06.09.2013 Views

het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden

het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden

het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

DESKUNDIGENOORDEEL<br />

HUISVESTINGSKOSTEN UWV<br />

Onderzoeksverslag door de heer W. <strong>Meijer</strong> op<br />

12 februari 2004 aangeboden aan de Minister van<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />

de heer mr. A.J. de Geus<br />

12 februari 2004


2 / 93<br />

Inhoud<br />

Inleidi ng 4<br />

1. Opdracht en onderzoeksvragen 6<br />

2. Aanpak onderzoek en verrichte werkzaamheden 7<br />

3. Reikwijdte onderzoek 9<br />

4. Achtergrondinformatie 13<br />

4.1 Het huisvestingsbeleid van UWV 13<br />

4.2 Rol van de Tweede Kamer 21<br />

4.3 Correspondentie en <strong>rapport</strong>age 22<br />

5. Bevindingen 25<br />

5.1 Financieel-administratieve Processen 25<br />

5.1.1 Algemeen 25<br />

5.1.2 Huisvestingsbeleid 25<br />

5.1.3 Begroting 26<br />

5.1.4 Offertes 27<br />

5.1.5 Ondertekening 30<br />

5.1.6 Facturen 31<br />

5.1.7 Projectorganisatie 32<br />

5.1.8 Projectbewaking, controle van en toezicht op de informatievoorziening 33<br />

5.1.9 Financiële verantwoording 35<br />

5.2 Effectiviteit ruimtegebruik 39<br />

5.2.1 Normen 39<br />

5.2.2 Bevindingen 40<br />

5.2.3 Analyse 43<br />

5.3 Huurkosten 45<br />

5.3.1 Normen 45<br />

5.3.2 Bevindingen 46<br />

5.3.2.1 Huur 46<br />

5.3.2.2 Terugbouwverplichting 47<br />

5.3.2.3 Makelaarskosten 49<br />

5.3.2.4 Metropolitan-gebouw 51<br />

5.3.3 Analyse 54<br />

5.4 Kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum 58


3 / 93<br />

5.4.1 Normen 58<br />

5.4.2 Bevindingen 60<br />

5.4.2.1 Inbouwpakket ‘smal’ La Guardia Plaza 60<br />

5.4.2.2 Inbouwpakket totaal La Guardia Plaza 60<br />

5.4.2.3 Inbouwpakket totaal gebouw B 61<br />

5.4.2.4 Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum 62<br />

5.4.3 Analyse 65<br />

5.5 Kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting) 67<br />

5.5.1 Normen 67<br />

5.5.2 Bevindingen 67<br />

5.5.2.1 Algemeen 67<br />

5.5.2.2 Kosten restaurantmeubilair 69<br />

5.5.2.3 Kosten audiovisuele middelen 70<br />

5.5.3 Analyse 73<br />

5.6 BTW-verrekening 74<br />

5.6.1 Normen 74<br />

5.6.2 Bevindingen 74<br />

5.6.3 Analyse 75<br />

6. Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur 2002 76<br />

6.1 Algemeen 76<br />

6.2 Normen 76<br />

6.3 Bevindingen & analyse 77<br />

7. Publiek beheer en UWV 80<br />

8. Het samenvattende deskundigenoordeel en de beantwoording van de<br />

onderzoeksvragen 83<br />

8.1 Algemeen 84<br />

8.2 De specifieke vragen 87<br />

8.3 Andere bevindingen 91<br />

Bijlagen:<br />

1. Onderzoeksopdracht W. <strong>Meijer</strong><br />

2. Wederhoor UWV (integrale weergave)<br />

3. Meetcertificaat en meet<strong>rapport</strong> gebouw B La Guardia Plaza<br />

4. Kostenspecificatie elfde en twaalfde verdieping en begane grond en eerste verdieping<br />

5. Vergelijking <strong>rapport</strong>ages<br />

6. Begrippenlijst


4 / 93<br />

Inleiding<br />

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is een samenvoeging van de vijf<br />

‘oude’ uitvoeringsinstellingen Cadans, GAK, GUO, USZO, SFB en <strong>het</strong> Landelijk Instituut<br />

Sociale Verzekeringen (Lisv). Vanaf 1 januari 2002 voert UWV de werknemersverzekeringen<br />

uit. Het hoofdkantoor staat aan de La Guardiaweg 68 te Amsterdam Sloterdijk en bestaat uit vier<br />

kantoortorens: A, B, C en D, alsmede paviljoen E.<br />

Op 29 mei 2003 besteedt <strong>het</strong> RTL-programma ‘Editie NL’ aandacht aan de huisvesting van de<br />

UWV-leiding in gebouw B. 1 Naar verluidt zou <strong>het</strong> pas opgeleverde pand, dat al gebruiksklaar<br />

zou zijn geweest, in opdracht van de Raad van Bestuur van UWV (hierna: Raad van Bestuur)<br />

zijn ‘gestript’ en opnieuw zijn ingericht, omdat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> voldeed aan de wensen van de<br />

bestuurders. Met name door de keuze van de materialen (marmer en kersenhout) zou deze<br />

exercitie circa 9 miljoen euro kosten.<br />

In de uitzending van <strong>het</strong> actualiteitenprogramma is te zien hoe een journalist wordt rondgeleid<br />

door werklieden die hem zowel sloopwerk als nog te plaatsen en te verwerken dure materialen<br />

tonen. In vervolguitzendingen zegt de journalist contact te hebben gezocht met de UWV-leiding,<br />

maar daar <strong>niet</strong> in geslaagd te zijn. Via woordvoerders werd meegedeeld dat er geen sprake zou<br />

zijn van buitensporig sloopwerk en luxe verfraaiingen. Een WOB-procedure om inzage te<br />

krijgen in de begroting van de verbouwing leverde voor de journalist <strong>niet</strong> <strong>het</strong> gewenste resultaat<br />

op.<br />

Naar aanleiding van deze uitzending worden door de Kamer vragen gesteld aan de Minister<br />

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die deze op 24 juni 2003 beantwoordt, mede op basis<br />

van twee brieven van de Raad van Bestuur. De vragenstellers zijn met dit antwoord <strong>niet</strong><br />

tevreden, waarna de bewindsman in <strong>het</strong> algemeen overleg van de Vaste Commissie voor Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid van 25 juni 2003 aankondigt vóór 1 oktober 2003 een onderzoek te<br />

laten verrichten naar de huisvestings- en inrichtingskosten voor <strong>het</strong> UWV-hoofdgebouw.<br />

Mede op grond van een onderzoek van de Rijksgebouwendienst en een project van zijn<br />

Ministerie en inlichtingen van UWV zelf, biedt de Minister de Kamer op 25 september 2003 een<br />

brief met bevindingen aan. Dit leidt tot nadere vragen vanuit de Kamer, waarop de Minister op<br />

grond van nadere inlichtingen van UWW op 31 oktober 2003 de Kamer een brief met<br />

bevindingen aanbiedt, waarin hij tevens aangeeft zijn oordeel over deze bevindingen te willen<br />

opschorten tot hij een deskundigenoordeel over de zaak heeft ingewonnen.<br />

De bewindsman geeft op 9 december 2003 de heer W. <strong>Meijer</strong> opdracht een<br />

deskundigenoordeel te geven over de juistheid en volledigheid van de huisvestingskosten en de<br />

<strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor. De Minister verzoekt ook<br />

de kosten van specifieke diensten over 2002 ten behoeve van de Raad van Bestuur in <strong>het</strong> oordeel<br />

te betrekken. Zie bijlage 1.<br />

1 In gebouw B zijn de Raad van Bestuur, de directies en stafafdelingen ondergebracht.


5 / 93<br />

Voor de uitvoering van <strong>het</strong> onderzoek is in belangrijke mate gebruik gemaakt van informatie<br />

die UWV-medewerkers hebben verstrekt; hoewel daartoe geen formele toezegging is gedaan, is<br />

<strong>het</strong> van belang hen te vrijwaren voor de mogelijke arbeidsrechtelijke gevolgen die voortvloeien<br />

uit hun medewerking aan <strong>het</strong> onderzoek.<br />

Het feitenonderzoek is uitgevoerd met ondersteuning van accountants en adviseurs van<br />

Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies, waarbij vooraf is vastgesteld dat de<br />

betrokken deskundigen geen persoonlijke of zakelijke banden hebben met UWV of met <strong>het</strong><br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: <strong>het</strong> Ministerie).<br />

De opbouw van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> is als volgt. In hoofdstuk 1 zijn de onderzoeksvragen<br />

geformuleerd, hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de onderzoeksaanpak en hoofdstuk 3 geeft<br />

zicht op de reikwijdte van <strong>het</strong> deskundigenoordeel. Hoofdstuk 4 bevat de noodzakelijke<br />

achtergrondinformatie, hoofdstuk 5 gaat in op de bevindingen. In hoofdstuk 6 worden de<br />

specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur behandeld. Hoofdstuk 7 is gewijd aan<br />

<strong>het</strong> onderwerp publiek beheer en hoofdstuk 8 bevat de confrontatie van de bevindingen aan de<br />

gestelde onderzoeksvragen. Het <strong>rapport</strong> bevat ten slotte een aantal bijlagen en een begrippenlijst.<br />

Het onderzoek is afgesloten op 11 februari 2004.


6 / 93<br />

1. Opdracht en onderzoeksvragen<br />

Op 27 november 2003 vroeg de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een<br />

deskundigenoordeel over de volledigheid en de juistheid van de huisvestingskosten en de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />

inrichtingskosten als onderdeel van de totale uitvoeringskosten van UWV. In<br />

<strong>het</strong> deskundigenoordeel zouden ook de kosten van specifieke diensten ten behoeve van de Raad<br />

van Bestuur betrokken moeten worden. De opdrachtverlening is gedateerd 9 december 2003 (zie<br />

bijlage).<br />

De bewindsman verzocht tevens de betrokken cijfers over de investeringen van UWV te<br />

(laten) beoordelen en eventuele afwijkingen ten opzichte van eerdere <strong>rapport</strong>ages aan de Kamer<br />

te verklaren. Voorts moesten de cijfers alle uitgaven omvatten die UWV in verband met<br />

huisvestingsinvesteringen voor <strong>het</strong> nieuwe hoofdkantoor had gedaan. Ook moest worden<br />

vastgesteld of deze uitgaven aan de juiste kostenposten en gebouwelementen waren toebedeeld.<br />

Verder zijn desgevraagd de volgende aspecten in <strong>het</strong> onderzoek betrokken:<br />

1. de BTW-kwestie en de vergelijkbaarheid hiervan met andere instanties;<br />

2. <strong>het</strong> toeschrijven van inrichtingskosten aan andere onderdelen;<br />

3. de kosten voor <strong>het</strong> restaurant;<br />

4. de kosten voor audiovisuele middelen;<br />

5. de toedeling van de ‘boardroom’ op de 12 e etage;<br />

6. de effectiviteit van <strong>het</strong> ruimtegebruik in <strong>het</strong> gebouw;<br />

7. de componenten waaruit de huur van <strong>het</strong> Metropolitan-gebouw (241 euro per vierkante<br />

meter) is opgebouwd, de vraag of deze huur dezelfde is als door Lisv werd betaald en de<br />

vraag of UWV ook indirect eigenaar is van dit gebouw;<br />

8. de kosten van specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur (brief aan de<br />

Tweede Kamer van 14 november 2003; W&I/SIU/2003/87691).


7 / 93<br />

2. Aanpak onderzoek en verrichte werkzaamheden<br />

Het feitenonderzoek is uitgevoerd door Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies.<br />

Behalve forensisch accountants hebben aan dit onderzoek ook onderzoekers van Deloitte met<br />

kennis en ervaring in de bouwsector deelgenomen. Het onderzoek kende drie fasen, te weten:<br />

1. inventarisatie en dossieranalyse;<br />

2. veldonderzoek;<br />

3. <strong>rapport</strong>age en afronding.<br />

Fase 1: inventarisatie en dossieranalyse<br />

De eerste fase van <strong>het</strong> onderzoek richtte zich op <strong>het</strong> vergaren en analyseren van gegevens om te<br />

komen tot een nadere duiding en afbakening van de probleemstelling. Hiertoe zijn gesprekken en<br />

interviews gehouden met leden van de Tweede Kamer, medewerkers van <strong>het</strong> Ministerie, de Raad<br />

van Bestuur, de directeur van de accountantsdienst van UWV en anderen binnen en buiten de<br />

UWV-organisatie. In deze eerste fase hebben de onderzoekers de gegevens, bescheiden en<br />

dossiers verzameld waarover deze organisaties beschikten en hebben zij kennis genomen van de<br />

dossiers uit eerdere onderzoeken. Verder zijn UWV-medewerkers via een communiqué dat is<br />

gepubliceerd via <strong>het</strong> UWV-intranet, uitgenodigd de eventueel bij hen aanwezige informatie<br />

inzake de huisvesting van UWV te melden. Daartoe zijn in de periode van 9 december 2003 tot<br />

en met 5 januari 2004 een postbus en een e-mailbox opengesteld voor UWV-medewerkers. Dit<br />

heeft geen reacties opgeleverd. Wel hebben diverse personen, zogenoemde ‘informanten’ van<br />

zowel binnen als buiten UWV, op andere wijze gereageerd. Ook is gesproken met een journalist<br />

van één van de RTL-nieuwsrubrieken.<br />

In fase 1 is kennis genomen van de inhoud van een notitie van <strong>het</strong> Onderzoeks- en<br />

Verificatiebureau van de Tweede Kamer over <strong>het</strong> onderzoek naar de UWV-huisvestingskosten.<br />

Er is een zogenaamde ‘waarneming ter plaatse’ uitgevoerd in gebouw B van <strong>het</strong> UWVhoofdkantoor.<br />

In fase 2 zijn meerdere bezoeken afgelegd.<br />

Vervolgens zijn de werkzaamheden en bevindingen van de UWV-accountantsdienst<br />

geanalyseerd, alsmede de resultaten en uitkomsten van de onderzoeken die Ernst & Young in<br />

opdracht van UWV naar de huisvestingskosten heeft uitgevoerd. Ook is kennis genomen van de<br />

onderzoeks<strong>rapport</strong>age van de Accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie. Voorts heeft de<br />

Accountantsdienst enkele documenten uit <strong>het</strong> onderzoeksdossier dat de dienst had aangelegd, ter<br />

beschikking gesteld.<br />

Fase 1 omvatte ook de opstelling van <strong>het</strong> toetsingskader, bestaande uit een overzicht van<br />

vigerend beleid en interne regelgeving.<br />

Fase 2: veldonderzoek<br />

In fase 2 is een financieel-administratief onderzoek uitgevoerd. Daartoe zijn dossiers ingezien<br />

van de verhuurder-projectontwikkelaar (G&S Vastgoed), de Rijksgebouwendienst en <strong>het</strong><br />

Ministerie. Makelaar Van Gool & Partners heeft enkele documenten ter beschikking gesteld uit<br />

<strong>het</strong> dossier dat dit kantoor heeft aangelegd.


8 / 93<br />

Een groot aantal interviews (“hoor”) is gehouden met medewerkers van UWV, <strong>het</strong> Ministerie, de<br />

Rijksgebouwendienst, adviesbureau Twynstra Gudde en van externe partijen als G&S Vastgoed<br />

en makelaar Van Gool & Partners. Daarnaast is gesproken met makelaar Jones Lang LaSalle.<br />

Vertegenwoordigers van deze organisaties is gevraagd de bevindingen betreffende <strong>het</strong><br />

financieel-administratief onderzoek toe te lichten en te verduidelijken. Ook met twee leden van<br />

de Raad van Bestuur zijn interviews gehouden.<br />

Fase 3: <strong>rapport</strong>age en afronding<br />

In fase 3 is op basis van <strong>het</strong> feitenonderzoek een <strong>rapport</strong>age opgesteld na <strong>het</strong> gebruikelijke<br />

wederhoor.<br />

Van alle interviews is een verslag gemaakt dat is voorgelegd aan de geïnterviewden met <strong>het</strong><br />

verzoek <strong>het</strong> voor akkoord te tekenen. Op basis van <strong>het</strong> feitenonderzoek en de interviews is een<br />

concept<strong>rapport</strong>age opgesteld. Op 28 januari 2003 is een concept<strong>rapport</strong>age voor wederhoor<br />

overgelegd aan de Raad van Bestuur. Over <strong>het</strong> concept<strong>rapport</strong> heeft overleg plaats<strong>gevonden</strong>,<br />

waarna de Raad van Bestuur op 5 februari 2003 een schriftelijke wederhoorreactie heeft<br />

opgesteld. Het wederhoor is bij de desbetreffende passages (samenvattend) verwerkt in <strong>het</strong><br />

<strong>rapport</strong> en is integraal opgenomen als bijlage 2.


9 / 93<br />

3. Reikwijdte onderzoek<br />

Ten aanzien van de reikwijdte van <strong>het</strong> deskundigenoordeel gelden de volgende beperkingen.<br />

De onderzoekers hebben getracht in de beperkt beschikbare tijd – vanaf de opdrachtaanvaarding<br />

tot de opmaak van de definitieve tekst – alle relevante beschikbare (administratieve) gegevens en<br />

bescheiden te verzamelen. Volledige zekerheid dat alle beschikbare gegevens ook werkelijk zijn<br />

verzameld, is <strong>niet</strong> te geven. Alle bezochte organisaties en/of geïnterviewden is gevraagd een<br />

zoge<strong>het</strong>en ‘volledigheidsverklaring’ af te leggen, waarin onder meer is opgenomen dat<br />

betrokkene verklaart naar eer en geweten alle gegevens en informatie te hebben verstrekt die<br />

voor de beantwoording van de voorgelegde vragen benodigd zijn, dan wel in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

onderzoek van belang zouden kunnen zijn.<br />

Het onderzoek richtte zich primair op (de kosten van) gebouw B van <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor<br />

La Guardia Plaza. De leden van de Raad van Bestuur zijn aangemerkt als betrokkenen. Hun<br />

handelen als verantwoordelijke bestuurders inzake de huur, verbouwing en inrichting van dit<br />

gebouw, alsmede als afnemers van de ‘specifieke diensten’ waarvan in de onderzoeksopdracht<br />

wordt gesproken, is object van onderzoek.<br />

Het onderzoek strekte zich uit over de periode van verwerving (door middel van huur) van<br />

gebouw B tot en met 31 december 2003. Het onderzoek naar de specifieke diensten ten behoeve<br />

van de Raad van Bestuur heeft zich gericht op 2002.<br />

Het onderzoek was <strong>niet</strong> gericht op de gehele administratie van UWV, maar op de<br />

(project)administratie van gebouw B. Het feit dat <strong>het</strong> project tot op heden nog <strong>niet</strong> is afgesloten<br />

en er nog altijd verplichtingen worden aangegaan, zoals voor de aanschaf van meubilair,<br />

impliceert dat er nog geen volledig beeld van alle kosten kan worden gegeven.<br />

Toetsingskader<br />

Er is een toetsingskader gehanteerd ten aanzien van de volledigheid en juistheid van de<br />

huisvestings- en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van UWV, dat is samengesteld uit<br />

interne en externe regels.<br />

Voor <strong>het</strong> onderzoek is, voorzover beschikbaar, de volgende documentatie betreffende de interne<br />

regels opgevraagd:<br />

• <strong>het</strong> ‘Masterplan Huisvestingsoperatie UWV d.d. 13 maart 2003’;<br />

• <strong>het</strong> ‘programma van eisen’;<br />

• <strong>het</strong> ‘inrichtingshandboek’.<br />

In <strong>het</strong> masterplan is <strong>het</strong> scenario uitgewerkt waarin <strong>het</strong> aantal UWV-locaties wordt teruggebracht<br />

van 171 naar 29 en de jaarlasten voor de huisvesting worden teruggebracht van 205,5 miljoen<br />

euro tot 173,9 miljoen euro in 2008. Dit masterplan is op 17 maart 2003 goedgekeurd door de


10 / 93<br />

Raad van Bestuur. 2 Het bevat de financiële kaders, de uitgangspunten voor (onder meer) de<br />

vestigingslocaties, de gebouwen en inrichting, alsmede de normen voor de huur, <strong>het</strong><br />

ruimtegebruik per medewerker, de normen voor de investeringen (casco, inbouwpakket en<br />

inrichting). 3 Het masterplan is goedgekeurd, nadat de kantoortorens van La Guardia Plaza al<br />

waren gehuurd en <strong>het</strong> verbouwings- en inrichtingsproces reeds vergevorderd was. Het<br />

masterplan leent zich voor La Guardia Plaza derhalve alleen als toetsingskader voor controle<br />

achteraf voor gebouw B. 4<br />

In een programma van eisen is gedefinieerd welke eisen UWV aan een gebouw stelt. Het<br />

programma bevat onder andere de volgende onderdelen:<br />

• ruimtenormering (soorten ruimten, aantal en oppervlakte);<br />

• functionele eisen en relaties tussen ruimten;<br />

• technische uitgangspunten (kwaliteitseisen voor bouwkundige en installatietechnische<br />

elementen).<br />

Omdat <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor een huurobject is, heeft <strong>het</strong> programma van eisen uitsluitend<br />

betrekking op <strong>het</strong> inbouwpakket. Het programma bepaalt welke aanpassingen aan <strong>het</strong> casco<br />

noodzakelijk zijn om <strong>het</strong> gebouw ‘gebruikersspecifiek’ te maken en legt <strong>het</strong> kwaliteitsniveau van<br />

<strong>het</strong> inbouwpakket vast.<br />

Nadat <strong>het</strong> complex per 1 juli 2002 was gehuurd, heeft de Raad van Bestuur de prioriteit<br />

gelegd bij een spoedige ingebruikneming van gebouw B per 1 januari 2003. Het projectplan dat<br />

de UWV-stuurgroep Huisvesting 5 in september 2002 had goedgekeurd, ging ervan uit dat<br />

gebouw B zou worden ingericht conform <strong>het</strong> programma van eisen dat gold voor <strong>het</strong> reeds eerder<br />

ingerichte gebouw A, met uitzondering van de begane grond en de eerste, elfde en twaalfde<br />

verdieping (<strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum en de ontvangstruimte). Voor deze bouwlagen<br />

schakelde de Raad van Bestuur de Britse architect Skidmore Owings & Merril (SOM) in, die ook<br />

<strong>het</strong> complex La Guardia Plaza heeft ontworpen. Voor deze verbouwing heeft de Raad van<br />

Bestuur geen programma van eisen vastgesteld, waardoor een intern toetsingskader ontbreekt.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt overigens dat <strong>het</strong> programma van eisen voor gebouw A <strong>niet</strong> volledig<br />

is uitgewerkt. Het geeft voor toren A uitsluitend algemene technische uitgangspunten. Op grond<br />

daarvan kan worden geconcludeerd dat <strong>het</strong> toetsingskader op deze onderdelen beperkt is.<br />

2 Het masterplan is op 19 november 2003 als concept aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie met de mededeling dat in<br />

januari 2004 een definitief masterplan wordt aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie.<br />

3 Onder <strong>het</strong> casco van gebouwen wordt verstaan: de fundering, bovenbouw, gevels en gebouwinstallaties. Onder<br />

inbouwpakket wordt verstaan: <strong>het</strong> geheel van scheidingswanden, vloerafwerking, gebruikersinstallaties en<br />

dergelijke.<br />

4 Een complicerende bijkomstigheid is dat de gegevens in <strong>het</strong> masterplan <strong>niet</strong> zijn onderscheiden naar<br />

hoofdkantoor en willekeurige vestiging in de regio.<br />

5 De stuurgroep Huisvesting is tot maart 2003 <strong>het</strong> beslissingsbevoegde orgaan binnen de projectorganisatie voor<br />

<strong>het</strong> project La Guardia Plaza. Zie verder paragraaf 5.1.7 voor een beschrijving van de projectorganisatie.


11 / 93<br />

Het inrichtingshandboek heeft eenzelfde functie als een programma van eisen, zij <strong>het</strong> dat <strong>het</strong><br />

betrekking heeft op de losse inrichting (meubilair). In <strong>het</strong> inrichtingshandboek is vastgelegd aan<br />

welke eisen (functioneel en kwalitatief) de losse inrichting moet voldoen, afhankelijk van de<br />

diverse functies, processen en activiteiten binnen de organisatie (werkplekken, vergaderruimten,<br />

restaurant en wat dies meer zij).<br />

Opgemerkt zij dat UWV voor <strong>het</strong> onderhavige complex geen inrichtingshandboek beschikbaar<br />

had zodat deze <strong>niet</strong> als interne norm kan worden gehanteerd.<br />

Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn de volgende externe regels van belang:<br />

• de huurovereenkomst en <strong>het</strong> huurrecht;<br />

• kengetallen;<br />

• NEN-norm 2580;<br />

• Wet op de omzetbelasting 1968.<br />

In de huurovereenkomst en met <strong>het</strong> huurrecht zijn de rechten en verplichtingen van de huurder en<br />

verhuurder geregeld. Het contract (voor de gebouwen B tot en met E) is op 17 juni 2002 gesloten<br />

en is volgens UWV op 9 december 2002 aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie. De huurovereenkomst<br />

is op 8 januari 2003 door <strong>het</strong> Ministerie goedgekeurd.<br />

Kengetallen zijn ervaringscijfers die uitdrukking geven aan kosten of opbrengsten per eenheid.<br />

Kengetallen komen tot stand op basis van historische gegevens (in de eigen organisatie) of op<br />

basis van marktconforme gegevens (afkomstig van en met betrekking tot andere, gelijksoortige<br />

organisaties). Het kengetal bestaat uit een gemiddelde over een aantal voorliggende perioden of<br />

uit een gemiddelde van een aantal vergelijkbare organisaties.<br />

Via benchmarking (vergelijking met andere organisaties) kan de prestatie van een organisatie<br />

of object (bijvoorbeeld een gebouw) worden afgezet tegen wat in de markt gebruikelijk is,<br />

waardoor een indicatie ontstaat van <strong>het</strong> desbetreffende prestatieniveau. Het is daarbij zaak dat de<br />

uitgangspunten voor de objecten die in de ijking betrokken moeten worden, met elkaar te<br />

vergelijken zijn (wat omvang, functie, proces en dergelijke betreft) en dat de<br />

onderzoeksgegevens goed gedefinieerd zijn en eenduidig zijn toegepast.<br />

De NEN 2580 bevat termen, definities en bepalingsmethoden voor oppervlakten van terreinen<br />

die bestemd zijn voor gebouwen en voor vloeroppervlakten en inhoud van gebouwen of delen<br />

ervan. De NEN 2580 geeft aan wat wordt verstaan onder ‘brutovloeroppervlak (bvo)’ of<br />

‘verhuurbaar vloeroppervlak (vvo)’ en hoe deze begrippen moeten worden bepaald dan wel<br />

gemeten. 6 Voor de goede orde: de NEN 2580 geeft geen ‘normen’ voor bijvoorbeeld<br />

6 Onder bvo wordt verstaan: <strong>het</strong> totale oppervlak van <strong>het</strong> gebouw. Onder vvo wordt verstaan: <strong>het</strong> voor gebruik<br />

beschikbare oppervlak. Deze begrippen worden hierna verder toegelicht.


12 / 93<br />

ruimtegebruik (zoals <strong>het</strong> aantal vierkante meters brutovloeroppervlak per medewerker). De norm<br />

is van belang om uniforme oppervlakte- en inhoudsgegevens te kunnen hanteren.<br />

De Wet op de omzetbelasting 1968 is van belang om te toetsen of de BTW op de juiste wijze in<br />

de <strong>rapport</strong>ages is verwerkt.<br />

Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn de volgende toetsingscriteria gehanteerd:<br />

• rechtmatigheid: zijn de uitgaven verricht in overeenstemming met de geldende (interne en<br />

externe) bepalingen en regels? Hier kunnen interne regels, zoals procedures of begrotingen,<br />

en externe regels, zoals wet- en regelgeving, worden onderscheiden;<br />

• doelmatigheid: zijn de kosten van een proces zo doelmatig (efficiënt) mogelijk gemaakt;<br />

anders geformuleerd: zijn de doelstellingen tegen minimale kosten bereikt?<br />

• functionaliteit: wat is de materiële betekenis van de uitgave? Is de uitgave in die omvang<br />

noodzakelijk voor de bedrijfsuitoefening?


13 / 93<br />

4. Achtergrondinformatie<br />

Om een duidelijk beeld te sc<strong>het</strong>sen van wat aanleiding is geweest van <strong>het</strong> onderhavige<br />

onderzoek, bevat dit hoofdstuk een beschrijving van <strong>het</strong> UWV-huisvestingsbeleid in <strong>het</strong><br />

algemeen en dat ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor in <strong>het</strong> bijzonder (4.1). In 4.2 is een<br />

samenvatting gegeven van de Kamervragen en in 4.3 van de eerdere onderzoeken en conclusies.<br />

4.1 Het huisvestingsbeleid van UWV<br />

Als uitgangspunt voor de uitwerking van <strong>het</strong> UWV-huisvestingsbeleid wordt onder meer gesteld<br />

dat de Raad van Bestuur, centrale directies en (ondersteunende staven) op korte termijn bij elkaar<br />

op één locatie worden gehuisvest. Vanaf begin 2001 is <strong>het</strong> huisvestingsproces voor <strong>het</strong><br />

hoofdkantoor gestart. Hierna is de tijdlijn weergegeven vanaf 2001 tot en met de ingebruikname<br />

van La Guardia Plaza in oktober 2003.<br />

1-4-01 / 30-6-01<br />

Onderzoek m.b.v. TG naar<br />

vestigingsplaats hoofdkantoor<br />

15-6-01<br />

Aanhuur gebouw A<br />

door vm. SFB<br />

10-7-01<br />

Concept<strong>rapport</strong> TG:<br />

Amsterdam meest gerede<br />

vestigingsplaats<br />

26-4-02<br />

Overeenstemming over aanhuur<br />

gebouwen B, C, D en E<br />

ten kantore van Van Gool<br />

1-1-02 / 26-4-02<br />

Eerste gesprekken<br />

(tot 25/3) en<br />

onderhandelingen<br />

met G&S Vastgoed<br />

18-3-02<br />

RvB UWV kiest voor LGP<br />

als hoofdkantoor op basis van <strong>rapport</strong><br />

‘Analyse huisvesting UWV Amsterdam’<br />

1-5-02<br />

Opdracht aan architectenbureau<br />

SOM voor interieurontwerp<br />

11 e /12 e verdieping<br />

1-7-02<br />

Start G&S met<br />

bouw op basis<br />

van ontwerp VMP<br />

2002 2003<br />

1-5-02<br />

Oprichting projectorganisatie<br />

inrichting / inbouwpakket<br />

1-7-02<br />

Oplevering gebouw B<br />

17-6-02 door G&S conform<br />

Ondertekening huurcontract huurovereenkomst<br />

gebouw B, C, D en E<br />

18-9-02<br />

Besluitvorming door<br />

Stuurgroep Huisvesting<br />

over ontwerp SOM voor<br />

11 e /12 e verdieping en<br />

begane grond<br />

1-9-02<br />

Ontwerp SOM voor<br />

11 e /12 e verdieping en<br />

begane grond gereed<br />

9-12-02<br />

Stuurgroep Huisvesting besluit<br />

restaurant in gebouw B op<br />

de 2 e verdieping te plaatsen<br />

1-3-03<br />

Plv. vz. RvB UWV krijgt huisvesting<br />

in zijn portefeuille; programma<br />

wordt ingrijpend veranderd<br />

8-1-03<br />

Goedkeuring huurcontract<br />

door Ministerie SZW<br />

1-10-03<br />

Ingebruikneming gebouw B<br />

door RvB, directies<br />

en werknemers<br />

In opdracht van de Veranderorganisatie SUWI is in de periode april tot en met juli 2001 met<br />

behulp van adviesbureau Twynstra Gudde onderzoek gedaan naar de vestigingsplaats voor <strong>het</strong>


14 / 93<br />

hoofdkantoor. 7 In een <strong>rapport</strong>age van 10 juli 2001 (status concept) wordt geconcludeerd dat<br />

Amsterdam de meest gerede vestigingsplaats is voor <strong>het</strong> hoofdkantoor. Begin 2002 wordt een<br />

locatiestudie uitgevoerd naar de mogelijkheden in Amsterdam. De resultaten hiervan worden<br />

vastgelegd in de <strong>rapport</strong>age ‘Analyse huisvesting UWV Amsterdam’ van 18 maart 2002.<br />

Gekozen wordt voor La Guardia Plaza (Amsterdam Sloterdijk) vanwege <strong>het</strong> feit dat:<br />

• de locatie goed te bereiken is in verband met de ligging aan <strong>het</strong> NS-station Sloterdijk;<br />

• <strong>het</strong> complex vier gebouwen (en een paviljoen) omvat die daardoor gemakkelijk afzonderlijk<br />

kunnen worden afgestoten indien de organisatie, zoals wordt voorzien, moet inkrimpen;<br />

• <strong>het</strong> Sociaal Fonds Bouwnijverheid (een der UWV-fusieonderdelen) gebouw A reeds heeft<br />

gehuurd om zijn medewerkers te huisvesten die voor 1 januari 2003 hun pand moesten<br />

verlaten. 8<br />

De UWV-afdeling Facilitair & Inkoop krijgt de opdracht de onderhandelingen te starten. 9 Van<br />

januari tot en met maart 2002 worden de eerste gesprekken gevoerd met de verhuurder, tevens<br />

ontwikkelaar, G&S Vastgoed. Deze vraagt circa 175 euro per vierkante meter verhuurbaar<br />

vloeroppervlak, exclusief BTW, parkeren en servicekosten (huurvoorstel van makelaar Van Gool<br />

& Partners, januari 2002, die optreedt namens G&S Vastgoed).<br />

Vanaf medio maart 2002 worden onderhandelingen gevoerd met G&S Vastgoed en eind april<br />

2002 neemt de Raad van Bestuur op basis van <strong>het</strong> onderhandelingsresultaat <strong>het</strong> besluit La<br />

Guardia Plaza te huren. Namens UWV treedt Jones Lang LaSalle op als makelaar. Op 26 april<br />

2002 vindt een bespreking plaats ten kantore van UWV, waarin overeenstemming wordt bereikt<br />

over de huur van gebouwen B, C, D en E. Op 17 juni 2002 wordt <strong>het</strong> huurcontract ondertekend.<br />

In totaal is dan 62.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak gehuurd. Hierin zit circa<br />

13.000 vierkante meter voor gebouw A. Gebouw A en B zijn ‘casco’ opgeleverd in 2002;<br />

gebouw C en D worden opgeleverd in 2003 en 2004. In de gebouwen zullen circa 2400<br />

werknemers worden gehuisvest.<br />

De verplichtingen van UWV (volgens de huurovereenkomst) voor gebouw B zijn in hoofdlijnen:<br />

• de overeengekomen huur voor <strong>het</strong> kantoorgedeelte bedraagt 170 euro per vierkante meter<br />

verhuurbaar vloeroppervlak exclusief BTW (art. 4.2);<br />

7 Het onderzoek heeft zich gericht op een gezamenlijk hoofdkantoor voor UWV en CWI. Vanaf eind 2001 streeft<br />

UWV naar één hoofdkantoorlocatie voor bestuur, directie en staven.<br />

8 SFB, één der rechtsvoorgangers van UWV, heeft gebouw A op 15 juni 2001 voor voormalig SFB-werknemers<br />

aangehuurd. G&S Vastgoed was van plan gebouw B te verhuren aan MWB Business Exchange, aanbieder van<br />

flexibele kantoorruimten, maar dit bedrijf haakt eind 2001/begin 2002 af, waarna UWV <strong>het</strong> gehele complex<br />

aanhuurt.<br />

9 Op 1 december 2003 zijn de afdeling Facilitair Bedrijf en de afdeling Concern Inkoop samengevoegd. De<br />

voormalig directeur Concern Inkoop is op dat moment directeur van de afdeling Facilitair & Inkoop geworden.<br />

De desbetreffende functie wordt in dit <strong>rapport</strong> consequent aangeduid met directeur Facilitair & Inkoop. De<br />

onderhandelingen zijn ook gevoerd door de voormalig manager Inkoop Vastgoed. Zie later.


15 / 93<br />

• er kan <strong>niet</strong> worden geopteerd voor een verhuur die met omzetbelasting is belast. De BTW<br />

over de stichtingskosten van <strong>het</strong> gebouw B die <strong>niet</strong> door de eigenaar te verrekenen is,<br />

bedraagt: 4.381.713,62 euro (art. 5.1 en 5.3);<br />

• <strong>het</strong> opleveringsniveau (van G&S Vastgoed aan UWV) is overeenkomstig de technische<br />

omschrijving die aan de huurovereenkomst is gehecht: kantoor II, La Guardia Plaza, d.d. 12<br />

juni 2001, alsmede de als bijlage bij <strong>het</strong> huurcontract gevoegde tekeningen;<br />

• G&S Vastgoed zal <strong>het</strong> gehele inrichtingspakket van de huurder realiseren. UWV zal<br />

daarvoor een coördinatievergoeding van 3% over de kale aanneemsom 10 per opdracht<br />

verstrekken – deze is exclusief 6% algemene kosten en exclusief 3% winst en risico –<br />

alsmede de verschuldigde bouwplaatskosten (art. 9.4);<br />

• G&S Vastgoed verstrekt UWV een ‘stelpost inbouw’ ter grootte van 136 euro per vierkante<br />

meter verhuurbaar vloeroppervlak kantoorruimte, al dan <strong>niet</strong> te vermeerderen met BTW (art.<br />

9.5);<br />

• G&S Vastgoed verleent UWV een huurvrije periode van 1 juli 2002 tot en met 15 september<br />

2002.<br />

Oplevering<br />

G&S Vastgoed heeft <strong>het</strong> complex La Guardia Plaza te Amsterdam Sloterdijk ontwikkeld en<br />

verkocht aan Beleggingsconsortium Sloterdijk CV, waarin <strong>het</strong> Spoorwegpensioenfonds,<br />

Achmea, KPN/TNT en Generali participeren. Het complex bestaat uit vier kantoorgebouwen (A<br />

tot en met D) en een paviljoen in <strong>het</strong> binnengebied. Dit kan als opleidingencentrum dienst doen.<br />

Onder <strong>het</strong> complex ligt een eenlaagse parkeergarage, die in verbinding staat met de vier<br />

gebouwen.<br />

10 Kale aanneemsom: de directe bouwkosten van de aannemer voor uurloon, materiaal en materieel.


16 / 93<br />

Foto: gebouwen La Guardia Plaza te Amsterdam<br />

Gebouw B<br />

Gebouw B is in juli 2002 opgeleverd 11 overeenkomstig de aan de huurovereenkomst gehechte<br />

technische omschrijving en tekeningen. Uit onderzoek blijkt dat G&S Vastgoed <strong>het</strong> gebouw<br />

heeft gerealiseerd volgens haar bestek, technische omschrijving en tekeningen. Er waren<br />

voorshands geen aanpassingen aangebracht die <strong>het</strong> gevolg zijn van eisen van de beoogde huurder<br />

MWB.<br />

Technische omschrijving en tekeningen gebouw B<br />

Onderzoek naar de technische omschrijving en de tekeningen betreffende gebouw B leert dat:<br />

• <strong>het</strong> gebouw veertien bouwlagen heeft die, met uitzondering van de lagen -1, begane grond en<br />

de eerste en twaalfde verdieping, een nagenoeg zelfde indeling kennen;<br />

• op de -1-laag zich de entree vanuit de parkeergarage bevindt alsmede de archiefruimte;<br />

• <strong>het</strong> gebouw twee kernen kent, de ene is voorzien van een noodtrappenhuis en de andere van<br />

liften, sanitaire ruimten en een tweede noodtrappenhuis.<br />

Voordat <strong>het</strong> gebouw werd aangepast, was <strong>het</strong> gebouw als volgt opgeleverd:<br />

• op de begane grond kon <strong>het</strong> gebouw worden betreden via een tourniquet op de kop van <strong>het</strong><br />

gebouw naar de ontvangsthal;<br />

• tussen de begane grond en de eerste verdieping lag een vide van circa vijf meter breed.<br />

Daarin stond een open trap waarmee de eerste verdieping vanaf de begane grond te bereiken<br />

11 Het gebouw is door de verhuurder ‘casco-plus’ aan UWV opgeleverd. Daarover later meer.


17 / 93<br />

was. Het resterende deel van <strong>het</strong> vloerveld op de eerste verdieping (exclusief de vide) was<br />

bestemd voor kantoor;<br />

• op de twaalfde verdieping waren (voor ongeveer één derde van <strong>het</strong> oppervlak) de technische<br />

ruimten gelegen voor de gebouwinstallaties, de overige ruimte van de twaalfde verdieping<br />

was bestemd voor kantoor. De andere verdiepingen (twee tot en met elf) waren de standaardkantoorverdiepingen.<br />

Plattegrond standaard kantoorverdieping gebouw B, La Guardia Plaza te Amsterdam (4 e t/m 9 e verdieping)<br />

Opleveringsniveau<br />

Het opleveringsniveau is <strong>het</strong> best te omschrijven als ‘casco-plus’. In een ‘casco’ opgeleverd<br />

gebouw zijn op hoofdlijnen inbegrepen:<br />

• fundering, bovenbouw (hoofddraagconstructie, constructieve binnen- en buitenwanden,<br />

vloeren, daken, trappen), en gevels (zowel dicht als open);<br />

• de gebouwinstallaties: werktuigbouwkundige (voor klimaat, sanitair, afvoer),<br />

elektrotechnische (voor stroomvoorziening, verlichtingsinstallatie, beveiliging) en de<br />

liftinstallatie.<br />

In gebouw B heeft de verhuurder bovenop <strong>het</strong> ‘casco-niveau’ (als ‘plus’) ook opgeleverd:<br />

• een ‘verhoogde vloerconstructie’;<br />

• plafonds inclusief verlichtingsarmaturen.


18 / 93<br />

De overige onderdelen van <strong>het</strong> inbouwpakket, zoals vloerbedekking, scheidingswanden en<br />

gebruiksinstallaties waren <strong>niet</strong> bij de huur inbegrepen en kwamen derhalve voor rekening van de<br />

huurder. Deze onderdelen waren nog <strong>niet</strong> aangebracht ten tijde van de casco-oplevering.<br />

Het opleveringsniveau was als volgt:<br />

• de hal op de begane grond is voorzien van natuursteentegels, de plafonds waren uitgevoerd<br />

in beuken gefineerde panelen inclusief verlichting en ventilatieroosters;<br />

• de kantoren zijn voorzien van een verhoogde vloerconstructie, geschikt voor tapijt. In de<br />

vloerconstructie zijn de elektravoorzieningen aangebracht (één wandcontactdoos per 1,80<br />

meter gevellengte). De plafonds zijn uitgevoerd in uitneembare systeemplafonds inclusief<br />

verlichtingsarmaturen. De klimaatinstallatie is een zogenaamd ‘fancoilsysteem’<br />

(luchtbehandelinginstallatie voor ventilatie, verwarming en koeling, inblaas via roosters,<br />

afzuig via verlaagd plafond);<br />

• de vloer ter plaatse van de liftkern op de begane grond is voorzien van natuurstenen tegels.<br />

Op de verdiepingen is de vloer van de liftkern voorzien van een verhoogde vloer, geschikt<br />

om te worden belegd met projecttapijt (<strong>niet</strong> inbegrepen). De plafonds zijn voorzien van een<br />

uitneembaar systeemplafond en de wanden van stuc- of schilderwerk;<br />

• de toiletgroepen zijn voorzien van een natuurstenen vloerafwerking, de wanden van<br />

tegelwerk, de plafonds van een uitneembaar systeemplafond. De toiletgroepen werden<br />

opgeleverd met een sanitairinstallatie en een wastafelcombinatie met natuurstenen blad;<br />

• elke kantoorverdieping is voorzien van aansluitingen voor een pantry die <strong>niet</strong> bij de huur was<br />

inbegrepen.<br />

Van realisering inbouwpakket tot ingebruikneming<br />

In mei 2002 wordt een projectorganisatie opgezet om gebouw B gebruiksklaar te laten maken en<br />

te voorzien van <strong>het</strong> inbouwpakket en de inrichting. Er wordt een stuurgroep Huisvesting<br />

benoemd voor de algehele sturing van <strong>het</strong> project La Guardia Plaza, onder leiding van de<br />

voorzitter van de Raad van Bestuur. De Regio Facilitymanager Noord-West van UWV wordt<br />

aangesteld als intern projectleider en stelt een Projectplan op (versie 1.0 goedgekeurd op 18<br />

september 2002). Uitgangspunt is dat de Raad van Bestuur <strong>het</strong> gebouw per 1 januari 2003 zal<br />

betrekken. Om die strakke planning haalbaar te maken wordt in <strong>het</strong> projectplan voorgesteld:<br />

• dezelfde aanpak te hanteren die ook voor gebouw A is gehanteerd;<br />

• <strong>het</strong>zelfde programma van eisen en <strong>het</strong>zelfde kwaliteitsniveau toe te passen en<br />

• dezelfde externe projectleider en dezelfde architect Verweij Messnig en Partners (VMP) in te<br />

schakelen.<br />

Kwalitatief betekent dit dat deels met kantoortuinen zal worden gewerkt en deels met een<br />

traditionele kamerindeling. Uitgangspunt is dat de medewerkers van gebouw B gebruikmaken<br />

van <strong>het</strong> restaurant in gebouw A. De uitgebreide vergadervoorzieningen (behoudens de<br />

spreekkamers) zullen worden gerealiseerd in <strong>het</strong> nog te bouwen paviljoen (opleidingscentrum).


19 / 93<br />

De voorzitter van de Raad van Bestuur schakelt in mei 2002 architectenbureau Skidmore<br />

Owings & Merril (SOM) in, dat ook <strong>het</strong> gebouw heeft ontworpen. Dit bureau zal <strong>het</strong><br />

interieurontwerp maken voor de elfde en twaalfde verdieping, waar <strong>het</strong> bestuurscentrum zal<br />

worden gehuisvest. Architect VMP zal de overige verdiepingen ontwerpen.<br />

Eind juni 2002 blijkt dat UWV de voor <strong>het</strong> bouwproces van G&S Vastgoed benodigde<br />

gegevens <strong>niet</strong> tijdig kan leveren – mede vanwege vertraging van architect SOM voor <strong>het</strong> ontwerp<br />

van de elfde en twaalfde verdieping – waarna verhuurder G&S Vastgoed aangeeft dat de<br />

opleverdatum daardoor verschuift naar 1 april 2003, wat ook zal gebeuren.<br />

Op 10 juli 2002 wordt de eerste vergadering van <strong>het</strong> ontwerpteam gehouden op basis van de<br />

eerste ontwerptekeningen van architect SOM. In <strong>het</strong> verslag van deze vergadering zijn<br />

uitgangspunten voor de elfde en twaalfde verdieping opgenomen. Deze uitgangspunten zijn<br />

direct vertaald in een ontwerp. Een programma van eisen is <strong>niet</strong> aangetroffen.<br />

In september 2002 is <strong>het</strong> ontwerp voor de twee bovenste verdiepingen, alsmede voor de<br />

begane grond gereed en op 18 september beslist de stuurgroep Huisvesting daarover op basis van<br />

de beslisdocumenten 16 en 17. 12<br />

G&S Vastgoed is in juli 2002 al gestart met de werkzaamheden voorzover die <strong>het</strong> deel<br />

betreffen dat is uitgewerkt door architect VMP.<br />

Voor <strong>het</strong> ontwerp van de elfde en twaalfde verdieping en de begane grond moeten ingrijpende<br />

wijzigingen worden doorgevoerd. De belangrijkste zijn:<br />

• op de begane grond is de tourniquet (tegen <strong>het</strong> advies van de architect in) verplaatst van de<br />

kop van <strong>het</strong> gebouw naar de binnenzijde;<br />

• op de eerste verdieping is een vloerveld van circa 115 vierkante meter verwijderd om de vide<br />

te vergroten. De trap naar de eerste verdieping is verwijderd, de plafonds zijn aangepast en<br />

vernieuwd en de werktuigbouwkundige installaties zijn aangepast;<br />

• op de twaalfde verdieping is in <strong>het</strong> vloerveld in de betonvloer een trapgat uitgezaagd van<br />

ongeveer 25 vierkante meter en er is een stalen trap met glazen treden aangebracht, alsmede<br />

een lichtwand. Tevens is op de twee bovenste verdiepingen een uitgebreide<br />

keukenvoorziening aangebracht waarvoor de installaties zijn aangepast;<br />

• in de toiletgroepen op de elfde en twaalfde verdieping zijn de natuurstenen vloerafwerking en<br />

de tegelafwerking op de wanden verwijderd en voorzien van natuurstenen tegels (basalt),<br />

evenals bij de liftkernen. De wastafelcombinatie met natuurstenen blad is vervangen door een<br />

andere wastafelcombinatie en ook <strong>het</strong> bestaande sanitair is vervangen door een ander type<br />

sanitair;<br />

12 Een beslisdocument is een document dat volgens de projectprocedure van UWV wordt opgesteld door de<br />

projectgroep Huisvesting voor de stuurgroep Huisvesting, ten behoeve van <strong>het</strong> beslissingsproces. In deze<br />

documenten worden aan de stuurgroep Huisvesting beslissingen voorgelegd, voorzien van de daarmee gepaard<br />

gaande consequenties; bijvoorbeeld die ten aanzien van financiën of ten aanzien van de opleverdatum. In de<br />

verslagen van de stuurgroep Huisvesting is de besluitvorming naar aanleiding van de beslisdocumenten<br />

vastgelegd.


20 / 93<br />

• de plafonds van de elfde en twaalfde verdieping zijn vervangen en de werktuigbouwkundige<br />

en elektrotechnische installaties zijn aangepast. Er is een deels houten en deels natuurstenen<br />

vloerafwerking aangebracht, terwijl er deels tapijt is gelegd. De wanden zijn voor een deel<br />

voorzien van leemstucwerk.<br />

In de notulen van 9 december 2002 van de projectgroep Huisvesting staat dat de stuurgroep<br />

Huisvesting alsnog heeft besloten een restaurant in gebouw B onder te brengen op de tweede<br />

verdieping.<br />

Foto’s: hal begane grond met de vergrote vide (links) en trap 11 e en 12 e verdieping (rechts)<br />

In maart van 2003 wordt de structuur van de projectorganisatie gewijzigd: de<br />

plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Bestuur stuurt <strong>het</strong> project vanaf dat moment direct<br />

aan.<br />

In februari/maart 2003 wordt <strong>het</strong> programma voor gebouw B ingrijpend gewijzigd op<br />

uitgangspunten en ontwerp:<br />

• er worden andere (toekomstige) gebruikers ondergebracht in <strong>het</strong> gebouw B, dat geschikt was<br />

gemaakt voor 326 werknemers; uiteindelijk zullen er andere afdelingen worden<br />

ondergebracht (staf- en directieleden) met als gevolg dat er minder werkplekken beschikbaar<br />

zijn;<br />

• er komt een ander kantoorconcept: aanvankelijk zouden er deels kantoortuinen komen, echter<br />

besloten wordt dat er meer kamers moeten worden gerealiseerd, waardoor een deel van de<br />

reeds geplaatste binnenwanden moet worden verplaatst, er wanden moeten worden bijgezet<br />

en installaties moeten worden aangepast;


21 / 93<br />

• de kleurstelling wordt gewijzigd;<br />

• ook moet er een vergadercentrum in <strong>het</strong> gebouw komen op de derde verdieping.<br />

Hierdoor verschuift de opleverdatum naar september 2003. Uiteindelijk kan <strong>het</strong> gebouw op 1<br />

oktober 2003 in gebruik worden genomen door de Raad van Bestuur, directies en (staf-)<br />

medewerkers.<br />

4.2 Rol van de Tweede Kamer<br />

Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn leden van de Tweede Kamer geïnterviewd die zitting hebben in de<br />

Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hun opmerkingen hebben vooral<br />

betrekking op de kwaliteit van de uitvoering van gebouw B: is deze passend in relatie tot de<br />

doelstelling en functie van UWV? Zijn bij de keuze van materialen en de inrichting de verwachte<br />

soberheid en doelmatigheid nagestreefd ?<br />

Daarnaast kan de communicatie tussen de Tweede Kamer en de Minister en tussen de<br />

Minister en UWV <strong>niet</strong> optimaal worden genoemd waardoor verwarring, onduidelijkheden en<br />

wantrouwen bestaat bij de volksvertegenwoordigers aangaande de juistheid, betrouwbaarheid en<br />

volledigheid van de cijfers die UWV heeft aangeleverd om de Kamervragen te beantwoorden.<br />

Daar komt bij dat de Kamerleden <strong>het</strong> beeld hebben dat de inrichting, zoals die voor de vorige<br />

huurder was voorbereid, uit <strong>het</strong> pand is gesloopt ten behoeve van de nieuwe inrichting voor<br />

UWV. De vraag is of <strong>het</strong> UWV-bestuur hierbij de bovengrens van de referentie 13 die de<br />

Rijksgebouwendienst hanteert, heeft opgezocht én overschreden.<br />

De door UWV en Ministerie verstrekte informatie<br />

Na de Kamervragen van begin juni 2003 en de antwoorden van de Minister hierop eind juni<br />

2003, zijn er verschillende onderzoeken in opdracht van de Minister uitgevoerd naar dit<br />

onderwerp, waarvan de uitkomsten een groot aantal Kamerleden <strong>niet</strong> hebben kunnen overtuigen.<br />

Tot op heden heeft geen van deze onderzoeken de twijfels kunnen wegnemen. Veel Kamerleden<br />

hebben <strong>het</strong> gevoel dat de bewindsman onvolledig en daarmee onjuist door UWV is ingelicht. Zij<br />

zijn van mening dat UWV heeft getracht de uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages te beïnvloeden<br />

(cijfers te maskeren) door te antwoorden met gemiddelden, bruto-/nettoverhoudingen van<br />

oppervlakten aan te passen en kosten te verschuiven naar andere verdiepingen/afdelingen.<br />

Daarenboven hebben de Kamerleden <strong>het</strong> Onderzoeks- en Verificatiebureau gevraagd de<br />

onderzoekresultaten te verifiëren zoals deze door de Minister in september 2003 zijn aangereikt.<br />

Verder vragen de volksvertegenwoordigers zich af of de problematiek wellicht breder is dan de<br />

huisvestingsproblematiek.<br />

13 Hierover later meer.


22 / 93<br />

4.3 Correspondentie en <strong>rapport</strong>age<br />

Hierna is een tijdlijn opgenomen die weergeeft hoe UWV zich heeft verantwoord naar aanleiding<br />

van de nieuwsuitzending van RTL op 29 mei 2003. De tijdlijn begint op 3 juni 2003 en eindigt<br />

op <strong>het</strong> moment waarop <strong>het</strong> onderhavige onderzoek een aanvang nam:<br />

12-6<br />

Brief vz. RvB<br />

aan Minister<br />

29-5<br />

Uitzending RTL Editie NL<br />

3-6<br />

Kamervragen<br />

20-6<br />

Brief Rgd<br />

aan plv. vz. RvB<br />

29-5 9-12<br />

3-6<br />

Brief vz. RvB<br />

aan Minister<br />

25-6<br />

Algemeen Overleg<br />

cie. SZW<br />

3-7<br />

Ambtelijk Overleg<br />

SZW, UWV en Rgd<br />

23-7<br />

Verzoek SZW om<br />

medewerking UWV<br />

14-7<br />

PvA SZW onderzoek<br />

huisvestingskosten UWV<br />

1-9<br />

Ambtelijk overleg SZW<br />

en UWV inzake <strong>rapport</strong> 13-8<br />

13-8<br />

Rapport huisvestingskosten<br />

UWV door UWV<br />

25-9<br />

Rapport SZW, Rgd<br />

met bijlage van UWV<br />

3-10<br />

Notitie OVB<br />

<strong>rapport</strong> 25-9<br />

9-10<br />

AO cie. SZW<br />

7-10<br />

Memo's UWV: Toelichting<br />

verschillende versies <strong>rapport</strong><br />

12-11<br />

AO cie. SZW<br />

10-10<br />

Minister kondigt<br />

nader onderzoek aan<br />

17-11<br />

Brief Minister<br />

inzake declaraties<br />

7-11<br />

Controle E&Y<br />

26-11<br />

Rapportage<br />

Ernst & Young<br />

31-10<br />

31-10<br />

Brief Minister Rapport Nader onderzoek<br />

inzake BTW huisvesting UWV<br />

(door SZW/UWV incl. briefRgd)<br />

9-12<br />

Opdrachtbevestiging<br />

extern deskundige<br />

Hierna worden in chronologische volgorde de belangrijkste correspondentie en <strong>rapport</strong>en kort<br />

toegelicht. In bijlage 5 worden ze cijfermatig weergegeven.<br />

3 juni 2003<br />

Brief van de voorzitter van de Raad van Bestuur, gericht aan de Minister van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid en opgesteld naar aanleiding van de nieuwsuitzendingen van RTL.<br />

UWV informeert over de achtergronden van de totstandkoming van <strong>het</strong> hoofdkantoor. Enkele<br />

kengetallen worden verstrekt, zoals de huurprijs, de inrichtingsprijzen, de aanpassingen in <strong>het</strong><br />

gebouw. De brief besluit met de opmerking dat de UWV-huisvesting in overeenstemming is met<br />

datgene wat binnen <strong>het</strong> publieke domein gebruikelijk is.<br />

13 augustus 2003<br />

Rapportage UWV-huisvesting. UWV <strong>rapport</strong>eert op verzoek van <strong>het</strong> Ministerie over de<br />

huisvestingskosten. Dit <strong>rapport</strong> is de voorloper van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 en is te<br />

beschouwen als een eerste concept. In dit <strong>rapport</strong> beschrijft <strong>het</strong> orgaan <strong>het</strong> huisvestingsbeleid, de<br />

besluitvorming betreffende <strong>het</strong> hoofdkantoor (concentratie van hoofdkantoorfuncties, de keuze<br />

voor Amsterdam, de keuze voor La Guardia Plaza, de noodzaak van de verbouwing van La<br />

Guardia Plaza), alsmede de kosten van <strong>het</strong> gebouw (vergelijkbaarheid huurkosten en<br />

inrichtingskosten). Bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zijn twee bijlagen gevoegd:<br />

• Financiële gegevens Huisvestingskosten UWV; dit betreft een nadere detaillering van de<br />

huisvestingsgegevens en


23 / 93<br />

• een accountantsverklaring van de Accountantsdienst UWV gedateerd 12 augustus 2003. De<br />

Accountantsdienst concludeert dat de financiële informatie voldoet aan de daaraan te stellen<br />

eisen.<br />

25 september 2003<br />

Rapport projectgroep Ministerie en de Rijksgebouwendienst. Dit <strong>rapport</strong> bestaat uit een:<br />

• onderzoek naar de bevoegdheden en besluitvorming van <strong>het</strong> Ministerie in deze zaak;<br />

• analyse van de huisvestings- en inrichtingskosten van UWV en<br />

• een vergelijking van de kosten van UWV met die van andere publieke instellingen.<br />

Het <strong>rapport</strong> bevat een door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde ‘benchmark’ van <strong>het</strong><br />

hoofdkantoor en een nevenvestiging van UWV met de hoofdkantoren en nevenvestigingen van<br />

een aantal andere (semi-)overheidsorganen in <strong>het</strong> land. De selectie van de gekozen<br />

overheidsgebouwen is <strong>niet</strong> verder onderbouwd. De bevindingen van dit <strong>rapport</strong> zijn opgesteld in<br />

gemiddelden voor de gebouwen A, B, C en D, wat een oordeel over de huisvestingskosten voor<br />

gebouw B en de bestuursverdiepingen <strong>niet</strong> mogelijk maakt (dat was overigens op dat moment<br />

ook <strong>niet</strong> gevraagd). Als bijlage bij dit <strong>rapport</strong> bevindt zich de Rapportage Huisvestingskosten<br />

UWV van september 2003 versie 3.3 met de accountantsverklaring van de Accountantsdienst.<br />

De Minister heeft <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> met een begeleidende brief naar de Kamer gestuurd. De<br />

bewindsman constateert dat de kosten van de UWV-huisvesting zich bevinden op de <strong>het</strong> niveau<br />

van de reguliere referentiekwaliteit Rijkshuisvesting 14 van de Rijksgebouwendienst en dat de<br />

huisvestingskosten van UWV vergelijkbaar zijn met de andere onderzochte bestuursorganen.<br />

3 oktober 2003<br />

Notitie Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer. De bevindingen zijn<br />

vastgelegd in een vertrouwelijke notitie gedateerd 3 oktober 2003.<br />

29 oktober 2003<br />

Adviesbureau Twynstra Gudde geeft een <strong>rapport</strong>age met daarin een oordeel over <strong>het</strong> meubilair<br />

van de Raad van Bestuur en dat in de vergaderkamers, de audiovisuele middelen, <strong>het</strong> algemene<br />

kantoormeubilair, <strong>het</strong> restaurantmeubilair, de inrichting van de ontvangstruimten, alsmede de<br />

pc’s op de werkplek.<br />

30 oktober 2003<br />

Rapportage Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B, waarin UWV ingaat op de nadere<br />

vragen die zijn gesteld met betrekking tot gebouw B. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> worden de indeling van<br />

14 De Rijksgebouwendienst kent sinds de zogenaamde stelselwijziging in 1999 geen huisvestingsnorm meer.<br />

Wel heeft de dienst een interne referentie ontwikkeld, op basis waarvan bij <strong>het</strong> verwerven van huisvesting een<br />

beoordeling kan plaatsvinden op kosten en kwaliteit. Dit is de zogenaamde ‘reguliere (referentie) kwaliteit<br />

Rijkshuisvesing’.


24 / 93<br />

gebouw B, alsmede enkele kostenspecificaties toegelicht. Verder is er aandacht voor de BTWproblematiek<br />

(al dan <strong>niet</strong> aftrekbaar). Er zijn bijlagen ingevoegd met specificaties over<br />

inrichtingskosten met betrekking tot gebouw B, meubilair en audiovisuele middelen en<br />

aanpassingen van en in gebouw B. De <strong>rapport</strong>age is voorzien van een accountantsverklaring van<br />

de UWV-Accountantsdienst (gedateerd 30 oktober 2003); later voorzien van een<br />

accountantsverklaring van Ernst & Young van 7 november 2003, inhoudende dat de <strong>rapport</strong>age<br />

voldoet aan de daaraan te stellen eisen.<br />

20 november 2003<br />

Rapport Ernst & Young. De uitkomsten van <strong>het</strong> nadere onderzoek zijn op 31 oktober 2003 naar<br />

de Tweede Kamer gezonden. In de brief aan de Tweede Kamer (gedateerd 31 oktober 2003)<br />

geeft de Minister aan een deskundigenoordeel te zullen inwinnen over de volledigheid en<br />

juistheid van de huisvestingkosten en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten als onderdeel<br />

van de totale uitvoeringskosten van UWV. Om de twijfel omtrent de uitkomsten van dit<br />

onderzoek weg te nemen laat de Raad van Bestuur accountantsbureau Ernst & Young de<br />

<strong>rapport</strong>age ‘Berekening van de begrote vierkante meter prijs brutovloeroppervlak inzake<br />

inrichtingsinvesteringen La Guardia Plaza gebouw B van UWV te Amsterdam’ onderzoeken.<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> stelt Ernst & Young dat zij haar onderzoek heeft uitgevoerd met een diepgang<br />

als ware <strong>het</strong> een ‘forensisch’ onderzoek. Het kantoor concludeert vervolgens ‘dat de financiële<br />

veronderstellingen een redelijke basis vormen voor de begrote referentieprijs per vierkante meter<br />

van inrichtingsinvesteringen in gebouw B’.


25 / 93<br />

5. Bevindingen<br />

In hoofdstuk 1 is de verstrekte opdracht nader omschreven. De bevindingen zijn in dit hoofdstuk<br />

uitgewerkt aan de hand van de volgende deelonderwerpen, welke direct dan wel indirect<br />

betrekking hebben op gebouw B van La Guardia Plaza:<br />

1. financieel-administratieve processen;<br />

2. effectiviteit ruimtegebruik;<br />

3. huurkosten;<br />

4. kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum;<br />

5. kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting, waaronder kosten<br />

restaurantmeubilair en kosten audiovisuele middelen);<br />

6. BTW-verrekening.<br />

De bevindingen inzake deze specifieke onderwerpen worden in dit hoofdstuk steeds zoveel<br />

mogelijk besproken volgens de indeling:<br />

a. toetsingskader (de norm);<br />

b. bevindingen van dit onderzoek;<br />

c. analyse ter onderbouwing van <strong>het</strong> oordeel.<br />

Hierna wordt eerst een beschrijving gegeven van de financieel-administratieve processen.<br />

5.1 Financieel-administratieve Processen<br />

5.1.1 Algemeen<br />

Voor <strong>het</strong> beoordelen van de financiële aspecten van de realisatie (van de aanhuur, verbouwing en<br />

inrichting) van een gebouw dienen de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC)<br />

betreffende <strong>het</strong> bouwproject te worden geïnventariseerd. De AO/IC moet verzekeren dat de<br />

vastgestelde normen en uitgangspunten (zowel financieel als <strong>niet</strong>-financieel) in de organisatie op<br />

de juiste wijze worden uitgevoerd. Hiermee kan de rechtmatigheid van de uitgaven worden<br />

vastgesteld. De AO/IC kan worden vastgelegd in een handboek waarin de vereiste procedures en<br />

richtlijnen met betrekking tot <strong>het</strong> bouwproces zijn opgenomen. Een dergelijk handboek is bij<br />

UWV <strong>niet</strong> aangetroffen voor La Guardia Plaza. Wel geeft UWV aan dat voor de totale<br />

organisatie AO/IC-procedures zijn opgesteld die ook van toepassing zijn voor<br />

huisvestingsprojecten.<br />

5.1.2 Huisvestingsbeleid<br />

Norm<br />

Een beslissing over huisvesting dient te volgen uit <strong>het</strong> huisvestingsbeleid van de organisatie. Dit<br />

huisvestingsbeleid wordt afgeleid uit de visie over strategische doelstellingen en dient onder<br />

andere de financiële en <strong>niet</strong>-financiële uitgangspunten te omvatten.


26 / 93<br />

Bevindingen<br />

De UWV-visie is vastgelegd in <strong>het</strong> masterplan Huisvesting van 13 maart 2003. Dit masterplan is<br />

op 19 november 2003 aan <strong>het</strong> Ministerie aangeboden. Het bestond nog <strong>niet</strong> toen de gebouwen A<br />

tot en met D werden aangehuurd.<br />

De directeur Facilitair & Inkoop en de toenmalig manager Inkoop Vastgoed hebben een<br />

analyse ‘Huisvesting UWV’ (gedateerd 18 maart 2002) opgesteld, waarin de keuze tussen La<br />

Guardia Plaza en drie andere locaties is uitgewerkt en waarin wordt voorgesteld gebouw B te<br />

bestemmen voor de Raad van Bestuur en de staven indien voor La Guardia Plaza wordt<br />

gekozen. 15<br />

Het huisvestingsbeleid ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor is <strong>niet</strong> gedetailleerd uitgewerkt. De<br />

visie op de functies die in <strong>het</strong> hoofdkantoor moeten worden ondergebracht, is tijdens de bouw<br />

diverse keren gewijzigd.<br />

Analyse<br />

Het huisvestingsbeleid van UWV ten aanzien van La Guardia Plaza gebouw B is uitgevoerd<br />

zonder dat vooraf een specifiek (en gedetailleerd) programma van eisen is opgesteld en<br />

vervolgens is vastgesteld. De korte doorlooptijd van de besluitvorming omtrent de locatie van<br />

<strong>het</strong> hoofdkantoor, alsmede de wens van de Raad van Bestuur om zo spoedig mogelijk te komen<br />

tot één hoofdkantoor, zijn daarbij leidend geweest.<br />

5.1.3 Begroting<br />

Norm<br />

De financiële en <strong>niet</strong>-financiële uitgangspunten uit <strong>het</strong> huisvestingsbeleid worden vertaald naar<br />

een programma van eisen. Op basis hiervan wordt een begroting opgesteld.<br />

Een begroting dient te worden goedgekeurd door de leiding. In de wet SUWI (art. 46 en 47) is<br />

bepaald dat de totale UWV-begroting waarvan de investeringsbegroting deel uitmaakt, wordt<br />

goedgekeurd door de Minister. De begroting van een huisvestingsproject wordt, indien dit<br />

project past binnen de goedgekeurde begrotingskaders, goedgekeurd door de Raad van Bestuur.<br />

Bevindingen<br />

Er is een concept-projectplan voor gebouw B (gedateerd 1 juli 2002) opgesteld. Deze versie is<br />

gebaseerd op de situatie van gebouw A, waarin voormalige SFB gehuisvest is. Het projectplan is<br />

nadien nog diverse malen aangepast en op 18 september 2002 goedgekeurd door de stuurgroep<br />

Huisvesting.<br />

Vanaf juni 2002 heeft UWV verscheidene begrotingen opgesteld, te weten:<br />

15 Uit <strong>het</strong> onderzoek is <strong>niet</strong> gebleken dat er overleg is geweest om de Raad van Bestuur en de staven in gebouw C<br />

of D te huisvesten.


27 / 93<br />

1. een begroting van 15,5 miljoen euro uit juni 2002; de hierbij behorende beslisdocumenten<br />

(nr. 1 tot en met 14) laten zien dat een aantal zaken, zoals definitieve inrichting, restauratieve<br />

voorzieningen en dergelijke nog <strong>niet</strong> definitief was. De begroting was gebaseerd op de<br />

begroting van gebouw A;<br />

2. een begroting van 23,8 miljoen euro van december 2002; in deze begroting zijn de voorziene<br />

kosten opgenomen voor de aanpassingen aan de elfde en twaalfde verdieping en aan de<br />

begane grond en eerste verdieping van gebouw B (op basis van beslisdocumenten 16 en 17).<br />

Tevens is in de begroting een post opgenomen voor meubilair (naar later blijkt voor zowel<br />

gebouw B als voor de gebouwen C en D). Verder is in de begroting een post opgenomen<br />

voor een restaurant in gebouw B;<br />

3. een begroting van 19,2 miljoen euro (maart 2003). Deze begroting is opgemaakt door de<br />

externe projectleider in samenwerking met de controller Vastgoed. De eerdere begroting van<br />

23,8 miljoen blijkt onvoldoende onderbouwd te zijn en ook <strong>het</strong> meubilair van de gebouwen C<br />

en D te bevatten. De begroting is voor een groot deel gebaseerd op reeds aangegane<br />

verplichtingen en op een schatting van toekomstige verplichtingen.<br />

Analyse<br />

Vastgesteld is dat de begroting van gebouw B meerdere malen is aangepast. De eerste<br />

begrotingen blijken onvoldoende onderbouwd met normen en berekeningen.<br />

De begroting van maart 2003, sluitend op 19,2 miljoen euro, is grotendeels gebaseerd op reeds<br />

aangegane verplichtingen. UWV hanteert tot op heden deze begroting, maar die is <strong>niet</strong> formeel<br />

goedgekeurd door de Raad van Bestuur, zo blijkt uit de maandelijkse vastgoed<strong>rapport</strong>ages van<br />

de controller Vastgoed.<br />

5.1.4 Offertes<br />

Norm<br />

De Europese Gemeenschap heeft bepaald dat de aanschaf van diensten, goederen en werken<br />

boven een bepaald drempelbedrag moet worden aanbesteed via een Europese<br />

aanbestedingsprocedure. Tot de overheid worden in dit geval <strong>niet</strong> alleen de Rijksoverheid, maar<br />

ook publiekrechtelijke instellingen gerekend. Tot <strong>het</strong> Ministerie van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid behoren onder andere: GAK Nederland BV, USZO BV, SFB UOSV NV,<br />

Cadans Uitvoeringsinstelling BV, GUO Uitvoeringsinstelling BV, de rechtsvoorgangers van<br />

UWV. Hieruit volgt dat dit orgaan moet worden aangemerkt als ‘overheid’ en dat dit instituut<br />

derhalve valt onder de reikwijdte van de Europese aanbestedingsregels.<br />

De Europese aanbestedingsregels geven vier soorten richtlijnen voor overheidsopdrachten, te<br />

weten die betreffende 1) werken, 2) leveringen, 3) diensten en 4) de nutssector. Zodra een<br />

drempelbedrag wordt overschreden, moeten de Europese aanbestedingsprocedures worden<br />

gevolgd.


28 / 93<br />

Van 1 januari 2002 tot 1 januari 2004 golden de volgende bedragen: 16<br />

Richtlijn Opdracht Drempelbedrag<br />

(in euro, excl. BTW)<br />

Werken • aanbestedende dienst geeft opdracht tot uitvoeren werk > 6.242.028<br />

93/37/EEG • andere instantie, <strong>niet</strong> aanbestedende dienst > 5.000.000<br />

Leveringen • centrale overheid neemt p roduct af > 162.293<br />

93/36/EEG • enig andere aanbestedende dienst neemt product af > 249.681<br />

Diensten<br />

92/50/EEG<br />

• opdracht gegeven door centrale overheid > 162.293<br />

• opdracht gegeven door een aanbestedende dienst > 249.681<br />

• opdracht gegeven door een aanbestedende dienst, maar <strong>het</strong> gaat<br />

om een uitzonderingssituatie<br />

> 200.000<br />

Voor andere investeringen geldt de ‘algemene’ norm dat concurrerende offertes moeten worden<br />

opgevraagd teneinde een uitgebrachte offerte goed te kunnen beoordelen. Indien er sprake is van<br />

vaste leveranciers, moeten de raamcontracten worden afgesloten op basis van een<br />

offerteprocedure. De beslissing of een offerte wordt geaccepteerd, ligt bij specifiek daartoe<br />

gemandateerde functionarissen. In casu zijn deze bevoegdheden vastgelegd in <strong>het</strong> UWVmandateringsbesluit.<br />

Indien vooraf <strong>niet</strong> is vastgesteld of <strong>het</strong> gevraagde past binnen de goedgekeurde begroting,<br />

mogen offertes <strong>niet</strong> worden aangevraagd noch mogen opdrachten worden verstrekt.<br />

Bevindingen<br />

Europese aanbesteding<br />

Voor <strong>het</strong> aanbrengen/realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket is de ‘richtlijn Werken’ van toepassing. In<br />

de overgelegde UWV-stukken is een notitie van de afdeling Juridische Zaken (van 30 mei 2002)<br />

aangetroffen die aangeeft dat werken van meer dan 5 miljoen euro Europees moeten worden<br />

aanbesteed. Uit de notulen van de projectgroep Huisvesting van 3 juni 2002 blijkt dat de notitie<br />

zal worden voorgelegd aan de stuurgroep Huisvesting 17 . De besluitvorming in de stuurgroep<br />

Huisvesting over dit onderwerp is <strong>niet</strong> aangetroffen. De bouwsom is in de begroting van juni<br />

2002 begroot op circa 4,7 miljoen euro exclusief BTW, na aftrek van de vergoeding door G&S<br />

Vastgoed. Op dat moment was de verbouwing van de elfde en twaalfde verdieping en de begane<br />

grond / eerste verdieping reeds voorzien en moesten de daarmee voorziene kosten bij de<br />

vaststelling van de bouwsom worden betrokken. In dat geval zouden de bouwkosten <strong>het</strong><br />

16 De inhoud van de EG-aanbestedingsrichtlijnen is hier <strong>niet</strong> nader uitgewerkt.<br />

17 Zie voor een nadere beschrijving van de projectorganisatie paragraaf 5.1.7.


29 / 93<br />

drempelbedrag overstijgen waarmee de opdracht onder de werking van de EUaanbestedingsregels<br />

zou komen.<br />

Er is evenwel <strong>niet</strong> in Europees verband aanbesteed. Evenmin is een gedocumenteerde<br />

beslissing aangetroffen over al dan <strong>niet</strong> Europees aanbesteden.<br />

In aanmerking dient te worden genomen dat de huurcontracten voor de gebouwen B, C en D<br />

(vrijwel) gelijktijdig en ook gezamenlijk zijn aangegaan. In de huurcontracten is vastgelegd dat<br />

G&S Vastgoed, voor rekening van UWV, voor alle gebouwen <strong>het</strong> inbouwpakket zal aanbrengen.<br />

Er is een begroting opgesteld voor de drie gebouwen samen waaruit blijkt dat de verwachte<br />

bouwsom voor deze drie gebouwen <strong>het</strong> drempelbedrag van de richtlijn Werken ruim zal<br />

overstijgen en dat UWV derhalve gehouden is een Europese aanbestedingsprocedure te volgen.<br />

Offerteprocedure<br />

In een verslag van een bespreking die op 2 september 2002 tussen G&S Vastgoed en UWV is<br />

gevoerd, staat de volgende procedure beschreven:<br />

• G&S Vastgoed zal ten behoeve van UWV offertes opvragen bij leveranciers van G&S<br />

Vastgoed onder de voorwaarden die G&S Vastgoed hieraan stelt;<br />

• kortingen, courtages en dergelijke die G&S Vastgoed zal ontvangen, zullen aan UWV<br />

worden afgedragen.<br />

In januari 2003 wordt geconstateerd dat de procedure onvoldoende werkt en de projectgroep<br />

Huisvesting stelt een nieuwe procedure op.<br />

In de loop van 2003 wordt de volgende procedure ingevoerd:<br />

• de UWV-projectleider geeft G&S Vastgoed opdracht een offerte te maken;<br />

• G&S Vastgoed komt met een voorstel;<br />

• de projectleider Bouw beoordeelt de offertes en vraagt advies aan een extern bureau<br />

(Technical Management);<br />

• de afdeling (Facilitair &) Inkoop controleert of dit voorstel marktconform is en vraagt ook<br />

zelf offertes op om die te kunnen vergelijken met <strong>het</strong> voorstel van G&S Vastgoed;<br />

• in onderling overleg bepalen G&S Vastgoed, de projectleider en afdeling (Facilitair &)<br />

Inkoop aan welke leverancier de opdracht zal worden verstrekt;<br />

• de controller parafeert dat de offerte binnen de begroting valt;<br />

• daarna wordt de offerte/opdracht door de daartoe binnen UWV gemandateerde functionaris<br />

voor akkoord getekend.<br />

Er kan <strong>niet</strong> worden vastgesteld welke van de twee procedures bij gebouw B is gevolgd. Er is<br />

geen documentatie aangetroffen over de beoordeling van offertes. Wel is gebleken dat de<br />

procedure in de loop van 2003 is verbeterd.<br />

Er is <strong>niet</strong> vastgesteld dat G&S Vastgoed kortingen en/of courtages heeft ontvangen en derhalve<br />

ook <strong>niet</strong> dat G&S Vastgoed deze volgens afspraak heeft afgedragen aan UWV.<br />

Er is geen documentatie aangetroffen waaruit blijkt dat offerteaanvragen worden getoetst aan de<br />

begrotingsruimte.


30 / 93<br />

Analyse<br />

Vastgesteld kan worden dat UWV de Europese aanbestedingsprocedure <strong>niet</strong> heeft gevolgd. Er is<br />

wel een intern memo aangetroffen, maar er is geen besluitvorming over geweest. Op grond van<br />

de verwachte bouwsom zijn de werkzaamheden ten behoeve van <strong>het</strong> inbouwpakket ten onrechte<br />

<strong>niet</strong> in Europees verband aanbesteed.<br />

UWV stelt zich op <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> als opdrachtgever (lees: aanbestedende dienst) is<br />

aan te merken, doch ‘dat de verhuurder c.q. de in zijn opdracht werkende projectontwikkelaar,<br />

de gebouwen zou aanpassen aan de wensen van de huurder in <strong>het</strong> kader van de desbetreffende<br />

huurovereenkomst’. De huurovereenkomst heeft echter betrekking op een ‘casco’ opgeleverd<br />

gebouw. In de overeenkomst is vastgelegd dat G&S Vastgoed <strong>het</strong> inbouwpakket zal realiseren.<br />

De opdracht(en) daartoe verstrekt UWV afzonderlijk aan G&S Vastgoed en <strong>het</strong> voldoet de<br />

betalingen afzonderlijk aan dit bedrijf. Op grond van <strong>het</strong> bovenstaande ligt <strong>het</strong> in de rede UWV<br />

te beschouwen als aanbestedende dienst en aan te nemen dat UWV derhalve gehouden is de<br />

Europese aanbestedingsprocedure te volgen. 18<br />

Voor de diensten die bij de realisatie van <strong>het</strong> inbouwpakket worden afgenomen (architect en<br />

projectmanagement), stelt UWV dat sprake is van een zoge<strong>het</strong>en ‘B-dienst’ 19 , waarvoor een<br />

verlicht regime geldt. Er zijn echter geen argumenten te noemen die deze zienswijze<br />

ondersteunen. Voor een B-dienst gelden eveneens de algemene beginselen van <strong>het</strong> EG-verdrag<br />

ten aanzien van non-discriminatie, transparantie en objectiviteit. Dat betekent dat iedere<br />

aanbieder een eerlijke kans moet krijgen om naar de opdracht mee te dingen en dat de selectie<br />

van de aanbieders en de gunning volgens objectieve criteria verlopen.<br />

Tevens kan worden geconstateerd dat voor de beoordeling van de offertes van G&S Vastgoed de<br />

afgesproken procedures ten aanzien van de controle op de prijs voor <strong>het</strong> grootste gedeelte van de<br />

looptijd van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong> zijn gevolgd.<br />

5.1.5 Ondertekening<br />

Norm<br />

Op basis van de beslissing tot gunning wordt de opdracht verstrekt en ondertekend door een<br />

daartoe via de mandateringsbesluiten gemachtigde functionaris.<br />

18 Het genoemde zou <strong>niet</strong> gelden indien G&S Vastgoed een ‘turnkey-gebouw’ (volledig gebruiksklaar dus met<br />

inbegrip van <strong>het</strong> inbouwpakket) aan UWV zou opleveren en dit instituut slechts gehouden zou zijn de<br />

verschuldigde huur te betalen. In dat geval is UWV <strong>niet</strong> als aanbestedende dienst aan te merken.<br />

19 De Richtlijn Diensten maakt een onderscheid tussen opdrachten voor dienstverlening die onder de volledige<br />

werking (Bijlage IA) van de richtlijn vallen, en opdrachten waarop slechts een deel van de richtlijn van<br />

toepassing is. Dit is <strong>het</strong> geval bij diensten die voorkomen op de zogenaamde Bijlage IB-lijst, zoals bijvoorbeeld<br />

gezondheidsdiensten en sociale diensten, plaatsing van personeel en personeelsverschaffing, diensten voor<br />

recreatie, cultuur en sport.


31 / 93<br />

Bevindingen<br />

In de projectperiode van gebouw B zijn de opdrachten <strong>niet</strong> altijd ondertekend volgens <strong>het</strong><br />

mandateringsbesluit. De meeste opdrachten tot maart 2003 zijn getekend door de intern<br />

projectleider (voormalig Regio Facilitymanager Noord-West), of nadien door de<br />

plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop. Enkele opdrachten zijn getekend door de<br />

directeur Facilitair & Inkoop. 20<br />

De intern projectleider (tot maart 2003) / voormalig Regio Facilitymanager Noord-West is uit<br />

hoofde van zijn functie tot 7.000 euro gemandateerd en tekent voor opdrachten tot 600.000 euro.<br />

In <strong>het</strong> projectplan (versie 1.0) dat in september 2002 door de stuurgroep werd goedgekeurd,<br />

staat dat de projectleider voor <strong>het</strong> project Gebouw B ‘gedelegeerd opdrachtgever’ is en<br />

‘gemandateerd is voor bestellingen binnen de kaders van <strong>het</strong> vastgestelde projectbudget’. Deze<br />

delegering vanuit de Raad van Bestuur is echter nooit via een vervangende mandatering<br />

bekrachtigd. Dit impliceert dat er formeel geen bevoegdheid bestond om rechtsbetrekkingen aan<br />

te gaan die de 7.000 euro te boven zouden gaan. Hierbij zij aangetekend dat de opdrachten die<br />

zijn verstrekt, in lijn zijn met de besluitvorming van de stuurgroep Huisvesting en de op dat<br />

moment geldende begroting.<br />

De plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop is gemandateerd tot 200.000 euro en tekent<br />

voor opdrachten tot 800.000 euro.<br />

De directeur Facilitair & Inkoop is gemandateerd tot 2.500.000 euro en heeft geen opdrachten<br />

boven dit bedrag goedgekeurd.<br />

Analyse<br />

Vastgesteld is dat de mandateringsbesluiten in veel gevallen <strong>niet</strong> zijn nageleefd en dat<br />

opdrachten zijn verstrekt, zonder dat de formele bevoegdheden daartoe waren vastgesteld.<br />

5.1.6 Facturen<br />

Norm<br />

Facturen voor geleverde prestaties dienen te worden goedgekeurd wanneer de prestatie geleverd<br />

is en de berekende bedragen en betalingstermijnen akkoord zijn bevonden met de opdracht. De<br />

desbetreffende onderdelen worden goedgekeurd door personen die daartoe bevoegd zijn.<br />

Bevindingen<br />

De procedure voor verwerking van de facturen is als volgt:<br />

• de factuur komt binnen bij de projectadministratie waar wordt vastgesteld of er een opdracht<br />

aan ten grondslag ligt;<br />

20 Tot maart 2003 was de voormalig Regio Facilitymanager Noord-West intern projectleider. De plaatsvervangend<br />

Directeur Facilitair & Inkoop is binnen <strong>het</strong> in maart 2003 geformeerde kernteam Huisvesting aangewezen als<br />

verantwoordelijke voor project gebouw B, C en D van La Guardia Plaza.


32 / 93<br />

• vervolgens wordt de factuur ingeboekt in de crediteurenadministratie;<br />

• de factuur gaat daarna naar de externe projectleider die parafeert voor ‘levering prestatie<br />

conform opdracht’;<br />

• de factuur gaat naar de projectcontroller die deze tekent voor akkoord;<br />

• uiteindelijk wordt de factuur voor ‘akkoord betaling’ ondertekend door de<br />

(plaatsvervangend) directeur Facilitair & Inkoop (afhankelijk van mandateringsregel).<br />

Deze procedure geldt sinds mei/juni 2003. Daarvoor bestond geen goede procedure. Dit blijkt<br />

onder meer uit een memo van 23 mei 2003, waarin medewerkers erop attent worden gemaakt dat<br />

er geen facturen mogen worden betaald als daar geen getekende opdracht aan ten grondslag ligt.<br />

Analyse<br />

Er is een procedure voor een goede verwerking van facturen ingesteld gedurende de looptijd van<br />

<strong>het</strong> project. Deze procedure voldoet aan de gestelde eisen.<br />

Vastgesteld is dat een factuur (over <strong>het</strong> algemeen) op de juiste code in de projectadministratie is<br />

verwerkt. Geboekte facturen hebben betrekking gehad op <strong>het</strong> werk La Guardia Plaza B.<br />

Kosten die ten laste van <strong>het</strong> project zijn geboekt, hebben daar ook betrekking op. Vanwege de<br />

gebreken in de AO/IC, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, bestaat over de<br />

rechtmatigheid geen zekerheid.<br />

5.1.7 Projectorganisatie<br />

Norm<br />

Voor <strong>het</strong> (bouw)project wordt een projectorganisatie opgezet waarin duidelijke taken,<br />

verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten worden vastgelegd.<br />

Bevindingen<br />

Voor de ontwikkeling en realisatie van <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B van La Guardia Plaza<br />

is in juni 2002 een projectorganisatie opgezet. Deze werd aangestuurd via een stuurgroep<br />

Huisvesting, voorgezeten door de voorzitter van de Raad van Bestuur. De operationele<br />

uitwerking verliep binnen de projectgroep Huisvesting. Als intern projectleider namens UWV<br />

was de voormalig Regio Facilitymanager Noord-West aangesteld.<br />

Voor de bouwbegeleiding was een externe projectleider aangetrokken. De projectgroep<br />

Huisvesting bereidde beslissingen van de stuurgroep voor. Naast de stuurgroep en de<br />

projectgroep bestonden ook een zogenaamde voorbereidingsgroep en een procesoverleg als<br />

overlegorgaan.<br />

De projectorganisatie bleek <strong>niet</strong> goed te functioneren. Zo blijkt ook uit de kwartaal<strong>rapport</strong>ages<br />

over de ‘projecten UWV’ uit 2002, waarin wordt gesteld dat:<br />

• <strong>het</strong> projectplan is goedgekeurd;<br />

• de begroting <strong>niet</strong> is goedgekeurd;<br />

• de projectorganisatie <strong>niet</strong> volgens plan is opgezet;


33 / 93<br />

• er geen projectmanager is opgenomen in de projectstructuur en<br />

• de budgetbewaking <strong>niet</strong> functioneert.<br />

Eind 2002 wordt een extern adviseur van Ernst &Young ingezet om een nieuwe<br />

projectorganisatie op te zetten. In februari 2003 wordt een nieuwe projectstructuur ingevoerd. Er<br />

komt een kernteam Huisvesting onder leiding van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad<br />

van Bestuur. 21 Het kernteam Huisvesting voert de regie over alle huisvestingsprojecten van<br />

UWV. Vanuit <strong>het</strong> kernteam wordt de plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop<br />

verantwoordelijk voor de huisvesting van La Guardia Plaza. Tevens wordt een andere externe<br />

projectleider voor de bouwbegeleiding ingeschakeld. Voor de financiële projectbewaking wordt<br />

een controller Vastgoed aangesteld.<br />

De controller Vastgoed constateert in de maandelijkse project<strong>rapport</strong>ages een verbetering in <strong>het</strong><br />

functioneren van de projectorganisatie. Overigens merkt de controller Vastgoed in de <strong>rapport</strong>age<br />

van mei 2003 op dat de taken en verantwoordelijkheden van <strong>het</strong> projectteam (nog steeds) <strong>niet</strong><br />

duidelijk zijn geformuleerd. Op 10 juni 2003 stelt de Raad van Bestuur de<br />

verantwoordelijkheidsstructuur voor huisvestingsprojecten vast.<br />

Analyse<br />

De projectorganisatie heeft voor een groot deel van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong> goed gefunctioneerd. De taken,<br />

verantwoordelijkheden en bevoegdheden waren lange tijd onduidelijk en <strong>niet</strong> formeel vastgelegd<br />

en goedgekeurd.<br />

UWV heeft vanaf maart 2003 diverse externen betrokken in de projectorganisatie. Het<br />

instituut onderkent dat <strong>het</strong> voor de complexe en omvangrijke projecten die voortvloeien uit <strong>het</strong><br />

masterplan Huisvesting, zelf onvoldoende deskundigheid in huis heeft.<br />

In principe heeft de Raad van Bestuur een stop gezet op de inhuur van externen (‘<strong>niet</strong> zonder<br />

toestemming’; RvB 17/5/02). De externe inhuur wordt in opdracht van de Raad van Bestuur ook<br />

doorgelicht en er wordt een nota ‘inzet externen’ opgesteld (RvB 7/7/03). Dit betekent dat de<br />

inhuur van externen getoetst kan worden door de Accountantsdienst.<br />

5.1.8 Projectbewaking, controle van en toezicht op de informatievoorziening<br />

Norm<br />

Van een (bouw)project moet een projectadministratie worden bijgehouden. Regelmatig<br />

(bijvoorbeeld eens per maand) dient deze administratie te worden aangesloten op <strong>het</strong> grootboek.<br />

Tevens dient regelmatig te worden ge<strong>rapport</strong>eerd over de voortgang (<strong>het</strong> verloop, de uitputting<br />

van <strong>het</strong> budget, de aanpassingen van begrote, dan wel gerealiseerde bedragen en dergelijke). De<br />

jaarrekening wordt gecontroleerd door accountants.<br />

21 Kernteam Huisvesting is vanaf maart 2003 <strong>het</strong> beslissingsbevoegde orgaan binnen de projectorganisatie voor <strong>het</strong><br />

project La Guardia Plaza.


34 / 93<br />

Bevindingen<br />

De huisvestingskosten voor La Guardia Plaza worden geadministreerd via de financiële<br />

administratie, de projectadministratie en de verplichtingenadministratie. De financiële<br />

administratie wordt gevoerd in PeopleSoft; de projectadministratie en de<br />

verplichtingenadministratie worden in Excel gevoerd. De ontvangen facturen worden (uiteraard)<br />

ook in de grootboekadministratie opgenomen. Regelmatig (eens per maand) worden de<br />

administratieve systemen op elkaar aangesloten.<br />

In 2003 is UWV begonnen met een systeem waarin de opdrachten, indien deze getekend zijn<br />

door daartoe bevoegden, worden opgenomen in een subadministratie. De ontvangen facturen<br />

moeten dan wel voor verrichte prestatie worden getekend en de afloop ervan kan in <strong>het</strong> systeem<br />

automatisch worden gevolgd.<br />

De projectbewaking voor de huisvesting La Guardia Plaza verloopt via maandelijkse <strong>rapport</strong>ages<br />

die worden opgesteld door de controller Vastgoed. Deze functionaris is financieel<br />

verantwoording verschuldigd aan <strong>het</strong> hoofd Financieel-Economische Zaken en voor wat gebouw<br />

B van La Guardia Plaza betreft aan de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Bestuur. In<br />

deze <strong>rapport</strong>ages van de controller Vastgoed komen de knelpunten ten aanzien van de inrichting<br />

duidelijk naar voren. In de <strong>rapport</strong>ages wordt ook aandacht besteed aan de begrotingsuitputting.<br />

Dit geschiedt aan de hand van de verstrekte opdrachten.<br />

Deze structuur is in de loop van 2003 ingevoerd. Daarvóór werden geen maandelijkse<br />

<strong>rapport</strong>ages opgesteld. Wel werden financiële overzichten opgesteld waarin over de begroting<br />

versus de uitputting werd ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

De UWV-jaarrekening, inclusief de investeringen in materiële vaste activa, zoals voor <strong>het</strong><br />

project La Guardia Plaza gebouw B, wordt gecontroleerd door de Accountantsdienst van UWV.<br />

Deze dienst treedt op als deskundige, zoals bedoeld in art. 393 BW2.<br />

La Guardia Plaza gebouw B is in verhouding tot de totale kosten van de bedrijfsvoering van<br />

UWV, voor de controle van de jaarrekening te beschouwen als een onderdeel met een beperkt<br />

materieel belang. Het UWV-kernteam Huisvesting stelt in zijn vergadering van 13 juni 2003 dat<br />

‘de Accountantdienst een rol wordt gegeven bij <strong>het</strong> handboek herhuisvesting, ter borging van de<br />

individuele projecten en <strong>het</strong> totale masterplan’. Deze rol zal de Accountantsdienst moeten<br />

integreren in zijn controleaanpak.<br />

De Accountantsdienst UWV heeft ook een verklaring afgegeven bij de diverse <strong>rapport</strong>ages<br />

die zijn voorgelegd aan <strong>het</strong> Ministerie en de Tweede Kamer inzake de huisvestingskosten voor<br />

La Guardia Plaza. Daarnaast zijn derden betrokken geweest bij de controle op de<br />

informatievoorziening omtrent de huisvestingskosten voor La Guardia Plaza. De<br />

accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie heeft een review uitgevoerd op de werkzaamheden van de<br />

UWV-Accountantsdienst; Ernst & Young heeft enkele huisvestings<strong>rapport</strong>ages beoordeeld.


35 / 93<br />

De Accountantsdienst van UWV bestaat uit een afdeling Operational en Financial Audit. Deze<br />

richt zich met name op de processen en de beheersing van processen. Daarnaast is nog sprake<br />

van een ICT-audit en rechtmatigheidsaudit.<br />

Dat deze beheersing de aandacht heeft van <strong>het</strong> UWV-management blijkt uit de ‘nulmeting’<br />

(uitgevoerd in 2002) waarin de te beheersen processen, de daarin onderscheiden gebreken en de<br />

te nemen maatregelen worden samengevat. Inmiddels is in vervolg hierop een <strong>rapport</strong>age over de<br />

‘nul + 1-meting’ opgesteld (gedateerd 27 mei 2003) waaruit verbeteringen op een groot aantal,<br />

maar <strong>niet</strong> alle, terreinen blijkt.<br />

Analyse<br />

Vastgesteld kan worden dat de projectbewaking gedurende <strong>het</strong> grootste deel van de looptijd van<br />

<strong>het</strong> project van onvoldoende niveau en kwaliteit is geweest. Vanaf maart 2003 is er meer<br />

structuur gekomen in de controle op de huisvesting van La Guardia Plaza.<br />

De Accountantsdienst van UWV is betrokken geweest bij de financiële verantwoording aan<br />

de Tweede Kamer. Daarnaast heeft de accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie een review<br />

uitgevoerd op de werkzaamheden van de UWV-accountantsdienst en heeft Ernst & Young<br />

enkele huisvestings<strong>rapport</strong>ages beoordeeld.<br />

Gesteld kan worden dat interne beheersing de aandacht van <strong>het</strong> management heeft. Het is wel<br />

zo dat <strong>het</strong> Facilitair Bedrijf als bijzonder aandachtspunt naar voren komt vanwege de<br />

geconstateerde gebreken en <strong>het</strong> gebrek aan voortgang bij de oplossing van de geconstateerde<br />

knelpunten.<br />

5.1.9 Financiële verantwoording<br />

Norm<br />

De totale begroting voor La Guardia Plaza B dient als basis te gelden voor de financiële<br />

verantwoording in de <strong>rapport</strong>ages aan de Tweede Kamer.<br />

Bevindingen<br />

De begroting waaraan <strong>het</strong> RTL-programma ‘Editie NL’ op 29 mei 2003 refereerde (en welke<br />

sloot op 23,8 miljoen), was de gedateerde begroting uit december 2002. Inmiddels had UWV de<br />

begroting naar beneden bijgesteld. De begroting die <strong>het</strong> instituut vanaf maart 2003 (tot heden)<br />

hanteert, sluit op 19.165.984 miljoen euro. In deze begroting zijn zowel de kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket opgenomen als de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten. Daarnaast zijn de kosten voor de<br />

BTW-compensatie die voortvloeien uit <strong>het</strong> huurcontract, en een post ICT-kosten opgenomen.<br />

De <strong>rapport</strong>age van Ministerie en Rijksgebouwdienst van september 2003 bevatte een benchmark<br />

voor de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket. Om de gegevens van de benchmark vergelijkbaar te<br />

maken heeft UWV uit de totale begroting de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket afgeleid. Dit is<br />

zichtbaar gemaakt in de navolgende tabel.


36 / 93<br />

Code<br />

begroting<br />

Omschrijving (1)<br />

begroting<br />

dec. 2002<br />

Begroting UWV Correcties en <strong>rapport</strong>ages sept. en okt. 03 Realisatie<br />

(2)<br />

begroting<br />

maart 2003<br />

(3)<br />

correcties<br />

t.b.v. rapp.<br />

sept. 03<br />

(4)=(2)+(3)<br />

<strong>rapport</strong>age<br />

SZW / Rgd<br />

sept. 03<br />

(5)<br />

correcties<br />

t.b.v. rapp.<br />

okt. 03<br />

(6)=(4)+(5)<br />

<strong>rapport</strong>age<br />

UWV<br />

okt. 03<br />

(7)<br />

realisatie<br />

begroting per<br />

18 dec. 03<br />

Verloop cnf. kostenstructuur projectadmin. UWV<br />

11 Bouwkundige kosten 7.857.215 6.558.212 6.558.212 -117.895 6.440.317 6.791.507<br />

12 W-installatie 526.722 1.308.627 1.308.627 1.308.627 942.807<br />

13 E-installatie 703.500 779.150 779.150 779.150 750.377<br />

14 Liftinstallatie 5.250 0 0 3.186<br />

17 Beveiligingsinstallatie 286.860 326.292 326.292 326.292 331.500<br />

19 Datacom 546.000 651.116 651.116 651.116 668.073<br />

31 Verhuiskosten 348.600 348.600 348.600 348.600 40.703<br />

32 Kunst 76.440 76.440 76.440 76.440<br />

34 Opleveringsschoonmaak 72.450 72.450 72.450 72.450<br />

41 Inrichting Kantoren 3.755.838 1.257.600 -1.186.800 70.800 70.800 1.318.566<br />

42 Inrichting Directieruimtes 824.613 564.840 -543.000 21.840 21.840 593.905<br />

43 Interieurbouw 578.249 244.790 -35.000 209.790 209.790 226.707<br />

44 inrichting mag/postkamer/archief 199.710 199.710 199.710 199.710 194.687<br />

51 Projectmanagement 294.588 795.119 795.119 795.119 894.028<br />

52 Makelaar 45.360 54.000 54.000 54.000 40.650<br />

53 Advieskosten 73.710 34.272 34.272 34.272 39.722<br />

54 Ontwerp 105.000 296.000 296.000 26.862 322.862 349.059<br />

61 Onvoorzien 1.082.147 250.000 250.000 311.319 561.319 565.426<br />

Vergoeding G&S -1.909.091 -1.532.948 -1.532.948 -1.532.948 -1.536.994<br />

56 Afkoop BTW-compensatie 4.743.969 4.381.714 -4.381.714 0 0 4.381.714<br />

99 ICT Kosten 3.600.000 2.500.000 -500.000 2.000.000 2.000.000 912.326<br />

Totaal 23.817.130 19.165.984 -6.646.514 12.519.470 220.286 12.739.756 17.507.950<br />

Op de totale begroting (kolom 2) zijn de kosten van meubilair, de BTW-compensatie en ICT in<br />

mindering gebracht (kolom 3). In de <strong>rapport</strong>age van september 2003 is ge<strong>rapport</strong>eerd dat de<br />

begrote kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket na de correctie 12.519.470 euro bedroegen (kolom 4). In<br />

de UWV-<strong>rapport</strong>age van oktober 2003 is dit bedrag bijgesteld tot 12.739.756 euro (kolom 6). Dit<br />

wordt veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de post ‘Bouwkundige kosten’ vanwege<br />

een dubbel begrote buitendeur en een opwaartse bijstelling voor de posten ‘Ontwerp’ en<br />

‘Onvoorzien’ waarvoor de werkelijke verplichtingen zijn opgenomen, die hoger lagen dan de<br />

begroting (kolom 5).<br />

Inmiddels is <strong>het</strong> gebouw in gebruik genomen. De eindafrekening is nog <strong>niet</strong> bekend. In de kolom<br />

7 zijn de uitgaven tot en met 18 december 2003 weergegeven. De uitgaven bedroegen per 18<br />

december 2003 17.507.950 euro. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt<br />

door een forse onderuitputting op de post ICT. 22<br />

22 In de door UWV verantwoorde kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket is een deel (2 miljoen) van de kostenpost ICT<br />

opgenomen. Volgens UWV is deze post bedoeld voor <strong>het</strong> UWV-brede project ‘ICT-connectiviteit’ en moet dit<br />

bedrag in mindering worden gebracht op de 12,7 miljoen voor <strong>het</strong> inbouwpakket. Vastgesteld is dat een bedrag<br />

van ruim 0,9 miljoen geboekt is op <strong>het</strong> betreffende ICT-budget. Het bedrag bestaat ondermeer uit de opdracht<br />

voor de telefooncentrale voor gebouw B, bekabeling, electra-voorzieningen en inzet van personeel. UWV is


37 / 93<br />

Analyse<br />

Vastgesteld is dat UWV zich in de <strong>rapport</strong>ages aan de Tweede Kamer gebaseerd heeft op de<br />

begroting van maart 2003. Deze wordt tot op heden door UWV gehanteerd.<br />

Om redenen van efficiency kon in <strong>het</strong> onderzoek <strong>niet</strong> de gehele UWV-administratie worden<br />

betrokken. Het onderzoek heeft zich, gezien de beschikbare tijd, beperkt tot de (project-)<br />

administratie voor de huisvesting van La Guardia Plaza gebouw B en <strong>niet</strong> op de volledige<br />

administratie van UWV als uitkeringsinstituut. Op grond van <strong>het</strong> onderzoek kan derhalve geen<br />

absolute zekerheid worden gegeven over de volledigheid van de kosten die zijn verantwoord<br />

voor gebouw B. Conclusies zijn daarom onder voorbehoud hiervan te geven.<br />

Gebleken is dat de AO/IC pas gedurende de looptijd zodanig is opgezet dat de volledigheid van<br />

de kosten op grond daarvan gewaarborgd is en dat verschuivingen <strong>niet</strong> zullen voorkomen. Er zijn<br />

diverse werkzaamheden uitgevoerd om te kunnen vaststellen of er verschuivingen, dan wel<br />

verschrijvingen van posten van gebouw B naar die van andere gebouwen zijn geweest. Uit een<br />

deelwaarneming is gebleken dat er, noch in de projectadministratie, noch in de<br />

vastgoed<strong>rapport</strong>ages, kosten van gebouw B zijn verantwoord op gebouwen C en D. Ook zijn<br />

hieruit geen aanwijzingen gebleken dat er verschuivingen zouden zijn geweest.<br />

Met betrekking tot de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket is aan de hand van de termijnstaten van<br />

G&S Vastgoed nagegaan of alle kosten in de projectadministratie zijn opgenomen. Daarnaast is<br />

beoordeeld of de specificatie van de gemaakte kosten aansluit op de bouwonderdelen die blijken<br />

uit notulen van de diverse vergaderingen van projectgroep Huisvesting.<br />

Het staat vast dat alle termijnstaten zijn gefactureerd, dan wel in de projectadministratie zijn<br />

opgenomen.<br />

Alle werkzaamheden aangaande de verbouwingen zoals deze in de notulen van de projectgroep<br />

Huisvesting zijn opgenomen, zijn terug te vinden in de termijnstaten en opdrachten aan G&S<br />

Vastgoed.<br />

Op grond van <strong>het</strong> bovenstaande kan worden aangenomen dat de verantwoorde kosten van<br />

gebouw B volledig zijn, met dien verstande dat <strong>het</strong> onderzoek zich <strong>niet</strong> tot de gehele UWVadministratie<br />

heeft uitgestrekt. Over de post ICT kan vanwege gebrek aan informatie geen<br />

uitspraak over de volledigheid worden gedaan.<br />

Geconstateerd is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten 1.745.506 euro<br />

bedroegen (exclusief pc’s op de werkplek). De stand van realisatie (saldo van alle verplichtingen<br />

en facturen waar geen opdracht aan te grondslag ligt), bedraagt per 18 december 2003 voor de<br />

begrotingsposten ‘inrichting directieruimtes’ en ‘inrichting kantoren’ 1.912.471 euro.<br />

gevraagd een specificatie te geven van de laatst genoemde post. Tot op heden is deze specificatie <strong>niet</strong> ontvangen<br />

en zijn er vooralsnog onvoldoende redenen de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket te corrigeren voor de post ICT.


38 / 93<br />

In december 2003 heeft UWV nog aanvullend meubilair besteld voor <strong>het</strong> creëren van circa 80<br />

extra werkplekken (overigens zonder bouwkundige aanpassingen). Hiermee is een bedrag<br />

gemoeid van ruim 180.000 euro, <strong>het</strong>geen de overschrijding op de eerdergenoemde budgetposten<br />

grotendeels verklaart. In <strong>het</strong> licht van de vraag over de volledigheid van de verantwoorde kosten<br />

is op te merken dat deze post zich moeilijker laat beoordelen dan de kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket. Enerzijds omdat er nog bestellingen worden gedaan, maar ook omdat meubilair<br />

eenvoudigweg kan worden verplaatst binnen <strong>het</strong> gebouw of naar andere gebouwen. 23 Uit de<br />

verstrekte overzichten blijkt dat voor alle werk- en vergaderplekken meubilair is opgenomen.<br />

23 Zo zijn bijvoorbeeld voor twee leden van de Raad van Bestuur dressoirs geleverd die momenteel elders staan<br />

opgesteld en waarvan UWV aangeeft dat deze een plaats zullen krijgen in gebouw C. De kosten zijn wel<br />

opgenomen in de projectadministratie van gebouw B, maar <strong>niet</strong> in <strong>het</strong> door UWV ge<strong>rapport</strong>eerde bedrag van 1,7<br />

miljoen euro.


39 / 93<br />

5.2 Effectiviteit ruimtegebruik<br />

5.2.1 Normen<br />

In <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> Algemeen Overleg Onderzoek Huisvestingskosten UWV (AO) van 12<br />

november 2003 staat dat de Kamer verstaat onder ‘effectiviteit van <strong>het</strong> ruimtegebruik’ de<br />

verhouding verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) / brutovloeroppervlak (bvo). 24 Deze verhouding<br />

wordt vaak in een percentage uitgedrukt.<br />

Vanuit de behoefte aan uniforme oppervlakte- en inhoudsgegevens heeft <strong>het</strong> Nederlands<br />

Normalisatie Instituut (NNI) de NEN-norm 2580 ontwikkeld. Deze norm bevat termen, definities<br />

en bepalingsmethoden betreffende oppervlakten van terreinen die bestemd zijn voor gebouwen<br />

en voor vloeroppervlakten en de inhoud van gebouwen of delen ervan. De NEN 2580 geeft aan<br />

wat wordt verstaan onder brutovloeroppervlak (bvo) en verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) en hoe<br />

deze begrippen moeten worden bepaald, dan wel gemeten. De NEN 2580 geeft, zoals reeds<br />

eerder werd opgemerkt, geen normen voor bijvoorbeeld ruimtegebruik, zoals <strong>het</strong> aantal vierkante<br />

meters brutovloeroppervlak per medewerker.<br />

De norm NEN 2580 gebruikt de volgende vloeroppervlakdefinities:<br />

• brutovloeroppervlak (bvo) is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek<br />

van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten<br />

omhullen;<br />

• verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen<br />

opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van binnenruimten<br />

omhullen.<br />

In de vertaling van brutovloeroppervlak naar verhuurbaar vloeroppervlak wordt onder meer de<br />

vloeroppervlakte afgetrokken van:<br />

• buitenwanden, hoofddraagconstructies, (statische) scheidingswanden en leidingschachten<br />

(tarra-oppervlakte);<br />

• ruimten voor installaties;<br />

• voorzieningen voor verticaal verkeer, trappenhuizen, trapgaten, liftschachten of vides (indien<br />

groter dan vier vierkante meter).<br />

Voor de gebouwen A, B, C en D heeft Interim Bouwconsult in opdracht van G&S Vastgoed een<br />

meetcertificaat vervaardigd, zie bijlage 3. 25 Dergelijke certificaten worden veelal gebruikt om <strong>het</strong><br />

verhuurbaar vloeroppervlak vast te leggen en om daarmee de huurprijs vast te stellen. Die wordt<br />

24 In <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> AO worden de termen bruto- en nettoruimtegebruik gehanteerd. De nettovloeroppervlakte<br />

is de brutovloeroppervlakte minus <strong>het</strong> oppervlak van buitenwandconstructies, hoofddraagconstructies en<br />

dergelijke, doch met inbegrip van bijvoorbeeld de ruimte voor installaties.<br />

25 Voor gebouw E (<strong>het</strong> paviljoen) is geen meetcertificaat overlegd. Niet bekend is of deze reeds is vervaardigd.


40 / 93<br />

namelijk per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak berekend. Het meetcertificaat vermeldt<br />

<strong>het</strong> brutovloeroppervlak (bvo) en <strong>het</strong> verhuurbare vloeroppervlak (vvo) en in <strong>het</strong> meetcertificaat<br />

wordt verklaard dat de meetgegevens voldoen aan de meetmethode en berekeningswijze zoals<br />

omschreven in de NEN 2580. Aan <strong>het</strong> meetcertificaat is onverbrekelijk een meet<strong>rapport</strong><br />

verbonden waarin de metrages uit <strong>het</strong> meetcertificaat zijn gespecificeerd.<br />

5.2.2 Bevindingen<br />

Uit <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 dat is opgesteld door <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst (met als bijlage een UWV-<strong>rapport</strong>age), blijkt dat <strong>het</strong> brutovloeroppervlak<br />

als vergelijkingseenheid is aangehouden. Relevante passages in dit document zijn:<br />

• op bladzijde 14 is aangegeven dat in de eerdere berichtgeving aan de Tweede Kamer (de<br />

brief van 3 juni 2003 van UWV aan <strong>het</strong> Ministerie) een percentage van 85% is gehanteerd;<br />

• bladzijde 17 vermeldt dat de meeste gebouwen die in <strong>het</strong> onderzoek zijn betrokken, een<br />

vvo/bvo-factor van 0,85 hebben en dat ‘op basis van meetcertificaten van de bouwdelen La<br />

Guardia Plaza A en B voor <strong>het</strong> gehele hoofdkantoor van UWV een verhouding van 0,7 is<br />

aangehouden. Dit betekent dat, bij een gelijk aantal m 2 vvo, de gemiddelde huurprijs per m 2<br />

bvo van <strong>het</strong> hoofdkantoor UWV, lager is dan bij de andere in <strong>het</strong> onderzoek opgenomen<br />

hoofdkantoren’;<br />

• ten slotte wordt onder 5.5 (oordeel Rijksgebouwendienst) op bladzijde 20 vermeld dat<br />

gemiddeld voor kantoren de factor vvo/bvo 0,85 bedraagt. ‘Bij gebouw La Guardia Plaza is<br />

sprake van factor van 0,7. Er gaat naast de ongunstig indeelbare ruimten meer ruimte dan<br />

gebruikelijk verloren aan stijgpunten (trappen, liften, schachten) en technische ruimte.’<br />

Uit <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> inzake nader onderzoek van 30 oktober 2003 (Uitwerking<br />

huisvestingskosten gebouw B) blijkt dat eveneens een verhouding van 70% is gehanteerd<br />

(bladzijde 6, voetnoot 6).<br />

In <strong>het</strong> meetcertificaat van 24 april 2002 (no. 02.24.124), dat bij <strong>het</strong> huurcontract voor gebouw B<br />

is gevoegd, wordt melding gemaakt van 9.664 m 2 verhuurbaar vloeroppervlak en van 14.418 m 2<br />

brutovloeroppervlak. Dit levert een verhouding op van 0,67. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en<br />

Rijksgebouwendienst wordt aan dit meetcertificaat gerefereerd.<br />

Het meet<strong>rapport</strong> van Interim Bouwconsult van 24 april 2002, dat behoort bij <strong>het</strong> meetcertificaat,<br />

geeft de volgende meetgegevens: 26<br />

Bouwdeel vvo bvo vvo/bvo<br />

laag -1 ( kelder / parkeerlaag) 284 3.658 0,08<br />

begane grond, laag 1 t/m 12 en dak 9.379 10.760 0,87<br />

Totaal 9.664 14.418 0,67<br />

26 In de genoemde metrages is <strong>niet</strong> de invloed betrokken die <strong>het</strong> gevolg is van wijzigingen aan <strong>het</strong> casco; met name<br />

ten aanzien van de vloervelden op de eerste en twaalfde verdieping.


41 / 93<br />

Uit <strong>het</strong> meet<strong>rapport</strong> blijkt dat de parkeergarage is inbegrepen in de omslag van de vvo-metrage<br />

naar de bvo-metrage. De investering in <strong>het</strong> inbouwpakket heeft echter geen betrekking op de<br />

parkeergarage. De parkeerplaatsen worden per stuk gehuurd tegen een vastgestelde jaarhuur.<br />

Het gebouw exclusief parkeergarage heeft een vvo/bvo-verhouding van 0,87, wat relatief<br />

gunstiger is dan de factor van 0,85 die als gemiddelde wordt genoemd. Indien voor de kelderlaag<br />

eveneens een factor 0,87 wordt aangehouden, bedraagt de bvo-metrage voor gebouw B ongeveer<br />

11.087 m 2 .<br />

De Rijksgebouwendienst is ervan uitgegaan dat alle in de benchmark betrokken instellingen<br />

hun gegevens hebben aangeleverd exclusief de parkeergarage. Dit betekent dat de kengetallen<br />

die in de benchmark zijn berekend voor UWV en die zijn uitgedrukt in kosten per vierkante<br />

meter brutovloeroppervlak, met ruim 24% zullen stijgen (0,87 gedeeld door 0,70). Hetzelfde<br />

geldt voor <strong>het</strong> berekende kengetal voor de (begrote) kosten per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak voor <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B, zoals aangegeven in de UWV<strong>rapport</strong>ages.<br />

Het desbetreffende kengetal stijgt van 923 euro naar 1.149 euro. De kosten worden<br />

door de correctie namelijk verdeeld over een aanmerkelijk minder aantal vierkante meters. De<br />

consequenties zullen in de volgende paragrafen nader worden toegelicht.<br />

UWV en Rijksgebouwendienst hebben zich gebaseerd op de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat.<br />

Rijksgebouwendienst heeft alleen <strong>het</strong> meetcertificaat van UWV ontvangen maar <strong>niet</strong> de<br />

meet<strong>rapport</strong>en. Door de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat toe te passen op de benchmark ontstaat<br />

een fundamentele afwijking in de uitkomsten. Het meetcertificaat is op zich juist (en<br />

oorspronkelijk bedoeld voor de vaststelling van de huurprijs), doch de interpretatie van de<br />

gegevens zoals in de <strong>rapport</strong>ages is toegepast is, voor een goede vergelijkbaarheid in de<br />

benchmark, onjuist.<br />

Uit de met UWV-medewerkers gehouden interviews is gebleken dat UWV in november 2003<br />

op de hoogte was van <strong>het</strong> feit dat de parkeergarage in de bvo-metrage was betrokken en dat <strong>het</strong><br />

zich bewust was van de invloed daarvan op de uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages. De controller van<br />

UWV heeft dit ook ter sprake gebracht in een overleg tussen de accountantsdienst van UWV en<br />

Ernst & Young inzake de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van laatstgenoemde in november 2003.<br />

Ernst & Young heeft aangegeven dat deze informatie <strong>niet</strong> van invloed is geweest op hun<br />

<strong>rapport</strong>age aangezien de <strong>rapport</strong>en van deskundigen (meet<strong>rapport</strong>en en onderzoeks<strong>rapport</strong>en van<br />

de Rijksgebouwendienst) een dergelijke afwijking <strong>niet</strong> vermelden. Deze zienswijze heeft Ernst<br />

& Young ook expliciet in haar <strong>rapport</strong>age tot uitdrukking gebracht.<br />

Ernst & Young heeft zich overigens met name gericht op financiële informatie en voor wat<br />

betreft <strong>niet</strong>-financiële informatie gebruik gemaakt van <strong>rapport</strong>en van andere deskundigen, zoals<br />

de organisatie die <strong>het</strong> meetcertificaat heeft uitgegeven en de Rijksgebouwendienst die deze<br />

resultaten heeft bevestigd.


42 / 93<br />

UWV stelt dat: 27<br />

• <strong>het</strong> op verzoek van <strong>het</strong> Ministerie gegevens heeft geleverd op basis van een verhouding van<br />

85 procent tussen vvo en bvo, conform <strong>het</strong> voor de markt gebruikelijke gemiddelde.<br />

• naar aanleiding van de geleverde bvo-gegevens de Rijksgebouwendienst nadere vragen heeft<br />

gesteld om <strong>het</strong> percentage van 85 te kunnen onderbouwen. Hiertoe zijn door UWV de<br />

meetcertificaten van gebouw A en B verstrekt. Ook heeft de Rijksgebouwendienst een<br />

schouw verricht op <strong>het</strong> complex La Guardia. Op basis van de meetcertificaten en de schouw<br />

is de dienst tot de conclusie gekomen dat door de vormgeving van La Guardia een<br />

ongunstige indeling van ruimten ontstaat en dat er meer ruimte dan gebruikelijk verloren gaat<br />

aan stijgpunten (trappen, liften, schachten) en technische ruimten. Dit is voor de<br />

Rijksgebouwendienst aanleiding geweest UWV te vragen opnieuw gegevens te leveren in<br />

een verhouding vvo-bvo van 70 procent (overleg van 10 september 2003). UWV heeft aan<br />

dit verzoek voldaan. Vervolgens is in de benchmark gerekend met <strong>het</strong> percentage vvo-bvo<br />

van 70, zoals door de Rijksgebouwendienst is vastgesteld;<br />

• <strong>het</strong> gegevens heeft aangeleverd conform de opdracht en de schouw van de<br />

Rijksgebouwendienst. Meetcertificaten maken, zoals later bleek, melding van <strong>het</strong> aantal<br />

vierkante meters brutovloeroppervlak inclusief de parkeergarage. De gegevens die UWV aan<br />

de Rijksgebouwendienst heeft geleverd, zijn conform dit algemeen geldende uitgangspunt.<br />

UWV meent dat de weergegeven vergelijking met de benchmark van de Rijksgebouwendienst<br />

<strong>niet</strong> mogelijk is om de volgende redenen:<br />

• een correctie van de verhouding vvo-bvo betekent volgens UWV dat ook voor de andere<br />

partijen in de benchmark beoordeeld zal moeten worden of die de oppervlakte voor<br />

parkeerruimte hebben meegenomen;<br />

• wanneer de cijfers van UWV veranderen, verandert ook <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark;<br />

• in de benchmark worden de kosten van totale kantoren met elkaar vergeleken.<br />

UWV vraagt zich af of de eerdere conclusies van <strong>het</strong> Ministerie door een correctie van de<br />

verhouding brutovloeroppervlak / verhuurbaar vloeroppervlak substantieel zullen veranderen. De<br />

verwachting is dat UWV binnen de bandbreedte van de kwaliteit van de rijkshuisvesting blijft<br />

vallen. Daar komt bij dat <strong>het</strong> realisatiecijfer voor gebouw C inmiddels bekend is en ook de<br />

prognose voor gebouw D bekend is. Beide cijfers komen lager uit dan de cijfers die in de<br />

benchmark zijn gehanteerd.<br />

In de benchmark is bovendien uitgegaan van een smal inbouwpakket. De elementen die UWV<br />

heeft gerekend tot smal inbouwpakket, zoals bouwplaatskosten en casco-aanpassingen, zijn<br />

echter breder dan die welke in de benchmark worden gevraagd. Voor een goede vergelijking<br />

dient hiervoor gecorrigeerd te worden, aldus UWV.<br />

27 Zie bijlage 2 voor de letterlijke tekst van de wederhoorreactie van de Raad van Bestuur.


43 / 93<br />

De Rijksgebouwendienst heeft de volgende zienswijze hieromtrent.<br />

In eerste instantie is uitgegaan van de (standaard) vvo/bvo verhouding van 0,85. Na discussie in<br />

de projectgroep is vastgesteld dat uiteindelijk in bvo’s zou worden ge<strong>rapport</strong>eerd omdat dit in <strong>het</strong><br />

rijksdomein gebruikelijk was. Op een bepaald moment is door UWV aangegeven dat de<br />

feitelijke vvo/bvo verhouding <strong>niet</strong> 0,85 was, maar substantieel lager. Dit werd door UWV<br />

onderbouwd door ‘deelcertificaten’ voor de gebouwdelen A en B (vvo/bvo verhouding van<br />

respectievelijk 0,69 en 0,67). Omdat voor de bouwdelen C en D nog geen gegevens waren, maar<br />

wel de wetenschap dat zij qua structuur <strong>niet</strong> veel zou afwijken van gebouw A en B is besloten<br />

voor de verdere berekeningen uit te gaan van een percentage van 0,70.<br />

Rijksgebouwendienst geeft daarbij nadrukkelijk aan geen enkele reden te hebben gehad om aan<br />

de juistheid van de ingebrachte meetcertificaten te twijfelen. Het meet<strong>rapport</strong> is nooit gezien<br />

door de Rijksgebouwendienst.<br />

Voorts verklaart Rijksgebouwendienst dat in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> kosten / kwaliteitsonderzoek (deel<br />

uitmakend van de <strong>rapport</strong>age), een bezoek werd gebracht aan <strong>het</strong> complex La Guardia Plaza. Het<br />

beeld dat de dienst hieruit kreeg, was dat <strong>het</strong> gebouw qua indeelbaarheid <strong>niet</strong> optimaal was en<br />

enigszins ongunstig ‘oogde’. Dit heeft geleid tot de opmerking in de <strong>rapport</strong>age van september<br />

2003 dat naar alle waarschijnlijkheid meer dan normale ruimte verloren gaat aan stijgpunten. Dit<br />

moet volgens de dienst als verklaring achteraf worden gezien voor de als feit aangenomen factor<br />

van 0,7.<br />

5.2.3 Analyse<br />

Vastgesteld is dat de verhouding vvo/bvo in zowel <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst als in de beide UWV-<strong>rapport</strong>en, is gebaseerd op de oppervlakte van <strong>het</strong><br />

gehele pand B, inclusief de parkeergarage. De Rijksgebouwendienst is ervan uitgegaan dat de in<br />

de benchmark betrokken instellingen de bvo-metrage hebben aangeleverd exclusief de<br />

parkeergarage. Dit betekent dat de UWV-kengetallen die in de benchmark berekend zijn, en die<br />

zijn uitgedrukt in kosten per vierkante meter brutovloeroppervlak, met ruim 24% zullen stijgen.<br />

Het kengetal dat UWV in de <strong>rapport</strong>ages van september 2003 en oktober 2003 voor gebouw B<br />

berekent voor de (begrote) investering voor <strong>het</strong> inbouwpakket stijgt daardoor van 923 naar 1.149<br />

euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. 28<br />

Vastgesteld is dat UWV in november 2003 zich bewust was van <strong>het</strong> feit dat de parkeergarage<br />

in de bvo-metrage was meegenomen. Dit is ter sprake gebracht in <strong>het</strong> overleg met Ernst &<br />

Young voor de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> in november 2003.<br />

Vastgesteld is verder dat hier in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ernst & Young geen melding van is gemaakt.<br />

UWV heeft hierop <strong>niet</strong> gereageerd door bijvoorbeeld <strong>het</strong> Ministerie of de Rijksgebouwendienst<br />

hierover te informeren.<br />

28 Zie voor een nadere uitwerking paragraaf 5.4.2.3.


44 / 93<br />

Op grond van de reacties van UWV en Rijksgebouwendienst, kan worden vastgesteld dat <strong>het</strong><br />

onduidelijk is op wiens aanwijzing gekozen is voor <strong>het</strong> percentage van 70% in de verhouding<br />

vvo-bvo. Vast blijft staan dat deze onvolkomenheid heeft geleid tot onjuiste informatie.


45 / 93<br />

5.3 Huurkosten<br />

5.3.1 Normen<br />

Blijkens <strong>het</strong> huurrecht zijn de belangrijkste verplichtingen van de verhuurder:<br />

• <strong>het</strong> gehuurde ter beschikking stellen (artikel 7:203 BW);<br />

• de goede staat van <strong>het</strong> gehuurde handhaven (artikelen 7:204 tot en met 7:210 BW).<br />

De belangrijkste verplichtingen van de huurder zijn:<br />

• een tegenprestatie voldoen (artikel 7:212 BW);<br />

• <strong>het</strong> gehuurde als goed huurder overeenkomstig de bestemming gebruiken (artikel 7:213 en<br />

214 BW);<br />

• dringende werkzaamheden en renovatie gedogen (artikel 7:220 BW);<br />

• <strong>het</strong> gehuurde in oorspronkelijke en goede staat opleveren (artikel 7:218 BW).<br />

De rechten en verplichtingen van de huurder en verhuurder zijn nader beschreven in de<br />

huurovereenkomst. Voor gebouw B is de huurovereenkomst op 17 juni 2002 namens de huurder<br />

UWV getekend door de voorzitter van de Raad van Bestuur en de directeur Facilitair & Inkoop.<br />

Gebleken is dat UWV aanvankelijk verzuimd heeft <strong>het</strong> huurcontract ter goedkeuring aan <strong>het</strong><br />

Ministerie voor te leggen. De overeenkomst is volgens UWV op 9 december 2002 aan <strong>het</strong><br />

Ministerie aangeboden en op 8 januari 2003 door <strong>het</strong> Ministerie goedgekeurd.<br />

In de ‘algemene bepalingen’ (volgens <strong>het</strong> ROZ-model) die als bijlage bij de<br />

huurovereenkomst is gevoegd, is onder punt 5.1 ‘Einde huurovereenkomst of gebruik’ <strong>het</strong><br />

volgende opgenomen:<br />

‘Behoudens eventuele wettelijke rechten is huurder verplicht bij <strong>het</strong> einde van de<br />

huurovereenkomst, of bij <strong>het</strong> beëindigen van <strong>het</strong> gebruik, <strong>het</strong> gehuurde ten genoegen van<br />

verhuurder in oorspronkelijke staat, vastgelegd in bij de aanvang opgemaakte en gewaarmerkte<br />

omschrijving (…) aan verhuurder te overhandigen. Huurder is verplicht alle zaken die door hem<br />

in, of aan <strong>het</strong> gehuurde zijn aangebracht (…) op eigen kosten te verwijderen.’<br />

De belangrijke beslissingen die in <strong>het</strong> project zijn genomen, zijn vastgelegd in zogenaamde<br />

‘beslisdocumenten’. In de ‘beslisdocumenten’ 16 en 17 die betrekking hebben op respectievelijk<br />

‘aanpassingen elfde en twaalfde verdieping gebouw 2’ en ‘de aanpassingen aan de entree /<br />

begane grond gebouw 2’, is vermeld: 29<br />

‘De eigenaar van <strong>het</strong> gebouw (SPF-beheer) gaat met deze verbouwing in beginsel akkoord,<br />

onder voorwaarden van een terugbouwverplichting die wordt vastgelegd in een separate<br />

overeenkomst als onderdeel van de huurovereenkomst voor gebouw 2.’<br />

29 Beide beslisdocumenten zijn van 18 september 2002 en zijn voorgelegd aan de stuurgroep Huisvesting.


46 / 93<br />

5.3.2 Bevindingen<br />

5.3.2.1 Huur<br />

Bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst van september 2003 is de UWV<strong>rapport</strong>age<br />

van september 2003 (versie 3.3) als bijlage bijgevoegd. Deze laatste bevat<br />

samengevat de volgende gegevens voor de gebouwen A, B, C en D.<br />

A B C D Totaal<br />

Gegevens object(en)<br />

kantoor (vvo in m 2 ) 13.350 9.497 11.539 27.541 61.927<br />

archief (vvo in m 2 ) 35 167 192 30 424<br />

parkeerplaatsen kelder 105 78 78 225 486<br />

parkeerplaatsen dek 10 10 10 10 40<br />

Huurprijzen<br />

huurprijs kantoor (€/vvo)<br />

170<br />

170<br />

170<br />

170<br />

jaarhuur (excl. BTW)<br />

2.269.500 1.614.490 1.961.630 4.681.970<br />

huurprijs archief (€/vvo)<br />

91<br />

93<br />

93<br />

93<br />

jaarhuur (excl. BTW)<br />

3.185 15.531 17.856 2.790<br />

parkeerplaatsen kelder (€/pp)<br />

976<br />

975<br />

975<br />

975<br />

jaarhuur (excl. BTW)<br />

102.480 76.050 76.050 219.375<br />

parkeerplaatsen dek<br />

567<br />

550<br />

550<br />

550<br />

jaarhuur (excl. BTW)<br />

5.670<br />

5.500<br />

5.500 5.500<br />

jaarhuur totaal (excl. BTW) 2.383.060 1.711.488 2.060.940 4.909.620 11.065.108<br />

Het huurcontract kent naast de bepalingen omtrent de overeengekomen huur ook andere<br />

bepalingen. De belangrijkste overige voorwaarden zijn hieronder weergegeven.<br />

Overige voorwaarden A B C D Totaal<br />

ingangsdatum 1 juli ’02 1 juli ’02 1 okt. ’03 1 dec. ’04<br />

‘stelpost inbouwpakket’<br />

(incl. BTW)<br />

539.998 1.536.995 1.867.472 4.457.235 8.401.700<br />

servicekosten (belast) in € 11 11 11 11<br />

duur (huurtermijn) 10 jaar 10 jaar 10 jaar 10 jaar<br />

verlenging (optie) 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar<br />

huurvrije periode - 2,5 maand 2,5 maand 2,5 maand<br />

BTW-compensatie 5.723.135 4.381.714 5.277.991 12.586.959 27.969.799<br />

In <strong>het</strong> huurcontract zijn G&S Vastgoed en UWV overeengekomen dat G&S Vastgoed als<br />

verhuurder een vergoeding geeft aan UWV voor de investering in <strong>het</strong> inbouwpakket. De<br />

vergoeding wordt ook wel aangeduid met ‘stelpost inbouwpakket’.


47 / 93<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst is de huur voor La Guardia Plaza<br />

berekend per vierkante meter brutovloeroppervlak, inclusief BTW-compensatie. 30 De huur voor<br />

UWV bedraagt 158 euro. De gemiddelde huur uit de benchmark bedraagt 169 euro.<br />

Geconcludeerd wordt dat de UWV-huur onder <strong>het</strong> gemiddelde ligt. Deze berekening is echter<br />

gebaseerd op een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. Een<br />

gecorrigeerde benadering, waarin de parkeergarage buiten beschouwing wordt gelaten, is<br />

hieronder weergegeven:<br />

Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />

25/09/’03 berekening<br />

Huur per m 2 vvo in euro (excl. BTW) 170 170<br />

Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />

Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />

Bruto vloeroppervlak 13.806 11.087<br />

Kengetal: huur per m 2 bvo in euro incl. BTW-compensatie31 158 196<br />

In de voorgaande tabel zijn de metrages van gebouw B gebruikt. Verondersteld kan worden dat<br />

dit ook voor <strong>het</strong> gehele complex geldt.<br />

Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komt de huurprijs voor <strong>het</strong> gehele<br />

complex uit op 196 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. Dit is circa 16 % boven <strong>het</strong><br />

gemiddelde uit de benchmark (169 euro).<br />

5.3.2.2 Terugbouwverplichting<br />

In gebouw B zijn ingrijpende wijzigingen aan <strong>het</strong> casco aangebracht op de begane grond, de<br />

eerste, de elfde en de twaalfde verdieping. Het betreft aanpassingen aan de elektrotechnische en<br />

werktuigbouwkundige installaties en aan de bouwkundige vloervelden. Door deze wijzigingen is<br />

<strong>het</strong> verhuurbaar vloeroppervlak afgenomen.<br />

Uit de bijwerkopdrachten van G&S Vastgoed valt af te leiden dat de uitsparing voor de trap<br />

tussen de twee bovenste verdiepingen circa 25 vierkante meter bedraagt. Het verhuurbaar<br />

vloeroppervlak is hierdoor afgenomen met circa 50 vierkante meter (25 op beide verdiepingen).<br />

De gecreëerde vide tussen de begane grond en de eerste verdieping meet circa 115 vierkante<br />

meter. Deze aanpassingen aan <strong>het</strong> casco hebben derhalve geleid tot een afname van <strong>het</strong><br />

verhuurbaar vloeroppervlak van circa 165 vierkante meter (1,7 %).<br />

In de huurovereenkomst is bepaald dat <strong>het</strong> gehuurde bij beëindiging van <strong>het</strong> huurcontract in<br />

oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht.<br />

30 Met de ‘BTW-compensatie’ wordt gedoeld op de compensatie aan de verhuurder voor <strong>het</strong> feit dat de huurder in<br />

casu <strong>niet</strong> BTW-plichtig is, zie hierna.<br />

31 De BTW-compensatie is in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst verdisconteerd in de<br />

huurprijs op basis van een annuïteit met een looptijd van tien jaar en een rentepercentage van 6%.


48 / 93<br />

De terugbouwkosten zal UWV aan <strong>het</strong> einde van de huurovereenkomst dienen te betalen.<br />

Zoals <strong>het</strong> er thans naar uitziet, is dat over tien jaar (duur huurovereenkomst), waarbij de<br />

terugbouwkosten bij verlenging van de huurovereenkomst doorschuiven. De terugbouwkosten<br />

zullen weliswaar aan <strong>het</strong> eind van de huurovereenkomst betaald moeten worden, maar UWV<br />

moet op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in de jaarrekening nu al rekening<br />

houden met de geschatte kosten van juridisch afdwingbare sloop (herstellen in oorspronkelijke<br />

staat), waarbij de Richtlijnen voorschrijven dat: 32<br />

1. de (geschatte) verplichting bij eerste activering van de kosten wordt opgenomen in de<br />

jaarrekening (al dan <strong>niet</strong> tegen contante waarde), dan wel<br />

2. de voorziening wordt opgebouwd tijdens de gebruiksduur van <strong>het</strong> actief.<br />

Dit betekent dat:<br />

• bij toepassing van 1, op de desbetreffende kosten moet worden afgeschreven ten laste van <strong>het</strong><br />

resultaat;<br />

• bij toepassing van 2, gedurende de periode tot de terugbouw, jaarlijks een toevoeging aan de<br />

verplichting ten laste van <strong>het</strong> resultaat moet worden verantwoord.<br />

Hierbij zij opgemerkt dat bij de eerste variant de totale verplichting direct uit de balans blijkt.<br />

Ten aanzien van de ‘hardheid’ van de verplichting past de volgende kanttekening. In de<br />

beslisdocumenten 16 en 17 wordt gemeld dat de eigenaar akkoord gaat met de verbouwing, mits<br />

de terugbouwverplichting in een overeenkomst als onderdeel van de huurovereenkomst wordt<br />

vastgelegd. Tot op heden is met de eigenaar geen terugbouwverplichting gesloten. Wel is<br />

hiervoor een concept opgesteld, gedateerd 25 september 2003. In <strong>het</strong> concept wordt onder meer<br />

een terugbouwverplichting naar <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek opgelegd ten aanzien van:<br />

• de trapsparing en trap van de elfde en twaalfde verdieping;<br />

• de verwijderde vloer op de eerste verdieping;<br />

• de bedrijfskeuken op de tweede verdieping en<br />

• de inrichting van de hal op de begane grond.<br />

Investeringen die de huurder doet, kunnen voor de verhuurder echter ook gunstig uitpakken.<br />

Het betreft dan maatregelen die leiden tot waardevermeerdering van <strong>het</strong> object en die de<br />

verhuurbaarheid van <strong>het</strong> object vergroten. In een dergelijk geval kunnen verhuurder en huurder<br />

32 Op grond van art 49 lid 3 van de wet SUWI.<br />

De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, <strong>het</strong> Uitvoeringsinstituut<br />

werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank leggen in hun jaarrekening rekening en<br />

verantwoording af over <strong>het</strong> financieel beheer en, voorzover <strong>het</strong> de genoemde bestuursorganen betreft, in elk<br />

geval over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van de verzekeringen en wetten in <strong>het</strong><br />

verstreken boekjaar. De jaarrekening wordt zoveel mogelijk ingericht met overeenkomstige toepassing van titel<br />

9 van Boek 2 van <strong>het</strong> Burgerlijk Wetboek.


49 / 93<br />

overeenkomen dat de terugbouwverplichting komt te vervallen of dat de verhuurder een<br />

vergoeding betaalt aan de huurder. Voor de aanpassingen aan gebouw B zijn hierover geen<br />

afspraken gemaakt. Zou dat wel <strong>het</strong> geval zijn geweest, dan dient daarmee rekening te worden<br />

gehouden bij de bepaling van de voorziening, dan wel de toelichting zoals hiervoor is<br />

weergegeven. De voorziening levert immers een verwachte uitgaande geldstroom op tegen <strong>het</strong><br />

einde van <strong>het</strong> huurcontract. 33<br />

5.3.2.3 Makelaarskosten<br />

Onderhandelingstraject<br />

Het onderhandelingtraject voor de aanhuur van La Guardia Plaza besloeg de periode begin<br />

januari 2002 tot en met begin mei 2002. Bij deze onderhandelingen heeft UWV vanaf medio<br />

maart 2002 <strong>het</strong> makelaarskantoor Jones Lang LaSalle ingeschakeld. Voorafgaand aan deze<br />

onderhandelingen heeft <strong>het</strong> instituut zelf gedurende circa vier maanden de gebruikelijke<br />

voorbereidingswerkzaamheden verricht. Namens UWV zijn de onderhandelingen gevoerd door<br />

de directeur Facilitair & Inkoop.<br />

In 2002 heeft G&S Vastgoed op 24 januari en 15, 17 en 23 april voorstellen gedaan (via haar<br />

makelaar Van Gool & Partners), dan wel heeft UWV een bieding gedaan. Op 24 april 2002 is<br />

G&S Vastgoed met een herzien voorstel gekomen op basis waarvan de partijen op 26 april 2002<br />

tot overeenstemming kwamen voor La Guardia B, C en D. Deze overeenstemming blijkt uit een<br />

verslag van een bespreking op 26 april 2002, waarbij UWV 34 , Jones Lang LaSalle, G&S<br />

Vastgoed en Van Gool & Partners aanwezig waren. Deze laatste heeft <strong>het</strong> verslag opgesteld. De<br />

finale overeenstemming omvat de huurprijs, de bijdrage van de ontwikkelaar, de<br />

aanhuurcourtage van Jones Lang LaSalle, de huurvrije periode en de contante waarde. 35 De<br />

directeur Facilitair & Inkoop verklaart dat UWV dit besprekingsverslag <strong>niet</strong> heeft geaccordeerd<br />

en voor UWV geen enkele status heeft.<br />

Op 3 mei 2002 is een ‘intentie-overeenkomst’ getekend waarin de uitgangspunten voor de<br />

verhuur zijn vastgelegd. Deze overeenkomst is getekend door de directeur Facilitair & Inkoop,<br />

onder nadrukkelijk voorbehoud van toestemming van de Raad van Bestuur. Volgens de directeur<br />

Facilitair & Inkoop heeft hij op 6 mei 2002 <strong>het</strong> bereikte onderhandelingsresultaat besproken met<br />

de voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV in aanwezigheid van een externe adviseur van<br />

de Raad van Bestuur. Volgens de directeur Facilitair & Inkoop is <strong>het</strong> bereikte<br />

33 Voor wat betreft de omvang van deze verplichting kan worden opgemerkt dat deze volgens de<br />

projectontwikkelaar in de praktijk wel wordt bepaald door de oorspronkelijk gemaakte kosten met een geschatte<br />

stijging voor inflatie en de algemene trend voor dergelijke kosten te verhogen. Dit impliceert een 1:1-verhouding<br />

van de kosten van realisatie en herstel. De meer exacte hoogte van de kosten dient te worden bepaald door een<br />

calculatie te maken van de feitelijke sloop- en herstelkosten (situatie-afhankelijk).<br />

34 De directeur Facilitair & Inkoop.<br />

35 De contante waarde per vierkante meter van de verhuurverplichting over de gehele looptijd van <strong>het</strong> contract;<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de huurvrije periode en de investeringsbijdrage.


50 / 93<br />

onderhandelingsresultaat door de voorzitter akkoord bevonden met uitzondering van de door<br />

Jones Lang LaSalle gevraagde vergoeding (aanhuurcourtage).<br />

Op 17 juni 2002 zijn drie aparte huurcontracten getekend, voor respectievelijk La Guardia Plaza<br />

B, C en D.<br />

Vergoeding makelaar<br />

Uit <strong>het</strong> verslag van de bespreking van 26 april 2002 blijkt dat is afgesproken dat makelaar Jones<br />

Lang LaSalle een ‘aanhuurcourtage’ van 10% van de aanvangshuurprijs zal ontvangen welke<br />

door G&S Vastgoed zou worden betaald. 36<br />

Aangezien UWV <strong>niet</strong> akkoord gaat met de hoogte van deze courtage, geeft de directeur Facilitair<br />

& Inkoop opdracht aan de (voormalig) manager Inkoop Vastgoed opnieuw te gaan<br />

onderhandelen over de hoogte van de courtage. Volgens UWV zou de courtage aldus zijn<br />

teruggebracht tot 220.000 euro (exclusief BTW).<br />

Uit de UWV-administratie blijkt dat <strong>het</strong> instituut op 15 juli 2002 een factuur ontvangt van Jones<br />

Lang LaSalle voor een bedrag van 220.000 euro exclusief BTW (261.800 euro inclusief BTW).<br />

Op de factuur van Jones Lang LaSalle staat vermeld:<br />

‘Courtagenota naar aanleiding van de werkzaamheden ten behoeve van de aanhuur van<br />

nieuwbouwontwikkeling La Guardia Plaza te Amsterdam Sloterdijk’.<br />

Op 7 oktober 2002, derhalve drie maanden na de verzending van de factuur, stuurt deze<br />

makelaar een opdrachtbevestiging voor de werkzaamheden inzake de aanhuur van La Guardia<br />

Plaza voor dit bedrag aan UWV met <strong>het</strong> verzoek deze opdrachtverstrekking te laten<br />

ondertekenen door de directeur Facilitair & Inkoop, <strong>het</strong>geen deze ook doet. Op 9 januari 2003<br />

wordt de factuur ter betaling aangeboden aan de (interne) projectleider, die de factuur met een<br />

begeleidende brief en de getekende opdrachtbevestiging doorstuurt naar de directeur Facilitair &<br />

Inkoop. De projectleider verzoekt de directeur Facilitair & Inkoop in de brief de factuur voor<br />

akkoord te ondertekenen. Daarna heeft UWV de factuur betaald. 37<br />

Uit een onderzoek van de administratie van G&S Vastgoed blijkt dat Jones Lang LaSalle op<br />

30 september 2002 aan G&S Vastgoed een bedrag in rekening brengt van 867.654,80 euro<br />

exclusief BTW (1.032.509 euro inclusief BTW). Op de factuur van Jones Lang LaSalle staat:<br />

‘Honorering inzake de verkoop van bovengenoemd kantorencomplex’.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat dit bedrag op 20 augustus 2002 als aanhuurcourtage in de<br />

grootboekadministratie van G&S Vastgoed is verantwoord. Uit navraag bij de directie van G&S<br />

Vastgoed is gebleken dat Jones Lang LaSalle eerst een factuur voor dit bedrag bij G&S Vastgoed<br />

in rekening heeft gebracht met de omschrijving ‘honorering inzake aanhuur’, doch dat deze<br />

36 Op basis van de gehuurde meters, de parkeerplaatsen en archiefruimten is de jaarhuur van ca. 8,69 miljoen euro<br />

exclusief BTW. De verschuldigde courtage zou daarmee 869.000 euro exclusief BTW bedragen.<br />

37 De courtagekosten zijn door UWV aan de gebouwen B, C en D toegerekend. In de tabel in 5.1.9 zijn de<br />

courtagekosten van gebouw B in kolom 6 opgenomen voor een bedrag van 54.000 euro.


51 / 93<br />

factuur later is gecrediteerd en is vervangen door de factuur met de omschrijving<br />

‘Honorering inzake de verkoop van bovengenoemd kantorencomplex’ .<br />

De behandelend makelaar van Jones Lang LaSalle heeft verklaard dat <strong>het</strong> crediteren op<br />

verzoek van G&S Vastgoed is geschied. Hij heeft verder verklaard dat <strong>het</strong> een aanvullende<br />

courtageafspraak betrof aangezien <strong>niet</strong> de volledige courtage van Jones Lang LaSalle in rekening<br />

kon worden gebracht. Normaliter bedraagt <strong>het</strong> NVM-tarief voor een transactie van deze omvang<br />

volgens Jones Lang LaSalle circa 1.250.000 euro exclusief BTW. Uiteindelijk is, aldus de<br />

makelaar van Jones Lang LaSalle, vastgesteld dat Jones Lang LaSalle recht heeft gehad op een<br />

aanvullende vergoeding van 220.000 euro exclusief BTW, die is vastgelegd in een overeenkomst<br />

van 7 oktober 2002.<br />

De makelaar van Jones Lang LaSalle verklaart verder dat de nota van 867.654,80 euro<br />

exclusief BTW gebaseerd is op 10% van de eerste volledige jaarhuur, te weten: 8.676.548 euro<br />

exclusief BTW. Deze beloning verantwoordt G&S Vastgoed derhalve als ‘te betalen post’. De<br />

reden om dit zo te verantwoorden zou volgens de makelaar mogelijk verband kunnen houden<br />

met de BTW. 38 In elk geval zou <strong>het</strong> volgens de makelaar wel zo zijn dat deze vergoeding<br />

uiteindelijk ten laste van UWV komt en gezien kan worden als een vergoeding voor <strong>het</strong> bereikte<br />

onderhandelingsresultaat. 39<br />

Zowel de destijds behandelend makelaar als de directeur Facilitair & Inkoop beweert dat de<br />

inschakeling van Jones Lang LaSalle, alsmede <strong>het</strong> in de bespreking van 26 april 2002 bereikte<br />

onderhandelingsresultaat tot stand is gekomen met instemming van de Raad van Bestuur. De<br />

voorzitter van de Raad van Bestuur verklaart desgevraagd dat hij met betrekking tot de<br />

inschakeling van Jones Lang LaSalle ‘geen specifieke kennis’ heeft.<br />

5.3.2.4 Metropolitan-gebouw<br />

In <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> van september 2003 (de bijlage bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst) is een vergelijking gemaakt tussen de huur van La Guardia Plaza en die<br />

van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan in Amsterdam. Dit laatstgenoemde gebouw werd door <strong>het</strong><br />

Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), een der rechtsvoorgangers van <strong>het</strong> UWV,<br />

gehuurd. In <strong>het</strong> algemeen overleg van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid van 12 november 2003 zijn de volgende vragen gesteld over de huur van <strong>het</strong><br />

gebouw Metropolitan:<br />

38 Hier wordt kennelijk gedoeld op <strong>het</strong> feit dat UWV geen vooraftrek BTW kent.<br />

39 De makelaar doelt hier kennelijk op <strong>het</strong> feit dat de 10% courtage reeds was afgesproken voordat<br />

overeenstemming was bereikt over alle voorwaarden van <strong>het</strong> huurcontract en dat de verhurende partij de te<br />

betalen courtage zou hebben verdisconteerd in de op dat moment nog uit te onderhandelen voorwaarden.


52 / 93<br />

1. is in de 241 euro kale huur per vierkante meter ook schoonmaak en receptie betrokken;<br />

hoe is de huurprijs opgebouwd? 40<br />

2. betaalde <strong>het</strong> Lisv deze huur ook?<br />

3. is UWV ook indirect eigenaar?<br />

Het gebouw Metropolitan in Amsterdam-Buitenveldert was de voormalige<br />

hoofdkantoorvestiging van <strong>het</strong> Lisv. Van rechtswege is <strong>het</strong> huurcontract van Lisv overgegaan op<br />

UWV. Vanaf de start van UWV in 2001 is de hoofddirectie in <strong>het</strong> gebouw Metropolitan<br />

gehuisvest geweest tot <strong>het</strong> moment dat La Guardia Plaza (gebouw B en C) gereed was om in<br />

oktober 2003 in gebruik te worden genomen.<br />

In de Rapportage huisvesting UWV van september 2003 zijn de huurkosten van La Guardia<br />

Plaza afgezet tegen de (voormalige) hoofdkantoorvestigingen Metropolitan en Bos en Lommer.<br />

De gegevens in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zijn als volgt weergegeven:<br />

verhuurbaar vloeroppervlak in m 2 huurprijs / m 2 vvo<br />

inclusief archief in euro<br />

Metropolitan 7.651 245<br />

Bos en Lommer 38.486 143<br />

Het verhuurbaar vloeroppervlak van Metropolitan bestaat uit 7.056 m 2 kantoorruimte en 595 m 2<br />

archiefruimte, totaal derhalve 7.651 m 2 verhuurbaar vloeroppervlak.<br />

De huurkosten van gebouw Metropolitan en La Guardia Plaza (voor gebouw B) zijn als volgt<br />

weer te geven:<br />

40 De huurprijs van 241 euro voor <strong>het</strong> gebouw Metropolitan staat in de brief van 3 juni 2003 van UWV aan de<br />

Minister. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 meldt UWV een huurprijs van 245 euro per vierkante meter<br />

verhuurbaar vloeroppervlak.


53 / 93<br />

Metropolitan La Guardia Plaza B<br />

jaarhuur 41<br />

prijspeil<br />

4 e kw 2001<br />

jaarhuur 42<br />

prijspeil<br />

4 e kw 2003<br />

/ m 2 vvo<br />

prijspeil<br />

4 e kw 2003<br />

jaarhuur 43<br />

prijspeil<br />

1 juli 2002<br />

/ m 2 vvo<br />

prijspeil<br />

1 juli 2002<br />

a. huur kantoor 1.242.363 1.817.934 258 1.614.490 170<br />

b. huur archief 39.150 55.745 94 15.448 92,50<br />

a+b subtotaal / gemiddeld 1.281.477 1.873.697 245 1.629.938 169<br />

c. huur parkeerplaats p-garage 141.001 76.050<br />

d. huur parkeerplaats dek 39.818 5.500<br />

c+d subtotaal 126.984 180.819 81.550<br />

e. BTW-compensatie 60.836 86.662 595.334<br />

a+b+c+d+e totaal / gemiddeld 1.469296 2.141.160 (280) 2.306.822 (239)<br />

f. service – stook <strong>niet</strong> bekend 245.220 107.696<br />

g. elektra <strong>niet</strong> bekend 34.144 exclusief<br />

f+g subtotaal <strong>niet</strong> bekend 279.364 107.696<br />

BTW over e+f <strong>niet</strong> bekend 53.079 20.462<br />

Deze tabel geeft aan hoe de huurkosten zijn opgebouwd voor <strong>het</strong> gebouw Metropolitan in <strong>het</strong><br />

vierde kwartaal van 2001 en in dezelfde periode van 2003. De huurprijs van 245 euro per<br />

vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak waarvan <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> spreekt, is de<br />

gemiddelde huurprijs voor de kantoor- en archiefruimten, exclusief parkeerplaatsen, BTWcompensatie,<br />

service-, stook- en elektrakosten.<br />

Een belangrijk verschil tussen La Guardia Plaza en Metropolitan is dat <strong>het</strong> laatstgenoemde<br />

gebouw circa dertig jaar oud is, terwijl La Guardia Plaza pas zeer recent is opgeleverd. In <strong>het</strong><br />

geval dat een gebouw ouder is dan tien jaar, is aan de verhuurder geen BTW-compensatie meer<br />

verschuldigd. 44<br />

Vanuit de tabel kan indicatief worden aangegeven wat de consequentie van de BTWcompensatie<br />

is. Zonder BTW-compensatie is <strong>het</strong> verschil in de huurprijs tussen beide locaties 76<br />

euro per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak (245 minus 169 euro). Met BTWcompensatie<br />

is <strong>het</strong> verschil circa 41 euro (280 minus 239 euro). Het verschil is nog kleiner<br />

wanneer rekening wordt gehouden met <strong>het</strong> geringer aantal parkeerplaatsen van gebouw B (88<br />

parkeerplaatsen op 9.664 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak) in verhouding tot gebouw<br />

Metropolitan (120 parkeerplaatsen op 7.651 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak).<br />

De service- en stookkosten en kosten voor elektriciteit zijn <strong>niet</strong> met elkaar te vergelijken. In<br />

<strong>het</strong> huurcontract van La Guardia Plaza is opgenomen dat UWV de elektrakosten rechtstreeks aan<br />

41 Bron: huurcontract d.d. 12 april 1999.<br />

42 Bron: brief d.d. 11 december 2001 van Boer Hartog Hooft Makelaardij inzake huurprijsherziening.<br />

43 Bron: huurcontract La Guardia Plaza B d.d. 17 juni 2002.<br />

44 Behoudens de BTW-compensatie over eventuele vernieuwings- en renovatiekosten en BTW over de<br />

servicekosten.


54 / 93<br />

de elektriciteitsmaatschappij zal betalen. De servicepakketten (onderhoud, schoonmaak en<br />

dergelijke) van Metropolitan en La Guardia Plaza zijn ook verschillend samengesteld.<br />

Voor de vraag of de huur die UWV betaalt, dezelfde is als die welke <strong>het</strong> Lisv heeft betaald, is<br />

<strong>het</strong> volgende van belang. Het huurcontract voor Metropolitan is op 1 januari 2002 aangepast<br />

vanwege een herziening van de markthuurprijs. Deze herziening is uitgevoerd door de dan<br />

geldende huurprijs te toetsen aan de markthuurprijs van <strong>het</strong> object. Bij deze <strong>niet</strong> ongebruikelijke<br />

huurprijsherziening, wordt de markthuurprijs afgezet tegen de huurwaarde van vergelijkbare<br />

huurobjecten.<br />

In <strong>het</strong> Algemeen Overleg is de vraag gesteld of UWV ‘indirect’ eigenaar is van Metropolitan.<br />

Deze vraag kan kort worden beantwoord: Metropolitan is een huurobject, waarvoor een<br />

huurcontract is opgesteld dat eindigt met ingang van 31 december 2006. UWV is derhalve<br />

huurder en geen (indirect) eigenaar. 45<br />

Ten aanzien van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan dient <strong>het</strong> volgende te worden opgemerkt. De brief<br />

van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten opzichte van <strong>het</strong><br />

gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit bedrag is berekend<br />

door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de ‘kale huurprijzen’ per vierkante meter verhuurbaar<br />

vloeroppervlak en dit te vermenigvuldigen met <strong>het</strong> verhuurbaar vloeroppervlak van <strong>het</strong> gebouw<br />

Metropolitan (241 euro minus 170 euro maal 7.651 vierkante meter). Voor de berekening van de<br />

werkelijke besparing (en voor een goede vergelijking) dient onder meer ook de verschuldigde<br />

BTW-compensatie – en die is voor La Guardia Plaza veel hoger dan voor gebouw Metropolitan<br />

– te worden meegenomen, evenals de service- en energiekosten. Ten slotte dient te worden<br />

opgemerkt dat Metropolitan per 1 januari 2004 is onderverhuurd voor een huurprijs (195 euro<br />

per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak) die beduidend lager ligt dan de huur die UWV<br />

dient af te dragen. Dit verschil moet duidelijk in <strong>het</strong> licht worden bezien van de huidige<br />

kantorenmarktprijzen: er is een groot aanbod en geringe vraag naar kantoren, waardoor de<br />

huurprijzen sterk onder druk staan. Niettemin is er vanaf 15 september 2002 tot en met 1 januari<br />

2004 sprake geweest van dubbele huur; van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 komt<br />

<strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van UWV.<br />

5.3.3 Analyse<br />

Huurkosten<br />

Vastgesteld is dat de samenstellers van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst<br />

voor de benchmark in de berekeningen van de huurprijs per vierkante meter brutovloeroppervlak<br />

zijn uitgegaan van een factor 0,7 vvo/bvo, waarin de parkeergarage verdisconteerd is. Hierdoor<br />

wordt de huurprijs voor UWV verdeeld over een groter aantal vierkante meters, wat tot gevolg<br />

45 De verhuurder is de maatschap NCR of zoals in <strong>het</strong> huurcontract staat: ‘de maatschap ten doel hebbende <strong>het</strong> voor<br />

gemeenschappelijke rekening doen bouwen en exploiteren van een kantoorgebouw genaamd NCR-gebouw’


55 / 93<br />

heeft dat de huurprijs is berekend op 158 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak inclusief<br />

BTW-compensatie. De parkeergarage dient buiten beschouwing te worden gelaten, aangezien<br />

daarvoor apart huur wordt betaald. De huurprijs komt daarmee op 196 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak; dat is 16% boven <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark.<br />

Vastgesteld is dat de verbouwing van <strong>het</strong> casco heeft geleid tot een verlaging van <strong>het</strong><br />

verhuurbaar oppervlak met circa 165 vierkante meter (1,7%).<br />

Terugbouwverplichting<br />

Vastgesteld is dat in gebouw B ingrijpende aanpassingen aan <strong>het</strong> casco zijn aangebracht op de<br />

begane grond en op de eerste, elfde en twaalfde verdieping.<br />

Vastgesteld is dat de huurovereenkomst bepaalt dat <strong>het</strong> gehuurde bij beëindiging van <strong>het</strong><br />

huurcontract in de oorspronkelijke staat dient te worden opgeleverd. Voor de aanpassingen zou<br />

een terugbouwovereenkomst worden opgesteld tussen huurder en verhuurder. Er is een conceptterugbouwverplichting<br />

aangetroffen. Afspraken over eventuele kwijting van de<br />

terugbouwverplichting of een compensatie door de verhuurder voor een eventuele<br />

waardevermeerdering van <strong>het</strong> pand door de investeringen van UWV zijn achterwege gebleven.<br />

Thans bestaat voor UWV de verplichting (op grond van de wet en de overeenkomst) tot herstel<br />

van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat, wat aanzienlijke kosten met zich zal kunnen<br />

brengen. In de projectadministratie is op generlei wijze rekening gehouden met de (geschatte)<br />

kosten van sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat.<br />

Vastgesteld is dat de kosten van de sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de<br />

oorspronkelijke staat wegens <strong>het</strong> juridisch afdwingbare karakter ervan moeten worden<br />

opgenomen in de UWV-jaarrekening.<br />

UWV deelt dit standpunt <strong>niet</strong> en beroept zich op de volgende bepaling uit de richtlijnen voor<br />

de jaarverslaggeving: 46<br />

‘Slechts die verplichtingen die voortvloeien uit de gebeurtenissen uit <strong>het</strong> verleden en die blijven<br />

bestaan onafhankelijk van de toekomstige handeling van de rechtspersoon leiden tot <strong>het</strong> treffen<br />

van een voorziening. Indien de rechtspersoon toekomstige uitgaven kan voorkomen door een<br />

handeling in de toekomst heeft de rechtspersoon geen verplichting tot <strong>het</strong> doen van die uitgaven<br />

en wordt geen voorziening getroffen’.<br />

UWV stelt dat er zolang <strong>het</strong> dit gebouw blijft huren, geen sprake zal zijn van een verplichting<br />

tot <strong>het</strong> terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Evenmin is dit <strong>het</strong> geval wanneer met de<br />

46 Er wordt hierbij verwezen naar RJ 252 inzake Voorzieningen, alinea 109.


56 / 93<br />

verhuurder of met een eventuele nieuwe huurder kan worden overeengekomen dat <strong>het</strong> gehuurde<br />

in de bestaande staat kan worden opgeleverd.<br />

In de wederhooreactie van UWV, zie bijlage 2 pagina 5/6, wordt aldus gesteld dat <strong>het</strong> vormen<br />

van een voorziening volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving juist <strong>niet</strong> zou zijn<br />

toegestaan, omdat <strong>het</strong> hier gaat om een verplichting die door UWV mogelijk kan worden<br />

voorkomen. De Accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie onderschrijft die visie.<br />

UWV heeft over dit onderwerp een intern memo van de afdeling FEZ/concerncontrol<br />

verstrekt (gedateerd 19 januari 2004) met als bijlage een memo van KPMG, gedateerd 12 januari<br />

2004. Dit accountantskantoor heeft op verzoek van UWV een advies uitgebracht, dat overigens<br />

een concept-status heeft. Daarin staat dat de bepaling waarop UWV zich beroept alleen geldt<br />

voor eenzijdige handelingen, ‘waarvoor <strong>niet</strong> de instemming en/of medewerking van een derde is<br />

vereist’.<br />

KPMG stelt voorts: ‘Het mogelijk ‘wegonderhandelen’ van de herstelkosten in de toekomst is<br />

iets waarvoor te zijner tijd de medewerking van de huurder noodzakelijk is, een gebeurtenis na<br />

balansdatum dus, en tot die tijd blijft gewoon sprake van een contractuele verplichting voor de<br />

huurder (en dus de noodzaak tot <strong>het</strong> vormen van een voorziening).’<br />

Het intern memo van UWV sluit in eerste instantie aan bij <strong>het</strong> KPMG-advies met de tekst:<br />

‘Met KPMG neigen wij er nu naar te concluderen dat UWV op grond van RJ 252.217 inderdaad<br />

een voorziening herstelkosten zou moeten vormen ingaande de jaarrekening 2003’.<br />

De conclusie in <strong>het</strong>zelfde stuk is echter onbegrijpelijk en volstrekt <strong>niet</strong> in lijn met de eerdere<br />

tekst in <strong>het</strong> memo en <strong>het</strong> KPMG-advies. De conclusie van UWV is namelijk:<br />

‘Wij concluderen dan ook dat noch in de jaarrekening 2002, noch in de jaarrekening 2003<br />

binnen de relevante verslagleggingsregels argumenten te vinden zijn die vorming van een<br />

voorziening verbouwingskosten HK [red.: Hoofdkantoor] zelfs maar toestaan. Laat staan<br />

vereisen.’<br />

De reactie van UWV leidt <strong>niet</strong> tot een wijziging van de eerdere vaststelling dat UWV<br />

gehouden is een voorziening op te nemen in de jaarrekening voor de terugbouwverplichting.<br />

UWV kan immers <strong>niet</strong> zelfstandig, dus door een eigen handeling en zonder medewerking van<br />

een derde (i.c. de verhuurder), deze uitgaaf voorkomen. Dit standpunt wordt gestaafd door <strong>het</strong><br />

KPMG-advies.<br />

Makelaarskosten<br />

Omtrent de reden(en) van de betalingen voor courtage aan makelaar Jones Lang LaSalle is geen<br />

eenduidig beeld ontstaan. Op grond van de overeenkomst van 26 april 2002 lijkt UWV de<br />

aanhuurcourtage van 220.000 euro exclusief BTW <strong>niet</strong> verschuldigd te zijn. G&S Vastgoed zou<br />

<strong>het</strong> makelaarsloon immers betalen, wat ook is gebeurd conform de afspraak van 26 april 2002,<br />

echter voor een bedrag van 876.654 euro exclusief BTW.<br />

De status van dit document is echter <strong>niet</strong> duidelijk geworden. Gegeven de uiteenlopende<br />

verklaringen van betrokkenen kan geen eenduidige conclusie worden gesteld ten aanzien van de<br />

aan Jones Lang LaSalle betaalde vergoeding.


57 / 93<br />

Metropolitan<br />

Vastgesteld is dat <strong>het</strong> huurcontract voor Metropolitan van rechtswege van <strong>het</strong> Lisv op UWV is<br />

overgegaan. Op 1 januari 2002 is <strong>het</strong> huurcontract aangepast vanwege een herziening van de<br />

markthuurprijs. De markthuurprijsherziening heeft geleid tot een forse stijging van de huurprijs.<br />

Metropolitan is een huurobject waarvoor een huurcontract is opgesteld dat eindigt met ingang<br />

van 31 december 2006. UWV is derhalve huurder en geen (indirect) eigenaar.<br />

De brief van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten<br />

opzichte van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit<br />

bedrag is berekend door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de ‘kale huurprijzen’. In deze berekening<br />

zijn <strong>niet</strong> de verschuldigde BTW-compensatie (die voor La Guardia Plaza veel hoger is dan voor<br />

gebouw Metropolitan), de service- en energiekosten meegenomen. Daarnaast is er vanaf 15<br />

september 2002 sprake geweest van dubbele huur; van 1 januari 2004 tot en met 31 december<br />

2006 komt <strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van UWV.


58 / 93<br />

5.4 Kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum<br />

5.4.1 Normen<br />

In de eerste berichtgeving aan de Tweede Kamer, te weten de brief van 3 juni 2003 van UWV<br />

aan <strong>het</strong> Ministerie, staat op bladzijde 2 dat de investeringen om gebouw B aan te passen aan de<br />

bestemming van een bestuurs- en vergadercentrum, 1.216.462 euro bedroegen voor de hal en <strong>het</strong><br />

vergadercentrum en voor <strong>het</strong> bestuurscentrum 414.000 euro (samen 1.630.462 euro exclusief<br />

BTW, ofwel 1,9 miljoen euro inclusief BTW).<br />

De brief noemt geen totalen voor de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket, maar wel:<br />

‘De inrichtingsprijs voor de gebouwen B, C, D en E op La Guardia bedraagt € 918 euro per m2<br />

(brutovloeroppervlak)’.<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van 25 september 2003 van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst wordt op<br />

bladzijde 15 (van de als bijlage daarbij gevoegde UWV-<strong>rapport</strong>age) vermeld dat de totale<br />

inrichtingskosten voor gebouw B 12,5 miljoen euro bedragen:<br />

‘Van dit bedrag is € 1,9 miljoen toe te schrijven aan de aanpassingen, gericht op de functie van<br />

bestuurs- en vergadercentrum. De overige € 10,5 miljoen bestaat uit de ‘normale’<br />

inrichtingskosten die bij een andere bestemming dan bestuurscentrum ook hadden moeten<br />

worden gemaakt’.<br />

De UWV-<strong>rapport</strong>age van 30 oktober 2003 inzake nader onderzoek (Uitwerking<br />

huisvestingskosten gebouw B) vermeldt op bladzijde 6 dat de (begrote) totale kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket 12,7 miljoen euro bedragen.<br />

Over de eerdere opgave van 1,9 miljoen euro voor de kosten van de aanpassingen aan de<br />

begane grond en aan de eerste, elfde en twaalfde verdieping vermeldt <strong>het</strong> <strong>rapport</strong>:<br />

‘UWV heeft ervoor gekozen de aannemer een specificatie te laten verstrekken van <strong>het</strong> meerwerk<br />

(…) De opgave van de aannemer omvatte 10 punten waarin aanpassingen hebben<br />

plaats<strong>gevonden</strong> ten opzichte van <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek’.<br />

Verder is in de UWV-<strong>rapport</strong>age van 30 oktober 2003 onder 3.4 aangeven:<br />

‘Naar aanleiding van zijn verzoek om nadere informatie te verstrekken over de huisvestings- en<br />

inrichtingskosten van gebouw B heeft de Minister, om maximale duidelijkheid te verschaffen,<br />

onafhankelijk deskundigen gevraagd nader onderzoek te doen naar de specifieke<br />

aanpassingskosten in casco en wijzigingen van <strong>het</strong> inbouwpakket. Dit onderzoek is kort geleden<br />

uitgevoerd met inachtneming van de actuele stand van zaken. De deskundigen zijn, in afwijking<br />

van de opgave van de aannemer, gekomen tot een aanvulling van de 10 puntenlijst met 7 punten<br />

tot een 17 puntenlijst (…) Met deze 17 punten is een bedrag gemoeid van € 2,4 miljoen.’<br />

Kortom, de totale kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket zijn ten opzichte van de eerdere <strong>rapport</strong>age in<br />

september 2003 van 12,5 miljoen euro bijgesteld naar 12.739.755 euro in de <strong>rapport</strong>age van<br />

oktober 2003 (zie paragraaf 5.1.9). Het eerdere bedrag van 1,9 miljoen euro is gecorrigeerd naar


59 / 93<br />

2,4 miljoen euro, conform de specificatie, zoals opgenomen in bijlage C van <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong><br />

van 30 oktober 2003.<br />

Het bedrag van 2,4 miljoen euro dat in <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> wordt genoemd, is opgebouwd uit<br />

zeventien elementen die puntsgewijs zijn opgesomd en betrekking hebben op de begane grond,<br />

de eerste, elfde en twaalfde verdieping van gebouw B, te weten:<br />

10-puntenlijst <strong>rapport</strong>age 25-09-03: aanvullingen tot 17-puntenlijst 30-10-03:<br />

• vergroten vide en plaatsen wandscherm receptie van<br />

begane grond<br />

• houten wand<br />

• trap tussen de elfde en twaalfde verdieping • gebogen leemstucwerk<br />

• extra brandwerende pui in verband met gewijzigde<br />

compartimentering<br />

• wandtegelwerk lifthallen<br />

• wijziging afwerking toiletgroepen • draaideur vergaderzaal<br />

• lamellen plafonds • hardglazen puien<br />

• wijziging restplafond en delen stucwerk • metalen plafonds en wanden<br />

• afwerking vloeren 11 e en 12 e verdieping • overige stucwerk<br />

• verlichting (<strong>niet</strong> losse inrichting)<br />

• wijziging elektrische installatie<br />

• wijzigingen in werktuigbouwkundige installaties<br />

De opgaven van de kosten van deze zeventien punten zijn ontleend aan de verstrekte opdrachten<br />

aan G&S Vastgoed. Zo is <strong>het</strong> aanbrengen van de trap naar de twaalfde verdieping (tweede punt<br />

op de lijst) ad 172.550 euro inclusief BTW, opgebouwd uit een viertal ‘bijwerkopgaven’ van<br />

G&S Vastgoed, te weten:<br />

• no. 45 uitsparingen in betonvloer;<br />

• no. 54 staalwerk extra trap;<br />

• no. 72 lichtwand en lichtplafond elfde en twaalfde verdieping;<br />

• no. 52 bouwkundige werkzaamheden elfde en twaalfde verdieping (deels).<br />

De Rijksgebouwendienst heeft in de benchmark van september 2003 de kostengegevens van<br />

UWV afgezet tegen de gemiddelde kosten van de betrokken instellingen uit de benchmark. De<br />

dienst noemt daarbij de volgende kengetallen:<br />

• kosten inbouwpakket ‘smal’ 47 La Guardia Plaza per vierkante meter brutovloeroppervlak;<br />

• kosten inbouwpakket totaal 48 La Guardia Plaza per vierkante meter bruto vloeroppervlak.<br />

47 Rijksgebouwendienst hanteert <strong>het</strong> begrip ‘smal’ inbouwpakket om de kosten tussen de in de benchmark<br />

betrokken instellingen vergelijkbaar te houden. Onder een ‘smal’ inbouwpakket worden onder meer de<br />

binnenwanden, vloerafwerking, plafonds en kabelgoten verstaan. Daarbuiten vallen echter de aanpassingen aan<br />

<strong>het</strong> casco, <strong>het</strong> terrein of veranderingen aan gebouwinstallaties.<br />

48 In de kosten inbouwpakket totaal zijn behalve de kosten inbouwpakket ‘smal’ ook de kosten begrepen voor<br />

aanpassingen aan <strong>het</strong> casco, <strong>het</strong> terrein of veranderingen aan gebouwinstallaties.


60 / 93<br />

UWV berekent ten slotte in de <strong>rapport</strong>age van september 2003 de totale kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak specifiek voor gebouw B.<br />

5.4.2 Bevindingen<br />

5.4.2.1 Inbouwpakket ‘smal’ La Guardia Plaza<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie en Rijksgebouwendienst van september 2003 zijn de kosten<br />

berekend voor een ‘smal’ inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak voor La<br />

Guardia Plaza totaal. De kosten voor <strong>het</strong> ‘inbouwpakket smal’ bedragen voor UWV 332 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak. De gemiddelde kosten uit de benchmark bedragen 273<br />

euro. De Rijksgebouwendienst noemt tevens <strong>het</strong> bedrag van 352 euro dat hoort bij de reguliere<br />

(referentie) kwaliteit voor Rijkshuisvesting. Geconcludeerd wordt dat de kosten voor<br />

inbouwpakket ‘smal’ van UWV boven <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark liggen, maar onder <strong>het</strong><br />

niveau voor de (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting. Deze berekening is echter gebaseerd op<br />

een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde<br />

berekening waarbij de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:<br />

Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />

25/09/’03 berekening<br />

• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />

Kengetal: kosten inbouwpakket ‘smal’ per m 2 bvo in euro inclusief<br />

BTW<br />

332 413<br />

Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket ‘smal’ (voor <strong>het</strong> totale complex) uit op 413 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak (was 332 euro). Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde uit de benchmark<br />

en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />

5.4.2.2 Inbouwpakket totaal La Guardia Plaza<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst zijn de kosten berekend voor <strong>het</strong><br />

totale inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak voor La Guardia Plaza totaal. De<br />

kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket (exclusief verhuiskosten) bedragen voor UWV 635 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak. De Rijksgebouwendienst zet dit getal af tegen <strong>het</strong> bedrag<br />

van 697 euro dat hoort bij de reguliere (referentie) kwaliteit voor Rijkshuisvesting.<br />

Geconcludeerd wordt dat de kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket op basis van de berekening per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak (voor <strong>het</strong> gehele complex La Guardia Plaza) circa 9% lager<br />

uitkomen dan <strong>het</strong> kengetal voor de referentiekwaliteit. Deze berekening is echter gebaseerd op<br />

een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde<br />

berekening waarbij de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:


61 / 93<br />

Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />

25/09/’03 berekening<br />

• Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />

• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />

• Brutovloeroppervlak 13.806 11.087<br />

Kengetal: inbouwpakket totaal La Guardia Plaza in euro per m 2 bvo<br />

inclusief BTW<br />

635 771<br />

Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor <strong>het</strong> totale<br />

inbouwpakket uit op 771 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak (was 635 euro). Dit is<br />

circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />

5.4.2.3 Inbouwpakket totaal gebouw B<br />

In <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> dat als bijlage is gevoegd bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst zijn de kosten berekend voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak voor de afzonderlijke gebouwen van La Guardia Plaza en derhalve ook voor<br />

gebouw B. De kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket bedragen voor gebouw B 923 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak. Deze berekening is echter gebaseerd op een vvo/bvoverhouding<br />

van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde berekening<br />

waarin de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:<br />

Gegevens Rapport UWV Gecorrigeerde<br />

30/10/’03 berekening<br />

• Begrote kosten inbouwpakket (<strong>rapport</strong> 30-10-03) in euro 12.739.755 12.739.755<br />

• Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />

• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />

• Brutovloeroppervlak 13.806 11.087<br />

Kengetal: kosten inbouwpakket totaal gebouw B in euro per m 2<br />

bvo inclusief BTW<br />

923 1.149<br />

Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de (begrote) kosten voor <strong>het</strong><br />

totale inbouwpakket voor gebouw B uit op 1.149 euro 49 per vierkante meter brutovloeroppervlak<br />

(was 923).<br />

De gemiddelde kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket voor de gebouwen A, C en D bedragen circa<br />

736 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. 50 Daarbij zijn die voor A gebaseerd op<br />

gerealiseerde bedragen en die voor C en D gebaseerd op begrote bedragen. De begrote kosten<br />

49 In de begrote kosten is de bijdrage van G&S Vastgoed in de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket van UWV in<br />

mindering gebracht (de stelpost ad. 1.536.995).<br />

50 De gemiddelde kosten voor gebouw A, C en D zijn berekend door de kengetallen uit <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> UWV<br />

van september 2003 te corrigeren voor de factor vvo-bvo (van 0,7 naar 0,87).


62 / 93<br />

voor gebouw B liggen derhalve 56 % hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde van de overige gebouwen van<br />

La Guardia Plaza.<br />

5.4.2.4 Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum<br />

De opzet van de UWV-projectadministratie is <strong>niet</strong> zodanig dat kosten worden ‘geboekt’ op<br />

verdiepingen. De projectadministratie is namelijk ingericht naar werksoort (bijvoorbeeld<br />

bouwkundig werk, werktuigbouwkundige kosten of advieskosten).<br />

Doordat <strong>het</strong> ontwerpproces van de begane grond / eerste verdieping en de elfde en twaalfde<br />

verdieping (<strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum) separaat van de rest van <strong>het</strong> gebouw is verlopen,<br />

heeft G&S Vastgoed evenwel offertes (bijwerkopgaven) uitgebracht die grotendeels specifiek<br />

betrekking hebben op de desbetreffende verdiepingen.<br />

Een analyse van alle bijwerkopgaven van G&S Vastgoed wijst uit dat een groot deel van de<br />

kosten is toe te delen aan de werkzaamheden betreffende de begane grond / eerste verdieping en<br />

de elfde en twaalfde verdieping.<br />

Behalve directe bouwkosten, die direct zijn toe te delen aan onderdelen van de bouw, moeten<br />

voor een volledig beeld van alle kosten voor de betreffende verdiepingen ook de indirecte<br />

bouwkosten (bouwplaatskosten 51 ) en de voorbereidingskosten worden meegenomen. De totale<br />

bouwplaatskosten bedragen ongeveer 446.000 euro inclusief BTW, waarvan 170.000 euro dient<br />

te worden toegerekend aan de desbetreffende verdiepingen.<br />

Als onderdeel van de voorbereidingskosten moeten ook de architectkosten van bureau<br />

Skidmore, Owings & Merrill Inc. (SOM) worden toegerekend. Dat bureau werd speciaal<br />

ingehuurd voor <strong>het</strong> ontwerp van de desbetreffende verdiepingen. Later heeft Verweij Messnig &<br />

Partners (VMP) <strong>het</strong> ontwerp voor de desbetreffende verdiepingen van SOM overgenomen. De<br />

kosten van deze architecten bedragen respectievelijk 172.000 euro. 52 en 99.960 euro. 53<br />

In navolgende tabel is aangegeven wat de kosten zijn, wanneer de directe bouwkosten, de<br />

bouwplaatskosten en de architectenkosten worden toegerekend aan de desbetreffende<br />

verdiepingen.<br />

51 Bouwplaatskosten zijn kosten die gemaakt worden op de bouwplaats, die toewijsbaar zijn aan een project, maar<br />

die <strong>niet</strong> direct aan onderdelen van de bouw kunnen worden toegeschreven en daarom apart in een begroting<br />

worden vermeld, zoals: verblijfs- en wasruimten voor personeel (keten), opslag voor materialen en materieel,<br />

kosten voor bouwkranen, betonpompen, bouwwegen, transportmaterieel en dergelijke.<br />

Aangezien <strong>het</strong> om ‘indirecte bouwkosten’ gaat die <strong>niet</strong> direct toewijsbaar zijn aan onderdelen, is <strong>het</strong> <strong>niet</strong><br />

eenvoudig een goede toedeling te maken. Een mogelijke benadering is dit te doen door de kosten van de<br />

werkzaamheden betreffende de begane grond, de eerste, elfde en twaalfde verdieping naar rato van de totale<br />

opdracht aan G&S Vastgoed toe te rekenen.<br />

52 In de projectadministratie is <strong>het</strong> opdrachtbedrag van architect SOM exclusief BTW geboekt. De prestatie van de<br />

architect is belast met Nederlandse BTW aangezien de architectendiensten zien op onroerend goed dat in<br />

Nederland is gelegen (Artikel 6-2-a Wet OB). De heffing van deze Nederlandse BTW wordt echter verlegd naar<br />

UWV. De architect dient dus zonder BTW te factureren. UWV dient zelf de BTW op aangifte te voldoen.<br />

53 De architectkosten zijn naar rato van de bouwkosten aan de desbetreffende verdiepingen toebedeeld.


63 / 93<br />

Verdieping Kosten (in euro’s)<br />

inclusief BTW<br />

• Begane grond / 1 e verdieping (hal / entree) 792.000<br />

• 11 e en 12 e verdieping 2.758.000<br />

Totaal 3.550.000<br />

In bijlage 4 is een specificatie van de genoemde bedragen opgenomen. Deze geeft een<br />

gedetailleerd inzicht in de opbouw van deze bedragen.<br />

Een tweetal bijwerkposten van G&S Vastgoed heeft betrekking op meerdere verdiepingen, te<br />

weten:<br />

• nr. 100 inzake <strong>het</strong> leveren en aanbrengen van bedrijfskeukens ad. 386.000 euro inclusief<br />

BTW en<br />

• nr. 112 minderwerk keukeninstallaties ad. 163.000 euro.<br />

Vanuit de specificaties die bij de bijwerkpost zijn gevoegd, is respectievelijk een post van 60.900<br />

euro en een minderpost van 32.881 euro toegerekend aan de elfde en twaalfde verdieping.<br />

G&S Vastgoed heeft echter ook een aantal bijwerkopgaven opgesteld met bouwkosten die<br />

betrekking hebben op meerdere verdiepingen en waarvan op basis van de specificatie <strong>niet</strong> zonder<br />

meer kan worden vastgesteld aan welke verdieping de kosten in kwestie moeten worden<br />

toebedeeld.<br />

Het betreft een totaalbedrag van circa 286.000 euro inclusief BTW. Deze kosten hebben<br />

grotendeels betrekking op de keukeninstallatie en op <strong>het</strong> loodgieterswerk van de tweede<br />

verdieping (restaurant); een deel heeft echter ook betrekking op de keukenvoorziening op de<br />

elfde en twaalfde verdieping.<br />

Daarnaast zijn er nog architecten- en adviseurskosten voor circa 600.000 euro die <strong>niet</strong> nader zijn<br />

gespecificeerd per verdieping. Ook hiervan zal een deel – zij <strong>het</strong> beperkt, omdat de<br />

architectenkosten reeds zijn toebedeeld – betrekking hebben op de desbetreffende verdiepingen.<br />

Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling van de onderscheidene<br />

posten mogelijk is.<br />

UWV stelt dat <strong>het</strong> in de brief van 3 juni 2003 heeft ge<strong>rapport</strong>eerd over de kosten die gemoeid<br />

zijn met de aanpassingen van de entree en inrichting van <strong>het</strong> vergader- en bestuurscentrum. In de<br />

brief wordt een bedrag van 1,9 miljoen euro genoemd, evenals in de <strong>rapport</strong>age van <strong>het</strong><br />

Ministerie en de Rijksgebouwendienst waarin wordt gesteld dat de 1,9 miljoen euro ‘kan worden<br />

toegeschreven aan de inrichting van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum’. UWV geeft aan dat <strong>het</strong><br />

Ministerie als onderdeel van <strong>het</strong> nadere verzoek om informatie in oktober 2003 verzocht ‘inzicht<br />

te verschaffen in de inrichtingskosten voor de kamers van de Raad van Bestuur (brief SZW 15<br />

oktober 2003)’.


64 / 93<br />

UWV heeft hiertoe aangegeven vanzelfsprekend bereid te zijn alle kosten voor de elfde en<br />

twaalfde verdieping inzichtelijk te maken. Dit zou twee weken extra tijd vergen, omdat <strong>het</strong><br />

instituut alle facturen zou moeten doornemen. Vanwege de tijd besloot <strong>het</strong> Ministerie daarom<br />

inzicht te laten verschaffen op basis van een lijst van aanpassingen. Deze beslissing is genomen<br />

in <strong>het</strong> overleg van 16 oktober 2003 tussen <strong>het</strong> Ministerie, de Rijksgebouwendienst, <strong>het</strong><br />

adviesbureau Twynstra Gudde en UWV. In de <strong>rapport</strong>age wordt een bedrag van 2,4 miljoen euro<br />

inclusief BTW voor de aanpassingen genoemd. De reden voor de bijstelling van de eerder door<br />

UWV opgegeven 1,9 miljoen euro is gelegen in <strong>het</strong> feit dat Ministerie, Rijksgebouwendienst en<br />

Twynstra Gudde in afwijking van de opgave van de aannemer kwamen met een aanvulling van<br />

de tienpuntenlijst tot een lijst met zeventien punten. Deze lijst heeft betrekking op aanpassingen<br />

voor de begane grond en de eerste, elfde en twaalfde verdieping. Op basis van deze lijst worden<br />

de kosten anders toegedeeld binnen <strong>het</strong>zelfde totaalbedrag voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw<br />

B, aldus UWV in zijn reactie op de hiervoor weergegeven bevindingen.<br />

UWV merkt verder op dat <strong>het</strong> eerdergenoemde bedrag voor de inrichting van de begane grond<br />

en de eerste, elfde en twaalfde verdieping à 3,6 miljoen euro in tegenstelling tot <strong>het</strong> bedrag van<br />

2,4 miljoen euro dat UWV noemde, <strong>niet</strong> alleen betrekking heeft op de aanpassingen, maar op de<br />

totale kosten voor de inrichting van de begane grond en de genoemde verdiepingen.<br />

Een vergelijking met de eerder aangeleverde informatie is naar de mening van UWV dan ook<br />

<strong>niet</strong> mogelijk.<br />

Bovendien zijn in deze <strong>rapport</strong>age de kosten tot en met jaareinde 2003 meegenomen, terwijl<br />

de UWV-opgave gebaseerd is op de stand van zaken tot en met september 2003.<br />

UWV stelt, kortom, dat <strong>het</strong> informatie heeft verstrekt op basis van de uitgangspunten van <strong>het</strong><br />

Ministerie en de Rijksgebouwendienst, maar de boven gegeven cijferopstellingen zijn gebaseerd<br />

op andere uitgangspunten en maken een vergelijking dus <strong>niet</strong> opportuun.<br />

In een reactie heeft <strong>het</strong> Ministerie aangegeven dat <strong>het</strong> citaat in <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> van oktober<br />

2003 <strong>niet</strong> klopt, in de zin dat de Minister geen onafhankelijke deskundigen heeft gevraagd nader<br />

onderzoek te doen naar de specifieke aanpassingskosten in <strong>het</strong> casco en de wijzigingen van <strong>het</strong><br />

inbouwpakket. Feitelijk is in de bespreking op 16 oktober 2003 nagegaan op welke wijze de<br />

toezegging aan <strong>het</strong> parlement gestand kon worden gedaan (dit in tegenstelling tot wat UWV<br />

hierover verklaart). UWV heeft in <strong>het</strong> overleg aangegeven binnen de beperkt beschikbare tijd<br />

(ruim een week) geen kans te zien de kosten voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum volledig uit<br />

te splitsen op basis van de projectadministratie. Wel was UWV in staat de meerkosten van<br />

aanpassingen te presenteren, aldus <strong>het</strong> Ministerie. UWV is hierop begonnen met de zogenaamde<br />

10-puntenlijst en heeft de aanwezigen verzocht alvast omissies te geven. Er zijn vervolgens door<br />

onder meer <strong>het</strong> Ministerie enige suggesties gedaan. Daarmee is <strong>niet</strong> door <strong>het</strong> Ministerie besloten<br />

dat de uiteindelijk door UWV te presenteren cijfers volgens een 17-puntenlijst moest<br />

plaatsvinden, en ook <strong>niet</strong> dat deze lijst uitputtend was. De juistheid en volledigheid was uiteraard<br />

aan UWV om te bepalen, zij waren immers verantwoordelijk voor een overzicht van de<br />

meerkosten voor de aanpassingen, aldus <strong>het</strong> Ministerie.


65 / 93<br />

De aanpassing van 1,9 naar 2,4 miljoen euro volgt uit een schouw waarbij vertegenwoordigers<br />

van UWV, de Rijksgebouwendienst en Twynstra Gudde aanwezig waren. Uit <strong>het</strong> interview met<br />

medewerkers van Twynstra Gudde is gebleken dat de schouw op initiatief van dit bureau is<br />

gehouden en dat zij zich tijdens de schouw gericht hebben op de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten<br />

waarvoor Twynstra Gudde was ingeschakeld. De desbetreffende medewerkers van de<br />

Rijksgebouwendienst verklaren dat de schouw aanvankelijk was bedoeld voor de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />

kosten, maar aangezien de Rijksgebouwendienst <strong>het</strong> gebouw reeds kende en<br />

<strong>het</strong> nog <strong>niet</strong> geheel duidelijk was wie nu wat zou doen in de onderzoeken, waren ook zij bij de<br />

schouw aanwezig geweest. De Rijksgebouwendienstmedewerkers verklaren dat de lijst (met<br />

aanpassingen) tijdens de schouw <strong>niet</strong> ‘en detail’ is bekeken en dat hun participatie in de schouw<br />

nooit de intentie van volledigheid heeft gehad. Rijksgebouwendienst stelt dat naar aanleiding van<br />

de schouw de lijst <strong>niet</strong> meer is aangepast.<br />

Deze schouw heeft als grondslag gediend voor de brief bij de UWV-<strong>rapport</strong>age van oktober<br />

2003, waarin de Rijksgebouwendienst in algemene bewoordingen een oordeel geeft over <strong>het</strong><br />

gebruik van materialen en ruimten op de desbetreffende verdiepingen.<br />

5.4.3 Analyse<br />

Kosten inbouwpakket<br />

Voor de benchmark in de berekeningen van de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket per vierkante<br />

meter brutovloeroppervlak is vastgesteld dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst is uitgegaan van een factor 0,7 vvo/bvo waarin de parkeergarage is<br />

verdisconteerd.<br />

Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor:<br />

• <strong>het</strong> inbouwpakket ‘smal’ (voor La Guardia Plaza A tot en met D uit op 413 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak (was 332 euro). Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde<br />

uit de benchmark en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit<br />

Rijkshuisvesting;<br />

• <strong>het</strong> totale inbouwpakket van La Guardia Plaza A tot en met D uit op 771 euro per vierkante<br />

meter brutovloeroppervlak (was 635 euro). Dit is circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de<br />

reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting;<br />

• de (begrote) kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket voor gebouw B uit op 1.149 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak (was 923 euro).<br />

Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum<br />

Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat van de inrichtingskosten ad 12,7 miljoen euro (eerder<br />

12,5 miljoen euro), 2,4 miljoen euro (eerder 1,9 miljoen euro) betrekking heeft op <strong>het</strong> bestuurs-<br />

en vergadercentrum. Uit <strong>het</strong> onderzoek naar alle bijwerkposten van G&S Vastgoed alsmede naar<br />

de voorbereidingskosten blijkt dat een bedrag van 792.000 euro inclusief BTW betrekking heeft<br />

op de begane grond / eerste verdieping en een bedrag van 2.758.000 euro op de elfde en twaalfde<br />

verdieping (bestuurs- en vergadercentrum).


66 / 93<br />

Een aantal opdrachten heeft betrekking op meerdere verdiepingen en op basis van de<br />

specificatie kan <strong>niet</strong> zonder meer worden vastgesteld aan welke verdieping de kosten moeten<br />

worden toebedeeld. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling<br />

van de posten mogelijk is.<br />

De totale kosten voor de twee bovenste verdiepingen van gebouw B, alsmede die voor de<br />

begane grond en eerste verdieping van dit gebouw, komen daardoor uit op minimaal 3,5 miljoen<br />

euro inclusief BTW.<br />

De argumentatie dat UWV heeft ge<strong>rapport</strong>eerd over de ‘aanpassingen’, sluit <strong>niet</strong> aan op de<br />

kostenspecificatie van 1,9 en 2,4 miljoen euro. In deze kosten zijn voor een belangrijk deel<br />

bijvoorbeeld ook binnenwanden en vloerafwerking begrepen die in <strong>het</strong> ‘casco’ opgeleverde<br />

gebouw <strong>niet</strong> waren aangebracht en <strong>niet</strong> als ‘aanpassing’ zijn te kwalificeren. Anderzijds<br />

ontbreken in de desbetreffende specificaties kosten die wel betrekking hebben op aanpassingen,<br />

bijvoorbeeld die van ‘casco’ opgeleverde loodgietersinstallatie.<br />

Vastgesteld kan worden dat de wijze waarop <strong>het</strong> uiteindelijke bedrag van 2,4 miljoen euro tot<br />

stand is gekomen een onduidelijke grondslag kent. Deels zijn in <strong>het</strong> bedrag de aanpassingskosten<br />

van <strong>het</strong> casco opgenomen, maar deels ook kosten voor wanden, vloerafwerking en dergelijke.<br />

UWV beroept zich op de deskundigen die gedurende de schouw de lijst van tien punten met<br />

zeven hebben uitgebreid tot een lijst van zeventien punten. Dit blijkt te zijn gebeurd op basis van<br />

een globale visuele inspectie. UWV heeft geen reden gezien de gegevens uit de financiële<br />

administratie, waarover <strong>het</strong> kon beschikken, in de schouw te betrekken. Achteraf heeft de<br />

controller Vastgoed de aanvullende zeven punten voorzien van een kostenopgave op basis van de<br />

opdrachten aan G&S Vastgoed die in de projectadministratie aanwezig waren.<br />

UWV stelt dat <strong>het</strong> Ministerie heeft besloten te <strong>rapport</strong>en op basis van een puntenlijst in plaats<br />

van zich te baseren op alle in de projectadministratie voorkomende opdrachten die volledig<br />

waren uitgesplitst naar de desbetreffende verdiepingen. Het Ministerie spreekt deze lezing tegen.<br />

De door UWV gevolgde methode heeft tot gevolg dat een aantal (indirecte) kosten, welke in <strong>het</strong><br />

bijzonder betrekking hebben op de onderzochte functies van bestuurs- en vergadercentrum,<br />

buiten beschouwing blijven.<br />

Samenvattend kan worden vastgesteld dat in de verantwoording aan de Tweede Kamer UWV<br />

eerst een bedrag van 1,9 miljoen euro en later van 2,4 miljoen euro heeft ge<strong>rapport</strong>eerd. De<br />

genoemde bedragen zijn tot stand gekomen op basis van een visuele inspectie en aan de hand<br />

van een zogenaamde puntenlijst waardoor noch de totale kosten voor <strong>het</strong> bestuurscentrum, noch<br />

de aanpassingskosten sec in beeld zijn gebracht. Door <strong>het</strong> ontbreken van een juiste grondslag, is<br />

de informatieve waarde van de ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen gering.<br />

Het meest volledige beeld van de kosten voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum geeft de<br />

benadering waarbij alle kosten aan de betreffende verdiepingen (de begane grond, eerste, elfde<br />

en twaalfde verdieping) worden toegerekend. In dit <strong>rapport</strong> zijn de totale kosten voor de<br />

verdiepingen van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum vastgesteld op minimaal 3,55 miljoen euro.


67 / 93<br />

5.5 Kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting)<br />

Naar aanleiding van <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 9 oktober 2003 met de Vaste Commissie voor<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Minister onderzoek laten uitvoeren naar de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />

inrichtingskosten in gebouw B. Bureau Twynstra Gudde is daarover een<br />

oordeel gevraagd. Dit heeft geresulteerd in een <strong>rapport</strong>age van dit bureau, gedateerd 29 oktober<br />

2003.<br />

Uit <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> Algemeen Overleg Onderzoek Huisvestingskosten UWV van 12<br />

november 2003 blijkt dat gevraagd is naar de reden of oorzaak voor de hoge kosten voor een<br />

klein restaurant en de hoge kosten voor audiovisuele middelen.<br />

Gezien de beperkte tijd die voor dit onderzoek beschikbaar was, is geen volledig onderzoek<br />

ingesteld naar de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten. Het onderzoek heeft zich moeten<br />

beperken tot de verplichtingen die in de projectadministratie voor gebouw B voorkwamen en tot<br />

de facturen ten aanzien van <strong>het</strong> restaurantmeubilair en audiovisuele middelen.<br />

5.5.1 Normen<br />

Het onderzoek van Twynstra Gudde leidt tot een oordeel over een zevental kostenposten<br />

waarvoor UWV de gegevens aanleverde. Het adviesbureau heeft deze kosten vervolgens afgezet<br />

tegen zijn referentiekader, zoals dat wordt gevormd door:<br />

• zijn eigen database ‘FACANA’ (FACilitaire ANAlyse);<br />

• benchmark-onderzoek naar de faciliteiten betreffende Rijkshuisvesting in opdracht van FMweb<br />

en<br />

• expertise en kennis op gebied van investeringsbegrotingen en kostenbeheer.<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zet Twynstra Gudde de kosten van UWV af tegen de financiële boven- en<br />

ondergrens van zijn referentie.<br />

Het <strong>rapport</strong> van Twynstra Gudde is als bijlage 5 bij de brief van 31 oktober 2003 van de Minister<br />

aan de Tweede Kamer gevoegd. Het bureau heeft geen opdracht gehad om de cijfers die door<br />

UWV zijn aangeleverd, te valideren en is ervan uitgegaan dat deze juist en consistent zijn.<br />

5.5.2 Bevindingen<br />

5.5.2.1 Algemeen<br />

Twynstra Gudde behandelt in zijn <strong>rapport</strong> zeven kostenposten afzonderlijk. Deze kostenposten<br />

vertegenwoordigen een totale investering in <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting van 1.745.506<br />

euro. De kostenpost ‘pc’s op de werkplek’ is hierbij buiten beschouwing gelaten, aangezien deze<br />

kosten zijn uitgedrukt in kosten per stuk en <strong>niet</strong> zijn getotaliseerd.<br />

UWV geeft in de <strong>rapport</strong>age ‘Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B’ van 30 oktober<br />

2003 onder 3.2 en 3.4 een overzicht van dezelfde zeven posten die, conform de <strong>rapport</strong>age van<br />

Twynstra Gudde, een investering vertegenwoordigen van in totaal 1.745.506 euro (exclusief


68 / 93<br />

pc’s). In bijlage 2B van <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> is een specificatie opgenomen van de kosten van <strong>het</strong><br />

meubilair van de leden van de Raad van Bestuur. Het UWV-<strong>rapport</strong> is als bijlage 2 bij de brief<br />

van 31 oktober 2003 gevoegd. Als bijlage 1 bij deze brief is de oplegnotitie ‘Bevindingen Nader<br />

onderzoek huisvestingskosten UWV’ gevoegd. De in tabel 3 van de desbetreffende notitie<br />

opgenomen bedragen corresponderen met de <strong>rapport</strong>ages van Twynstra Gudde en UWV.<br />

De kosten van de zeven kostencomponenten voor de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten<br />

zijn in de navolgende tabel weergegeven (bedragen in euro’s inclusief BTW).<br />

Kostensoort kosten<br />

UWV<br />

1a meubilair Raad<br />

van Bestuur<br />

1b meubilair<br />

directiekamers<br />

2 meubilair<br />

vergaderkamers<br />

3 audiovisuele<br />

middelen<br />

4 reguliere<br />

kantoormeubilair<br />

5 restaurant<br />

meubilair<br />

6 inrichting<br />

ontvangstruimten<br />

7 pc’s op de<br />

werkplek<br />

Eenheden Kosten UWV<br />

per eenheid<br />

Ondergrens<br />

referentie<br />

TG<br />

Bovengrens<br />

referentie<br />

TG<br />

Binnen<br />

referentie<br />

ja / nee<br />

61.766 4 15.441 12.000 18.000 ja,<br />

3 van de 4<br />

181.702 13 13.977 12.000 18.000 ja<br />

305.310 156 1.957 1.685 1.968 ja<br />

277.850 156 1.781 837 1.096 nee<br />

738.646 274 2.696 2.372 2.710 ja<br />

64.389 90 715 350 400 nee<br />

115.844 74 1.565 1.050 5.000 ja<br />

PM PM 1.328 1.350 1.500 ja<br />

Twynstra Gudde merkt in zijn <strong>rapport</strong> op dat vijf van de zeven kostenposten binnen de<br />

referentierange vallen. Geconcludeerd wordt:<br />

1. de spreiding van de kosten per kamer voor <strong>het</strong> kantoormeubilair van de leden van de Raad<br />

van Bestuur is groot en varieert van 6.995 tot 19.137 euro per werkplek. Van de vier<br />

werkplekken van de leden van de Raad van Bestuur vallen er drie binnen de referentierange<br />

en één daarbuiten. Het gemiddelde valt er echter binnen;<br />

2. de kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair, uitgedrukt in een gemiddeld investeringscijfer per<br />

zitplek, valt buiten de referentiespreiding; de kosten zijn: 715 euro per zitplek en bovengrens<br />

van de referentie 400 euro. Twynstra Gudde merkt op dat er relatief veel ‘maatgemaakt’ is,<br />

dat de negentig gerealiseerde zitplaatsen een beperktere capaciteit bieden dan gezien de<br />

omvang van <strong>het</strong> gebouw te adviseren zou zijn. Het daardoor geringe ruimtegebruik zal in de<br />

exploitatie vermoedelijk opwegen tegen de hogere investering in meubilair, aldus Twynstra<br />

Gudde;<br />

3. voor de audiovisuele middelen is de afwijking zeer groot en <strong>niet</strong> te rechtvaardigen door de<br />

waarnemingen tijdens de schouw, zoals Twynstra Gudde die heeft uitgevoerd. Gedurende <strong>het</strong>


69 / 93<br />

proces is 100.000 euro aan <strong>het</strong> totaal van de kosten voor de audiovisuele middelen<br />

toegevoegd waarvan Twynstra Gudde geen nadere specificatie kent.<br />

5.5.2.2 Kosten restaurantmeubilair<br />

Het meubilair dat in <strong>het</strong> restaurant van gebouw B aanwezig is, is te onderscheiden in een deel<br />

vaste inrichting (de treincoupé-achtige opstellingen met zitbanken en de barmeubels die aan de<br />

buitengevel zijn gemonteerd) en losse inrichting (6 tafels, 24 stoelen en 40 barkrukken). De vaste<br />

inrichting is in opdracht gegeven aan G&S Vastgoed, de losse inrichting is geleverd via Aspa.<br />

In de <strong>rapport</strong>ages is een bedrag voor restaurantmeubilair opgenomen. Dit is als volgt<br />

onderverdeeld:<br />

Kostenpost Kosten (in euro’s)<br />

inclusief BTW<br />

• vaste inrichting (bijwerkpost 101 G&S Vastgoed: ‘aanpassen van de meubels op de<br />

tweede verdieping’).<br />

39.774<br />

• losse inrichting (uit de offerte van Aspa van 12 juni 2003) 24.614<br />

Totaal 64.388<br />

Bijwerkpost 101 inzake de vaste restaurantinrichting betreft een wijziging dan wel aanvulling, te<br />

weten een aanpassing van de drie zitmeubels en de levering en montage van inpakmeubels.<br />

In bijwerkpost 070 (‘bouwkundige voorzieningen op de 2 e verdieping t.b.v. keukens,<br />

restaurant alsmede plafond- en vloerafwerking en meubilair’) zijn de basisofferte voor de drie<br />

zitmeubels opgenomen, alsmede de kosten voor de barmeubels. Het gaat om een bedrag van<br />

59.100 euro inclusief BTW. Deze kosten heeft UWV geboekt onder bouwkundige kosten die<br />

deel uitmaken van <strong>het</strong> inbouwpakket.<br />

De totale kosten voor <strong>het</strong> restaurantmeubilair bedragen daarmee 123.488 euro inclusief BTW.<br />

De gemiddelde kosten per zitplek komen uit op 1.372 euro per plek. De referentie van Twynstra<br />

Gudde loopt van 350 tot 400 euro per plek. De feitelijke kosten zijn derhalve 3,5 maal zo hoog<br />

als de bovengrens van de referentie van dit adviesbureau. Het merendeel van deze kosten is terug<br />

te voeren op de aanschaf van de treincoupé-achtige zitbanken.


70 / 93<br />

Foto: restaurant gebouw B La Guardia Plaza te Amsterdam (zitbanken en barmeubilair)<br />

Wanneer de zitbanken buiten beschouwing worden gelaten, bedragen de kosten voor de 64<br />

zitplaatsen (40 aan <strong>het</strong> barmeubel en 26 aan tafels) 42.750 euro, te weten: 668 euro per zitplek,<br />

wat nog steeds ruim boven de referentie is die Twynstra Gudde hanteert. Hoewel <strong>het</strong> barmeubel<br />

ook kostenverhogend werkt, blijkt dat ook <strong>het</strong> basismeubilair (stoelen en tafels) boven de norm<br />

uitkomt.<br />

5.5.2.3 Kosten audiovisuele middelen<br />

Het bedrag dat in de <strong>rapport</strong>ages is opgenomen voor audiovisuele middelen, is als volgt<br />

onderverdeeld:<br />

Kostenpost Kosten (in euro’s)<br />

inclusief BTW<br />

• audiovisuele installatie vergaderruimten 3 e verdieping (bijwerkpost 130 G&S) 167.647<br />

• audiovisuele installatie op de 11 e en 12 e verdieping (bijwerkpost 043 G&S) 110.204<br />

Totaal 277.851<br />

Uit <strong>het</strong> interview met medewerkers van Twynstra Gudde is gebleken dat de conclusie omtrent<br />

audiovisuele middelen, zoals zij dat verwoorden, nuancering behoeft. UWV heeft als reactie op<br />

<strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Twynstra Gudde opgemerkt dat <strong>het</strong> oordeel van dit bureau ten aanzien van de<br />

audiovisuele middelen <strong>niet</strong> gebaseerd kan zijn op waarnemingen tijdens de schouw. Op dat<br />

moment werden er namelijk nog werkzaamheden verricht in en aan gebouw B; <strong>niet</strong> alle<br />

vergaderruimten konden derhalve in de schouw worden betrokken.


71 / 93<br />

Twynstra Gudde heeft de gegevens betreffende de audiovisuele middelen nader geanalyseerd.<br />

UWV heeft opgegeven dat er in totaal tien vergaderruimten zijn:<br />

• zeven vergaderruimten op de derde verdieping en<br />

• drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping.<br />

De medewerkers van Twynstra Gudde merken in <strong>het</strong> interview op dat de nadere analyse uitwijst<br />

dat er, uitgaande van 156 vergaderplekken, in gebouw B gemiddeld 15,6 vergaderplekken per<br />

vergaderruimte aanwezig zijn. De referentie van Twynstra Gudde gaat uit van 20<br />

vergaderplekken per vergaderruimte.<br />

Indien de kosten worden uitgedrukt per vergaderruimte in plaats van per vergaderplek, liggen de<br />

totale kosten van de audiovisuele middelen iets hoger dan de bovengrens. Meer specifiek blijkt<br />

dat:<br />

• vijf van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping binnen de referentie vallen;<br />

• twee van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping buiten de referentie vallen, wat<br />

wordt veroorzaakt doordat deze twee vergaderruimten zijn uitgerust met een zogenaamd<br />

DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons en luidsprekers);<br />

• de kosten van de ruimten op de twee bovenste verdiepingen boven de referentie liggen.<br />

Foto’s: vergaderruimte twaalfde verdieping (links) en standaard vergaderruimte derde verdieping (rechts)<br />

Het genoemde DCN-systeem komt bij Twynstra Gudde <strong>niet</strong> in de referentie voor bij<br />

vergaderruimten met een omvang zoals die voor UWV zijn gerealiseerd. Het DCN-systeem<br />

wordt vanuit akoestisch oogpunt toegepast in vergaderruimten met een grotere omvang dan die


72 / 93<br />

waarover UWV beschikt, en wordt derhalve, vanuit dit oogpunt, als ‘bovenmarktconforme<br />

inrichting’ aangemerkt.<br />

Twynstra Gudde heeft aangegeven dat <strong>het</strong> bovenstaande nog in een brief aan <strong>het</strong> Ministerie<br />

zal worden bevestigd.<br />

Twynstra Gudde beschikt <strong>niet</strong> over een specificatie van <strong>het</strong> bedrag van 110.204 euro voor de<br />

drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping. Bijwerkpost 043 van G&S Vastgoed<br />

(gedateerd 20 oktober 2002) laat zien dat de kosten van de ‘boardroom’ op de twaalfde<br />

verdieping 72,8% van <strong>het</strong> totale opdrachtbedrag omvatten, te weten: 80.293 euro inclusief BTW.<br />

De kosten van <strong>het</strong> servicecontract zijn daarin proportioneel verwerkt. De kosten worden<br />

grotendeels veroorzaakt door een DCN-systeem van 28.322 euro inclusief BTW, alsmede een<br />

audiosysteem van 7.880 euro inclusief BTW en een uitgebreide video-installatie van 44.082 euro<br />

inclusief BTW. Aangaande de drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping is op te<br />

merken dat:<br />

• één van de drie ruimten boven de referentie valt (de ‘boardroom’) en<br />

• twee van de drie ruimten binnen de referentie vallen.<br />

Een analyse van de UWV-projectadministratie wijst uit dat in bijwerkpost 084 van G&S<br />

Vastgoed (‘indelingswijzigingen van de 3 e t/m 10 e verdieping’) een post ‘audiovisuele middelen’<br />

is opgenomen onder hoofdstuk 57.20. Het betreft de levering en montage van negen<br />

projectieschermen en negen audio-installaties en <strong>het</strong> gaat om een bedrag van 23.207 euro<br />

inclusief BTW. Deze kosten heeft UWV geboekt onder bouwkundige kosten die deel uitmaken<br />

van <strong>het</strong> inbouwpakket. De totale kosten voor de audiovisuele middelen bedragen daarmee<br />

301.057 euro, inclusief BTW. Indien de extra kosten worden toegerekend aan de<br />

vergaderruimten blijkt dat:<br />

• vier (in plaats van vijf) van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping binnen de<br />

referentie vallen;<br />

• drie (in plaats van twee) van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping buiten de<br />

referentie vallen.<br />

De extra kosten hebben geen betrekking op (en derhalve geen consequenties voor) de<br />

vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping.<br />

Aangetekend zij dat de opdracht voor <strong>het</strong> leveren en aanbrengen van de audiovisuele middelen is<br />

verstrekt aan G&S Vastgoed. Gezien <strong>het</strong> feit dat deze apparatuur is geïntegreerd in <strong>het</strong><br />

plafondsysteem (zowel ‘beamer’ als projectiescherm), waarvoor bouwkundige voorzieningen<br />

benodigd waren, valt <strong>het</strong> te verdedigen dat de audiovisuele middelen door G&S Vastgoed<br />

werden geleverd en aangebracht. Door G&S Vastgoed zowel de opdracht voor <strong>het</strong> bouwkundig<br />

werk te geven, als die voor de audiovisuele middelen, ligt de uitvoering in één hand en hoeft<br />

UWV geen coördinatiewerkzaamheden te verrichten. Dit werkt echter wel kostenverhogend.<br />

G&S Vastgoed brengt namelijk 9% opslag in rekening voor ‘Algemene kosten en winst en<br />

risico’ en 3% coördinatievergoeding (totaal 12%) bovenop de kosten van de leverancier. Het


73 / 93<br />

alternatief is dat UWV zelf de audiovisuele middelen aanbrengt, maar <strong>het</strong> dient dan de<br />

coördinatie zelf te verzorgen.<br />

5.5.3 Analyse<br />

Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten 1.745.506<br />

euro inclusief BTW bedragen (exclusief pc’s op de werkplek) en dat Twynstra Gudde in zijn<br />

<strong>rapport</strong>age vaststelt dat vijf van de zeven kostenposten binnen de referentie vallen. De UWVkosten<br />

voor restaurantmeubilair en audiovisuele middelen liggen hoger dan de referentie.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek naar de kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair blijkt UWV een bedrag van<br />

59.100 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te hebben betrokken in de opgave kosten van<br />

restaurantmeubilair. De desbetreffende kosten heeft <strong>het</strong> instituut wel opgenomen in de opgave<br />

van de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket.<br />

Vastgesteld is dat de feitelijke kosten voor <strong>het</strong> restaurantmeubilair 123.488 euro inclusief<br />

BTW (in plaats van 64.389 euro) bedragen, ofwel 1.372 euro per zitplek, wat substantieel hoger<br />

is dan de referentie die Twynstra Gudde voor dergelijke gevallen aanhoudt. Dit wordt <strong>niet</strong> alleen<br />

veroorzaakt door dure elementen, zoals de treincoupé-achtige zitbanken en <strong>het</strong> barmeubel dat<br />

aan de buitengevel is gemonteerd, maar ook door <strong>het</strong> basismeubilair dat duurder is dan de<br />

bovengrens van de referentie van Twynstra Gudde zou rechtvaardigen.<br />

Vastgesteld is dat Twynstra Gudde <strong>rapport</strong>eerde dat wat de audiovisuele middelen betreft de<br />

afwijking ten opzichte van de gehanteerde referentie zeer groot was.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek naar de kosten van de audiovisuele middelen blijkt UWV een bedrag van<br />

23.207 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te hebben betrokken in de kostenopgave van de audiovisuele<br />

middelen. Deze kosten had <strong>het</strong> instituut wel opgenomen in de kostenopgave voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket. Vastgesteld is dat de feitelijke kosten voor de audiovisuele middelen 301.057<br />

euro inclusief BTW bedragen.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat UWV relatief kleine vergaderruimten heeft. Vastgesteld is dat de<br />

kosten van audiovisuele middelen voor vier van de tien vergaderruimten boven de referentie<br />

liggen indien de referentie <strong>niet</strong> wordt uitgedrukt in vergaderplek, maar in vergaderruimte. De<br />

hogere kosten worden veroorzaakt doordat een DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons)<br />

is toegepast in twee vergaderruimten op de derde verdieping, alsmede door een DCN-systeem<br />

met een uitgebreid video- en audiosysteem in de ‘boardroom’ op de twaalfde verdieping.


74 / 93<br />

5.6 BTW-verrekening<br />

5.6.1 Normen<br />

De Belasting op Toegevoegde Waarde (BTW) is een verbruiksbelasting die in 1968 is ingevoerd<br />

en beter Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden genoemd. De omzetbelasting (ook wel<br />

BTW genoemd) is een belasting op de aankoop van goederen en diensten. De Wet op de<br />

omzetbelasting 1968 beoogt de consumptie van diensten en goederen te belasten. Ondernemers<br />

die hun aankopen aanwenden voor BTW-belaste leveringen of diensten, hebben daarom recht op<br />

aftrek van de aankoop-BTW. Ondernemers die hun aankopen aanwenden voor BTW-vrijgestelde<br />

doeleinden, hebben geen recht op aftrek van de aankoop-BTW. Een ziekenhuis bijvoorbeeld<br />

verricht veelal grotendeels BTW-vrijgestelde diensten. Instellingen of personen die voor de<br />

BTW <strong>niet</strong> als ondernemer worden gekwalificeerd, hebben evenmin recht op aftrek van de BTW<br />

op hun aankopen.<br />

In <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 9 oktober 2003 met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid is <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van 25 september<br />

2003 behandeld. De Kamer merkte op dat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> duidelijk is of de afgedragen BTW wel of <strong>niet</strong><br />

terecht in de cijfers is terug te vinden. De Minister gaf in <strong>het</strong>zelfde overleg aan de Kamer<br />

daarover afzonderlijk te informeren.<br />

5.6.2 Bevindingen<br />

Naar aanleiding van dit Algemeen Overleg informeerde de Minister op 31oktober 2003 de<br />

Tweede Kamer bij brief nader over de BTW-kwestie. In zijn brief vermeldt de bewindsman dat<br />

UWV als zelfstandig bestuursorgaan geen BTW kan terugvragen van de fiscus. Het kan <strong>niet</strong><br />

opteren voor huur die met BTW is belast.<br />

De Minister schrijft:<br />

‘Daarom moet de eigenaar / verhuurder de door hem ten tijde van de bouw terugontvangen BTW<br />

over de stichtingskosten aan de fiscus betalen. De eigenaar / verhuurder wil hiervoor<br />

gecompenseerd worden. Deze compensatie wordt BTW-schade genoemd. Het betreft een<br />

eenmalige betaling door UWV aan de verhuurder ad € 4,4 miljoen. In de <strong>rapport</strong>age van 25<br />

september is hiermee rekening gehouden. Alle bedragen zijn in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> gepresenteerd<br />

inclusief BTW.’ 54<br />

UWV kan derhalve <strong>niet</strong> ‘opteren voor een met omzetbelasting belaste huur’. In dat geval is de<br />

organisatie als huurder geen omzetbelasting over de huurprijs aan de verhuurder verschuldigd.<br />

Wel is UWV als huurder naast <strong>het</strong> huurbedrag exclusief BTW een vergoeding aan de verhuurder<br />

verschuldigd voor de geleden ‘BTW-schade’ Deze vergoeding kan ofwel eenmalig worden<br />

voldaan, ofwel in termijnen, bijvoorbeeld tegelijk met de huurbetalingen.<br />

54 Het bedrag van 4,4 miljoen euro betreft alleen de BTW-compensatie voor gebouw B.


75 / 93<br />

Op bladzijde 9 van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie en Rijksgebouwendienst staat dat de gegevens<br />

in de benchmark gecorrigeerd zijn voor de ‘BTW-schade’. Deze post is in de <strong>rapport</strong>age<br />

verdisconteerd in de huurprijzen door middel van een annuïtaire berekening. 55<br />

De zinsnede op bladzijde 9 van <strong>het</strong>zelfde <strong>rapport</strong> (‘op dit aspect vindt dus geen correctie<br />

plaats’) wekt verwarring, maar uit de toelichting die de Rijksgebouwendienst op de berekening<br />

heeft verstrekt, blijkt dat de BTW-compensatie is verdisconteerd in de omrekening van de<br />

huurprijs voor UWV. De opmerking ‘vindt dus geen correctie plaats’ doelt op de verschillen in<br />

de benchmark vanwege de mogelijkheid al dan <strong>niet</strong> te opteren voor BTW-belaste verhuur. De<br />

BTW-compensatie bedraagt doorgaans 30 à 35% van de huur. Wanneer wel geopteerd kan<br />

worden voor BTW-belaste verhuur, bedraagt <strong>het</strong> BTW-percentage 19%. Voor dit verschil is<br />

geen correctie aangebracht in de benchmark.<br />

5.6.3 Analyse<br />

Vastgesteld is dat UWV conform de vigerende fiscale regelgeving (BTW) heeft gehandeld en dit<br />

ook financieel administratief juist heeft verwerkt.<br />

Vastgesteld is dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van september<br />

2003 de BTW en BTW-compensatie op correcte wijze zijn opgenomen.<br />

55 Annuïtaire berekening: berekening waarin de totale kosten worden omgezet in een vaste som die men jaarlijks<br />

betaalt ter afdoening van een schuld, waarin begrepen is de rente en de aflossing; jaarlijks wordt de rente minder<br />

en de aflossing groter. In de <strong>rapport</strong>age van Ministerie en Rijksgebouwendienst is voor de berekening uitgegaan<br />

van een looptijd van tien jaar, een rentepercentage van 6% en een eindwaarde van 0.


76 / 93<br />

6. Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur 2002<br />

6.1 Algemeen<br />

Het eerste deel van <strong>het</strong> onderzoek naar de specifieke diensten heeft zich met name gericht op de<br />

onkosten die de vier leden van de Raad van Bestuur hebben gedeclareerd. Het onderzoek heeft<br />

zich primair gericht op de grootboekrekeningen waarop de kosten van de Raad van Bestuur zijn<br />

verantwoord. Verder is onderzocht of er op andere grootboekrekeningen mogelijk kosten van de<br />

Raad van Bestuur zijn verantwoord. Dit onderzoek is met onderzoeksprogrammatuur<br />

ondersteund en heeft, voor de in <strong>het</strong> onderzoek betrokken periode 2002, geen bijzonderheden<br />

opgeleverd. Ook de analyse van andere, <strong>niet</strong> tot de kostensoort ‘Raad van Bestuur’ behorende<br />

grootboekrekeningen heeft voor de onderzochte periode 2002 geen bijzonderheden opgeleverd.<br />

Het tweede deel van <strong>het</strong> onderzoek betrof een analyse van gegevens die door ‘informanten’<br />

zijn aangeleverd. Deze gegevens hebben betrekking op beweringen omtrent specifieke diensten<br />

ten behoeve van de Raad van Bestuur. Ook dit onderzoek is met onderzoeksprogrammatuur<br />

ondersteund en heeft voor de onderzochte periode geen bijzonderheden opgeleverd.<br />

Hierna zijn de bevindingen opgenomen inzake <strong>het</strong> onderzoek naar de onkosten.<br />

6.2 Normen<br />

In de rechtspositieregelingen 56 is bepaald dat een lid van de Raad van Bestuur recht heeft op een<br />

vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van de CAO. Deze geldt<br />

als formeel kader. Hierin zijn echter alleen de kosten van woon-werkverkeer uitgewerkt en dus<br />

<strong>niet</strong> de overige reis- en verblijfkosten (binnen- en buitenland), zoals de vergoeding van kosten in<br />

verband met zakelijke lunches en diners.<br />

Volgens de Raad van Bestuur is met <strong>het</strong> Ministerie de afspraak gemaakt dat de vergoeding<br />

van onkosten van de voorzitter zal worden gerelateerd aan de bestuursuitgavenregeling, zoals<br />

deze geldt voor de secretarissen-generaal en dat de onkostenvergoeding van de overige leden<br />

hiervan zal worden afgeleid. Hiervan zijn geen sluitende schriftelijke vastleggingen<br />

aangetroffen. Uit navraag bij <strong>het</strong> Ministerie blijkt dat de toenmalige secretaris-generaal<br />

mondeling heeft toegezegd de bestuursuitgaven vanaf 1 januari 2002 te vergoeden conform de<br />

regeling. 57 Volgens <strong>het</strong> Ministerie moet de afspraak die met de voorzitter van de Raad van<br />

Bestuur is gemaakt, worden beschouwd als een aanvulling op de rechtspositieregeling. Dat wil<br />

zeggen: voorzover de ambtelijke regeling gunstiger is, mag de voorzitter erop vertrouwen dat hij<br />

op <strong>het</strong> daarin bepaalde aanspraak kan maken. Ook voor andere onkosten is toegezegd dat de<br />

gunstigere regeling van toepassing is. Zo heeft <strong>het</strong> Ministerie in december 2002 aan de voorzitter<br />

toegezegd dat de BZK-regeling inzake ‘fiscale compensatie dienstautogebruik’ mag worden<br />

56 Te weten: de ‘Rechtspositieregeling lid Raad van Bestuur UWV’ en ‘Rechtspositieregeling voorzitter Raad van<br />

Bestuur UWV’.<br />

57 Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel.


77 / 93<br />

gehanteerd. Daarnaast is toegezegd dat één van de bestuursleden <strong>niet</strong> in loon achteruit mag gaan;<br />

wat heeft geleid tot een aparte telefoonvergoeding, een hoger salaris en een hogere bonus. 58<br />

Het Ministerie deelde mede dat <strong>het</strong> Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel,<br />

alsmede <strong>het</strong> Reisbesluit binnenland en <strong>het</strong> Reisbesluit buitenland van toepassing zijn op de Raad<br />

van Bestuur. Zij stellen dat deze toezegging <strong>niet</strong> gebaseerd is op de Ambtenarenwet, maar op de<br />

mondelinge toezegging van de Secretaris-Generaal. Zoals hieronder blijkt, valt dit standpunt <strong>niet</strong><br />

te begrijpen.<br />

In de toelichting op de rechtspositieregelingen is vermeld dat er geen aansluiting gezocht<br />

moet worden bij de regelingen van de sector Rijk, maar dat de CAO gevolgd dient te worden. De<br />

toezeggingen van <strong>het</strong> Ministerie inzake <strong>het</strong> volgen van regelingen van de sector Rijk zijn in dit<br />

kader dan ook <strong>niet</strong> te begrijpen. Hierbij is overigens de toepassing van <strong>het</strong> Besluit vergoeding<br />

representatiekosten rijkspersoneel in strijd met de Ambtenarenwet. Deze wet bepaalt dat voor de<br />

Raad van Bestuur UWV <strong>het</strong> materiële (algemene) ambtenarenrecht (zoals de Reisbesluiten<br />

Binnenland en Buitenland) <strong>niet</strong> van toepassing is. Dit blijkt ook uit de rechtspositieregeling: voor<br />

de reis- en verblijfkosten is verwezen naar de CAO en voor de representatiekosten is een vast<br />

bedrag per jaar toegekend aan de Raad van Bestuur (bestuursleden 2.268,90 euro en<br />

bestuursvoorzitter 3.403,35 euro per jaar). Ten aanzien van de vaste onkostenvergoeding dient<br />

opgemerkt te worden dat in de rechtspositieregelingen is opgenomen dat de vergoeding,<br />

voorzover en zolang dat fiscaal mogelijk is, netto wordt uitbetaald. De regelingen werken <strong>niet</strong><br />

nader uit welke kosten onder deze vergoeding vallen. De fiscale wetgeving bepaalt dat vaste<br />

vergoedingen <strong>niet</strong> tot <strong>het</strong> loon behoren voorzover deze per kostencategorie naar aard en<br />

veronderstelde omvang zijn gespecificeerd.<br />

6.3 Bevindingen & analyse<br />

Algemeen gesteld kunnen de gedeclareerde kosten als redelijk en passend bij de functie worden<br />

omschreven. Anders gezegd: de aard en omvang passen binnen de norm zoals geacht kan worden<br />

te gelden voor de leden van een Raad van Bestuur.<br />

Waar sprake was van afwijkingen dan wel opvallende posten, kunnen deze als <strong>niet</strong>-materieel<br />

worden beschouwd.<br />

De controle van <strong>het</strong> zakelijke karakter van de onkosten is echter beperkt door <strong>het</strong> feit dat van<br />

een groot deel van de uitgaven geen kwitanties, nota’’s en dergelijke aanwezig zijn, dan wel <strong>niet</strong><br />

ter beschikking werden gesteld. Ook konden de kosten voor lunches en diners <strong>niet</strong> worden<br />

getoetst aan de hand van agenda’s. De Raad van Bestuur stelt dat <strong>het</strong> verstrekken van de<br />

Visacard-afschriften voldoende informatie geeft over data, locaties en bedragen en dat <strong>het</strong><br />

verstrekken van informatie op persoonsniveau in strijd is met de privacy van de betrokken<br />

derden.<br />

58 De rechtspositieregeling gaat uit van 129.327 euro per jaar. Het bestuurslid wordt 132.688 euro toegezegd. De<br />

rechtspositieregeling gaat uit van een bonus van tien procent, hem wordt twaalf procent toegezegd. Overigens<br />

krijgen de andere bestuursleden respectievelijk 132.688 en 136.005,30 euro toegezegd.


78 / 93<br />

Dit kan als volgt nader worden toegelicht:<br />

• van <strong>het</strong> totaal van 5.328,29 euro aan buitenlandse reis- en verblijfkosten zijn voor<br />

2.922,27 euro aan kosten de kwitanties en dergelijke <strong>niet</strong> ter beschikking gesteld. Deze<br />

kosten zijn dan ook <strong>niet</strong> nader onderzocht;<br />

• van <strong>het</strong> totaal van 7.818,05 euro aan binnenlandse reis- en verblijfkosten zijn voor 5.877<br />

euro aan kosten de kwitanties en dergelijke <strong>niet</strong> ter beschikking gesteld. Deze kosten zijn<br />

dan ook <strong>niet</strong> nader onderzocht;<br />

• doordat regelgeving betreffende de hoogte van de zakelijke lunch- en dinerkosten<br />

ontbreekt, kan <strong>niet</strong> (strikt) worden beoordeeld of de kosten redelijk zijn. Tegen de<br />

achtergrond van <strong>het</strong> sobere karakter van kostenvergoedingen die in de CAO (en de<br />

Personeelswijzer) zijn opgenomen, zijn de kosten van enkele gedeclareerde lunches als<br />

‘aan de hoge kant’ te kwalificeren. 59<br />

Vastgesteld is dat de bestuursvoorzitter in 2003 gecompenseerd wordt voor de belastingheffing<br />

over 2002 betreffende woon-werkverkeer dienstauto. Dit is conform de toezegging van <strong>het</strong><br />

Ministerie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de rechtspositieregeling toepassing van de<br />

regelingen van de sector Rijk juist wil voorkomen en, met uitzondering van wachtgeld- en<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkering, daarom expliciet verwijst naar de bepalingen van de CAO die<br />

voor UWV geldt. Het is daarom onduidelijk waarom <strong>het</strong> Ministerie deze toezegging heeft<br />

gedaan.<br />

Vastgesteld is dat de verstrekte onkostenvergoedingen overeenstemmen met de<br />

(bruto)bedragen, zoals genoemd in rechtspositieregelingen. De vaste onkostenvergoedingen zijn<br />

netto uitbetaald. Conform de rechtspositieregeling mag dit alleen indien deze fiscaal is<br />

toegestaan. Doordat een specificatie van de opbouw van de vergoeding ontbreekt, alsmede<br />

gezien de aard van de vergoeding, kan <strong>het</strong> hier gaan om een vergoeding die geheel (of<br />

gedeeltelijk) belast had moeten worden. Dit betekent dat UWV loonbelasting had moeten<br />

inhouden op de vergoeding, <strong>het</strong>geen <strong>niet</strong> is gebeurd. Voor 2003 heeft UWV de uitbetaalde<br />

vergoedingen gebruteerd. Dit is in strijd met de rechtspositieregeling, aangezien deze regeling de<br />

vergoeding reeds heeft aangemerkt als een brutobedrag.<br />

UWV stelt dat de vaste onkostenvergoeding zowel bruto als netto conform de regelingen voor<br />

de vergoedingen sector Rijk ten aanzien van functionarissen in <strong>het</strong> openbaar bestuur van<br />

toepassing is. Dit lijkt onwaarschijnlijk, omdat de rechtspositieregeling toepassing van de<br />

regelingen van de sector Rijk uitdrukkelijk <strong>niet</strong> wenselijk acht. Voorts heeft <strong>het</strong> Ministerie<br />

verklaard dat de desbetreffende regeling betrekking heeft op bewindslieden en (vooralsnog) geen<br />

werking heeft voor de Raad van Bestuur.<br />

59 Zo mag bijvoorbeeld bij verblijfkosten 10 euro per lunch en 15 euro per diner worden gedeclareerd. Deze<br />

regeling is <strong>niet</strong> van toepassing op zakelijke lunches en diners, maar geeft wel een indicatie van de soberheid van<br />

<strong>het</strong> vergoedingenstelsel van UWV.


79 / 93<br />

Volgens <strong>het</strong> Ministerie is beoogd de vergoeding netto uit te betalen; de bedoeling was dat de<br />

bedragen in de rechtspositieregeling netto waren en indien dat onjuist was, dat dan gebruteerd<br />

zou worden. Deze uitleg is <strong>niet</strong> te volgen, aangezien de regeling duidelijk vermeld ‘voor zover<br />

fiscaal mogelijk worden de vergoedingen netto uitbetaald’. Het zijn derhalve brutovergoedingen.<br />

Bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen transparante en sluitende regeling geldt voor<br />

de Raad van Bestuur waar <strong>het</strong> de vergoeding van onkosten betreft.


80 / 93<br />

7. Publiek beheer en UWV<br />

Tijdens <strong>het</strong> onderzoek zijn diverse ‘waarnemingen’ gedaan die betrekking hebben op <strong>het</strong> toezicht<br />

op de bedrijfsvoering in relatie tot de huisvestingskosten van UWV. Hoewel dit <strong>niet</strong> expliciet tot<br />

de onderzoeksopdracht behoort, zijn deze waarnemingen in de context geplaatst van <strong>het</strong><br />

onderwerp publiek beheer (‘public governance’), zoals dat de laatste jaren steeds vaker in de<br />

belangstelling is komen te staan als invalshoek voor doelmatig en doeltreffend bestuur in de<br />

publieke sector. Hierover worden hierna enkele opmerkingen gemaakt vanuit <strong>het</strong> perspectief van<br />

toezicht houden, sturen, verantwoorden en beheersen in relatie tot de (kosten van) huisvesting.<br />

Toezicht<br />

Om de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van <strong>het</strong> Ministerie te kunnen inzetten moet de<br />

Minister ook tijdig worden betrokken bij besluitvormingstrajecten. Zo moet de bewindspersoon<br />

betrokken worden bij de beslissing huurovereenkomsten aan te gaan (artikel 6 lid 1c van de Wet<br />

SUWI). Volgens deze wet (artikel 30 lid 2 en 3 SUWI) mag UWV zelf besluiten nemen over de<br />

inrichting van de huisvesting. Wel behoeven dergelijke besluiten een goedkeuring van de<br />

Minister. Om de bevoegdheden op <strong>het</strong> gebied van de huisvesting na te komen moet de Minister<br />

de huisvestingsplannen (laten) toetsen. De toetsing van de huurcontracten was nieuw voor <strong>het</strong><br />

Ministerie en is vóór juni 2003 op marginale wijze uitgevoerd, maar wel conform de gestelde<br />

regelgeving. Zo zijn normaal te verwachten verificatieslagen achterwege gebleven. Het toezicht<br />

vanuit <strong>het</strong> Ministerie is aldus <strong>niet</strong> voldoende tot uiting gekomen in de beginfase. Sinds eind 2003<br />

stelt <strong>het</strong> Ministerie zwaardere eisen aan de onderbouwing van de keuzes betreffende<br />

huurcontracten om zo de risico’s te voorkomen die zich in <strong>het</strong> verleden manifesteerden.<br />

Huisvestingsbeleid<br />

UWV heeft sinds de fusie van de verschillende onderdelen een eigen koers uitgezet voor de<br />

komende jaren. Deze koers is vastgelegd in <strong>het</strong> document Kompas 2005. Deze koers is<br />

doorvertaald:<br />

• in een (Kompas)agenda met concreet benoemde activiteiten voor de komende jaren;<br />

• naar een Veranderprogramma (2003-2005) en<br />

• naar staf- en divisieplannen.<br />

Onderdeel van de koers, zoals die in Kompas 2005 is uitgezet, is <strong>het</strong> huisvestingsbeleid. Dit<br />

beleid is weer nader uitgewerkt in een Masterplan Huisvesting. Toen La Guardia Plaza werd<br />

aangehuurd, was dit masterplan nog <strong>niet</strong> opgesteld. Uit <strong>het</strong> onderzoek bleek dat de Raad van<br />

Bestuur van UWV andere prioriteiten had en ernaar streefde zo snel mogelijk tot één<br />

hoofdkantoor te komen. Het huisvestingsbeleid ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor is <strong>niet</strong><br />

gedetailleerd uitgewerkt. De visie op de functies die in <strong>het</strong> hoofdkantoor moesten worden<br />

ondergebracht, is tijdens de bouw verscheidene keren gewijzigd. Tevens ontbreekt een<br />

gedetailleerde uitwerking van <strong>het</strong> programma van eisen. De keuze voor snelheid en <strong>het</strong>


81 / 93<br />

ontbreken van gedetailleerde uitgangspunten resulteren in een verminderde beheersing van <strong>het</strong><br />

huisvestingsproces betreffende <strong>het</strong> hoofdkantoor.<br />

Planning en control<br />

Uit de 0+1-<strong>rapport</strong>age (mei 2003) komt naar voren dat <strong>het</strong> plannings- en<br />

beheersinginstrumentarium nog in ontwikkeling is. Dit komt ook uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren.<br />

Zo blijkt de begroting van gebouw B meermalen te zijn aangepast in verband met gewijzigde<br />

inzichten. Tevens blijken aan de eerste en tweede begrotingen <strong>niet</strong> zodanige normen en<br />

berekeningen ten grondslag te liggen dat een goed uitgangspunt aanwezig is om de totale kosten<br />

van <strong>het</strong> project te kunnen beoordelen.<br />

Daarnaast blijkt dat de informatie die UWV aan <strong>het</strong> Ministerie dient te verstrekken, zeer<br />

moeizaam en op onderdelen op een gebrekkige wijze is verstrekt. Zo was veel van de gevraagde<br />

informatie <strong>niet</strong> direct beschikbaar in de administratieve systemen die <strong>het</strong> UWV in gebruik heeft.<br />

Ook was de inhoud van de verantwoording die UWV via <strong>het</strong> Ministerie aan de Tweede Kamer<br />

verschafte, <strong>niet</strong> helder en voor de <strong>niet</strong>-deskundige lezer <strong>niet</strong> goed te volgen.<br />

Structuur<br />

Voor de huisvestingsoperatie voor <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor is een projectorganisatie ingericht.<br />

Deze staat los van de staande organisatie. Aanvankelijk zou de projectorganisatie vorm krijgen<br />

op drie niveaus (stuurgroep, programmagroep en projectgroepen). Deze projectorganisatie is <strong>niet</strong><br />

volgens plan opgezet, waardoor eind 2002 is besloten een nieuwe projectorganisatie op te zetten.<br />

Begin 2003 is een kernteam gevormd onder leiding van de vice-voorzitter van de Raad van<br />

Bestuur. Vanuit de projectgroep worden alle beslissingen aan dit orgaan voorgelegd. Het<br />

kernteam <strong>rapport</strong>eert rechtstreeks aan de Raad van Bestuur. Met de vorming van dit kernteam<br />

zijn de stuurgroep en de programmagroep opgeheven. De korte lijnen met de Raad van Bestuur<br />

bieden de Raad van Bestuur de mogelijkheid om op directe wijze sturing te geven aan <strong>het</strong><br />

huisvestingsproject.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek komt naar voren dat tijdens de projectperiode van <strong>het</strong> hoofdkantoor<br />

opdrachten <strong>niet</strong> altijd ondertekend werden volgens <strong>het</strong> mandateringsbesluit. Zo zijn besluiten<br />

genomen door daartoe <strong>niet</strong>-bevoegden en zijn de geldende procedures <strong>niet</strong> nageleefd. In een<br />

<strong>rapport</strong>age (mei 2003) van de controller Vastgoed wordt overigens opgemerkt dat de taken en<br />

verantwoordelijkheden van <strong>het</strong> nieuwe projectteam (nog steeds) <strong>niet</strong> duidelijk zijn geformuleerd.<br />

Het risico van mogelijke afwijkingen van gestelde taken, verantwoordelijkheden en<br />

bevoegdheden is hierdoor lang blijven bestaan. In juni 2003 stelt de Raad van Bestuur alsnog de<br />

verantwoordelijkheidsstructuur vast.<br />

Communicatie en samenwerking<br />

De samenwerking en communicatie tussen de organisatie en <strong>het</strong> Ministerie verloopt formeel via<br />

<strong>rapport</strong>ages en overleg. De toezichtrol die <strong>het</strong> Ministerie toekomt op <strong>het</strong> gebied van huisvesting,<br />

wordt op marginale wijze uitgevoerd, maar wel conform de gestelde regelgeving. De kritische<br />

rol die vanuit <strong>het</strong> Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer naar voren kwam,


82 / 93<br />

heeft <strong>het</strong> Ministerie <strong>niet</strong> op zich genomen ten opzichte van UWV. Het Ministerie vertrouwt in<br />

belangrijke mate op de openheid en betrouwbaarheid van <strong>het</strong> instituut. Dat trad bijvoorbeeld aan<br />

de dag toen La Guardia Plaza werd gehuurd en <strong>het</strong> huurcontract werd ondertekend voordat de<br />

tekst van dit document aan <strong>het</strong> Ministerie ter goedkeuring was voorgelegd. Wat de controle<br />

achteraf betreft lijkt de invloed van <strong>het</strong> Ministerie beperkt. Daarnaast biedt UWV <strong>het</strong> Ministerie<br />

weinig openheid over de inrichtingskosten.<br />

Slotopmerking<br />

De vraag met betrekking tot <strong>het</strong> beheer van UWV is in hoeverre <strong>het</strong> huidige toezicht, de<br />

verantwoording, de sturing en de beheersing in voldoende mate vorm heeft gekregen. Om een<br />

goed antwoord op deze vraag te kunnen geven zal men deze problematiek explicieter dan<br />

voorheen moeten benaderen. Gebleken is dat de beheerelementen nog nadere aandacht<br />

behoeven. Dit is enerzijds te verklaren uit <strong>het</strong> feit dat UWV pas sinds 2002 operationeel is en<br />

nog bezig is ‘zich te zetten’. Anderzijds komen uit <strong>het</strong> onderzoek signalen van risico’s naar<br />

voren die nader onderzocht kunnen worden om met zekerheid een uitspraak te doen over de<br />

adequaatheid van de verantwoordings- en beheersingsstructuur. Op basis van deze uitkomst zal<br />

de koppeling kunnen worden gemaakt met de huidige toezichtrelatie en de invulling door <strong>het</strong><br />

Ministerie.<br />

Samengevat: er is sprake van een adviesorgaan (Raad van Advies), maar UWV kent geen<br />

toezichthoudend orgaan met de daarbij behorende taken (Raad van Commissarissen-model). Het<br />

Ministerie oefent tot op zekere hoogte een toezichthoudende taak uit. Het verdient aanbeveling te<br />

onderzoeken of de toezichtstructuur aanpassing behoeft door <strong>het</strong> toezicht van <strong>het</strong> departement te<br />

verbeteren en te intensiveren, dan wel dit intern op te waarderen door middel van een Raad van<br />

Commissarissen-model.


83 / 93<br />

8. Het samenvattende deskundigenoordeel en de beantwoording van de<br />

onderzoeksvragen<br />

Dit hoofdstuk bevat <strong>het</strong> samenvattende oordeel op grond van <strong>het</strong> uitgevoerde onderzoek. De<br />

opbouw van <strong>het</strong> hoofdstuk is als volgt<br />

• 1. Algemeen<br />

Dit onderdeel gaat in op de vragen zoals deze door de Minister zijn gesteld in zijn<br />

opdrachtbrief van 9 december 2003<br />

• 2. De specifieke vragen<br />

De beantwoording van de specifieke vragen zoals deze in <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 12<br />

november 2003 door de Kamer zijn geformuleerd en zijn opgenomen in de brief van de<br />

Minister.<br />

• 3. Andere bevindingen<br />

Bevindingen welke relevant zijn voor de beoordeling van de feiten.<br />

Belangrijk is vast te stellen dat <strong>het</strong> onderzoek betrekking heeft op een slechts een beperkt deel<br />

van de totale bedrijfsvoering van UWV en dat <strong>het</strong> oordeel in dit hoofdstuk uitsluitend betrekking<br />

heeft op de aspecten die in dit onderzoek zijn betrokken.


84 / 93<br />

8.1 Algemeen<br />

De Minister vraagt in de opdrachtbrief een deskundigenoordeel over de volledigheid en juistheid<br />

van de huisvestingskosten en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van La Guardia Plaza<br />

gebouw B.<br />

Ten aanzien van de volledigheid van de kosten is <strong>het</strong> volgende vastgesteld. In de <strong>rapport</strong>ages<br />

van UWV (van 3 juni, 25 september en 30 oktober 2003) is telkens over onderdelen van de totale<br />

begroting voor gebouw B van La Guardia Plaza ge<strong>rapport</strong>eerd, te weten: <strong>het</strong> inbouwpakket en<br />

later de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten.<br />

Als de vraag omtrent de volledigheid wordt gerelateerd aan de begroting die door UWV sinds<br />

maart 2003 wordt gehanteerd is vastgesteld dat in de totale begroting de kosten volledig zijn<br />

verantwoord en ten laste zijn gebracht van gebouw B. Deze sluit op 19,2 miljoen euro en de<br />

kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten maken er onderdeel van uit. Er<br />

is hier de facto geen sprake van een ‘begroting’ van de uitgaven (met een normstellend karakter),<br />

maar van een weergave van de gedane investeringen/gemaakte kosten c.q. aangegane<br />

verplichtingen en schattingen van verwachte uitgaven.<br />

De verantwoording van UWV aan de Tweede Kamer kan op de genoemde onderdelen als<br />

volledig worden gekwalificeerd, echter met die kanttekening dat de kosten nimmer in totaliteit<br />

en in samenhang zijn bezien en ge<strong>rapport</strong>eerd, zoals in <strong>het</strong> onderhavige onderzoek. Zie bijlage 5<br />

voor een vergelijkend overzicht van de in de diverse <strong>rapport</strong>ages opgenomen gegevens.<br />

Ten aanzien van de juistheid van de kosten dient <strong>het</strong> volgende te worden opgemerkt. Door de<br />

onjuiste toepassing van de grondslag voor de berekening van de kosten per vierkante meter (de<br />

verhouding verhuurbaar vloeroppervlak / brutovloeroppervlak blijkt <strong>niet</strong> 0,7 maar 0,87 te zijn),<br />

dient een forse correctie te worden doorgevoerd op de gehanteerde kengetallen voor de<br />

huurkosten en de kosten voor de investeringen in <strong>het</strong> inbouwpakket. De kosten per vierkante<br />

meter zijn evident hoger dan eerder ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

Ten slotte kan in <strong>het</strong> licht van de juistheid en volledigheid van de specifieke kosten voor <strong>het</strong><br />

bestuurs- en vergadercentrum nog <strong>het</strong> volgende worden opgemerkt. Door de toegepaste methode<br />

van <strong>rapport</strong>eren 60 en de wijze waarop daar invulling aan is gegeven 61 , ontbreekt voor de<br />

verantwoording een juiste grondslag, waardoor de ge<strong>rapport</strong>eerde kosten als <strong>niet</strong> volledig zijn te<br />

kwalificeren.<br />

60 Op basis van een puntenlijst van aanpassingen, in plaats van een algehele uitsplitsing en toedeling van alle<br />

kosten naar de betreffende verdiepingen<br />

61 Op basis van een visuele schouw


85 / 93<br />

De Minister vraagt voorts een analyse over de inhoud van de eerdere <strong>rapport</strong>ages aan de Kamer<br />

over de huisvestingskosten van <strong>het</strong> UWV.<br />

Het Onderzoek huisvestingskosten UWV van september 2003, zoals dat is uitgevoerd door een<br />

projectgroep van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst (Onderzoek Ministerie en<br />

Rijksgebouwendienst), gaat uit van een verhouding verhuurbaar vloeroppervlak (vvo)/bruto<br />

vloeroppervlak (bvo) van 0,7. Op grond van <strong>het</strong> onderzoek is vast komen te staan dat <strong>het</strong> te<br />

hanteren verhoudingsgetal 0,87 moet zijn. Dit heeft te maken met <strong>het</strong> gegeven dat de<br />

parkeergarage in <strong>het</strong> genoemde onderzoek van september 2003 ten onrechte in <strong>het</strong> getal van <strong>het</strong><br />

brutovloeroppervlak is opgenomen. Deze onvolkomenheid heeft voor de eerdere <strong>rapport</strong>ages aan<br />

de Tweede Kamer tot gevolg dat:<br />

• de huurkosten voor <strong>het</strong> hoofdkantoor van UWV 196 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak bedragen in plaats van 158 euro. Dit is 16% hoger dan <strong>het</strong><br />

gemiddelde uit de benchmark van 169 euro (zie 5.3.2.1);<br />

• de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket “smal” uitkomen op 413 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak in plaats van 332 euro. Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde uit<br />

de benchmark en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit<br />

Rijkshuisvesting (zie 5.4.2.1);<br />

• de huurkosten inclusief de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket “smal” op basis van een<br />

annuïteitberekening 236 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak bedragen in plaats<br />

van 190 euro (dit bedrag bestaat uit de huurkosten ad 196 plus 40, zijnde de annuïteit van<br />

413 kosten inbouwpakket) . Dit is 24% hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde uit de benchmark van<br />

196 euro;<br />

• de investeringskosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket van La Guardia Plaza uitkomen op<br />

771 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak in plaats van 635 euro (zie 5.4.2.2). Dit<br />

is circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />

In schema:<br />

Gegevens<br />

(kosten in euro inclusief BTW /<br />

m2 bvo)<br />

1. Huurkosten La Guardia Plaza<br />

(incl. BTW-comp.)<br />

2. Inbouwpakket “smal”<br />

(La Guardia Plaza A t/m D)<br />

3. Huur + inbouwpakket “smal”<br />

(La Guardia Plaza A t/m D)<br />

4. Inbouwpakket totaal<br />

(La Guardia Plaza A t/m D)<br />

Kosten UWV<br />

Rap. sept. 03<br />

vvo/bvo 0,7<br />

Gecorrigeerd (excl.<br />

p-garage)<br />

vvo/bvo 0,87<br />

Gemiddelde uit<br />

benchmark /<br />

referentie Rgd<br />

Afwijking UWV t.o.v.<br />

benchmark c.q.<br />

referentie Rgd<br />

158 196 169 + 16%<br />

332 413 273<br />

+ 51%<br />

referentie Rgd: 352<br />

+ 17%<br />

190 236 196 + 24%<br />

635 771 referentie Rgd: 697<br />

Ter toelichting dient te worden opgemerkt dat de <strong>rapport</strong>age van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />

Rijksgebouwendienst de kengetallen voor <strong>het</strong> gehele complex La Guardia Plaza (gebouw A tot<br />

+ 11%


86 / 93<br />

en met D) berekent. De beide <strong>rapport</strong>ages van UWV van september 2003 en oktober 2003 geven<br />

ook de kostengegevens voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw B. Daarbij is in de <strong>rapport</strong>ages<br />

eveneens uitgegaan van een verhouding verhuurbaar vloeroppervlak / brutovloeroppervlak van<br />

0,7.<br />

De kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B kunnen als volgt worden toegelicht.<br />

Indien rekening wordt gehouden met de hiervoor toegelichte correctie voor de verhouding<br />

vvo/bvo dan bedragen de investeringskosten voor gebouw B 1.149 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak. Daarin is nog <strong>niet</strong> verwerkt de door de projectontwikkelaar G&S Vastgoed<br />

toegekende vergoeding. Deze is aangewend voor aanvullende investeringen. Wanneer deze<br />

worden meegerekend komen de investeringskosten uit op 1.267 euro per vierkante meter<br />

brutovloeroppervlak.<br />

De kosten voor gebouw B liggen ook aanzienlijk hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde van de overige<br />

gebouwen van La Guardia Plaza.<br />

Vastgesteld kan worden dat de bouwkosten hoog zijn uitgevallen. Een belangrijke verklaring<br />

hiervoor ligt in <strong>het</strong> bouwproces en de gemaakte keuzen; dit wordt hierna toegelicht.<br />

In schema:<br />

Gegevens Rapport UWV<br />

30 okt. 03<br />

Gecorrigeerd naar<br />

juiste verhouding<br />

vvo/bvo<br />

Gecorrigeerd naar<br />

juiste verhouding<br />

vvo/bvo<br />

en vóór aftrek<br />

vergoeding G&S<br />

Kosten inbouwpakket in euro 12.739.755 12.739.755 14.052.418<br />

Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664 9.664<br />

Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87 0,87<br />

Brutovloeroppervlak 13.806 11.087 11.087<br />

Kengetal<br />

(euro / m 2 bvo incl. BTW)<br />

923 1.149 1.267


87 / 93<br />

8.2 De specifieke vragen<br />

Alvorens de specifieke vragen te beantwoorden bevat deze paragraaf eerst een samenvatting van<br />

de feiten en omstandigheden in relatie tot (de totstandkoming van) <strong>het</strong> huisvestingsbeleid en de<br />

(administratieve) organisatie van <strong>het</strong> bouwproces.<br />

Huisvestingbeleid<br />

Het masterplan is goedgekeurd nadat de huurovereenkomst inzake La Guardia Plaza gebouw B<br />

was afgesloten en de verbouwings- en inrichtingsactiviteiten al waren gestart. Het programma<br />

van eisen is beperkt uitgewerkt; er is geen inrichtingshandboek opgesteld. Dit beperkt ook de<br />

mogelijkheid tot toetsing van feiten aan normen. De indruk bestaat dat de betrokkenheid van <strong>het</strong><br />

Ministerie bij deze plannen en beslissinegn beperkt van aard is geweest. De korte doorlooptijd<br />

van de besluitvorming omtrent de locatie van <strong>het</strong> hoofdkantoor, alsmede de wens van de Raad<br />

van Bestuur om zo spoedig mogelijk te komen tot één hoofdkantoor, zijn leidend geweest bij <strong>het</strong><br />

huisvestingsbeleid.<br />

Vastgesteld is dat de begroting van gebouw B meermalen is aangepast in verband met<br />

gewijzigde inzichten (een begroting van 15,5 miljoen uit juni 2002, een begroting van 23,3<br />

miljoen van december 2002 en een begroting van 19,2 miljoen van maart 2003).<br />

De begroting van 19,2 miljoen euro, welke tot stand kwam terwijl de verbouwing volop in<br />

gang was, wordt tot op heden gehanteerd, maar is <strong>niet</strong> formeel goedgekeurd door de Raad van<br />

Bestuur.<br />

Administratieve organisatie<br />

De mandateringsbesluiten zijn in veel gevallen <strong>niet</strong> nageleefd en opdrachten zijn verstrekt<br />

zonder dat de formele bevoegdheden daartoe waren vastgesteld.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat de procedure voor verwerking van de facturatie in de loop van 2003<br />

is verbeterd. De facturen zijn op zich juist verwerkt in de projectadministratie.<br />

De projectorganisatie bestond in 2002 uit de stuurgroep Huisvesting, waarin de Raad van<br />

Bestuur was vertegenwoordigd. De projectgroep Huisvesting bereidde de beslissingen van de<br />

stuurgroep Huisvesting voor. De projectorganisatie heeft voor een groot deel van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong><br />

goed gefunctioneerd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden waren lange tijd<br />

onduidelijk en <strong>niet</strong> formeel vastgelegd en goedgekeurd. De organisatie lijkt zich volgens de<br />

maandelijkse project<strong>rapport</strong>ages in 2003 te hebben verbeterd, onder andere doordat een nieuwe<br />

projectstructuur is opgezet, waaronder een kernteam onder leiding van de plaatsvervangend<br />

voorzitter van de Raad van Bestuur.<br />

Tot maart 2003 zijn geen maand<strong>rapport</strong>ages opgemaakt uit de projectadministratie.Vanaf april<br />

2003 zijn deze wel opgemaakt, <strong>het</strong>geen betekent dat er voor <strong>het</strong> grootste deel van <strong>het</strong> project er<br />

geen ordentelijke projectbewaking is geweest.


88 / 93<br />

Vraag: De BTW kwestie en de vergelijkbaarheid met andere instanties<br />

Vastgesteld is dat UWV conform de vigerende fiscale regelgeving (BTW) heeft gehandeld en dit<br />

ook financieel administratief juist heeft verwerkt.<br />

Vastgesteld is dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van september<br />

2003 de BTW en BTW-compensatie op correcte wijze zijn opgenomen.<br />

Vraag: Het toeschrijven van inrichtingskosten aan andere onderdelen<br />

Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat van de inrichtingskosten ad 12,7 miljoen euro (eerder<br />

12,5 miljoen euro) 2,4 miljoen euro (eerder 1,9 miljoen euro) betrekking heeft op <strong>het</strong> bestuurs-<br />

en vergadercentrum. Uit <strong>het</strong> onderzoek naar alle bijwerkposten van G&S Vastgoed alsmede naar<br />

de voorbereidingskosten, blijkt dat een bedrag van 792.000 euro inclusief BTW, betrekking heeft<br />

op de begane grond / eerste verdieping en een bedrag van 2.758.000 euro op de elfde en twaalfde<br />

verdieping.<br />

Een aantal opdrachten heeft betrekking op meerdere verdiepingen en op basis van de specificatie<br />

kan <strong>niet</strong> zonder meer worden vastgesteld aan welke verdieping de betreffende kosten moeten<br />

worden toebedeeld. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling<br />

van de betreffende posten mogelijk is.<br />

De toerekening van de uitgaven aan de verbouwing van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum (elfde<br />

en twaalfde verdieping en begane grond en eerste verdieping) blijkt <strong>niet</strong> juist te zijn gebeurd. In<br />

de brief van de Minister van 31 oktober 2003 (Tweede Kamer, 2003-2004, 26 448, nr. 93) staan<br />

voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum als kosten vermeld: 2.392.125 euro inclusief BTW. Op<br />

grond van <strong>het</strong> onderzoek is vast komen te staan dat de totale uitgaven voor <strong>het</strong> bestuurs- en<br />

vergadercentrum zijn uitgekomen op tenminste 3.550.000 euro inclusief BTW.<br />

De door UWV ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen zijn tot stand gekomen op basis van een visuele<br />

inspectie (schouw) en aan de hand van een zogenoemde puntenlijst, waardoor noch de totale<br />

kosten van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum, noch sec de aanpassingskosten in beeld zijn<br />

gebracht.<br />

Vraag: De kosten voor <strong>het</strong> restaurant en voor de audiovisuele middelen<br />

Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten 1.745.506<br />

euro inclusief BTW bedragen (exclusief pc’s op de werkplek) en dat Twynstra Gudde in zijn<br />

<strong>rapport</strong>age vaststelt dat vijf van de zeven kostenposten binnen de referentie vallen. De UWVkosten<br />

voor restaurantmeubilair en audiovisuele middelen liggen hoger dan de referentie.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt een bedrag van 59.100 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te zijn betrokken in de<br />

opgave van de kosten van restaurantmeubilair en een bedrag van 23.207 euro inclusief BTW <strong>niet</strong><br />

in de opgave van de kosten van de audiovisuele middelen.


89 / 93<br />

Gegevens Opgave UWV Vaststelling<br />

okt. 03<br />

febr. 04<br />

specifieke kosten audiovisuele middelen 64.388 123.488<br />

specifieke kosten restaurantmeubilair 277.851 301.057<br />

De hoge kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair worden <strong>niet</strong> alleen veroorzaakt door dure elementen,<br />

zoals de treincoupé-achtige zitbanken en <strong>het</strong> barmeubel dat aan de buitengevel is gemonteerd,<br />

maar ook door <strong>het</strong> basismeubilair dat duurder is dan de bovengrens van de referentie van<br />

Twynstra Gudde zou rechtvaardigen. De hogere kosten voor de audiovisule middelen worden<br />

veroorzaakt doordat een DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons) is toegepast in twee<br />

vergaderruimten op de derde verdieping, alsmede een DCN-systeem met een uitgebreid video-<br />

en audiosysteem in de boardroom op de twaalfde verdieping.<br />

Vraag: De toedeling van de ‘boardroom’op de 12e etage<br />

In de <strong>rapport</strong>ages van UWV van september 2003 en oktober 2003 geeft UWV de kosten voor <strong>het</strong><br />

inbouwpakket en de aanpassingen aan <strong>het</strong> casco voor de begane grond, eerste verdieping en de<br />

elfde en twaalfde verdieping. De “boardroom” is de grote vergaderruimte op de twaalfde<br />

verdieping. De ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen zijn respectievelijk 1,9 miljoen en 2,4 miljoen euro.<br />

Zoals is aangegeven in hoofdstuk 5 zijn <strong>niet</strong> alle “gebouwgebonden kosten” die betrekking<br />

hebben op de begane grond, eerste verdieping en elfde en twaalfde verdieping opgenomen in de<br />

bovengenoemde bedragen. Hiermee is de toedeling van de kosten aan de “boardroom” ook <strong>niet</strong><br />

volledig. Het blijkt overigens <strong>niet</strong> eenvoudig om de gebouwgebonden kosten te specificeren naar<br />

één bepaalde ruimte.<br />

Ten aanzien van de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten zijn in de <strong>rapport</strong>age van UWV de kosten voor<br />

<strong>het</strong> meubilair van de boardroom opgenomen onder ‘meubilair vergaderkamers’ en de kosten<br />

voor de <strong>het</strong> toegepaste discussiesysteem met microfoons, de video-installatie en de audioinstallatie<br />

onder de post ‘audiovisuele middelen’.<br />

Vraag: Effectiviteit ruimtegebruik<br />

Vanuit eerdere <strong>rapport</strong>ages blijkt dat een verhouding vvo/bvo van 70% is aangehouden en dat de<br />

UWV in haar <strong>rapport</strong> van 30 oktober 2003 zodoende uitkomt op een investering per vierkante<br />

meter van 923 euro.<br />

Vastgesteld is dat de verhouding vvo/bvo in beide UWV-<strong>rapport</strong>en is gebaseerd op de<br />

oppervlakte van <strong>het</strong> gehele pand B, inclusief parkeergarage. Rijksgebouwendienst is er vanuit<br />

gegaan dat de in de benchmark betrokken instellingen de bvo-metrage hebben aangeleverd<br />

exclusief parkeergarage. Wanneer de parkeerlaag echter wordt betrokken in de vergelijking,<br />

worden de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket verdeeld over een aanmerkelijk groter aantal vierkante<br />

meters. Dat heeft tot gevolg dat de investering voor <strong>het</strong> inbouwpakket daalt tot 923 euro per<br />

vierkante meter brutovloeroppervlak, terwijl er zonder de parkeerlaag in de benchmark sprake is<br />

van een investering van 1.149 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak.<br />

UWV en Rijksgebouwendienst hebben zich gebaseerd op de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat.<br />

Het meetcertificaat is op zich juist (en oorspronkelijk bedoeld voor de vaststelling van de


90 / 93<br />

huurprijs), doch de interpretatie van de gegevens zoals in de <strong>rapport</strong>ages is toegepast, is voor een<br />

goede vergelijkbaarheid in de benchmark onjuist.<br />

Gebleken is dat men binnen UWV in november 2003 op de hoogte was van <strong>het</strong> feit dat de<br />

parkeergarage in de bvo-metrage was meegenomen en de consequenties daarvan voor de<br />

uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages. Dit is ook ter sprake gebracht in <strong>het</strong> overleg met Ernst & Young<br />

bij de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> in november 2003. UWV heeft hier verder geen vervolg<br />

aan gegeven door bijvoorbeeld <strong>het</strong> Ministerie of de Rijksgebouwendienst hierover te informeren.<br />

Vraag: Metropolitan-gebouw<br />

De opbouw van de huurkosten van gebouw Metropolitan is weergegeven onder 5.3.2.4. Voor de<br />

vraag of de huur die UWV betaalt, dezelfde is als die welke <strong>het</strong> Lisv heeft betaald, is <strong>het</strong><br />

volgende van belang. Het huurcontract voor Metropolitan is van rechtswege overgegaan van Lisv<br />

op UWV. Op 1 januari 2002 is <strong>het</strong> huurcontract aangepast vanwege een herziening van de<br />

markthuurprijs. Deze herziening is uitgevoerd door de dan geldende huurprijs te toetsen aan de<br />

markthuurprijs van <strong>het</strong> object. De markthuurprijs wordt daarbij afgezet tegen de huurwaarde van<br />

vergelijkbare huurobjecten. De markthuurprijsherziening heeft geleid tot een forse stijging van<br />

de huurprijs.<br />

De brief van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten<br />

opzichte van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit<br />

bedrag is berekend door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de “kale huurprijzen”. In deze berekening<br />

zijn <strong>niet</strong> meegenomen de te betalen BTW-compensatie (welke voor La Guardia Plaza veel hoger<br />

is dan voor gebouw Metropolitan), servicekosten en kosten voor energie. Daarnaast is vanaf 15<br />

september 2002 sprake geweest van “dubbele huur” en van 1 januari 2004 tot en met 31<br />

december 2006 komt <strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van<br />

UWV.<br />

Vraag: Kosten van de specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur van UWV<br />

Een regeling voor de vergoeding van de kosten van de Raad van Bestuur ontbreekt. Er is een<br />

mondelinge toezegging van de vorige Secretaris-Generaal van <strong>het</strong> Ministerie aan de Raad van<br />

Bestuur dat voor de kosten voor de specifieke diensten van de Raad van Bestuur de<br />

overeenkomstige regelingen voor de rijksoverheid van toepassing zijn. Een schriftelijke<br />

vastlegging hiervan ontbreekt. Er is daarom geen sprake van een helder en eenduidig toepasbaar<br />

toetsingskader. Dit klemt des te meer gelet op de publieke functie van UWV.<br />

De controle van <strong>het</strong> zakelijke karakter van de onkosten is voorts beperkt door <strong>het</strong> feit dat van een<br />

groot deel van de declaraties geen nota’s zijn overgelegd. Ten aanzien van de wèl gecontroleerde<br />

kosten voor de specifieke diensten van de Raad van Bestuur over <strong>het</strong> jaar 2002 is vast komen te<br />

staan dat deze kosten in <strong>het</strong> algemeen als redelijk en passend bij de functie van de leden van een<br />

Raad Bestuur kunnen worden beschouwd.


91 / 93<br />

8.3 Andere bevindingen<br />

De kwaliteit, kosten en functionaliteit van de huisvesting<br />

Er is wel gesuggereerd dat bij de realisatie van Gebouw B, sprake zou zijn van een buitensporige<br />

luxe inrichting. Deze veronderstelling is <strong>niet</strong> bevestigd tijdens <strong>het</strong> onderzoek.<br />

Over <strong>het</strong> algemeen is in gebouw B sprake van een gemiddeld kwaliteitsniveau voor de<br />

kantoorverdiepingen. Op begane grond en eerste verdieping en de elfde en twaalfde verdieping is<br />

vanwege de functie als bestuurs- en vergadercentrum een hoger kwaliteitsniveau gerealiseerd.<br />

Dit kwaliteitsniveau is over <strong>het</strong> algemeen als representatief te betitelen, maar <strong>niet</strong> als bovenmatig<br />

of buitensporig.<br />

Wel valt op te merken dat de kosten hoog zijn uitgevallen voor de gerealiseerde kwaliteit. De<br />

functionaliteit (de noodzaak voor de bedrijfsuitoefening) van bepaalde investeringen kan dan ook<br />

sterk betwijfeld worden. Te denken valt aan <strong>het</strong> vergroten van de vide op de begane grond, de<br />

uitvoering van de trap van de elfde naar de twaalfde verdieping en <strong>het</strong> slopen en herinrichten van<br />

de sanitaire ruimten, maar ook de investering in de audiovisuele middelen in de vergaderruimten<br />

(met name de “boardroom”).<br />

De doelmatigheid van de huisvestingskosten<br />

Naast bovengenoemde aspecten heeft ook doelmatigheidsaspect een rol gespeeld, oftewel: is <strong>het</strong><br />

proces zo verlopen dat <strong>het</strong> doel tegen minimale kosten is gerealiseerd.<br />

Vanaf begin 2002 is leidend geweest dat de Raad van Bestuur zo spoedig mogelijk wilde komen<br />

tot de vorming van één hoofdkantoor. De procesgang is daaraan ondergeschikt geweest (er is<br />

bijvoorbeeld geen specifiek programma van eisen opgesteld). Dit heeft er toe geleid dat<br />

gedurende zowel de voorbereiding als de uitvoering nog vele wijzigingen zijn opgetreden. Zo is<br />

<strong>het</strong> kantoorconcept in de uitvoering nog gewijzigd en is besloten op de derde verdieping<br />

vergaderruimten te realiseren, terwijl deze verdieping al als kantoor was ingericht. Dit heeft sterk<br />

kostenverhogend gewerkt.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek is <strong>niet</strong> gebleken dat er een alternatief is overwogen voor de huisvesting voor<br />

de Raad van Bestuur, directie en stafafdelingen, bijvoorbeeld in gebouw C of D. Er is geen<br />

sprake geweest van een helder besluitvormingsproces waarbij een keuze is gemaakt voor<br />

gebouw B.<br />

Terugbouwverplichting<br />

Vastgesteld is dat de huurovereenkomst bepaalt dat <strong>het</strong> gehuurde, bij beëindiging van <strong>het</strong><br />

huurcontract, in oorspronkelijke staat dient te worden teruggebracht. Er is een conceptterugbouwverplichting<br />

aangetroffen. Afspraken over eventuele kwijting van de<br />

terugbouwverplichting of compensatie door de verhuurder voor een eventuele<br />

waardevermeerdering van <strong>het</strong> pand door de investeringen van UWV zijn achterwege gebleven.<br />

Thans bestaat voor UWV de verplichting (op grond van de wet en de overeenkomst) tot herstel<br />

van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat, wat aanzienlijke kosten met zich zal kunnen


92 / 93<br />

brengen. In de projectadministratie is op generlei wijze rekening gehouden met de (geschatte)<br />

kosten van sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat.<br />

Omtrent de verwerking in de jaarrekening van de kosten van de sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong><br />

gehuurde in oorspronkelijke staat bestaan verschillende interpretaties. Gegeven <strong>het</strong> juridisch<br />

afdwingbare karakter ervan en <strong>het</strong> feit dat UWV <strong>niet</strong> zelfstandig, dus door een eigen handeling<br />

en zonder medewerking van een derde (i.c. de verhuurder), deze uitgaaf kan voorkomen zouden<br />

deze moeten worden opgenomen in de jaarrekening van UWV.<br />

Makelaarskosten<br />

Jones Lang LaSalle is door UWV ingeschakeld voor de aanhuur en als zodanig betrokken<br />

geweest bij de totstandkoming van de huurovereenkomst. Op 26 april 2002 is de<br />

overeenstemming tussen partijen tot stand gekomen. In <strong>het</strong> verslag hieromtrent is opgenomen dat<br />

Jones Lang LaSalle een courtage zal ontvangen van 10% van de jaarhuur, derhalve een bedrag<br />

van 867.654 euro exclusief BTW, te voldoen door G&S Vastgoed.<br />

Het staat vast dat er vervolgens twee betalingen ad 261.800 en 1.032.509 euro inclusief BTW<br />

hebben plaats<strong>gevonden</strong> aan Jones Lang LaSalle, door UWV en G&S Vastgoed, inzake courtage.<br />

De door UWV betaalde courtage is naar rato van de jaarhuur toegerekend aan de gebouwen B, C<br />

en D en maakt daarmee deel uit van de totale kosten zoals weergegeven in de tabel in 5.1.9.<br />

Omtrent de courtagekosten ad totaal 1.294.309 euro inclusief BTW kan worden vastgesteld, dat<br />

• de (formele) status van <strong>het</strong> document van 26 april 2002 <strong>niet</strong> duidelijk is;<br />

• de verklaringen van betrokkenen omtrent de reden(en) van deze betalingen <strong>niet</strong> overeen<br />

komen;<br />

• <strong>niet</strong> duidelijk is welke tegenprestatie(s) ten behoeve van UWV hiervoor zijn geleverd (in<br />

relatie tot <strong>het</strong> bouwproject);<br />

• <strong>het</strong> totaalbedrag van de courtagekosten meer is dan 10% van de jaarhuur van gebouw B,<br />

C en D;<br />

• <strong>niet</strong> duidelijk is of de courtagekosten ad 1.032.509 euro inclusief BTW (indirect) deel<br />

uitmaken van de investerings- of huurkosten en daarmee de facto geheel of gedeeltelijk<br />

ten laste van publieke middelen komen.<br />

Gelet op de voor <strong>het</strong> onderzoek ter beschikking staande middelen, <strong>het</strong> tijdstip waarop<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd moest worden en <strong>het</strong> aantal hierbij betrokken partijen kon deze aspecten <strong>niet</strong> nader<br />

worden onderzocht. Bovendien maakte dit geen deel uit van de onderzoeksvragen.<br />

Europese aanbesteding<br />

Vastgesteld is dat UWV geen Europese aanbestedingsprocedure heeft gevolgd voor <strong>het</strong><br />

realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket. UWV stelt zich op <strong>het</strong> standpunt dat zij <strong>niet</strong> als opdrachtgever<br />

(lees: aanbestedende dienst) is aan te merken en <strong>niet</strong> gehouden is een Europese<br />

aanbestedingsprocedure te volgen. Echter de opdracht(en) voor <strong>het</strong> inbouwpakket worden


93 / 93<br />

separaat door UWV aan G&S verstrekt en de betalingen afzonderlijk aan G&S Vastgoed<br />

voldaan. Op grond hiervan ligt <strong>het</strong> in de rede UWV te beschouwen als aanbestedende dienst en<br />

dat UWV derhalve gehouden is de Europese aanbestedingsprocedure te volgen.


Bijlage 1<br />

Onderzoeksopdracht W. <strong>Meijer</strong>


Bijlage 2<br />

Wederhoor UWV<br />

(integrale weergave)


Postbus 58285, 1040 HG AMSTERDAM<br />

De heer W. <strong>Meijer</strong><br />

Onderwerp<br />

Wederhoor concept<strong>rapport</strong> <strong>Meijer</strong><br />

Geachte heer <strong>Meijer</strong>,<br />

Datum<br />

5 februari 2004<br />

Van<br />

De heer mr. T. H. J. Joustra<br />

T 020 - 687 51 50, F 020 - 687 54 90<br />

Ons kenmerk<br />

5204<br />

Kopie aan<br />

De heer J. Joling<br />

Naar aanleiding van uw concept<strong>rapport</strong> ‘Deskundigenoordeel huisvestingskosten UWV’ dat u<br />

mij ter wederhoor heeft aangeboden, treft u hierbij mijn reacties en suggesties aan en<br />

correcties op feitelijke onjuistheden.<br />

Om te beginnen stel ik vast dat u, naast kritische kanttekeningen, op grond van <strong>het</strong> onder<br />

uw leiding verrichte onderzoek ook tot de constatering bent gekomen dat de door UWV<br />

opgegeven bouwkosten voor de huisvesting van <strong>het</strong> hoofdkantoor in Amsterdam volledig zijn<br />

en binnen de begroting zijn. U constateert verder dat met betrekking tot specifieke diensten<br />

voor de Raad van Bestuur geen onjuistheden zijn aangetroffen.<br />

Alle overige over dit onderwerp verstrekte gegevens zijn <strong>niet</strong> afkomstig van UWV maar van<br />

derden en hebben geleid tot een voortdurende verwarring over de feiten en de cijfers. De<br />

vragen die <strong>het</strong> ministerie UWV heeft gesteld over de huisvesting op La Guardia hebben wij zo<br />

open en volledig mogelijk beantwoord. In onze lijn van beantwoording zijn wij eveneens<br />

consequent geweest. Dat de door ons verstrekte informatie in sommige opzichten afwijkt van<br />

de gegevens die u in uw <strong>rapport</strong> presenteert, is <strong>het</strong> gevolg van <strong>het</strong> feit dat de verzoeken om<br />

informatie die aan UWV zijn gedaan afwijken van de opdracht die aan u is verstrekt.<br />

Verder onderzoek heeft <strong>niet</strong> altijd geleid tot een beter inzicht in de kosten. Gaandeweg is <strong>het</strong><br />

onderzoek ook steeds specifieker geworden, waardoor nieuwe bevindingen zijn vergeleken<br />

met bestaande gegevens. Door de presentatie in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van bestaande gegevens met<br />

nieuwe bevindingen kan de indruk ontstaan dat de door UWV verstrekte gegevens <strong>niet</strong> juist<br />

zijn. Ik hecht eraan te wijzen op <strong>het</strong> feit dat UWV geen onjuiste gegevens heeft verstrekt.<br />

Verschillende<br />

interpretaties van de gegevens en verschillende referentiekaders hebben in de afgelopen<br />

periode <strong>niet</strong> geholpen <strong>het</strong> inzicht in de huisvestingskosten te verbeteren. Het technische<br />

karakter van de materie, verschillende gangbare rekenmethodes en de moeilijkheid om in<br />

termen van harde normen te spreken, hebben evenmin geholpen hierover aanvullende<br />

duidelijkheid te krijgen.<br />

Een aantal punten wil ik hieronder toelichten. Twee daarvan wil ik met name noemen: de<br />

verhouding tussen verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) en bruto vloeroppervlak (bvo), en de ict<br />

connectiviteit. Achteraf bezien hadden de hiermee samenhangende kosten geen onderdeel<br />

moeten uitmaken van de door UWV gepresenteerde cijfers. Wij weten ook <strong>niet</strong> of deze<br />

elementen ook voor de overige partijen in de benchmark gelden, wat twijfels oproept over de<br />

vergelijkbaarheid van de cijfers.<br />

Bezoekadres<br />

La Guardiaweg 68<br />

1043 DK AMSETRDAM<br />

www.uwv.nl


vvo/bvo<br />

Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

2 van 8<br />

Op 23 juli 2003 heeft UWV van SZW <strong>het</strong> verzoek gekregen gegevens aan te leveren ten<br />

behoeve van <strong>het</strong> onderzoek huisvestingskosten UWV. UWV heeft aan dit verzoek voldaan en<br />

gegevens geleverd op basis van een verhouding van 85 procent tussen vvo en bvo, conform<br />

<strong>het</strong> voor de markt gebruikelijke gemiddelde. Om inzichtelijk te maken hoe de berekening van<br />

vvo naar bvo tot stand is gekomen, heeft UWV ook de vvo-gegevens geleverd. De geleverde<br />

gegevens zijn in lijn met de informatie die UWV de minister heeft verstrekt in de brief van<br />

UWV van 3 juni 2003. Deze gegevens zijn eveneens gebaseerd op een verhouding van 85<br />

procent tussen vvo en bvo.<br />

Naar aanleiding van de geleverde bvo-gegevens heeft de RGD UWV nadere vragen gesteld<br />

ter onderbouwing van <strong>het</strong> percentage van 85. Hiertoe heeft UWV de RGD de meetcertificaten<br />

van gebouw A en B doen toekomen. Ook heeft de RGD een schouw verricht op <strong>het</strong> complex<br />

La Guardia. Op basis van de meetcertificaten en de schouw is de RGD tot de conclusie<br />

gekomen dat door de vormgeving van La Guardia een ongunstige indeling van ruimten<br />

ontstaat en meer ruimte dan gebruikelijk verloren gaat aan stijgpunten (trappen, liften,<br />

schachten) en technische ruimte. Dit is voor de RGD aanleiding geweest UWV te vragen<br />

opnieuw gegevens te leveren in een verhouding vvo-bvo van 70 procent (overleg RGD en<br />

UWV van 10 september 2003). UWV heeft vanzelfsprekend aan dit verzoek voldaan.<br />

Vervolgens is in de benchmark gerekend met <strong>het</strong> door de RGD vastgestelde percentage vvobvo<br />

van 70.<br />

UWV heeft gegevens aangeleverd conform opdracht en schouw van de RGD. Meetcertificaten<br />

maken, zoals later bleek, melding van <strong>het</strong> aantal m2 bvo inclusief de m2 voor de<br />

parkeergarage. De door UWV aan de RGD geleverde gegevens zijn conform dit algemeen<br />

geldende uitgangspunt.<br />

Benchmark<br />

In uw <strong>rapport</strong> wordt een aantal keren de vergelijking gemaakt met de benchmark van de<br />

RGD. Naar mijn mening is dit <strong>niet</strong> mogelijk. Een correctie van de verhouding vvo-bvo voor<br />

UWV betekent immers dat ook voor de andere partijen in de benchmark zal moeten worden<br />

gekeken of zij de m2 voor parkeerruimte hebben meegenomen. Daar komt bij dat wanneer<br />

de cijfers van UWV veranderen ook <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark verandert. Ook<br />

worden in de benchmark de kosten van totale kantoren met elkaar vergeleken. Wij vragen<br />

ons dan ook af of de eerdere conclusies van <strong>het</strong> ministerie door een correctie van de vvo-bvo<br />

verhouding substantieel zullen veranderen. De verwachting is dat UWV binnen de<br />

bandbreedte van de kwaliteit van de rijkshuisvesting blijft vallen. Daar komt tevens bij dat<br />

inmiddels <strong>het</strong> realisatiecijfer voor gebouw C bekend is en de prognose voor gebouw D<br />

bekend is, zoals ook aan de onderzoekers is gemeld. Beide cijfers komen lager uit dan de<br />

cijfers die in de benchmark zijn gehanteerd. In de benchmark is ook uitgegaan van een smal<br />

inbouwpakket. De elementen die UWV heeft gerekend tot smal inbouwpakket, zoals<br />

bouwplaatskosten en cascoaanpassingen, zijn echter breder dan in de benchmark gevraagd.<br />

Voor een goede vergelijking dient hiervoor gecorrigeerd te worden.


ICT connectiviteit<br />

Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

3 van 8<br />

In de referentienormen die de RGD hanteert zijn geen kosten voor ICT connectiviteit<br />

opgenomen. In <strong>het</strong> kader van de door u gehanteerde benadering dient hiervoor gecorrigeerd<br />

te worden. In zijn verantwoording van de huisvestingskosten van La Guardia heeft UWV deze<br />

kosten namelijk wel meegenomen à 127 euro per m2 bvo, op basis van een percentage van<br />

70. Dit bedrag wordt voor een groot deel veroorzaakt door ICT-kosten die UWV voor de<br />

totale organisatie moet maken als gevolg van de majeure fusie van zes organisaties. Reden<br />

te meer om de kosten voor <strong>het</strong> hoofdkantoor op dit punt te corrigeren. Deze noodzakelijke<br />

correctie heeft consequenties voor <strong>het</strong> gehanteerde gemiddelde in de benchmark. Hoewel<br />

Deloitte aangeeft dat voor ICT connectiviteit gecorrigeerd moet worden, is dit in <strong>het</strong><br />

onderzoek achterwege gebleven. Ik ga ervan uit dat dit in <strong>het</strong> eind<strong>rapport</strong> wel <strong>het</strong> geval zal<br />

zijn.<br />

Kosten inbouwpakket en toerekening kosten 11 e en 12 e verdieping<br />

Om te beginnen stel ik vast dat u op grond van uw bevindingen constateert dat <strong>het</strong><br />

totaalbedrag voor de inrichting van gebouw B van <strong>het</strong> hoofdkantoor van UWV gelijk is<br />

gebleven. Ook stelt u vast dat geen verschuiving van kosten naar andere gebouwen heeft<br />

plaats<strong>gevonden</strong>. Ten aanzien van de kosten die zijn gemoeid met de inrichting van de 11 e en<br />

12 e verdieping merk ik op dat <strong>het</strong> in bouwprojecten <strong>niet</strong> te doen gebruikelijk is kosten per<br />

verdieping te administreren.<br />

UWV heeft in zijn brief van 3 juni 2003 de minister geïnformeerd over de kosten die zijn<br />

gemoeid met de aanpassingen van de entree en inrichting van een vergader- en<br />

bestuurscentrum (de functie die gebouw B van La Guardia voor de totale UWV-organisatie<br />

vervult). In deze brief geven wij aan dat hiermee 1.9 miljoen euro is gemoeid, inclusief BTW.<br />

In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de RGD van 25 september 2003 wordt eveneens melding<br />

gemaakt van een bedrag ven 1.9 miljoen euro dat kan worden toegeschreven aan de<br />

inrichting van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum. Een bedrag dat is gebaseerd op een<br />

opgave van de aannemer voor 10 punten waarin aanpassingen hebben plaats<strong>gevonden</strong> ten<br />

opzichte van <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek.<br />

Naar aanleiding van <strong>het</strong> verzoek om nadere informatie heeft UWV op 30 oktober 2003 de<br />

<strong>rapport</strong>age Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B opgeleverd. Onderdeel van <strong>het</strong><br />

nadere verzoek om informatie was de vraag van <strong>het</strong> ministerie aan UWV om inzicht te<br />

verschaffen in de inrichtingskosten voor de kamers van de Raad van Bestuur (brief SZW 15<br />

oktober 2003). UWV heeft hiertoe aangegeven vanzelfsprekend bereid te zijn alle kosten<br />

voor de 11 e en 12 e etage inzichtelijk te maken. Dit zou gezien mijn eerdere opmerking dat<br />

<strong>het</strong> in bouwprojecten <strong>niet</strong> te doen gebruikelijk is per verdieping te administreren twee weken<br />

extra tijd vergen, omdat UWV alle facturen door zou moeten nemen. Met <strong>het</strong> oog op de tijd<br />

is daarom door <strong>het</strong> ministerie besloten inzicht te verschaffen op basis van een lijst van<br />

aanpassingen. Deze beslissing is genomen in <strong>het</strong> overleg van 16 oktober 2003 tussen<br />

ministerie, RGD, Twijnstra Gudde en UWV. In de <strong>rapport</strong>age wordt een bedrag genoemd van<br />

2.4 miljoen euro inclusief BTW voor de aanpassingen die hebben plaats<strong>gevonden</strong>. De reden<br />

voor de bijstelling van de eerder door UWV opgegeven 1.9 miljoen euro is gelegen in <strong>het</strong> feit<br />

dat Twijnstra Gudde, RGD en SZW in afwijking van de opgave van de aannemer zijn<br />

gekomen tot een aanvulling van de 10 puntenlijst met 7 punten tot een 17 puntenlijst. Deze<br />

lijst heeft betrekking op aanpassingen die zijn gedaan op de begane grond en de eerste,<br />

elfde en twaalfde etage. Op basis van deze lijst is sprake van een andere toedeling van<br />

kosten binnen <strong>het</strong>zelfde totaalbedrag voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw B.


Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

4 van 8<br />

In uw onderzoek komt u tot de bevinding dat met de inrichting van de begane grond en de<br />

1 e , 11 e en 12 e etage geen 2.4 miljoen euro is gemoeid, maar 3.6 miljoen euro. Deze kosten<br />

hebben echter, in tegenstelling tot <strong>het</strong> door UWV genoemde bedrag van 2.4 miljoen euro,<br />

<strong>niet</strong> alleen betrekking op de aanpassingen maar op de totale kosten voor de inrichting van<br />

de begane grond en de 1 e , 11 e en 12 e etage. Een zoals eerder genoemd ongebruikelijke<br />

manier van kosten toerekenen. In een bouwbegroting worden kosten normaal gesproken <strong>niet</strong><br />

op een dergelijke gespecificeerde manier aan etages toegerekend. Zo zijn in <strong>het</strong> bedrag van<br />

3.6 miljoen euro naast de kosten gemoeid met de inrichting ook de indirecte kosten gemoeid<br />

met de bouw van gebouw B opgenomen, zoals bouwplaatskosten en architect.<br />

UWV heeft zich met betrekking tot <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum voortdurend en<br />

consequent verantwoord op grond van de gevraagde additionele kosten. Deze kosten zijn<br />

door UWV al op 3 juni 2003 inzichtelijk gemaakt. Het <strong>niet</strong> langer hanteren van <strong>het</strong><br />

uitgangspunt van kosten gemoeid met aanpassingen (de 17 puntenlijst) maar <strong>het</strong> tevens<br />

presenteren van alle directe en indirecte kosten levert een ander bedrag op. Een vergelijking<br />

met de eerder door UWV geleverde informatie is naar mijn mening dan ook <strong>niet</strong> mogelijk.<br />

Volledigheidshalve merken wij op dat de onderzoekers de kosten tot en met jaareinde 2003<br />

hebben meegenomen terwijl de opgave van UWV is gebaseerd op de stand van zaken tot en<br />

met september 2003.<br />

Ik stel vast dat UWV informatie heeft verstrekt op basis van uitgangspunten van SZW en<br />

RGD. Deloitte heeft cijferopstellingen geproduceerd op basis van andere uitgangspunten.<br />

Gezien dit verschil in uitgangspunten zijn de informatie van UWV en de gegevens van<br />

Deloitte <strong>niet</strong> vergelijkbaar. Wordt <strong>het</strong> uitgangspunt van Deloitte gehanteerd dan moet<br />

bijvoorbeeld ook de inrichtingsvergoeding die UWV van G&S heeft ontvangen in mindering<br />

worden gebracht.<br />

Hoofdkantoor<br />

U komt in uw <strong>rapport</strong>age tot de opvatting dat de wens van de Raad van Bestuur om zo snel<br />

mogelijk tot één hoofdkantoor te komen een hogere prioriteit heeft gehad dan de eis om een<br />

volledig huisvestingsbeleid voor UWV met de daaraan verbonden consequenties uit te<br />

werken. Hierover kan ik kort zijn: deze opvatting is volstrekt juist. Om aan de opdracht<br />

vanuit de SUWI-wetgeving te kunnen voldoen (effectiviteit, efficiency, klantgerichtheid en<br />

een besparing van 25 procent) was een duidelijke ‘turnaround’ van de organisatie nodig.<br />

Daarom is voor de beginfase van UWV gekozen voor een centrale aanpak. Dit maakte <strong>het</strong><br />

met spoed betrekken van één hoofdkantoor door de Raad van Bestuur, de stafdirecties en de<br />

directies van de divisies noodzakelijk. De keuze voor <strong>het</strong> centraliseren van de<br />

hoofdkantoorfuncties voorafgaand aan <strong>het</strong> uitwerken van <strong>het</strong> volledige huisvestingsbeleid<br />

van UWV is een cruciale slag in de noodzakelijke turnaround geweest die zijn nut heeft<br />

bewezen.<br />

AO/IC<br />

U constateert in uw <strong>rapport</strong> dat u met betrekking tot La Guardia geen handboek AO/IC heeft<br />

aangetroffen. Deze constatering is juist. Wel is <strong>het</strong> zo dat UWV voor de totale organisatie<br />

AO/IC-procedures heeft die ook van toepassing zijn op projecten als huisvesting.


Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

5 van 8<br />

UWV wordt aangestuurd als een zelfstandig bestuursorgaan met een baten-lastenstelsel als<br />

administratief uitgangspunt. Dit betekent dat de raming (begroting) en de registratie<br />

betrekking hebben op lasten en baten in bedrijfseconomische zin. Dit impliceert een<br />

begroting die uitgaat van kosten en opbrengsten in plaats van ontvangsten en<br />

uitgaven/investeringen. In de zowel door de Raad van Bestuur als door de minister<br />

goedgekeurde exploitatiebegroting 2003 is rekening gehouden met de extra lasten die<br />

voortvloeien uit de inrichting van <strong>het</strong> hoofdkantoor. Deze bedragen jaarlijks 1,2 miljoen euro<br />

en maken onderdeel uit van de reguliere uitvoeringskosten van 1,652 miljard euro op<br />

jaarbasis. Daarmee is de investeringsbegroting feitelijk goedgekeurd.<br />

Met betrekking tot de offerteprocedure van UWV geldt dat wat onder de derde bullit op<br />

pagina 29 wordt vermeld <strong>niet</strong> juist is. De projectleider Bouw beoordeelt de offertes. Voor wat<br />

betreft de technische installaties laat hij zich daarin bijstaan door Technical Management.<br />

Technical Management wordt dus <strong>niet</strong> door Inkoop ingeschakeld. Wel heeft Inkoop een<br />

controlerende rol op marktconformiteit.<br />

Ten aanzien van de sinds medio 2003 geldende offerteprocedure geldt dat de controller<br />

Vastgoed parafeert dat de offerte binnen de begroting is. Deze stap dient als voorlaatste<br />

bullit te worden toegevoegd aan de beschrijving van de offerteprocedure op pagina 29.<br />

Gezien de door UWV gehanteerde procedure is de conclusie dat offerteaanvragen <strong>niet</strong><br />

worden getoetst aan de begrotingsruimte <strong>niet</strong> juist en daarmee <strong>niet</strong> gerechtvaardigd.<br />

Op pagina 30 onder 5.1.1.4 Ondertekening maakt u de opmerking dat de plaatsvervangend<br />

directeur Facilitair en Inkoop is gemandateerd tot 200.000 euro en tekent voor opdrachten<br />

tot 800.000 euro. Ik hecht eraan op te merken dat hiervan enkel sprake is geweest in de<br />

overgangsfase in <strong>het</strong> tweede kwartaal 2003. In afstemming met de Raad van Bestuur heeft<br />

de betreffende directeur 5 keer getekend voor opdrachten boven <strong>het</strong> gemandateerde bedrag.<br />

Met ingang van <strong>het</strong> derde kwartaal 2003 is dit <strong>niet</strong> meer aan de orde geweest. Overigens<br />

heeft Deloitte geen onregelmatigheden aangetroffen.<br />

Nul + één meting<br />

In de nulmeting van UWV in 2002 is de huisvestingsproblematiek als bijzonder<br />

aandachtspunt opgenomen. In de één-meting van UWV in 2003 is herhaald dat de<br />

huisvestingsproblematiek gezien de omvang van de totale operatie naar verwachting een<br />

permanent aandachtspunt voor de Raad van Bestuur zal blijven. De Raad van Bestuur heeft<br />

dit nadrukkelijk ter harte genomen en daadwerkelijk verbeteringen doorgevoerd, zoals u ook<br />

heeft geconstateerd.<br />

Terugbouwverplichting<br />

In uw onderzoek geeft u aan dat UWV op grond van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving<br />

eventuele terugbouwkosten moet activeren. Aan de onderzoekers hebben wij al aangegeven<br />

dit standpunt <strong>niet</strong> te delen. Naar de mening van UWV geven de onderzoekers slechts een<br />

deel van de richtlijnen weer. Deze geven namelijk ook <strong>het</strong> volgende aan: ‘Slechts die<br />

verplichtingen die voortvloeien uit gebeurtenissen uit <strong>het</strong> verleden en die blijven bestaan<br />

onafhankelijk van een toekomstige handeling van de rechtspersoon leiden tot <strong>het</strong> treffen van<br />

een voorziening. Indien de rechtspersoon toekomstige uitgaven kan voorkomen door een<br />

handeling in de toekomst heeft de rechtspersoon geen verplichting tot <strong>het</strong> doen van die<br />

uitgaven en wordt geen voorziening getroffen.’


Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

6 van 8<br />

Dit is ook van toepassing op de huisvesting van UWV. Zo lang UWV blijft huren, zal geen<br />

sprake zijn van een verplichting tot terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Evenmin is dit<br />

<strong>het</strong> geval wanneer met de verhuurder of met een eventuele nieuwe huurder kan worden<br />

overeengekomen dat <strong>het</strong> gehuurde in de bestaande staat kan worden opgeleverd. Dit is geen<br />

irreële veronderstelling wanneer <strong>het</strong> pand voor meer dan 10 tot 15 jaar wordt gehuurd. Deze<br />

termijn komt namelijk dicht in de buurt van de termijn waarop doorgaans bij<br />

kantoorgebouwen een grondige renovatie als gevolg van economische en/of technische<br />

veroudering noodzakelijk is. Een externe deskundige bevestigt onze zienswijze.<br />

Makelaarskosten<br />

Ten aanzien van uw uiteenzetting over de makelaarskosten merk ik op dat de door UWV<br />

betaalde courtage ad 220.000 euro exclusief BTW <strong>het</strong> resultaat is van onderhandelingen<br />

tussen UWV, de eigenaar en makelaar Jones Lang LaSalle.<br />

Kennelijk heeft vervolgens een gunning plaats<strong>gevonden</strong> door de aannemer aan de makelaar<br />

van de verkoop van <strong>het</strong> complex, waarmee een bedrag van ruim 800.000 euro exclusief BTW<br />

is gemoeid. Dit is een transactie geweest die uitsluitend tussen de aannemer en de makelaar<br />

heeft plaats<strong>gevonden</strong>. UWV heeft hiervan voor zover mij bekend op geen enkele wijze<br />

financieel nadeel ondervonden.<br />

Europese aanbesteding<br />

Ten aanzien van <strong>het</strong> aanbrengen/realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket constateert u dat de<br />

‘richtlijn Werken’ van toepassing is en dat UWV op grond van deze richtlijn gehouden is een<br />

Europese aanbestedingsprocedure te volgen. Zoals wij u per brief van 23 januari 2004<br />

hebben laten weten, is UWV een andere mening toegedaan.<br />

Ons is gebleken dat de richtlijnen rond Europese aanbesteding door verschillende partijen op<br />

verschillende manieren wordt uitgelegd. UWV heeft zich zoals gebruikelijk is in de branche op<br />

<strong>het</strong> standpunt gesteld dat hij als huurder <strong>niet</strong> direct opdrachtgever is en daarom <strong>niet</strong><br />

aanbestedingsplichtig is. Terugziende zou <strong>het</strong> beter zijn geweest wanneer UWV aan G&S de<br />

opdracht zou hebben gegeven de inrichting Europees aan te besteden.<br />

Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur<br />

Voor specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur van UWV is een aparte<br />

regeling van kracht. Met de top van <strong>het</strong> ministerie is de afspraak gemaakt om de<br />

onkostenvergoeding voor de voorzitter van de Raad van Bestuur te relateren aan de<br />

bestuursuitgavenregeling zoals die geldt voor de secretarissen-generaal binnen de<br />

Rijksdienst. De onkostenvergoeding voor de overige leden van de Raad van Bestuur is van<br />

deze regeling afgeleid. Het vergelijken van uitgaven door de Raad van Bestuur met de<br />

regelingen conform de CAO UWV is dan ook <strong>niet</strong> op zijn plaats.<br />

In uw onderzoek wordt herhaaldelijk melding gemaakt van <strong>het</strong> gegeven dat gedane uitgaven<br />

<strong>niet</strong> kunnen worden gecontroleerd in verband met <strong>het</strong> ontbreken van kwitanties en facturen.<br />

Daarmee wordt voorbijgegaan aan <strong>het</strong> feit dat deze uitgaven lopen via VISA en dat de<br />

kostenboekingen zijn gedaan aan de hand van de incasso van VISA en de daarbij behorende


Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

7 van 8<br />

betalingsoverzichten. Op deze betalingsoverzichten staat vermeld wanneer en bij welke<br />

leverancier de uitgaven zijn gedaan. Op grond van deze beschikbare overzichten zijn gedane<br />

uitgaven beoordeeld.<br />

De vaste onkostenvergoeding is zowel bruto als netto volstrekt conform de regelingen voor<br />

de vergoedingen sector Rijk ten aanzien van functionarissen in <strong>het</strong> openbaar bestuur (zoals<br />

gepubliceerd in de Staatscourant), waarbij de ontwikkeling van deze regelingen bij de sector<br />

Rijk wordt gevolgd. De opmerkingen in uw onderzoek dat <strong>niet</strong> is voldaan aan de fiscale<br />

wetgeving en dat een volledig onbelaste vergoeding van <strong>het</strong> bedrag in strijd is met de fiscale<br />

wetgeving zijn dan ook onterecht.<br />

Ten aanzien van de passage over de telefoonkostenvergoeding van de heer Fransen merken<br />

wij op dat ons <strong>niet</strong> duidelijk is waarom in deze passage ook de salarisgegevens van de heer<br />

Fransen worden vermeld. Het lijkt ons gepaster wanneer dit <strong>niet</strong> <strong>het</strong> geval is.<br />

Publiek beheer<br />

De paragraaf die u in uw <strong>rapport</strong>age wijdt aan publiek beheer (public governance) verbaast<br />

mij. De conclusies die u trekt ten aanzien van publiek beheer door UWV zijn mijns inziens<br />

<strong>niet</strong> te rechtvaardigen op grond van onderzoek dat enkel door accountants is uitgevoerd en<br />

een sterk fragmentarisch karakter had. Mocht u publiek beheer bij UWV willen onderzoeken<br />

dan vraagt dit een andere onderzoeksopzet. Met de huidige benadering vervalt elke basis<br />

voor de getrokken conclusies. Publiek beheer maakt bovendien geen onderdeel uit van de<br />

onderzoeksopdracht. De betreffende paragraaf dient dan ook geschrapt te worden.<br />

Feitelijke onjuistheden<br />

Ten slotte willen wij u wijzen op de volgende feitelijke onjuistheden in de tekst:<br />

1. Op pagina 7 wordt in de voorlaatste alinea onder Fase 1 melding gemaakt van <strong>het</strong><br />

feit dat de Accountantsdienst enkele documenten uit <strong>het</strong> door hen aangelegde<br />

onderzoeksdossier ter beschikking heeft gesteld. Dit is onjuist. De Accountantsdienst<br />

heeft haar volledige onderzoeksdossier voor review ter beschikking gesteld.<br />

2. Op pagina 8 wordt in de tweede alinea gemeld dat ook met de Raad van Bestuur<br />

interviews zijn gehouden. Dit dient te zijn dat met twee leden van de Raad van<br />

Bestuur een interview is gehouden.<br />

3. Op pagina 10 wordt in de eerste alinea gemeld dat <strong>het</strong> Masterplan zich daarom<br />

alleen leent voor controle achteraf. Voor alle duidelijkheid dient hier vermeld te<br />

worden dat dit alleen geldt voor La Guardia.<br />

4. Eveneens op pagina 10 wordt in de vierde alinea gesteld dat de Stuurgroep<br />

Huisvesting <strong>het</strong> projectplan in september 2003 heeft goedgekeurd. Dit moet zijn<br />

2002.<br />

5. Op pagina 23 eerste alinea dient de zin ‘Daarnaast bevat <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> een<br />

benchmark’ te worden aangevuld met ‘uitgevoerd door de RGD’. Eveneens dient te<br />

worden toegevoegd dat de keuze van de gebouwen in de benchmark door <strong>het</strong><br />

ministerie is gedaan.<br />

6. Op pagina 25 dienen de noten 11 en 12 te worden geschrapt. De onderzoekers<br />

geven zelf al aan dat deze buiten <strong>het</strong> bereik van <strong>het</strong> onderzoek vallen.<br />

7. Op pagina 27 wordt in de eerste alinea gemeld dat de begroting van maart 2003<br />

sluit op 23,8 miljoen euro. Dit moet zijn 19,2 miljoen euro.


Ons kenmerk<br />

5204<br />

Blad<br />

8 van 8<br />

8. Op pagina 32 wordt in voetnoot 18 gesproken van <strong>het</strong> Kernteam Bouw. Dit moet zijn<br />

<strong>het</strong> Kernteam Huisvesting.<br />

9. Op pagina 34 wordt in de tweede alinea gemeld dat er geen externe accountant is<br />

aangesteld en dat deze rol door dezelfde accountantsdienst wordt vervuld. Deze zin<br />

is onjuist. Er dient te staan dat de accountantsdienst in deze optreedt als<br />

deskundige zoals bedoeld in art. 393 BW2.<br />

10. In de derde alinea op pagina 34 wordt gemeld dat de accountantsdienst bestaat uit<br />

een afdeling Operational en Financial Audit. Daarnaast is ook sprake van ICT audit<br />

en rechtmatigheidsaudit.<br />

11. Op pagina 36 wordt in de laatste zin gemeld dat de onderzoekers de volledigheid<br />

van de werk- en vergaderplekken <strong>niet</strong> hebben kunnen vaststellen. Juist is te stellen<br />

dat de onderzoekers dit <strong>niet</strong> hebben gedaan, terwijl dit kan worden afgeleid uit <strong>het</strong><br />

verband tussen aantal werkplekken en werkplekinrichtingen en de daaraan<br />

verbonden kosten.<br />

12. Op pagina 49 wordt in de tweede alinea een bedrag genoemd van 186 euro (‘245<br />

minus 186 euro’). Dit moet zijn 169 euro.<br />

13. Op pagina 63 onder 5.5.3. Analyse wordt in <strong>het</strong> vierde tekstblok tot tweemaal toe<br />

gesproken van restaurantmeubilair. Dit moet zijn audiovisuele middelen.<br />

14. Op pagina 68 wordt gemeld dat de Accountantsdienst van UWV wijst op <strong>het</strong> feit dat<br />

<strong>het</strong> hier om vertrouwelijke gegevens gaat die <strong>niet</strong> openbaar mogen worden. Het is<br />

de Raad van Bestuur die hier op heeft gewezen. Het gaat hier voor alle duidelijkheid<br />

<strong>niet</strong> om de telefoonkosten maar om de reis- en verblijfkosten.<br />

Verder ga ik ervan uit dat eventuele aanpassingen en toevoegingen van analyses in uw<br />

<strong>rapport</strong>age onderdeel uitmaken van de procedure van hoor en wederhoor.<br />

Hoogachtend,<br />

Mr. T.H. J. Joustra<br />

Voorzitter Raad van Bestuur


Bijlage 3<br />

Meetcertificaat en meet<strong>rapport</strong> gebouw B


Bijlage 4<br />

Kostenspecificatie bestuurs- en vergadercentrum<br />

(begane grond, eerste, elfde en twaalfde verdieping)


Project: Huisvesting UWV La Guardia Plaza<br />

Betreft: Kostentoedeling 11e en 12e, begane grond (en 2e en 3e)<br />

Datum: 10 februari 2004<br />

Onderdeel: Uitsplitsing begane grond en 1e verdieping<br />

no. G&S Toedeling Omschrijving werkzaamheden excl. BTW incl. BTW<br />

21 bg/1e baliemeubel en kasten 52.851 62.893<br />

22 bg/1e tourlocks, transpalocks en winglock bg 26.659 31.724<br />

27 bg/1e glaspui tussenbordes bg-1e 17.637 20.988<br />

37 bg/1e demontage t.b.v. vide 1e 38.450 45.756<br />

44 bg/1e aanpassen toiletgroep naar douches 1e verd. 20.041 23.849<br />

49 bg/1e videsparing 1e verd. vloer 83.461 99.319<br />

65 bg/1e aanvullende E en water asp. bg+1e verd. 2.886 3.434<br />

71 bg/1e aanpassen w-installatie bg+1e verd. 53.682 63.882<br />

77 bg/1e bouwk. werk kelder t/m 1e verd. 33.140 39.437<br />

85 bg/1e wijzigingen beukenhouten plafon bg+1e 87.233 103.807<br />

86 bg/1e extra buitendeur en binnengevelscherm bg 99.071 117.894<br />

90 bg/1e meerwerk t.g.v. wijzigingen receptiebalie 2.699 3.212<br />

111 bg/1e mattering acrylaatpanelen scherm.luifel bg 5.577 6.637<br />

131 bg/1e meerwek binnenluifel 7.252 8.630<br />

140 bg/1e verlichting logo en koofbetimmering 1e verd. 9.724 11.572<br />

144 bg/1e inbouwspots in chauffeursruimte 1e verd. 2.008 2.390<br />

605 bg/1e werkkast voor chauffeurs in kelder 11.540 13.733<br />

621 bg/1e aanpassen glas transpalocks 14.460 17.207<br />

624 bg/1e electrische deurdranger kelderhal 5.823 6.929<br />

635 bg/1e mozaik tegelwerk betonkolom entreehal 5.715 6.801<br />

636 bg/1e mozaik tegelwerk betonkolom kelderhal 2.634 3.134<br />

Totaal kosten begane grond / 1e verdieping 582.543 693.226<br />

Totaal incl. bouwplaatskosten 731.517<br />

Architectenkosten SOM en VMP 60.690<br />

(naar rato investering bg/1e en 11e/12e)<br />

Totaal incl. bouwpl.kosten en architectenkosten 792.207<br />

afgerond 792.000


Project: Huisvesting UWV La Guardia Plaza<br />

Betreft: Kostentoedeling 11e en 12e, begane grond (en 2e en 3e)<br />

Datum: 10 februari 2004<br />

Onderdeel: Uitsplitsing 11e en 12e verdieping<br />

no. G&S Toedeling Omschrijving werkzaamheden excl. BTW incl. BTW<br />

40 11e/12e demonteren installatie 11e en 12e 28.220 33.582<br />

42 11e/12e sloopwerk toiletten 11e en 12e 6.128 7.292<br />

45 11e/12e sparing betonvloer t.b.v. trap 12e verd. 36.005 42.846<br />

51 11e/12e w-installatie 11e en 12e verd 270.720 322.157<br />

52 11e/12e bouwkund.werkzaamheden 11e en 12e verd. 668.954 796.055<br />

53 11e/12e apparatuur pantry's 11e en 12e verd. 26.398 31.414<br />

54 11e/12e staal, glas en timmerwerk trap 11e naar 12 46.502 55.337<br />

55 11e/12e houten lamellen plafonds en elementen 11e+12e 240.333 285.996<br />

56 11e/12e parketvloer 11e verd. 26.530 31.571<br />

61 11e/12e lev. en aanbr. e-installatie 11e en 12e 293.440 349.194<br />

66 11e/12e wijzigingen toiletgroep 11e en 12e verd. 47.499 56.524<br />

68 11e/12e aanp. en uitbr. loodgietersinst. 11e en 12e 8.565 10.192<br />

72 11e/12e lichtwand en lichtplafond 11e en 12e verd. 43.840 52.170<br />

78 11e/12e inbouw brandslanghaspelkasten 11e + 12e verd. 3.081 3.666<br />

83 11e/12e wijzigingen 11e en 12e verd. 18.897 22.487<br />

87 11e/12e leveren en aanbrengen vloerbedekking 11e+12e 88.208 104.968<br />

99 11e/12e uitbreiding cai-aansluitingen 11e en 12e verd. 2.494 2.968<br />

100 11e/12e leveren en aanbr. bedrijfskeukens (toedeling 11e en 12e) 51.176 60.900<br />

112 11e/12e minderwerk keukeninstallaties (toedeling 11en 12e) -27.631 -32.881<br />

114 11e/12e leveren en monteren paneelgordijnen 11e en 12e 32.928 39.184<br />

115 11e/12e counters 11e+12e verd. 5.125 6.099<br />

138 11e/12e wijzigingen+extra vloerpotten 11e verd. 7.381 8.783<br />

156 11e/12e lev. en aanbr. nieuw sanitair 11e en 12e 4.867 5.792<br />

176 11e/12e deurstoppen en deurduwer 11e en 12e verd. 1.673 1.991<br />

178 11e/12e aanbrengen gewijzigde zonwering 11e en 12e verd. 24.224 28.827<br />

179 11e/12e extra loodgieterswerk 11e en 12e verd. 1.904 2.266<br />

601 11e/12e opnieuw schuren en olieen parketvloer 11e 5.862 6.976<br />

606 11e/12e gespoten sponninglatten in gordijnkoof 11e+12e 3.059 3.640<br />

607 11e/12e tijdelijke zonwering 11e en 12e verd. 4.998 5.948<br />

608 11e/12e 4 laags impregneerlaag natuursteen 11e+12e 6.055 7.205<br />

620A 11e/12e aanbr. horizontale jalozie gordijnen 11e verd. 9.446 11.241<br />

620B 11e/12e aanbr. lamelgordijnen 11e verd. 9.617 11.444<br />

633 11e/12e RVS plinten op 11e en 12e verd. 1.485 1.767<br />

634 11e/12e aanpassen parketvloer voor tapijt 11e verd. 29.926 35.612<br />

Totaal kosten 11e en 12e verdieping 2.027.909 2.413.212<br />

Totaal inclusief bouwplaatskosten 2.546.508<br />

Architectenkosten SOM en VMP 211.270<br />

(naar rato investering bg/1e en 11e/12e)<br />

Totaal incl. bouwpl.kosten en architectenkosten 2.757.778<br />

afgerond 2.758.000


Bijlage 5<br />

Vergelijking <strong>rapport</strong>ages


In de <strong>rapport</strong>ages is gewerkt met kengetallen om vergelijking mogelijk te maken tussen <strong>het</strong><br />

UWV-gebouw en andere Rijksgebouwen, maar ook om een vergelijking te kunnen doen met<br />

huisvestingsnormen. In onderstaand samenvattend overzicht is een relatie aangebracht tussen de<br />

diverse kengetallen.<br />

UWV<br />

3 juni 03<br />

SZW/Rgd<br />

25 sept. 03<br />

Kengetallen<br />

verhouding vvo/bvo 0,70<br />

UWV<br />

25 sept. 03<br />

TG<br />

29 okt. 03<br />

UWV<br />

30 okt. 03<br />

huurprijs vvo (excl. BTW) € 170 m² € 170 m² € 170 m²<br />

huurprijs bvo (na verreke -<br />

ning BTW-compensatie)<br />

€ 158 m²<br />

gebouwgebonden kosten<br />

(bvo), LGP exclusief A<br />

€ 918 m²<br />

gebouwgebonden kosten<br />

LGP B<br />

€ 923 m² € 923 m²<br />

kosten “inbouwpakket<br />

smal” cfm. definitie Rgd<br />

LGP (totaal A, B, Cen D)<br />

€ 332 m²<br />

inbouwpakket + overige<br />

aanpassingen<br />

LGP (totaal A, B, C en D)<br />

Inrichtingskosten<br />

gebouw B<br />

€ 635 m² € 656 m²<br />

inrichtingskosten<br />

€ 12.500.000<br />

€ 12.739.755<br />

gebouw B<br />

(incl. BTW)<br />

(incl. BTW)<br />

• algemeen<br />

aanpassing:<br />

aanpassing:<br />

€ 10.170.695<br />

• aanpassingen entree (excl. BTW)<br />

€ 422.450<br />

• aanpassingen hal en € 1.216.462<br />

€ 1.254.513<br />

vergadercentrum<br />

€ 1.900.000<br />

• aanpassingen<br />

€ 414.000<br />

(totaal)<br />

€ 715.162<br />

bestuurscentrum<br />

• restaurant<br />

€ 176.935<br />

<strong>niet</strong>-gebouw gebonden<br />

inrichtingskosten B<br />

• divers meubiliair<br />

• audiovisuele<br />

middelen<br />

• inrichting<br />

• pc’s<br />

€ 1.745.507<br />

€ 1.351.813<br />

€ 277.850<br />

€ 115.844<br />

PM<br />

€ 1.745.507<br />

€ 1.351.813<br />

€ 277.850<br />

€ 115.844<br />

PM<br />

Uit bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat de <strong>rapport</strong>ages onderling <strong>niet</strong> te<br />

vergelijken zijn. Soms is gebruik gemaakt van informatie uit andere <strong>rapport</strong>en zoals de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />

inrichtingskosten, maar in de meeste gevallen zijn de uitgangspunten van <strong>het</strong>


onderzoek en de wijze van <strong>rapport</strong>eren <strong>niet</strong> gelijk, waardoor onderlinge vergelijking <strong>niet</strong><br />

mogelijk is.


Bijlage 6<br />

Begrippenlijst


Het is onoverkomelijk dat in dit <strong>rapport</strong> een aantal vaktermen worden gebruikt. Om de lezer ter<br />

wille te zijn wordt hieronder een verklarende woordenlijst uitgewerkt.<br />

Administratieve organisatie Het complex van organisatorische maatregelen dat gericht is op<br />

<strong>het</strong> tot stand brengen en instandhouden van de informatieverzorging in en omtrent de organisatie.<br />

De informatieverzorging dient effectief, efficiënt en betrouwbaar te zijn.<br />

Algemene kosten Algemene kosten (‘AK’) zijn kosten die bouwbedrijven hun opdrachtgevers in<br />

rekening brengen door een opslagpercentage toe te passen in de kostenbegroting van een werk.<br />

Het gaat hier om bedrijfsgebonden kosten die moeilijk kunnen worden uitgesplitst; in<br />

tegenstelling tot de directe bouwkosten. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van administratie,<br />

acquisitie en de personeelskosten voor de algemene leiding van <strong>het</strong> bouwbedrijf.<br />

Benchmark(ing) Dit is <strong>het</strong> proces waarbij gekeken wordt naar de prestaties van bepaalde<br />

objecten, in een vooraf gedefinieerde omgeving zodat dit later vergeleken kan worden.<br />

Beslisdocument Een beslisdocument is een document dat volgens de projectprocedure van<br />

UWV werd opgesteld door de projectgroep Huisvesting voor de stuurgroep Huisvesting, ten<br />

behoeve van <strong>het</strong> beslissingsproces.<br />

Bestek Uitgebreide werkomschrijving in woord en tekening van een te realiseren bouwwerk<br />

inclusief de plaatsbepaling, <strong>het</strong> materiaal en de uitvoering.<br />

Boardroom De zaal waar de Raad van Bestuur vergadert.<br />

Bouwplaatskosten Kosten die gemaakt worden op de bouwplaats en toewijsbaar zijn aan een<br />

project, echter <strong>niet</strong> direct aan bouwdelen of onderdelen van de bouw kunnen worden<br />

toegeschreven. Daarom worden deze kosten apart in een begroting vermeld, bijvoorbeeld<br />

verblijfs- en wasruimten voor personeel (keten), opslag voor materialen en materieel, kosten<br />

voor bouwkranen, betonpompen, bouwwegen, transportmaterieel etc.<br />

BVO bruto vloeroppervlak. De oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van<br />

de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.<br />

Casco Alleen de dragende constructie van een gebouw. Ook wel schil genoemd. Bestaat uit<br />

fundering, kale vloeren, dragende wanden en dak.<br />

Coördinatievergoeding Vergoeding die door de opdrachtgever wordt betaald aan een aannemer<br />

ter dekking van de kosten van coördinatie van werkzaamheden uitgevoerd door derden.<br />

Courtage Provisie of loon voor de makelaar bij aan-/verkoop of aan-/verhuur van een object.<br />

Europese aanbesteding Overheden en daarmee verbonden organisaties moeten Europese regels<br />

toepassen bij de inkoop van producten en diensten en bij <strong>het</strong> aanbesteden van gebouwen en


infrastructurele werken. De Europese richtlijnen verplichten de overheden tot <strong>het</strong> gebruik van<br />

uniforme procedures en objectieve criteria. De criteria moeten vooraf gepubliceerd en strikt<br />

gevolgd worden. Ligt de waarde van een opdracht boven een bepaalde drempelwaarde, dan moet<br />

men de opdracht aankondigen in <strong>het</strong> officiële Publicatieblad van de Europese Unie. Elk<br />

Europees bedrijf kan daardoor inschrijven en heeft een gelijke kans om de opdracht te<br />

verwerven.<br />

FEZ Financiële en Economische Zaken<br />

Forensisch accountant Accountancy ten behoeve van gerechtelijke procedures en geschillen en<br />

andere juridische kwesties in de ruimste zin des woords.<br />

Inrichtingshandboek Programma van eisen met betrekking tot de losse inrichting (meubilair).<br />

Interne Controle Hierin worden die <strong>rapport</strong>agemomenten beschreven die een kaderstellend<br />

uitgangspunt zijn voor de inrichting van de informatievoorziening over de organisatie en voor de<br />

uit deze inrichting volgende beschrijving van de administratieve organisatie<br />

Kengetal Kengetallen zijn ervaringscijfers die uitdrukking geven aan kosten of opbrengsten per<br />

eenheid.<br />

Meerwerk Extra werk voor de aannemer buiten de basisopdracht die is vastgelegd in een<br />

aannemingsovereenkomst.<br />

NEN NEderlandse Norm. Nederlands Normalisatie-instituut NEN brengt afspraken tussen<br />

belanghebbende partijen op velerlei (technisch) gebied tot stand en legt deze afspraken in<br />

normen vast.<br />

Nulmeting Toetsing van de bestaande situatie.<br />

OVB Onderzoeks- en Verificatiebureau. Dit bureau ondersteunt de Kamer bij alle vormen van<br />

onderzoek. Daarnaast toetst, verifieert, <strong>het</strong> OVB onderzoek dat door de regering aan de Kamer<br />

wordt aangeboden.<br />

PvE Programma van Eisen. In dit document wordt gedefinieerd welke eisen een opdrachtgever<br />

stelt aan een gebouw.<br />

RGD Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst zorgt voor de huisvesting van<br />

rijksdiensten, zelfstandige bestuursorganen en internationale organisaties.<br />

ROZ De vereniging Raad voor Onroerende Zaken. Onder meer bekend door haar<br />

modelovereenkomsten, die door de Juridische Commissie Huurzaken zijn opgesteld.


SUWI Structuur van Werk en Inkomen. Het doel van de SUWI is <strong>het</strong> komen tot een meer<br />

optimale uitvoeringsstructuur voor alle zaken die met arbeid en uitkeringen te maken hebben.<br />

SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De taak van <strong>het</strong> Ministerie is <strong>het</strong><br />

stimuleren van werkgelegenheid, moderne arbeidsrelaties en een activerende sociale zekerheid.<br />

Toetsingskader Het geheel van toetsingscriteria, en ter nadere concretisering daarvan<br />

indicatoren, die per thema zijn vastgesteld.<br />

Turn Key Het gebouw wordt 'sleutelklaar' opgeleverd, dat wil zeggen dat er in principe <strong>niet</strong>s<br />

meer hoeft te gebeuren.<br />

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. UWV is de samenvoeging van de vijf<br />

uitvoeringsinstellingen Cadans, Gak, Guo, Uszo en Sfb en <strong>het</strong> Landelijk instituut sociale<br />

verzekeringen. Vanaf 1 januari 2002 zijn deze uitvoeringsinstellingen gezamenlijk verder gegaan<br />

onder de naam Uitvoering Werknemersverzekeringen.<br />

VVO verhuurbaar vloeroppervlak. De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen opgaande<br />

scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van binnenruimten omhullen.<br />

WOB Wet Openbaarheid van Bestuur<br />

ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan. Een ZBO is een extern verzelfstandigd bestuursorgaan met<br />

openbaar gezag dat <strong>niet</strong> hiërarchisch ondergeschikt is aan de minister. Tot op zekere hoogte is<br />

wel de ministeriële verantwoordelijkheid van kracht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!