Hippocampus nr. 241 (november/december 2012) - volledige uitgave
Hippocampus nr. 241 (november/december 2012) - volledige uitgave
Hippocampus nr. 241 (november/december 2012) - volledige uitgave
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
tuurlijke zachte substraten rondom<br />
de windmolens breidt uit, met o.a. de<br />
waarneming van grotere vissen binnenin<br />
het windmolenpark.<br />
• Verschillende soorten meeuwen en<br />
sternen worden aangetrokken tot de<br />
windmolens, terwijl jan-van-genten<br />
en zeekoeten deze vermijden.<br />
• Bruinvissen worden drastisch, maar<br />
voor korte duur, verstoord door de<br />
heiwerkzaamheden in de windmolenparken.<br />
windmolenparken als hotspots<br />
voor biodiversiteit<br />
De begroeiing van verschillende windmolensokkels<br />
op verschillende afstanden<br />
van de kust vertoont heel wat gelijkenissen,<br />
maar evenzeer duidelijke verschillen.<br />
Niet minder dan 50% van de 78 aangetroffen<br />
soorten werden gevonden op zowel<br />
de betonnen sokkels op de Thorntonbank<br />
als de stalen sokkels op de Blighbank.<br />
Foto's: BMM-KBIN.<br />
De beide types sokkels werden gedomineerd<br />
door het vlokreeftje Jassa herdmani,<br />
dat voorkomt in dichtheden tot 90.000 individuen<br />
per vierkante meter, en de gewone<br />
zeester Asterias rubens. De betonnen constructies<br />
op de Thorntonbank herbergen<br />
echter duidelijk meer soorten, waaronder<br />
enkele typisch kustgebonden tweekleppigen.<br />
Tevens werd vastgesteld dat de<br />
begroeiing van de sokkels nog steeds in<br />
ontwikkeling is en dat een volwassen begroeiing<br />
pas binnen ten vroegste 10 jaar<br />
zal worden bereikt.<br />
Het neerdwarrelen van de begroeiing, samen<br />
met gewijzigde stromingspatronen<br />
en sedimentsamenstelling, wordt geacht<br />
verantwoordelijk te zijn voor de verrijkte<br />
fauna van de zandige bodem rondom de<br />
windmolens. Dit effect breidt zich verder<br />
uit en strekt zich momenteel uit tot meer<br />
dan 50 m van de kunstmatige harde structuren<br />
van de molens. Ook hier worden hoge<br />
dichtheden aan zeesterren aangetroffen,<br />
tot 55.000 individuen per vierkante meter.<br />
De bodemgemeenschappen nabij de windmolens<br />
worden zo geleidelijk omgevormd<br />
van een natuurlijke, vrij arme open zeegemeenschap<br />
tot een veel rijker kustgemeenschap.<br />
Aangezien de minimale afstand tussen<br />
de windmolens slechts 350 m bedraagt,<br />
is een gebiedsdekkende uitbreiding van dit<br />
fenomeen helemaal niet ondenkbaar.<br />
Hogere aantallen zeesterren werden ook<br />
waargenomen verder van de windmolens,<br />
terwijl de kleine pieterman blijkbaar de<br />
windmolenparken vermijdt. Het blijft echter<br />
moeilijk eenduidige trends in de veranderingen<br />
in diversiteit en aantallen binnen<br />
deze grotere bodemfauna, waaronder ook<br />
heel wat soorten vis, te detecteren. Windmolenparken<br />
blijken wel grotere individuen<br />
van verschillende soorten te huisvesten.<br />
Hieronder bevinden zich ook commercieel<br />
belangrijke soorten, zoals grijze garnaal,<br />
maar ook pladijs en tarbot. Dit effect wordt<br />
toegekend aan de afwezigheid van visserij<br />
en het veranderende voedselweb binnen de<br />
windmolenparken. Al deze effecten, maar<br />
vooral het effect van de grotere individuen,<br />
worden verwacht meer uitgesproken te<br />
worden naarmate de populaties zich langer<br />
ontwikkelen binnen de unieke omgeving<br />
van de windmolenparken.<br />
windmolenparken,<br />
zeevogels en zeezoogdieren<br />
Zeevogeltellingen toonden aan dat de<br />
dwergmeeuw, de visdief en de grote stern<br />
aangetrokken worden tot de windmolens<br />
van het C-Power park. Het Belwind park<br />
daarentegen vertoont zowel aantrekking<br />
van de stormmeeuw en de zilvermeeuw,<br />
als afstoting van de zeekoet en de janvan-gent.<br />
Meeuwen worden waarschijnlijk<br />
aangetrokken omdat zij de windmolens als<br />
herkenningspunt, rustplaats en/of uitvalsbasis<br />
naar de open zee gebruiken. Sommige<br />
veranderingen in aantallen (zeevogels<br />
tot 50%) kunnen echter slechts na 10 jaar<br />
opvolging aan het licht komen. De zeevogeltellingen<br />
worden daarom aangevuld<br />
met radarobservaties. Deze leveren gedetailleerde<br />
informatie over vluchtpatronen<br />
en gedrag, zelfs bij slechts weer en 's<br />
nachts. De radar werd recentelijk geïnstalleerd<br />
op het transformatorplatform van C-<br />
Power en is klaar voor het onderzoek van<br />
de herfstmigratie van de zeevogels.<br />
De bruinvis is het meest voorkomend zeezoogdier<br />
in Belgische wateren: tot 8.500<br />
individuen werden er geteld! Gezien hun<br />
gevoeligheid voor excessief geluid, wordt<br />
het onderwatergeluid gegenereerd door<br />
het heien van palen als belangrijke milieudruk<br />
beschouwd. De heiwerkzaamheden<br />
van C-Power veroorzaakten inderdaad<br />
een geluidsdruk van 172-189 dB re 1 µPa<br />
op 750 m van de heilocatie. Met een verstoringsgevoeligheid<br />
van bruinvissen tot<br />
140 dB, toonden vliegtuigtellingen aan dat<br />
zo'n 2.000 tot 3.800 bruinvissen hierdoor<br />
werden verstoord tot op een afstand van<br />
22 km. De impact van het heien van de veel<br />
grotere palen in het Belwind park, met de<br />
geluidsdruk op 750 m tot 194 dB, wordt 1,5<br />
keer groter geschat. Wanneer de heiwerkzaamheden<br />
echter stopten, bleek de bruinvis<br />
het verlaten gebied opnieuw te gaan<br />
bezetten. Na een dag bleek de verstoringsafstand<br />
gedaald tot 13 km.<br />
Het <strong>volledige</strong> rapport kan je raadplegen via<br />
op de website van MUMM (Management Unit<br />
of the North Sea Mathematical Models):<br />
www.mumm.ac.be/NL/Management/<br />
Sea-based/windmills_docs.php?<br />
proj=monitoring. <br />
SIGRID MaEBE,<br />
PUBLIC RELaTIONS MUMM<br />
<strong>Hippocampus</strong> nov./dec. <strong>2012</strong><br />
9