<br />

u literatuur om zichzelfswil, om le plaisir du text - en dat is heel wat meer dan<br />

leesplezier - niet goed gezind bent? Dan zijn we weer terug in <strong>de</strong> jaren zeventig en<br />

is het nog maar een stap om het literatuuron<strong>de</strong>rwijs af te schaffen, sterker nog: we<br />

zijn terug in <strong>de</strong> jaren vijftig. Nu we <strong>de</strong> literatuur teruggebracht hebben tot een<br />

pleziertje kunnen we best afspreken dat je dat pleziertje maar in je eigen tijd doet.<br />

Net als <strong>de</strong> oer-gymnasiast. Of niet. Niet dus.<br />

De kaalslag van het Ne<strong>de</strong>rlandse literatuuron<strong>de</strong>rwijs: zijn er al kamervragen<br />

gesteld?<br />

Wat zeg je?<br />

Kamervragen. Over literatuur.<br />

Vragen over literatuur? Aan een volk van boeren en kooplie<strong>de</strong>n? Zeg, in welke<br />

tijd leef jij eigenlijk?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over <strong>de</strong> wijze waarop aan <strong>de</strong> meeste van onze hogescholen <strong>de</strong><br />

literatuurstudie tot een terrein van i<strong>de</strong>ologische terreur en<br />

spraakverwarring is gewor<strong>de</strong>n<br />

Wim Hofman<br />

80<br />

De auteur in een briefje aan <strong>de</strong> redactie: ‘Nee, ik heb geen on<strong>de</strong>rwerp gekozen, ik<br />

wil<strong>de</strong> iets schrijven over G.v. O zelf en zijn pogingen <strong>de</strong> drank in Vlissingen te<br />

bestrij<strong>de</strong>n. In het archief van Vlissingen vond ik echter geen gegevens over alcohol.<br />

Zijn activiteiten wil<strong>de</strong> ik gebruiken als uitgangspunt om wat te zeggen over zijn<br />

streven om <strong>de</strong> wereld te veran<strong>de</strong>ren (d.m.v. een blad als <strong>Tira<strong>de</strong></strong>).’<br />

‘Mijn va<strong>de</strong>r,’ vertel<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r, ‘hield wel van een glaasje jenever. Heel Vlissingen<br />

dronk jenever. Ze zei<strong>de</strong>n wel eens dat ze in Vlissingen <strong>de</strong> stoepen met jenever<br />

schrob<strong>de</strong>n. Ja, mijn va<strong>de</strong>r dronk wel eens wat. Hij was stoker bij <strong>de</strong> Stoomvaart<br />

Maatschappij Zeeland, een zware, stoffige, slecht betaal<strong>de</strong> baan. Dertig gul<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

maand, hooguit. Vuil werk, slechte bazen, waar<strong>de</strong>loos eten, maar daar mocht je niks<br />

van zeggen, dan kon je zo opdon<strong>de</strong>ren. Hij was sterk als een paard, mijn va<strong>de</strong>r, werkte<br />

in het begin achtentwintig tot <strong>de</strong>rtig uur aan een stuk met een paar uur pauze. Kolen<br />

sjouwen, kolen scheppen, dat soort werk. Ja, hij dronk wel eens een borreltje. Net<br />

als alle zeelui. In 1900 probeer<strong>de</strong>n ze te staken, maar <strong>de</strong> actie mislukte, ze zeggen<br />

omdat ze zich moed probeer<strong>de</strong>n in te drinken met jenever, het tegen<strong>de</strong>el gebeur<strong>de</strong>.<br />

Ze bereikten niets. Drank is slecht. Dikwijls werd uitbetaald in het café. Je hoor<strong>de</strong><br />

dan een rondje te geven en <strong>de</strong> baas een extra borreltje toe te schuiven. Van het<br />

huishoudgeld bleef niet erg veel over, dat zul je wel begrijpen. Hij werd wel eens<br />

lollig, mijn va<strong>de</strong>r en zong dan wat, bij<strong>voor</strong>beeld Tegen <strong>de</strong> muur van Jut, of iets<br />

<strong>de</strong>rgelijks maar dikwijls was hij nors als hij wat gedronken had. Hij kon<br />

verschrikkelijk kwaad wor<strong>de</strong>n. Hij leek altijd kwaad. Hij had altijd een rood gezicht.<br />

Aan tafel mochten we niet praten. Dat lieten we wel uit ons hoofd. Een keer kwam<br />

er een stukje vlees op tafel. We keken ernaar. Zei<strong>de</strong>n niks. “Dat is dan mooi <strong>voor</strong><br />

mij”, zei hij en stak er zijn vork in. We zei<strong>de</strong>n niets, maar ik moest giechelen en dat<br />

was even erg. Ik heb het geweten. Hij is op een bepaald ogenblik wel veran<strong>de</strong>rd. Hij<br />

<strong>de</strong>ed mee aan <strong>de</strong> staatsloterij. Hij lag met zijn boot in Hansweert. We<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


81<br />

hoor<strong>de</strong>n dat hij gewonnen had, maar kon<strong>de</strong>n het lot niet vin<strong>de</strong>n. Wij dus op <strong>de</strong> fiets<br />

van Vlissingen naar Hansweert, een flink eind. Toen we zei<strong>de</strong>n dat hij <strong>de</strong> gelukkige<br />

winnaar was, geloof<strong>de</strong> hij ons niet. Hij vertel<strong>de</strong> ons hem niet te beduvelen en stuur<strong>de</strong><br />

ons terug naar huis. Alsof wij dat hele eind <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grap gingen fietsen! Gelukkig<br />

wist hij het lotje op een speciaal plekje in een kastje terug te vin<strong>de</strong>n. Hij won 600<br />

gul<strong>de</strong>n. Voor hem echt een kapitaaltje. Hij, Zweitze Hofman, <strong>de</strong> Vrije Socialist,<br />

veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> als een blad aan een boom. Hij schafte zich een donkerblauwe hoed aan<br />

en kocht af en toe een sigaar en er kwamen antimakassars op zijn stoel (waar ver<strong>de</strong>r<br />

niemand in mocht zitten). Ik moest af en toe <strong>voor</strong> vijf cent snorrevet halen en daarmee<br />

kon hij <strong>de</strong> punten van zijn snor in piekjes omhoog draaien Hij begon belleboompjes<br />

te kweken. Hij zag in dat bloemen telen een teken van beschaving. Hij dronk nog<br />

wel, maar min<strong>de</strong>r. Als hij niet dronk was hij lastig en humeurig. Als hij dronk werd<br />

dat nog een graadje erger.<br />

Het lag eigenlijk wel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat ik in <strong>de</strong> alcoholbestrijding ging, ik was <strong>de</strong><br />

enige niet. Er waren acties en geheelonthou<strong>de</strong>rsbon<strong>de</strong>n. Je had in Vlissingen zelfs<br />

ooit een toneelvereniging die Sluit Schiedam! heette. Ik was lid van <strong>de</strong> JVO. We<br />

had<strong>de</strong>n een vlag met JVO erop en we hiel<strong>de</strong>n optochten. Ik ging met<br />

drankbestrijdingsblaadjes langs <strong>de</strong> <strong>de</strong>uren. Ze kostten tien cent, dat was duur. Daar<br />

moest ik in <strong>de</strong> ketelmakerij zelf twee uur <strong>voor</strong> werken. Ik verkocht er haast nooit<br />

een en vaak werd ik van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur weggejaagd. Lid van <strong>de</strong> club waren ook Geert van<br />

Oorschot en zijn zus. We kwamen vaak bij hen samen, ik geloof dat het in <strong>de</strong><br />

Kaaska<strong>de</strong>straat was. Zijn va<strong>de</strong>r was wethou<strong>de</strong>r. Op een keer moest ik van Geert<br />

bor<strong>de</strong>n beschil<strong>de</strong>ren met anti-alcoholleuzen. De bor<strong>de</strong>n maakten we aan <strong>de</strong> bovenkant<br />

met touwtjes aan elkaar vast. Geert hing <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n over zijn schou<strong>de</strong>rs, stapte op<br />

zijn fiets en reed dan zo door Vlissingen. Ik geloof niet dat het iets uitmaakte. Alles<br />

wat we <strong>de</strong><strong>de</strong>n heeft trouwens niet veel uitgehaald: moet je nu eens naar een supermarkt<br />

gaan, meterslange rijen flessen met drank staan daar. Je kunt <strong>de</strong> wereld wel willen<br />

verbeteren, maar mooi dat dat niet lukt. Geert van Oorschot is altijd wel een beetje<br />

zo gebleven, een eigenaardige en dwarse man, die tegen <strong>de</strong> stroom op wil<strong>de</strong> roeien,<br />

maar van een glaasje was hij later toch ook niet vies.’<br />

Over journalistiek en literatuur<br />

Stephan Enter<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over het bijna ontbreken in onze literatuur van <strong>de</strong> biografie<br />

Jan Fontijn<br />

87<br />

Had Geert van Oorschot, toen hij in 1974 zijn stelling formuleer<strong>de</strong>, gelijk? Wie <strong>de</strong><br />

moeite neemt een lijstje te maken van <strong>de</strong> toen bestaan<strong>de</strong> biografieën, zal vaststellen<br />

dat het met het ontbreken van <strong>de</strong> biografie in onze literatuur nogal meeviel. In 1974<br />

beston<strong>de</strong>n er biografieën over Von<strong>de</strong>l, Couperus, Van Ostaijen, Hooft, Bre<strong>de</strong>ro,<br />

Alberdingk Thijm, Beets, Bil<strong>de</strong>rdijk, Aart van <strong>de</strong>r Leeuw, Potgieter, Van Ee<strong>de</strong>n,<br />

Tollens, Slauerhoff, Van Lennep, Staring, Willem Paap, Jacob Israël <strong>de</strong> Haan,<br />

Multatuli, Onno Zwier van Haren, Bakhuizen van <strong>de</strong>n Brink, Henriette Roland Holst,<br />

Bosboom Toussaint, Haverschmidt, Jacques Perk, Albert Verwey enz. enz. Veel<br />

belangrijke schrijvers uit onze literatuur had<strong>de</strong>n in 1974 hun biografie gehad.<br />

Iets an<strong>de</strong>rs is of al die biografieën ook goed waren en of <strong>de</strong> biografie toen als een<br />

volwaardig literair genre werd beschouwd. Was er sprake van een inspirerend<br />

biografisch klimaat, zoals dat al jaren in Engeland bestond?<br />

Van dat laatste was geen sprake. Daarom had Geert van Oorschot met zijn stelling<br />

wel een beetje gelijk.<br />

In <strong>de</strong> jaren zestig en zeventig was <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schrijversbiografie om allerlei<br />

re<strong>de</strong>nen verre van populair. Uit eigen ervaring weet ik dat bij <strong>de</strong> neerlandici <strong>de</strong><br />

biografische bena<strong>de</strong>ring van literatuur taboe was. Biografieën wer<strong>de</strong>n noch geschreven<br />

noch gelezen, al waren er enkelen (Garmt Stuiveling on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren) die zich daar<br />

niet aan stoor<strong>de</strong>n. Het tijdschrift Merlyn, dat van 1962 tot 1966 verscheen,<br />

propageer<strong>de</strong> een puur op <strong>de</strong> tekst gerichte bena<strong>de</strong>ring.<br />

Het tijdschrift <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ageer<strong>de</strong> in die jaren fel tegen <strong>de</strong>ze literatuurbena<strong>de</strong>ring. Wat<br />

kon Geert van Oorschot vloeken over <strong>de</strong> merlynisten en over <strong>de</strong> droogkloten op <strong>de</strong><br />

universiteit, die niet begrepen waar het in <strong>de</strong> literatuur om ging! Wat gaf hij graag<br />

af op <strong>de</strong> Merlyn-redacteur Jaap Oversteegen, die in die jaren in felle polemiek<br />

gewikkeld was met Hans Gomperts over <strong>de</strong> oeverloze vraag hoe je precies een gedicht<br />

of roman moest lezen en of je daarbij gegevens uit het leven van een schrijver mocht<br />

gebruiken!<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


88<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


89<br />

Nog groter werd Geerts weerzin tegen <strong>de</strong> neerlandistiek, toen eind jaren zestig en<br />

begin jaren zeventig het marxisme en <strong>de</strong> marxistische literatuurbena<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

stu<strong>de</strong>nten in zwang kwamen. Communisme werkte op hem als een ro<strong>de</strong> lap op een<br />

stier. Hoongelach schal<strong>de</strong> door <strong>de</strong> uitgeverij op <strong>de</strong> Herengracht, toen hij hoor<strong>de</strong> dat<br />

er bij <strong>de</strong> neerlandici belangstelling bestond <strong>voor</strong> door arbei<strong>de</strong>rs geschreven poëzie.<br />

‘Ze lezen <strong>de</strong> gedichten van arbei<strong>de</strong>rs en komen aan Multatuli niet toe!’<br />

In <strong>de</strong> marxistische literatuurbena<strong>de</strong>ring was er <strong>voor</strong> biografische gegevens over<br />

<strong>de</strong> auteur ook nauwelijks belangstelling. De auteur als individu werd dood verklaard.<br />

Op zijn best waren <strong>de</strong> klasse en het milieu waarin <strong>de</strong> schrijver opgroei<strong>de</strong> van belang.<br />

Schrijvers en hun werk wer<strong>de</strong>n beschreven vanuit maatschappelijke structuren. Wat<br />

stel<strong>de</strong>n binnen die machtige en bepalen<strong>de</strong> maatschappelijke structuren <strong>de</strong> kleine en<br />

toevallige levens van individuele schrijvers <strong>voor</strong>? Wie <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur<br />

wil<strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>ren, moest eerst Marx, Engels, Lenin, Mao, Trotsky of Lukács gelezen<br />

hebben. Men las het ro<strong>de</strong> boekje, Geschichte und Klassenbewusstsein en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> taaltheorie van Stalin. Couperus of Multatuli lezen kwam later wel. De<br />

won<strong>de</strong>rlijkste on<strong>de</strong>rwerpen kwamen in het on<strong>de</strong>rwijs aan bod. Ineens werd het totaal<br />

onbelangrijke, socialistische literaire tijdschrift Nu on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> studie<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>. Of men boog zich gewichtig over <strong>de</strong> relatie tussen<br />

structuralisme en marxisme enerzijds en literatuurwetenschap an<strong>de</strong>rzijds.<br />

Telkens wanneer ik met Geert van Oorschot over <strong>de</strong> universiteit en <strong>de</strong> studie<br />

Ne<strong>de</strong>rlands sprak, begon hij te tieren. Ik moest precies aangeven waar ik politiek en<br />

literair stond. En o wee als het antwoord hem niet beviel! Ik wist dat hij dan in staat<br />

was <strong>de</strong> vriendschap op te zeggen. Om het marxistische gif onscha<strong>de</strong>lijk te maken<br />

gaf hij me De Kadt te lezen, <strong>voor</strong> wie hij grote bewon<strong>de</strong>ring had. Meer dan eens liet<br />

hij weten dat wat hem <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> marxistische i<strong>de</strong>ologie tegenstond <strong>de</strong> minachting<br />

was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mens als individu. Du Perron, Ter Braak en De Kadt, zijn favoriete<br />

auteurs, ston<strong>de</strong>n daar lijnrecht tegenover en hij was dan ook trots dat hij <strong>de</strong>ze auteurs<br />

in fraaie edities had uitgegeven.<br />

Achteraf gezien is <strong>de</strong> biografie het genre bij uitstek waarin <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> mens<br />

als individu het meest genuanceerd beschreven kan wor<strong>de</strong>n. Tegen die achtergrond<br />

is Geerts pleidooi <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biografie in 1974 zeer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand liggend.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


90<br />

Zolang ik Geert gekend heb, heeft hij met mij nooit over <strong>de</strong> biografie als genre<br />

gesproken. Ik kan me dat niet herinneren. Wel weet ik dat zijn bena<strong>de</strong>ring van<br />

schrijvers en hun werk <strong>voor</strong> hem zeer persoonlijk was, dus altijd iets biografisch<br />

had. Dat had hij met Ter Braak en Du Perron gemeen. Al bij <strong>de</strong> eerste ontmoetingen<br />

met Geert viel het me op dat hij bij het spreken over literatuur graag gebruik maakte<br />

van het jargon van <strong>de</strong> Forumauteurs. Of iemand <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> kon je volgens hem in een<br />

oogopslag zien. Een schrijver was vriend of vijand, een moedig mens of een lafaard,<br />

iemand met wie je een borrel kon drinken of iemand die een klootzak was.<br />

Het is niet zo vreemd dat ego-documenten (<strong>voor</strong>al brieven), materiaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

biograaf, rijkelijk in zijn fonds vertegenwoordigd waren. (Walraven, Ter Braak, Du<br />

Perron, Jan Hanlo, Multatuli enz.) Want via die documenten kon je het snelst te weten<br />

komen wat <strong>voor</strong> vlees je in <strong>de</strong> kuip had.<br />

Geert was zelf ook een fervent brievenschrijver. Ik herinner me hoe hij op bewogen<br />

wijze fragmenten uit brieven aan en van bevrien<strong>de</strong> schrijvers <strong>voor</strong>las. Hij kon met<br />

warmte over zijn omgang met Jan van Nijlen en Richard Minne spreken, over zijn<br />

passie <strong>voor</strong> Kiki, zoals hij <strong>de</strong> dichteres Vasalis noem<strong>de</strong>.<br />

Heeft hij ooit een biografie genoemd, die mo<strong>de</strong>l kon staan <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re biografieën?<br />

Die Van Du Perron bij<strong>voor</strong>beeld over Multatuli? Ik herinner het me niet. De man<br />

van Lebak was als <strong>voor</strong>beeld van een persoonlijke literatuurbena<strong>de</strong>ring zeer geslaagd.<br />

Du Perron was een biograaf, die ondubbelzinnig <strong>voor</strong> Multatuli als mens en schrijver<br />

koos. Mens en schrijver waren <strong>voor</strong> hem onlosmakelijk met elkaar verbon<strong>de</strong>n. Een<br />

biografie schreef je alleen maar over iemand die je bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Geert zal dat zeker<br />

beaamd hebben. Biografieën moesten daarom subjectief zijn. Objectieve biografieën<br />

waren een onding, gemaakt door aca<strong>de</strong>mici, droogkloten zon<strong>de</strong>r mensenkennis en<br />

smaak <strong>voor</strong> literatuur. Bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoonlijkheid en het werk van een<br />

schrijver stak je in <strong>de</strong> biografie niet on<strong>de</strong>r stoelen of banken. Een literaire biografie<br />

moest <strong>voor</strong> hem met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n zoiets als een persoonlijke getuigenis geweest<br />

zijn of een blijk van vriendschap of een poging tot eerherstel.<br />

Ik veron<strong>de</strong>rstel dat Geert op <strong>de</strong> hoogte was van <strong>de</strong> felle polemiek die Ter Braak en<br />

an<strong>de</strong>ren omstreeks 1930 gevoerd had<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> biografie. Ter Braak had heftig<br />

geprotesteerd tegen <strong>de</strong> mening van zijn oom, <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> historicus Huizinga.<br />

Huizinga had bezwaren gemaakt tegen <strong>de</strong> populaire biografieën van Theun <strong>de</strong> Vries,<br />

Willy Corsari en vele an<strong>de</strong>ren; hij vrees<strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


91<br />

dat <strong>de</strong> serieuze wetenschappelijke biografieën wer<strong>de</strong>n verdrongen door <strong>de</strong><br />

commerciële. Het ging volgens Huizinga in <strong>de</strong> populaire biografie niet meer om het<br />

achterhalen van <strong>de</strong> waarheid. Er werd daarin teveel ruimte gegeven aan <strong>de</strong> verbeelding<br />

en <strong>de</strong> eigen visie. Wetenschap moest wijken <strong>voor</strong> literatuur en sensatiezucht.<br />

Ter Braak en zijn me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs von<strong>de</strong>n het echter helemaal niet erg dat <strong>de</strong> literaire<br />

biografie in opkomst was en dat dit ten koste ging van <strong>de</strong> wetenschap. In <strong>de</strong> populaire<br />

biografie werd <strong>de</strong> mens uit het verle<strong>de</strong>n volgens hen vermenselijkt. Ter Braak zag<br />

in <strong>de</strong> door Huizinga zo verafschuw<strong>de</strong> vie romancée's <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> houterige,<br />

conventionele psychologie van <strong>de</strong> historici te vervangen door <strong>de</strong> bewegelijke<br />

psychologie van <strong>de</strong> letterkundigen. De biografie moest, zo vond hij, weer een literair<br />

genre wor<strong>de</strong>n, zoals dat ook in Engeland en el<strong>de</strong>rs het geval was.<br />

Geerts stelling in 1974 ‘over het bijna ontbreken in onze literatuur van <strong>de</strong> biografie’<br />

lijkt een verre en beknopte echo van Ter Braaks pleidooi in 1930.<br />

Geert is zelf biograaf geweest en wel <strong>de</strong> biograaf van zijn eigen leven in <strong>de</strong> romans<br />

Twee vorstinnen en een vorst en Mijn tante Coleta, die on<strong>de</strong>r het pseudoniem R.J.<br />

Peskens <strong>voor</strong> het eerst in 1975 en 1976 verschenen. De publicatie van <strong>de</strong>ze<br />

autobiografische romans vond misschien niet toevallig kort na het lanceren van zijn<br />

stelling in 1974 over <strong>de</strong> biografie plaats. Ik heb het ontstaan van bei<strong>de</strong> boeken van<br />

dichtbij mogen meemaken. Ik herinner me <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n bij hem op <strong>de</strong> Herengracht<br />

waarin hij over zijn jeugd vertel<strong>de</strong>. Die vertelsessies, waarin wijn of jenever rijkelijk<br />

vloei<strong>de</strong>n, waren, als Geert op dreef kwam, uitermate boeiend. Zijn vrouw Hil was<br />

daar meestal niet bij aanwezig. Haar kritische en nuchtere commentaar, haar correcties<br />

en ironie kon hij niet gebruiken, zeker niet als hij bij <strong>de</strong> dramatische momenten van<br />

zijn jeugd was aangeland. Het kwam wel eens <strong>voor</strong> dat hij bepaal<strong>de</strong><br />

jeugdherinneringen twee keer vertel<strong>de</strong>; <strong>de</strong> eerste keer uit het hoofd, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer<br />

in <strong>de</strong> geschreven vorm. Zijn stem kon trillen van emotie, als hij bepaal<strong>de</strong> cruciale<br />

passages <strong>voor</strong>las. Ik bemerkte dat <strong>de</strong> twee versies soms, wat <strong>de</strong> feiten en <strong>de</strong> dramatiek<br />

betreft, van elkaar verschil<strong>de</strong>n. Het leek me dan niet verstandig om Geert op die<br />

verschillen attent te maken. Zo kon Geert, trekkend aan zijn sigaar en drinkend uit<br />

zijn jeneverglaasje, <strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> van het ou<strong>de</strong>rlijk gezin nog schrijnen<strong>de</strong>r maken, zijn<br />

moe<strong>de</strong>r nog brutaler, zijn tante nog verlei<strong>de</strong>lijker. Soms moet je liegen om <strong>de</strong> waarheid<br />

te vertellen.<br />

Nog <strong>voor</strong> zijn dood in 1987 heeft Geert van Oorschot heel even het begin kunnen<br />

zien van <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> biografie in Ne<strong>de</strong>rland. Maar <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


92<br />

meeste schrijversbiografieën verschenen na zijn dood, waarbij ook die van schrijvers<br />

uit zijn schitteren<strong>de</strong> fonds: Hanlo, Multatuli, Minne, Ter Braak, Du Perron, Johan<br />

Brouwer.<br />

De schrijversbiografie begint in Ne<strong>de</strong>rland volwassen te wor<strong>de</strong>n. Van het ‘bijna<br />

ontbreken in onze literatuur van <strong>de</strong> biografie’ is geen sprake meer. Langzamerhand<br />

wordt <strong>de</strong> biografie als een literair genre beschouwd met een eigen poëtica, al is er<br />

nog steeds veel ondui<strong>de</strong>lijkheid over een aantal elementen daarvan. Een biografie<br />

ontleent zijn belang niet zozeer aan <strong>de</strong> levensfeiten zelf maar aan <strong>de</strong> wijze waarop<br />

die levensfeiten wor<strong>de</strong>n gestructureerd en vormgegeven. Wat vormgeving en stijl<br />

betreft is er in het open genre van <strong>de</strong> biografie nog veel te doen. Het zou in formeel<br />

opzicht nog veel beweeglijker kunnen wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> biografie is er over het algemeen<br />

sprake van een verteltechniek, die geïnspireerd is op <strong>de</strong> verteltechniek van <strong>de</strong><br />

traditionele roman en die <strong>de</strong> illusie van een volledige ontwikkeling suggereert. In<br />

mijn boek De Ne<strong>de</strong>rlandse schrijversbiografie uit 1992 heb ik me afgevraagd in<br />

hoeverre ook an<strong>de</strong>re vertelvormen, zoals die in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne roman <strong>voor</strong>komen, in<br />

<strong>de</strong> biografie gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Waarom niet méér breken met <strong>de</strong> lineaire progressie in tijd, met <strong>de</strong> vertelstructuur<br />

die gelijkmatig van begin, mid<strong>de</strong>n naar het ein<strong>de</strong> verloopt?<br />

Waarom het perspectief van <strong>de</strong> biograaf zo centraal stellen en waarom niet an<strong>de</strong>re<br />

perspectieven aan bod laten komen?<br />

Of waarom niet, zoals Richard Holmes met veel succes heeft gedaan, <strong>de</strong> biografie<br />

meer persoonlijk maken. De biograaf zou dui<strong>de</strong>lijker kunnen laten uitkomen hoe hij<br />

zelf literair en ethisch ten opzichte van <strong>de</strong> gebiografeer<strong>de</strong> staat, op welke problemen<br />

hij stuitte bij zijn on<strong>de</strong>rzoek, hoe eigen ervaringen zijn visie op zijn held of heldin<br />

bepaal<strong>de</strong>n, zijn aarzelingen bij het interpreteren van <strong>de</strong> biografische feiten enz. De<br />

biograaf zou min<strong>de</strong>r opperrechter over een leven moeten zijn, min<strong>de</strong>r alweten<strong>de</strong><br />

psycholoog die alle geheime gangen van zijn held of heldin kent. De biograaf zou<br />

<strong>de</strong> pretentie objectief te zijn moeten laten varen.<br />

En zo blijft er nog erg veel te wensen over.<br />

O ja: wat nog ontbreekt is een biografie over Geert van Oorschot, een van <strong>de</strong> grote<br />

literaire uitgevers van <strong>de</strong> twintigste eeuw en een hartstochtelijk mens.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over Belle van Zuylen<br />

Manon Uphoff<br />

Otok Hvar, 15 juli 2003<br />

Mijn beste Belle van Z.,<br />

93<br />

Hoe vaak gebeurt het dat een vrouw over <strong>de</strong> kloof van <strong>de</strong> tijd heen, een achting en<br />

vriendschap voelt <strong>voor</strong> een vrouw die zij nooit gezien, nooit ontmoet heeft, en die<br />

zij eigenlijk ook niet kent?<br />

Als het waar is wat door sommigen wordt gezegd: dat ie<strong>de</strong>reen die was, is en zal<br />

zijn, elkaar ooit, op een punt in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis zal treffen - in dat grote, door tijdloze<br />

sterren verlichte portaal - om daar als zielen te wachten en met elkaar het glas te<br />

heffen en te spreken over wat er in het leven (allereerst in het eigen leven) is<br />

<strong>voor</strong>gevallen, en hoe verle<strong>de</strong>n eruitzag, en hoe toekomst zich ontwikkeld heeft, dan<br />

zou het me plezier doen u ergens aan te treffen en te zeggen: mijn beste Belle, ik ben<br />

wel hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n jaren na u geboren. Om precies te zijn was het op een ijskou<strong>de</strong><br />

winterdag: het vroor dat het kraakte. Lang was sneeuw niet zo hoog opgestoven. In<br />

lieslaarzen ploeg<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> straat door en verkeersongelukken <strong>de</strong><strong>de</strong>n zich haast<br />

niet meer <strong>voor</strong>, maar toen <strong>de</strong> dooi ein<strong>de</strong>lijk inzette, verdronken er <strong>de</strong>s te meer in <strong>de</strong><br />

wakken van het onbetrouwbare ijs. Hoe dan ook, ik ben geboren na u, in een gezin<br />

dat niet <strong>voor</strong>naam was, en het nu ook wel niet meer zal wor<strong>de</strong>n. Toch groei<strong>de</strong> ik op<br />

met een grote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het woord, en zo kwam er er een dag in mijn bestaan (ik<br />

was toen nog maar net volwassen) dat ik ineens in uw schrijverskamertje stond en<br />

uitkeek door het raam over hetzelf<strong>de</strong> landschap waarover u ooit uitgekeken heeft,<br />

dat ik uw kaptafeltje zag (een lief kaptafeltje), en het tafeltje waaraan u ooit uw<br />

brieven schreef.<br />

Wat een mooi schrijftafeltje, dacht ik. Zo'n schrijftafeltje en zo'n uitzicht, dat is<br />

toch maar prachtig... Maar uw leven leek mij toen niet iets echts en werkelijks. Eerlijk<br />

gezegd zag ik het als een ornamentje. Een schelpje of steentje dat je vindt op het<br />

strand, en dat je toevoegt aan je verzameling, om het later weer te vergeten. Ook<br />

dacht ik niet dat ik zelf in <strong>de</strong> tijd zou kunnen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


94<br />

verzinken, want daar waren mijn eigen gedachten en gevoelens me toch te levendig<br />

en te werkelijk, te echt <strong>voor</strong>. Hoe sterk ik verlang<strong>de</strong> naar zo'n uitzicht bij<strong>voor</strong>beeld,<br />

of naar iemand om, net als u, brieven aan te kunnen schrijven. Of naar zo'n tafeltje!<br />

Menselijk verlangen richt zich op van alles en nog wat. En al te vaak kunnen we<br />

niet kiezen. Nog gisteren hoor<strong>de</strong> ik in <strong>de</strong> bergen van Herzegovina het verhaal van<br />

een kleuter die al op vijfjarige leeftijd begon met roken, en tot zijn zeven<strong>de</strong> werd<br />

gezoogd aan <strong>de</strong> borst, maar tussen <strong>de</strong>ze twee heerlijkhe<strong>de</strong>n bleef het moeilijk kiezen,<br />

want toen hij op een ochtend in het gras een sjekkie draai<strong>de</strong>, spuug<strong>de</strong> hij het na twee<br />

trekjes toch weer uit en riep: ‘Nee, nee... moe<strong>de</strong>r, geef me <strong>de</strong> tiet!’<br />

Er zijn mensen die alles over hebben <strong>voor</strong> een gebra<strong>de</strong>n kippenpoot. Napoleon<br />

werd gek van zucht naar Josephine, en sommigen zetten alle have en goed in om<br />

ein<strong>de</strong>lijk eens zes te kunnen gooien, of uit beduimel<strong>de</strong> kaarten <strong>de</strong> aas te trekken.<br />

Later, lieve Belle, enige ervaring en inzicht rijker, heb ik aan zo'n schrijftafeltje<br />

kunnen komen, met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ijle gebogen pootjes, en met een laatje dat je af kunt<br />

sluiten, en een af<strong>de</strong>ling om geheime brieven in te bewaren - in <strong>de</strong> stille hoop dat er<br />

ooit mensen zullen komen met schroevendraaiers en an<strong>de</strong>re instrumenten om juist<br />

die brief die ze daar vermoed<strong>de</strong>n, te ontfutselen aan <strong>de</strong> eeuwigheid. En dat het dan<br />

een brief is waarvan <strong>de</strong> mensen <strong>de</strong>nken: die had<strong>de</strong>n wij niet willen missen. Wat daar<br />

in beschreven staat! Het zou zon<strong>de</strong> zijn als nu net <strong>de</strong>ze brief verloren was gegaan.<br />

En je verwacht misschien grootste inzichten, een geweldige openbaring, maar het<br />

zijn gek genoeg <strong>de</strong> kleine dingen die een wak maken in het ijs van <strong>de</strong> eeuwen: hoe<br />

je een goe<strong>de</strong> kaas maakt, bij<strong>voor</strong>beeld, of welke mid<strong>de</strong>ltjes helpen tegen een puistje<br />

op <strong>de</strong> bovenlip, of dat er een eiland is waar alle katten lij<strong>de</strong>n aan een <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ziekte,<br />

en zij hebben daar zelf geen last van, maar <strong>de</strong> mensen die ze aanraken, verliezen al<br />

hun haar, of dat er een vrouw leeft in een door oorlog verteer<strong>de</strong> stad, maar zij heeft<br />

niets gemerkt, omdat ze ruzie is blijven maken met ie<strong>de</strong>reen die ze tegenkwam, en<br />

op een dag, terwijl soldaten haar eigen huis verniel<strong>de</strong>n, en boter smeer<strong>de</strong>n op haar<br />

muren, en hun behoefte <strong>de</strong><strong>de</strong>n op haar kleed, zat ze dwars door een kogelregen haar<br />

buurvrouw achterna en sloeg haar stok op haar rug kapot, die horen bij <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen die je niet had willen missen.<br />

Zo is het ook met uw brieven.<br />

Hoe dan ook, lieve Belle, ik stond daar uw tafeltje, misschien wel hetzelf<strong>de</strong> tafeltje<br />

waaraan u uw brieven naar Constant d'Hermenches hebt geschreven,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


95<br />

vol van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> beste menselijke eigenschappen, <strong>de</strong> vorming van het karakter<br />

en <strong>de</strong> vriendschap tussen man en vrouw. En ik voel<strong>de</strong> me, zelfs nog <strong>voor</strong> ik die<br />

brieven ooit gelezen had, gesterkt, en werd er krachtiger, op die plek, omdat me<br />

dui<strong>de</strong>lijk werd dat je als mens op heel verschillen<strong>de</strong> manieren, en in heel verschillen<strong>de</strong><br />

tijdsgewrichten kan bestaan. Dat van je samenleving, aan welke regels, wetten,<br />

verplichtingen en conventies we ons nu eenmaal maar al te vaak te on<strong>de</strong>rwerpen<br />

hebben, en waarin altijd, alsof <strong>de</strong> duivel ermee speelt, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hoeveelheid domheid<br />

en ongevoeligheid aanwezig is (in het universum gaat niets verloren, het licht beschijnt<br />

alles overal tegelijk. Nog geen waterdruppel verdwijnt), en je steeds opnieuw<br />

kwaadsprekers, onbenulligen, kortzichtigen en afgunstigen aantreft (onze huidige<br />

eerste man, bij<strong>voor</strong>beeld, dat is zo'n kleine, domme man, een hond zou hem nog<br />

afwijzen als het zijn eigen keutel was, maar dit terzij<strong>de</strong>), en dat van <strong>de</strong> geest, die vrij<br />

is zijn beweging en zich op veel manieren uit kan drukken, ongehin<strong>de</strong>rd door lichaam,<br />

leeftijd of geslacht.<br />

En een daarvan, en niet <strong>de</strong> minste, is het schrift.<br />

Het is waar, Belle, dat mijn beste vrien<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>genen die ik later in het portaal graag<br />

zou willen tegenkomen en <strong>de</strong> hand zou willen schud<strong>de</strong>n, dwarrelen door <strong>de</strong> eeuwen.<br />

Hoewel ik ze niet aan kan raken, staan ze me heel na.<br />

U schreef met bloe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vingers lijkt het, en een zelfbeheersing die past bij een<br />

pianist of violist, over <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> vriendschap en <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> geduldige,<br />

lankmoedige, beschei<strong>de</strong>n lief<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> schaduw van an<strong>de</strong>rmans bestaan.<br />

Zo verborg Cyrano zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Roxanne, terwijl hij diezelf<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> openbaar<strong>de</strong>,<br />

en leef<strong>de</strong> in haar schaduw, terwijl zij gevoed werd door een dubbele lief<strong>de</strong>, en klaag<strong>de</strong><br />

niet. Zo werd een zeemeermin wit schuim op <strong>de</strong> golven, en lever<strong>de</strong> ze zon<strong>de</strong>r een<br />

klacht haar bei<strong>de</strong> benen in.<br />

Het is veel wat u verlangt. Maar door veel te vragen, en te <strong>de</strong>nken dat het mogelijk<br />

is, verheft u <strong>de</strong> persoon aan wie u schrijft. Ik weet wel zeker dat dat iets is waar we<br />

in onze dagen bang <strong>voor</strong> zijn, en dat we, liever dan te verheffen, dieper en donker<strong>de</strong>r<br />

kruipen.<br />

U schrijft in verborgen woor<strong>de</strong>n: wat wij hebben gaat ver<strong>de</strong>r. Ik besta meer op papier<br />

dan in werkelijkheid. Ik overhandig u mijn papieren hart, maar luister: het klopt<br />

sterker. Het is veel ro<strong>de</strong>r. Het springt op van <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>!<br />

En in<strong>de</strong>rdaad, Belle, het is nu 2003, en <strong>de</strong> harteklop is nog te horen als je je oor<br />

even tegen het papier drukt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


96<br />

Ooit (of alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest kin<strong>de</strong>rlijken en naïeven on<strong>de</strong>r ons) zullen we roepen:<br />

Kijk nou toch eens, ben ik een zieltje gewor<strong>de</strong>n... maar wat was het geweldig dat ik<br />

ooit een menselijk lichaam had, dat gehoorzaam<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> wetten van het menselijk<br />

bestaan, en een begin ken<strong>de</strong> en een ein<strong>de</strong>, een eigen eb en vloed (zoals ook een brief<br />

die heeft, bij aanhef is alles fris, je begroet, en alles lijkt in het teken te staan van <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>r. Voordat je het weet, gaat het dan al snel over jezelf, en kan je het nergens<br />

an<strong>de</strong>rs meer over hebben, en dan is er plotseling <strong>de</strong> wetenschap dat je hem af moet<br />

sluiten, als je wilt dat hij nog verstuurd en gelezen kan wor<strong>de</strong>n), hier eindig ik, met<br />

<strong>de</strong> meeste hoogachting en <strong>de</strong> diepste genegenheid,<br />

Manon Maria Uphoff<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over het Letterkundig Museum<br />

Frits Abrahams<br />

97<br />

Door een of an<strong>de</strong>re won<strong>de</strong>rlijke speling van het lot ben ik altijd zo ongeveer <strong>de</strong> enige<br />

bezoeker van het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage.<br />

Of het nu hartje winter is, of volop zomer, vroeg op <strong>de</strong> morgen, of laat in <strong>de</strong> middag<br />

- er blijkt die uren vrijwel geen enkele an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r op het i<strong>de</strong>e gekomen om<br />

zich in het literaire erfgoed van zijn land te verdiepen.<br />

Ook ten behoeve van dit stukje ben ik er weer urenlang eenzaam doorheen<br />

gedwaald, mezelf soms vertwijfeld afvragend of er iets ernstig mis was met mij. Een<br />

enkele keer doemt er vanachter een pilaar een schim <strong>voor</strong> je op, die je wantrouwend<br />

aankijkt en zich onmid<strong>de</strong>llijk schichtig uit <strong>de</strong> voeten maakt.<br />

Dit kan een bezoeker zijn, maar meestal is het een personeelslid dat zich naar<br />

burelen el<strong>de</strong>rs in het gebouw verplaatst. Zo'n me<strong>de</strong>werker kan zich kennelijk niet<br />

goed <strong>voor</strong>stellen dat er mensen zijn die geheel uit vrije wil zijn museum bezoeken.<br />

Een insluiper, dat zou nog kunnen, maar een literatuurliefhebber, mijn hemel, die<br />

heeft toch wel iets beters te doen?<br />

Zo maakt zich van <strong>de</strong> bezoeker gaan<strong>de</strong>weg een zekere schaamte meester. Hij voelt<br />

zich een zon<strong>de</strong>rling wor<strong>de</strong>n. Is hij soms belachelijk? Boven hem bevindt zich een<br />

omloop, bestemd <strong>voor</strong> een ook al volstrekt verlaten kin<strong>de</strong>r<strong>bibliotheek</strong>. Staan <strong>de</strong><br />

stafle<strong>de</strong>n van het museum daar samen spottend op hem neer te kijken?<br />

Zie jij die lange daar? Vreem<strong>de</strong> vent. Was-ie twee maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n hier ook al<br />

niet? Komt me bekend <strong>voor</strong>. Hou 'm wel een beetje in <strong>de</strong> gaten, misschien is het een<br />

viezerik.<br />

Mogelijk is er toeval in het spel. Ik sluit niet uit dat zich elke keer hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

bezoekers op het museum storten zodra ik mijn hielen heb gelicht. Misschien zijn er<br />

wel lange wachtlijsten <strong>voor</strong> bezoekers, zoals bij belangrijke<br />

schil<strong>de</strong>rijententoonstellingen.<br />

Maar op <strong>de</strong> dagen dat ik er rondliep, vond ik weinig mentale steun bij die<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n. Ik voel<strong>de</strong> me verweesd en vroeg me af waarom het museum er zo<br />

<strong>de</strong>solaat bij lag. Had het te maken met <strong>de</strong> omgeving van het museum,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


98<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


99<br />

dat doolhofje van zonloze sleuven achter het Centraal Station?<br />

Ongetwijfeld. Een normaal mens zou er liever zelfmoord plegen dan een bezoek<br />

brengen aan <strong>de</strong> manuscripten van Simon Vestdijk of Tessa <strong>de</strong> Loo.<br />

Als <strong>de</strong> bezoeker met veel moeite het gebouw heeft gevon<strong>de</strong>n, wordt hij al meteen<br />

afgeschrikt door een bordje bij <strong>de</strong> gar<strong>de</strong>robe met <strong>de</strong> tekst: ‘Voor bezoekers van <strong>de</strong><br />

Koninklijke Bibliotheek, het Letterkundig Museum en het Rijksbureau<br />

Kunsthistorische Documentatie is het gebruik van <strong>de</strong> gar<strong>de</strong>robe verplicht. Roken,<br />

eten en drinken is niet toegestaan, behalve in <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> bestem<strong>de</strong> ruimtes.<br />

Huisdieren wor<strong>de</strong>n niet toegelaten.’<br />

Daar is <strong>de</strong> vervreemding van het gewone leven al begonnen. Hoeveel literatuur<br />

zou er nog tot stand zijn gekomen als het <strong>de</strong> schrijvers verbo<strong>de</strong>n was geweest te<br />

roken, te eten, te drinken en huisdieren te hou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ruimten die zij zelf had<strong>de</strong>n<br />

verkozen?<br />

Nadat je een verdieping hoger je kaartje bij een verbaas<strong>de</strong> secretaresse (‘En dat<br />

met dit mooie weer!’ <strong>de</strong>nkt ze) hebt gekocht, wacht je <strong>de</strong> afdaling in een sombere,<br />

donkere ruimte. Hier en daar floepen lichtjes bij vitrines aan en uit, of er kraakt een<br />

ou<strong>de</strong> stem uit een geluidsinstallatie.<br />

Hoogst interessant allemaal, maar er overheerst bij mij altijd één gedachte: nu<br />

bevind ik me in <strong>de</strong> grafkel<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur, hier is geen ontsnappen<br />

mogelijk.<br />

In het Letterkundig Museum is <strong>de</strong> letter dood, en <strong>de</strong> dood letter.<br />

Alles ruikt er naar on<strong>de</strong>rgang, vergeefsheid en saaiheid. Niets of niemand komt<br />

er tot leven. Wie dood is, blijft het. En wie nog dood moet, kan er beter morgen aan<br />

beginnen. Het doet er toch niet toe.<br />

Er zou meer licht in dat museum moeten komen, daglicht liefst, en meer leven en<br />

lucht. De bezoeker moet er weer vrij kunnen a<strong>de</strong>mhalen. Hij zou graag verrast willen<br />

wor<strong>de</strong>n, die bezoeker. Eén druk op <strong>de</strong> knop en <strong>de</strong> mooiste citaten en handschriften<br />

van Multatuli, Hermans, Reve, of wie hij ook verkiest, trekken op een beeldscherm<br />

aan hem <strong>voor</strong>bij. De wereld van <strong>de</strong> cybernetica maakt het allemaal mogelijk.<br />

Wat galmt daar opeens uit het plafond? Het is <strong>de</strong> domineesstem van Gerrit Komrij,<br />

die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze gelegenheid een bijzon<strong>de</strong>re tekst heeft geschreven die nergens an<strong>de</strong>rs<br />

te lezen is. Wil <strong>de</strong> bezoeker er meer van horen? Dan moet hij even naar het<br />

Komrijkamertje, door <strong>de</strong> meester zelf ingericht met zijn geliefdste meubeltjes. Het<br />

kan nog twee maan<strong>de</strong>n - daarna zwaait Mulisch <strong>de</strong> scepter in dit kabinet, waar je<br />

kunt kijken naar zijn laatste manuscripten en nog niet eer<strong>de</strong>r vrijgegeven brieven.<br />

Wilt u weten wat Rutger Kopland vindt van die aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> aanvallen<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


100<br />

op zijn positie door zijn jonge collega Ilja Leonard Pfeijffer? Kom naar het museum<br />

waar Kopland op een vi<strong>de</strong>oband zijn commentaar laat horen en waar Anton Korteweg,<br />

directeur van het Letterkundig Museum en zelf een uitstekend dichter, aan <strong>de</strong> hand<br />

van historisch materiaal <strong>de</strong> parallel laat zien met <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> Vijftigers.<br />

Af en toe zijn <strong>de</strong> schrijvers ook zelf aanwezig <strong>voor</strong> enige toelichting. Want het<br />

Letterkundig Museum houdt wel van enig leven in <strong>de</strong> brouwerij. Het haat verveling<br />

en dufheid, het omarmt een vrije, creatieve geest, waarzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> literatuur geen<br />

bestaansrecht heeft.<br />

Soms, het is bijna niet te geloven, wordt het Letterkundig Museum zelfs een tikje<br />

te frivool. Dan is er opeens een bandje te horen met <strong>de</strong> stemmen van copuleren<strong>de</strong><br />

schrijvers, waarbij <strong>de</strong> bezoeker moet ra<strong>de</strong>n: is dit Grunberg, Roland Holst, Warren<br />

of Wolkers? En wie schreeuwt daar boven alles uit? Jan Cremer?<br />

We zien het door <strong>de</strong> vingers, blij als we zijn dat er weer eens iets gebeurt in het<br />

museum.<br />

Niet langer een statisch beheer van een statische collectie in het Letterkundig<br />

Museum, met af en toe een plichtmatig tentoonstellinkje over Godfried Bomans of<br />

Theun <strong>de</strong> Vries in een alkoof van een zijbeuk.<br />

Nee, <strong>voor</strong>taan gaan we <strong>voor</strong> ons plezier naar dit museum, waar we verrast en<br />

uitgedaagd zullen wor<strong>de</strong>n door scherpzinnige conservatoren met een grote lief<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur.<br />

Is het Letterkundig Museum, ja elk letterkundig museum, dat niet verplicht aan<br />

<strong>de</strong> literatuur? Goe<strong>de</strong> literatuur barst immers van het leven, ook al gaat ze nog zozeer<br />

over <strong>de</strong> dood.<br />

Of moeten we erin berusten dat in het Letterkundig Museum zelfs <strong>de</strong> vitaalste,<br />

jongste schrijver veran<strong>de</strong>rt in een nagel aan zijn eigen doodskist?<br />

In <strong>de</strong> trein, op <strong>de</strong> terugreis naar huis, zag ik een man met uitgestoken hand op een<br />

reiziger toestappen, terwijl hij zei: ‘Ik ben 57 jaar en ik wil niet meer leven.’<br />

De reiziger negeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> hand en keek <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant op. Opnieuw zei <strong>de</strong> man: ‘Ik<br />

ben 57 jaar en ik wil niet meer leven.’ Toen liep hij door naar het volgen<strong>de</strong><br />

compartiment.<br />

Soms begint Ne<strong>de</strong>rland op een toneelstuk van Beckett te lijken.<br />

De volgen<strong>de</strong> keer zal ik die man doorsturen naar het Letterkundig Museum. Daar<br />

zullen ze wel blij zijn met hem.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


101<br />

Over het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur<br />

Aukje Holtrop<br />

In 1903 verscheen er in Het Volk, <strong>de</strong> krant van <strong>de</strong> SDAP, een nieuwe rubriek:<br />

‘Letterkundige Kroniek’. De beken<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboekenschrijfster Nienke van Hichtum,<br />

vrouw van hoofdredacteur Pieter Jelles Troelstra, schreef <strong>de</strong>ze rubriek, maar ze<br />

veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> titel al na één aflevering in: ‘Van boeken en menschen’. Ze had een<br />

kritische brief gekregen van een jonge ‘litterarische’ schrijver, die haar eerste artikel<br />

niet vond kloppen met <strong>de</strong> titel. Nienke van Hichtum reageer<strong>de</strong> direct en on<strong>de</strong>rstreepte<br />

dat het niet haar bedoeling was ‘eigenlijke kunstbeschouwingen’ te geven. Dat kon<br />

iemand an<strong>de</strong>rs beter doen. Zij wil<strong>de</strong> over een an<strong>de</strong>r sport boeken schrijven, over<br />

‘volkslitteratuur’, over boeken die geschikter <strong>voor</strong> arbei<strong>de</strong>rs waren dan <strong>de</strong> ‘eigenlijke’<br />

literatuur. Door <strong>de</strong> jaren heen was ze boeken heel an<strong>de</strong>rs gaan lezen, veel van <strong>de</strong><br />

eisen die ze vroeger, op gezag van an<strong>de</strong>ren, aan een boek meen<strong>de</strong> te moeten stellen,<br />

had<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>el van hun betekenis verloren, an<strong>de</strong>re waren belangrijker gewor<strong>de</strong>n.<br />

‘Over 't algemeen ben ik eenvoudiger en onbevangener gewor<strong>de</strong>n dan vroeger, en<br />

lees min<strong>de</strong>r met <strong>de</strong> zinnen en met het hoofd, en meer met het hart, dan vroeger.’<br />

Ze dacht dat dat standpunt ook beter met dat van <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs overeenkwam dan<br />

het standpunt van ‘<strong>de</strong> meeste echte en geijkte schrijvers over letterkun<strong>de</strong>, die meestal<br />

in een gedachtensfeer leven, welke aan <strong>de</strong> meer een-voudigen totaal vreemd is’.<br />

Om die re<strong>de</strong>n was ze ook met <strong>de</strong>ze nieuwe rubriek begonnen. Geen letterkundige<br />

pretenties, ze wil<strong>de</strong> gewoon haar eigen oor<strong>de</strong>el schrijven, zoals haar hart en haar<br />

i<strong>de</strong>eën over volksliteratuur haar dat ingaven. En ze begon direct met het bespreken<br />

van twee ‘nuttige’ boekjes.<br />

Volksboeken - en streekromans zijn vaak bij uitstek volksboeken - als literatuur<br />

van het hart, als literatuur die <strong>voor</strong> eenvoudige arbei<strong>de</strong>rs geschikt is omdat <strong>de</strong> sfeer<br />

van ‘echte’ literaire boeken hen vreemd is. Een nuttig genre dus, al gaf Nienke van<br />

Hichtum tussen <strong>de</strong> regels wel toe, dat er ‘eigenlijke’ letterkun<strong>de</strong> bestond en daarnaast<br />

‘warm-hart-boeken’ <strong>voor</strong> <strong>de</strong> onbevangen, <strong>de</strong> eenvoudiger lezer.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


102<br />

Zelf schreef Nienke van Hichtum aan het eind van haar leven een aantal boeken die<br />

ze zelf het liefst ‘volksboeken’ noem<strong>de</strong>, omdat ze <strong>voor</strong> grote groepen lezers, <strong>voor</strong><br />

jong en oud, geschikt waren. Het laatste was Drie van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Plaats, dat in 1938,<br />

één jaar <strong>voor</strong> haar dood, verscheen. Het boek gaat over <strong>de</strong> jonge, aantrekkelijke Jan<br />

Martens Bollema die getrouwd is met Trine, een meisje uit <strong>de</strong> stad. Dat bevalt een<br />

aantal dorpsbewoners niet en Trine moet zich door veel rod<strong>de</strong>l en kletspraat heenslaan,<br />

<strong>voor</strong> ze geaccepteerd wordt. Het dorp kijkt met argusogen of ze zich wel aan <strong>de</strong><br />

gebruiken houdt, of ze plaatselijke gewoontes rond geboorte en dood volgt en zich<br />

aan <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> afgesproken tij<strong>de</strong>n houdt, <strong>de</strong> juiste kleding draagt, en <strong>de</strong> juiste<br />

formuleringen gebruikt. Het boerendorp blijkt te stikken in gewoonten en regels die<br />

bedoeld lijken om nieuwkomers het leven zuur te maken, en eigenlijk gaat het hele<br />

boek erover hoe Trine zich redt en haar onafhankelijkheid bewaart in die slangenkuil<br />

van jaloerse, bemoeizieke boerinnen.<br />

Als ze een dochtertje krijgt, moet Trine <strong>de</strong> vrouwen van het dorp ontvangen op<br />

kraamvisite. Vóór die visite is er al heel wat geklets in het dorp omgegaan: het kind<br />

was in een stormnacht geboren en het zou een kattenkop hebben. Dat bleek bij<br />

omzichtig navragen niet zo te zijn, maar het kindje was wèl geel en het had een<br />

verkreukeld gezicht. Dat was tenminste iets.<br />

Omdat Trine erg verzwakt was, moesten <strong>de</strong> vrouwen ongebruikelijk lang wachten<br />

op een uitnodiging en ontston<strong>de</strong>n er ruzies welk groepje vrouwen het eerst mocht<br />

komen en hoe <strong>de</strong> clubjes wer<strong>de</strong>n samengesteld. Het verslag van <strong>de</strong> eerste kraamvisite<br />

is hilarisch: hoe <strong>de</strong> visite binnenkwam met <strong>de</strong> rijkste boerin vlak achter <strong>de</strong><br />

domineesvrouw die traditiegetrouw als eerste móest binnengaan, welke kleren en<br />

siera<strong>de</strong>n er gedragen wer<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong> vrouwen moesten gaan zitten (<strong>de</strong> mooiste plek<br />

was naast <strong>de</strong> kraamvrouw), hoe <strong>de</strong> thee dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n gedronken (niet direct al<br />

een klontje suiker pakken) en <strong>de</strong> bran<strong>de</strong>wijn met rozijnen uit <strong>de</strong> speciale kommen<br />

moest wor<strong>de</strong>n gelepeld. On<strong>de</strong>rtussen keken <strong>de</strong> vrouwen hun ogen uit naar het<br />

meubilair, het serviesgoed en het glaswerk van <strong>de</strong> stadsjuffrouw dat veel mooier was<br />

dan ze had<strong>de</strong>n verwacht.<br />

Trine zelf hield <strong>voor</strong>namelijk haar mond, en on<strong>de</strong>rging <strong>de</strong>ze traditie zo rustig<br />

mogelijk. Ze kon zelfs niet vermoe<strong>de</strong>n dat ze het hele dorp in opschudding had<br />

gebracht door haar ontvangst, en dat <strong>de</strong> rijke boerinnen achteraf ongelooflijk rod<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n<br />

over haar en haar ontvangst, over hoe haar interieur eruitzag, en hoe ze aan alle fijne<br />

spullen gekomen was: ‘“Nou, nou, wat 'n opskepperige boel, niet” zei er een. “Ja<br />

hoor! Waar zou<strong>de</strong>n ze al die mooie spullen vandaan hebben? Geleend misschien?”<br />

“Och ja, best moge-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


103<br />

lijk,” klonk een scherpe stem in 't donker. “Of gestolen? Van dat kale stadsvolk kan<br />

je alles verwachten.”’<br />

Drie van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Plaats staat vol met dit soort verhalen, scherpe inkijkjes in een<br />

verstar<strong>de</strong> Friese dorpsgemeenschap rond 1850. Mooie verhalen, aardig en levendig<br />

opgeschreven. Alles wat een streekroman tot streekroman maakt zit erin: <strong>de</strong><br />

dorpsgemeenschap, <strong>de</strong> standsverschillen en het scherpe besef daarvan, <strong>de</strong><br />

afhankelijkheid van <strong>de</strong> rijke boeren, het zware leven van weduwen en an<strong>de</strong>re mensen<br />

die geen inkomsten meer hebben, het bijgeloof, <strong>de</strong> angst en afkeer van <strong>de</strong> stad, <strong>de</strong><br />

natuurrampen, stormen, onweer, <strong>de</strong> besmettelijke ziektes, en als extraatje het<br />

alcoholisme, waaraan Jan Bollema bijna ten on<strong>de</strong>r gaat.<br />

De vraag is, of zo'n verhaal nut heeft. Voor onze literatuur. Het is een rare vraag,<br />

maar zo is <strong>de</strong> titel van dit stuk nu eenmaal: het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> onze<br />

literatuur.<br />

Het nut van Drie van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Plaats is <strong>voor</strong>al documentair. Lezers wor<strong>de</strong>n iets<br />

wijzer van het leven op het platteland in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, ze komen veel te<br />

weten over volksgebruiken, over dialecten, over sociale verhoudingen in die tijd.<br />

Omdat <strong>de</strong> schrijfster een uitsteken<strong>de</strong> vertelster was, is al die informatie in een heel<br />

leesbaar verhaal verwerkt, met levendige personages die interessante ontwikkelingen<br />

doormaken.<br />

Maar het boek is niet literair, heeft geen opvallend taalgebruik, geen bijzon<strong>de</strong>re<br />

structuur. Voor <strong>de</strong> literatuur heeft dit boek, vrees ik, dus geen nut.<br />

Het zal nog een hele toer zijn om het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur aan<br />

te wijzen. De streekroman is nooit <strong>voor</strong> vol aangezien, het is het achterlijke,<br />

kromspreken<strong>de</strong> zusje van <strong>de</strong> echte literatuur, al zijn er pogingen on<strong>de</strong>rnomen om<br />

gerenommeer<strong>de</strong> streekschrijvers als Antoon Coolen, Stijn Streuvels en Herman <strong>de</strong><br />

Man te accepteren als weliswaar plattelandse, maar toch wel bijna echte schrijvers.<br />

Het dédain vanuit <strong>de</strong> stad is altijd immens geweest.<br />

Want hoe verhoudt zich - in <strong>de</strong> literatuur - <strong>de</strong> stad ten opzichte van het dorp?<br />

Het café in <strong>de</strong> grote stad, dat is <strong>de</strong> scheerwinkel op het dorp. De goe<strong>de</strong> gesprekken<br />

die in literaire romans in café's en koffiehuizen gevoerd wor<strong>de</strong>n, zijn in streekromans<br />

<strong>de</strong> uitwisselingen van dagelijkse rod<strong>de</strong>ls. Dat gebeurt in het plaatselijke café, en in<br />

vroegere tij<strong>de</strong>n - streekromans spelen meestal<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


104<br />

in vroegere tij<strong>de</strong>n - vaak in <strong>de</strong> scheerwinkel. Het pregnante taalgebruik dat<br />

stadsmensen gebruiken als ze met elkaar <strong>de</strong> politiek, <strong>de</strong> cultuur en <strong>de</strong> mensheid<br />

doornemen, is in die dorpsscheerwinkel vervangen door gehakkel in dialect, meest<br />

in korte, halfaffe zinnen. Terwijl <strong>de</strong> stadsbewoner <strong>de</strong> nieuwste opera's bezoekt, gaat<br />

<strong>de</strong> dorpsbewoner vroeg naar bed en zwelt eenmaal per jaar zijn borst van trots als<br />

<strong>de</strong> plaatselijke toneelvereniging haar uitvoering geeft.<br />

Het zíjn verschillen, maar het zijn geen inhou<strong>de</strong>lijke verschillen.<br />

Het genre van <strong>de</strong> streekroman kwam rond het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw sterk<br />

op. Het platteland verste<strong>de</strong>lijkte, het stadsproletariaat groei<strong>de</strong>, en on<strong>de</strong>r invloed van<br />

wetenschappelijke en technische ontwikkelingen werd er steeds liberaler en<br />

vrijmoediger gedacht over normen en waar<strong>de</strong>n, over politiek, over religie. De enige<br />

plek waar mensen nog onbekommerd en nauwelijks aangeraakt door veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />

opvattingen over God en <strong>de</strong> functie van godsdienst kon<strong>de</strong>n praten, was het platteland.<br />

Streekromans waren religieuzer dan <strong>de</strong> romans waarin het grotestadsleven werd<br />

beschreven, maar dat hoef<strong>de</strong> <strong>de</strong> stadse lezers niet te hin<strong>de</strong>ren, stel<strong>de</strong> Conrad Busken<br />

Huet in 1875 in een artikel over <strong>de</strong> dorpsvertelling in Litterarische Fantasien en<br />

Kritieken vast. De hel<strong>de</strong>n en heldinnen van <strong>de</strong> dorpsvertelling waren zon<strong>de</strong>r<br />

uitzon<strong>de</strong>ring vroom, ‘maar vroom op zulke wijze dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r 19e eeuw er<br />

zich niet aan ergeren, omdat zij gevoelen dat <strong>de</strong> zaak buiten hen omgaat en zij er<br />

door in hun geheel gelaten wor<strong>de</strong>n’. Het waren immers maar boeren die zo vroom<br />

waren en in hun eigen taal die waarhe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n brachten die mo<strong>de</strong>rne,<br />

stadse lezers zelf allang niet meer geloof<strong>de</strong>n of zo zou<strong>de</strong>n durven uitspreken. Dat<br />

soort vroomheid was wel aardig, schil<strong>de</strong>rachtig zelfs, maar het hoor<strong>de</strong> thuis op het<br />

platteland, ver van <strong>de</strong> grote stad.<br />

Busken Huet waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>de</strong> dorpsvertelling wel. Hij begreep <strong>de</strong> populariteit van<br />

het genre ‘in onzen <strong>de</strong>mokratischen tijd’, en wees erop dat <strong>de</strong> dorpsvertelling een<br />

speculatie was op het geloof van stadsmensen (<strong>de</strong> lezen<strong>de</strong> wereld) aan <strong>de</strong><br />

onbedorvenheid van het boerendom. ‘De boer gevoelt even diep als <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>ling,<br />

maar in zijne wijze van zich uit te drukken is, ten gevolge van zijn eenzelviger leven,<br />

somtijds iets zinrijks en naïefs, dat in <strong>de</strong> straten <strong>de</strong>r stad, waar zoo veel meer afleiding<br />

gevon<strong>de</strong>n wordt en het leven eene zoo veel ingewikkel<strong>de</strong>r zaak is, verloren gaat.’<br />

De algemene literatuur was ‘ontegenzeggelijk’ niet verarmd door <strong>de</strong> aandacht<br />

<strong>voor</strong> het schil<strong>de</strong>rachtige en dichterlijke in het buitenleven, maar ‘boeren blijven<br />

boeren, en zoo men ze gaf gelijk ze zijn, zou het dorp <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


105<br />

kunst even onbruikbaar blijven als <strong>de</strong> stad’. Daarom liet <strong>de</strong> dorpsvertelling <strong>de</strong> boer<br />

zijn diepste gevoelens uiten in ‘een of an<strong>de</strong>r dialekt’. In een later stuk oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

Busken Huet min<strong>de</strong>r vrien<strong>de</strong>lijk-neerbuigend over het gebruik van dialect in <strong>de</strong><br />

dorpsvertelling: toen noem<strong>de</strong> hij het ‘<strong>de</strong> hebbelijkheid om zich van provinciale<br />

kromspraak te bedienen, <strong>voor</strong> het uitdrukken van fijne of verheven gevoelens’.<br />

Het blijft het verschil tussen hoog en laag, tussen grote stad en provincie. In <strong>de</strong><br />

stad woont <strong>de</strong> intellectuele en culturele elite, dat zijn <strong>de</strong> echte lezers, lezers waar<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> echte schrijvers schrijven. Streekromanschrijvers horen in <strong>de</strong> stad niet thuis: ze<br />

kunnen er niet schrijven, en ze wor<strong>de</strong>n er niet gelezen.<br />

Niet door <strong>de</strong> echte, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> lezers. Niet door <strong>de</strong> elite, <strong>de</strong> mensen die er toe<br />

doen.<br />

Het nut van streekromans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur is <strong>de</strong> mogelijkheid die ze <strong>de</strong>ze lezers<br />

biedt om on<strong>de</strong>rscheid tussen hoog en laag te blijven maken.<br />

De dorpsvertelling en <strong>de</strong> streekroman vallen buiten <strong>de</strong> echte literatuur, hoe aardig<br />

sommige schrijvers ook kunnen schrijven. Ze wor<strong>de</strong>n bekeken en beoor<strong>de</strong>eld zoals<br />

kin<strong>de</strong>rliteratuur beoor<strong>de</strong>eld wordt. Een genre dat nooit <strong>voor</strong> vol is aangezien en nooit<br />

echt is geaccepteerd met z'n korte zinnetjes, het gebrek aan diepgang, <strong>de</strong> simpele<br />

probleemstellingen en <strong>de</strong> onmogelijkheid om ‘het volledig leven’ on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n te<br />

brengen. Ook hier <strong>de</strong> hoofsheid om met een enkele schrijver, Annie M.G. Schmidt,<br />

Toon Tellegen, Paul Biegel bijna op voet van gelijkheid om te willen gaan. De<br />

neerbuigendheid van oud naar jong is minstens zo groot als die van stad naar<br />

platteland. En in bei<strong>de</strong> gevallen gaat het in wezen om neerbuigendheid en<br />

onverschilligheid van <strong>de</strong> gevestig<strong>de</strong> literatuur naar het geschrijf aan <strong>de</strong> rand van wat<br />

dan het domein van <strong>de</strong> literatuur heet.<br />

Een kortzichtige houding. Want het kin<strong>de</strong>rboek en <strong>de</strong> streekroman mogen dan in<br />

<strong>de</strong> schaduw staan van <strong>de</strong> literaire roman, net als simpele kin<strong>de</strong>ren in een ver<strong>de</strong>r<br />

normaal gezin heel nuttig en zelfs zegenrijk kunnen zijn, zo is het bestaan van streeken<br />

kin<strong>de</strong>rliteratuur een zegen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> algemene literatuur. Nou ja, een zegentje.<br />

Nuttig. Prikkelend. De aandacht trekkend.<br />

De combinatie van streekroman en kin<strong>de</strong>rboek moet een kwadraat van<br />

twee<strong>de</strong>rangsliteratuur opleveren, met z'n combinatie van boeren en kin<strong>de</strong>ren, van<br />

dialect en korte zinnetjes, van vette klei en roggebrood, en van vroomheid en gebrek<br />

aan diepgang.<br />

Uit mijn jeugd herinner ik me veel christelijke kin<strong>de</strong>rstreekboeken -<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


106<br />

romans is iets te veel gezegd. Schoolboekjes van Anne <strong>de</strong> Vries, heel veel boeken<br />

van W.G. van <strong>de</strong> Hulst, ze speel<strong>de</strong>n allemaal op het boerenland of in kleine<br />

provinciestadjes en <strong>voor</strong> een stadskind was dat een heerlijke achtergrond. Ot en Sien<br />

lazen we al niet meer, en hoe zou<strong>de</strong>n kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> stad iets hebben geweten van<br />

hooiwagens die aan het eind van <strong>de</strong> zomer hoog-opgetast naar huis rij<strong>de</strong>n, van<br />

koeienmelken op een driepootje in het gras, van verafgelegen huisjes in het riet waar<br />

argwanen<strong>de</strong>, vereenzaam<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mensen woon<strong>de</strong>n, als we dat soort boeken niet<br />

had<strong>de</strong>n gehad?<br />

Misschien lazen kin<strong>de</strong>ren die zelf in <strong>de</strong> provincie woon<strong>de</strong>n zulke boeken heel<br />

an<strong>de</strong>rs en stond er <strong>voor</strong> hen niets nieuws in. In dat geval wer<strong>de</strong>n ze er met <strong>de</strong> neus<br />

op gedrukt in wat <strong>voor</strong> een paradijs ze leef<strong>de</strong>n en hoe stom het was om naar <strong>de</strong> grote<br />

stad te willen verhuizen. Toch bleven dorpskin<strong>de</strong>ren daarnaar verlangen en<br />

kin<strong>de</strong>rboeken eindig<strong>de</strong>n ook vaak als <strong>de</strong> hoofdpersoon naar <strong>de</strong> stad moest om ver<strong>de</strong>r<br />

te leren, of om een baantje te zoeken. Er werd in <strong>de</strong> boeken die ik vroeger las heel<br />

veel gebe<strong>de</strong>n, vroomheid hoor<strong>de</strong> er bij en wat het katholicisme in <strong>de</strong> boeken van<br />

Antoon Coolen was - vóór alles een katholiek, daarna pas schrijver - was het<br />

protestantse geloof bij W.G. van <strong>de</strong>r Hulst. Voor <strong>de</strong> vroomheid in<br />

volwassenenstreekromans werd in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rstreekverhalen een stevige basis gelegd.<br />

Het hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> me niet, het hoor<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> opvoeding. De natuur, boer<strong>de</strong>rijdieren en<br />

woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> elementen leken me ook bij uitstek een omgeving waar God graag woon<strong>de</strong>.<br />

Misschien werd daardoor ook benadrukt hoe ver weg <strong>de</strong> boze, zondige stad was, met<br />

z'n asfalt, piepen<strong>de</strong> trams en verloren zielen, en hoe verstandig het was om ver van<br />

die grote stad weg te blijven.<br />

Het kon natuurlijk ook an<strong>de</strong>rs. Dezelf<strong>de</strong> Nienke van Hichtum van Drie van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Plaats, schreef daar<strong>voor</strong> twee kin<strong>de</strong>rstreekromans, Jelle van Sipke-Froukjes (1932)<br />

en Schimmels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koets of ... vlooien <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koekepan? (1936). Boeken zon<strong>de</strong>r<br />

God, verheerlijking van <strong>de</strong> natuur en zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>monisering van <strong>de</strong> grote stad.<br />

Schimmels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koets heeft als on<strong>de</strong>rtitel ‘Een schets uit het Friese dorpsleven,<br />

<strong>voor</strong> kin<strong>de</strong>ren van 12 jaar en ou<strong>de</strong>r’, en het gaat over Sjoerd die in een Fries dorp<br />

opgroeit, een ongeluk krijgt waardoor hij mank gaat lopen en door een gierige boer<br />

niet als volwaardige arbeidskracht wordt uitbetaald. Hij besluit naar <strong>de</strong> grote stad,<br />

Amsterdam, te gaan waar hij een baan als leerling-boekhou<strong>de</strong>r kan krijgen in <strong>de</strong> zaak<br />

van een oom.<br />

Sjoerds va<strong>de</strong>r is boerenarbei<strong>de</strong>r en verdient wat bij met scheren. Zaterdagsavonds<br />

werd <strong>de</strong> huiskamer veran<strong>de</strong>rd in een scheerwinkel, want Sjoerds<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


107<br />

va<strong>de</strong>r had een scheermes, een scheerbekken en een grote schaar, ‘en daar kon-ie wat<br />

handig mee omgaan, zeg ik je!’<br />

Nienke van Hichtum beschrijft hoe een paar banken en stoelen aan <strong>de</strong> kant wor<strong>de</strong>n<br />

gezet, hoe Sjoerd en zijn broertje vanuit <strong>de</strong> bedstee met halfdichte <strong>de</strong>uren mogen<br />

luisteren naar <strong>de</strong> gesprekken (als ze hun mond maar hou<strong>de</strong>n), hoe <strong>de</strong> eerste klanten<br />

met ‘ruige kinnen’ binnenkomen, en zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zondag netjes laten scheren.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls heeft moe<strong>de</strong>r een ron<strong>de</strong> stenen pot te <strong>voor</strong>schijn gehaald, die ze 's<br />

morgens extra met zand had uitgeschrobd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pomp. Van Hichtum richt zich<br />

dan opnieuw tot <strong>de</strong> lezers: ‘Als een van jullie dit instrument had gezien, zou je niet<br />

hebben begrepen, waartoe dat hier moest dienen. Maar Sjoerd wist het best! Dat ding<br />

zette Heit immers altijd omgekeerd op <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mannen wier haar geknipt<br />

moest wor<strong>de</strong>n! - En kijk, dan knipte hij zorgvuldig alle lokken af, die er on<strong>de</strong>ruit<br />

kwamen! Op die manier werd 't mooi “egaal”! Nou, wat zeg je?’<br />

De klanten komen allemaal van het dorp, en ze vertellen on<strong>de</strong>r het scheren sterke<br />

verhalen uit het verle<strong>de</strong>n, ze praten over het weer, ze beklagen een sukkelige man<br />

die erg bij zijn vrouw on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> plak zit. De jongen in <strong>de</strong> bedstee hoort alles, begrijpt<br />

niet altijd waarover <strong>de</strong> mannen praten, maar moet nu eenmaal zijn mond hou<strong>de</strong>n.<br />

Het is alles bij elkaar wel een gezellig gedoe en het geeft <strong>de</strong> schrijfster <strong>de</strong> kans veel<br />

informatie over zo'n Fries arbei<strong>de</strong>rshuisje en <strong>de</strong> inrichting ervan door te geven, <strong>de</strong><br />

verhoudingen binnen het gezin van Sjoerd, iets te vertellen over het dorp en over<br />

verschillen<strong>de</strong> inwoners, <strong>de</strong> zielige man, <strong>de</strong> gierige boer, <strong>de</strong> speelman met viool, <strong>de</strong><br />

man die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Tiendaagse Veldtocht in 1830 in België (‘Die Belzen die benne<br />

zo'n beetje kin<strong>de</strong>rachtig in hun praten. Ja, maar als je dat eerst maar goed begrepen<br />

hebt, dan kan je een heleboel van die lui gedaan krijgen.’) is geweest. Ze doet dat<br />

op een gemoe<strong>de</strong>lijke manier, ze richt zich <strong>voor</strong>tdurend tot haar gehoor: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

vanaf 12 jaar. Ze is een geboren vertelster, zoals <strong>de</strong> meeste streekromanschrijfsters<br />

in <strong>de</strong> eerste plaats vertellers zijn. Zo'n boek zou eigenlijk dichtgeslagen moeten<br />

wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> auteur zit bij het haardvuur en vertelt het verhaal aan een groep mensen<br />

die aandachtig luisteren. Die illusie wil<strong>de</strong> Van Hichtum wekken, en ze schreef zó,<br />

dat het bijna spreektaal werd.<br />

Misschien niet <strong>de</strong> stijl die bij <strong>de</strong> echte literatuur hoort. Die literatuur zou wel iets<br />

kunnen leren van <strong>de</strong> nadruk op goed vertellen, en op <strong>de</strong> schrijftechnieken die daar<strong>voor</strong><br />

nodig zijn.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


108<br />

Er is nog een onontbeerlijk element: dit soort verhalen zijn echt gebeurd, zoals <strong>de</strong><br />

verhalen die <strong>de</strong> mannen in <strong>de</strong> scheerwinkel vertellen ook altijd echt gebeurd lijken<br />

te zijn. Schimmels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koets is een boek dat <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el op waarheid<br />

berustte. In het <strong>voor</strong>woord (met <strong>de</strong> werven<strong>de</strong> titel Lees dit eerst!) schreef Nienke<br />

van Hichtum dat ze het verhaal gehoord had van een jongen die ze uit haar jeugd<br />

ken<strong>de</strong>. Hij woon<strong>de</strong> net als zij op een dorp in het noor<strong>de</strong>n van Friesland, was naar<br />

Amsterdam verhuisd om <strong>voor</strong>uit te komen in <strong>de</strong> wereld, en hij was daarin heel goed<br />

geslaagd. Ze hechtte kennelijk aan die historische achtergrond van het boek, zoals<br />

ze er ook aan hechtte <strong>de</strong> mensen zoveel mogelijk op hun eigen manier te laten spreken.<br />

Voluit Fries kon natuurlijk niet, maar ze gebruikte <strong>de</strong> typisch Friese woordschikking<br />

waarbij iemand in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon wordt aangesproken, en stopte veel Friese<br />

woor<strong>de</strong>n en uitdrukkingen in haar tekst. In haar <strong>voor</strong>woord noem<strong>de</strong> ze ook Friese<br />

schrijvers aan wie ze verhalen en historische gegevens had ontleend, zoals een<br />

folkloristisch verhaal over <strong>de</strong> manier waarop <strong>de</strong> 1 april-her<strong>de</strong>nking in 1872<br />

(driehon<strong>de</strong>rd jaar na <strong>de</strong> overwinning van <strong>de</strong> Watergeuzen op Alva bij Den Briel) op<br />

een Fries dorp gevierd werd, heel hilarisch en geestig, en ongetwijfeld<br />

waarheidsgetrouw.<br />

Schimmels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koets is een streekroman met boeren en dialect en veel Friese<br />

weetjes en ou<strong>de</strong> rijmpjes, maar het is géén folkloreboek en dat komt omdat Nienke<br />

van Hichtums aandacht toch <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> psychologische ontwikkeling van <strong>de</strong> jonge<br />

Sjoerd is gericht, op zijn verhouding met zijn familie, en zijn overgang naar het leven<br />

in <strong>de</strong> stad. Daar vindt hij uitein<strong>de</strong>lijk zijn weg ook, al trouwt hij met een Fries meisje,<br />

dat wel in Amsterdam woont, maar ‘helendal geen Amsterdamse kunsten en<br />

aanstellerij’ heeft, zoals Sjoerds moe<strong>de</strong>r, die vanuit Friesland wel een groot<br />

wantrouwen tegen <strong>de</strong> grote stad blijft koesteren, tot haar opluchting merkt.<br />

Nienke van Hichtum wil<strong>de</strong> met haar Friese boeken haar lezers iets bijbrengen en<br />

daar hoor<strong>de</strong> bij dat ze zich goed documenteer<strong>de</strong>. Die aanpak paste ze bij al haar<br />

boeken toe. Haar eerste boek dat in Friesland speel<strong>de</strong>, Afke's Tiental uit 1903, was<br />

gebaseerd op het leven en <strong>de</strong> verhalen van het gezin waaruit haar dienstmeisje kwam.<br />

Jelle van Sipke-Froukjes speel<strong>de</strong> op het dorp waar Nienke van Hichtum zelf was<br />

opgegroeid en stond vol autobiografische <strong>de</strong>tails, en haar laatste boek Drie van <strong>de</strong><br />

Ou<strong>de</strong> Plaats was zelfs in eerste instantie geschreven door <strong>de</strong> vrouw die als het meisje<br />

Aaike in het verhaal <strong>voor</strong>kwam.<br />

Ze schreef haar boeken met een serieuze bedoeling, maar <strong>de</strong> documentaire waar<strong>de</strong><br />

kwam toch op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats. Het ging haar er in <strong>de</strong> eerste<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


109<br />

plaats om haar lezers te raken door <strong>de</strong> inhoud en <strong>de</strong> toon, door <strong>de</strong> ziel van haar<br />

verhalen. Dat is een literair doel.<br />

Alle streekschrijvers gaven in hun verhalen informatie over het landleven, over een<br />

bepaal<strong>de</strong> streek - <strong>de</strong> Peel, Vlaan<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong> stadjes in <strong>de</strong> provincie Utrecht, het land<br />

bij <strong>de</strong> grote rivieren, Friesland - ze vertel<strong>de</strong>n over het soort mensen dat in zo'n streek<br />

woon<strong>de</strong>, <strong>de</strong> taal die <strong>de</strong> mensen spraken, typische gebruiken en gewoontes. Maar er<br />

waren en zijn grote verschillen in goe<strong>de</strong> en slechte en triviale streekschrijvers.<br />

Een streekroman die alleen over <strong>de</strong> streek gaat, komt niet uit boven romantisch<br />

folkoristisch gedoe: boerenbruiloften en -begrafenissen, geloof in spoken, dialect.<br />

Het verhaal voldoet aan alle mogelijke romantische, gemakzuchtige cliché's. Het<br />

gaat om familiedrama's, met veel ruzies tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> generaties die tot<br />

enorme uitbarstingen kunnen lei<strong>de</strong>n, want boeren hebben har<strong>de</strong> koppen, ze zijn<br />

koning op hun erf en willen dat blijven. Of het zijn gewone lief<strong>de</strong>sromans,<br />

boeketreeksboeken die niet in een ziekenhuis of op een kantoor spelen, maar ergens<br />

op het boerenland. De mores daar verschillen niet principieel van die in het ziekenhuis<br />

en op het kantoor, het gaat om machtsstrij<strong>de</strong>n, om geld dat bij een bepaal<strong>de</strong> clan zit<br />

en daar moet blijven, over lief<strong>de</strong>s tussen verschillen<strong>de</strong> milieus die door veel strijd<br />

heen moeten.<br />

Interessanter wordt het als in een streekboek <strong>de</strong> sociaal-economische verhoudingen<br />

in een dorp of streek beschreven wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> verhoudingen tussen rijke boeren en<br />

arbei<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> sociale verhoudingen binnen een dorpsgemeenschap, <strong>de</strong><br />

maatschappelijke veran<strong>de</strong>ringen en <strong>de</strong> gevolgen daarvan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mensen. In zulke<br />

verhalen speelt <strong>de</strong> streek wel een rol, omdat rivieren, akkerlan<strong>de</strong>n, grote en kleine<br />

boer<strong>de</strong>rijen belangrijk zijn <strong>voor</strong> die sociaal-economische verhoudingen. Met folklore<br />

heeft zo'n boek heel weinig te maken, er wordt niet veel gedanst en kleurig<br />

gehandwerkt, er wordt gewoon hard gewerkt en meestal <strong>voor</strong> weinig geld. Dat is een<br />

<strong>voor</strong>uitgang, vergeleken met <strong>de</strong> folkloreroman. ‘Er is begrip gekomen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

problematiek van het land, het inzicht gegroeid dat het leven in een dorp aan <strong>de</strong>n<br />

dijk of op een trotsche hoeve in <strong>de</strong> vette pol<strong>de</strong>rs nog iets an<strong>de</strong>rs is dan vredig droomen<br />

op een zomeravond on<strong>de</strong>r bloesemen<strong>de</strong> boomen of een uiterst bevredigen<strong>de</strong> inspectie<br />

van <strong>de</strong>n provisiekel<strong>de</strong>r in het najaar, noch uitsluitend gekarakteriseerd wordt door<br />

een vroolijke vogelschieterij of een bruiloft, waar <strong>de</strong> voeten het bree<strong>de</strong> rhythme van<br />

een ou<strong>de</strong>n dans markeeren.’ Een mooie, zelfs ironische beschrijving, won<strong>de</strong>rlijk<br />

genoeg gepubliceerd in het<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


110<br />

blad van <strong>de</strong> kultuurkamer, De Schouw, in 1944. Het lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat<br />

nationaal-socialisten dol waren op streekromans, waar het leven niet ‘entartet’ was<br />

en Blut en Bo<strong>de</strong>n nauw met elkaar verbon<strong>de</strong>n waren. Geen won<strong>de</strong>r dat er rond het<br />

genre van <strong>de</strong> streekroman zo'n onaangename fascistische sfeer hangt. Jan <strong>de</strong> Vries,<br />

germanist, fout in <strong>de</strong> oorlog, eerste directeur van wat later het Meertens Instituut zou<br />

wor<strong>de</strong>n schreef - ook in De Schouw - over <strong>de</strong> gevaren die <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse streekroman<br />

bedreig<strong>de</strong>n: ‘Blijft <strong>de</strong> streekroman steken in het folkloristische <strong>de</strong>tail, dan zal zij tot<br />

mislukking gedoemd zijn.’ Maar De Vries vond ook dat <strong>de</strong> streekroman <strong>de</strong><br />

beschrijving van het platteland niet mocht misbruiken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘teekening van sociale<br />

conflicten’, en uit een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schaduwzij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> plattelandse<br />

samenleving ‘<strong>voor</strong>namelijk <strong>de</strong> rauwe zinnelijkheid van zwoegen<strong>de</strong> boerenlijven’<br />

zou laten zien. In klare, krachtige, korte zinnen zou<strong>de</strong>n in een streekroman, net als<br />

in IJslandse saga's, ‘stoere, har<strong>de</strong> karakters’ getoond moeten wor<strong>de</strong>n. Karakters, ‘die<br />

van geen buigen of barsten weten, die het noodlot trotseeren en <strong>de</strong>n dood aanvaar<strong>de</strong>n’.<br />

Mensen die geen smet dul<strong>de</strong>n op hun naam, die zelfs hun leven offeren <strong>voor</strong> het<br />

behoud van hun eer. De Vries zag in zijn tijd nog veel te veel streekromans, die ‘dik<br />

on<strong>de</strong>r het vernis <strong>de</strong>r <strong>de</strong>ftige literaire taal’ zaten. Ook hij benadrukte <strong>de</strong> scheiding<br />

tussen literatuur en streekromans.<br />

Waar streekromans literatuur wor<strong>de</strong>n, is als ze over mensen gaan en over hun<br />

on<strong>de</strong>rlinge verhoudingen, over <strong>de</strong> psychologie van mensen waarbij het er niets toe<br />

doet waar en in welke tijd ze leven, omdat hun verhaal bij elke tijd en overal past.<br />

Er zijn in <strong>de</strong> wereldliteratuur prachtige streekromans geschreven: George Eliot schreef<br />

Middlemarch over het leven in een kleine stad in Engeland, François Mauriac schreef<br />

De ad<strong>de</strong>rkluwen, een psychologische roman die in het moerasgebied van Les Lan<strong>de</strong>s<br />

speelt, er zijn verschillen<strong>de</strong> Russische schrijvers zoals Gontsjarov en Boenin, die in<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> en twintigste eeuw dorpsvertellingen schreven waarbij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

streekroman in het niet verzinkt. Overal zijn zulke superstreekromans verschenen,<br />

tot in Vlaan<strong>de</strong>ren toe. Hugo Claus met een boek als De geruchten, Leo Pleysier met<br />

Wit is altijd schoon, Erwin Mortier met Marcel.<br />

Zulke literaire streekschrijvers zijn er in Ne<strong>de</strong>rland niet. Als Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers<br />

een achtergrond nodig hebben, een <strong>de</strong>cor, dan is dat <strong>de</strong> grote stad, en als het even<br />

kan Amsterdam. Principieel maakt het niets uit, en als Hugo Claus een superieure<br />

streekschrijver genoemd mag wor<strong>de</strong>n, mag Adri van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n (Advocaat van <strong>de</strong><br />

hanen) heel tevre<strong>de</strong>n zijn met <strong>de</strong> titel streekschrijver uit Amsterdam.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


111<br />

Over het nut van <strong>de</strong> boeken van Hugo Claus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur heeft nooit iemand<br />

het. Natuurlijk niet. Alleen woor<strong>de</strong>nboeken en encyclopedieën zijn nuttig, alle an<strong>de</strong>re<br />

boeken zijn er alleen <strong>voor</strong> het plezier van <strong>de</strong> lezer.<br />

Streekschrijvers zijn <strong>de</strong> schrijvers met het grootste en dankbaarste publiek, hun<br />

boeken wor<strong>de</strong>n in tienduizen<strong>de</strong>n, hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n gekocht, in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong><br />

geleend en gelezen. Hoe <strong>voor</strong>spelbaar en plat ze vaak ook geschreven zijn, en hoe<br />

weinig ze ook bijdragen aan <strong>de</strong> hoge literatuur, minachting <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze schrijvers is<br />

onzin. Ze schrijven <strong>de</strong> soapseries in <strong>de</strong> literatuur, en <strong>voor</strong> het maken van die series<br />

is nog heel wat handigheid en ervaring vereist. Als een lezer daar aardigheid aan<br />

beleeft, heeft zo'n boek zijn nut bewezen.<br />

Het grootste nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur is dat hij van mensen lezers<br />

maakt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


112<br />

Over het sociale realisme in <strong>de</strong> communistische lan<strong>de</strong>n<br />

Erik Menkveld<br />

Beste Dalia Grinkevičiūtė,<br />

Ben jij ooit in Drushkininkai geweest? Zo niet, dan zul je er ongetwijfeld van<br />

gehoord hebben. Toen jij in <strong>de</strong> jaren zestig weer in Litouwen woon<strong>de</strong>, zal het nog<br />

in volle glorie gefunctioneerd hebben als <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt kuur- en vakantieoord <strong>voor</strong><br />

communistische partijbonzen. Of er toen ook gewone Litouwers zoals jij kwamen<br />

weet ik niet. Toen ik er was, in het najaar van 2002, was het behoorlijk in verval.<br />

Sinds <strong>de</strong> onafhankelijkheid van Litouwen in 1990 (ja, je leest het goed), was er nog<br />

steeds niet veel geld om <strong>de</strong> enorme betonnen kuurcomplexen, die het prachtige dorpje<br />

vol pastelkleurige houten woonhuizen ontsieren, eens goed in <strong>de</strong> verf te zetten. En<br />

misschien had men ook geen zin om die megalomane symbolen uit <strong>de</strong> bezettingstijd<br />

op te knappen. Er liepen wat gebloem<strong>de</strong> en geblokte bejaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verkwikken<strong>de</strong><br />

boslucht te wan<strong>de</strong>len, en wat gezinnen met kleine kin<strong>de</strong>ren. Geen <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte<br />

partijbonzen meer, leek me. Ik logeer<strong>de</strong> in een van die verlopen kuurcentra, om als<br />

Ne<strong>de</strong>rlands beoefenaar van het vrije (dichterlijke) woord <strong>de</strong>el te nemen aan een<br />

internationaal poëziefestival, dat sinds <strong>de</strong> onafhankelijkheidjaarlijks in Drushkininkai<br />

gehou<strong>de</strong>n wordt. Het zal <strong>voor</strong> jou moeilijk te geloven zijn: juist op die plek een<br />

officieel poëziefestival, waar Litouwse dichters, on<strong>de</strong>r wie velen die jaren in<br />

ballingschap geleefd hebben, samen met collega's van over <strong>de</strong> hele wereld vijf dagen<br />

lang kunnen <strong>voor</strong>dragen uit hun werk zon<strong>de</strong>r een blad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mond te hoeven nemen.<br />

Hoe dan ook, ter afwisseling van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten en ron<strong>de</strong>tafeldiscussies bood<br />

<strong>de</strong> festivalorganisatie haar buitenlandse gasten een uitstapje aan naar een niet ver<br />

van het dorp in <strong>de</strong> bossen gelegen beel<strong>de</strong>npark. Ik hoor<strong>de</strong> er toevallig en pas op het<br />

laatste moment van, zodat ik me nog net in het busje bij een Zweed, een Noor, een<br />

Ier en twee Amerikaanse vrouwen kon voegen. Volgens mij had<strong>de</strong>n mijn uitgelaten<br />

me<strong>de</strong>passagiers net als ik niet het flauwste vermoe<strong>de</strong>n van wat ons te wachten stond.<br />

Alleen had <strong>de</strong> Litouwse dichter die mij van het uitstapje op <strong>de</strong> hoogte bracht, op mijn<br />

vraag of hij ook meeging geantwoord: ‘Ik pieker er niet over.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


113<br />

Toen we vanaf het enorme, vrijwel lege parkeerterrein (twee touringcars en ons<br />

busje) naar <strong>de</strong> ingang van het park liepen, moest ik <strong>de</strong>nken aan een pretpark uit <strong>de</strong><br />

jaren zestig waar ik als kind wel eens geweest ben. Rond het parkeerterrein wat<br />

kiosken met snacks, drankjes, ijs en souvenirs. Vanaf een poort die bestond uit<br />

verweer<strong>de</strong>, mid<strong>de</strong>leeuws aandoen<strong>de</strong> mannen- en vrouwenfiguren aan weerszij<strong>de</strong>n,<br />

mean<strong>de</strong>r<strong>de</strong> een tegelpad naar een kleine houten barak in <strong>de</strong> verte met een loket en<br />

een draaihek. Aan <strong>de</strong> linkerkant keek het pad uit over een met bosran<strong>de</strong>n omzoomd<br />

meer, met in het mid<strong>de</strong>n een eilandje. ‘Wie zou dat zijn?’ vroeg ik aan <strong>de</strong> Noor die<br />

naast mij liep. ‘De Universele Huisvrouw?’ Op het eiland stond een reusachtig, ik<br />

schat meer dan twintig meter hoog beeld van een wat <strong>voor</strong>overgebogen vrouw in<br />

een dikke jas en met een hoofddoek op. Geen onaardig werk. Indrukwekkend,<br />

eigenlijk wel.<br />

De rechterkant van het pad was afgerasterd met een hoog hekwerk, waarachter<br />

een soort kin<strong>de</strong>rboer<strong>de</strong>rij met herten, pauwen en een<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>el van een onafzienbare,<br />

perfect on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n siertuin rond een villa met twee schotelantennes op het dak en<br />

drie BMW's op <strong>de</strong> oprijlaan. Het park was een privé-on<strong>de</strong>rneming, zei onze Litouwse<br />

begelei<strong>de</strong>r, en daar woon<strong>de</strong> <strong>de</strong> eigenaar.<br />

Na <strong>de</strong> kassa zette het tegelpad zich nog een paar hon<strong>de</strong>rd meter tussen het hek en<br />

het meer <strong>voor</strong>t, tot het in een bosrand verdween. Hier begon het eigenlijke park met<br />

een paar over<strong>de</strong>kte picknickbanken rond een zelfbedieningsrestaurantje waarnaast<br />

een frisdrankautomaat en een meer dan manshoge militair van het ro<strong>de</strong> leger, die<br />

met zijn machinegeweer in <strong>de</strong> aanslag vastbera<strong>de</strong>n over ons heen keek. Zijn blik was<br />

gericht op een speeltuin tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>nnenstammen - schommels, klimrekken,<br />

draaimolens en wippen, en enkele goed in <strong>de</strong> groene verf zitten<strong>de</strong> stukken geschut.<br />

Een grote groep kin<strong>de</strong>ren hol<strong>de</strong> joelend rond tussen <strong>de</strong> speeltoestellen. Een paar<br />

jongetjes waren bezig <strong>de</strong> loop van een van <strong>de</strong> kanonnen te draaien in <strong>de</strong> richting van<br />

een ou<strong>de</strong> stoomlocomotief met een paar veewagens erachter op een roestig stuk rails.<br />

Er klommen net wat kin<strong>de</strong>ren vanuit <strong>de</strong> wagons <strong>de</strong> locomotief in.<br />

Wat wij inmid<strong>de</strong>ls al dachten, werd door onze Litouwse begelei<strong>de</strong>r bevestigd: dit<br />

beel<strong>de</strong>npark was een soort openluchtmuseum met <strong>de</strong> materiële restanten van vijf<br />

<strong>de</strong>cennia Russische bezetting. De eigenaar had na <strong>de</strong> onafhankelijkheid overal in het<br />

land <strong>de</strong> omgehaal<strong>de</strong> symbolen van <strong>de</strong> communistische overheersing opgekocht om<br />

ze hier tentoon te stellen. Hij wil<strong>de</strong> met zijn privé-collectie <strong>de</strong> herinnering aan die<br />

pijnlijke perio<strong>de</strong> levend hou<strong>de</strong>n en daarmee <strong>de</strong> slachtoffers eren. Dat klonk mooi,<br />

maar het gaf me ook het<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


114<br />

gevoel dat ik een fonkelen<strong>de</strong> vuurwapenverzameling ging bekijken ter ere van <strong>de</strong>genen<br />

die ermee overhoopgeschoten waren. ‘Aardige plek <strong>voor</strong> een schoolreisje,’ zei <strong>de</strong><br />

Zweed.<br />

Langs <strong>de</strong> speeltuin liep het pad ver<strong>de</strong>r het bos in, naar een open plek. Er stond een<br />

klein legervoertuig met gewone wielen <strong>voor</strong> en rupsban<strong>de</strong>n achter. Iets ver<strong>de</strong>rop een<br />

behulpzame soldaat op ware grootte naast een moe<strong>de</strong>r met een paar piekfijne kin<strong>de</strong>ren.<br />

Ter ere van wie of wat <strong>de</strong>ze beel<strong>de</strong>ngroep gemaakt was, en waar hij gestaan had,<br />

werd niet dui<strong>de</strong>lijk. Op het bordje in het gras alleen <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> kunstenaar, alsof<br />

je zijn werk ook uitsluitend als kunsthistorisch fenomeen zou kunnen bekijken. Een<br />

fraai <strong>voor</strong>beeld van sociaal realisme, Litouws, eind jaren vijftig twintigste eeuw.<br />

Een eindje ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eerste beken<strong>de</strong>n. Een mid<strong>de</strong>lgroot borstbeeld van Stalin,<br />

geflankeerd door een kleinere Lenin en Marx, zomaar in het gras. Met zijn drieën<br />

tot hun mid<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> grond gezakt. Weer alleen <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> kunstenaars.<br />

Russisch, eind jaren <strong>de</strong>rtig vorige eeuw, schatte ik. We zou<strong>de</strong>n ze nog vaak<br />

tegenkomen, <strong>de</strong>ze drie, soms ook nog met Engels erbij, op sokkels of voetstukloos<br />

tussen <strong>de</strong> bomen, groot, klein, half of ten voeten uit. Een ein<strong>de</strong>loze, al gauw do<strong>de</strong>lijk<br />

saaie rij van steeds weer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> heren, in steeds diezelf<strong>de</strong> bedachtzame,<br />

wilskrachtige, leidinggeven<strong>de</strong> poses. Er waren weliswaar verschillen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n in<br />

hun vormgeving te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: in het begin waren ze nog tamelijk natuurgetrouw,<br />

maar hoe ver<strong>de</strong>r we in het park (en in <strong>de</strong> chronologie) kwamen hoe gestileer<strong>de</strong>r ze<br />

wer<strong>de</strong>n. Hoekiger, glad<strong>de</strong>r, gepolijster, op het abstracte af. Daar wer<strong>de</strong>n ze ook steeds<br />

meer omringd door mij onbeken<strong>de</strong> figuren uit <strong>de</strong> Litouwse partijtop. Dit waren geen<br />

mannen die wel eens een steenpuist had<strong>de</strong>n, een wind lieten of een stommiteit<br />

begingen, dit waren onkreukbare lei<strong>de</strong>rs. Alleen ston<strong>de</strong>n ze hier zon<strong>de</strong>r gebouw<br />

achter zich of plein <strong>voor</strong> zich tussen <strong>de</strong> berken te gloriëren over een mod<strong>de</strong>rige sloot.<br />

Aan <strong>de</strong> overkant van die sloot, op vijftig meter prikkeldraadversperring van elkaar,<br />

twee wachttorens met een luidspreker eraan en een heuse etalage-militair erin die<br />

hen on<strong>de</strong>r schot hield. Alsof ze hier gevangen gehou<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, al die Marxen,<br />

Engelsen, Lenins, Stalins en hun lokale marionetten. Een strafkamp <strong>voor</strong> gevallen<br />

lei<strong>de</strong>rs van het communisme, waar ze <strong>voor</strong> lul moesten staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ogen van het<br />

<strong>voor</strong>bijwan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> he<strong>de</strong>n.<br />

Doet het je goed dit te horen, Dalia? Stemt zo'n beel<strong>de</strong>nreservaat je tevre<strong>de</strong>n? Of<br />

haal je er je schou<strong>de</strong>rs over op?<br />

Ongeveer halverwege het parcours werd <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling on<strong>de</strong>rbroken door een<br />

rechthoekige, houten barak. Hierin was het informatieve ge<strong>de</strong>elte van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


115<br />

het park on<strong>de</strong>rgebracht. Nog meer koppen en borstbeeldjes, schil<strong>de</strong>rijen van <strong>de</strong> grote<br />

<strong>voor</strong>gangers en lei<strong>de</strong>rs, al hun verzamel<strong>de</strong> geschriften, asbakken met hun beeltenis,<br />

dasspel<strong>de</strong>n, aanplakbiljetten, schoolboekjes en an<strong>de</strong>r drukwerk. Maar ook grote<br />

bor<strong>de</strong>n, waarop in het Russisch, het Litouws en het Engels <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

bezetting en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> <strong>de</strong>portaties beschreven werd. Een verontwaardigd verhaal vol<br />

cijfers en droog opgediste gruwelen, geïllustreerd met foto's van massagraven, van<br />

uitgemergel<strong>de</strong> vrouwen en kin<strong>de</strong>ren in gewatteer<strong>de</strong> lompen, bij barakken zoals die<br />

waarin wij ons nu bevon<strong>de</strong>n, maar dan in <strong>de</strong> grauwe, onherbergzame kou van <strong>de</strong><br />

Siberische taiga. Ook daar moest gebouwd wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> heilstaat, waar<strong>voor</strong><br />

min<strong>de</strong>rwaardige lie<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> Litouwers, Esten, Oekraïners en Finnen goed van pas<br />

kwamen.<br />

De dag er<strong>voor</strong> had ik op een boekenbeursje van het festival jouw boek A stolen youth,<br />

a stolen homeland gekocht. Gewoon, omdat ik iets meer wil<strong>de</strong> weten over <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van het land waar ik me bevond. En <strong>de</strong> nacht er<strong>voor</strong> had ik het in één<br />

ruk uitgelezen, diep on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk. Het stond er allemaal in beschreven, tot in <strong>de</strong><br />

huiveringwekkendste <strong>de</strong>tails. Daar zat ik in mijn schamele kamertje in dat vervallen<br />

kuuroord <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>malige Sovjet-officials: Ne<strong>de</strong>rlands dichterlijk afgevaardig<strong>de</strong>,<br />

gewend aan betere hotels. Mij was nooit een strobreed in <strong>de</strong> weg gelegd, het enige<br />

gevaar dat ik ooit gelopen had met wat ik op papier zette was om uitgelachen te<br />

wor<strong>de</strong>n. En nu las ik jouw verhaal, dat meer dan veertig jaar in een glazen pot on<strong>de</strong>r<br />

een perk pioenrozen in <strong>de</strong> grond had gezeten. Het is pas in 1991 ont<strong>de</strong>kt, een paar<br />

jaar na je dood, toen Litouwen net onafhankelijk was. Heb je het zelf nooit durven<br />

opgraven? Was het, ook in <strong>de</strong> laatste twintig jaar van je leven toen je weer in Litouwen<br />

kon wonen, nog steeds te gevaarlijk om een <strong>de</strong>rgelijke tekst in huis te hebben, laat<br />

staan openbaar te maken? Of wil<strong>de</strong> je als vrouw van vijftig niet meer on<strong>de</strong>r ogen<br />

krijgen wat je als meisje geschreven had?<br />

Ik vroeg me af waardoor ik zo van mijn sokken was. Hoe gruwelijk ook, het was<br />

allemaal wel bekend inmid<strong>de</strong>ls, het meedogenloos zware werk van boomstammen<br />

en stenen slepen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> poolwinter, <strong>de</strong> honger, het vuil, <strong>de</strong> ziekten, <strong>de</strong> afvriezen<strong>de</strong><br />

le<strong>de</strong>maten, <strong>de</strong> onmenselijkheid en hebzuchtigheid van <strong>de</strong> ‘bazen’, je veroor<strong>de</strong>ling<br />

vanwege het stelen van een staatsplank om vuur te kunnen maken <strong>voor</strong> je doodzieke<br />

moe<strong>de</strong>r. Was het die stapel lijken, on<strong>de</strong>r wie vriendinnen van je, die maan<strong>de</strong>n als<br />

een hoop bevroren standbeel<strong>de</strong>n op het kerkhof niet ver van jullie ingesneeuw<strong>de</strong>,<br />

onverwarm<strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


116<br />

hut lagen? Hoe je droogjes opmerkt dat ze wer<strong>de</strong>n aangevreten door poolvossen<br />

omdat die ook niets meer te eten had<strong>de</strong>n, en dat ze tegen elkaar aan rinkinkten toen<br />

ze in het <strong>voor</strong>jaar weggehaald wer<strong>de</strong>n om begraven te wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nog altijd ijzige<br />

bo<strong>de</strong>m? Was het dat rinkinken? Misschien. Maar toch niet alleen. Dat soort<br />

on<strong>voor</strong>stelbaarhe<strong>de</strong>n had ik allemaal al eer<strong>de</strong>r gelezen, in <strong>de</strong> Kolyma-verhalen van<br />

<strong>de</strong> Russische schrijver Varlam Sjalamov bij<strong>voor</strong>beeld, die iets eer<strong>de</strong>r dan jouw boek<br />

officieel zijn uitgegeven. Hij heeft ze bovendien veel ‘effectiever’ opgeschreven,<br />

‘literair<strong>de</strong>r’ zou ik haast zeggen.<br />

Nee, wat me in jouw boek het meeste aangreep, is dat je nergens <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> je<br />

jarenlange verbanning en dwangarbeid noemt. Je begint gewoon te vertellen hoe je<br />

je als vijftienjarig meisje op een zonnige ochtend in 1941 met je moe<strong>de</strong>r en je broer<br />

in een trein bevond die jullie steeds ver<strong>de</strong>r in noordoostelijke richting vervoer<strong>de</strong>.<br />

Een reis van weken, in een veewagen stampvol almaar zieker wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, ruziën<strong>de</strong>,<br />

schijten<strong>de</strong> en kotsen<strong>de</strong> mensen, van wie sommigen nog een tijdje volhiel<strong>de</strong>n te<br />

geloven dat ze on<strong>de</strong>rweg waren naar Amerika. Het hele barre verblijf op Trofimovsk,<br />

dat ‘do<strong>de</strong>neiland’ in <strong>de</strong> monding van <strong>de</strong> Lena, beschrijf je als iets vanzelfsprekends,<br />

zoals ik als puber <strong>de</strong> omgeving van mijn ou<strong>de</strong>rlijk huis beschreven zou hebben. Daar<br />

leef<strong>de</strong> je. De herinnering aan je va<strong>de</strong>rland, aan thuis, was vervaagd, alsof het niet<br />

meer bestond. En zelfs het verlangen ernaar was vervaagd. Je had alleen <strong>de</strong> kale,<br />

onbere<strong>de</strong>neer<strong>de</strong> wil tot overleven. En er komt ook geen lichtpunt, je verhaal eindigt<br />

zomaar ergens, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong>.<br />

Sjalamov was een volwassen man, jij was een kind van vijftien dat hetzelf<strong>de</strong> werk<br />

moest doen. Hij was een schrijver die in strafkampen zat wegens anti-stalinisme,<br />

contrarevolutionaire trotskistische activiteiten, anti-sovjetagitatie en wat niet al. Jij<br />

wist niet waarom je op Trofimovsk boomstammen uit <strong>de</strong> Lena sleepte tot je erbij<br />

neerviel.<br />

Onze Litouwse begelei<strong>de</strong>r wees naar een van <strong>de</strong> foto's in het historische overzicht.<br />

‘Dat is in Vilnius. De lijken van terechtgestel<strong>de</strong> partizanen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Sovjets<br />

op <strong>de</strong> pleinen neergegooid, en in <strong>de</strong> gaten gehou<strong>de</strong>n door agenten van <strong>de</strong><br />

veiligheidsdienst. Als je er langs kwam en begon te huilen omdat je je man of va<strong>de</strong>r<br />

of zoon zag liggen, werd je onmid<strong>de</strong>llijk opgepakt en op <strong>de</strong> trein naar Siberië gezet.<br />

Familiele<strong>de</strong>n van anti-sovjetagitatoren of contrarevolutionairen waren ook strafbaar.’<br />

In <strong>de</strong> inleiding op je boek (door <strong>de</strong> eerste presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> onafhankelijke republiek<br />

Litouwen) las ik dat je va<strong>de</strong>r een paar weken <strong>voor</strong> jouw ‘reis’ opgepakt was. Dat zal<br />

<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van je ‘gestolen jeugd’ geweest zijn. Heb je die zelf echt niet geweten?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


117<br />

Ons gezelschapje verliet <strong>de</strong> barak en we vervolg<strong>de</strong>n onze sociaal-realistische<br />

wan<strong>de</strong>ling door het park. Meteen links naast het pad een drie meter hoge groep<br />

mannen en vrouwen die een beetje naar voren leun<strong>de</strong>n, alsof ze tegen windkracht<br />

acht optorn<strong>de</strong>n. Ze droegen gereedschappen, een hamer, een schop, een zeis, en<br />

keken, ondanks <strong>de</strong> tegenwind, vastbera<strong>de</strong>n en gelukkig. De <strong>voor</strong>sten waren militairen<br />

met helmen en geweren, één van hen hield een vaan<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zich uit. Zo moest dat<br />

er tij<strong>de</strong>ns het communisme kennelijk uitzien, een dapper volk eendrachtig op weg<br />

om te bouwen aan een stralen<strong>de</strong> toekomst. De groep was suggestief geplaatst, direct<br />

na wat we net allemaal te zien gekregen had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> barak. De boodschap was<br />

dui<strong>de</strong>lijk: <strong>de</strong>ze sociaal-realistische kunst was <strong>de</strong> minst realistische kunst die er<br />

bestaat, sterker nog, <strong>de</strong> meest leugenachtige. Het ware sociaal realisme uit <strong>de</strong><br />

communistische tijd is te vin<strong>de</strong>n in verhalen als die van jou en Sjalamov.<br />

Toen we na afloop enigszins bedrukt een pannenkoek met kersen en room zaten te<br />

eten op <strong>de</strong> picknickbanken bij het zelfbedieningsrestaurantje en <strong>de</strong> speeltuin, vertel<strong>de</strong><br />

onze Litouwse begelei<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> eigenaar zijn park in <strong>de</strong> toekomst nog<br />

ervaringsgerichter wil<strong>de</strong> opzetten.<br />

Wat moest ik me daar nou weer bij <strong>voor</strong>stellen? Filmvertoningen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jeugd?<br />

Levend aanwezige acteurs? Of ging hij een spoorlijn in een steppe<strong>de</strong>cor aanleggen<br />

en een Siberisch werkkamp en mochten <strong>de</strong> schoolkin<strong>de</strong>ren dan eerst een maand in<br />

<strong>de</strong> trein creperen en vervolgens boomstammen slepen bij vijftig gra<strong>de</strong>n vorst?<br />

Ik vraag me af wat jij als direct slachtoffer van Stalins terreur zou vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

manier waarop je land, nu het onafhankelijk is, zijn won<strong>de</strong>n likt met een park als dit.<br />

Hoewel het zijn uitwerking op mij niet miste, kwam het ook bizar op me over, die<br />

combinatie van kin<strong>de</strong>rpark en boos herinneringsmonument. Begrijp me goed, ik snap<br />

dat <strong>de</strong> generaties die het niet hebben meegemaakt moeten weten van <strong>de</strong> on<strong>voor</strong>stelbare<br />

gruwelen zoals jij die aan <strong>de</strong>n lijve on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n hebt, en van het leugenachtige<br />

heroïsche pathos van <strong>de</strong> sociaal realistische kunst die daarvan <strong>de</strong> faça<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />

buitenwereld was. Maar in zijn begrijpelijke verontwaardiging vond ik het park<br />

tegelijk ook halfslachtig.<br />

Als het een werkelijk indrukwekkend herinneringsmonument <strong>voor</strong> <strong>de</strong> slachtoffers<br />

van die pijnlijke perio<strong>de</strong> in jullie geschie<strong>de</strong>nis had willen zijn, had er ook aandacht<br />

besteed moeten wor<strong>de</strong>n aan bij<strong>voor</strong>beeld het lot van <strong>de</strong> Litouwse jo<strong>de</strong>n in diezelf<strong>de</strong><br />

tijd. Daar werd in het park met geen woord over<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


118<br />

gerept. Ik weet het, dat is een an<strong>de</strong>r, buitengewoon ongemakkelijk verhaal, en het is<br />

niet jouw verhaal. Maar het speel<strong>de</strong> zich óók af tij<strong>de</strong>ns die pijnlijke perio<strong>de</strong> in jullie<br />

geschie<strong>de</strong>nis. Veel Litouwers beschouw<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Duitsers in 1941 als bevrij<strong>de</strong>rs en<br />

werkten zon<strong>de</strong>r morren mee aan zaken die in gruwelijkheid niet on<strong>de</strong>r<strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

wat hun eigen volk door <strong>de</strong> Russen werd aangedaan. Juist het laten zien van dat<br />

verhaal, naast wat er al in het park te zien is, zou op zijn minst <strong>de</strong> tragische dubbele<br />

positie van het Litouwse volk tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> oorlogsjaren extra schrijnend tonen.<br />

Of vind je dat ik nu iets aanroer, waar ik beter mijn mond over kan hou<strong>de</strong>n? In ie<strong>de</strong>r<br />

geval had<strong>de</strong>n wij, buitenstaan<strong>de</strong>rs die op een uitstapje in jullie geschie<strong>de</strong>nis<br />

getrakteerd wer<strong>de</strong>n, het hier - tot ongemak van onze Litouwse begelei<strong>de</strong>r - tij<strong>de</strong>ns<br />

het eten van onze pannenkoek over. Ik zou razend benieuwd zijn om te horen wat<br />

jij hiervan vindt. Jij als ooggetuige, als slachtoffer en als vertegenwoordiger van <strong>de</strong><br />

waarheid.<br />

Dat laatste brengt me op nog een an<strong>de</strong>re kwestie. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> ron<strong>de</strong>tafel discussies<br />

op het festival waren sommigen van jouw landgenoten, maar ook dichters uit Afrika,<br />

Latijns-Amerika of Arabische lan<strong>de</strong>n, van mening dat literatuur als <strong>voor</strong>naamste<br />

taak heeft om ‘te getuigen van <strong>de</strong> waarheid’. Literatuur die dat niet doet, is<br />

vrijblijven<strong>de</strong> mooischrijverij.<br />

Waarom vertel ik jou dit? De taak van <strong>de</strong> literatuur zal jou niet hebben<br />

beziggehou<strong>de</strong>n toen je op drieëntwintigjarige leeftijd je relaas opschreef in <strong>de</strong> vorm<br />

die het nu nog steeds heeft. Waarschijnlijk was het je niet eens om literatuur te doen.<br />

Jouw belangrijkste drijfveer om je verhaal op te tekenen, en het in <strong>de</strong> grond te stoppen<br />

<strong>voor</strong> het nageslacht, zal toch <strong>voor</strong>al het vastleggen van <strong>de</strong> gruwelijke, on<strong>voor</strong>stelbare<br />

feiten geweest zijn, naast het van je afschrijven van je ervaringen. Weliswaar maak<br />

je tot op zekere hoogte gebruik van literaire kunstgrepen en is je verhaal meer dan<br />

een puur verslag. Zo vroeg ik mij af of het niet noemen van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van je<br />

gedwongen verblijf op Trofimovsk, wat op mij zo'n indruk maakte, niet een geslaag<strong>de</strong><br />

literaire truc is waarmee je <strong>de</strong> waanzin en <strong>de</strong> uitzichtloosheid van je situatie extra<br />

navoelbaar kon maken <strong>voor</strong> een latere lezer. Maar of het nou literatuur is of niet,<br />

jouw met hartenbloed geschreven verhaal is een oprechte getuigenis van <strong>de</strong> waarheid.<br />

En juist daardoor sterkte het mij in <strong>de</strong> kijk op mijn eigen dichterschap, die haaks<br />

staat op <strong>de</strong> opvatting dat literatuur moet getuigen, wil zij niet vrijblijvend zijn.<br />

Jouw boek maakte mij er eens te meer van bewust dat ik als veilig en comfortabel<br />

levend mens in het vrije, naoorlogse westen helemaal niet ‘een waarheid’ van het<br />

kaliber als <strong>de</strong> jouwe heb om van te getuigen. Ik kan mij<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


119<br />

alleen in meer of min<strong>de</strong>re mate betrokken voelen bij verhalen zoals ik die van jou<br />

of an<strong>de</strong>ren verneem. Ik voel mij als dichter niet alleen niet verplicht om van het leed<br />

in <strong>de</strong> wereld of welke waarheid dan ook te getuigen, ik sta het mijzelf niet eens toe.<br />

Niet zozeer uit morele overwegingen (waarom zou ik, bij<strong>voor</strong>beeld uit me<strong>de</strong>leven<br />

of protest, niet een gedicht mogen schrijven waarin ik het leed van een<br />

terreurslachtoffer oproep?), maar omdat ik mijn grenzen ken en weet dat mijn literaire<br />

mid<strong>de</strong>len (zoals verbeelding en inlevingsvermogen) bij lange na niet krachtig genoeg<br />

zijn om werkelijk iets voelbaar te maken van een waarheid als <strong>de</strong> jouwe, die ik slechts<br />

uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> hand ken. Mijn getuigenis zou ongeloofwaardig zijn, mijn gedicht<br />

slecht. Iets wat ik niet aankan, moet ik mij niet tot taak stellen, althans niet waar het<br />

gaat om zaken zoals jij die beschrijft.<br />

Als dichter zie ik mijzelf dus niet als een ‘getuigen<strong>de</strong> stem’ maar veeleer als een<br />

vere<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ambachtsman. Ik probeer zo goed mogelijk werk af te leveren, dat<br />

<strong>voor</strong>tkomt uit mijn persoonlijke verwerking van het materiaal dat mij ter beschikking<br />

staat: mijn kennis, mijn ervaringen en <strong>voor</strong>al mijn taal. Mijn gedichten kunnen bij<br />

gelegenheid geëngageerd uitpakken, blijk geven van mijn betrokkenheid als mens.<br />

Maar ze hoeven niet te getuigen, van welke waarheid of boodschap dan ook. Ze<br />

hoeven zelfs niet iets eenduidigs te betekenen. Liever niet, eigenlijk. Dat maakt ze<br />

als gedichten min<strong>de</strong>r geslaagd. Ze moeten alleen zo goed als kan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

van het <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n materiaal benutten. Als ze dat doen, blijken ze geen me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling,<br />

waarop een lezer kan reageren met ‘o’, ‘helemaal niet’ of ‘in<strong>de</strong>rdaad’. Dan blijken<br />

ze een kunstwerk, een nieuw werkelijkheidje, dat <strong>de</strong> blik van een lezer op <strong>de</strong><br />

schijnbaar vanzelfspreken<strong>de</strong>, ‘gewone’ werkelijkheid kan veran<strong>de</strong>ren, dat <strong>de</strong> algemeen<br />

aanvaar<strong>de</strong> of opgeleg<strong>de</strong> ‘waarhe<strong>de</strong>n’ on<strong>de</strong>rmijnt. Zulke gedichten, of kunstwerken<br />

in het algemeen, kun je niet vrijblijvend noemen.<br />

Een jonge Litouwse dichter op het festival zei me dat hij blij was dat er <strong>de</strong> laatste<br />

jaren in zijn land weer poëzie geschreven werd die niet getekend was door <strong>de</strong> van<br />

hogerhand opgeleg<strong>de</strong> kunstopvattingen en <strong>voor</strong>al ook: door het verzet daartegen.<br />

Poëzie die niet getuigt, maar uitsluitend aan eigen, innerlijke wetten gehoorzaamt.<br />

Niet alleen zit <strong>de</strong> opgeleg<strong>de</strong>, plichtmatige kunst en alles waar zij <strong>voor</strong> stond in je<br />

land inmid<strong>de</strong>ls opgesloten in een potsierlijk privé-park, Dalia. De echte,<br />

onafhankelijke kunst is in je land inmid<strong>de</strong>ls ook weer bevrijd.<br />

Terwijl we met ons gezelschapje internationale dichters terugliepen naar het busje<br />

op <strong>de</strong> parkeerplaats, kwamen we weer langs dat torenhoge beeld van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


120<br />

die <strong>voor</strong>overgebogen vrouw op dat eilandje, net buiten het park. Ik moest ineens<br />

<strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> passage in jouw boek over Frania Glusina, <strong>de</strong> assistente van <strong>de</strong><br />

kamparts op Trofimovsk. In tegenstelling tot haar meer<strong>de</strong>re, bezocht zij <strong>de</strong> zieken<br />

en sterven<strong>de</strong>n in hun barakken en probeer<strong>de</strong> werkelijk iets <strong>voor</strong> ze te doen. En omdat<br />

zij ‘menselijk was’, als enige van <strong>de</strong> ‘bazen’, merk je op dat zij wat jou betreft een<br />

standbeeld verdien<strong>de</strong>: ‘een standbeeld van een vrouw die zich <strong>voor</strong>overgebogen in<br />

een storm met een medicijnkist on<strong>de</strong>r haar pelsjas naar onze doodscatacomben haast’.<br />

Die vrouw op het eilandje was een prachtig beeld. Het enige kunstwerk op ons<br />

uitstapje naar het beel<strong>de</strong>npark dat zijn sociaal realisme moeiteloos kon afleggen.<br />

Ongetwijfeld had ze ooit ‘moe<strong>de</strong>rtje Rusland’ of iets <strong>de</strong>rgelijks moeten <strong>voor</strong>stellen.<br />

Maar nu zag ik ineens overdui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> medicijnkist on<strong>de</strong>r haar jas.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


121<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


122<br />

Over <strong>de</strong> Vogelaars en <strong>de</strong> verwarring <strong>de</strong>r geesten<br />

Jacq Vogelaar<br />

Het toeval wil dat als ik eens naar <strong>de</strong> sportschool ga - een dure benaming <strong>voor</strong> een<br />

kwalijk geurend magazijn vol knarsen<strong>de</strong> apparaten en kermen<strong>de</strong> lichamen, waaron<strong>de</strong>r<br />

het mijne - als ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> spiegel wat in <strong>de</strong> lucht sta te stampen, op een onverwacht<br />

moment onvermij<strong>de</strong>lijk - als dat geen contradictio is - vriend Taats achter mijn rug<br />

opduikt en mij met een forse klap uit mijn evenwicht brengt. Ofwel woont hij in die<br />

vleeshal of hij volgt mij. Hij noemt mij Sosie, maar dat is een grapje, Sosie is namelijk<br />

een vriend van hem, o nee niet <strong>de</strong> mijne, en Taats zou ik geen vriend noemen, hooguit<br />

een ou<strong>de</strong> beken<strong>de</strong>. Een beken<strong>de</strong> is nog geen vriend, dat zal ook ver<strong>de</strong>rop blijken.<br />

Grijnzend vertelt hij mij dat hem een verzoek heeft bereikt, ja precies in die<br />

woor<strong>de</strong>n: hem heeft via een medium het verzoek bereikt om alsnog, na <strong>de</strong>rtig jaar,<br />

een wens van uitgever Van Oorschot te vervullen, die in 1974 bij gelegenheid van<br />

een jubileum van zijn blad <strong>Tira<strong>de</strong></strong> - met trots door hem een blad genoemd dat blijkbaar<br />

zon<strong>de</strong>r redactie kon blijven verschijnen; een feit dat een an<strong>de</strong>r beschaamd verzwegen<br />

zou hebben - <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vuist weg een <strong>de</strong>rtigtal on<strong>de</strong>rwerpen had opgesomd die hij<br />

graag behan<strong>de</strong>ld wil<strong>de</strong> zien. Daaron<strong>de</strong>r was een on<strong>de</strong>rwerp waarin mijn naam<br />

figureer<strong>de</strong>. O ja? Figureer<strong>de</strong>? Ja, zo mocht je het wel noemen, <strong>de</strong> naam was tot een<br />

meervoudig soort opgeschroefd. Of Van Oorschot zag dubbel, of hij zag ze vliegen<br />

of je was in zijn ogen een multipele persoonlijkheid, zei zegsman Taats. Over <strong>de</strong><br />

Vogelaars en <strong>de</strong> verwarring <strong>de</strong>r geesten. Of ik daarvan terughad? Nee, daar had ik<br />

niets over te mel<strong>de</strong>n, behalve dat het woordje ‘en’ weliswaar te <strong>de</strong>nken gaf, maar<br />

dat ik weinig zin had, zelfs niet na een tijdreis, te be<strong>de</strong>nken wier geesten in<strong>de</strong>rtijd<br />

verward waren, laat staan of daar het genoem<strong>de</strong> genus V (V1, V2, Vs) oorzaak,<br />

handlanger of me<strong>de</strong>slachtoffer zou zijn geweest. De meest onschuldige interpretatie<br />

die ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> formulering kan be<strong>de</strong>nken is dat <strong>de</strong> zelf niet erg aan twijfel on<strong>de</strong>rhevige<br />

praatjesmaker, wellicht zijn eigen jonge jaren indachtig, in een vermenigvuldiging<br />

van een type als mij een antidotum zag tegen dreigen<strong>de</strong> of heersen<strong>de</strong><br />

geestesverwarring. Het zal wel verve-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


123<br />

len<strong>de</strong>r bedoeld zijn. Maar Taats, zeg ik, heb jij niet on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re naam in <strong>de</strong> tijd<br />

van mijn literaire <strong>de</strong>buut gedichten in datzelf<strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> gepubliceerd, in dank aanvaard<br />

door <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Geert van Oorschot? Misschien was jij wel een van die Vogelaars en<br />

had hij spijt een spelbe<strong>de</strong>rver in zijn eigen blad gehuisvest te hebben.<br />

We zijn er samen niet uitgekomen, waarschijnlijk omdat we het sámen probeer<strong>de</strong>n.<br />

We kwamen tot een herenaccoord, waarmee <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> knorrepot in<strong>de</strong>rtijd misschien<br />

ook vre<strong>de</strong> zou hebben gevon<strong>de</strong>n, door een woord in <strong>de</strong> opdracht te veran<strong>de</strong>ren: over<br />

<strong>de</strong> goochelaars en <strong>de</strong> verwarring <strong>de</strong>r geesten. Ik kwam op dat i<strong>de</strong>e, omdat ik in die<br />

jaren ergens in een conferentieoord was uitgenodigd om een causerie over <strong>de</strong> linkse<br />

Pinkstergemeente te hou<strong>de</strong>n en tot mijn verrassing <strong>voor</strong> een bomvolle zaal kwam te<br />

staan. Na <strong>de</strong> pauze was het publiek ge<strong>de</strong>cimeerd tot normale proporties. Een van <strong>de</strong><br />

vele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n stu<strong>de</strong>nten die vertrokken, vroeg ik waar ze zo dringend heen moesten.<br />

Ze waren gekomen omdat ze meen<strong>de</strong>n gehoord te hebben dat er die avond een<br />

goochelaar zou optre<strong>de</strong>n.<br />

Daarna hebben Taats en ik enkele herinneringen opgehaald die los van <strong>de</strong> concrete<br />

situaties die beschreven wor<strong>de</strong>n, in het licht van <strong>de</strong> titel die Van Oorschot <strong>voor</strong> een<br />

opstel had opgegeven, <strong>de</strong> strekking van parabels kregen. Het doet er ook even niet<br />

toe of het om Taats gaat of om mij - als dat verwarring oplevert, dan is dat er een in<br />

het enkelvoud, van <strong>de</strong> geest, zoals ik mijn naam ook liever in het enkelvoud houd:<br />

zaait het verheffen van een persoonsnaam tot soortnaam niet zelf verwarring?<br />

Aas.<br />

Als Taats niet wil dat het over hem gaat of gewoon buiten schot wil blijven, luistert<br />

hij liever niet en vertelt iets over vriend Sosie, of die er zelf bij is of niet, meestal<br />

iets vervelends of iets dat negatief kan wor<strong>de</strong>n uitgelegd. Dit keer ging het over<br />

vissen. Nee, niet weer dat het be<strong>de</strong>rf bij vissen, in tegenstelling tot <strong>de</strong> mens, bij <strong>de</strong><br />

kop begint. Nee, meneer vertelt het verhaal van <strong>de</strong> hengelaar die <strong>de</strong> wormen zo lekker<br />

vond dat hij ze zelf opat in plaats van ze aan het vishaakje te rijgen.<br />

Familiezin.<br />

Taats heeft nog een makke, waarvan niet dui<strong>de</strong>lijk is wat die met <strong>de</strong> vorige te maken<br />

heeft. Altijd zijn er wel een paar onnozele halzen die in zijn hebbelijkhe<strong>de</strong>n een<br />

<strong>de</strong>ugd zien. Ie<strong>de</strong>reen, bijna ie<strong>de</strong>reen, wil zijn dochter of zoon zijn. Je zou het van<br />

he<strong>de</strong>ndaagse jongeren niet verwachten, toch hoor je hen zeggen: Dat is nog eens een<br />

opvoe<strong>de</strong>r, een kraan van een ou<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>ren, veelal ou<strong>de</strong>ren, zou<strong>de</strong>n zijn broer of<br />

zuster willen zijn.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


124<br />

Maar nooit wil iemand zijn vrouw of boezemvriend zijn. En nog nooit heeft iemand<br />

hardop <strong>de</strong> wens uitgesproken met Taats zelf te willen ruilen. Hooguit wil een<br />

excentriekeling een lichaams<strong>de</strong>el van hem zijn, uiteraard alleen maar tij<strong>de</strong>lijk, op<br />

proef.<br />

Spraakles.<br />

Op een beslissend moment in zijn jeugd las Taats een vreselijke zin over een jongeman<br />

die op dat moment erg op hem leek: Clemens praatte hon<strong>de</strong>rduit en wat hij zei raakte<br />

kant noch wal. Waarschijnlijk stond er iets an<strong>de</strong>rs, iets min<strong>de</strong>r angstaanjagends,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld: De jongen zei dingen die niet allemaal even doordacht waren en hij<br />

zei heel veel van die dingen. Niet dat die zin zijn leven veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, hij praatte veel,<br />

zeker toen hij zich het zwijgen had afgeleerd - je mond hou<strong>de</strong>n was veel vermoeien<strong>de</strong>r<br />

dan praten - en hij zei heel veel dingen die hij op <strong>de</strong> keper beschouwd niet altijd<br />

helemaal kon verantwoor<strong>de</strong>n; daar zijn gesprekken ook niet <strong>voor</strong>, wist hij toen al,<br />

maar als hij zichzelf hoor<strong>de</strong> praten, en <strong>voor</strong>taan was er altijd een oor dat speciaal<br />

toehoor<strong>de</strong>, een spion, een afluisterapparaat, een verklikker, dan hoor<strong>de</strong> hij zelf hoe<br />

slordig hij sprak, wat <strong>voor</strong> onzin hij uitkraam<strong>de</strong>, hoe loos zijn bou<strong>de</strong> beweringen<br />

waren, hoe doorzichtig zijn grootspraak, hoe onstuitbaar zijn getetter en hoe slecht<br />

hij zelf luister<strong>de</strong>. Niettemin kakel<strong>de</strong> hij er lustig op los, want met praten was het als<br />

met zwemmen: eenmaal in het water kun je niet an<strong>de</strong>rs. Ze zou<strong>de</strong>n je moeten<br />

waarschuwen, zei Taats, wanneer <strong>voor</strong> jou het kritieke stadium is aangebroken, in<br />

welke perio<strong>de</strong> zo'n zin je <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest van je leven kan maken en breken. Toen hij<br />

het zo kon formuleren, had hij inmid<strong>de</strong>ls al ont<strong>de</strong>kt dat hardop praten een probaat<br />

verdovend mid<strong>de</strong>l kon zijn. De eerste keer was toen hij over een injectie heen praatte;<br />

daarna leer<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> pijnbestrijding alle foefjes kennen van zichzelf overstemmen,<br />

grootspraak en <strong>de</strong>snoods janken <strong>voor</strong>dat je geslagen wordt.<br />

Redresseren.<br />

Aan <strong>de</strong> eigenaardige manier waarop hij trappelt van ongeduld zou men iets kunnen<br />

merken, maar meestal wor<strong>de</strong>n mensen die zijn ongeduld in <strong>de</strong> hand werken te zeer<br />

door zijn haast geprikkeld om zulke nuances op te merken - als het geen haast van<br />

hem is, is het <strong>de</strong> traagheid van hen; als ze sneller van geest waren, had<strong>de</strong>n ze heus<br />

wel aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tails. Traagheid is een verkeer<strong>de</strong>, op het verkeer<strong>de</strong> moment<br />

vergroten<strong>de</strong> lens. Zijn lachje verraadt hem <strong>voor</strong> fijnoren, zoals <strong>voor</strong> fijnogen zijn<br />

verwil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> blik zodra iemand hem in volle lengte en met gesprei<strong>de</strong> armen <strong>de</strong><br />

doorgang belet. Wie hem met iets opza<strong>de</strong>lt, kan een hengst krijgen, enzo<strong>voor</strong>t, alle-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


125<br />

maal onmiskenbare tekenen van zijn ware aard. Over zijn mogelijke aard heeft hij<br />

zelf zo zijn vermoe<strong>de</strong>ns, die hij liever <strong>voor</strong> zich houdt, on<strong>de</strong>r ons zegt hij met een<br />

flauwe grijns. Wat zijn ware aard is weet hij gewoon niet; zijn aard zit in hem, of<br />

heeft hij achter zich, en is, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> fysiologus wil doen geloven, niet aan<br />

zijn uiterlijk af te lezen. Hij is zijn eigen toonbeeld - dat is iets an<strong>de</strong>rs dan mo<strong>de</strong>l:<br />

hij laat niets op zich zitten, is ogenschijnlijk <strong>de</strong> fierheid zelve, maar ziet er geen been<br />

in, an<strong>de</strong>ren er permanent on<strong>de</strong>r te hou<strong>de</strong>n. Dat is niet waar, zegt hij, een an<strong>de</strong>r die<br />

zijn naam waardig is, laat zich door mij niet koeioneren; bovendien heb ik geen keus.<br />

En van het woord an<strong>de</strong>r krijg ik een punthoofd, niet alleen van het woord trouwens.<br />

Hoor je dat, Sosie? Wie dresseert moet ertegen kunnen zelf gedresseerd te wor<strong>de</strong>n,<br />

het een én het an<strong>de</strong>r, in volle galop.<br />

Iemand die hem <strong>voor</strong>bij ziet flitsen, zou kunnen <strong>de</strong>nken: hij is zichzelf genoeg.<br />

Dat is maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> helft waar, te meer daar hij <strong>de</strong>els mannelijk, althans manhaftig<br />

is, en <strong>de</strong>els vrouwelijke trekken heeft: zo heeft hij frêle benen waar hij goe<strong>de</strong> sier<br />

mee maakt. Androgyn, nog zo'n kleverig woord met -gyn, doet hem schuimbekken.<br />

Het liefst liet hij zijn handjes wapperen als er zulke blikken geworpen en etiketten<br />

geplakt wor<strong>de</strong>n. Zijn han<strong>de</strong>n houdt hij uit <strong>voor</strong>zorg thuis. Mensen weten soms niet<br />

goed waar ze die in gezelschap moeten laten; zel<strong>de</strong>n dat iemand zegt: Geef ze mij<br />

maar even, ik stop ze wel in mijn broekzak. Als het niet zo quasi-leuk klonk, zou<br />

Taats kunnen zeggen: Ik houd mijn han<strong>de</strong>n achter. Dat van die han<strong>de</strong>n is een<br />

afleidingsmanoeuvre, hij verwijst smalend naar <strong>de</strong> even mysterieuze als sinistere<br />

uitdrukking Denken met <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n, jaja, dat is nu Taats zelf die be<strong>de</strong>nkelijk kijkt,<br />

maar hij is in staat tegen omstan<strong>de</strong>rs te zeggen, teken dat hij zich in het nauw gedreven<br />

voelt: Als jullie iets doen, dan alleen na erover gepraat te hebben, woor<strong>de</strong>n bepalen<br />

jullie da<strong>de</strong>n, en met woor<strong>de</strong>n praten jullie die weer goed, maar als wij han<strong>de</strong>len dan<br />

laten wij ons inspireren door da<strong>de</strong>n. Maar wie is wij? Iemand wil hem <strong>de</strong> les lezen,<br />

gooit hij meteen <strong>de</strong> kont tegen <strong>de</strong> krib, nee Taats laat zich niets gezeggen, dat is zijn<br />

zwakke maar uitein<strong>de</strong>lijk ook zijn sterke kant, zegt hij zelf.<br />

Circus.<br />

Wanneer gebeur<strong>de</strong>n er nog verschrikkelijke dingen in het circus? Het Chinese<br />

staatscircus heeft alles verpest. Wie kijkt nog op van een struikelen<strong>de</strong> Hansworst als<br />

hij uit een <strong>voor</strong>stelling komt waar voegzame meisjes op hun eigen nek kunnen zitten<br />

en tachtig man op elkaars schou<strong>de</strong>rs staat. In Circus Kopf kon elke avond uit <strong>de</strong> muil<br />

van een leeuw een pauw stappen of een jongleur langs een slurf <strong>de</strong> orkestbak in<br />

duikelen. Gisteravond kon-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


126<br />

dig<strong>de</strong> <strong>de</strong> directeur het optre<strong>de</strong>n van een reuzendo<strong>de</strong>r aan, <strong>de</strong> première na <strong>de</strong>rtien jaar<br />

geduldig trainen; taalpuristen wisten dan nog niet of het om een do<strong>de</strong>lijke reus ging<br />

of een ver<strong>de</strong>lger van grootgeschapen heren, die zelf een piepklein do<strong>de</strong>rtje kon zijn.<br />

De versies van dat eerste optre<strong>de</strong>n lopen daarom sterk uiteen. De ene is te onschuldig<br />

om waar te zijn. Mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> piste stond met <strong>de</strong> boomdikke armen over elkaar <strong>de</strong><br />

huisbakken Sterke Man die ijzer met han<strong>de</strong>n brak, een spottend lachje om <strong>de</strong> lippen<br />

dat een honen<strong>de</strong> lach werd toen hij zag wat op hem af kwam, door <strong>de</strong> directeur aan<br />

een zij<strong>de</strong>n lint vanachter <strong>de</strong> tijgerkooi te <strong>voor</strong>schijn getoverd: een elfje, ve<strong>de</strong>rlicht,<br />

een donsje, een schijntje dat met parelen<strong>de</strong> stem riep: Jou sla ik verrot. Niemand<br />

weet hoe, maar ze had in één klap <strong>de</strong> Sterke Man <strong>voor</strong> pampus in het zaagsel. Laten<br />

we aannemen dat het geen doorgestoken kaart was; daar<strong>voor</strong> raapte <strong>de</strong> reus te<br />

moeizaam zijn le<strong>de</strong>maten bij elkaar en droop af; iemand heeft hem echt horen snikken.<br />

Nee, dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re versie. Dat iemand die nog heeft kunnen navertellen! Ja Taats<br />

natuurlijk. De directeur sleepte, geholpen door robuust grondpersoneel, een ketting<br />

<strong>de</strong> manege in. De stalmeester zei niets, leg<strong>de</strong> zijn wijsvinger op <strong>de</strong> lippen en op<br />

hetzelf<strong>de</strong> moment dat <strong>de</strong> ketting strakgetrokken werd, klonk er aan het onzichtbare<br />

an<strong>de</strong>re ein<strong>de</strong>, buiten <strong>de</strong> tent, in <strong>de</strong> grote wereld buiten, een enorme brul. Was <strong>de</strong><br />

reuzendo<strong>de</strong>r dan zelf soms een reus of een bovenreus? Sterke mannen sprongen <strong>de</strong><br />

directeur bij, die met zijn witte handschoenen het houvast op <strong>de</strong> scheepsketting<br />

verloor. Hoe har<strong>de</strong>r er getrokken werd, hoe har<strong>de</strong>r het gebrul buiten; paar<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

ingespannen om <strong>de</strong> reuzendo<strong>de</strong>r naar binnen te sleuren, zelfs twee olifanten die op<br />

hun kont gingen zitten om met hun do<strong>de</strong> gewicht <strong>de</strong> aantrekkingskracht te blokkeren.<br />

Was <strong>de</strong> held te schuw, of bang, weerspannig in elk geval, of lag daar een reus aan<br />

<strong>de</strong> ketting en waren <strong>de</strong> rollen omgekeerd: was <strong>de</strong> do<strong>de</strong>r al binnen en had alleen nog<br />

niemand in <strong>de</strong> gaten wie zo da<strong>de</strong>lijk die rol op zich zou nemen. Het orkest zweepte<br />

met geknor van tuba's, gedon<strong>de</strong>r van pauken, en hels trompetgeschal <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren<br />

van publiek en circusartiesten op. Maar alsof aan het eind van <strong>de</strong> ketting een<br />

dommekracht langzaam maar zeker zijn naam begon waar te maken, begon <strong>de</strong> hele<br />

tent in beweging te komen, want door <strong>de</strong> ketting waren ijzeren staven geschoven die<br />

aan <strong>de</strong> tentpalen geklonken waren. Taats zei: Alsof een oceaanstomer van <strong>de</strong> helling<br />

ging en te water werd gelaten, duizen<strong>de</strong>n toeschouwers, van alle rangen en stan<strong>de</strong>n,<br />

gingen mee het schip in. Buiten was het gebrul in triomfantelijk geloei overgegaan,<br />

in vergelijking waarmee een storm het ruisen van een elfjesjurk was. De rest hoeft<br />

niet verteld. Taats werd afgeleid door gezoem bij zijn oor en toen hij toesloeg stond<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


127<br />

zijn bril scheef. Er zijn exegeten die beweren dat die dommekracht <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> was als<br />

het veertje uit <strong>de</strong> eerste versie, het is maar hoe je het leest; ofte wel: wie kraakt <strong>de</strong><br />

co<strong>de</strong>?<br />

Leidsman.<br />

Al toen hij klein was, had Taats er zijn zinnen op gezet; hij noem<strong>de</strong> het an<strong>de</strong>rs want<br />

het woord gids was in die tijd bezet door <strong>de</strong> meisjes die geen verkenner kon<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n en daarom gidsen heetten; padvindsters had je niet, wel leidsters. Nu Taats<br />

groot is en hem niet meer gevraagd wordt wat hij later wil wor<strong>de</strong>n, zou hij toch graag<br />

nog eens <strong>voor</strong> gids spelen, <strong>voor</strong> een verzameling specialisten, gespecialiseerd waarin<br />

dan ook, liefst in een gebouw waar hij zelf <strong>de</strong> weg niet weet, een complex waar je<br />

bovendien vanwege <strong>de</strong> opstoppingen en bizarre ligging van trappen en overlopen<br />

nooit staat op kunt maken waar je je precies bevindt - alleen een nocturnaal zou<br />

uitkomst bie<strong>de</strong>n; óf een ou<strong>de</strong>rwetse gids die zelfs blind <strong>de</strong> weg weet. Taats is liever<br />

zien<strong>de</strong> blind.<br />

Sommigen beginnen al te morren wanneer ze een uur lang achter <strong>de</strong> gids<br />

aansjokken, door een hoge, holklinken<strong>de</strong> gang die flauwe bochten maakt, nu eens<br />

naar links dan naar rechts, zon<strong>de</strong>r dat er systeem in lijkt te zitten, zoals hij tevens<br />

licht omhoog of omlaag gaat, een golven<strong>de</strong> gang zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>uren en ramen. An<strong>de</strong>ren<br />

schrapen hun keel, wat weer an<strong>de</strong>ren die lijken te slaapwan<strong>de</strong>len doet opschrikken.<br />

Het eerste wat ze vragen is niet: Waar ben ik?, of: Waar zijn we?, maar: Waar gaan<br />

we naar toe? Sommigen die hun commentaar beperkt had<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n tot gemor,<br />

mengen zich in het koor en vragen door: Waar zijn we? Waar komen we vandaan?<br />

Weet iemand waar we begonnen zijn? Ja, waarmee? Nee, waarom? Nou, ik zou liever<br />

willen weten: waartoe? Tot waar? - Tot hier, zegt Taats terwijl hij zich bruusk<br />

omdraait zodat <strong>de</strong> hele meute over elkaar heen buitelt omdat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>hoe<strong>de</strong> van <strong>voor</strong>en<br />

meelopers Taats blin<strong>de</strong>lings volgt - hij is immers hun leidsman. Daarmee zijn ze<br />

bij Taats aan het verkeer<strong>de</strong> adres. Gidsen wil<strong>de</strong> Taats, niet lei<strong>de</strong>n, zelfs niet mislei<strong>de</strong>n;<br />

hij heeft zijn hele leven al een broertje dood aan <strong>voor</strong>oplopers gehad; nu hij ein<strong>de</strong>lijk<br />

een jongensdroom werkelijkheid ziet wor<strong>de</strong>n, is hij gids, <strong>de</strong>snoods met een<br />

gegalonneerd jasje aan en helm met mijnwerkerslamp op z'n kop, maar om <strong>de</strong> dooie<br />

dood geen lei<strong>de</strong>r. Om dat te bewijzen laat hij zijn zelfbenoem<strong>de</strong> volgelingen nog<br />

liever <strong>de</strong> hele weg teruglopen.<br />

Bijna waren ze droogvoets <strong>de</strong> Jordaan overgestoken, moesten ze opeens van <strong>de</strong>ze<br />

Moos weer terug, terwijl ze al een tijdje over plassen in <strong>de</strong> gang heen stapten, of erin<br />

stapten alnaargelang ze in <strong>de</strong> achterste gele<strong>de</strong>ren ver-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


128<br />

zeild waren geraakt, en elk ogenblik <strong>de</strong> muren van water kon<strong>de</strong>n zien instorten. De<br />

waarheid, zei Taats, is waar we die vin<strong>de</strong>n, het woord zegt het al. Hoho, niet allemaal<br />

tegelijk, niet door elkaar heen praten en zeker niet vragen. Voor we hebben uitgezocht<br />

waar ie<strong>de</strong>rs gespecialiseer<strong>de</strong> waarheid verborgen ligt, is het uur al <strong>voor</strong>bij en moet<br />

ik alweer op huis aan. Waar waren we in het begin? Ik wil niet flauw doen, maar kan<br />

iemand mij vertellen wat het begin was - waarbij ik terzij<strong>de</strong> laat hoe je ooit kunt<br />

weten dát iets het begin is als niemand weet waarvan het een of het begin is. Bestaat<br />

het begin wel? En als je op <strong>de</strong> bonnefooi van iets zegt: laten we dat hypothetisch ‘het<br />

begin’ noemen, zo gaat dat met alle begrippen, wetenschappelijke én esthetische,<br />

wat moeten we dan in hemelsnaam <strong>de</strong>nken van het begrip Begin an und für sich? De<br />

primaire vraag is: kun je A zeggen zon<strong>de</strong>r een alfabet te hebben of zelfs maar te<br />

kennen? De primordiale vraag is: heeft A ooit A gezegd, zoja, kan A ook B zeggen?<br />

Of moet A B zeggen omdat zij an<strong>de</strong>rs zichzelf geen A kan noemen? Of had A zich<br />

beter X kunnen noemen of o, aangenomen dat o niets an<strong>de</strong>rs is dan een uitgehonger<strong>de</strong><br />

nul? Laten we stemmen. Zoniet, dan proberen we eerst een consensus te bereiken<br />

over het beginkapitaal: <strong>de</strong> wetenschap waarmee we dit uur moeten rondkomen - met<br />

<strong>de</strong>ze aantekening weliswaar dat het uur al ruimschoots <strong>voor</strong>bij is en mijn vraag <strong>voor</strong>al<br />

zal zijn: heeft u wel genoeg kapitaal op zak om mij straks een vette fooi te geven;<br />

en dat rondkomen eer<strong>de</strong>r een hypothese dan een slotsom is. Ho ho, roept een<br />

slimmerik, je kunt niet kiezen uit één mogelijkheid! Dat kan best, maar ik was nog<br />

niet uitgepraat, zegt Taats en geniet zichtbaar van zijn alweten<strong>de</strong> positie: of we<br />

marcheren erop los, we trekken erop uit, we gaan ons weegs, we gaan op pad, we<br />

volgen onze neus, we lopen verloren zon<strong>de</strong>r alle hoop te laten varen, we vervolgen<br />

onze weg alsof het ons levenspad is, we gaan recht op ons doel af, we doen gewoon<br />

over wat ie<strong>de</strong>reen van <strong>de</strong> aanwezigen al eens heeft gedaan om zijn of haar loopbaan<br />

tot een hoogtepunt te voeren, vanwaar een mens tevre<strong>de</strong>n om kan kijken en achterover<br />

mag leunen zon<strong>de</strong>r bang te hoeven zijn meteen terug te vallen... Ja, dat doen we,<br />

roepen allen als uit één keel, we doen alles over, beter en over. Ik wil han<strong>de</strong>n zien,<br />

verordonneert Taats, <strong>de</strong> meeste han<strong>de</strong>n tellen, ook in extreme situaties als <strong>de</strong>ze<br />

gedragen we ons als geboren <strong>de</strong>mocraten, nietwaar? En na <strong>de</strong> stemmen te hebben<br />

geteld, verklapt Taats <strong>de</strong> uitslag: hon<strong>de</strong>rd procent is vóór <strong>de</strong> revolutie, dat wil zeggen:<br />

terugrollen en opnieuw beginnen bij het begin. Hoezo? Waarschijnlijk iemand die<br />

uit protest twee han<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lucht in heeft gestoken. Vico, zegt Taats, u zegt hoezo, ik<br />

zeg ziezo, Vico, dames en heren, volgt u mij maar op ons aller dwaalwegen.<br />

Over <strong>de</strong> erbarmelijke stijl van <strong>de</strong> officiële kunstnota's<br />

Martin Reints<br />

[De dbnl is niet gemachtigd <strong>de</strong>ze tekst hier weer te geven.]<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over <strong>de</strong> poëzie van Bob Dylan<br />

Wouter van Oorschot<br />

133<br />

I gave her my heart but she wanted my soul<br />

Don't think twice, it's allright - 1963<br />

Hij werd in 1941 geboren in een Duluth genaamd gat in <strong>de</strong> Amerikaanse staat<br />

Minnesota. Geen plek <strong>voor</strong> een puber om rockster te wor<strong>de</strong>n, wel om ein<strong>de</strong>loos naar<br />

radiozen<strong>de</strong>rs te luisteren en hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n liedjes te leren nazingen en spelen op je gitaar.<br />

Dat <strong>de</strong>ed hij letterlijk en hij ontwikkel<strong>de</strong> zich zo tot een wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> encyclopedie<br />

van <strong>de</strong> blanke en zwarte Amerikaanse volksmuziek: ‘folk’ en ‘blues’.<br />

Op zijn twintigste nam Robert Zimmerman <strong>de</strong> wijk naar New York. In het<br />

<strong>voor</strong>bijgaan vond hij <strong>de</strong> artiestennaam Bob Dylan <strong>voor</strong> zichzelf uit. Hij nestel<strong>de</strong> zich<br />

in <strong>de</strong> artiestenwijk Greenwich Village. Daar trad <strong>de</strong> ambitieuze ex-puber als velen<br />

<strong>voor</strong> een paar centen op in cafés. In 1961 zat <strong>de</strong> overwegend blanke, sociaal bewogen<br />

clientèle aldaar niet te wachten op rock&roll maar op ‘folkmusic’, in die dagen een<br />

vehikel <strong>voor</strong> maatschappijkritische teksten. Zijn grote kennis ervan zal <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking<br />

en ontwikkeling van zijn schrijftalent hebben bevor<strong>de</strong>rd. Voornaamste ‘wapens’:<br />

vindingrijk rijm en humor. Vrijwel tegelijkertijd bleek hij in staat hier<strong>voor</strong> eigen<br />

melodieën te be<strong>de</strong>nken, wat <strong>voor</strong> een beetje muzikaal persoon met een<br />

encyclopedische kennis van blues en folkmusic niet al te moeilijk is. Hij werd ont<strong>de</strong>kt,<br />

nam in 1962 zijn eerste grammofoonplaat Bob Dylan op, werd wereldberoemd in<br />

1965 maar trad pas in 1978 <strong>voor</strong> het eerst op in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

In april van laatstgenoemd jaar vertel<strong>de</strong> ik Hilly dat Bob Dylan op 23 juni een concert<br />

zou geven in het Feijenoordstadion te Rotterdam. Reeds lang tevoren had ik mijn<br />

moe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> zijn werk weten te winnen. Het sprak daarom <strong>voor</strong> mij vanzelf dat ze<br />

mij en wat vrien<strong>de</strong>n daarheen zou vergezellen. Ze zag evenwel op tegen het massale<br />

karakter van <strong>de</strong> samenkomst en weiger<strong>de</strong>. Dat zij <strong>de</strong>ze unieke kans niet greep nu die<br />

zich ein<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed, kon ik niet begrijpen. Een jaar of zes tevoren was zij immers<br />

meege-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


134<br />

gaan naar het Amsterdamse Concertgebouw, waar <strong>de</strong> legendarische popgroep The<br />

Band zijn enige Ne<strong>de</strong>rlandse optre<strong>de</strong>n gaf? Hoe intens had zij daarvan genoten! The<br />

Band! Die tij<strong>de</strong>ns Dylans grensverleggen<strong>de</strong> wereldtournee in 1966 naam gemaakt<br />

had als zijn begeleidingsgroep maar daarna zelf, met Music from Big Pink (1968) en<br />

The Band (1969), <strong>de</strong> ganse popmuziek een reuzeslinger had gegeven! Ik zou er<br />

persoonlijk op toezien dat haar heus niets overkwam. Maar nee.<br />

Tot mijn verrassing meld<strong>de</strong> Geert dat hij graag mee zou gaan. Dat was bijzon<strong>de</strong>r:<br />

in 1965 en zelfs nog in 1970 had ik gevoeld dat mijn va<strong>de</strong>r me <strong>voor</strong>al naar concerten<br />

van The Rolling Stones en Emerson, Lake & Palmer (waar ik per se naar toe wil<strong>de</strong>)<br />

vergezeld had om te zorgen dat míj niets overkomen zou. Maar dat zijn hoogsteigen<br />

vorm van broedzorg zich tot mijn 26ste levensjaar uitstrekte, was onwaarschijnlijk.<br />

Wat was er aan <strong>de</strong> hand? Hij had er jegens mij nooit blijk van gegeven te begrijpen<br />

waar Bob Dylan <strong>voor</strong> stond, laat staan dat hij literaire kwaliteit in zijn werk ont<strong>de</strong>kt<br />

had. Moest ik alsnog geloven dat hij het meen<strong>de</strong>, toen hij in zijn openingswoord <strong>voor</strong><br />

het 200 ste ‘jubileumnummer’ van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> (1974) verklaar<strong>de</strong> dat on<strong>de</strong>r veel meer óók<br />

‘over <strong>de</strong> poëzie van Bob Dylan’ moest wor<strong>de</strong>n geschreven? Dit <strong>de</strong>el van zijn tira<strong>de</strong><br />

had ik als een sympathieke maar vrijblijven<strong>de</strong> handreiking ervaren: uit vrije wil had<br />

hij nog nooit een letter van Dylans ‘poëzie’ gelezen. Niettemin, wie geloven wil dat<br />

hij toch heus bij Dylans eerste concert op Ne<strong>de</strong>rlandse bo<strong>de</strong>m aanwezig was, zal dit<br />

van mij moeten aannemen. De foto die daar van hem genomen is, kan ik nergens<br />

meer vin<strong>de</strong>n: op een stadiontribune, in <strong>de</strong> stromen<strong>de</strong> regen die <strong>voor</strong>afgaand aan het<br />

concert overvloedig valt, zit een in regenjas gehul<strong>de</strong> gestalte met een plastic haarkapje<br />

op die een krant leest. De enige re<strong>de</strong>n waarom je wilt geloven dat hier <strong>de</strong> uitgever<br />

van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zit, is omdat van on<strong>de</strong>r dit haarkapje een florissant bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> havanasigaar<br />

uitsteekt.<br />

Geerts geste ten spijt is het aantal afleveringen van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> nadien verdubbeld maar<br />

zomin daar als in an<strong>de</strong>re literaire tijdschriften verscheen een serieus essay ‘over <strong>de</strong><br />

poëzie van Bob Dylan’. Blijkbaar valt zijn werk buiten <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuurboot.<br />

El<strong>de</strong>rs wordt daar an<strong>de</strong>rs over gedacht. In Frankrijk werd <strong>de</strong> schrijver-zanger-musicus<br />

benoemd tot Comman<strong>de</strong>ur <strong>de</strong>s Arts et <strong>de</strong>s Lettres, <strong>de</strong> hoogste on<strong>de</strong>rscheiding <strong>voor</strong><br />

kunstenaars in dit land. Hij werd bedacht met enkele eredoctoraten in <strong>de</strong> letteren aan<br />

buitenlandse universiteiten, zijn werk wordt bestu<strong>de</strong>erd aan letterenfaculteiten, er<br />

verschijnen talloze geleer<strong>de</strong> boeken over hem en enkele jaren gele<strong>de</strong>n werd hij<br />

<strong>voor</strong>gedragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Nobelprijs <strong>voor</strong> literatuur. Of dit een staan<strong>de</strong> kandi-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


135<br />

datuur is, zou ik niet weten maar in Ne<strong>de</strong>rland leid<strong>de</strong> <strong>de</strong> bekendmaking ervan tot<br />

smalen<strong>de</strong> reacties. Zo on<strong>de</strong>r meer van Harry Mulisch (die maar niet begrijpen kan<br />

waarom <strong>de</strong> wereld hem die prijs niet allang ootmoedig is komen aanbie<strong>de</strong>n) en<br />

literatuurkenners die er<strong>voor</strong> hebben doorgeleerd of -gelezen zoals <strong>de</strong> naar Italië<br />

gevluchte letterenpaus van <strong>de</strong> Volkskrant Michaël Zeeman, <strong>voor</strong> wie Ne<strong>de</strong>rland te<br />

klein schijnt. Intussen bran<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re literatoren, die bepaald sympathie hebben <strong>voor</strong><br />

Dylans kunstenaarschap, zich liever <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n niet aan <strong>de</strong> heikele vraag in hoeverre<br />

<strong>de</strong>ze merkwaardige man een serieus te nemen dichter is of niet. Is het een hang naar<br />

hokjesgeest die allen daarbij dwarszit?<br />

Bob Dylan schrijft meren<strong>de</strong>els berijm<strong>de</strong> teksten, zet die op muziek, zingt ze en<br />

begeleidt zichzelf daarbij op gitaar en harmonica (soms piano), of treedt aan met een<br />

groep musici. Voor mij is het geen vraag of zijn werk moet wor<strong>de</strong>n gerekend tot het<br />

eeuwenou<strong>de</strong> genre in <strong>de</strong> ‘belles lettres’ waarin minstrelen en chansonniers excelleren<br />

die meer kunnen dan rijmen: François Villon, Georges Brassens, Joni Mitchell, Randy<br />

Newman. Het tegenargument dat hooggeleer<strong>de</strong>n daar altijd tegenin brengen: ‘alleen<br />

wat er op papier van overblijft, telt’, acht ik een flagrante huiskamerontkenning van<br />

het aardse als gelijkwaardig aan het cerebrale. Een <strong>de</strong>bat tussen doven zou echter<br />

jammer zijn van onze tijd en energie. Walcott en Szymborska zijn mid<strong>de</strong>ls toekenning<br />

van <strong>de</strong> Nobelprijs <strong>voor</strong> literatuur tot het Walhalla bevor<strong>de</strong>rd - het zij hen van harte<br />

gegund. Dylan zal die eer wel nooit ten <strong>de</strong>el vallen - het zal hem ongetwijfeld koud<br />

laten. Zijn kunst staat al ruim veertig jaar onafgebroken wereldwijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht<br />

van tientallen miljoenen die zich erdoor geraakt, geroerd, getroost weten: van<br />

handwerklie<strong>de</strong>n tot wetenschappers, landbouwers tot ambtenaren, gelovigen tot<br />

ongelovigen. Opmerkelijker wellicht: hij blijkt een van <strong>de</strong> weinige ‘dinosaurussen’<br />

in <strong>de</strong> popmuziek - <strong>de</strong>ze bij uitstek aan ‘jeugdverdrijf’ toegeschreven ‘volkskunst’ -<br />

die indruk op jongere generaties maakt. Bij dit alles is één ding zeker: zon<strong>de</strong>r zijn<br />

teksten had zijn muziek hem geen wereldroem gebracht. Die is op zijn best<br />

verdienstelijk, niet uitzon<strong>de</strong>rlijk. Wel staat zij <strong>de</strong>rmate in dienst van zijn teksten, dat<br />

vrijwel geen uitvoering ervan door an<strong>de</strong>ren te pruimen valt: alleen in Dylan zelf komt<br />

<strong>de</strong> symbiose tot stand die zijn kunstenaarschap uniek maakt en het is alleen die<br />

waarop zij goed kan wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld.<br />

Dylans thema's, <strong>voor</strong> zover niet typisch die van een Noord-Amerikaan, zijn beperkt<br />

in getal. De ontoereikendheid van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, zwerven en - in iets<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


136<br />

min<strong>de</strong>re mate - religiositeit zijn <strong>de</strong> drie constanten in zijn werk. Motieven zijn<br />

gebon<strong>de</strong>n aan perio<strong>de</strong>n, al duiken zij altijd wel weer ergens op: politiek, kunst, drugs<br />

(jaren 1962-'66), familie ('67-'74), mystiek en geloofsbelij<strong>de</strong>nis ('75-'83),<br />

sterfelijkheidsbesef en zelfreflectie ('84-he<strong>de</strong>n). Voorts is het oeuvre, waarin veel<br />

wordt verwezen naar mythen en <strong>de</strong> bijbel, legendarische figuren en beken<strong>de</strong><br />

persoonlijkhe<strong>de</strong>n op velerlei terrein, door<strong>de</strong>semd van humor én zwartgalligheid.<br />

Tezamen vormen <strong>de</strong> ruim 500 teksten een hecht bouwwerk dat één, overigens nooit<br />

expliciet uitgesproken hoofdthema zichtbaar maakt: het is wenselijk dat <strong>de</strong> mens zijn<br />

individualiteit ontplooit, wil hij zich tegen zijn individuele kwetsbaarheid kunnen<br />

wapenen. Deze verfijn<strong>de</strong> paradox vindt men in het oeuvre beurtelings terug als een<br />

emotionele en politieke, soms ook religieuze stellingname tegenover een mensheid<br />

die ertoe neigt het individu dat zich niet aanpast aan <strong>de</strong> groepsnorm belachelijk te<br />

maken, te discrimineren, isoleren, kleineren, manipuleren, mishan<strong>de</strong>len, on<strong>de</strong>rdrukken<br />

of <strong>de</strong>snoods te vermoor<strong>de</strong>n, als het even kan in naam van een of an<strong>de</strong>re god. In <strong>de</strong><br />

ganse, rampzalige twintigste eeuw is nauwelijks een kunstenaar te vin<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>ze<br />

‘stelling’ zo overtuigend en verbazingwekkend gevarieerd <strong>voor</strong> het voetlicht bracht<br />

als Bob Dylan. Voeg daarbij een virtuoze behan<strong>de</strong>ling van rijm en ritme en een<br />

gepassioneer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht en het beeld is ongeveer compleet. Het bracht hem<br />

wereldroem én een slepend misverstand met veel zijner bewon<strong>de</strong>raars, om niet te<br />

zeggen een conflict, over <strong>de</strong> rol die zij hem in diezelf<strong>de</strong> wereld toebedachten en die<br />

hij weiger<strong>de</strong> te aanvaar<strong>de</strong>n: die van geestelijk lei<strong>de</strong>r.<br />

Mid<strong>de</strong>ls een aantal teksten en uitspraken tij<strong>de</strong>ns interviews is Dylan dat conflict<br />

doelbewust aangegaan. Zon<strong>de</strong>r twijfel zal hij zich naarmate zijn roem toenam alleen<br />

al uit lijfsbehoud tegen die hem opgedrongen rol hebben willen wapenen maar niet<br />

ten onrechte achtte hij die bovendien strijdig met zijn hoofdthema. Het ziet ernaar<br />

uit dat hij dit conflict verloor maar hij behield wel zijn artistieke integriteit.<br />

Het is een open <strong>de</strong>ur dat men ‘een kind van zijn tijd’ is. Zo bezien is het niet<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk dat Dylans talent zich tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropbouw na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog ontplooi<strong>de</strong>. Zijn internationale doorbraak kan niet los wor<strong>de</strong>n gezien<br />

van <strong>de</strong> toen gevestig<strong>de</strong> Pax Americana, toenemen<strong>de</strong> welvaart in <strong>de</strong>mocratieën naar<br />

westers mo<strong>de</strong>l, <strong>de</strong> hoge vlucht die <strong>de</strong> muziekindustrie en <strong>de</strong> communicatietechnologie<br />

namen, <strong>de</strong> wereldwij<strong>de</strong> verbreiding van het Anglo-Amerikaans en ten slotte, als<br />

gevolg van dit alles, <strong>de</strong> opkomst, mid<strong>de</strong>n jaren vijftig van <strong>de</strong> twintigste eeuw, van<br />

het tot dan toe onbeken<strong>de</strong> fenomeen ‘jeugdcultuur’. Van <strong>de</strong>ze rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n heeft<br />

Dylan optimaal<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


137<br />

gebruikgemaakt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verbreiding van zijn kunst. Azijnpissers vin<strong>de</strong>n daarin reeds<br />

voldoen<strong>de</strong> bewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inferieure kwaliteit ervan. Van wezenlijker belang is dat<br />

zijn opkomst óók samenviel met <strong>de</strong> wellicht belangrijkste omslag in het <strong>de</strong>nken van<br />

<strong>de</strong> westerse mens sinds <strong>de</strong> Verlichting: <strong>de</strong> overgang van eng-nationalistisch naar<br />

individualistisch <strong>de</strong>nken. Deze vond plaats tussen 1955 en 1975 en Dylan stond er<br />

van zijn 14e tot zijn 34ste mid<strong>de</strong>nin. Hiervan maakte ik <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> tien jaar, die met<br />

zijn internationale doorbraak samenviel, bewust mee. Pas in 1975, ik was toen 23,<br />

kreeg ik begrip van een motief <strong>voor</strong> mijn waar<strong>de</strong>ring van zijn werk, dat daarmee<br />

feitelijk niets te maken had.<br />

In 1963 pleeg<strong>de</strong> mijn ou<strong>de</strong>re broer Guido zelfmoord en bleef ik alleen achter met<br />

onze ou<strong>de</strong>rs. In 1965 ont<strong>de</strong>kte ik Dylan en viel <strong>voor</strong> zijn ‘sound’. Tien jaar later<br />

kwam ik erachter dat ik mijn do<strong>de</strong> broer instinctief in <strong>de</strong> drie jaar ou<strong>de</strong>re Dylan<br />

herboren had laten wor<strong>de</strong>n: een plastic broer bij gebrek aan beter. In 1963 kon ik<br />

natuurlijk niet <strong>voor</strong>zien dat dit consequenties had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wijze waarop ik Dylans<br />

werk zou gaan begrijpen. Wie nu herleest wat ik nadien als zijn hoofdthema ben<br />

gaan zien: het is wenselijk dat <strong>de</strong> mens zijn individualiteit ontplooit, wil hij zich tegen<br />

zijn individuele kwetsbaarheid kunnen wapenen, zal mijn on<strong>de</strong>skundigheid terzake<br />

diens ‘Nobelprijs-Fähigkeit’ <strong>de</strong>s te waarschijnlijker beamen... Wat rest is <strong>de</strong> vraag<br />

hoe ik erbij kwam dat dit wel <strong>de</strong>gelijk het hoofdthema van mijn plastic broer moest<br />

zijn.<br />

Verrassend genoeg ligt het antwoord daarop in Dylans oeuvre ruimschoots <strong>voor</strong><br />

het oprapen. Het ligt besloten in een opmerkelijk motief van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sliedkunst<br />

waarvan mij, met uitzon<strong>de</strong>ring van een enkel lied van Georges Brassens (La<br />

non-<strong>de</strong>man<strong>de</strong> au marriage), geen eer<strong>de</strong>re vertolkers bekend zijn. Het betreft <strong>de</strong><br />

principiële afwijzing van wat ik noem ‘lief<strong>de</strong>s worggreep’: <strong>de</strong> onwil verliefd te blijven<br />

op een minnaar of minnares die je emotioneel afmat, uitzuigt, <strong>voor</strong> wie je het eeuwige<br />

mid<strong>de</strong>lpunt bent, die bereid is zichzelf weg te cijferen zolang jij maar blijven wil,<br />

wiens leven zon<strong>de</strong>r jou ‘zinloos’ is.<br />

Tegen <strong>de</strong>ze ‘worggreep’, resultaat van een traditionele lief<strong>de</strong>smoraal die door een<br />

eeuwenou<strong>de</strong> falanx van religie en staatshuishouding is en wordt bevor<strong>de</strong>rd en die na<br />

<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog <strong>voor</strong>al door Walt Disney en traditionele popmuziek werd<br />

geperverteerd, zet Dylan zich af. Zelf in menig opzicht een moralist, wijst hij <strong>de</strong><br />

lokroep van <strong>de</strong> ‘won<strong>de</strong>rbare’ on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke lief<strong>de</strong> af waar die slechts als<br />

<strong>de</strong>kmantel <strong>voor</strong> rigoureuze, onvolwassen (!) bezitsdrift blijkt te fungeren en daarmee<br />

zijn individualiteit tot in <strong>de</strong> kern aantast, zijn lief<strong>de</strong> om zeep helpt. Deze ‘antimoraal’<br />

blijkt in Dylans oeuvre<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


138<br />

vaak verstopt in enkele regels maar keert ook regelmatig terug in afgeron<strong>de</strong> teksten.<br />

On<strong>de</strong>r liefhebbers heeft dit aspect van zijn werk <strong>voor</strong> grote verwarring gezorgd.<br />

Hoewel het nauwelijks iemand kon ontgaan dat Dylan in woord en geschrift <strong>de</strong> hem<br />

opgedrongen rol als geestelijk lei<strong>de</strong>r afwees, ontstond niettemin het politiek correcte<br />

misverstand dat hij kampte met een duistere vorm van misogynie. Literaire betweters<br />

bedachten er op termijn zelfs <strong>de</strong> kernachtige term ‘putdownsongs’ <strong>voor</strong>. Zij bedoelen<br />

daarmee liedjes waarin <strong>de</strong> liefhebben<strong>de</strong> we<strong>de</strong>rpartij geestelijk volkomen vernaggeld<br />

wordt. Welnu: Dylans verstandhouding met het an<strong>de</strong>re geslacht is niet<br />

onproblematisch maar dit is <strong>de</strong> kern van het door hem opgeworpen ‘probleem’ zeker<br />

niet. In zijn veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> ‘putdownsongs’ is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> niet meer dan een vehikel<br />

<strong>voor</strong> het aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> stellen van zijn veel ingrijpen<strong>de</strong>r, dieper graven<strong>de</strong> paradox: dat<br />

individuele kwetsbaarheid het best beschermd wordt door individualiteit te ontplooien.<br />

Het is dít thema dat spoort met <strong>de</strong> orkaan die tussen 1955 en 1975 over <strong>de</strong> westerse<br />

wereld raas<strong>de</strong>, die <strong>de</strong> overgang van eng-nationalistisch naar individualistisch <strong>de</strong>nken<br />

bezegel<strong>de</strong> en in welks oog, kind van zijn tijd, Dylan stond. Privé-ervaringen in <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong>, politiek engagement én artistieke integriteit, gevoegd bij zijn talent, maakten<br />

dat hij op het juiste moment op <strong>de</strong> juiste plaats was en, <strong>de</strong>els óndanks zichzelf, erin<br />

slaag<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze paradox op onnavolgbare wijze te verwoor<strong>de</strong>n.<br />

De mij toebemeten ruimte maakt een overzicht van Dylans veertigjarige omgang<br />

met die paradox onmogelijk; ik beperk me tot <strong>de</strong> beginjaren.<br />

Al heel vroeg kwam hij rudimentair in zijn teksten <strong>voor</strong>. Een van zijn meest gelief<strong>de</strong><br />

liedjes uit die tijd staat op The freewheelin' Bob Dylan (1963), zijn twee<strong>de</strong> plaat,<br />

verschenen op zijn 22ste. Daarin verlaat <strong>de</strong> ik-figuur zijn liefje en trekt, eenmaal ‘on<br />

the road’, <strong>de</strong> conclusie: ‘I gave her my heart but she wanted my soul / Don't think<br />

twice, it's all right’.<br />

Een krap jaar later is Dylan door zijn politiek meest uitgesproken <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaat The<br />

times they are a-changin' het aura van ‘New Yorkse belofte’ ontstegen. De<br />

progressieve goegemeente in <strong>de</strong> ganse Verenig<strong>de</strong> Staten heeft hem dan ingehaald<br />

als ‘<strong>de</strong> stem van een generatie’ en claimt hem ook als zodanig. De druk die daarmee<br />

gepaard gaat, maakt dat hij <strong>de</strong> kont tegen <strong>de</strong> politiekcorrecte krib gooit. Najaar 1964<br />

verschijnt zijn vier<strong>de</strong> plaat Another si<strong>de</strong> of Bob Dylan, die <strong>voor</strong>namelijk ‘lovesongs’<br />

bevat. De meeste daarvan zijn niet best maar het openings- én slotlied mogen er zijn.<br />

In bei<strong>de</strong> wordt een ‘jij’ toegezongen door een ‘ik’ en <strong>de</strong> enige verwijzing naar bei<strong>de</strong>r<br />

geslacht kan,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


139<br />

hoe onontkoombaar ook, niet onnadrukkelijker zijn: dat ze nu eenmaal door een man<br />

of een vrouw gezongen moeten en dat hier een man dit doet. Zij zijn evenwel zo<br />

sexe-neutraal als maar mogelijk, waardoor ie<strong>de</strong>reen zich al naar gelang zijn of haar<br />

omstandighe<strong>de</strong>n, eenvoudig in <strong>de</strong> ‘ik’- en ‘jij’-figuur kan verplaatsen.<br />

In het openingslied All I really want to do geeft <strong>de</strong> ‘ik’ zes strofen lang een<br />

staalkaart van alle verschrikkelijkhe<strong>de</strong>n die mensen elkaar o zo gemakkelijk aandoen<br />

maar die hij/zij per se níet aan <strong>de</strong> ‘jij’ voltrekken wil. Elke strofe wordt dan ook<br />

besloten met ‘All I really want to do / Is, baby, be friends with you’. In het slotlied<br />

daarentegen - oudste sleutel tot <strong>de</strong> paradox en Dylans kunstenaarschap - keert <strong>de</strong> ‘ik’<br />

het openingslied binnenstebuiten. Ik geef het origineel en mijn onbeholpen vertaling:<br />

It ain't me, babe<br />

Go 'way from my window,<br />

Leave at your own chosen speed.<br />

I'm not the one you want, babe,<br />

I'm not the one you need.<br />

You say you're lookin' for someone<br />

Never weak but always strong,<br />

To protect you an' <strong>de</strong>fend you<br />

Whether you are right or wrong,<br />

Someone to open each and every door,<br />

But it ain't me, babe,<br />

No, no, no, it ain't me, babe,<br />

It ain't me you're lookin' for, babe.<br />

Go lightly from the ledge, babe,<br />

Go lightly on the ground.<br />

I'm not the one you want, babe,<br />

I will only let you down.<br />

You say you're lookin' for someone<br />

Who will promise never to part,<br />

Someone to close his eyes for you,<br />

Someone to close his heart,<br />

Someone who will die for you an'more,<br />

But it ain't me, babe,<br />

Ik ben het niet, lief<br />

Ga weg nu van mijn venster,<br />

neem hier<strong>voor</strong> ook alle tijd.<br />

Ik ben niet die je wilt, lief,<br />

mij ben je heus beter kwijt.<br />

Je zegt iemand te zoeken,<br />

nooit eens zwak maar altijd sterk,<br />

die je beschermt en ver<strong>de</strong>digt,<br />

<strong>de</strong>snoods paal stelt aan je perk,<br />

zoëen die elke <strong>de</strong>ur <strong>voor</strong> je ontsluit,<br />

maar 'k ben het niet, lief,<br />

nee, nee, nee, 'k ben het niet, lief,<br />

op mij ben je niet echt uit, lief.<br />

Wip lichtjes van 't kozijn, lief,<br />

kom licht neer op <strong>de</strong> grond.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ik ben niet die je wilt, lief,<br />

omdat ik je slechts verwond.<br />

Je zegt iemand te zoeken<br />

die je belooft nooit weg te gaan,<br />

zijn ogen <strong>voor</strong> je sluiten wil<br />

en zijn hart er achteraan,<br />

een die <strong>voor</strong> je sterven wil en meer,<br />

maar 'k ben het niet, lief,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


No, no, no, it ain't me, babe,<br />

It ain't me you're lookin' for, babe.<br />

Go melt back into the night, babe,<br />

Everything insi<strong>de</strong> is ma<strong>de</strong> of stone.<br />

There's nothing in here moving<br />

An' anyway I'm not alone.<br />

You say you're looking for someone<br />

Who'll pick you up each time you fall,<br />

To gather flowers constantly<br />

An' to come each time you call,<br />

A lover for your life an' nothing more,<br />

But it ain't me, babe,<br />

No, no, no, it ain't me, babe,<br />

It ain't me you're lookin' for, babe.<br />

nee, nee, nee, 'k ben het niet, lief<br />

ik ben niet die je begeert, lief.<br />

Toe versmelt nu met <strong>de</strong> nacht, lief,<br />

binnenin is alles toch van steen.<br />

Niets valt hier te beleven<br />

en hoe dan ook 'k ben niet alleen.<br />

Je zegt iemand te zoeken<br />

die je weerhoudt van elke val,<br />

die eeuwig bloemen <strong>voor</strong> je plukt,<br />

als geroepen komen zal,<br />

een liefje <strong>voor</strong> het leven en niets meer,<br />

maar 'k ben het niet, lief,<br />

nee, nee, nee, 'k ben het niet, lief,<br />

ik ben niet die je begeert, lief.<br />

140<br />

Hier niet het klassieke lief<strong>de</strong>sverdriet - hoe lang al niet bezongen in <strong>de</strong> wereldliteratuur<br />

-, zelfs geen Georges Brassens die uit bewon<strong>de</strong>ring zijn gelief<strong>de</strong> in La non-<strong>de</strong>man<strong>de</strong><br />

au marriage toezingt: ‘Ik heb <strong>de</strong> eer je niet te vragen om je hand mijn lief: dat wij<br />

onze namen niet graveren op een boterbrief’. Valt <strong>de</strong> vraag of wij hier vandoen<br />

hebben met hoogwaardige poëzie wellicht in het niet bij <strong>de</strong> impact die ‘Ik ben het<br />

niet’ wel op het toegezongen (ex-)lief moet hebben? Hoe typerend <strong>voor</strong> een zich<br />

wijzigen<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>smoraal halverwege <strong>de</strong> twintigste eeuw is wat Dylan hier doet?<br />

Herkennen wij ons hier als <strong>de</strong> geharnaste ‘heelmeester’ die <strong>de</strong> patiënt een schone<br />

wond toebrengt door zichzelf te vaccineren, die wij ooit zelf zijn geweest? Onszelf<br />

als ex-patiënt misschien? Mocht dit motief in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>spoëzie eer<strong>de</strong>r ‘behan<strong>de</strong>ld’<br />

zijn, dan zeker niet zo rechtstreeks. Naarmate Dylan het ver<strong>de</strong>r uitdiepte, verkreeg<br />

het zelfs wereldwij<strong>de</strong> betekenis <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong>stijds bekend werd als <strong>de</strong> ‘politics of<br />

sex’. Van dit laatste fenomeen mochten veel mannen <strong>de</strong>stijds dan wel graag ontkennen<br />

dat het ten grondslag ligt aan alle politiek maar zo eenvoudig kwamen zij daarmee<br />

bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> feministische golf van 1970 en volgen<strong>de</strong> jaren natuurlijk niet meer<br />

weg.<br />

Voor <strong>de</strong> ‘folkies’ maakte Dylan het evenwel nog bonter. In 1965 verruil<strong>de</strong> hij zijn<br />

akoestische gitaar <strong>voor</strong> een elektrisch versterkte begeleidingsgroep: <strong>de</strong> vervulling<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


van zijn puber-rockdroom. Het akoestische It ain't me, babe verscheen een ruim half<br />

jaar vóór zijn wereldwij<strong>de</strong> doorbraak, in augustus<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


141<br />

van dat jaar, met het elektrische Like a rolling stone. Omdat ook in dit veel beroem<strong>de</strong>r<br />

gewor<strong>de</strong>n lied van eenvoudig te begrijpen politiek engagement geen enkele sprake<br />

was, beschouw<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ‘folkies’ het als een dubbel verraad aan ‘<strong>de</strong> goe<strong>de</strong> zaak’. Veel<br />

intrigeren<strong>de</strong>r was evenwel, dat <strong>de</strong> spreker vergeleken bij It ain't me, babe zo mogelijk<br />

nog sekslozer was. In plaats van door een ‘ik’ werd hier een ‘Miss Lonely’ genoemd<br />

meisje van goe<strong>de</strong> afkomst toegezongen door een stem, die haar huidige staat in vier<br />

strofen vol nachtmerrieachtige beel<strong>de</strong>n van volstrekte verlatenheid samenvat en <strong>de</strong>ze<br />

telkens afrondt met het refrein: ‘How does it feel, to be on your own, like a complete<br />

unknown, with no direction home, like a rolling stone?’ Reeds het afgron<strong>de</strong>lijke<br />

karakter van dit lied maakte Dylans internationale doorbraak <strong>de</strong>s te opmerkelijker.<br />

Wat ‘hoor<strong>de</strong>’ het tienermiljoenenpubliek erin, dat het hem juist dáármee wereldwijd<br />

een klankbord verschafte?<br />

Zo mogelijk nog opmerkelijker is, dat hij het wereldwij<strong>de</strong> succes van Like a rolling<br />

stone in oktober 1965 liet volgen door een nieuwe ‘hitsingle’ die door kenners als<br />

‘putdownsong’ bij uitstek wordt beschouwd. Ziehier, we<strong>de</strong>rom in mijn vertaling:<br />

Positively 4th street<br />

You got a lotta nerve<br />

To say you are my friend<br />

When I was down<br />

You just stood there grinning<br />

You got a lotta nerve<br />

To say you got a helping hand to lend<br />

You just want to be on<br />

The si<strong>de</strong> that's winning<br />

You say I let you down<br />

You know it's not like that<br />

If you're so hurt<br />

Why then don't you show it<br />

Het was absoluut op straat<br />

Jij hebt veel lef, verdomd<br />

dat je me je vriend noemt:<br />

was ik eens triest<br />

dan stond jij te grijnzen.<br />

Jij hebt verdomd veel lef<br />

als je zegt dat ik je hulp heb verdiend:<br />

aan <strong>de</strong> kant die jij kiest<br />

vallen slechts <strong>de</strong> prijzen.<br />

Je weet het is niet waar<br />

dat ik je vallen liet.<br />

Ben je gekwetst<br />

toon het dan tenminste<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


You say you lost your faith<br />

But that's not where it's at<br />

You had no faith to lose<br />

And you know it<br />

I know the reason<br />

That you talk behind my back<br />

I used to be among the crowd<br />

You're in with<br />

Do you take me for such a fool<br />

To think I'd make contact<br />

With the one who tries to hi<strong>de</strong><br />

What he don't know to begin with<br />

You see me on the street<br />

You always act surprised<br />

You say, ‘How are you?’ ‘Good luck’<br />

But you don't mean it<br />

When you know as well as me<br />

You'd rather see me paralyzed<br />

Why don't you just come out once<br />

And scream it<br />

No, I do not feel that good<br />

When I see the heartbreaks you embrace<br />

If I was a master thief<br />

Perhaps I'd rob them<br />

And now I know you're dissatisfied<br />

With your position and your place<br />

Don't you un<strong>de</strong>rstand<br />

It's not my problem<br />

Je gelooft niet meer in mij<br />

zeg je, maar zo ligt 't niet,<br />

je geloof is, weet je best, een<br />

hersenspinsel.<br />

Ik weet best waarom<br />

je achter mijn rug om praat,<br />

eens zat ik in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> groep<br />

als jij nu<br />

Denk je heus dat ik zo'n gek ben<br />

die het liefste contact<br />

legt met wie juist probeert te<br />

verbergen dat hij niets weet, huh?<br />

Als je me ziet op straat<br />

ben je schijnbaar verrast,<br />

zegt ‘Hoe gaat het?’ ‘Veel geluk’<br />

meent er geen pest van<br />

Je weet net zo goed als ik<br />

142<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


dat je me liever verlamd ziet.<br />

Kom er nu maar eens <strong>voor</strong> uit<br />

en krijs dan<br />

Nee, ik voel me echt beroerd<br />

als ik je zie zwelgen in verdriet,<br />

Als superdief had ik het<br />

vast van je vervreemd<br />

Ik weet dat je ontevre<strong>de</strong>n bent<br />

met <strong>de</strong> jou toe bemeten rol<br />

maar snap je dat is<br />

net niet mijn probleem<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


I wish that for just one time<br />

You could stand insi<strong>de</strong> my shoes<br />

And just for that one moment<br />

I could be you Yes,<br />

I wish that for just one time<br />

You could stand insi<strong>de</strong> my shoes<br />

You'd know what a drag it is<br />

To see you.<br />

Kon je nu maar <strong>voor</strong> één keer<br />

een tijd in mijn schoenen staan<br />

en was ik <strong>voor</strong> dat moment<br />

nu maar eens jou<br />

Ja! Kon je nu maar <strong>voor</strong> één keer<br />

een tijd in mijn schoenen staan.<br />

De sof die jij dan zag zie<br />

ik in jou.<br />

143<br />

13 1/2 was ik, en eens te meer in <strong>de</strong> war. Had ik mij dankzij ‘Miss Lonely’ nog<br />

kunnen vasthou<strong>de</strong>n aan het strootje dat Like a rolling stone over een meisje ging,<br />

met Positively 4th street ontnam mijn held me mijn laatste uitvlucht. Dit ging wel<br />

<strong>de</strong>gelijk over mij wist ik, voel<strong>de</strong> ik, maar welke ‘sof’ vermocht hij dan wel in mij te<br />

zien? Ik kwam er niet uit. Feit is dat het lang zo'n grote ‘hit’ niet werd als Like a<br />

rolling stone. De volgen<strong>de</strong> single verscheen eind november 1965 en werd zelfs<br />

helemáál geen hit. Maar Can YOU please crawl out your window? verschafte me<br />

wel een embryonaal antwoord op wat me onbewust kwel<strong>de</strong> - zelfs geen plastic broer<br />

die mijn vriend wil<strong>de</strong> zijn -, omdat het eindig<strong>de</strong> met <strong>de</strong> slotregels:<br />

You got a lotta nerve<br />

To say you are my friend<br />

If you won't crawl out your window<br />

Yes crawl out your window<br />

Jij hebt veel lef, verdomd<br />

dat je me je vriend noemt<br />

als je niet je <strong>de</strong>nkraam uitkruipt<br />

Ja kruip uit je <strong>de</strong>nkraam<br />

Van het verband dat Dylan zelf tussen bei<strong>de</strong> liedjes leg<strong>de</strong>, brouw<strong>de</strong> ik alsnog een<br />

strootje. Wat wist een nog geen veertienjarige van ‘politics of sex’, laat staan <strong>de</strong><br />

overgang van eng-nationalistisch naar individualistisch <strong>de</strong>nken, waar ook hijzelf<br />

mid<strong>de</strong>nin zat? Wél had ik intussen weet van het door Dylan aangegane conflict met<br />

zijn bewon<strong>de</strong>raars van het eerste uur, <strong>de</strong> ‘folkies’ die hem had<strong>de</strong>n ingehaald als<br />

‘politieke stem van een generatie’. Door die laatste strofe van Can YOU please crawl<br />

out your window? kon ik plotseling een majeure conclusie trekken en dwarsverban<strong>de</strong>n<br />

leggen.<br />

De conclusie was dat Dylan mijn plastic broer niet alleen niet was en niet kón zijn<br />

maar, belangrijker, het zelfs vertíkte dat te zijn en dat hij daarin volkomen gelijk had.<br />

Wat hij met ‘uit je <strong>de</strong>nkraam kruipen’ bedoel<strong>de</strong>, snapte ik nauwelijks nog. Dat ik het<br />

zélf moest zien te red<strong>de</strong>n in het leven, zelfs<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


144<br />

zón<strong>de</strong>r plastic broer, begreep ik echter maar al te goed. Dat was even slikken: <strong>voor</strong><br />

mijn door zelfmoord geplaag<strong>de</strong> jongejongenszieltje was het niet eenvoudig om binnen<br />

een jaar het hele traject van kennismaking met, verering van en afwijzing door mijn<br />

held te on<strong>de</strong>rgaan. Dit nam mij zó in beslag dat ik niets an<strong>de</strong>rs meer draai<strong>de</strong> en driftig<br />

spaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> al zijn zes tot dan toe verschenen grammofoonplaten.<br />

Het grootste probleem dat velen met Dylan hebben, is zijn snerpen<strong>de</strong> stem, wat<br />

vergoelijkt kan wor<strong>de</strong>n want een zoetgevooisd zonnetje in huis is hij zeker niet. Dat<br />

najaar van 1965 bestond mijn grootste dagelijkse genoegen erin, hem 's ochtends te<br />

draaien terwijl ik mijn schooltas inpakte. Aan het gesnerp kwam op zekere<br />

maandagochtend een abrupt ein<strong>de</strong> toen Hil, die elke morgen trouw mijn boterhammen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange schooldag gereed maakte, vlak na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer ‘... als een compleet<br />

onbeken<strong>de</strong>, als een rollen<strong>de</strong> steen’ naar binnen stoof, ‘Uit met die herrie!’ schreeuw<strong>de</strong><br />

en <strong>de</strong> daad bij het woord voegend een woeste kras op mijn aanbe<strong>de</strong>n Like a rolling<br />

stone- single aanbracht. Van Geert zou mij <strong>de</strong>ze uitbarsting <strong>de</strong>stijds niet verbaasd<br />

hebben maar Hil <strong>de</strong>ed het en zij liet me verbijsterd achter. Boos niet want hoe kon<strong>de</strong>n<br />

ouwe mensen dit ook goed vin<strong>de</strong>n en dan nog wel 's ochtends vroeg? Daar kwam<br />

bij dat ik <strong>de</strong> kras niet als een ramp hoef<strong>de</strong> te zien. Ik wist dat ik kort daarop over<br />

voldoen<strong>de</strong> geld zou beschikken, nodig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> langspeelplaat die met hetzelf<strong>de</strong> lied<br />

begon en nog eens acht soortgelijke liedjes bevatte.<br />

Een week na mijn lang verbei<strong>de</strong> aanschaf van Dylans nieuwste lp Highway 61<br />

revisited thuiskomend uit school, stond ik perplex: diezelf<strong>de</strong> ‘herrie’ schal<strong>de</strong> door<br />

<strong>de</strong> huiskamer. Benen over <strong>de</strong> leuning van een luie stoel, ogen gesloten, met een te<br />

<strong>voor</strong>schijn tre<strong>de</strong>nd glimlachje bij <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ‘Everybody's making love or else<br />

expecting rain’ in het laatste lied van kant twee, zat daar Hil. Hoe vaak zou ze die<br />

plaat al van begin tot eind gedraaid hebben? Ik stel<strong>de</strong> mijzelf die vraag niet maar is<br />

het woord ‘schielijk’ ooit op mij van toepassing geweest, dan wel op mijn aftocht<br />

die middag, terug naar <strong>de</strong> keuken waar mijn <strong>voor</strong>nemen tot het verorberen van een<br />

driedubbele kaas-tomaat-komkommer-sla-mayonaise-boterham strand<strong>de</strong> op een<br />

aanrecht vol afwas. Tegen mijn gewoonte in hem <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren te laten staan begon<br />

ik die te red<strong>de</strong>ren maar liet hem snel <strong>voor</strong> wat hij was toen zij binnenkwam:<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


145<br />

- Zeg wat kostte die plaat eigenlijk?<br />

‘Zeventienvijftig.’ Ze haal<strong>de</strong> twee tientjes uit haar tas.<br />

- Hier, om het goed te maken van die kras.<br />

‘Dan koop ik een an<strong>de</strong>re van hem hoor.’<br />

- Die wil ik dan ook wel eens horen. En krijg ik geen kus meer tegenwoordig als<br />

je thuiskomt?<br />

Die kreeg ze. En ik hielp sindsdien vaker afwassen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


146<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over het bargoens<br />

Ewoud San<strong>de</strong>rs<br />

1<strong>47</strong><br />

Over het Bargoens hoor je vaak dat het een do<strong>de</strong> taal is. Voor een <strong>de</strong>el is dat juist.<br />

Bargoens was lang wat taalkundigen een sociolect noemen: <strong>de</strong> taal van een bepaal<strong>de</strong><br />

sociale groep. In dit geval ging het om <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> verschoppelingen, van <strong>de</strong> laagste<br />

sociale klasse. En dan nog in het bijzon<strong>de</strong>r van die elementen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

verschoppelingen die het niet zo nauw namen met <strong>de</strong> wet. Bargoens was <strong>de</strong> taal van<br />

<strong>de</strong> dieven, inbrekers, venters, zwervers, kramers en hoeren. Het was een geheimtaal,<br />

een taal van samenzweer<strong>de</strong>rs, van mannen en vrouwen die niet afgeluisterd wil<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n door buitenstaan<strong>de</strong>rs. Die buitenstaan<strong>de</strong>rs kon<strong>de</strong>n burgers zijn - potentiële<br />

slachtoffers - of <strong>de</strong> politie, <strong>de</strong> natuurlijke vijand van <strong>de</strong> jongens en meisjes van <strong>de</strong><br />

vlakte, zoals ze lang wer<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Het was ook een taal die per tijd, per streek en per beroepsgroep sterk kon<br />

verschillen. Het Bargoens was <strong>voor</strong>tdurend in beweging, omdat <strong>de</strong> politie in<strong>de</strong>rdaad<br />

meeluister<strong>de</strong>. Er zijn in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r eeuwen door politieagenten, rechercheurs, rechters<br />

en gevangenisdirecteuren tientallen lijstjes aangelegd met Bargoense woor<strong>de</strong>n. En<br />

zodra <strong>de</strong> gabbers doorhad<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> russen (rechercheurs) hen kon<strong>de</strong>n verstaan,<br />

voeg<strong>de</strong>n zij weer nieuwe woor<strong>de</strong>n en betekenissen aan hun geheimtaal toe. Het<br />

Bargoens bloei<strong>de</strong> door dit spel tussen kat en muis, tussen dief en dien<strong>de</strong>r.<br />

Blon<strong>de</strong> Greet<br />

Als sociolect is het Bargoens in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> twintigste eeuw een langzame<br />

dood gestorven. Hier zijn verschillen<strong>de</strong> oorzaken <strong>voor</strong> aan te wijzen, maar <strong>de</strong><br />

belangrijkste is het wegvallen van het proletariaat, van <strong>de</strong> groep die zich zo lang van<br />

het Bargoens had bediend. Ne<strong>de</strong>rland kent geen echte on<strong>de</strong>rklasse meer, <strong>de</strong> kramers<br />

zijn verdwenen en <strong>de</strong> venters en zwervers bijna.<br />

Dieven, inbrekers en hoeren bestaan nog wel, maar die lijken niet meer op hun<br />

collega's van vroeger. Als we <strong>de</strong> beschrijvingen en foto's mogen geloven wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

Amsterdamse Wallen, nu gedomineerd door meisjes uit<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


148<br />

Afrika en uit het Oostblok, ooit bevolkt door Hollandse vrouwen van mid<strong>de</strong>lbare<br />

leeftijd met een forse boezem en een suikerspin op het hoofd. Ze luister<strong>de</strong>n naar<br />

namen als Blon<strong>de</strong> Greet, Rooie Sien, Schele Riek en Anne Kwartje.<br />

Het zal wel een romantisering zijn, maar hun pooiers - als ze die had<strong>de</strong>n - komen<br />

uit <strong>de</strong> verhalen naar voren als jongens van <strong>de</strong> gestampte pot, met ruwe bolster en<br />

blanke pit. Hun han<strong>de</strong>n zaten soms wat los, maar <strong>de</strong>ep down waren ze zo rot nog<br />

niet en een enkeling had zelfs een hart van goud. Er werd niet geschoten in <strong>de</strong><br />

hoerenbuurt, er werd maar zel<strong>de</strong>n iemand omgelegd, en <strong>de</strong> stoep werd dagelijks<br />

keurig geveegd. On<strong>de</strong>r elkaar spraken <strong>de</strong> vrouwen en <strong>de</strong> pooiers een taaltje dat <strong>de</strong><br />

hoerenlopers niet kon<strong>de</strong>n verstaan, een vaktaal die zij tot op bepaal<strong>de</strong> hoogte <strong>de</strong>el<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> dieven en inbrekers die in <strong>de</strong> kroegen ver<strong>de</strong>rop bij elkaar kwamen om hun<br />

volgen<strong>de</strong> kraak te bespreken. Of om op te scheppen over <strong>de</strong> klus van gisteren.<br />

Nogmaals, <strong>de</strong> kans lijkt mij groot dat een en an<strong>de</strong>r is geromantiseerd, maar dit is<br />

het beeld van <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>lijke oud-Hollandse criminaliteit dat je tegenkomt in <strong>de</strong><br />

boeken van on<strong>de</strong>r meer Is. Querido, M.J. Brusse, Willem van Iependaal, K. Groen,<br />

W.A. Tienman, H. Voor<strong>de</strong>wind en Haring Arie.<br />

Vinkendresseurs<br />

Ik geef één <strong>voor</strong>beeld uit het prachtige boekje Het rosse leven en sterven van <strong>de</strong><br />

Zandstraat van M.J. Brusse. Dit boekje, uit 1917, bevat <strong>de</strong> reportages die Brusse<br />

omstreeks 1912 schreef toen <strong>de</strong> hoerenbuurt in Rotterdam werd afgebroken om plaats<br />

te maken <strong>voor</strong> het nieuwe raadhuis aan <strong>de</strong> Coolsingel. Deze buurt, wereldwijd bekend<br />

bij zeelie<strong>de</strong>n, werd ook wel <strong>de</strong> ‘Pol<strong>de</strong>r’ genoemd.<br />

‘Nu 't zoo leeg was in <strong>de</strong>n Pol<strong>de</strong>r’, aldus Brusse, die rondloopt met een smeris,<br />

‘zàg je haast niet an<strong>de</strong>rs staan lenzen en loopen vigileeren dan dat uitvaagsel, dat<br />

geteisem van gepensionneer<strong>de</strong>n, van krakers, gisse en gesjefte jongens; van kantelaars,<br />

heitjes-peijijzers, saroespeelsters, Turksche tafelschellen, sjerfers, soogers, brassers<br />

en lokduiven; van negenwekers, broeiërs, meikevers, meelukpezers, turftrekkers en<br />

vinkendresseurs; van tippelaars, pier<strong>de</strong>rs, nobelen, pernozemannen, mareedzemers<br />

en hun gabbers. En 't was al <strong>de</strong>n duivel bargoens wat je er ver<strong>de</strong>kt hoor<strong>de</strong> smoezen,<br />

zodra ze <strong>de</strong> russen in <strong>de</strong> linken kregen. Maar mijn gids voel<strong>de</strong> zich daar blijkbaar<br />

best on<strong>de</strong>r thuis. En niemand, die er hem leelijk op aankeek, al liepen er dan ook<br />

verschei<strong>de</strong>n, die nog heel wat op hun foelie had<strong>de</strong>n. Al had hij er menigeen zèlf van<br />

verschut en naar 't schuurtje gebracht, ja tot omslaan verlokt, eer ze <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


149<br />

bijl had<strong>de</strong>n geroken; nog onlangs hun niese, heur knul wegens spienoze hoog laten<br />

gaan, die nu in <strong>de</strong> tofes d'r haaie drukkerd zaten op te knappen.’<br />

Brusse somt hier allerlei criminele ‘beroepen’ op die wij niet meer kennen, in een<br />

taal die groten<strong>de</strong>els verloren is gegaan.<br />

Reïncarnatie<br />

Betekent <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van het Bargoens als sociolect nu ook dat <strong>de</strong>ze geheimtaal<br />

helemaal verdwenen is? Nee, gelukkig niet. Het Bargoens mag dan zijn verschei<strong>de</strong>n<br />

als specifieke groepstaal, <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat zijn gereïncarneerd in <strong>de</strong> platte<br />

taal, <strong>de</strong> straattaal, <strong>de</strong> volkstaal van met name <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n. Dit heeft te maken met<br />

een an<strong>de</strong>re grote sociale ontwikkeling in <strong>de</strong> 20ste eeuw, bijna net zo ingrijpend als<br />

het wegvallen van het arme proletariaat. Ik heb het over <strong>de</strong> sociale omwentelingen<br />

in <strong>de</strong> jaren zestig. De omstandighe<strong>de</strong>n zijn bekend: <strong>de</strong> jeugd keer<strong>de</strong> zich feller dan<br />

ooit tegen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re generatie, <strong>de</strong> normen en waar<strong>de</strong>n gingen op <strong>de</strong> helling, alles<br />

moest an<strong>de</strong>rs. Een en an<strong>de</strong>r uitte zich ook in het taalgebruik, dat vrijer en min<strong>de</strong>r<br />

officieel werd. ‘De jongere generatie’, schrijft <strong>de</strong> Utrechtse taalkundige Nicoline van<br />

<strong>de</strong>r Sijs ergens, ‘keer<strong>de</strong> zich tegen het verzorg<strong>de</strong> en gekunstel<strong>de</strong> taalgebruik van <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>re generatie. Er kwam een grote tolerantie <strong>voor</strong> verschillen in uitspraak en<br />

woordkeus, <strong>voor</strong> informeel taalgebruik en <strong>voor</strong> het gebruik van dialect. Het verschil<br />

tussen spreektaal en schrijftaal werd kleiner.’<br />

Het Bargoens liftte mee in <strong>de</strong>ze beweging. De taal van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste klasse kwam<br />

<strong>voor</strong>zichtig bovengronds. De goegemeente vond het niet langer plat en ongepast om<br />

link te gebruiken <strong>voor</strong> ‘gevaarlijk’, lef <strong>voor</strong> ‘moed’ of jatten <strong>voor</strong> ‘stelen’. Op radio<br />

en televisie maakten cabaretiers furore die plat-Haags spraken, plat-Utrechts,<br />

plat-Rotterdams en natuurlijk plat-Amsterdams, een stadstaal die het al vanaf het<br />

begin van <strong>de</strong> 20ste eeuw goed had gedaan in het cabaret. In <strong>de</strong> jeugdbla<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

jaren zestig kwam je woor<strong>de</strong>n tegen die eer<strong>de</strong>r nauwelijks op papier had<strong>de</strong>n gestaan,<br />

woor<strong>de</strong>n die vervolgens traag doorsijpel<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> gevestig<strong>de</strong> kranten, <strong>de</strong><br />

tijdschriften en uitein<strong>de</strong>lijk zelfs naar <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nboeken.<br />

Asjemenou<br />

Dit hele proces heeft enkele <strong>de</strong>cennia geduurd. Toen Geert van Oorschot in 1974<br />

‘Over het bargoens’ toevoeg<strong>de</strong> aan zijn lijstje van on<strong>de</strong>rwerpen die in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ter<br />

sprake zou<strong>de</strong>n kunnen komen, was dit proces nog in volle gang. Het zal wel geen<br />

toeval zijn dat in datzelf<strong>de</strong> jaar <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>, herziene en ver-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


150<br />

meer<strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van het Bargoens woor<strong>de</strong>nboek van Enno Endt en Lieneke Frerichs<br />

was verschenen, het belangrijkste Bargoense woor<strong>de</strong>nboek van na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog (<strong>de</strong> eerste druk dateert uit 1970). Endt verzamel<strong>de</strong> het materiaal <strong>voor</strong><br />

dit boek naar eigen zeggen hoofdzakelijk in <strong>de</strong> jaren vijftig in Amsterdam.<br />

Endt en Frerichs maken een on<strong>de</strong>rscheid tussen ‘echt’ Bargoens en het zogenoem<strong>de</strong><br />

AB-slang. Met dit laatste bedoelen zij woor<strong>de</strong>n ‘die door vele ABN-sprekers wor<strong>de</strong>n<br />

gebruikt, terwijl zij zich bewust zijn daarmee niet op officieel niveau te spreken; <strong>de</strong><br />

term wordt ongeveer ge<strong>de</strong>kt door wat in woor<strong>de</strong>nboeken “gemeenzaam” heet’.<br />

In hun boek vin<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> aanduiding AB-slang bij woor<strong>de</strong>n en uitdrukkingen als<br />

asjemenou, bajes, naar <strong>de</strong> barrebiesjes gaan, bij gok <strong>voor</strong> ‘neus’, bij goochem, bij<br />

't zit wel snor en bij schuiven in <strong>de</strong> betekenis ‘betalen’ (‘en, wat schuift dat?’). Let<br />

wel: je kon dit in<strong>de</strong>rtijd wel zeggen, maar sociaal gezien begaf je je hiermee op glad<br />

ijs, want je sprak dui<strong>de</strong>lijk niet ‘op officieel niveau’.<br />

Zijn dit staaltjes van AB-slang, als échte platte taal geeft het Bargoens woor<strong>de</strong>nboek<br />

on<strong>de</strong>r meer heibel, hotel<strong>de</strong>botel, hotemetoot, hufter, jennen, joetje, kapotje, kat in 't<br />

bakkie enzo<strong>voor</strong>ts. Voor <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> or<strong>de</strong>: dit waren woor<strong>de</strong>n en uitdrukkingen die<br />

in<strong>de</strong>rtijd in bijna geen enkel woor<strong>de</strong>nboek te vin<strong>de</strong>n waren en kennelijk gol<strong>de</strong>n ze<br />

in <strong>de</strong> tijd dat Endt ze noteer<strong>de</strong> dus nog als zeer vulgair.<br />

Hotel<strong>de</strong>botel als een Bargoens woord, als een woord dat te plat was om op te<br />

nemen in een ‘gewoon’ woor<strong>de</strong>nboek - <strong>de</strong> opwaartse beweging van <strong>de</strong> volkstaal is<br />

inmid<strong>de</strong>ls zo ver <strong>voor</strong>tgeschre<strong>de</strong>n dat wij ons daar nu niks meer bij kunnen<br />

<strong>voor</strong>stellen.<br />

Neuken<br />

Het kan toeval zijn, maar precies in 1974 werd hotel<strong>de</strong>botel <strong>voor</strong> het eerst opgenomen<br />

in het Verklarend handwoor<strong>de</strong>nboek <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse taal van Koenen. In diezelf<strong>de</strong><br />

editie, <strong>de</strong> zevenentwintigste druk van dit populaire schoolwoor<strong>de</strong>nboek, nam <strong>de</strong><br />

lexicograaf J.W. Drewes <strong>voor</strong> het eerst het woord neuken op, met als <strong>voor</strong>beeldzin<br />

‘ze spartel<strong>de</strong> tegen, maar ik heb haar toch geneukt’. *<br />

In verschillen<strong>de</strong> boeken staat dat het woord neuken op 21 januari 1974 <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong><br />

op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse televisie, maar hoogstwaarschijnlijk gebeur<strong>de</strong> dat al eer<strong>de</strong>r. Nooit<br />

echter werd het door zoveel televisiekijkers opgemerkt als die avond, toen presentator<br />

Joop van Tijn het gebruikte in Open en bloot,<br />

* Neuken had al eer<strong>de</strong>r in Koenen gestaan, maar het was geschrapt. Het <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in 1932 in<br />

Koenen, als een Zuid-Ne<strong>de</strong>rlands (lees: Vlaams) woord met als betekenissen ‘stompen,<br />

beetnemen, foppen’. De seksuele betekenis, die al sinds 1898 in <strong>de</strong> Grote Van Dale staat,<br />

werd niet genoemd. In 1952 werd neuken geschrapt, om pas in 1974 terug te keren, nu alleen<br />

in <strong>de</strong> seksuele betekenis. Overigens dateert die betekenis al zeker uit <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw, maar<br />

eeuwenlang bleef zij in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nboeken onvermeld.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


151<br />

een televisieprogramma waarmee <strong>de</strong> VARA Ne<strong>de</strong>rland op seksueel gebied probeer<strong>de</strong><br />

bij te spijkeren. Van Tijn sprak het uit alsof het een huis-, tuin- en keukenwoord was,<br />

terwijl Endt en Frerichs het nog omschreven als een ‘door het taboe als grof<br />

bestempeld en verme<strong>de</strong>n woord’.<br />

Ik bedoel maar: toen Geert van Oorschot in 1974 schreef dat er in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> wel iets<br />

te mel<strong>de</strong>n zou zijn ‘Over het bargoens’, staken steeds dui<strong>de</strong>lijker signalen <strong>de</strong> kop op<br />

dat het Bargoens met kracht uit <strong>de</strong> dood aan het herrijzen was.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


152<br />

Over het uitsterven van <strong>de</strong> bibliofiel<br />

Astrid Lampe<br />

met<br />

zijn verschei<strong>de</strong>n<br />

valt ook<br />

<strong>de</strong> verzameling uiteen <strong>de</strong><br />

koelies <strong>de</strong><br />

kaffers met<br />

poeiere kaffies bijeenhou<br />

bouw<strong>de</strong>n hem<br />

schier particulier<br />

<strong>de</strong>ze kom-aan-allitereren-jij en tot rijmdwang veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> familie<br />

stichtten! alles met alles rijmend ja band wand rang<br />

ik zijn geconfijt kersje zeker<br />

hij tsjie <strong>de</strong><br />

hooikoorts<br />

zó'n tapijt één draad <strong>de</strong> wereld .uit<br />

ein<strong>de</strong>lijk -ha, <strong>de</strong> meid<br />

-hi, ik trek graag<br />

mag graag trekken heet dit sir. dat zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>de</strong> goe<strong>de</strong> berichten<br />

met jouw/mijn verschei- huh...<br />

heel ons uit mekaar dat<br />

153<br />

hébben hul graag<br />

dat iets heftigs tot rust komt<br />

kon ik uw boekenkast<br />

your finger on my trigger<br />

ook maar zo leegschud<strong>de</strong>n<br />

in me <strong>de</strong> bandjes door handjes van passie bijeen<br />

onze gans<br />

godslie<strong>de</strong>rlijklasterlijke Zigeunerfamilie (D)<br />

tong me <strong>de</strong> draad- nee primero mio caro .lager<br />

<strong>de</strong> lijm o<strong>de</strong>r .je zaad noggus door pixotte<br />

ach gewoon laat me vliegen trek het kot vlot gospel me:<br />

amén<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


154<br />

Over het blijven negeren van Multatuli door het Ne<strong>de</strong>rlandse volk<br />

Atte Jongstra<br />

Eerst maar eens <strong>de</strong> stelling aangesne<strong>de</strong>n die boven dit stuk staat. Wordt Multatuli<br />

genegeerd door het Ne<strong>de</strong>rlandse volk? De stelling werd geformuleerd door Geert<br />

van Oorschot, een multatuliaan uit <strong>de</strong> hoek van vrij<strong>de</strong>nkers en sociaal-<strong>de</strong>mocraten,<br />

waar Multatuli in<strong>de</strong>rdaad werd beschouwd als potentiële Verlosser van een heel volk,<br />

met alle Christus-implicaties van dien.<br />

De gedachte van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs als één volk mag dan in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />

nog een laatste opflikkering hebben gekend, in onze dagen van mondiaal burgerschap<br />

is die gedachte geschie<strong>de</strong>nis gewor<strong>de</strong>n. Voorbij. Daarmee is <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> stelling<br />

weggevallen.<br />

Ik begin opnieuw.<br />

Over het negeren van Multatuli<br />

Eerst maar eens <strong>de</strong> stelling aangesne<strong>de</strong>n die boven dit stuk staat. Wordt Multatuli<br />

genegeerd? Nee. En het is ook nooit het geval geweest. Sinds <strong>de</strong> verschijning van<br />

Max Havelaar in 1860 is Multatuli <strong>voor</strong>tdurend bron van discussie geweest. Voor<br />

het leeuwen<strong>de</strong>el hing die discussie aan Multatuli's eigen aforisme ‘De roeping van<br />

<strong>de</strong> mens is mens te zijn...’ De vraag wat <strong>voor</strong> soort mens hij dan bedoel<strong>de</strong> lag <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> hand, met meteen <strong>de</strong> vervolgvraag: wat <strong>voor</strong> mens was Multatuli? Was hij <strong>de</strong><br />

Verlosser die <strong>de</strong> vrij<strong>de</strong>nkers in hem zagen, en die hij ook zelf via <strong>de</strong> vele passage's<br />

waarin hij zich met Jezus vergelijkt in zich meen<strong>de</strong> te zien belichaamd? Was hij<br />

daarbij eigenlijk geen frau<strong>de</strong>ur? Er is ein<strong>de</strong>loos gezeverd over het befaam<strong>de</strong> kastekort<br />

uit zijn perio<strong>de</strong> als Indisch bestuursambtenaar. Eduard Douwes Dekkers kasboek is<br />

één van <strong>de</strong> beroemdste episo<strong>de</strong>s uit <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Boekhouding. Ver<strong>de</strong>r: hoe<br />

zat het met Multatuli's pedagogische moraal ivm <strong>de</strong> opvoeding van zijn eigen zoon?<br />

Hoge i<strong>de</strong>alen, met <strong>de</strong> pen bele<strong>de</strong>n als Rousseau, maar intussen een va<strong>de</strong>r van<br />

lik-mijn-vestje?<br />

Een vloed van geschriften pro en contra, die pas na 1945 opdroog<strong>de</strong>.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


155<br />

Het aforisme ‘De roeping van <strong>de</strong> mens et cetera’ is in <strong>de</strong> Multatuli-discussie van na<br />

<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog min<strong>de</strong>r prominent gewor<strong>de</strong>n, maar van negeren was nog<br />

steeds geen sprake. Er trad een generatie van boekhou<strong>de</strong>rs aan. Literaire boekhou<strong>de</strong>rs,<br />

on<strong>de</strong>r aanvoering van Garmt Stuiveling. Het heeft ons het Volledig Werk opgeleverd,<br />

die met oud vrij<strong>de</strong>nkersvuur (Multatuli aan het Ne<strong>de</strong>rlandse Volk) is uitgegeven door<br />

Geert van Oorschot. Prachtig, goed werk.<br />

In '48 raakten we ons Indië kwijt, dat bracht een twee<strong>de</strong> groep ivm met Multatuli<br />

(hernieuwd) in het geweer - <strong>de</strong> Indische Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs. Met Max Havelaar en<br />

Minnebrieven kon<strong>de</strong>n ze aan <strong>de</strong> verwerking beginnen, van hun schaamte (<strong>de</strong> koloniale<br />

misda<strong>de</strong>n tegen al die Saïdjahs en Adinda's) en van hun heimwee naar <strong>de</strong> Gor<strong>de</strong>l<br />

van Smaragd. Een hardnekkige groep, heimwee en schaamte zijn immers hardnekkig.<br />

We nemen het ze niet kwalijk.<br />

Ook aan <strong>de</strong> boekhou<strong>de</strong>rs slechts dank. Maar <strong>de</strong> bezorging van het Volledig Werk<br />

is klaar, ze zijn boventallig gewor<strong>de</strong>n, ze kunnen afvloeien. Terug naar <strong>de</strong> titel boven<br />

dit stuk, we beginnen ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n male:<br />

Over het negeren van Multatuli<br />

Eerst maar eens <strong>de</strong> stelling aangesne<strong>de</strong>n die weer boven dit stuk staat. Wordt Multatuli<br />

genegeerd, nu het Volledig Werk is afgerond? Nee. Er is een biograaf bezig (Hugo<br />

Brandt Corstius), er is net een biografie verschenen (Dik van <strong>de</strong>r Meulen). Aandacht<br />

genoeg.<br />

Dik van <strong>de</strong>r Meulens voltooi<strong>de</strong> biografie werd in een recensie <strong>de</strong> hemel in geprezen<br />

door <strong>de</strong> al jaren bezige biograaf Brandt Corstius. Dat wekt grote zorgen over zijn<br />

eigen biografie. De psycholoog in mij zegt dat Brandt Corstius opgelucht was, en<br />

daarom zo enthousiast. Wat Dik immers op een rijtje zette, hoeft hij zelf niet meer<br />

te doen. Maar zijn lof was onterecht. Want het is een jammerlijk werk, die dikke<br />

Dik-biografie. Boekhou<strong>de</strong>rswerk, geschreven met <strong>de</strong> verwaandheid van <strong>de</strong><br />

grootboekknecht die op <strong>de</strong> stoel van <strong>de</strong> procuratiehou<strong>de</strong>r heeft plaatsgenomen. Dat<br />

is <strong>de</strong> korte samenvatting. De lange schreef ik óók, in Vrij Ne<strong>de</strong>rland. Voor wie die<br />

miste volgt hij als bijlage van dit stuk.<br />

Met het noemen van <strong>de</strong> naam Dik van <strong>de</strong>r Meulen, bij <strong>de</strong> herinneringen aan zijn<br />

domme, waan- en eigenwijze kortzichtigheid (zie bijlage), kan ik in dit stuk meteen<br />

helemaal opnieuw beginnen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over het negeren van Multatuli<br />

156<br />

Multatuli wordt niet genegeerd, schreef ik. Dat lijkt zo, maar is het ook zo? Het komt<br />

er op aan over welke Multatuli men spreekt. Er is aandacht <strong>voor</strong> het kastekort nog<br />

steeds, <strong>voor</strong> teksteditoriale aspecten, <strong>voor</strong> Indië in het Volledig werk, minuten in <strong>de</strong><br />

Multatuli-geschie<strong>de</strong>nis wor<strong>de</strong>n ein<strong>de</strong>loos tegen het licht gehou<strong>de</strong>n. Aan het beeld<br />

van Multatuli als schrijver, met inbegrip van <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> latere werken, van<br />

<strong>de</strong> poëtica van Multatuli, van zijn filosofie (‘Nee, een schryver wil ik niet zyn...’)<br />

komt men maar steeds niet toe.<br />

‘Hoewel er regelmatig een lans wordt gebroken <strong>voor</strong> Milioenenstudiën [...] moet<br />

wor<strong>de</strong>n gezegd dat Multatuli het niveau van die eerste drie jaar niet meer heeft<br />

gehaald.’<br />

‘Woor<strong>de</strong>n van biograaf Dik van <strong>de</strong>r Meulen, die vervolgens nalaat<br />

Millioenenstudiën (1873) goed te begrijpen.<br />

Ik hou al jaren vol dat een an<strong>de</strong>r dan het mensroepings-aforisme centraal staat in het<br />

werk van Multatuli: ‘twee keer twee is vier’. Of was het ‘twee plus twee’? Voor <strong>de</strong><br />

uitkomst van <strong>de</strong>ze simpele grondwaarheid maakt het niet uit, die is in bei<strong>de</strong> gevallen<br />

vier. Hoe dan ook: <strong>de</strong> filosofie, <strong>de</strong> kern van zijn (‘non-’) schrijverschap vin<strong>de</strong>n we<br />

pas in Multatuli's werk van na die eerste drie jaar. In <strong>de</strong> latere I<strong>de</strong>ën, in<br />

Millioenenstudiën.<br />

Ik breek geen lans <strong>voor</strong> Millioenenstudiën als roman, daar valt veel op aan te<br />

merken, al blijft het een geweldig boek. Ik breek een lans <strong>voor</strong> aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

complete Multatuli.<br />

Nu hoor ik <strong>de</strong> Dikken en <strong>de</strong> Multatuliaanse kastekort-politie al roepen:<br />

‘U voelt zich eenroepen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> woestijn! U voelt u zelf door het Ne<strong>de</strong>rlandse volk<br />

genegeerd! Zielig hoor, <strong>voor</strong> u!’<br />

Debunking, typisch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> waanwijze boekhou<strong>de</strong>rsgeest zodra er een dun windje<br />

in waait.<br />

Dunne Dik die Dikkie-Dik speelt. Potsierlijk.<br />

Natuurlijk wil ik gelezen wor<strong>de</strong>n. Welke schrijver wil dit niet? Maar het is toch<br />

beslist Multatuli zelf die genegeerd wordt, <strong>de</strong> echte, ware Multatuli, <strong>de</strong> filosoof in<br />

<strong>de</strong> schrijver die geen schrijver wil<strong>de</strong> zijn.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


157<br />

Over het negeren van <strong>de</strong> complete Multatuli<br />

Zodat we ein<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r een juiste titel kunnen ‘herbeginnen’, zoals <strong>de</strong> Vlamingen<br />

zeggen. We hebben <strong>de</strong>ze titel nu al zo vaak <strong>de</strong> revue zien passeren dat het moeilijk<br />

is niet ein<strong>de</strong>lijk het woord ‘negeren’ als ‘négeren’ uit te spreken. Want met het<br />

negeren van <strong>de</strong> essentie van Multatuli's werk, wordt dit verduisterd, genegerd,<br />

dichtgekit zoals ooit <strong>de</strong> goferhouten Arke Noachs in Multatuli's eigen woor<strong>de</strong>n:<br />

‘van-binnen en van-buiten bepekt met pek’.<br />

Waarom dit dichtkitten? Omdat goferhout water opneemt als een spons, een boot<br />

van dit hout zinkt als het net <strong>de</strong> haven uit is gevaren. Pek <strong>voor</strong>komt dat, en <strong>de</strong> schuit<br />

blijft als een veertje op het water liggen.<br />

Doctor Dik - hij promoveer<strong>de</strong> godbetert op zijn onbepekt goferhouten<br />

levensbeschrijving van Multatuli - ging weliswaar als Pieter Pikmans het zeegat uit,<br />

maar zonk zodra hij op zee was.<br />

‘Moet wor<strong>de</strong>n gezegd dat Multatuli het niveau van die eerste drie jaar niet meer<br />

heeft gehaald...’<br />

Het pek <strong>voor</strong> een zeewaardige visie op Multatuli is slechts te vin<strong>de</strong>n in diens werk<br />

van na <strong>de</strong> eerste drie jaar. Niet in Max Havelaar en Minnebrieven, maar in <strong>de</strong> I<strong>de</strong>ën<br />

en Millioenenstudiën.<br />

‘Maar dan sluit u Max Havelaar en Minnebrieven weer uit.’<br />

Niets is min<strong>de</strong>r waar. De brokkelige, schijnbaar chaotische structuur van <strong>de</strong>ze<br />

romans, het buitelproza dat Multatuli zelf in Sterne veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>, wordt pas echt<br />

begrijpelijk, Multatuli's oeuvre wordt pas één geheel als men hem compleet leest.<br />

En begrijpt natuurlijk. Wat geen sinecure is. Met name Millioenenstudiën is een<br />

buitengewoon gecompliceerd boek, dat zich slechts na jaren laat doorgron<strong>de</strong>n.<br />

‘En zelfs dat niet!’<br />

Een interruptie waarmee ik wil aangeven dat Millioenenstudiën juist vanwege haar<br />

weerbarstigheid blijft fascineren. Waarmee ik alsnog - ik weet wat ik doe - een lans<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze roman heb gebroken. Ik vind het een hoogtepunt uit <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuur en het is op zijn minst interessanter dan Max Havelaar of Minnebrieven.<br />

In <strong>de</strong>ze variaties op een stelling kom ik nu op <strong>de</strong> laatste variant:<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


158<br />

Over het negeren van <strong>de</strong> complete Multatuli door het volk van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse, literaire boekhou<strong>de</strong>rs<br />

Stelling juist! Hear hear!<br />

Wanneer staat <strong>de</strong> echte Multatuli-kenner eens op, een essayist die het hele oeuvre in<br />

retrospectief beziet en begrijpt wat Multatuli zelf na 1870 pas begreep?<br />

‘Hoho! Multatuli die niet wist wat hij <strong>de</strong>ed?’<br />

In<strong>de</strong>rdaad. Hij voel<strong>de</strong> al vroeg dat het goed was, intuïtief. Pas later wist hij dit<br />

ook. Bewust. Na grofweg 1870.<br />

‘Multatuli-kenners hebben we genoeg.’<br />

Goed. Natuurlijk mag ik hier niet nalaten J.J. Oversteegen te noemen, die met zijn<br />

Multatuli-essay De re<strong>de</strong>lijke natuur een heel eind kwam. Centraal staat het<br />

begrippenpaar natuur en Natuur, waarheid en Waarheid. Ik ga dat nu niet uitleggen,<br />

dat doet Oversteegen zelf wel. Maar helemaal dui<strong>de</strong>lijk wordt het ook niet. Daar<strong>voor</strong><br />

is zijn betoogtrant te aca<strong>de</strong>misch en zijn essay te weinig... essayistisch.<br />

Essayisten zijn dun gezaaid in <strong>de</strong> Multatuli-literatuur. Gedrevenen, minuutmannetjes<br />

en mensbeschouwers genoeg. En sinds '45 altijd weer die literaire boekhou<strong>de</strong>rs, een<br />

heel volk intussen, dat <strong>de</strong> complete Multatuli bij gebrek aan visie maar niet in zicht<br />

kan krijgen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


159<br />

Over <strong>de</strong> overschatting van Hoornik<br />

Jeroen Thijssen<br />

Hoornik is groot, Hoornik is dood. Ongebogen zijn <strong>de</strong> ruggen van zijn bun<strong>de</strong>ls.<br />

Overschatting? Lees Requiem.<br />

‘Te Mid<strong>de</strong>lharnis is een kind gestorven’...<br />

Titels van amateurs:<br />

Afscheid<br />

Dachau<br />

Fussilla<strong>de</strong>plaats<br />

Het lijf net zo <strong>de</strong>erniswekkend als <strong>de</strong> kop.<br />

Professionals beroeren drama slechts zij<strong>de</strong>lings. Een gedicht draait om zichzelf.<br />

Er staat niet wat er staat.<br />

Bij Hoornik wel - dat maakt onrustig. Zijn leed is onoverkomelijk.<br />

Ooit had Het Woord een Doel. Dat verdween op <strong>de</strong> breuk van oorlog en Vijftigers.<br />

Taal is geen werkelijkheid.<br />

Het woord dient niet ter expressie van leed.<br />

Er staat niet wat er staat.<br />

Zo beschei<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> beroeps.<br />

Niet <strong>de</strong> dilettant. Hij reist met dichte ogen. Groots is meer dan mooi. Drama is het<br />

Doel van Poëzie.<br />

Bij Hoornik ging het leven <strong>voor</strong>t in drama's. Zijn werk volg<strong>de</strong> zijn bestaan.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over Hanlo en <strong>de</strong> paradox<br />

Rutger Kopland<br />

160<br />

Op dringend verzoek van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Geert van Oorschot heb ik geprobeerd mij te<br />

verdiepen in het on<strong>de</strong>rwerp: ‘Jan Hanlo en <strong>de</strong> paradox’. Ik las nog eens Hanlo's<br />

Verzamel<strong>de</strong> gedichten. Gedichten zijn immers <strong>de</strong> broedplaatsen van paradoxen.<br />

Ver<strong>de</strong>r zocht ik al Hanlo's bijdragen op aan het boek Barbarberalfabet van J. Bernlef,<br />

G. Brands en K. Schippers (Querido, 1990). Wat een prachtig boek is dat, die<br />

(aangevul<strong>de</strong>) bloemlezing uit het tijdschrift Barbarber. Ik las die bijdragen van Hanlo<br />

omdat <strong>de</strong> paradox nogal eens een ingrediënt is van een grap. Misschien heb ik niet<br />

goed gelezen, maar paradoxen heb ik niet gevon<strong>de</strong>n. Dat hoef<strong>de</strong> van mij trouwens<br />

ook niet, want <strong>de</strong> paradox is een lastig ding. Het is wel <strong>de</strong>ftig om erover te schrijven,<br />

maar je gaat gemakkelijk <strong>de</strong> mist in als je erover gaat na<strong>de</strong>nken. Gelukkig kwam ik<br />

een flink aantal amusante en ontroeren<strong>de</strong> jeugdherinneringen tegen die me weer eens<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n beseffen hoe belangrijk dat Barbarber is geweest en hoe belangrijk Hanlo<br />

was, als één van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste protagonisten van het ‘Barbarberisme’. Ik besloot<br />

mijn on<strong>de</strong>rwerp te verleggen naar <strong>de</strong> Barbarberistische aspecten van Hanlo's werk.<br />

Je zou Barbarber kunnen zien als een marktplein waar een soort <strong>de</strong>mocratisering<br />

van <strong>de</strong> literatuur plaatsvond. Er werd van alles aangedragen, alles kon poëtisch gaan<br />

werken als je er goed naar keek: een onbeholpen tekst uit eenkrant, absur<strong>de</strong> anekdotes,<br />

wetenschappelijke vondsten, ‘onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>’ observaties, amateuristische<br />

beschouwingen, melige re<strong>de</strong>voeringen, enz. enz. De toon mocht lyrisch zijn, maar<br />

ook zakelijk, ontroering werd niet geschuwd, evenmin als slapstick. Vaak balanceren<br />

<strong>de</strong> teksten op <strong>de</strong> smalle grens tussen ernst en humor. De redacteuren van Barbarber<br />

waren er meesters in om teksten te maken en te selecteren die zich in het grensgebied<br />

tussen ernstige en vrolijke ontroering ophiel<strong>de</strong>n. En het werk van Jan Hanlo was<br />

hiervan een school<strong>voor</strong>beeld.<br />

Laat ik Hanlo's barbarberistische werk typeren met een paar citaten. Het eerste<br />

citaat is een <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> meer humoristische pool in zijn werk. De stijlfiguur<br />

is vaak een quasi rationeel door<strong>de</strong>nken van een onbenullig<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


161<br />

probleem, een soort melig doorzeuren. Het wekt bij mij een intense hilariteit. Het<br />

twee<strong>de</strong> citaat laat <strong>de</strong> lyrische kant zien. Het wekt bij mij een soort vrolijke weemoed.<br />

BANDRECORDER ALS (VER)TAALMACHINE<br />

Remco Campert noem<strong>de</strong> in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong> Kneu-eur partij in mijn ged. Oote<br />

op het eerste gehoor een soort imitatie-Deens. Nu draai<strong>de</strong> ik toevallig een<br />

stukje van een geluidsbandje van zijn vraaggesprek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> radio onlangs,<br />

van achteren naar voren af. Het leek net Deens. (Of eigenlijk tussen Deens<br />

en Zweeds in.)<br />

Zou nu achterstevoren afgedraaid Deens misschien verstaanbaar Ne<strong>de</strong>rlands<br />

opleveren? Of moet men hier een Deens-Zweeds dialect <strong>voor</strong> kiezen,<br />

misschien. Gemakkelijk te proberen, zal men zeggen. Ja als men goed<br />

Deens, of slecht, dan - spreekt en een bandrecor<strong>de</strong>r heeft.<br />

's Morgens<br />

<strong>voor</strong> Mai<br />

Het was half vijf 's morgens in April<br />

Ik liep, en floot <strong>de</strong> St. Louis Blues<br />

Maar ik floot die op mijn eigen wijze<br />

Al fluitend dacht ik: mocht mijn fluiten<br />

gelijken op <strong>de</strong> zang van <strong>de</strong> grote lijster<br />

En waarlijk, na enige tijd geleek mijn<br />

fluiten van <strong>de</strong> St. Louis Blues<br />

op <strong>de</strong> zang van <strong>de</strong> grote lijster:<br />

turdus viscivorus<br />

Ik zei al: Hanlo wekt bij mij amusante en ontroeren<strong>de</strong> jeugdherinneringen. Voor mij<br />

is zijn werk bij herlezing nog springlevend. Daar ben ik hem dankbaar <strong>voor</strong>. Ik besloot<br />

hem een brief te schrijven. Hij is er wel niet meer, maar, dacht ik, beter te laat dan<br />

nooit.<br />

Juni 2003<br />

Beste Jan Hanlo,<br />

Met veel genoegen heb ik een paar dingen van je herlezen: ‘Bandrecor<strong>de</strong>r<br />

als (ver)taalmachine’ en ‘'s Morgens’. Na lezing ben ik eens beter gaan<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


162<br />

luisteren en na<strong>de</strong>nken. Ik woon momenteel in Frankrijk en zit veel op het<br />

terras en hoor daar allerlei vogels zingen. En zoals jij probeer<strong>de</strong> om jouw<br />

fluiten van <strong>de</strong> St. Louis Blues te laten gelijken op <strong>de</strong> zang van <strong>de</strong> grote<br />

lijster, zo probeer<strong>de</strong> ik een paar Franse woor<strong>de</strong>n zo uit te spreken dat zij<br />

gingen lijken op <strong>de</strong> zang van <strong>de</strong> roodborst. Het zijn <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n epicerie,<br />

patisserie en psychiatrie. Als je die heel snel uitspreekt dan hoor je <strong>de</strong><br />

roodborst en omgekeerd, als je naar <strong>de</strong> roodborst luistert hoor je jezelf<br />

heel snel Frans spreken.<br />

Toen ik zo bezig was, ging ik van steeds meer vogels horen dat ze frans<br />

spreken of zingen, wat me op <strong>de</strong> gedachte bracht dat misschien alle vogels<br />

oorspronkelijk uit Frankrijk komen. Want je hoort nooit eens een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse vogel Ne<strong>de</strong>rlands fluiten, zoiets als ‘krui<strong>de</strong>nierswinkel’ of<br />

‘banketbakkerij’, hoe snel je die woor<strong>de</strong>n ook uitspreekt, je hoort geen<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse roodborst. Misschien dat een bandje van <strong>de</strong> zang van een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse roodborst, achterstevoren afgedraaid moet wor<strong>de</strong>n om dit<br />

on<strong>de</strong>rwerp ver<strong>de</strong>r uit te werken?<br />

In dit licht is het natuurlijk wel interessant dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse grote lijster<br />

wel een Amerikaans melodietje zingt en geen Ne<strong>de</strong>rlands, maar dat <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse roodborst geen psychiatrie zingt op zijn Amerikaans. Maar<br />

ja, psychiatrie is geen echt Ne<strong>de</strong>rlands woord, vandaar dat hij het op zijn<br />

Frans doet. En misschien hebben Franse vogels wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> handicap als<br />

Franse mensen, dat ze geen an<strong>de</strong>re talen kunnen spreken. Wat vind je<br />

hiervan? Zit ik er ver naast?<br />

Een verwant on<strong>de</strong>rwerp betreft niet <strong>de</strong> manier waarop mensen naar vogels<br />

luisteren, maar hoe zij over vogels praten. Zo hoor<strong>de</strong> ik onlangs een slager<br />

over een kip praten. Ik heb zijn woor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> je opgeschreven.<br />

Onze kip meneer<br />

Ach onze kip liep als een trein<br />

het was niet bij te benen<br />

maar hij bleef steeds langer liggen<br />

veel te lang uitein<strong>de</strong>lijk<br />

wij voeren geen kip meer meneer<br />

verdrietig genoeg<br />

Poëzie is overal Jan, maar dat wist je al.<br />

Hartelijk gegroet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


163<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


164<br />

Over <strong>de</strong> schrijvers van <strong>de</strong> ‘kleine dunne boekjes’<br />

Hedda Martens<br />

De schrijvers van <strong>de</strong> kleine dunne boekjes on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zich weinig van an<strong>de</strong>re<br />

mensen; ze eten, ze slapen, ze hebben werkzaamhe<strong>de</strong>n. Wel kost het schrijven van<br />

een bladzij<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> dunne boekjes aanzienlijk meer tijd dan wanneer het om een dik<br />

boek zou gaan, maar dat neemt niet weg dat er wereldwijd voldoen<strong>de</strong> dunne boekjes<br />

verschijnen om af en toe een feestelijke bijeenkomst te hou<strong>de</strong>n. - Gevierd wordt dan<br />

dat al die uitgaafjes, rug aan rug geplaatst, een van hogerhand vastgesteld aantal<br />

meters aan <strong>de</strong> literatuur hebben toegevoegd; bij <strong>de</strong> dikke boeken zijn dat kilometers,<br />

ze beslaan binnen- en buitenmuren van een gigantisch bolwerk dat zich uitbreidt met<br />

het élan van een wereldstad.<br />

Op enige afstand staat een hoge, smalle toren waarin het net iets te koud is; daar<br />

hou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schrijvers van <strong>de</strong> kleine dunne boekjes hun schaarse bijeenkomsten. De<br />

wenteltrap die naar <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>rzalen leidt wordt eens zo smal doordat alle dunne<br />

boekjes ter wereld erlangs staan, gerangschikt op een zeer lange en slanke<br />

spiraalvormige plank die <strong>de</strong> trap van begin tot eind volgt. Raakt zo'n plank vol, wat<br />

vanwege <strong>de</strong> dunheid van <strong>de</strong> boekjes zel<strong>de</strong>n vaker dan om <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>rd jaar het geval<br />

is, dan wordt van grote hoogte een nieuwe spiraal via een sleuf in <strong>de</strong> torenspits<br />

neergelaten. Als een gigantische kurkentrekker schroeft die zich op zijn eigen gewicht,<br />

toenemend verzwaard door dat van nieuw bijgeplaatste boekjes, traag naar bene<strong>de</strong>n,<br />

tot hij uitein<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> catacomben van <strong>de</strong> toren tot stilstand komt. - Ondanks <strong>de</strong><br />

betrekkelijke zeldzaamheid van zo'n gebeurtenis maakt elke schrijver van een dun,<br />

klein boekje het proces wel enigszins mee omdat het neerdalen zelf buitengewoon<br />

lang duurt; al van heel veraf is <strong>de</strong> spiraal als een onmetelijk lange, luchtige<br />

schroefdraad hoog op <strong>de</strong> toren waar te nemen, vogels strijken erop neer en poetsen<br />

hun veren terwijl ze onmerkbaar meedraaien.<br />

De bijeenkomstenin <strong>de</strong> ruime torenzaal wor<strong>de</strong>n onophou<strong>de</strong>lijk begeleid door het<br />

zachte, zoemen<strong>de</strong> zinken van zo'n spiraal, al eeuwenlang hetzelf<strong>de</strong> geluid dat niet<br />

schijnt te kiezen tussen stilstand en <strong>voor</strong>tgang, en dat bij <strong>de</strong> schrijvers van <strong>de</strong> dunne<br />

boekjes nog lang nazingt. Verreweg <strong>de</strong> meesten zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


165<br />

dichters, ze dragen <strong>voor</strong> uit hun werk en dat klinkt prachtig met het ijle gonzen samen;<br />

het hele gezelschap verstilt, en men <strong>de</strong>nkt aan niets an<strong>de</strong>rs meer. Ook het proza wint<br />

aan intensiteit en ruimte, het lijkt zelfs wel of <strong>de</strong> spiraal, die zich door het centrum<br />

van <strong>de</strong> hoge, ron<strong>de</strong> zaal draait, het tijdsbesef van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers in zijn eigen traagheid<br />

meevoert zodat nergens onrust optreedt, of honger of dorst.<br />

Naast <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten is er altijd één centrale re<strong>de</strong>voering, waarbij <strong>de</strong> toehoor<strong>de</strong>rs<br />

met nadruk herinnerd wor<strong>de</strong>n aan hun allereerste <strong>voor</strong>gangers in het genre, <strong>de</strong><br />

naamloze gewel<strong>de</strong>naars <strong>voor</strong> wie enkele regels al voldoen<strong>de</strong> waren om eeuwenlang<br />

weerklank te vin<strong>de</strong>n: niet <strong>voor</strong> niets was <strong>de</strong> Schepping hun werkterrein, gevolgd<br />

door E<strong>de</strong>n, en het vroegste Verraad. De schrijvers van <strong>de</strong> dunne boekjes slaan met<br />

vlakke hand op <strong>de</strong> tafel: nog geen zeven kolommen en alles is al verteld! - Zichtbaar<br />

zakt <strong>de</strong> spiraal door die trillingen sneller, hoog bovenin verliezen twee raven het<br />

houvast on<strong>de</strong>r hun voet. Om opnieuw luid krassend op te flad<strong>de</strong>ren bij <strong>de</strong> eerste<br />

pauze, wanneer alle schrijvers en dichters <strong>de</strong> trap afdraven om <strong>de</strong> positie van hun<br />

eer<strong>de</strong>re dunne boekjes te controleren: altijd weer net iets opgeschoven in <strong>de</strong> cirkelgang<br />

van <strong>de</strong> werkzame plank.<br />

Met als volgen<strong>de</strong> pauze een kleine excursie, men stommelt door naar <strong>de</strong> catacomben<br />

waar temperatuur, geur en vochtigheid <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers raakt in hun diepste wezen.<br />

Want hier, waar <strong>de</strong> talloze spiralen uitein<strong>de</strong>lijk wortel schieten, bewaren oerou<strong>de</strong><br />

schrijnen het perkament, <strong>de</strong> tabletten en <strong>de</strong> gehaven<strong>de</strong> rollen van <strong>de</strong> alleroudste<br />

dunneboekjesschrijvers die, in slechts enkele kolommen per persoon, het Boek <strong>de</strong>r<br />

Boeken gestalte gaven. De bastions ver<strong>de</strong>rop staan vol vuistdikke commentaren,<br />

verdichtsels, legen<strong>de</strong>n, romans louter daaraan ontleend maar alleen zij hier, <strong>de</strong><br />

bezoekers van <strong>de</strong>ze feestelijke samenkomst, hebben net als die anonieme optekenaars<br />

aan één inktfles genoeg.<br />

Verkwikt en gea<strong>de</strong>ld gaat het <strong>de</strong> trappen weer op, en wat een weel<strong>de</strong> aan smalle<br />

tot smalste ban<strong>de</strong>n, in manshoge rijen gerangschikt op planken die hun wenteling<br />

soms al eeuwen gele<strong>de</strong>n hebben volbracht! Met het hoofd negentig gra<strong>de</strong>n opzij<br />

gebogen spellen ze <strong>de</strong> titels als waren het regels van weer volgen<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls, en <strong>de</strong><br />

schrijversnamen als een register van <strong>de</strong>nkkracht: het meesterschap <strong>de</strong>r ultieme<br />

beperking. En dan <strong>de</strong> uitgelezenheid van lettertype en omslag, <strong>de</strong> ruimte per<br />

bladspiegel, <strong>de</strong> kracht waarmee elke regel zijn noodzaak bewijst - zel<strong>de</strong>n voel<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> schrijvers van <strong>de</strong> kleine dunne boekjes zich zo soli<strong>de</strong>, historisch, verenigd en<br />

sterk.<br />

Aan het eind van <strong>de</strong> dag wordt het punt dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> spiraal dan be-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


166<br />

reikt heeft ceremonieel bezocht: men trekt er zwijgend langs en ge<strong>de</strong>nkt <strong>de</strong> vorige,<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> positie en <strong>de</strong> jaren daartussen, die zel<strong>de</strong>n moeiteloos zijn. Pas nu ook<br />

haalt ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> schrijvers zijn jongste dunne boekje te<strong>voor</strong>schijn, wuift er<br />

kortstondig mee en schikt het naast eer<strong>de</strong>re exemplaren; opnieuw <strong>de</strong> verrassing met<br />

wie men, verticaal, op dit moment buren mag zijn, want <strong>de</strong> wenteling van elke plank<br />

valt door een uitgekiend systeem van sleuven en ruimtes nooit te <strong>voor</strong>spellen. - En<br />

meteen daarna breekt het tijdstip aan om zichzelf en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren flink te fêteren;<br />

verheug<strong>de</strong> kreten schallen door <strong>de</strong> koker van het trappenhuis, men leest elkaars regels<br />

of titels luidop, en op ie<strong>de</strong>re tre<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wenteltrap zit of staat wel een schrijver te<br />

lezen, met een zaklantaarn omdat het inmid<strong>de</strong>ls zeer donker werd; uiteraard zijn<br />

kaarsen, rookwaren en wijnglazen hier ten strengste verbo<strong>de</strong>n.<br />

En als het nacht is, ten slotte, met nog maar een paar uur te gaan, rijgen <strong>de</strong> schrijvers<br />

van <strong>de</strong> dunne boekjes op tal van smalle, kleurige serpentines kostbare zinnen aaneen<br />

die ze in hun hoofd bewaar<strong>de</strong>n, speciaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze gelegenheid. Het kan soms een<br />

heel vers, een half hoofdstuk zijn dat, gevoed door het mateloze, centrale zoemen,<br />

wordt vastgelegd op die kleurige regelbreedte: een lang, krullerig lint van <strong>de</strong> zuiverste<br />

zinnen. Dan rolt men <strong>de</strong> serpentines weer stevig op en tezamen met een abc van<br />

confettisnippers, slierten onsterfelijke dichtregels en titels van kleinste en dunste<br />

boekjes ter wereld cirkelen ze on<strong>de</strong>r groot gejuich door het zuigen<strong>de</strong> trapgat, waar<br />

nu <strong>de</strong> wind doorheen jaagt omdat <strong>de</strong> toegangspoort wijd is opengezet.<br />

Ten afscheid etst men tenslotte nog verzen op elkaars nagels, kriebelt regels op<br />

<strong>de</strong> rand van een oor, fragmenten tussen <strong>de</strong> cijfers van een gou<strong>de</strong>n horloge; hoe dunner<br />

en kleiner, hoe mooier het geschenk. Totdat in een stormvlaag van letters <strong>de</strong> laatste<br />

<strong>de</strong>elnemers <strong>de</strong> poort uit tuimelen, en <strong>de</strong> toren<strong>de</strong>ur dichtslaat met een zo zware klap<br />

dat <strong>de</strong> spiraal, hoog daarboven, een gonzen<strong>de</strong> slag in <strong>de</strong> rondte draait: extra ruimte<br />

binnenin <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> lichting kleine dunne boekjes die <strong>de</strong> schrijvers jaren later<br />

pas aan zullen dragen, in platte tassen waar ze ritmisch mee zwaaien zodra ze <strong>de</strong><br />

toren van veraf in zicht krijgen, <strong>de</strong> spiraal als een ijle vlam in het licht.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


167<br />

Over het kunstwerk van Ot en Sien<br />

Mirjam van Hengel<br />

Een namiddag in <strong>de</strong> zomer, ik zit in mijn achtertuin. Naast me is <strong>de</strong> bieslook in bloei<br />

geschoten, ver<strong>de</strong>rop vingerhoedskruid, we<strong>de</strong>rik, jacobslad<strong>de</strong>r. Het is stil. Ik doe niks.<br />

Ik stel me <strong>voor</strong> hoe ik binnen in huis hard aan het werk ben, schrobben, boenen,<br />

dweilen, wassen, schillen, koken, terwijl buiten twee peuters in het gras hobbelen,<br />

een jongen met een pet, een meisje met een aangerimpeld kraagje aan haar hals.<br />

Dikke kleren dragen ze: lange kousen, hansop, bloes, broek; een jurk, een on<strong>de</strong>rrok,<br />

een hemd. De hitte wordt ze te gortig, alles moet uit. Bloes los, schoenen uit. Broek<br />

afstropen, gefrummel aan knopen, gewurm van armen uit <strong>de</strong> mouwen, jurk naar<br />

bene<strong>de</strong>n.<br />

‘“Nu <strong>de</strong> kousen nog uit!” roept Ot. Hij zit alweer op <strong>de</strong> grond en Sien moet hem<br />

nog eens helpen. Als Ot klaar is, gaan ook Siens kousen uit. Wat een feest is dat!’<br />

Niet alleen het uittrekken van kousen; ongeveer alles in Het boek van Ot en Sien is<br />

feestelijk. Het platdrukken van een neus tegen <strong>de</strong> ruit, het paardje rij<strong>de</strong>n op va<strong>de</strong>rs<br />

knie, het springen van <strong>de</strong> stoep. Het wegkruipen on<strong>de</strong>r een wasrek, het eten van<br />

kersen, het dragen van een emmer water.<br />

Alles is veilig, vrolijk en knus en <strong>de</strong> wereld is klein, nauwelijks groter dan een<br />

huis met een achtertuin, al gebeurt er ook nog weleens iets op stoep of straat en zijn<br />

er uitstapjes naar winkel, school of grootou<strong>de</strong>rs. Verkeer is er nog niet, op straat<br />

wordt gehinkeld, gekaatst en touwtje gesprongen, groter gevaar dan een beetje <strong>de</strong><br />

weg kwijtraken in het dorp bestaat niet.<br />

Hoofdpersoon Ot is vijf jaar oud, zijn buurmeisje Sien vier en een stuk banger,<br />

verlegener en min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rnemend. Ze spelen samen, elke dag. Ze bekijken beestjes<br />

in het gras, leggen een tuintje aan, maken poppetjes, klimmen in een ton, zetten <strong>de</strong><br />

poes in <strong>de</strong> poppenwagen, stampen in <strong>de</strong> plassen, breien, hinkelen. Geen<br />

kleuterzwemles of ballenbak verstoort hun huis-, tuin- en keukenplezier en behalve<br />

van een houten paard en een pop met wagentje is er van speelgoed geen sprake.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


168<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


169<br />

Kalm en overzichtelijk is hun leven. Moe<strong>de</strong>r is in huis en altijd bezig - schrobben,<br />

boenen, dweilen, wassen, schillen, koken. Voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren heeft ze niet veel tijd,<br />

wat <strong>de</strong> algehele feestelijkheid danig vergroot: Ot en Sien kunnen hun gang gaan en<br />

zijn doorgaans alleen. Va<strong>de</strong>r is er zel<strong>de</strong>n, die werkt en komt aan het eind van <strong>de</strong> dag<br />

thuis. Hij eet, speelt wat met zijn zoon, zegt eens iets (weinig) en leest <strong>de</strong> krant. En<br />

er is Poes. Poes spint om <strong>de</strong> kachel, likt van <strong>de</strong> melk, laat met zich spelen, <strong>de</strong>elt<br />

hooguit krabben uit wanneer ze aan haar staart wordt getrokken.<br />

‘Ot heeft poes beetgepakt en op <strong>de</strong> tafel gezet. Daar zitten ze nu. Ot aait poes over<br />

<strong>de</strong> rug. En hij legt zijn wang tegen haar lijf. Fijn, he poes? Poes spint zacht. Dat<br />

betekent: “Ik vind het ook prettig, Ot”.’<br />

Het boek van Ot en Sien is van 1911, het leven was nog goed.<br />

Ot en Sien zijn in het leven geroepen door Jan Lighthart en Hin<strong>de</strong>ricus Scheepstra -<br />

<strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> laatste naar het schijnt, al strijkt <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> pedagoog Lighthart<br />

doorgaans met <strong>de</strong> eer. Minstens zo beroemd als <strong>de</strong> tekst, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tekeningen van<br />

Cornelis Jetses die <strong>de</strong> overzichtelijke gemoe<strong>de</strong>lijkheid ver<strong>de</strong>r uitwerkte: lieve<br />

gezichtjes met wipneusjes, mollige armpjes, schattige klompjes, overal op <strong>de</strong><br />

achtergrond <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> poes, hetzelf<strong>de</strong> poppenwagentje en houten paardje. Frisse<br />

Hollandse kleuren, hoog opgeschoten gras, een regenton, een wastobbe, gezellig<br />

openstaan<strong>de</strong> raampjes uitkijkend op een klinkerweggetje - <strong>de</strong> verloren tijd zomaar<br />

onverloren.<br />

Het exemplaar van het boek dat ik bezit is uit 1974 en is uitgegeven ‘naar <strong>de</strong><br />

oorspronkelijke editie van 1911’. Het opent met een <strong>voor</strong>woord aan he<strong>de</strong>ndaagse<br />

kin<strong>de</strong>rtjes die, zo wordt veron<strong>de</strong>rsteld, Ot en Sien erg ou<strong>de</strong>rwets moeten vin<strong>de</strong>n: ‘Ja,<br />

Ot en Sien zeggen <strong>de</strong> dingen soms an<strong>de</strong>rs dan jullie nu doen. Ze zien er ook an<strong>de</strong>rs<br />

uit. Kijk maar naar <strong>de</strong> plaatjes. Misschien doen ze ook wel eens iets waar jullie nog<br />

nooit van hoor<strong>de</strong>n. Dat is allemaal niet erg. Want Ot zal toch een vriendje van je<br />

wor<strong>de</strong>n. En Sien een vriendinnetje. Net als ze dat waren van jullie va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r.<br />

En van opa en oma.’<br />

De knusse gezinsmoraal liegt er niet om. Het gejubel om <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

vriendjes te hebben als je papa, mama, opa en oma klinkt onverbid<strong>de</strong>lijk.<br />

Terwijl je er toch niet aan moet <strong>de</strong>nken: vriendjes te zijn met Ot en Sien.<br />

Want wat een trutten!<br />

Nooit eens humeurig, nooit eens ruzie, nooit eens snoep jatten, nooit eens een mier<br />

plattrappen, nooit eens doktertje spelen. Nooit eens iets raars<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


170<br />

zeggen, geen vreem<strong>de</strong> associaties of verrassen<strong>de</strong> plannetjes. Nooit wringt, schuurt,<br />

knaagt of dreigt er iets. En nooit een onverwachte grap - bij herlezing heb ik maar<br />

één maal moeten lachen: om een formulering aan het eind van het hoofdstukje waarin<br />

moe<strong>de</strong>r uitlegt wat een neger is. Negers zijn zwart (‘Wat vies’, zegt zus Trui tot<br />

schrik van <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse lezer. ‘Waarom wassen ze zich dan niet?’), ze wonen in<br />

een heel warm land, en omdat het zo warm is hebben ze vaak niets aan. Dat vin<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren gek:<br />

‘He zo naakt, zo naakt als... als...’<br />

‘Als een slak,’ zegt Ot. ‘En die is ook zwart. Dat is ook een neger.’<br />

Dat soort logica - meteen is Ot min<strong>de</strong>r braaf. Verpletterend komisch is het bepaald<br />

niet, maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijvers van dit correcte proza, dat hier en daar aangevuld wordt<br />

met opvoedkundige parabels als over het haantje dat stierf omdat het ‘geen wachten<br />

had kunnen leren’, is het bijna een uitglij<strong>de</strong>r.<br />

Boven <strong>de</strong> piano in mijn ou<strong>de</strong>rlijk huis hing een groot prikbord vol kaarten, foto's en<br />

knipsels. Rechtson<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> hoek een klein tekstje, door mijn va<strong>de</strong>r keurig met een<br />

papiersnij<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> krant gesne<strong>de</strong>n. Ik ken het nog steeds uit mijn hoofd:<br />

Bloed op <strong>de</strong> stoep<br />

Daar is pa.<br />

Weg lul, zegt moe, ik moet jou niet.<br />

Moe pakt een mes, zij steekt pa neer.<br />

O, o, wat een bloed.<br />

Maar daar is poes.<br />

Lik lik, poes, lik.<br />

Poes is blij.<br />

Moe is ook blij.<br />

Is dat niet fijn?<br />

Wie hiervan <strong>de</strong> auteur was weet ik niet, wel weet ik dat ik erom moest lachen, als<br />

kind al. Eenmaal kleuter af zal dus <strong>de</strong> tuttigheid van boeken als Ot en Sien me wel<br />

zijn opgevallen. Ook iets van <strong>de</strong> ironie van het stukje moet ik begrepen hebben, al<br />

kwam dat begrip waarschijnlijk min<strong>de</strong>r uit mijzelf dan uit mijn opvoeding <strong>voor</strong>t, ik<br />

was kind in <strong>de</strong> jaren zeventig en leer<strong>de</strong> over vrouwen die rechten opeisten - uit die<br />

hoek zal <strong>de</strong> Ot en Sienparodie wel gekomen zijn, met die moe<strong>de</strong>r die er ineens tabak<br />

van heeft.<br />

Maar dat ik <strong>de</strong> parodie grappig vond, bewijst <strong>voor</strong>al hoe dui<strong>de</strong>lijk het is,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


171<br />

zelfs <strong>voor</strong> een kind, dat <strong>de</strong> Ot en Sienverhalen tot een soort behoren. De wereld van<br />

Ot en Sien is blijkbaar zo <strong>voor</strong>spelbaar dat afwijkingen als vanzelf een komisch effect<br />

hebben.<br />

In 1974, het jaar dat Ot en Sien werd heruitgegeven ‘naar <strong>de</strong> oorspronkelijke editie’,<br />

publiceer<strong>de</strong> Geert van Oorschot zijn verlanglijst in het tweehon<strong>de</strong>rdste nummer van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

Het is een dwingen<strong>de</strong> lijst: <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen waarover hij vond dat in zijn blaadje<br />

geschreven moest wor<strong>de</strong>n zijn in <strong>de</strong> meeste gevallen geen on<strong>de</strong>rwerpen, maar<br />

opvattingen. Slauerhoff wordt veronachtzaamd, Hoornik overschat, Multatuli<br />

genegeerd. En: Ot en Sien is een kunstwerk.<br />

Hoe schrijf je over het kunstwerk van Ot en Sien als je met vindt dat Ot en Sien<br />

een kunstwerk is?<br />

Zo?<br />

Het heeft geregend. De hele ochtend heeft Ot binnen gespeeld. Maar nu<br />

is <strong>de</strong> regen <strong>voor</strong>bij. Ot mag weer naar buiten. Hij loopt <strong>de</strong> tuin in. Wat<br />

ruikt het lekker! En wat is alles nog nat! Overal hangen druppels aan <strong>de</strong><br />

bomen en het gaat van sop, sop on<strong>de</strong>r Ot zijn voeten.<br />

Achter in <strong>de</strong> tuin is een heuvel van zand. Dat is ook nat. Ot voelt aan het<br />

zand. Het plakt aan zijn vingers. Hij pakt een handje zand en knijpt erin.<br />

Het kleeft helemaal aan elkaar vast. Wat leuk is dat! Ot krijgt een i<strong>de</strong>e.<br />

Hij loopt <strong>de</strong> tuin uit om Sien te halen.<br />

‘Sien, Sien!’ roept Ot. ‘Kom je spelen? Mag het?’<br />

Het mag. Daar is Sien al. Sop, sop, doen haar klompen op het natte gras.<br />

‘Kijk Sien’, wijst Ot, en hij loopt <strong>voor</strong> haar uit. Hij pakt weer zand van <strong>de</strong><br />

berg en knijpt er nu met twee han<strong>de</strong>n in. ‘Klei!’ zegt hij. ‘We kunnen iets<br />

maken!’<br />

Ja, knikt Sien, ze ziet het, het zand is net klei. Ze pakt ook een handje.<br />

Bah, gauw laat ze het zand weer vallen, wat voelt dat koud! Ze durft niet<br />

goed nog wat te pakken en ze kijkt naar Ot. Die is op zijn knieën gaan<br />

zitten en begint met twee han<strong>de</strong>n te duwen en te slaan tegen <strong>de</strong> berg. Sien<br />

moet erom lachen. Nu wil ze ook wel met <strong>de</strong> klei spelen.<br />

Ot en Sien zitten naast elkaar. Ze duwen en slaan op <strong>de</strong> berg, pèts, pèts.<br />

Ze scheppen met hun han<strong>de</strong>n zand weg en plakken het ergens an<strong>de</strong>rs weer<br />

tegenaan. Ze lopen om <strong>de</strong> berg heen. Ze werken zo hard dat het puntje van<br />

hun tong uit hun mond steekt. Ze krijgen het er warm van. Er staan<br />

zweetdruppels op hun hoofd.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


172<br />

‘Fijn he, Sien?’ zegt Ot.<br />

Sien lacht. Fijn, ja!<br />

Dan zijn ze klaar. Ze vegen hun han<strong>de</strong>n af, Ot aan zijn broek en Sien aan<br />

haar jurk. Ze kijken naar <strong>de</strong> berg, die nu geen berg meer is maar een echt<br />

kunstwerk van bobbels en torens en gangen.<br />

Maar wie komt daar? Het is moe<strong>de</strong>r. ‘Wat hebben jullie gemaakt?’ vraagt<br />

ze. ‘Knap hoor. Nu lusten jullie zeker wel een stukje koek?’<br />

Koek, ja! Dat is lekker! En Ot en Sien gaan met moe<strong>de</strong>r mee naar binnen.<br />

Als dit verhaaltje ook maar één vraag oproept, is het waarom iemand Ot en Sien ‘een<br />

kunstwerk’ zou willen noemen. Het verhaal komt in het boek niet <strong>voor</strong>; het is door<br />

mij in een kwartiertje in elkaar geknutseld. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n: je draait er je hand<br />

niet <strong>voor</strong> om. Het procédé is simpel, <strong>de</strong> toon uitermate herkenbaar, niet-kopieerbare<br />

eigenaardighe<strong>de</strong>n zijn er nauwelijks.<br />

Ga je ervan uit dat een kunstwerk in zekere zin een uniek, niet reproduceerbaar<br />

maaksel is, en dat lijkt me een nauwelijks aanvechtbaar uitgangspunt, dan is dit boek<br />

geen kunstwerk.<br />

Doet dat er toe? Niet <strong>voor</strong> kleine kin<strong>de</strong>ren. Vanuit kleuterperspectief is Ot en Sien<br />

geweldig. De plaatjes zijn ge<strong>de</strong>tailleerd en levensecht en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>spelbaarheid van<br />

<strong>de</strong> verhaaltjes voldoet exact aan <strong>de</strong> behoefte van <strong>de</strong> vijfjarige die graag leest over<br />

kin<strong>de</strong>ren als zijzelf. Niet <strong>voor</strong> niets zijn ook Jip en Janneke zo onnavolgbaar populair<br />

gewor<strong>de</strong>n: herkenbaarheid is geruststellend, zeker <strong>voor</strong> het slapengaan.<br />

Maar met kunst heeft dat niets van doen. Kunst, literatuur, moet toch enigszins<br />

verontrusten, verwarren, en op z'n minst verrassen.<br />

De grap is dat er heel veel ‘kin<strong>de</strong>rliteratuur’ bestaat waarbij dat het geval is. Dat<br />

er juist in die hoek sinds een jaar of vijftien van alles gebeurt dat wel <strong>de</strong>gelijk met<br />

kunst te maken heeft. Ted van Lieshout, Joke van Leeuwen, Harriët van Reek, Wim<br />

Hofman, Margriet Heymans, Toon Tellegen en Bart Moeyaert - het is maar een greep<br />

uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboekenschrijvers die met name door literair angehauchte volwassenen<br />

bejubeld en bekroond wor<strong>de</strong>n.<br />

Waarom - omdat kin<strong>de</strong>ren hun werk zo mooi vin<strong>de</strong>n? Maar kin<strong>de</strong>ren bekronen al<br />

jaren Jacques Vriens, Carry Slee, Rin<strong>de</strong>rt Kromhout en Paul van Loon. Omdat die<br />

volwassenen vin<strong>de</strong>n dat kin<strong>de</strong>ren het mooi zou<strong>de</strong>n móeten vin<strong>de</strong>n? Maar zelf lazen<br />

ze ook gewoon Het huisje in <strong>de</strong> sneeuw, Pietje Bell of Pitty naar kostschool. Omdat<br />

ze het zelf mooi vin<strong>de</strong>n dus. Omdat <strong>de</strong> kwaliteiten van het werk van <strong>de</strong>ze schrijvers<br />

overtuigen<strong>de</strong> literaire kwaliteiten zijn.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


173<br />

Ook ik veer op van boeken als De dame en <strong>de</strong> neushoorn, De prinses en <strong>de</strong> moestuin,<br />

Zwart als inkt. En ik vind het geen ‘kin<strong>de</strong>rboeken’, al zijn het misschien ook geen<br />

‘volwassenenboeken’. Zeker is dat het literatuur van het eigenzinnigste soort: fris,<br />

ongezwollen, vol vrolijkmakend taalgebruik en spannen<strong>de</strong> perspectieven. Vol van<br />

het soort sprankelen<strong>de</strong> grilligheid die ook het werk van schrijvers als Jan Hanlo,<br />

Bohumil Hrabal, Julio Cortázar, Anton Koolhaas, Charlotte Mutsaers en an<strong>de</strong>re<br />

royaal eigenzinnige geesten kenmerkt. Humor die besloten ligt in formuleringen,<br />

nauw waarneembare ironie, lichte absurditeit, gekte - eigenschappen die een tekst<br />

die in eerste instantie <strong>voor</strong> kin<strong>de</strong>ren bedoeld lijkt te zijn daarbovenuit tilt. Waarin<br />

juist on<strong>voor</strong>spelbaarheid <strong>de</strong> toon aangeeft.<br />

Leg een boek van <strong>de</strong>ze ‘soort’ naast Het boek van Ot en Sien en je ziet onmid<strong>de</strong>llijk<br />

wat aan die klassieker ontbreekt om het een kunstwerk te kunnen noemen. Een goed<br />

<strong>voor</strong>beeld is Bokje, van Harriët van Reek. Het verscheen twee jaar gele<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong><br />

zover ik weet is het niet enorm opgevallen, maar ik pleit bij <strong>de</strong>zen <strong>voor</strong> een enorme<br />

uitbreiding van het aantal verhalen over <strong>de</strong> twee hoofdpersonen, zodat op zeker<br />

moment Het boek van Bokje en Li het licht ziet, en ik een stuk kan gaan schrijven<br />

over het kunstwerk van Bokje en Li.<br />

Hier dan alvast een kleine <strong>voor</strong>proef. Met origineel <strong>voor</strong>beeld.<br />

De lucht was diepblauw. Bokje lag in het gras naast Li. Ze tuur<strong>de</strong>n naar<br />

<strong>de</strong> wiebelen<strong>de</strong> blaadjes van <strong>de</strong> populieren.<br />

Soms vloog een zoemen<strong>de</strong> bij langs, of een vlieg. Soms loei<strong>de</strong> een koe in<br />

<strong>de</strong> verte.<br />

Op <strong>de</strong>ze dag waarop alles was zoals het was, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Li plotseling in<br />

een big.<br />

Het duur<strong>de</strong> heel kort, een minuut of drie en daarna werd Li weer gewoon<br />

Li.<br />

‘Hoe was het,’ vroeg Bokje, ‘hoe was het om een big te zijn?’<br />

Li had het heel fijn gevon<strong>de</strong>n om een big te zijn, maar het was moeilijk<br />

om precies te begrijpen hoe het geweest was. ‘Want,’ zei Li, ‘ik was wat<br />

ik zag en zo was het.’<br />

Bokje en Li zijn een duo zoals Ot en Sien dat ook zijn, maar dan an<strong>de</strong>rs.<br />

Ze beleven kleine avonturen, net als Ot en Sien in elk hoofdstukje één, maar dan<br />

an<strong>de</strong>rs.<br />

Alleen al <strong>de</strong> taal - <strong>de</strong> blaadjes die wiebelen, Li die gewoon weer Li wordt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


174<br />

en el<strong>de</strong>rs in het boek zinnen als: ‘Zo ritsel<strong>de</strong> <strong>de</strong> wilg <strong>de</strong> hele nacht door, in Bokje en<br />

Li hun oor’, en: ‘alle bruggetjes zijn ophaalbruggetjes, gna’, of: ‘het was een rottig<br />

dagje’.<br />

Dan <strong>de</strong> rare ontwikkeling - wie veran<strong>de</strong>rt er nu in een big? En tenslotte het<br />

diepzinnige of juist lichte ein<strong>de</strong> - zou je er big <strong>voor</strong> moeten wor<strong>de</strong>n om te zijn wat<br />

je ziet? Is een big altijd wat ie ziet? En wat zou Li als big dan gezien hebben?<br />

Daarbij zijn er <strong>de</strong> tekeningen - intrigerend, rommelig en ongelijkvormig (bij<br />

verschijning van haar boek De avonturen van Lena lena in 1986 werd Harriët van<br />

Reek on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re verweten dat elk kind zo kon tekenen; over wie werd dat ook<br />

weer eer<strong>de</strong>r gezegd?). Elk verhaal is <strong>voor</strong>zien van minimaal één, maar meestal een<br />

hele verzameling tekeningen, soms zo geplaatst dat er een strip-achtig beeldverhaal<br />

ontstaat naast <strong>de</strong> gewone tekst.<br />

Bij het bovenstaan<strong>de</strong> verhaal ligt op <strong>de</strong> eerste tekening Bokje (herkenbaar aan<br />

horentjes en een B op haar jurk) op een klein rondje van gras en naast haar, op een<br />

an<strong>de</strong>r rondje, ligt een big. Ver<strong>de</strong>rop staat een hoge boom, een soort cipres, met zijn<br />

kruin in een blauwe pluk lucht. Naast <strong>de</strong> kruin een grasje met een koe, naast Bokje<br />

twee grasjes met zwarte vlekjes, vermoe<strong>de</strong>lijk een bij en een vlieg. Tot zover past<br />

het plaatje bij het praatje. Een twee<strong>de</strong> tekening stuurt het verhaal in <strong>de</strong> war: Bokje<br />

zit met gevouwen benen op <strong>de</strong> grond en boven haar hoofd vliegt iets dat lijkt op Li<br />

(herkenbaar aan roze jurk met een L) maar het heeft blauwe vleugels. Li ziet er eer<strong>de</strong>r<br />

uit als een vlin<strong>de</strong>r dan als een big. Het merkwaardige resultaat is dat je gaat <strong>de</strong>nken<br />

dat ze in die drie minuten big-zijn heeft rondgevlogen, en als ze dus zegt ‘ik was wat<br />

ik zag’, dan kan dat ineens wel alles zijn. Wie weet waarheen ze helemaal vloog.<br />

Twee pagina's en er gaat een wereld <strong>voor</strong> je open. Over Ot en Sien kun je veel<br />

zeggen, maar dat toch niet. Ot en Sien is gebaseerd op bevestiging van het gewone,<br />

terwijl bij Bokje en Li ie<strong>de</strong>re verwachting doorbroken wordt en er eigenlijk alleen<br />

maar rare dingen gebeuren.<br />

Wanneer Ot en Sien door <strong>de</strong> tuin lopen zien ze een torretje; wanneer Bokje en Li<br />

door het bos wan<strong>de</strong>len landt er een vogel op Bokjes schou<strong>de</strong>r die zegt dat ‘ie haar<br />

opa is. Wanneer Ot en Sien in <strong>de</strong> hitte in het gras liggen vallen ze tevre<strong>de</strong>n in slaap;<br />

wanneer Bokje en Li in het gras liggen veran<strong>de</strong>rt Li in een big. Wanneer Ot en Sien<br />

langs het water lopen doen ze dat om <strong>de</strong> eendjes te voeren; Bokje en Li zitten aan<br />

<strong>de</strong> slootkant en praten over het bestaan van hele kleine mensen die waarschijnlijk<br />

opgegeten zijn - ‘“Door wie?” vroeg Bokje. “Door uilen,” zei Li.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


175<br />

In bei<strong>de</strong> boeken beginnen <strong>de</strong> verhaaltjes volkomen onverdacht: ‘Bokje en Li liepen<br />

door het bos’ naast: ‘Ot en Sien zijn in <strong>de</strong> tuin’. Maar Van Reek laat <strong>de</strong> boel binnen<br />

enkele regels ontsporen. Voor je het weet moet <strong>de</strong> beschermheer <strong>de</strong>r koeien gewarmd<br />

en verzorgd wor<strong>de</strong>n, of blijkt er een blauw glazen huisje in <strong>de</strong> duinen te staan.<br />

In haar boek lijkt alles <strong>voor</strong>t te komen uit een geest die zijn eigen grillen volgt,<br />

zich niet aan patronen houdt maar aan eigen invallen, waardoor je steeds <strong>voor</strong><br />

verrassingen komt te staan. In <strong>de</strong> war raakt. Na<strong>de</strong>nkt over dingen waar je eer<strong>de</strong>r nooit<br />

over nadacht. Dingen an<strong>de</strong>rs ziet. Nieuwe dingen ziet. En dát maakt iets nu juist wel<br />

tot een kunstwerk.<br />

Een namiddag in <strong>de</strong> zomer, ik zit in mijn achtertuin. Naast me is <strong>de</strong> bieslook in bloei<br />

geschoten, ver<strong>de</strong>rop vingerhoedskruid, we<strong>de</strong>rik, jacobslad<strong>de</strong>r. Het is stil. Ik doe niks.<br />

Ik stel me <strong>voor</strong> dat er een big <strong>voor</strong>bij komt vliegen, haar jurk roze, haar konen<br />

rood van opwinding. Nee, beter nog: ik ben zelf een big. Ik zou wel willen weten<br />

hoe het is, om een big te zijn. Misschien zie je ineens wel wat je bent, of ben je wat<br />

je ziet. Het leven lijkt ineens heel an<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


176<br />

Over het verdwijnen van boekhan<strong>de</strong>ls en uitgeverijen<br />

Tomas Lieske<br />

Ik, Geert van O., ou<strong>de</strong> ingebeel<strong>de</strong> manen om mijn uitgeversgeraamte,<br />

sigarenjas van mossig krokodil, drenkend jeneveroog,<br />

ik zweef rond als een sonore spanning die tussen zonnen hangt,<br />

als een stekelig blad dat losgeraakt is van een agaveplant.<br />

Ik ben een veeg zwarte lever, onbegrijpelijk hoe ik met lezers chat<br />

beyond chello and spi<strong>de</strong>rnet; weg ou<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, boekhan<strong>de</strong>ls, uitgeverijen.<br />

Hangt het erelint van het groteske gil<strong>de</strong> om mijn schou<strong>de</strong>rs? Een staart<br />

van vuile rook omdat <strong>de</strong> namen een <strong>voor</strong> een uit mijn gedachten ploffen.<br />

Zo'n woord schiet los en verdwaalt als een ooilam in <strong>de</strong> terracotta-storm.<br />

Zoëven nog: ‘hon<strong>de</strong>nfruit’ of iets als ‘horzelui’ of ‘teruggevon<strong>de</strong>n huid’.<br />

Waar ik nu ben, zijn charme, truc en chantage ij<strong>de</strong>l en loos gewor<strong>de</strong>n.<br />

Hoe kan ik kopers tegenkomen, met wie uit het vak klinkend toosten?<br />

Hoe lezen over <strong>de</strong> allernieuwste vrouwen, hoe werken aan,<br />

hoe noem je dat, mijn bruidgeverijen, mijn lief<strong>de</strong>swikkels?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


177<br />

Over het doodzwijgen van Age Bijkaart<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


178<br />

Over het niet meer bestaan van Boutens en Henriette Roland Holst<br />

als dichteres *<br />

Elsbeth Etty<br />

Zo'n twintig jaar na <strong>de</strong> dood van Henriette Roland Holst-van <strong>de</strong>r Schalk (1869-1952)<br />

heeft uitgever Geert van Oorschot zich - zo stel ik het me <strong>voor</strong> - enigszins verbijsterd<br />

afgevraagd hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat <strong>de</strong> poëzie van <strong>de</strong> vrouw die bij<br />

haar leven alom werd geroemd als ‘Ne<strong>de</strong>rlands grootste dichteres’ in zo korte tijd<br />

volledig in het vergeetboek kon raken. In 1953 noem<strong>de</strong> Annie Romein haar<br />

dichterschap nog ‘klassiek’, te vergelijken met dat van Homerus en Dante, die erin<br />

waren geslaagd ‘<strong>de</strong> mensheid en <strong>de</strong> menselijkheid van hun tijd’ te vertegenwoordigen,<br />

omdat zij het vermogen had<strong>de</strong>n ‘<strong>de</strong> strijdbaarheid en <strong>de</strong> heroïek van <strong>de</strong><br />

omhoogstreven<strong>de</strong> klasse uit te drukken’. Na <strong>de</strong>ze poging tot bijzetting van ‘tante Jet’<br />

in het Pantheon <strong>de</strong>r Grote Dichters werd het ijzig stil rond haar werk, waarvan Johan<br />

Huizinga <strong>voor</strong>speld had dat in later eeuwen buitenlan<strong>de</strong>rs Ne<strong>de</strong>rlands zou<strong>de</strong>n gaan<br />

leren om het te kunnen lezen. Wist Van Oorschot dat twintig jaar na haar dood zelfs<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse literatuurstu<strong>de</strong>nten niet meer wer<strong>de</strong>n aangemoedigd om haar poëzie tot<br />

zich te nemen? Ik vermoed van wel. Op zijn lijstje on<strong>de</strong>rwerpen waarvan hij meen<strong>de</strong><br />

dat er in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> over moest wor<strong>de</strong>n geschreven stond niet <strong>voor</strong> niets ‘het niet meer<br />

bestaan van Henriette Roland Holst als dichter’.<br />

Was zijn i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> dat artikel toen maar uitgewerkt! Het had mijn generatie<br />

stu<strong>de</strong>nten het een en an<strong>de</strong>r kunnen bijbrengen over <strong>de</strong> vraag wat klassiek dichterschap<br />

inhoudt, over wat kunst is en wat kitsch en over het verschil tussen propaganda en<br />

poëzie. Ook had het onze Merlyniaanse docenten mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong>, met hun<br />

tekstimmanente behan<strong>de</strong>ling van poëzie, misschien kunnen verlei<strong>de</strong>n tot een meer<br />

literair-historische of zelfs biografische bena<strong>de</strong>ring, naast <strong>de</strong> close reading die toen<br />

als zaligmakend werd beschouwd.<br />

Pas in 1993 werd Van Oorschots i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> een essay over het niet meer bestaan<br />

van Henriette Roland Holst als dichter ten uitvoer gebracht, niet in<br />

* Op verzoek van <strong>de</strong> redactie heb ik mij beperkt tot het verdwenen dichterschap van Henriette<br />

Roland Holst.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


179<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>, maar in het Vlaamse tijdschrift Ons Erf<strong>de</strong>el. Emeritus hoogleraar Guus<br />

Sötemann was daarin een serie begonnen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘Dichters die nog maar namen<br />

lijken’ en open<strong>de</strong> <strong>de</strong> reeks met Henriette Roland Holst. Hij plaatste haar gedichten<br />

in een historische en biografische context waaruit dui<strong>de</strong>lijk naar voren kwam dat<br />

Roland Holst <strong>voor</strong>al getuigenispoëzie heeft geschreven van veelal twijfelachtige<br />

kwaliteit. Niettemin noem<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> vergetelheid waaraan haar poëzie ten prooi is<br />

gevallen ‘bijna beschamend <strong>voor</strong> ons lateren’. Om <strong>de</strong>ze stelling - beschaamdheid<br />

om het vergeten van een dichteres die volgens hem ‘weinig verzen [heeft] geschreven<br />

die van puur esthetisch gezichtspunt geheel gaaf zijn’ - te adstrueren, greep hij naar<br />

een citaat van J.C. Bloem. Die meen<strong>de</strong> dat bij het lezen van <strong>de</strong> poëzie van Henriette<br />

Roland Holst, er niets overblijft ‘dan <strong>de</strong> hartstochtelijke en bewogen stem, die naast<br />

ons zingt op dien smartelijken tocht, die het leven is, en ons met haar en allen<br />

vereenigt in <strong>de</strong> eenige makkerschap ter aar<strong>de</strong>: die van het hart’.<br />

‘Wij doen onszelf te kort’, zo voeg<strong>de</strong> Sötemann daaraan toe, ‘door dit, spoor van<br />

[haar] stappen op aar<strong>de</strong> te negeren.’<br />

Toen ik dit essay van Sötemann (onlangs herdrukt in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Dichters die nog<br />

maar namen lijken) las, was ik net begonnen aan mijn biografie van Henriette Roland<br />

Holst. Hoewel opgeleid als neerlandicus was lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> haar poëzie daarbij niet<br />

mijn belangrijkste drijfveer, zomin als dat het geval was geweest <strong>voor</strong> haar eer<strong>de</strong>re<br />

biografen K.F. Proost en J.P. van Praag. De laatste oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kladversie van<br />

zijn proefschrift over <strong>de</strong> door hem bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> politica: ‘Zij schreef nimmer een<br />

gaaf vers’. Henriette, toen al in <strong>de</strong> zeventig en een bijna heilig verklaar<strong>de</strong> nationale<br />

beroemdheid, las dat en noteer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kantlijn dat haar dit ‘wat erg’ toescheen. ‘Er<br />

zijn toch bv. zeker gave sonnetten. Misschien kun je het iets verzachten.’ En ach,<br />

natuurlijk verzachtte Van Praag dat, hij had haar nodig bij het afron<strong>de</strong>n van zijn<br />

dissertatie en net zomin als iemand an<strong>de</strong>rs in haar omgeving (of daarbuiten) durf<strong>de</strong><br />

hij ook maar iets oneerbiedigs over <strong>de</strong>ze dominante en strenge vrouw, dit door vriend<br />

en vijand vereer<strong>de</strong> geweten van <strong>de</strong> natie te zeggen. Als dichteres werd ze schromelijk<br />

overschat door zowel hielenlikkers uit <strong>de</strong> literaire wereld als, om met Marsman te<br />

spreken, ‘het vege, vage vulgus dat haar tot wee-wor<strong>de</strong>ns toe venereert en citeert’.<br />

Maar waarom werd ze vervolgens door zowel letterkundigen als door het vege,<br />

vage vulgus vergeten? Om die vraag te beantwoor<strong>de</strong>n moet eerst on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n<br />

om welke re<strong>de</strong>nen ze zo werd vereerd. Als kenner van haar totale oeuvre heb ik wat<br />

dat betreft van meet af aan <strong>voor</strong> een raadsel gestaan.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


180<br />

Hoe, zo luid<strong>de</strong> één van mijn on<strong>de</strong>rzoeksvragen in mijn aan haar gewij<strong>de</strong> proefschrift,<br />

vallen <strong>de</strong> ontzagwekken<strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Roland Holst van haar tijdgenoten, <strong>de</strong><br />

onuitwisbare indruk die zij als persoonlijkheid heeft gemaakt en <strong>de</strong> <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

begrippen uitzon<strong>de</strong>rlijke roem die zij oogstte te verklaren? Sötemann had hier geen<br />

antwoord op, al geeft <strong>de</strong> door hem geciteer<strong>de</strong> uitspraak van Bloem wel een indicatie.<br />

Mijn verklaring is dat Henriette Roland Holst haar immense populariteit als<br />

dichteres dankte aan het feilloze gevoel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tijdgeest dat al sinds haar <strong>de</strong>buut in<br />

De Nieuwe Gids in juni 1893 uit haar gedichten sprak. Eer<strong>de</strong>r - of laten we zeggen<br />

uitdrukkelijker - dan haar leermeesters en vrien<strong>de</strong>n Albert Verwey en Herman Gorter<br />

maakte zij <strong>de</strong> ommezwaai van <strong>de</strong> pure l'art pour l'art-lyriek van Tachtig naar <strong>de</strong><br />

inhou<strong>de</strong>lijke, op gedachten stoelen<strong>de</strong> poëzie die in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> jaren negentig in<br />

zwang zou raken. De ontvangst van haar eerste gepubliceer<strong>de</strong> werk, waarin ze<br />

overdui<strong>de</strong>lijk allerlei nieuwe i<strong>de</strong>een van Verwey en Gorter op nogal eclectische wijze<br />

had verwerkt. was juichend. Het leek erop dat <strong>de</strong> nieuwe stroming in <strong>de</strong> poëzie door<br />

haar werd geïnitieerd. Nadat ze <strong>de</strong> zes sonnetten waarmee ze wil<strong>de</strong> <strong>de</strong>buteren on<strong>de</strong>r<br />

haar meisjesnaam Henriette van <strong>de</strong>r Schalk aan het tijdschrift van <strong>de</strong> Tachtigers had<br />

toegestuurd, ontving ze van redacteur Willem Kloos een briefje met <strong>de</strong>ze tekst:<br />

Mejuffrouw,<br />

Ik moet beginnen met u mijn excuses te maken. Excuses dat ik het woord<br />

tot u durf te richten. Neen, laat mij geen excuses maken, laat mij maar<br />

da<strong>de</strong>lijk zeggen, dat u <strong>de</strong> grootste dichter is, die op 't oogenblik leeft. Ik<br />

neem ze <strong>voor</strong>tdurend op, en lees ze luid <strong>voor</strong> mij zelf. (...) Het zal mij een<br />

genoegen en eer zijn. Uw naam op <strong>de</strong>n omslag van mijn tijdschrift te zien<br />

prijken.<br />

Volgens Hein Boeken die Kloos assisteer<strong>de</strong> bij het beoor<strong>de</strong>len van inzendingen had<br />

<strong>de</strong> gezaghebben<strong>de</strong> dichter-criticus bij het lezen van Henriette's gedichten een zelf<strong>de</strong><br />

soort sensatie gevoeld als toen hij in 1888 Gorters Mei on<strong>de</strong>r ogen had gekregen.<br />

Sterker: Kloos dacht dat Henriette van <strong>de</strong>r Schalk een pseudoniem van Gorter was.<br />

Helemaal verrukt schijnt hij te hebben uitgeroepen: ‘Als dat van Gorter is, dan is hij<br />

wel een heel nieuwen weg ingeslagen en overtreft hij zichzelven.’<br />

De literaire wereld stond perplex over het vernieuwen<strong>de</strong> dat uit haar gedichten<br />

sprak. Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n kwam speciaal naar Noordwijk om zich<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


181<br />

aan <strong>de</strong> dichten<strong>de</strong> notarisdochter <strong>voor</strong> te stellen, van alle kanten stroom<strong>de</strong>n felicitaties<br />

binnen. Dit alles heeft zeker bijgedragen tot het positieve zelfbeeld van <strong>de</strong> toen<br />

tweeëntwintigjarige <strong>de</strong>butante die altijd zeer overtuigd is gebleven van haar<br />

uitzon<strong>de</strong>rlijke gaven. Kort na haar <strong>de</strong>buut drukte Albert Verwey vijfentwintig<br />

sonnetten van haar af in het eerste nummer van zijn Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift.<br />

In een persoonlijke brief dichtte hij haar <strong>de</strong> gave toe zich ‘ruim en open naar <strong>de</strong><br />

grootste <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n van haar tijd te richten’. Die gave heeft ze sindsdien ten volle<br />

en met alle energie waarover ze beschikte - haar productiviteit was enorm - uitgebuit.<br />

Ook haar eerste bun<strong>de</strong>l Sonnetten en verzen in terzinen geschreven, verschenen<br />

in 1896, paste perfect in <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> tijdgeest. Ze bracht in <strong>de</strong>ze mystiek-religieus<br />

getinte gedichten on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n wat een hele generatie beel<strong>de</strong>nd kunstenaars en<br />

literatoren op dat moment bezighield: het zoeken naar een levensbeginsel, een geloof,<br />

een antwoord op het verlies van waar<strong>de</strong>n uit vroeger tij<strong>de</strong>n. De gevoeligsten on<strong>de</strong>r<br />

haar tijdgenoten herken<strong>de</strong>n een stem die zong wat zij voel<strong>de</strong>n. Niet <strong>voor</strong> niets noem<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> criticus A.W. Stellwagen Sonnetten en verzen typerend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mystieke mo<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> jaren negentig. Hiermee werd <strong>de</strong> basis gelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> roem die Roland Holst<br />

als dichteres heeft geoogst.<br />

Toch liet <strong>de</strong>ze eerste bun<strong>de</strong>l al zien wat <strong>de</strong> zwakke kant van haar dichterschap<br />

was: haar onstuitbare neiging tot preken en getuigen. Haar mentor Verwey was <strong>de</strong><br />

eerste die dat on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n bracht toen hij in een recensie waarschuw<strong>de</strong> tegen haar<br />

‘gevaarlijke ambitie’. ‘Inzicht brengen in al <strong>de</strong> donkerheid die haar tijdgenooten, die<br />

<strong>de</strong> mensch <strong>voor</strong> alle tij<strong>de</strong>n pijnig<strong>de</strong>, <strong>de</strong> wereld <strong>voor</strong> nu en <strong>voor</strong> altijd het inzicht te<br />

geven dat haar ontvallen was’, werd volgens Verwey ‘<strong>de</strong> eerzucht die haar<br />

begeester<strong>de</strong>’.<br />

Het vervolg is bekend. Samen met Herman Gorter behoor<strong>de</strong> Henriette Roland<br />

Holst (inmid<strong>de</strong>ls getrouwd met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>nd kunstenaar Rik Roland<br />

Holst) in 1897 tot <strong>de</strong> eerste dichters die ‘klassenverraad’ pleeg<strong>de</strong>n en lid wer<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> een paar jaar eer<strong>de</strong>r opgerichte, op marxistische leest geschoei<strong>de</strong>, Sociaal<br />

Democratische Arbei<strong>de</strong>rspartij (SDAP). Haar twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l De nieuwe geboort uit<br />

1902, <strong>de</strong> weerslag van een innerlijke zoektocht, sloot opnieuw aan bij wat er leef<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>r jongeren en intellectuelen: enerzijds het verlangen <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n van het<br />

nieuwe socialistische geloof te omarmen en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> angst een ou<strong>de</strong> <strong>de</strong>nkwereld<br />

los te laten. De spanning tussen dichterlijk individualisme en <strong>de</strong> behoefte op te gaan<br />

in het socialistische collectief met alle consequenties van dien, bezong ze in verzen<br />

vol angst en twijfel:<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Mijn wezen is tot op <strong>de</strong>n grond gespleten<br />

Hoe heel ik wat zóó ver begint:<br />

Wat heeft dit hart zoo diep uiteen gereten<br />

Dat het geen eenigheid ooit vindt?<br />

182<br />

Interessant is dat zelfs critici die haar overgang tot het socialisme betreur<strong>de</strong>n iets<br />

herken<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> thematiek, die ze later zelf benoem<strong>de</strong> als <strong>de</strong> spanning tussen droom<br />

en daad. Verwey schreef: ‘Het is bekend dat HRH aan <strong>de</strong> strijd van <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs om<br />

een betere maatschappij met mond en pen is gaan <strong>de</strong>elnemen. Aan die <strong>de</strong>elname zelf<br />

ontlenen <strong>de</strong>ze gedichten hun wezenlijkheid. Niemand kan arbei<strong>de</strong>n (...) tenzij hij een<br />

leven vindt waar hij in kan wortelen. Zij vond dáár het hare.’ Hij voeg<strong>de</strong> er aan toe<br />

dat uit <strong>de</strong> woeligste wijken van het mo<strong>de</strong>rne leven een dichteres was gekomen ‘die<br />

ons dat leven doet verstaan’. En Van Deyssel, die gruw<strong>de</strong> van het socialisme, schreef<br />

diep on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk dat in De nieuwe geboort Roland Holst ‘haar fijnsten arbeid’,<br />

‘<strong>de</strong> zuiverste poëzie’ had getoond.<br />

Henriette was toen tweeën<strong>de</strong>rtig en werd in toenemen<strong>de</strong> mate in beslag genomen<br />

door politieke beslommeringen en conflicten die tot 1927, toen ze teleurgesteld uit<br />

<strong>de</strong> Communistische Partij Ne<strong>de</strong>rland stapte, zou<strong>de</strong>n duren. Al die jaren bleef ze haar<br />

politieke overtuigingen, teleurstellingen en twijfels uitdragen in poëzie die zich<br />

nauwelijks meer ontwikkel<strong>de</strong>, maar zo feilloos <strong>de</strong> vinger aan <strong>de</strong> pols van <strong>de</strong> tijdgeest<br />

bleef hou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> schare van kritiekloze bewon<strong>de</strong>raars alleen maar groei<strong>de</strong>. Wat<br />

men bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> was niet <strong>de</strong> schoonheid van haar taal, haar beel<strong>de</strong>nd vermogen,<br />

haar techniek of muzikaliteit, maar haar zeggingskracht en <strong>de</strong> ontroering die ze<br />

opriep. Naar aanleiding van haar bekendste bun<strong>de</strong>l, De vrouw in het woud (1912),<br />

schreef Bloem aan P.N. van Eijck dat hij er een prop in zijn keel van had gekregen.<br />

En tranen in zijn ogen. ‘Zeker, HRH heeft reusachtige fouten (...) maar die kan zij<br />

zich permitteeren omdat ze zoo'n reusachtige dichteres is.’ Ik vermoed dat Bloem<br />

bedoel<strong>de</strong>: omdat ze zo'n reusachtige persoonlijkheid is. Altijd bleef ze <strong>voor</strong>oplopen<br />

in het uitdrukken van wat er leef<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n en harten van haar tijdgenoten.<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> Eerste Wereldoorlog werd ze het boegbeeld van anti-militaristen. Ze<br />

schreef gedichten vol hoop over <strong>de</strong> Russische revolutie, geleid door haar persoonlijke<br />

vrien<strong>de</strong>n Lenin en Trotski, en hartverscheuren<strong>de</strong> verzen over <strong>de</strong> teleurstellingen die<br />

het communisme on<strong>de</strong>r Stalin bracht. En nog vóór haar openlijke bekering tot het<br />

religieus socialisme spraken haar zoeken<strong>de</strong> godsdienstig geïnspireer<strong>de</strong> gedichten<br />

gelovigen van elke <strong>de</strong>nominatie aan.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ge<strong>de</strong>nk mij in uw gebe<strong>de</strong>n!<br />

Gebe<strong>de</strong>n hebben kracht:<br />

Zij komen als stralen gegle<strong>de</strong>n<br />

Door onze nacht<br />

183<br />

Deze regels zijn te vin<strong>de</strong>n in Verworvenhe<strong>de</strong>n (1927), door Herman Gorter zo<br />

geminacht dat hij <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l tegenover haar neef A. Roland Holst Verdorvenhe<strong>de</strong>n<br />

noem<strong>de</strong>. Het was het laatste wat hij, vlak <strong>voor</strong> zijn dood, van Henriette las. In later<br />

jaren nam <strong>de</strong> kritiek op haar dichtwerk toe - maar vrijwel niemand durf<strong>de</strong> dat hardop<br />

te zeggen. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog schreef ze stromen verzetsgedichten<br />

waarover diezelf<strong>de</strong> A. Roland Holst achter haar rug zei dat ze ‘rammel<strong>de</strong>n’. Als hij<br />

ooit ‘dit soort kleuterversjes’ zou maken, hoopte hij dat iemand publicatie ervan zou<br />

<strong>voor</strong>komen.<br />

Jany Roland Holst had gelijk had met zijn kritiek op <strong>de</strong>ze late gedichten van zijn<br />

tante, maar ik kan niet ontkennen dat een aantal ervan diepe indruk op mij hebben<br />

gemaakt en het me bij het lezen ervan net zo verging als Bloem. Neem het illegaal<br />

versprei<strong>de</strong> In Memoriam H. Sn., gewijd aan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> nazi's gefusilleer<strong>de</strong> verzetsheld<br />

Henk Sneevliet, haar gedicht over <strong>de</strong> Februaristaking van 1941 of haar o<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

Vrouwen van Holland. Uit esthetisch oogpunt bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> maat, in<strong>de</strong>rdaad, maar als<br />

documents humains onvergetelijk. En dit laatste geldt <strong>voor</strong> het meeste van Roland<br />

Holsts poëzie: puur esthetisch valt er weinig aan te beleven, geplaatst in hun tijd en<br />

in HRH's persoonlijke geschie<strong>de</strong>nis winnen ze onmid<strong>de</strong>llijk aan kracht.<br />

Tegen <strong>de</strong>ze achtergrond is het eenvoudig te begrijpen waarom <strong>de</strong> poëzie van<br />

Henriette Roland Holst - die één van haar bun<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> titel met <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik <strong>de</strong><br />

titel Tussen tijd en eeuwigheid meegaf, uitein<strong>de</strong>lijk geen eeuwigheidswaar<strong>de</strong> is<br />

toegekend. Annie Romein, die haar poëzie ‘klassiek’ noem<strong>de</strong> heeft zich grotelijks<br />

vergist. Haar fout was dat ze het begrip ‘klassiek’ gebruikte in <strong>de</strong> betekenis die<br />

Henriette Roland Holst daar zelf aan gaf. In die opvatting is <strong>de</strong> klassieke dichter<br />

representatief <strong>voor</strong> zijn tijd, terwijl <strong>de</strong> gangbare betekenis van het begrip klassiek,<br />

toegepast op cultuuruitingen eer<strong>de</strong>r tijdloosheid uitdrukt. Een ‘klassiek’ boek is<br />

volgens Van Dale een werk waaraan blijvend gezag wordt toegekend. Romein plaatste<br />

<strong>de</strong> zogenaamd ‘klassieke’ poëzie van Henriette Roland Holst tegenover die van <strong>de</strong><br />

Tachtigers. Gorter en Kloos, om <strong>de</strong> twee grootsten maar te noemen, waren volgens<br />

haar niet klassiek en zou<strong>de</strong>n dat ook nooit wor<strong>de</strong>n, ‘omdat ze niets<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>n dan zichzelf’.<br />

De poëzie waarmee Roland Holst als respectievelijk socialiste, commu-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


184<br />

niste en religieus-socialiste klassiek wil<strong>de</strong> zijn, dat wil zeggen waarmee ze niet<br />

zichzelf maar maatschappelijke stromingen en opvattingen wil<strong>de</strong> vertegenwoordigen,<br />

is <strong>voor</strong> het overgrote <strong>de</strong>el zó tijdgebon<strong>de</strong>n dat ze weinigen nog iets te zeggen heeft.<br />

‘O had ik socialisme nooit gekend / Dan lag ik nu niet laag, omver-gerend.’ Deze<br />

smartelijk bedoel<strong>de</strong> regel uit De vrouw in het woud over haar breuk met <strong>de</strong> SDAP<br />

doet mij in lachen uitbarsten en ik kan me goed <strong>voor</strong>stellen dat lezers die niet eens<br />

meer weten waar <strong>de</strong> letters SDAP <strong>voor</strong> staan en geen i<strong>de</strong>e hebben van <strong>de</strong><br />

eschatologische verwachting die in het woord socialisme besloten lag, <strong>de</strong>nken dat<br />

het hier een kleuterversje betreft.<br />

Lezend in haar omvangrijke oeuvre ben ik wel <strong>de</strong>gelijk op ontroeren<strong>de</strong> gedichten<br />

gestuit en bij herlezing kom ik nog steeds veel moois tegen. Maar dat zijn precies<br />

<strong>de</strong> verzen waarin ze - in weerwil van <strong>de</strong> taak die ze zich had gesteld - ‘niets<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong> dan zichzelf’. Dergelijke gedichten zijn in vrijwel al haar bun<strong>de</strong>ls<br />

te vin<strong>de</strong>n: in plaats van <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n waarnaar Roland Holst zo verlang<strong>de</strong>, drukken<br />

ze juist twijfel en onzekerheid uit. Haar mooiste werk gaat mijns inziens over haar<br />

ongelukkige huwelijk met Rik Roland Holst, over haar verlangen naar een kind en<br />

over haar onvermogen haar hooggestem<strong>de</strong> doelen te bereiken Het zijn <strong>de</strong> gedichten<br />

die ze schreef zon<strong>de</strong>r profetenmantel om haar schou<strong>de</strong>rs.<br />

Is het dus zo dat ‘het verdwijnen van Henriette Roland Holst als dichter’ het gevolg<br />

is van haar ambitie om te profeteren? Ja, ik <strong>de</strong>nk dat Albert Verwey gelijk heeft<br />

gekregen: haar drang om <strong>de</strong> poëzie als politieke spreekbuis te gebruiken of in te<br />

zetten <strong>voor</strong> het propageren van i<strong>de</strong>eën, heeft haar werk - nog afgezien van <strong>de</strong> literaire<br />

kwaliteit ervan - al op <strong>voor</strong>hand eeuwigheidswaar<strong>de</strong> ontzegd.<br />

De re<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> meeste van haar tijdgenoten haar niettemin ‘onze grootste dichteres’<br />

noem<strong>de</strong> was dat zij zich, of ze het met haar eens waren of niet, kon<strong>de</strong>n i<strong>de</strong>ntificeren<br />

met haar ambitie om <strong>de</strong> wereld te herscheppen. Na haar dood veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld<br />

echter zo snel en nam het streven die wereld te hervormen zulke an<strong>de</strong>re vormen aan,<br />

dat vrijwel niemand zich meer in haar retorische taal kon herkennen. Het verschil<br />

tussen <strong>de</strong> Vijftigers, die dat nieuwe naoorlogse levensgevoel uitdrukten, en Henriette<br />

Roland Holst is onmetelijk, het on<strong>de</strong>rscheid tussen in mijn ogen klassieke dichters<br />

als Gorter en Lucebert niet. Lucebert heeft zich ongetwijfeld laten beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />

Gorters sensitieve verzen, <strong>de</strong> gedichten van Roland Holst hebben na haar dood vrijwel<br />

niemand meer tot inspiratie kunnen dienen.<br />

Als biograaf van Henriette Roland Holst heb ik me vaak het hoofd gebro-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


185<br />

ken over <strong>de</strong> vraag waarom zij haar ontegenzeggelijke talent heeft opgeofferd aan<br />

haar drang tot profeteren. Mijn conclusie luidt dat ze niet an<strong>de</strong>rs kon. An<strong>de</strong>rs dan<br />

haar partijgenoot Gorter, een veel rigi<strong>de</strong>r <strong>de</strong>nker dan Roland Holst en als politicus<br />

aanzienlijk fanatieker, was zij niet in <strong>de</strong> eerste plaats dichter. Al uit haar vroegste<br />

jeugdwerk spreekt <strong>de</strong> behoefte aan een allesomvattend i<strong>de</strong>aal om <strong>voor</strong> te leven en te<br />

werken. Zon<strong>de</strong>r zo'n i<strong>de</strong>aal, al spoedig belichaamd in een als heilsleer ervaren<br />

socialisme, kon ze zich als dichteres en als mens niet ontplooien. Omgekeerd is het<br />

onmogelijk haar maatschappelijke gezag, dat - zeker <strong>voor</strong> een tijd waarin er nog geen<br />

massamedia beston<strong>de</strong>n - enorm was, los te zien van haar profeteren<strong>de</strong> dichterschap.<br />

An<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> Gorter stond haar poëzie van het begin af aan in dienst van een<br />

i<strong>de</strong>aal waar<strong>voor</strong> ze zich ook op talloze an<strong>de</strong>re manieren inzette. Op haar veertigste,<br />

na haar vertrek uit <strong>de</strong> SDAP en tij<strong>de</strong>lijk politiek dakloos, drukte zij <strong>de</strong> verhouding<br />

tussen haar literaire en politieke aspiraties tegenover haar vriend Karl Kautsky, <strong>de</strong><br />

beroem<strong>de</strong> Duitse marxistische theoreticus, zo uit: ‘U weet hoe ik mij met <strong>de</strong> beweging<br />

heb geï<strong>de</strong>ntificeerd, hoe al mijn werk - literair, wetenschappelijk en propagandistisch<br />

- aan één bron ontsproot. En wat mijn kracht was, wordt nu mijn zwakte en keert<br />

zich tegen me. Ik ben bang dat het doorsnij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> formele ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

beweging mij (...) het gevoel zullen geven volledig geïsoleerd en op mijzelf<br />

teruggeworpen te zijn.’<br />

Henriette Roland Holst werd in haar tijd vereerd als dichteres omdat zij, precies<br />

zoals men van kunstenaars verlang<strong>de</strong> en verwachtte, in haar poëzie een antwoord<br />

zocht op <strong>de</strong> existentiële vragen van <strong>de</strong> mensheid. De vorm was daarbij on<strong>de</strong>rgeschikt<br />

aan <strong>de</strong> inhoud, en die inhoud was een boodschap. In haar streven naar zingeving<br />

wijd<strong>de</strong> zij zich aan steeds an<strong>de</strong>rs geformuleer<strong>de</strong> alomvatten<strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen, die altijd<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> essentie had<strong>de</strong>n: naastenlief<strong>de</strong>, rechtvaardigheid, gemeenschapszin, het<br />

opgaan in een groter geheel en ten slotte <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerping aan iets wat zij nauwelijks<br />

kon <strong>de</strong>finiëren, maar uitein<strong>de</strong>lijk God ging noemen. Hoewel ze zich dui<strong>de</strong>lijk voel<strong>de</strong><br />

aangetrokken tot dogma's, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ze <strong>voor</strong>tdurend van inzicht. Als politica maakte<br />

haar dat onberekenbaar, maar als dichteres was <strong>de</strong> openlijk bele<strong>de</strong>n twijfel aan alles<br />

wat haar eer<strong>de</strong>r heilig toe had geschenen haar grote kracht. Niet alleen haar<br />

geestverwanten - door <strong>de</strong> jaren heen telkens wisselen<strong>de</strong> groepen - maar een veel<br />

groter publiek werd aangesproken door haar i<strong>de</strong>alisme, haar religieus aandoen<strong>de</strong><br />

verlangen, haar offervaardigheid en tragiek. Op die tragiek moet Bloem hebben<br />

gedoeld toen hij <strong>de</strong> ‘hartstochtelijke en bewogen stem’ van Roland Holst <strong>de</strong> essentie<br />

van haar poëzie noem<strong>de</strong>.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


186<br />

Wat was die tragiek? Niet dat haar poëzie min<strong>de</strong>r klassiek was dan ze zelf bevroed<strong>de</strong>,<br />

want als dichteres was ze ten diepste overtuigd van <strong>de</strong> aan haar toegeschreven<br />

grootheid. Nee haar tragiek was dat ze, gedreven door ambitie en geldingsdrang, een<br />

politiek of geestelijk lei<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> zijn, het liefst met wereldwij<strong>de</strong> invloed, maar daar<br />

ten enenmale ongeschikt <strong>voor</strong> was. SDAP-<strong>voor</strong>man P.J. Troelstra, die haar jarenlang<br />

meemaakte als politica, noem<strong>de</strong> haar optre<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> politieke arena een fiasco. ‘Werd<br />

van Mephisto gezegd dat hij was <strong>de</strong> geest “<strong>de</strong>r stets das Böse will, doch stets das<br />

Gute schafft”, van onze eminente schrijfster en dichteres geldt zoodra zij het terrein<br />

<strong>de</strong>r politieke vraagstukken betreedt, maar al te veel dat zij “stets das Gute will, doch<br />

stets das Böse schafft”.’<br />

In feite was Troelstra's kritiek op haar optre<strong>de</strong>n als politica van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong> als<br />

Verweys kritiek op haar dichterschap. Ook in <strong>de</strong> politiek speel<strong>de</strong> eerzucht haar parten.<br />

Hoogmoedig stel<strong>de</strong> ze het zich tot taak <strong>de</strong> maatschappij te veran<strong>de</strong>ren en tegelijk<br />

haar geweten zuiver, haar han<strong>de</strong>n schoon te hou<strong>de</strong>n. Dit probleem, in haar poëzie<br />

verbeeld als <strong>de</strong> botsing tussen droom en daad, kwam in <strong>de</strong> prozaïsche politieke<br />

praktijk neer op <strong>de</strong> onmogelijkheid zuiverheid en pragmatisme te combineren. Haar<br />

heldhaftige pogingen om <strong>de</strong>ze tegenstelling op te heffen, maakten haar tot een eeuwige<br />

dissi<strong>de</strong>nte, verguisd door verstokte, veelal opportunistische partijgangers, maar<br />

aanbe<strong>de</strong>n door i<strong>de</strong>alisten van diverse pluimage die gewetensvolle en compromisloze<br />

da<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong>n stellen. Zo kon zij uitgroeien tot <strong>de</strong> mythe die ze bij haar dood gewor<strong>de</strong>n<br />

was.<br />

Wat haar tijdgenoten - vrien<strong>de</strong>n en vijan<strong>de</strong>n - aansprak, waren haar in het openbaar,<br />

in poëzie en proza afgeleg<strong>de</strong> getuigenissen van haar gewetensconflicten, haar<br />

wisselingen van inzicht, <strong>de</strong> breuken met eer<strong>de</strong>re geestverwanten, <strong>de</strong> vragen waarmee<br />

zij worstel<strong>de</strong>. Dat maakte haar tot <strong>de</strong> personificatie van <strong>de</strong> politieke en morele<br />

dilemma's die <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> twintigste eeuw hebben bepaald. Haar engagement<br />

was <strong>de</strong> bron van haar dichterschap. Zich mengend in alle belangrijke gebeurtenissen<br />

van haar tijd, maakte ze keuzen waarvan ze terugkwam en fouten die ze <strong>de</strong>emoedig<br />

erken<strong>de</strong>. Op basis van <strong>de</strong>ze ervaring was zij in staat om uitein<strong>de</strong>lijk onafhankelijke<br />

standpunten in te nemen die ook nu nog respect afdwingen en die het respect <strong>voor</strong><br />

haar dichterschap zon<strong>de</strong>r enige twijfel hebben gevoed. Als communiste veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

zij al in een vroeg stadium <strong>de</strong> dictatuur van Stalin, in <strong>de</strong> jaren twintig en <strong>de</strong>rtig<br />

behoor<strong>de</strong> ze tot <strong>de</strong> eersten die waarschuw<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> gevaren van fascisme en<br />

nationaal-socialisme en als mensenrechtenactiviste was ze een pionier. Haar politieke<br />

gezag werd versterkt door haar <strong>de</strong>elname<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


187<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


188<br />

aan het verzet geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog en toen ze al bijna niet meer kon<br />

lopen sprak ze nog volle zalen met duizen<strong>de</strong>n toehoor<strong>de</strong>rs toe over <strong>de</strong> verwerpelijkheid<br />

van <strong>de</strong> politionele acties tegen Indonesië en <strong>de</strong> noodzaak tot solidariteit met <strong>de</strong><br />

Repoeblik Indonesia.<br />

Wie wil, kan het allemaal terugvin<strong>de</strong>n in haar oeuvre, maar slechts weinigen zullen<br />

daar plezier aan beleven. Sötemann mag dan hebben beweerd dat wij onszelf te kort<br />

doen als we Roland Holsts gedichten niet meer lezen, omdat we daarmee het spoor<br />

van haar stappen op aar<strong>de</strong> negeren, ik <strong>de</strong>nk dat hij daarmee <strong>de</strong> poëzie in het algemeen<br />

tekort heeft gedaan. Poëzie moet op zich zelf kunnen staan, poëzie is geen berijm<strong>de</strong><br />

autobiografie waarin <strong>de</strong> sporen van een leven kunnen wor<strong>de</strong>n gevolgd. Je hoeft niets<br />

over het leven van Gorter te weten om van zijn sensitieve verzen te kunnen genieten.<br />

Ik heb <strong>de</strong> argumentatie van Sötemann om Roland Holsts poëzie te blijven lezen<br />

in<strong>de</strong>rtijd beschouwd als legitimatie <strong>voor</strong> het schrijven van haar biografie. Die biografie<br />

heeft mij namelijk <strong>de</strong> overtuiging geschonken dat het meren<strong>de</strong>el van haar gedichten<br />

alleen nog biografische waar<strong>de</strong> heeft en zon<strong>de</strong>r biografische kennis nog maar weinig<br />

betekent. Waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> haar werk is mijns inziens alleen mogelijk tegen <strong>de</strong><br />

achtergrond van haar levensverhaal en <strong>de</strong> historische perio<strong>de</strong> waarin zich dat<br />

afspeel<strong>de</strong>.<br />

Als mens was ze per saldo interessanter, of laten we zeggen reusachtiger, dan als<br />

dichteres.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


189<br />

Over <strong>de</strong> veronachtzaming van Slauerhoff<br />

Guus Middag<br />

Ik sloeg het dunne boek open en las op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> een kort gedicht. Het trof<br />

me meteen, door <strong>de</strong> eenvoud vermoe<strong>de</strong>lijk, en door <strong>de</strong> onbevangen toon. Het leek<br />

wel een liedje, een Chinees bootjesliedje:<br />

Wachten<br />

Mijn bootje is van dun riet<br />

Gebon<strong>de</strong>n door vezels van lisch.<br />

Toch bevaar ik <strong>de</strong>n stroom.<br />

Geen wachtlicht op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re oever<br />

Alleen bewaakt door <strong>de</strong> poolster.<br />

Kom je niet?<br />

Jouw boot is van sterk hout.<br />

Deze stroom is nog lang niet<br />

De woeste Yang Tse en toch ben je bang.<br />

Kom je niet?<br />

Het ziet eruit als een stille monoloog, als <strong>de</strong> gedachten en overwegingen van iemand<br />

die in zichzelf praat, of zichzelf moed inspreekt, en in stilte vragen stelt aan een<br />

afwezige. Door <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong> regel ‘Kom je niet?’ heeft het ook wel iets van een lied.<br />

Een klein wachtlied om <strong>de</strong> tijd te do<strong>de</strong>n? De spreker of spreekster bevindt zich in<br />

een fragiel bootje, niet veel meer dan een biezen mandje: het is van riet gemaakt, en<br />

ook nog eens van dun riet, gebon<strong>de</strong>n door niets an<strong>de</strong>rs dan vezels van lis. Toch durft<br />

hij of zij zich daarmee wel op <strong>de</strong> stroom te wagen. Het varen wordt nog eens extra<br />

bemoeilijkt door <strong>de</strong> duisternis: er is geen licht aan <strong>de</strong> overkant, er is geen licht van<br />

<strong>de</strong> maan, er is alleen het licht van <strong>de</strong> poolster.<br />

Een sfeervol tafereel, maar van wat? De nacht is nog jong, een gelief<strong>de</strong> is in<br />

afwachting van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r? Of zou men hier juist wel gebaat zijn bij enige<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


190<br />

duisternis? Omdat er straks snel even wat smokkelwaar moet wor<strong>de</strong>n overgezet?<br />

Misschien wordt hier een vluchtpoging beraamd? De ene vluchteling, in een gammel<br />

bootje, stelt vast dat <strong>de</strong> kust veilig is (geen wachtlicht aan <strong>de</strong> overkant) en moet nu<br />

wachten op <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vluchteling met <strong>de</strong> sterke boot, maar die laat het<br />

nu juist uit vrees afweten? Het is, bij zo weinig context, moeilijk te zeggen. Of zijn<br />

dit alleen maar beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een lief<strong>de</strong>sliedgegeven van alle tij<strong>de</strong>n: ik ben gereed,<br />

<strong>de</strong> nacht gaat beginnen, ik ben niet bang om me samen met jou in een ongewis<br />

avontuur te begeven - waar blijf je nu? ‘Wat unbidan we nu’, zou <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

dichter van ‘hebban olla vogala’ zeggen: waar wachten we nog op?<br />

Er valt op een enkel rijmwoord te wijzen, al is het niet sterk: riet - niet - niet - niet.<br />

En op enkele klanklijnen: bootje - door - stroom - door - pool - boot - stroom. Op<br />

een binnenrijm: bevaar - bewaakt. Op enkele allitteraties. Er zitten leuke contrasten<br />

tussen ‘Mijn bootje is van dun riet’ en ‘Jouw boot is van sterk hout’, en zo ver<strong>de</strong>r -<br />

maar ik <strong>de</strong>nk niet dat <strong>de</strong> kracht van dit gedicht in zulke geijkte dichterlijke mid<strong>de</strong>len<br />

schuilt. De kracht zit juist in <strong>de</strong> ongekunsteldheid ervan, in hooguit <strong>de</strong> aanzet tot een<br />

liedje. Hier spreekt geen dichter, in dichterlijke bewoordingen, maar een jongen of<br />

een meisje, in eenvoudige spreektaal, en wat ontroert is zijn of haar ongeduld en<br />

onzekerheid: niet bang <strong>voor</strong> het water of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overtocht, maar wel bang in <strong>de</strong>ze<br />

duistere nacht in <strong>de</strong> steek te wor<strong>de</strong>n gelaten.<br />

Ik las het in een bun<strong>de</strong>l met <strong>de</strong> merkwaardige titel Yoeng Poe Tsjoeng. Eerste druk<br />

1930, twee<strong>de</strong> vermeer<strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk 1933. Yoeng Poe Tsjoeng is een dichtbun<strong>de</strong>l van<br />

J. Slauerhoff, maar ook weer niet. Hij bevat Chinese verzen die, zo zegt Slauerhoff<br />

in zijn inleiding, ‘uit het Fransch, Duitsch, Engelsch, of rechtstreeks uit het Chineesche<br />

leven en landschap overgebracht’ zijn. Hij bedoel<strong>de</strong> te zeggen dat zijn bun<strong>de</strong>l<br />

vertalingen bevatte, maar dat hij zelf geen Chinees sprak of las, en dat hij zich <strong>voor</strong><br />

zijn overbrengingen dus had moeten verlaten op Franse, Duitse en Engelse vertalingen.<br />

Daarnaast bevatte zijn bun<strong>de</strong>l ook eigen verzen, gebaseerd op eigen ervaringen en<br />

indrukken, opgedaan tij<strong>de</strong>ns zijn bezoeken aan China: ook vertalingen, zou je kunnen<br />

zeggen, maar dan ‘rechtstreeks uit het Chineesche leven en landschap overgebracht’.<br />

Slauerhoff wil<strong>de</strong> zich met zijn bun<strong>de</strong>l niet voegen in <strong>de</strong> toen heersen<strong>de</strong> China-mo<strong>de</strong>,<br />

maar juist een min<strong>de</strong>r zoetsappig beeld geven. Hij had dus gezocht naar ‘vermijding<br />

van <strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n gewa<strong>de</strong>n, rozen, maneglans, die men in an<strong>de</strong>re zoo overvloedig vindt’.<br />

Daartegenover stel<strong>de</strong> hij zijn eigen <strong>voor</strong>keur: ‘een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bitterheid van<br />

het leven, in China overvloediger gevon<strong>de</strong>n en met meer nuchterheid bele<strong>de</strong>n dan<br />

bij ons.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


191<br />

Daarop liet hij, nog steeds in zijn inleiding, <strong>de</strong>ze ironische waarschuwing volgen:<br />

‘Voor <strong>de</strong> liefhebbers van het poëtische, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dwepers met het Oosten is zij dus:<br />

Yoeng Poe Tsjoeng (van geen nut).’<br />

‘Wachten’, het openingsgedicht van <strong>de</strong>ze nutteloze bun<strong>de</strong>l, zou ik geen verbitterd<br />

vers willen noemen, ook niet overdreven nuchter, en in zijn onbevangenheid juist<br />

wel enigszins poëtisch, met in <strong>de</strong> verte zelfs al een vleug van een sfeer van zij<strong>de</strong>n<br />

gewa<strong>de</strong>n, rozen en maneglans, maar dat was blijkbaar niet <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong><br />

dichter. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tekst van ‘Wachten’ stond geen naam vermeld, dus dit was een<br />

lied van een anoniem gebleven Chinese dichter, of een chinoiserie van eigen makelij.<br />

Het twee<strong>de</strong> gedicht was een vertaling van een vers van ene Tao Sjen. De titel, ‘Mijn<br />

zonen’, zegt nog niet zo veel, maar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel wel: ‘Rampspoed geeft recht op<br />

dronkenschap’. Het is een lang drinklied, op vrolijke toon, waarin een ou<strong>de</strong> man zich<br />

beklaagt over zijn vier zoons - stuk <strong>voor</strong> stuk mislukkelingen. Daarop volg<strong>de</strong> ‘Festijn’,<br />

een feestlied dat maar niet eindigen wil, ook al zijn <strong>de</strong> schenkers reeds vertrokken<br />

en breekt <strong>de</strong> dag alweer aan. Het is een vertaling of een bewerking van een gedicht<br />

uit <strong>de</strong> Sji King. Dat is <strong>de</strong> naam <strong>voor</strong> een verzameling van ou<strong>de</strong> Chinese o<strong>de</strong>n. In die<br />

o<strong>de</strong>nbun<strong>de</strong>l moet ook het daaropvolgen<strong>de</strong> ‘Marschlied’ te vin<strong>de</strong>n zijn, waarin <strong>de</strong> ene<br />

soldaat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r het marcheren moed inspreekt.<br />

Na <strong>de</strong>ze drie nogal luidruchtige drink-, feest- en wan<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>ren volg<strong>de</strong> weer een<br />

klein en kort gedicht, verliefd en verstild van sfeer, losjes van toon, met opnieuw,<br />

net als in ‘Wachten’, een vleug van ra<strong>de</strong>loosheid en raadselachtigheid. En net als<br />

‘Wachten’ was het niet on<strong>de</strong>rtekend, dus van <strong>de</strong> hand van Slauerhoff of van een<br />

anonieme Chinese dichter:<br />

Vroege sneeuw<br />

Ik hoor je soms heesch fluisteren,<br />

Om 't bed staat <strong>de</strong> stilte, <strong>de</strong> nacht,<br />

De bamboeboschjes kraken zacht,<br />

Buiten in het ver<strong>de</strong>re duister,<br />

Want het gaat sneeuwen in <strong>de</strong>n nacht,<br />

Morgen is <strong>de</strong> wereld wit,<br />

Wordt het winter.<br />

Onze lief<strong>de</strong>....waarom huiver je?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


192<br />

Het zes<strong>de</strong> gedicht was het eveneens korte en ook ietwat ra<strong>de</strong>loze ‘De doo<strong>de</strong> bemin<strong>de</strong>’,<br />

waarin geprobeerd werd een gelief<strong>de</strong> weer tot leven te roepen. Daarna kwam Po Sju<br />

I aan het woord, met zijn lange, twintig regels tellen<strong>de</strong> vers ‘Chrysanthen in <strong>de</strong>n<br />

oostelijken tuin’. In zijn vertaling heeft Slauerhoff eindrijm toegevoegd, maar daarmee<br />

is het nog geen poëzie in <strong>de</strong> traditionele betekenis van het woord gewor<strong>de</strong>n. Wat dan<br />

wel? Ik zou er niet zo goed een naam <strong>voor</strong> weten. Dagboekpoëzie? Briefpoëzie? Het<br />

is poëzie waarin hardop gedacht wordt, en het een tegen het an<strong>de</strong>r afgewogen, en<br />

verteld - alsof er iemand naast je loopt en gewoon tegen je praat, op rustige toon en<br />

in alledaagse taal, zon<strong>de</strong>r opsmuk. Een gedicht als een wan<strong>de</strong>ling. Lees ik het, dan<br />

is het bijna alsof ik in die oostelijke tuin ben, in <strong>de</strong> late zomer, begin van <strong>de</strong> herfst,<br />

en met <strong>de</strong> dichter meeloop door <strong>de</strong> perken en af en toe met hem stilsta on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

bomen, of bij <strong>de</strong> bloemen, en naar hem luister, en dan weer met hem meeloop, han<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> rug, naar <strong>de</strong> grond <strong>voor</strong> mijn voeten kijkend, af en toe diepzinnig met mijn<br />

hoofd knikkend.<br />

Ik was verrast dat een zo ondichterlijke opzet zo sterk kan werken. Het gaat me<br />

niet om een romantische fantasie waarin ik mezelf door <strong>de</strong> eeuwen heen verplaatst<br />

zie naar een Chinese tuin, gekleed en gekapt naar <strong>de</strong> heersen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong> en sprekend<br />

in Chinese karakters. Het gaat me ook niet om diepe inzichten die ik aan het praten<br />

van Po Sju I zou kunnen ontlenen, want dat valt geloof ik wel mee. Het gaat me ook<br />

niet om die leuke sfeer van tuinen en bloemetjes en drank en wijsheid. Wat mij raakte<br />

was <strong>de</strong>nk ik <strong>de</strong> toon: <strong>de</strong> nuchtere, eerlijke, alles on<strong>de</strong>r ogen zien<strong>de</strong> instelling waarmee<br />

hier gesproken werd. Niet bijzon<strong>de</strong>r, niet ingewikkeld, en helemaal niet dichterlijk,<br />

maar het effect was sterk: hier sprak een stem, een karakter, een ziel.<br />

Chrysanten in <strong>de</strong>n oostelijken tuin<br />

Snel gaan <strong>de</strong> jaren, vroeger wist ik het niet,<br />

Wel in mijn rijpheid, ik weerhield ze niet.<br />

Leed en teleurstelling van al mijn jaren<br />

Kwamen met mij in d'eenzamen tuin hier samen.<br />

In 't mid<strong>de</strong>n van een perk sta ik lang stil,<br />

De zonneschijn is dun, <strong>de</strong> wind giert kil,<br />

Het loover is verrot en uitgeroeid,<br />

De volle zomerboomen uitgebloeid.<br />

Alleen wat tengre bleekzuchtige chrysanthen<br />

Staan door <strong>de</strong>n wind vergeten langs <strong>de</strong> kanten.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


193<br />

Ik heb een beker boor<strong>de</strong>vol geschonken<br />

Maar merkte nauwlijks dat ik had gedronken.<br />

Hoe in mijn jeugd gemakk'lijk mijn gemoed<br />

Van droevig blij werd, van vertoornd weer goed.<br />

Als ik wijn zag, op elk uur van <strong>de</strong>n dag<br />

Dronk ik hem uit en was één en al lach.<br />

Nu laat <strong>de</strong> sterkste drank mij nuchter en koud.<br />

Bleeke chrysanth, je bleef niet over om mij<br />

Te troosten in 't droef seizoen, maar wij zijn allebei<br />

Uit beetre tij<strong>de</strong>n over, en bei<strong>de</strong>n nu veeg en oud.<br />

Na het schrale chrysantenlied van Po Sju I volg<strong>de</strong> een schraal winterlied van Mei<br />

Sjeng (of van iemand an<strong>de</strong>rs, want er stond een vraagteken achter zijn naam). Ook<br />

mooi. En zo <strong>voor</strong>t.<br />

Het lezen van die verschillen<strong>de</strong> gedichten en die verschillend gestem<strong>de</strong> dichters<br />

moet zich hebben afgespeeld in enkele minuten, maar het voel<strong>de</strong> als een lang verblijf<br />

in een an<strong>de</strong>re wereld. Ik was zomaar achter elkaar een bun<strong>de</strong>l gedichten aan het lezen<br />

- wat, bij mij althans, niet vaak <strong>voor</strong>komt. Twee<strong>de</strong> verrassing: dat het ene gedicht<br />

misschien wel iets min<strong>de</strong>r dan het an<strong>de</strong>re kon zijn, maar dat dat er niet zo veel toe<br />

<strong>de</strong>ed. Ik was <strong>voor</strong>al geraakt door een stem, een spreken<strong>de</strong> instantie, een aanwezigheid,<br />

een présence - hoe moet je het noemen. En dat, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verrassing, niet alleen in het<br />

tuingedicht van Po Sju I, maar in al <strong>de</strong>ze gedichten in min of meer gelijke mate. Een<br />

groep stemmen, ook nog eens uit verschillen<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n en in verschillen<strong>de</strong> genres,<br />

spreekt niettemin als één mond. Dat zou wel eens iets met <strong>de</strong> vertaler te maken<br />

kunnen hebben. Vier<strong>de</strong> verrassing: dat ik zo geraakt werd door J. Slauerhoff, een<br />

dichter die zich tot nu toe ook bij mij <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> overgelever<strong>de</strong> karakteristieken<br />

had aangediend: rusteloos, eenling, heimwee, gedoemd, zwerven, zelfbeklag,<br />

zeemansromantiek uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> doos. Hij klonk hier, via zijn Chinese <strong>voor</strong>zeggers,<br />

veel schraler, kleiner, oprechter, maar ook intiemer dan ik had gedacht dat hij kon<br />

zijn.<br />

Vijf<strong>de</strong> verrassing: het overkwam me terwijl ik on<strong>de</strong>rweg was, in <strong>de</strong> trein - meestal<br />

niet een erg geschikte plek om gedichten te lezen. Maar nu was het juist die<br />

omstandigheid die zich voeg<strong>de</strong> bij wat ik las. Of was het omgekeerd: voeg<strong>de</strong> wat ik<br />

las zich naar <strong>de</strong> omstandigheid van het reizen? Of was het bei<strong>de</strong> tegelijk, en vielen<br />

er nu twee dingen samen die nu eenmaal bij elkaar horen: lezen en reizen, langs<br />

regels gaan en over rails glij<strong>de</strong>n? Reislezen. Er is niet veel fantasie <strong>voor</strong> nodig om<br />

het lezen als een reis te zien, een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


194<br />

tocht door het landschap van <strong>de</strong> tekst. Daar kwam in mijn geval ook nog eens bij dat<br />

ik reisgedichten las, met dui<strong>de</strong>lijke titels als ‘Reizend naar Njoe Tse Wang’, ‘Zeilend<br />

in <strong>de</strong> herfst’, ‘Aan <strong>de</strong>n reiziger’ en ‘Pelgrimstocht’. En <strong>voor</strong> zover ze niet expliciet<br />

over reizen gingen, bezorg<strong>de</strong>n ze mij toch wel <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> reisgevoelens, alleen<br />

al door alle exotische namen en bestemmingen. Buiten schoten Zen<strong>de</strong>ren, Wier<strong>de</strong>n,<br />

Bathmen, Colmschate en Stroe <strong>voor</strong>bij, en ein<strong>de</strong>loze rijen houtwallen, kippenschuren,<br />

seinpalen en kerktorens, maar intussen vertoef<strong>de</strong> ik met mijn gedachten op het woeste<br />

grasvlak van het land Tsjirak (‘waar schaarsche kud<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verten zweven’), in<br />

het nachtasyl te Hang Sjow of gewoon, net als Woe Tei, ‘met mijn bloemenboot op<br />

<strong>de</strong> Fen-rivier’.<br />

De treinreiziger <strong>voor</strong> het raam van zijn uitzicht. De lezer <strong>voor</strong> het raam van zijn<br />

gedicht, zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re naslag en zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re voetnoten. Ik verbeeld<strong>de</strong> mij dat<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> koekeloeren<strong>de</strong> houding wel eens ten grondslag kon liggen aan veel van<br />

<strong>de</strong>ze Chinese gedichten, en vermoe<strong>de</strong>lijk ook aan <strong>de</strong> wens van Slauerhoff om ze te<br />

gaan vertalen. Leven, lezen, reizen, schrijven - ze horen <strong>voor</strong> dichters als Po Sju I<br />

en Slauerhoff bij elkaar. Het leven als een reis - die gedachte. De poëzie als een<br />

verslag van wat zich tij<strong>de</strong>ns die reis on<strong>de</strong>rweg kan <strong>voor</strong>doen - die instelling. Wie<br />

leeft is altijd on<strong>de</strong>rweg - dat besef. Alle poëzie is gebruikspoëzie - die houding. Dit<br />

waren, om het nog eens an<strong>de</strong>rs te zeggen, geen kunstgedichten, maar<br />

gelegenheidsgedichten. Niet gemaakt door <strong>de</strong>eltijddichters die er speciaal <strong>voor</strong> waren<br />

gaan zitten, maar door reizigers met een dichterlijke blik, altijd al geneigd in<br />

reishouding door <strong>de</strong> wereld te gaan en altijd al geneigd het op te tekenen als zich<br />

on<strong>de</strong>rweg per ongeluk of terloops iets aandient. Dit was poëzie met een dui<strong>de</strong>lijke<br />

functie: dagboekaantekening, ansicht, geheugensteun, liedje, grap, inzicht, anekdote.<br />

Poëzie als een vanzelfsprekend on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het dagelijks leven, als een mid<strong>de</strong>l om<br />

on<strong>de</strong>rweg <strong>de</strong> reis mee te stofferen.<br />

Het was die instelling die mij onverhoeds trof bij het lezen van al die eeuwenou<strong>de</strong><br />

Chinese gedichten in Yoeng Poe Tsjoeng. Het voel<strong>de</strong> als <strong>de</strong> heront<strong>de</strong>kking van iets<br />

dat ik vermoe<strong>de</strong>lijk ooit wel gekend moet hebben, maar in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren moet<br />

zijn kwijtgeraakt. De dichterlijke stem, zo noem ik het dan maar. Ik zou ook kunnen<br />

zeggen: <strong>de</strong> gewaarwording dat iemand in poëzie gewoon tot je spreekt, in rustige<br />

volzinnen. Ik zou bijna ook kunnen zeggen: als een normaal mens, als iemand die<br />

naast je zou kunnen zitten, in <strong>de</strong> trein bij<strong>voor</strong>beeld, en je zou kunnen vertellen wat<br />

hij zag, of dacht, zon<strong>de</strong>r maniertjes en zon<strong>de</strong>r slinkse bijbedoelingen.<br />

Wat ik in Yoeng Poe Tsjoeng terugvond was een toon en een instelling<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


195<br />

waarvan ik om een of an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n inmid<strong>de</strong>ls was gaan <strong>de</strong>nken dat die in poëzie niet<br />

meer mogelijk waren. Noem het <strong>de</strong> Slauerhofftoon. Ik nam mijzelf kwalijk dat ik er<br />

zo lang geen oog <strong>voor</strong> had gehad. Waarom had ik Slauerhoff en <strong>de</strong> Slauerhoffachtigen<br />

zo lang veronachtzaamd? Waarom las ik nu pas <strong>voor</strong> het eerst het gedicht ‘Riet<br />

plukken’, alweer zo'n klein won<strong>de</strong>r van eenvoud en lichte humor (van een anoniem<br />

gebleven dichter, of van Slauerhoff zelf, want er staat geen naam on<strong>de</strong>r):<br />

Riet plukken<br />

Wij moesten riet gaan plukken,<br />

Lang riet waar wind in ritselt<br />

Waarvan men man<strong>de</strong>n vlecht.<br />

En mochten in een boot<br />

't Vijfvoudig meer bevaren,<br />

Bereikten 't eiland lang <strong>voor</strong> noen.<br />

Wij lagen 's avonds nog in 't gras,<br />

En had<strong>de</strong>n niet één handvol riet<br />

Geplukt om mee naar huis te gaan.<br />

Of, al even eenvoudig en onopgesmukt van stijl, maar veel dramatischer van inzet,<br />

het gedicht ‘Nacht’. Ook nog nooit eer<strong>de</strong>r gelezen. Hier zegt iemand (het gedicht is<br />

opnieuw niet van een dichtersnaam <strong>voor</strong>zien) mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> donkere nacht zijn<br />

eenzaamheid uit. Regen, zinloosheid, droefenis - het is <strong>de</strong> stem van <strong>de</strong> Prediker en<br />

van Job en van <strong>de</strong> boetpsalmen van Nescio en van Minne en van <strong>de</strong> klaaglie<strong>de</strong>ren<br />

van Reve:<br />

Nacht<br />

De kleine maan werd door <strong>de</strong>n nacht verslon<strong>de</strong>n.<br />

De sterren gingen on<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> wolken,<br />

Achter gesloten luiken slapen allen,<br />

Ik waak alleen - waarom - als allen slapen?<br />

Ik teeken<strong>de</strong> karakters zon<strong>de</strong>r achting,<br />

Verteeren zal <strong>de</strong> hand die schrijft en 't blad<br />

Dat op zich neemt <strong>de</strong> klacht van <strong>de</strong>zen nacht.<br />

Het regent re<strong>de</strong>loos, droef, vanwaar,<br />

Waarom en waartoe zijn mij <strong>de</strong>ze reeglen ontvallen?<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


196<br />

Zo reis<strong>de</strong> ik ver<strong>de</strong>r met <strong>de</strong>ze merkwaardig openhartige en eigenzinnige gedichten in<br />

<strong>de</strong>ze merkwaardige bun<strong>de</strong>l Van Geen Nut. En terwijl <strong>de</strong> trein het station Utrecht<br />

verliet, ging ik ver<strong>de</strong>r op weg naar Njoe Tse Wang. Buiten mocht het dan warm en<br />

zonnig zijn, in het reisgedicht van Po Sju I bleef het maar vriezen en vriezen, nu al<br />

dagen en dagen lang. De dichter moest wachtlopen op het schip, in <strong>de</strong> ijskou<strong>de</strong> nacht.<br />

Daar zag hij een maanbeschenen strand, maar geen maan. Hij hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> zeilen kraken.<br />

Hij zag hoe <strong>de</strong> golven door <strong>de</strong> vrieskou stroperiger en trager wer<strong>de</strong>n: ‘De golven<br />

zoeken winterslaap’. Prachtig beeld. En hij zag <strong>voor</strong>al hoe het reisdoel, <strong>de</strong> stad Njoe<br />

Tse Wang, maar niet in zicht wil<strong>de</strong> komen:<br />

Reizend naar Njoe Tse Wang<br />

Weinig slaap en lange wacht na mid<strong>de</strong>rnacht,<br />

Reizen en staren in <strong>de</strong>n zwarten nacht,<br />

Een strand ligt blank in <strong>de</strong> maan, zelf in wolken<br />

Onzichtbaar, nimmer door <strong>de</strong>n wind ontbloot.<br />

De zeilen kraken hard en stijf bevroren.<br />

De golven zoeken winterslaap, ijsschotsen<br />

Brijzelt <strong>de</strong> boeg, wij voeren veertig dagen<br />

Door nevelen en nog geen Njoe Tse Wang.<br />

Later begreep ik dat Slauerhoff in zijn vertalingen uit het Chinees <strong>de</strong> nodige fouten<br />

had gemaakt en slordighe<strong>de</strong>n begaan en zich ook wel eens erg veel vrijhe<strong>de</strong>n had<br />

veroorloofd. Zo ook hier. De zeeman van Slauerhoff was bij Po Sju I een gewone<br />

reiziger, en <strong>de</strong> zee een kalme rivier. Enzo<strong>voor</strong>t: het holst van <strong>de</strong> winter was eigenlijk<br />

nog maar <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> herfst, ijs was dauw, veertig dagen waren maar <strong>de</strong>rtig nachten.<br />

En overigens ging <strong>de</strong> reis van Po Sju I ook helemaal niet naar Njoe Tse Wang, een<br />

in <strong>de</strong> winter zeer kou<strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke havenplaats, maar gewoon naar Hangzhou.<br />

Slauerhoff had heel wat elementen veronachtzaamd om zijn eigen ervaringen als<br />

scheepsarts in <strong>de</strong> mal van het gedicht van Po Sju I te kunnen gieten.<br />

Maakt het veel verschil? Het ligt er maar aan waar je op let en wat je<br />

veronachtzaamt. De trein gleed op dat moment door Breukelen. Buiten moet toen<br />

een joekel van een Chinees restaurant <strong>voor</strong>bij zijn gegle<strong>de</strong>n, een pago<strong>de</strong> ter grootte<br />

van een fabriek, met een hoge toekanpaal ernaast en een leuke levensgrote<br />

oud-Hollandsche molen in <strong>de</strong> parkeertuin er<strong>voor</strong>. Maar ik zag het niet. Ik was nog<br />

steeds op volle zee en liep vloekend in <strong>de</strong> ijskou<strong>de</strong> nacht<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


197<br />

mijn wacht, op en neer langs <strong>de</strong> reling, en blies in mijn han<strong>de</strong>n om mezelf nog<br />

enigszins warm te hou<strong>de</strong>n. Geen maan. Gekraak en gebrijzel. Het zou nog lang duren<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> trein <strong>de</strong> haven van Njoe Tse Wang zou binnenlopen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


198<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


199<br />

Over <strong>de</strong> Vijftigers en <strong>de</strong> terugkeer van strofen en rijm in <strong>de</strong> poëzie<br />

Thomas Vaessens<br />

Waarom kunnen <strong>de</strong> mensen er maar niet toe besluiten dat ze helemaal niet<br />

van lyriek hou<strong>de</strong>n?<br />

Paul van Ostaijen<br />

‘Nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist Barbarisch’, schreef Adorno in 1949.<br />

Het is een statement van het type dat je niet citeert zon<strong>de</strong>r erbij te vermel<strong>de</strong>n dat het<br />

meestal verkeerd begrepen wordt. Een niet onmid<strong>de</strong>llijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand liggen<strong>de</strong><br />

betekenis van het ‘vermeintliche Lyrikverbot’ die dan misschien wél juist is, is dat<br />

<strong>de</strong> naoorlogse dichter zich ervan bewust is gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> poëzie geen onschuldig<br />

medium is. Schoonheid heeft haar gezicht verbrand. Auschwitz betekent het ein<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> poëzie zoals we haar ken<strong>de</strong>n: met zelfgenoegzame gedichtjes en hun<br />

mierenzoete attributen kun je na <strong>de</strong> Holocaust niet meer komen aanzetten.<br />

Adorno heeft Lucebert er niet van weerhou<strong>de</strong>n poëzie te schrijven, en toch han<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> Keizer <strong>de</strong>r Vijftigers in <strong>de</strong> geest van zijn uitspraak. Geen Ne<strong>de</strong>rlands dichter heeft<br />

beter ingezien dat het schrijven van poëzie van het soort dat vóór <strong>de</strong> oorlog goed<br />

gevon<strong>de</strong>n werd na 1945 in haar probleemloze mooiheid een bevestiging zou inhou<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> failliete cultuur. Lucebert confronteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze cultuur dus met haar tegen<strong>de</strong>el:<br />

<strong>de</strong> barbarij. Opzettelijk barbaars is <strong>de</strong> poëzie van <strong>de</strong> man die in apocrief/<strong>de</strong><br />

analphabetische naam <strong>de</strong> dichters van fluweel schuw en humanistisch liet doodgaan<br />

om ‘<strong>de</strong> hete ijzeren keel <strong>de</strong>r ontroer<strong>de</strong> beulen’ te openen. Stelselmatig onttakelt hij<br />

alle conventies die <strong>voor</strong>heen als <strong>de</strong> wezenskenmerken van <strong>de</strong> poëzie wer<strong>de</strong>n gezien.<br />

Hij verwerpt resoluut alle ou<strong>de</strong> vormen, strofen en rijm. Wanneer hij in zijn gedicht<br />

‘School <strong>de</strong>r poëzie’ als bij vergissing toch rijmt, roept hij zichzelf onmid<strong>de</strong>llijk tot<br />

<strong>de</strong> or<strong>de</strong> en hoont hij zijn nog veel te mooie gedicht:<br />

nog ik, die in <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l woon<br />

als een rat in <strong>de</strong> val, snak naar het riool<br />

van revolutie en roep: rijmratten, hoon,<br />

hoon nog <strong>de</strong>ze veel te schone poëzieschool<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


200<br />

Als een rat in <strong>de</strong> val van <strong>de</strong> poëzie. Naast <strong>de</strong> paradox van Adorno (gedichten schrijven<br />

kan eigenlijk niet meer, maar het gebeurt toch) is er dus ook <strong>de</strong> paradox van Lucebert:<br />

ik morrel aan <strong>de</strong> fundamenten van <strong>de</strong> poëzie, maar ik doe dat in poëzie. Omdat ik nu<br />

eenmaal dichter ben. Lucebert is zich ervan bewust dat hij onvermij<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el<br />

uitmaakt van <strong>de</strong> traditie die hij verwerpt. Dat bewustzijn verklaart niet alleen <strong>de</strong> (ook<br />

vijftigjaar later nog) knetteren<strong>de</strong> spanning van zijn poëzie, het stel<strong>de</strong> hem omstreeks<br />

1950 ook in staat <strong>de</strong> poëzie haar masker van onschuld af te trekken.<br />

De rest is geschie<strong>de</strong>nis: nadat er aanvankelijk met grote verontwaardiging op<br />

Lucebert c.s. gereageerd werd (Aafjes zag zelfs <strong>de</strong> SS <strong>de</strong> poëzie binnenmarcheren),<br />

volg<strong>de</strong> eigenlijk verrassend snel <strong>de</strong> acceptatie van <strong>de</strong> experimentele poëzie: binnen<br />

een paar jaar kon het complot <strong>de</strong>r Vijftigers als geslaagd wor<strong>de</strong>n beschouwd. Het<br />

belang van <strong>de</strong> experimentelen en <strong>de</strong> legitimiteit van hun ‘atonale’, tot op zekere<br />

hoogte barbaarse en soms bewust niet-mooie poëzie heet sindsdien onomstre<strong>de</strong>n te<br />

zijn. Je leest zelfs steeds weer dat <strong>de</strong> kenmerken van <strong>de</strong> experimentele poëzie<br />

langzamerhand <strong>de</strong> nieuwe poëtische norm zijn gaan uitmaken. Sinds <strong>de</strong> Vijftigers<br />

<strong>de</strong> literatuur in ijltempo naar hun hand hebben gezet, begint ie<strong>de</strong>reen die nog<br />

‘traditionele’ poëzie wil schrijven met een fikse achterstand.<br />

Maar dan, in 1974, spreekt Geert van Oorschot van <strong>de</strong> terugkeer van strofen en<br />

rijm in <strong>de</strong> poëzie. Wat zou hij bedoelen? Er zijn twee mogelijkhe<strong>de</strong>n: hij constateert<br />

iets (er is een terugkeer van strofen en rijm), of hij spreekt een wens uit (ik wil een<br />

terugkeer van strofen en rijm). Misschien helpt het eens te kijken naar <strong>de</strong> stand van<br />

zaken waarop Van Oorschot met zijn uitspraak in 1974 reageert. Ik heb maar eens<br />

geïnventariseerd wat er in het jaar daar<strong>voor</strong> bij <strong>de</strong> reguliere uitgeverijen aan nieuwe<br />

Ne<strong>de</strong>rlandstalige poëzie verscheen. Het bun<strong>de</strong>laanbod van 1973 blijkt een afspiegeling<br />

te zijn van het hele poëtische spectrum. Armando, Habakuk II <strong>de</strong> Balker, H.C. ten<br />

Berge, Ad <strong>de</strong>n Besten, Albert Bontrid<strong>de</strong>r, Ben Bos, C. Buddingh', J.B. Charles, Hugo<br />

Claus, Jules Deel<strong>de</strong>r, Arie Gel<strong>de</strong>rblom, Chr. J. van Geel, Guillaume van <strong>de</strong>r Graft,<br />

Jacques Hamelink, Jacques Janssen, Tim Krabbé, Jan Kuijper, Sjoerd Kuyper, Leonard<br />

Nolens, Huub Oosterhuis, Willem Jan Otten, Kees Ouwens, Annie M.G. Schmidt,<br />

F.C. Terborgh, Hendrik van Teylingen, Willem van Toorn, Rien Vroegin<strong>de</strong>wij: alles<br />

is vertegenwoordigd, van <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>lijkste anecdotiek tot <strong>de</strong> meest stugge hermetiek;<br />

van sonnetten tot vrije verzen - geen enkele richting overheerst.<br />

Kan Van Oorschot op grond van het poëzieaanbod van 1973 serieus gemeend<br />

hebben dat er zich een kentering manifesteert in <strong>de</strong> poëzie? Kan zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


201<br />

uitspraak over <strong>de</strong> terugkeer van strofen en rijm als constatering bedoeld zijn en begint<br />

<strong>de</strong> meer traditioneel georiënteer<strong>de</strong> poëzie in<strong>de</strong>rdaad langzaam terrein te winnen op<br />

het barbaarse geweld van Vijftig? Nee, natuurlijk. Áls er al ooit sprake is geweest<br />

van dominante experimentele normen, dan was dat in 1973 al ruimschoots verle<strong>de</strong>n<br />

tijd. Buddingh', Deel<strong>de</strong>r, Kuyper, Nolens, Schmidt, Vroegin<strong>de</strong>wij - we hebben wel<br />

eens wil<strong>de</strong>re dichters gelezen. En als <strong>de</strong> apostelen van Lucebert het op dat moment<br />

werkelijk <strong>voor</strong> het zeggen zou<strong>de</strong>n hebben gehad, dan had <strong>de</strong> jonge <strong>de</strong>butant Jan<br />

Kuijper zijn bun<strong>de</strong>l (toen nog) anekdotische Sonnetten wel met wat meer polemische<br />

tamtam gepresenteerd. Sonnetten, nota bene. Dat Lucebert toch <strong>de</strong>finitief met dat<br />

genre leek te hebben afgerekend (in een keurig schematisch abab, baba, aac, cca<br />

rangschikte hij slechts <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ‘ik’, ‘mij’ en ‘mijn’), weerhield <strong>de</strong> critici er niet<br />

van dit <strong>de</strong>buut gewoon te bespreken zon<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> vorm al te veel acht te slaan. Het<br />

sonnet lag kennelijk niet (meer) gevoelig.<br />

De án<strong>de</strong>re uitleg van Van Oorschots uitspraak over strofen en rijm snijdt eigenlijk<br />

evenmin hout. Het zou enigszins belachelijk zijn in 1974 <strong>de</strong> wens uit te spreken dat<br />

er <strong>voor</strong> vormvaste, figuratieve poëzie weer wat meer ruimte zou ontstaan. Er ís al<br />

heel veel poëzie met ‘strofen en rijm’. Bij<strong>voor</strong>beeld in Van Oorschots eigen fonds,<br />

dat in 1974 stond als een huis en een allerminst marginale positie in het veld<br />

verworven had. Toen hij zijn lijstje on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> samenstel<strong>de</strong>, had Van<br />

Oorschot net drie herdrukken van Hanny Michaelis uitgegeven (twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong> drukken<br />

en één vier<strong>de</strong>), een negen<strong>de</strong> druk van M. Vasalis' De vogel Phoenix en een achtste<br />

van Hans Lo<strong>de</strong>izens Het innerlijk behang (nee, Lo<strong>de</strong>izen is geen Vijftiger).<br />

Tezelf<strong>de</strong>rtijd verschenen bovendien herdrukken van Jan Emmens en Van Geel en<br />

publiceer<strong>de</strong>n in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> dichters als Buddingh' en Rutger Kopland. Al met al is het<br />

nauwelijks verbazingwekkend dat - juist in 1974 - in <strong>de</strong> geschiedschrijving van <strong>de</strong><br />

literatuur het begrip <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-poëzie werd geïntroduceerd (in een beschouwing van<br />

Redbad Fokkema die door literatuurgeschiedschrijvers nog steeds wordt geciteerd).<br />

Het soort niet- of zelfs anti-experimentele poëzie dat Van Oorschot <strong>voor</strong>stond was<br />

lang en breed een instituut gewor<strong>de</strong>n.<br />

Wanneer Van Oorschot in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> wens tot emancipatie van <strong>de</strong><br />

niet-experimentele poëzie uitspreekt, dan on<strong>de</strong>rschat hij (<strong>de</strong> invloed en status van)<br />

zijn eigen fonds schromelijk. Toch <strong>de</strong>nk ik dat hij het zo bedoel<strong>de</strong>. De enige nieuwe<br />

bun<strong>de</strong>l die hij zelf in 1974 uitgeeft, is Rupturen van Rudolf van Lier. De titel is<br />

mislei<strong>de</strong>nd: Rupturen is een fletse bun<strong>de</strong>l met volkomen gladgestreken poëzie (‘Violen<br />

vangt aan, maar niet te luid, / dan is <strong>de</strong> toon aan u, beschei<strong>de</strong>n fluit’) die alle<br />

aanwijsbare noodzakelijkheid mist, tenzij je<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


202<br />

<strong>de</strong> publicatie ervan als een statement ziet tegen <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> overheersing van<br />

Vijftiger-poëzie, waarvan Van Liers rijmelarij in<strong>de</strong>rdaad het volmaakte negatief is.<br />

Zo'n statement, vond Van Oorschot, was nodig en dus gaf hij Van Liers verzen uit.<br />

Hij meen<strong>de</strong> in<strong>de</strong>rdaad op <strong>de</strong> bres te moeten springen <strong>voor</strong> wat in zijn ogen door <strong>de</strong><br />

Vijftigers naar <strong>de</strong> marge was verdreven.<br />

Van Oorschots al met al wat koddige kruistocht tegen <strong>de</strong> experimentele dominantie<br />

is een prachtig <strong>voor</strong>beeld van het calimero-complex van <strong>de</strong> liefhebbers van traditionele<br />

poëzie. Van Oorschot is slachtoffer van het treurigste misverstand over <strong>de</strong><br />

twintigste-eeuwse poëzie.<br />

Er is natuurlijk alle re<strong>de</strong>n toe kritisch te zijn over avant-gar<strong>de</strong>s. Roland Barthes heeft<br />

eens opgemerkt dat avant-gardistische teksten hun lezer weinig ruimte geven <strong>voor</strong><br />

een afwijzend oor<strong>de</strong>el. ‘Veel avantgardistische teksten zijn ongewis’, schreef hij,<br />

omdat nog niet dui<strong>de</strong>lijk is hoe ze gewaar<strong>de</strong>erd dienen te wor<strong>de</strong>n. ‘Deze kwaliteit is<br />

tevens chantage (...): hou van me, neem me in bescherming, ver<strong>de</strong>dig me, ik ben<br />

immers conform <strong>de</strong> theorie die u <strong>voor</strong>staat; doe ik niet hetzelf<strong>de</strong> wat Artaud, Cage<br />

enzo<strong>voor</strong>t gedaan hebben?’ Dit is natuurlijk precies wat er in <strong>de</strong> poëzie van <strong>de</strong><br />

Vijftigers gebeurt. Je zou kunnen zeggen dat Lucebert zijn lezers in een bijzon<strong>de</strong>r<br />

moeilijke positie brengt. Dit werk zet je niet terzij <strong>de</strong> wanneer je cultureel correct<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> dag wil komen. En spreek maar eens tegen dat poëzie na Auschwitz niet op<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> voet door kan gaan... Reserves tegen <strong>de</strong> revolutie van Vijftig zijn dus gezond.<br />

Maar zodra het klagerige ‘zij zijn groot en ik ben klein’ klinkt, vergaat althans mij<br />

<strong>de</strong> zin ergens begrip <strong>voor</strong> op te brengen.<br />

Hans Warren, Gerrit Komrij, Elly <strong>de</strong> Waard - in <strong>de</strong> mainstream van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

poëzie was en is met betrekking tot <strong>de</strong> renommee van Vijftig veel irreële<br />

verongelijktheid aan te treffen. ‘Al te veel jaren overheerst, in stand gehou<strong>de</strong>n door<br />

een eenzijdige poëziekritiek, het systeem van <strong>de</strong> abstracte, autonome of hermetische<br />

poëzie’, zo mopper<strong>de</strong> De Waard in <strong>de</strong> inleiding van haar bloemlezing De nieuwe<br />

wil<strong>de</strong>n uit 1987. En <strong>de</strong> klacht die hieraan verbon<strong>de</strong>n wordt, herhaal<strong>de</strong> ze sindsdien<br />

zodra iemand het ook maar horen wil<strong>de</strong>: het soort poëzie dat zij waar<strong>de</strong>ert, wordt uit<br />

het licht gehou<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Vijftigers. Nu kan men zich <strong>voor</strong>stellen dat <strong>de</strong> weinig<br />

geprezen dichter De Waard wat teleurgesteld is over <strong>de</strong> weerklank van haar werk,<br />

maar dat ligt bij Komrij natuurlijk an<strong>de</strong>rs. In zijn geval is het eigenlijk on<strong>voor</strong>stelbaar<br />

dat hij al een half dichtersleven lang uitspraken doet die <strong>de</strong> indruk wekken dat hij<br />

zich door <strong>de</strong> alomtegenwoordige exprimentele poëzie in een hoek gedreven voelt.<br />

Zo zei hij eens in een interview dat het zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


203<br />

grootste wens is ‘nog eens een nieuwe Ne<strong>de</strong>rlandse literatuurgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong>ze<br />

[twintigste] eeuw te schrijven. Dan wor<strong>de</strong>n er heel wat <strong>de</strong> tempel uitgeknuppeld.<br />

Neem nou <strong>de</strong> Vijftigers, ze hebben totaal geen invloed gehad op <strong>de</strong> poëzie zoals die<br />

zich nu heeft ontwikkeld’. Kortom: <strong>de</strong> geschiedschrijvers van <strong>de</strong> literatuur<br />

overschatten <strong>de</strong> Vijftigers, maar wij gewone lezers, wij weten wel beter. En ik zal<br />

wel eens even <strong>voor</strong> gerechtigheid zorgen.<br />

Gerrit Komrij is een beetje <strong>de</strong> Mat Herben van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse poëzie. Hoe<br />

herkenbaar is inmid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> retorische strategie die hij hier en op an<strong>de</strong>re plaatsen<br />

volgt. Na <strong>de</strong> on<strong>voor</strong>stelbare verkiezingsoverwinning van <strong>de</strong> LPF in mei 2002 ging<br />

Herben vrolijk <strong>voor</strong>t met het aanwakkeren van <strong>de</strong> collectieve verongelijktheid door<br />

steeds maar te verwijzen naar ‘<strong>de</strong> linkse elite’ en haar vermeen<strong>de</strong> macht. Vergeten<br />

was het ‘wie betaalt bepaalt!’ van mediatycoon en vastgoedmakelaar: <strong>de</strong> linkse elite<br />

moest <strong>de</strong> tempel uitgeknuppeld. Ook met zesentwintig zetels in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer<br />

en vrachten prime time-zendtijd wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> LPF ons doen geloven dat <strong>de</strong> stem van <strong>de</strong>ze<br />

partij nauwelijks gehoord werd. Op precies <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze manoeuvreert Calimero<br />

Komrij zich in <strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> heldhaftige emancipator. Hij is <strong>de</strong> dappere eenling<br />

die het opneemt tegen <strong>de</strong> Macht. Een valse maskera<strong>de</strong>. Als er iemand is die in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse poëzie ‘macht’ vertegenwoordigt, dan is het Komrij wel: P.C. Hooftprijs,<br />

eredoctoraat, alomtegenwoordig in NRC, samensteller van <strong>de</strong> enige omvangrijke<br />

bloemlezing van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse poëzie die op het moment verkrijgbaar is, Dichter<br />

<strong>de</strong>s Va<strong>de</strong>rlands...<br />

Uitgerekend <strong>de</strong>ze mandarijn wil'<strong>de</strong> gewone lezers' nog steeds doen geloven dat<br />

omstreeks 1950 <strong>de</strong> SS <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse poëzie is binnengemarcheerd. Waar <strong>de</strong> hermetici<br />

‘moeilijk’ doen en hun lezers wegjagen met theorie en abstractie, daar heeft Komrij<br />

het gelijk van <strong>de</strong> gewone lezer aan zijn kant (vertel <strong>de</strong> mensen dat ze slachtoffer zijn,<br />

en ze zullen naar je luisteren). Sinds zijn benoeming als ‘Dichter <strong>de</strong>s Va<strong>de</strong>rlands’<br />

doet hij precies dát wat een ambassa<strong>de</strong>ur van <strong>de</strong> poëzie niet zou moeten doen. Hij<br />

plaatst zichzelf nadrukkelijk tegenover <strong>de</strong> door ‘kenners’ gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> poëzie in <strong>de</strong><br />

hoop dat ‘wij’ gewone lezers hem gaan zien als <strong>de</strong> man die ein<strong>de</strong>lijk eens in opstand<br />

durft te komen tegen het vermeend zelfbesloten en door-en-door gesubsidieer<strong>de</strong><br />

poëziewereldje. Als dat al werkt, dan werkt het alleen omdat zijn publiek poëzie<br />

eigenlijk stomvervelend vindt.<br />

Je zou Komrij kunnen vergelijken met <strong>de</strong> man die <strong>de</strong> regels van het kaat-seballen<br />

wil veran<strong>de</strong>ren omdat het kaatseballen in <strong>de</strong> huidige vorm het publiek niet aanspreekt.<br />

Je zou ook kunnen zeggen dat Komrij erger is. Waar <strong>de</strong> kaatsebalvernieuwer in het<br />

luchtledige opereert (het spel dat hem zo na<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


204<br />

aan het hart ligt, brengt bij mijn weten bij nagenoeg niemand enige emotie teweeg),<br />

daar roept Komrijs zorgenkind bij velen onmid<strong>de</strong>llijk heftige (en: weinig verheffen<strong>de</strong>)<br />

gevoelens op. Komrij speelt in op een vage, maar diepgewortel<strong>de</strong>, afkeer van het<br />

onbeken<strong>de</strong>; hij bespeelt feilloos het soort sentiment dat in poëzie bedreigen<strong>de</strong><br />

geheimtaal ziet. En hij mag met afstand <strong>de</strong> meest valse <strong>voor</strong>ganger zijn in <strong>de</strong> strijd<br />

tegen <strong>de</strong> ‘hermetici’, <strong>de</strong> ‘autonomisten’, <strong>de</strong> ‘taalgerichten’ of hoe <strong>de</strong> pejoratieve<br />

termen ook allemaal mogen lui<strong>de</strong>n, hij is beslist niet <strong>de</strong> enige die dit doeltreffen<strong>de</strong><br />

wapen hanteert.<br />

Van meet af aan is <strong>de</strong> Vijftigers-poëzie een ziektebeeld aangewreven. Toen<br />

Lucebert zijn eerste bun<strong>de</strong>l apocrief/<strong>de</strong> analphabetische naam naar De Bezige Bij<br />

bracht, liet men het daar lange tijd in een la liggen omdat men vrees<strong>de</strong> dat het hier<br />

ging om het werk van een krankzinnige, die wel eerdaags ergens in een kliniek<br />

opgenomen zou wor<strong>de</strong>n. Ook in <strong>de</strong> kritiek op Luceberts vroege poëzie waren <strong>de</strong><br />

speculaties over <strong>de</strong>s dichters geestesgesteldheid niet van <strong>de</strong> lucht. Experimentele<br />

poëzie is poëzie van iemand die niet goed bij zijn hoofd is. Daartegenover staat het<br />

gesun<strong>de</strong>nes Volksempfin<strong>de</strong>n dat uit naam van <strong>de</strong> burgerlijk-romantische i<strong>de</strong>alen van<br />

eenvoud en ‘natuurlijkheid’ alles wat complex is tot aberratie verklaart. Natuurlijk<br />

tegenover complex. Gezond tegenover ziek. Het zijn schijntegenstellingen die steeds<br />

weer opduiken wanneer er ten overstaan van ‘gewone lezers’ over poëzie wordt<br />

gepraat. Toen Teleac/NOT enkele jaren gele<strong>de</strong>n een cursus schrijven en dichten<br />

uitzond, wist het cursusboek Schrijven van gedichten en verhalen (1998) het heel<br />

goed. Er zijn verschillen<strong>de</strong> soorten poëzie, zo lezen we op pagina 21. Aan <strong>de</strong> ene<br />

kant is er <strong>de</strong> ‘hermetische poëzie’ waarop ‘sommige Vijftigers en hun navolgers’<br />

zich hebben toegelegd. Deze poëzie wordt gekenmerkt door ‘een taalgebruik dat<br />

weinig meer van doen heeft met <strong>de</strong> alledaagse taal’. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant is er ‘het<br />

exacte tegen<strong>de</strong>el van hermetische poëzie’, en dat is <strong>de</strong> ‘parlandopoëzie of<br />

spreektaalpoëzie’. Zulke poëzie kenmerkt zich juist door ‘een zo natuurlijk mogelijk<br />

taalgebruik’.<br />

Deze terloopse en ongetwijfeld nauwelijks op zijn consequenties over- of<br />

doordachte categorisering van poëzie herbevestigt <strong>de</strong> eeuwige dichotomieën van het<br />

publieke <strong>de</strong>bat over poëzie. Steeds wor<strong>de</strong>n ‘eenvoud’, ‘alledaagsheid’ en<br />

‘natuurlijkheid’ daarbij onbewust, nauwelijks merkbaar en vanzelfsprekend als<br />

transhistorische norm gestipuleerd. Wat daarvan afwijkt is onnatuurlijk en ongewenst.<br />

Ook Van Oorschot was slachtoffer van dit misverstand. Gert Jan <strong>de</strong> Vries, die met<br />

Ik heb geen verstand van poëzie (1995) een aardig boek schreef over Van Oorschot<br />

als uitgever van poëzie, citeert een brief waarin <strong>de</strong> uitgever<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


205<br />

een beginnend dichter looft omdat hij ‘tot <strong>de</strong> weinigen behoort die zich niet aanstelt<br />

en geen theorieën, gewichtighe<strong>de</strong>n of opzettelijke vormflauwekul nodig heeft om<br />

een <strong>voor</strong> mij doodgewoon mooi gedicht te schrijven’ - een prachtig staaltje doxaal<br />

taalgebruik: tegenover <strong>de</strong> als volstrekt vanzelfsprekend gepresenteer<strong>de</strong> norm<br />

(‘doodgewoon mooi’) staan <strong>de</strong> afwijkingen van theorie, gewichtigheid en<br />

vormflauwekul.<br />

Het mogen oprechte i<strong>de</strong>alen van cultuurspreiding zijn geweest die Van Oorschot<br />

ertoe brachten zich uit naam van <strong>de</strong> doodgewone lezer te verzetten tegen ‘theorieën,<br />

gewichtighe<strong>de</strong>n of opzettelijke vormflauwekul’, maar als het volk dan toch zo nodig<br />

aan <strong>de</strong> poëzie moet, dan lees ik toch liever Tonnus Oosterhoff: ‘Brul admiratie /<br />

Lucebert gans <strong>de</strong> natie’.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


206<br />

Over <strong>de</strong> verontrusten<strong>de</strong> neergang van een groot literair talent (G.K.<br />

van het Reve)<br />

Arnon Grunberg<br />

In <strong>de</strong> wastafel liggen een reisgids, een mobiele telefoon in een kunstleren hoes en<br />

een haarspeld. Het douchegordijn is grijs, met een patroontje en veel on<strong>de</strong>finieerbare<br />

vlekken, het water loopt maar er staat niemand on<strong>de</strong>r.<br />

Op <strong>de</strong> wc zit een man van een jaar of veertig in een grijs pak. Hij heeft al zijn<br />

haren nog, zijn nagels zijn goed verzorgd, hij bla<strong>de</strong>rt in een ou<strong>de</strong> en vrijwel lege<br />

agenda waar wat visitekaartjes in zitten en twee krantenknipsels over Fujimori. Hij<br />

weet niet of het <strong>de</strong> hoogteziekte is of dat hij iets verkeerds heeft gegeten, <strong>de</strong> maag<br />

slaat vaak op het hoofd, maar het voelt alsof hij een zonnesteek heeft opgelopen. Dat<br />

is onmogelijk, hij is al dagen niet in <strong>de</strong> zon geweest, al weken. Mensen hebben het<br />

over zeuren<strong>de</strong> pijn, maar <strong>de</strong>ze pijn zeurt niet, <strong>de</strong>ze pijn klopt. Als een bedien<strong>de</strong> die<br />

maar niet kan geloven dat zijn meester geen ontbijt geserveerd wil krijgen, omdat<br />

<strong>de</strong> meester in zijn slaap is gestorven. Uit puur ongeloof blijft <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong> kloppen.<br />

Ritmisch en onophou<strong>de</strong>lijk.<br />

Hij wacht op zijn chauffeur, Alejandro. Een melancholieke man die zijn<br />

melancholie omzet in snelheid. Misschien zou je het doodsdrift moeten noemen,<br />

want op een gegeven moment houdt snelheid op snelheid te zijn, <strong>voor</strong>al in een auto.<br />

F. Springer was zijn grote <strong>voor</strong>beeld. Maak er halfgod van. Schrijven en <strong>de</strong><br />

diplomatieke dienst, dat wil<strong>de</strong> hij ook, het een vul<strong>de</strong> het an<strong>de</strong>r aan. Het een kon niet<br />

zon<strong>de</strong>r het an<strong>de</strong>r. Jan Baptist Warnke, dat is <strong>de</strong> naam die in zijn paspoort staat. Een<br />

naam waarmee je eigenlijk alleen diplomaat kunt wor<strong>de</strong>n. Schrijven <strong>de</strong>ed hij on<strong>de</strong>r<br />

een an<strong>de</strong>re naam, net als F. Springer, schrijven <strong>de</strong>ed je wat hem betreft altijd on<strong>de</strong>r<br />

een an<strong>de</strong>re naam. Twee boeken, een verhalenbun<strong>de</strong>l, erg geconcentreerd, wat een<br />

an<strong>de</strong>re manier is om te zeggen dat die bun<strong>de</strong>l maar uit een kleine hon<strong>de</strong>rd bladzij<strong>de</strong>n<br />

bestond, en een roman, allebei goed ontvangen. De roman was zelfs genomineerd<br />

<strong>voor</strong> een prijs die inmid<strong>de</strong>ls niet meer bestaat en een belangrijke krant had een groot<br />

interview met hem afgedrukt omdat critici had<strong>de</strong>n besloten dat hij veelbelovend was,<br />

dat hij wel eens het gezicht van <strong>de</strong> literatuur van <strong>de</strong> toekomst zou<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


207<br />

kunnen bepalen. Wapenfeiten, hoe langer je ernaar kijkt hoe min<strong>de</strong>r ervan overblijft.<br />

Een Duitse uitgeverij had zijn roman in vertaling uitgebracht en Der Spiegel was<br />

bijzon<strong>de</strong>r positief geweest, had hem zelfs vergeleken met Knut Hamsun, maar daar<br />

begreep Warnke niets van, want Hamsun had hij nog nooit gelezen. Hij had alleen<br />

over Hamsun gelezen, dat die een fascist was.<br />

Qua diplomatieke dienst heeft hij het niet ver<strong>de</strong>r geschopt dan twee<strong>de</strong> man op een<br />

ambassa<strong>de</strong>, dat hield in dat hij zich met culturele zaken mocht bemoeien, met<br />

economische zaken als die niet al te belangrijk waren. Een keer was hij militair<br />

attaché, wat neerkwam op regelmatig borrelen met an<strong>de</strong>re militaire attachés. Een<br />

apart vak, na een paar borrels beken<strong>de</strong>n sommige attachés zich tot i<strong>de</strong>ologieën die<br />

allang niet meer salonfähig zijn, maar men is tolerant in die wereld. Vooral na een<br />

paar borrels.<br />

Borrels, heeft hij afgeschaft, volledig en radicaal. Zelfs niet in een bonbon.<br />

De diplomatieke dienst heeft hij ook achter zich gelaten, net als <strong>de</strong> roman. Niet<br />

dat hij niet meer wil schrijven, maar uitsluitend non-fictie. Geen verbeelding meer,<br />

geen verzonnen verhaaltjes, geen afbeeldingen van <strong>de</strong> werkelijkheid die tegelijkertijd<br />

preten<strong>de</strong>ren die werkelijkheid toch niet helemaal te zijn. Fictie is een laffe oplossing.<br />

Ergens in Ne<strong>de</strong>rland heeft hij nog een kind, een zoon, en een vrouw, ex-vrouw.<br />

Hij staat op goe<strong>de</strong> voet met zoon en vrouw. Beter dan ooit eigenlijk. Ze is niet<br />

hertrouwd, maar ze heeft minnaars. Dat vertelt ze hem zelf niet, dat begrijpt hij uit<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van zijn zoon. Geruststellen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Stel je <strong>voor</strong> dat ze niemand<br />

had. De zoon is een aardige jongen, hij heeft hem al maan<strong>de</strong>n niet gezien. Gelukkig<br />

is er telefoon.<br />

Hij draait <strong>de</strong> kraan dicht, het heeft geen zin meer nu in bad te gaan liggen. Alejandro<br />

kan er ie<strong>de</strong>r moment zijn. Hij moet Paula interviewen, een jonge vrouw maar wel<br />

een met macht, werkzaam op het Ministerie van Defensie, opgeleid in Amerika. Als<br />

iemand hem iets kan vertellen over <strong>de</strong> stand van <strong>de</strong> burgeroorlog, iets wat ver<strong>de</strong>r<br />

gaat dan het officiële regeringsstandpunt, is zij het. Zo is hem van alle kanten<br />

verzekerd.<br />

Hij pakt zijn aantekeningen, haalt zijn gehuur<strong>de</strong> mobiele telefoon uit <strong>de</strong> wastafel,<br />

en spuit wat <strong>de</strong>odorant on<strong>de</strong>r zijn oksels.<br />

Toen hij vroegtijdig <strong>de</strong> dienst verliet publiceer<strong>de</strong> een personeelsblad een kort<br />

interview met hem. Zijn superieuren had<strong>de</strong>n hem nog geprobeerd te overre<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al<br />

uit beleefdheid vermoed<strong>de</strong> hij, ze had<strong>de</strong>n over zijn pensioen gepraat, een carrière<br />

die in <strong>de</strong> knop zou zijn gebroken, <strong>de</strong> toekomst,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


208<br />

zijn staat van dienst, hij had alles rustig aangehoord en had toen gezegd, ‘mijn besluit<br />

staat vast’.<br />

De interviewer vroeg hem tot slot wat zijn favoriete post was geweest. ‘Lima,’<br />

had hij geantwoord, zon<strong>de</strong>r aarzeling. Zon<strong>de</strong>r blozen. ‘Lima.’ De interviewer had<br />

eraan toegevoegd, ‘dus uw laatste post was <strong>de</strong> beste?’ En daarmee eindig<strong>de</strong> het<br />

interview en zijn carrière als diplomaat.<br />

De scheiding had daar niets mee te maken.<br />

Buiten marcheren arbei<strong>de</strong>rs, ze schreeuwen leuzen en op spandoeken staat<br />

geschreven dat <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt een fascist is. Het is 1 mei. Een officiële feestdag, hier<br />

nog wel. Aardig dat Paula hem thuis wil ontvangen, <strong>de</strong> meeste mensen met macht<br />

ontvangen niet thuis, maar er zijn natuurlijk uitzon<strong>de</strong>ringen.<br />

Hij poetst zijn tan<strong>de</strong>n. Eigenlijk moet hij naar <strong>de</strong> tandarts, hij kan het tandsteen<br />

met het blote oog van verre zien zitten, maar hij heeft geen tijd, en ook geen tandarts<br />

meer. Het blijft eigenaardig dat <strong>de</strong> marxistische rebellen bij <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Zwitserse bank<br />

zaken doen als <strong>de</strong> paramilitairen, maar misschien moet je dat toeval noemen. Toeval,<br />

zoals tandsteen toeval is. Hoe dan ook waren marxistische rebellen en Zwitserse<br />

banken een merkwaardige combinatie. Zou het ook toeval zijn dat hij zich in<br />

Zuid-Amerika altijd gelukkig voel<strong>de</strong>, in ie<strong>de</strong>r geval gelukkiger dan op an<strong>de</strong>re<br />

continenten?<br />

Met zijn tan<strong>de</strong>nborstel in zijn hand kijkt hij nog een keer uit het raam. Jeugdige<br />

le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> militaire politie schermen <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs af van <strong>de</strong> rest van het verkeer.<br />

Er wordt op trommels geslagen. Hij kan niet verstaan wat <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs roepen. Een<br />

helikoper hangt in <strong>de</strong> lucht, vlak boven het hotel, aan het lawaai te horen.<br />

Als er op iets maar genoeg winst wordt gemaakt is dat iets onuitroeibaar. De<br />

burgeroorlog is onuitroeibaar zolang <strong>de</strong> winstmarges groot genoeg zijn, hij wil niets<br />

an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> winstmarges in kaart brengen, met naam en toenaam.<br />

De telefoon gaat en een receptioniste vertelt hem dat Alejandro in <strong>de</strong> lobby op<br />

hem wacht. Hij plast nog een keer, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zekerheid.<br />

De grens tussen overwerk en overspel is ondui<strong>de</strong>lijk. Helemaal <strong>voor</strong> een diplomaat,<br />

overwerk is borrelen <strong>voor</strong> het portret van <strong>de</strong> koningin. Het een volgt uit het an<strong>de</strong>r.<br />

Toen twee rugzaktoeristen op een koninginnedagreceptie van <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong> waren<br />

beland had hij eerlijk geantwoord, ‘niets’ op <strong>de</strong> vraag wat hij daar in Lima <strong>de</strong>ed, als<br />

twee<strong>de</strong> man. ‘Ja, ik leer een beetje Spaans, mijn zoon gaat naar <strong>de</strong> peuterschool,<br />

soms haal ik hem op. Ver<strong>de</strong>r niets. Nee.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


209<br />

Het was hem niet in dank afgenomen.<br />

Hij had haar ontmoet in een koffiehuis in <strong>de</strong> betere wijk van Lima. Niet ver van<br />

<strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>, hij zat daar regelmatig, omdat hij niets te doen had. Dat was niet erg,<br />

niets doen, maar hij <strong>de</strong>ed het liever niet op kantoor.<br />

Ze stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> sociologie. Net als Alejandro. Die had ook sociologie gestu<strong>de</strong>erd,<br />

na zijn studie had hij genoeg van Weber en werd een snelheidsduivel in dienst van<br />

Amerikaanse en Europese zakenmannen, diplomaten en toeristen die het avontuur<br />

zochten, maar wel een avontuur met chauffeur.<br />

Ze was erg geïnteresseerd. In alles. Er was eigenlijk niets wat haar niet<br />

interesseer<strong>de</strong>.<br />

Malena heette ze. ‘Kom je hier vaak?’ vroeg ze, toen hij met goed fatsoen niet<br />

meer kon blijven zitten, hij moest weer terug naar <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>. De schijn weegt<br />

zwaar.<br />

‘Geregeld,’ zei hij, ‘ik werk daar.’ Hij wees op een goed beveilig<strong>de</strong> villa. Een<br />

tuinman was bezig bla<strong>de</strong>ren te harken. Het minste wat je van een ambassa<strong>de</strong> kunt<br />

zeggen is dat ze wat economie genereert. ‘Ik ben twee<strong>de</strong> man.’<br />

Hij gaf haar een hand. ‘Sorry,’ zei ze, ‘dat mijn Engels zo slecht is.’<br />

‘Het is uitstekend, ik ben <strong>de</strong>gene die zich moet verontschuldigen, mijn Spaans had<br />

beter moeten zijn.’<br />

Toen liep hij terug naar <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong> en hij floot. Er was die dag iets gebeurd,<br />

niet veel maar wel meer dan an<strong>de</strong>rs. Genoeg <strong>voor</strong> nu in ie<strong>de</strong>r geval. Een enkele keer,<br />

het komt niet vaak <strong>voor</strong>, maar toch, een enkele keer blijkt het toeval niet helemaal<br />

toevallig te zijn, een enkele keer is er over <strong>de</strong> waanzin nagedacht.<br />

Alejandro zit in zijn witte auto, als hij Warnke ziet staat hij op en houdt <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur<br />

<strong>voor</strong> hem open.<br />

‘We moeten omrij<strong>de</strong>n,’ zegt Alejandro, ‘<strong>de</strong> halve stad is afgesloten. Vanwege <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>monstraties.’<br />

‘Het geeft niet, we hebben alle tijd.’<br />

Hij maakt het zich gemakkelijk op <strong>de</strong> achterbank, probeert zijn notities nog een<br />

keer door te lezen, maar omdat hij misselijk wordt van rij<strong>de</strong>nd lezen moet hij daarmee<br />

ophou<strong>de</strong>n. Op vrijwel elke straathoek ziet hij le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> militaire politie die in<br />

groepjes bij elkaar staan. Ze hangen er verveeld bij, alsof ze wachten op een film die<br />

ze al een paar keer hebben gezien. Er zijn ook vrouwen bij. De emancipatie verloopt<br />

<strong>voor</strong>spoedig.<br />

Toen hij <strong>de</strong> dag na zijn eerste ontmoeting na afloop van <strong>de</strong> lunch niet terugkeer<strong>de</strong><br />

naar <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong> maar plaatsnam in het koffiehuis zat ze er, zoals hij had gehoopt.<br />

Zoals hij zich had <strong>voor</strong>gesteld. Zijn hoop viel even<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


210<br />

samen met <strong>de</strong> werkelijkheid en dat, niets an<strong>de</strong>rs dan dat, is geluk.<br />

Mooi was ze niet, niet echt in ie<strong>de</strong>r geval. Wat ze wel was weet hij niet meer.<br />

Waarschijnlijk, als je alles nauwkeurig woog, beschikbaar. Energiek, ook dat. De<br />

energie van een gelovige, on<strong>de</strong>rschat <strong>de</strong> aantrekkingskracht van het ware geloof niet.<br />

Ze rij<strong>de</strong>n naar het an<strong>de</strong>re eind van <strong>de</strong> stad, het betere eind. Het is druk op <strong>de</strong> weg,<br />

mensen die zich verplaatsen omdat ze een vrije dag hebben. Op zijn schoot ligt <strong>de</strong><br />

samenvatting van zijn boek over <strong>de</strong> winstmarges van <strong>de</strong> revolutie en <strong>de</strong><br />

contrarevolutie, exclusief drugshan<strong>de</strong>l. Hij heeft het zelf samengevat, om potentiële<br />

uitgevers te lokken, maar men wil er zijn han<strong>de</strong>n niet aan bran<strong>de</strong>n. Het is er <strong>de</strong> tijd<br />

niet <strong>voor</strong>. Europa heeft an<strong>de</strong>re zorgen. Het zit hem niet dwars, nog niet, misschien<br />

lucht het hem stiekem wel op.<br />

Zo werd overwerk gelei<strong>de</strong>lijk, vrijwel onopgemerkt, overspel, al hield hij zichzelf<br />

lange tijd <strong>voor</strong> dat het vriendschap was, en dat was het ook, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> seks hoef<strong>de</strong> hij<br />

het niet te doen, die was, zelfs als je <strong>de</strong> haast wegstreepte en <strong>de</strong> oncomfortabele<br />

omstandighe<strong>de</strong>n, onhandig. Ongelukkig misschien wel. Niet vertrouwd, eer<strong>de</strong>r<br />

beschamend. Het beest wil<strong>de</strong> niet loskomen, wat wel wil<strong>de</strong> loskomen waren wat<br />

tranen, en daar wordt een man als Warnke week van.<br />

Wie wil niet troosten? Die gruwelijke behoefte geliefd te wor<strong>de</strong>n, wat een<br />

corrumperen<strong>de</strong> missie. Onmogelijk ook. Tot mislukken gedoemd.<br />

Over haar politieke opvattingen sprak ze niet veel, je zou haast <strong>de</strong>nken dat ze die<br />

niet had. Ze zei hooguit dat een buitenlan<strong>de</strong>r haar land nooit helemaal zou kunnen<br />

begrijpen. En dat nog terloops, tussen twee verhalen door die allebei over een<br />

rattenplaag gingen. Als buitenlan<strong>de</strong>r en literator had hij moeite met die opvatting.<br />

Ze vroeg hem, na het troosten, wel eens wat te versturen per diplomatieke post.<br />

Een dienst die hij haar graag bewees, hij verstuur<strong>de</strong> vol vreug<strong>de</strong> brieven en pakjes<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n per diplomatieke post, het verschafte hem <strong>de</strong> illusie dat hij niet helemaal<br />

overbodig was, als werkend mens.<br />

Paula woont op <strong>de</strong> eerste verdieping van een flatgebouw met twaalf verdiepingen.<br />

Haar flat is licht en royaal, qua ruimte en qua meubelen. Min<strong>de</strong>r zakelijk ingericht<br />

dan hij had verwacht. Veel bloemetjes, frutseltjes, een grote vaas in <strong>de</strong> vorm van een<br />

olifant. Behang in allerlei verschillen<strong>de</strong> kleuren.<br />

‘Wilt u thee of koffie?’ vraagt ze.<br />

‘Thee. Graag.’<br />

Hij kijkt rond, <strong>de</strong>nkt aan Alejandro die nu bene<strong>de</strong>n in zijn auto slaapt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


211<br />

‘Cocathee? Dat is goed <strong>voor</strong> hoofdpijn.’<br />

‘Hoe weet u dat ik hoofdpijn heb?’<br />

‘Dat weet ik niet, ik zei het er gewoon bij, ik zeg het altijd tegen vreem<strong>de</strong>lingen.<br />

Maar als u hoofdpijn hebt kan ik u wel een aspirientje geven?’<br />

‘Nee, dank u, zo erg is het ook weer niet.’<br />

Ze is bezig in <strong>de</strong> keuken, hij neemt plaats op een witte bank. Hij vindt haar aardig,<br />

maar dat komt misschien omdat ze mooi is, mooi op een westerse manier. Verzorgd,<br />

behendig in haar presentatie, teer en toch ongenaakbaar.<br />

Gebruikt heeft hij zich nooit gevoeld. Hij heeft zich wel een paar keer afgevraagd<br />

of hij zich gebruikt zou moeten voelen, maar hij zag niet in waarom. Gebruikt, het<br />

was zo'n term waar je weinig mee opschoot omdat vrijwel alles ‘gebruikt’ kon<br />

betekenen. Hij verontschuldig<strong>de</strong> zich wel eens mid<strong>de</strong>n in een discussie, ‘ik moet<br />

mijn zoon afhalen van <strong>de</strong> peuterschool. We praten morgen ver<strong>de</strong>r, Malena.’ Nooit<br />

zon<strong>de</strong>r een gevoel van spijt. Ze discussieer<strong>de</strong>n veel, als scholieren, over <strong>de</strong> meest<br />

basale dingen van het leven waar je op een gegeven moment echt over uitgesproken<br />

bent, maar ze was natuurlijk ook niet veel ou<strong>de</strong>r dan een scholier, al zag ze er ou<strong>de</strong>r<br />

uit, Malena, gerimpeld door <strong>de</strong> zon.<br />

Paula komt terug uit <strong>de</strong> keuken. Ze schenkt hem in, gaat tegenover hem zitten.<br />

‘Zullen we elkaar tutoyeren?’ stelt ze <strong>voor</strong>.<br />

‘Graag,’ zegt Warnke.<br />

Hij neemt een slok van <strong>de</strong> thee en brandt zijn tong. Hij glimlacht verontschuldigend.<br />

‘Je schrijft een boek over <strong>de</strong> burgeroorlog?’<br />

‘Ja,’ zegt hij.<br />

‘Maar daar zijn al zoveel boeken over geschreven. En waarom jij?’<br />

Hij verplaatst zijn kopje thee. Ze draagt een spijkerbroek, lage schoenen. ‘Ik wil<strong>de</strong><br />

eigenlijk over Peru schrijven, ik heb daar een tijd gewerkt, maar dat lukte niet. Toen<br />

werd het Colombia. Ik miste mijn aansluiting in Bogota, moest blijven slapen, en<br />

werd verliefd. Op <strong>de</strong> stad.’<br />

De anekdote zit goed in elkaar, hij heeft hem al hon<strong>de</strong>rd keer verteld, en wat meer<br />

is, je zou hem niet eens een leugen kunnen noemen.<br />

‘Dit is ook een stad om verliefd op te wor<strong>de</strong>n.’<br />

Hij neemt zijn kopje weer in <strong>de</strong> hand.<br />

‘Pas op,’ zegt ze, ‘het is heet.’<br />

Manchetknopen, dat was het afscheidsca<strong>de</strong>au dat hij van <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


212<br />

in Lima kreeg. Er zat een beschei<strong>de</strong>n receptie aan vast. Ze had<strong>de</strong>n een lied <strong>voor</strong> hem<br />

ingestu<strong>de</strong>erd waarin zijn tekortkomingen op licht satirische wijze <strong>de</strong> revue passeer<strong>de</strong>n.<br />

Bepaal<strong>de</strong> tekortkomingen kwamen niet ter sprake, ook niet in gezongen vorm.<br />

‘Dank je,’ zegt hij, ‘dat je me op je vrije dag hebt willen ontvangen.’<br />

Hij weet nooit hoe hij moet beginnen, hij is ook geen journalist, het kost hem soms<br />

uren <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong> vragen durft te stellen die hij zich had <strong>voor</strong>genomen te stellen.<br />

‘Daar zijn vrije dagen <strong>voor</strong>.’<br />

‘Waar<strong>voor</strong>?’<br />

‘Om mensen te ontvangen.’<br />

Ze manoeuvreert behendig. Ze is professioneel. Een vrouw die weet dat achter<br />

alle beleefdheid en charme een theorie verborgen zit die zij moet bevestigen, waar<strong>voor</strong><br />

zij een paar citaten moet leveren die <strong>de</strong> theorie moeten on<strong>de</strong>rsteunen, misschien als<br />

het meezit meer dan alleen wat citaten. Vele journalisten hebben natuurlijk op <strong>de</strong>ze<br />

bank gezeten, net als hij, welwillend, vol goe<strong>de</strong> bedoelingen.<br />

‘En morgen ga je weer terug?’<br />

‘Ja,’ zegt hij, ‘morgen ga ik terug naar Europa. Ik moet mijn zoon weer zien.’<br />

‘Hoe oud?’<br />

‘Negen.’<br />

‘Dus ik ben je laatste patiënt?’<br />

‘Nou, ik kom nog wel eens terug, spoedig hoop ik.’<br />

Hij leunt achterover.<br />

‘Je neemt niets op?’<br />

‘Ik maak aantekeningen, dat gaat prima. Ik kan steno.’<br />

Een opmerking waar hij altijd succes mee oogst. Er zijn niet veel mensen meer<br />

die steno kunnen tegenwoordig, <strong>voor</strong>al geen mannen. Hij wel, en daar is hij trots op.<br />

Hij pakt zijn pen en hij <strong>de</strong>nkt aan <strong>de</strong> haarspeld in <strong>de</strong> wasbak. Ze vergeten altijd<br />

hun haarspeld, niet expres, een haarspeld is iets dat je vergeet, net als een<br />

manchetknoop.<br />

Vanuit Den Haag had men nog even discreet geïnformeerd, waarom was er eigenlijk<br />

niemand van jullie op dat feest bij <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong>?<br />

Warnke had op een namiddag in <strong>de</strong> tuin <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur gevraagd of hij van plan<br />

was naar dat feest op <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong> te gaan.<br />

‘Ja,’ zei <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur, ‘ik <strong>de</strong>nk het wel, daar moeten we heen.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


213<br />

‘Ik zou het niet doen.’<br />

‘Niet doen?’<br />

De ambassa<strong>de</strong>ur plukte wat bruine bla<strong>de</strong>ren van een boom.<br />

‘Het wordt geen leuk feest,’ zei Warnke, ‘heb ik ergens opgevangen.’<br />

‘Oh,’ zei <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur en hij liet <strong>de</strong> bruine bla<strong>de</strong>ren vallen opdat <strong>de</strong> tuinman<br />

ze later zou kunnen opvegen, ‘dan gaan we toch niet. Dan ga ik een dag eer<strong>de</strong>r naar<br />

Aruba, ik word toch hoorndol van al die kerstrecepties.’<br />

Toen liepen ze weer naar binnen, <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur sloot <strong>de</strong> tuin<strong>de</strong>uren, en daarmee<br />

was het gesprek beëindigd.<br />

‘Begin maar,’ zegt Paula. Kennelijk wordt ze ongeduldig.<br />

Hij vertelt wat hij weet, doet zijn theorie uit <strong>de</strong> doeken, vraagt om commentaar,<br />

en Paula is behulpzaam, hij kan niet an<strong>de</strong>rs zeggen.<br />

Hij was niet betrokken, niet betrokken, precies dat vatte zijn positie samen, niet<br />

eens bij zijn eigen leven, wat hij dacht en wat hij <strong>de</strong>ed had niets met elkaar te maken,<br />

politiek zag hij als een sport, een vorm van voetbal. Bovendien moet je niet over<br />

politiek discussiëren met <strong>de</strong> vrouw met wie je het bed <strong>de</strong>elt, zelfs al is het een<br />

<strong>voor</strong>lopig en onhandig bed.<br />

Wat het wel was, die paar dingetjes die hij <strong>voor</strong> haar per diplomatieke post<br />

verstuur<strong>de</strong>, hoe je dat zou moeten noemen, hij weet het niet. Het sentimentele en<br />

altijd slijmerige spoor dat bij mannen als Warnke overblijft van geilheid. Dat zal het<br />

wel zijn.<br />

Daarom hoef<strong>de</strong> hij haar geen vragen te stellen, kon hij haar geen vragen stellen.<br />

Hij begreep dat het toeval iets min<strong>de</strong>r toevallig was geweest dan hij had gehoopt,<br />

maar hij vroeg zich nog niet af waarom ze hem had<strong>de</strong>n uitgekozen. Dat kwam later<br />

pas. Vanwege zijn weekheid, zijn literaire inslag, zijn grote gevoeligheid <strong>voor</strong> tranen<br />

in het algemeen en lij<strong>de</strong>n in het bijzon<strong>de</strong>r, zijn discretie?<br />

Toen Malena in een bijzin iets over <strong>de</strong> receptie op <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong> zei wist<br />

hij genoeg. Hij beschouw<strong>de</strong> het als zijn plicht, want zo was hij ook weer, een man<br />

met plichten, er was niets te doen op zijn werk, maar plichten waren altijd wel ergens<br />

te vin<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur in te lichten.<br />

‘Hoe is het officiële regeringsstandpunt te rijmen met wat je me net vertelt?’ Hij<br />

klinkt als een machine. Zo iemand die op het vliegtuig vraagt of je je koffers zelf<br />

hebt ingepakt.<br />

Paula kijkt hem uitdagend aan, hij voelt zich lichtelijk door haar geïntimi<strong>de</strong>erd,<br />

niet omdat zij imminente seksualiteit lijkt te versprei<strong>de</strong>n, maar door haar kennis van<br />

zaken, <strong>de</strong> manier waarop ze zijn vragen beantwoordt, haar ironie.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


214<br />

‘De regering spreekt met vele mon<strong>de</strong>n,’ zegt ze, ‘zo hoort dat in een <strong>de</strong>mocratie. De<br />

mond van <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt is daar slechts één van. Bovendien spreek ik op persoonlijke<br />

titel.’<br />

Ze schenkt hem meer thee in.<br />

‘Waarom ben je eigenlijk niet in Amerika gebleven? Was het daar niet makkelijker<br />

geweest, het leven?’<br />

‘Ik ben hier geboren,’ zegt ze. ‘Ik voel me hier thuis, ik hoor hier thuis, dit is mijn<br />

land.’ Allebei kijken ze naar <strong>de</strong> vaas in een vorm van olifant.<br />

Eenzaamheid is een zwakte. Terwijl het feest op <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong> langzaam<br />

op gang kwam zat hij bij zijn vrouw en kind en <strong>de</strong>el<strong>de</strong> kerstca<strong>de</strong>autjes uit. Hij ging<br />

vroeg slapen zon<strong>de</strong>r nog naar het nieuws te luisteren, daarom hoor<strong>de</strong> hij pas <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> gijzeling.<br />

De internationale pers toon<strong>de</strong> veel belangstelling.<br />

Pas na een paar dagen, toen ontkennen geen zin meer had, toen hij uren tevergeefs<br />

had zitten wachten in het koffiehuis, begreep hij dat Malena ook in <strong>de</strong> Japanse<br />

ambassa<strong>de</strong> was. De gijzelaars had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> cateringservice die <strong>de</strong> Japanse hapjes zou<br />

verzorgen zorgvuldig geïnfiltreerd.<br />

De vrijlating van gevangenen werd geëist. Iemand van <strong>de</strong> katholieke kerk<br />

bemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. De Ne<strong>de</strong>rlandse ambassa<strong>de</strong>ur kwam gebruind terug uit Aruba, het leven<br />

hervatte zijn loop. De gijzeling sleepte zich <strong>voor</strong>t en <strong>de</strong> internationale pers verloor<br />

zijn belangstelling, want <strong>voor</strong>tslepen is geen nieuws.<br />

Op <strong>de</strong> eerste verdieping van <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>, zo berichtten <strong>de</strong> kranten, speel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

gijzelaars 's avonds laat voetbal met elkaar.<br />

‘Is het afgelopen?’ vraagt Paula, nadat hij kennelijk te lang heeft gezwegen.<br />

‘Ja, ik geloof het wel,’ zegt Warnke. ‘Dit was het.’<br />

‘Wil je wat soep?’<br />

Hij aarzelt. Soep, wil hij soep?<br />

‘Lekker.’<br />

‘Kom mee naar <strong>de</strong> keuken, dan warm ik hem even op.’<br />

De keuken is net als <strong>de</strong> woonkamer royaal. Fruitig is het woord dat in hem opkomt.<br />

Hij zat weer alleen in het koffiehuis, precies zoals vroeger, alsof er niets was<br />

gebeurd, en hij begreep dat hoe het ook zou aflopen daar op <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong><br />

hij haar niet meer terug zou zien. Maar dat was niet wat hem stoor<strong>de</strong>, soms zag je<br />

mensen nooit meer terug. Zo ging dat. Het was iets an<strong>de</strong>rs waardoor het hem steeds<br />

meer moeite kostte <strong>de</strong> schijn op te hou<strong>de</strong>n die hij an<strong>de</strong>rs zo speels om zich heen had<br />

getrokken, als <strong>de</strong> sluier van een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


215<br />

godvrezen<strong>de</strong> vrouw. Het slaapwan<strong>de</strong>len ging niet meer vanzelf. Den Haag informeer<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer waarom er eigenlijk geen Ne<strong>de</strong>rlandse diplomaten op dat feest<br />

waren. Toeval, luid<strong>de</strong> het antwoord, toeval, je kunt niet overal zijn.<br />

Ze drinken <strong>de</strong> soep in <strong>de</strong> keuken.<br />

‘Ik zie <strong>de</strong> burgeroorlog als een bedrijf,’ zegt Warnke in antwoord op een van haar<br />

vele vragen. Nu is het haar beurt, nu on<strong>de</strong>rvraagt zij.<br />

‘De burgeroorlog is een bedrijf.’<br />

Ze drinkt wijn, hij niet en hij vraagt: ‘Als je zo tegen <strong>de</strong> staat bent waarom werk<br />

je dan <strong>voor</strong> die staat?’<br />

Ze glimlacht, even raakt haar hand <strong>de</strong> zijne aan. Eenzaamheid is zwakte, zoveel<br />

is zeker, zoveel is bewezen.<br />

‘Je moet compromissen sluiten,’ zegt ze. ‘An<strong>de</strong>rs sterf je. Maar misschien veran<strong>de</strong>rt<br />

er ooit iets. De mensen zijn er nog niet klaar <strong>voor</strong>, misschien ooit, misschien sneller<br />

dan we <strong>de</strong>nken.’ Ze glimlacht, ze heeft een mooi gebit.<br />

De gijzeling sleepte zich <strong>voor</strong>t tot <strong>de</strong> lente en hoe langer zij duur<strong>de</strong> hoe meer<br />

Warnke Malena begon te missen. Hoe min<strong>de</strong>r hij ervan begreep waarom hij die avond<br />

bij zijn vrouw en kind was geweest, om alvast kerstmis te vieren, omwille van het<br />

kind. Met ca<strong>de</strong>autjes en engeltjes. Kaarsjes, een boom, lie<strong>de</strong>ren.<br />

De regering probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> gijzelnemers met har<strong>de</strong> muziek uit hun slaap te hou<strong>de</strong>n,<br />

berichtte <strong>de</strong> televisie.<br />

Op een middag in april was het <strong>voor</strong>bij, hij zat op <strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong> aan zijn bureau<br />

een brief te schrijven toen een secretaris zijn kamer binnenkwam en zei: ‘Kom snel<br />

televisie kijken.’<br />

De beel<strong>de</strong>n waren indrukwekkend. Dramatisch. Zoals ze dat bij <strong>de</strong> televisie graag<br />

hebben.<br />

De staat had een tunnel gegraven, <strong>de</strong> gegijzel<strong>de</strong>n waren allen onge<strong>de</strong>erd, op een<br />

na die een hartinfarct had gekregen. De gijzelaars waren ter plekke doodgeschoten,<br />

ook zij die zich wil<strong>de</strong>n overgeven.<br />

De camera toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> plekken waar vier maan<strong>de</strong>n lang een groep feestgangers had<br />

gebivakkeerd. Ze dachten te zijn gekomen <strong>voor</strong> een kerstreceptie van <strong>de</strong> Japanse<br />

ambassa<strong>de</strong>. Het werd een lange kampeervakantie. En toen, in een hoek van een<br />

kamer, op <strong>de</strong> grond zag hij het lichaam van Malena, haar hoofd, haar haren, haar<br />

buik. Het beeld was korrelig, maar het beeld bedroog hem niet. Hij stond naast <strong>de</strong><br />

ambassa<strong>de</strong>ur, men keek gespannen toe alsof het een voetbalwedstrijd was en hij kon<br />

zich niet aan <strong>de</strong> indruk onttrekken dat hij het was die daar aan flar<strong>de</strong>n geschoten op<br />

het tapijt van <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


216<br />

Japanse ambassa<strong>de</strong> lag. Hij wist het bijna zeker, daar lag hij. En hoe meer <strong>de</strong> gijzeling<br />

in <strong>de</strong> Japanse ambassa<strong>de</strong> van Lima geschie<strong>de</strong>nis werd hoe overtuig<strong>de</strong>r hij ervan<br />

raakte dat hij het was geweest die daar op een tapijt gecrepeerd was.<br />

‘Hoe laat gaat je vliegtuig morgen?’ vraagt Paula.<br />

‘Vier uur. Avianca naar Miami, <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag ver<strong>de</strong>r naar Amsterdam.’<br />

‘Zal ik je wegbrengen?’<br />

Ze maakt hem verlegen.<br />

‘Dat hoeft niet.’<br />

‘Ik vind je aardig. En ik heb een veiligheidspasje, ik breng je direct naar het<br />

vliegtuig, scheelt je zeker an<strong>de</strong>rhalf uur.’<br />

Weer is daar haar hand. Zwakte is het. Niets dan dat.<br />

‘Oké.’<br />

Even is daar haar mond, dan maakt ze zich los en zegt: ‘Tot morgen, ik haal je op<br />

in je hotel.’<br />

Pas een paar dagen na <strong>de</strong> bestorming hoor<strong>de</strong> hij dat veel van <strong>de</strong> vrouwelijke<br />

gijzelaars zwanger waren toen ze stierven. Geen won<strong>de</strong>r, wat moet je an<strong>de</strong>rs, vier<br />

maan<strong>de</strong>n in zo'n villa.<br />

Paula haalt hem op, precies als afgesproken.<br />

Ze rijdt hem naar het vliegveld, leidt hem om <strong>de</strong> controles heen. Hij wordt in een<br />

auto naar het vliegtuig gebracht, zoals <strong>de</strong> piloten, <strong>de</strong> jongens van <strong>de</strong> cateringservice<br />

en <strong>de</strong> schoonmaakploeg.<br />

‘Ik ben benieuwd naar je boek,’ zegt ze on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> trap. ‘Mag ik je nog een<br />

gunst vragen?’<br />

Hij knikt.<br />

‘Dit zijn wat boeken <strong>voor</strong> een vriend die in Dres<strong>de</strong>n stu<strong>de</strong>ert. Zou je het op <strong>de</strong><br />

post willen doen in Amsterdam? Ik heb er veertig dollar <strong>voor</strong> postzegels bijgedaan,<br />

het wisselgeld krijg ik later wel.’ Ze lacht hartelijk alsof het een grap is.<br />

Haar seksualiteit is nog steeds imminent, gelukkig heeft hij geleerd imminente<br />

seksualiteit bijtijds te herkennen.<br />

Hij neemt <strong>de</strong> dollars niet aan, het pakje wel.<br />

Ze kussen elkaar, hij voelt haar tong maar hij proeft niets.<br />

Hij moet opschieten, hij is <strong>de</strong> laatste, ze wachten op hem.<br />

‘Pas goed op,’ zegt ze.<br />

‘Waarop?’ vraagt hij, ‘ik ben al dood.’<br />

Dan beklimt hij <strong>de</strong> trap, zijn laptop in zijn ene, het pakje in zijn an<strong>de</strong>re hand. -<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


217<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


218<br />

Bijlage I<br />

Over oprichting en eerste jaargang van <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

Ad Fransen<br />

Eind 1961 woedt er in <strong>de</strong> redactie van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> een heuse richtingenstrijd. Aanhangers<br />

van respectievelijk <strong>de</strong> biografische en objectieve literatuurbena<strong>de</strong>ring zitten elkaar<br />

flink in <strong>de</strong> haren. Vorm of vent, dat was dus weer eens <strong>de</strong> kwestie. Het duel wordt<br />

openlijk uitgevochten in <strong>de</strong> kolommen van het blad. 1 In <strong>de</strong> hitte van <strong>de</strong> strijd moet<br />

<strong>voor</strong>al dagbladcriticus én <strong>Tira<strong>de</strong></strong>me<strong>de</strong>werker Max Nord het ontgel<strong>de</strong>n. De plaatsing<br />

van zijn biografische getinte en in<strong>de</strong>rdaad wel erg intuïtief neergepen<strong>de</strong> artikel over<br />

Piran<strong>de</strong>llo heeft <strong>de</strong> redactie ernstig ver<strong>de</strong>eld. Hoe kon dit ooit in het blad terecht zijn<br />

gekomen? Het conflict laait zo hoog op dat zowel H.U. Jesserun d'Oliveira als uitgever<br />

Geert van Oorschot aftre<strong>de</strong>n als redacteur. Jesserun d'Oliveira spreekt nog<br />

verontschuldigend van ‘een kollektieve verblinding bij <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong><br />

redaktie’ die heeft geleid tot opname van Nords artikel, en: ‘De heer Nord mag zich<br />

troosten met <strong>de</strong> gedachte dat zijn stuk hier een on<strong>de</strong>rgeschikte rol speelt: het dient<br />

uitsluitend ter verdui<strong>de</strong>lijking van <strong>de</strong> kwestie die <strong>de</strong> redakteuren ver<strong>de</strong>eld houdt.’<br />

Maar van Geert van Oorschot - zo kennen we hem ook - krijgt Max Nord na jarenlange<br />

trouwe dienst <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> een fikse trap na: ‘Dat Nord slecht schrijft is van algemene<br />

bekendheid. Dat hij als dagbladkritikus in litteraire zaken enige autoriteit zou bezitten,<br />

gelooft enkel Nord zelf.’<br />

Toevallig viert <strong>Tira<strong>de</strong></strong> in dat jaar ook zijn eerste lustrum en dat is <strong>voor</strong> een van <strong>de</strong><br />

ruziën<strong>de</strong> partijen aanleiding om te verwijzen naar herkomst en oorspronkelijk doel<br />

van het blad. Jesserun d'Oliveira schrijft over <strong>de</strong> prille historie van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>: ‘Het i<strong>de</strong>e<br />

waarnaar <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zich begon te richten was dat van het schrijven met kennis van<br />

zaken. Hoezeer <strong>de</strong> bijdragen ook uiteenliepen, hen verbond een gemeenschappelijke<br />

factor: er werd een perspektief op literaire verschijnselen gekozen waarin op zinvolle<br />

en kontroleerbare wijze met <strong>de</strong> objekten omgesprongen werd.’<br />

En om <strong>de</strong>ze gewichtige woor<strong>de</strong>n moet een van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-oprichters vervolgens weer<br />

erg hard lachen. Joop Goudsblom herinnert zich <strong>de</strong> oprichting in 1957 nog maar al<br />

te goed en schrijft in Propria Cures, het blad waarvan hij in<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


219<br />

zijn stu<strong>de</strong>ntentijd redacteur was: ‘Wij had<strong>de</strong>n in die dagen wel wat an<strong>de</strong>rs aan ons<br />

hoofd dan <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zich te laten richten naar het i<strong>de</strong>e van het schrijven met kennis van<br />

zaken.’ 2 Waarna Goudsblom <strong>de</strong> ware oorsprong van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> uit <strong>de</strong> doeken doet. ‘Eerst<br />

was er niets. Toen kwamen er plannen. Amsterdamse plannen, Haagse plannen<br />

(Poll!), ja zelfs Utrechtse plannen. De korte bloei van het woestijnbloempje Parasol<br />

toon<strong>de</strong> hoezeer het in <strong>de</strong> domstad menens was met <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong>nemens. Parasol<br />

beleef<strong>de</strong> twee afleveringen. Toen waren <strong>de</strong> Utrechtse plannen op, <strong>de</strong> opbrengst aan<br />

abonnementen werd verbrast en het niets hernam zijn rechten. Er werd weer<br />

beraadslaagd, verga<strong>de</strong>rd, bekonkeld, besloten, in Amsterdam en in Den Haag, maar<br />

niet langer in Utrecht.<br />

In Amsterdam nu woon<strong>de</strong> Van Oorschot, en dit feit zou van verstrekken<strong>de</strong> betekenis<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van onze plannen. Want toen Van Oorschot hoor<strong>de</strong><br />

dat wij plannen had<strong>de</strong>n, verklaar<strong>de</strong> hij ze ook te hebben en, meer dan dat, over <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len te beschikken om ze nog uit te voeren ook. Zijn vingers jeukten om een<br />

mooi blad ter perse te leggen, zei hij. Daar hoor<strong>de</strong>n wij danig van op.’<br />

Wie waren die ‘wij’? Naast natuurlijk Joop Goudsblom ging het hier om Jan<br />

Emmens, Jan Eijkelboom, J.W. Smit en Pierre Vinken. Als redacteur of me<strong>de</strong>werker<br />

van het Utrechtse Parasol had<strong>de</strong>n zij in 1953 ‘het bedompte Babel <strong>de</strong>r kerksheid’ -<br />

zoals R.C. Bakhuizen van <strong>de</strong>n Brink <strong>de</strong> Domstad ooit typeer<strong>de</strong> - flink op haar<br />

grondvesten doen schud<strong>de</strong>n.<br />

In een eer<strong>de</strong>r jubileumnummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ben ik uitvoerig ingegaan op <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis en betekenis van dit kleurrijke ‘woestijnbloempje’. 3 Maar toch nog even<br />

in het kort dan: Parasol ontstond uit een clubje Amsterdamse en Utrechtse stu<strong>de</strong>nten,<br />

die elkaar regelmatig zagen en spraken in het huis van kunsthistoricus/dichter Jan<br />

Emmens. De heren huldig<strong>de</strong>n zichzelf het liefst met het predikaat nihilist, ze trokken<br />

zich van geen enkele mores, moraal of mo<strong>de</strong> iets aan, en von<strong>de</strong>n elkaar <strong>voor</strong>al in een<br />

atheïstische, ja soms fel anti-religieuze (eigenlijk <strong>voor</strong>al anti-roomse) levenshouding.<br />

Ze had<strong>de</strong>n bovendien een goe<strong>de</strong> neus <strong>voor</strong> quasi-wetenschappelijke stromingen die<br />

huns inziens niets an<strong>de</strong>rs waren dan substituutgodsdiensten. Zo koester<strong>de</strong>n ze een<br />

grondige afkeer tegen het existentialisme en zijn oppergod Sartre. Binnen <strong>de</strong><br />

universiteitsmuren wantrouw<strong>de</strong>n en hekel<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> fenomenologie waarvan <strong>de</strong><br />

Rijksuniversiteit Utrecht sinds <strong>de</strong> komst van psychologie-hoogleraar, F.J.J.<br />

Buytendijk, het centrum was gewor<strong>de</strong>n. Met name <strong>de</strong>ze Buytendijk moest het in<br />

Parasol ontgel<strong>de</strong>n met een tweetal felle aanvallen van ene Ernst Reil, een geuzennaam<br />

waarachter <strong>de</strong> latere neurochirurg en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


220<br />

baas van het Elsevier-concern, Pierre Vinken schuilging. Vanwege Vinkens frontale<br />

aanval op Buytendijks fenomenologische bestseller De Vrouw was Parasol zelfs<br />

buiten <strong>de</strong> Utrechtse stadsmuren opgevallen. Zo had Groene Amsterdammer-criticus<br />

C.J. Kelk zich ‘in hoge mate vermaakt’ met Reil, en wekte <strong>de</strong> polemiek in Vrij<br />

Ne<strong>de</strong>rland verbijstering en bewon<strong>de</strong>ring op. Dat kwam me<strong>de</strong> omdat Vinken het had<br />

aangedurfd Buytendijk te beschuldigen van plagiaat.<br />

Maar hoe verging het <strong>de</strong> getalenteer<strong>de</strong> Parasollers na die twee nummers van hun<br />

provocatieve stu<strong>de</strong>nten blaadje? De overgang naar <strong>Tira<strong>de</strong></strong> verliep niet helemaal zo<br />

vloeiend als Goudsblom hierboven in Propria Cures doet <strong>voor</strong>komen. Want na hun<br />

hemelbestorm<strong>de</strong> start temper<strong>de</strong> het vuur <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur alweer snel. Sommigen<br />

waren gewoon lui, an<strong>de</strong>ren gaven <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur aan hun carrière. Of zoals Vinken het<br />

achteraf nog eens verwoord<strong>de</strong>: ‘Verreweg <strong>de</strong> belangrijkste re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

ontoereiken<strong>de</strong> energie om Parasol <strong>voor</strong>t te zetten of uit te bouwen tot een Utrechts<br />

Propria Cures of meer, was dat wij allen, bewust of onbewust, aan onze studie, of<br />

noem het onze nietliteraire ontwikkeling, prioriteit gaven. Je hoor<strong>de</strong> daarover eigenlijk<br />

niet te spreken, want intelligent <strong>de</strong>nken-praten-nietsdoen en lezen was van een hogere<br />

or<strong>de</strong> dan werken, maar tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren onzichtbare uren werd er wel <strong>de</strong>gelijk<br />

hard gewerkt.’<br />

Maar als Pierre Vinken in 1955 klaar is met zijn artsexamen laait on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

Parasolvrien<strong>de</strong>n het enthousiasme <strong>voor</strong> <strong>de</strong> letteren weer snel op. Komt ook omdat<br />

<strong>de</strong> twee Amsterdamse Parasollers, Jan Eijkelboom en Joop Goudsblom, inmid<strong>de</strong>ls<br />

zijn toegetre<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> redactie van Propria Cures. Daarin krijgt Pierre Vinken, alias<br />

Ernst Reil weer ruim baan. En belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oprichtingsgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>:<br />

<strong>de</strong> har<strong>de</strong> kern van Parasol smeedt driftig plannen om <strong>de</strong> wereld met een nieuw blad<br />

te bestormen. Uitein<strong>de</strong>lijk slaat hun jeugdige enthousiasme ook over op <strong>de</strong> veel<br />

ou<strong>de</strong>re Rob Nieuwenhuys en uitgever Geert van Oorschot. Althans het was <strong>de</strong>ze<br />

laatste die zich vele jaren later - toen ie<strong>de</strong>reen allang zijns weegs was gegaan - wist<br />

te herinneren: ‘Een groep steigeren<strong>de</strong> jongeren, blakend van energie en die bovendien<br />

zo intelligent zijn dat ze sceptisch zijn en geen kant en klare oplossing bij <strong>de</strong> hand<br />

hebben! Ze wil<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> literatuur iets doen. Ze wil<strong>de</strong>n misschien wel iets met ons<br />

va<strong>de</strong>rland doen, was mijn naïeve verwachting. Zo'n groep mag je niet dwarsbomen<br />

en moet je <strong>de</strong> ruimte geven die ze zeggen nodig te hebben. En zo begon <strong>Tira<strong>de</strong></strong> met<br />

Emmens, Smit, Goudsblom, Eijkelboom, Vinken en Nieuwenhuys.’ 4<br />

Maar, ho even, zo gemakkelijk ging dat niet. Het had nog heel wat voe-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


221<br />

ten in aar<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dat het eerste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> op 15 januari 1957 het licht zag.<br />

En dat moet Van Oorschot ook hebben geweten, want eer<strong>de</strong>r schreef hij in <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

180: ‘Vanaf het begin, nadat tot oprichting van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> entoesiast en overmoedig<br />

besloten was, ontstond een esssentieel verschil van mening over <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen<br />

taak. (...) Het zou mij te vervoeren <strong>de</strong> begingeschie<strong>de</strong>nis van “<strong>Tira<strong>de</strong></strong>” te schrijven,<br />

al zou het leerzaam en niet onvermakelijk zijn, en in ie<strong>de</strong>r geval karakteristiek <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> hoofdrolspelers.’ 5 Me<strong>de</strong> postuum uitgedaagd door Geert van Oorschot zal ik<br />

hieron<strong>de</strong>r proberen <strong>de</strong> strubbelingen, die gemoeid gingen met het ontstaan en <strong>de</strong><br />

oprichting van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>, te beschrijven. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat daarin <strong>de</strong> rol van<br />

<strong>de</strong>ze legendarische uitgever in geuren en kleuren aan bod zal komen.<br />

Het Amsterdamse stu<strong>de</strong>ntenblad Propria Cures bleek een perfecte vrijhaven <strong>voor</strong><br />

Ernst Reil om er zijn anti-paapse kruistocht in <strong>voor</strong>t te zetten. Reil/Vinken baar<strong>de</strong><br />

we<strong>de</strong>rom opzien met anti-paapse leuzes als: ‘Zolang <strong>de</strong> katholieke kamerfractie niet<br />

is teruggebracht tot 10 à 20 procent zijn wij <strong>voor</strong> een militant en intransigent<br />

anti-katholicisme.’ 6 Maar niet alleen het katholicisme koos Reil als mikpunt <strong>voor</strong><br />

zijn polemieken en polemiekjes; ook op <strong>de</strong> literatuur richtte hij in PC zijn pijlen. Zo<br />

besprak hij Knuvel<strong>de</strong>rs Handboek tot <strong>de</strong> Mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> in het<br />

artikel Libertinage en <strong>de</strong> literatuurgeschie<strong>de</strong>nis. 7 Reil erger<strong>de</strong> zich aan het feit dat<br />

<strong>de</strong> katholieke Knuvel<strong>de</strong>r het libertijnse blad Libertinage ergens in een verdomhoekje<br />

had afgedaan als een hei<strong>de</strong>ns blad. Nou mochtje van <strong>de</strong> ex-Parasollers zo'n beetje<br />

aan alle literaire bla<strong>de</strong>n komen, maar van Libertinage had je af te blijven. Jan<br />

Eijkelboom had eer<strong>de</strong>r al in Propria Cures <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van Libertinage beweend<br />

niet <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n dat ‘<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne literatuur in Ne<strong>de</strong>rland haar maatstaf (had) verloren’. 8<br />

Het is dan ook <strong>voor</strong> het vervolg van dit verhaal belangrijk om te weten dat <strong>de</strong><br />

ex-Parasollers, cq. toekomstige <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redacteuren, dweepten met Libertinage. In<br />

<strong>de</strong> ogen van <strong>de</strong>ze jongeren was dit blad <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zetting geweest van het door hun<br />

bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>oorlogse Forum. En in<strong>de</strong>rdaad, mensen als Hans Gomperts en W.F.<br />

van Leeuwen had<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> oorlog in Libertinage geprobeerd het gedachtegoed van<br />

<strong>de</strong> vroeg gestorven Du Perron en <strong>de</strong> zichzelf van kant gemaakte Ter Braak in ere te<br />

hou<strong>de</strong>n en uit te bouwen. In dat licht is een latere uitspraak van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-uitgever Geert<br />

van Oorschot ook begrijpelijk: ‘En zoals Libertinage werd opgericht door een aantal<br />

“leerlingen” van Forum, zo werd <strong>Tira<strong>de</strong></strong> opgericht door een aantal “leerlingen” van<br />

Libertinage.’ 9 Enkele ex-Parasollers, te weten Eijkelboom en Em-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


222<br />

mens, had<strong>de</strong>n zelfs in Libertinage gepubliceerd. Of geprobeerd erin te komen, zoals<br />

Vinken, die medio 1955 een psychologisch verhaal aan Libertinage wist te slijten,<br />

maar helaas, net tóen het geplaatst zou wor<strong>de</strong>n ging het blad roemloos ter ziele.<br />

Maar we waren gebleven bij Propria Cures. Daarin verscheen van Vinken nog<br />

een an<strong>de</strong>r belangrijk artikel, dat een schakel zou betekenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oprichting van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. Vinken besprak namelijk A. Marja's polemiek-bloemlezing, Voor <strong>de</strong> bijl.<br />

Met dit goedkope en lukraak samengestel<strong>de</strong> kioskkrakertje kon Vinkens alter ego<br />

Ernst Reil onmogelijk tevre<strong>de</strong>n zijn. Zo bevatte <strong>de</strong> bloemlezing volgens hem enerzijds<br />

‘een onverteerbare hoeveelheid negentien<strong>de</strong> eeuwse fossielen’ en an<strong>de</strong>rzijds, als het<br />

om fris en nieuw ging, vond Reil het belachelijk dat Rudy Kousbroek het jongste<br />

polemische talent vertegenwoordig<strong>de</strong>. 10 Belangrijk nu <strong>voor</strong> het toekomstige <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

is, dat Vinken nog vóór publicatie van dit stukje in Propria Cures zijn ongenoegens<br />

over Marja's bun<strong>de</strong>l per brief bekendmaakte aan uitgever Geert van Oorschot.<br />

Tamelijk ne<strong>de</strong>rig schreef hij: ‘Wij, (Eijkelboom, Emmens, Goudsblom, Smit en ik;<br />

P.C. redactie, Parasolredactie, Politeia-redactie; met <strong>de</strong> heer Nieuwenhuys c.s., bezig<br />

aan een nieuw op te richten Libertinage) hebben er een kater van overgehou<strong>de</strong>n, en<br />

een intiatief. Zoudt U een polemische bloemlezing willen uitgeven; en <strong>de</strong>ze keer een<br />

goe<strong>de</strong>? Emmens en ik zijn bereid een door onze groep uitgekozen bloemlezing<br />

persklaar te maken, eventueel met commentaar en/of noten, eventueel zon<strong>de</strong>r<br />

vergoeding. Wij kunnen U helaas geen van allen (al) een klinken<strong>de</strong> naam aanbie<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur, als vlag op een <strong>de</strong>rgelijke bun<strong>de</strong>l, maar we kunnen U<br />

wel <strong>de</strong> uitgave garan<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> beste bun<strong>de</strong>l polemische literatuur die er in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse taal te maken is.’ 11<br />

Maar Van Oorschot wees niet alleen zo'n nieuwe polemiekbloemlezing van <strong>de</strong><br />

hand, <strong>voor</strong>alsnog nam hij ook het tijdschrift-i<strong>de</strong>e niet erg serieus. De altijd met een<br />

schuin oog op <strong>de</strong> kassa gerichte uitgever reageer<strong>de</strong> kortaf met: ‘U voelt zelf wel dat<br />

met een boek van zes à zeven gul<strong>de</strong>n (ook al is het dan hon<strong>de</strong>rdmaal beter) niet<br />

geconcurreerd kan wor<strong>de</strong>n tegen een boek van ƒ1,45.’ 12 En op <strong>de</strong> tijdschriftplannen<br />

van Vinken c.s. antwoord<strong>de</strong> Van Oorschot nieuwsgierig, maar toch <strong>voor</strong>al ironisch:<br />

‘U schrijft mij dat U met <strong>de</strong> Hr. Nieuwenhuys bezig bent, aan een nieuw op te richten<br />

Libertinage. Ik hoor<strong>de</strong> daar e.e.a. over, maar leef al een jaar dagelijks in <strong>de</strong> grootste<br />

spanning op het eers te nummer van Libertinage dat <strong>de</strong> Hr. J.J.M. Nord als enige<br />

redacteur zal gaan uitgeven. Kunt U mij na<strong>de</strong>re inlichtingen verschaffen omtrent <strong>de</strong><br />

stand van zaken, aangezien ik een toekomstig abonné op het blad zal zijn.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


223<br />

Voor Vinken en consorten zat er nu niet veel an<strong>de</strong>rs op dan ‘gelaten afwachten’. 13<br />

Al wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> inmid<strong>de</strong>ls volop in het gesteggel betrokken Rob Nieuwenhuys <strong>de</strong><br />

tijdschriftplannen het liefst meteen maar weer afblazen: ‘Denk niet dat Nord van<br />

plan is ons als redactie te beschouwen, hoogstens als een adviserend lichaam dat hij<br />

pour besoin <strong>de</strong> la cause een paar maal raadpleegt. (...) Hij heeft op een bepaal<strong>de</strong> wijze<br />

recht op <strong>de</strong> rol van hoofdfiguur en alleen-beslisser. Wat heb ik er eigenlijk <strong>voor</strong><br />

gedaan? Niets, en dan zou ik toch een vinger in <strong>de</strong> pap opeisen? Ik schaam mij<br />

eigenlijk <strong>voor</strong> die rol.’ 14<br />

Ja, het wordt hoog tijd om even kort uit te leggen hoe <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re Rob Nieuwenhuys<br />

in contact kwam met <strong>de</strong> ex-Parasollers. Dat moet gegaan zijn via Jan Eijkelboom.<br />

Nieuwenhuijs had in Indonesië Oriëntatie geredigeerd, een blad ter bevor<strong>de</strong>ring van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlands-Indische culturele uitwisseling. Daarin zou aanvankelijk Jan<br />

Eijkelbooms <strong>de</strong>buutverhaal De terugtocht verschijnen. Maar <strong>de</strong> onlusten in Indonesië<br />

had<strong>de</strong>n niet alleen roet in het eten gegooid <strong>voor</strong> Eijkelbooms proza-<strong>de</strong>buut, zelf had<br />

Nieuwenhuys in 1952 halsoverkop uit Indonesië moeten vertrekken. Terug in<br />

Ne<strong>de</strong>rland werd hij on<strong>de</strong>rmeer me<strong>de</strong>werker van Libertinage, dat tot 1953 door Van<br />

Oorschot werd uitgebracht. Echter van <strong>de</strong> laatste Libertinage-jaargang had <strong>de</strong> uitgever<br />

knorrig zijn vingers af getrokken. ‘Libertinage dat waren een beetje uitgeteer<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n<br />

gewor<strong>de</strong>n, die wil<strong>de</strong>n veel, maar schreven niets. Elk nummer nieuw gezeur. Ik ben<br />

ermee gestopt,’ verklaar<strong>de</strong> hij achteraf. 15<br />

Toch, na <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve on<strong>de</strong>rgang van dit blad on<strong>de</strong>rnam <strong>de</strong> uitgever enkele<br />

serieuze reanimatie-pogingen. Blijkbaar niet vies van dubbelspel wist hij hier<strong>voor</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> personen aan het werk te zetten. Zo mocht Max Nord, <strong>de</strong> later verguis<strong>de</strong><br />

Parool-criticus en oud-me<strong>de</strong>werker van Libertinage, proberen het blad weer nieuw<br />

leven in te blazen. Nord ging op zoek naar potentiële redacteuren en vond Adriaan<br />

Morriën en Pierre Dubois bereid. Van Oorschot zelf zag daar graag nog zijn vriend<br />

Jacques <strong>de</strong> Kadt aan toegevoegd. Die moest met zijn anti-communistische houw<strong>de</strong>gen<br />

flink tekeergaan tegen <strong>de</strong> fellow-travellers bij De Groene Amsterdammer en <strong>de</strong><br />

Nieuwe Stem.<br />

Ongeveer tegelijkertijd werd Rob Nieuwenhuys door Van Oorschot <strong>voor</strong> hetzelf<strong>de</strong><br />

karretje gespannen. Nieuwenhuys had Oriëntatie altijd bekwaam geleid, dus waarom<br />

eventueel ook niet een heropgericht Libertinage? Dit nu kwam Jan Eijkelboom<br />

toevallig ter ore toen hij in 1954 Rob Nieuwenhuys na lange tijd weer eens toevallig<br />

ontmoette in <strong>de</strong> Haagse Bo<strong>de</strong>ga. 16 Eijkelboom vertel<strong>de</strong> bij die gelegenheid natuurlijk<br />

meteen dat hij een aantal ambitieuze kamera<strong>de</strong>n had, die ston<strong>de</strong>n te trappelen om<br />

mee te doen. Tja,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


224<br />

en vanaf dat moment kreeg <strong>de</strong> toch al vaak door neerslachtige buien en vervelen<strong>de</strong><br />

kwalen geplaag<strong>de</strong> Rob Nieuwenhuys er niet alleen een aantal jonge literaire vrien<strong>de</strong>n<br />

bij, maar ook een trauma. ‘Het leek aanvankelijk allemaal koek en ei, maar <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding erop is misschien wel <strong>de</strong> meest traumatische tijd uit mijn literaire<br />

leven. Ik stond tussen twee vuren. Aan <strong>de</strong> ene kant had je een aantal pretentieuze<br />

redacteuren die maar niet met kopij kwamen, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant stond een zich groen<br />

briesen<strong>de</strong> Geert van Oorschot, die zich werkelijk overal mee bemoei<strong>de</strong>. Die jongeren<br />

zagen in mij een va<strong>de</strong>rlijke intermediair, maar ik kon dat allemaal niet aan.’ 17<br />

Dat Vinken eind 1955 met zijn tijdschriftplannen naar Van Oorschot ging, had ook<br />

alles van doen met een kort daar<strong>voor</strong> jammerlijk mislukte poging om samen met<br />

Joop Goudsblom en Jan Eijkelboom het roer over te nemen bij Propria Cures. Je<br />

kon gerust spreken van een brutale coup-poging van dit drietal. De eerste bijdragen<br />

van Vinken waren in <strong>de</strong> smaak gevallen bij Propria Cures. Niet zo gek dus dat Jan<br />

Eijkelboom Vinken kort na het inleveren van zijn artikel Libertinage en <strong>de</strong><br />

Literatuurgeschie<strong>de</strong>nis begon te polsen <strong>voor</strong> een redacteurschap: ‘Overigens is er<br />

verle<strong>de</strong>n week een redactieverga<strong>de</strong>ring van PC geweest (...) waar je stuk, <strong>voor</strong>gelezen<br />

door Joop G(oudsblom), groot succes had. Ik geloof zelfs dat Joop en ik het er zon<strong>de</strong>r<br />

veel moeite door zou<strong>de</strong>n krijgen dat jij opgenomen wordt in <strong>de</strong> redactie. Het zou je<br />

alleen een tientje kosten, want je moet wel ingeschreven staan in Amsterdam. Voel<br />

je er<strong>voor</strong>?’ 18 Vinken aarzel<strong>de</strong>, maar als PC zijn stu<strong>de</strong>ntikoze karakter zou afleggen<br />

en nog grimmiger ten strij<strong>de</strong> zou trekken tegen rooms Ne<strong>de</strong>rland, dan voel<strong>de</strong> hij daar<br />

in<strong>de</strong>rdaad wel <strong>voor</strong>. Dus schreef hij terug: ‘Ik zou met me<strong>de</strong>werking van Emmens<br />

en Smit, samen met jullie twee, en misschien met nog een enkeling, er een gewoon<br />

blad van willen maken, dat met geen enkele instantie rekening houdt. (...) Mijn<br />

redacteurschap van PC zou een opportune stap zijn om het blad naar mijn (= onze,<br />

Parasol-) han<strong>de</strong>n te zetten.’ 19<br />

Twee weken later drong Joop Goudsblom nogmaals aan bij zijn twijfelen<strong>de</strong><br />

Parasolvriend en presenteer<strong>de</strong> alvast zijn eigen beginselprogrammaatje <strong>voor</strong> het<br />

vernieuw<strong>de</strong> PC: ‘Grijp dus in vóór het te laat is! Mijn eigen i<strong>de</strong>aal op het ogenblik<br />

is P.C. te maken tot een militant moralistisch tijdschrift dat “<strong>de</strong> lamp van <strong>de</strong><br />

positivistische integriteit bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> houdt”. Het atheïsme uit zijn schijndood<br />

opwekken, <strong>de</strong> ethische dubbel<strong>de</strong>nkerij bestrij<strong>de</strong>n, dat lijken mij inspireren<strong>de</strong>r<br />

doelstellingen dan literaire achterhoe<strong>de</strong>gevechten en onsystematische<br />

kleinvuilspuiterijtjes.’ 20 Goudsblom en Vinken zaten dus<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


225<br />

al vroeg op eén lijn, maar het zag er niet naar uit dat ze hun i<strong>de</strong>eën kon<strong>de</strong>n<br />

verwezenlijken bij PC. Immers al een week later klonk Goudsblom een stuk<br />

<strong>voor</strong>zichtiger. Hij schreef aan Vinken: ‘We moeten in geen geval <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>nking van<br />

een coup d'etat op ons la<strong>de</strong>n; daarom is het ook noodzakelijk dat PC zijn ou<strong>de</strong><br />

gedaante niet geheel en al aflegt (...). Het lijkt me ook niet bizon<strong>de</strong>r opportuun als<br />

jij in je Intre<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> redactiebeleid aanvalt; zoiets zou maar slapen<strong>de</strong><br />

Asvahon<strong>de</strong>n wakker maken.’ 21 De stu<strong>de</strong>ntenvakbond ASVA had <strong>de</strong>stijds nog een<br />

flinke stem in <strong>de</strong> koers van Propria Cures en dat <strong>de</strong>ed <strong>voor</strong> Vinken <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur dicht.<br />

Hij besloot niet toe te tre<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> PC-redactie.<br />

De zucht naar een eigen tijdschrift was vanwege dit <strong>de</strong>bacle alleen maar<br />

aangewakkerd. Al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> couppoging had Vinken aan Goudsblom en Eijkelboom<br />

geschreven: ‘Het heeft me tegelijk weer dui<strong>de</strong>lijk gemaakt hoe nodig we toch een<br />

eigen blad moeten hebben. Op <strong>de</strong>ze manier verschieten we no<strong>de</strong>loos <strong>de</strong> helft van<br />

ons kruit.’ 22<br />

Als een geschenk uit <strong>de</strong> hemel kwam die kans er ineens alsnog. In november 1955<br />

werd Goudsblom door Geert van Oorschot uitgenodigd op <strong>de</strong> uitgeverij. Goudsblom<br />

rapporteer<strong>de</strong> daarna per brief onmid<strong>de</strong>llijk aan Vinken: ‘Vanmiddag heb ik een<br />

langdurig gesprek gehad met Van Oorschot. Aanleiding waren mijn aforismen,<br />

on<strong>de</strong>rwerp werd al gauw: een tijdschrift.’ 23 Uit dat gesprek was ver<strong>de</strong>r gebleken dat<br />

Van Oorschot <strong>de</strong> plannen van Max Nord had verworpen. De uitgever zin<strong>de</strong> nu op<br />

een militant politiek-cultureel weekblad met een hoge oplage. Goudsblom in zijn<br />

hoopgeven<strong>de</strong> brief: ‘Het liefst zou hij weer een weekblad willen oprichten zoals <strong>de</strong><br />

Baanbreker. Daar<strong>voor</strong> ziet hij een markt van na twee jaar 20.000 lezers. De Groene<br />

zou hij er in die tijd kunnen uitdrukken.’ Veel later lichtte Geert van Oorschot<br />

<strong>de</strong>sgevraagd toe wat hem precies <strong>voor</strong> ogen stond: ‘Ik wil<strong>de</strong> een blad maken naar<br />

het <strong>voor</strong>beeld van het Franse Combat dat in <strong>de</strong> jaren veertig en vijftig on<strong>de</strong>r<br />

aanvoering van Albert Camus verscheen en plaats inruim<strong>de</strong> <strong>voor</strong> jonge progressieve<br />

intellectuelen, die niet alleen wil<strong>de</strong>n schrijven over cultuur, maar ook over politiek<br />

en wetenschap.’ 24<br />

Terug naar eind 1955: ineens was er <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ex-Parasollers dus weer hoop op een<br />

eigen tijdschrift. Ook al hield Goudsblom in zijn brief aan Vinken een slag om <strong>de</strong><br />

arm: ‘Ik weet dat <strong>de</strong> afstand woord-daad ook bij <strong>de</strong> heer Van O. niet te on<strong>de</strong>rschatten<br />

is. Toch geloof ik, dat we iets bij hem zullen kunnen bereiken, wanneer we met een<br />

paar man bij hem aankomen met stevige plannen. Van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren verwacht hij niets<br />

meer, hoogstens van Rob Nieuwenhuys.’ 25<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


226<br />

Opgetogen reageer<strong>de</strong> Vinken gelijk niet: ‘Een weekblad, iets groter dan PC, lijkt me<br />

i<strong>de</strong>aal, liefst met een kleine, jonge redactie, die volledige vrijheid krijgt, en geen<br />

politieke richting verplicht is. (...) Ik geloof ook wel dat we een <strong>de</strong>rgelijk blad zou<strong>de</strong>n<br />

volkrijgen. Bovendien zou zulk een weekblad talloze grotere artikelen kunnen<br />

opnemen die nu niet geplaatst kunnen wor<strong>de</strong>n omdat er geen behoorlijk weekblad<br />

bestaat, en omdat <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n te keurig zijn. Literair is er ook niets meer,<br />

geloof ik, en juist die artikelen die grensgevallen vormen tussen literatuur en<br />

journalistiek vind ik zo aardig.’ 26<br />

Vinken schreef in zijn brief aan Goudsblom ook nog: ‘Je conversatie met Van<br />

Oorschot komt me erg belangwekkend <strong>voor</strong>. Ik wil hem ook wel eens ontmoeten.’<br />

Kort nadien krijgt hij zijn zin. Dan mag <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Parasolgroep ein<strong>de</strong>lijk komen praten<br />

met Van Oorschot. Rob Nieuwenhuys in een brief van 29 maart 1956: ‘Beste Pierre.<br />

Geert van O. bel<strong>de</strong> me zopas op. Hij wil graag een afspraak met jelui (en mij) maken<br />

ter kennismaking. Kunnen jelui tussen <strong>de</strong> 8ste en <strong>de</strong> 15<strong>de</strong>? Bij hem thuis.’ 27<br />

Overigens - en dat kon<strong>de</strong>n we zonet al uit <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie opmaken - bijna was<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> een weekblad gewor<strong>de</strong>n. Tenminste als het aan Van Oorschot lag. Maar Rob<br />

Nieuwenhuys had een <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik en <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> dat er bij een weekblad snel<br />

sprake van gebrek aan kopij en uithoudingsvermogen zou zijn. Het kostte enige<br />

overredingskracht om Geert van Oorschot het weekbladplan uit het hoofd te praten,<br />

maar in augustus 1956 kreeg Nieuwenhuys dan toch <strong>de</strong> opdracht een heus maandblad<br />

op poten te zetten in nauwe samenwerking met Pierre Vinken, Joop Goudsblom, Jan<br />

Eijkelboom, J.W. Smit en Jan Emmens. (De laatste twee had<strong>de</strong>n zich totnutoe afzijdig<br />

gehou<strong>de</strong>n omdat ze nog steeds in het ‘verre’ Utrecht woon<strong>de</strong>n.) Opgelucht kon<br />

Nieuwenhuys aan Jan Eijkelboom mel<strong>de</strong>n dat Van Oorschot het weekbladi<strong>de</strong>e<br />

gelukkig had laten varen en dat <strong>de</strong>ze nu ‘het maandblad geheel aanvaard heeft en<br />

ermee beginnen wil’. 28<br />

‘Ik heb het plan 1 januari 1957 te beginnen met een nieuw maandblad dat “<strong>Tira<strong>de</strong></strong>”<br />

zal heten. De redactie heb ik nu eens niet in han<strong>de</strong>n willen stellen van wat officieel<br />

of officieus <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur vertegenwoordigt, maar in die van een groep<br />

hoofdzakelijk min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> jongeren.’ Dit schreef Geert van Oorschot in een<br />

concept-rondschrijven over het aanstaan<strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>, en in<strong>de</strong>rdaad laten we dat niet uit<br />

het oog verliezen: het was <strong>voor</strong> een uitgever best een waagstuk om zomaar een stel<br />

onbeken<strong>de</strong> literaire enthousiastelingen een tijdschrift te laten maken. Maar ja, ze<br />

had<strong>de</strong>n dan ook<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


227<br />

zo lang staan trappelen van ongeduld, liepen zo over van i<strong>de</strong>eën en meningen, dat<br />

moest wel goed uitpakken. En ook een redactioneel, een program, ja zelfs misschien<br />

een manifest, moest toch een fluitje van een cent zijn met dit geestdriftige clubje.<br />

Helaas, zoals je dat wel vaker ziet wanneer literaire ambities in da<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n<br />

omgezet: <strong>de</strong> een krijgt acute schrijfkramp; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r lijdt ineens aan i<strong>de</strong>eënmoeheid;<br />

die heeft ineens last van vergeetachtigheid als het om gemaakte afspraken gaat; en<br />

weer een an<strong>de</strong>r wil juist teveel in één keer. Zo ging het ook bij <strong>de</strong> oprichting van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

En dan spreken we nog niet eens over <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge onenigheid. ‘Wij vormen een<br />

merkwaardig homogeen stel,’ schreef Vinken in een van <strong>de</strong> vele wrevelige brieven<br />

die <strong>voor</strong>afgingen aan <strong>de</strong> oprichting van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>. 29 Die merkwaardigheid zou snel zijn<br />

na<strong>de</strong>lige uitwerking hebben op <strong>de</strong> homogeniteit van het gezelschap. Al bij het<br />

vervaardigen van het program tra<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste scheurtjes op.<br />

Lezen we er nog maar eens Joop Goudsbloms bondige versie van <strong>de</strong><br />

oprichtingsgeschie<strong>de</strong>nis op na in het eer<strong>de</strong>r aangehaal<strong>de</strong> Dies-nummer van Propria<br />

Cures: ‘Na veel geharrewar kwamen er twee programma's uit <strong>de</strong> bus: een<br />

meer<strong>de</strong>rheidsnota en een min<strong>de</strong>rheidsnota. Wellicht zullen bij <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>lscheiding<br />

van een onzer <strong>de</strong>ze documenten nog eens aan het licht komen. Gepubliceerd zijn ze<br />

nooit: daar<strong>voor</strong> was <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid te klein en <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rheid te zwak. In welk<br />

opzichten <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> nota's verschil<strong>de</strong>n, is niet meer bekend.’ 30 Gelukkig bewaar<strong>de</strong><br />

Pierre Vinken <strong>de</strong> meeste paperassen uit <strong>de</strong> oprichtingstijd van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> en kunnen we<br />

daardoor vrij nauwkeurig reconstrueren om welke standpunten het ging.<br />

En dan is er ook nog <strong>de</strong>ze herinnering van Geert van Oorschot, vijftien jaar na <strong>de</strong><br />

oprichting: ‘In plaats dat <strong>de</strong> redacteurs <strong>voor</strong>treffelijke verhalen, essays en gedichten<br />

schreven, wer<strong>de</strong>n er verhitte diskussies gevoerd over “het program”. Als een<br />

“program” niet dui<strong>de</strong>lijk wordt uit hetgeen men schrijft, is elke diskussie daarover<br />

vrij zinloos.’ 31<br />

Het heette toen waarschijnlijk nog niet zo: maar <strong>de</strong> heren discussieer<strong>de</strong>n wat af<br />

en waren <strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong> oprichting van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> geregeld te vin<strong>de</strong>n in Laag-Soeren<br />

op <strong>de</strong> Veluwe om er te brainstormen. Tij<strong>de</strong>ns een van <strong>de</strong>ze bijeenkomsten had Pierre<br />

Vinken verzekerd dat zijn Redactioneel ‘zo hard als een granietblok’ zou wor<strong>de</strong>n.<br />

Vinken trok <strong>de</strong> <strong>voor</strong>name klus graag naar zich toe. Het formuleren van een ferm<br />

redactiestandpunt was ook wel aan hem toevertrouwd. Eer<strong>de</strong>r had <strong>de</strong>ze onvermoeibare<br />

gangmaker immers in zijn brieven uiteengezet wat <strong>voor</strong> soort blad hem <strong>voor</strong> ogen<br />

stond. Echter<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


228<br />

toen het puntje bij paaltje kwam, presenteer<strong>de</strong> hij een veel te hoogdravend en<br />

ingewikkeld epistel. Wat als een klinkklare afwijzing moest lui<strong>de</strong>n van elke vorm<br />

van i<strong>de</strong>alisme; wat een oproep wil<strong>de</strong> zijn tot een sceptische, ja haast<br />

natuurwetenschappelijke grondhouding tegenover literatuur, cultuur en politiek; wat<br />

een stevige schop moest betekenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kont van zowel het communisme, het<br />

christendom als het halfzachte mo<strong>de</strong>rn humanisme; wat een hel<strong>de</strong>r pleidooi moest<br />

zijn <strong>voor</strong> scherpe polemiek; waar... enfin, al <strong>de</strong>ze doelen had Vinken verpakt in een<br />

aca<strong>de</strong>misch betoog vol omslachtige verwijzingen naar <strong>de</strong> klassieke oudheid en<br />

achttien<strong>de</strong>-eeuwse pamflettisten of filosofen. ‘Wij zullen het ingewikkel<strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r<br />

wantrouwen dan het eenvoudige,’ schreef hij in zijn Redactioneel. 32 Maar helaas,<br />

met zijn ‘granietblok’ lever<strong>de</strong> hij eer<strong>de</strong>r een bewijs van het tegen<strong>de</strong>el.<br />

Zelfs <strong>de</strong> toch behoorlijk breed ontwikkel<strong>de</strong> Nieuwenhuys moest het bij lezing een<br />

paar maal ernstig laten afweten: ‘ík zou het níet erg vin<strong>de</strong>n als je in alinea 3 <strong>de</strong> namen<br />

Plato en Protagoras wegliet (ik weet namelijk ook niet wie die laatste is; hij is niets<br />

dan een naam <strong>voor</strong> me).’ 33 Dat zijn Redactioneel hem - zoals Nieuwenhuys het<br />

verwoord<strong>de</strong> - wel eens op ‘het verwijt van pretentieusheid’ kon komen te staan,<br />

begreep Vinken zelf ook wel toen hij er nog eens doorheen was gegaan. Moe<strong>de</strong>loos<br />

werd hij ervan: ‘ik vrees dat ik weinig meer kan toevoegen aan <strong>de</strong> kwaliteit van het<br />

redactioneel, een kwaliteit die mij trouwens hoe langer hoe meer als dubieus<br />

<strong>voor</strong>komt. Moeten wij niet een heel an<strong>de</strong>r redactioneel maken. Moeten wij het niet<br />

veel meer over een zacht-suggereren<strong>de</strong> boeg gooien, moeten wij niet veel meer een<br />

nieuwe toon brengen (met daarin impliciet <strong>de</strong> moraal) dan een aca<strong>de</strong>misch-filosofisch<br />

stuk dat mensen alleen maar afschrikt?’ 34<br />

Het oer-redactioneel valt niet meer te achterhalen, maar Vinkens herschreven<br />

versie is er nog wel. En daaruit wordt het geworstel van <strong>de</strong> redactie met een fatsoenlijk<br />

program ook wel dui<strong>de</strong>lijk. Lees bij<strong>voor</strong>beeld on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> passage over het<br />

anti-i<strong>de</strong>alisme. Met zoveel pompeuze hoogdravendheid zou het niet makkelijk wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> literaire wereld te veroveren. 35<br />

‘Wij zullen in <strong>de</strong> eerste plaats elke vorm van i<strong>de</strong>alisme afwijzen, van Herakliet<br />

tot Hei<strong>de</strong>gger, van georganiseerd christendom tot communisme, van piëtisme tot<br />

mo<strong>de</strong>rn humanisme. Wij ontkennen <strong>de</strong> oprechtheid van een aprioristisch patroon<br />

waarin niet is gestreefd naar een maximale overeenstemming met <strong>de</strong> op het moment<br />

beschikbare feiten. De ontluistering van <strong>de</strong> metafysica door Hume, het atheïsme <strong>de</strong>r<br />

Encyclopedisten, Nietzsche's doodsteek aan <strong>de</strong> christelijke ethiek, het blootleggen<br />

van het onbewuste door Freud, vormen <strong>voor</strong> ons <strong>de</strong> belangrijkste overwinningen van<br />

<strong>de</strong> geest op <strong>de</strong> Geest.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


229<br />

Intussen sleutel<strong>de</strong> Eijkelboom aan een alternatief of - dat zou eventueel later nog<br />

wor<strong>de</strong>n besloten - een aanvullend Redactioneel. Maar Jan Eijkelboom worstel<strong>de</strong><br />

weer met an<strong>de</strong>re problemen. Hij klaag<strong>de</strong> tegenover Nieuwenhuys over<br />

machteloosheid, weerzin, en <strong>de</strong> druk op zijn schou<strong>de</strong>rs van geestelijke va<strong>de</strong>rs als <strong>de</strong><br />

mannen van Forum en <strong>de</strong> spil van Libertinage, Hans Gomperts. 36 Eijkelboom kwam<br />

uitein<strong>de</strong>lijk niet ver<strong>de</strong>r dan een rits afwijzingen van <strong>de</strong> reeds bestaan<strong>de</strong> literaire<br />

bla<strong>de</strong>n en weekbla<strong>de</strong>n. Geert van Oorschot <strong>voor</strong>zag het lichtvoetige epistel van een<br />

inleiding: ‘Ik heb <strong>de</strong>ze redactie gevraagd haar <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n over een tijdschrift op<br />

papier te zetten. Ze heeft hieraan voldaan door <strong>de</strong> vraag te beantwoor<strong>de</strong>n: “Waarom<br />

willen we eigenlijk een nieuw tijdschrift?”’ En daarop volg<strong>de</strong> dus het alternatieve<br />

Redactioneel: ‘Er is maar één antwoord op <strong>de</strong>ze vraag te geven: <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

tijdschriften voldoen ons niet.’ 37 Vervolgens wer<strong>de</strong>n die tijdschriften op een haast<br />

schoolbladachtige wijze met <strong>de</strong> grond gelijk gemaakt. De Gids was een<br />

‘natuurreservaat waarin schrijvers ongestoord kunnen vergrijzen’, Maatstaf had zich<br />

‘ontpopt als literaire staatscourant van O.K. en W (het ministerie van On<strong>de</strong>rwijs<br />

Kunst en Wetenschappen, AF)’, De Groene Amsterdammer was het lijfblad ‘<strong>voor</strong><br />

intellectuelen die er politiek graag een eigen mening op na hou<strong>de</strong>n, maar niet in staat<br />

zijn <strong>de</strong>ze zelf te vormen’, in Elsevier werd ‘<strong>de</strong> borrelpraat ener zeevaren<strong>de</strong> natie<br />

wekelijks samengevat’, tsja en Podium tenslotte, was ‘ons podium niet’.<br />

‘Een klein <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> lezers zal intussen begrepen hebben waar het eigenlijk om<br />

gaat: aan het woord komen,’ klonk het quasi-zelfverzekerd aan het slot. Uiteraard<br />

haal<strong>de</strong> dit zwakke program het ook niet omdat er nergens in te bespeuren viel wat<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> nu zelf wil<strong>de</strong>.<br />

‘Kortom we zitten vrij aardig in <strong>de</strong> neten,’ had Vinken eind zomer 1956 al eens<br />

angstig opgemerkt tegen Nieuwenhuys. 38 Het zweet begon <strong>de</strong> aspirant-redacteuren<br />

ook uit te breken vanwege het bemoeizuchtige en licht ontvlambare karakter van<br />

uitgever Geert van Oorschot. Die voer<strong>de</strong> <strong>de</strong> druk nog eens extra op. Als <strong>de</strong> redacteuren<br />

geen i<strong>de</strong>eën had<strong>de</strong>n, of mensen wisten, dan schud<strong>de</strong> hij ze wel uit zijn mouw. Vooral<br />

zijn vriend, <strong>de</strong> fel anticommunistische essayist Jacques <strong>de</strong> Kadt, probeer<strong>de</strong> hij op te<br />

dringen. Het kostte <strong>de</strong> redactie nogal wat moeite om De Kadt uit <strong>de</strong> buurt te hou<strong>de</strong>n.<br />

Jan Emmens sprak zelfs angstvallig over ‘Jacques <strong>de</strong> Beenslager’.<br />

Maar puur als uitgever had Van Oorschot zeker gelijk. Want buiten dat er nog<br />

geen redactioneel was, schoot het met <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> kopij ook al niet erg op. De<br />

arme Nieuwenhuys fungeer<strong>de</strong> weer eens als buffer <strong>voor</strong> het sper-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


230<br />

vuur aan oekazes en boze telefoontjes van Van Oorschot. Maar ook Vinken vond<br />

regelmatig een venijnig kattebelletje op zijn <strong>de</strong>urmat:<br />

12 september 1956<br />

Beste Pierre,<br />

Oorspronkelijk zou ik 1 augustus het zgn. Redaktioneel in mijn bezit<br />

hebben. Door <strong>de</strong> ziekte van Rob werd dit een maand uitgesteld. Een maand<br />

na 1 augustus is 1 september. Verle<strong>de</strong>n week schreef hij dat ik op het eind<br />

<strong>de</strong>r week alles in mijn bezit zou hebben. Dat ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r week is <strong>voor</strong>bij.<br />

En het is niet in mijn bezit.<br />

Eyk (Jan Eijkelboom, AF) zei mij begin vorige week, absoluut te zullen<br />

klaar komen met het stuk. Het is thans 12 september geweest en ik heb<br />

het nog niet. Ik mag nog eens met nadruk verzoeken nu toch op te schieten.<br />

Als wij 1 januari moeten verschijnen, moeten we 15 november <strong>de</strong> persklare<br />

copy van het eerste no. naar <strong>de</strong> drukker kunnen zen<strong>de</strong>n. Nu, dit zal <strong>voor</strong><br />

het eerste no. geen moeilijkhe<strong>de</strong>n opleveren. Maar het eerste no. gaat niet<br />

naar <strong>de</strong> zetterij, indien op 15 november <strong>de</strong> copy <strong>voor</strong> 3 of 4 nummers niet<br />

aanwezig is. De me<strong>de</strong>werkers hebben dus vanaf he<strong>de</strong>n nog precies 2<br />

maan<strong>de</strong>n om hun stukken te schrijven. 2 maan<strong>de</strong>n is erg kort. Wil je<br />

bijgaand briefje even doorzen<strong>de</strong>n aan Emmens. Ik weet nl. zijn adres niet.<br />

Met hartelijke groet,<br />

Geert<br />

Beter geen Redactioneel dan een slecht Redactioneel, dat moet uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> gedachte<br />

van <strong>de</strong> redactie zijn geweest. Bovendien wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heren het on<strong>de</strong>r elkaar toch niet<br />

eens en was het <strong>voor</strong>al zaak om intern <strong>de</strong> eenheid en rust te bewaren. De eerste<br />

schisma's wer<strong>de</strong>n immers al zichtbaar. Sinds <strong>de</strong> strubbelingen over het Redactioneel<br />

waren er grofweg twee kampen ontstaan: aan <strong>de</strong> ene kant had je Vinken en Goudsblom<br />

en in het an<strong>de</strong>re, wat zachtere kamp zaten Eijkelboom en Emmens. Daartussenin -<br />

met <strong>de</strong> meeste sympathie <strong>voor</strong> het laatste kamp - zat dan weer <strong>de</strong> beklagenswaardige<br />

Nieuwenhuys.<br />

Er was zelfs al een redacteur die vroegtijdig kenbaar maakte dat hij er <strong>de</strong> brui aan<br />

wil<strong>de</strong> geven vanwege al dat gelazer over het Redactioneel. Joop<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


231<br />

Goudsblom, nota bene <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nker van <strong>de</strong> naam <strong>Tira<strong>de</strong></strong> (eer<strong>de</strong>r waren titels als Marge<br />

en Marginaal <strong>voor</strong>bijgekomen) dreig<strong>de</strong> op 11 oktober 1956 tegen Jan Eijkelboom:<br />

‘Ik heb er geen zin meer in. Wel zin in het tijdschrift, maar niet in <strong>de</strong> redactie. (...)<br />

Er liggen aan het redactiebeleid enkele premissen ten grondslag, die ik niet <strong>de</strong>el:<br />

politieke en aesthetische. Ik ben te relativistisch ingesteld en ik voel me te onwetend<br />

om me met het felle anti-communisme a la De Kadt te kunnen verenigen en ik mis<br />

<strong>de</strong> nodige waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> sommige belletristische bijdragen. (...) Als redacteur moet<br />

ik kunnen waar maken, tegenover mezelf en an<strong>de</strong>ren, waarom <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zo nodig moest<br />

wor<strong>de</strong>n opgericht - op het ogenblik kan ik dat onmogelijk meer.’ 39 Maar na veel<br />

gesoebat wist Pierre Vinken zijn boezemvriend Goudsblom toch binnenboord te<br />

hou<strong>de</strong>n.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk zou <strong>Tira<strong>de</strong></strong> dus <strong>de</strong> wereld in wor<strong>de</strong>n gestuurd zon<strong>de</strong>r Redactioneel.<br />

In gezamenlijkheid met Van Oorschot wisten <strong>de</strong> redacteuren er wel nog een circulaire<br />

uit te persen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l. Daarin treffen we gelukkig toch nog een handjevol<br />

redactionele statements aan: ‘Uiterlijk krijgt het blad een min<strong>de</strong>r plechtstatig<br />

<strong>voor</strong>komen dan in Ne<strong>de</strong>rland bij maandbla<strong>de</strong>n gebruikelijk is. De redactie zal trachten<br />

<strong>de</strong> inhoud daarmee in overstemming te brengen. Ze wil <strong>voor</strong>al dat <strong>de</strong> Hollandse ernst<br />

op wat min<strong>de</strong>r ernstige wijze wordt <strong>voor</strong>gedragen. De me<strong>de</strong>werkers mogen zich<br />

gerust eens boos of vrolijk maken, ze mogen m.a.w. van tijd tot tijd een “tira<strong>de</strong>”<br />

afsteken - in alle ernst zelfs - maar het ligt niet in <strong>de</strong> bedoeling <strong>voor</strong>tdurend “geestig”<br />

of polemisch te zijn; <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zal in geen geval een “scheldblad” wor<strong>de</strong>n, wel een<br />

opinie-tijdschrift.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> is geen blad dat zich in wolken van neutraliteit zal hullen, en al zal <strong>voor</strong>al<br />

uit <strong>de</strong> toon meer dan eens een zeker scepticisme blijken, dit zal haar niet verhin<strong>de</strong>ren<br />

een keuze te doen, ook in politieke zin.’ 40<br />

Op het omslag van <strong>de</strong> circulaire herhaal<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ex-Parasollers een ou<strong>de</strong> grap. Voor<br />

hun Utrechtse stu<strong>de</strong>ntenblaadje had<strong>de</strong>n ze <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van ‘parasol’ uit <strong>de</strong><br />

Larousse-encyclopedie geplukt. Voor <strong>Tira<strong>de</strong></strong> <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze hetzelf<strong>de</strong> met <strong>de</strong> Dikke Van<br />

Dale: ‘<strong>Tira<strong>de</strong></strong>, veelal theatraal of rhetorisch uitgesproken en omslachtig geheel van<br />

woor<strong>de</strong>n, dat op het eerste gezicht indrukwekkend is, doch bij na<strong>de</strong>re ontleding<br />

zon<strong>de</strong>r veel inhoud blijkt te zijn.’ Misschien was dat ook wel een knipoog naar het<br />

eigen gestuntel met het Redactioneel.<br />

In <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> brochure wer<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> kunstenaars en grafici <strong>voor</strong>gesteld<br />

die <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zou<strong>de</strong>n gaan on<strong>de</strong>rsteunen: ‘Voor <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


232<br />

kan <strong>de</strong> redactie rekenen op <strong>de</strong> vaste me<strong>de</strong>werking van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs Hans van Nor<strong>de</strong>n,<br />

Nico Wijnberg en Metten Koornstra.’ Het ging hier om een drietal zich toch tamelijk<br />

miskend voelen<strong>de</strong> realisten die Van Oorschot aan zijn ruimhartige boezem had<br />

gedrukt nadat ze waren verdrongen door het kabaal van <strong>de</strong> abstracten bij Reflex en<br />

Cobra. Het bloed van Karel Appel en zijn kornuiten kon<strong>de</strong>n ze wel zuipen en dat<br />

wil<strong>de</strong>n ze graag - gestimuleerd door Van Oorschot - tot uiting brengen in <strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

Nu was het enthousiasme <strong>voor</strong> <strong>de</strong> experimentele kunst ook bij <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redacteuren niet erg groot te noemen. Maar <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring fluctueer<strong>de</strong>. Aan<br />

<strong>de</strong> ene kant had je Vinken en Emmens die met hun klassieke achtergrond Cobra en<br />

<strong>de</strong> Vijftigers verfoei<strong>de</strong>n, waardoor <strong>Tira<strong>de</strong></strong> van meet af aan een anti-experimentele<br />

ten<strong>de</strong>ns kreeg. Maar an<strong>de</strong>rzijds was daar Jan Eijkelboom die niet zo eenkennig was<br />

en bij<strong>voor</strong>beeld bewon<strong>de</strong>ring kon opbrengen <strong>voor</strong> dichter/schil<strong>de</strong>r Lucebert 41 . Hij<br />

erger<strong>de</strong> zich dan ook enorm aan ‘<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs’, met name aan Nicolaas Wijnberg:<br />

‘De botte manier waarop hij reageer<strong>de</strong> op <strong>de</strong> experimentele schil<strong>de</strong>rkunst. Hij wil<strong>de</strong><br />

Karel Appel aanvallen met slecht geteken<strong>de</strong> prenten die barstten van <strong>de</strong> rancune.’ 42<br />

Zeker, <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redactie wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> experimentele (dicht)kunst kritisch blijven<br />

volgen. Maar het was absoluut niet <strong>de</strong> bedoeling dat Wijnberg, Van Nor<strong>de</strong>n en<br />

Koornstra daar een hoofdrol in gingen spelen. Die had<strong>de</strong>n zich sowieso niet te<br />

bemoeien met het redactiebeleid, von<strong>de</strong>n <strong>de</strong> toekomstige redacteuren. Tot kort <strong>voor</strong>dat<br />

het eerste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ter perse ging, weiger<strong>de</strong>n <strong>de</strong> redacteuren <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs<br />

zelfs maar enig inzicht te verschaffen in <strong>de</strong> eventuele koers van het blad. Om met<br />

een briefcitaat <strong>de</strong> wrevelige verhouding maar eens kort en bondig te kenschetsen:<br />

‘Dit soort mensen is even gevaarlijk als ze joviaal zijn,’ schreef Vinken op 20 augustus<br />

1956 aan Rob Nieuwenhuys over Wijnberg, Koornstra en Van Nor<strong>de</strong>n. Een paar<br />

dagen eer<strong>de</strong>r had Vinken een brief van Hans van Nor<strong>de</strong>n moeten beantwoor<strong>de</strong>n en<br />

dat was hem blijkbaar slecht bevallen. Van Nor<strong>de</strong>n eiste tekst en uitleg over <strong>de</strong><br />

drijfveren van <strong>de</strong> redactie. Namens <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re schil<strong>de</strong>rs sprak hij zijn vrees uit <strong>voor</strong><br />

een te literair en elitair blad: ‘Wij hebben een belangstelling <strong>voor</strong> literatuur, maar<br />

ook <strong>voor</strong> muziek en theater, ook wel <strong>voor</strong> mo<strong>de</strong>, ontucht, gangsters en culinaire<br />

wetenschap. Het meest dienen wij echter <strong>de</strong> Kunst (...). Het tijdschrift moet een<br />

algemeen politiek-culturele strekking hebben. Lou <strong>de</strong> Palingboer, Sartre, Suez en<br />

Shakespeare moeten kunnen samengaan, gelijkberechtigd. (...) We moeten ons niet<br />

richten tot een bepaal<strong>de</strong> kaste, waarom zou een intelligente, laten we zeggen,<br />

gemeentebeambte niet (...) tot ons publiek horen?’ 43<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


233<br />

De redacteuren huiver<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n en moesten er niet aan <strong>de</strong>nken dat het<br />

schil<strong>de</strong>rsgil<strong>de</strong> - aangemoedigd door Van Oorschot - naast een prominente vermelding<br />

in het colofon, ook nog eens een aparte af<strong>de</strong>ling in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> kreeg, waarin ze met pen<br />

of penseel vrijelijk te keer kon<strong>de</strong>n gaan tegen <strong>de</strong> experimentele kunst.<br />

Eigenlijk moesten die schil<strong>de</strong>rs niet zeuren en gewoon illustraties en<br />

omslagtekeningen afleveren, vond het gros <strong>de</strong>r redacteuren. Maar Rob Nieuwenhuys,<br />

weer eens tegen wil en dank <strong>de</strong> intermediair, vond dit een volstrekt foute<br />

grondhouding. Bevreesd dat het blad nog <strong>voor</strong> verschijning zou sneuvelen,<br />

waarschuw<strong>de</strong> hij september 1956 in een rondschrijven Vinken, Eijkelboom en<br />

Goudsblom, dat ‘<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs die grote aktiviteit betonen en veel aardige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n<br />

hebben gehad, niet het i<strong>de</strong>e moet wor<strong>de</strong>n gegeven, dat wij ze er systematisch buiten<br />

willen hou<strong>de</strong>n. Deze schil<strong>de</strong>rs - ik ken dit soort vrij goed - zijn daar zeer gevoelig<br />

<strong>voor</strong>. Ze staan tegenover ons nu nog ambivalent (zoals wij dat ook tegenover hun<br />

doen). Be<strong>de</strong>nk dat er on<strong>de</strong>r literatoren zoiets als <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> bestaat van “<strong>de</strong> domme<br />

schil<strong>de</strong>r” en dat weten ze drommels goed. Bovendien zijn wij “gestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n” of<br />

“stu<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n”. Aan <strong>de</strong> ene kant verachten ze het aca<strong>de</strong>mische, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant<br />

zien ze tegen ons op. Ik geloof dat we er tactisch niet goed aan doen ze er formeel<br />

buiten te hou<strong>de</strong>n. (...) Wijnberg en Van Nor<strong>de</strong>n mogen an<strong>de</strong>rs lijken of zelfs an<strong>de</strong>rs<br />

zijn dan wij - be<strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rswereld hun habitus heeft bepaald en dat hun<br />

<strong>voor</strong> ons wat opvallen<strong>de</strong> kleding hun beroepsuniform is, waarachter zich soms<br />

verdomd aardige burgers verschuilen.’ 44<br />

Nieuwenhuys stel<strong>de</strong> in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief <strong>voor</strong> om ‘één van hen of bei<strong>de</strong>n (Van<br />

N.(or<strong>de</strong>n) of W. (ijnberg)) in <strong>de</strong> redactie op te nemen’. Dat was bedoeld als tactische<br />

zet. Want zo zou<strong>de</strong>n ze <strong>de</strong> kunstenaars on<strong>de</strong>r controle hou<strong>de</strong>n. Maar daar trapten <strong>de</strong><br />

schil<strong>de</strong>rs niet in. Ze bleven pleiten <strong>voor</strong> een eigen hoekje en een afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

vermelding in het colofon. Enkele nummers later zou<strong>de</strong>n we zien dat ze met hun<br />

eigen af<strong>de</strong>ling ‘Tirage’ groten<strong>de</strong>els hun zin kregen. Bij het verschijnen van nummer<br />

4 schreef Van Oorschot in een inlei<strong>de</strong>nd commentaar: ‘Vanaf dit vier<strong>de</strong> nummer van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> zal on<strong>de</strong>r eigen redactie en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> tekenaars Wijnberg,<br />

Koornstra en Van Nor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> illustratieve me<strong>de</strong>werking geschie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vorm van<br />

het inlegblad Tirage. Zowel <strong>de</strong> redactie van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> als <strong>de</strong> tekenaars zijn van mening,<br />

dat willekeurige illustraties tussen <strong>de</strong> tekst verwarrend werken en bovendien <strong>de</strong><br />

tekenaars niet voldoen<strong>de</strong> gelegenheid verschaffen hun grafisch kunnen te tonen.’ 45<br />

Dat dit besluit - zoals hier wordt gesuggereerd - in har-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


234<br />

monie was genomen, strookte niet echt met <strong>de</strong> werkelijkheid. Maar een eigen hoekje<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tekenaars was wel <strong>de</strong> enige oplossing sinds <strong>de</strong> redacteuren zich zo afstan<strong>de</strong>lijk<br />

ten aanzien van hen had<strong>de</strong>n gedragen. ‘Vroeg of laat komen <strong>de</strong> gevoelighe<strong>de</strong>n toch<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> dag,’ schreef Rob Nieuwenhuys reeds in september 1956 in een alarmerend<br />

rondschrijven aan <strong>de</strong> redacteuren 46 . En dat had <strong>de</strong>ze nestor goed gezien.<br />

Als we <strong>de</strong> problemen nog eens samenvatten dan stuiten we naast <strong>de</strong> wrijving tussen<br />

schrijvers en schil<strong>de</strong>rs, op brouille tussen <strong>de</strong> redacteuren en <strong>de</strong> uitgever, en bovendien<br />

boter<strong>de</strong> het na <strong>de</strong> mislukking van het Redactioneel ook niet meer zo tussen <strong>de</strong> heren<br />

redacteuren on<strong>de</strong>rling. Kortom, niet meteen <strong>de</strong> beste <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n om een blad <strong>de</strong><br />

wereld in te zetten. Niettemin: het eerste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> verscheen, zoals gepland<br />

netjes in januari 1957. Weliswaar niet op 1 januari, maar dan toch op <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong>.<br />

Het literaire wereldje had zich al die tijd nieuwsgierig afgevraagd of <strong>de</strong> geëngageer<strong>de</strong><br />

uitgever Van Oorschot nu een puur literair blad op <strong>de</strong> markt zou brengen of dat hij<br />

toch - zoals velen van hem verwachtten - met een opinieblad zou komen, waarin<br />

literatuur hooguit een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vorm<strong>de</strong>. Immers in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> brochure<br />

was beloofd dat <strong>Tira<strong>de</strong></strong> ‘niet uitsluitend een litterair tijdschrift’ zou wor<strong>de</strong>n en dat<br />

het blad niet zou nalaten ‘een keuze te doen, ook in politieke zin’.<br />

En ziedaar, bekijken we het eerste nummer dan werd <strong>de</strong>ze belofte ruimschoots<br />

waargemaakt. Welbeschouwd maakte het zelfs meer <strong>de</strong> indruk een opinieblad te zijn<br />

dan een literair tijdschrift. Zo open<strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> met een artikel over <strong>de</strong> Hongaarse<br />

opstand en het neerslaan ervan door <strong>de</strong> Russen. H.W. Sandberg, <strong>de</strong> latere<br />

Parool-hoofdredacteur, erger<strong>de</strong> zich in <strong>de</strong>ze analyse aan <strong>de</strong> lakse en hier en daar<br />

zelfs laffe politieke houding van het Vrije Westen ten aanzien van <strong>de</strong> Sovjet-Unie.<br />

Nog meer communisme of beter gezegd anti-communisme was te vin<strong>de</strong>n in een<br />

ongewoon fel stuk van <strong>de</strong> toen toch ook al als zachtaardig bekend staan<strong>de</strong> Adriaan<br />

Morriën. Na een aantal parallelen te hebben getrokken tussen het nazisme en het<br />

sovjetcommunisme, trok hij van leer tegen <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Weggers. Deze<br />

bij het begin van <strong>de</strong> Kou<strong>de</strong> Oorlog ontstane maatschappelijke beweging van<br />

kunstenaars en intellectuelen weiger<strong>de</strong>n het communisme radicaal af te wijzen.<br />

Vanwege haar pacifistische en vaak ook anti-Amerikaanse gevoelens zochten <strong>de</strong><br />

Der<strong>de</strong> Weg-aanhangers het bij neutraliteit en begrip <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Sovjet Unie. Zij had<strong>de</strong>n<br />

zich <strong>voor</strong> het eerst openlijk gemanifesteerd in 1951 bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtekening van een<br />

publieke verklaring in De Nieuwe Stem en kon<strong>de</strong>n ook op<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


235<br />

een begrijpend oor rekenen in De Groene Amsterdammer. In <strong>de</strong> ogen van <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

echter waren dit halfzachte i<strong>de</strong>alisten die kon<strong>de</strong>n rekenen op ferme afstraffingen. Ze<br />

zou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> toekomst vaker het doelwit zijn.<br />

Literatuur en politiek kwamen <strong>voor</strong>ts samen in een bijdrage van Henk van Galen<br />

Last, die zich stoor<strong>de</strong> aan het standpunt van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse PEN inzake <strong>de</strong> Suez-crisis.<br />

De Der<strong>de</strong>-Weggers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schrijvers - alwéér dus - had<strong>de</strong>n tot ergernis van Van<br />

Galen Last <strong>voor</strong> een onbetekenend neutraal protestje gezorgd terwijl ze eigenlijk <strong>de</strong><br />

moed had<strong>de</strong>n moeten hebben ‘neo-fascist’ Nasser aan <strong>de</strong> paal te nagelen.<br />

Op het gebied van frisse polemiek werd <strong>de</strong> lezer bediend door Aad Nuis, die het<br />

gemunt had op Vijftiger en ‘apostel <strong>de</strong>r experimentelen’, Paul Ro<strong>de</strong>nko. Nuis liet<br />

niets heel van <strong>de</strong> ‘woor<strong>de</strong>nwalm’ en theoretische wartaal in Ro<strong>de</strong>nko's boekje Tussen<br />

<strong>de</strong> Regels, Wan<strong>de</strong>len en Spoorzoeken in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Poëzie. Een ou<strong>de</strong> Utrechtse<br />

beken<strong>de</strong> - Theo Sontrop had in <strong>de</strong> mensa's immers nog met Parasol geleurd - sloot<br />

hierop aan met zijn sarcastische anti-Ro<strong>de</strong>nko-sonnet Tussen <strong>de</strong> Regels:<br />

Met aqua fructus dopend, een nieuwe Jan Baptist,<br />

O Ró<strong>de</strong>nko, groot strij<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mythe,<br />

Verklaart gij telkens weer wat ie<strong>de</strong>r wist,<br />

Waarbij Freud enz. een aantal veren liet.<br />

Voor U is, lijkt het mij, <strong>de</strong> uterus<br />

Wat <strong>voor</strong> een protestant soms Luther is.<br />

De me<strong>de</strong>werkers die <strong>voor</strong> dit eerste nummer waren aangezocht, had<strong>de</strong>n er dus alles<br />

aan gedaan om <strong>Tira<strong>de</strong></strong> een actueel, opiniërend en brutaal gezicht te geven. Maar <strong>de</strong><br />

redactie zelf? De redacteuren had<strong>de</strong>n al die tijd zo vurig naar een eigen blad verlangd,<br />

dus hoe zat het met hun eigen bijdragen? Nou, <strong>de</strong> meesten van hen had<strong>de</strong>n niet stil<br />

gezeten. Zo treffen we een verhaal aan van E. Breton <strong>de</strong> Nijs, het pseudoniem van<br />

Rob Nieuwenhuys. Voorts zien we in <strong>de</strong> poëtische hoek acht gedichten van Jan<br />

Emmens plus een John Donne-vertaling van Jan Eijkelboom. En redactielid Joop<br />

Goudsblom, <strong>de</strong> man die zich drie maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r nog wil<strong>de</strong> terugtrekken, had<br />

uitein<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> een kwalitatief hoogstaan<strong>de</strong> bijdrage gezorgd in <strong>de</strong> vorm van het<br />

artikel, Doodsdrift en <strong>voor</strong>uitgang. Achteraf kan dit knappe essay wor<strong>de</strong>n gezien als<br />

een aanzet tot Goudsbloms vuurstudie, waarmee hij later on<strong>de</strong>rmeer zijn naam zou<br />

vestigen als beschavingssocioloog.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


236<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> werd gesignaleerd, besproken en kon over het algemeen <strong>de</strong> goedkeuring<br />

wegdragen bij <strong>de</strong> tijdschriftrecensenten. Een fris geluid, tegendraadse standpunten,<br />

fraaie vormgeving, dat was <strong>de</strong> teneur van <strong>de</strong> kritieken. Je moest het er zo kort na <strong>de</strong><br />

oorlog niet meteen van hebben, maar toch, in De Telegraaf jubel<strong>de</strong> <strong>de</strong> reactionaire<br />

Jacques Gans zelfs: ‘Nu, dit maandblad <strong>Tira<strong>de</strong></strong> wordt gekenmerkt door een<br />

sympathieke poging om tegen <strong>de</strong> al te stompzinnige socialistische rozegeur- en<br />

maneschijnfraseologie in te gaan. En omdat het evenmin het vlees noch vis standpunt<br />

van <strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Wegdwazen <strong>de</strong>elt, zie ik het moment al na<strong>de</strong>ren, dat <strong>Tira<strong>de</strong></strong> door <strong>de</strong><br />

sleursocialisten als een bolwerkje van “<strong>de</strong> reactie” wordt gedoodverfd.’ <strong>47</strong><br />

De vanouds liberale Nieuwe Rotterdamse Courant kopte complimenteus: ‘<strong>Tira<strong>de</strong></strong>:<br />

Een nieuw maandblad met een eigen toon.’ 48 Dat werd <strong>voor</strong>al gestaafd aan <strong>de</strong> politiek<br />

getinte artikelen en het essay van Goudsblom. Daar waar sprake was van<br />

‘non-conformisme’ en een zeker ‘dilettantisme’ vond <strong>de</strong> NRC het blad ‘opwekkend’,<br />

‘intelligent’ en ‘een eigen gezicht hebbend’, en bovendien er niet <strong>voor</strong> terug<strong>de</strong>inzend<br />

‘dui<strong>de</strong>lijk partij te kiezen’. Waar het om <strong>de</strong> literaire bijdragen ging, constateer<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

krant ‘dat alle me<strong>de</strong>werkers zon<strong>de</strong>r enige moeite in hun werk <strong>de</strong> zware toon, die<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers zo kan dwars zitten, weten te vermij<strong>de</strong>n’. Er zat volgens <strong>de</strong>ze<br />

uitgebrei<strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> NRC eigenlijk maar één smetje op dit <strong>de</strong>buut-nummer.<br />

En dat waren <strong>de</strong> stukjes van schil<strong>de</strong>r Hans van Nor<strong>de</strong>n. Die had over <strong>de</strong> rug van<br />

Oskar Kokoschka zijn gram gehaald tegen <strong>de</strong> experimentele schil<strong>de</strong>rkunst. Dus<br />

besloot <strong>de</strong> NRC-scribent kribbig met: ‘Laten schil<strong>de</strong>rs schil<strong>de</strong>ren en schrijvers<br />

schrijven. Van Nor<strong>de</strong>ns politieke prent is trouwens ook nogal ou<strong>de</strong> kost, mooi gedaan,<br />

maar niet spiritueel, te slaafs geïnspireerd op Animal Farm, eigenlijk werk <strong>voor</strong><br />

niets.’ Maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest alleen lof: ‘Er is dus alle re<strong>de</strong>n om <strong>Tira<strong>de</strong></strong> veel goeds te<br />

wensen.’<br />

Zowel uitgever als redactie hoef<strong>de</strong>n dus helemaal niet ontevre<strong>de</strong>n te zijn over dit<br />

eerste nummer en <strong>de</strong> ontvangst ervan. Vanwege al die complimenten ging <strong>de</strong> sfeer<br />

binnen <strong>de</strong> redactie er zowaar op <strong>voor</strong>uit. Ook <strong>de</strong> daadkracht nam toe. Kort na<br />

verschijning van het eerste nummer schreef Vinken opgetogen aan Nieuwenhuys:<br />

‘Wij voelen ons meer bij <strong>de</strong> zaak betrokken, en wij hebben er ook meer zin in dan<br />

enkele maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n; <strong>de</strong>els doordat wij het nummer nu in concreto gezien hebben,<br />

<strong>de</strong>els ook omdat wij daarna het gevoel hebben gekregen dat wij er samen toch nog<br />

veel toe kon<strong>de</strong>n bijdragen het tijdschrift dichter tot het doel te brengen dat ons al<br />

jaren <strong>voor</strong> ogen stond.’ 49<br />

Maar hoe zat het met Geert van Oorschot? Was hij net zo tevre<strong>de</strong>n? Roy-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


237<br />

aal met complimenten was <strong>de</strong>ze uitgever van nature nooit geweest, toch had hij <strong>de</strong><br />

redactie laten weten: ‘Het mocht er zijn.’ 50 Maar Van Oorschot was ook een<br />

wispelturige heerschap. En on<strong>de</strong>r invloed van een paar glazen jenever en het oor<strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> buitenwereld kon hij plotseling totaal van mening veran<strong>de</strong>ren. En dat gebeur<strong>de</strong><br />

dan ook prompt nadat hij een aantal vrien<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n over <strong>Tira<strong>de</strong></strong> had<br />

geconsulteerd. Althans dat moeten we aflei<strong>de</strong>n uit een boze brief die Rob<br />

Nieuwenhuys begin februari naar Van Oorschot stuur<strong>de</strong>. Daaruit blijkt zelfs dat <strong>de</strong><br />

uitgever stiekem bezig was nieuwe redactiele<strong>de</strong>n te werven. De an<strong>de</strong>rs zo beminnelijke<br />

primus inter pares Rob Nieuwenhuys was er razend over. Sowieso was een eer<strong>de</strong>re<br />

redactiebijeenkomst - waarbij plotseling ook een stokerige Lucas van <strong>de</strong>r Land<br />

aanwezig was - hem in het verkeer<strong>de</strong> keelgat geschoten. Een kwa<strong>de</strong> Nieuwenhuys:<br />

‘Vooral Van <strong>de</strong>r Land gedroeg zich in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> avond als een megalomaan<br />

(...) en dit “verklaar<strong>de</strong>” in<strong>de</strong>rdaad veel van zijn kritiek - dat hij <strong>de</strong> beste<br />

tijdschriftlei<strong>de</strong>r van Ne<strong>de</strong>rland kon zijn (...), en wiens hele kritiek op het artikel van<br />

Van Galen Last een kanonschot op een kanariepietje was. Hij was <strong>de</strong> “vakman” en<br />

wij <strong>de</strong> literatoren die verkeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lichting gaven.’<br />

Waarna Nieuwenhuys nog eens kort en bondig fulmineer<strong>de</strong>: ‘Kortom Geert, ik<br />

heb een beetje vieze smaak in mijn mond van het geheel. Begrijp je dan niet hoe je<br />

ons allen “frustreert” en gewoon op z'n Hollands gezegd: alle lol eruit haalt. En dat<br />

terwijl <strong>de</strong> redactie op het ogenblik zeer goed functioneert en we met het 3<strong>de</strong> nr. een<br />

nummer zullen krijgen dat het door ons gestel<strong>de</strong> doel gaat bena<strong>de</strong>ren.’ 51<br />

Nieuwenhuys sprak hier al over het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> nummer, maar eerst moest het twee<strong>de</strong><br />

nummer nog uitkomen. Dat lag inmid<strong>de</strong>ls wel al ter perse, en daarover had Van<br />

Oorschot best recht tot klagen. Want erg sterk was het niet wat <strong>Tira<strong>de</strong></strong> in februari<br />

1957 presenteer<strong>de</strong>. Goed, met <strong>de</strong> poëzie van Jan van Nijlen en Dick Hillenius sloeg<br />

je nooit een gek figuur. Laatstgenoem<strong>de</strong> zorg<strong>de</strong> op zijn eigen vakgebied, <strong>de</strong> biologie,<br />

ook nog <strong>voor</strong> een essayistische bijdrage. De zwakte zat hem <strong>voor</strong>al in het ontbreken<br />

van polemiek of actuele en opiniëren<strong>de</strong> stukken. Okay dan, Jan Eijkelboom <strong>de</strong>ed in<br />

het twee<strong>de</strong> nummer een poging om met <strong>de</strong> communistische sympathisanten in <strong>de</strong><br />

kwestie Hongarije <strong>de</strong> kachel aan te maken. Maar dit gelegenheidspolemiekje tegen<br />

<strong>de</strong> fellow-travellers en Der<strong>de</strong>-Weggers was een beetje hameren op het zelf<strong>de</strong><br />

aambeeld; dat had<strong>de</strong>n Sandberg en Morriën in het eerste nummer veel beter en veel<br />

krachtiger gedaan.<br />

Een geluk was wel dat Jan Emmens in dit nummer prominent aanwezig was met<br />

een kunsthistorische beschouwing, namelijk Rembrandt als genie.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


238<br />

Maar aangezien dit artikel een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vorm<strong>de</strong> van Emmens' proefschrift, kun je<br />

je achteraf afvragen of dat nou zoveel moeite en tijd had gekost. Toch moest Vinken<br />

- die samen met Nieuwenhuys het meeste redactiewerk <strong>de</strong>ed - <strong>de</strong> kopij als het ware<br />

on<strong>de</strong>r Emmens' han<strong>de</strong>n vandaan trekken.<br />

Trouwens, waar bleef Pierre Vinken zelf met zijn kopij? Had hij <strong>voor</strong> een pittige<br />

polemiek niet weer eens Ernst Reil tot leven kunnen wekken? Nee dus. En waar was<br />

Wim Smit gebleven? Die was helemaal naar <strong>de</strong> achtergrond verdwenen. Het samen<br />

met Vinken verzorgen van <strong>de</strong> rubriek Tijdgenoten - waarin telkens een stukje vertaald<br />

werd van een bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> schrijver of filosoof uit het verle<strong>de</strong>n - kon toch niet <strong>de</strong><br />

enige ambitie zijn.<br />

Misschien dat <strong>de</strong> traagheid waarmee van redactiewege <strong>de</strong> kopij kwam wel<br />

samenhing met <strong>de</strong> stroeve verhoudingen on<strong>de</strong>rling. Want inmid<strong>de</strong>ls begonnen <strong>de</strong><br />

twee vleugels in <strong>de</strong> redactie, met aan <strong>de</strong> ene kant Vinken en Goudsblom en aan <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re kant Emmens en Eijkelboom, zich steeds ver<strong>de</strong>r van elkaar te verwij<strong>de</strong>ren.<br />

Veel later in een interview in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Jan Emmens <strong>de</strong>ze richtingenstrijd<br />

als volgt: ‘Er was al vrij gauw een vrij diepgaan<strong>de</strong> onenigheid over <strong>de</strong> richting die<br />

het blad moest volgen. Er was één richting die een agressief polemies beleid<br />

<strong>voor</strong>stond, waarbij men dus <strong>voor</strong>al dacht aan een atheïstisch beleid ten opzichte van<br />

allerlei an<strong>de</strong>re volksgroepen, zoals dat heet, en politiek, aan een zowel<br />

anti-communisties als anti-kapitalisties beleid. Het woord beleid is wat zwaar trouwens<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hele on<strong>de</strong>rneming. Het ging dus om een paar mensen die dat <strong>voor</strong>ston<strong>de</strong>n.<br />

(Waarmee Emmens <strong>de</strong> Vinken-Goudsblomvleugel bedoel<strong>de</strong> - AF). De an<strong>de</strong>re vleugel,<br />

waartoe ik behoor<strong>de</strong>, was hier niet tegen, maar vond dat min<strong>de</strong>r interessant en was<br />

<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> een bepaald soort literatuur vanuit die persoonlijke toon, die dan <strong>de</strong>snoods<br />

bij gelegenheid wel eens door een katholiek geschreven mocht wor<strong>de</strong>n.’ 52<br />

Tussen <strong>de</strong>ze twee herrieën<strong>de</strong> partijen moest Rob Nieuwenhuys telkens maar <strong>de</strong><br />

brandjes zien te blussen. En dat was niet altijd even makkelijk met ook nog <strong>de</strong> hete<br />

a<strong>de</strong>m van Geert van Oorschot in zijn nek. De uitgever had later zo zijn eigen versie<br />

van het conflict: ‘Vinken was <strong>de</strong> enige strijdbare figuur van <strong>de</strong> groep, hij had heel<br />

dui<strong>de</strong>lijk in zijn kop wat hij wil<strong>de</strong>, maar kreeg daar geen meer<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong>. Hij wou<br />

een blad maken van anti-katholieke signatuur. Als hij daarover sprak wer<strong>de</strong>n<br />

Eijkelboom, Emmens en Smit eigenlijk door hem weggedrukt. Vinkens argumentatie<br />

was niet gering. Zo ontstond er langzaam maar zeker erosie tussen <strong>de</strong> redacteuren.’<br />

De vaak onvolwassen ruzies waar enorm veel rivaliteit bij kwam kijken, kwamen<br />

het schrijven niet ten goe<strong>de</strong>. De heren redacteuren had<strong>de</strong>n geroe-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


239<br />

pen dat ze het wel eens even zou<strong>de</strong>n gaan doen, maar daar kwam geen klote van<br />

terecht. Ik <strong>de</strong>nk dat ik toen tegen ze heb gezegd: jullie zijn best aardige jongens en<br />

jullie hebben prachtige plannen, maar dit lijkt wel een soort kleuterklas. Jullie willen<br />

allemaal een automobiel hebben maar jullie weten niet hoe je <strong>de</strong> frictie of <strong>de</strong> rem<br />

moet bedienen, laat staan dat jullie weten hoe <strong>de</strong> motor functioneert.<br />

Het enige wat <strong>de</strong> heren <strong>de</strong><strong>de</strong>n was in het wil<strong>de</strong> weg joy-rij<strong>de</strong>n en tegen elkaar<br />

opbotsen. Daar kwam niets an<strong>de</strong>rs dan panne en blikscha<strong>de</strong> van. Op een goed moment<br />

begon ik daar genoeg van te krijgen en heb ik gezegd: zo gaat het niet meer. Ik heb<br />

me nooit met <strong>de</strong> redactie bemoeid, alleen als ze nalatig waren dan sleepte ik overal<br />

artikelen en gedichten weg. Ik was in mijn eentje blijkbaar beter in staat om <strong>de</strong> kopij<br />

bij elkaar te krijgen dan <strong>de</strong> hele redactie.’ 53<br />

Van Oorschot had zichzelf hier niet beter kunnen typeren. Het bazige karakter van<br />

<strong>de</strong> uitgever werkte katalyserend op een snelle uiteenbarsting van <strong>de</strong> redactie. Dat<br />

blijkt wel uit een brief die Rob Nieuwenhuys nog geen twee maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong><br />

verschijning van het eerste <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-nummer aan Van Oorschot schreef. ‘Waarschijnlijk<br />

door je ongerustheid en emotionaliteit (maar ergens eindigt een beroep hierop) loop<br />

je mij telkens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> voeten, laadt op mijn rug alle moeilijkhe<strong>de</strong>n en stelt me dan<br />

nog in gebreke en hoe! En hoe kan je dan nog van ons vergen en in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

van mij dat ik <strong>de</strong> lust of zelfs maar het plichtsgevoel opbreng om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kopij te<br />

zorgen. (...) Ondanks al je verzekeringen treed je telkens eigenmachtig op en tracht<br />

je het redactioneel beleid te doorkruisen met een beroep op het commercieel belang.<br />

(...) Deze situatie is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> redactie onaanvaardbaar, omdat ze verwarring schept<br />

en ons een druk oplegt die na<strong>de</strong>lig is <strong>voor</strong> het tijdschrift. (...) Waar <strong>de</strong> commerciële<br />

en redactionele verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> samenwerking tussen ons moeilijk<br />

blijken geschei<strong>de</strong>n te kunnen wor<strong>de</strong>n, is er o.i maar één logische oplossing: <strong>de</strong><br />

samenvoeging van bei<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n in één persoon en die persoon kan<br />

niemand an<strong>de</strong>rs dan jij zijn.’ En Nieuwenhuys eindig<strong>de</strong>, gesteund door ditmaal <strong>voor</strong><br />

één keer een eensgezin<strong>de</strong> redactie: ‘De redactie stelt daarom <strong>voor</strong> dat jij <strong>voor</strong>taan<br />

optreedt als commercieel en redactioneel lei<strong>de</strong>r. Op onze me<strong>de</strong>werking kan je rekenen<br />

en waarschijnlijk zal <strong>de</strong>ze groter wor<strong>de</strong>n als wij niet meer on<strong>de</strong>rhevig zijn aan <strong>de</strong><br />

druk die <strong>de</strong> samenwerking ons oplegt.’ 54<br />

Vanwege <strong>de</strong> interne strijd kon <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aflevering van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> - zoals <strong>de</strong> redactie<br />

eigenlijk had beloofd - natuurlijk nooit een supernummer wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


240<br />

Hoewel we nu <strong>voor</strong> het eerst redacteur Wim Smit kon<strong>de</strong>n begroeten met een<br />

substantiële bijdrage over George Orwell, wekte <strong>de</strong> zoveelste rits John<br />

Donne-vertalingen van Jan Eijkelboom een nogal plichtmatige indruk. Voorts kwam<br />

Joop Goudsblom on<strong>de</strong>r het pseudoniem E. Haman met een nieuwe rubriek in<br />

aforisme-vorm op <strong>de</strong> proppen, ‘Domper’ geheten. In <strong>de</strong>ze eerste ‘Domper’ zaten<br />

weliswaar venijnige one-liners richting katholicisme, maar veel om het lijf had het<br />

niet.<br />

Vermel<strong>de</strong>nswaard is ver<strong>de</strong>r iemand die het nog ver zou schoppen in journalistiek<br />

Ne<strong>de</strong>rland: Renate Rubinstein. Ze zou in Vrij Ne<strong>de</strong>rland roem vergaren met haar<br />

Tamar-columns, maar hier in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> <strong>de</strong>ed ze het <strong>voor</strong>al goed als reporter. Haar<br />

verslagje van 'n uit <strong>de</strong> hand gelopen Podium-dichtersavond was fris en grappig. De<br />

grootste or<strong>de</strong>verstoor<strong>de</strong>r die ze er tegenkwam was overigens: ‘De heer F. Bolkestein,<br />

een jonge man met het uiterlijk dat in vroeger jaren typerend <strong>voor</strong> een stu<strong>de</strong>nt geacht<br />

werd.’<br />

Maar van leuke stukjes en rubriekjes moest het ernstig bedoel<strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> het toch<br />

niet echt hebben. En hoe ging dat nu ver<strong>de</strong>r na die enorme aanvaring tussen redactie<br />

en uitgever? In ie<strong>de</strong>r geval wees Van Oorschot het <strong>voor</strong>stel van Nieuwenhuys af. Nu<br />

al na een paar nummers een aftre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> redactie met als gevolg dat hij zelf het<br />

redactionele roer in han<strong>de</strong>n moest nemen: dat weiger<strong>de</strong> hij. Intussen werd <strong>de</strong> interne<br />

crisis steeds erger en was Van Oorschot doodsbenauwd dat <strong>de</strong> buitenwacht er lucht<br />

van zou krijgen: ‘Niets is na<strong>de</strong>liger <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> dan dat <strong>de</strong> buitenwacht (en we hebben<br />

gelukkig alleen maar veel vijan<strong>de</strong>n en weinig vrien<strong>de</strong>n) <strong>de</strong> redactie reeds na het<br />

vijf<strong>de</strong> nummer uit elkaar ziet springen. (...) Een enkele me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van een van jullie<br />

aan een enkel an<strong>de</strong>r mens brengt na een aantal dagen <strong>de</strong> vuile was bij <strong>Tira<strong>de</strong></strong> in <strong>de</strong><br />

kroeg van Scheltema op <strong>de</strong> Nieuwezijds.’ 55<br />

Hoe dan wel te han<strong>de</strong>len? Uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ed Van Oorschot een drietal<br />

tegen<strong>voor</strong>stellen. Of een redactie bestaan<strong>de</strong> uit Emmens en Eijkelboom, of een met<br />

Emmens, Eijkelboom en Smit of een met Emmens, Eijkelboom en Nieuwenhuys.<br />

Vinken en Goudsblom kwamen ineens in het hele verhaal niet meer <strong>voor</strong>. Dat kon<br />

Goudsblom nog maar weinig schelen, hij had het intussen wel gezien bij <strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

Maar Vinken bleef er min<strong>de</strong>r onverschillig on<strong>de</strong>r en schreef aan Rob Nieuwenhuys:<br />

‘Ik mag je misschien in herinnering brengen dat ik niet altijd er zomaar bij heb<br />

gehangen, maar dat ik steeds, en <strong>voor</strong>al aan het begin van onze on<strong>de</strong>rneming, actief<br />

heb meegedaan. Ik durf in ie<strong>de</strong>r geval te zeggen, dat ik meer aan dit blad heb gedaan<br />

tot nu toe dan <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Utrechters bij elkaar, en misschien wel op jou na het meeste.<br />

Ik heb - toegegeven - niet geschreven in <strong>de</strong> eerste zes nummers van het<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


241<br />

blad, maar dat lijkt mij in redactionele aangelegenhe<strong>de</strong>n niet <strong>de</strong> maat van alle<br />

dingen.’ 56<br />

Het ging allang niet meer over kopij, een koers of <strong>de</strong> inhoud bij <strong>Tira<strong>de</strong></strong>. De heren<br />

bestre<strong>de</strong>n elkaar nu over wie het meeste had gedaan. Dit kin<strong>de</strong>rachtige gekissebis<br />

was Rob Nieuwenhuys intussen goed zat. Hij schreef aan Vinken: ‘In verband met<br />

<strong>de</strong> discussie wil ik <strong>voor</strong>opstellen dat ik om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen niet meer <strong>de</strong>el wil<br />

uitmaken van <strong>de</strong> redactie. Ik zal geen bezwaar maken tegen het behoud van mijn<br />

naam op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> en wel zal ik blijven me<strong>de</strong>werken (ook <strong>voor</strong> het verkrijgen<br />

van kopij) maar aan het eigenlijke redactionele werk wil ik geen <strong>de</strong>el meer hebben.’ 57<br />

Maar zo makkelijk was het niet <strong>voor</strong> Nieuwenhuys om zich te onttrekken aan het<br />

interne gekrakeel. Op 31 mei 1957 was ook hij van <strong>de</strong> partij bij een uitermate verhitte<br />

redactieverga<strong>de</strong>ring. Daar wer<strong>de</strong>n nog eens alle mogelijke redactiecombinaties<br />

doorgesproken. Verrassend genoeg kreeg uitein<strong>de</strong>lijk Pierre Vinken zijn zin. Want<br />

een dag later suggereer<strong>de</strong> Nieuwenhuys Van Oorschot per brief om ‘met ingang van<br />

het 9<strong>de</strong> nummer <strong>de</strong> redactie van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> over te laten aan <strong>de</strong> combinatie<br />

Vinken-Goudsblom’. 58 Het <strong>voor</strong>stel viel niet in goe<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> uitgever. Met een<br />

afstan<strong>de</strong>lijk U-briefje - dat aangaf dat <strong>de</strong> verhoudingen volledig verziekt waren -<br />

reageer<strong>de</strong> hij: ‘Mijne Heren, In antwoord op Uw brief dd. 1 juni <strong>de</strong>el ik U na rijp<br />

beraad me<strong>de</strong> Uw <strong>voor</strong>stel om met met ingang van het negen<strong>de</strong> nummer <strong>de</strong> Redactie<br />

te doen bestaan uit <strong>de</strong> Heren Vinken en Goudsblom, niet te kunnen accepteren.’ 59 De<br />

redactie had nog een min<strong>de</strong>rheids<strong>voor</strong>stel achter <strong>de</strong> hand - namelijk een redactie<br />

waarin Emmens, Eijkelboom en Smit zou<strong>de</strong>n moeten zetelen - maar ook dat wees<br />

Van Oorschot nu resoluut van <strong>de</strong> hand. Om <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> te beperken wil<strong>de</strong> hij het liefst<br />

tot het ein<strong>de</strong> van jaargang op ou<strong>de</strong> voet ver<strong>de</strong>r. Medio 1957 smeekte hij nog eens:<br />

‘Ik verzoek U dringend allen, in <strong>de</strong> gegeven omstandighe<strong>de</strong>n, tot het laatste nummer<br />

van <strong>de</strong>ze jaargang te blijven.’ 60<br />

Niet dat hij achteraf als enige schuldige moet wor<strong>de</strong>n aangewezen van het <strong>de</strong>bacle.<br />

Maar we kunnen achteraf rustig stellen dat indien <strong>de</strong> uitgever zich niet zo nors en<br />

onberekenbaar was blijven gedragen tegenover <strong>de</strong> redactie, dan had <strong>de</strong>ze ‘het zinkend<br />

schip <strong>Tira<strong>de</strong></strong>’ - zoals het inmid<strong>de</strong>ls on<strong>de</strong>rling werd genoemd 61 - niet <strong>voor</strong>tijdig verlaten.<br />

Maar Van Oorschot bestookte <strong>de</strong> redacteuren maar met ultimatums, bleef hen<br />

schofferen met kort aangebon<strong>de</strong>n ‘Mijne Heren-briefjes’. Bovendien had hij er een<br />

handje van zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>r overleg beslissingen te forceren. Zo besloot hij op 14<br />

augustus 1957 geheel onverwachts: ‘De resteren<strong>de</strong> 4 nummers van <strong>de</strong>ze<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


242<br />

jaargang zullen dus door Nieuwenhuys wor<strong>de</strong>n geredigeerd.’ 62 De redacteuren, cq.<br />

oprichters van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> waren zich ter<strong>de</strong>ge bewust van hun nalatigheid, maar tegen<br />

zoveel grillig gedrag waren ze niet meer opgewassen. Pierre Vinken hoef<strong>de</strong> niet meer<br />

lang na te <strong>de</strong>nken en antwoord<strong>de</strong> meteen per omgaan<strong>de</strong>: ‘Waar<strong>de</strong> Geert, Je brief van<br />

gisteren is <strong>de</strong> druppel geweest die - na al je intriges van <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n - <strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>-beerput bij mij heeft doen overlopen. In het mid<strong>de</strong>n gelaten welk standpunt<br />

ik in <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-kwesties inneem, vind ik dat jij je bij <strong>voor</strong>tduring en op ontoelaatbare<br />

wijze hebt bemoeid met zaken die alleen <strong>de</strong> redactie aangaan. Het is dui<strong>de</strong>lijk, lijkt<br />

mij, dat <strong>Tira<strong>de</strong></strong> slechts door jou alleen op bevredigen<strong>de</strong> wijze kan wor<strong>de</strong>n<br />

geredigeerd.’ 63 De overige redacteuren reageer<strong>de</strong>n niet an<strong>de</strong>rs. Zo schreef Joop<br />

Goudsblom ironisch aan Van Oorschot: ‘ik verheug me met jou in het feit dat je nu<br />

<strong>de</strong>finitief van alle konkelconferenties met <strong>de</strong> overige redacteuren ontslagen bent. Ik<br />

verzoek je ter bekrachtiging van <strong>de</strong>ze gelukkige oplossing mijn naam met ingang<br />

van het September-nummer van het omslag te verwij<strong>de</strong>ren.’ 64 Alleen Rob<br />

Nieuwenhuys vertrok niet. Niemand die het hem echt kwalijk nam, want dat hij bleef<br />

was niet uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Van Oorschot maar uit ‘hereditair plichtsgevoel’ <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>,<br />

zoals hij het zelf uitdrukte. Al eer<strong>de</strong>r had hij besloten om <strong>de</strong>snoods tegen zijn zin in<br />

tot het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste jaargang aan te blijven als een soort redactiesecretaris.<br />

‘Deze laatste oplossing moet gezien wor<strong>de</strong>n als een noodoplossing die me zelf zeer<br />

bezwaart,’ schreef hij schuldbewust. 65 Nieuwenhuys trok zich meteen terug bij aanvang<br />

van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> jaargang.<br />

Geert van Oorschots experiment om met ‘talentvolle jonge mensen’ die in letterenland<br />

zo goed als onbekend waren een tijdschrift te runnen was me<strong>de</strong> door zijn eigen<br />

toedoen finaal mislukt. Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> jaargang speel<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitgever op zeker en<br />

stel<strong>de</strong> hij als nieuwe redactie een gerenommeer<strong>de</strong>r gezelschap <strong>voor</strong>. Remco Campert,<br />

Adriaan Morriën en J.J. Klant behoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> ververste manschappen. Daarnaast<br />

kregen <strong>de</strong> kunstenaars met Nico Wijnberg ook een serieuze vertegenwoordiging in<br />

<strong>de</strong> redactie. En blijkbaar wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> eigengerei<strong>de</strong> uitgever <strong>de</strong> touwtjes dit keer stevig<br />

in han<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, want an<strong>de</strong>rs had hij zichzelf niet ook aan <strong>de</strong> redactie toegevoegd.<br />

Alle ellen<strong>de</strong> van het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> jaar moest maar snel vergeten wor<strong>de</strong>n. Toch wer<strong>de</strong>n<br />

Jan Emmens, Jan Eijkelboom, Joop Goudsblom, J.W. Smit en Pierre Vinken - ‘<strong>de</strong><br />

steigeren<strong>de</strong> jongeren’ die ‘misschien wel iets met ons hele va<strong>de</strong>rland (wil<strong>de</strong>n) doen’ 66<br />

- in ere gehou<strong>de</strong>n. Want het <strong>voor</strong>woord bij <strong>de</strong> nieuwe jaargang open<strong>de</strong> met: ‘De<br />

naam van het tijdschrift dat met dit num-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


243<br />

mer zijn twee<strong>de</strong> jaargang begint, duidt geen programma aan en geen belofte, maar<br />

is een uitdrukking van <strong>de</strong> scepsis van zijn oprichters. De nieuwe redactie van <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

zal op hun weg <strong>voor</strong>tgaan, want ook zij is zich ervan bewust dat woor<strong>de</strong>n, hoe<br />

indrukwekkend, geen won<strong>de</strong>rmid<strong>de</strong>len zijn waarmee <strong>de</strong> wereld op poten kan wor<strong>de</strong>n<br />

gezet. Men beschouwe <strong>de</strong> naam op <strong>de</strong> omslag dus als een waarschuwing <strong>voor</strong> <strong>de</strong>genen<br />

die er binnen <strong>de</strong> volstrekte waarheid verwachten te vin<strong>de</strong>n.’<br />

NB: Bijzon<strong>de</strong>re dank ben ik verschuldigd aan Pierre Vinken, die met het ter<br />

beschikking stellen van zijn persoonlijke archief <strong>de</strong> belangrijkste fundamenten lever<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> dit artikel.<br />

Eindnoten:<br />

1 In het vervolg wordt geciteerd uit: <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 60, <strong>de</strong>cember 1961.<br />

2 Joop Goudsblom, ‘<strong>Tira<strong>de</strong></strong> oprichting en eerste jaargang’. Propria Cures, 20 januari 1962<br />

(Dies-nummer).<br />

3 Ad Fransen, ‘Parasol, een korte <strong>voor</strong>zomer in <strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>’. <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

300. September/<strong>de</strong>cember 1985.<br />

4 Geert van Oorschot, ‘Voor <strong>de</strong> gelegenheid’. In <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 200, okt./nov./<strong>de</strong>c. 1974.<br />

5 G.A. van Oorschot, ‘Jan Emmens’. <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 180 (Emmens-nummer), oktober 1972.<br />

6 E. Reil, ‘Voor een grimmige onenigheid’. Propria Cures, 29 november 1955.<br />

7 Ernst Reil, ‘Libertinage en <strong>de</strong> Literatuurgeschie<strong>de</strong>nis. Wie niet sterk is moet objectief zijn’.<br />

Propria Cures, 17 augustus 1955.<br />

8 Eijk (= Jan Eijkelboom, red.), ‘In memoriam Libertinage’. Propria Cures, 22 januari 1955.<br />

9 Zie noot 4.<br />

10 E. Reil, ‘Voor <strong>de</strong> Bijl’. Propria Cures, 10 <strong>de</strong>cember 1955.<br />

11 Vinken aan Van Oorschot, 19 november 1955.<br />

12 Van Oorschot aan Vinken, 22 november 1955.<br />

13 Vinken aan Van Oorschot, 23 november 1955.<br />

14 Nieuwenhuys aan Vinken, 17 november 1955.<br />

15 Gesprek met Van Oorschot, Ad Fransen 9 maart 1984.<br />

16 Informatie over het contact tussen Nieuwenhuys en Eijkelboom is afkomstig uit een interview<br />

van Ad Fransen met Jan Eijkelboom, 29 <strong>de</strong>cember 1983.<br />

17 Gesprek met Rob Nieuwenhuys, Ad Fransen 8 <strong>de</strong>cember 1983.<br />

18 Eijkelboom aan Vinken, 28 juli 1955.<br />

19 Vinken aan Goudsblom en Eijkelboom, 8 augustus 1955.<br />

20 Goudsblom aan Vinken, 22 augustus 1955.<br />

21 Goudsblom aan Vinken, 28 augustus 1955.<br />

22 Brief Vinken aan Eijkelboom en Goudsblom, 8 augustus 1955.<br />

23 Goudsblom aan Vinken 8 februari 1956. Overigens zou Goudsblom zijn aforismen uitein<strong>de</strong>lijk<br />

niet uitgegeven bij Van Oorschot, maar als Boekvink bun<strong>de</strong>len bij Querido on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />

Pasmunt.<br />

24 Zie noot 15.<br />

25 Zie noot 21.<br />

26 Vinken aan Joop Goudsblom, 9 februari 1956.<br />

27 Nieuwenhuys aan Vinken, 29 maart 1956.<br />

28 Nieuwenhuys aan Jan Eijkelboom, 9 juli 1956.<br />

29 Vinken aan Van Nor<strong>de</strong>n, 20 augustus 1956.<br />

30 Propria Cures, Dies-nummer, 20 januari 1962.<br />

31 Zie noot 5.<br />

32 Concept-Redactioneel van Vinken, 11 september 1956.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


33 Nieuwenhuys aan Vinken, 20 augustus 1956.<br />

34 Vinken aan Nieuwenhuys, 22 augustus 1956.<br />

35 Zie noot 32.<br />

36 Dit kunnen we aflei<strong>de</strong>n uit een brief van Nieuwenhuys aan Eijkelboom, 3 september 1956.<br />

37 Stencil van Concept-Redactioneel. Door Vinken achteraf eind 1956 gedateerd.<br />

38 Vinken aan Nieuwenhuys, 22 augustus 1956.<br />

39 Goudsblom aan Eijkelboom, 11 oktober 1956.<br />

40 Brochure <strong>voor</strong> boekhan<strong>de</strong>l en pers, uitgegeven op het A4-formaat van het toekomstige <strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

41 Jan Eijkelboom zou later zelfs een lyrische monografie schrijven over Lucebert: J. Eijkelboom,<br />

Lucebert. Meulenhoff, Amsterdam 1964.<br />

42 Zie noot 16.<br />

43 Van Nor<strong>de</strong>n aan Vinken, 18 augustus 1956.<br />

44 Nieuwenhuys aan Vinken, Eijkelboom en Goudsblom. September 1956, niet exact gedateerd.<br />

45 <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 4, 15 april 1957.<br />

46 Zie noot 44.<br />

<strong>47</strong> Jacques Gans, ‘<strong>Tira<strong>de</strong></strong> en Oblomov’. De Telegraaf.<br />

48 Anoniem, ‘Een nieuw maandblad met een eigen toon’. NRC.<br />

49 Vinken aan Nieuwenhuys, 25 januari 1957.<br />

50 Dit blijkt uit een brief van Nieuwenhuys aan Van Oorschot, februari 1957, waarin Nieuwenhuys<br />

nog maar eens herhaalt wat Van Oorschot hem heeft verteld: ‘jij hebt mij bij <strong>de</strong> verschijning<br />

van het eerste nummer gecomplimenteerd (“het mocht er zijn”, zei je).’<br />

51 Nieuwenhuys aan Van Oorschot, februari 1957.<br />

52 Interview met Jan Emmens door J. Boersma en J. Roelands. <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 143, 1969.<br />

53 Zie noot 15.<br />

54 Nieuwenhuys aan Van Oorschot, 9 maart 1957.<br />

55 Vertrouwelijk stuk van Van Oorschot aan <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redactie, mei 1957.<br />

56 Vinken aan Nieuwenhuys, 28 mei 1957.<br />

57 Nieuwenhuys aan Vinken, 29 mei 1957.<br />

58 Nieuwenhuys aan Van Oorschot, 1 juni 1957.<br />

59 Van Oorschot aan <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redactie, 7 juni 1957.<br />

60 Van Oorschot aan <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redactie, 26 juli 1957.<br />

61 Nieuwenhuys zegt in een brief aan <strong>de</strong> redactie op 6 augustus 1957: ‘We kunnen nu als redactie<br />

en bloc aftre<strong>de</strong>n en het zinkend schip <strong>Tira<strong>de</strong></strong> (cursivering AF) verlaten. Persoonlijk voel ik daar,<br />

<strong>voor</strong>al tegenover <strong>de</strong> buitenwereld, weinig <strong>voor</strong>.’<br />

62 Van Oorschot aan <strong>de</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong>-redactie, 14 augustus 1957.<br />

63 Vinken aan Van Oorschot, 15 augustus 1957.<br />

64 Goudsblom aan Van Oorschot, 15 augustus 1957.<br />

65 Zie noot 61.<br />

66 Zie noot 4.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


246<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


2<strong>47</strong><br />

Bijlage II<br />

Over <strong>de</strong> tekeningen van Marcel van Ee<strong>de</strong>n<br />

‘Over <strong>de</strong> nog altijd erbarmelijke wijze waarop op <strong>de</strong> meeste mid<strong>de</strong>lbare scholen <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> literatuur en het hel<strong>de</strong>r lezen wordt afgeleerd’ (p. 24, 64, 217, 246).<br />

‘Over het verdwijnen van boekhan<strong>de</strong>ls en uitgeverijen’ (p. 88)<br />

‘Maar er zou ook door onconventionele, kritische beoor<strong>de</strong>laars geschreven moeten<br />

wor<strong>de</strong>n over muziek, film, theater, <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunsten in al hun<br />

verschijningsvormen...’ (uit <strong>de</strong> inleiding bij <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 200; p. 98).<br />

‘Over het niet meer bestaan van Boutens en Henriette Roland Holst als dichters’ (p.<br />

187).<br />

‘Over <strong>de</strong> rol die radio en televisie zou<strong>de</strong>n kunnen spelen als het er werkelijk om zou<br />

gaan het luisteren<strong>de</strong> en kijken<strong>de</strong> publiek tot lezen en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur op te<br />

voe<strong>de</strong>n...’ (p. 132).<br />

‘Over het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> onze literatuur’ (p. 7, 46, 146).<br />

‘Over <strong>de</strong> veronachtzaming van Slauerhoff’ (p. 163).<br />

‘Over <strong>de</strong> Vijftigers en <strong>de</strong> terugkeer van rijm en strofen in <strong>de</strong> poëzie...’ (p. 168).<br />

‘Over het kunstwerk van Ot en Sien’ (p. 121).<br />

‘Over het <strong>bibliotheek</strong>wezen’ (p. 198).<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


248<br />

Bijlage III<br />

Over <strong>Tira<strong>de</strong></strong> en wat haar eerste uitgever ervan verwachtte<br />

Voor <strong>de</strong> gelegenheid; inleiding bij <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 200, 1974<br />

Eerst had ik er niets aan willen doen, aan dit 200ste nummer. Bij elk <strong>de</strong>cembernummer<br />

immers slaak ik een zucht van verlichting dat er weer een jaargang op zit en dat het<br />

nu maar eens <strong>de</strong> laatste moet zijn. De <strong>voor</strong>bereidingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe jaargang zijn<br />

dan echter al weer zo ver gevor<strong>de</strong>rd, dat het onmogelijk is nog te stoppen en het<br />

januarinummer is er eer<strong>de</strong>r dan ik weet. Terwijl ik nu, met dit laatste nummer <strong>de</strong><br />

weg naar het 250ste ben ingeslagen. Maar waarom overweeg ik dan ie<strong>de</strong>r jaar<br />

opheffing en doe ik het niet. Het heeft te maken met het feit, dat ik altijd een blad<br />

bij <strong>de</strong> hand wil hebben, waarin ik zonodig zelf het woord kan nemen <strong>voor</strong> het uur<br />

dat ik een wapen nodig heb. Een Hy<strong>de</strong> Park moet er immers altijd blijven. Er is nog<br />

een re<strong>de</strong>n waarom ik <strong>Tira<strong>de</strong></strong> beschikbaar wil hou<strong>de</strong>n: nl. <strong>de</strong> hoop dat er nog eens<br />

redacteuren zullen opstaan, die van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> gaan maken wat het altijd had willen zijn,<br />

maar nooit helemaal gewor<strong>de</strong>n is. <strong>Tira<strong>de</strong></strong> is immers het blad dat nauwelijks<br />

schrijven<strong>de</strong> redacteuren heeft gekend.<br />

Ik herinner mij als <strong>de</strong> dag van gisteren dat Rob Nieuwenhuys opgetogen bij me<br />

kwam met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat hij nú een groep talentvolle intelligente jonge mensen<br />

had gevon<strong>de</strong>n die van ongeduld ston<strong>de</strong>n te trappelen om een tijdschrift te beginnen.<br />

Vanzelfsprekend werd ik door <strong>de</strong> gulle geestdrift van Nieuwenhuys aangestoken, al<br />

had ik <strong>de</strong> malaise en on<strong>de</strong>rgang van Libertinage nog niet vergeten. Een groep<br />

steigeren<strong>de</strong> jongeren, blakend van energie en die bovendien zo intelligent zijn dat<br />

ze sceptisch zijn en geen kant en klare oplossingen bij <strong>de</strong> hand hebben! Ze wil<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> literatuur iets doen. Ze wil<strong>de</strong>n misschien wel iets met ons hele va<strong>de</strong>rland<br />

doen, was mijn naïeve verwachting.<br />

Zo'n groep jongeren magje niet dwarsbomen en moetje <strong>de</strong> ruimte geven die ze<br />

zeggen nodig te hebben. En zo begon <strong>Tira<strong>de</strong></strong> met Emmens, Smit, Goudsblom,<br />

Eijkelboom, Vinken en Nieuwenhuys. Nog <strong>voor</strong> verschijning van het eerste nummer<br />

barstten <strong>de</strong> meningsverschillen en <strong>de</strong> twisten los<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


249<br />

omtrent <strong>de</strong> koers van het blad. Dat er getwist werd was natuurlijk nuttig en<br />

vanzelfsprekend, maar er wer<strong>de</strong>n zoveel nachtelijke uren aan besteed en zoveel<br />

‘concept-programma's’ gewisseld, dat er <strong>voor</strong> schrijven nauwelijks of geen tijd<br />

overbleef. En daar was het <strong>de</strong> heren toch om begonnen, had ik gedacht. In dat<br />

beginjaar al werd mij <strong>de</strong> taak opgedrongen <strong>voor</strong> elk nummer zoveel mogelijk goe<strong>de</strong><br />

kopij te vergaren, een taak waar ik mij nooit meer van heb kunnen vrijmaken. De<br />

beginredactie heeft het ruim een jaar volgehou<strong>de</strong>n en is daarna door vele an<strong>de</strong>ren<br />

gevolgd. Ik zal hier <strong>de</strong> vele illustere namen niet releveren, maar het was een<br />

respectabel lijstje<br />

Alle redacteuren waren het blad zeer toegewijd, <strong>de</strong> redactieverga<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n<br />

trouw bezocht, over <strong>de</strong> binnenkomen<strong>de</strong> kopij werd langdurig of in het geheel niet<br />

gediscussieerd, en <strong>de</strong> malaise waartoe niet schrijven<strong>de</strong> redacteuren een blad<br />

veroor<strong>de</strong>len werd met kwinkslagen en spot bestre<strong>de</strong>n. Maar <strong>Tira<strong>de</strong></strong> is nooit het geluk<br />

te beurt gevallen redacteuren te hebben, die het blad een dui<strong>de</strong>lijk eigen gezicht<br />

gaven, die <strong>de</strong> literatuur kritisch bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n of begeleid<strong>de</strong>n, die een team vorm<strong>de</strong>n<br />

dat zich afzette tegen of on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong> van an<strong>de</strong>re teams. Het kwam misschien wel<br />

me<strong>de</strong> daardoor, dat ook die ‘an<strong>de</strong>re teams’ ontbraken. Omdat alle redacteuren zich<br />

ten slotte ‘gevangene’ gingen voelen heb ik ze maar verzocht weg te gaan en ben ik<br />

blijven doen wat ik vanaf het begin gedaan heb. <strong>Tira<strong>de</strong></strong> kon blijkbaar zon<strong>de</strong>r redactie<br />

blijven verschijnen. In dit opzicht mag het blad tenminste uniek heten.<br />

Is <strong>Tira<strong>de</strong></strong> een bijzon<strong>de</strong>r, een ‘uitstekend’ blad? Nee, dat is het niet. Ik weet niet of<br />

er veel lezers zijn die reikhalzend en met ongeduld naar een volgen<strong>de</strong> nummer uitzien.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> is een aardig, leesbaar blad. En zo af en toe heeft het een volwaardig excellent<br />

nummer. Maar is dat op zich zelf voldoen<strong>de</strong> het blad alsmaar te continueren? En wat<br />

zou <strong>Tira<strong>de</strong></strong> eigenlijk moeten zijn? De vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord.<br />

Als ik meer gelezen had en meer tijd had kunnen vrijmaken om mij te verdiepen in<br />

die problemen en gebie<strong>de</strong>n die mij van jongsaf hebben geboeid, zou het mij<br />

gemakkelijker vallen aan te geven hoe <strong>Tira<strong>de</strong></strong> zou kunnen voldoen aan mijn behoeften<br />

als lezer.<br />

Naast het publiceren van romans, verhalen en gedichten zou het literaire essay in<br />

geen nummer mogen ontbreken. Een literair tijdschrift dient niet alleen te informeren<br />

en te signaleren, maar dient zijn oor<strong>de</strong>el uit te spreken over hetgeen er in <strong>de</strong> wereld<br />

van kunst en literatuur verschijnt. Zo'n tijdschrift behoort een critische zeef te zijn,<br />

waarop alleen het waar<strong>de</strong>volle en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


250<br />

authentieke blijft liggen, en waar <strong>de</strong> literaire humbug en aanstellerij gena<strong>de</strong>loos<br />

doorheen valt.<br />

Maar er zou ook door onconventionele, kritische beoor<strong>de</strong>laars geschreven moeten<br />

wor<strong>de</strong>n over muziek, film, theater, <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunsten in al hun<br />

verschijningsvormen, vanuit een nooit aflaten<strong>de</strong> nieuwsgierigheid naar alles wat op<br />

dit gebied vreemd en nieuw en vaak overrompelend is, om ook daarin <strong>de</strong> kitsch van<br />

<strong>de</strong> kwaliteit te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Er zou ook geschreven dienen te wor<strong>de</strong>n:<br />

over <strong>de</strong> verhouding van <strong>de</strong> overheid tot <strong>de</strong> kunst<br />

over <strong>de</strong> verhouding van <strong>de</strong> schrijver tot <strong>de</strong> collectiviteit over <strong>de</strong> kunstpolitiek<br />

over het nut en of <strong>de</strong> wenselijkheid van subsidies en literaire prijzen over <strong>de</strong><br />

domme en geborneer<strong>de</strong> literaire naschrijf-kritiek in dag- en weekbla<strong>de</strong>n, of zelfs<br />

het geheel ontbreken daarvan<br />

over <strong>de</strong> rol die radio en televisie zou<strong>de</strong>n kunnen spelen als het er werkelijk om<br />

zou gaan het luisteren<strong>de</strong> en kijken<strong>de</strong> publiek tot lezen en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur<br />

op te voe<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> sociale positie van <strong>de</strong> schrijver<br />

over schrijverschap en politiek<br />

over het <strong>bibliotheek</strong>wezen<br />

over <strong>de</strong> nog altijd erbarmelijke wijze waarop op <strong>de</strong> meeste mid<strong>de</strong>lbare scholen<br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> literatuur en het hel<strong>de</strong>r lezen wordt afgeleerd<br />

over <strong>de</strong> wijze waarop aan <strong>de</strong> meeste van onze hogescholen <strong>de</strong> literatuurstudie<br />

tot een terrein van i<strong>de</strong>ologische terreur en spraakverwarring is gewor<strong>de</strong>n<br />

over journalistiek en literatuur<br />

over het bijna ontbreken in onze literatuur van <strong>de</strong> biografie<br />

over Belle van Zuylen<br />

over het Letterkundig Museum<br />

over het nut van <strong>de</strong> streekroman <strong>voor</strong> onze literatuur<br />

over het sociale realisme in <strong>de</strong> communistische lan<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> Vogelaars en <strong>de</strong> verwarring <strong>de</strong>r geesten<br />

over <strong>de</strong> erbarmelijke stijl van <strong>de</strong> officiële kunstnota's<br />

over <strong>de</strong> poëzie van Bob Dylan<br />

over het bargoens<br />

over het uitsterven van <strong>de</strong> bibliofiel<br />

over het blijven negeren van Multatuli door het Ne<strong>de</strong>rlandse volk<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


251<br />

over <strong>de</strong> overschatting van Hoornik<br />

over Hanlo en <strong>de</strong> paradox<br />

over <strong>de</strong> schrijvers van <strong>de</strong> ‘kleine dunne boekjes’<br />

over het kunstwerk van Ot en Sien<br />

over het verdwijnen van boekhan<strong>de</strong>ls en uitgeverijen<br />

over het doodzwijgen van Age Bijkaart<br />

over het niet meer bestaan van Boutens en Henriette Roland Holst als dichters<br />

over <strong>de</strong> veronachtzaming van Slauerhoff<br />

over <strong>de</strong> Vijftigers en <strong>de</strong> terugkeer van strofen en rijm in <strong>de</strong> poëzie<br />

over <strong>de</strong> verontrusten<strong>de</strong> neergang van een groot literair talent (G.K. van het<br />

Reve)<br />

Ik noem hier <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vuist weg maar een aantal on<strong>de</strong>rwerpen dat met vele tientallen<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n vermeer<strong>de</strong>rd.<br />

Maar naast al <strong>de</strong>ze ‘binnenlandse’ aangelegenhe<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> belangrijkste<br />

schrijvers, dichters, boeken en literaire gebeurtenissen in het buitenland op <strong>de</strong> voet<br />

moeten wor<strong>de</strong>n gevolgd. Dit zou moeten geschie<strong>de</strong>n door ondogmatische, <strong>voor</strong> alle<br />

nieuwe stromingen en talenten en i<strong>de</strong>eën openstaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen.<br />

Wanneer ik meer mogelijkhe<strong>de</strong>n had gehad, zou ik getracht hebben zo'n tijdschrift<br />

te maken en er <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers in binnen- en buitenland <strong>voor</strong> te zoeken. Ik zou<br />

proberen <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>werkers bijeen te hou<strong>de</strong>n, te lei<strong>de</strong>n en te inspireren. Maar ik<br />

vrees dat er te weinig schrijvers zijn die tot het maken van een <strong>de</strong>rgelijk tijdschrift<br />

in staat en bereid zou<strong>de</strong>n zijn. Maar misschien zijn zij er wél: maar als ze er zijn heb<br />

ik het nooit gemerkt en dan zijn ze er ook eigenlijk niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong> is <strong>de</strong> weg naar het 250ste nummer ingeslagen. Ik hou mij van harte<br />

aanbevolen <strong>voor</strong> competente redacteuren. Ze moeten wel iets gelezen hebben en<br />

<strong>voor</strong>al: <strong>voor</strong>treffelijk kunnen schrijven en natuurlijk politiek onverdacht zijn, d.w.z.<br />

dat ze het met mij eens zijn dat schrijven alleen in volle vrijheid mogelijk is en dat<br />

<strong>de</strong> schrijver elke bemoeienis of dwang van staat, partij of i<strong>de</strong>ologie als volstrekt<br />

onaanvaardbaar afwijst.<br />

En zo bied ik dan hier het 200ste nummer van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> aan, waarin ik een groot<br />

aantal van mijn <strong>voor</strong>keuren heb bijeengegaard. Dat on<strong>de</strong>r meer Koolhaas, Kaleis,<br />

Michaelis, Witkampf, Bittremieux, Waasdorp en enkele an<strong>de</strong>ren ontbreken ligt buiten<br />

hun schuld. Mijn uitnodiging om een bijdrage had hun te laat bereikt. Dank aan alle<br />

me<strong>de</strong>werkers. Zij kunnen zich erop <strong>voor</strong>-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


252<br />

berei<strong>de</strong>n dat ik vanaf he<strong>de</strong>n regelmatiger en dringen<strong>de</strong>r een beroep op hen tot<br />

me<strong>de</strong>werking zal doen.<br />

En misschien dat na het lezen van dit nummer sommigen zullen zeggen: hè, <strong>Tira<strong>de</strong></strong><br />

heeft toch een dui<strong>de</strong>lijk en eigen gezicht.<br />

G.A. van Oorschot<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Me<strong>de</strong>werkers aan dit nummer<br />

253<br />

Frits Abrahams is journalist en verbon<strong>de</strong>n aan NRC Han<strong>de</strong>lsblad, waar vijfmaal per<br />

week zijn column DAG verschijnt. Zijn meest recente bun<strong>de</strong>ling ervan is Lief<strong>de</strong> en<br />

an<strong>de</strong>r leed (2002).<br />

Rob Anker is dichter en prozaïst. Voor zijn roman Een soort Engeland ontving hij<br />

<strong>de</strong> Libris Literatuurprijs 2002. Zijn meeste recente poëziebun<strong>de</strong>l is De<br />

broekbewapper<strong>de</strong> mens (2002).<br />

Maarten Asscher is werkzaam als Directeur Kunsten op het Ministerie van On<strong>de</strong>rwijs,<br />

Cultuur en Wetenschappen. In 2002 verschenen van hem <strong>de</strong> essaybun<strong>de</strong>l Dingenlief<strong>de</strong><br />

en <strong>de</strong> gedichtenbun<strong>de</strong>l Nachtvraat.<br />

Nico Dros is schrijver en historicus. Hij publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> romans Noor<strong>de</strong>rburen en<br />

Ter hoogte van het Salsa-paviljoen en <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Familiezaken. In mei 2003<br />

verscheen zijn bun<strong>de</strong>l historisch-literaire beschouwingen Het angstzweet <strong>de</strong>r<br />

kolonialen.<br />

Marcel van Ee<strong>de</strong>n is beel<strong>de</strong>nd kunstenaar. Hij maakt dagelijks een tekening, aan <strong>de</strong><br />

hand van ou<strong>de</strong> foto's van <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van <strong>voor</strong> zijn geboorte. In <strong>de</strong> zomer van 2003<br />

verscheen een catalogus van zijn werk, tegelijk met een overzichtstentoonstelling in<br />

het Gemeentemuseum in Den Haag.<br />

Stephan Enter <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in 1999 met <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Winterhan<strong>de</strong>n, die werd<br />

genomineerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Libris Literatuurprijs. Momenteel legt hij <strong>de</strong> laatste hand aan<br />

zijn eerste roman, die in 2004 zal verschijnen.<br />

Elsbeth Etty is literair recensent en columnist van NRC Han<strong>de</strong>lsblad. Zij schreef <strong>de</strong><br />

biografie van Henriette Roland Holst Lief<strong>de</strong> is heel het leven niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


254<br />

Jan Fontijn is auteur van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>lige biografie van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Tweespalt<br />

(1990) en Trots verbrijzeld (1996). Afgelopen <strong>voor</strong>jaar verscheen zijn roman<strong>de</strong>buut<br />

Biefstuk en benzine. Dit najaar verschijnt <strong>de</strong> essaybun<strong>de</strong>l Kijk naar <strong>de</strong> vis.<br />

Ad Fransen is redacteur van HP/De Tijd. In 2002 publiceer<strong>de</strong> hij De nadagen van<br />

Gerard Reve. Hij is een van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers aan <strong>de</strong> biografie van Pierre Vinken.<br />

Eva Gerlach schrijft poëzie en proza <strong>voor</strong> volwassenen en kin<strong>de</strong>ren. In 2000 ontving<br />

zij <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs. In 2002 verscheen on<strong>de</strong>r meer Daar ligt het<br />

(Gedichtendagbun<strong>de</strong>l) en Losse bedrading (korte prozateksten). In 2003 verscheen<br />

Een bed van mensenvlees (poëzie).<br />

Arnon Grunberg schreef on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> romans Blauwe maandagen, Figuranten,<br />

Fantoompijn en recentelijk De asielzoeker. Hij publiceert regelmatig in NRC<br />

Han<strong>de</strong>lsblad, VPRO-gids en Humo.<br />

Mirjam van Hengel is redacteur van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> en van uitgeverij Van Oorschot.<br />

Wim Hofman is schrijver en schil<strong>de</strong>r. Hij publiceer<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboeken, waaron<strong>de</strong>r Wim,<br />

Koning Wikkepokluk en, het meest recent, Zwart als inkt is het verhaal van<br />

Sneeuwwitje en <strong>de</strong> zeven dwergen. Ook vertaal<strong>de</strong> hij poëzie van Jacques Prévert.<br />

Aukje Holtrop is journaliste, schreef <strong>voor</strong> Trouw en Vrij Ne<strong>de</strong>rland is me<strong>de</strong>werkster<br />

bij <strong>de</strong> VPRO-radio. Ze schrijft een biografie van Nienke van Hichtum.<br />

D. Hooijer <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in 2001 met <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Kruik en kling. Ver<strong>de</strong>r schrijft<br />

ze poëzie en maakt ze tekeningen bij verhalen van haarzelf en an<strong>de</strong>ren.<br />

Atte Jongstra is schrijver, essayist en dichter. Hij publiceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> romans<br />

Groente (1991) en Huldigers hooglied (1999). In 2002 verscheen De tak van Salzburg.<br />

Najaar 2003 verschijnt zijn nieuwe roman De tegenhanger.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


255<br />

Rutger Kopland is dichter. In 1988 ontving hij <strong>de</strong> P.C. Hooftprijs. Zijn meest recente<br />

publicaties zijn Over het verlangen naar een sigaret (2001) en <strong>de</strong> essaybun<strong>de</strong>l Twee<br />

ambachten (2003). In januari 2004 verschijnt <strong>de</strong> Gedichtendagbun<strong>de</strong>l Wat water<br />

achterliet.<br />

Astrid Lampe <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in 1997 met <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Rib. In 2000 verscheen De sok weer<br />

aan, twee jaar later De memen van Lara. Bei<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls wer<strong>de</strong>n genomineerd <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> VSB-poëzieprijs.<br />

Fouad Laroui publiceer<strong>de</strong> De tan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> topograaf, Judith en Jamal en Kijk uit<br />

<strong>voor</strong> parachutisten, en <strong>de</strong> gedichtenbun<strong>de</strong>l Verbannen woor<strong>de</strong>n. In het <strong>voor</strong>jaar van<br />

2004 verschijnt De uitvinding van God en an<strong>de</strong>re verhalen.<br />

Tomas Lieske schrijft poëzie, essays, verhalen en romans. In 1997 verscheen De<br />

achtste kamer. Zijn roman Fränklin werd bekroond met <strong>de</strong> Libris Literatuurprijs<br />

2001. Najaar 2003 verscheen <strong>de</strong> roman Gran Café Boulevard.<br />

Hedda Martens publiceer<strong>de</strong> twee verhalenbun<strong>de</strong>ls, waarvan <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Een naald op<br />

het water, in 1992 verscheen.<br />

Erik Menkveld is redacteur van <strong>Tira<strong>de</strong></strong> en dichter. Hij <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> met <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l De<br />

karpersimulator (1997), in 2001 verscheen zijn twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Schapen nu!<br />

Guus Middag is essayist, vertaler en editeur. Voor NRC Han<strong>de</strong>lsblad verzorgt hij <strong>de</strong><br />

rubriek Vrije regelval. Hij publiceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer Ik maak nooit iets mee, De eerste<br />

keer en Vrolijk als een vergelijking.<br />

Marcel Möring is schrijver. Zijn meeste recente titels zijn In Babylon (2000), bekroond<br />

met <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Uil, en <strong>de</strong> novelle Mo<strong>de</strong>lvliegen (2001).<br />

Joost Nijsen is directeur van Uitgeverij Podium te Amsterdam.<br />

Wouter van Oorschot is uitgever te Amsterdam. Enkele passages uit zijn bijdrage<br />

aan dit nummer zijn gelicht uit <strong>de</strong> vertelling Verkleed als mens die mogelijk in 2004<br />

verschijnt.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


256<br />

Arjan Peters is literair criticus van <strong>de</strong> Volkskrant en redacteur van het tijdschrift<br />

Optima. In 2002 verscheen zijn boek De ongeneeslijke lezer.<br />

Martin Reints is dichter en essayist. Zijn <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l, Tussen <strong>de</strong> gebeurtenissen,<br />

verscheen in 2000. In Nacht- en dagwerk (1998) verzamel<strong>de</strong> hij zijn beschouwingen.<br />

Ewoud San<strong>de</strong>rs is historicus, journalist en lexicograaf. Hij is auteur van het<br />

Eponiemen- en het Geoniemenwoor<strong>de</strong>nboek en publiceert on<strong>de</strong>r meer in NRC<br />

Han<strong>de</strong>lsblad en Onze Taal.<br />

Rob Schouten is redacteur en columnist van Trouw en poëzierecensent van Vrij<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Meest recente publicaties zijn <strong>de</strong> roman Lusthof en <strong>de</strong> dichtbun<strong>de</strong>l Infauste<br />

dienstprognose. Najaar 2003 verschijnt <strong>de</strong> dichtbun<strong>de</strong>l Alpenlier.<br />

Jeroen Thijssen publiceer<strong>de</strong> in 1998 De Maarschalk en an<strong>de</strong>re verhalen. Hij is<br />

journalist en schrijft <strong>voor</strong> het dagblad Trouw.<br />

Manon Uphoff <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> met <strong>de</strong> verhalenbun<strong>de</strong>l Begeerte (1995). Haar meest<br />

recente titel is De vanger (2003). In 2002 ontving zij <strong>de</strong> C.C.S. Crone-prijs <strong>voor</strong> haar<br />

gehele werk.<br />

Thomas Vaessens doceert nieuwe Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur in Europees perspectief aan<br />

<strong>de</strong> Universiteit van Amsterdam. Onlangs verscheen, i.s.m. Jos Joosten,<br />

Postmo<strong>de</strong>rnisme in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse en Vlaamse poëzie.<br />

Jacq Vogelaar is schrijver, redacteur van Raster en literair me<strong>de</strong>werker van De<br />

Groene Amsterdammer. Recente titels zijn Terugschrijven 3 (1998), Inktvraat (1998)<br />

en Taats on<strong>de</strong>r mannen (2002).<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


2<br />

[November 2003 - jaargang <strong>47</strong> - nummer 401]<br />

Lucas Hüsgen<br />

Van Dam belt<br />

Tegen mijn gek die mij beslist niet met rust wil<strong>de</strong> laten, moest ik wel uitvaren. Te<br />

vaak kwam ik hem tegen, op <strong>de</strong>n duur met een immense sleutelbos in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n. De<br />

droeve malloot van wie ik het adres toch had leren kennen, dit vertier van idiotie dat<br />

allengs een gelaat gekregen had en mij uitnodig<strong>de</strong> om gezamenlijk te ont<strong>de</strong>kken of<br />

wij bei<strong>de</strong>n zuiver of onzuiver waren, drong te lang te diep in mij binnen, maakte mij<br />

bijna tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gek die zijn leven lang <strong>de</strong> vrouwen bezoekt die je om lief<strong>de</strong><br />

niet bezoeken moet.<br />

Maar maan<strong>de</strong>nlang durf<strong>de</strong> ik mij uit fascinatie niet te verzetten. Maan<strong>de</strong>nlang<br />

beloer<strong>de</strong> mij <strong>de</strong> opvatting dat ik hem zijn innerlijke dwaaltochten niet kwalijk kon<br />

nemen. Dat was niet omdat ik meen<strong>de</strong> hem te moeten ontzien. Waarom zou ik? Mij<br />

ontzag hij evenmin. Het was ook niet dat ik mij al die maan<strong>de</strong>n lang bewust bleef<br />

van <strong>de</strong> bizarre aanleiding waarom hij mij bena<strong>de</strong>rd had. Evenmin was het enkel uit<br />

een gebrek aan durf om zijn onzin <strong>de</strong> naam te geven die dat soort mateloze onzin bij<br />

uitstek toekomt. Ik dacht eventueel dat ik net zoals hij een hoger doel dien<strong>de</strong> in het<br />

plegen van een ont<strong>de</strong>kkingstocht, het vin<strong>de</strong>n van onschuld door me in schuld te<br />

storten - en <strong>de</strong> meermin ein<strong>de</strong>lijk te ont<strong>de</strong>kken.<br />

Ik vond het niet van meet af aan <strong>de</strong> moeite waard te moeten <strong>de</strong>len in zijn innerlijke<br />

dwaaltochten. Pas gelei<strong>de</strong>lijk ont<strong>de</strong>kte ik dat ik al een hele tijd verlekkerd had<br />

toegehoord. Ik leid<strong>de</strong> een heel an<strong>de</strong>r leven, dat enige tijd later werd verlucht door<br />

zwartwerk van een paar uurtjes per week op een basisschool: als overblijfkracht zag<br />

ik erop toe dat kin<strong>de</strong>ren hun boterham eten en elkaar niet het hoofd inslaan. Wat <strong>de</strong><br />

gemeentes en <strong>de</strong> overige overhe<strong>de</strong>n ook mogen verzinnen om het leven van hun<br />

teerbemin<strong>de</strong> armoedzaaiers te vergemakkelijken, <strong>de</strong> armoedzaaiers zijn en blijven<br />

<strong>de</strong> hel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> betalingsverplichting. Zij trotseren <strong>de</strong> meest onoplosbare problemen,<br />

staren welgemoed in <strong>de</strong> verte en zien aan Chinese bomen nieuwe dreigingen bungelen<br />

<strong>voor</strong> hun portemonnee.<br />

Ook <strong>de</strong> tweemaan<strong>de</strong>lijks het leven fleur bie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> telefoonrekening is<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


3<br />

zo'n prachtvolle onoplosbaarheid. Wie gevangen zit in <strong>de</strong> vrijheid van al zijn<br />

nutteloosheid moet zich bereid tonen om te allen tij<strong>de</strong> bereikbaar te wezen. Hij moet<br />

<strong>de</strong> lijnen openhou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het hypothetische geval dat een of an<strong>de</strong>re firma in wijsheid<br />

en goed vertrouwen warm loopt <strong>voor</strong> zijn diensten. Hij leert zich een <strong>voor</strong>stelling te<br />

maken van <strong>de</strong> enthousiaste gezichten van directeuren en personeelsfunctionarissen.<br />

De dames en heren hebben zojuist <strong>de</strong> brief van vriend Willem Roukens gelezen en<br />

constateren verheugd dat ein<strong>de</strong>lijk tot hen doordrong <strong>de</strong> man die hun zorgen begrijpt.<br />

Na tal van jaren zal <strong>de</strong> vacature wor<strong>de</strong>n vervuld door <strong>de</strong> enige man zon<strong>de</strong>r<br />

kwalificaties, <strong>de</strong> enige die het op zich nam om <strong>de</strong> tijd te trotseren mid<strong>de</strong>ls het<br />

vroegtijdige beëindigen van professionele <strong>voor</strong>uitzichten, zijn studie af te breken,<br />

niet langer meer dwazen en malloten mid<strong>de</strong>ls een gekriebel en gekrabbel op papier,<br />

een geknoei en geklad<strong>de</strong>r op linnen een illusie van levensvreug<strong>de</strong> toe te berei<strong>de</strong>n.<br />

Om <strong>de</strong>ze onthechte <strong>voor</strong>af reeds te huldigen geven <strong>de</strong> dames en heren graag een<br />

receptie. De slanke vrouwen in donkerbruine avondjurken, <strong>de</strong> trieste heren in smoking<br />

zijn allen met fijne sigaartjes toegerust en spreken vol vreug<strong>de</strong> van het nutteloze<br />

warhoofd, en hij <strong>de</strong>nkt aan ze ie<strong>de</strong>re twee maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dat hij sloom <strong>de</strong> envelop<br />

van het telecombedrijf openscheurt.<br />

Hoe handig is die verbinding met <strong>de</strong> buitenwereld wel niet? Ook mijn gehate<br />

vriend <strong>de</strong> idioot mocht ik aldus leren kennen. En ik kreeg werk te doen; ik kreeg mij<br />

als een volleer<strong>de</strong> creatief therapeut in te spannen.<br />

Waarom zou ik moeite doen hem op te nemen, als <strong>de</strong> telefoon na vijven over gaat?<br />

Bovendien zat mijn spaghetti vervaarlijk dicht tegen het eind van zijn kooktijd. Dus<br />

nauwelijks besluiteloos maar eer<strong>de</strong>r agressief zwaai<strong>de</strong> ik met <strong>de</strong> langste pollepel<br />

rond boven het fornuis. Bene<strong>de</strong>n schuifel<strong>de</strong> vast wel weer een lijster of een merel.<br />

Ik hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> bus <strong>de</strong> heuvel op komen, en ook lachten <strong>de</strong> twee meisjes bij <strong>de</strong> buren.<br />

Met zo'n overdaad aan levensvreug<strong>de</strong> rondom kon ik onmogelijk bokkig blijven. Ik<br />

besloot tot een ultimatum aan <strong>de</strong> persoon die luid door het borrelen in mijn pan met<br />

<strong>de</strong>egwaar heen tril<strong>de</strong>. Als <strong>de</strong> bel in totaal tien keer zou overgaan, moest het wel <strong>de</strong><br />

moeite waard zijn om het bericht te accepteren.<br />

Mijn hart is echter niet zo maar een-twee-drie te vermurwen. Bij <strong>de</strong> tien<strong>de</strong> keer<br />

vond ik een elf<strong>de</strong> keer pas het werkelijke bewijs. Bij <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> en twaalf<strong>de</strong> en <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong><br />

keer bleef ik al even koppig, al maakte mijn linkervoet een onverhoedse beweging<br />

en al draai<strong>de</strong> mijn rechterhand aan <strong>de</strong> knop van het gas. Voor <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> poging<br />

viel ik. Ik liet mijn <strong>de</strong>egwaar aan een zompig lot over.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


4<br />

‘Met Willem.’<br />

‘...........’<br />

‘Met Willem...’<br />

‘...Willem Roukens?’<br />

‘Willem Roukens.’<br />

‘Gelukkig.’<br />

‘Dank je wel. Maar met wie heb ik zelf <strong>de</strong> eer?’<br />

‘Ja, wat zal ik zeggen?’<br />

‘Je naam noemen lijkt me het allerminste.’<br />

‘Van Dam....’<br />

‘Ken ik niet. Wat brengt je ertoe om mij te bellen?’<br />

‘...Dat...’<br />

‘Ja?’<br />

‘...Om...’<br />

‘Ik was in <strong>de</strong> keuken bezig. De spaghetti moet dit wel overleven.’<br />

‘Dat snap ik. Dat snap ik helemaal. Ik wil heus zeggen wat ik wil.’<br />

‘Is het belangrijk? Duurt het lang?’<br />

‘Dat weet ik nog niet zeker. Dat hangt van je reactie af. Het is een vreem<strong>de</strong> vraag<br />

die ik wil stellen, geen alledaagse.’<br />

‘Misschien bel je straks beter even terug. Over een uurtje. Schikt dat?’<br />

‘Ik plooi me naar je wens. Wees maar niet bang.’<br />

Ik leg<strong>de</strong> kalm <strong>de</strong> hoorn neer, maar overwoog ter<strong>de</strong>ge <strong>de</strong> onmiskenbare<br />

dubbelzinnigheid die <strong>de</strong>ze mij onbeken<strong>de</strong> Van Dam bij zijn onbestem<strong>de</strong> laatste<br />

woor<strong>de</strong>n in zijn onbestemd klinken<strong>de</strong> stem had gelegd. Ik had vanzelfsprekend geen<br />

i<strong>de</strong>e wat ik van dit eigenaardige gesprek moest <strong>de</strong>nken en vroeg me af of ik niet beter<br />

tot twintig had kunnen tellen. Maar <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke pastasaus moest ein<strong>de</strong>lijk<br />

over zijn onvermij<strong>de</strong>lijke melige zompigheid. Dus keer<strong>de</strong> ik in een bezonken<br />

stemming terug naar <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>re ruimte met <strong>de</strong> opengeschoven lichtblauwe gordijntjes<br />

en <strong>de</strong> gele tegeltjes rondom het aanrecht.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltijd, die ik in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kamer tot me nam, waarbij ik luister<strong>de</strong> naar<br />

<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n vanachter het ou<strong>de</strong> badhuis, bleef ik mij afvragen wat toch in vre<strong>de</strong>snaam<br />

<strong>de</strong> bedoeling kon zijn van <strong>de</strong> gejaag<strong>de</strong>, bijna als betrapt klinken<strong>de</strong>, onmogelijk lichte<br />

stem - en wat dat dreigend ironische on<strong>de</strong>rtoontje in die laatste, onbestem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

te betekenen had.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


5<br />

Het was mij nog niet bekend hoe hij kopje on<strong>de</strong>r dreig<strong>de</strong> te gaan in een leven rond<br />

kurkdroge schaamlippen; <strong>de</strong> enige waartussen hij zich een plaats kon verschaffen,<br />

al kwam hij daar <strong>voor</strong> zijn gevoel ook enkel maar in terecht door list en bedrog,<br />

<strong>voor</strong>gewen<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijkheid. Onzin: zo zit dat niet in die wereld. Gelukkig kon ik<br />

nog niet bevroe<strong>de</strong>n hoe weinig zijn nimmer opgehel<strong>de</strong>r<strong>de</strong> levensein<strong>de</strong> mij uitein<strong>de</strong>lijk<br />

zou beroeren. Ik had vanuit <strong>de</strong> oneindigheid van mijn weerzin <strong>de</strong> studie aan <strong>de</strong><br />

aca<strong>de</strong>mie <strong>voor</strong> creatieve therapie reeds jaren tevoren afgebroken en dacht alle contact<br />

met <strong>de</strong> gestoordheid <strong>voor</strong>goed te hebben opgegeven. Tegelijkertijd wist ik maar al<br />

te goed dat ik mijn leven sindsdien doeltreffend aan het vergooien was; op zijn vroegst<br />

stond ik elke dag pas rond elven op, ging dan De Gel<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r of <strong>de</strong> Volkskrant<br />

halen bij <strong>de</strong> sigarenboer aan <strong>de</strong> overkant van badhuis en roton<strong>de</strong>, maakte een<br />

wan<strong>de</strong>lingetje on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> luifelvormige bomen van <strong>de</strong> Mesdagstraat, keek binnen in<br />

<strong>de</strong> woning van <strong>de</strong> wethou<strong>de</strong>r, groette bij gelegenheid <strong>de</strong> krullenbollige stamgast van<br />

<strong>de</strong> gebroe<strong>de</strong>rs Rommel als hij op zijn pastoorsfiets uit het tuinhekje kwam en liep<br />

nog een eindje over <strong>de</strong> Berg en Dalseweg om via elke an<strong>de</strong>re mogelijke route naar<br />

huis terug te keren, en nog even een blik werpen op <strong>de</strong> jonge rechtenstu<strong>de</strong>nte bij <strong>de</strong><br />

Wetswinkel met donkerblauw jasje en licht rozig nekje on<strong>de</strong>r blon<strong>de</strong> paar<strong>de</strong>nstaart,<br />

gebogen over <strong>de</strong> computer, en dan thuis een belangrijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> dag wat grasduinen<br />

in mijn stripboeken, antiquarisch gekochte romans, reclamefol<strong>de</strong>rs, en zinnetjes<br />

opschrijven, en die zinnetjes in <strong>de</strong> grote doos met zinnetjes stoppen waaruit eens<br />

te<strong>voor</strong>schijn springen moest een boek dat alle ambities van Olivier van Dam zou<br />

tenietdoen, belachelijk maken, maar: het kwam er nooit van, ik begon muziek te<br />

draaien, verdronk in jeugdsentiment, draai<strong>de</strong> elpees van Pere Ubu of The Fall, en 's<br />

avonds uitgaan of bij goed weer in mijn blootje aan <strong>de</strong> Bizonbaai, en dat was het<br />

leven, ik genoot er niet echt van - begon pas later enigszins van mijn bestaan te<br />

genieten toen Olivier me ontvallen was, ik hem in zijn gezicht had geslagen, hem<br />

tegen <strong>de</strong> grond had getrapt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Waalbrug, met een ferme reeks felle trappen in<br />

zijn kruis, en zijn nachtelijke gekrijs werd misschien opgemerkt, maar het was te<br />

koud om te komen kijken, ik trok hem <strong>de</strong> kleren van het lijf, gil<strong>de</strong>: ‘Voor zuiverheid<br />

ga je maar naar dat belachelijke Ierland van jou en van Rüttges! Ik ben niet langer<br />

van plan om <strong>voor</strong> jouw lol -’ ik kreeg <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet meer uit mijn strot.<br />

Een paar weken later vroeg een an<strong>de</strong>re stamgast van <strong>de</strong> gebroe<strong>de</strong>rs Rommel of ik<br />

niet graag invalkracht werd bij <strong>de</strong> overblijf van een basisschool, en ik zei ja. Dat was<br />

een heel an<strong>de</strong>r soort onschuld die ik daar on<strong>de</strong>r mijn hoe<strong>de</strong><br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


6<br />

kreeg, hoe vinnig ze soms ook was, en wat <strong>voor</strong> vreselijke ou<strong>de</strong>rs je bij tijd en wijle<br />

ook tegenkwam, ik <strong>de</strong>nk prompt aan <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Judith Marcus, toen ze in <strong>de</strong><br />

hoge aula snerpend tegen mij begon te gillen.<br />

Maar alles liever, zo dacht ik en waarschijnlijk veel te laat, dan wat zich<br />

Jerommeke, oud-jaargenoot, had weten aan te doen: zich te laten strikken door een<br />

manisch meisje uit Het Verre Oosten, op <strong>de</strong> vlucht geslagen <strong>voor</strong> een onbetrouwbare<br />

minnaar, en hoe ze Jerommeke nadat ze eenmaal weer uit <strong>de</strong> inrichting was gekomen<br />

een baby had opgedrongen. Pas na <strong>de</strong> geboorte zei <strong>de</strong> kinnebakkes van het kind dat<br />

het onmiskenbaar een kindje van Jerommeke was, en hij nog makker dan vroeger<br />

<strong>de</strong> hele afstand naar haar fietsen, zijn grote lijf een tikje <strong>voor</strong>overgebogen en zijn<br />

kale hoofd met zijn blowers-ogen <strong>voor</strong>uitgestoken in webben van treurigheid, met<br />

<strong>de</strong> huisraad in <strong>de</strong> linkerhand.<br />

Zeker nu mijn aftandse machtswellusteling, mijn mannelijk beschikker over<br />

panische wirwar van namen en tijd is te gron<strong>de</strong> gegaan aan zijn bizarre grenzeloosheid,<br />

ik hem ein<strong>de</strong>lijk niet meer overal hoef te volgen, het oor ook niet meer hoef te lenen<br />

aan zijn zenuwachtige kroegverhalen over ou<strong>de</strong> beken<strong>de</strong>n als Sandra Raafs die in<br />

Ierland werd ingerekend om een moordpartij, over die sukkel van een Vincent<br />

Winkelman die nooit in <strong>de</strong> gaten had dat zij met hem naar bed wil<strong>de</strong> terwijl hij dat<br />

eigenlijk ook wel wil<strong>de</strong> en niets liever dan dat, <strong>de</strong> zak, of over Freek IJzerkoorn die<br />

mijn aftandse machtswellusteling had uitgelachen om zijn theaterambities, over Teun<br />

Willems die maar bleef beweren dat zijn imposante roman over Adorno eens zou<br />

verschijnen bij <strong>de</strong> grootste uitgever van het land en meteen ook een verfilming waard<br />

zou blijken, over <strong>de</strong> narcistische sarcast die <strong>de</strong> Ierse autoriteiten nadien op vrije voet<br />

moesten stellen omdat ze hem <strong>de</strong> moord op Olivier van Dam onmogelijk bewijzen<br />

kon<strong>de</strong>n - zeker nu weet ik dat ik beter af ben dan Jerommeke die ik aanvankelijk om<br />

dat wil<strong>de</strong> Koreaantje met wie ik ook eens een nacht heb doorgebracht constant dacht<br />

te moeten benij<strong>de</strong>n.<br />

Totdat hij zelf verdween bleef <strong>de</strong> hogelijk vereer<strong>de</strong> Rüttges zich Tuindorp noemen<br />

bij ie<strong>de</strong>r die het maar horen wil<strong>de</strong> - tegen hem was ook geen creatieve therapie bestand<br />

geweest. Maar nooit heb ik werkelijk <strong>de</strong> grond ont<strong>de</strong>kt van zijn macht over Van Dam<br />

- en waarom die macht groter was dan <strong>de</strong> mijne. Laat staan waarom ik lang ambieer<strong>de</strong><br />

over dat soort macht te beschikken. Ik wist dat ze met elkaar sliepen, maar of het<br />

lief<strong>de</strong> was blijft me tot op <strong>de</strong> dag van vandaag een raadsel. Trof ik ze samen op straat,<br />

dan leken ze eer<strong>de</strong>r broers van elkaar. Geen kwestie van uiterlijk: het spichtige, ijle<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


7<br />

gelaat van Van Dam vertoon<strong>de</strong> niet <strong>de</strong> minste gelijkenis met <strong>de</strong> strakke kin on<strong>de</strong>r<br />

uitdagen<strong>de</strong> blik van Rüttges. Trof ik ze op straat en sprak ik met Olivier, dan was<br />

het alsof Rüttges ijl werd, als werd zijn hele bestaan een spichtige schaduw over <strong>de</strong><br />

straattegels tussen <strong>de</strong> etalages en het winkelend publiek.<br />

Ik herinner mij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zinnen, gesproken door Rüttges na zijn langverbei<strong>de</strong><br />

terugkeer uit Ierland toen <strong>de</strong>gene met wie hij werkte aan een filmscenario of een<br />

toneelstuk of een hoorspel of een roman over <strong>de</strong> Plooierijen verdwenen was en<br />

levenloos was teruggevon<strong>de</strong>n in een gang:<br />

‘Wij kregen bei<strong>de</strong>n last van verhalen. Ze overrompel<strong>de</strong>n ons, zodra ze ons wer<strong>de</strong>n<br />

verteld. Ik was sterk, ik was nuchter, ik hield hem nog vast. Het is allemaal begonnen<br />

in Ballyvourney. Met Old Tom. Voor Olivier zal het gemakkelijker zijn geweest om<br />

dood te gaan dan ook die verhalen te geloven. Of <strong>de</strong> verhalen die er nog op volg<strong>de</strong>n.<br />

De verhalen die hem eer<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n belaagd. En die hij ook geloof<strong>de</strong>. Die beel<strong>de</strong>n<br />

opriepen - die wij dan weer moesten geloven. Je weet waar ik op doel. Of hij nou<br />

om zeep is geholpen of dat hij simpelweg afscheid heeft genomen. Het maakt niet<br />

uit: het zijn <strong>de</strong> verhalen geweest. Ik ben al die tijd gebleven wie ik was; hij is in alle<br />

verhalen, in alle vertellingen, alle suggesties van verhalen, in zoveel mogelijk<br />

werel<strong>de</strong>n, in zijn baaierd van werel<strong>de</strong>n zichzelf kwijtgeraakt. Het ene verhaal moest<br />

hem nog meer waar zijn dan het an<strong>de</strong>re. Zo werd hijzelf ie<strong>de</strong>r verhaal. Wij hebben<br />

ondanks Old Tom het land nog doorkruist. Dan 's ochtends, in <strong>de</strong><br />

dichters-bed-and-breakfast van The Burren was hij weg. Er is me nog verteld dat hij<br />

langs <strong>de</strong> weg heeft gestaan, in alle vroegte was hij me ontglipt. Ik vermoed dat ik<br />

het verhaal ken dat hem uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> kop heeft gekost. Je moet begrijpen: alles<br />

was een inbreuk, want alles was mogelijkheid. Met <strong>de</strong> hoerenloperij waartoe hij jou<br />

heeft geprobeerd te verlei<strong>de</strong>n, probeer<strong>de</strong> hij steeds zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n in te dammen.<br />

Steeds meer kwamen erbij; hij hoef<strong>de</strong> tenslotte zelf niet te bestaan. Hij plooi<strong>de</strong> zich,<br />

zo zei hij, naar elke schikking. Zo veel pijn kun je hebben als je houdt van verhalen,<br />

op zeemeerminnen wacht, of op meisjes die op <strong>de</strong> rug van een reiger zitten.’<br />

Dus ging <strong>de</strong> telefoon weer over. Ik kwam van <strong>de</strong> afwas, ik zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> mijn huis.<br />

Liep langs <strong>de</strong> aftandse ficus. Schampte het grijze porseleinen hondje met mijn<br />

linkermouw. Nam <strong>de</strong> hoorn weer van <strong>de</strong> haak. Reken<strong>de</strong> niet op stupiditeiten. Laat<br />

staan op werk.<br />

‘Willem.’<br />

‘Met Van Dam. Olivier. Ik had al eens gebeld.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


8<br />

‘Ik had er al op gerekend. Mag ik weten waar het over gaat?’<br />

‘Het is misschien vreemd, geen probleem, moeilijk uit te leggen. Ik weet dat het<br />

gestoord overkomt als ik over <strong>de</strong> brug kom waarmee ik over <strong>de</strong> brug komen kom.’<br />

‘Het hangt ervan af: <strong>de</strong> Hatertsebrug is vervelen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> Waalbrug om te<br />

beklimmen.’<br />

‘Ik weet niet eens welke. Waar het me om gaat betreft trouwens net <strong>de</strong> tijd dat die<br />

bruggen er bij lange na nog niet waren. Dat er nog geen Maas-Waalkanaal was om<br />

die akelige Hatertsebrug over heen te leggen. Ik heb wel eens <strong>voor</strong> een plenzen<strong>de</strong><br />

stortbui mogen schuilen bij een man die nog tewerk was gesteld bij het graven.<br />

Beestenwerk. Met <strong>de</strong> schop, hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n mannen, handwerk. Hoe ze<br />

met zijn allen gedurig dreigen weg te zakken omdat ze het risico om te wor<strong>de</strong>n<br />

verzwolgen door een vloed van Maas- en Waarwater min<strong>de</strong>r verschrikkelijk vin<strong>de</strong>n<br />

dan <strong>de</strong> honger die ze drijft, hun landschap onherstelbaar hebben verwoest - maar het<br />

moest, kon niet an<strong>de</strong>rs. Steeds kruip je door een nieuwe wereld - <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> verwoest.<br />

Wat me die man vertel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>lingen die hij als boerenjongen on<strong>de</strong>rnam:<br />

vanuit Hees zakken met doperwten halen in Groesbeek. Dat hele stuk te voet, heen<br />

en terug. Zeker in <strong>de</strong> regen was <strong>de</strong> terugweg een ramp, misschien viel het wel mee.<br />

Een afdaling.’<br />

‘Wat heeft dit met mij te maken?’<br />

‘Niets. Daar gaat het mij niet om. Ik bedoel: godverdomme! Een belachelijke<br />

vraag.’<br />

‘Welke bedoel je?’<br />

‘Bezig met een on<strong>de</strong>rzoek. De Nijmeegse Plooierijen, misschien heb je er wel<br />

eens over gehoord.’<br />

‘Er daagt me wel iets. Ik ben er ooit over aangesproken: ik zou <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naam<br />

hebben als <strong>de</strong> onthoof<strong>de</strong> burgemeester, een conservatief.’<br />

‘Daar gaat het net om! Ik geloof niet dat Willem Roukens gewoon een botte<br />

conservatieveling was. Ik ben bezig te ont<strong>de</strong>kken - ik bedoel: ik weet zeker dat zich<br />

aanvankelijk iets an<strong>de</strong>rs heeft afgespeeld bij <strong>de</strong> opstan<strong>de</strong>lingen waar hij het mee aan<br />

<strong>de</strong> stok kreeg. Zal ik het verhaal in het kort vertellen zoals het bekend staat?’<br />

‘Het is me niet dui<strong>de</strong>lijk waarom dit <strong>voor</strong> mij van belang is. Wat maakt het jou of<br />

mij uit dat ik toevallig net zo heet?’<br />

‘Het is eenvoudig dit. Ik ben, het is belachelijk, het is beschamend erover te<br />

beginnen, het houdt me <strong>de</strong> hele tijd bezig, ik moet praten, het heeft overal mee te<br />

maken.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


9<br />

Ik was kwaad. Ik werd ongeduldig. Ik dacht aan mijn mislukte spaghetti. Ik smeet<br />

<strong>de</strong> hoorn op <strong>de</strong> haak. Ik ging uit. Ik dronk me met mijn vrien<strong>de</strong>n straallazarus in het<br />

café van <strong>de</strong> aftandse meubels met <strong>de</strong> aftandse gezichten van <strong>de</strong> Daalseweg, en bei<strong>de</strong><br />

gebroe<strong>de</strong>rs Rommel wuif<strong>de</strong>n me dik en zelfvoldaan toe vanachter <strong>de</strong> bar. Maar terwijl<br />

ik glas na glas hief en leeg<strong>de</strong> en weer hief en leeg<strong>de</strong>, begon het tussen al die gezichten<br />

met rimpels en afgeleef<strong>de</strong> spijkerbroeken en vale hem<strong>de</strong>n en slobberen<strong>de</strong> jurkjes te<br />

knagen, en ik raakte weer in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stemming als die mij <strong>de</strong>stijds had doen besluiten<br />

<strong>de</strong> therapeutenopleiding te gaan volgen. God weet, zo dacht ik, wat ik met mijn<br />

grofheid had bereikt. God weet welke van die zuiplappen die hier aan <strong>de</strong> bar hingen<br />

of naarstig probeer<strong>de</strong>n zich een houding te geven op het zeil van het <strong>voor</strong>ste biljart<br />

door mij een paar uur tevoren op het i<strong>de</strong>e van een laatste zuipgelag <strong>voor</strong>af aan <strong>de</strong><br />

grote doodssprong was gebracht. En ik kon er niets aan veran<strong>de</strong>ren; bij een naam als<br />

Van Dam is het blind zoeken in het telefoonboek, en ik kon me zijn <strong>voor</strong>naam niet<br />

meer herinneren. Het was niet <strong>de</strong> meest <strong>voor</strong><strong>de</strong>handliggen<strong>de</strong>, en alle namen liep ik<br />

af, maar ik kwam er niet op, <strong>de</strong>ed afwezig, mijn vrien<strong>de</strong>n gingen ervan uit dat ik<br />

verliefd was. Het werd wel weer eens tijd, zei<strong>de</strong>n ze.<br />

In het verloop van <strong>de</strong> week begon ik steeds heftiger te verlangen naar die<br />

weifelachtige, lichte stem met zijn angstvallige dreiging van een bizarre geschie<strong>de</strong>nis<br />

die niet veel meer met mij te maken scheen te hebben dan dat er ergens wellicht een<br />

<strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>r van mij was geweest die <strong>de</strong>ze gestoor<strong>de</strong> om volstrekt ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen<br />

slapeloze nachten leek te bezorgen.<br />

Het ongemak dat benauwend veel op lief<strong>de</strong> leek nam van zelf een keer. Hij bel<strong>de</strong><br />

weer.<br />

Ik voel lichte weerzin tegen alles wat ik nu moet vertellen. Om daar zo snel<br />

mogelijk van af te wezen sla ik <strong>de</strong> gebruikelijke ellenlange inleidingen van geweifel<br />

en schaamte over. Temeer omdat ze nog veel langer duur<strong>de</strong>n dan bij <strong>de</strong> vorige<br />

gesprekken. Ik verafschuw me omdat ik inmid<strong>de</strong>ls geduld had gewonnen, misschien<br />

hooguit gedreven door een abjecte nieuwsgierigheid. Olivier van Dam: pornofilmer<br />

zon<strong>de</strong>r camera, maar uitgerust met zijn hysterisch soort historiografie. Veel meer<br />

dan zijn stem had hij niet tot zijn beschikking. Maar dat onwerkelijke geluid vertel<strong>de</strong><br />

alles en dat ijle geluid liet mij niet los. Ging kopje on<strong>de</strong>r in een para<strong>de</strong> van<br />

hoerenloperij. Dat magere rijtje huizen aan <strong>de</strong> Nieuwe Markt had hij door <strong>de</strong> jaren<br />

heen veel te regelmatig bezocht.<br />

Hij begon stotterend over <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen in het personeel die hij had<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


10<br />

meegemaakt. Ne<strong>de</strong>rlandse vrouwen had<strong>de</strong>n zoetjes aan het veld geruimd <strong>voor</strong><br />

vrouwen uit <strong>de</strong> Filippijnen, vrouwen uit Zuid-Amerika. En ik kon me op dat moment<br />

niet <strong>voor</strong>stellen dat mij zo'n verhaal ooit zou interesseren. Kon me niet <strong>voor</strong>stellen<br />

dat ik iemand die zo achteloos zich had verslingerd aan zijn eigen verne<strong>de</strong>ring ooit<br />

nog werkelijk zou gaan ontmoeten; dat ik zelfs met hem <strong>de</strong> kwartieren van Rommel<br />

op zou zoeken. Maar die stem die bijna niet bestond en na<strong>de</strong>rhand precies bleek te<br />

passen bij het witte gelaat bleef mij on<strong>de</strong>rwerpen aan onmogelijke verhalen. Het is<br />

die stem die ik uitein<strong>de</strong>lijk heb moeten verwerpen en waartegen ik mij on<strong>de</strong>r<br />

schreeuwen en schoppen heb gekeerd. Rüttges heeft daar nooit van geweten, en<br />

wellicht moet ik daar blij om zijn. Na het doodsbericht had ik nog heel wat weken<br />

nodig om mij min<strong>de</strong>r schuldig te voelen. Misschien had ik zijn magere gedichtjes<br />

niet koud en flets moeten noemen. Misschien had ik ze niet ingespannen moeten<br />

willen lezen. Misschien, erger nog, had ik hem niet aan Fred Rüttges over moeten<br />

laten, had ik hem moeten waarschuwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> smalen<strong>de</strong> trek rond diens mond, <strong>de</strong><br />

sarcastische fonkelingen in diens ogen, het rechtopstaan<strong>de</strong> blon<strong>de</strong> haar, <strong>de</strong> penetrante<br />

herrie in diens stemgeluid.<br />

Misschien was ik gewoon jaloers.<br />

Maar waarom zou ik op hem zijn gevallen?<br />

‘In het begin waren ze leuk. Het was <strong>de</strong> allereerste keer het allerleukst. Majestueuze<br />

lange vrouw, hoogblond haar. Hoef<strong>de</strong> maar een ding: haar laarzen likken. De twee<strong>de</strong><br />

keer met die vrouw die in Milsbeek woon<strong>de</strong>. Vol lijf. Geruststellen<strong>de</strong> borsten waar<br />

ik aan mocht zuigen. Het was gezellig bij haar binnen te gaan. Alsof ik op <strong>de</strong> koffie<br />

kwam in Milsbeek, alsof ze net <strong>de</strong> vaat gedaan had, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren naar school had<br />

uitgewuifd. Streek haar door het vast gespoten haar. Al had ik maar weinig betaald,<br />

ik mocht blijven, lang. Die slanke. Vrolijk meisje met puntige borstjes. Roodbruine<br />

krullen, soort blauwe lingerie. Die mocht ik vingeren. Dat zijn <strong>de</strong> schaamlippen die<br />

ik het slechtste kan vergeten uit mijn hele leven. Haar werk was fascinerend, altijd<br />

an<strong>de</strong>rs, zei ze. Het stevige blondje met <strong>de</strong> volle borsten; die was geschoren. Blauw<br />

zwempakje of iets in die geest. Gelei<strong>de</strong>lijk aan vrouwen uit het buitenland. Ik begon<br />

me niet te schamen. Niemand kon me vangen. Ik voel<strong>de</strong> me niet ongemakkelijk bij<br />

Manuela. Uit Colombia. Ik lag on<strong>de</strong>r. Ik neukte. Ik merkte hoe ze begon te gloeien.<br />

Haar ogen gingen dicht. Het was toch al vrolijk geweest tussen ons twee. Ze wist<br />

snel genoeg dat zij te ver ging; hop hop. Het was over. Later Susanna, blon<strong>de</strong><br />

Braziliaanse, zoog mijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


11<br />

lichaam met haar mond zo'n beetje naar het plafond, bijna van het bed en uit <strong>de</strong> stad,<br />

hoe ze zich haar schaamlippen tot slot uitgebreid stond af te vegen. Ik heb me niet<br />

geschaamd bij <strong>de</strong> lange slanke Duitse, kort haar. Met een lange zweep ging ze op<br />

me tekeer. Ik kon er geen eind aan krijgen, kronkel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> vloer. De an<strong>de</strong>re meisjes<br />

klopten aan, keken. Alles bleek in or<strong>de</strong>, ik had pijn. Hoe ze mijn linkertepel bijna<br />

plat moest knijpen, haar an<strong>de</strong>re hand in mijn kruis op en neer moest blijven gaan.<br />

Heb mij niet geschaamd bij het kleine stevige meisje met <strong>de</strong> lange zwarte haren, in<br />

witte kant. Met veel moeite begon ik me pas later te schamen. Bij <strong>de</strong> vrouwen die<br />

me keer op keer dui<strong>de</strong>lijk maakten hoe ze waren belazerd en afgeperst en nog wer<strong>de</strong>n<br />

afgeperst en belazerd. Die me met mondhoeken en vermoei<strong>de</strong> ogen hun weerzin<br />

toon<strong>de</strong>n tegen alles wat ze dag na dag na dag meemaakten in een land waar ze<br />

secretaresse had<strong>de</strong>n willen wor<strong>de</strong>n, verpleegster had<strong>de</strong>n willen wor<strong>de</strong>n, waar ze hun<br />

goe<strong>de</strong> beheersing van het Engels dachten te kunnen gebruiken. Kon ik niet veel<br />

an<strong>de</strong>rs doen dan ze iets extra's geven, een presentje, iets dat ik toevallig bij me had.<br />

De vrouwen van wie ik me ver<strong>de</strong>r niets herinner. Alsof ik ze met mijn herinnering<br />

in vrijheid wil stellen. Nee, mij - mezelf. En toen kwam die geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

Plooierijen. Een vriend en ik ont<strong>de</strong>kten al snel hoeveel verraad daarbij gepleegd<br />

moest zijn. Gekonkeld en gekuipt - veel praats over hoge doelein<strong>de</strong>n. Hoe men er<br />

<strong>voor</strong>wendsel op <strong>voor</strong>wendsel <strong>voor</strong> over had om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> magistraat loeren en loeren<br />

en loeren te draaien en te draaien en te draaien en te draaien.’<br />

Ik zweeg even. Nu pas kon ik mijzelf herinneren aan <strong>de</strong> kunstenaars en an<strong>de</strong>re figuren<br />

die enkele jaren later bij wijze van anti-kraak het ou<strong>de</strong> weeshuis in <strong>de</strong> binnenstad<br />

bewoon<strong>de</strong>n. Die in een leven ten dienste van <strong>de</strong> gemeente moord en brand<br />

schreeuw<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> city-planning waaraan hun pand ten on<strong>de</strong>r zou moeten gaan. Nu<br />

pas zou ik mij ten volle het grote feest herinneren dat ik eens had meegemaakt in het<br />

ou<strong>de</strong> weeshuis: <strong>de</strong> bordkartonnen controlekamer op twee verdiepingen boven <strong>de</strong><br />

intocht van <strong>de</strong> held, <strong>de</strong> naamgever van het city-project, Flash Gordon. Nu pas zou<br />

ik mij herinneren hoe ik geen van <strong>de</strong>ze figuren ooit heb horen uitspreken aan <strong>de</strong><br />

gemeente geen huur meer te willen betalen en serieus kraker te wor<strong>de</strong>n, zich serieus<br />

te verzetten. Nu pas zou ik mij herinneren <strong>de</strong> wijd uitwaaieren<strong>de</strong> blauwe cape boven<br />

<strong>de</strong> zes acolieten met <strong>de</strong> rossig krullen<strong>de</strong> pruiken boven <strong>de</strong> witte engelachtige gewa<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


12<br />

Ik zweeg, want ik die therapeut had kunnen wor<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> het geruststellen<strong>de</strong> gemak<br />

van complotten, en niet te vergeten hun plooibaarheid naar tijd en ruimte. Dus restte<br />

mij geen an<strong>de</strong>re vraag dan <strong>de</strong>ze:<br />

‘Willem Roukens maakte <strong>de</strong>el uit van die ou<strong>de</strong> magistraat, niet waar?’<br />

‘Ja. Exact. Hij was net niet <strong>de</strong> enige. Willem III was erg laks geweest met het<br />

plegen van nieuwe benoemingen. En ergens geen toeval. Laat staan ten onrechte. De<br />

Gel<strong>de</strong>rse ste<strong>de</strong>n waren niet zo populair in Holland. Dertig jaar gele<strong>de</strong>n, moet je<br />

nagaan, had<strong>de</strong>n ze volgens hun verraad gepleegd; daar moesten ze nog steeds <strong>voor</strong><br />

boeten; mochten hun eigen magistraat niet benoemen. Op het eerste gezicht lijken<br />

die opstan<strong>de</strong>n behoorlijk gerechtvaardigd. Maar <strong>de</strong> manier waarop het liep. En<br />

diegenen die erachter zaten, moet je be<strong>de</strong>nken, dat was een en al familie van Willems<br />

<strong>voor</strong>naamste adviseur op dit gebied, slijmerige Fagel. En het werd alleen maar<br />

smeriger zodra het Franse beleg was afgeslagen. Stilaan viezer en viezer werd het.<br />

Ongeloofwaardiger, doortrapter. Precies hetzelf<strong>de</strong> als hoe ik daar vanwege die pik<br />

van mij mee lag te helpen aan het verdriet van meisjes uit verre streken, het belazeren<br />

van mensen die toch al belazerd zijn, hoe ik dikke patsers met schrale gul<strong>de</strong>ns laf<br />

lag te on<strong>de</strong>rsteunen. Ik heb er ooit eentje mogen zien. Hij kwam even kijken wat<br />

<strong>voor</strong> een geilaard twee meisjes tegelijk wil<strong>de</strong>. Ik in mijn blootje tussen twee<br />

donkerbruine glad<strong>de</strong> lichamen, ik lachte hem zelfs nog toe. Een grote dikke Duitser<br />

in een purperen kostuum.<br />

Als ik dan naar huis liep, door <strong>de</strong> nachtelijke Hezelstraat, me soms vastklampte aan<br />

<strong>de</strong> stalen pergola in het mid<strong>de</strong>n of binnenkeek bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>hands kledingzaak, langs<br />

<strong>de</strong> kaasboer en dan ver<strong>de</strong>r klom, steels stilstond bij <strong>de</strong> lingeriewinkel, opkeek naar<br />

<strong>de</strong> Stevenskerk bij <strong>de</strong> trappen met <strong>de</strong> hoekige omstrengeling van gebeeldhouw<strong>de</strong><br />

lichamen, dan drong zich een visioen op, steeds pijnlijker: twee schran<strong>de</strong>re, vermoei<strong>de</strong><br />

ogen. Langwerpig ovaal gezicht. Dunne vlassige, niet wit, niet blond, nee kleurloze<br />

sprieten om het gelaat. Miezerig smalle mond in lichtelijk wit gepoe<strong>de</strong>rd gezicht.<br />

Blauwe vlek op <strong>de</strong> rechterwang. De mond begon me toe te tuiten. Linkerhand<br />

gebaar<strong>de</strong>, wees me <strong>de</strong> weg omhoog. Daarheen, daar moest ik zijn. Vreem<strong>de</strong> staat.<br />

Voort dus, passeer<strong>de</strong> late kroegtijgers. Liet ze begaan. De hand leid<strong>de</strong>, leek me vast<br />

te hou<strong>de</strong>n, stuw<strong>de</strong> me over <strong>de</strong> Grote Markt. Wees me het opschrift boven <strong>de</strong> poort<br />

naar het Stevenskerkhof. Iets van ‘Grote zaken bloeien in harmonie; klein wordt wat<br />

zich ver<strong>de</strong>elt.’ Maar dan in het Latijn. Dit was een dorp, niet <strong>voor</strong> niets was dit een<br />

dorp. Die tekst, aangebracht in <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>af aan <strong>de</strong> troebelen had <strong>de</strong> Romswinckels<br />

en <strong>de</strong> Van Heerdts en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


13<br />

<strong>de</strong> Singendoncks en <strong>de</strong> Ingenools en <strong>de</strong> Verschoors en <strong>de</strong> Voncks en <strong>de</strong> gluiperige<br />

Fre<strong>de</strong>rik van Heukelom en al die an<strong>de</strong>re Van Heukeloms stillekens aangezien, <strong>de</strong><br />

nazaten van <strong>de</strong> grote burgemeester die <strong>de</strong> tekst had laten aanbrengen, in <strong>de</strong> eigen<br />

fuik van een provinciaals bestaan geleid.<br />

Dan wees <strong>de</strong> hand omhoog, <strong>de</strong> trappen van <strong>de</strong> Waag op. Iets bewoog daar. Ik keek.<br />

Natuurlijk zag ik <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vensters. Natuurlijk had ik alle sierlijkhe<strong>de</strong>n kunnen<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n die elke lente, ie<strong>de</strong>re zomer vreem<strong>de</strong>lingen verlei<strong>de</strong>n om foto's te<br />

maken, maar daar ging het nu niet om.<br />

Ik zag een vrouwengestalte, neeneenee: ik zag iets en het leek me een meermin.<br />

Het is werkelijk waar! Ik zag hoe een meisje met zwarte krullen en in een kostuum<br />

dat uit schubben leek te bestaan <strong>de</strong> trap boven het restaurant beklom en ik hoor<strong>de</strong><br />

hoe ze vanon<strong>de</strong>r haar bonte sproeten verhalen van vergankelijkheid en plezier<br />

<strong>de</strong>biteer<strong>de</strong> in een taal die ik nooit wist te verstaan, totdat ik dacht: ‘Al wat bestaat is<br />

onbereikbaar, dieper dan men peilen kan. Pas wie grijpt naar <strong>de</strong> wind, nee, dan reik<br />

je <strong>voor</strong>bij aan wat was, wat was. Wie is zij? Waar komt zij vandaan? Waarom doet<br />

zij mij dit aan? Bestraft ze me - <strong>voor</strong> mijn zuiverheid in mijn onzuiverheid? Of beveelt<br />

ze mij juist bij onbeken<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n aan?’<br />

En dan knikte ze me toe, en dan strekte ze haar han<strong>de</strong>n naar me uit. En telkens<br />

weer zakte ik op een knie en dan bleef ik lang geleund op die ene knie.<br />

Zo ging dat steeds vaker, ie<strong>de</strong>re keer als ik van <strong>de</strong> Nieuwe Markt kwam: het bleke<br />

gepoe<strong>de</strong>r<strong>de</strong> gelaat dat mij leid<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> meermin van <strong>de</strong> Waag, en almaar<br />

geprononceer<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n haar trekken, welke weg ik ook nam, allengs banger hoopte<br />

ik het noodlot te kunnen verschalken, steeds wachtte mij echter het gelaat of ik nu<br />

<strong>de</strong> omweg nam over <strong>de</strong> singels of mijn geluk probeer<strong>de</strong> via het Koningsplein, langs<br />

<strong>de</strong> fontein, dan door <strong>de</strong> doorgang naast <strong>de</strong> zaak met rotan meubelen glippen, of of,<br />

door <strong>de</strong> Bene<strong>de</strong>nstad, langs <strong>de</strong> Waalka<strong>de</strong>, overzichtelijk doolhof, telkens bracht me<br />

het gelaat terug, bij mijn meermin, die mij toe bleef spreken in talen die ik niet<br />

begreep. Soms dacht ik: dit is Iers. Dan was het weer iets an<strong>de</strong>rs. Ging ik een paar<br />

weken niet naar <strong>de</strong> Nieuwe Markt, overviel me onrust, wierp ik me op <strong>de</strong> Plooierijen,<br />

probeer<strong>de</strong> ik te schrijven wat ik meen<strong>de</strong> te moeten schrijven, een elegant hoorspel<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> plaatselijke radio of een scenario <strong>voor</strong> een prachtige film of een toneelstuk,<br />

<strong>de</strong>snoods een toneelstuk, probeer<strong>de</strong> ik mijn vriend Fred te overtuigen van mijn<br />

<strong>voor</strong>stellen tot verbetering van onze tekst, en<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


14<br />

dan weer het gelaat, dui<strong>de</strong>lijker, dui<strong>de</strong>lijker: Roukens. Roukens werd mij <strong>de</strong> man<br />

die <strong>de</strong> hoeren versmaadt. Die verra<strong>de</strong>rs betrapt. Wist maar al te goed waar ik woon<strong>de</strong>.<br />

Nam het me kwalijk dat ik op <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n woon<strong>de</strong> van <strong>de</strong>, van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Van Heukelom.<br />

Hij wierp zich op me, strafte mij...’<br />

Hier ging <strong>de</strong> hoorn van zijn kant met een smak op <strong>de</strong> haak.<br />

Ik merkte meteen dat ik het jammer vond. In weerwil van schrik en walging had<br />

ik on<strong>de</strong>r die wil<strong>de</strong> tira<strong>de</strong> moeten on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n dat gekken je in al hun afstotendheid<br />

kunnen charmeren. Hoe ver die charme reikt? Zo goed en zo kwaad mogelijk trachtte<br />

ik mij vanaf dien in te lezen op het gebied van <strong>de</strong> Plooierijen. Ik wil<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlegd<br />

zijn bij een eerstkomend gesprek - dat onvermij<strong>de</strong>lijk zou volgen. Dus ging ik binnen<br />

een paar dagen zenuwachtig richting universiteits<strong>bibliotheek</strong> en dan vol onbegrepen<br />

compassie richting gemeentelijk archief en vanuit een verlekker<strong>de</strong> weerzin tegen<br />

visioenen en meerminnen en hoerenloperij richting antiquariaten, alsof ik alle kwaad<br />

in <strong>de</strong> wereld, alle uitbuiting, alle waanzin kon stopzetten, maar misschien toch eer<strong>de</strong>r,<br />

be<strong>de</strong>nk ik nu, alsof ik mijn geheimzinnige telefoneur uit <strong>de</strong> weg kon ruimen door<br />

hem <strong>de</strong> heerschappij over zijn complot te ontnemen.<br />

Waar ik me ook bevond, een spie<strong>de</strong>n maakte zich van me meester: <strong>de</strong> minste<br />

nerveuze gelaatstrek of onverwachte beweging in <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs van<br />

huiveringwekken<strong>de</strong> jongemannen ving mijn aandacht, en er zijn er die ik gevolgd<br />

heb, een heel eind door <strong>de</strong> stad. Het is er zelfs van gekomen dat ik mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

nacht met maar één enkele bedoeling het centrum in gefietst ben. Ik had besloten om<br />

te gaan posten bij <strong>de</strong> Waag.<br />

Die ene keer dat iemand rond een uur of vier in <strong>de</strong> nacht <strong>de</strong> trap besteeg, schreeuw<strong>de</strong><br />

ik vanon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> poort richting Stevenskerkhof door: ‘Hier ben ik! Hier is Roukens!<br />

Hier is <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> Roukens!’<br />

De man met <strong>de</strong> grote zwarte krullenbos en <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs draai<strong>de</strong> zich om,<br />

open<strong>de</strong> zijn gulp. ‘Idioot,’ riep hij, ‘Laat me piesen waar ik wil.’<br />

En er kwam niet eens een meermin uit.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Kreek Daey Ouwens<br />

Twee verhalen<br />

Grootva<strong>de</strong>r<br />

15<br />

Grootva<strong>de</strong>r zat op een zondag met Herman en een fles schnaps in <strong>de</strong> kroeg. Ik stond<br />

naast zijn elleboog tegen <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> tafel, omdat ik hem naar huis moest zien te<br />

krijgen. Herman dronk uit <strong>de</strong> fles en zei ‘verdom<strong>de</strong> Moffen’ en grootva<strong>de</strong>r zei door<br />

<strong>de</strong> druppel aan <strong>de</strong> rand van het glas ‘<strong>de</strong> jongens’ en ‘in het water’ zei hij ‘onze jongens<br />

liggen in het water van <strong>de</strong> Maas, Herman’. Op <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> straat zong een vrouw.<br />

Het lied was hard, en onverstaanbaar. Herman zong mee - zijn hand danste door <strong>de</strong><br />

lucht - en grootva<strong>de</strong>r glimlachte, en zweette, en zweeg in zijn verdriet. Het was aan<br />

zijn ogen te zien dat ze terugkeken op an<strong>de</strong>re jaren. Die hoopten zich op omdat ze<br />

al in <strong>de</strong> grond lagen.<br />

Waar vind je het verhaal van je jeugd? Waar vind je <strong>de</strong> weg terug die je niet ken<strong>de</strong>?<br />

Het lied hangt in het gras. Het lied is langer dan <strong>de</strong> dood. Langer dan <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>. Lief<strong>de</strong>,<br />

dood, wat betekenen die woor<strong>de</strong>n? Vandaag regent het, morgen schijnt <strong>de</strong> zon. Dat<br />

is en dat was. Altijd. Want <strong>de</strong> dingen zijn ook in mij. Ik kan ermee doen wat ik wil.<br />

Ik kan ze be<strong>de</strong>kken. Ik kan mijn voet optillen, en ze, smal en breekbaar, weer te<br />

<strong>voor</strong>schijn laten komen. Ik kan ze laten lopen en praten. Weer wegdoen. Dat kan het<br />

kind. Dat het lied heeft gehoord.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


De dagen<br />

Ook het water was speelgoed, <strong>de</strong> vissen stoei<strong>de</strong>n ermee. Mijn han<strong>de</strong>n waren<br />

speelgoed. En mijn hart, dat klopte.<br />

16<br />

Hoe kan ik weten wanneer alles echt ophoudt, hoe hou ik vol in gedachten geen<br />

won<strong>de</strong>r te eisen - als ik geloof in het won<strong>de</strong>r voel ik me dronken als een kat. Misschien<br />

houd ik meer van <strong>de</strong> mensen die er niet meer zijn dan van <strong>de</strong> mensen die er nu zijn.<br />

Houd ik meer van <strong>de</strong> witte jas van <strong>de</strong> dokter dan van <strong>de</strong> dokter. Meer van <strong>de</strong> leren<br />

tas van mijn va<strong>de</strong>r dan van mijn va<strong>de</strong>r. Is het litteken achter haar oor mij liever dan<br />

<strong>de</strong> verschijning van mijn grootmoe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> veters in haar schoen mij dierbaar<strong>de</strong>r dan<br />

haar voet.<br />

Welnu, alles is binnen handbereik.<br />

Als het aanraken van je lippen.<br />

Maar, waarom juist nu, het verlangen naar die dag bij <strong>de</strong> rivier? Daar kan misschien<br />

het kleine poesje een antwoord op geven dat gisterenavond on<strong>de</strong>r mijn bed kroop en<br />

dat ik niet meer te pakken krijg.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Wim Hofman<br />

Gedichten<br />

Lente<br />

Een gordijn beweegt,<br />

een fles valt uit een raam,<br />

een tik en wat gerinkel.<br />

Iemand roept iets naar iemand<br />

bene<strong>de</strong>n, iemand roept iets<br />

naar iemand die boven is,<br />

die bij een raam staat.<br />

Een hond blaft, twee hon<strong>de</strong>n blaffen,<br />

of het is <strong>de</strong> echo van een blaffen<strong>de</strong> hond<br />

die in <strong>de</strong> trappenhal blaft?<br />

Een keer of acht geblaf, wat hol klinkt dat.<br />

Voetstappen op <strong>de</strong> betonnen trap.<br />

Een hand beweegt steeds<br />

een metertje over <strong>de</strong> stalen leuning:<br />

je hoort het tikken van een ring,<br />

een trouwring misschien.<br />

17<br />

Gerinkel van een sleutelbos,<br />

een <strong>de</strong>ur die opengaat,<br />

muziek van een radio door een geopen<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur,<br />

stemmen, Stravinsky of zoiets.<br />

Deur gaat dicht, muziek<br />

verstomt meteen, maar<br />

daar is al een nieuw geluid:<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


getik van <strong>de</strong> leidingen, iemand tikt<br />

op <strong>de</strong> buizen van <strong>de</strong> verwarming,<br />

tikt met iets hards,<br />

snel en steeds har<strong>de</strong>r<br />

en har<strong>de</strong>r en steeds sneller<br />

takketakketakketakketak<br />

op <strong>de</strong> leidingen.<br />

18<br />

Gerommel in <strong>de</strong> stortkoker, geklepper<br />

van <strong>de</strong> brievenkastjes,<br />

gerinkel van een fietsbel in <strong>de</strong> fietsenkel<strong>de</strong>r.<br />

Mamma wacht! Mamma!<br />

roept een kin<strong>de</strong>rstem.<br />

Takketakketakketakketak,<br />

elke dag van het jaar braadvlees, altijd ruikt men<br />

wel gebakken uien met kerrie.<br />

Takketakketakketakketak,<br />

Bommeljé hangt zijn was buiten, aan het balkon.<br />

Daar heeft hij geen vrouw <strong>voor</strong> nodig zegt hij.<br />

Takketak,<br />

op het dakje van <strong>de</strong> verwarmingsketel<br />

ligt <strong>de</strong> schoen van een vrouw<br />

die van <strong>de</strong> negen<strong>de</strong> verdieping sprong,<br />

niemand weet waarom,<br />

ze liet geen briefje achter.<br />

Ze gooi<strong>de</strong> eerst haar hond naar bene<strong>de</strong>n,<br />

daarna sprong zij zelf.<br />

De schoen ligt daar al sinds januari,<br />

geen mens die hem weghaalt.<br />

Bommeljé zegt:<br />

aan één schoen heb je niets.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Nollestrand<br />

19<br />

en hier is <strong>de</strong> plek<br />

waar ik vroeger vuur maakte<br />

bij <strong>de</strong> vloedlijn lag altijd veel hout<br />

tussen het zwarte wier<br />

door <strong>de</strong> zon gebleekte stokjes<br />

je moest <strong>de</strong>nken aan gebeente<br />

kistjes waarop Herrings stond<br />

planken van een schip geslagen<br />

takken latjes een ou<strong>de</strong> kerstboom het brand<strong>de</strong><br />

allemaal lekker<br />

<strong>de</strong> kwallen die ik op hete stenen leg<strong>de</strong><br />

sisten zij bakten<br />

tot flinterdunne vliesjes<br />

krabben in het vuur wer<strong>de</strong>n eerst rood<br />

dan grijs griezelige sculptuurtjes<br />

dieren van pure as <strong>de</strong> zeewind<br />

blies ze soms opeens weg<br />

niets bleef van ze over<br />

ik vond dat een akelige gedachte:<br />

want waar bleef hun ziel?<br />

bij <strong>de</strong> glooiïng vond ik ooit<br />

een do<strong>de</strong> bruinvis donker en glimmend<br />

met een ijzeren haak sleepte ik het zware dier<br />

naar mijn vuur ik had gelezen<br />

dat ze in het hoge noor<strong>de</strong>n<br />

wel pinguïns lieten bran<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


20<br />

door lonten in <strong>de</strong> vette buiken van <strong>de</strong> vogels te proppen<br />

en ze zo te gebruiken als kaars<br />

<strong>de</strong> bruinvis zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> pikzwarte smook<br />

dikke bruinviswolken zwommen<br />

door <strong>de</strong> lucht zijn vel barstte zijn zwarte vet<br />

ging pruttelen en spetteren<br />

en dan was er steeds het onrustig geruis<br />

van <strong>de</strong> zee <strong>de</strong> zee die was het<br />

altijd en altijd<br />

met alles oneens<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Naar kantoor<br />

21<br />

Dit moet het ochtendlicht zijn,<br />

<strong>de</strong> stad wordt er niet beter op,<br />

al flatteert het roze van <strong>de</strong> morgenzon wel wat.<br />

De straatlampen gaan een <strong>voor</strong> een uit.<br />

Een wiel los van een kin<strong>de</strong>rwagen<br />

gaat door met zijn eigen kin<strong>de</strong>rwagenwielleven:<br />

gisteren op het gras van <strong>de</strong> dijk, nu in <strong>de</strong> goot hier bene<strong>de</strong>n.<br />

Een duif zit in een plas, een vleugel<br />

steekt raar omhoog, misschien is hij dood.<br />

Dat <strong>de</strong> veren bewegen komt door <strong>de</strong> wind.<br />

Een paar hon<strong>de</strong>n, bruin als een kokosmat<br />

bekijken een rijtje lege dozen,<br />

een stapeltjes kranten, ze willen weten<br />

wat erin gezeten heeft en ze vin<strong>de</strong>n het vast jammer<br />

niet te kunnen lezen. Dat is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n<br />

waarom ze zo treurig zijn, zo ontevre<strong>de</strong>n.<br />

Ze happen naar vliegen en piesen onprecies<br />

over het vergeel<strong>de</strong> nieuws en doen niet slecht<br />

<strong>de</strong> alarmsirene van een ziekenwagen na.<br />

Hoe goed zijn ze in gelui<strong>de</strong>n!<br />

Een wolk komt om alles nat te regenen,<br />

en om <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n te verjagen: ze gaan maar ergens an<strong>de</strong>rs<br />

heen om hun vieze dingetjes te doen. Ze blaffen<br />

en rennen en duwen elkaar <strong>de</strong> hoek om.<br />

Wat een lange penis had die ene toch,<br />

en hoe opvallend, blinkend roze: een lichtpuntje<br />

dat je bijblijft op <strong>de</strong>ze grauwe morgen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Avondwan<strong>de</strong>ling in november<br />

22<br />

De zee is nu innig gelukkig en dus onrustig,<br />

en <strong>de</strong> zon heeft altijd dingen te doen,<br />

verbrandt nu overblijfsels, rookt zo <strong>de</strong> vogels uit,<br />

Wat een haast hebben zij opeens, die vogels,<br />

Ze vormen samen een v aan <strong>de</strong> hemel,<br />

De v van vogel, van vlug, van vliegen, van ver,<br />

van vertrek, <strong>voor</strong>goed, van verdriet, van verdomme.<br />

Straks zien ze jou nog op reis.<br />

Was dat maar waar.<br />

Die hemelse vlammen zijn maar schijn<br />

en wat die wind opeens doet! Oefenen<br />

is er niet meer bij. De wolken gaan voetje<br />

<strong>voor</strong> voetje, reageren alleronhandigst, vind ik.<br />

Ze gaan een an<strong>de</strong>re kant op dan eigenlijk moet<br />

en ze zien er steeds havelozer uit en rafelen,<br />

maken het te grijs, dat donkerblauwe regenbuitje<br />

daargelaten.<br />

De stad is oud en is er bar slecht aan toe.<br />

Slechtheid is een kenmerk van het ou<strong>de</strong>.<br />

Huizen dichtgetimmerd, kantoren, winkels leeg,<br />

school uitgebrand, <strong>de</strong> kerktoren<br />

die altijd al scheef stond is omgevallen. Waar<br />

zou <strong>de</strong> weerhaan zijn?<br />

De straten breken zichzelf op.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


23<br />

De meisjes zijn <strong>de</strong> meisjes van vroeger niet meer,<br />

maar <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n gebruiken, als het even kan<br />

nog steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> straathoek,<br />

ze geven het nooit op. De straatlantaarns<br />

werken op halve kracht, <strong>de</strong> kerncentrale is al jaren dicht.<br />

Wel mooi toch, dat zachte gele licht?<br />

In het park laten <strong>de</strong> bomen beetje bij beetje<br />

hun bla<strong>de</strong>ren vallen.<br />

Ze willen met hun warme kleuren, geel,<br />

dieporanje, rood, dat we aan <strong>de</strong> do<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken,<br />

dat zijn er inmid<strong>de</strong>ls veel.<br />

Ze willen dat wij tegen <strong>de</strong> do<strong>de</strong>n praten<br />

en dingen zeggen als: ik mis je zo,<br />

ik houd nog steeds van jou,<br />

ik zal altijd en altijd aan je <strong>de</strong>nken...<br />

Het kan geen kwaad,<br />

een do<strong>de</strong> heeft alles al gehad<br />

en wordt niet treurig.<br />

Wij wel, want wij weten dat aan al het onstilbaar<br />

<strong>de</strong>nken, praten, her<strong>de</strong>nken, treuren, en het gemis,<br />

een ein<strong>de</strong> komt en wat ons eigenlijk dwars zit, is<br />

die idiote angst <strong>voor</strong> niemand, niets, en nooit en nergens.<br />

De zon ging ijskoud weg, maar komt wel terug.<br />

Jij niet. Jij niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Annemiek Neefjes<br />

De hond in Van Maanen<br />

24<br />

Toen ik kort gele<strong>de</strong>n het oeuvre van Van Maanen herlas, begon het me op zeker<br />

moment op te vallen: altijd duikt er wel ergens een hond op, soms opzichtig, soms<br />

hoor je het dier alleen maar blaffen, maar dat is genoeg om gewaarschuwd te zijn.<br />

‘De hond? Ik kan me geen hond herinneren,’ zei een vriend en Van Maanen-liefhebber<br />

me toen ik hem vertel<strong>de</strong> van het spoor waarop ik terecht was gekomen. Maar toen<br />

ik een interview met <strong>de</strong> schrijver in han<strong>de</strong>n kreeg, uit 1977, wist ik het zeker: zijn<br />

werk is één groot pleidooi <strong>voor</strong> een honds bestaan. Het ging me om <strong>de</strong> foto die bij<br />

het artikel stond: we zien <strong>de</strong> schrijver in <strong>de</strong> huiskamer, zittend in een fauteuil, hij<br />

blikt in <strong>de</strong> lens, naast hem staat een hond, met <strong>de</strong> rug naar ons toe, zijn kop van<br />

terzij<strong>de</strong> gezien. Van Maanen houdt zijn hand losjes in <strong>de</strong> nek van het dier, en het is<br />

door die hand op <strong>de</strong> vacht dat hij meer bij <strong>de</strong> hond hoort dan bij ons, <strong>de</strong> buitenwereld.<br />

Hoe langer ik naar die foto keek, hoe meer die twee bij elkaar hoor<strong>de</strong>n. In bei<strong>de</strong><br />

blikken zie ik afstand, scherpte, ook iets waakzaams, meer nog bij <strong>de</strong> schrijver, en<br />

terwijl ik <strong>de</strong> foto bestu<strong>de</strong>er beginnen <strong>de</strong> contouren van man en hond in elkaar over<br />

te lopen, steeds min<strong>de</strong>r zijn ze van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, en dan schiet me een<br />

regel te binnen uit het verhaal ‘Vrouw met Dobermann’: ‘Op het punt waar <strong>de</strong><br />

verdierlijkte mens en het vermenselijkte dier elkaar treffen, beantwoordt <strong>de</strong> schepping<br />

aan doel en opzet.’<br />

Wat bedoelt Van Maanen met <strong>de</strong>ze raadselachtige zin? In ‘Vrouw met Dobermann’<br />

voltrekt <strong>de</strong> ‘verhonding’ van <strong>de</strong> mannelijke hoofdpersoon zich volkomen<br />

vanzelfsprekend. Het is een verhaal van lief<strong>de</strong>, of in ie<strong>de</strong>r geval is het dat in het <strong>de</strong>el<br />

waar <strong>de</strong> man tot hond gewor<strong>de</strong>n is. In zijn nieuwe gedaante kan hij zich overgeven<br />

aan gevoelens waartoe hij als mens niet in staat was: ‘Hij vroeg zich af waarom hij<br />

(...) zich met zoveel gemak overgaf aan wie hem lief<strong>de</strong> en vertrouwen schonk. Hij<br />

kwam zichzelf in<strong>de</strong>rdaad <strong>voor</strong> als vrij hard, althans waar het <strong>de</strong> omgang met gelijken<br />

betrof, en het was hem nooit gelukt an<strong>de</strong>rmans genegenheid te aanvaar<strong>de</strong>n.’ Wanneer<br />

<strong>de</strong> man, Dr. Dobermann heet hij, via het tussenstadium van <strong>de</strong> vermomming wordt<br />

waar zijn naam <strong>voor</strong> staat, belandt hij in een asiel en kort daarop wordt hij door<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


25<br />

Anja Brachfeld, een alleenstaan<strong>de</strong> dame, mee naar huis genomen. Zij is <strong>de</strong> bazin, hij<br />

is trouw en dienstbaar, en uit die verhouding groeit een unieke romance. Het lijkt of<br />

Van Maanen zeggen wil dat ongelijkwaardigheid <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is <strong>voor</strong> overgave. Na<br />

een zeldzaam mooie opbouw sluit het verhaal af met een bedscène, taal ontbreekt,<br />

zij voer<strong>de</strong> ‘haar liefkozingen op tot een hoogte die hij niet wil<strong>de</strong> bereiken, maar hij<br />

was weerloos,’ schrijft <strong>de</strong> schrijver. Op dat duizelingwekken<strong>de</strong> moment zien we een<br />

gelukzalige versmelting van verdierlijkte dame en een hond die ein<strong>de</strong>lijk tot<br />

menselijke liefkozingen in staat is.<br />

Het verhaal valt te lezen als een grandioze sneer naar alles dat en ie<strong>de</strong>reen die<br />

binnen zijn grenzen blijft. Was <strong>de</strong> man gewoon maar <strong>de</strong> man gebleven die hij was,<br />

dan had hij nooit het ongeken<strong>de</strong> avontuur met Anja beleefd. En ook Anja, die nogal<br />

in haar leven ingesnoerd zat, kiest <strong>voor</strong> het onbeken<strong>de</strong> door een grens te overschrij<strong>de</strong>n.<br />

De hond in Van Maanen lapt het conventionele, het geijkte aan <strong>de</strong> laars. Hij zoekt<br />

<strong>de</strong> weg van het gevaar, van het verbo<strong>de</strong>ne ook, want Dr. Dobermann had zichzelf al<br />

sinds lange tijd ‘bepaal<strong>de</strong> gevoelens’ niet meer toegestaan, uit schuld, uit schaamte<br />

- twee gevoelens waar Van Maanens personages vertrouwd mee zijn.<br />

De idylle tussen Anja Brachfeld en het dier verstoort Van Maanen overigens ook<br />

weer, als een sardonische, oppermachtige god. Hij zal je als lezer niet geven wat je<br />

verwacht, laat staan wat je wenst. Om te beginnen laat hij <strong>de</strong> Dobermann tij<strong>de</strong>ns het<br />

lief<strong>de</strong>sspel <strong>de</strong>nken aan een án<strong>de</strong>re vrouw, een spottend smetje op het volmaakte. Het<br />

slot van het verhaal is werkelijk noodlottig: <strong>de</strong> hond heeft zijn ou<strong>de</strong>, menselijke<br />

gedaante nog niet aangenomen of hij wordt, om ongeveer drie uur in <strong>de</strong> nacht, ‘als<br />

een hond’ overre<strong>de</strong>n. Terwijl je juist als lezer zelf hond bent gewor<strong>de</strong>n, met vacht<br />

en al, wordt er een eind aan je gemaakt - te laat begrijpend dat je als hond eigenlijk<br />

niets an<strong>de</strong>rs kunt verwachten.<br />

Er valt in het oeuvre van Van Maanen een ontwikkeling in <strong>de</strong> verdierlijking aan te<br />

wijzen. Niet altijd gaat het om een hond, dat zien we hieron<strong>de</strong>r wel, maar <strong>de</strong><br />

kenmerken zijn zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring honds: trouw, waaks, woest als het moet. In zijn<br />

vroege roman De dierenhater (1960) dient het dier nog als vergelijking, van een<br />

werkelijke metamorfose is nog geen sprake. Een aantal figuren erin hebben namen<br />

als dieren uit een fabel, zoals De Vos, Ras, Rotgans en d'Haese. Centraal in het boek<br />

staat Musa, <strong>de</strong> vrouw van burgemeester Rotgans én minnares van <strong>de</strong> verteller van<br />

het verhaal, een journalist. Kort nadat Musa sterft, wordt het dorp een okapi<br />

geschonken, een exem-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


26<br />

plaar uit het diepe Afrikaanse oerwoud, een won<strong>de</strong>rschone, mythische verschijning<br />

die iets weg heeft van een zebra. Musa, zo zal ook <strong>de</strong> okapi heten, beslist <strong>de</strong><br />

burgemeester. De vergelijking tussen vrouw en dier dient zich op allerlei manieren<br />

aan. Over <strong>de</strong> rug van <strong>de</strong> okapi voert <strong>de</strong> journalist een achterbakse en inmid<strong>de</strong>ls<br />

verloren strijd met <strong>de</strong> burgemeester om <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van diens vrouw. De journalist gaat<br />

met <strong>de</strong> okapi om alsof ze zijn gelief<strong>de</strong> was: ‘Het viel me op dat ie<strong>de</strong>reen Musa naar<br />

haar uiterlijk beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>, en niemand naar haar innerlijk. Dat kon me ergeren, maar<br />

ik wachtte me er wel <strong>voor</strong> die bête bewon<strong>de</strong>raars te corrigeren; ik genoot dat innerlijk<br />

privé, en zo moest het blijven.’ Stukje bij beetje maakt <strong>de</strong> schrijver ons dui<strong>de</strong>lijk dat<br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van <strong>de</strong> minnares <strong>voor</strong> <strong>de</strong> journalist misschien wel niet zo volkomen was<br />

als hij zelf altijd heeft gedacht. En het is wellicht juist vanwege <strong>de</strong>ze onzekerheid<br />

over haar trouw dat hij zich zo op <strong>de</strong> okapi stort: via dit dier, dat hij alleen doorgrondt,<br />

creëert hij een band met zijn minnares - een fictie waarin hij maar al te graag geloven<br />

wil.<br />

Tien jaar later, in Hebt u mijn pop ook gezien? (1974), zien we hoe bij Franz K.<br />

het hondse naar boven komt, dat wil zeggen: we zien hem gelukkig wor<strong>de</strong>n. Franz<br />

K., ‘die nooit zijn emoties toon<strong>de</strong>’, die een kille relatie had met zijn verloof<strong>de</strong> Laura<br />

Schibolin, wordt als was in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van het jonge meisje Dutschi. Ze hebben elkaar<br />

nog maar pas ontmoet in het park, of hij loopt zo gezegd al aan <strong>de</strong> lijn. ‘Zoals ze<br />

daar liepen, hand in hand, volg<strong>de</strong> hij haar eer<strong>de</strong>r dan dat hij haar leid<strong>de</strong>.’ Hij is in<br />

haar hand, als een trouwe, waakse Dobermann. Maar het gaat nog een stapje ver<strong>de</strong>r.<br />

Hij wil niet ín haar hand zijn, hij wil haar hand zijn. De vraag brandt hem op <strong>de</strong><br />

lippen: hoe is het om een meisje als jij te zijn? ‘Gewoon,’ antwoordt zij<br />

schou<strong>de</strong>rophalend, en precies dat niksige antwoord laat hem <strong>de</strong> ruimte om zich met<br />

haar te vereenzelvigen. ‘Dat zou toch wel eens het wezen van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> kunnen zijn,’<br />

zegt hij, ‘opgaan in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r.’ Als je dit verlangen van Van Maanens held mystiek<br />

zou willen noemen, dan is mystiek een sterk fysieke ervaring. Niet haar gedachten,<br />

haar innerlijk, haar geest wil hij kennen, wil hij zijn, nee, het gaat hem om iets dat<br />

nog onbereikbaar<strong>de</strong>r is maar ook nog intiemer en nog min<strong>de</strong>r inwisselbaar. ‘Het<br />

lichaam, dat bedoel<strong>de</strong> ik. Ik had haar hon<strong>de</strong>rd keer bezig gezien met schrijven en<br />

tekenen, maar hoe on<strong>de</strong>rging <strong>de</strong> hand <strong>de</strong> druk van het potlood? Hoe klopte het bloed<br />

in <strong>de</strong> vingertoppen als ze die tegen haar wang hield? Hoe warm of hoe koel streek<br />

haar a<strong>de</strong>m langs haar geopen<strong>de</strong> lippen? Hoe rook zij zichzelf? Haar tepels aan <strong>de</strong><br />

binnenkant van haar hemd, haar voeten in hun schoenen, <strong>de</strong> warmte en het vocht in<br />

haar oksels, <strong>de</strong> wind in haar haren, het op- en neergaan van haar buik, <strong>de</strong> wrij-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


27<br />

ving van haar benen, hoe voel<strong>de</strong> dat allemaal?’ En zo, terwijl je <strong>de</strong>ze prachtige,<br />

zinnelijke zinnen leest, komt dat verlangen van Franz K. steeds dichterbij, je wordt<br />

als lezer <strong>de</strong> kleine Dutschi.<br />

Maar wacht eens even! Dutschi is toch een meisje, geen hond, geen dier? Nee,<br />

maar ze is wel een baasje, en hoe, <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> straat komen op haar af als bijen<br />

op honing. Zij schept <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Franz K. om hond te zijn, zij maakt een<br />

versmelting mogelijk tussen baas en hond, één zijn ze, en dat betekent <strong>voor</strong> Franz<br />

het on<strong>de</strong>rgaan van een geluk. Het betekent <strong>voor</strong> hem namelijk het uitschakelen van<br />

zichzelf, hij overschrijdt <strong>de</strong> menselijke begrenzing. Niet om <strong>de</strong> kick, <strong>de</strong> metamorfose<br />

is geen doel op zichzelf, het is <strong>voor</strong> Franz een mid<strong>de</strong>l om ein<strong>de</strong>lijk eens verlost te<br />

raken van, ook hij, zijn schaamte en schuld, van zijn beknellen<strong>de</strong> beperkingen. Hij<br />

had een hekel aan zijn eigen lichaam, vertelt Dutschi in een terugblik in het verhaal:<br />

‘hij zei op een keer tegen me: ik schaam me <strong>voor</strong> grote vrouwen omdat ik zo mager<br />

ben, en ook eens: ik ben veel te mager <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>.’<br />

In Al lang gele<strong>de</strong>n, Van Maanens twee<strong>de</strong> en nog altijd schitteren<strong>de</strong> roman uit 1956,<br />

doen er nog geen hon<strong>de</strong>n geen dieren mee, maar <strong>de</strong> gedaanteveran<strong>de</strong>ring is wel al<br />

waar het om draait. Wat gebeurt er met je als je blijft wie je bent? is <strong>de</strong> vraag die<br />

door het boek spookt. Je zult een Theo Kemp wor<strong>de</strong>n, een man die in <strong>de</strong> oorlog<br />

feilloos wist wie goed was en wie fout, die een moreel kompas had dat hem van pas<br />

kwam bij zijn on<strong>de</strong>rgrondse werk, maar later, een <strong>de</strong>cennium na <strong>de</strong> oorlog, dat kompas<br />

niet kon bijstellen. Wat eens zijn kracht was, is nu zijn zwakte, staat in <strong>de</strong> roman,<br />

met als gevolg dat hij niets of niemand nog begrijpt, hij staat helemaal alleen. De<br />

joodse Mirjam, zijn tegenpool met wie hij in het verzet zat, heeft na <strong>de</strong> oorlog haar<br />

lot opnieuw bepaald ‘zon<strong>de</strong>r zich door het verle<strong>de</strong>n te laten richten’, zoals zij zelf<br />

zegt. Ze <strong>de</strong>nkt: ‘Ie<strong>de</strong>reen veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>; een gevoel dat eens een drijven<strong>de</strong> kracht was<br />

kon later een rem wor<strong>de</strong>n, en het was zaak dat tijdig te beseffen.’ Zij realiseert zich,<br />

en han<strong>de</strong>lt er ook naar, dat je keer op keer positie moet bepalen omdat het leven<br />

<strong>voor</strong>tdurend van positie veran<strong>de</strong>rt. Ze beseft <strong>de</strong> noodzaak van <strong>de</strong> metamorfose.<br />

Hier, in Al lang gele<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> gedaanteverwisseling nog een mentaliteit. Pas in<br />

later werk schept <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong> literaire vrijheid om, als een mo<strong>de</strong>rne Ovidius, zijn<br />

personages daad werkelijk van hun ou<strong>de</strong> huid te bevrij<strong>de</strong>n. Pas dan ook wordt <strong>de</strong><br />

schrijver losser in stijl, laat hij <strong>de</strong> associatie toe, laat <strong>de</strong> verbeelding op zoek gaan<br />

naar <strong>de</strong> schemerzone van het bestaan, naar het gebied van <strong>de</strong> poreuze grenzen, waar<br />

mens dier kan wor<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>rsom,<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


28<br />

waar meer mogelijk is dan in het domein van het har<strong>de</strong> daglicht. In dat latere werk<br />

is <strong>de</strong> suggestie sterker dan <strong>de</strong> feiten, vermoe<strong>de</strong>ns hebben <strong>de</strong> overhand op zekerheid.<br />

Hoe uiterst precies en overwogen Van Maanen ook schrijft, on<strong>de</strong>r die oppervlakte<br />

van stilistische beheersing woedt een dionysische kracht, een kracht die een totale<br />

ontregeling veroorzaken kan. Het is een bizar misverstand dat <strong>de</strong>ze schrijver tot <strong>de</strong><br />

belegen auteurs wordt gerekend.<br />

Een van <strong>de</strong> meest onthutsen<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls in zijn oeuvre is Vertel<strong>de</strong> tijd (1994). Uit <strong>de</strong><br />

verhalen klinkt flink wat geblaf, gekrijs en gebrul op. Luister naar ‘Van hogerhand<br />

(Tekst van een verzwegen toespraak)’, waar een hoogleraar rechtsfilosofie ein<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>de</strong> vrouw wordt die hij al zo lang verlang<strong>de</strong> te zijn. Wanneer <strong>de</strong> gedaanteverwisseling<br />

zich heeft voltrokken, verliest hij zijn spraakvermogen en stoot hij gelui<strong>de</strong>n uit die<br />

het mid<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n tussen ‘janken en blaffen’. De man is, zoveel is dui<strong>de</strong>lijk, in <strong>de</strong><br />

ogen van <strong>de</strong> mensen die hem omringen doodziek en heeft hulp nodig, maar in eigen<br />

ogen heeft hij ein<strong>de</strong>lijk zijn ‘ware gedaante’ aangenomen en dat bovenmenselijk<br />

geluk laat zich niet in mensentaal uitdrukken. Die twee perspectieven laat Van Maanen<br />

tegelijkertijd zien: we horen blaffen én janken, er is geluk én pijn, want op het moment<br />

dat <strong>de</strong> hoogleraar (specialist van regels en wetten) het beperken<strong>de</strong> opheft, valt hem<br />

<strong>de</strong> tragiek van <strong>de</strong> eenzaamheid toe: hij is buiten <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> werkelijkheid<br />

beland.<br />

‘Bespraakte dieren’ uit diezelf<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l gaat nog een stap ver<strong>de</strong>r in het<br />

hallucinante. Er treedt een mismaakte dwerg op die Adam heet. Adam: we zijn<br />

gewaarschuwd. Het meisje Ibbi valt als een blok <strong>voor</strong> hem, want hij is een won<strong>de</strong>r<br />

als het gaat om het leveren van fysiek genot, hij beroert haar lichaam alsof hij ie<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong>el ervan door en door kent. ‘Bij alles wat hij on<strong>de</strong>rneemt is hij stil en rustig, ze<br />

hoort hem niet, ze ziet hem niet, ze voelt hem, huiverend in golven van genot en<br />

verlangen voelt ze hem met langzame, geduldige en trefzekere bewegingen bezig<br />

zijn. Eer<strong>de</strong>r dan zijzelf weet hij wat ze wil, hij kent haar liefste en geheimste wensen,<br />

zo mismaakt als hij is is hij <strong>de</strong> volmaakte minnaar. (...) Haar lust is <strong>de</strong> zijne.’ Aan<br />

het ein<strong>de</strong> van het verhaal dient zich <strong>de</strong> schrikwekken<strong>de</strong> onthulling aan: Adam trekt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> spiegel zijn kleren uit en wat dan <strong>voor</strong> onze ogen verschijnt is een<br />

hermafrodiet. Adam, <strong>de</strong> Eerste Mens. In dit barokke en uitzinnige verhaal presenteert<br />

Van Maanen een kunstmatig paradijs waarin het dubbelslachtige of dubbelzinnige<br />

<strong>de</strong> dienst uitmaakt. Hij is ‘variant van <strong>de</strong> soort zoals die volgens <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> bestond<br />

<strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n, bevreesd <strong>voor</strong> zijn almacht, hem in twee helften spleten, gedoemd<br />

elkaar levenslang te zoeken om in lief<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


29<br />

verenigd.’ Deze gebochel<strong>de</strong> heeft zich omringd door ‘zijn zelfgemaakte familie’, die<br />

<strong>de</strong>r ‘bespraakte dieren’, <strong>de</strong> beren en an<strong>de</strong>re knuffels uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rliteratuur (zoals<br />

‘Wiggie-<strong>de</strong>-Pooh van Alan Miller’). Eén bezwaar heeft hij tegen <strong>de</strong> literatuur van<br />

het bespraakte dier: dat <strong>de</strong> dieren er klakkeloos <strong>de</strong> taal <strong>de</strong>r mensen overnemen. Dat<br />

zou an<strong>de</strong>rs moeten zijn, zegt hij: ‘De literatuur van het bespraakte dier zou pas recht<br />

van bestaan mogen hebben als <strong>de</strong> schrijver <strong>voor</strong> zijn personages een nieuwe<br />

uitdrukkingsvorm bedacht, een primitieve gesproken taal, bevrijd van <strong>de</strong> ballast van<br />

vervoeging en verbuiging, ontdaan van overbodige versieringen als het bijvoeglijk<br />

naamwoord, steunend op een articulatie met volle mond, om <strong>de</strong> dubbele functie (van<br />

spreken en bijten) te accentueren.’ Zo, in <strong>de</strong>ze nieuwe uitdrukkingsvorm, spreekt<br />

ook Adam: als een hond, in korte, grommen<strong>de</strong> zinnen, ‘in verbale symmetrie met<br />

zijn benen, waarvan het ene overigens nog korter is dan het an<strong>de</strong>re.’<br />

In 1973 zei Van Maanen in een interview: ‘Je kunt geen boek vol schrijven met<br />

tekens <strong>voor</strong> blaffen, piepen en kakelen zon<strong>de</strong>r onverstaanbaar te wor<strong>de</strong>n. Als dat wel<br />

kon zou alles bereikt zijn.’ Luister terwijl je leest en huiver. Hoe gevangen zitten<br />

zijn personages, hoe verlossend én angstaanjagend klinkt dan het geblaf, gegrom en<br />

gejank: tekenen van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van <strong>de</strong> grens.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Jan Baeke<br />

Gedichten<br />

Vragen met hon<strong>de</strong>n<br />

Is het ook een hond<br />

die zoveel op ons lijkt<br />

en op <strong>de</strong> bank in slaap gesukkeld is?<br />

Er staat in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften<br />

hoe wij moeten liggen en slapen<br />

hoe we een feestmaal moeten berei<strong>de</strong>n<br />

en een huis schoonmaken<br />

en ook staat er hoe we met hon<strong>de</strong>n<br />

moeten doen en zij met ons.<br />

30<br />

Dat om ons heen an<strong>de</strong>ren<br />

het meubilair nog <strong>voor</strong> zonsopgang reinigen<br />

met water en zeep <strong>de</strong> nacht verdrijven<br />

zich <strong>voor</strong> ons opstellen en vragen<br />

staan wij stil, zijn dit onze han<strong>de</strong>n<br />

hoe hou<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n<br />

op afstand?<br />

Wij snellen naar <strong>de</strong> boeken<br />

om <strong>de</strong> juiste pagina's te vin<strong>de</strong>n<br />

De zon komt blaffend op.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Ie<strong>de</strong>reen is er<br />

Geen geluid. Geen enkel geluid.<br />

Er was iets in het mechaniek verschoven<br />

waardoor <strong>de</strong> hond niet begon te blaffen.<br />

Misschien waren er teveel in te korte tijd.<br />

Het huis is altijd klein geweest.<br />

31<br />

Zo bij elkaar geschil<strong>de</strong>rd<br />

(één op een stoel, op een an<strong>de</strong>re stoel<br />

een an<strong>de</strong>r, stuurs licht uit het plafond)<br />

klimmen wil<strong>de</strong> gebaren tegen <strong>de</strong> muur omhoog.<br />

Bloed valt bij het schud<strong>de</strong>n.<br />

Zie je wat er gebeurt? Dat doe je goed<br />

zo op <strong>de</strong>ze plaats te passen.<br />

Waarheid, waar ik niet van uitga<br />

dat je soms moet zwijgen om het on<strong>voor</strong>ziene<br />

van <strong>de</strong> natuur te begrijpen.<br />

Lijn zit er niet in<br />

maar kijk om je heen. Ie<strong>de</strong>reen is er.<br />

Dat is wat we nu nodig hebben. Nu.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Voltige<br />

Het touw brak. De hemel verliet mij<br />

en wierp zich - of was ik het? -<br />

tussen <strong>de</strong> leeuwen en <strong>de</strong> duiven<br />

die niet stopten<br />

die doorgingen alles te verwoesten<br />

zoals <strong>de</strong> trapezewerkers hun zachte vlees.<br />

Boven alles uit<br />

klonk <strong>de</strong> juiste muziek<br />

Het is die muziek<br />

zeggen <strong>de</strong> heiligen van <strong>de</strong> trapeze<br />

die wij opvouwen en meenemen<br />

tussen balen stro geklemd<br />

en ver<strong>de</strong>eld over diverse won<strong>de</strong>n.<br />

32<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Een zekere <strong>voor</strong>uitgang<br />

Batman: ‘let's go!’<br />

Robin: ‘watch out!’<br />

Iemand die moet springen<br />

gaat achter een man staan<br />

die hem aan het zicht onttrekt.<br />

33<br />

Wij vin<strong>de</strong>n het mooi<br />

hoe <strong>de</strong> redding hier in beeld wordt gebracht<br />

maar er is geen tijd om na te <strong>de</strong>nken.<br />

Het moet in één keer goed.<br />

Als we niet opletten<br />

veran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> spelers van positie<br />

wordt het te werkelijk<br />

we knikken<br />

weten dat<br />

nog leger dan een leeg dak<br />

is het dak<br />

daarna.<br />

Voor iemand dit van ons vraagt<br />

moeten wij een man<br />

van zijn vermomming ontdoen.<br />

Ook dit te be<strong>de</strong>nken<br />

helpt ons ver<strong>de</strong>r.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Peggy Verzett<br />

Hazen<br />

<strong>de</strong> hazen zijn al wakker<br />

wij droom<strong>de</strong>n over hazen<br />

en alle <strong>voor</strong>werpen die weerkaatsten<br />

<strong>de</strong> wijze van <strong>voor</strong>planting<br />

nauwelijks omslachtig<br />

Grote Haas zag alles rooskleurig in<br />

we klommen in boomtoppen<br />

en gingen <strong>voor</strong>beeldig om<br />

met <strong>de</strong> sterren<br />

naast <strong>de</strong> riviermond<br />

tussen het riet<br />

kel<strong>de</strong>r<strong>de</strong> een alou<strong>de</strong> twist<br />

tussen winter en zomer<br />

<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> droeg een rok<br />

vijf grote lagen<br />

meer was het niet<br />

34<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


het huis aan <strong>de</strong> overkant is leeg<br />

hazenbloed het lijkt wel ingeraamd<br />

we spiegelen in ramen narrenbloed<br />

35<br />

soms ben ik er geweest<br />

door <strong>de</strong> lege kamers gelopen langs<br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkant van het weggescheur<strong>de</strong> gekropen<br />

op het veld on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> volle maan<br />

uitgeweken naar <strong>de</strong> rand van veilig bos<br />

boven bij <strong>de</strong> trap om<br />

door een <strong>de</strong>urpost en langs<br />

glooibaar grensgebied gestaan<br />

vastere grond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voet<br />

ik verken maar verbroe<strong>de</strong>r niet<br />

naar tegenover staren<br />

waar <strong>de</strong> Grote Haas met<br />

das da da dasein<br />

terug te komen bij het raam<br />

<strong>de</strong> hoofddoek zien wapperen<br />

aan een stok die zij<strong>de</strong>lingse bries<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


maanmeertje<br />

met het ovale wak<br />

en Grote Haas die<br />

daar zat op het dunne ijs<br />

met zijn hellend vlak<br />

knieën tegen <strong>de</strong> borst gehesen<br />

lobbig wit op takken<br />

ho meisje<br />

o<strong>de</strong> aan jou meisje<br />

meisje van ver en meer<br />

glansgek oog en bel<br />

twee hazen rennen niet<br />

door een ho<strong>de</strong>l<strong>de</strong>bo<strong>de</strong>lhek<br />

en zullen weer schoten vangen<br />

36<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


een haas is een haas<br />

houdt <strong>de</strong> wereld in<br />

een zak met het blote oog<br />

over <strong>de</strong> veldweg<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maan<br />

langs <strong>de</strong> rochelen<strong>de</strong> put<br />

rent <strong>de</strong> snelheid van<br />

straaljagers in <strong>de</strong> naam<br />

van aphrodite en cupido's<br />

over het omploeg<strong>de</strong> land<br />

- er ligt weer hazenvet -<br />

nageltikkend klauwendrummend<br />

over wijfjes en vibraties<br />

oef <strong>de</strong> dingbouw is groot<br />

37<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


38<br />

schrezen schrezen<br />

in het plantsoen van <strong>de</strong>ze woonwijk in <strong>de</strong> slaapstad<br />

schrezen schrezen<br />

in het land dat van houtwal naar houtwal liep<br />

schrezen schrezen<br />

in <strong>de</strong> wereld waar halvezool haverbrood en hazenvel<br />

schrezen in het drommend heelal<br />

om mooier spul<br />

inlegwerk?<br />

van Grote Haas <strong>voor</strong> evenknie<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


wat mij te binnen schiet<br />

vogels<br />

en labbayen<br />

ik herinner me nog<br />

woekerend raaigras on<strong>de</strong>r systeemplaten<br />

in het kantoor van <strong>de</strong> douane<br />

bomen bomen<br />

mooie improvisaties<br />

en dat rurale<br />

niet vergeten niet<br />

fred (van astaire) ferme haas<br />

weet nog hermafrodiet en<br />

hallucina<strong>de</strong> in het nulijf<br />

lengtegolven want<br />

<strong>de</strong> rechte hoek wil zwenken volgens<br />

het schietlood met <strong>de</strong>ze wereld<br />

aan niemand opgedragen<br />

39<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Fouad Laroui<br />

De mafkees (op afspraak)<br />

40<br />

Het was een echte dandy. Hij had in El-Jadida het ‘getailleer<strong>de</strong> overhemd’<br />

geïntroduceerd. Hij kwam als eerste met <strong>de</strong> ‘olifantspootbroek’ en geen dikhuid heeft<br />

ooit zo zwierig door <strong>de</strong> steegjes van <strong>de</strong> medina geflaneerd. Op het Plateau, waar <strong>de</strong><br />

Fransen woon<strong>de</strong>n, was hij een van <strong>de</strong> weinige inboorlingen die wer<strong>de</strong>n uitgenodigd<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> surprise-party's, maar dat was <strong>voor</strong> niemand een surprise, want hij was Beau<br />

Brummel en zij <strong>de</strong> pummels. Op het strand droeg hij shorts met uitheemse kleuren<br />

en Amerikaanse t-shirts. Aan <strong>de</strong> zon had hij lak, met zijn ré-ban te-gèk-man!<br />

Bewon<strong>de</strong>rend gemompel dat ik als kind nooit goed thuis kon brengen, maar pas<br />

jaren later begreep.<br />

Een Ray-Ban zonnebril, te gèk man.<br />

Dat was dus kort en goed Tijani zoals ie was.<br />

Nou en?<br />

Nou, alleen dit: hij werd om <strong>de</strong> zes maan<strong>de</strong>n gek, Tijani.<br />

Met <strong>de</strong> regelmaat van een dolgedraai<strong>de</strong> klokkengek stortte hij bij elke equinox in.<br />

Op een ochtend, na het gebed van <strong>de</strong> mou'eddinne, kwam hij brullend uit zijn hol<br />

te<strong>voor</strong>schijn. Een gore stoppelbaard van een paar dagen oud, in plaats van zijn<br />

geparfumeer<strong>de</strong> nasrani kleren een allergruwelijkste djellaba, zijn ogen rol<strong>de</strong>n woest<br />

in zijn kassen. Hij was blootsvoets. Je kon beter niet zijn pad kruisen! Zijn pad voer<strong>de</strong><br />

naar het busstation. Hij werd begeleid door een verbijster<strong>de</strong> en verrukte menigte. De<br />

kin<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n alvast, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zekerheid, een paar keien geraapt, stel dat er een<br />

klein steni-gingetje ergens on<strong>de</strong>rweg in zat. Wat er aan hadj toevallig in <strong>de</strong> buurt<br />

was mompel<strong>de</strong> snel een soera. De vrouwen bewerkten met hun kromme nagels hun<br />

gezichten. Meisjes kerm<strong>de</strong>n hun oe-ili, oe-ili. Maar Tijani stapte als een razen<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>t, met <strong>de</strong> hele stad achter hem aan.<br />

Hij was misschien van alles kwijt, maar zeker niet <strong>de</strong> kluts: hij vond zon<strong>de</strong>r<br />

mankeren het station en <strong>de</strong> gin<strong>de</strong>r gereedstaan<strong>de</strong> bus met bestemming<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


41<br />

Casablanca. Hij storm<strong>de</strong> het voertuig binnen, en installeer<strong>de</strong> zich, met <strong>de</strong>lirium en<br />

razernij en al, op een bank <strong>voor</strong> drie personen. De bestuur<strong>de</strong>r, die Tijani ken<strong>de</strong>,<br />

scheur<strong>de</strong> met gieren<strong>de</strong> motor een paar kleuters verpletterend weg en <strong>de</strong> stad hervond<br />

weldra opnieuw zijn rust.<br />

Twee dagen later was hij weer terug. Hij stapte uit <strong>de</strong> bus van Casablanca; smerig,<br />

sereen, stralend. Snel thuis een douche, zijn djellaba kregen <strong>de</strong> melaatsen ca<strong>de</strong>au en<br />

daar was-ie weer: een mo<strong>de</strong>plaatje. Hij werd met veel omhelzingen door zijn vrien<strong>de</strong>n<br />

binnengehaald en daar ging meneer: keurig in het pak flanerend over <strong>de</strong> boulevard,<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> blikken van <strong>de</strong> goegemeente.<br />

Zes maan<strong>de</strong>n later...<br />

Kortom.<br />

Het kan zijn dat er in<strong>de</strong>rtijd lie<strong>de</strong>n waren die het fijne van <strong>de</strong> hele kwestie wisten.<br />

Maar dat hebben ze mij niet verteld. Voor mij (ik was elf jaar) was er, vreemd genoeg,<br />

helemaal geen sprake van iets als het fijne van welke kwestie dan ook. Tijani raakte<br />

om <strong>de</strong> zes maan<strong>de</strong>n buiten zinnen. Nou en? Dan wist je tenminste zeker dat hij <strong>de</strong><br />

rest van <strong>de</strong> tijd wel bij zijn verstand was. Maar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren? Hoe zat 't daarmee, met<br />

die zogenaam<strong>de</strong> serieuze types, al die weloverwogenen? Ik had zo mijn twijfels...<br />

Op een avond, ik kwam net terug van <strong>de</strong> bioscoop van madame Dufour, meen<strong>de</strong> ik<br />

iets achter een <strong>de</strong>ur te horen, ik duw<strong>de</strong> hem open, het was een soort <strong>voor</strong>portaal, het<br />

geluid werd lui<strong>de</strong>r, ik duw<strong>de</strong> nog een <strong>de</strong>ur open, en opeens stond ik mid<strong>de</strong>n in een<br />

oorverdovend geroffel van tam-tams en ik zag grote negers met reusachtige schaduwen<br />

die elkaar met bijlen te lijf leken te willen gaan, en er lag een vrouw schuimbekkend<br />

op <strong>de</strong> grond te kronkelen en te sid<strong>de</strong>ren, en er was een stel woestelingen die hele<br />

sloten kokend water naarbinnen zaten te gieten en toen maakte ik in paniek dat ik<br />

als <strong>de</strong> hazen wegkwam.<br />

Maar ik had in <strong>de</strong> gauwigheid nog wel een paar beken<strong>de</strong> gezichten in <strong>de</strong> menigte<br />

kunnen herkennen, <strong>de</strong> melkman bij<strong>voor</strong>beeld, en onze buurman, <strong>de</strong> waardige<br />

werkloze, en <strong>de</strong> man die op <strong>de</strong> markt tijgerbalsem verkocht; drie over het algemeen<br />

hele brave en serieuze mannen, eerbiedwaardige koranbestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>rs, van wie je niet<br />

gauw zou <strong>de</strong>nken dat ze elkaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lol met een bijl <strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l zou<strong>de</strong>n willen<br />

klieven.<br />

Maar toen ik in<strong>de</strong>rtijd nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vrouwen mocht verkeren, als jochie dat niet<br />

meetel<strong>de</strong>, had ik ruim <strong>de</strong> gelegenheid gehad om te kunnen constateren dat ook zij af<br />

en toe knettergek wer<strong>de</strong>n. Ah! Ik zou dingen kunnen vertellen... Nee, er zijn grenzen...<br />

Zingen<strong>de</strong> heksen rond een brasero... De<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


42<br />

meest dubieuze dansen... Ik zat het allemaal met ogen als theeschoteltjes te bekijken,<br />

stom klein opdon<strong>de</strong>rtje, het kouwe gruwelzweet brak me uit: soms zag ik werkelijk<br />

<strong>de</strong> meest onwaarschijnlijke dingen, met geen pen te beschrijven.<br />

Vergeleken hierbij vond ik <strong>de</strong> metronomische waanzin van Tijani, zijn heel reële<br />

afwezigheid (tenslotte nam hij <strong>de</strong> bus, hij ging er niet op een vliegend tapijt vandoor)<br />

het toppunt van boern nuchterheid. Het kwam niet bij me op om daar kritisch over<br />

te zijn. Kritiek op het Verstand, dat heb je niet.<br />

Duizend jaar later zit ik op een bankje tegenover <strong>de</strong> Sorbonne, en daar zie ik Tijani<br />

<strong>voor</strong>bijkomen, grijs gewor<strong>de</strong>n, maar kaarsrecht als een toreador, en onberispelijk in<br />

het pak. Ik roep zijn naam, hij komt wantrouwig dichterbij, ik verklaar me na<strong>de</strong>r, hij<br />

draait bij, kijk eens aan, twee landgenoten zomaar hartje Parijs. Nadat we het over<br />

van alles en nog wat hebben gehad, komt het moment van <strong>de</strong> vraag die ik aan hem<br />

heb. Want op <strong>de</strong> Franse school, en daarna het collège, was ik ervan doordrongen<br />

geraakt dat ik in een raar soort wereld leef<strong>de</strong>. Wat, negers die elkaar 's nachts <strong>de</strong><br />

hersens insloegen? Gloeiendwaterdrinkers? Aïcha <strong>de</strong> heks? Tijani om <strong>de</strong> zes maan<strong>de</strong>n<br />

maf? Jonge vriend, dat is allemaal niet erg normaal. En Lévi-Strauss, Freud en Frazer<br />

dan? Voor <strong>de</strong> draad ermee!<br />

Daar komt-ie dan, <strong>de</strong> vraag.<br />

Toen ik hem stel<strong>de</strong> wist ik dat het verkeerd was, dat het <strong>voor</strong>goed uit was met alle<br />

ongecompliceer<strong>de</strong> gekheid, dat <strong>de</strong> tover van mijn kin<strong>de</strong>rjaren <strong>voor</strong>bij was. Maar ja,<br />

het libido scienti! Dat vervloekte alles willen begrijpen!<br />

‘Nee, zeg het me niet.’<br />

Te laat. Tijani barst, zittend in <strong>de</strong> rue <strong>de</strong>s Ecoles, in lachen uit, niks meer aan te<br />

doen, hij gaat me het geheim verklappen.<br />

‘Toen ik achttien werd waren er zo'n tien van ons in El-Jadida die mid<strong>de</strong>lbare<br />

school had<strong>de</strong>n. Op een keer kwam er iemand van <strong>de</strong> prefectuur bij ons die vroeg of<br />

we misschien zin had<strong>de</strong>n naar Amerika te gaan. Hij was nog niet uitgesproken of we<br />

vlogen hem collectief naar zijn strot <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inschrijfformulieren. Goed, wij dus naar<br />

Amerika, op kosten van <strong>de</strong> overheid. We krijgen een uniform aan en wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong><br />

een of an<strong>de</strong>re Yankee luchtmachtbasis geparachuteerd. Het i<strong>de</strong>e was een stel perfecte<br />

vliegtuigpiloten van ons te maken. Daar had<strong>de</strong>n we in El-Jadida niet zo erg bij stil<br />

gestaan, want het i<strong>de</strong>e naar Amerika te gaan was zoiets geweldigs dat er in onze<br />

bovenkamer geen ruimte <strong>voor</strong> iets an<strong>de</strong>rs meer was. Dus daar zit ik<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


43<br />

dan, boven in <strong>de</strong> lucht achter een Amerikaanse vlieginstructeur en opeens besef ik<br />

dat er toch een klein probleempje is, ik ga namelijk zowat dood van <strong>de</strong> angst in mijn<br />

cockpit. Die kist trilt, maar mijn botten rammelen dubbel zo hard. Nooit van mijn<br />

leven heb ik zo'n verschrikkelijk jaar meegemaakt, steeds maar boven tussen <strong>de</strong><br />

wolken zweven, ik kotste van pure doodsangst zowat uit <strong>de</strong> raampjes. We komen<br />

thuis behangen met gra<strong>de</strong>n en diploma's. Ik zeg bij mezelf: goedzo, da's <strong>voor</strong>bij, nou<br />

begint het kantoorleven, papierhan<strong>de</strong>l en farniente. Niks ervan, onze bazen wil<strong>de</strong>n<br />

dat we echt gingen vliegen, zodat we oorlog tegen <strong>de</strong> Peuls en <strong>de</strong> Papoea's kon<strong>de</strong>n<br />

voeren als het zover was. Maar als ik in <strong>de</strong> lucht zit veran<strong>de</strong>r ik op slag in een plasje<br />

vloeistof. Het wordt zo erg dat ik op een keer tegen <strong>de</strong> loods aan crash, zweef nog<br />

niet eens boven in het azuur, ben volslagen lam, kaken klem, mijn armen twee ijzeren<br />

stokken. Verstijfd en wel word ik naar <strong>de</strong> legerarts vervoerd die me ter plekke een<br />

paar petsen <strong>voor</strong> mijn gezicht geeft, een tijdje tegen me staat te brullen en dan tot <strong>de</strong><br />

conclusie komt dat mijn hersenstelsel tij<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>fect is. Ik mag met ziekteverlof naar<br />

huis, naar El-Jadida, met behoud van mijn vliegeniersgage. Daar staat tegenover dat<br />

ik elk half jaar present moet zijn <strong>voor</strong> een medische test om te kijken of ik weer <strong>de</strong><br />

lucht in kan.’<br />

‘Ah... Daarom simuleer<strong>de</strong> je steeds...’<br />

Tijani viel me in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>.<br />

‘Dat vroeg ik mezelf ook altijd af: simuleer<strong>de</strong> ik nou of werd ik echt gek om <strong>de</strong><br />

zes maan<strong>de</strong>n? Dat heb ik me twintig jaar lang afgevraagd. En ik ben tot <strong>de</strong> conclusie<br />

gekomen dat het me niet dui<strong>de</strong>lijk is. Tussen droom en werkelijkheid... Het zijn<br />

alleen maar woor<strong>de</strong>n eigenlijk. Wat is dat <strong>voor</strong> een gebouw hier tegenover?’<br />

‘De Sorbonne.’<br />

‘Volg je daar college?’<br />

‘Ja.’<br />

‘Nou,’ zei Tijani terwijl hij opstond, ‘dan moet je maar eens een keer aan je<br />

professor vragen of er ook woor<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n zijn. Woor<strong>de</strong>n die noch het<br />

ene noch het an<strong>de</strong>re zijn. Misschien snap je 't dan.’<br />

En daar ging hij, met zelfverzeker<strong>de</strong> stap, sereen en bij zinnen, met bei<strong>de</strong> voeten<br />

stevig in <strong>de</strong> boerenklei.<br />

Vertaald door Frans van Woer<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Tomas Lieske<br />

Insekten<br />

44<br />

Wie op weg naar T, vanuit het zui<strong>de</strong>n het grindpad bij <strong>de</strong> rivierbedding koos en niet<br />

over <strong>de</strong> gewone weg reed, die bocht na bocht zicht geeft op het land van <strong>de</strong> Ribera,<br />

zag vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bebouwing bij een pad naar links een bord met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling:<br />

Instituto nacional San Isidore. Na ongeveer vier kilometer stond een metalen <strong>de</strong>ur<br />

nonchalant in het landschap; bijna altijd stevig op slot. Wie probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> metalen<br />

<strong>de</strong>ur langszij te passeren, liep tegen een hoog metalen hek, dat zich dwars door <strong>de</strong><br />

struiken ver<strong>de</strong>r en ver<strong>de</strong>r uitstrekte, zodat men na enkele tientallen meters worstelen,<br />

onverrichter zake naar het pad terugkeer<strong>de</strong>; hier bij die anonieme <strong>de</strong>ur hield <strong>de</strong> weg<br />

op. Bezoekers die zich van tevoren had<strong>de</strong>n aangekondigd, von<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur op een<br />

kier staan en kon<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r rij<strong>de</strong>n over het pad. De metalen <strong>de</strong>ur klikte achter hem<br />

of haar in het slot; een onzichtbare onbeken<strong>de</strong> had <strong>de</strong> sterke veer ontgren<strong>de</strong>ld. Over<br />

het bospad bereikte men een parkeerplaats van waar <strong>de</strong> bezoekers <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re afstand<br />

moesten lopen. Het terrein kreeg daar een wij<strong>de</strong>, groene a<strong>de</strong>m.<br />

Het grasland bleek gering maar verra<strong>de</strong>rlijk te glooien. De twee wan<strong>de</strong>laars <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

er langer over naar het gebouw te lopen dan zij gedacht had<strong>de</strong>n. De oudste droeg<br />

een militair uniform. Hij was vele malen ge<strong>de</strong>coreerd en had ongetwijfeld als<br />

blauwhemd in <strong>de</strong> oorlog gevochten. De an<strong>de</strong>r kon omschreven wor<strong>de</strong>n als een rijke<br />

buitenlan<strong>de</strong>r, smaakvol en duur gekleed, het haar in een dogmatische, recht over het<br />

hoofd lopen<strong>de</strong> scheiding, bedwongen met welrieken<strong>de</strong> pomma<strong>de</strong>. De militair<br />

probeer<strong>de</strong> zijn a<strong>de</strong>m te reguleren. Hij sprak af en toe. Zijn toon was overtuigend,<br />

enigszins driftig soms.<br />

Het was dui<strong>de</strong>lijk dat zijn taak het begelei<strong>de</strong>n was. Omdat mijnheer enkele<br />

belangrijke opperofficieren ken<strong>de</strong> en omdat die officieren mijnheer om wat <strong>voor</strong><br />

re<strong>de</strong>nen dan ook een verzoek niet kon<strong>de</strong>n weigeren, was dit bezoek met enige militaire<br />

druk afgedwongen. Voor mijnheers veiligheid en om misverstan<strong>de</strong>n te <strong>voor</strong>komen<br />

was hij, kolonel in rang, meegestuurd. Maar het kon toch niet betekenen dat hij moest<br />

toestaan dat mijnheer een<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


45<br />

lastpost werd met militaire toestemming? ‘Er zijn afspraken gemaakt en daar hou<strong>de</strong>n<br />

wij ons aan.’<br />

Het was maar een kleinigheid, sputter<strong>de</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r tegen.<br />

Dat kon híj niet beoor<strong>de</strong>len, smaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> militair. Dat moest hij aan an<strong>de</strong>ren<br />

overlaten. Zijn opdracht luid<strong>de</strong> het bezoek het karakter geven van een routineus<br />

werkbezoek. Gewoon navraag doen naar een patiënt wier naam toevallig in <strong>de</strong><br />

archieven was opgedoken. En wat mijnheer een kleinigheid noem<strong>de</strong>, zou<br />

ogenblikkelijk dui<strong>de</strong>lijk maken dat er een relatie bestond.<br />

De twee veeg<strong>de</strong>n het zweet van hun hoofd en zagen met verbazing dat ze pas <strong>de</strong><br />

helft van <strong>de</strong> afstand had<strong>de</strong>n afgelegd en dat ze zich nietig bevon<strong>de</strong>n in een kuil van<br />

het groene laken. De burger keek enigszins verongelijkt, misschien voel<strong>de</strong> hij zich<br />

terechtgewezen. Hij droeg een boekje in <strong>de</strong> hand, iets <strong>voor</strong> kin<strong>de</strong>ren met grote<br />

omlijn<strong>de</strong> tekeningen in hel<strong>de</strong>re kleuren. Na een tiental zwijgen<strong>de</strong> meters liet hij het<br />

boekje in zijn colbertzak glij<strong>de</strong>n.<br />

Het gebouw waar ze naar toe liepen, had een statige, op een fabriek lijken<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>gevel en twee half gebogen zijvleugels die <strong>de</strong> bezoeker met open armen leken<br />

te ontvangen.<br />

Of <strong>de</strong> kolonel wel eens in Rome was geweest, vroeg <strong>de</strong> burger. Een kort schud<strong>de</strong>n<br />

met het militaire hoofd. Het beroem<strong>de</strong> San Pietro-plein, hijg<strong>de</strong> <strong>de</strong> burger, maar hij<br />

liet ver<strong>de</strong>re uitleg achterwege, wat hij hier mee bedoel<strong>de</strong>, dat dat plein ook die<br />

merkwaardige kuilvorm had, waardoor het gebouw waar je naar toe liep, zich steeds<br />

ver<strong>de</strong>r leek terug te trekken. De opmerking bleef op die manier in <strong>de</strong> lucht hangen,<br />

evenals <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>, dat het hem ongerijmd leek dat dit gebouw niet an<strong>de</strong>rs bereikbaar<br />

was dan via dat obscure bospad. Bij <strong>de</strong> monumentale toegangs<strong>de</strong>ur, op <strong>de</strong> stenen<br />

trap, op het bor<strong>de</strong>s of aan het koperen sierhek ontbrak evenals bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur op het<br />

bospad elke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling hoe een argeloze bezoeker kon aanbellen of hoe <strong>de</strong> organisatie<br />

die daar huis<strong>de</strong>, heette en met welk doel zij daar werkte. Een entree van een landhuis<br />

in Engelse stijl, maar <strong>de</strong> onversier<strong>de</strong> gevel en <strong>voor</strong>al het roestige gaas dat gespannen<br />

was <strong>voor</strong> het ondoorzichtige glas van <strong>de</strong> ramen, gaven <strong>de</strong> bezoeker het i<strong>de</strong>e dat hij<br />

hier naar een fabriek keek. Maar een fabriek van wat?<br />

De wan<strong>de</strong>laars had<strong>de</strong>n niet <strong>de</strong> aanwezigheid van bewapen<strong>de</strong> boswachters en<br />

hon<strong>de</strong>n opgemerkt. Deze waren van tevoren ingelicht dus had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n, die<br />

met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>poten in <strong>de</strong> lucht aan <strong>de</strong> leidsels rukten maar die geen blaf, geen gehijg,<br />

geen enkel geluid lieten horen, teruggetrokken. De bei<strong>de</strong> bezoekers beklommen <strong>de</strong><br />

stenen trap. De <strong>de</strong>ur ging open en zij toon-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


46<br />

<strong>de</strong>n hun papieren aan een portier in burger die dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar on<strong>de</strong>r het <strong>voor</strong>pand<br />

van zijn colbert een pistool had hangen.<br />

In <strong>de</strong> hal rook het naar schoonmaakartikelen en, vager, naar antiseptica. De twee<br />

kon<strong>de</strong>n plaatsnemen. Een eiken, rechte, uitzon<strong>de</strong>rlijk lange bank van zeer donkere<br />

kleur sier<strong>de</strong> als enige meubel <strong>de</strong> hal. De rugleuning was slechts twintig centimeter<br />

hoog, <strong>de</strong> bezoekers kon<strong>de</strong>n niet an<strong>de</strong>rs dan stijf rechtop zitten wachten. Er verscheen<br />

een vrouw die zwijgend een papier uit een houten bakje pakte. De burger bekeek af<br />

en toe <strong>de</strong> nagels van zijn linkerhand.<br />

De portier bleef door <strong>de</strong> hal lopen, alsof ie<strong>de</strong>r moment een buitenlandse bezoeker,<br />

een universitaire <strong>de</strong>legatie of een langverwachte leverancier zou kunnen verschijnen.<br />

De twee wachten<strong>de</strong>n begrepen dat hier zel<strong>de</strong>n iemand aanbel<strong>de</strong>. De vrouw die achter<br />

een matglazen <strong>de</strong>ur opgelost was, zwevend naar <strong>de</strong> gewenste hooggeplaatste, kwam<br />

zelfs niet als schaduw terug. Er drong weinig geluid door, slechts een enkele schreeuw<br />

van buiten: een vogel of misschien een varken dat in <strong>de</strong> buurt gehoed werd. On<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> grote luchter klonken <strong>de</strong> voetstappen van <strong>de</strong> bewapen<strong>de</strong> portier, het tikken van<br />

een ou<strong>de</strong> klok en het <strong>voor</strong>zichtige gekraak wanneer <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>r zijn dure schoenen<br />

verplaatste.<br />

Na ongeveer een kwartier wachten zei <strong>de</strong> portier dat ze door kon<strong>de</strong>n lopen. De<br />

bezoekers had<strong>de</strong>n verwacht dat <strong>de</strong> vrouw terug zou komen met een uitnodiging.<br />

Misschien zou <strong>de</strong> persoon om wie ze verzocht had<strong>de</strong>n, zelf verschijnen. De<br />

toestemming van <strong>de</strong> portier was raadselachtig als een stille vijver waar plotseling<br />

een steen vanuit <strong>de</strong> diepte door <strong>de</strong> oppervlakte <strong>de</strong> lucht in geworpen wordt. Ze hoor<strong>de</strong>n<br />

geen telefoon, er rinkel<strong>de</strong> geen bel, er ging geen lampje bran<strong>de</strong>n. Alsof <strong>de</strong> bezoekers<br />

een kwartier lang aan een onbegrijpelijke test waren on<strong>de</strong>rworpen; alsof iemand <strong>de</strong><br />

twee door een verborgen luik had staan observeren.<br />

Steeds rechtuit, had <strong>de</strong> portier gezegd. Deuren met witgeverfd glas en zon<strong>de</strong>r kruk:<br />

allemaal op slot. De houten <strong>de</strong>ur op het eind van <strong>de</strong> gang draai<strong>de</strong> geruisloos open<br />

toen ze er tien meter vandaan waren. De man die hen binnen nodig<strong>de</strong>, droeg een<br />

kostuum van dikke, grijze stof. Zo vaak had hij over <strong>de</strong> pan<strong>de</strong>n naast <strong>de</strong> revers<br />

gestreken, zoals hij ook nu <strong>de</strong>ed, dat het streeppatroon op enkele plekken was<br />

vervaagd, zodat <strong>de</strong> stof vol vlekken leek. Als een foto die plaatselijk niet goed is<br />

doorgedrukt. Overhemdboord en pochet waren smetteloos wit. Zijn haargrens liep<br />

hoog boven over zijn sche<strong>de</strong>l. Hij droeg een bril met donker, bijna zwart montuur<br />

en zuiver ron<strong>de</strong> glazen. Hij had <strong>de</strong> gewoonte zijn lippen op elkaar te bijten waarbij<br />

zijn bo-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


<strong>47</strong><br />

venlip bol<strong>de</strong>, wat hem in combinatie met <strong>de</strong> lachen<strong>de</strong> ogen een vrien<strong>de</strong>lijk peinzen<strong>de</strong><br />

uitdrukking gaf.<br />

‘Het is geenszins onze gewoonte, dit ontvangen van bezoekers,’ begon <strong>de</strong> man<br />

die zich had <strong>voor</strong>gesteld als <strong>de</strong> directeur van het instituut. Hij had zijn bezoekers<br />

gewezen op twee stoelen vlak <strong>voor</strong> zijn bureau. Terwijl <strong>de</strong> militair zijn benen strekte<br />

en driftig <strong>de</strong> vouw in zijn broek tussen zijn vingers klem<strong>de</strong> en naar boven trok,<br />

schraapte hij zijn keel met het <strong>voor</strong>nemen uit te leggen waarom zij speciale<br />

toestemming had<strong>de</strong>n gekregen <strong>de</strong> inrichting te bezoeken. Maar <strong>de</strong> directeur hief zijn<br />

hand, vouw<strong>de</strong> <strong>de</strong> duim, <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lvinger en <strong>de</strong> ringvinger samen, zodat <strong>de</strong> wijsvinger<br />

en <strong>de</strong> pink agressief <strong>voor</strong>uit staken en leg<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ste tand van <strong>de</strong> aldus ontstane<br />

hooivork tegen zijn opeen geperste lippen. Hij gedroeg zich alsof hij tegenover<br />

schoolkin<strong>de</strong>ren zat. De militair fronste zijn wenkbrauwen, maar hield wel zijn mond<br />

dicht.<br />

‘Ons werk is niet eenvoudig, maar noodzakelijk,’ ging <strong>de</strong> aimabele man ver<strong>de</strong>r.<br />

‘Het zal u bekend zijn dat <strong>de</strong> mensen die in <strong>de</strong>ze inrichting verblijven, op geen enkele<br />

manier meer in <strong>de</strong> samenleving kunnen functioneren. De samenleving is zulke<br />

problemen liever kwijt dan rijk. Wij bewijzen <strong>de</strong> samenleving een grote dienst door<br />

<strong>de</strong>ze gevallen hospitaliteit te verlenen. Neemt u hier goed nota van. Bovendien lukt<br />

het ons bijna altijd zelfs <strong>de</strong>ze...’ (een vaag gebaar) ‘...op een of an<strong>de</strong>re wijze nog<br />

nuttig te gebruiken, dienstbaar te maken, hoe u wilt. Lukt ook dat niet meer, dan<br />

han<strong>de</strong>len wij alles netjes af. Ook hier kunt u nota van nemen. Niemand zijn wij zo<br />

tot last. Dan hoeft ook niemand vragen te stellen.’ De man bleef vrien<strong>de</strong>lijk kijken,<br />

ook al school in <strong>de</strong> laatste zin een dreigen<strong>de</strong> agressie. ‘Waar niemand wat mee<br />

opschiet: rod<strong>de</strong>ls, klets van half-geïnformeer<strong>de</strong>n, goedbedoel<strong>de</strong> maar zinloze<br />

protesten. U begrijpt dat wij <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> familie buitensluiten. Wij hebben met<br />

instemming van <strong>de</strong> autoriteit een nagenoeg volstrekte isolatie toegepast. U verzoekt<br />

om informatie aangaan<strong>de</strong>...’<br />

Hij boog naar achteren en schoof een la open. ‘Maria E.’<br />

De buitenlan<strong>de</strong>r knikte.<br />

‘Dat verzoek bevalt ons niet, maar omdat u toestemming heeft van <strong>de</strong> militaire<br />

medische staf verlenen wij alle me<strong>de</strong>werking. Uiteraard. U kunt uw vragen stellen.<br />

Op sommige zal ik een eerlijk antwoord geven, op an<strong>de</strong>re zal ik niet ingaan. Wij<br />

zullen <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling bezoeken. U zult tot <strong>de</strong> conclusie komen dat ver<strong>de</strong>r bezoek onnodig<br />

is.’<br />

Hij keek <strong>de</strong> twee bête luisteraars aan, alsof hij ze zojuist versterken<strong>de</strong> Val<strong>de</strong>peñas<br />

en gepeper<strong>de</strong> tapas had aangebo<strong>de</strong>n. De militair hield zijn mond<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


48<br />

dicht. Zijn verzoek was in feite al ingewilligd; zijn bemid<strong>de</strong>ling eigenlijk overbodig.<br />

‘Vragen, mijnheer...’ Weer een blik in <strong>de</strong> la. ‘Felix Drinkwater?’ De naam werd<br />

ongeveer uitgesproken als ‘Belix Drinkpatr’.<br />

‘De patiënten,’ begon <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> taal overigens goed sprak,<br />

‘zijn allemaal dubbel gehandicapt?’<br />

De directeur schud<strong>de</strong> het hoofd. ‘Sommigen dubbel gehandicapt, an<strong>de</strong>ren alleen<br />

geestelijk. Een enkeling alleen lichamelijk, maar dat is dan wel in ernstige mate.’<br />

Hij zweeg even. Zijn opeengeklem<strong>de</strong>, naar binnen gedraai<strong>de</strong> lippen zou<strong>de</strong>n kunnen<br />

aangeven, dat hij alles bijzon<strong>de</strong>r betreur<strong>de</strong>.<br />

‘Alle patiënten zijn ongeneeslijk?’<br />

‘Daar gaan wij van uit.’<br />

‘Ze keren niet meer terug in <strong>de</strong> samenleving?’<br />

‘Onmogelijk.’<br />

‘Ze krijgen nooit bezoek? Zijn er patiënten van wie bekend is dat <strong>de</strong> familie...’<br />

De kolonel keek <strong>de</strong> heer Drinkwater aan en schud<strong>de</strong> toen heel even, nauwelijks<br />

zichtbaar, zijn hoofd. De directeur schoof zijn zwarte bril met een minimale beweging<br />

heen en weer.<br />

‘We moeten ons beperken tot Maria E. De an<strong>de</strong>re patiënten interesseren u niet.<br />

Begrepen?’<br />

‘Kunnen we haar zien?’ vroeg <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> Felix Drinkwater ineens. De directeur<br />

knikte en stond op. Met zijn knie klikte hij <strong>de</strong> la in het slot, trok een an<strong>de</strong>re open en<br />

gaf <strong>de</strong> twee elk een wit kapje.<br />

‘Bind die in elk geval <strong>voor</strong>.’<br />

‘Is dat <strong>voor</strong> onze veiligheid, of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veiligheid van <strong>de</strong> patiënten?’ vroeg <strong>de</strong><br />

buitenlan<strong>de</strong>r nog, maar hij kreeg geen antwoord.<br />

Met een speciale kruk, die hij in zijn colbertzak droeg, kreeg <strong>de</strong> directeur <strong>de</strong> <strong>de</strong>uren<br />

open die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee bezoekers gesloten waren gebleven. Achter <strong>de</strong> versterkte<br />

matglazen <strong>de</strong>uren kwamen ze opnieuw terecht in gangen. Lange gangen met<br />

lambriseringen waarboven een an<strong>de</strong>r pleisterwerk was aangebracht. Hoge lampen<br />

die met drie gebogen koperen stangen uit een ring in het plafond kwamen; aan het<br />

eind van elke stang een tulpvormig melkwit vaasje. In <strong>de</strong> eerste ziekenzaal ston<strong>de</strong>n<br />

twintig bed<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> spiralen lagen geen matrassen; tussen <strong>de</strong> vastgebon<strong>de</strong>n patiënt<br />

en het metaal lag slechts een paar<strong>de</strong>nharen <strong>de</strong>ken. De ongelukkigen waren in<br />

eenvoudig genaai<strong>de</strong> hem<strong>de</strong>n gekleed; bij sommigen was een <strong>de</strong>el - een mouw of<br />

zelfs een heel on-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


49<br />

<strong>de</strong>rstuk - teruggeslagen. Enkelen droegen lelijke won<strong>de</strong>n of littekens. De bezoekers<br />

moesten doorlopen, <strong>de</strong> directeur hield uitnodigend of gebie<strong>de</strong>nd een <strong>de</strong>ur <strong>voor</strong> hen<br />

open, <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rkruk in <strong>de</strong> hand. De buitenlan<strong>de</strong>r zag dat <strong>de</strong> kleding van <strong>de</strong> patiënten<br />

in ie<strong>de</strong>re zaal van kleur verschil<strong>de</strong>. Alle zalen lagen vol, geen bed was onbelegen.<br />

‘Hoe gaat dat als er een nieuwe patiënt komt?’ vroeg Drinkwater naïef.<br />

‘Dan gaat er een ou<strong>de</strong> uit.’<br />

‘Hoe bedoelt u dat?’<br />

‘Als <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling stopt, heeft ver<strong>de</strong>r leven geen zin meer,’ leg<strong>de</strong> <strong>de</strong> directeur<br />

uit. Zijn lachen<strong>de</strong> ogen blonken in <strong>de</strong> zwarte cirkels van zijn bril.<br />

‘Wie bepaalt dat?’<br />

‘Ik.’<br />

Wat er van <strong>de</strong> verlang<strong>de</strong> Maria E. over was, lag in een apart klein zaaltje. Haar<br />

on<strong>de</strong>rlichaam was verbon<strong>de</strong>n. In het opgezwollen gezicht schoten zwarte, kleine<br />

ogen, gevuld met een panische angst, heen en weer tussen <strong>de</strong> directeur en <strong>de</strong> twee<br />

gasten. De armen van het monster waren aan <strong>de</strong> bedrand vastgebon<strong>de</strong>n. Op één arm<br />

kleef<strong>de</strong>n acht pleisters die <strong>de</strong> sporten leken te vormen van een uiterst pijnlijke lad<strong>de</strong>r<br />

die in het opgezwollen vlees was geperst.<br />

‘Uw verzoek betrof Maria E. U heeft haar gezien. Ik <strong>de</strong>nk dat we een ein<strong>de</strong> aan<br />

het bezoek kunnen maken,’ meld<strong>de</strong> <strong>de</strong> directeur.<br />

De militair kletste zijn leren handschoenen in zijn handpalm en knikte instemmend<br />

en vastbera<strong>de</strong>n. In het hoofd van <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>r kolkten talloze vragen, maar hij<br />

mocht er geen een stellen. De weg die hij bewan<strong>de</strong>ld had om hier binnen te komen,<br />

verplichtte hem zich nu te schikken.<br />

Hij draai<strong>de</strong> zich om, iets trager dan <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>ren en trok in diezelf<strong>de</strong> beweging<br />

het boekje uit zijn colbertzak. Het was onmogelijk het ca<strong>de</strong>autje aan het kind te<br />

overhandigen. Zij lag vastgebon<strong>de</strong>n en haar angst was zo groot dat ie<strong>de</strong>re toena<strong>de</strong>ring,<br />

zeker van een vreem<strong>de</strong>, on<strong>voor</strong>spelbare reacties kon opleveren. Hij moest snel<br />

han<strong>de</strong>len en in zijn haast schoof hij het boekje tussen haar vastgesnoer<strong>de</strong> en<br />

bepleister<strong>de</strong> arm en het dikke lichaam.<br />

Het was een zinloos gebaar. Zij was onmogelijk in staat het boekje in te kijken.<br />

Het zou door verplegend personeel wor<strong>de</strong>n afgepakt. Hij draai<strong>de</strong> zich om en liep <strong>de</strong><br />

twee an<strong>de</strong>ren achterna. De directeur hield <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open en draai<strong>de</strong> zijn hoofd naar<br />

Felix Drinkwater.<br />

Terwijl ze zwijgend door <strong>de</strong> gangen liepen, zagen ze in een van <strong>de</strong> laatste kamers<br />

twee vrouwen in witte jassen tussen <strong>de</strong> primitieve bed<strong>de</strong>n lopen. Zij voel<strong>de</strong>n een<br />

lichte kriebeling op <strong>voor</strong>hoofd en han<strong>de</strong>n. Even leek het alsof<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


50<br />

uit <strong>de</strong> kamer heel licht, bijna zwevend zand geblazen werd. Toen merkten ze dat het<br />

insekten waren. Myria<strong>de</strong>n insekten, nog net met het blote oog waarneembaar, stil<br />

zwevend in <strong>de</strong> lichten van <strong>de</strong> drievoudige lamp, maar ook daarnaast en daaron<strong>de</strong>r,<br />

waar ze buiten het directe lamplicht een zeer dunne, lichtgrijze, soms schitteren<strong>de</strong><br />

mist veroorzaakten. De drie mannen liepen door <strong>de</strong> mist, veroorzaakten kolkingen<br />

in <strong>de</strong> vliegen<strong>de</strong> massa, kregen <strong>de</strong> insekten tegen zich aan, voel<strong>de</strong>n hoe het ongedierte<br />

een nieuwe positie zocht. In hun kleren, op hun huid, tegen het doekje dat ze nog<br />

steeds tegen <strong>de</strong> mond gebon<strong>de</strong>n hiel<strong>de</strong>n, of gewoon achter hen waar <strong>de</strong> lucht na hun<br />

passage nog licht draai<strong>de</strong> en waar <strong>de</strong> insekten opnieuw in <strong>de</strong> vrije ruimte kon<strong>de</strong>n<br />

dansen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


51<br />

Geert Buelens<br />

Imagoprobleem, zei u? Over beroem<strong>de</strong> politici met een bijzon<strong>de</strong>re<br />

hobby *<br />

Ze figureer<strong>de</strong>n prominent tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> anti-oorlogsbetogingen dit <strong>voor</strong>jaar op Times<br />

Square in New York, <strong>de</strong> slogans en bor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatie ‘Poets against the War<br />

in Iraq’. In onze door slecht verteer<strong>de</strong> Tachtigersi<strong>de</strong>alen erg eenzijdig ontwikkel<strong>de</strong><br />

cultuur kennen we dit soort actiegroepen niet, maar in Amerika kijken ze er niet van<br />

op. Zeker in <strong>de</strong> nasleep van 9/11 blijkt het gedicht ginds weer een bijzon<strong>de</strong>r geschinkt<br />

vehikel om politieke boodschappen <strong>de</strong> wereld in te sturen of om aan traumaverwerking<br />

te doen. In een land waar boeken verschijnen met titels als Origami Bridges: Poems<br />

of Psychoanalysis and Fire, lag het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat er ook elegische verzen zou<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n geschreven over <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, va<strong>de</strong>r en zonen van alle terroristische aanslagen.<br />

Hoewel poëzie in ons taalgebied <strong>de</strong>ze functie enkel nog en veeleer pro forma op<br />

rouwberichten vervult, vin<strong>de</strong>n we die Amerikaanse <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n toch niet echt vreemd.<br />

Ze passen immers perfect in ook ons beeld van wat poëzie vermag en van wat een<br />

dichter eigenlijk doet en is. Een dichter, moet u weten, is een halfzachte, sandaal<br />

dragen<strong>de</strong> neo-hippie die zijn of haar godgegeven welbespraaktheid gebruikt om zeer<br />

diepe gevoelens te verwoor<strong>de</strong>n waarin ook an<strong>de</strong>ren zich ontroerd, weldadig of helend<br />

kunnen herkennen. Als overtuig<strong>de</strong> aanhangers van Luceberts grijsgeciteer<strong>de</strong> oneliner<br />

‘Alles van waar<strong>de</strong> is weerloos’, zijn dichters <strong>voor</strong>spelbare anti-oorlogs<strong>de</strong>monstranten<br />

en evi<strong>de</strong>nte rouwbegelei<strong>de</strong>rs. Op hen kan je altijd rekenen wanneer <strong>de</strong> dood in het<br />

geding is. Als hoofdaan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs van het Goe<strong>de</strong>, het Ware en het Schone proberen<br />

<strong>de</strong>ze zoetwatervissen<strong>de</strong> verzenmakers immers bij uitstek een stem te geven aan wie<br />

on<strong>de</strong>rdrukt, bedreigd of an<strong>de</strong>rszins gewelddadig bejegend wordt. Het zijn<br />

eigenschappen die dichters sympathiek maken bij schwärmerige stu<strong>de</strong>nten letteren,<br />

ou<strong>de</strong> vrouwtjes en an<strong>de</strong>re macrobiotisch ontluis<strong>de</strong>n. Het zijn echter evenzeer<br />

eigenschappen die in onze door brutale machtspolitiek, ongebrei<strong>de</strong>ld winstbejag en<br />

cynisch pragmatisme beheerste<br />

* Dit essay is een <strong>voor</strong> <strong>Tira<strong>de</strong></strong> uitgebrei<strong>de</strong> versie van het essay waarmee <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> Jan Hanlo<br />

Essayprijs Klein 2003 won.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


52<br />

wereld <strong>de</strong> dichter wijzen op zijn of haar volstrekte maatschappelijke irrelevantie. In<br />

<strong>de</strong> hiërarchie <strong>de</strong>r Beroepen die Ertoe Doen bevindt <strong>de</strong> dichter zich ergens helemaal<br />

on<strong>de</strong>raan, naast <strong>de</strong> kaboutermutsontwerper, <strong>de</strong> blokfluitreparateur en <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>krantencollectioneur.<br />

Dat is ooit an<strong>de</strong>rs geweest. Zolang we in God geloof<strong>de</strong>n, zagen we <strong>de</strong> dichter als<br />

diens geprivilegieer<strong>de</strong> spreekbuis op aar<strong>de</strong>. En toen we omstreeks <strong>de</strong> vorige<br />

eeuwwisseling ophiel<strong>de</strong>n in God te geloven, hebben we een tijdlang gedacht dat <strong>de</strong><br />

dichter zon<strong>de</strong>rmeer Zijn plaatsvervanger kon zijn. In het bezorgen van aflaten, het<br />

miraculeus genezen van aambeien en het garan<strong>de</strong>ren van het eeuwige leven bleken<br />

Stephane Mallarmé, Willem Kloos en Stefan George echter niet geschoold en alras<br />

keer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> versbekeer<strong>de</strong> sonnettenlezers zich ontgoocheld van <strong>de</strong> dichtkunst af.<br />

Wanneer we nog eens hon<strong>de</strong>rd jaar later een Dichter <strong>de</strong>s Va<strong>de</strong>rlands <strong>de</strong>nken te moeten<br />

verkiezen, komen we niet toevallig terecht bij Gerrit Komrij - <strong>de</strong> man die van het<br />

Belazeren <strong>de</strong>r Kluit met succes zijn hoofdbezigheid heeft gemaakt.<br />

Maar nogmaals: het kan ook an<strong>de</strong>rs. Dat bewijzen enkele toch wel spectaculaire<br />

<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n uit an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, culturen en taalgebie<strong>de</strong>n. De poëzie geniet er niet<br />

alleen een bijzon<strong>de</strong>r maatschappelijk prestige, ze wordt er ook beoefend door het<br />

slag mensen dat dit prestige alleen maar kan vergroten. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Zuid-Afrikaanse presi<strong>de</strong>nt Thabo Mbeki die bij <strong>de</strong> machtsoverdracht in 1999 zijn<br />

geroem<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ganger Nelson Man<strong>de</strong>la eer<strong>de</strong> in een lang lofdicht. Waar Bill Clinton<br />

bij zijn eigen inauguratie <strong>de</strong> zwarte dichteres Maya Angelou inhuur<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ed Mbeki<br />

het poëtische werk zelf. Daarmee zocht hij aansluiting bij <strong>de</strong> traditie van <strong>de</strong> orale<br />

lofzangers, <strong>de</strong> Imbongi (een variant van wat el<strong>de</strong>rs in Afrika griots wor<strong>de</strong>n genoemd).<br />

Mbeki, een groot liefhebber van William Butler Yeats en zelf <strong>de</strong> auteur van een<br />

dissertatie over Romantische poëzie, citeert in zijn speeches als presi<strong>de</strong>nt geregeld<br />

collega's dichters die niet vies waren van politiek. In zijn slottoespraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Wereldconferentie tegen Racisme in Durban in 2001 haal<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> Chileense<br />

schrijver-diplomaat-presi<strong>de</strong>ntskandidaat Pablo Neruda aan. Tot besluit van een<br />

<strong>voor</strong>zeker vermoeiend congres in 1999 citeer<strong>de</strong> hij ter ontspanning Vladimir<br />

Majakovski's ironische ‘Symposium gekte’. Poëzie functioneert hier niet alleen als<br />

een vorm van verluchting, maar ook als verlichting: woor<strong>de</strong>n door een dichter<br />

uitgesproken verlenen een discours een gewij<strong>de</strong> wijsheid die louter politieke<br />

toespraken al lang niet meer durven claimen. Het is een aura waar<strong>voor</strong> men ook aan<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van het politieke spectrum in Zuid-Afrika niet ongevoelig is. De<br />

beruchte lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Afrikaner Weerstandsbeweging Eugene Terre Blanche dankt<br />

zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


53<br />

faam niet alleen aan zijn veroor<strong>de</strong>ling wegens moordpoging en uitgesproken<br />

racistische uitspraken en een dito optre<strong>de</strong>n in Louis Theroux' BBC-tv-programma,<br />

maar ook aan <strong>de</strong> poëzie-cd Tolbos. Terwijl op <strong>de</strong> achtergrond een begeleidingsband<br />

iets speelt dat het schmalzerige mid<strong>de</strong>n houdt tussen Stef Bos en <strong>de</strong> vroege Suzanne<br />

Vega, reciteert <strong>de</strong> Überblanke Man weemoedige verzen over het schone Transvaalse<br />

land dat God zijn rasgenoten heeft toebe<strong>de</strong>eld. Twaalf eigen gedichten, maar ook<br />

klassieke verzen uit <strong>de</strong> Afrikaanse poëzie van Eugène Marais, Jan F.E. Celliers en<br />

Toon van <strong>de</strong>n Heever. Bij <strong>de</strong> pers<strong>voor</strong>stelling aan <strong>de</strong> Universiteit van Pretoria in<br />

november 1998 <strong>de</strong>ed Terre Blanche er alles aan om een strikte scheiding tussen zijn<br />

politieke en poëtische bezighe<strong>de</strong>n te suggereren. Er hingen niet eens swastika's, stel<strong>de</strong><br />

een reporter verwon<strong>de</strong>rd vast. Maar aan <strong>de</strong> toog signaleer<strong>de</strong> hij toch me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs<br />

van <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r die er niet uitzagen alsof poëzie hen ook maar één dag zou weghou<strong>de</strong>n<br />

van hun schietbaan. Impliciet was <strong>de</strong>ze cd natuurlijk wél een politieke daad: niet<br />

alleen recupereer<strong>de</strong> Terre Blanche hier enkele grote namen uit <strong>de</strong> Afrikaanse<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis <strong>voor</strong> zijn uitgesproken behoudsgezin<strong>de</strong> project, uit zijn eigen,<br />

uitdrukkelijk als niet-politiek omschreven werk spreekt onvermij<strong>de</strong>lijk ook zijn eigen<br />

i<strong>de</strong>ologie. Vooralsnog ongepubliceerd zijn <strong>de</strong> vele volksnationalistische verzen van<br />

zijn hand, maar <strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze cd vrijgegeven natuurgedichten getuigen evenzeer van<br />

zijn volstrekt onproblematische vereenzelviging tussen volk en bo<strong>de</strong>m. Op <strong>de</strong> website<br />

van <strong>de</strong> Afrikaner Weerstandsbeweging kan je overigens MP3-bestan<strong>de</strong>n downloa<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong>ze opnamen. Het maakt van Tolbos <strong>de</strong> subtielste vorm van propaganda die<br />

Terre Blanche ooit uitprobeer<strong>de</strong> - apartheidspolitiek met het patina van zachtaardig<br />

humanisme.<br />

In navolging van Mao - wellicht <strong>de</strong> meest geciteer<strong>de</strong> woordkunstenaar uit <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis - blijkt ook <strong>de</strong> huidige Chinese presi<strong>de</strong>nt Jiang Zhemin zich met <strong>de</strong><br />

dichtkunst onledig te hou<strong>de</strong>n. Hij echter laat geen duizend bloemen bloeien, maar<br />

schrijft zich met zijn werk naadloos <strong>de</strong> topoi en het beeldgebruik van <strong>de</strong> klassieke<br />

Chinese poëzie in. Terwijl het communisme in zijn land in een razend tempo<br />

ontmanteld wordt ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le van een onbegrensd kapitalisme, probeert hij met zijn<br />

in officiële schoolboeken opgenomen verzen een Culturele Anti-Revolutie aan te<br />

zwengelen: overlevering, traditie en cultuur zijn waar<strong>de</strong>n die door <strong>de</strong> partij gepromoot<br />

wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> hoop dat <strong>de</strong> bevolking die partij zelf ook als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van die cultuur<br />

en traditie zal gaan zien, waardoor <strong>de</strong> maatschappelijke druk om het eenpartijstelsel<br />

te wijzigen zou moeten afnemen.<br />

Jiang is niet <strong>de</strong> eerste ro<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r die aan <strong>de</strong> dichtkunst een grote impact<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


54<br />

toeschrijft. De ijver en toewijding waarmee communistische <strong>voor</strong>mannen er in <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis een erezaak van hebben gemaakt om dichters het zwijgen op te leggen,<br />

bewijst dat zij <strong>de</strong> kracht van het woord bepaald niet on<strong>de</strong>rschatten. Het lot van Osip<br />

Man<strong>de</strong>lstam mag hier symbool staan: een hekeldicht over Stalin lever<strong>de</strong> hem een<br />

veroor<strong>de</strong>ling tot dwangarbeid op wegens ‘contra-revolutionaire activiteiten’. Dat<br />

Stalin hiermee Man<strong>de</strong>lstams gelijk op gruwelijke wijze bevestig<strong>de</strong> kon <strong>de</strong> dictator<br />

allicht niets schelen. ‘Zijn woor<strong>de</strong>n zijn onwrikbaar als lo<strong>de</strong>n gewichten,’ had <strong>de</strong><br />

dichter geschreven. Zijn eigen verbanning toon<strong>de</strong> in<strong>de</strong>rdaad ten overvloe<strong>de</strong> aan dat<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van een politicus zwaar<strong>de</strong>r wegen dan die van een schrijver. Man<strong>de</strong>lstam<br />

zou zijn verblijf in het Siberische concentratiekamp niet overleven.<br />

Hoewel politieke lei<strong>de</strong>rs met woor<strong>de</strong>n kunnen doen waar dichters alleen maar van<br />

kunnen dromen - echt ingrijpen in <strong>de</strong> werkelijkheid, met name - blijken zij zich in<br />

<strong>de</strong> praktijk toch vaak niet tot dat politieke woordgebruik te beperken. Een in velerlei<br />

opzicht buitengewoon <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> dichter-politicus levert Saparmurat Nyazov,<br />

<strong>de</strong> eerste en tot dusver enige presi<strong>de</strong>nt van Turkmenistan. Op <strong>de</strong> officiële website<br />

van zijn land wordt <strong>de</strong> man niet alleen geroemd als <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s Va<strong>de</strong>rlands, maar<br />

ook als <strong>de</strong> winnaar van <strong>de</strong> Internationale Makhtumkuli-Prijs. Die prijs verdien<strong>de</strong> hij<br />

omdat hij <strong>de</strong> levensdroom van <strong>de</strong> gelijknamige Turkmeense <strong>de</strong>nker en dichter in<br />

vervulling liet gaan door bij <strong>de</strong> implosie van het Sovjetrijk van Turkmenistan een<br />

onafhankelijke staat te maken. Hoewel hij zelf op dat moment al <strong>voor</strong>zitter was van<br />

<strong>de</strong> Opperste Sovjet in zijn <strong>de</strong>elstaat, bleek zijn populariteit niet te lij<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het<br />

verval van het grote communistische rijk. Bij presi<strong>de</strong>ntsverkiezingen in <strong>de</strong> eerste<br />

helft van <strong>de</strong> jaren negentig haal<strong>de</strong> hij steevast tussen <strong>de</strong> 98,3 en 99,5% van <strong>de</strong><br />

stemmen. Door hem in 1999 tot presi<strong>de</strong>nt-<strong>voor</strong>-het-leven te benoemen, bespaar<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Turkmenen zich <strong>de</strong> moeite nog verkiezingen te organiseren. En waarom zou<strong>de</strong>n<br />

ze ook? Ze weten zich geregeerd door een geïnspireerd lei<strong>de</strong>r en een waardig winnaar<br />

van <strong>de</strong> vermel<strong>de</strong> prijs. Nyazovs geloof in <strong>de</strong> kracht van het woord kent in<strong>de</strong>rdaad<br />

zijn gelijke niet. Zo schafte hij in augustus 2002 per <strong>de</strong>creet <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom af: door<br />

<strong>de</strong> nieuwe bepaling wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Turkmenen pas op hun vijfentachtig als ‘bejaard’<br />

beschouwd, maar aangezien <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> inwoner van het land nauwelijks <strong>de</strong> zestig<br />

haalt, blijft dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste van Nyazovs landgenoten een onbereikbare levensfase.<br />

Tenzij <strong>de</strong> levensverwachting in het land plots zou gaan stijgen, wat niet helemaal<br />

uitgesloten is want in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt ook een dichtbun<strong>de</strong>l<br />

genaamd Gezegend Zij Mijn Volk. Dit was lang niet zijn eerste poëtische exploot.<br />

Een maand eer<strong>de</strong>r<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


55<br />

las hij tij<strong>de</strong>ns een kabinetsraad zijn oogstgedicht ‘Witte Tarwe’ <strong>voor</strong>, volgens het<br />

journaal op <strong>de</strong> Turkmeense staatstelevisie een ‘meesterwerk’ dat dringend op muziek<br />

dient gezet te wor<strong>de</strong>n. Bij diezelf<strong>de</strong> gelegenheid ontving Turkmenbashi, zoals Nyazov<br />

zich laat noemen, van een <strong>de</strong>legatie landbouwers overigens een handgemaakt tapijt<br />

waarin één van zijn gedichten was verweven. Poëzie is <strong>voor</strong> hem dui<strong>de</strong>lijk veel meer<br />

dan een hobby. Het is een politiek instrument dat <strong>de</strong> inwoners moet stimuleren in<br />

hun bezighe<strong>de</strong>n en dat <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt keer op keer bevestigt in zijn functie als verlicht<br />

en creatief lei<strong>de</strong>r. Poëzie is hier <strong>de</strong> aller-individueelste expressie van <strong>de</strong><br />

aller-collectiefste missie.<br />

Een uitspraak van Daniel Ortega werpt een interessant licht op <strong>de</strong>ze opvatting. De<br />

ex-presi<strong>de</strong>nt van Nicaragua verklaar<strong>de</strong> in augustus 2001 in Newsweek: ‘Ik beschouw<br />

mezelf niet als een politicus, maar wel als een dichter. Om een revolutionair te zijn,<br />

moet je een dichter zijn, je moet een droom hebben.’ Voor Ortega is <strong>de</strong> dichter dus<br />

dui<strong>de</strong>lijk geen irrelevante verzenmompelaar, maar een visionair. En <strong>de</strong> visioenen<br />

van <strong>de</strong> dichter legitimeren zijn concrete, politieke da<strong>de</strong>n. Ortega's weigering om<br />

zichzelf als politicus te zien moet dus niet begrepen wor<strong>de</strong>n als een abdicatie van <strong>de</strong><br />

politiek. Door zich te tooien met het aura van <strong>de</strong> per <strong>de</strong>finitie i<strong>de</strong>alistische<br />

ziener-dichter, tracht hij <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijk wat vulgaire dagdagelijksheid van het<br />

politieke bedrijf te overstijgen. Zijn missie is overdui<strong>de</strong>lijk niet van <strong>de</strong>ze wereld. Hij<br />

wordt niet geleid door primair winstbejag of egocentrische ambitie, maar door een<br />

Droom die hem door <strong>de</strong> Muze zelve is ingeblazen.<br />

De dichterlijke lauweren lijken dus bij uitstek geschikt om <strong>de</strong> door<strong>de</strong>weekse<br />

politicus <strong>de</strong> allure van een boventij<strong>de</strong>lijke staatsman te bezorgen. Een interessante<br />

omkering: net omdat het genre in wezen irrelevant (want ondoelmatig, schijnbaar<br />

onbaatzuchtig) is in onze maatschappij, kan het <strong>de</strong> beoefenaar van <strong>de</strong> dichtkunst<br />

extra cultureel kapitaal opleveren. Ook Dominique <strong>de</strong> Villepin bewijst dit op grandioze<br />

wijze. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, die internationale roem vergaar<strong>de</strong><br />

met zijn eloquente verzet tegen <strong>de</strong> oorlog in Irak, mag binnenskamers dan wel een<br />

onbeschofterik zijn die ambassa<strong>de</strong>urs en diplomaten schoffeert mid<strong>de</strong>ls weinig<br />

dichterlijk aandoen<strong>de</strong> krachttermen, zijn door <strong>de</strong> Académie Française gelauwer<strong>de</strong><br />

verzen bezorgen hem in eigen land net dat je ne sais quoi-tikkeltje extra dat hem<br />

schijnbaar on<strong>de</strong>rscheidt van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> machtspoliticus. Dat hij altijd mid<strong>de</strong>n<br />

op straat loopt, een historische studie pleeg<strong>de</strong> over Napoleon en zich ten dienste stelt<br />

van <strong>de</strong> corrupte presi<strong>de</strong>nt Chirac had hem het imago van een over-ij<strong>de</strong>le,<br />

machtswellustige en opportunistische zakkenwasser<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


56<br />

kunnen opleveren. Als homme <strong>de</strong> lettres lijkt hij echter, <strong>voor</strong>alsnog, boven elke<br />

ver<strong>de</strong>nking verheven.<br />

De Villepin mag dan als politicus enigszins teren op zijn dichterschap, hij is<br />

tegelijkertijd mo<strong>de</strong>rn genoeg om niét zijn verzen zelf in te zetten op het politieke<br />

schaakbord. Poëzie als propaganda wordt in onze gewesten tegenwoordig immers<br />

met hoongelach van tafel geveegd. Dat is ooit an<strong>de</strong>rs geweest. Baldur von Schirach,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld, maakte niet alleen naam als lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Hitlerjugend, maar ook als<br />

auteur van gloedvolle gedichten als ‘An die Fahne’ (‘Du bist die Kraft, die je<strong>de</strong>n<br />

Kämpfer wirbt’). En dichter bij huis zijn ons <strong>de</strong> lofdichten op Hitler bekend van<br />

George Kettmann, Ferdinand Vercnocke en Jozef De Bel<strong>de</strong>r. Ook aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

zij<strong>de</strong> van het i<strong>de</strong>ologische spectrum werd <strong>de</strong> dichtkunst ingezet: on<strong>de</strong>r meer Jan<br />

Campert, Anthonie Donker, Jan Engelman en Herman Van Snick schreven verzen<br />

vol verzet en vrijheidsverlangen. Dat dit soort poëzie in ons taalgebied nadien nog<br />

nauwelijks werd bedreven, komt niet alleen doordat ons concrete oorlogen bespaard<br />

zijn gebleven, maar <strong>voor</strong>al doordat - meer nog dan <strong>de</strong> schoonheid - <strong>de</strong> retoriek haar<br />

gezicht heeft verbrand tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog. Zo bang is <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

poëzie gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> alles wat naar i<strong>de</strong>ologie ruikt, dat ze zich verschanst heeft in<br />

haar reservaat vol fabeldieren, lege plekken en totaal witte kamers. (Wat natuurlijk<br />

ook een i<strong>de</strong>ologische keuze is.)<br />

Wanneer je aanschouwt hoe het eraan toe gaat in literaturen waar poëzie nog wel<br />

als propagandamid<strong>de</strong>l wordt ingezet, dan krijgt die Ne<strong>de</strong>rlandstalige gezapigheid<br />

plots weer iets aantrekkelijks. Nemen we als exempel het werk van <strong>de</strong> beroemdste<br />

Servische dichter van dit moment:<br />

Bekeer jullie tot mijn nieuwe geloof menigte<br />

Ik bied jullie iets wat nooit iemand eer<strong>de</strong>r<br />

heeft gehad<br />

[...]<br />

Wie nooit eer<strong>de</strong>r brood had zal<br />

gevoed wor<strong>de</strong>n door het licht van mijn zon<br />

Niets mensen is verbo<strong>de</strong>n in mijn geloof<br />

Het gaat over lief<strong>de</strong>, over drinken<br />

en over naar <strong>de</strong> Zon kijken zolang als<br />

je wil<br />

[...]<br />

O gehoorzaam mijn roep broe<strong>de</strong>rs, mensen<br />

menigte<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Bekeer je tot mijn nieuwe geloof o menigte<br />

nu het nog kan<br />

[...]<br />

57<br />

Deze dichter houdt er dui<strong>de</strong>lijk een oud-testamentisch discours op na. Er zit een<br />

belofte in zijn gedicht, maar ook een impliciet dreigement. Aanhangers van het<br />

nieuwe geloof wacht een paradijselijk bestaan vol vrijheid, lief<strong>de</strong>, voedsel en drank,<br />

maar wie zich niet tijdig bekeert zou wel eens helemaal niets kunnen krijgen. Bij<br />

na<strong>de</strong>r toezien is het overigens nog maar <strong>de</strong> vraag of zelfs <strong>de</strong> bekeerlingen alleen maar<br />

zegeningen te wachten staan. Ze zullen immers zo lang als ze willen in <strong>de</strong> zon kunnen<br />

kijken. Maar wat kan nog <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> en <strong>de</strong> warmte van die zon zijn, als ze elk<br />

verblin<strong>de</strong>nd effect verloren heeft? Of is het net <strong>de</strong> bedoeling ie<strong>de</strong>reen te verblin<strong>de</strong>n?<br />

Zit die verblinding immers niet in <strong>de</strong> valse toezegging dat er totale vrijheid kan en<br />

zal heersen? Even merkwaardig: <strong>de</strong> niet geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> stem die aan het woord is<br />

in dit gedicht, noemt haar ‘mijn zon’. Spreekt hier God zelve? Het is in elk geval<br />

een stem met autoritaire neigingen, want ze waarschuwt <strong>de</strong> ongehoorzamen. Zelfs<br />

<strong>de</strong>ze oppervlakkige analyse legt een wereldbeeld met totalitaire trekken bloot: in ruil<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> gehoorzaamheid en overgave van <strong>de</strong> mensen, belooft het gedicht hen <strong>de</strong><br />

totale vrijheid en het grote geluk. In een van zijn an<strong>de</strong>re gedichten, schrijft <strong>de</strong> auteur:<br />

‘Nu ik verkeer in <strong>de</strong>ze gekke toestand van heftigheid / ben ik tot alles in staat / [...]<br />

/ net als God eis en verlang ik / <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke vernietiging van alles / wat geen<br />

doel heeft en geen / schoonheid’. Dit is dui<strong>de</strong>lijk geen poëzie van en <strong>voor</strong> halfzachte<br />

sandaaldragers en amechtige macrobioten. Hier spreekt een vervaarlijke mengeling<br />

uit van romantische passie en welhaast blin<strong>de</strong> vernietigingsdrift. Al wat niet past in<br />

het schema van Nut en Schoonheid, wordt gena<strong>de</strong>loos weggemaaid. De auteur van<br />

<strong>de</strong>ze verzen heeft het helaas niet bij woor<strong>de</strong>n gelaten. Het maakt Radovan Karadzic<br />

tot een van <strong>de</strong> meest gezochte mannen én dichters ter wereld.<br />

Dat dubbele lot <strong>de</strong>elt hij met Osama Bin La<strong>de</strong>n. Ook van <strong>de</strong>ze fundamentalistische<br />

lei<strong>de</strong>r zijn verzen bekend, on<strong>de</strong>r meer over zijn vertrek uit zijn va<strong>de</strong>rland<br />

Saoedi-Arabië en zijn belofte om alle ontrouwen (niet-Moslims) die ginds verblijven<br />

te bevechten. Ook dit is overdui<strong>de</strong>lijk poëzie met een propagandistische boodschap,<br />

een boodschap die <strong>de</strong> dichter via zijn door vele nieuwsdiensten gretig uitgezon<strong>de</strong>n<br />

vi<strong>de</strong>oboodschappen tot in <strong>de</strong> verste uithoeken van <strong>de</strong> wereld heeft weten te<br />

versprei<strong>de</strong>n.<br />

Het lijkt een paradox: hoewel <strong>de</strong> dichter in onze maatschappij een abso-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


58<br />

luut marginale figuur is, profileren per <strong>de</strong>finitie publiekgerichte politici zich maar<br />

wat graag als dichters. Binnen <strong>de</strong> Arabische cultuur mag poëzie dan al heel an<strong>de</strong>rs<br />

functioneren dan in het Westen, Osama Bin La<strong>de</strong>n blijkt zich niet min<strong>de</strong>r gretig dan<br />

zijn ketterse collega's in <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> wereld met het aura van <strong>de</strong> Bevlogen Ziener<br />

te willen omgeven. Maar misschien is het helemaal niet zo vreemd: per <strong>de</strong>finitie zijn<br />

dichters en politici Mensen van het Woord. Sting zong het al in ‘De do do do’ van<br />

The Police: ‘poets, priests and politicians / have words to thank for their positions’.<br />

Zo beschouwd ligt het haast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat politici ook dichter (<strong>de</strong>nken te) zijn.<br />

Dat ook <strong>de</strong> paus recent een dichtbun<strong>de</strong>l uitgaf, past perfect in dit plaatje. Zowel <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taal en <strong>de</strong> retorische mogelijkhe<strong>de</strong>n die ze biedt als het imago dat <strong>de</strong><br />

poëzie heeft en <strong>de</strong> politiek al lang niet meer (zuiverheid, bevlogenheid,<br />

onbaatzuchtigheid) blijken een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit te oefenen.<br />

Het is een gevaarlijke cocktail. Elke politicus die dichter is, verdient het extra<br />

gewantrouwd te wor<strong>de</strong>n. De kracht van het woord wordt hier immers ingezet <strong>voor</strong><br />

een project dat niet louter retorisch is, maar werkelijk. Waar <strong>de</strong> dichter <strong>de</strong><br />

werkelijkheid met poëzie tracht te verzachten of te verklaren, schakelt <strong>de</strong> politicus<br />

<strong>de</strong> poëzie in om allerlei (niet zel<strong>de</strong>n totalitaire) i<strong>de</strong>eën werkelijkheid te laten wor<strong>de</strong>n.<br />

En zo lijken we terug bij af. De dichter die het alleen bij mooie woor<strong>de</strong>n houdt,<br />

staat maatschappelijk buitenspel. En <strong>de</strong> dichter-politicus die zijn eloquentie ten<br />

dienste stelt van een I<strong>de</strong>aal in <strong>de</strong> wereld, slaagt daar misschien wel in, maar dreigt<br />

net door <strong>de</strong> vertaling van die I<strong>de</strong>e naar <strong>de</strong> Realiteit <strong>de</strong> poëzie op te offeren. Het<br />

imagoprobleem van dit genre lijkt onoplosbaar. Misschien moet het dat débacle maar<br />

zon<strong>de</strong>r valse schaamte in zijn eigen <strong>voor</strong><strong>de</strong>el draaien en zich specialiseren in <strong>de</strong><br />

mislukking. Het gedicht zou zich ver<strong>de</strong>r kunnen ontwikkelen tot het medium bij<br />

uitstek om <strong>de</strong> retoriek van woordzwen<strong>de</strong>laars en an<strong>de</strong>re praatjesmakers te<br />

on<strong>de</strong>rzoeken. Om mooie woor<strong>de</strong>n ad infinitum door an<strong>de</strong>re mooie woor<strong>de</strong>n te laten<br />

ontmaskeren. Op het eind schiet er dan helemaal niets meer over, geen i<strong>de</strong>alen, maar<br />

ook geen zuiverheidswaan. Oorlogen zal <strong>de</strong> poëzie niet kunnen tegenhou<strong>de</strong>n, maar<br />

het zou al mooi zijn als ze niet langer gebruikt werd om hen te ontketenen of te<br />

vergoelijken.<br />

Met dank aan Saartjie Botha, Daniel Hugo, Tom Lanoye, Tom Naegels en David<br />

Van Reybrouck <strong>voor</strong> hun hulp bij <strong>de</strong> research.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Toon Tellegen<br />

Gedichten<br />

In <strong>de</strong> hoogste boom<br />

In <strong>de</strong> hoogste boom zingt een lijster:<br />

<strong>de</strong>ze beker, <strong>de</strong>ze beker...<br />

59<br />

overal mensen, gebukt on<strong>de</strong>r lief<strong>de</strong>,<br />

zitten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>,<br />

weten niet meer wat ze ermee moeten doen -<br />

en al die schorre bazuinen tussen <strong>de</strong> wolken door -<br />

zwart van <strong>de</strong> mensen,<br />

<strong>de</strong> wateren onbegaanbaar, geen spoor van <strong>de</strong> dood<br />

en steeds meer lief<strong>de</strong>, alleen maar lief<strong>de</strong>,<br />

ze zakken door hun knieën,<br />

ze zwichten,<br />

hun verregaan<strong>de</strong> stramheid, hun tol -<br />

... aan míj, zingt <strong>de</strong> lijster, aan míj.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Een buiging <strong>voor</strong> mijzelf<br />

Ik maak een buiging <strong>voor</strong> mijzelf<br />

uit angst en eigenwaan,<br />

mijn hoofd raakt <strong>de</strong> grond<br />

dieper! <strong>de</strong>emoediger!<br />

verdwijnt in <strong>de</strong> grond<br />

lager! sma<strong>de</strong>lijker!<br />

volmaakte buigingen zijn fataal<br />

ik ben het, ik ben het maar<br />

er is een koninkrijk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> grond<br />

onbeheerd en schitterend<br />

ik weet het.<br />

60<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Geen gedicht<br />

Ik schrijf een gedicht,<br />

maar een gedicht heeft geen zin.<br />

61<br />

Ik schrijf twee gedichten,<br />

maar twee gedichten hebben nog min<strong>de</strong>r zin.<br />

Ik kijk naar buiten, <strong>de</strong> zon schijnt, <strong>de</strong> lucht is blauw,<br />

er koeren duiven,<br />

een vrouw hangt <strong>de</strong> was op, roept iets naar binnen,<br />

het is aan het eind van <strong>de</strong> winter,<br />

en plotseling, koortsachtig en met trillen<strong>de</strong> vingers,<br />

schrijf ik geen gedicht.<br />

Geen gedicht heeft ooit zoveel zin gehad.<br />

Ik leun achterover,<br />

ik wist niet dat ik geen gedicht kon schrijven.<br />

Ik vouw mijn han<strong>de</strong>n achter mijn hoofd.<br />

Ik leun nog iets ver<strong>de</strong>r achterover.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Op weg naar <strong>de</strong> sterren<br />

62<br />

Het loopt nog eens slecht niet mij af,<br />

won<strong>de</strong>rbaarlijk slecht,<br />

misschien zelfs aangrijpend slecht<br />

(snikken, overgaand in ruw slikken en elkaar aanstoten<br />

van verbazing en verdriet:<br />

‘Zie je <strong>de</strong> slechtheid van dát aflopen...’),<br />

er schrikken vogels op in het hooigras,<br />

er roept een zon<strong>de</strong>rling:<br />

‘U trapt onvervroren op mijn enige resteren<strong>de</strong> nog functioneren<strong>de</strong><br />

onledige ziel,<br />

of bent u soms op weg naar <strong>de</strong> sterren?’<br />

Ik ben op weg naar <strong>de</strong> sterren.<br />

Ik ben een beetje moe.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Over het ik<br />

Het ik is leeg -<br />

63<br />

<strong>de</strong> eigenaren wonen el<strong>de</strong>rs<br />

in regenwou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgronds achter <strong>de</strong> wolken,<br />

vullen hun leven met wrevel en ontzag -<br />

als ze het ik bezoeken zijn ze <strong>de</strong>voot en sentimenteel,<br />

schud<strong>de</strong>n hun onlust van zich af -<br />

ze laten elkaar het ik zien,<br />

buigen naar elkaar toe:<br />

ons ik, dit is nu ons ik, ons eigen ik...<br />

in hun gedachten ruimen ze het in<br />

met tapijten en reusachtige schil<strong>de</strong>rijen<br />

en een bed in elke hoek -<br />

ze zitten op <strong>de</strong> kale vloer<br />

van hun grote onbewoon<strong>de</strong> ik,<br />

proberen te snikken,<br />

smeken elkaar te mogen troosten - het kleinste leed<br />

is groot genoeg daartoe -<br />

naast het ik is een rivier,<br />

waarin zij verdrinken<br />

alvorens naar el<strong>de</strong>rs terug te keren.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


64<br />

Leo Vroman<br />

Een psalm <strong>voor</strong> u, brave ouwe God<br />

in Uw zo paars geverfd<br />

betonnen bruidsgewaad,<br />

wat een schier ein<strong>de</strong>loos gedon<strong>de</strong>r en<br />

rommel nu Gij ein<strong>de</strong>lijk sterft<br />

met Uw van ons geërfd gelaat<br />

en nog vreselijker van on<strong>de</strong>ren<br />

met Uw dijgewelf te bovenaards behaard,<br />

tussen <strong>de</strong> grote tenen van 1 voet<br />

hebt Gij zo veel menselijke kaas bewaard<br />

dat Gij Italië daar nog steeds mee voedt.<br />

Graag zie ik U nog levend afgeschil<strong>de</strong>rd<br />

op nu al eeuwen ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen<br />

met Uw vreselijk verborgen dijen<br />

en Uw oogopslag toen al verwil<strong>de</strong>rd.<br />

Brave God, wat dan die storm beduid<strong>de</strong><br />

die Uw baard <strong>de</strong>ed wijzen naar het Noor<strong>de</strong>n<br />

terwijl Gij staar<strong>de</strong> naar het Zui<strong>de</strong>n<br />

alsof Gij daar een buitenwereld hoor<strong>de</strong>?<br />

Wat kan U, zeg vanavond laat, vervangen,<br />

Iets waar vanmiddag nog geen mens van weet:<br />

een Lichaam zon<strong>de</strong>r aangezicht?<br />

Soms kan ik openbarend graag verlangen<br />

naar een geweldig wapperend Kleed,<br />

Na<strong>de</strong>rend Noor<strong>de</strong>rlicht.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


En U, Systeem van ongehoor<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n!<br />

Wat heb ik in mijn tijd gedaan?<br />

Gewoekerd met mijn me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> al wat is vergaan:<br />

een droom hartstochtelijk beschreven,<br />

verkreukeld en vergeeld,<br />

een won<strong>de</strong>r schromelijk overdreven,<br />

<strong>de</strong> don<strong>de</strong>r van een vallend beeld,<br />

een do<strong>de</strong> God slecht opgezet<br />

met ogen van gebroken glas<br />

nog drijvend op zijn wolkenbed<br />

alsof Hij het was<br />

65<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Carola Kloos<br />

Een beetje geloven<br />

66<br />

‘Er is iets wat we niet begrijpen.’<br />

Dat is <strong>de</strong> essentie van het religieus besef van Marjoleine <strong>de</strong> Vos, die ver<strong>de</strong>r betoogt<br />

dat <strong>de</strong> pogingen om dat iets te verdui<strong>de</strong>lijken allerminst dui<strong>de</strong>lijkheid hebben<br />

geschapen: ‘Zoals bij<strong>voor</strong>beeld [het beeld] van <strong>de</strong> drie-enige god: va<strong>de</strong>r, zoon en<br />

heilige geest, on<strong>de</strong>elbaar en toch in drieën. Een fantastisch en volkomen onmogelijk<br />

be<strong>de</strong>nksel dat geheel terecht als een mysterie van het geloof wordt aangeduid, want<br />

een mysterie is het. Zoiets is mooi als be<strong>de</strong>nksel, als beeld <strong>voor</strong> iets onbegrijpelijks.’<br />

Zulke be<strong>de</strong>nksels hebben <strong>voor</strong> haar wel <strong>de</strong>gelijk bestaansrecht: ‘Een religie moet<br />

<strong>voor</strong>zien in beel<strong>de</strong>n, in woor<strong>de</strong>n, in <strong>voor</strong>stellingen en vermoe<strong>de</strong>ns waar ruimte in<br />

zit, die niet kunnen maar toch betekenisvol zijn, die troosten al weet je dat ze in<br />

sommige opzichten onzin zijn, zoals Ger Groot schreef over <strong>de</strong> uitvaartdienst van<br />

een vriend waar tot slot “In paradisum” gezongen werd, en hoe hem die <strong>voor</strong>stelling<br />

even optil<strong>de</strong> en troostte al gelooft hij niet in engelen die iemand begelei<strong>de</strong>n naar wat<br />

<strong>voor</strong> hiernamaals dan ook.’<br />

In sommige opzichten onzin en toch troostend? Jazeker, zegt De Vos, ‘juist die<br />

cognitieve dissonantie, waar <strong>de</strong> anti-gelovigen zich <strong>voor</strong>tdurend woe<strong>de</strong>nd tegen<br />

richten, is <strong>de</strong> aardigheid, <strong>de</strong> betekenis, <strong>de</strong> zin van gelovige <strong>voor</strong>stellingen.’<br />

Ook zon<strong>de</strong>r enige woe<strong>de</strong> kun je hier bezwaar tegen maken: <strong>de</strong> kerk heeft niet<br />

bijster veel aan gelovigen die <strong>de</strong> boel eigenlijk maar onzin vin<strong>de</strong>n. Dat beseft ook<br />

De Vos, ‘maar’ zegt ze, ‘[<strong>de</strong>ze onmogelijke positie] is er toch, precies om wat Ger<br />

Groot schreef: dat we niet in een wetenschappelijk universum leven waarin alles kan<br />

wor<strong>de</strong>n teruggebracht tot impulsen en reacties, maar in een wereld waarin we<br />

gevoelens, verlangens, vragen hebben. En waarin beel<strong>de</strong>n en mogelijke antwoor<strong>de</strong>n<br />

iets kunnen betekenen, een glimp van iets dat misschien niet eens bestaat.’ Haar<br />

standpunt vat ze zelf kernachtig samen:<br />

‘Ik wil niet alles. En ik wil niet niets.’<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


67<br />

In bovenstaan<strong>de</strong> bewoordingen uitte Marjoleine <strong>de</strong> Vos zich in <strong>de</strong> zomer van 2003,<br />

in het ka<strong>de</strong>r van een discussie in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad over het ‘ietsisme’, het geloof<br />

dat er ‘wie weet wel iets is’. Populair is het zeker, dat geloof. Columnist Hans Ree<br />

noem<strong>de</strong> het zelfs het enige standpunt dat een mens kan innemen. Ietsisten verwijten<br />

hun opponenten dat ze van hen een stellig geloof verwachten, een geloof dat alles<br />

omvat wat door <strong>de</strong> kerk wordt geleerd: ze ‘weten precies wat geloven is, en ze weten<br />

ook dat het allemaal onzin is,’ aldus De Vos. Maar, schrijft ze, ‘binnen een kerk mag<br />

je altijd veel meer twijfelen en niet willen dan je van <strong>de</strong> buitenwacht mag.’ Zij zelf<br />

wil, zoals we hierboven zagen, niet het credo; maar ze wil wel ‘<strong>de</strong> schoonheid en <strong>de</strong><br />

troost’.<br />

Overtuig<strong>de</strong> ongelovige als ik ben (en als zodanig volgens <strong>de</strong> ietsist ‘geharnast’ en<br />

‘onverdraagzaam’), heb ik <strong>de</strong> behoefte ietsistische uitingen als die van De Vos eens<br />

na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep te nemen. Ik zal het zo verdraagzaam mogelijk proberen te doen.<br />

‘Iets’ kan natuurlijk op vele manieren wor<strong>de</strong>n ingevuld: zoveel als er zandkorrels<br />

zijn aan <strong>de</strong> zee, zoveel vormen van religie zijn er. En zoals onze grootste<br />

godsdienstpsycholoog Fokke Sierksma al bijna een halve eeuw gele<strong>de</strong>n betoog<strong>de</strong> 1 ,<br />

heeft alle religie te maken met ‘iets’. Er bestaan talloze <strong>de</strong>finities van religie, aldus<br />

Sierksma, maar ‘<strong>de</strong> enige minimum<strong>de</strong>finitie, die wetenschappelijk houdbaar is, is<br />

dat in <strong>de</strong> religie het besef leeft “dat er iets is”.’ ‘Dat iets kan een god zijn, of een<br />

magische kracht, een <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rgeest of een Al-Geest, een ziel of vuurspuwen<strong>de</strong><br />

berg, <strong>de</strong> maagd Maria of <strong>de</strong> Godin <strong>de</strong>r Zeehon<strong>de</strong>n, of.... iets.’<br />

De mens, zo schrijft Sierksma, on<strong>de</strong>rscheidt zich van an<strong>de</strong>re leven<strong>de</strong> wezens<br />

doordat hij zelfbewustzijn heeft. ‘Dat is <strong>de</strong> laatste, onherleidbare basis van ons<br />

menselijk bestaan, het raadsel, dat ik mij van mij bewust kan zijn, dat ik naast en<br />

tegenover mijzelf kan staan en mij zelf kan beoor<strong>de</strong>len, veroor<strong>de</strong>len, i<strong>de</strong>aliseren,<br />

kwellen, troosten en wat niet al.’ ‘Dat raadselachtige ik, dat ons an<strong>de</strong>re ik kan<br />

objectiveren, dat ons van ons bewust doet zijn, kan zelf nooit geobjectiveerd wor<strong>de</strong>n.<br />

Steeds als wij dit absolute ik menen te “hebben”, heeft het ons, omdat het ons ontglipt<br />

en.... achter ons ligt. Plessner 2 heeft dit verschijnsel verrassend juist toegelicht, door<br />

erop te wijzen, dat <strong>de</strong> mens in wezen een toneelspeler is, die ook in <strong>de</strong> momenten<br />

van schijnbaar volstrekte overgave en extase plotseling overvallen kan wor<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong> twijfel, of hij het zelf is dan wel of hij een rol speelt.’ En - an<strong>de</strong>rs dan bij <strong>de</strong> dieren,<br />

die wel bewustzijn maar geen zelfbewustzijn hebben - ‘zoals zijn<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


68<br />

essentie <strong>de</strong> mens steeds ontglipt, zo ontglipt hem ook <strong>de</strong> essentie van zijn wereld.’<br />

Dan kan het volgen<strong>de</strong> gebeuren. ‘Op het ogenblik,’ zegt Sierksma, ‘dat <strong>de</strong> mens<br />

zich ervan bewust wordt dat hij zijn controle verliest, dat <strong>de</strong> wereld hem ontglipt, is<br />

hij zich tegelijkertijd affectief bewust van eigen ontoereikendheid tegenover dat<br />

“iets”, dat principieel mysterieus is: niet te achterhalen, niet te objectiveren, niet te<br />

controleren.’ Welnu, ‘aan dit verborgen “iets” achter <strong>de</strong> dingen, <strong>de</strong> wereld èn <strong>de</strong><br />

mens ontbrandt <strong>de</strong> religieuze ervaring.’<br />

De volgen<strong>de</strong> passage bij Sierksma is te mooi en te verhel<strong>de</strong>rend om niet nog een<br />

letterlijk citaat aan <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> toe te voegen:<br />

‘Dit kan hem overkomen bij een losbarstend onweer of bij <strong>de</strong> aanblik van een<br />

do<strong>de</strong>, bij een steen, die toevallig vreemd op zijn pad ligt, en bij een berg, waarvan<br />

<strong>de</strong> top zich verbergt in <strong>de</strong> wolken, tij<strong>de</strong>ns een sneeuwstorm, als het zonlicht <strong>de</strong> mens<br />

doet staan in het mid<strong>de</strong>n van een onwezenlijk gou<strong>de</strong>n bol van eindige oneindigheid<br />

en <strong>de</strong> Rendier-Eskimo zegt: “Sila” (<strong>de</strong> hoogste god), en tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> geruisloze<br />

overwinning van <strong>de</strong> dageraad als <strong>de</strong> Pueblo-Indiaan met een enkel gebaar <strong>de</strong><br />

opkomen<strong>de</strong> zon eerbiedig groet, op <strong>de</strong> jacht, als het wild geheimzinnig komt of even<br />

geheimzinnig afwezig is en <strong>de</strong> hongersnood dreigt, tij<strong>de</strong>ns een storm, die leven en<br />

han<strong>de</strong>lswaar bedreigt. Maar het kan <strong>de</strong> mens ook overkomen in <strong>de</strong> ontmoeting met<br />

zichzelf in <strong>de</strong> binnenwereld, wanneer hij in <strong>de</strong> droom ongeziene dingen ziet of in <strong>de</strong><br />

extase zonnen en sterren <strong>voor</strong>bij reist, of wanneer hij in knagend schuldgevoel in<br />

zichzelf “iets” speurt, dat hem veroor<strong>de</strong>elt, ongezien, on-objectiveerbaar, of wanneer<br />

hij huivert <strong>voor</strong> het mysterie van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>loze grond van zijn eigen ziel.’<br />

En als <strong>de</strong> mens zich hulpeloos en klein voelt in <strong>de</strong> mysterieuze wereld, als hij uit<br />

zijn evenwicht wordt gebracht, dan gaat hij vaak projecteren om het verbroken<br />

evenwicht te herstellen. Projectie is een onbewust mechanisme waarbij subjectieve<br />

factoren met objectieve factoren wor<strong>de</strong>n vermengd tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld stabiel te<br />

maken; bij <strong>de</strong> visuele waarneming móet <strong>de</strong> mens zelfs projecteren om een stabiele<br />

wereld te scheppen, zoals door Sierksma overtuigend is aangetoond. In <strong>de</strong> religieuze<br />

projectie verleent <strong>de</strong> mens op subjectieve wijze betekenis aan het onbeken<strong>de</strong>, zodat<br />

het iets van zijn onbekendheid verliest en in zijn wereld kan wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />

Men kan zich afvragen wanneer we moeten spreken van ‘religieus’. Sierksma stelt<br />

dat <strong>de</strong> verschijnselen die wij religieus noemen, allemaal op <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re manier<br />

in verband staan met het feit dat <strong>de</strong> mens zich bewust<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


69<br />

is van zijn ontoereikendheid. ‘Er is wel geen enkel verschijnsel in <strong>de</strong> binnenen in <strong>de</strong><br />

buitenwereld van <strong>de</strong> mens, dat niet in religieus verband kan staan,’ aldus Sierksma.<br />

Niemand kan zeggen dat ik <strong>de</strong> ietsisten niet in hun waar<strong>de</strong> heb gelaten door Sierksma's<br />

woor<strong>de</strong>n aan te halen. Wat Sierksma beschrijft, zijn oprechte, doorvoel<strong>de</strong> religieuze<br />

ervaringen. Daartegenover staat het louter theoretische ietsisme waar Rudy Kousbroek<br />

op doelt, als hij schrijft dat hij zich richt ‘tegen <strong>de</strong> oppervlakkigheid, tegen <strong>de</strong><br />

onoprechtheid, tegen het trendy “er moet toch iets zijn”, het lammenadige iets-isme;<br />

[...] tegen <strong>de</strong> mensen die proberen van twee walletjes te eten.’ Marjoleine <strong>de</strong> Vos,<br />

die zich blijkens <strong>de</strong> titel van haar stuk (‘Ietsisten <strong>voor</strong>uit’) niet schaamt een ietsist<br />

te wor<strong>de</strong>n genoemd, kan moeilijk tot dat lammenadige volkje wor<strong>de</strong>n gerekend; ze<br />

is kennelijk serieus als ze het heeft over <strong>de</strong> ‘gevoelens, verlangens, vragen’ die haar<br />

ertoe brachten om naar <strong>de</strong> kerk te gaan.<br />

Maar ze is wel onwetend. Ik houd me maar bij De Vos als vertegenwoordigster<br />

van <strong>de</strong> groep mensen die net zo <strong>de</strong>nkt als zij. ‘De laatste zes jaar ging ik met enige<br />

regelmaat naar <strong>de</strong> kerk,’ schrijft ze. ‘Een progressieve katholieke kerk in het centrum<br />

van Amsterdam [...]. Er komen allerlei mensen, uit <strong>de</strong> buurt en van veel ver<strong>de</strong>r [...].’<br />

Zo is het maar net, uit <strong>de</strong> buurt en van veel ver<strong>de</strong>r, want een progressieve katholieke<br />

kerk heeft aantrekkingskracht. Wat kun je als mo<strong>de</strong>rn, ontwikkeld iemand an<strong>de</strong>rs<br />

zijn dan progressief? En dan die rituelen, die beel<strong>de</strong>nrijkdom van <strong>de</strong> katholieke kerk<br />

- immens bevredigend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoeken<strong>de</strong> ziel. De hang naar het hogere is bij lange<br />

na niet uitgestorven.<br />

Nu heeft <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kerkprovincie wel haar uiterste best gedaan om Rome<br />

te corrigeren, maar ze heeft zich daarbij toch een tikkeltje misrekend. ‘Ne<strong>de</strong>rland<br />

gidsland’ bleek <strong>voor</strong> het Vaticaan toch niet zo'n aanspreken<strong>de</strong> gedachte. Het<br />

rooms-katholicisme is volkomen hiërarchisch georganiseerd: in Rome wordt bepaald<br />

wat er dient te wor<strong>de</strong>n geloofd, wat mag en wat niet mag.<br />

Die goedwillen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs! Natuurlijk waren ze sinds <strong>de</strong> jaren zestig<br />

progressief. Het leek er ook even op dat met het Twee<strong>de</strong> Vaticaans Concilie wat<br />

beweging kwam in <strong>de</strong> onwrikbare houding van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rkerk. Dus bewoog alles<br />

dat zich katholiek noem<strong>de</strong> hier in Ne<strong>de</strong>rland zich ongeremd <strong>voor</strong>waarts. Wat moest<br />

er allemaal niet kunnen? Gehuw<strong>de</strong> priesters, <strong>de</strong> vrouw in het ambt, <strong>de</strong> pil,<br />

homoseksualiteit, noem maar op. Ik vind ook dat dat allemaal moet kunnen, maar ik<br />

ben dan ook niet katholiek. De paus vond het in elk geval niet.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


70<br />

Het had iets zieligs, het naïeve optimisme van het kerkvolk dat, als kleine<br />

kerkprovincie, <strong>de</strong> monoliet die <strong>de</strong> katholieke kerk is wel even dacht te kunnen<br />

hervormen. Het had iets weg van meneer Jansen die in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer zegt: ‘Ik<br />

waarschuw China <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste maal.’ Ga er toch uit, dacht ik altijd als ze weer<br />

iets wil<strong>de</strong>n dat niet goedgevon<strong>de</strong>n werd. Maar dat is <strong>voor</strong> veel katholieken blijkbaar<br />

een onmogelijkheid. Eens katholiek, altijd katholiek.<br />

‘Progressief katholiek’ is dus een contradictio in terminis, maar het bestaat hier<br />

nog steeds en trekt ook veel buitenstaan<strong>de</strong>rs aan. Toch kan zelfs <strong>de</strong> progressiefste<br />

katholieke parochie zich niet aan een minimum van katholicisme onttrekken, en dat<br />

viel De Vos rauw op het lijf. ‘De liturgie is veran<strong>de</strong>rd, en als vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is nu<br />

het credo opgenomen, <strong>de</strong> geloofsbelij<strong>de</strong>nis waarin aan <strong>de</strong> parochie gevraagd wordt<br />

om te beweren dat men van alles en nog wat gelooft.’ - Het is haast niet te geloven<br />

dat het credo aanvankelijk werd weggelaten, en het is ook haast niet te geloven dat<br />

die omissie sommige onnozele zielen op het i<strong>de</strong>e bracht dat het er dus ‘niet toe <strong>de</strong>ed’;<br />

hoe dan ook, waar is een kerkgemeenschap an<strong>de</strong>rs op gegrondvest dan op een credo?<br />

Enfin, wegwezen, dacht De Vos, want ‘ik wil niet alles’. Alsof <strong>de</strong> geloofsinhoud niet<br />

tot <strong>de</strong> essentie behoort. Alsof <strong>de</strong> geloofsinhoud behoort tot <strong>de</strong> krullen die <strong>de</strong> boel<br />

wat opsieren.<br />

Dit niet zo nozele i<strong>de</strong>e ver<strong>de</strong>digt De Vos door te zeggen dat je binnen <strong>de</strong> kerk<br />

altijd veel meer mag twijfelen en veel meer mag afwijzen dan je van <strong>de</strong> buitenwacht<br />

mag. Daar zit in zoverre iets in, dat <strong>de</strong> buitenwacht zich vaak ergert aan <strong>de</strong><br />

ongrijpbaarheid van gelovigen in geval van kritiek. Ik <strong>de</strong>nk nu niet speciaal aan<br />

katholieken maar zeker ook aan protestanten, die soms zo losgeslagen zijn dat je ze<br />

nauwelijks meer christenen kunt noemen. Kom je met argumenten tegen het geloof<br />

in een persoonlijke God (een kernpunt van het christendom), dan blijken ze allang<br />

niet meer in een persoonlijke God te geloven. Waar dan wél in? Tja, dat doet er niet<br />

zozeer toe. Daar gaat het helemaal niet om. Waar gaat het dan wél om? Nou, om<br />

naastenlief<strong>de</strong>, om saamhorigheid, om het gevoel dat we maar beperkte mensen zijn<br />

die niet alles kunnen begrijpen, zulk soort dingen. Dat je die gevoelens gaat zitten<br />

beleven in een kerk die op een bepaald geloof is gebaseerd, zon<strong>de</strong>r dat je dat geloof<br />

nog aanhangt, heeft <strong>voor</strong> mij iets huichelachtigs. Maar niet alleen progressieve<br />

katholieken, ook veel protestanten willen koste wat kost lidmaat blijven van <strong>de</strong> kerk,<br />

terwijl hun kritisch vermogen ze intussen verhin<strong>de</strong>rt om nog te geloven in <strong>de</strong> Lieve<br />

Heer buiten wiens wil geen musje van het dak valt. Het laatste wat <strong>de</strong>ze lie<strong>de</strong>n willen,<br />

is vastgepind wor<strong>de</strong>n door<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


71<br />

<strong>de</strong> buitenwacht, want dan zou<strong>de</strong>n ze bezwijken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kritiek. Hun gods<strong>voor</strong>stelling<br />

blijft dus vaag - en nogal wie<strong>de</strong>s windt <strong>de</strong> buitenwacht zich daarover op. Je <strong>de</strong>nkt<br />

gegron<strong>de</strong> kritiek te hebben, en elke discussie loopt op die manier dood.<br />

Wat dat ‘twijfelen’ betreft dat volgens De Vos binnen <strong>de</strong> kerk mag - hierbij heeft<br />

ze <strong>de</strong>nk ik toch niet helemaal begrepen dat twijfel geldt als een essentieel bestand<strong>de</strong>el<br />

van geloof. De twijfel van <strong>de</strong> ‘ongelovige Thomas’ wordt niet in een gunstig daglicht<br />

gezien. Waar wel begrip <strong>voor</strong> bestaat, is <strong>de</strong> twijfel van <strong>de</strong> mens die zegt: ‘Heer, ik<br />

geloof, kom mijn ongeloof te hulp.’ Twijfelen is algemeen menselijk, en <strong>de</strong> kerk is<br />

erin geslaagd het <strong>voor</strong> te stellen als iets positiefs: dat je twijfelt, bewijst dat je gelooft.<br />

Overigens ‘mag’ je natuurlijk alles, want <strong>de</strong> inquisitie is afgeschaft. De vraag is<br />

alleen wat je van jezelf mag, wat <strong>voor</strong> eisen je stelt aan je geestelijke integriteit.<br />

Ik meen dus dat Marjoleine <strong>de</strong> Vos, en met De Vos haar zielsverwanten die van<br />

hein<strong>de</strong> en ver naar <strong>de</strong> progressieve parochie in het centrum van Amsterdam trokken<br />

zon<strong>de</strong>r katholiek te zijn, zon<strong>de</strong>r het credo te aanvaar<strong>de</strong>n, ofwel onnozel ofwel niet<br />

integer waren. Het is in<strong>de</strong>rdaad ‘van twee walletjes eten’. Als je een hang naar religie<br />

hebt, zoek het dan niet binnen een kerk waarvan het bestaan gebaseerd is op een<br />

credo, zolang je dat credo niet aanvaardt. Ik begrijp trouwens niet hoe De Vos kan<br />

zeggen dat ze haar best <strong>de</strong>ed ‘<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> taal, <strong>de</strong> bedoelingen te begrijpen en te<br />

volgen’ en ‘het gevoel had dat ze vor<strong>de</strong>ringen maakte’, als ze nota bene <strong>de</strong> hoofdzaak<br />

verwerpt! Hoe kunnen die beel<strong>de</strong>n en woor<strong>de</strong>n iets betekenen zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoofdzaak<br />

waaraan ze refereren? Wat betekent ‘zon<strong>de</strong>’ bij<strong>voor</strong>beeld zon<strong>de</strong>r God? Zon<strong>de</strong> van<br />

het geld??<br />

In één ding geef ik De Vos gelijk. Ze protesteert tegen <strong>de</strong> fijne nuances van het<br />

credo die door <strong>de</strong> vroeg-christelijke theologen zijn bedacht. ‘Geboren, niet<br />

geschapen...’ Die ou<strong>de</strong> formuleringen zijn niet altijd meer a<strong>de</strong>quaat, ze weerspiegelen<br />

<strong>de</strong> tijd waarin ze zijn opgesteld - maar dat mag geen re<strong>de</strong>n zijn om het kind met het<br />

badwater weg te gooien. Zolang je graag naar <strong>de</strong> kerk wilt tenminste.<br />

Ger Groot, die <strong>de</strong> hele discussie over het ietsisme heeft ontketend, is net als Marjoleine<br />

<strong>de</strong> Vos emotioneel door het hogere gegrepen, al maakt dat hem nog niet ‘kerks’,<br />

zoals hij zegt, en zelfs niet gelovig. Bij een uitvaartmis (in een progressieve kerk,<br />

zegt hij er goddank bij) hoor<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n zingen: ‘In paradisum <strong>de</strong>ducant<br />

te angeli’, ‘Mogen <strong>de</strong> engelen u gelei<strong>de</strong>n<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


72<br />

naar het paradijs’. ‘Eén moment lang,’ schrijft Ger Groot, ‘hoopte ik met volle<br />

overtuiging dat wat gezongen werd waar was. [...] Of mij dat tot een gelovige maakt,<br />

weet ik niet, want even zeker wist ik op hetzelf<strong>de</strong> moment dat dood nu eenmaal dood<br />

is, God een illusie en engelen een semantisch misverstand. Maar omdat Rudy<br />

Kousbroek ooit geschreven heeft dat men niet “een beetje” kan geloven, vrees ik het<br />

met <strong>de</strong>ze bekentenis <strong>de</strong>finitief te hebben verbruid.’<br />

En hij eindigt zijn stuk in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad als volgt:<br />

‘Wat <strong>de</strong>ed ik dus in die kerk, een paar weken gele<strong>de</strong>n: niet-gelovig en zelfs niet<br />

kerks, zon<strong>de</strong>r God of paradijs, en toch méér dan alleen maar “geroerd” toen <strong>de</strong> do<strong>de</strong><br />

een goe<strong>de</strong> reis werd toegezongen? Bespaar me, verzamel<strong>de</strong> godloochenaars, alstublieft<br />

uw psychologie of erger, en noem mij geen “verkapte gelovige”, het afgezaag<strong>de</strong><br />

trucje waaraan u zelf zo'n hekel hebt. Ik was niet alleen bij mijn volle verstand, maar<br />

ook bij mijn atheïstische verstand. Ik heb van het geloof alleen één ding bewaard dat<br />

u verloren hebt of nooit hebt bezeten: twijfel. Niet aan <strong>de</strong> waarheid van <strong>de</strong><br />

wetenschappelijke kennis, maar aan haar relevantie <strong>voor</strong> levensgeluk of, zo u wilt:<br />

mijn “verlossing”. Noemt u mij maar een twijfelen<strong>de</strong> atheïst.’<br />

Terwijl Marjoleine <strong>de</strong> Vos kennelijk als buitenstaan<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> katholieke kerk haar<br />

heil kwam zoeken, is Ger Groot - zoals ik uit zijn woor<strong>de</strong>n opmaak - een afvallige<br />

katholiek. Maar van je geloof vallen is soms toch moeilijker dan je <strong>de</strong>nkt. Hij ‘hoopte’,<br />

Ger Groot, hij hoopte dat het waar was; en hij ‘weet niet’, Ger Groot, hij weet niet<br />

of dat hem tot een gelovige maakt.<br />

Enig na<strong>de</strong>nken zou hem kunnen doen inzien dat ‘hopen dat iets waar is’, terwijl<br />

je op hetzelf<strong>de</strong> moment overtuigd bent van <strong>de</strong> onwaarheid ervan, niet hetzelf<strong>de</strong> is<br />

als ‘geloven dat het waar is’. Maar kennelijk blijft hij hopen dat hij het gelooft, want<br />

verlekkerd ‘vreest’ hij dat hij het nu bij Rudy Kousbroek heeft verbruid als zijn<strong>de</strong><br />

iemand die ‘een beetje gelooft’. Jawel, hij gelooft naar eigen zeggen wel <strong>de</strong>gelijk<br />

een beetje, want hij was ‘méér dan alleen maar “geroerd”’!<br />

Ik <strong>de</strong>nk dat meer mensen die ontroering hebben gevoeld bij het horen van het<br />

Requiem nadat ze juist iemand had<strong>de</strong>n verloren. Ik zelf in ie<strong>de</strong>r geval wel. Natuurlijk<br />

komt die ontroering <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, al zou<strong>de</strong>n ze dat effect niet hebben<br />

zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> muziek. De <strong>voor</strong>stellingen grijpen je zo sterk aan, dat ze op dat moment<br />

‘waar’ lijken; op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier ‘waar’ als een aangrijpen<strong>de</strong> passage in een roman.<br />

Wie heeft nooit tranen in zijn ogen gekregen bij een boek? Ik wel. En het horen van<br />

<strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van het Requiem op het moment dat je treurt om iemand<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


73<br />

die je nastond, verhevigt <strong>de</strong> emotie die je toch al had, een grondgevoel dat in zo'n<br />

perio<strong>de</strong> elk moment tot uitbarsting kan komen. Zelfs al heb je geen katholieke<br />

achtergrond zoals Ger Groot, <strong>de</strong> emotie maakt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling ‘waar’. Waar tussen<br />

aanhalingstekens.<br />

Ger Groot werd er dus ‘méér dan geroerd’ = een beetje gelovig van (zo moet ik<br />

zijn woor<strong>de</strong>n toch begrijpen), terwijl hij tegelijkertijd beweert niet te weten of dat<br />

wel zo was. Ik zou zeggen, hou je ontboezemingen <strong>voor</strong> je als er zo'n<br />

begripsverwarring bij je heerst. Niemand is gebaat bij <strong>de</strong>ze vaaghe<strong>de</strong>n. Zelf maakt<br />

Ger Groot er aanspraak op tot een aparte categorie te behoren: <strong>de</strong> twijfelen<strong>de</strong> atheïst.<br />

Die vondst van <strong>de</strong> ‘twijfel’ die hij van het geloof heeft bewaard, is werkelijk een<br />

klapper. Hierboven heb ik uiteengezet hoe <strong>de</strong> twijfel binnen <strong>de</strong> kerk wordt opgevat:<br />

als teken dat iemand eigenlijk gelooft. Twijfel is een aanvechting waar <strong>de</strong> mens dóór<br />

<strong>de</strong> God waaraan hij twijfelt van hoopt te wor<strong>de</strong>n verlost. Ger Groot maakt er gauw<br />

iets an<strong>de</strong>rs van: niet een twijfel waarvan je verlost hoopt te wor<strong>de</strong>n, maar een twijfel<br />

die je juist cultiveert en waarop hij prat gaat; en hij slaat <strong>de</strong> lezer ermee om <strong>de</strong> oren:<br />

‘Ik heb van het geloof één ding bewaard dat u verloren hebt of nooit hebt bezeten.’<br />

Ja, Ger Groot is in zijn geestelijk leven ver<strong>de</strong>r dan wij. Dankzij <strong>de</strong> verdraaiing van<br />

een begrip.<br />

Dan wordt er ineens ‘wetenschappelijke kennis’ bijgehaald, alsof geloof en<br />

wetenschap elkaar zou<strong>de</strong>n uitsluiten (wat helemaal niet hoeft), waarvan Ger Groot<br />

betwijfelt of zij relevant is <strong>voor</strong> het levensgeluk. Daarom (ja, daarom, iets an<strong>de</strong>rs<br />

kan ik er niet van maken) is Ger Groot naar eigen zeggen een twijfelen<strong>de</strong> atheïst.<br />

De gedachtegang is blijkbaar dat atheïsme <strong>de</strong> overtuiging inhoudt dat<br />

wetenschappelijke kennis relevant is <strong>voor</strong> het levensgeluk. Nu, het atheïsme zelf is<br />

al niet ‘relevant’ <strong>voor</strong> het levensgeluk (je mist immers <strong>de</strong> troost en <strong>de</strong> kracht die het<br />

geloof kan geven); en of <strong>de</strong> wetenschap, <strong>de</strong> waterleiding of <strong>de</strong> warenwet tot dat geluk<br />

bijdragen, daarover laat <strong>de</strong> atheïst als zodanig zich niet uit.<br />

Ik weet een an<strong>de</strong>re categorie <strong>voor</strong> Ger Groot dan die van ‘twijfelen<strong>de</strong> atheïst’:<br />

verwar<strong>de</strong> geest.<br />

Talloos zijn <strong>de</strong>genen die - an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> religieus bevlogen ietsisten van wie we nu<br />

twee specimina hebben gezien - zich louter theoretisch tot het ietsisme bekennen. Je<br />

zou in dat geval ook van agnosticisme kunnen spreken: ‘je weet het niet’ en ‘je weet<br />

maar nooit’ liggen niet ver uit elkaar. In elk geval is het atheïsme ‘uit’. Vertel op een<br />

feestje dat je atheïst bent, en <strong>de</strong> brave om-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


74<br />

stan<strong>de</strong>rs haasten zich te verklaren dat zij zelf ‘zó ver niet willen gaan’. Er zou immers<br />

‘iets’ kunnen zijn. Hoeveel rijker is hun geestesleven dan het jouwe.<br />

Ik heb het i<strong>de</strong>e dat die vrijblijven<strong>de</strong> acceptatie van het mogelijke bestaan van ‘iets’<br />

berust op een hardnekkig misverstand omtrent het atheïsme. Als mensen die nog<br />

geen secon<strong>de</strong> van hun leven gelovig zijn geweest er<strong>voor</strong> terug<strong>de</strong>inzen zich atheïst<br />

te noemen, dan is er iets aan <strong>de</strong> hand met <strong>de</strong>ze term. Het gaat in dit geval niet om<br />

mensen die van twee walletjes willen eten, maar om mensen die van geen enkel<br />

walletje willen eten. Van het religieuze walletje zéker niet, maar het atheïstische -<br />

oho! Aan mijn lijf geen polonaise!<br />

Hierbij kan meespelen dat men zich liever niet i<strong>de</strong>ntificeert met een mensensoort<br />

die niet altijd even aardig en begripvol uit <strong>de</strong> hoek komt. Wat dat betreft moet me<br />

van het hart dat Rudy Kousbroek, met wie ik het in principe eens ben, in mijn ogen<br />

soms zo doordraaft dat hij zelfs me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs afstoot. Zo komt hij in zijn bijdrage<br />

aan <strong>de</strong> ietsisme-discussie van afgelopen zomer aanzetten met Abraham, ‘die op het<br />

punt staat zijn eigen zoon te vermoor<strong>de</strong>n wanneer God hem dat vraagt.’ Wat wil je,<br />

zegt Kousbroek, juist mensen die in een God geloven zijn in staat tot immoreel<br />

gedrag; juist zij voelen zich, als hun God het wil, gerechtvaardigd om te moor<strong>de</strong>n<br />

en te bedriegen. - Die arme Abraham, die niet eens heeft bestaan (maar dit terzij<strong>de</strong>).<br />

De bijbelschrijver heeft dit verhaal uiteraard niet bedoeld als een rechtvaardiging<br />

van kin<strong>de</strong>rmoord (het offer wordt dan ook <strong>voor</strong>komen). Wie <strong>de</strong> tekst tot zich laat<br />

doordringen, proeft <strong>de</strong> ingehou<strong>de</strong>n ontzetting van <strong>de</strong> schrijver om het onbestaanbare<br />

dat God van Abraham vraagt. Abrahams geloof wordt op <strong>de</strong> proef gesteld, en een<br />

echte proef, zo wil <strong>de</strong> verhaalkunst, is het natuurlijk alleen als het om een extreme<br />

verschrikking gaat. ‘Zou je zelfs zóiets on<strong>de</strong>nkbaars doen wanneer God het vraagt?’<br />

is <strong>de</strong> teneur. Volgens het verhaal zou Abraham dat doen; hij is een mythische<br />

‘geloofsheld’, quod erat <strong>de</strong>monstrandum. Kousbroeks interpretatie raakt werkelijk<br />

kant noch wal en miskent <strong>de</strong> narratieve wetten die <strong>de</strong> opbouw van het verhaal hebben<br />

gedicteerd.<br />

Maar <strong>de</strong> afkeer van het atheïsme gaat dieper. Zeer velen hou<strong>de</strong>n atheïsme <strong>voor</strong><br />

een geloof, en daarvan moeten ze nu juist niets hebben. Een geloofsovertuiging pint<br />

je vast, je moet er<strong>voor</strong> stáán, nee, ‘zó ver wil ik niet gaan.’ De boel in het mid<strong>de</strong>n<br />

laten is gemakkelijker, en <strong>voor</strong>al... ruim<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>r! Die gedachte proef ik bij <strong>de</strong><br />

braverds die zó ver niet willen gaan. Naar hun mening is <strong>de</strong> atheïst al net zo<br />

bekrompen als <strong>de</strong> orthodoxe gelovige.<br />

Het moet maar eens uit wezen met dit misverstand. Je kunt er don<strong>de</strong>r op<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


75<br />

zeggen: steeds wanneer in <strong>de</strong> krant over godsdienst wordt gediscussieerd, duikt<br />

onvermij<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> ingezon<strong>de</strong>n-briefschrijver op die stelt dat ‘atheïsme ook een geloof<br />

is’. Van <strong>de</strong> zomer in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad weer twee. Laat ik proberen <strong>de</strong> zaak te<br />

verhel<strong>de</strong>ren.<br />

Het eerste dat moet wor<strong>de</strong>n bedacht, is dat <strong>de</strong> term atheïsme altijd wordt gebruikt<br />

in een bepaal<strong>de</strong> context. In <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse westerse cultuur wordt ermee bedoeld<br />

dat het bestaan van <strong>de</strong> christelijke god wordt ontkend. In het ou<strong>de</strong> Griekenland<br />

beteken<strong>de</strong> het dat het Griekse pantheon werd ontkend. Etcetera.<br />

Welnu, een he<strong>de</strong>ndaagse, westerse atheïst gelooft niet in het bestaan van <strong>de</strong><br />

christelijke god omdat er <strong>voor</strong> dit bestaan nooit één geldige re<strong>de</strong>n is gegeven, en<br />

omdat hij ook geen geldige re<strong>de</strong>nen kan verzinnen. Zo is er ook nooit een geldige<br />

re<strong>de</strong>n gegeven of te verzinnen <strong>voor</strong> het geloof in een vliegen<strong>de</strong> dromedaris die elk<br />

moment op uw hoofd kan poepen. Iemand die dit laatste niet gelooft, zou je een<br />

adromedarist kunnen noemen. Nu tart ik ie<strong>de</strong>reen te beweren dat een adromedarist<br />

‘een gelovige’ is!<br />

Dit <strong>voor</strong>beeld maakt hoop ik dui<strong>de</strong>lijk dat je wel zovéél kunt beweren, maar dat<br />

het niet aangaat diegenen die jouw beweringen niet accepteren van ‘geloof’ te<br />

betichten. Het onre<strong>de</strong>lijke van die betichting ligt hierin, dat <strong>de</strong> inhoud van het<br />

zogenaam<strong>de</strong> ‘geloof’ van <strong>de</strong> atheïst geheel en al door <strong>de</strong> tegenpartij wordt bepaald.<br />

Het is <strong>de</strong> theïst die iets poneert, die <strong>de</strong> geloofsinhoud van a tot z bepaalt, waarna<br />

<strong>de</strong>gene die zich hierdoor niet laat overtuigen geacht wordt iets te ‘geloven’, namelijk<br />

het omgekeer<strong>de</strong> van <strong>de</strong> geheel door <strong>de</strong> theïst bepaal<strong>de</strong> geloofsinhoud. Het woord<br />

‘geloven’ is hier totaal misplaatst.<br />

Maar het christendom heeft zo krachtig om zich heen gegrepen, dat <strong>de</strong> beweringen<br />

die het doet groot aanzien hebben gekregen. Wie ze niet aannam, lag eruit, dat is<br />

lange tijd zo geweest. Zo heeft het christelijke theïsme een veel hogere status<br />

verkregen dan het dromedarisme. En vanuit die dominante positie kon <strong>de</strong> atheïst als<br />

‘gelovige’ wor<strong>de</strong>n gekwalificeerd, zij het een geperverteer<strong>de</strong> gelovige. Het is gewoon<br />

een kwestie van macht. Naar <strong>de</strong> macht van het christendom kan het dromedarisme<br />

fluiten.<br />

Als u, ietsist of agnost, naar ik hoop nu <strong>de</strong> schellen van <strong>de</strong> ogen zijn gevallen, geef<br />

dan uw laffe houding eens op en wees niet bevreesd een atheïst te wor<strong>de</strong>n genoemd<br />

wanneer u geen re<strong>de</strong>nen ziet om in God te geloven. U bént dan gewoon een atheïst.<br />

Voor agnosticisme zie ik geen emplooi, hoe fatsoenlijk <strong>de</strong>ze houding ook in allerlei<br />

columns en ingezon<strong>de</strong>n brieven wordt<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


76<br />

genoemd: je ziet re<strong>de</strong>nen om in God te geloven of je ziet ze niet. Wat moet het in 's<br />

hemelsnaam betekenen dat u het ‘niet weet’? U weet dus niet of u wel of niet re<strong>de</strong>nen<br />

ziet? Of <strong>de</strong>nkt u dat u <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen die u nú niet ziet misschien op een later tijdstip<br />

gaat bespeuren? In dat geval bent u geen principiële agnost, dan bent u iemand die<br />

niet <strong>de</strong> tijd heeft genomen om erover na te <strong>de</strong>nken. Ik vrees intussen dat hele<br />

volksstammen die zich zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>nken agnost noemen en trots zijn op dat<br />

‘ruim<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>’ standpunt, zichzelf wel <strong>de</strong>gelijk als principiële agnosten beschouwen.<br />

Een beetje dom.<br />

Maar we had<strong>de</strong>n het eigenlijk over het (theoretische) ietsisme: niet ‘kweenie’,<br />

maar ‘je weet maar nooit; als het God niet is, dan misschien wel iets an<strong>de</strong>rs’. In <strong>de</strong><br />

praktijk zijn <strong>de</strong>ze twee nauwelijks te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, al mogen wij <strong>de</strong> ietsist wel<br />

vragen wat hij zich <strong>voor</strong>stelt bij dat ‘iets’. - ‘Niets’?! Dat is mooi, een iets waarbij<br />

je je niets <strong>voor</strong>stelt. Dat mag een hoogwaardig i<strong>de</strong>e wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Maar ach, laat ik onze ietsist niet zo op zijn nek zitten. Vermoe<strong>de</strong>lijk bedoelt hij<br />

dat wij mensen lang niet alles weten. Daarin heeft hij gelijk. We weten nog niet alles,<br />

en zover komen we misschien wel nooit. Wat was er vóór <strong>de</strong> oerknal? We kunnen<br />

alleen maar <strong>de</strong>nken in ruimte en tijd, en tijd vóór <strong>de</strong> tijd, géén tijd dus eigenlijk, dat<br />

gaat er bij ons niet in. Evenmin als niet-ruimte, <strong>voor</strong>bij <strong>de</strong> ruimte die het heelal<br />

beslaat. Vroegere wijsgeren hebben het gat van onze onwetendheid opgevuld met<br />

God - alsof dat iets oplost: je voegt dan alleen een schakel toe die al even<br />

onbegrijpelijk is als <strong>de</strong> oerknal zelf. Ietsisten vullen <strong>de</strong> gaten op met ‘iets’. Een<br />

zinnige oplossing lijkt me dat niet. Maar ze moeten het zelf maar weten.<br />

Eindnoten:<br />

1 Fokke Sierksma, De religieuze projectie; Een antropologische en psychologische studie over<br />

<strong>de</strong> projectie-verschijnselen in <strong>de</strong> godsdiensten, Delft 1956, herziene editie 1957, repr. Amsterdam<br />

1977.<br />

2 Helmuth Plessner, Die Stufen <strong>de</strong>s Organischen und <strong>de</strong>r Mensch; Einleitung in die philosophische<br />

Anthropologie, Berlijn 1928.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


77<br />

Wim van <strong>de</strong>n Doel en Pierre Vinken<br />

Jacob Elisa Doornik: een vroeg-negentien<strong>de</strong> eeuws koloniaal criticus<br />

Het verhaal is bekend. Op 1 november 1855 overlijdt in het militaire hospitaal van<br />

Serang <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt van Lebak, C.E.P. Carolus (in Max Havelaar ‘Slotering’<br />

genaamd). Deze had samen met <strong>de</strong> regent van Lebak, Ra<strong>de</strong>n Adipati Karta<br />

Natanegara, het bestuur gevoerd over het armoedige zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>ntie<br />

Bantam in West-Java. Als opvolger van Carolus benoemt gouverneur-generaal A.J.<br />

Duymaer van Twist <strong>de</strong> oudassistent-resi<strong>de</strong>nt van Ambon, Eduard Douwes Dekker,<br />

die daarop met zijn gezin naar Lebak vertrekt en op 22 januari 1856 in <strong>de</strong> hoofdplaats<br />

Rangkasbitoeng wordt geïnstalleerd door <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt van Bantam, C.P. Brest van<br />

Kempen (die dankzij Max Havelaar in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis zou <strong>voor</strong>tleven als<br />

‘Slijmering’).<br />

Douwes Dekker krijgt het al spoedig aan <strong>de</strong> stok met <strong>de</strong> regent die zich volgens<br />

hem schuldig maakt aan het bovenmatig vor<strong>de</strong>ren van heren- en an<strong>de</strong>re diensten en<br />

het ten onrechte confisqueren van karbouwen. Uitein<strong>de</strong>lijk wijt Douwes Dekker <strong>de</strong><br />

volledige armoe<strong>de</strong> van <strong>de</strong> bevolking aan het bestuur van <strong>de</strong> regent en <strong>de</strong> aan hem<br />

on<strong>de</strong>rgeschikte inheemse hoof<strong>de</strong>n. Zijn officiële taak <strong>de</strong> inheemse bevolking te<br />

beschermen tegen willekeur, van welke zij<strong>de</strong> dan ook, is <strong>voor</strong> hem een heilig principe.<br />

Op 24 februari beschuldigt Douwes Dekker daarom in een brief aan resi<strong>de</strong>nt Brest<br />

van Kempen <strong>de</strong> regent van Lebak ‘van misbruik van gezag door het onwettig<br />

beschikken over <strong>de</strong>n arbeid zijner on<strong>de</strong>rhoorigen’, waarbij hij <strong>voor</strong>stelt hem naar<br />

Serang te ontbie<strong>de</strong>n, zodat er in Lebak een on<strong>de</strong>rzoek kan plaatsvin<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r dat<br />

eventuele getuigen à charge bedreigd kunnen wor<strong>de</strong>n. Hierbij heeft <strong>de</strong><br />

assistent-resi<strong>de</strong>nt het over <strong>de</strong> ‘se<strong>de</strong>rt jaren uitgezogene diep gedrukte bevolking’ ten<br />

opzichte waarvan hij slechts zijn plicht wenst te doen.<br />

Zowel resi<strong>de</strong>nt Brest van Kempen, <strong>de</strong> Raad van Ne<strong>de</strong>rlands-Indië als<br />

gouverneur-generaal Duymaer van Twist dachten hier echter geheel an<strong>de</strong>rs over. De<br />

laatste besloot Douwes Dekker over te plaatsen naar Ngawi in <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>ntie Madioen.<br />

Deze besloot hierop 29 maart 1856 ontslag aan te vragen, hetgeen hem zes dagen<br />

later zou wor<strong>de</strong>n verleend. Douwes Dekker<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


78<br />

vertrok naar Europa, waar hij in Brussel zijn meesterwerk Max Havelaar of <strong>de</strong><br />

koffijveilingen <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Han<strong>de</strong>lmaatschappij zou schrijven. Hierin gaf hij<br />

zijn versie van <strong>de</strong> gebeurtenissen in Lebak. Het boek verscheen in 1860 en maakte<br />

diepe indruk in Ne<strong>de</strong>rland. Volgens het liberale kamerlid W.R. baron van Hoëvell<br />

ging er zelfs ‘eene zekere rilling’ door <strong>de</strong> natie. Plotseling was dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n<br />

dat het koloniale bestuur in Indië me<strong>de</strong>plichtig was aan het on<strong>de</strong>rdrukken van <strong>de</strong><br />

Javaanse bevolking door haar regenten en hoof<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Javanen dankzij <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs aan allerlei ellen<strong>de</strong> ten prooi waren gevallen en dat het Indische leger<br />

allerminst zachtzinnig optrad. Er lag, in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van Multatuli, ‘een roofstaat<br />

aan <strong>de</strong> zee, tussen Oostfriesland en <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>’.<br />

Koloniale kritiek<br />

Douwes Dekker alias Multatuli was niet <strong>de</strong> enige schrijver in het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

negentien<strong>de</strong> eeuw die kritiek had op <strong>de</strong> wijze waarop Ne<strong>de</strong>rland in Indië het bestuur<br />

voer<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> achtergrond woed<strong>de</strong> <strong>de</strong> strijd tussen liberalen en conservatieven over<br />

het te voeren koloniale beleid, waarbij het <strong>de</strong> vraag was hoe snel en op welke wijze<br />

het zogeheten cultuurstelsel - het systeem waarin <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse koloniale overheid<br />

inheemse landbouwers dwong gewassen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> export te verbouwen - plaats kon<br />

maken <strong>voor</strong> een stelsel van exploitatie van particuliere on<strong>de</strong>rnemers. Voorstan<strong>de</strong>rs<br />

van ‘vrije arbeid’ zoals Van Hoëvell had<strong>de</strong>n hierbij het probleem dat veel liberalen<br />

op koloniaal vlak conservatieve standpunten innamen, aangezien in <strong>de</strong> jaren vijftig<br />

<strong>de</strong> Indische baten goed waren <strong>voor</strong> maar liefst 31 procent van <strong>de</strong> staatsinkomsten,<br />

terwijl particuliere on<strong>de</strong>rnemers verklaar<strong>de</strong>n zeer tevre<strong>de</strong>n te zijn met hun <strong>de</strong>elname<br />

aan het cultuurstelsel. Een poging samen met Multatuli <strong>de</strong> conservatieve politiek te<br />

lijf te gaan, liep spoedig op niets uit, <strong>voor</strong>al omdat Multatuli zich mordicus tegen <strong>de</strong><br />

‘vrije arbeid’ keer<strong>de</strong>. Dit zou in zijn ogen namelijk alleen maar lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> uitbuiting<br />

van <strong>de</strong> Javanen door oncontroleerbare Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rnemers. Dan was het<br />

cultuurstelsel nog te prefereren.<br />

Desondanks groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> kritiek. Zo kritiseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> doopsgezin<strong>de</strong> zen<strong>de</strong>ling Jansz<br />

in 1863 in zijn De koloniën. Ne<strong>de</strong>rland ten vloek of ten zegen? op scherpe wijze <strong>de</strong><br />

batig-slot-politiek, die on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> verkondiging van het evangelie hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en<br />

<strong>de</strong> Javanen tot last was. Het in Indië verdien<strong>de</strong> geld zou <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse staat volgens<br />

<strong>de</strong> zen<strong>de</strong>ling in Indië moeten beste<strong>de</strong>n, aangezien alleen op die wijze Ne<strong>de</strong>rland<br />

zegen van zijn koloniale bezit kon verwachten en ‘niet wanneer het als voogd <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opvoeding zijner<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


79<br />

pleegkin<strong>de</strong>ren bestemd, <strong>voor</strong> zich zelf gebruikt, en hunne onsterfelijke zielen<br />

verwaarloost’. Jansz formuleer<strong>de</strong> hiermee tevens een vroege variant van <strong>de</strong> later zo<br />

populaire ‘voogdijgedachte’.<br />

Veel stof wierp <strong>de</strong> ‘Vloekzang’ van S.E.W. Roorda van Eysinga op. Roorda van<br />

Eysinga had in dienst van het koloniale gouvernement gewerkt in Grobogan, het<br />

gebied dat in <strong>de</strong> jaren veertig zo te lij<strong>de</strong>n had gehad van het cultuurstelsel, droogte<br />

en ziekte. Het gebied bood een landschap van ‘huiveringwekken<strong>de</strong> eenzaamheid,’<br />

aldus Roorda van Eysinga. ‘Die terpen verweten mij zwijgend <strong>de</strong> schuld van mijn<br />

volk. Daaraan ontbrak het grafschrift: gestorven <strong>voor</strong> het batig slot’. Een dreigen<strong>de</strong><br />

nieuwe hongersnood in <strong>de</strong>ze streek inspireer<strong>de</strong> hem in <strong>de</strong>cember 1860 tot <strong>de</strong><br />

‘Vloekzang’, waarin hij ‘De laatste dag <strong>de</strong>r Hollan<strong>de</strong>rs op Java’ liet beschrijven door<br />

Sentot, <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> legeraanvoer<strong>de</strong>r van een <strong>de</strong>el van Diponegoro's troepen. 1<br />

Subtieler was <strong>de</strong> brochure Onze koloniale staatkun<strong>de</strong> uit 1865 van het oud-lid van<br />

<strong>de</strong> Raad van Ne<strong>de</strong>rlands-Indië, jhr. H.C. van <strong>de</strong>r Wijck. Ook hij veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

batig-slot-politiek. Ne<strong>de</strong>rland mocht zich in Indië niet als een dief gedragen. ‘Ik ken<br />

geene ze<strong>de</strong>leer die zulk eene han<strong>de</strong>lwijze zou kunnen regtvaardigen,’ zo schreef hij.<br />

Decennia eer<strong>de</strong>r was er een an<strong>de</strong>re criticus geweest die van zich liet spreken: Jacob<br />

Doornik, die in 1826, bijna vijfen<strong>de</strong>rtig jaar <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> Max Havelaar verscheen,<br />

zijn Vrijmoedige gedachten over Neêrlands Indië en over <strong>de</strong> regering van <strong>de</strong>n<br />

Gouverneur-Generaal Van <strong>de</strong>r Capellen publiceer<strong>de</strong>. Daarin pleitte hij <strong>voor</strong> een<br />

vrije cultuur, vrije han<strong>de</strong>l, afschaffing van <strong>de</strong> lijfeigenschap, zelfregulering <strong>de</strong>r<br />

kolonisten en ‘een zo gering mogelijk aantal ambtenaren’. Zijn boek begint aldus:<br />

‘Vrijmoedig en opregt, met gepaste beschei<strong>de</strong>nheid, en met eerbied, waar het voegt,<br />

zijne mening bekend te maken, is, bedriegt mij niet alles, geoorloofd aan ie<strong>de</strong>r lid<br />

van <strong>de</strong> maatschappij. Te meer acht ik zulks geoorloofd, wanneer het hier geldt het<br />

welzijn eener Kolonie, ja, dan wordt het pligt - terwijl zwijgen, in zoodanig geval,<br />

laakbaar mag genaamd wor<strong>de</strong>n’. 2<br />

Doornik was op 17 juni 1777 in Lei<strong>de</strong>n geboren, had in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stad medicijnen<br />

gestu<strong>de</strong>erd en was er op 20 juni 1797 gepromoveerd <strong>voor</strong>dat hij zich in Amsterdam<br />

vestig<strong>de</strong> als huisarts, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re van <strong>de</strong> dichter Jan Helmers. In 1817 was hij naar<br />

Indië vertrokken, waar hij tot 1820 <strong>de</strong> betrekking van officier van gezondheid met<br />

<strong>de</strong> titel van chirurgijn-majoor zou vervullen. 3 Daarna oefen<strong>de</strong> hij een particuliere<br />

praktijk uit in Batavia. In 1821 overleed zijn eerste echtgenote Anna Magdalena<br />

d'Artaud. Hij hertrouw<strong>de</strong> in 1822 met Henriette Maria d'Ozy. Enkele jaren later<br />

schreef hij<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


80<br />

zijn Vrijmoedige gedachten. Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> publicatie van dit boek werd<br />

hem <strong>de</strong> grond in Indië te heet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voeten en vertrok hij naar <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten,<br />

waar hij op 3 juni 1837 overleed.<br />

Doornik was niet slechts een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> arts en auteur van een werk dat het<br />

bestuur van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>r Capellen kritiseer<strong>de</strong>. Hij bezat een<br />

veelzijdige kennis van <strong>de</strong> geneeskun<strong>de</strong> en <strong>de</strong> geologie. Zijn grote <strong>voor</strong>beeld was <strong>de</strong><br />

Franse medicus Julien Lamettrie, die <strong>de</strong> mens beschouw<strong>de</strong> als een machine, een<br />

zelfbewuste robot die net als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dieren leef<strong>de</strong> in ‘een wereld die zichzelf had<br />

geschapen’. In filosofisch opzicht was Doornik een materialist: leven is chemismus<br />

<strong>de</strong>r natuur. Hij vond dat men wetenschappelijke on<strong>de</strong>rzoekers hoger moet stellen<br />

dan filosofen, dat ‘filosofie haar bekoorlijks en goeds heeft, maar in <strong>de</strong> eerste plaats<br />

toch slechts als hersenoefening’. Niettemin had hij vrijwel alles gelezen wat Franse,<br />

Engelse en Duitse natuurfilosofen had<strong>de</strong>n geschreven en uit hun werk koos hij <strong>de</strong><br />

meest radicale opvattingen. Hij schreef, on<strong>de</strong>r meer, over <strong>de</strong> koepokinenting, over<br />

<strong>de</strong> ‘levenskracht’, over <strong>de</strong> doelmatigheid in <strong>de</strong> natuur, over <strong>de</strong> sche<strong>de</strong>lleer van Gall,<br />

over het magnetisme en over <strong>de</strong> ‘geschie<strong>de</strong>nis van het menselijk geslacht’. 4<br />

Ook <strong>de</strong> vroege negentien<strong>de</strong> eeuwers wisten dat fossiele planten en dieren van<br />

hogere or<strong>de</strong> waren naarmate ze in jongere aardlagen waren gevon<strong>de</strong>n. Me<strong>de</strong> op grond<br />

daarvan waren ‘progressieve’ geleer<strong>de</strong>n als Jacob Doornik, lang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geboorte<br />

van Charles Darwin, tot <strong>de</strong> conclusie gekomen dat <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> soorten waren<br />

<strong>voor</strong>tgekomen uit vroegere levensvormen die in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd steeds<br />

ingewikkel<strong>de</strong>r waren gewor<strong>de</strong>n. Het was staan<strong>de</strong> op hun schou<strong>de</strong>rs dat Darwin een<br />

halve eeuw later zijn Origin of Species kon schrijven.<br />

Al in 1808 had Doornik een Wijsgeerig-natuurkundig on<strong>de</strong>rzoek aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>n<br />

oorspronkelijken mensch en <strong>de</strong> oorspronkelijke stammen van <strong>de</strong>szelfs geslacht<br />

gepubliceerd, waarin ook hij <strong>de</strong> stelling ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> dat ‘<strong>de</strong> oorspronglijke mensch<br />

tot <strong>de</strong> familie van <strong>de</strong>n ourang-outang behoort, in zoo verre <strong>de</strong> laatste hem als<br />

dier-mensch zoo gelijkvormig is’. In 1816 werkte hij in zijn Wijsgeerig-natuurkundige<br />

verhan<strong>de</strong>lingen <strong>de</strong>ze stelling na<strong>de</strong>r uit: ‘<strong>de</strong> encriniten pentacriniten, ammoniten en<br />

<strong>de</strong> overige zophyten <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>-wereld [waren] <strong>de</strong> eerste en oorspronkelijke vormen<br />

geweest, uit welks alle <strong>de</strong> overige e<strong>de</strong>lere bewerktuigingen door eene opeenvolgen<strong>de</strong><br />

ontwikkeling ontstaan zijn’. Als Doorniks geschriften over <strong>de</strong> ontwikkelingstheorie<br />

in een van <strong>de</strong> grote talen waren verschenen, zou hij waarschijnlijk bekend zijn<br />

gebleven als een van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopers van Jean-Babtiste Lamarck, een wetenschapper<br />

werkzaam<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


81<br />

in <strong>de</strong> Parijse Jardin <strong>de</strong>s Plantes, die een jaar later zijn twee<strong>de</strong>lige Philosophie<br />

Zoologique publiceer<strong>de</strong>, een <strong>de</strong>gelijk werk waarin <strong>voor</strong> het eerst op onomkoombare<br />

wijze aannemelijk werd gemaakt dat alle soorten planten en dieren, inclusief <strong>de</strong> mens,<br />

in een onafgebroken keten gelei<strong>de</strong>lijk uit elkaar waren ontstaan.<br />

Doornik was dus, zeker <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland in die tijd, een progressief geleer<strong>de</strong>. Even<br />

progressief als zijn wetenschappelijke inzichten waren zijn maatschappelijke<br />

opvattingen. Er is over hem geschreven dat hij ‘steeds <strong>voor</strong>waarts ging met zijn<br />

hardop <strong>de</strong>nken of schrijven, onbekommerd wat <strong>de</strong> wereld er van zou zeggen; nimmer<br />

vrees<strong>de</strong> hij of soms zijn <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn uitwendig geluk hin<strong>de</strong>rlijk zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen zijn’. Dat is hem later, zoals wij zullen zien, nog duur komen te staan.<br />

Misschien was <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n dat hij als ambtenaar naar Ne<strong>de</strong>rlands Indië vertrok gelegen<br />

in het feit dat hij weinig succes had in zijn medische praktijk, aanvankelijk in<br />

Amsterdam, later in Arnhem en in Velp. Wellicht was hij meer bezig met stu<strong>de</strong>ren<br />

en schrijven. Eenmaal in Batavia aangekomen, zocht hij contact met an<strong>de</strong>re geleer<strong>de</strong>n<br />

en werd hij lid van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.<br />

Hij werd ook benoemd tot lid van een hoge commissie <strong>voor</strong> het landbouwbeleid.<br />

Waarschijnlijk me<strong>de</strong> door zijn ervaringen in <strong>de</strong>ze functie raakte hij geïnteresseerd<br />

in het bestuur van <strong>de</strong> koloniën, ‘in hun beheer, behan<strong>de</strong>ling van zaken, belangen,<br />

betrekkingen en uitzigten’. Over hoe dit bestuur eruit moest zien, was ook in <strong>de</strong> jaren<br />

vóór Doorniks komst in <strong>de</strong> Oost reeds hartstochtelijk gediscuteerd. 5<br />

Het koloniale <strong>de</strong>bat in het begin van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw<br />

In 1795 waren <strong>de</strong> bezittingen en <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> VOC overgenomen door <strong>de</strong> staat.<br />

Het waren <strong>de</strong> revolutionaire begindagen van <strong>de</strong> Bataafse Republiek en hoewel<br />

hierdoor in Ne<strong>de</strong>rland het revolutionaire i<strong>de</strong>aal leef<strong>de</strong> als zou ‘al hetgeen hier recht<br />

en billijk is, [...] ook daar recht en billijk moeten zijn’, was <strong>de</strong> enige drijfveer tot het<br />

behou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bezittingen in Azië gelegen in <strong>de</strong> grote economische <strong>voor</strong><strong>de</strong>len die<br />

<strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> jonge republiek zou<strong>de</strong>n kunnen opleveren. Al te veel haast het<br />

bestuur in Indië grondig te hervormen, leg<strong>de</strong> men, gezien alle onzekerhe<strong>de</strong>n die dit<br />

proces met zich mee zou brengen, dan ook niet aan <strong>de</strong> dag. 6<br />

Desondanks was er ook grote kritiek op het exploitatiestelsel van <strong>de</strong> VOC dat zich<br />

on<strong>de</strong>rmeer had gekenmerkt door dwangcultures en herendiensten. De belangrijkste<br />

propagandist van het vervangen van het VOC-regime door een verlicht en liberaal<br />

koloniaal bestuur was <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige gezaghebber van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


82<br />

Java's Oosthoek, Dirk van Hogendorp. In 1799 verscheen te Delft zijn Berigt van<br />

<strong>de</strong>n tegenwoordigen toestand <strong>de</strong>r Bataafsche bezittingen in Oost-Indiën, waarin hij<br />

<strong>de</strong> afschaffing van <strong>de</strong> herendiensten en dwangcultures bepleitte en <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

Javaanse boeren <strong>de</strong> grond die zij bewerkten in eigendom of erfpacht te geven. Van<br />

Hogendorp was er van overtuigd dat <strong>de</strong> welvaart dan vanzelf zou toenemen omdat<br />

nu eenmaal ook <strong>de</strong> Javaan - net zoals <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r - een economisch han<strong>de</strong>len<strong>de</strong><br />

mens was die zich liet lei<strong>de</strong>n door zijn eigenbelang. De ‘bescherming tegen alle<br />

on<strong>de</strong>rdrukking, en <strong>de</strong> uitoefening en pleeging van het onzijdigste en billijkste recht’<br />

moesten <strong>voor</strong>taan <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beginselen van het koloniale bestuur zijn. 7<br />

Van Hogendorps grote tegenspeler was S.C. Ne<strong>de</strong>rburgh, eveneens een <strong>voor</strong>malige<br />

VOC-employee, die zich wel een <strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>r toon<strong>de</strong> van het ou<strong>de</strong> VOC-stelsel van<br />

gedwongen cultures. Ne<strong>de</strong>rland had helemaal niet <strong>de</strong> mankracht om een uitgebreid<br />

bestuurlijk apparaat op <strong>de</strong> been te brengen en te hou<strong>de</strong>n en moest zich dan ook niet<br />

met het inheemse bestuur in <strong>de</strong> Indische archipel bemoeien. En was een kolonie niet<br />

bedoeld om er geld mee te verdienen? De inheemse bevolking moest daarom zoveel<br />

mogelijk door <strong>de</strong> eigen hoof<strong>de</strong>n en volgens <strong>de</strong> eigen ze<strong>de</strong>n en gewoonten bestuurd<br />

blijven en gedwongen wor<strong>de</strong>n tropische exportproducten te leveren. 8<br />

Zo ston<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van <strong>de</strong> VOC twee principieel van elkaar verschillen<strong>de</strong><br />

meningen tegenover elkaar: enerzijds een i<strong>de</strong>alistische gedachte die uitging van <strong>de</strong><br />

morele plicht van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs een verlicht en liberaal bestuur in Indië te vestigen<br />

en an<strong>de</strong>rzijds een wellicht meer realistische gedachte dat Ne<strong>de</strong>rland helemaal niet<br />

in staat was <strong>de</strong> Indische archipel intensief te besturen. Het <strong>de</strong>bat tussen Van<br />

Hogendorp en Ne<strong>de</strong>rburgh had echter <strong>voor</strong>al een aca<strong>de</strong>misch karakter: <strong>de</strong> contacten<br />

tussen Ne<strong>de</strong>rland en Indië waren schaars en in Batavia trokken <strong>de</strong> machthebbers zich<br />

weinig van <strong>de</strong> gebeurtenissen in Europa aan.<br />

Ook <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> naar Indië gezon<strong>de</strong>n H.W. Daen<strong>de</strong>ls zou tij<strong>de</strong>ns zijn bewind in<br />

<strong>de</strong> kolonie geen wijziging aanbrengen in het exploitatiestelsel van <strong>de</strong> compagnie.<br />

Hij trok zich niets aan van <strong>de</strong> door Van Hogendorp geformuleer<strong>de</strong> liberale<br />

<strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n. Volgens hem had het gouvernement geen an<strong>de</strong>re keus dan een systeem<br />

te handhaven waarin <strong>de</strong> weinig ontwikkel<strong>de</strong> Javanen gedwongen wer<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong><br />

landbouwproducten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> export te leveren. Zolang <strong>de</strong> Javaan ‘geene meer<strong>de</strong>re<br />

vor<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r beschaving zal gemaakt hebben, waarop hij in allen<br />

gevalle niet dan met langzame schre<strong>de</strong>n zal kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgeleid,’ zo schreef<br />

Daen<strong>de</strong>ls, ‘zal zijn arbeid aan <strong>de</strong> verplichte leverantien en contingenten besteed,<br />

moe-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


83<br />

ten gerekend wor<strong>de</strong>n te tre<strong>de</strong>n in plaats van an<strong>de</strong>re reguliere belastingen, welke<br />

alsnog niet van hem kunnen wor<strong>de</strong>n gevergd’.<br />

Pas on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Britse luitenant-gouverneur Thomas Stamford Raffles wer<strong>de</strong>n er<br />

liberale hervormingen doorgevoerd. Groot-Brittannië was in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> strijd<br />

tegen Napoleon in 1811 in het bezit van Ne<strong>de</strong>rlands-Indië gekomen, waarna <strong>de</strong><br />

jeugdige Raffles op 11 september tot bestuur<strong>de</strong>rvan ‘Java en on<strong>de</strong>rhorighe<strong>de</strong>n’ was<br />

aangesteld. Hierbij maakten <strong>de</strong> Britten dui<strong>de</strong>lijk dat zij ‘the vexatious system of<br />

monopoly’ van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n afschaffen. Het koloniale bestuur zou in het<br />

vervolg rekening hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> bevolking. Raffles stel<strong>de</strong> hiertoe<br />

een commissie in met <strong>de</strong> opdracht een <strong>voor</strong>stel te doen waarmee het systeem van<br />

gedwongen leveranties van producten vervangen zou kunnen wor<strong>de</strong>n door vrijhan<strong>de</strong>l<br />

en er een an<strong>de</strong>r belastingsysteem zou kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoerd. Raffles was hiermee<br />

een typische representant van <strong>de</strong> koloniale <strong>de</strong>nkrichting die <strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> en honger<br />

in <strong>de</strong> Aziatische samenlevingen weet aan <strong>de</strong> feodale inrichting van <strong>de</strong> inheemse<br />

maatschappijen en <strong>de</strong> economische politiek van <strong>de</strong> Europese han<strong>de</strong>lscompagnieën.<br />

Op basis van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen die <strong>de</strong> door hem ingestel<strong>de</strong> commissie <strong>de</strong>ed, besloot hij<br />

op 15 oktober 1813 het koloniale bestuur op Java te hervormen, ‘with the intention<br />

of ameliorating the condition of all its inhabitants’. 9 Het monopoliestelsel van <strong>de</strong><br />

VOC en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> herendiensten wer<strong>de</strong>n afgeschaft en vervangen door<br />

een liberaal economisch systeem, waarin <strong>de</strong> boeren vrij over <strong>de</strong> opbrengst van hun<br />

grond kon<strong>de</strong>n beschikken. Ver<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> Raffles dat het gouvernement eigenaar<br />

van alle gron<strong>de</strong>n op Java was. De Javaanse boeren dien<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> een zekere pacht<br />

(landrente) te betalen. Belastingen kon<strong>de</strong>n hierdoor niet langer willekeurig geheven<br />

wor<strong>de</strong>n, maar dien<strong>de</strong>n op basis van waar<strong>de</strong> en omvang van <strong>de</strong> bebouw<strong>de</strong> grond<br />

bepaald te wor<strong>de</strong>n.<br />

Dit landrentestelsel bleek echter niet <strong>de</strong> gewenste resultaten op te leveren.<br />

Desahoof<strong>de</strong>n bleken geen a<strong>de</strong>quate administratie te kunnen bijhou<strong>de</strong>n, waardoor <strong>de</strong><br />

belastinginning een chaos werd. Javaanse boeren gingen zich toeleggen op rijstteelt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenlandse markt in plaats van op <strong>de</strong> teelt van exportgewassen nu <strong>de</strong><br />

gedwongen levering van <strong>de</strong> laatste producten groten<strong>de</strong>els was afgeschaft. Het<br />

landrentestelsel <strong>de</strong>ed ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vraag naar geld toenemen, waardoor <strong>de</strong> greep van<br />

Chinese geldwoekeraars op <strong>de</strong> inheemse economie versterkt werd. Om toch aan<br />

voldoen<strong>de</strong> geld te komen, moest Raffles noodgedwongen <strong>de</strong> verplichte koffiecultuur<br />

in <strong>de</strong> Preanger laten bestaan. Zijn goe<strong>de</strong> bedoelingen lever<strong>de</strong>n dus weinig op.<br />

In Europa was inmid<strong>de</strong>ls bepaald dat Ne<strong>de</strong>rland zijn koloniaal bezit in<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


84<br />

Zuidoost-Azië weer terug zou krijgen, om het land een sterke noor<strong>de</strong>rbuur van<br />

Frankrijk te maken. In augustus 1816 nam daarom een Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

commissie-generaal bestaan<strong>de</strong> uit C. Th. Elout, schout-bij-nacht A.A. Buyskens en<br />

G.A.G.Ph. baron van <strong>de</strong>r Capellen (<strong>de</strong> laatste was tevens gouverneur-generaal) het<br />

bestuur over Indië weer in han<strong>de</strong>n.<br />

De in 1778 te Utrecht geboren Van <strong>de</strong>r Capellen was tij<strong>de</strong>ns zijn studie aan <strong>de</strong><br />

universiteiten van Utrecht en Göttingen on<strong>de</strong>rmeer beïnvloed door <strong>de</strong> werken van<br />

Abbé Raynal. De laatste had in zijn beroem<strong>de</strong> Histoire philosophique et politique<br />

<strong>de</strong>s établissements et du commerce <strong>de</strong>s Européens dans les <strong>de</strong>ux In<strong>de</strong>s (1770) <strong>de</strong><br />

duistere kanten van het kolonialisme belicht, in het eerste <strong>de</strong>el ook nadrukkelijk<br />

aandacht geschonken aan het Ne<strong>de</strong>rlandse optre<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Molukken en een meer<br />

verlicht koloniaal beleid gepropageerd. Niet dat Van <strong>de</strong>r Capellen hierdoor nu een<br />

radicale hervormer was gewor<strong>de</strong>n. In januari 1815 rapporteer<strong>de</strong> hij reeds aan koning<br />

Willem I dat, ‘hoe zeer men ook van <strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>de</strong>r invoering van liberale<br />

principes in <strong>de</strong> Oost-indische Colonien moge overtuigd zijn, (...) men met <strong>de</strong> grootste<br />

omzigtigheid zal moeten te werk gaan en zich <strong>voor</strong>al niet door theorien laten<br />

wegsleepen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toepassing van welke het tijdstip nog niet daar is, of <strong>de</strong> menschen<br />

nog niet vatbaar zijn’. Deze uitspraak was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koning geruststellend genoeg<br />

geweest om Van <strong>de</strong>r Capellen te benoemen tot een van <strong>de</strong> commissarissen-generaal.<br />

Eenmaal in Indië bleef Van <strong>de</strong>r Capellen een tegenstan<strong>de</strong>r van een liberalisering<br />

van het economische leven in <strong>de</strong> kolonie. ‘Hetgeen op eenen afstand van meer dan<br />

3000 mijlen, in sommige zaken, <strong>voor</strong> liberaal gehou<strong>de</strong>n wordt, in <strong>de</strong> toepassing hier<br />

ter plaatse, hoogst illiberaal zou<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n’, aldus merkte hij op. Het koloniale<br />

gouvernement had <strong>de</strong> plicht <strong>de</strong> inheemse bevolking te beschermen, zowel tegen<br />

plaatselijke potentaten als tegen Europese on<strong>de</strong>rnemers. Hoewel het liberale<br />

regeringsreglement van <strong>de</strong>cember 1818 het koloniale gouvernement verplichtte <strong>de</strong><br />

vestiging van Europese plantage-on<strong>de</strong>rnemers in Indië te bevor<strong>de</strong>ren, probeer<strong>de</strong> Van<br />

<strong>de</strong>r Capellen <strong>de</strong> laatstgenoem<strong>de</strong>n op allerlei manieren dwars te zitten. In zijn ogen<br />

waren zij niets meer dan ‘eene parasite plant, die zich langs duistere en kronkelen<strong>de</strong><br />

wegen strengelt, rondom <strong>de</strong> inlandsche bevolking, haar knelt en belemmert in haren<br />

groei’.<br />

In ie<strong>de</strong>r geval moesten ook <strong>de</strong> Europese landbouwon<strong>de</strong>rnemingen in <strong>de</strong> Javaanse<br />

Vorstenlan<strong>de</strong>n het ontgel<strong>de</strong>n. Hier huur<strong>de</strong>n Europeanen en Chinezen lan<strong>de</strong>rijen,<br />

respectievelijk van <strong>de</strong> vorsten en van verschillen<strong>de</strong> inheemse ambtenaren die in grond<br />

(ofte wel ‘apanages’) wer<strong>de</strong>n uitbetaald. De Euro-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


85<br />

peanen en Chinezen verwierven daarbij ook soevereine rechten, waaron<strong>de</strong>r het recht<br />

arbeid in herendienst te laten verrichten door <strong>de</strong>genen die op hun landgoe<strong>de</strong>ren<br />

woon<strong>de</strong>n. De resi<strong>de</strong>nt van Jogjakarta en Soerakarta, H.G. Nahuys van Burgst,<br />

moedig<strong>de</strong> hierbij het huren van land door Europeanen aan, dit tot grote tevre<strong>de</strong>nheid<br />

van <strong>de</strong> sultan van Jogja, die er niet slechter van werd en uit dank <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt bedacht<br />

met een groot landgoed op <strong>de</strong> flanken van <strong>de</strong> Merapi - Bedaja - waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze slechts<br />

een geringe pacht hoef<strong>de</strong> te betalen.<br />

Voor Van <strong>de</strong>r Capellen was een en an<strong>de</strong>r onacceptabel. Op 6 mei 1823 vaardig<strong>de</strong><br />

hij het besluit uit dat bepaal<strong>de</strong> dat per 31 januari van het volgen<strong>de</strong> jaar ie<strong>de</strong>r<br />

huurcontract zou vervallen. De verhuur<strong>de</strong>rs moesten <strong>de</strong> pacht - die vaak <strong>voor</strong> jaren<br />

was <strong>voor</strong>uitbetaald - teruggeven en huur<strong>de</strong>rs eventueel scha<strong>de</strong>loosstellen <strong>voor</strong> gedane<br />

investeringen. Deze maatregel resulteer<strong>de</strong> in verbittering alom: bij <strong>de</strong> pachters die<br />

hun toekomstplannen zagen gedwarsboomd; bij <strong>de</strong> Jogjase en Solose aristocratie die<br />

het gouvernement had<strong>de</strong>n vertrouwd, <strong>de</strong> door hen ontvangen pacht vaak al weer<br />

had<strong>de</strong>n uitgegeven en nu moesten terugbetalen; en bij <strong>de</strong>genen die op <strong>de</strong> landgoe<strong>de</strong>ren<br />

woon<strong>de</strong>n en plots weer rijst in plaats van koffie of indigo moesten gaan verbouwen.<br />

Deels waren <strong>de</strong>ze maatregelen ingegeven door economische motieven, maar bij<br />

Van <strong>de</strong>r Capellen, door <strong>de</strong> Utrechtse historicus Coolhaas eens getypeerd als ‘koloniaal<br />

ethicus avant la lettre’ 10 , stond bij dit alles toch ook <strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong> bevolking<br />

tegen willekeur en on<strong>de</strong>rdrukking hoog in het vaan<strong>de</strong>l. Voor <strong>de</strong>ze bescherming<br />

moesten <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse bestuursambtenaren zorgen. Zo kregen <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nten<br />

nadrukkelijk <strong>de</strong> taak ‘knevelarijen, geldafpersingen, dwangarbeid, mishan<strong>de</strong>lingen<br />

of willekeurighe<strong>de</strong>n jegens inlan<strong>de</strong>rs’ tegen te gaan. Hiernaast moesten <strong>de</strong>ze<br />

ambtenaren nog optre<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> plaatselijk landraad, <strong>de</strong> landbouw en<br />

nijverheid in hun gewest bevor<strong>de</strong>ren, toezicht hou<strong>de</strong>n op het on<strong>de</strong>rhoud van<br />

waterwerken, bruggen en wegen, en waren zij volledig verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het<br />

beheer van <strong>de</strong> gewestelijke financiën. In tegenstelling tot <strong>de</strong> VOC had <strong>de</strong> koloniale<br />

staat dus <strong>de</strong> aspiratie zich op vele terreinen van het maatschappelijke leven te laten<br />

gel<strong>de</strong>n en zich te ontwikkelen als beschermer van <strong>de</strong> inheemse bevolking.<br />

Economische vrijheid kon <strong>de</strong> bevolking daarbij niet wor<strong>de</strong>n gegeven. Daar<strong>voor</strong> was<br />

zij onvoldoen<strong>de</strong> ontwikkeld, terwijl gedwongen cultures <strong>de</strong> enige wijze waren waarop<br />

het koloniale gouvernement aan voldoen<strong>de</strong> inkomsten kon komen.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Vrijmoedige gedachten<br />

86<br />

Na het vertrek van Van <strong>de</strong>r Capellen in 1826 maakte Doornik <strong>de</strong> balans op van diens<br />

bestuur van <strong>de</strong> kolonie en publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Vrijmoedige Gedachten in<br />

een boek van 314 pagina's dat in dat jaar in Amsterdam zou verschijnen. Het boek<br />

droeg hij op aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige resi<strong>de</strong>nt van Jogjakarta en Soerakarta, Nahuys van<br />

Burgst, <strong>de</strong>gene die in zijn gebie<strong>de</strong>n het huren van land door Europeanen had<br />

aangemoedigd. Het is eigenlijk een pamflet, maar door <strong>de</strong> vele uitweidingen en<br />

herhalingen is het karakter van een vlugschrift <strong>de</strong>els verloren. Uit het boek blijkt dat<br />

Doornik tot in <strong>de</strong>tail op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> politieke toestand in Ne<strong>de</strong>rlands Indië.<br />

En dat is niet verwon<strong>de</strong>rlijk. Hij was een ‘gezocht geneesheer te Batavia’ en me<strong>de</strong><br />

door zijn medische praktijk een notabel gewor<strong>de</strong>n; hij ken<strong>de</strong> ‘ie<strong>de</strong>reen’. Hij was ook<br />

een alom gewaar<strong>de</strong>erd spreker bij <strong>de</strong> bijeenkomsten van het Bataviaasch Genootschap<br />

van Kunsten en Wetenschappen, waar hij op 25 mei 1826 ‘Politieke en Philosophische<br />

beschouwingen over alle Koloniën <strong>de</strong>s Aardbols’ hield. 11 Hij was bovendien in 1826<br />

door Commissaris Generaal Leonard du Bus <strong>de</strong> Gisignies benoemd tot lid van <strong>de</strong><br />

‘Hoofdcommissie van Landbouw’, die tot taak had een rapport uit te brengen ‘over<br />

het zoo veelmalen behan<strong>de</strong>ld, ver<strong>de</strong>digd en bestre<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwerp aangaan<strong>de</strong> eene<br />

kolonisatie op Java: in hoeverre een zoodanige kolonisatie kan wor<strong>de</strong>n aangenomen,<br />

en op welke gron<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>schriften <strong>de</strong>zen zou<strong>de</strong> kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

tot stand gebragt’. Hij werd dus ook door <strong>de</strong> overheid als een ‘koloniale <strong>de</strong>skundige’<br />

beschouwd. 12<br />

Doornik vergelijkt in zijn boek <strong>de</strong> politieke werkelijkheid van eind 1825 met <strong>de</strong><br />

uitgangspunten <strong>voor</strong> het koloniale bestuur zoals neergelegd in allereerst <strong>de</strong> Publicatie<br />

van 19 augustus 1816 ‘hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kennisgeving van het aanvaar<strong>de</strong>n van het bestuur<br />

door Commissarissen Generaal, alsme<strong>de</strong> door <strong>de</strong>n Gouverneur Generaal van<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsch Indië’ en in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats het ‘Reglement op het beleid van <strong>de</strong><br />

Regering, het Justitiewezen, <strong>de</strong> Culture en <strong>de</strong>n Han<strong>de</strong>l in 's Lands Aziatische<br />

Bezittingen’ van 1818. Doornik was het met <strong>de</strong>ze formuleringen van <strong>de</strong> koloniale<br />

principes volledig eens. In <strong>de</strong> Publicatie van 1816 viel te lezen dat ‘regtvaardig,<br />

billijk, mild en doelmatig tot bevor<strong>de</strong>ring van algemeen en bijzon<strong>de</strong>r belang ... <strong>de</strong><br />

beginselen (waren), welke Ons lei<strong>de</strong>n moeten’. Ver<strong>de</strong>r zeg<strong>de</strong> ‘Zijne Majesteit <strong>de</strong>szelfs<br />

va<strong>de</strong>rlijke bescherming’ toe ‘aan allen, zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring’, die on<strong>de</strong>r Zijn gebied<br />

leven’. 13 Cruciaal in het regeringsreglement van 1818 waren <strong>voor</strong> Doornik <strong>de</strong> artikelen<br />

106 en 107, waarin <strong>de</strong> Indische regering werd verplicht ‘door alle mid<strong>de</strong>len binnen<br />

haar bereik <strong>de</strong>n landbouw’ aan te moedigen, on<strong>de</strong>r<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


87<br />

meer door ‘uitgifte van lan<strong>de</strong>n en vermeer<strong>de</strong>ring van eene Europese bevolking en<br />

landbouwers’. Ook werd het aan alle inwoners van Ne<strong>de</strong>rlands-Indië toegestaan ‘om<br />

op <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, hun in eigendom toekomen<strong>de</strong>, of in huur, pacht, dan wel ten gebruike<br />

uitgegeven, zoodanige <strong>voor</strong>tbrengselen aan te kweeken, als zij verkiezen, en daarover<br />

naar goedvin<strong>de</strong>n te beschikken’.<br />

Van het in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Regeringsreglementen beschreven beleid is volgens Doornik<br />

on<strong>de</strong>r Van <strong>de</strong>r Capellen niets terecht gekomen. De oorzaken van <strong>de</strong>ze mislukking<br />

vat hij al in het Voorwoord tot zijn boek kort samen: ze bestaan uit allereerst ‘het<br />

bestaan en <strong>de</strong> vernielen<strong>de</strong> invloed van uitsluiten<strong>de</strong> han<strong>de</strong>l-maatschappijen’ en in <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> plaats ‘het verhin<strong>de</strong>ren van Kolonisatie’. 14 Met betrekking tot het eerste<br />

constateer<strong>de</strong> Doornik ‘thans <strong>de</strong> grootste krachtoefening en uitbreiding aan <strong>de</strong>n vrijen<br />

han<strong>de</strong>l over <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> gegeven’, terwijl in Ne<strong>de</strong>rland ‘vijan<strong>de</strong>lijke maatregelen<br />

daartegen’ wer<strong>de</strong>n genomen ‘door <strong>de</strong> oprigting van een groot uitsluitend ligchaam’,<br />

waarmee hij doel<strong>de</strong> op <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Han<strong>de</strong>l-Maatschappij in<br />

1824. De kwa<strong>de</strong> genius achter het verhin<strong>de</strong>ren van kolonisatie was<br />

gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>r Capellen, die zich had gedragen als een absolute vorst.<br />

‘In Ne<strong>de</strong>rland bestaat eene Constitutie en wetten op <strong>de</strong>ze gegrond. In Neêrlands<br />

Indië onbestemdheid, onvastheid, willekeur en dwang. De kolonist on<strong>de</strong>r eenen<br />

Gouverneur-Generaal Van <strong>de</strong>r Capellen, is <strong>de</strong> kruipen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdaan van willekeur<br />

en luimen - eene mengeling van wetten, ordonnantiën en ou<strong>de</strong> vermolm<strong>de</strong> statuten;<br />

ein<strong>de</strong>looze ampliatiën op en renovatiën van vroegere publicatiën, een onafgebroken<br />

organiseren en reorganiseren waren <strong>de</strong> elementen van <strong>de</strong>n Co<strong>de</strong>x civilis, van welke<br />

onvastheid en onbepaaldheid het hoofdkarakter uitmaakten, en waarom? omdat<br />

Neêrlands Indië on<strong>de</strong>r eenen Gouverneur-Generaal Van <strong>de</strong>r Capellen geen' zweem<br />

van Constitutie bezat, even als waren inconstitutioneel en Van <strong>de</strong>r Capellen woor<strong>de</strong>n<br />

van gelijke beteekenis’. 15 On<strong>de</strong>r Van <strong>de</strong>r Capellens verantwoor<strong>de</strong>lijkheid had er<br />

daarenboven een zeer slecht beheer van <strong>de</strong> geldmid<strong>de</strong>len plaatsgevon<strong>de</strong>n. Een<br />

ondoelmatige administratie van <strong>de</strong> buitengewesten, kostbare oorlogen en enorme<br />

uitgaven <strong>voor</strong> waterstaat en civiele gebouwen had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geldmid<strong>de</strong>len zo goed als<br />

verwoest. 16<br />

Het bestuur over Ne<strong>de</strong>rlands-Indië moest dan ook fundamenteel hervormd wor<strong>de</strong>n,<br />

waarbij <strong>de</strong> kolonie een zelfstandige positie ten opzichte van het moe<strong>de</strong>rland moest<br />

wor<strong>de</strong>n gegeven. ‘Onafhankelijkheid is een aangeboren beginsel van alle Koloniën’,<br />

wist Doornik, ‘<strong>de</strong>rwaarts moeten zij alle gebragt wor<strong>de</strong>n, om waarachtig nuttig <strong>voor</strong><br />

Europa te kunnen blijven’. Er<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


88<br />

moest evenredigheid bestaan tussen een kolonie en het moe<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> wat betreft<br />

<strong>de</strong> omvang van het leger en die van <strong>de</strong> industrie. 17 De Ne<strong>de</strong>rlandse regering moest<br />

Ne<strong>de</strong>rlands-Indië niet langer blijven behan<strong>de</strong>len ‘als eenen min<strong>de</strong>rjarigen, maar als<br />

een' man, met wien men overeenkomsten aangaat, die <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n nuttig zijn’. Het<br />

was onjuist te veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> kolonie er slechts was om het moe<strong>de</strong>rland rijker<br />

te maken. ‘Ne<strong>de</strong>rland moet willen gedoogen, dat Neêrlands Indië hare eigen <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

leert beschermen. Daardoor alleen kan Neêrlands Indië in <strong>voor</strong>spoed toenemen, en<br />

dien <strong>voor</strong>spoed gunstig doen terugwerken op het Moe<strong>de</strong>rland’, aldus Doornik. 18<br />

In ie<strong>de</strong>r geval moest <strong>de</strong> Javaan niet langer als slaaf wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Doornik<br />

<strong>de</strong>ed een beroep op <strong>de</strong> liberale Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs niet met twee maten te meten. Terwijl<br />

<strong>de</strong> ‘Heeren in het moe<strong>de</strong>rland, steeds <strong>de</strong>n mond vol hebben van liberaliteit’, wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Javanen behan<strong>de</strong>ld als slaaf. ‘Gij predikt tegen <strong>de</strong> slaverij en legt <strong>de</strong> verachtelijkste<br />

slavernij op aan <strong>de</strong>n vrijen, aan <strong>de</strong>n natuurlijken eigenaar van uwe Kolonie’. 19 Zoals<br />

in het moe<strong>de</strong>rland dien<strong>de</strong> er ook in een kolonie vrijheid en gelijkheid te zijn <strong>voor</strong><br />

ie<strong>de</strong>reen, zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Javaan als <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kolonist: ‘Wanneer men <strong>de</strong> inlandsche<br />

bevolking van Java regtvaardig behan<strong>de</strong>lt; vrij haren grond laat bewerken, en haar<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> hand geeft, om meer<strong>de</strong>re toena<strong>de</strong>ring <strong>de</strong>r Europesche bevolking<br />

meer huishou<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong> opgeklaard, dan behoeft <strong>de</strong> Europesche bevolking <strong>voor</strong><br />

die van Java niet bevreesd te zijn; zij dit alleen zoo lang zijn, als zij die bevolking<br />

on<strong>de</strong>rdrukt, onregtvaardig behan<strong>de</strong>lt, <strong>de</strong> vrije beschikking over haar eigendom<br />

ontneemt, zoo als zulks <strong>de</strong>n Gouverneur-Generaal Van <strong>de</strong>r Capellen behaagt heeft’,<br />

zo schreef Doornik. ‘De Javaan is een volk, hetgeen men niet noodig heeft te regeren<br />

door materiële, coërcitive mid<strong>de</strong>len, men moet en kan het regeren moreel, d.i. door<br />

<strong>de</strong>n opgeklaar<strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>n Europeaan, waardoor hij <strong>de</strong>n Javaan zijne min<strong>de</strong>rheid<br />

doet opmerken, maar tevens van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong>n Europeaan <strong>de</strong>n wil, om <strong>de</strong>n Javaan<br />

<strong>voor</strong> te lichten en <strong>voor</strong>t te helpen in zijne on<strong>de</strong>rnemingen in cultuur en industrie’.<br />

Men maakte volgens Doornik een grote vergissing te <strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

Javaan nog even ‘onwetend en dom’ zou zijn als 200 jaar eer<strong>de</strong>r: het geval was<br />

geweest. Javanen bleken daarentegen een gezond verstand en een goe<strong>de</strong> aanleg om<br />

te leren te bezitten. ‘Het is thans niets zeldzaams om eenen Javaan, van eene<br />

burgerlijke goe<strong>de</strong> familie te ontmoeten, die <strong>de</strong> Maleische en Javaansche talen spreekt<br />

en schrijft; over <strong>de</strong>n landbouw en lan<strong>de</strong>lijke oeconomie zeer gezond <strong>de</strong>nkt en spreekt,<br />

tamelijk goed rekent, en, in<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


89<br />

het algemeen, <strong>de</strong>n aanleg dui<strong>de</strong>lijk genoeg doet blijken, dat zijn geest rijp is <strong>voor</strong><br />

eene meer<strong>de</strong>re verlichting’. Ne<strong>de</strong>rlands-Indië dien<strong>de</strong> alleen een liberaal bewind te<br />

krijgen. 20<br />

Dit laatste zou natuurlijk wel een afscheid betekenen van het beleid van Van <strong>de</strong>r<br />

Capellen, die ‘in <strong>de</strong>n Europeaan eenen knecht en in <strong>de</strong>n Javaan alleen eenen slaaf<br />

gedoog<strong>de</strong>, alleen dienstbaar om <strong>de</strong>n opbrengst van geheven schattingen te vermeer<strong>de</strong>n,<br />

opdat <strong>de</strong> Gouverneur-Generaal daardoor eene kostbare en oorlogzuchtige (...) regering<br />

zou<strong>de</strong> kunnen on<strong>de</strong>rsteunen; terwijl <strong>de</strong> gemeene Javaan naauwelijks zijne dagelijksche<br />

rijst heeft’. 21<br />

Ook moesten er meer Europese kolonisten in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië wor<strong>de</strong>n toegelaten.<br />

Deze kolonisten moesten dan nauw samenwerken met <strong>de</strong> Javanen. ‘Plaats <strong>de</strong>n Javaan<br />

on<strong>de</strong>r eene liberale regering’, zo verklaar<strong>de</strong> Doornik, ‘laat hem vrij en <strong>voor</strong> zijn eigen<br />

<strong>voor</strong><strong>de</strong>el zijnen grond bewerken - bevor<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toena<strong>de</strong>ring tusschen <strong>de</strong>n Javaan en<br />

<strong>de</strong>n Europeaan, en ik durve er borg <strong>voor</strong> staan, dat men, na 25 jaren, moeite zal<br />

hebben, om <strong>de</strong>n Javaan van alsdan in <strong>de</strong>n Javaan van he<strong>de</strong>n te herkennen’. De komst<br />

van Europese land bebouwen<strong>de</strong> kolonisten zou op Java <strong>voor</strong>spoed brengen. Slechts<br />

een-achtste van Java's grond was nog maar bebouwd: een wereld lag open om<br />

ontwikkeld te wor<strong>de</strong>n. 22 ‘Het eerste <strong>voor</strong><strong>de</strong>el, hetwelk <strong>de</strong>ze maatregel (kolonisatie)<br />

aanbrengt, bestaat daarin’, aldus Doornik, ‘dat daardoor alle versatiliteit in het geheel<br />

bestaan <strong>de</strong>r Kolonie wordt weggenomen, en <strong>de</strong>zelve niet langer zal wor<strong>de</strong>n beschouwd<br />

als een' kortstondigen doorgang, om spoedig rijkdommen te verzamelen, en daarme<strong>de</strong><br />

naar Europa terug te keeren, in plaats van die rijkdommen aan <strong>de</strong> belangen <strong>de</strong>r<br />

Kolonie toe te wij<strong>de</strong>n. Deze versatiliteit gaf en blijft aanleiding geven tot het uitkomen<br />

van gelukzoekers, maar geenszins van welgezin<strong>de</strong> mannen’. 23<br />

De aanleiding <strong>voor</strong> Doornik tot het schrijven van zijn kritische boek was<br />

ongetwijfeld zijn woe<strong>de</strong> over Van <strong>de</strong>r Capellens hierboven reeds genoem<strong>de</strong><br />

‘<strong>de</strong>sastreuze’ Publicatie van 6 mei 1823, waarin het bezit van land of het pachten<br />

van land in <strong>de</strong> Vorstenlan<strong>de</strong>n door Europeanen en Chinezen plotseling werd verbo<strong>de</strong>n.<br />

‘Het besluit van <strong>de</strong>n 6 Mei 1823 vernietig<strong>de</strong>, met ééne pennestreek <strong>de</strong> welvaart, het<br />

on<strong>de</strong>rhoud, <strong>de</strong> eer van <strong>de</strong>ze goedvertrouwen<strong>de</strong> Europesche planters’, aldus een<br />

woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Doornik. ‘De eerste beginselen van trouw, eer regtvaardigheid, e<strong>de</strong>lmoedige<br />

vergunning, en van al <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, daaruit <strong>voor</strong>tvloeijen<strong>de</strong>, zijn geweld aangedaan<br />

door dit besluit (...) - het zon<strong>de</strong>rlingst <strong>voor</strong>tbrengsel van willekeur, terwijl het gevoel<br />

van humaniteit daardoor ten eenemaal is verstompt’. 24<br />

Voor Van <strong>de</strong>r Capellen was <strong>de</strong> aanleiding <strong>de</strong> door Doornik gewraakte<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


90<br />

maatregel te nemen <strong>de</strong> slechte behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> Javaanse landbouwers door <strong>de</strong><br />

lan<strong>de</strong>igenaren geweest, maar <strong>de</strong> wijze waarop hij aan <strong>de</strong>ze misstan<strong>de</strong>n een ein<strong>de</strong><br />

maakte, zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> weer an<strong>de</strong>re ressentimenten, niet alleen bij Doornik en <strong>de</strong><br />

Europese pachters, maar <strong>voor</strong>al bij <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van Javaanse aristocratie die <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen<br />

had<strong>de</strong>n verhuurd. De problemen in <strong>de</strong> Javaanse vorstenlan<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n alleen nog<br />

maar groter als gevolg van ernstige droogtes, het uitbreken van een cholera-epi<strong>de</strong>mie<br />

en een grote uitbarsting van <strong>de</strong> Merapi in <strong>de</strong>cember 1822. Dit alles leid<strong>de</strong> tot een<br />

groeien<strong>de</strong> sociale onrust, hetgeen on<strong>de</strong>r meer resulteer<strong>de</strong> in een toename van <strong>de</strong><br />

onveiligheid. Het ongenoegen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bevolking over <strong>de</strong> situatie waarin zij zich<br />

bevond, groei<strong>de</strong> echter gestaag en het wachten was op een charismatische lei<strong>de</strong>r die<br />

<strong>de</strong> onvre<strong>de</strong> zou kunnen vertalen in georganiseerd verzet. Deze charismatische lei<strong>de</strong>r<br />

zou Pangeran Diponegoro wor<strong>de</strong>n, die op 20 juli 1825 <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse troepen in<br />

het gebied aanviel met <strong>de</strong> bedoeling <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs volledig van Java te verdrijven:<br />

het begin van <strong>de</strong> Java-oorlog. Voor Doornik was het dui<strong>de</strong>lijk: alles was <strong>de</strong> schuld<br />

van Van <strong>de</strong>r Capellen.<br />

Vlucht naar <strong>de</strong> Nieuwe Wereld<br />

Na het verschijnen van zijn Vrijmoedige gedachten stuur<strong>de</strong> <strong>de</strong> Indische Raad van<br />

Financiën en een van Van <strong>de</strong>r Capellen naaste adviseurs, F. Wappers Melis,<br />

onmid<strong>de</strong>llijk een ‘memorie’ aan <strong>de</strong> koning waarin hij Doornik's boek staatsgevaarlijk<br />

noem<strong>de</strong> en aandrong op maatregelen. 25 Die wer<strong>de</strong>n kennelijk genomen, zoals blijkt<br />

uit een brief die Doornik later schreef aan <strong>de</strong> koning Willem I:<br />

‘Het zal Uwe Majesteit mogelijk bevreem<strong>de</strong>n, dat on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> <strong>de</strong>zen brief<br />

dateert van Phila<strong>de</strong>lphia. De on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> heeft moeten besluiten, om Java te<br />

verlaten, om daardoor <strong>de</strong> vervolging met alle <strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem scha<strong>de</strong>lijke gevolgen daar<br />

van te ontgaan. - De Heer van Hogendorp, Resi<strong>de</strong>nt van Batavia, zoon van <strong>de</strong>n<br />

beruchten Generaal van Hogendorp, en zijns va<strong>de</strong>rs waardig, toen zij bei<strong>de</strong>n stre<strong>de</strong>n,<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> banier van <strong>de</strong>n franschen Keizer tegen hun va<strong>de</strong>rland - benevens <strong>de</strong> Heer<br />

Bousquet (thans Raad van Ne<strong>de</strong>rlands Indië), een <strong>de</strong>r hoofdpersonen, die <strong>de</strong>n<br />

oud-Gouverneur Generaal, door verkeer<strong>de</strong> raadgeving, zoo zeer het spoor bijster<br />

heeft doen loopen, zijn <strong>de</strong> bei<strong>de</strong>n eersten, die zich openlijk tegen mij verklaard<br />

hebben, en eene partij tegen mij hebben weten op te win<strong>de</strong>n, om ie<strong>de</strong>r, naar gelang<br />

van zijn invloed, mij te vervolgen.<br />

Geenszins <strong>de</strong>n triumf aan <strong>de</strong>ze samenspanningen willen<strong>de</strong> veroorloven, heb ik<br />

mij naar Phila<strong>de</strong>lphia begeven, hoezeer het mij diep smertte en steeds<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


91<br />

zal blijven innig leed doen, eene kolonie vaarwel te zeggen, aan welke <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>, in waarheid, gehecht is, als een twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland, en ter welke<br />

nutte <strong>de</strong>zelve, zoo gaarne, zou<strong>de</strong> zijn werkzaam geweest, meenen<strong>de</strong> <strong>de</strong> behoeften<br />

<strong>de</strong>r kolonie in te zien, evenzeer als <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len van herstel’.<br />

Doornik was in 1827 in Phila<strong>de</strong>lphia aangekomen, maar zijn ongenoegen over <strong>de</strong><br />

gang van zaken op Java had hem niet losgelaten. Op 10 januari 1828 schreef hij <strong>de</strong><br />

bovengenoem<strong>de</strong> brief van bijna hon<strong>de</strong>rd pagina's aan <strong>de</strong> koning, waarin hij verwijst<br />

naar zijn boek en waarin hij mee<strong>de</strong>elt dat hij aan nieuwe publicaties werkt over<br />

hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp. Hij is sceptisch over het effect dat <strong>de</strong> maatregelen van <strong>de</strong><br />

Commissaris-Generaal Du Bus <strong>de</strong> Gisignies, die inmid<strong>de</strong>ls naar Java is gezon<strong>de</strong>n<br />

om er ‘<strong>de</strong> grieven <strong>de</strong> kolonie aangedaan te herstellen’.<br />

De inhoud van Doorniks brief is <strong>de</strong>els een herhaling van die van zijn boek: Van<br />

<strong>de</strong>r Capellen heeft met behulp van <strong>de</strong> bajonet een verkeerd stelsel van grondbezit<br />

ingevoerd en heeft Indië daardoor aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> afgrond gebracht. De planters<br />

zijn hun hele vermogen kwijt. De inlan<strong>de</strong>r mag niet verbouwen wat hij wil, en <strong>de</strong><br />

overheid bepaalt <strong>de</strong> prijs van zijn oogst. Van <strong>de</strong>r Capellen heeft een opstand tegen<br />

on<strong>de</strong>rdrukking en knevelarij van hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n Javanen on<strong>de</strong>r leiding van<br />

Diponegoro, die hij slechts beschouw<strong>de</strong> als een ‘affaire <strong>de</strong> police’, schromelijk<br />

on<strong>de</strong>rschat.<br />

Het land blijft bovendien achterlijk door het monopolie van <strong>de</strong> in 1824 opgerichte<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Han<strong>de</strong>l-Maatschappij; <strong>de</strong> staatskas is leeg en er bestaan grote schul<strong>de</strong>n;<br />

een goe<strong>de</strong> ex-gouverneur van Brabant (Du Bus <strong>de</strong> Gisignies) is niet noodzakelijk<br />

een goe<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r van Indië. Om <strong>de</strong> inflatie tegen te gaan heeft Van <strong>de</strong>r Capellen<br />

het papieren geld vervangen door zilvergeld, maar dat verdween binnen twee maan<strong>de</strong>n<br />

naar het buitenland. Daarna is <strong>de</strong> kolonie overspoeld met koperen munten die <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> zilveren, waardoor <strong>de</strong> inflatie ver<strong>de</strong>r toe is genomen.<br />

Ambtenaren zijn ontslagen en <strong>de</strong> salarissen zijn verlaagd. Door <strong>de</strong> verhoging van <strong>de</strong><br />

belasting op het onroerend goed zijn <strong>de</strong> huizenprijzen gedaald en <strong>de</strong><br />

hypotheekschul<strong>de</strong>n gestegen. Amerikaanse schepen met zilvergeld aan boord mochten<br />

geen koffie kopen. De internationale han<strong>de</strong>l is geheel verlopen, me<strong>de</strong> door <strong>de</strong> hoge<br />

belasting van schepen die niet tot het staatsmonopolie behoren. De meeste Engelse<br />

han<strong>de</strong>lshuizen hebben Java verlaten en <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l met Chinezen en Arabieren is sterk<br />

achteruit gegaan door <strong>de</strong> vele restrictieve maatregelen.<br />

Doornik pleit er nogmaals <strong>voor</strong> Indië lokaal, en op grond van lokale ervaring te<br />

regeren en niet op basis van bevelen van on<strong>de</strong>skundigen uit het moe-<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


92<br />

<strong>de</strong>rland. De Javaan moet wor<strong>de</strong>n geëmancipeerd. Het landrentestelsel moet wor<strong>de</strong>n<br />

herzien en er moet vrijheid van landbouw en van han<strong>de</strong>l komen <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen.<br />

Engelsen, Fransen en Bengalezen staan klaar om te investeren, maar mogen dat niet.<br />

Een ‘geest van liberaliteit’ zou <strong>de</strong> kolonie weer tot bloei kunnen brengen. Hoewel<br />

hij vanwege zijn kritiek op <strong>de</strong> koloniale overheid van Java naar Phila<strong>de</strong>lphia heeft<br />

moeten vluchten, blijft hij van mening dat <strong>de</strong> koning <strong>de</strong> waarheid moet weten. 26<br />

Doorniks pleidooi haal<strong>de</strong> - zoals bekend - niets uit. Koning Willem I had zich<br />

reeds laten overtuigen door Johannes van <strong>de</strong>n Bosch, een <strong>voor</strong>malige officier van<br />

het Ne<strong>de</strong>rlandse koloniale leger en auteur van het in 1818 verschenen Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

bezittingen in Azia, Amerika en Afrika, in <strong>de</strong>rzelver toestand en aangelegenheid <strong>voor</strong><br />

dit Rijk, wijsgeerig, staathuishoudkundig en geographis beschouwd. Hierin had hij<br />

<strong>de</strong> stelling ver<strong>de</strong>digd dat het ‘even zoo onmogelijk (was), op een onkundig en<br />

werkeloos volk, dat in ze<strong>de</strong>lijke beschaving nog slechts zeer geringe vor<strong>de</strong>ringen<br />

heeft gemaakt, <strong>de</strong> verhevene beginselen <strong>de</strong>r staatkundige inrigting van een verlicht<br />

volk onbepaald toetepassen, als aan een dom en dweepziek volk liberale godsdienstige<br />

beginselen op te dringen’. Dat was wel wat an<strong>de</strong>rs dan Doornik dacht. Ver<strong>de</strong>r zou<strong>de</strong>n<br />

in zijn ogen particuliere landbouwon<strong>de</strong>rneming in Indië nooit kunnen concurreren<br />

tegen <strong>de</strong> Westindische plantages, die dichter bij Europa lagen en van slaven gebruik<br />

kon<strong>de</strong>n maken. Van <strong>de</strong>n Bosch was er een <strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>r van terug te keren naar het,<br />

zoals hij dat noem<strong>de</strong>, ‘ou<strong>de</strong> stelsel <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>malige Compagnie of dat <strong>de</strong>r geforceer<strong>de</strong><br />

kultuur’. De koloniale staat moest met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n naast ‘planter’ ook ‘koopman’<br />

wor<strong>de</strong>n. Koning Willem I liet zich door het <strong>voor</strong>uitzicht van snelle winsten overtuigen,<br />

benoem<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n Bosch tot gouverneur-generaal en gaf hem opdracht alle<br />

maatregelen te nemen, die nodig waren om <strong>de</strong> teelt van produkten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Europese<br />

markt op <strong>de</strong> ‘meest krachtige wijze’ te bevor<strong>de</strong>ren. Het was het begin van het<br />

cultuurstelsel.<br />

Een kwart eeuw later<br />

Na <strong>de</strong> revoluties van 1848 die in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> grondwet van Thorbecke zou<strong>de</strong>n<br />

brengen, zou <strong>de</strong> liberale kritiek op het koloniale stelsel weer nieuw leven ingeblazen<br />

wor<strong>de</strong>n. De enige thans nog beken<strong>de</strong> koloniale criticus van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw,<br />

Multatuli, kan echter niet zo makkelijk in een liberaal hokje wor<strong>de</strong>n gestopt. ‘Onze<br />

Twee<strong>de</strong> Kamer is een verrot lichaam’ zo stel<strong>de</strong> hij, waarbij hij alle partijen afwees:<br />

‘Ik minacht <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> partyen in <strong>de</strong>n Staat’. Zijn naam en faam waren toen en<br />

zijn nu meer een gevolg van<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


93<br />

zijn krachtige schrijfstijl dan van een coherent politiek programma. Dit laatste had<br />

hij namelijk niet - zoals hij overigens zelf toegaf: ‘Men kent myn tuchteloosheid. Ik<br />

heb geen program’. 27 Schrijven kon hij echter als <strong>de</strong> beste. Zijn dringend beroep op<br />

koning Willem III, ‘Keizer van het prachtig ryk van Insulin<strong>de</strong> dat zich daar slingert<br />

om <strong>de</strong>n evenaar, als een gor<strong>de</strong>l van smaragd’ waar <strong>de</strong> ‘Havelaars wor<strong>de</strong>n bespat door<br />

<strong>de</strong>n mod<strong>de</strong>r van Slymeringen en Droogstoppels’ en waar ‘meer dan <strong>de</strong>rtig millioenen<br />

on<strong>de</strong>rdanen wor<strong>de</strong>n mishan<strong>de</strong>ld en uitgezogen in Uwen naam’, maakte grote indruk.<br />

Multatuli's pleidooi was erop gericht aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukking van <strong>de</strong> Javanen door<br />

hun eigen aristocratische hoof<strong>de</strong>n een ein<strong>de</strong> te maken, <strong>voor</strong> zichzelf eerherstel te<br />

verkrijgen en een beter koloniaal bestuur te introduceren, <strong>voor</strong>al door Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

bestuursambtenaren meer macht te geven. In tegenstelling tot ‘jonge’ liberalen als<br />

I.D. Fransen van <strong>de</strong> Putte wees hij ‘vrije arbeid’ als oplossing van <strong>de</strong> problemen in<br />

Indië af. In twee brochures over <strong>de</strong>ze vrije arbeid (uit 1862 en 1871) gaf hij toe dat<br />

het cultuurstelsel geen i<strong>de</strong>aal systeem was. ‘Maar dit sluit volstrekt niet in, dat ik<br />

party trek <strong>voor</strong> hen die, misbruik maken<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n schonen klank, vry, een gedwongen<br />

Vrijen arbeid willen invoeren, waarby <strong>de</strong> eerste avonturier <strong>de</strong> beste zich in <strong>de</strong> plaats<br />

stellen zou van <strong>de</strong> Regering, om in compliciteit met <strong>de</strong> Hoof<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n Javaan uit te<br />

zuigen’. Dat <strong>de</strong> liberalen na 1870 het cultuurstelsel zou<strong>de</strong>n afschaffen, zou Douwes<br />

Dekker dan ook somber stemmen. Het resultaat van vrije arbeid, zo wist hij zeker,<br />

zou een mo<strong>de</strong>rne vorm van slavernij zijn, met als profiteurs industriële on<strong>de</strong>rnemers<br />

die zich van Amerikaanse metho<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n bedienen. 28 Hij was hiermee politiek<br />

gesproken een excentriekeling zon<strong>de</strong>r veel directe invloed. Door zijn Max Havelaar<br />

zou hij echter generaties later nog steeds bekend zijn als koloniaal criticus, hoewel<br />

slechts weinigen daarbij zou<strong>de</strong>n beseffen dat het boek in feite een pleidooi was <strong>voor</strong><br />

een intensievere vorm van kolonialisme en Douwes Dekker er <strong>voor</strong>al zon<strong>de</strong>rlinge<br />

politieke i<strong>de</strong>eën erop na had gehou<strong>de</strong>n.<br />

An<strong>de</strong>re koloniale critici als Van Hoëvell en Jansz zou<strong>de</strong>n na verloop van tijd<br />

wor<strong>de</strong>n vergeten, zo ook Jacob Doornik. Diens Vrijmoedige gedachten vormen echter<br />

veel meer dan <strong>de</strong> opvattingen van Multatuli een coherent politiek programma. Het<br />

was tevens een programma dat paste in een Europese traditie. Zo had<strong>de</strong>n beken<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>nkers uit <strong>de</strong> Verlichting als Rousseau en Di<strong>de</strong>rot zich al met kracht tegen het<br />

Europese kolonialisme uitgelaten, waarbij <strong>de</strong> laatste zich solidair had verklaard met<br />

<strong>de</strong> gekoloniseer<strong>de</strong> volken, waarbij hij hoopte op een door een ‘zware Spartacus’<br />

gelei<strong>de</strong> revolutie die een ein<strong>de</strong> zou maken aan <strong>de</strong> Europese overheersing van <strong>de</strong>len<br />

van <strong>de</strong> buiten-Europese wereld.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


94<br />

Ook liberale economen waren gekant tegen het kolonialisme, on<strong>de</strong>r wie <strong>de</strong><br />

belangrijkste, Adam Smith, die in zijn The Wealth of Nations in 1776 had uitgelegd<br />

dat gereguleer<strong>de</strong> han<strong>de</strong>l inefficiënt was, het mercantilisme daarom een zaak van het<br />

verle<strong>de</strong>n was en koloniën simpelweg onrendabel waren. Een economisch<br />

wereldsysteem was het beste af met vrijhan<strong>de</strong>l. ‘If any of the provinces of the British<br />

empire cannot be ma<strong>de</strong> to contribute towards the support of the whole empire’, zo<br />

schreef Smith in zijn beroem<strong>de</strong> boek, ‘it is surely time that Great Britain should free<br />

herself from the expense of <strong>de</strong>fending those provinces in time of war, and of<br />

supporting any part of their civil or military establishments in time of peace, and<br />

en<strong>de</strong>avor to accommodate her future views and <strong>de</strong>signs to the real mediocrity of her<br />

circumstances’. Smith i<strong>de</strong>e dat koloniën nutteloze bezittingen waren, werd<br />

overgenomen door an<strong>de</strong>re liberalen als John Stuart Mill, Richard Cob<strong>de</strong>n en John<br />

Bright, die het Britse imperium eens ‘a gigantic system of out-relief for the aristocracy<br />

of Great Britain’ noem<strong>de</strong>. 29<br />

Het is <strong>de</strong>ze liberale politieke traditie waarin Doorniks Vrijmoedige gedachten<br />

geplaatst moet wor<strong>de</strong>n, een traditie waarin ook Dirk van Hogendorp en Stamford<br />

Raffles passen en die in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië uitein<strong>de</strong>lijk zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zowel een liberaal<br />

bewind als <strong>de</strong> ethische politiek. Met <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen van <strong>de</strong> liberale jurist C.Th. van<br />

Deventer, die met zijn Gidsartikel ‘een eereschuld’ (1899) me<strong>de</strong> <strong>de</strong> aanzet gaf tot<br />

<strong>de</strong> ethische politiek en die verklaar<strong>de</strong> te streven naar ‘Indië on<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

leiding, bestuurd door inlan<strong>de</strong>rs’, zou Doornik van harte hebben ingestemd.<br />

Slot<br />

Na <strong>de</strong> publicatie van <strong>de</strong> Vrijmoedige gedachten vluchtte Doornik naar <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong><br />

Staten, waar hij tussen 1828 en 1835 als huisarts in New Orleans werkte. 30 Daarna<br />

verhuis<strong>de</strong> hij naar Baltimore. Al die tijd bleef hij stu<strong>de</strong>ren en schrijven. Al in 1828<br />

publiceer<strong>de</strong> hij een artikel, ‘Observations concerning fossil organcic remains’, in<br />

Silliman's American Journal of Science, een kritisch vertoog tegen het overdreven<br />

belang dat George Cuvier hechtte aan fossiele botten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘theorie van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>’.<br />

Het manuscript maakte kennelijk indruk, want Doornik werd op grond van zijn<br />

geologische kennis prompt gekozen tot lid van <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>my of Natural Sciences. 31<br />

In 1831 publiceer<strong>de</strong> hij een boek on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Het menschelijk organismus beschouwd<br />

uit een psychologisch oogpunt of het verband tusschen geest en stof. Vanaf 1835 zou<br />

hij <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ringen van <strong>de</strong> Geological Association bezoeken en zou hij er twee<br />

<strong>voor</strong>drachten hou<strong>de</strong>n over artesische putten, waarvan <strong>de</strong> handgeschreven<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


95<br />

manuscripten nog altijd aanwezig zijn in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> Maryland Historical<br />

Society te Baltimore. In <strong>de</strong>ze laatste stad zou hij op 3 juni 1837 overlij<strong>de</strong>n. 32<br />

Misschien omdat Doornik altijd in <strong>de</strong> eerste plaats een schrijven<strong>de</strong> geleer<strong>de</strong> heeft<br />

willen zijn, is zijn medische praktijk, behalve in Batavia, waar hij ook<br />

inspecteur-generaal van <strong>de</strong> hospitalen was, nooit erg succesvol geweest. Ook in<br />

Amerika heeft hij het in zijn laatste levensjaren niet erg breed gehad, blijkens zijn<br />

pogingen een aantal sche<strong>de</strong>ls te verkopen aan Dr. Samuel Morton, secretaris van <strong>de</strong><br />

Aca<strong>de</strong>my. Hij bood ze aan <strong>voor</strong> een vrien<strong>de</strong>nprijs (‘to prove you that friendship has<br />

its part in the bargain’) van 250 dollar, hoewel ze hem, naar zijn zeggen, 700 dollar<br />

had<strong>de</strong>n gekost. Later verlaag<strong>de</strong> hij zijn prijs tot 70 dollar, omdat, schreef hij, ‘My<br />

present circumstances make it for me impossible to wait for the payment till the end<br />

of the year. I am a stranger in the city, and can for this reason not expect any credit,<br />

neither ask for it’. 33 Een van die sche<strong>de</strong>ls was die van ‘a Dutchman of noble family,<br />

born in Utrecht, and for several years a captain in the army at Batavia, in the Island<br />

of Java, where he died un<strong>de</strong>r thirty years of age. He was handsome, not <strong>de</strong>ficient in<br />

talent, and of an amiable disposition, but <strong>de</strong>voted to conviviality and dissipation,<br />

which finally distroyed him. Dr. Doornik, late of Batavia, from whom I obtained this<br />

cranium, gave me the above facts from personal knowledge’.<br />

Dit is <strong>de</strong> beschrijving van nummer 434 in Samuel George Mortons Catalogue of<br />

skulls, van zijn grote verzameling sche<strong>de</strong>ls uit alle <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> wereld, nu on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> collecties van <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>my of Natural Sciences in Phila<strong>de</strong>lphia.<br />

Bibliografie<br />

G. Bakker, Natuur- en geschiedkundig on<strong>de</strong>rzoek aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>n<br />

oorspronkelijken stam van het menschelijk geslacht, Haarlem 1810.<br />

J. van Baren, Jacob Elisa Doornik, een vergeten Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r (1777-1837),<br />

Jaarboekje <strong>voor</strong> geschie<strong>de</strong>nis en oudheidkun<strong>de</strong> van Lei<strong>de</strong>n en Rijnland 6, 1909,<br />

80-108.<br />

A.J. van Bork-Feltkamp, Anthropological research in The Netherlands,<br />

Verhan<strong>de</strong>lingen van <strong>de</strong> Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse Aka<strong>de</strong>mie van Wetenschappen,<br />

Afd. Natuurkun<strong>de</strong>, Sectie 2, 37, 1938, 16.<br />

W.Ph. Coolhaas, Het regeerings reglement van 1827: het werk van 1818 aan<br />

<strong>de</strong> ervaring getoetst, Utrecht 1936.<br />

A.J.E. van <strong>de</strong>r Crab, Het geslacht Marcus Doornik en aanverwante familiën,<br />

Algemeen Ne<strong>de</strong>rlands Familieblad 1894.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


96<br />

J.E. Doornik, Aanmerkingen op het veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> vermoogen <strong>de</strong>r koepokstof<br />

om door <strong>de</strong>rzelverinenting, <strong>de</strong>n mensch, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n wezenlijke menschenpokken<br />

te beveiligen, Amsterdam 1801.<br />

J.E. Doornik, Verhan<strong>de</strong>ling over <strong>de</strong> levens-kragt, volgens dynamische<br />

grondbeginselen, Amsterdam 1802.<br />

J.E. Doornik, Proeve eener verdui<strong>de</strong>lijking van <strong>de</strong> methaphysischen beginselen<br />

<strong>de</strong>r dynamica, Magazijn van <strong>de</strong> critische wijsbegeerte 5, 1802, 276-323.<br />

J.E. Doornik, Brief aan <strong>de</strong>n uitgever [Paulus van Hemert], Magazijn van <strong>de</strong><br />

critische wijsbegeerte 6, 1803, 71-98.<br />

J.E. Doornik, Proeve eener ophel<strong>de</strong>ring van 's menschen oor<strong>de</strong>el, aangaan<strong>de</strong><br />

het doelmatige in <strong>de</strong> natuur, Amsterdam 1803.<br />

J.E. Doornik, Aanmerkingen over <strong>de</strong>r koepokstof, Amsterdam 1804.<br />

J.E. Doornik, De hersen-sche<strong>de</strong>lleer van Frans Joseph Gall getoetst aan <strong>de</strong><br />

natuurkun<strong>de</strong> en wijsbegeerte, Amsterdam 1805.<br />

J.E. Doornik, Voorlezingen over F.J. Gall 's hersen-sche<strong>de</strong>lleer, gehou<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong> Maatschappijen Felix Meritis en Doctrine et Amicitia, te Amsterdam, in <strong>de</strong>n<br />

winter van 1805-1806, Amsterdam 1806.<br />

J.E. Doornik, Voorwoord in J. Macquet: Pathologie of ziekenhuis, eene<br />

beschouwing van het menschelijk lichaam in <strong>de</strong>n zieken staat, 3 dln, Amsterdam<br />

1808.<br />

J.E. Doornik, Wijsgeerig-natuurkundig on<strong>de</strong>rzoek aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>n<br />

oorspronglijken mensch en <strong>de</strong> oorsprognlijke stammen van <strong>de</strong>szelfs geslacht,<br />

Amsterdam 1808.<br />

J.E. Doornik en J. Kinker, Johan Rudolph Deiman gedacht in eene re<strong>de</strong>voering<br />

door J.E. Doorknik M.D. en in een dichtstuk door Mr. J. Kinker, Amsterdam<br />

1808.<br />

J.E. Doornik, Wijsgeerig-natuurkundige verhan<strong>de</strong>lingen, Arnhem 1816.<br />

J.E. Doornik, Vrijmoedige gedachten over Neêrlands Indië en over <strong>de</strong> regering<br />

van <strong>de</strong>n Gouverneur-Generaal Van <strong>de</strong>r Capellen, Amsterdam 1826.<br />

J.E. Doornik, Observations concerning fossil organic remains, Silliman's<br />

American Journal of Science 1829, 90-109.<br />

J.E. Doornik, Het menschelijk organisme beschouwd uit een psychologisch<br />

oogpunt, of het verband tusschen geest en stof, Amsterdam 1831.<br />

J.E. Doornik, Artesian wells, handschrift van een <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Geological<br />

Association, 1835, Maryland Historical Society, Baltimore.<br />

J.E. Doornik, Theoretical consi<strong>de</strong>ration suggested by a former consi<strong>de</strong>ration<br />

of artesian (bored) wells, and by a closer investigation of the subject, handschrift<br />

van een <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Geological Association, 1836, Maryland Historical<br />

Society, Baltimore.<br />

C. Fasseur, De ‘geest’ van het gouvernement, Lei<strong>de</strong>n 1977.<br />

P. Harting, Iets over J.E. Doornik en zijn aan<strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> ontwikkelingshypothese,<br />

Verslagen en me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen <strong>de</strong>r Koninklijke Aka<strong>de</strong>mie <strong>de</strong>r Wetenschappen,<br />

Afd. Natuurkun<strong>de</strong>, 2 e reeks, <strong>de</strong>el V, 1871, 367-380.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


97<br />

P. Harting, Darwin, Album <strong>de</strong>r Natuur 1877, 129-148.<br />

D.van Hogendorp, Bericht van <strong>de</strong>n tegenwoordigen toestand <strong>de</strong>r Bataafsche<br />

bezittingen in Oost-Indië en <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l op <strong>de</strong>zelve, z.p., 1799,<br />

P. Jansz, De koloniën, Ne<strong>de</strong>rland ten vloek of ten zege?: eene stem uit Java,<br />

Amsterdam 1863.<br />

T.H. <strong>de</strong>r Kin<strong>de</strong>ren, Ge<strong>de</strong>nkboek van het Bataviaasch Genootschap van kunsten<br />

en wetenschappen geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste eeuw van zijn bestaan. 1778-1878, I,<br />

Batavia 1879.<br />

R.H. Kleyn, Het gewestelijk bestuur op Java, Lei<strong>de</strong>n 1889. 25;<br />

J.H.F. Kohlbrugge, Ne<strong>de</strong>rlandse praedarwinisten, De Gids 1908, 235-265.<br />

L. Les, Van Indië on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Compagnie tot Indië on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Staat: <strong>de</strong> koloniale<br />

titel in <strong>de</strong> staatsregeling van 1798, Utrecht 1948.<br />

Dik van <strong>de</strong>r Meulen, Multatuli. Leven en werken van Eduard Douwes Dekker,<br />

Nijmegen 2002.<br />

Samuel Morton, Cataloque of skulls of man and the inferior animals in the<br />

collection of Samuel George Morton, Phila<strong>de</strong>lphia 1844.<br />

D.J.H. Nijèssen, De Ne<strong>de</strong>rlandsche arts als anthropoloog, Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />

Tijdschrift <strong>voor</strong> Geneeskun<strong>de</strong> 1927, 1028-1039.<br />

D.J.P. Oranje, Het beleid <strong>de</strong>r Commissie Generaal. De uitwerking <strong>de</strong>r beginselen<br />

van 1815 in het regeerings reglement van 1818, Utrecht 1936.<br />

Thomas Stamford Raffles, The History of Java, 2 dln., Lon<strong>de</strong>n 1817.<br />

G.J. Schutte, De Ne<strong>de</strong>rlandse Patriotten en <strong>de</strong> kolonien: een on<strong>de</strong>rzoek naar<br />

hun <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n en optre<strong>de</strong>n, 1770-1800, Groningen 1974.<br />

P. van 't Veer, ‘Een stelsel bestormd. Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga,<br />

1825-1887, in: P. van 't Veer, Geen blad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mond, Amsterdam 1958.<br />

P.J. Vinken, Don<strong>de</strong>rs en Lamarck, Proceedings van <strong>de</strong> Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Aka<strong>de</strong>mie van Wetenschappen, Series C, 66, 1963, 313-348.<br />

P.J. Vinken, Pieter Harting en <strong>de</strong> afstamming van <strong>de</strong> mens, Proceedings van<br />

<strong>de</strong> Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse Aka<strong>de</strong>mie van Wetenschappen, Series C, 66, 1963,<br />

383-389.<br />

A.A. Vosterman van Oijen, Stam- en wapenboek van aanzienlijke Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

familiën, Groningen 1885, I, 200-201.<br />

W.F. Wertheim, Doopzeel van <strong>de</strong> dichter <strong>de</strong>r vloekzang. Drie telgen van het<br />

geslacht Roorda van Eysinga' in: Bijdragen tot <strong>de</strong> Taal- Land- en Volkenkun<strong>de</strong><br />

1960, 437-480.<br />

H.L. Wesseling, Europa's koloniale eeuw. De koloniale rijken in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong><br />

eeuw, 1815-1919, Amsterdam 2003.<br />

H.C. van <strong>de</strong>r Wijck, Onze koloniale staatkun<strong>de</strong>: een beroep op het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche volk, 's Gravenhage 1865.<br />

Eindnoten:<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


1 Van 't Veer, 145-182; Wertheim, 437-480.<br />

2 Doornik, Vrijmoedige gedachten, iii.<br />

3 Aanstelling tot Chirurgijn Majoor bij Resolutie van <strong>de</strong> Gouverneur Generaal ddo. 6 september<br />

1819, no.14.<br />

4 Van <strong>de</strong>r Crab, 179-180.<br />

5 Kohlbrugge, passim; Nijèssen, 1031.<br />

6 Les, 76; Fasseur, 34.<br />

7 Van Hogendorp, 8-9 en 17.<br />

8 Kleyn, 25; Schutte, 182.<br />

9 Raffles, II, CCXLI-CCXLIII [appendix L].<br />

10 Coolhaas, 17.<br />

11 Der Kin<strong>de</strong>ren, 75-76.<br />

12 Doornik werd tot lid van <strong>de</strong> Hoofdcommissie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Landbouw benoemd bij besluit van <strong>de</strong><br />

Commissaris Generaal dd. 11 november 1826, no.24. Uit <strong>de</strong> datum moet men opmaken dat<br />

Doornik's Vrijmoedige gedachten eind 1826 in Amsterdam zijn verschenen, want als <strong>de</strong><br />

autoriteiten in Batavia van <strong>de</strong> inhoud ervan kennis van had<strong>de</strong>n kunnen nemen, zou Doornik<br />

uiteraard niet zijn benoemd.<br />

13 Oranje, 42-46.<br />

14 Doornik, Vrijmoedige gedachten, X-XI<br />

15 Ibi<strong>de</strong>m, 37-38.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m, 220-261.<br />

17 Ibi<strong>de</strong>m, 29-31.<br />

18 Ibi<strong>de</strong>m, 97-111.<br />

19 Ibi<strong>de</strong>m, 29-30.<br />

20 Ibi<strong>de</strong>m, 83-84 en 175-176.<br />

21 Ibi<strong>de</strong>m, 161-162.<br />

22 Ibi<strong>de</strong>m, 176-177.<br />

23 Ibi<strong>de</strong>m, 81.<br />

24 Ibi<strong>de</strong>m, 196-197.<br />

25 Deze twintig pagina's lange brief van F. Wappers Melis aan <strong>de</strong> koning werd verzon<strong>de</strong>n uit<br />

Brussel op 4 <strong>de</strong>cember 1826. Een kopie ervan is aanwezig in het Rijksarchief, archief van het<br />

Ministerie van Koloniën, exh. 10 januari 1827, no.76.<br />

26 Een kopie van <strong>de</strong>ze brief is aanwezig in het Rijksarchief, archief van het Ministerie van Koloniën,<br />

exh. 8 april 1828, no.66.<br />

27 Van <strong>de</strong>r Meulen, <strong>47</strong>3.<br />

28 Ibi<strong>de</strong>m, 348-350 en 549-550.<br />

29 Wesseling, 70.<br />

30 ‘Licensed to practice medicine in New Orleans on October 31, 1828, 51 years of age, native of<br />

Ley<strong>de</strong>n and living alone (no family listed, no slaves). Listed as an alien who had not been<br />

naturalized’. Census Population Schedules, Louisiana, New Orleans 1830.<br />

31 ‘On notion of Drs. Morton and Harlan, J.E. Doornik was duly elected as a member of this<br />

Society’, notulen van <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>my, 29 april 1828.<br />

32 De handgeschreven teksten van <strong>de</strong> twee <strong>voor</strong>drachten van ‘James E. Doornik’ zijn aanwezig<br />

in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> Maryland Historical Society te Baltimore.<br />

33 Er zijn zeven brieven van Doornik aan <strong>de</strong> medicus Samuel Morton, secretaris van <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>my<br />

of Natural Sciences, alle uit 1835, aanwezig in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> American Philosophical<br />

Society te Phila<strong>de</strong>lphia (Samuel G. Morton Papers). Tussen <strong>de</strong> regels van zijn brieven aan<br />

Samuel Morton kan men proeven dat Doornik bij zijn vlucht naar <strong>de</strong> Nieuwe Wereld niet alleen<br />

<strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n met zijn politieke vijan<strong>de</strong>n ontvluchtte, maar ook die met zijn twee<strong>de</strong>, twintig<br />

jaar jongere vrouw. Deze is later met haar zoontje Jean Jacques, die twee jaar oud was toen zijn<br />

va<strong>de</strong>r uit Batavia vertrok, naar Ne<strong>de</strong>rland verhuisd en in 1840 te Amsterdam opnieuw getrouwd<br />

met <strong>de</strong> jonge koopman Balthazar Kemper<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


Me<strong>de</strong>werkers aan dit nummer<br />

101<br />

Lucas Hüsgen is schrijver, dichter, vertaler. Zijn meest recente publicatie is <strong>de</strong><br />

essaybun<strong>de</strong>l Nee, maar het gebeurt (Vantilt, 2003).<br />

Kreek Daey Ouwens publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Stokkevingers en Tegen <strong>de</strong> kippen en<br />

<strong>de</strong> haan. Dit jaar verscheen van haar <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Kin<strong>de</strong>rbed.<br />

Wim Hofman is schrijver en schil<strong>de</strong>r. Hij publiceer<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboeken (het laatste:<br />

Zwart als inkt) en vertaal<strong>de</strong> poëzie van Jacques Prévert. Zojuist verscheen zijn bun<strong>de</strong>l<br />

Wat we had<strong>de</strong>n en wat niet (2002).<br />

Annemiek Neefjes publiceert over literatuur, on<strong>de</strong>r meer in NRC Han<strong>de</strong>lsblad en<br />

De Standaard.<br />

Jan Baeke is bibliothecaris en dichter. Hij publiceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Nooit zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

paar<strong>de</strong>n (1998) en Zo is <strong>de</strong> zee (2001).<br />

Peggy Verzett is beel<strong>de</strong>nd kunstenaar en werkt in het on<strong>de</strong>rwijs. Zij <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> met<br />

poëzie in <strong>Tira<strong>de</strong></strong> 398.<br />

Fouad Laroui publiceer<strong>de</strong> De tan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> topograaf, Judith en Jamal en Kijk uit<br />

<strong>voor</strong> parachutisten, en <strong>de</strong> gedichtenbun<strong>de</strong>l Verbannen woor<strong>de</strong>n. In het <strong>voor</strong>jaar van<br />

2004 verschijnt De uitvinding van God en an<strong>de</strong>re verhalen.<br />

Tomas Lieske schrijft poëzie, essays, verhalen en romans. Zijn roman Franklin werd<br />

bekroond met <strong>de</strong> Libris Literatuurprijs 2001. Dit najaar verscheen zijn roman Gran<br />

Café Boulevard.<br />

Geert Buelens is redacteur van het tijdschrift Yang en <strong>de</strong>eltijds docent aan <strong>de</strong><br />

Universiteit van Antwerpen. Zijn poëzie<strong>de</strong>buut Het is (2002) werd bekroond met <strong>de</strong><br />

Van <strong>de</strong> Hoogtprijs. In 2001 verscheen zijn boek Van Ostaijen tot he<strong>de</strong>n: zijn invloed<br />

op <strong>de</strong> Vlaamse poëzie.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>


102<br />

Toon Tellegen is dichter en prozaschrijver. In 2000 verscheen <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ling Gedichten<br />

1977-1999. Hij publiceer<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rboeken en proza <strong>voor</strong> volwassenen zoals De trein<br />

naar Pavlosk en Oost<strong>voor</strong>ne.<br />

Leo Vroman is bioloog, tekenaar en dichter. Zijn laatste bun<strong>de</strong>ls zijn De gebeurtenis<br />

en an<strong>de</strong>re gedichten (2001) en Alles aan elkaar (2002).<br />

Carola Kloos is classica en theologe. Zij werkt als vertaalster en publiceert daarnaast<br />

essays.<br />

Wim van <strong>de</strong>n Doel is hoogleraar Algemene Geschie<strong>de</strong>nis in Lei<strong>de</strong>n en auteur van<br />

on<strong>de</strong>r meer Afscheid van Indië. De val van het Ne<strong>de</strong>rlands imperium in Azië.<br />

Pierre Vinken was neurochirurg in Amsterdam. Daarna werd hij <strong>voor</strong>zitter van het<br />

bestuur van Elsevier en van Reed Elsevier. Hij was een van <strong>de</strong> oprichters van <strong>Tira<strong>de</strong></strong>.<br />

<strong>Tira<strong>de</strong></strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>47</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!