Woordenboek van neologismen - Etymologiebank

en, in hun memorie van antwoord nopens het
desbetreffende wetsontwerp, dat voorbeeld gevolgd.
We weten het nu. Een eindterm is: 'het geheel
van kennis, vaardigheden en attituden, waarover
een afgestudeerde bij de afsluiting van zijn opleiding
dient te beschikken.'
Onze Taal, juli/augustus 1974
Het woord was van de week niet van de lucht en
op ieders lip: eindtermen. Kenden we dat woord al
vaker, bedenk ik me nu? Niet bij mijn weten had ik
er nog ooit van gehoord. Opeens werd het in vele
kranteartikels en interviews gebruikt. Eindtermen.
Toen ik het woord voor de eerste keer las,
dacht u en ik toch zeker ook dat het hier handelde
om een begrip uit de euthanasiediscusie? Maar nee
dus. Het woord eindtermen bleek thuis te behoren
in de reeële werkelijkheid van het onderwijs. Ja een
enkele krant plaatste het woord nog wel tussen'',
maar in het algemeen twijfelde niemand eraan dat
het niet behoorde tot de officiële woordenschat der
Nederlandse taal en de kans is niet uitgesloten dat
we dat woord nog heel vaak zullen tegenkomen.
de Volkskrant, 04-04-87
Eindtermen beschrijven wat leerlingen van vier
tot twaalf jaar aan het einde van de basisschool
moeten kennen, kunnen en begrijpen.
Trouw, 28-04-88
Eindtermen: Wetstratees voor pedagogische
doelstellingen. Of nog duidelijker: minimumkennis.
De Vlaamse minister van Onderwijs Van den
Bossche wil bij decreet vastgelegd zien wat jongeren
moeten weten en kennen wanneer zij de basisschool
hebben afgemaakt. Eerst moeten ze natuurlijk
klaar zijn met het kleuteronderwijs. Ook daar
gelden minimumeisen maar die heten dan 'ontwikkelingsdoelen'.
Het is de bedoeling dat later ook
eindtermen voor de eerste twee jaren van de middelbare
school worden ingevoerd, hoe die moeten
gaan heten is nu (juli 94) nog niet bekend. Overigens
is het verzet tegen deze eindtermen groot. Pedagogen
en onderzoekers voeren aan dat het systeem
gemakkelijk uit de hand kan lopen en dat de
eindtermen ons zullen voeren naar een vorming op
maat van de markteconomie.
JefCoeck: Nieuwsspraak. Een zakwoordenboekje,
1994
eitje (oorspr. gebakken eitje), gemakkelijk karweitje;
iets dat geen moeite kost. Informeel;
aanvankelijk vooral marine- en luchtvaartslang:
een landing als een eitje.
Een gemakkelijke tekst, is alom de mening. 'Een
eitje,' zegt Jouke Schaafsma, 19.
de Volkskrant, 15-05-98
el cheapo (