het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden
het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden
het rapport-Meijer - Pagina niet gevonden
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
DESKUNDIGENOORDEEL<br />
HUISVESTINGSKOSTEN UWV<br />
Onderzoeksverslag door de heer W. <strong>Meijer</strong> op<br />
12 februari 2004 aangeboden aan de Minister van<br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />
de heer mr. A.J. de Geus<br />
12 februari 2004
2 / 93<br />
Inhoud<br />
Inleidi ng 4<br />
1. Opdracht en onderzoeksvragen 6<br />
2. Aanpak onderzoek en verrichte werkzaamheden 7<br />
3. Reikwijdte onderzoek 9<br />
4. Achtergrondinformatie 13<br />
4.1 Het huisvestingsbeleid van UWV 13<br />
4.2 Rol van de Tweede Kamer 21<br />
4.3 Correspondentie en <strong>rapport</strong>age 22<br />
5. Bevindingen 25<br />
5.1 Financieel-administratieve Processen 25<br />
5.1.1 Algemeen 25<br />
5.1.2 Huisvestingsbeleid 25<br />
5.1.3 Begroting 26<br />
5.1.4 Offertes 27<br />
5.1.5 Ondertekening 30<br />
5.1.6 Facturen 31<br />
5.1.7 Projectorganisatie 32<br />
5.1.8 Projectbewaking, controle van en toezicht op de informatievoorziening 33<br />
5.1.9 Financiële verantwoording 35<br />
5.2 Effectiviteit ruimtegebruik 39<br />
5.2.1 Normen 39<br />
5.2.2 Bevindingen 40<br />
5.2.3 Analyse 43<br />
5.3 Huurkosten 45<br />
5.3.1 Normen 45<br />
5.3.2 Bevindingen 46<br />
5.3.2.1 Huur 46<br />
5.3.2.2 Terugbouwverplichting 47<br />
5.3.2.3 Makelaarskosten 49<br />
5.3.2.4 Metropolitan-gebouw 51<br />
5.3.3 Analyse 54<br />
5.4 Kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum 58
3 / 93<br />
5.4.1 Normen 58<br />
5.4.2 Bevindingen 60<br />
5.4.2.1 Inbouwpakket ‘smal’ La Guardia Plaza 60<br />
5.4.2.2 Inbouwpakket totaal La Guardia Plaza 60<br />
5.4.2.3 Inbouwpakket totaal gebouw B 61<br />
5.4.2.4 Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum 62<br />
5.4.3 Analyse 65<br />
5.5 Kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting) 67<br />
5.5.1 Normen 67<br />
5.5.2 Bevindingen 67<br />
5.5.2.1 Algemeen 67<br />
5.5.2.2 Kosten restaurantmeubilair 69<br />
5.5.2.3 Kosten audiovisuele middelen 70<br />
5.5.3 Analyse 73<br />
5.6 BTW-verrekening 74<br />
5.6.1 Normen 74<br />
5.6.2 Bevindingen 74<br />
5.6.3 Analyse 75<br />
6. Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur 2002 76<br />
6.1 Algemeen 76<br />
6.2 Normen 76<br />
6.3 Bevindingen & analyse 77<br />
7. Publiek beheer en UWV 80<br />
8. Het samenvattende deskundigenoordeel en de beantwoording van de<br />
onderzoeksvragen 83<br />
8.1 Algemeen 84<br />
8.2 De specifieke vragen 87<br />
8.3 Andere bevindingen 91<br />
Bijlagen:<br />
1. Onderzoeksopdracht W. <strong>Meijer</strong><br />
2. Wederhoor UWV (integrale weergave)<br />
3. Meetcertificaat en meet<strong>rapport</strong> gebouw B La Guardia Plaza<br />
4. Kostenspecificatie elfde en twaalfde verdieping en begane grond en eerste verdieping<br />
5. Vergelijking <strong>rapport</strong>ages<br />
6. Begrippenlijst
4 / 93<br />
Inleiding<br />
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is een samenvoeging van de vijf<br />
‘oude’ uitvoeringsinstellingen Cadans, GAK, GUO, USZO, SFB en <strong>het</strong> Landelijk Instituut<br />
Sociale Verzekeringen (Lisv). Vanaf 1 januari 2002 voert UWV de werknemersverzekeringen<br />
uit. Het hoofdkantoor staat aan de La Guardiaweg 68 te Amsterdam Sloterdijk en bestaat uit vier<br />
kantoortorens: A, B, C en D, alsmede paviljoen E.<br />
Op 29 mei 2003 besteedt <strong>het</strong> RTL-programma ‘Editie NL’ aandacht aan de huisvesting van de<br />
UWV-leiding in gebouw B. 1 Naar verluidt zou <strong>het</strong> pas opgeleverde pand, dat al gebruiksklaar<br />
zou zijn geweest, in opdracht van de Raad van Bestuur van UWV (hierna: Raad van Bestuur)<br />
zijn ‘gestript’ en opnieuw zijn ingericht, omdat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> voldeed aan de wensen van de<br />
bestuurders. Met name door de keuze van de materialen (marmer en kersenhout) zou deze<br />
exercitie circa 9 miljoen euro kosten.<br />
In de uitzending van <strong>het</strong> actualiteitenprogramma is te zien hoe een journalist wordt rondgeleid<br />
door werklieden die hem zowel sloopwerk als nog te plaatsen en te verwerken dure materialen<br />
tonen. In vervolguitzendingen zegt de journalist contact te hebben gezocht met de UWV-leiding,<br />
maar daar <strong>niet</strong> in geslaagd te zijn. Via woordvoerders werd meegedeeld dat er geen sprake zou<br />
zijn van buitensporig sloopwerk en luxe verfraaiingen. Een WOB-procedure om inzage te<br />
krijgen in de begroting van de verbouwing leverde voor de journalist <strong>niet</strong> <strong>het</strong> gewenste resultaat<br />
op.<br />
Naar aanleiding van deze uitzending worden door de Kamer vragen gesteld aan de Minister<br />
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die deze op 24 juni 2003 beantwoordt, mede op basis<br />
van twee brieven van de Raad van Bestuur. De vragenstellers zijn met dit antwoord <strong>niet</strong><br />
tevreden, waarna de bewindsman in <strong>het</strong> algemeen overleg van de Vaste Commissie voor Sociale<br />
Zaken en Werkgelegenheid van 25 juni 2003 aankondigt vóór 1 oktober 2003 een onderzoek te<br />
laten verrichten naar de huisvestings- en inrichtingskosten voor <strong>het</strong> UWV-hoofdgebouw.<br />
Mede op grond van een onderzoek van de Rijksgebouwendienst en een project van zijn<br />
Ministerie en inlichtingen van UWV zelf, biedt de Minister de Kamer op 25 september 2003 een<br />
brief met bevindingen aan. Dit leidt tot nadere vragen vanuit de Kamer, waarop de Minister op<br />
grond van nadere inlichtingen van UWW op 31 oktober 2003 de Kamer een brief met<br />
bevindingen aanbiedt, waarin hij tevens aangeeft zijn oordeel over deze bevindingen te willen<br />
opschorten tot hij een deskundigenoordeel over de zaak heeft ingewonnen.<br />
De bewindsman geeft op 9 december 2003 de heer W. <strong>Meijer</strong> opdracht een<br />
deskundigenoordeel te geven over de juistheid en volledigheid van de huisvestingskosten en de<br />
<strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor. De Minister verzoekt ook<br />
de kosten van specifieke diensten over 2002 ten behoeve van de Raad van Bestuur in <strong>het</strong> oordeel<br />
te betrekken. Zie bijlage 1.<br />
1 In gebouw B zijn de Raad van Bestuur, de directies en stafafdelingen ondergebracht.
5 / 93<br />
Voor de uitvoering van <strong>het</strong> onderzoek is in belangrijke mate gebruik gemaakt van informatie<br />
die UWV-medewerkers hebben verstrekt; hoewel daartoe geen formele toezegging is gedaan, is<br />
<strong>het</strong> van belang hen te vrijwaren voor de mogelijke arbeidsrechtelijke gevolgen die voortvloeien<br />
uit hun medewerking aan <strong>het</strong> onderzoek.<br />
Het feitenonderzoek is uitgevoerd met ondersteuning van accountants en adviseurs van<br />
Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies, waarbij vooraf is vastgesteld dat de<br />
betrokken deskundigen geen persoonlijke of zakelijke banden hebben met UWV of met <strong>het</strong><br />
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: <strong>het</strong> Ministerie).<br />
De opbouw van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> is als volgt. In hoofdstuk 1 zijn de onderzoeksvragen<br />
geformuleerd, hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de onderzoeksaanpak en hoofdstuk 3 geeft<br />
zicht op de reikwijdte van <strong>het</strong> deskundigenoordeel. Hoofdstuk 4 bevat de noodzakelijke<br />
achtergrondinformatie, hoofdstuk 5 gaat in op de bevindingen. In hoofdstuk 6 worden de<br />
specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur behandeld. Hoofdstuk 7 is gewijd aan<br />
<strong>het</strong> onderwerp publiek beheer en hoofdstuk 8 bevat de confrontatie van de bevindingen aan de<br />
gestelde onderzoeksvragen. Het <strong>rapport</strong> bevat ten slotte een aantal bijlagen en een begrippenlijst.<br />
Het onderzoek is afgesloten op 11 februari 2004.
6 / 93<br />
1. Opdracht en onderzoeksvragen<br />
Op 27 november 2003 vroeg de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een<br />
deskundigenoordeel over de volledigheid en de juistheid van de huisvestingskosten en de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />
inrichtingskosten als onderdeel van de totale uitvoeringskosten van UWV. In<br />
<strong>het</strong> deskundigenoordeel zouden ook de kosten van specifieke diensten ten behoeve van de Raad<br />
van Bestuur betrokken moeten worden. De opdrachtverlening is gedateerd 9 december 2003 (zie<br />
bijlage).<br />
De bewindsman verzocht tevens de betrokken cijfers over de investeringen van UWV te<br />
(laten) beoordelen en eventuele afwijkingen ten opzichte van eerdere <strong>rapport</strong>ages aan de Kamer<br />
te verklaren. Voorts moesten de cijfers alle uitgaven omvatten die UWV in verband met<br />
huisvestingsinvesteringen voor <strong>het</strong> nieuwe hoofdkantoor had gedaan. Ook moest worden<br />
vastgesteld of deze uitgaven aan de juiste kostenposten en gebouwelementen waren toebedeeld.<br />
Verder zijn desgevraagd de volgende aspecten in <strong>het</strong> onderzoek betrokken:<br />
1. de BTW-kwestie en de vergelijkbaarheid hiervan met andere instanties;<br />
2. <strong>het</strong> toeschrijven van inrichtingskosten aan andere onderdelen;<br />
3. de kosten voor <strong>het</strong> restaurant;<br />
4. de kosten voor audiovisuele middelen;<br />
5. de toedeling van de ‘boardroom’ op de 12 e etage;<br />
6. de effectiviteit van <strong>het</strong> ruimtegebruik in <strong>het</strong> gebouw;<br />
7. de componenten waaruit de huur van <strong>het</strong> Metropolitan-gebouw (241 euro per vierkante<br />
meter) is opgebouwd, de vraag of deze huur dezelfde is als door Lisv werd betaald en de<br />
vraag of UWV ook indirect eigenaar is van dit gebouw;<br />
8. de kosten van specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur (brief aan de<br />
Tweede Kamer van 14 november 2003; W&I/SIU/2003/87691).
7 / 93<br />
2. Aanpak onderzoek en verrichte werkzaamheden<br />
Het feitenonderzoek is uitgevoerd door Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies.<br />
Behalve forensisch accountants hebben aan dit onderzoek ook onderzoekers van Deloitte met<br />
kennis en ervaring in de bouwsector deelgenomen. Het onderzoek kende drie fasen, te weten:<br />
1. inventarisatie en dossieranalyse;<br />
2. veldonderzoek;<br />
3. <strong>rapport</strong>age en afronding.<br />
Fase 1: inventarisatie en dossieranalyse<br />
De eerste fase van <strong>het</strong> onderzoek richtte zich op <strong>het</strong> vergaren en analyseren van gegevens om te<br />
komen tot een nadere duiding en afbakening van de probleemstelling. Hiertoe zijn gesprekken en<br />
interviews gehouden met leden van de Tweede Kamer, medewerkers van <strong>het</strong> Ministerie, de Raad<br />
van Bestuur, de directeur van de accountantsdienst van UWV en anderen binnen en buiten de<br />
UWV-organisatie. In deze eerste fase hebben de onderzoekers de gegevens, bescheiden en<br />
dossiers verzameld waarover deze organisaties beschikten en hebben zij kennis genomen van de<br />
dossiers uit eerdere onderzoeken. Verder zijn UWV-medewerkers via een communiqué dat is<br />
gepubliceerd via <strong>het</strong> UWV-intranet, uitgenodigd de eventueel bij hen aanwezige informatie<br />
inzake de huisvesting van UWV te melden. Daartoe zijn in de periode van 9 december 2003 tot<br />
en met 5 januari 2004 een postbus en een e-mailbox opengesteld voor UWV-medewerkers. Dit<br />
heeft geen reacties opgeleverd. Wel hebben diverse personen, zogenoemde ‘informanten’ van<br />
zowel binnen als buiten UWV, op andere wijze gereageerd. Ook is gesproken met een journalist<br />
van één van de RTL-nieuwsrubrieken.<br />
In fase 1 is kennis genomen van de inhoud van een notitie van <strong>het</strong> Onderzoeks- en<br />
Verificatiebureau van de Tweede Kamer over <strong>het</strong> onderzoek naar de UWV-huisvestingskosten.<br />
Er is een zogenaamde ‘waarneming ter plaatse’ uitgevoerd in gebouw B van <strong>het</strong> UWVhoofdkantoor.<br />
In fase 2 zijn meerdere bezoeken afgelegd.<br />
Vervolgens zijn de werkzaamheden en bevindingen van de UWV-accountantsdienst<br />
geanalyseerd, alsmede de resultaten en uitkomsten van de onderzoeken die Ernst & Young in<br />
opdracht van UWV naar de huisvestingskosten heeft uitgevoerd. Ook is kennis genomen van de<br />
onderzoeks<strong>rapport</strong>age van de Accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie. Voorts heeft de<br />
Accountantsdienst enkele documenten uit <strong>het</strong> onderzoeksdossier dat de dienst had aangelegd, ter<br />
beschikking gesteld.<br />
Fase 1 omvatte ook de opstelling van <strong>het</strong> toetsingskader, bestaande uit een overzicht van<br />
vigerend beleid en interne regelgeving.<br />
Fase 2: veldonderzoek<br />
In fase 2 is een financieel-administratief onderzoek uitgevoerd. Daartoe zijn dossiers ingezien<br />
van de verhuurder-projectontwikkelaar (G&S Vastgoed), de Rijksgebouwendienst en <strong>het</strong><br />
Ministerie. Makelaar Van Gool & Partners heeft enkele documenten ter beschikking gesteld uit<br />
<strong>het</strong> dossier dat dit kantoor heeft aangelegd.
8 / 93<br />
Een groot aantal interviews (“hoor”) is gehouden met medewerkers van UWV, <strong>het</strong> Ministerie, de<br />
Rijksgebouwendienst, adviesbureau Twynstra Gudde en van externe partijen als G&S Vastgoed<br />
en makelaar Van Gool & Partners. Daarnaast is gesproken met makelaar Jones Lang LaSalle.<br />
Vertegenwoordigers van deze organisaties is gevraagd de bevindingen betreffende <strong>het</strong><br />
financieel-administratief onderzoek toe te lichten en te verduidelijken. Ook met twee leden van<br />
de Raad van Bestuur zijn interviews gehouden.<br />
Fase 3: <strong>rapport</strong>age en afronding<br />
In fase 3 is op basis van <strong>het</strong> feitenonderzoek een <strong>rapport</strong>age opgesteld na <strong>het</strong> gebruikelijke<br />
wederhoor.<br />
Van alle interviews is een verslag gemaakt dat is voorgelegd aan de geïnterviewden met <strong>het</strong><br />
verzoek <strong>het</strong> voor akkoord te tekenen. Op basis van <strong>het</strong> feitenonderzoek en de interviews is een<br />
concept<strong>rapport</strong>age opgesteld. Op 28 januari 2003 is een concept<strong>rapport</strong>age voor wederhoor<br />
overgelegd aan de Raad van Bestuur. Over <strong>het</strong> concept<strong>rapport</strong> heeft overleg plaats<strong>gevonden</strong>,<br />
waarna de Raad van Bestuur op 5 februari 2003 een schriftelijke wederhoorreactie heeft<br />
opgesteld. Het wederhoor is bij de desbetreffende passages (samenvattend) verwerkt in <strong>het</strong><br />
<strong>rapport</strong> en is integraal opgenomen als bijlage 2.
9 / 93<br />
3. Reikwijdte onderzoek<br />
Ten aanzien van de reikwijdte van <strong>het</strong> deskundigenoordeel gelden de volgende beperkingen.<br />
De onderzoekers hebben getracht in de beperkt beschikbare tijd – vanaf de opdrachtaanvaarding<br />
tot de opmaak van de definitieve tekst – alle relevante beschikbare (administratieve) gegevens en<br />
bescheiden te verzamelen. Volledige zekerheid dat alle beschikbare gegevens ook werkelijk zijn<br />
verzameld, is <strong>niet</strong> te geven. Alle bezochte organisaties en/of geïnterviewden is gevraagd een<br />
zoge<strong>het</strong>en ‘volledigheidsverklaring’ af te leggen, waarin onder meer is opgenomen dat<br />
betrokkene verklaart naar eer en geweten alle gegevens en informatie te hebben verstrekt die<br />
voor de beantwoording van de voorgelegde vragen benodigd zijn, dan wel in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
onderzoek van belang zouden kunnen zijn.<br />
Het onderzoek richtte zich primair op (de kosten van) gebouw B van <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor<br />
La Guardia Plaza. De leden van de Raad van Bestuur zijn aangemerkt als betrokkenen. Hun<br />
handelen als verantwoordelijke bestuurders inzake de huur, verbouwing en inrichting van dit<br />
gebouw, alsmede als afnemers van de ‘specifieke diensten’ waarvan in de onderzoeksopdracht<br />
wordt gesproken, is object van onderzoek.<br />
Het onderzoek strekte zich uit over de periode van verwerving (door middel van huur) van<br />
gebouw B tot en met 31 december 2003. Het onderzoek naar de specifieke diensten ten behoeve<br />
van de Raad van Bestuur heeft zich gericht op 2002.<br />
Het onderzoek was <strong>niet</strong> gericht op de gehele administratie van UWV, maar op de<br />
(project)administratie van gebouw B. Het feit dat <strong>het</strong> project tot op heden nog <strong>niet</strong> is afgesloten<br />
en er nog altijd verplichtingen worden aangegaan, zoals voor de aanschaf van meubilair,<br />
impliceert dat er nog geen volledig beeld van alle kosten kan worden gegeven.<br />
Toetsingskader<br />
Er is een toetsingskader gehanteerd ten aanzien van de volledigheid en juistheid van de<br />
huisvestings- en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van UWV, dat is samengesteld uit<br />
interne en externe regels.<br />
Voor <strong>het</strong> onderzoek is, voorzover beschikbaar, de volgende documentatie betreffende de interne<br />
regels opgevraagd:<br />
• <strong>het</strong> ‘Masterplan Huisvestingsoperatie UWV d.d. 13 maart 2003’;<br />
• <strong>het</strong> ‘programma van eisen’;<br />
• <strong>het</strong> ‘inrichtingshandboek’.<br />
In <strong>het</strong> masterplan is <strong>het</strong> scenario uitgewerkt waarin <strong>het</strong> aantal UWV-locaties wordt teruggebracht<br />
van 171 naar 29 en de jaarlasten voor de huisvesting worden teruggebracht van 205,5 miljoen<br />
euro tot 173,9 miljoen euro in 2008. Dit masterplan is op 17 maart 2003 goedgekeurd door de
10 / 93<br />
Raad van Bestuur. 2 Het bevat de financiële kaders, de uitgangspunten voor (onder meer) de<br />
vestigingslocaties, de gebouwen en inrichting, alsmede de normen voor de huur, <strong>het</strong><br />
ruimtegebruik per medewerker, de normen voor de investeringen (casco, inbouwpakket en<br />
inrichting). 3 Het masterplan is goedgekeurd, nadat de kantoortorens van La Guardia Plaza al<br />
waren gehuurd en <strong>het</strong> verbouwings- en inrichtingsproces reeds vergevorderd was. Het<br />
masterplan leent zich voor La Guardia Plaza derhalve alleen als toetsingskader voor controle<br />
achteraf voor gebouw B. 4<br />
In een programma van eisen is gedefinieerd welke eisen UWV aan een gebouw stelt. Het<br />
programma bevat onder andere de volgende onderdelen:<br />
• ruimtenormering (soorten ruimten, aantal en oppervlakte);<br />
• functionele eisen en relaties tussen ruimten;<br />
• technische uitgangspunten (kwaliteitseisen voor bouwkundige en installatietechnische<br />
elementen).<br />
Omdat <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor een huurobject is, heeft <strong>het</strong> programma van eisen uitsluitend<br />
betrekking op <strong>het</strong> inbouwpakket. Het programma bepaalt welke aanpassingen aan <strong>het</strong> casco<br />
noodzakelijk zijn om <strong>het</strong> gebouw ‘gebruikersspecifiek’ te maken en legt <strong>het</strong> kwaliteitsniveau van<br />
<strong>het</strong> inbouwpakket vast.<br />
Nadat <strong>het</strong> complex per 1 juli 2002 was gehuurd, heeft de Raad van Bestuur de prioriteit<br />
gelegd bij een spoedige ingebruikneming van gebouw B per 1 januari 2003. Het projectplan dat<br />
de UWV-stuurgroep Huisvesting 5 in september 2002 had goedgekeurd, ging ervan uit dat<br />
gebouw B zou worden ingericht conform <strong>het</strong> programma van eisen dat gold voor <strong>het</strong> reeds eerder<br />
ingerichte gebouw A, met uitzondering van de begane grond en de eerste, elfde en twaalfde<br />
verdieping (<strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum en de ontvangstruimte). Voor deze bouwlagen<br />
schakelde de Raad van Bestuur de Britse architect Skidmore Owings & Merril (SOM) in, die ook<br />
<strong>het</strong> complex La Guardia Plaza heeft ontworpen. Voor deze verbouwing heeft de Raad van<br />
Bestuur geen programma van eisen vastgesteld, waardoor een intern toetsingskader ontbreekt.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt overigens dat <strong>het</strong> programma van eisen voor gebouw A <strong>niet</strong> volledig<br />
is uitgewerkt. Het geeft voor toren A uitsluitend algemene technische uitgangspunten. Op grond<br />
daarvan kan worden geconcludeerd dat <strong>het</strong> toetsingskader op deze onderdelen beperkt is.<br />
2 Het masterplan is op 19 november 2003 als concept aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie met de mededeling dat in<br />
januari 2004 een definitief masterplan wordt aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie.<br />
3 Onder <strong>het</strong> casco van gebouwen wordt verstaan: de fundering, bovenbouw, gevels en gebouwinstallaties. Onder<br />
inbouwpakket wordt verstaan: <strong>het</strong> geheel van scheidingswanden, vloerafwerking, gebruikersinstallaties en<br />
dergelijke.<br />
4 Een complicerende bijkomstigheid is dat de gegevens in <strong>het</strong> masterplan <strong>niet</strong> zijn onderscheiden naar<br />
hoofdkantoor en willekeurige vestiging in de regio.<br />
5 De stuurgroep Huisvesting is tot maart 2003 <strong>het</strong> beslissingsbevoegde orgaan binnen de projectorganisatie voor<br />
<strong>het</strong> project La Guardia Plaza. Zie verder paragraaf 5.1.7 voor een beschrijving van de projectorganisatie.
11 / 93<br />
Het inrichtingshandboek heeft eenzelfde functie als een programma van eisen, zij <strong>het</strong> dat <strong>het</strong><br />
betrekking heeft op de losse inrichting (meubilair). In <strong>het</strong> inrichtingshandboek is vastgelegd aan<br />
welke eisen (functioneel en kwalitatief) de losse inrichting moet voldoen, afhankelijk van de<br />
diverse functies, processen en activiteiten binnen de organisatie (werkplekken, vergaderruimten,<br />
restaurant en wat dies meer zij).<br />
Opgemerkt zij dat UWV voor <strong>het</strong> onderhavige complex geen inrichtingshandboek beschikbaar<br />
had zodat deze <strong>niet</strong> als interne norm kan worden gehanteerd.<br />
Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn de volgende externe regels van belang:<br />
• de huurovereenkomst en <strong>het</strong> huurrecht;<br />
• kengetallen;<br />
• NEN-norm 2580;<br />
• Wet op de omzetbelasting 1968.<br />
In de huurovereenkomst en met <strong>het</strong> huurrecht zijn de rechten en verplichtingen van de huurder en<br />
verhuurder geregeld. Het contract (voor de gebouwen B tot en met E) is op 17 juni 2002 gesloten<br />
en is volgens UWV op 9 december 2002 aangeboden aan <strong>het</strong> Ministerie. De huurovereenkomst<br />
is op 8 januari 2003 door <strong>het</strong> Ministerie goedgekeurd.<br />
Kengetallen zijn ervaringscijfers die uitdrukking geven aan kosten of opbrengsten per eenheid.<br />
Kengetallen komen tot stand op basis van historische gegevens (in de eigen organisatie) of op<br />
basis van marktconforme gegevens (afkomstig van en met betrekking tot andere, gelijksoortige<br />
organisaties). Het kengetal bestaat uit een gemiddelde over een aantal voorliggende perioden of<br />
uit een gemiddelde van een aantal vergelijkbare organisaties.<br />
Via benchmarking (vergelijking met andere organisaties) kan de prestatie van een organisatie<br />
of object (bijvoorbeeld een gebouw) worden afgezet tegen wat in de markt gebruikelijk is,<br />
waardoor een indicatie ontstaat van <strong>het</strong> desbetreffende prestatieniveau. Het is daarbij zaak dat de<br />
uitgangspunten voor de objecten die in de ijking betrokken moeten worden, met elkaar te<br />
vergelijken zijn (wat omvang, functie, proces en dergelijke betreft) en dat de<br />
onderzoeksgegevens goed gedefinieerd zijn en eenduidig zijn toegepast.<br />
De NEN 2580 bevat termen, definities en bepalingsmethoden voor oppervlakten van terreinen<br />
die bestemd zijn voor gebouwen en voor vloeroppervlakten en inhoud van gebouwen of delen<br />
ervan. De NEN 2580 geeft aan wat wordt verstaan onder ‘brutovloeroppervlak (bvo)’ of<br />
‘verhuurbaar vloeroppervlak (vvo)’ en hoe deze begrippen moeten worden bepaald dan wel<br />
gemeten. 6 Voor de goede orde: de NEN 2580 geeft geen ‘normen’ voor bijvoorbeeld<br />
6 Onder bvo wordt verstaan: <strong>het</strong> totale oppervlak van <strong>het</strong> gebouw. Onder vvo wordt verstaan: <strong>het</strong> voor gebruik<br />
beschikbare oppervlak. Deze begrippen worden hierna verder toegelicht.
12 / 93<br />
ruimtegebruik (zoals <strong>het</strong> aantal vierkante meters brutovloeroppervlak per medewerker). De norm<br />
is van belang om uniforme oppervlakte- en inhoudsgegevens te kunnen hanteren.<br />
De Wet op de omzetbelasting 1968 is van belang om te toetsen of de BTW op de juiste wijze in<br />
de <strong>rapport</strong>ages is verwerkt.<br />
Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn de volgende toetsingscriteria gehanteerd:<br />
• rechtmatigheid: zijn de uitgaven verricht in overeenstemming met de geldende (interne en<br />
externe) bepalingen en regels? Hier kunnen interne regels, zoals procedures of begrotingen,<br />
en externe regels, zoals wet- en regelgeving, worden onderscheiden;<br />
• doelmatigheid: zijn de kosten van een proces zo doelmatig (efficiënt) mogelijk gemaakt;<br />
anders geformuleerd: zijn de doelstellingen tegen minimale kosten bereikt?<br />
• functionaliteit: wat is de materiële betekenis van de uitgave? Is de uitgave in die omvang<br />
noodzakelijk voor de bedrijfsuitoefening?
13 / 93<br />
4. Achtergrondinformatie<br />
Om een duidelijk beeld te sc<strong>het</strong>sen van wat aanleiding is geweest van <strong>het</strong> onderhavige<br />
onderzoek, bevat dit hoofdstuk een beschrijving van <strong>het</strong> UWV-huisvestingsbeleid in <strong>het</strong><br />
algemeen en dat ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor in <strong>het</strong> bijzonder (4.1). In 4.2 is een<br />
samenvatting gegeven van de Kamervragen en in 4.3 van de eerdere onderzoeken en conclusies.<br />
4.1 Het huisvestingsbeleid van UWV<br />
Als uitgangspunt voor de uitwerking van <strong>het</strong> UWV-huisvestingsbeleid wordt onder meer gesteld<br />
dat de Raad van Bestuur, centrale directies en (ondersteunende staven) op korte termijn bij elkaar<br />
op één locatie worden gehuisvest. Vanaf begin 2001 is <strong>het</strong> huisvestingsproces voor <strong>het</strong><br />
hoofdkantoor gestart. Hierna is de tijdlijn weergegeven vanaf 2001 tot en met de ingebruikname<br />
van La Guardia Plaza in oktober 2003.<br />
1-4-01 / 30-6-01<br />
Onderzoek m.b.v. TG naar<br />
vestigingsplaats hoofdkantoor<br />
15-6-01<br />
Aanhuur gebouw A<br />
door vm. SFB<br />
10-7-01<br />
Concept<strong>rapport</strong> TG:<br />
Amsterdam meest gerede<br />
vestigingsplaats<br />
26-4-02<br />
Overeenstemming over aanhuur<br />
gebouwen B, C, D en E<br />
ten kantore van Van Gool<br />
1-1-02 / 26-4-02<br />
Eerste gesprekken<br />
(tot 25/3) en<br />
onderhandelingen<br />
met G&S Vastgoed<br />
18-3-02<br />
RvB UWV kiest voor LGP<br />
als hoofdkantoor op basis van <strong>rapport</strong><br />
‘Analyse huisvesting UWV Amsterdam’<br />
1-5-02<br />
Opdracht aan architectenbureau<br />
SOM voor interieurontwerp<br />
11 e /12 e verdieping<br />
1-7-02<br />
Start G&S met<br />
bouw op basis<br />
van ontwerp VMP<br />
2002 2003<br />
1-5-02<br />
Oprichting projectorganisatie<br />
inrichting / inbouwpakket<br />
1-7-02<br />
Oplevering gebouw B<br />
17-6-02 door G&S conform<br />
Ondertekening huurcontract huurovereenkomst<br />
gebouw B, C, D en E<br />
18-9-02<br />
Besluitvorming door<br />
Stuurgroep Huisvesting<br />
over ontwerp SOM voor<br />
11 e /12 e verdieping en<br />
begane grond<br />
1-9-02<br />
Ontwerp SOM voor<br />
11 e /12 e verdieping en<br />
begane grond gereed<br />
9-12-02<br />
Stuurgroep Huisvesting besluit<br />
restaurant in gebouw B op<br />
de 2 e verdieping te plaatsen<br />
1-3-03<br />
Plv. vz. RvB UWV krijgt huisvesting<br />
in zijn portefeuille; programma<br />
wordt ingrijpend veranderd<br />
8-1-03<br />
Goedkeuring huurcontract<br />
door Ministerie SZW<br />
1-10-03<br />
Ingebruikneming gebouw B<br />
door RvB, directies<br />
en werknemers<br />
In opdracht van de Veranderorganisatie SUWI is in de periode april tot en met juli 2001 met<br />
behulp van adviesbureau Twynstra Gudde onderzoek gedaan naar de vestigingsplaats voor <strong>het</strong>
14 / 93<br />
hoofdkantoor. 7 In een <strong>rapport</strong>age van 10 juli 2001 (status concept) wordt geconcludeerd dat<br />
Amsterdam de meest gerede vestigingsplaats is voor <strong>het</strong> hoofdkantoor. Begin 2002 wordt een<br />
locatiestudie uitgevoerd naar de mogelijkheden in Amsterdam. De resultaten hiervan worden<br />
vastgelegd in de <strong>rapport</strong>age ‘Analyse huisvesting UWV Amsterdam’ van 18 maart 2002.<br />
Gekozen wordt voor La Guardia Plaza (Amsterdam Sloterdijk) vanwege <strong>het</strong> feit dat:<br />
• de locatie goed te bereiken is in verband met de ligging aan <strong>het</strong> NS-station Sloterdijk;<br />
• <strong>het</strong> complex vier gebouwen (en een paviljoen) omvat die daardoor gemakkelijk afzonderlijk<br />
kunnen worden afgestoten indien de organisatie, zoals wordt voorzien, moet inkrimpen;<br />
• <strong>het</strong> Sociaal Fonds Bouwnijverheid (een der UWV-fusieonderdelen) gebouw A reeds heeft<br />
gehuurd om zijn medewerkers te huisvesten die voor 1 januari 2003 hun pand moesten<br />
verlaten. 8<br />
De UWV-afdeling Facilitair & Inkoop krijgt de opdracht de onderhandelingen te starten. 9 Van<br />
januari tot en met maart 2002 worden de eerste gesprekken gevoerd met de verhuurder, tevens<br />
ontwikkelaar, G&S Vastgoed. Deze vraagt circa 175 euro per vierkante meter verhuurbaar<br />
vloeroppervlak, exclusief BTW, parkeren en servicekosten (huurvoorstel van makelaar Van Gool<br />
& Partners, januari 2002, die optreedt namens G&S Vastgoed).<br />
Vanaf medio maart 2002 worden onderhandelingen gevoerd met G&S Vastgoed en eind april<br />
2002 neemt de Raad van Bestuur op basis van <strong>het</strong> onderhandelingsresultaat <strong>het</strong> besluit La<br />
Guardia Plaza te huren. Namens UWV treedt Jones Lang LaSalle op als makelaar. Op 26 april<br />
2002 vindt een bespreking plaats ten kantore van UWV, waarin overeenstemming wordt bereikt<br />
over de huur van gebouwen B, C, D en E. Op 17 juni 2002 wordt <strong>het</strong> huurcontract ondertekend.<br />
In totaal is dan 62.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak gehuurd. Hierin zit circa<br />
13.000 vierkante meter voor gebouw A. Gebouw A en B zijn ‘casco’ opgeleverd in 2002;<br />
gebouw C en D worden opgeleverd in 2003 en 2004. In de gebouwen zullen circa 2400<br />
werknemers worden gehuisvest.<br />
De verplichtingen van UWV (volgens de huurovereenkomst) voor gebouw B zijn in hoofdlijnen:<br />
• de overeengekomen huur voor <strong>het</strong> kantoorgedeelte bedraagt 170 euro per vierkante meter<br />
verhuurbaar vloeroppervlak exclusief BTW (art. 4.2);<br />
7 Het onderzoek heeft zich gericht op een gezamenlijk hoofdkantoor voor UWV en CWI. Vanaf eind 2001 streeft<br />
UWV naar één hoofdkantoorlocatie voor bestuur, directie en staven.<br />
8 SFB, één der rechtsvoorgangers van UWV, heeft gebouw A op 15 juni 2001 voor voormalig SFB-werknemers<br />
aangehuurd. G&S Vastgoed was van plan gebouw B te verhuren aan MWB Business Exchange, aanbieder van<br />
flexibele kantoorruimten, maar dit bedrijf haakt eind 2001/begin 2002 af, waarna UWV <strong>het</strong> gehele complex<br />
aanhuurt.<br />
9 Op 1 december 2003 zijn de afdeling Facilitair Bedrijf en de afdeling Concern Inkoop samengevoegd. De<br />
voormalig directeur Concern Inkoop is op dat moment directeur van de afdeling Facilitair & Inkoop geworden.<br />
De desbetreffende functie wordt in dit <strong>rapport</strong> consequent aangeduid met directeur Facilitair & Inkoop. De<br />
onderhandelingen zijn ook gevoerd door de voormalig manager Inkoop Vastgoed. Zie later.
15 / 93<br />
• er kan <strong>niet</strong> worden geopteerd voor een verhuur die met omzetbelasting is belast. De BTW<br />
over de stichtingskosten van <strong>het</strong> gebouw B die <strong>niet</strong> door de eigenaar te verrekenen is,<br />
bedraagt: 4.381.713,62 euro (art. 5.1 en 5.3);<br />
• <strong>het</strong> opleveringsniveau (van G&S Vastgoed aan UWV) is overeenkomstig de technische<br />
omschrijving die aan de huurovereenkomst is gehecht: kantoor II, La Guardia Plaza, d.d. 12<br />
juni 2001, alsmede de als bijlage bij <strong>het</strong> huurcontract gevoegde tekeningen;<br />
• G&S Vastgoed zal <strong>het</strong> gehele inrichtingspakket van de huurder realiseren. UWV zal<br />
daarvoor een coördinatievergoeding van 3% over de kale aanneemsom 10 per opdracht<br />
verstrekken – deze is exclusief 6% algemene kosten en exclusief 3% winst en risico –<br />
alsmede de verschuldigde bouwplaatskosten (art. 9.4);<br />
• G&S Vastgoed verstrekt UWV een ‘stelpost inbouw’ ter grootte van 136 euro per vierkante<br />
meter verhuurbaar vloeroppervlak kantoorruimte, al dan <strong>niet</strong> te vermeerderen met BTW (art.<br />
9.5);<br />
• G&S Vastgoed verleent UWV een huurvrije periode van 1 juli 2002 tot en met 15 september<br />
2002.<br />
Oplevering<br />
G&S Vastgoed heeft <strong>het</strong> complex La Guardia Plaza te Amsterdam Sloterdijk ontwikkeld en<br />
verkocht aan Beleggingsconsortium Sloterdijk CV, waarin <strong>het</strong> Spoorwegpensioenfonds,<br />
Achmea, KPN/TNT en Generali participeren. Het complex bestaat uit vier kantoorgebouwen (A<br />
tot en met D) en een paviljoen in <strong>het</strong> binnengebied. Dit kan als opleidingencentrum dienst doen.<br />
Onder <strong>het</strong> complex ligt een eenlaagse parkeergarage, die in verbinding staat met de vier<br />
gebouwen.<br />
10 Kale aanneemsom: de directe bouwkosten van de aannemer voor uurloon, materiaal en materieel.
16 / 93<br />
Foto: gebouwen La Guardia Plaza te Amsterdam<br />
Gebouw B<br />
Gebouw B is in juli 2002 opgeleverd 11 overeenkomstig de aan de huurovereenkomst gehechte<br />
technische omschrijving en tekeningen. Uit onderzoek blijkt dat G&S Vastgoed <strong>het</strong> gebouw<br />
heeft gerealiseerd volgens haar bestek, technische omschrijving en tekeningen. Er waren<br />
voorshands geen aanpassingen aangebracht die <strong>het</strong> gevolg zijn van eisen van de beoogde huurder<br />
MWB.<br />
Technische omschrijving en tekeningen gebouw B<br />
Onderzoek naar de technische omschrijving en de tekeningen betreffende gebouw B leert dat:<br />
• <strong>het</strong> gebouw veertien bouwlagen heeft die, met uitzondering van de lagen -1, begane grond en<br />
de eerste en twaalfde verdieping, een nagenoeg zelfde indeling kennen;<br />
• op de -1-laag zich de entree vanuit de parkeergarage bevindt alsmede de archiefruimte;<br />
• <strong>het</strong> gebouw twee kernen kent, de ene is voorzien van een noodtrappenhuis en de andere van<br />
liften, sanitaire ruimten en een tweede noodtrappenhuis.<br />
Voordat <strong>het</strong> gebouw werd aangepast, was <strong>het</strong> gebouw als volgt opgeleverd:<br />
• op de begane grond kon <strong>het</strong> gebouw worden betreden via een tourniquet op de kop van <strong>het</strong><br />
gebouw naar de ontvangsthal;<br />
• tussen de begane grond en de eerste verdieping lag een vide van circa vijf meter breed.<br />
Daarin stond een open trap waarmee de eerste verdieping vanaf de begane grond te bereiken<br />
11 Het gebouw is door de verhuurder ‘casco-plus’ aan UWV opgeleverd. Daarover later meer.
17 / 93<br />
was. Het resterende deel van <strong>het</strong> vloerveld op de eerste verdieping (exclusief de vide) was<br />
bestemd voor kantoor;<br />
• op de twaalfde verdieping waren (voor ongeveer één derde van <strong>het</strong> oppervlak) de technische<br />
ruimten gelegen voor de gebouwinstallaties, de overige ruimte van de twaalfde verdieping<br />
was bestemd voor kantoor. De andere verdiepingen (twee tot en met elf) waren de standaardkantoorverdiepingen.<br />
Plattegrond standaard kantoorverdieping gebouw B, La Guardia Plaza te Amsterdam (4 e t/m 9 e verdieping)<br />
Opleveringsniveau<br />
Het opleveringsniveau is <strong>het</strong> best te omschrijven als ‘casco-plus’. In een ‘casco’ opgeleverd<br />
gebouw zijn op hoofdlijnen inbegrepen:<br />
• fundering, bovenbouw (hoofddraagconstructie, constructieve binnen- en buitenwanden,<br />
vloeren, daken, trappen), en gevels (zowel dicht als open);<br />
• de gebouwinstallaties: werktuigbouwkundige (voor klimaat, sanitair, afvoer),<br />
elektrotechnische (voor stroomvoorziening, verlichtingsinstallatie, beveiliging) en de<br />
liftinstallatie.<br />
In gebouw B heeft de verhuurder bovenop <strong>het</strong> ‘casco-niveau’ (als ‘plus’) ook opgeleverd:<br />
• een ‘verhoogde vloerconstructie’;<br />
• plafonds inclusief verlichtingsarmaturen.
18 / 93<br />
De overige onderdelen van <strong>het</strong> inbouwpakket, zoals vloerbedekking, scheidingswanden en<br />
gebruiksinstallaties waren <strong>niet</strong> bij de huur inbegrepen en kwamen derhalve voor rekening van de<br />
huurder. Deze onderdelen waren nog <strong>niet</strong> aangebracht ten tijde van de casco-oplevering.<br />
Het opleveringsniveau was als volgt:<br />
• de hal op de begane grond is voorzien van natuursteentegels, de plafonds waren uitgevoerd<br />
in beuken gefineerde panelen inclusief verlichting en ventilatieroosters;<br />
• de kantoren zijn voorzien van een verhoogde vloerconstructie, geschikt voor tapijt. In de<br />
vloerconstructie zijn de elektravoorzieningen aangebracht (één wandcontactdoos per 1,80<br />
meter gevellengte). De plafonds zijn uitgevoerd in uitneembare systeemplafonds inclusief<br />
verlichtingsarmaturen. De klimaatinstallatie is een zogenaamd ‘fancoilsysteem’<br />
(luchtbehandelinginstallatie voor ventilatie, verwarming en koeling, inblaas via roosters,<br />
afzuig via verlaagd plafond);<br />
• de vloer ter plaatse van de liftkern op de begane grond is voorzien van natuurstenen tegels.<br />
Op de verdiepingen is de vloer van de liftkern voorzien van een verhoogde vloer, geschikt<br />
om te worden belegd met projecttapijt (<strong>niet</strong> inbegrepen). De plafonds zijn voorzien van een<br />
uitneembaar systeemplafond en de wanden van stuc- of schilderwerk;<br />
• de toiletgroepen zijn voorzien van een natuurstenen vloerafwerking, de wanden van<br />
tegelwerk, de plafonds van een uitneembaar systeemplafond. De toiletgroepen werden<br />
opgeleverd met een sanitairinstallatie en een wastafelcombinatie met natuurstenen blad;<br />
• elke kantoorverdieping is voorzien van aansluitingen voor een pantry die <strong>niet</strong> bij de huur was<br />
inbegrepen.<br />
Van realisering inbouwpakket tot ingebruikneming<br />
In mei 2002 wordt een projectorganisatie opgezet om gebouw B gebruiksklaar te laten maken en<br />
te voorzien van <strong>het</strong> inbouwpakket en de inrichting. Er wordt een stuurgroep Huisvesting<br />
benoemd voor de algehele sturing van <strong>het</strong> project La Guardia Plaza, onder leiding van de<br />
voorzitter van de Raad van Bestuur. De Regio Facilitymanager Noord-West van UWV wordt<br />
aangesteld als intern projectleider en stelt een Projectplan op (versie 1.0 goedgekeurd op 18<br />
september 2002). Uitgangspunt is dat de Raad van Bestuur <strong>het</strong> gebouw per 1 januari 2003 zal<br />
betrekken. Om die strakke planning haalbaar te maken wordt in <strong>het</strong> projectplan voorgesteld:<br />
• dezelfde aanpak te hanteren die ook voor gebouw A is gehanteerd;<br />
• <strong>het</strong>zelfde programma van eisen en <strong>het</strong>zelfde kwaliteitsniveau toe te passen en<br />
• dezelfde externe projectleider en dezelfde architect Verweij Messnig en Partners (VMP) in te<br />
schakelen.<br />
Kwalitatief betekent dit dat deels met kantoortuinen zal worden gewerkt en deels met een<br />
traditionele kamerindeling. Uitgangspunt is dat de medewerkers van gebouw B gebruikmaken<br />
van <strong>het</strong> restaurant in gebouw A. De uitgebreide vergadervoorzieningen (behoudens de<br />
spreekkamers) zullen worden gerealiseerd in <strong>het</strong> nog te bouwen paviljoen (opleidingscentrum).
19 / 93<br />
De voorzitter van de Raad van Bestuur schakelt in mei 2002 architectenbureau Skidmore<br />
Owings & Merril (SOM) in, dat ook <strong>het</strong> gebouw heeft ontworpen. Dit bureau zal <strong>het</strong><br />
interieurontwerp maken voor de elfde en twaalfde verdieping, waar <strong>het</strong> bestuurscentrum zal<br />
worden gehuisvest. Architect VMP zal de overige verdiepingen ontwerpen.<br />
Eind juni 2002 blijkt dat UWV de voor <strong>het</strong> bouwproces van G&S Vastgoed benodigde<br />
gegevens <strong>niet</strong> tijdig kan leveren – mede vanwege vertraging van architect SOM voor <strong>het</strong> ontwerp<br />
van de elfde en twaalfde verdieping – waarna verhuurder G&S Vastgoed aangeeft dat de<br />
opleverdatum daardoor verschuift naar 1 april 2003, wat ook zal gebeuren.<br />
Op 10 juli 2002 wordt de eerste vergadering van <strong>het</strong> ontwerpteam gehouden op basis van de<br />
eerste ontwerptekeningen van architect SOM. In <strong>het</strong> verslag van deze vergadering zijn<br />
uitgangspunten voor de elfde en twaalfde verdieping opgenomen. Deze uitgangspunten zijn<br />
direct vertaald in een ontwerp. Een programma van eisen is <strong>niet</strong> aangetroffen.<br />
In september 2002 is <strong>het</strong> ontwerp voor de twee bovenste verdiepingen, alsmede voor de<br />
begane grond gereed en op 18 september beslist de stuurgroep Huisvesting daarover op basis van<br />
de beslisdocumenten 16 en 17. 12<br />
G&S Vastgoed is in juli 2002 al gestart met de werkzaamheden voorzover die <strong>het</strong> deel<br />
betreffen dat is uitgewerkt door architect VMP.<br />
Voor <strong>het</strong> ontwerp van de elfde en twaalfde verdieping en de begane grond moeten ingrijpende<br />
wijzigingen worden doorgevoerd. De belangrijkste zijn:<br />
• op de begane grond is de tourniquet (tegen <strong>het</strong> advies van de architect in) verplaatst van de<br />
kop van <strong>het</strong> gebouw naar de binnenzijde;<br />
• op de eerste verdieping is een vloerveld van circa 115 vierkante meter verwijderd om de vide<br />
te vergroten. De trap naar de eerste verdieping is verwijderd, de plafonds zijn aangepast en<br />
vernieuwd en de werktuigbouwkundige installaties zijn aangepast;<br />
• op de twaalfde verdieping is in <strong>het</strong> vloerveld in de betonvloer een trapgat uitgezaagd van<br />
ongeveer 25 vierkante meter en er is een stalen trap met glazen treden aangebracht, alsmede<br />
een lichtwand. Tevens is op de twee bovenste verdiepingen een uitgebreide<br />
keukenvoorziening aangebracht waarvoor de installaties zijn aangepast;<br />
• in de toiletgroepen op de elfde en twaalfde verdieping zijn de natuurstenen vloerafwerking en<br />
de tegelafwerking op de wanden verwijderd en voorzien van natuurstenen tegels (basalt),<br />
evenals bij de liftkernen. De wastafelcombinatie met natuurstenen blad is vervangen door een<br />
andere wastafelcombinatie en ook <strong>het</strong> bestaande sanitair is vervangen door een ander type<br />
sanitair;<br />
12 Een beslisdocument is een document dat volgens de projectprocedure van UWV wordt opgesteld door de<br />
projectgroep Huisvesting voor de stuurgroep Huisvesting, ten behoeve van <strong>het</strong> beslissingsproces. In deze<br />
documenten worden aan de stuurgroep Huisvesting beslissingen voorgelegd, voorzien van de daarmee gepaard<br />
gaande consequenties; bijvoorbeeld die ten aanzien van financiën of ten aanzien van de opleverdatum. In de<br />
verslagen van de stuurgroep Huisvesting is de besluitvorming naar aanleiding van de beslisdocumenten<br />
vastgelegd.
20 / 93<br />
• de plafonds van de elfde en twaalfde verdieping zijn vervangen en de werktuigbouwkundige<br />
en elektrotechnische installaties zijn aangepast. Er is een deels houten en deels natuurstenen<br />
vloerafwerking aangebracht, terwijl er deels tapijt is gelegd. De wanden zijn voor een deel<br />
voorzien van leemstucwerk.<br />
In de notulen van 9 december 2002 van de projectgroep Huisvesting staat dat de stuurgroep<br />
Huisvesting alsnog heeft besloten een restaurant in gebouw B onder te brengen op de tweede<br />
verdieping.<br />
Foto’s: hal begane grond met de vergrote vide (links) en trap 11 e en 12 e verdieping (rechts)<br />
In maart van 2003 wordt de structuur van de projectorganisatie gewijzigd: de<br />
plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Bestuur stuurt <strong>het</strong> project vanaf dat moment direct<br />
aan.<br />
In februari/maart 2003 wordt <strong>het</strong> programma voor gebouw B ingrijpend gewijzigd op<br />
uitgangspunten en ontwerp:<br />
• er worden andere (toekomstige) gebruikers ondergebracht in <strong>het</strong> gebouw B, dat geschikt was<br />
gemaakt voor 326 werknemers; uiteindelijk zullen er andere afdelingen worden<br />
ondergebracht (staf- en directieleden) met als gevolg dat er minder werkplekken beschikbaar<br />
zijn;<br />
• er komt een ander kantoorconcept: aanvankelijk zouden er deels kantoortuinen komen, echter<br />
besloten wordt dat er meer kamers moeten worden gerealiseerd, waardoor een deel van de<br />
reeds geplaatste binnenwanden moet worden verplaatst, er wanden moeten worden bijgezet<br />
en installaties moeten worden aangepast;
21 / 93<br />
• de kleurstelling wordt gewijzigd;<br />
• ook moet er een vergadercentrum in <strong>het</strong> gebouw komen op de derde verdieping.<br />
Hierdoor verschuift de opleverdatum naar september 2003. Uiteindelijk kan <strong>het</strong> gebouw op 1<br />
oktober 2003 in gebruik worden genomen door de Raad van Bestuur, directies en (staf-)<br />
medewerkers.<br />
4.2 Rol van de Tweede Kamer<br />
Voor <strong>het</strong> onderzoek zijn leden van de Tweede Kamer geïnterviewd die zitting hebben in de<br />
Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hun opmerkingen hebben vooral<br />
betrekking op de kwaliteit van de uitvoering van gebouw B: is deze passend in relatie tot de<br />
doelstelling en functie van UWV? Zijn bij de keuze van materialen en de inrichting de verwachte<br />
soberheid en doelmatigheid nagestreefd ?<br />
Daarnaast kan de communicatie tussen de Tweede Kamer en de Minister en tussen de<br />
Minister en UWV <strong>niet</strong> optimaal worden genoemd waardoor verwarring, onduidelijkheden en<br />
wantrouwen bestaat bij de volksvertegenwoordigers aangaande de juistheid, betrouwbaarheid en<br />
volledigheid van de cijfers die UWV heeft aangeleverd om de Kamervragen te beantwoorden.<br />
Daar komt bij dat de Kamerleden <strong>het</strong> beeld hebben dat de inrichting, zoals die voor de vorige<br />
huurder was voorbereid, uit <strong>het</strong> pand is gesloopt ten behoeve van de nieuwe inrichting voor<br />
UWV. De vraag is of <strong>het</strong> UWV-bestuur hierbij de bovengrens van de referentie 13 die de<br />
Rijksgebouwendienst hanteert, heeft opgezocht én overschreden.<br />
De door UWV en Ministerie verstrekte informatie<br />
Na de Kamervragen van begin juni 2003 en de antwoorden van de Minister hierop eind juni<br />
2003, zijn er verschillende onderzoeken in opdracht van de Minister uitgevoerd naar dit<br />
onderwerp, waarvan de uitkomsten een groot aantal Kamerleden <strong>niet</strong> hebben kunnen overtuigen.<br />
Tot op heden heeft geen van deze onderzoeken de twijfels kunnen wegnemen. Veel Kamerleden<br />
hebben <strong>het</strong> gevoel dat de bewindsman onvolledig en daarmee onjuist door UWV is ingelicht. Zij<br />
zijn van mening dat UWV heeft getracht de uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages te beïnvloeden<br />
(cijfers te maskeren) door te antwoorden met gemiddelden, bruto-/nettoverhoudingen van<br />
oppervlakten aan te passen en kosten te verschuiven naar andere verdiepingen/afdelingen.<br />
Daarenboven hebben de Kamerleden <strong>het</strong> Onderzoeks- en Verificatiebureau gevraagd de<br />
onderzoekresultaten te verifiëren zoals deze door de Minister in september 2003 zijn aangereikt.<br />
Verder vragen de volksvertegenwoordigers zich af of de problematiek wellicht breder is dan de<br />
huisvestingsproblematiek.<br />
13 Hierover later meer.
22 / 93<br />
4.3 Correspondentie en <strong>rapport</strong>age<br />
Hierna is een tijdlijn opgenomen die weergeeft hoe UWV zich heeft verantwoord naar aanleiding<br />
van de nieuwsuitzending van RTL op 29 mei 2003. De tijdlijn begint op 3 juni 2003 en eindigt<br />
op <strong>het</strong> moment waarop <strong>het</strong> onderhavige onderzoek een aanvang nam:<br />
12-6<br />
Brief vz. RvB<br />
aan Minister<br />
29-5<br />
Uitzending RTL Editie NL<br />
3-6<br />
Kamervragen<br />
20-6<br />
Brief Rgd<br />
aan plv. vz. RvB<br />
29-5 9-12<br />
3-6<br />
Brief vz. RvB<br />
aan Minister<br />
25-6<br />
Algemeen Overleg<br />
cie. SZW<br />
3-7<br />
Ambtelijk Overleg<br />
SZW, UWV en Rgd<br />
23-7<br />
Verzoek SZW om<br />
medewerking UWV<br />
14-7<br />
PvA SZW onderzoek<br />
huisvestingskosten UWV<br />
1-9<br />
Ambtelijk overleg SZW<br />
en UWV inzake <strong>rapport</strong> 13-8<br />
13-8<br />
Rapport huisvestingskosten<br />
UWV door UWV<br />
25-9<br />
Rapport SZW, Rgd<br />
met bijlage van UWV<br />
3-10<br />
Notitie OVB<br />
<strong>rapport</strong> 25-9<br />
9-10<br />
AO cie. SZW<br />
7-10<br />
Memo's UWV: Toelichting<br />
verschillende versies <strong>rapport</strong><br />
12-11<br />
AO cie. SZW<br />
10-10<br />
Minister kondigt<br />
nader onderzoek aan<br />
17-11<br />
Brief Minister<br />
inzake declaraties<br />
7-11<br />
Controle E&Y<br />
26-11<br />
Rapportage<br />
Ernst & Young<br />
31-10<br />
31-10<br />
Brief Minister Rapport Nader onderzoek<br />
inzake BTW huisvesting UWV<br />
(door SZW/UWV incl. briefRgd)<br />
9-12<br />
Opdrachtbevestiging<br />
extern deskundige<br />
Hierna worden in chronologische volgorde de belangrijkste correspondentie en <strong>rapport</strong>en kort<br />
toegelicht. In bijlage 5 worden ze cijfermatig weergegeven.<br />
3 juni 2003<br />
Brief van de voorzitter van de Raad van Bestuur, gericht aan de Minister van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid en opgesteld naar aanleiding van de nieuwsuitzendingen van RTL.<br />
UWV informeert over de achtergronden van de totstandkoming van <strong>het</strong> hoofdkantoor. Enkele<br />
kengetallen worden verstrekt, zoals de huurprijs, de inrichtingsprijzen, de aanpassingen in <strong>het</strong><br />
gebouw. De brief besluit met de opmerking dat de UWV-huisvesting in overeenstemming is met<br />
datgene wat binnen <strong>het</strong> publieke domein gebruikelijk is.<br />
13 augustus 2003<br />
Rapportage UWV-huisvesting. UWV <strong>rapport</strong>eert op verzoek van <strong>het</strong> Ministerie over de<br />
huisvestingskosten. Dit <strong>rapport</strong> is de voorloper van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 en is te<br />
beschouwen als een eerste concept. In dit <strong>rapport</strong> beschrijft <strong>het</strong> orgaan <strong>het</strong> huisvestingsbeleid, de<br />
besluitvorming betreffende <strong>het</strong> hoofdkantoor (concentratie van hoofdkantoorfuncties, de keuze<br />
voor Amsterdam, de keuze voor La Guardia Plaza, de noodzaak van de verbouwing van La<br />
Guardia Plaza), alsmede de kosten van <strong>het</strong> gebouw (vergelijkbaarheid huurkosten en<br />
inrichtingskosten). Bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zijn twee bijlagen gevoegd:<br />
• Financiële gegevens Huisvestingskosten UWV; dit betreft een nadere detaillering van de<br />
huisvestingsgegevens en
23 / 93<br />
• een accountantsverklaring van de Accountantsdienst UWV gedateerd 12 augustus 2003. De<br />
Accountantsdienst concludeert dat de financiële informatie voldoet aan de daaraan te stellen<br />
eisen.<br />
25 september 2003<br />
Rapport projectgroep Ministerie en de Rijksgebouwendienst. Dit <strong>rapport</strong> bestaat uit een:<br />
• onderzoek naar de bevoegdheden en besluitvorming van <strong>het</strong> Ministerie in deze zaak;<br />
• analyse van de huisvestings- en inrichtingskosten van UWV en<br />
• een vergelijking van de kosten van UWV met die van andere publieke instellingen.<br />
Het <strong>rapport</strong> bevat een door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde ‘benchmark’ van <strong>het</strong><br />
hoofdkantoor en een nevenvestiging van UWV met de hoofdkantoren en nevenvestigingen van<br />
een aantal andere (semi-)overheidsorganen in <strong>het</strong> land. De selectie van de gekozen<br />
overheidsgebouwen is <strong>niet</strong> verder onderbouwd. De bevindingen van dit <strong>rapport</strong> zijn opgesteld in<br />
gemiddelden voor de gebouwen A, B, C en D, wat een oordeel over de huisvestingskosten voor<br />
gebouw B en de bestuursverdiepingen <strong>niet</strong> mogelijk maakt (dat was overigens op dat moment<br />
ook <strong>niet</strong> gevraagd). Als bijlage bij dit <strong>rapport</strong> bevindt zich de Rapportage Huisvestingskosten<br />
UWV van september 2003 versie 3.3 met de accountantsverklaring van de Accountantsdienst.<br />
De Minister heeft <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> met een begeleidende brief naar de Kamer gestuurd. De<br />
bewindsman constateert dat de kosten van de UWV-huisvesting zich bevinden op de <strong>het</strong> niveau<br />
van de reguliere referentiekwaliteit Rijkshuisvesting 14 van de Rijksgebouwendienst en dat de<br />
huisvestingskosten van UWV vergelijkbaar zijn met de andere onderzochte bestuursorganen.<br />
3 oktober 2003<br />
Notitie Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer. De bevindingen zijn<br />
vastgelegd in een vertrouwelijke notitie gedateerd 3 oktober 2003.<br />
29 oktober 2003<br />
Adviesbureau Twynstra Gudde geeft een <strong>rapport</strong>age met daarin een oordeel over <strong>het</strong> meubilair<br />
van de Raad van Bestuur en dat in de vergaderkamers, de audiovisuele middelen, <strong>het</strong> algemene<br />
kantoormeubilair, <strong>het</strong> restaurantmeubilair, de inrichting van de ontvangstruimten, alsmede de<br />
pc’s op de werkplek.<br />
30 oktober 2003<br />
Rapportage Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B, waarin UWV ingaat op de nadere<br />
vragen die zijn gesteld met betrekking tot gebouw B. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> worden de indeling van<br />
14 De Rijksgebouwendienst kent sinds de zogenaamde stelselwijziging in 1999 geen huisvestingsnorm meer.<br />
Wel heeft de dienst een interne referentie ontwikkeld, op basis waarvan bij <strong>het</strong> verwerven van huisvesting een<br />
beoordeling kan plaatsvinden op kosten en kwaliteit. Dit is de zogenaamde ‘reguliere (referentie) kwaliteit<br />
Rijkshuisvesing’.
24 / 93<br />
gebouw B, alsmede enkele kostenspecificaties toegelicht. Verder is er aandacht voor de BTWproblematiek<br />
(al dan <strong>niet</strong> aftrekbaar). Er zijn bijlagen ingevoegd met specificaties over<br />
inrichtingskosten met betrekking tot gebouw B, meubilair en audiovisuele middelen en<br />
aanpassingen van en in gebouw B. De <strong>rapport</strong>age is voorzien van een accountantsverklaring van<br />
de UWV-Accountantsdienst (gedateerd 30 oktober 2003); later voorzien van een<br />
accountantsverklaring van Ernst & Young van 7 november 2003, inhoudende dat de <strong>rapport</strong>age<br />
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.<br />
20 november 2003<br />
Rapport Ernst & Young. De uitkomsten van <strong>het</strong> nadere onderzoek zijn op 31 oktober 2003 naar<br />
de Tweede Kamer gezonden. In de brief aan de Tweede Kamer (gedateerd 31 oktober 2003)<br />
geeft de Minister aan een deskundigenoordeel te zullen inwinnen over de volledigheid en<br />
juistheid van de huisvestingkosten en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten als onderdeel<br />
van de totale uitvoeringskosten van UWV. Om de twijfel omtrent de uitkomsten van dit<br />
onderzoek weg te nemen laat de Raad van Bestuur accountantsbureau Ernst & Young de<br />
<strong>rapport</strong>age ‘Berekening van de begrote vierkante meter prijs brutovloeroppervlak inzake<br />
inrichtingsinvesteringen La Guardia Plaza gebouw B van UWV te Amsterdam’ onderzoeken.<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> stelt Ernst & Young dat zij haar onderzoek heeft uitgevoerd met een diepgang<br />
als ware <strong>het</strong> een ‘forensisch’ onderzoek. Het kantoor concludeert vervolgens ‘dat de financiële<br />
veronderstellingen een redelijke basis vormen voor de begrote referentieprijs per vierkante meter<br />
van inrichtingsinvesteringen in gebouw B’.
25 / 93<br />
5. Bevindingen<br />
In hoofdstuk 1 is de verstrekte opdracht nader omschreven. De bevindingen zijn in dit hoofdstuk<br />
uitgewerkt aan de hand van de volgende deelonderwerpen, welke direct dan wel indirect<br />
betrekking hebben op gebouw B van La Guardia Plaza:<br />
1. financieel-administratieve processen;<br />
2. effectiviteit ruimtegebruik;<br />
3. huurkosten;<br />
4. kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum;<br />
5. kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting, waaronder kosten<br />
restaurantmeubilair en kosten audiovisuele middelen);<br />
6. BTW-verrekening.<br />
De bevindingen inzake deze specifieke onderwerpen worden in dit hoofdstuk steeds zoveel<br />
mogelijk besproken volgens de indeling:<br />
a. toetsingskader (de norm);<br />
b. bevindingen van dit onderzoek;<br />
c. analyse ter onderbouwing van <strong>het</strong> oordeel.<br />
Hierna wordt eerst een beschrijving gegeven van de financieel-administratieve processen.<br />
5.1 Financieel-administratieve Processen<br />
5.1.1 Algemeen<br />
Voor <strong>het</strong> beoordelen van de financiële aspecten van de realisatie (van de aanhuur, verbouwing en<br />
inrichting) van een gebouw dienen de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC)<br />
betreffende <strong>het</strong> bouwproject te worden geïnventariseerd. De AO/IC moet verzekeren dat de<br />
vastgestelde normen en uitgangspunten (zowel financieel als <strong>niet</strong>-financieel) in de organisatie op<br />
de juiste wijze worden uitgevoerd. Hiermee kan de rechtmatigheid van de uitgaven worden<br />
vastgesteld. De AO/IC kan worden vastgelegd in een handboek waarin de vereiste procedures en<br />
richtlijnen met betrekking tot <strong>het</strong> bouwproces zijn opgenomen. Een dergelijk handboek is bij<br />
UWV <strong>niet</strong> aangetroffen voor La Guardia Plaza. Wel geeft UWV aan dat voor de totale<br />
organisatie AO/IC-procedures zijn opgesteld die ook van toepassing zijn voor<br />
huisvestingsprojecten.<br />
5.1.2 Huisvestingsbeleid<br />
Norm<br />
Een beslissing over huisvesting dient te volgen uit <strong>het</strong> huisvestingsbeleid van de organisatie. Dit<br />
huisvestingsbeleid wordt afgeleid uit de visie over strategische doelstellingen en dient onder<br />
andere de financiële en <strong>niet</strong>-financiële uitgangspunten te omvatten.
26 / 93<br />
Bevindingen<br />
De UWV-visie is vastgelegd in <strong>het</strong> masterplan Huisvesting van 13 maart 2003. Dit masterplan is<br />
op 19 november 2003 aan <strong>het</strong> Ministerie aangeboden. Het bestond nog <strong>niet</strong> toen de gebouwen A<br />
tot en met D werden aangehuurd.<br />
De directeur Facilitair & Inkoop en de toenmalig manager Inkoop Vastgoed hebben een<br />
analyse ‘Huisvesting UWV’ (gedateerd 18 maart 2002) opgesteld, waarin de keuze tussen La<br />
Guardia Plaza en drie andere locaties is uitgewerkt en waarin wordt voorgesteld gebouw B te<br />
bestemmen voor de Raad van Bestuur en de staven indien voor La Guardia Plaza wordt<br />
gekozen. 15<br />
Het huisvestingsbeleid ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor is <strong>niet</strong> gedetailleerd uitgewerkt. De<br />
visie op de functies die in <strong>het</strong> hoofdkantoor moeten worden ondergebracht, is tijdens de bouw<br />
diverse keren gewijzigd.<br />
Analyse<br />
Het huisvestingsbeleid van UWV ten aanzien van La Guardia Plaza gebouw B is uitgevoerd<br />
zonder dat vooraf een specifiek (en gedetailleerd) programma van eisen is opgesteld en<br />
vervolgens is vastgesteld. De korte doorlooptijd van de besluitvorming omtrent de locatie van<br />
<strong>het</strong> hoofdkantoor, alsmede de wens van de Raad van Bestuur om zo spoedig mogelijk te komen<br />
tot één hoofdkantoor, zijn daarbij leidend geweest.<br />
5.1.3 Begroting<br />
Norm<br />
De financiële en <strong>niet</strong>-financiële uitgangspunten uit <strong>het</strong> huisvestingsbeleid worden vertaald naar<br />
een programma van eisen. Op basis hiervan wordt een begroting opgesteld.<br />
Een begroting dient te worden goedgekeurd door de leiding. In de wet SUWI (art. 46 en 47) is<br />
bepaald dat de totale UWV-begroting waarvan de investeringsbegroting deel uitmaakt, wordt<br />
goedgekeurd door de Minister. De begroting van een huisvestingsproject wordt, indien dit<br />
project past binnen de goedgekeurde begrotingskaders, goedgekeurd door de Raad van Bestuur.<br />
Bevindingen<br />
Er is een concept-projectplan voor gebouw B (gedateerd 1 juli 2002) opgesteld. Deze versie is<br />
gebaseerd op de situatie van gebouw A, waarin voormalige SFB gehuisvest is. Het projectplan is<br />
nadien nog diverse malen aangepast en op 18 september 2002 goedgekeurd door de stuurgroep<br />
Huisvesting.<br />
Vanaf juni 2002 heeft UWV verscheidene begrotingen opgesteld, te weten:<br />
15 Uit <strong>het</strong> onderzoek is <strong>niet</strong> gebleken dat er overleg is geweest om de Raad van Bestuur en de staven in gebouw C<br />
of D te huisvesten.
27 / 93<br />
1. een begroting van 15,5 miljoen euro uit juni 2002; de hierbij behorende beslisdocumenten<br />
(nr. 1 tot en met 14) laten zien dat een aantal zaken, zoals definitieve inrichting, restauratieve<br />
voorzieningen en dergelijke nog <strong>niet</strong> definitief was. De begroting was gebaseerd op de<br />
begroting van gebouw A;<br />
2. een begroting van 23,8 miljoen euro van december 2002; in deze begroting zijn de voorziene<br />
kosten opgenomen voor de aanpassingen aan de elfde en twaalfde verdieping en aan de<br />
begane grond en eerste verdieping van gebouw B (op basis van beslisdocumenten 16 en 17).<br />
Tevens is in de begroting een post opgenomen voor meubilair (naar later blijkt voor zowel<br />
gebouw B als voor de gebouwen C en D). Verder is in de begroting een post opgenomen<br />
voor een restaurant in gebouw B;<br />
3. een begroting van 19,2 miljoen euro (maart 2003). Deze begroting is opgemaakt door de<br />
externe projectleider in samenwerking met de controller Vastgoed. De eerdere begroting van<br />
23,8 miljoen blijkt onvoldoende onderbouwd te zijn en ook <strong>het</strong> meubilair van de gebouwen C<br />
en D te bevatten. De begroting is voor een groot deel gebaseerd op reeds aangegane<br />
verplichtingen en op een schatting van toekomstige verplichtingen.<br />
Analyse<br />
Vastgesteld is dat de begroting van gebouw B meerdere malen is aangepast. De eerste<br />
begrotingen blijken onvoldoende onderbouwd met normen en berekeningen.<br />
De begroting van maart 2003, sluitend op 19,2 miljoen euro, is grotendeels gebaseerd op reeds<br />
aangegane verplichtingen. UWV hanteert tot op heden deze begroting, maar die is <strong>niet</strong> formeel<br />
goedgekeurd door de Raad van Bestuur, zo blijkt uit de maandelijkse vastgoed<strong>rapport</strong>ages van<br />
de controller Vastgoed.<br />
5.1.4 Offertes<br />
Norm<br />
De Europese Gemeenschap heeft bepaald dat de aanschaf van diensten, goederen en werken<br />
boven een bepaald drempelbedrag moet worden aanbesteed via een Europese<br />
aanbestedingsprocedure. Tot de overheid worden in dit geval <strong>niet</strong> alleen de Rijksoverheid, maar<br />
ook publiekrechtelijke instellingen gerekend. Tot <strong>het</strong> Ministerie van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid behoren onder andere: GAK Nederland BV, USZO BV, SFB UOSV NV,<br />
Cadans Uitvoeringsinstelling BV, GUO Uitvoeringsinstelling BV, de rechtsvoorgangers van<br />
UWV. Hieruit volgt dat dit orgaan moet worden aangemerkt als ‘overheid’ en dat dit instituut<br />
derhalve valt onder de reikwijdte van de Europese aanbestedingsregels.<br />
De Europese aanbestedingsregels geven vier soorten richtlijnen voor overheidsopdrachten, te<br />
weten die betreffende 1) werken, 2) leveringen, 3) diensten en 4) de nutssector. Zodra een<br />
drempelbedrag wordt overschreden, moeten de Europese aanbestedingsprocedures worden<br />
gevolgd.
28 / 93<br />
Van 1 januari 2002 tot 1 januari 2004 golden de volgende bedragen: 16<br />
Richtlijn Opdracht Drempelbedrag<br />
(in euro, excl. BTW)<br />
Werken • aanbestedende dienst geeft opdracht tot uitvoeren werk > 6.242.028<br />
93/37/EEG • andere instantie, <strong>niet</strong> aanbestedende dienst > 5.000.000<br />
Leveringen • centrale overheid neemt p roduct af > 162.293<br />
93/36/EEG • enig andere aanbestedende dienst neemt product af > 249.681<br />
Diensten<br />
92/50/EEG<br />
• opdracht gegeven door centrale overheid > 162.293<br />
• opdracht gegeven door een aanbestedende dienst > 249.681<br />
• opdracht gegeven door een aanbestedende dienst, maar <strong>het</strong> gaat<br />
om een uitzonderingssituatie<br />
> 200.000<br />
Voor andere investeringen geldt de ‘algemene’ norm dat concurrerende offertes moeten worden<br />
opgevraagd teneinde een uitgebrachte offerte goed te kunnen beoordelen. Indien er sprake is van<br />
vaste leveranciers, moeten de raamcontracten worden afgesloten op basis van een<br />
offerteprocedure. De beslissing of een offerte wordt geaccepteerd, ligt bij specifiek daartoe<br />
gemandateerde functionarissen. In casu zijn deze bevoegdheden vastgelegd in <strong>het</strong> UWVmandateringsbesluit.<br />
Indien vooraf <strong>niet</strong> is vastgesteld of <strong>het</strong> gevraagde past binnen de goedgekeurde begroting,<br />
mogen offertes <strong>niet</strong> worden aangevraagd noch mogen opdrachten worden verstrekt.<br />
Bevindingen<br />
Europese aanbesteding<br />
Voor <strong>het</strong> aanbrengen/realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket is de ‘richtlijn Werken’ van toepassing. In<br />
de overgelegde UWV-stukken is een notitie van de afdeling Juridische Zaken (van 30 mei 2002)<br />
aangetroffen die aangeeft dat werken van meer dan 5 miljoen euro Europees moeten worden<br />
aanbesteed. Uit de notulen van de projectgroep Huisvesting van 3 juni 2002 blijkt dat de notitie<br />
zal worden voorgelegd aan de stuurgroep Huisvesting 17 . De besluitvorming in de stuurgroep<br />
Huisvesting over dit onderwerp is <strong>niet</strong> aangetroffen. De bouwsom is in de begroting van juni<br />
2002 begroot op circa 4,7 miljoen euro exclusief BTW, na aftrek van de vergoeding door G&S<br />
Vastgoed. Op dat moment was de verbouwing van de elfde en twaalfde verdieping en de begane<br />
grond / eerste verdieping reeds voorzien en moesten de daarmee voorziene kosten bij de<br />
vaststelling van de bouwsom worden betrokken. In dat geval zouden de bouwkosten <strong>het</strong><br />
16 De inhoud van de EG-aanbestedingsrichtlijnen is hier <strong>niet</strong> nader uitgewerkt.<br />
17 Zie voor een nadere beschrijving van de projectorganisatie paragraaf 5.1.7.
29 / 93<br />
drempelbedrag overstijgen waarmee de opdracht onder de werking van de EUaanbestedingsregels<br />
zou komen.<br />
Er is evenwel <strong>niet</strong> in Europees verband aanbesteed. Evenmin is een gedocumenteerde<br />
beslissing aangetroffen over al dan <strong>niet</strong> Europees aanbesteden.<br />
In aanmerking dient te worden genomen dat de huurcontracten voor de gebouwen B, C en D<br />
(vrijwel) gelijktijdig en ook gezamenlijk zijn aangegaan. In de huurcontracten is vastgelegd dat<br />
G&S Vastgoed, voor rekening van UWV, voor alle gebouwen <strong>het</strong> inbouwpakket zal aanbrengen.<br />
Er is een begroting opgesteld voor de drie gebouwen samen waaruit blijkt dat de verwachte<br />
bouwsom voor deze drie gebouwen <strong>het</strong> drempelbedrag van de richtlijn Werken ruim zal<br />
overstijgen en dat UWV derhalve gehouden is een Europese aanbestedingsprocedure te volgen.<br />
Offerteprocedure<br />
In een verslag van een bespreking die op 2 september 2002 tussen G&S Vastgoed en UWV is<br />
gevoerd, staat de volgende procedure beschreven:<br />
• G&S Vastgoed zal ten behoeve van UWV offertes opvragen bij leveranciers van G&S<br />
Vastgoed onder de voorwaarden die G&S Vastgoed hieraan stelt;<br />
• kortingen, courtages en dergelijke die G&S Vastgoed zal ontvangen, zullen aan UWV<br />
worden afgedragen.<br />
In januari 2003 wordt geconstateerd dat de procedure onvoldoende werkt en de projectgroep<br />
Huisvesting stelt een nieuwe procedure op.<br />
In de loop van 2003 wordt de volgende procedure ingevoerd:<br />
• de UWV-projectleider geeft G&S Vastgoed opdracht een offerte te maken;<br />
• G&S Vastgoed komt met een voorstel;<br />
• de projectleider Bouw beoordeelt de offertes en vraagt advies aan een extern bureau<br />
(Technical Management);<br />
• de afdeling (Facilitair &) Inkoop controleert of dit voorstel marktconform is en vraagt ook<br />
zelf offertes op om die te kunnen vergelijken met <strong>het</strong> voorstel van G&S Vastgoed;<br />
• in onderling overleg bepalen G&S Vastgoed, de projectleider en afdeling (Facilitair &)<br />
Inkoop aan welke leverancier de opdracht zal worden verstrekt;<br />
• de controller parafeert dat de offerte binnen de begroting valt;<br />
• daarna wordt de offerte/opdracht door de daartoe binnen UWV gemandateerde functionaris<br />
voor akkoord getekend.<br />
Er kan <strong>niet</strong> worden vastgesteld welke van de twee procedures bij gebouw B is gevolgd. Er is<br />
geen documentatie aangetroffen over de beoordeling van offertes. Wel is gebleken dat de<br />
procedure in de loop van 2003 is verbeterd.<br />
Er is <strong>niet</strong> vastgesteld dat G&S Vastgoed kortingen en/of courtages heeft ontvangen en derhalve<br />
ook <strong>niet</strong> dat G&S Vastgoed deze volgens afspraak heeft afgedragen aan UWV.<br />
Er is geen documentatie aangetroffen waaruit blijkt dat offerteaanvragen worden getoetst aan de<br />
begrotingsruimte.
30 / 93<br />
Analyse<br />
Vastgesteld kan worden dat UWV de Europese aanbestedingsprocedure <strong>niet</strong> heeft gevolgd. Er is<br />
wel een intern memo aangetroffen, maar er is geen besluitvorming over geweest. Op grond van<br />
de verwachte bouwsom zijn de werkzaamheden ten behoeve van <strong>het</strong> inbouwpakket ten onrechte<br />
<strong>niet</strong> in Europees verband aanbesteed.<br />
UWV stelt zich op <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> als opdrachtgever (lees: aanbestedende dienst) is<br />
aan te merken, doch ‘dat de verhuurder c.q. de in zijn opdracht werkende projectontwikkelaar,<br />
de gebouwen zou aanpassen aan de wensen van de huurder in <strong>het</strong> kader van de desbetreffende<br />
huurovereenkomst’. De huurovereenkomst heeft echter betrekking op een ‘casco’ opgeleverd<br />
gebouw. In de overeenkomst is vastgelegd dat G&S Vastgoed <strong>het</strong> inbouwpakket zal realiseren.<br />
De opdracht(en) daartoe verstrekt UWV afzonderlijk aan G&S Vastgoed en <strong>het</strong> voldoet de<br />
betalingen afzonderlijk aan dit bedrijf. Op grond van <strong>het</strong> bovenstaande ligt <strong>het</strong> in de rede UWV<br />
te beschouwen als aanbestedende dienst en aan te nemen dat UWV derhalve gehouden is de<br />
Europese aanbestedingsprocedure te volgen. 18<br />
Voor de diensten die bij de realisatie van <strong>het</strong> inbouwpakket worden afgenomen (architect en<br />
projectmanagement), stelt UWV dat sprake is van een zoge<strong>het</strong>en ‘B-dienst’ 19 , waarvoor een<br />
verlicht regime geldt. Er zijn echter geen argumenten te noemen die deze zienswijze<br />
ondersteunen. Voor een B-dienst gelden eveneens de algemene beginselen van <strong>het</strong> EG-verdrag<br />
ten aanzien van non-discriminatie, transparantie en objectiviteit. Dat betekent dat iedere<br />
aanbieder een eerlijke kans moet krijgen om naar de opdracht mee te dingen en dat de selectie<br />
van de aanbieders en de gunning volgens objectieve criteria verlopen.<br />
Tevens kan worden geconstateerd dat voor de beoordeling van de offertes van G&S Vastgoed de<br />
afgesproken procedures ten aanzien van de controle op de prijs voor <strong>het</strong> grootste gedeelte van de<br />
looptijd van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong> zijn gevolgd.<br />
5.1.5 Ondertekening<br />
Norm<br />
Op basis van de beslissing tot gunning wordt de opdracht verstrekt en ondertekend door een<br />
daartoe via de mandateringsbesluiten gemachtigde functionaris.<br />
18 Het genoemde zou <strong>niet</strong> gelden indien G&S Vastgoed een ‘turnkey-gebouw’ (volledig gebruiksklaar dus met<br />
inbegrip van <strong>het</strong> inbouwpakket) aan UWV zou opleveren en dit instituut slechts gehouden zou zijn de<br />
verschuldigde huur te betalen. In dat geval is UWV <strong>niet</strong> als aanbestedende dienst aan te merken.<br />
19 De Richtlijn Diensten maakt een onderscheid tussen opdrachten voor dienstverlening die onder de volledige<br />
werking (Bijlage IA) van de richtlijn vallen, en opdrachten waarop slechts een deel van de richtlijn van<br />
toepassing is. Dit is <strong>het</strong> geval bij diensten die voorkomen op de zogenaamde Bijlage IB-lijst, zoals bijvoorbeeld<br />
gezondheidsdiensten en sociale diensten, plaatsing van personeel en personeelsverschaffing, diensten voor<br />
recreatie, cultuur en sport.
31 / 93<br />
Bevindingen<br />
In de projectperiode van gebouw B zijn de opdrachten <strong>niet</strong> altijd ondertekend volgens <strong>het</strong><br />
mandateringsbesluit. De meeste opdrachten tot maart 2003 zijn getekend door de intern<br />
projectleider (voormalig Regio Facilitymanager Noord-West), of nadien door de<br />
plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop. Enkele opdrachten zijn getekend door de<br />
directeur Facilitair & Inkoop. 20<br />
De intern projectleider (tot maart 2003) / voormalig Regio Facilitymanager Noord-West is uit<br />
hoofde van zijn functie tot 7.000 euro gemandateerd en tekent voor opdrachten tot 600.000 euro.<br />
In <strong>het</strong> projectplan (versie 1.0) dat in september 2002 door de stuurgroep werd goedgekeurd,<br />
staat dat de projectleider voor <strong>het</strong> project Gebouw B ‘gedelegeerd opdrachtgever’ is en<br />
‘gemandateerd is voor bestellingen binnen de kaders van <strong>het</strong> vastgestelde projectbudget’. Deze<br />
delegering vanuit de Raad van Bestuur is echter nooit via een vervangende mandatering<br />
bekrachtigd. Dit impliceert dat er formeel geen bevoegdheid bestond om rechtsbetrekkingen aan<br />
te gaan die de 7.000 euro te boven zouden gaan. Hierbij zij aangetekend dat de opdrachten die<br />
zijn verstrekt, in lijn zijn met de besluitvorming van de stuurgroep Huisvesting en de op dat<br />
moment geldende begroting.<br />
De plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop is gemandateerd tot 200.000 euro en tekent<br />
voor opdrachten tot 800.000 euro.<br />
De directeur Facilitair & Inkoop is gemandateerd tot 2.500.000 euro en heeft geen opdrachten<br />
boven dit bedrag goedgekeurd.<br />
Analyse<br />
Vastgesteld is dat de mandateringsbesluiten in veel gevallen <strong>niet</strong> zijn nageleefd en dat<br />
opdrachten zijn verstrekt, zonder dat de formele bevoegdheden daartoe waren vastgesteld.<br />
5.1.6 Facturen<br />
Norm<br />
Facturen voor geleverde prestaties dienen te worden goedgekeurd wanneer de prestatie geleverd<br />
is en de berekende bedragen en betalingstermijnen akkoord zijn bevonden met de opdracht. De<br />
desbetreffende onderdelen worden goedgekeurd door personen die daartoe bevoegd zijn.<br />
Bevindingen<br />
De procedure voor verwerking van de facturen is als volgt:<br />
• de factuur komt binnen bij de projectadministratie waar wordt vastgesteld of er een opdracht<br />
aan ten grondslag ligt;<br />
20 Tot maart 2003 was de voormalig Regio Facilitymanager Noord-West intern projectleider. De plaatsvervangend<br />
Directeur Facilitair & Inkoop is binnen <strong>het</strong> in maart 2003 geformeerde kernteam Huisvesting aangewezen als<br />
verantwoordelijke voor project gebouw B, C en D van La Guardia Plaza.
32 / 93<br />
• vervolgens wordt de factuur ingeboekt in de crediteurenadministratie;<br />
• de factuur gaat daarna naar de externe projectleider die parafeert voor ‘levering prestatie<br />
conform opdracht’;<br />
• de factuur gaat naar de projectcontroller die deze tekent voor akkoord;<br />
• uiteindelijk wordt de factuur voor ‘akkoord betaling’ ondertekend door de<br />
(plaatsvervangend) directeur Facilitair & Inkoop (afhankelijk van mandateringsregel).<br />
Deze procedure geldt sinds mei/juni 2003. Daarvoor bestond geen goede procedure. Dit blijkt<br />
onder meer uit een memo van 23 mei 2003, waarin medewerkers erop attent worden gemaakt dat<br />
er geen facturen mogen worden betaald als daar geen getekende opdracht aan ten grondslag ligt.<br />
Analyse<br />
Er is een procedure voor een goede verwerking van facturen ingesteld gedurende de looptijd van<br />
<strong>het</strong> project. Deze procedure voldoet aan de gestelde eisen.<br />
Vastgesteld is dat een factuur (over <strong>het</strong> algemeen) op de juiste code in de projectadministratie is<br />
verwerkt. Geboekte facturen hebben betrekking gehad op <strong>het</strong> werk La Guardia Plaza B.<br />
Kosten die ten laste van <strong>het</strong> project zijn geboekt, hebben daar ook betrekking op. Vanwege de<br />
gebreken in de AO/IC, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, bestaat over de<br />
rechtmatigheid geen zekerheid.<br />
5.1.7 Projectorganisatie<br />
Norm<br />
Voor <strong>het</strong> (bouw)project wordt een projectorganisatie opgezet waarin duidelijke taken,<br />
verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten worden vastgelegd.<br />
Bevindingen<br />
Voor de ontwikkeling en realisatie van <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B van La Guardia Plaza<br />
is in juni 2002 een projectorganisatie opgezet. Deze werd aangestuurd via een stuurgroep<br />
Huisvesting, voorgezeten door de voorzitter van de Raad van Bestuur. De operationele<br />
uitwerking verliep binnen de projectgroep Huisvesting. Als intern projectleider namens UWV<br />
was de voormalig Regio Facilitymanager Noord-West aangesteld.<br />
Voor de bouwbegeleiding was een externe projectleider aangetrokken. De projectgroep<br />
Huisvesting bereidde beslissingen van de stuurgroep voor. Naast de stuurgroep en de<br />
projectgroep bestonden ook een zogenaamde voorbereidingsgroep en een procesoverleg als<br />
overlegorgaan.<br />
De projectorganisatie bleek <strong>niet</strong> goed te functioneren. Zo blijkt ook uit de kwartaal<strong>rapport</strong>ages<br />
over de ‘projecten UWV’ uit 2002, waarin wordt gesteld dat:<br />
• <strong>het</strong> projectplan is goedgekeurd;<br />
• de begroting <strong>niet</strong> is goedgekeurd;<br />
• de projectorganisatie <strong>niet</strong> volgens plan is opgezet;
33 / 93<br />
• er geen projectmanager is opgenomen in de projectstructuur en<br />
• de budgetbewaking <strong>niet</strong> functioneert.<br />
Eind 2002 wordt een extern adviseur van Ernst &Young ingezet om een nieuwe<br />
projectorganisatie op te zetten. In februari 2003 wordt een nieuwe projectstructuur ingevoerd. Er<br />
komt een kernteam Huisvesting onder leiding van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad<br />
van Bestuur. 21 Het kernteam Huisvesting voert de regie over alle huisvestingsprojecten van<br />
UWV. Vanuit <strong>het</strong> kernteam wordt de plaatsvervangend directeur Facilitair & Inkoop<br />
verantwoordelijk voor de huisvesting van La Guardia Plaza. Tevens wordt een andere externe<br />
projectleider voor de bouwbegeleiding ingeschakeld. Voor de financiële projectbewaking wordt<br />
een controller Vastgoed aangesteld.<br />
De controller Vastgoed constateert in de maandelijkse project<strong>rapport</strong>ages een verbetering in <strong>het</strong><br />
functioneren van de projectorganisatie. Overigens merkt de controller Vastgoed in de <strong>rapport</strong>age<br />
van mei 2003 op dat de taken en verantwoordelijkheden van <strong>het</strong> projectteam (nog steeds) <strong>niet</strong><br />
duidelijk zijn geformuleerd. Op 10 juni 2003 stelt de Raad van Bestuur de<br />
verantwoordelijkheidsstructuur voor huisvestingsprojecten vast.<br />
Analyse<br />
De projectorganisatie heeft voor een groot deel van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong> goed gefunctioneerd. De taken,<br />
verantwoordelijkheden en bevoegdheden waren lange tijd onduidelijk en <strong>niet</strong> formeel vastgelegd<br />
en goedgekeurd.<br />
UWV heeft vanaf maart 2003 diverse externen betrokken in de projectorganisatie. Het<br />
instituut onderkent dat <strong>het</strong> voor de complexe en omvangrijke projecten die voortvloeien uit <strong>het</strong><br />
masterplan Huisvesting, zelf onvoldoende deskundigheid in huis heeft.<br />
In principe heeft de Raad van Bestuur een stop gezet op de inhuur van externen (‘<strong>niet</strong> zonder<br />
toestemming’; RvB 17/5/02). De externe inhuur wordt in opdracht van de Raad van Bestuur ook<br />
doorgelicht en er wordt een nota ‘inzet externen’ opgesteld (RvB 7/7/03). Dit betekent dat de<br />
inhuur van externen getoetst kan worden door de Accountantsdienst.<br />
5.1.8 Projectbewaking, controle van en toezicht op de informatievoorziening<br />
Norm<br />
Van een (bouw)project moet een projectadministratie worden bijgehouden. Regelmatig<br />
(bijvoorbeeld eens per maand) dient deze administratie te worden aangesloten op <strong>het</strong> grootboek.<br />
Tevens dient regelmatig te worden ge<strong>rapport</strong>eerd over de voortgang (<strong>het</strong> verloop, de uitputting<br />
van <strong>het</strong> budget, de aanpassingen van begrote, dan wel gerealiseerde bedragen en dergelijke). De<br />
jaarrekening wordt gecontroleerd door accountants.<br />
21 Kernteam Huisvesting is vanaf maart 2003 <strong>het</strong> beslissingsbevoegde orgaan binnen de projectorganisatie voor <strong>het</strong><br />
project La Guardia Plaza.
34 / 93<br />
Bevindingen<br />
De huisvestingskosten voor La Guardia Plaza worden geadministreerd via de financiële<br />
administratie, de projectadministratie en de verplichtingenadministratie. De financiële<br />
administratie wordt gevoerd in PeopleSoft; de projectadministratie en de<br />
verplichtingenadministratie worden in Excel gevoerd. De ontvangen facturen worden (uiteraard)<br />
ook in de grootboekadministratie opgenomen. Regelmatig (eens per maand) worden de<br />
administratieve systemen op elkaar aangesloten.<br />
In 2003 is UWV begonnen met een systeem waarin de opdrachten, indien deze getekend zijn<br />
door daartoe bevoegden, worden opgenomen in een subadministratie. De ontvangen facturen<br />
moeten dan wel voor verrichte prestatie worden getekend en de afloop ervan kan in <strong>het</strong> systeem<br />
automatisch worden gevolgd.<br />
De projectbewaking voor de huisvesting La Guardia Plaza verloopt via maandelijkse <strong>rapport</strong>ages<br />
die worden opgesteld door de controller Vastgoed. Deze functionaris is financieel<br />
verantwoording verschuldigd aan <strong>het</strong> hoofd Financieel-Economische Zaken en voor wat gebouw<br />
B van La Guardia Plaza betreft aan de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Bestuur. In<br />
deze <strong>rapport</strong>ages van de controller Vastgoed komen de knelpunten ten aanzien van de inrichting<br />
duidelijk naar voren. In de <strong>rapport</strong>ages wordt ook aandacht besteed aan de begrotingsuitputting.<br />
Dit geschiedt aan de hand van de verstrekte opdrachten.<br />
Deze structuur is in de loop van 2003 ingevoerd. Daarvóór werden geen maandelijkse<br />
<strong>rapport</strong>ages opgesteld. Wel werden financiële overzichten opgesteld waarin over de begroting<br />
versus de uitputting werd ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
De UWV-jaarrekening, inclusief de investeringen in materiële vaste activa, zoals voor <strong>het</strong><br />
project La Guardia Plaza gebouw B, wordt gecontroleerd door de Accountantsdienst van UWV.<br />
Deze dienst treedt op als deskundige, zoals bedoeld in art. 393 BW2.<br />
La Guardia Plaza gebouw B is in verhouding tot de totale kosten van de bedrijfsvoering van<br />
UWV, voor de controle van de jaarrekening te beschouwen als een onderdeel met een beperkt<br />
materieel belang. Het UWV-kernteam Huisvesting stelt in zijn vergadering van 13 juni 2003 dat<br />
‘de Accountantdienst een rol wordt gegeven bij <strong>het</strong> handboek herhuisvesting, ter borging van de<br />
individuele projecten en <strong>het</strong> totale masterplan’. Deze rol zal de Accountantsdienst moeten<br />
integreren in zijn controleaanpak.<br />
De Accountantsdienst UWV heeft ook een verklaring afgegeven bij de diverse <strong>rapport</strong>ages<br />
die zijn voorgelegd aan <strong>het</strong> Ministerie en de Tweede Kamer inzake de huisvestingskosten voor<br />
La Guardia Plaza. Daarnaast zijn derden betrokken geweest bij de controle op de<br />
informatievoorziening omtrent de huisvestingskosten voor La Guardia Plaza. De<br />
accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie heeft een review uitgevoerd op de werkzaamheden van de<br />
UWV-Accountantsdienst; Ernst & Young heeft enkele huisvestings<strong>rapport</strong>ages beoordeeld.
35 / 93<br />
De Accountantsdienst van UWV bestaat uit een afdeling Operational en Financial Audit. Deze<br />
richt zich met name op de processen en de beheersing van processen. Daarnaast is nog sprake<br />
van een ICT-audit en rechtmatigheidsaudit.<br />
Dat deze beheersing de aandacht heeft van <strong>het</strong> UWV-management blijkt uit de ‘nulmeting’<br />
(uitgevoerd in 2002) waarin de te beheersen processen, de daarin onderscheiden gebreken en de<br />
te nemen maatregelen worden samengevat. Inmiddels is in vervolg hierop een <strong>rapport</strong>age over de<br />
‘nul + 1-meting’ opgesteld (gedateerd 27 mei 2003) waaruit verbeteringen op een groot aantal,<br />
maar <strong>niet</strong> alle, terreinen blijkt.<br />
Analyse<br />
Vastgesteld kan worden dat de projectbewaking gedurende <strong>het</strong> grootste deel van de looptijd van<br />
<strong>het</strong> project van onvoldoende niveau en kwaliteit is geweest. Vanaf maart 2003 is er meer<br />
structuur gekomen in de controle op de huisvesting van La Guardia Plaza.<br />
De Accountantsdienst van UWV is betrokken geweest bij de financiële verantwoording aan<br />
de Tweede Kamer. Daarnaast heeft de accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie een review<br />
uitgevoerd op de werkzaamheden van de UWV-accountantsdienst en heeft Ernst & Young<br />
enkele huisvestings<strong>rapport</strong>ages beoordeeld.<br />
Gesteld kan worden dat interne beheersing de aandacht van <strong>het</strong> management heeft. Het is wel<br />
zo dat <strong>het</strong> Facilitair Bedrijf als bijzonder aandachtspunt naar voren komt vanwege de<br />
geconstateerde gebreken en <strong>het</strong> gebrek aan voortgang bij de oplossing van de geconstateerde<br />
knelpunten.<br />
5.1.9 Financiële verantwoording<br />
Norm<br />
De totale begroting voor La Guardia Plaza B dient als basis te gelden voor de financiële<br />
verantwoording in de <strong>rapport</strong>ages aan de Tweede Kamer.<br />
Bevindingen<br />
De begroting waaraan <strong>het</strong> RTL-programma ‘Editie NL’ op 29 mei 2003 refereerde (en welke<br />
sloot op 23,8 miljoen), was de gedateerde begroting uit december 2002. Inmiddels had UWV de<br />
begroting naar beneden bijgesteld. De begroting die <strong>het</strong> instituut vanaf maart 2003 (tot heden)<br />
hanteert, sluit op 19.165.984 miljoen euro. In deze begroting zijn zowel de kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket opgenomen als de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten. Daarnaast zijn de kosten voor de<br />
BTW-compensatie die voortvloeien uit <strong>het</strong> huurcontract, en een post ICT-kosten opgenomen.<br />
De <strong>rapport</strong>age van Ministerie en Rijksgebouwdienst van september 2003 bevatte een benchmark<br />
voor de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket. Om de gegevens van de benchmark vergelijkbaar te<br />
maken heeft UWV uit de totale begroting de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket afgeleid. Dit is<br />
zichtbaar gemaakt in de navolgende tabel.
36 / 93<br />
Code<br />
begroting<br />
Omschrijving (1)<br />
begroting<br />
dec. 2002<br />
Begroting UWV Correcties en <strong>rapport</strong>ages sept. en okt. 03 Realisatie<br />
(2)<br />
begroting<br />
maart 2003<br />
(3)<br />
correcties<br />
t.b.v. rapp.<br />
sept. 03<br />
(4)=(2)+(3)<br />
<strong>rapport</strong>age<br />
SZW / Rgd<br />
sept. 03<br />
(5)<br />
correcties<br />
t.b.v. rapp.<br />
okt. 03<br />
(6)=(4)+(5)<br />
<strong>rapport</strong>age<br />
UWV<br />
okt. 03<br />
(7)<br />
realisatie<br />
begroting per<br />
18 dec. 03<br />
Verloop cnf. kostenstructuur projectadmin. UWV<br />
11 Bouwkundige kosten 7.857.215 6.558.212 6.558.212 -117.895 6.440.317 6.791.507<br />
12 W-installatie 526.722 1.308.627 1.308.627 1.308.627 942.807<br />
13 E-installatie 703.500 779.150 779.150 779.150 750.377<br />
14 Liftinstallatie 5.250 0 0 3.186<br />
17 Beveiligingsinstallatie 286.860 326.292 326.292 326.292 331.500<br />
19 Datacom 546.000 651.116 651.116 651.116 668.073<br />
31 Verhuiskosten 348.600 348.600 348.600 348.600 40.703<br />
32 Kunst 76.440 76.440 76.440 76.440<br />
34 Opleveringsschoonmaak 72.450 72.450 72.450 72.450<br />
41 Inrichting Kantoren 3.755.838 1.257.600 -1.186.800 70.800 70.800 1.318.566<br />
42 Inrichting Directieruimtes 824.613 564.840 -543.000 21.840 21.840 593.905<br />
43 Interieurbouw 578.249 244.790 -35.000 209.790 209.790 226.707<br />
44 inrichting mag/postkamer/archief 199.710 199.710 199.710 199.710 194.687<br />
51 Projectmanagement 294.588 795.119 795.119 795.119 894.028<br />
52 Makelaar 45.360 54.000 54.000 54.000 40.650<br />
53 Advieskosten 73.710 34.272 34.272 34.272 39.722<br />
54 Ontwerp 105.000 296.000 296.000 26.862 322.862 349.059<br />
61 Onvoorzien 1.082.147 250.000 250.000 311.319 561.319 565.426<br />
Vergoeding G&S -1.909.091 -1.532.948 -1.532.948 -1.532.948 -1.536.994<br />
56 Afkoop BTW-compensatie 4.743.969 4.381.714 -4.381.714 0 0 4.381.714<br />
99 ICT Kosten 3.600.000 2.500.000 -500.000 2.000.000 2.000.000 912.326<br />
Totaal 23.817.130 19.165.984 -6.646.514 12.519.470 220.286 12.739.756 17.507.950<br />
Op de totale begroting (kolom 2) zijn de kosten van meubilair, de BTW-compensatie en ICT in<br />
mindering gebracht (kolom 3). In de <strong>rapport</strong>age van september 2003 is ge<strong>rapport</strong>eerd dat de<br />
begrote kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket na de correctie 12.519.470 euro bedroegen (kolom 4). In<br />
de UWV-<strong>rapport</strong>age van oktober 2003 is dit bedrag bijgesteld tot 12.739.756 euro (kolom 6). Dit<br />
wordt veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de post ‘Bouwkundige kosten’ vanwege<br />
een dubbel begrote buitendeur en een opwaartse bijstelling voor de posten ‘Ontwerp’ en<br />
‘Onvoorzien’ waarvoor de werkelijke verplichtingen zijn opgenomen, die hoger lagen dan de<br />
begroting (kolom 5).<br />
Inmiddels is <strong>het</strong> gebouw in gebruik genomen. De eindafrekening is nog <strong>niet</strong> bekend. In de kolom<br />
7 zijn de uitgaven tot en met 18 december 2003 weergegeven. De uitgaven bedroegen per 18<br />
december 2003 17.507.950 euro. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt<br />
door een forse onderuitputting op de post ICT. 22<br />
22 In de door UWV verantwoorde kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket is een deel (2 miljoen) van de kostenpost ICT<br />
opgenomen. Volgens UWV is deze post bedoeld voor <strong>het</strong> UWV-brede project ‘ICT-connectiviteit’ en moet dit<br />
bedrag in mindering worden gebracht op de 12,7 miljoen voor <strong>het</strong> inbouwpakket. Vastgesteld is dat een bedrag<br />
van ruim 0,9 miljoen geboekt is op <strong>het</strong> betreffende ICT-budget. Het bedrag bestaat ondermeer uit de opdracht<br />
voor de telefooncentrale voor gebouw B, bekabeling, electra-voorzieningen en inzet van personeel. UWV is
37 / 93<br />
Analyse<br />
Vastgesteld is dat UWV zich in de <strong>rapport</strong>ages aan de Tweede Kamer gebaseerd heeft op de<br />
begroting van maart 2003. Deze wordt tot op heden door UWV gehanteerd.<br />
Om redenen van efficiency kon in <strong>het</strong> onderzoek <strong>niet</strong> de gehele UWV-administratie worden<br />
betrokken. Het onderzoek heeft zich, gezien de beschikbare tijd, beperkt tot de (project-)<br />
administratie voor de huisvesting van La Guardia Plaza gebouw B en <strong>niet</strong> op de volledige<br />
administratie van UWV als uitkeringsinstituut. Op grond van <strong>het</strong> onderzoek kan derhalve geen<br />
absolute zekerheid worden gegeven over de volledigheid van de kosten die zijn verantwoord<br />
voor gebouw B. Conclusies zijn daarom onder voorbehoud hiervan te geven.<br />
Gebleken is dat de AO/IC pas gedurende de looptijd zodanig is opgezet dat de volledigheid van<br />
de kosten op grond daarvan gewaarborgd is en dat verschuivingen <strong>niet</strong> zullen voorkomen. Er zijn<br />
diverse werkzaamheden uitgevoerd om te kunnen vaststellen of er verschuivingen, dan wel<br />
verschrijvingen van posten van gebouw B naar die van andere gebouwen zijn geweest. Uit een<br />
deelwaarneming is gebleken dat er, noch in de projectadministratie, noch in de<br />
vastgoed<strong>rapport</strong>ages, kosten van gebouw B zijn verantwoord op gebouwen C en D. Ook zijn<br />
hieruit geen aanwijzingen gebleken dat er verschuivingen zouden zijn geweest.<br />
Met betrekking tot de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket is aan de hand van de termijnstaten van<br />
G&S Vastgoed nagegaan of alle kosten in de projectadministratie zijn opgenomen. Daarnaast is<br />
beoordeeld of de specificatie van de gemaakte kosten aansluit op de bouwonderdelen die blijken<br />
uit notulen van de diverse vergaderingen van projectgroep Huisvesting.<br />
Het staat vast dat alle termijnstaten zijn gefactureerd, dan wel in de projectadministratie zijn<br />
opgenomen.<br />
Alle werkzaamheden aangaande de verbouwingen zoals deze in de notulen van de projectgroep<br />
Huisvesting zijn opgenomen, zijn terug te vinden in de termijnstaten en opdrachten aan G&S<br />
Vastgoed.<br />
Op grond van <strong>het</strong> bovenstaande kan worden aangenomen dat de verantwoorde kosten van<br />
gebouw B volledig zijn, met dien verstande dat <strong>het</strong> onderzoek zich <strong>niet</strong> tot de gehele UWVadministratie<br />
heeft uitgestrekt. Over de post ICT kan vanwege gebrek aan informatie geen<br />
uitspraak over de volledigheid worden gedaan.<br />
Geconstateerd is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten 1.745.506 euro<br />
bedroegen (exclusief pc’s op de werkplek). De stand van realisatie (saldo van alle verplichtingen<br />
en facturen waar geen opdracht aan te grondslag ligt), bedraagt per 18 december 2003 voor de<br />
begrotingsposten ‘inrichting directieruimtes’ en ‘inrichting kantoren’ 1.912.471 euro.<br />
gevraagd een specificatie te geven van de laatst genoemde post. Tot op heden is deze specificatie <strong>niet</strong> ontvangen<br />
en zijn er vooralsnog onvoldoende redenen de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket te corrigeren voor de post ICT.
38 / 93<br />
In december 2003 heeft UWV nog aanvullend meubilair besteld voor <strong>het</strong> creëren van circa 80<br />
extra werkplekken (overigens zonder bouwkundige aanpassingen). Hiermee is een bedrag<br />
gemoeid van ruim 180.000 euro, <strong>het</strong>geen de overschrijding op de eerdergenoemde budgetposten<br />
grotendeels verklaart. In <strong>het</strong> licht van de vraag over de volledigheid van de verantwoorde kosten<br />
is op te merken dat deze post zich moeilijker laat beoordelen dan de kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket. Enerzijds omdat er nog bestellingen worden gedaan, maar ook omdat meubilair<br />
eenvoudigweg kan worden verplaatst binnen <strong>het</strong> gebouw of naar andere gebouwen. 23 Uit de<br />
verstrekte overzichten blijkt dat voor alle werk- en vergaderplekken meubilair is opgenomen.<br />
23 Zo zijn bijvoorbeeld voor twee leden van de Raad van Bestuur dressoirs geleverd die momenteel elders staan<br />
opgesteld en waarvan UWV aangeeft dat deze een plaats zullen krijgen in gebouw C. De kosten zijn wel<br />
opgenomen in de projectadministratie van gebouw B, maar <strong>niet</strong> in <strong>het</strong> door UWV ge<strong>rapport</strong>eerde bedrag van 1,7<br />
miljoen euro.
39 / 93<br />
5.2 Effectiviteit ruimtegebruik<br />
5.2.1 Normen<br />
In <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> Algemeen Overleg Onderzoek Huisvestingskosten UWV (AO) van 12<br />
november 2003 staat dat de Kamer verstaat onder ‘effectiviteit van <strong>het</strong> ruimtegebruik’ de<br />
verhouding verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) / brutovloeroppervlak (bvo). 24 Deze verhouding<br />
wordt vaak in een percentage uitgedrukt.<br />
Vanuit de behoefte aan uniforme oppervlakte- en inhoudsgegevens heeft <strong>het</strong> Nederlands<br />
Normalisatie Instituut (NNI) de NEN-norm 2580 ontwikkeld. Deze norm bevat termen, definities<br />
en bepalingsmethoden betreffende oppervlakten van terreinen die bestemd zijn voor gebouwen<br />
en voor vloeroppervlakten en de inhoud van gebouwen of delen ervan. De NEN 2580 geeft aan<br />
wat wordt verstaan onder brutovloeroppervlak (bvo) en verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) en hoe<br />
deze begrippen moeten worden bepaald, dan wel gemeten. De NEN 2580 geeft, zoals reeds<br />
eerder werd opgemerkt, geen normen voor bijvoorbeeld ruimtegebruik, zoals <strong>het</strong> aantal vierkante<br />
meters brutovloeroppervlak per medewerker.<br />
De norm NEN 2580 gebruikt de volgende vloeroppervlakdefinities:<br />
• brutovloeroppervlak (bvo) is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek<br />
van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten<br />
omhullen;<br />
• verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen<br />
opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van binnenruimten<br />
omhullen.<br />
In de vertaling van brutovloeroppervlak naar verhuurbaar vloeroppervlak wordt onder meer de<br />
vloeroppervlakte afgetrokken van:<br />
• buitenwanden, hoofddraagconstructies, (statische) scheidingswanden en leidingschachten<br />
(tarra-oppervlakte);<br />
• ruimten voor installaties;<br />
• voorzieningen voor verticaal verkeer, trappenhuizen, trapgaten, liftschachten of vides (indien<br />
groter dan vier vierkante meter).<br />
Voor de gebouwen A, B, C en D heeft Interim Bouwconsult in opdracht van G&S Vastgoed een<br />
meetcertificaat vervaardigd, zie bijlage 3. 25 Dergelijke certificaten worden veelal gebruikt om <strong>het</strong><br />
verhuurbaar vloeroppervlak vast te leggen en om daarmee de huurprijs vast te stellen. Die wordt<br />
24 In <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> AO worden de termen bruto- en nettoruimtegebruik gehanteerd. De nettovloeroppervlakte<br />
is de brutovloeroppervlakte minus <strong>het</strong> oppervlak van buitenwandconstructies, hoofddraagconstructies en<br />
dergelijke, doch met inbegrip van bijvoorbeeld de ruimte voor installaties.<br />
25 Voor gebouw E (<strong>het</strong> paviljoen) is geen meetcertificaat overlegd. Niet bekend is of deze reeds is vervaardigd.
40 / 93<br />
namelijk per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak berekend. Het meetcertificaat vermeldt<br />
<strong>het</strong> brutovloeroppervlak (bvo) en <strong>het</strong> verhuurbare vloeroppervlak (vvo) en in <strong>het</strong> meetcertificaat<br />
wordt verklaard dat de meetgegevens voldoen aan de meetmethode en berekeningswijze zoals<br />
omschreven in de NEN 2580. Aan <strong>het</strong> meetcertificaat is onverbrekelijk een meet<strong>rapport</strong><br />
verbonden waarin de metrages uit <strong>het</strong> meetcertificaat zijn gespecificeerd.<br />
5.2.2 Bevindingen<br />
Uit <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 dat is opgesteld door <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst (met als bijlage een UWV-<strong>rapport</strong>age), blijkt dat <strong>het</strong> brutovloeroppervlak<br />
als vergelijkingseenheid is aangehouden. Relevante passages in dit document zijn:<br />
• op bladzijde 14 is aangegeven dat in de eerdere berichtgeving aan de Tweede Kamer (de<br />
brief van 3 juni 2003 van UWV aan <strong>het</strong> Ministerie) een percentage van 85% is gehanteerd;<br />
• bladzijde 17 vermeldt dat de meeste gebouwen die in <strong>het</strong> onderzoek zijn betrokken, een<br />
vvo/bvo-factor van 0,85 hebben en dat ‘op basis van meetcertificaten van de bouwdelen La<br />
Guardia Plaza A en B voor <strong>het</strong> gehele hoofdkantoor van UWV een verhouding van 0,7 is<br />
aangehouden. Dit betekent dat, bij een gelijk aantal m 2 vvo, de gemiddelde huurprijs per m 2<br />
bvo van <strong>het</strong> hoofdkantoor UWV, lager is dan bij de andere in <strong>het</strong> onderzoek opgenomen<br />
hoofdkantoren’;<br />
• ten slotte wordt onder 5.5 (oordeel Rijksgebouwendienst) op bladzijde 20 vermeld dat<br />
gemiddeld voor kantoren de factor vvo/bvo 0,85 bedraagt. ‘Bij gebouw La Guardia Plaza is<br />
sprake van factor van 0,7. Er gaat naast de ongunstig indeelbare ruimten meer ruimte dan<br />
gebruikelijk verloren aan stijgpunten (trappen, liften, schachten) en technische ruimte.’<br />
Uit <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> inzake nader onderzoek van 30 oktober 2003 (Uitwerking<br />
huisvestingskosten gebouw B) blijkt dat eveneens een verhouding van 70% is gehanteerd<br />
(bladzijde 6, voetnoot 6).<br />
In <strong>het</strong> meetcertificaat van 24 april 2002 (no. 02.24.124), dat bij <strong>het</strong> huurcontract voor gebouw B<br />
is gevoegd, wordt melding gemaakt van 9.664 m 2 verhuurbaar vloeroppervlak en van 14.418 m 2<br />
brutovloeroppervlak. Dit levert een verhouding op van 0,67. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en<br />
Rijksgebouwendienst wordt aan dit meetcertificaat gerefereerd.<br />
Het meet<strong>rapport</strong> van Interim Bouwconsult van 24 april 2002, dat behoort bij <strong>het</strong> meetcertificaat,<br />
geeft de volgende meetgegevens: 26<br />
Bouwdeel vvo bvo vvo/bvo<br />
laag -1 ( kelder / parkeerlaag) 284 3.658 0,08<br />
begane grond, laag 1 t/m 12 en dak 9.379 10.760 0,87<br />
Totaal 9.664 14.418 0,67<br />
26 In de genoemde metrages is <strong>niet</strong> de invloed betrokken die <strong>het</strong> gevolg is van wijzigingen aan <strong>het</strong> casco; met name<br />
ten aanzien van de vloervelden op de eerste en twaalfde verdieping.
41 / 93<br />
Uit <strong>het</strong> meet<strong>rapport</strong> blijkt dat de parkeergarage is inbegrepen in de omslag van de vvo-metrage<br />
naar de bvo-metrage. De investering in <strong>het</strong> inbouwpakket heeft echter geen betrekking op de<br />
parkeergarage. De parkeerplaatsen worden per stuk gehuurd tegen een vastgestelde jaarhuur.<br />
Het gebouw exclusief parkeergarage heeft een vvo/bvo-verhouding van 0,87, wat relatief<br />
gunstiger is dan de factor van 0,85 die als gemiddelde wordt genoemd. Indien voor de kelderlaag<br />
eveneens een factor 0,87 wordt aangehouden, bedraagt de bvo-metrage voor gebouw B ongeveer<br />
11.087 m 2 .<br />
De Rijksgebouwendienst is ervan uitgegaan dat alle in de benchmark betrokken instellingen<br />
hun gegevens hebben aangeleverd exclusief de parkeergarage. Dit betekent dat de kengetallen<br />
die in de benchmark zijn berekend voor UWV en die zijn uitgedrukt in kosten per vierkante<br />
meter brutovloeroppervlak, met ruim 24% zullen stijgen (0,87 gedeeld door 0,70). Hetzelfde<br />
geldt voor <strong>het</strong> berekende kengetal voor de (begrote) kosten per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak voor <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B, zoals aangegeven in de UWV<strong>rapport</strong>ages.<br />
Het desbetreffende kengetal stijgt van 923 euro naar 1.149 euro. De kosten worden<br />
door de correctie namelijk verdeeld over een aanmerkelijk minder aantal vierkante meters. De<br />
consequenties zullen in de volgende paragrafen nader worden toegelicht.<br />
UWV en Rijksgebouwendienst hebben zich gebaseerd op de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat.<br />
Rijksgebouwendienst heeft alleen <strong>het</strong> meetcertificaat van UWV ontvangen maar <strong>niet</strong> de<br />
meet<strong>rapport</strong>en. Door de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat toe te passen op de benchmark ontstaat<br />
een fundamentele afwijking in de uitkomsten. Het meetcertificaat is op zich juist (en<br />
oorspronkelijk bedoeld voor de vaststelling van de huurprijs), doch de interpretatie van de<br />
gegevens zoals in de <strong>rapport</strong>ages is toegepast is, voor een goede vergelijkbaarheid in de<br />
benchmark, onjuist.<br />
Uit de met UWV-medewerkers gehouden interviews is gebleken dat UWV in november 2003<br />
op de hoogte was van <strong>het</strong> feit dat de parkeergarage in de bvo-metrage was betrokken en dat <strong>het</strong><br />
zich bewust was van de invloed daarvan op de uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages. De controller van<br />
UWV heeft dit ook ter sprake gebracht in een overleg tussen de accountantsdienst van UWV en<br />
Ernst & Young inzake de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van laatstgenoemde in november 2003.<br />
Ernst & Young heeft aangegeven dat deze informatie <strong>niet</strong> van invloed is geweest op hun<br />
<strong>rapport</strong>age aangezien de <strong>rapport</strong>en van deskundigen (meet<strong>rapport</strong>en en onderzoeks<strong>rapport</strong>en van<br />
de Rijksgebouwendienst) een dergelijke afwijking <strong>niet</strong> vermelden. Deze zienswijze heeft Ernst<br />
& Young ook expliciet in haar <strong>rapport</strong>age tot uitdrukking gebracht.<br />
Ernst & Young heeft zich overigens met name gericht op financiële informatie en voor wat<br />
betreft <strong>niet</strong>-financiële informatie gebruik gemaakt van <strong>rapport</strong>en van andere deskundigen, zoals<br />
de organisatie die <strong>het</strong> meetcertificaat heeft uitgegeven en de Rijksgebouwendienst die deze<br />
resultaten heeft bevestigd.
42 / 93<br />
UWV stelt dat: 27<br />
• <strong>het</strong> op verzoek van <strong>het</strong> Ministerie gegevens heeft geleverd op basis van een verhouding van<br />
85 procent tussen vvo en bvo, conform <strong>het</strong> voor de markt gebruikelijke gemiddelde.<br />
• naar aanleiding van de geleverde bvo-gegevens de Rijksgebouwendienst nadere vragen heeft<br />
gesteld om <strong>het</strong> percentage van 85 te kunnen onderbouwen. Hiertoe zijn door UWV de<br />
meetcertificaten van gebouw A en B verstrekt. Ook heeft de Rijksgebouwendienst een<br />
schouw verricht op <strong>het</strong> complex La Guardia. Op basis van de meetcertificaten en de schouw<br />
is de dienst tot de conclusie gekomen dat door de vormgeving van La Guardia een<br />
ongunstige indeling van ruimten ontstaat en dat er meer ruimte dan gebruikelijk verloren gaat<br />
aan stijgpunten (trappen, liften, schachten) en technische ruimten. Dit is voor de<br />
Rijksgebouwendienst aanleiding geweest UWV te vragen opnieuw gegevens te leveren in<br />
een verhouding vvo-bvo van 70 procent (overleg van 10 september 2003). UWV heeft aan<br />
dit verzoek voldaan. Vervolgens is in de benchmark gerekend met <strong>het</strong> percentage vvo-bvo<br />
van 70, zoals door de Rijksgebouwendienst is vastgesteld;<br />
• <strong>het</strong> gegevens heeft aangeleverd conform de opdracht en de schouw van de<br />
Rijksgebouwendienst. Meetcertificaten maken, zoals later bleek, melding van <strong>het</strong> aantal<br />
vierkante meters brutovloeroppervlak inclusief de parkeergarage. De gegevens die UWV aan<br />
de Rijksgebouwendienst heeft geleverd, zijn conform dit algemeen geldende uitgangspunt.<br />
UWV meent dat de weergegeven vergelijking met de benchmark van de Rijksgebouwendienst<br />
<strong>niet</strong> mogelijk is om de volgende redenen:<br />
• een correctie van de verhouding vvo-bvo betekent volgens UWV dat ook voor de andere<br />
partijen in de benchmark beoordeeld zal moeten worden of die de oppervlakte voor<br />
parkeerruimte hebben meegenomen;<br />
• wanneer de cijfers van UWV veranderen, verandert ook <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark;<br />
• in de benchmark worden de kosten van totale kantoren met elkaar vergeleken.<br />
UWV vraagt zich af of de eerdere conclusies van <strong>het</strong> Ministerie door een correctie van de<br />
verhouding brutovloeroppervlak / verhuurbaar vloeroppervlak substantieel zullen veranderen. De<br />
verwachting is dat UWV binnen de bandbreedte van de kwaliteit van de rijkshuisvesting blijft<br />
vallen. Daar komt bij dat <strong>het</strong> realisatiecijfer voor gebouw C inmiddels bekend is en ook de<br />
prognose voor gebouw D bekend is. Beide cijfers komen lager uit dan de cijfers die in de<br />
benchmark zijn gehanteerd.<br />
In de benchmark is bovendien uitgegaan van een smal inbouwpakket. De elementen die UWV<br />
heeft gerekend tot smal inbouwpakket, zoals bouwplaatskosten en casco-aanpassingen, zijn<br />
echter breder dan die welke in de benchmark worden gevraagd. Voor een goede vergelijking<br />
dient hiervoor gecorrigeerd te worden, aldus UWV.<br />
27 Zie bijlage 2 voor de letterlijke tekst van de wederhoorreactie van de Raad van Bestuur.
43 / 93<br />
De Rijksgebouwendienst heeft de volgende zienswijze hieromtrent.<br />
In eerste instantie is uitgegaan van de (standaard) vvo/bvo verhouding van 0,85. Na discussie in<br />
de projectgroep is vastgesteld dat uiteindelijk in bvo’s zou worden ge<strong>rapport</strong>eerd omdat dit in <strong>het</strong><br />
rijksdomein gebruikelijk was. Op een bepaald moment is door UWV aangegeven dat de<br />
feitelijke vvo/bvo verhouding <strong>niet</strong> 0,85 was, maar substantieel lager. Dit werd door UWV<br />
onderbouwd door ‘deelcertificaten’ voor de gebouwdelen A en B (vvo/bvo verhouding van<br />
respectievelijk 0,69 en 0,67). Omdat voor de bouwdelen C en D nog geen gegevens waren, maar<br />
wel de wetenschap dat zij qua structuur <strong>niet</strong> veel zou afwijken van gebouw A en B is besloten<br />
voor de verdere berekeningen uit te gaan van een percentage van 0,70.<br />
Rijksgebouwendienst geeft daarbij nadrukkelijk aan geen enkele reden te hebben gehad om aan<br />
de juistheid van de ingebrachte meetcertificaten te twijfelen. Het meet<strong>rapport</strong> is nooit gezien<br />
door de Rijksgebouwendienst.<br />
Voorts verklaart Rijksgebouwendienst dat in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> kosten / kwaliteitsonderzoek (deel<br />
uitmakend van de <strong>rapport</strong>age), een bezoek werd gebracht aan <strong>het</strong> complex La Guardia Plaza. Het<br />
beeld dat de dienst hieruit kreeg, was dat <strong>het</strong> gebouw qua indeelbaarheid <strong>niet</strong> optimaal was en<br />
enigszins ongunstig ‘oogde’. Dit heeft geleid tot de opmerking in de <strong>rapport</strong>age van september<br />
2003 dat naar alle waarschijnlijkheid meer dan normale ruimte verloren gaat aan stijgpunten. Dit<br />
moet volgens de dienst als verklaring achteraf worden gezien voor de als feit aangenomen factor<br />
van 0,7.<br />
5.2.3 Analyse<br />
Vastgesteld is dat de verhouding vvo/bvo in zowel <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst als in de beide UWV-<strong>rapport</strong>en, is gebaseerd op de oppervlakte van <strong>het</strong><br />
gehele pand B, inclusief de parkeergarage. De Rijksgebouwendienst is ervan uitgegaan dat de in<br />
de benchmark betrokken instellingen de bvo-metrage hebben aangeleverd exclusief de<br />
parkeergarage. Dit betekent dat de UWV-kengetallen die in de benchmark berekend zijn, en die<br />
zijn uitgedrukt in kosten per vierkante meter brutovloeroppervlak, met ruim 24% zullen stijgen.<br />
Het kengetal dat UWV in de <strong>rapport</strong>ages van september 2003 en oktober 2003 voor gebouw B<br />
berekent voor de (begrote) investering voor <strong>het</strong> inbouwpakket stijgt daardoor van 923 naar 1.149<br />
euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. 28<br />
Vastgesteld is dat UWV in november 2003 zich bewust was van <strong>het</strong> feit dat de parkeergarage<br />
in de bvo-metrage was meegenomen. Dit is ter sprake gebracht in <strong>het</strong> overleg met Ernst &<br />
Young voor de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> in november 2003.<br />
Vastgesteld is verder dat hier in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ernst & Young geen melding van is gemaakt.<br />
UWV heeft hierop <strong>niet</strong> gereageerd door bijvoorbeeld <strong>het</strong> Ministerie of de Rijksgebouwendienst<br />
hierover te informeren.<br />
28 Zie voor een nadere uitwerking paragraaf 5.4.2.3.
44 / 93<br />
Op grond van de reacties van UWV en Rijksgebouwendienst, kan worden vastgesteld dat <strong>het</strong><br />
onduidelijk is op wiens aanwijzing gekozen is voor <strong>het</strong> percentage van 70% in de verhouding<br />
vvo-bvo. Vast blijft staan dat deze onvolkomenheid heeft geleid tot onjuiste informatie.
45 / 93<br />
5.3 Huurkosten<br />
5.3.1 Normen<br />
Blijkens <strong>het</strong> huurrecht zijn de belangrijkste verplichtingen van de verhuurder:<br />
• <strong>het</strong> gehuurde ter beschikking stellen (artikel 7:203 BW);<br />
• de goede staat van <strong>het</strong> gehuurde handhaven (artikelen 7:204 tot en met 7:210 BW).<br />
De belangrijkste verplichtingen van de huurder zijn:<br />
• een tegenprestatie voldoen (artikel 7:212 BW);<br />
• <strong>het</strong> gehuurde als goed huurder overeenkomstig de bestemming gebruiken (artikel 7:213 en<br />
214 BW);<br />
• dringende werkzaamheden en renovatie gedogen (artikel 7:220 BW);<br />
• <strong>het</strong> gehuurde in oorspronkelijke en goede staat opleveren (artikel 7:218 BW).<br />
De rechten en verplichtingen van de huurder en verhuurder zijn nader beschreven in de<br />
huurovereenkomst. Voor gebouw B is de huurovereenkomst op 17 juni 2002 namens de huurder<br />
UWV getekend door de voorzitter van de Raad van Bestuur en de directeur Facilitair & Inkoop.<br />
Gebleken is dat UWV aanvankelijk verzuimd heeft <strong>het</strong> huurcontract ter goedkeuring aan <strong>het</strong><br />
Ministerie voor te leggen. De overeenkomst is volgens UWV op 9 december 2002 aan <strong>het</strong><br />
Ministerie aangeboden en op 8 januari 2003 door <strong>het</strong> Ministerie goedgekeurd.<br />
In de ‘algemene bepalingen’ (volgens <strong>het</strong> ROZ-model) die als bijlage bij de<br />
huurovereenkomst is gevoegd, is onder punt 5.1 ‘Einde huurovereenkomst of gebruik’ <strong>het</strong><br />
volgende opgenomen:<br />
‘Behoudens eventuele wettelijke rechten is huurder verplicht bij <strong>het</strong> einde van de<br />
huurovereenkomst, of bij <strong>het</strong> beëindigen van <strong>het</strong> gebruik, <strong>het</strong> gehuurde ten genoegen van<br />
verhuurder in oorspronkelijke staat, vastgelegd in bij de aanvang opgemaakte en gewaarmerkte<br />
omschrijving (…) aan verhuurder te overhandigen. Huurder is verplicht alle zaken die door hem<br />
in, of aan <strong>het</strong> gehuurde zijn aangebracht (…) op eigen kosten te verwijderen.’<br />
De belangrijke beslissingen die in <strong>het</strong> project zijn genomen, zijn vastgelegd in zogenaamde<br />
‘beslisdocumenten’. In de ‘beslisdocumenten’ 16 en 17 die betrekking hebben op respectievelijk<br />
‘aanpassingen elfde en twaalfde verdieping gebouw 2’ en ‘de aanpassingen aan de entree /<br />
begane grond gebouw 2’, is vermeld: 29<br />
‘De eigenaar van <strong>het</strong> gebouw (SPF-beheer) gaat met deze verbouwing in beginsel akkoord,<br />
onder voorwaarden van een terugbouwverplichting die wordt vastgelegd in een separate<br />
overeenkomst als onderdeel van de huurovereenkomst voor gebouw 2.’<br />
29 Beide beslisdocumenten zijn van 18 september 2002 en zijn voorgelegd aan de stuurgroep Huisvesting.
46 / 93<br />
5.3.2 Bevindingen<br />
5.3.2.1 Huur<br />
Bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst van september 2003 is de UWV<strong>rapport</strong>age<br />
van september 2003 (versie 3.3) als bijlage bijgevoegd. Deze laatste bevat<br />
samengevat de volgende gegevens voor de gebouwen A, B, C en D.<br />
A B C D Totaal<br />
Gegevens object(en)<br />
kantoor (vvo in m 2 ) 13.350 9.497 11.539 27.541 61.927<br />
archief (vvo in m 2 ) 35 167 192 30 424<br />
parkeerplaatsen kelder 105 78 78 225 486<br />
parkeerplaatsen dek 10 10 10 10 40<br />
Huurprijzen<br />
huurprijs kantoor (€/vvo)<br />
170<br />
170<br />
170<br />
170<br />
jaarhuur (excl. BTW)<br />
2.269.500 1.614.490 1.961.630 4.681.970<br />
huurprijs archief (€/vvo)<br />
91<br />
93<br />
93<br />
93<br />
jaarhuur (excl. BTW)<br />
3.185 15.531 17.856 2.790<br />
parkeerplaatsen kelder (€/pp)<br />
976<br />
975<br />
975<br />
975<br />
jaarhuur (excl. BTW)<br />
102.480 76.050 76.050 219.375<br />
parkeerplaatsen dek<br />
567<br />
550<br />
550<br />
550<br />
jaarhuur (excl. BTW)<br />
5.670<br />
5.500<br />
5.500 5.500<br />
jaarhuur totaal (excl. BTW) 2.383.060 1.711.488 2.060.940 4.909.620 11.065.108<br />
Het huurcontract kent naast de bepalingen omtrent de overeengekomen huur ook andere<br />
bepalingen. De belangrijkste overige voorwaarden zijn hieronder weergegeven.<br />
Overige voorwaarden A B C D Totaal<br />
ingangsdatum 1 juli ’02 1 juli ’02 1 okt. ’03 1 dec. ’04<br />
‘stelpost inbouwpakket’<br />
(incl. BTW)<br />
539.998 1.536.995 1.867.472 4.457.235 8.401.700<br />
servicekosten (belast) in € 11 11 11 11<br />
duur (huurtermijn) 10 jaar 10 jaar 10 jaar 10 jaar<br />
verlenging (optie) 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar 2 x 5 jaar<br />
huurvrije periode - 2,5 maand 2,5 maand 2,5 maand<br />
BTW-compensatie 5.723.135 4.381.714 5.277.991 12.586.959 27.969.799<br />
In <strong>het</strong> huurcontract zijn G&S Vastgoed en UWV overeengekomen dat G&S Vastgoed als<br />
verhuurder een vergoeding geeft aan UWV voor de investering in <strong>het</strong> inbouwpakket. De<br />
vergoeding wordt ook wel aangeduid met ‘stelpost inbouwpakket’.
47 / 93<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst is de huur voor La Guardia Plaza<br />
berekend per vierkante meter brutovloeroppervlak, inclusief BTW-compensatie. 30 De huur voor<br />
UWV bedraagt 158 euro. De gemiddelde huur uit de benchmark bedraagt 169 euro.<br />
Geconcludeerd wordt dat de UWV-huur onder <strong>het</strong> gemiddelde ligt. Deze berekening is echter<br />
gebaseerd op een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. Een<br />
gecorrigeerde benadering, waarin de parkeergarage buiten beschouwing wordt gelaten, is<br />
hieronder weergegeven:<br />
Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />
25/09/’03 berekening<br />
Huur per m 2 vvo in euro (excl. BTW) 170 170<br />
Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />
Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />
Bruto vloeroppervlak 13.806 11.087<br />
Kengetal: huur per m 2 bvo in euro incl. BTW-compensatie31 158 196<br />
In de voorgaande tabel zijn de metrages van gebouw B gebruikt. Verondersteld kan worden dat<br />
dit ook voor <strong>het</strong> gehele complex geldt.<br />
Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komt de huurprijs voor <strong>het</strong> gehele<br />
complex uit op 196 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. Dit is circa 16 % boven <strong>het</strong><br />
gemiddelde uit de benchmark (169 euro).<br />
5.3.2.2 Terugbouwverplichting<br />
In gebouw B zijn ingrijpende wijzigingen aan <strong>het</strong> casco aangebracht op de begane grond, de<br />
eerste, de elfde en de twaalfde verdieping. Het betreft aanpassingen aan de elektrotechnische en<br />
werktuigbouwkundige installaties en aan de bouwkundige vloervelden. Door deze wijzigingen is<br />
<strong>het</strong> verhuurbaar vloeroppervlak afgenomen.<br />
Uit de bijwerkopdrachten van G&S Vastgoed valt af te leiden dat de uitsparing voor de trap<br />
tussen de twee bovenste verdiepingen circa 25 vierkante meter bedraagt. Het verhuurbaar<br />
vloeroppervlak is hierdoor afgenomen met circa 50 vierkante meter (25 op beide verdiepingen).<br />
De gecreëerde vide tussen de begane grond en de eerste verdieping meet circa 115 vierkante<br />
meter. Deze aanpassingen aan <strong>het</strong> casco hebben derhalve geleid tot een afname van <strong>het</strong><br />
verhuurbaar vloeroppervlak van circa 165 vierkante meter (1,7 %).<br />
In de huurovereenkomst is bepaald dat <strong>het</strong> gehuurde bij beëindiging van <strong>het</strong> huurcontract in<br />
oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht.<br />
30 Met de ‘BTW-compensatie’ wordt gedoeld op de compensatie aan de verhuurder voor <strong>het</strong> feit dat de huurder in<br />
casu <strong>niet</strong> BTW-plichtig is, zie hierna.<br />
31 De BTW-compensatie is in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst verdisconteerd in de<br />
huurprijs op basis van een annuïteit met een looptijd van tien jaar en een rentepercentage van 6%.
48 / 93<br />
De terugbouwkosten zal UWV aan <strong>het</strong> einde van de huurovereenkomst dienen te betalen.<br />
Zoals <strong>het</strong> er thans naar uitziet, is dat over tien jaar (duur huurovereenkomst), waarbij de<br />
terugbouwkosten bij verlenging van de huurovereenkomst doorschuiven. De terugbouwkosten<br />
zullen weliswaar aan <strong>het</strong> eind van de huurovereenkomst betaald moeten worden, maar UWV<br />
moet op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in de jaarrekening nu al rekening<br />
houden met de geschatte kosten van juridisch afdwingbare sloop (herstellen in oorspronkelijke<br />
staat), waarbij de Richtlijnen voorschrijven dat: 32<br />
1. de (geschatte) verplichting bij eerste activering van de kosten wordt opgenomen in de<br />
jaarrekening (al dan <strong>niet</strong> tegen contante waarde), dan wel<br />
2. de voorziening wordt opgebouwd tijdens de gebruiksduur van <strong>het</strong> actief.<br />
Dit betekent dat:<br />
• bij toepassing van 1, op de desbetreffende kosten moet worden afgeschreven ten laste van <strong>het</strong><br />
resultaat;<br />
• bij toepassing van 2, gedurende de periode tot de terugbouw, jaarlijks een toevoeging aan de<br />
verplichting ten laste van <strong>het</strong> resultaat moet worden verantwoord.<br />
Hierbij zij opgemerkt dat bij de eerste variant de totale verplichting direct uit de balans blijkt.<br />
Ten aanzien van de ‘hardheid’ van de verplichting past de volgende kanttekening. In de<br />
beslisdocumenten 16 en 17 wordt gemeld dat de eigenaar akkoord gaat met de verbouwing, mits<br />
de terugbouwverplichting in een overeenkomst als onderdeel van de huurovereenkomst wordt<br />
vastgelegd. Tot op heden is met de eigenaar geen terugbouwverplichting gesloten. Wel is<br />
hiervoor een concept opgesteld, gedateerd 25 september 2003. In <strong>het</strong> concept wordt onder meer<br />
een terugbouwverplichting naar <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek opgelegd ten aanzien van:<br />
• de trapsparing en trap van de elfde en twaalfde verdieping;<br />
• de verwijderde vloer op de eerste verdieping;<br />
• de bedrijfskeuken op de tweede verdieping en<br />
• de inrichting van de hal op de begane grond.<br />
Investeringen die de huurder doet, kunnen voor de verhuurder echter ook gunstig uitpakken.<br />
Het betreft dan maatregelen die leiden tot waardevermeerdering van <strong>het</strong> object en die de<br />
verhuurbaarheid van <strong>het</strong> object vergroten. In een dergelijk geval kunnen verhuurder en huurder<br />
32 Op grond van art 49 lid 3 van de wet SUWI.<br />
De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, <strong>het</strong> Uitvoeringsinstituut<br />
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank leggen in hun jaarrekening rekening en<br />
verantwoording af over <strong>het</strong> financieel beheer en, voorzover <strong>het</strong> de genoemde bestuursorganen betreft, in elk<br />
geval over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van de verzekeringen en wetten in <strong>het</strong><br />
verstreken boekjaar. De jaarrekening wordt zoveel mogelijk ingericht met overeenkomstige toepassing van titel<br />
9 van Boek 2 van <strong>het</strong> Burgerlijk Wetboek.
49 / 93<br />
overeenkomen dat de terugbouwverplichting komt te vervallen of dat de verhuurder een<br />
vergoeding betaalt aan de huurder. Voor de aanpassingen aan gebouw B zijn hierover geen<br />
afspraken gemaakt. Zou dat wel <strong>het</strong> geval zijn geweest, dan dient daarmee rekening te worden<br />
gehouden bij de bepaling van de voorziening, dan wel de toelichting zoals hiervoor is<br />
weergegeven. De voorziening levert immers een verwachte uitgaande geldstroom op tegen <strong>het</strong><br />
einde van <strong>het</strong> huurcontract. 33<br />
5.3.2.3 Makelaarskosten<br />
Onderhandelingstraject<br />
Het onderhandelingtraject voor de aanhuur van La Guardia Plaza besloeg de periode begin<br />
januari 2002 tot en met begin mei 2002. Bij deze onderhandelingen heeft UWV vanaf medio<br />
maart 2002 <strong>het</strong> makelaarskantoor Jones Lang LaSalle ingeschakeld. Voorafgaand aan deze<br />
onderhandelingen heeft <strong>het</strong> instituut zelf gedurende circa vier maanden de gebruikelijke<br />
voorbereidingswerkzaamheden verricht. Namens UWV zijn de onderhandelingen gevoerd door<br />
de directeur Facilitair & Inkoop.<br />
In 2002 heeft G&S Vastgoed op 24 januari en 15, 17 en 23 april voorstellen gedaan (via haar<br />
makelaar Van Gool & Partners), dan wel heeft UWV een bieding gedaan. Op 24 april 2002 is<br />
G&S Vastgoed met een herzien voorstel gekomen op basis waarvan de partijen op 26 april 2002<br />
tot overeenstemming kwamen voor La Guardia B, C en D. Deze overeenstemming blijkt uit een<br />
verslag van een bespreking op 26 april 2002, waarbij UWV 34 , Jones Lang LaSalle, G&S<br />
Vastgoed en Van Gool & Partners aanwezig waren. Deze laatste heeft <strong>het</strong> verslag opgesteld. De<br />
finale overeenstemming omvat de huurprijs, de bijdrage van de ontwikkelaar, de<br />
aanhuurcourtage van Jones Lang LaSalle, de huurvrije periode en de contante waarde. 35 De<br />
directeur Facilitair & Inkoop verklaart dat UWV dit besprekingsverslag <strong>niet</strong> heeft geaccordeerd<br />
en voor UWV geen enkele status heeft.<br />
Op 3 mei 2002 is een ‘intentie-overeenkomst’ getekend waarin de uitgangspunten voor de<br />
verhuur zijn vastgelegd. Deze overeenkomst is getekend door de directeur Facilitair & Inkoop,<br />
onder nadrukkelijk voorbehoud van toestemming van de Raad van Bestuur. Volgens de directeur<br />
Facilitair & Inkoop heeft hij op 6 mei 2002 <strong>het</strong> bereikte onderhandelingsresultaat besproken met<br />
de voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV in aanwezigheid van een externe adviseur van<br />
de Raad van Bestuur. Volgens de directeur Facilitair & Inkoop is <strong>het</strong> bereikte<br />
33 Voor wat betreft de omvang van deze verplichting kan worden opgemerkt dat deze volgens de<br />
projectontwikkelaar in de praktijk wel wordt bepaald door de oorspronkelijk gemaakte kosten met een geschatte<br />
stijging voor inflatie en de algemene trend voor dergelijke kosten te verhogen. Dit impliceert een 1:1-verhouding<br />
van de kosten van realisatie en herstel. De meer exacte hoogte van de kosten dient te worden bepaald door een<br />
calculatie te maken van de feitelijke sloop- en herstelkosten (situatie-afhankelijk).<br />
34 De directeur Facilitair & Inkoop.<br />
35 De contante waarde per vierkante meter van de verhuurverplichting over de gehele looptijd van <strong>het</strong> contract;<br />
waarbij rekening wordt gehouden met de huurvrije periode en de investeringsbijdrage.
50 / 93<br />
onderhandelingsresultaat door de voorzitter akkoord bevonden met uitzondering van de door<br />
Jones Lang LaSalle gevraagde vergoeding (aanhuurcourtage).<br />
Op 17 juni 2002 zijn drie aparte huurcontracten getekend, voor respectievelijk La Guardia Plaza<br />
B, C en D.<br />
Vergoeding makelaar<br />
Uit <strong>het</strong> verslag van de bespreking van 26 april 2002 blijkt dat is afgesproken dat makelaar Jones<br />
Lang LaSalle een ‘aanhuurcourtage’ van 10% van de aanvangshuurprijs zal ontvangen welke<br />
door G&S Vastgoed zou worden betaald. 36<br />
Aangezien UWV <strong>niet</strong> akkoord gaat met de hoogte van deze courtage, geeft de directeur Facilitair<br />
& Inkoop opdracht aan de (voormalig) manager Inkoop Vastgoed opnieuw te gaan<br />
onderhandelen over de hoogte van de courtage. Volgens UWV zou de courtage aldus zijn<br />
teruggebracht tot 220.000 euro (exclusief BTW).<br />
Uit de UWV-administratie blijkt dat <strong>het</strong> instituut op 15 juli 2002 een factuur ontvangt van Jones<br />
Lang LaSalle voor een bedrag van 220.000 euro exclusief BTW (261.800 euro inclusief BTW).<br />
Op de factuur van Jones Lang LaSalle staat vermeld:<br />
‘Courtagenota naar aanleiding van de werkzaamheden ten behoeve van de aanhuur van<br />
nieuwbouwontwikkeling La Guardia Plaza te Amsterdam Sloterdijk’.<br />
Op 7 oktober 2002, derhalve drie maanden na de verzending van de factuur, stuurt deze<br />
makelaar een opdrachtbevestiging voor de werkzaamheden inzake de aanhuur van La Guardia<br />
Plaza voor dit bedrag aan UWV met <strong>het</strong> verzoek deze opdrachtverstrekking te laten<br />
ondertekenen door de directeur Facilitair & Inkoop, <strong>het</strong>geen deze ook doet. Op 9 januari 2003<br />
wordt de factuur ter betaling aangeboden aan de (interne) projectleider, die de factuur met een<br />
begeleidende brief en de getekende opdrachtbevestiging doorstuurt naar de directeur Facilitair &<br />
Inkoop. De projectleider verzoekt de directeur Facilitair & Inkoop in de brief de factuur voor<br />
akkoord te ondertekenen. Daarna heeft UWV de factuur betaald. 37<br />
Uit een onderzoek van de administratie van G&S Vastgoed blijkt dat Jones Lang LaSalle op<br />
30 september 2002 aan G&S Vastgoed een bedrag in rekening brengt van 867.654,80 euro<br />
exclusief BTW (1.032.509 euro inclusief BTW). Op de factuur van Jones Lang LaSalle staat:<br />
‘Honorering inzake de verkoop van bovengenoemd kantorencomplex’.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat dit bedrag op 20 augustus 2002 als aanhuurcourtage in de<br />
grootboekadministratie van G&S Vastgoed is verantwoord. Uit navraag bij de directie van G&S<br />
Vastgoed is gebleken dat Jones Lang LaSalle eerst een factuur voor dit bedrag bij G&S Vastgoed<br />
in rekening heeft gebracht met de omschrijving ‘honorering inzake aanhuur’, doch dat deze<br />
36 Op basis van de gehuurde meters, de parkeerplaatsen en archiefruimten is de jaarhuur van ca. 8,69 miljoen euro<br />
exclusief BTW. De verschuldigde courtage zou daarmee 869.000 euro exclusief BTW bedragen.<br />
37 De courtagekosten zijn door UWV aan de gebouwen B, C en D toegerekend. In de tabel in 5.1.9 zijn de<br />
courtagekosten van gebouw B in kolom 6 opgenomen voor een bedrag van 54.000 euro.
51 / 93<br />
factuur later is gecrediteerd en is vervangen door de factuur met de omschrijving<br />
‘Honorering inzake de verkoop van bovengenoemd kantorencomplex’ .<br />
De behandelend makelaar van Jones Lang LaSalle heeft verklaard dat <strong>het</strong> crediteren op<br />
verzoek van G&S Vastgoed is geschied. Hij heeft verder verklaard dat <strong>het</strong> een aanvullende<br />
courtageafspraak betrof aangezien <strong>niet</strong> de volledige courtage van Jones Lang LaSalle in rekening<br />
kon worden gebracht. Normaliter bedraagt <strong>het</strong> NVM-tarief voor een transactie van deze omvang<br />
volgens Jones Lang LaSalle circa 1.250.000 euro exclusief BTW. Uiteindelijk is, aldus de<br />
makelaar van Jones Lang LaSalle, vastgesteld dat Jones Lang LaSalle recht heeft gehad op een<br />
aanvullende vergoeding van 220.000 euro exclusief BTW, die is vastgelegd in een overeenkomst<br />
van 7 oktober 2002.<br />
De makelaar van Jones Lang LaSalle verklaart verder dat de nota van 867.654,80 euro<br />
exclusief BTW gebaseerd is op 10% van de eerste volledige jaarhuur, te weten: 8.676.548 euro<br />
exclusief BTW. Deze beloning verantwoordt G&S Vastgoed derhalve als ‘te betalen post’. De<br />
reden om dit zo te verantwoorden zou volgens de makelaar mogelijk verband kunnen houden<br />
met de BTW. 38 In elk geval zou <strong>het</strong> volgens de makelaar wel zo zijn dat deze vergoeding<br />
uiteindelijk ten laste van UWV komt en gezien kan worden als een vergoeding voor <strong>het</strong> bereikte<br />
onderhandelingsresultaat. 39<br />
Zowel de destijds behandelend makelaar als de directeur Facilitair & Inkoop beweert dat de<br />
inschakeling van Jones Lang LaSalle, alsmede <strong>het</strong> in de bespreking van 26 april 2002 bereikte<br />
onderhandelingsresultaat tot stand is gekomen met instemming van de Raad van Bestuur. De<br />
voorzitter van de Raad van Bestuur verklaart desgevraagd dat hij met betrekking tot de<br />
inschakeling van Jones Lang LaSalle ‘geen specifieke kennis’ heeft.<br />
5.3.2.4 Metropolitan-gebouw<br />
In <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> van september 2003 (de bijlage bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst) is een vergelijking gemaakt tussen de huur van La Guardia Plaza en die<br />
van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan in Amsterdam. Dit laatstgenoemde gebouw werd door <strong>het</strong><br />
Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), een der rechtsvoorgangers van <strong>het</strong> UWV,<br />
gehuurd. In <strong>het</strong> algemeen overleg van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid van 12 november 2003 zijn de volgende vragen gesteld over de huur van <strong>het</strong><br />
gebouw Metropolitan:<br />
38 Hier wordt kennelijk gedoeld op <strong>het</strong> feit dat UWV geen vooraftrek BTW kent.<br />
39 De makelaar doelt hier kennelijk op <strong>het</strong> feit dat de 10% courtage reeds was afgesproken voordat<br />
overeenstemming was bereikt over alle voorwaarden van <strong>het</strong> huurcontract en dat de verhurende partij de te<br />
betalen courtage zou hebben verdisconteerd in de op dat moment nog uit te onderhandelen voorwaarden.
52 / 93<br />
1. is in de 241 euro kale huur per vierkante meter ook schoonmaak en receptie betrokken;<br />
hoe is de huurprijs opgebouwd? 40<br />
2. betaalde <strong>het</strong> Lisv deze huur ook?<br />
3. is UWV ook indirect eigenaar?<br />
Het gebouw Metropolitan in Amsterdam-Buitenveldert was de voormalige<br />
hoofdkantoorvestiging van <strong>het</strong> Lisv. Van rechtswege is <strong>het</strong> huurcontract van Lisv overgegaan op<br />
UWV. Vanaf de start van UWV in 2001 is de hoofddirectie in <strong>het</strong> gebouw Metropolitan<br />
gehuisvest geweest tot <strong>het</strong> moment dat La Guardia Plaza (gebouw B en C) gereed was om in<br />
oktober 2003 in gebruik te worden genomen.<br />
In de Rapportage huisvesting UWV van september 2003 zijn de huurkosten van La Guardia<br />
Plaza afgezet tegen de (voormalige) hoofdkantoorvestigingen Metropolitan en Bos en Lommer.<br />
De gegevens in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zijn als volgt weergegeven:<br />
verhuurbaar vloeroppervlak in m 2 huurprijs / m 2 vvo<br />
inclusief archief in euro<br />
Metropolitan 7.651 245<br />
Bos en Lommer 38.486 143<br />
Het verhuurbaar vloeroppervlak van Metropolitan bestaat uit 7.056 m 2 kantoorruimte en 595 m 2<br />
archiefruimte, totaal derhalve 7.651 m 2 verhuurbaar vloeroppervlak.<br />
De huurkosten van gebouw Metropolitan en La Guardia Plaza (voor gebouw B) zijn als volgt<br />
weer te geven:<br />
40 De huurprijs van 241 euro voor <strong>het</strong> gebouw Metropolitan staat in de brief van 3 juni 2003 van UWV aan de<br />
Minister. In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van september 2003 meldt UWV een huurprijs van 245 euro per vierkante meter<br />
verhuurbaar vloeroppervlak.
53 / 93<br />
Metropolitan La Guardia Plaza B<br />
jaarhuur 41<br />
prijspeil<br />
4 e kw 2001<br />
jaarhuur 42<br />
prijspeil<br />
4 e kw 2003<br />
/ m 2 vvo<br />
prijspeil<br />
4 e kw 2003<br />
jaarhuur 43<br />
prijspeil<br />
1 juli 2002<br />
/ m 2 vvo<br />
prijspeil<br />
1 juli 2002<br />
a. huur kantoor 1.242.363 1.817.934 258 1.614.490 170<br />
b. huur archief 39.150 55.745 94 15.448 92,50<br />
a+b subtotaal / gemiddeld 1.281.477 1.873.697 245 1.629.938 169<br />
c. huur parkeerplaats p-garage 141.001 76.050<br />
d. huur parkeerplaats dek 39.818 5.500<br />
c+d subtotaal 126.984 180.819 81.550<br />
e. BTW-compensatie 60.836 86.662 595.334<br />
a+b+c+d+e totaal / gemiddeld 1.469296 2.141.160 (280) 2.306.822 (239)<br />
f. service – stook <strong>niet</strong> bekend 245.220 107.696<br />
g. elektra <strong>niet</strong> bekend 34.144 exclusief<br />
f+g subtotaal <strong>niet</strong> bekend 279.364 107.696<br />
BTW over e+f <strong>niet</strong> bekend 53.079 20.462<br />
Deze tabel geeft aan hoe de huurkosten zijn opgebouwd voor <strong>het</strong> gebouw Metropolitan in <strong>het</strong><br />
vierde kwartaal van 2001 en in dezelfde periode van 2003. De huurprijs van 245 euro per<br />
vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak waarvan <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> spreekt, is de<br />
gemiddelde huurprijs voor de kantoor- en archiefruimten, exclusief parkeerplaatsen, BTWcompensatie,<br />
service-, stook- en elektrakosten.<br />
Een belangrijk verschil tussen La Guardia Plaza en Metropolitan is dat <strong>het</strong> laatstgenoemde<br />
gebouw circa dertig jaar oud is, terwijl La Guardia Plaza pas zeer recent is opgeleverd. In <strong>het</strong><br />
geval dat een gebouw ouder is dan tien jaar, is aan de verhuurder geen BTW-compensatie meer<br />
verschuldigd. 44<br />
Vanuit de tabel kan indicatief worden aangegeven wat de consequentie van de BTWcompensatie<br />
is. Zonder BTW-compensatie is <strong>het</strong> verschil in de huurprijs tussen beide locaties 76<br />
euro per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak (245 minus 169 euro). Met BTWcompensatie<br />
is <strong>het</strong> verschil circa 41 euro (280 minus 239 euro). Het verschil is nog kleiner<br />
wanneer rekening wordt gehouden met <strong>het</strong> geringer aantal parkeerplaatsen van gebouw B (88<br />
parkeerplaatsen op 9.664 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak) in verhouding tot gebouw<br />
Metropolitan (120 parkeerplaatsen op 7.651 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak).<br />
De service- en stookkosten en kosten voor elektriciteit zijn <strong>niet</strong> met elkaar te vergelijken. In<br />
<strong>het</strong> huurcontract van La Guardia Plaza is opgenomen dat UWV de elektrakosten rechtstreeks aan<br />
41 Bron: huurcontract d.d. 12 april 1999.<br />
42 Bron: brief d.d. 11 december 2001 van Boer Hartog Hooft Makelaardij inzake huurprijsherziening.<br />
43 Bron: huurcontract La Guardia Plaza B d.d. 17 juni 2002.<br />
44 Behoudens de BTW-compensatie over eventuele vernieuwings- en renovatiekosten en BTW over de<br />
servicekosten.
54 / 93<br />
de elektriciteitsmaatschappij zal betalen. De servicepakketten (onderhoud, schoonmaak en<br />
dergelijke) van Metropolitan en La Guardia Plaza zijn ook verschillend samengesteld.<br />
Voor de vraag of de huur die UWV betaalt, dezelfde is als die welke <strong>het</strong> Lisv heeft betaald, is<br />
<strong>het</strong> volgende van belang. Het huurcontract voor Metropolitan is op 1 januari 2002 aangepast<br />
vanwege een herziening van de markthuurprijs. Deze herziening is uitgevoerd door de dan<br />
geldende huurprijs te toetsen aan de markthuurprijs van <strong>het</strong> object. Bij deze <strong>niet</strong> ongebruikelijke<br />
huurprijsherziening, wordt de markthuurprijs afgezet tegen de huurwaarde van vergelijkbare<br />
huurobjecten.<br />
In <strong>het</strong> Algemeen Overleg is de vraag gesteld of UWV ‘indirect’ eigenaar is van Metropolitan.<br />
Deze vraag kan kort worden beantwoord: Metropolitan is een huurobject, waarvoor een<br />
huurcontract is opgesteld dat eindigt met ingang van 31 december 2006. UWV is derhalve<br />
huurder en geen (indirect) eigenaar. 45<br />
Ten aanzien van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan dient <strong>het</strong> volgende te worden opgemerkt. De brief<br />
van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten opzichte van <strong>het</strong><br />
gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit bedrag is berekend<br />
door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de ‘kale huurprijzen’ per vierkante meter verhuurbaar<br />
vloeroppervlak en dit te vermenigvuldigen met <strong>het</strong> verhuurbaar vloeroppervlak van <strong>het</strong> gebouw<br />
Metropolitan (241 euro minus 170 euro maal 7.651 vierkante meter). Voor de berekening van de<br />
werkelijke besparing (en voor een goede vergelijking) dient onder meer ook de verschuldigde<br />
BTW-compensatie – en die is voor La Guardia Plaza veel hoger dan voor gebouw Metropolitan<br />
– te worden meegenomen, evenals de service- en energiekosten. Ten slotte dient te worden<br />
opgemerkt dat Metropolitan per 1 januari 2004 is onderverhuurd voor een huurprijs (195 euro<br />
per vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak) die beduidend lager ligt dan de huur die UWV<br />
dient af te dragen. Dit verschil moet duidelijk in <strong>het</strong> licht worden bezien van de huidige<br />
kantorenmarktprijzen: er is een groot aanbod en geringe vraag naar kantoren, waardoor de<br />
huurprijzen sterk onder druk staan. Niettemin is er vanaf 15 september 2002 tot en met 1 januari<br />
2004 sprake geweest van dubbele huur; van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 komt<br />
<strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van UWV.<br />
5.3.3 Analyse<br />
Huurkosten<br />
Vastgesteld is dat de samenstellers van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst<br />
voor de benchmark in de berekeningen van de huurprijs per vierkante meter brutovloeroppervlak<br />
zijn uitgegaan van een factor 0,7 vvo/bvo, waarin de parkeergarage verdisconteerd is. Hierdoor<br />
wordt de huurprijs voor UWV verdeeld over een groter aantal vierkante meters, wat tot gevolg<br />
45 De verhuurder is de maatschap NCR of zoals in <strong>het</strong> huurcontract staat: ‘de maatschap ten doel hebbende <strong>het</strong> voor<br />
gemeenschappelijke rekening doen bouwen en exploiteren van een kantoorgebouw genaamd NCR-gebouw’
55 / 93<br />
heeft dat de huurprijs is berekend op 158 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak inclusief<br />
BTW-compensatie. De parkeergarage dient buiten beschouwing te worden gelaten, aangezien<br />
daarvoor apart huur wordt betaald. De huurprijs komt daarmee op 196 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak; dat is 16% boven <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark.<br />
Vastgesteld is dat de verbouwing van <strong>het</strong> casco heeft geleid tot een verlaging van <strong>het</strong><br />
verhuurbaar oppervlak met circa 165 vierkante meter (1,7%).<br />
Terugbouwverplichting<br />
Vastgesteld is dat in gebouw B ingrijpende aanpassingen aan <strong>het</strong> casco zijn aangebracht op de<br />
begane grond en op de eerste, elfde en twaalfde verdieping.<br />
Vastgesteld is dat de huurovereenkomst bepaalt dat <strong>het</strong> gehuurde bij beëindiging van <strong>het</strong><br />
huurcontract in de oorspronkelijke staat dient te worden opgeleverd. Voor de aanpassingen zou<br />
een terugbouwovereenkomst worden opgesteld tussen huurder en verhuurder. Er is een conceptterugbouwverplichting<br />
aangetroffen. Afspraken over eventuele kwijting van de<br />
terugbouwverplichting of een compensatie door de verhuurder voor een eventuele<br />
waardevermeerdering van <strong>het</strong> pand door de investeringen van UWV zijn achterwege gebleven.<br />
Thans bestaat voor UWV de verplichting (op grond van de wet en de overeenkomst) tot herstel<br />
van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat, wat aanzienlijke kosten met zich zal kunnen<br />
brengen. In de projectadministratie is op generlei wijze rekening gehouden met de (geschatte)<br />
kosten van sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat.<br />
Vastgesteld is dat de kosten van de sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de<br />
oorspronkelijke staat wegens <strong>het</strong> juridisch afdwingbare karakter ervan moeten worden<br />
opgenomen in de UWV-jaarrekening.<br />
UWV deelt dit standpunt <strong>niet</strong> en beroept zich op de volgende bepaling uit de richtlijnen voor<br />
de jaarverslaggeving: 46<br />
‘Slechts die verplichtingen die voortvloeien uit de gebeurtenissen uit <strong>het</strong> verleden en die blijven<br />
bestaan onafhankelijk van de toekomstige handeling van de rechtspersoon leiden tot <strong>het</strong> treffen<br />
van een voorziening. Indien de rechtspersoon toekomstige uitgaven kan voorkomen door een<br />
handeling in de toekomst heeft de rechtspersoon geen verplichting tot <strong>het</strong> doen van die uitgaven<br />
en wordt geen voorziening getroffen’.<br />
UWV stelt dat er zolang <strong>het</strong> dit gebouw blijft huren, geen sprake zal zijn van een verplichting<br />
tot <strong>het</strong> terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Evenmin is dit <strong>het</strong> geval wanneer met de<br />
46 Er wordt hierbij verwezen naar RJ 252 inzake Voorzieningen, alinea 109.
56 / 93<br />
verhuurder of met een eventuele nieuwe huurder kan worden overeengekomen dat <strong>het</strong> gehuurde<br />
in de bestaande staat kan worden opgeleverd.<br />
In de wederhooreactie van UWV, zie bijlage 2 pagina 5/6, wordt aldus gesteld dat <strong>het</strong> vormen<br />
van een voorziening volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving juist <strong>niet</strong> zou zijn<br />
toegestaan, omdat <strong>het</strong> hier gaat om een verplichting die door UWV mogelijk kan worden<br />
voorkomen. De Accountantsdienst van <strong>het</strong> Ministerie onderschrijft die visie.<br />
UWV heeft over dit onderwerp een intern memo van de afdeling FEZ/concerncontrol<br />
verstrekt (gedateerd 19 januari 2004) met als bijlage een memo van KPMG, gedateerd 12 januari<br />
2004. Dit accountantskantoor heeft op verzoek van UWV een advies uitgebracht, dat overigens<br />
een concept-status heeft. Daarin staat dat de bepaling waarop UWV zich beroept alleen geldt<br />
voor eenzijdige handelingen, ‘waarvoor <strong>niet</strong> de instemming en/of medewerking van een derde is<br />
vereist’.<br />
KPMG stelt voorts: ‘Het mogelijk ‘wegonderhandelen’ van de herstelkosten in de toekomst is<br />
iets waarvoor te zijner tijd de medewerking van de huurder noodzakelijk is, een gebeurtenis na<br />
balansdatum dus, en tot die tijd blijft gewoon sprake van een contractuele verplichting voor de<br />
huurder (en dus de noodzaak tot <strong>het</strong> vormen van een voorziening).’<br />
Het intern memo van UWV sluit in eerste instantie aan bij <strong>het</strong> KPMG-advies met de tekst:<br />
‘Met KPMG neigen wij er nu naar te concluderen dat UWV op grond van RJ 252.217 inderdaad<br />
een voorziening herstelkosten zou moeten vormen ingaande de jaarrekening 2003’.<br />
De conclusie in <strong>het</strong>zelfde stuk is echter onbegrijpelijk en volstrekt <strong>niet</strong> in lijn met de eerdere<br />
tekst in <strong>het</strong> memo en <strong>het</strong> KPMG-advies. De conclusie van UWV is namelijk:<br />
‘Wij concluderen dan ook dat noch in de jaarrekening 2002, noch in de jaarrekening 2003<br />
binnen de relevante verslagleggingsregels argumenten te vinden zijn die vorming van een<br />
voorziening verbouwingskosten HK [red.: Hoofdkantoor] zelfs maar toestaan. Laat staan<br />
vereisen.’<br />
De reactie van UWV leidt <strong>niet</strong> tot een wijziging van de eerdere vaststelling dat UWV<br />
gehouden is een voorziening op te nemen in de jaarrekening voor de terugbouwverplichting.<br />
UWV kan immers <strong>niet</strong> zelfstandig, dus door een eigen handeling en zonder medewerking van<br />
een derde (i.c. de verhuurder), deze uitgaaf voorkomen. Dit standpunt wordt gestaafd door <strong>het</strong><br />
KPMG-advies.<br />
Makelaarskosten<br />
Omtrent de reden(en) van de betalingen voor courtage aan makelaar Jones Lang LaSalle is geen<br />
eenduidig beeld ontstaan. Op grond van de overeenkomst van 26 april 2002 lijkt UWV de<br />
aanhuurcourtage van 220.000 euro exclusief BTW <strong>niet</strong> verschuldigd te zijn. G&S Vastgoed zou<br />
<strong>het</strong> makelaarsloon immers betalen, wat ook is gebeurd conform de afspraak van 26 april 2002,<br />
echter voor een bedrag van 876.654 euro exclusief BTW.<br />
De status van dit document is echter <strong>niet</strong> duidelijk geworden. Gegeven de uiteenlopende<br />
verklaringen van betrokkenen kan geen eenduidige conclusie worden gesteld ten aanzien van de<br />
aan Jones Lang LaSalle betaalde vergoeding.
57 / 93<br />
Metropolitan<br />
Vastgesteld is dat <strong>het</strong> huurcontract voor Metropolitan van rechtswege van <strong>het</strong> Lisv op UWV is<br />
overgegaan. Op 1 januari 2002 is <strong>het</strong> huurcontract aangepast vanwege een herziening van de<br />
markthuurprijs. De markthuurprijsherziening heeft geleid tot een forse stijging van de huurprijs.<br />
Metropolitan is een huurobject waarvoor een huurcontract is opgesteld dat eindigt met ingang<br />
van 31 december 2006. UWV is derhalve huurder en geen (indirect) eigenaar.<br />
De brief van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten<br />
opzichte van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit<br />
bedrag is berekend door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de ‘kale huurprijzen’. In deze berekening<br />
zijn <strong>niet</strong> de verschuldigde BTW-compensatie (die voor La Guardia Plaza veel hoger is dan voor<br />
gebouw Metropolitan), de service- en energiekosten meegenomen. Daarnaast is er vanaf 15<br />
september 2002 sprake geweest van dubbele huur; van 1 januari 2004 tot en met 31 december<br />
2006 komt <strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van UWV.
58 / 93<br />
5.4 Kosten inbouwpakket en toerekening kosten bestuurs- en vergadercentrum<br />
5.4.1 Normen<br />
In de eerste berichtgeving aan de Tweede Kamer, te weten de brief van 3 juni 2003 van UWV<br />
aan <strong>het</strong> Ministerie, staat op bladzijde 2 dat de investeringen om gebouw B aan te passen aan de<br />
bestemming van een bestuurs- en vergadercentrum, 1.216.462 euro bedroegen voor de hal en <strong>het</strong><br />
vergadercentrum en voor <strong>het</strong> bestuurscentrum 414.000 euro (samen 1.630.462 euro exclusief<br />
BTW, ofwel 1,9 miljoen euro inclusief BTW).<br />
De brief noemt geen totalen voor de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket, maar wel:<br />
‘De inrichtingsprijs voor de gebouwen B, C, D en E op La Guardia bedraagt € 918 euro per m2<br />
(brutovloeroppervlak)’.<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van 25 september 2003 van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst wordt op<br />
bladzijde 15 (van de als bijlage daarbij gevoegde UWV-<strong>rapport</strong>age) vermeld dat de totale<br />
inrichtingskosten voor gebouw B 12,5 miljoen euro bedragen:<br />
‘Van dit bedrag is € 1,9 miljoen toe te schrijven aan de aanpassingen, gericht op de functie van<br />
bestuurs- en vergadercentrum. De overige € 10,5 miljoen bestaat uit de ‘normale’<br />
inrichtingskosten die bij een andere bestemming dan bestuurscentrum ook hadden moeten<br />
worden gemaakt’.<br />
De UWV-<strong>rapport</strong>age van 30 oktober 2003 inzake nader onderzoek (Uitwerking<br />
huisvestingskosten gebouw B) vermeldt op bladzijde 6 dat de (begrote) totale kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket 12,7 miljoen euro bedragen.<br />
Over de eerdere opgave van 1,9 miljoen euro voor de kosten van de aanpassingen aan de<br />
begane grond en aan de eerste, elfde en twaalfde verdieping vermeldt <strong>het</strong> <strong>rapport</strong>:<br />
‘UWV heeft ervoor gekozen de aannemer een specificatie te laten verstrekken van <strong>het</strong> meerwerk<br />
(…) De opgave van de aannemer omvatte 10 punten waarin aanpassingen hebben<br />
plaats<strong>gevonden</strong> ten opzichte van <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek’.<br />
Verder is in de UWV-<strong>rapport</strong>age van 30 oktober 2003 onder 3.4 aangeven:<br />
‘Naar aanleiding van zijn verzoek om nadere informatie te verstrekken over de huisvestings- en<br />
inrichtingskosten van gebouw B heeft de Minister, om maximale duidelijkheid te verschaffen,<br />
onafhankelijk deskundigen gevraagd nader onderzoek te doen naar de specifieke<br />
aanpassingskosten in casco en wijzigingen van <strong>het</strong> inbouwpakket. Dit onderzoek is kort geleden<br />
uitgevoerd met inachtneming van de actuele stand van zaken. De deskundigen zijn, in afwijking<br />
van de opgave van de aannemer, gekomen tot een aanvulling van de 10 puntenlijst met 7 punten<br />
tot een 17 puntenlijst (…) Met deze 17 punten is een bedrag gemoeid van € 2,4 miljoen.’<br />
Kortom, de totale kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket zijn ten opzichte van de eerdere <strong>rapport</strong>age in<br />
september 2003 van 12,5 miljoen euro bijgesteld naar 12.739.755 euro in de <strong>rapport</strong>age van<br />
oktober 2003 (zie paragraaf 5.1.9). Het eerdere bedrag van 1,9 miljoen euro is gecorrigeerd naar
59 / 93<br />
2,4 miljoen euro, conform de specificatie, zoals opgenomen in bijlage C van <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong><br />
van 30 oktober 2003.<br />
Het bedrag van 2,4 miljoen euro dat in <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> wordt genoemd, is opgebouwd uit<br />
zeventien elementen die puntsgewijs zijn opgesomd en betrekking hebben op de begane grond,<br />
de eerste, elfde en twaalfde verdieping van gebouw B, te weten:<br />
10-puntenlijst <strong>rapport</strong>age 25-09-03: aanvullingen tot 17-puntenlijst 30-10-03:<br />
• vergroten vide en plaatsen wandscherm receptie van<br />
begane grond<br />
• houten wand<br />
• trap tussen de elfde en twaalfde verdieping • gebogen leemstucwerk<br />
• extra brandwerende pui in verband met gewijzigde<br />
compartimentering<br />
• wandtegelwerk lifthallen<br />
• wijziging afwerking toiletgroepen • draaideur vergaderzaal<br />
• lamellen plafonds • hardglazen puien<br />
• wijziging restplafond en delen stucwerk • metalen plafonds en wanden<br />
• afwerking vloeren 11 e en 12 e verdieping • overige stucwerk<br />
• verlichting (<strong>niet</strong> losse inrichting)<br />
• wijziging elektrische installatie<br />
• wijzigingen in werktuigbouwkundige installaties<br />
De opgaven van de kosten van deze zeventien punten zijn ontleend aan de verstrekte opdrachten<br />
aan G&S Vastgoed. Zo is <strong>het</strong> aanbrengen van de trap naar de twaalfde verdieping (tweede punt<br />
op de lijst) ad 172.550 euro inclusief BTW, opgebouwd uit een viertal ‘bijwerkopgaven’ van<br />
G&S Vastgoed, te weten:<br />
• no. 45 uitsparingen in betonvloer;<br />
• no. 54 staalwerk extra trap;<br />
• no. 72 lichtwand en lichtplafond elfde en twaalfde verdieping;<br />
• no. 52 bouwkundige werkzaamheden elfde en twaalfde verdieping (deels).<br />
De Rijksgebouwendienst heeft in de benchmark van september 2003 de kostengegevens van<br />
UWV afgezet tegen de gemiddelde kosten van de betrokken instellingen uit de benchmark. De<br />
dienst noemt daarbij de volgende kengetallen:<br />
• kosten inbouwpakket ‘smal’ 47 La Guardia Plaza per vierkante meter brutovloeroppervlak;<br />
• kosten inbouwpakket totaal 48 La Guardia Plaza per vierkante meter bruto vloeroppervlak.<br />
47 Rijksgebouwendienst hanteert <strong>het</strong> begrip ‘smal’ inbouwpakket om de kosten tussen de in de benchmark<br />
betrokken instellingen vergelijkbaar te houden. Onder een ‘smal’ inbouwpakket worden onder meer de<br />
binnenwanden, vloerafwerking, plafonds en kabelgoten verstaan. Daarbuiten vallen echter de aanpassingen aan<br />
<strong>het</strong> casco, <strong>het</strong> terrein of veranderingen aan gebouwinstallaties.<br />
48 In de kosten inbouwpakket totaal zijn behalve de kosten inbouwpakket ‘smal’ ook de kosten begrepen voor<br />
aanpassingen aan <strong>het</strong> casco, <strong>het</strong> terrein of veranderingen aan gebouwinstallaties.
60 / 93<br />
UWV berekent ten slotte in de <strong>rapport</strong>age van september 2003 de totale kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak specifiek voor gebouw B.<br />
5.4.2 Bevindingen<br />
5.4.2.1 Inbouwpakket ‘smal’ La Guardia Plaza<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie en Rijksgebouwendienst van september 2003 zijn de kosten<br />
berekend voor een ‘smal’ inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak voor La<br />
Guardia Plaza totaal. De kosten voor <strong>het</strong> ‘inbouwpakket smal’ bedragen voor UWV 332 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak. De gemiddelde kosten uit de benchmark bedragen 273<br />
euro. De Rijksgebouwendienst noemt tevens <strong>het</strong> bedrag van 352 euro dat hoort bij de reguliere<br />
(referentie) kwaliteit voor Rijkshuisvesting. Geconcludeerd wordt dat de kosten voor<br />
inbouwpakket ‘smal’ van UWV boven <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark liggen, maar onder <strong>het</strong><br />
niveau voor de (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting. Deze berekening is echter gebaseerd op<br />
een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde<br />
berekening waarbij de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:<br />
Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />
25/09/’03 berekening<br />
• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />
Kengetal: kosten inbouwpakket ‘smal’ per m 2 bvo in euro inclusief<br />
BTW<br />
332 413<br />
Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket ‘smal’ (voor <strong>het</strong> totale complex) uit op 413 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak (was 332 euro). Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde uit de benchmark<br />
en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />
5.4.2.2 Inbouwpakket totaal La Guardia Plaza<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst zijn de kosten berekend voor <strong>het</strong><br />
totale inbouwpakket per vierkante meter brutovloeroppervlak voor La Guardia Plaza totaal. De<br />
kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket (exclusief verhuiskosten) bedragen voor UWV 635 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak. De Rijksgebouwendienst zet dit getal af tegen <strong>het</strong> bedrag<br />
van 697 euro dat hoort bij de reguliere (referentie) kwaliteit voor Rijkshuisvesting.<br />
Geconcludeerd wordt dat de kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket op basis van de berekening per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak (voor <strong>het</strong> gehele complex La Guardia Plaza) circa 9% lager<br />
uitkomen dan <strong>het</strong> kengetal voor de referentiekwaliteit. Deze berekening is echter gebaseerd op<br />
een vvo/bvo-verhouding van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde<br />
berekening waarbij de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:
61 / 93<br />
Gegevens Rapport Gecorrigeerde<br />
25/09/’03 berekening<br />
• Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />
• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />
• Brutovloeroppervlak 13.806 11.087<br />
Kengetal: inbouwpakket totaal La Guardia Plaza in euro per m 2 bvo<br />
inclusief BTW<br />
635 771<br />
Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor <strong>het</strong> totale<br />
inbouwpakket uit op 771 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak (was 635 euro). Dit is<br />
circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />
5.4.2.3 Inbouwpakket totaal gebouw B<br />
In <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> dat als bijlage is gevoegd bij <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst zijn de kosten berekend voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak voor de afzonderlijke gebouwen van La Guardia Plaza en derhalve ook voor<br />
gebouw B. De kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket bedragen voor gebouw B 923 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak. Deze berekening is echter gebaseerd op een vvo/bvoverhouding<br />
van 0,7, waarin de parkeergarage is opgenomen. De gecorrigeerde berekening<br />
waarin de parkeergarage buiten beschouwing is gelaten, is hierna weergegeven:<br />
Gegevens Rapport UWV Gecorrigeerde<br />
30/10/’03 berekening<br />
• Begrote kosten inbouwpakket (<strong>rapport</strong> 30-10-03) in euro 12.739.755 12.739.755<br />
• Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664<br />
• Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87<br />
• Brutovloeroppervlak 13.806 11.087<br />
Kengetal: kosten inbouwpakket totaal gebouw B in euro per m 2<br />
bvo inclusief BTW<br />
923 1.149<br />
Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de (begrote) kosten voor <strong>het</strong><br />
totale inbouwpakket voor gebouw B uit op 1.149 euro 49 per vierkante meter brutovloeroppervlak<br />
(was 923).<br />
De gemiddelde kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket voor de gebouwen A, C en D bedragen circa<br />
736 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak. 50 Daarbij zijn die voor A gebaseerd op<br />
gerealiseerde bedragen en die voor C en D gebaseerd op begrote bedragen. De begrote kosten<br />
49 In de begrote kosten is de bijdrage van G&S Vastgoed in de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket van UWV in<br />
mindering gebracht (de stelpost ad. 1.536.995).<br />
50 De gemiddelde kosten voor gebouw A, C en D zijn berekend door de kengetallen uit <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> UWV<br />
van september 2003 te corrigeren voor de factor vvo-bvo (van 0,7 naar 0,87).
62 / 93<br />
voor gebouw B liggen derhalve 56 % hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde van de overige gebouwen van<br />
La Guardia Plaza.<br />
5.4.2.4 Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum<br />
De opzet van de UWV-projectadministratie is <strong>niet</strong> zodanig dat kosten worden ‘geboekt’ op<br />
verdiepingen. De projectadministratie is namelijk ingericht naar werksoort (bijvoorbeeld<br />
bouwkundig werk, werktuigbouwkundige kosten of advieskosten).<br />
Doordat <strong>het</strong> ontwerpproces van de begane grond / eerste verdieping en de elfde en twaalfde<br />
verdieping (<strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum) separaat van de rest van <strong>het</strong> gebouw is verlopen,<br />
heeft G&S Vastgoed evenwel offertes (bijwerkopgaven) uitgebracht die grotendeels specifiek<br />
betrekking hebben op de desbetreffende verdiepingen.<br />
Een analyse van alle bijwerkopgaven van G&S Vastgoed wijst uit dat een groot deel van de<br />
kosten is toe te delen aan de werkzaamheden betreffende de begane grond / eerste verdieping en<br />
de elfde en twaalfde verdieping.<br />
Behalve directe bouwkosten, die direct zijn toe te delen aan onderdelen van de bouw, moeten<br />
voor een volledig beeld van alle kosten voor de betreffende verdiepingen ook de indirecte<br />
bouwkosten (bouwplaatskosten 51 ) en de voorbereidingskosten worden meegenomen. De totale<br />
bouwplaatskosten bedragen ongeveer 446.000 euro inclusief BTW, waarvan 170.000 euro dient<br />
te worden toegerekend aan de desbetreffende verdiepingen.<br />
Als onderdeel van de voorbereidingskosten moeten ook de architectkosten van bureau<br />
Skidmore, Owings & Merrill Inc. (SOM) worden toegerekend. Dat bureau werd speciaal<br />
ingehuurd voor <strong>het</strong> ontwerp van de desbetreffende verdiepingen. Later heeft Verweij Messnig &<br />
Partners (VMP) <strong>het</strong> ontwerp voor de desbetreffende verdiepingen van SOM overgenomen. De<br />
kosten van deze architecten bedragen respectievelijk 172.000 euro. 52 en 99.960 euro. 53<br />
In navolgende tabel is aangegeven wat de kosten zijn, wanneer de directe bouwkosten, de<br />
bouwplaatskosten en de architectenkosten worden toegerekend aan de desbetreffende<br />
verdiepingen.<br />
51 Bouwplaatskosten zijn kosten die gemaakt worden op de bouwplaats, die toewijsbaar zijn aan een project, maar<br />
die <strong>niet</strong> direct aan onderdelen van de bouw kunnen worden toegeschreven en daarom apart in een begroting<br />
worden vermeld, zoals: verblijfs- en wasruimten voor personeel (keten), opslag voor materialen en materieel,<br />
kosten voor bouwkranen, betonpompen, bouwwegen, transportmaterieel en dergelijke.<br />
Aangezien <strong>het</strong> om ‘indirecte bouwkosten’ gaat die <strong>niet</strong> direct toewijsbaar zijn aan onderdelen, is <strong>het</strong> <strong>niet</strong><br />
eenvoudig een goede toedeling te maken. Een mogelijke benadering is dit te doen door de kosten van de<br />
werkzaamheden betreffende de begane grond, de eerste, elfde en twaalfde verdieping naar rato van de totale<br />
opdracht aan G&S Vastgoed toe te rekenen.<br />
52 In de projectadministratie is <strong>het</strong> opdrachtbedrag van architect SOM exclusief BTW geboekt. De prestatie van de<br />
architect is belast met Nederlandse BTW aangezien de architectendiensten zien op onroerend goed dat in<br />
Nederland is gelegen (Artikel 6-2-a Wet OB). De heffing van deze Nederlandse BTW wordt echter verlegd naar<br />
UWV. De architect dient dus zonder BTW te factureren. UWV dient zelf de BTW op aangifte te voldoen.<br />
53 De architectkosten zijn naar rato van de bouwkosten aan de desbetreffende verdiepingen toebedeeld.
63 / 93<br />
Verdieping Kosten (in euro’s)<br />
inclusief BTW<br />
• Begane grond / 1 e verdieping (hal / entree) 792.000<br />
• 11 e en 12 e verdieping 2.758.000<br />
Totaal 3.550.000<br />
In bijlage 4 is een specificatie van de genoemde bedragen opgenomen. Deze geeft een<br />
gedetailleerd inzicht in de opbouw van deze bedragen.<br />
Een tweetal bijwerkposten van G&S Vastgoed heeft betrekking op meerdere verdiepingen, te<br />
weten:<br />
• nr. 100 inzake <strong>het</strong> leveren en aanbrengen van bedrijfskeukens ad. 386.000 euro inclusief<br />
BTW en<br />
• nr. 112 minderwerk keukeninstallaties ad. 163.000 euro.<br />
Vanuit de specificaties die bij de bijwerkpost zijn gevoegd, is respectievelijk een post van 60.900<br />
euro en een minderpost van 32.881 euro toegerekend aan de elfde en twaalfde verdieping.<br />
G&S Vastgoed heeft echter ook een aantal bijwerkopgaven opgesteld met bouwkosten die<br />
betrekking hebben op meerdere verdiepingen en waarvan op basis van de specificatie <strong>niet</strong> zonder<br />
meer kan worden vastgesteld aan welke verdieping de kosten in kwestie moeten worden<br />
toebedeeld.<br />
Het betreft een totaalbedrag van circa 286.000 euro inclusief BTW. Deze kosten hebben<br />
grotendeels betrekking op de keukeninstallatie en op <strong>het</strong> loodgieterswerk van de tweede<br />
verdieping (restaurant); een deel heeft echter ook betrekking op de keukenvoorziening op de<br />
elfde en twaalfde verdieping.<br />
Daarnaast zijn er nog architecten- en adviseurskosten voor circa 600.000 euro die <strong>niet</strong> nader zijn<br />
gespecificeerd per verdieping. Ook hiervan zal een deel – zij <strong>het</strong> beperkt, omdat de<br />
architectenkosten reeds zijn toebedeeld – betrekking hebben op de desbetreffende verdiepingen.<br />
Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling van de onderscheidene<br />
posten mogelijk is.<br />
UWV stelt dat <strong>het</strong> in de brief van 3 juni 2003 heeft ge<strong>rapport</strong>eerd over de kosten die gemoeid<br />
zijn met de aanpassingen van de entree en inrichting van <strong>het</strong> vergader- en bestuurscentrum. In de<br />
brief wordt een bedrag van 1,9 miljoen euro genoemd, evenals in de <strong>rapport</strong>age van <strong>het</strong><br />
Ministerie en de Rijksgebouwendienst waarin wordt gesteld dat de 1,9 miljoen euro ‘kan worden<br />
toegeschreven aan de inrichting van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum’. UWV geeft aan dat <strong>het</strong><br />
Ministerie als onderdeel van <strong>het</strong> nadere verzoek om informatie in oktober 2003 verzocht ‘inzicht<br />
te verschaffen in de inrichtingskosten voor de kamers van de Raad van Bestuur (brief SZW 15<br />
oktober 2003)’.
64 / 93<br />
UWV heeft hiertoe aangegeven vanzelfsprekend bereid te zijn alle kosten voor de elfde en<br />
twaalfde verdieping inzichtelijk te maken. Dit zou twee weken extra tijd vergen, omdat <strong>het</strong><br />
instituut alle facturen zou moeten doornemen. Vanwege de tijd besloot <strong>het</strong> Ministerie daarom<br />
inzicht te laten verschaffen op basis van een lijst van aanpassingen. Deze beslissing is genomen<br />
in <strong>het</strong> overleg van 16 oktober 2003 tussen <strong>het</strong> Ministerie, de Rijksgebouwendienst, <strong>het</strong><br />
adviesbureau Twynstra Gudde en UWV. In de <strong>rapport</strong>age wordt een bedrag van 2,4 miljoen euro<br />
inclusief BTW voor de aanpassingen genoemd. De reden voor de bijstelling van de eerder door<br />
UWV opgegeven 1,9 miljoen euro is gelegen in <strong>het</strong> feit dat Ministerie, Rijksgebouwendienst en<br />
Twynstra Gudde in afwijking van de opgave van de aannemer kwamen met een aanvulling van<br />
de tienpuntenlijst tot een lijst met zeventien punten. Deze lijst heeft betrekking op aanpassingen<br />
voor de begane grond en de eerste, elfde en twaalfde verdieping. Op basis van deze lijst worden<br />
de kosten anders toegedeeld binnen <strong>het</strong>zelfde totaalbedrag voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw<br />
B, aldus UWV in zijn reactie op de hiervoor weergegeven bevindingen.<br />
UWV merkt verder op dat <strong>het</strong> eerdergenoemde bedrag voor de inrichting van de begane grond<br />
en de eerste, elfde en twaalfde verdieping à 3,6 miljoen euro in tegenstelling tot <strong>het</strong> bedrag van<br />
2,4 miljoen euro dat UWV noemde, <strong>niet</strong> alleen betrekking heeft op de aanpassingen, maar op de<br />
totale kosten voor de inrichting van de begane grond en de genoemde verdiepingen.<br />
Een vergelijking met de eerder aangeleverde informatie is naar de mening van UWV dan ook<br />
<strong>niet</strong> mogelijk.<br />
Bovendien zijn in deze <strong>rapport</strong>age de kosten tot en met jaareinde 2003 meegenomen, terwijl<br />
de UWV-opgave gebaseerd is op de stand van zaken tot en met september 2003.<br />
UWV stelt, kortom, dat <strong>het</strong> informatie heeft verstrekt op basis van de uitgangspunten van <strong>het</strong><br />
Ministerie en de Rijksgebouwendienst, maar de boven gegeven cijferopstellingen zijn gebaseerd<br />
op andere uitgangspunten en maken een vergelijking dus <strong>niet</strong> opportuun.<br />
In een reactie heeft <strong>het</strong> Ministerie aangegeven dat <strong>het</strong> citaat in <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> van oktober<br />
2003 <strong>niet</strong> klopt, in de zin dat de Minister geen onafhankelijke deskundigen heeft gevraagd nader<br />
onderzoek te doen naar de specifieke aanpassingskosten in <strong>het</strong> casco en de wijzigingen van <strong>het</strong><br />
inbouwpakket. Feitelijk is in de bespreking op 16 oktober 2003 nagegaan op welke wijze de<br />
toezegging aan <strong>het</strong> parlement gestand kon worden gedaan (dit in tegenstelling tot wat UWV<br />
hierover verklaart). UWV heeft in <strong>het</strong> overleg aangegeven binnen de beperkt beschikbare tijd<br />
(ruim een week) geen kans te zien de kosten voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum volledig uit<br />
te splitsen op basis van de projectadministratie. Wel was UWV in staat de meerkosten van<br />
aanpassingen te presenteren, aldus <strong>het</strong> Ministerie. UWV is hierop begonnen met de zogenaamde<br />
10-puntenlijst en heeft de aanwezigen verzocht alvast omissies te geven. Er zijn vervolgens door<br />
onder meer <strong>het</strong> Ministerie enige suggesties gedaan. Daarmee is <strong>niet</strong> door <strong>het</strong> Ministerie besloten<br />
dat de uiteindelijk door UWV te presenteren cijfers volgens een 17-puntenlijst moest<br />
plaatsvinden, en ook <strong>niet</strong> dat deze lijst uitputtend was. De juistheid en volledigheid was uiteraard<br />
aan UWV om te bepalen, zij waren immers verantwoordelijk voor een overzicht van de<br />
meerkosten voor de aanpassingen, aldus <strong>het</strong> Ministerie.
65 / 93<br />
De aanpassing van 1,9 naar 2,4 miljoen euro volgt uit een schouw waarbij vertegenwoordigers<br />
van UWV, de Rijksgebouwendienst en Twynstra Gudde aanwezig waren. Uit <strong>het</strong> interview met<br />
medewerkers van Twynstra Gudde is gebleken dat de schouw op initiatief van dit bureau is<br />
gehouden en dat zij zich tijdens de schouw gericht hebben op de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten<br />
waarvoor Twynstra Gudde was ingeschakeld. De desbetreffende medewerkers van de<br />
Rijksgebouwendienst verklaren dat de schouw aanvankelijk was bedoeld voor de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />
kosten, maar aangezien de Rijksgebouwendienst <strong>het</strong> gebouw reeds kende en<br />
<strong>het</strong> nog <strong>niet</strong> geheel duidelijk was wie nu wat zou doen in de onderzoeken, waren ook zij bij de<br />
schouw aanwezig geweest. De Rijksgebouwendienstmedewerkers verklaren dat de lijst (met<br />
aanpassingen) tijdens de schouw <strong>niet</strong> ‘en detail’ is bekeken en dat hun participatie in de schouw<br />
nooit de intentie van volledigheid heeft gehad. Rijksgebouwendienst stelt dat naar aanleiding van<br />
de schouw de lijst <strong>niet</strong> meer is aangepast.<br />
Deze schouw heeft als grondslag gediend voor de brief bij de UWV-<strong>rapport</strong>age van oktober<br />
2003, waarin de Rijksgebouwendienst in algemene bewoordingen een oordeel geeft over <strong>het</strong><br />
gebruik van materialen en ruimten op de desbetreffende verdiepingen.<br />
5.4.3 Analyse<br />
Kosten inbouwpakket<br />
Voor de benchmark in de berekeningen van de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket per vierkante<br />
meter brutovloeroppervlak is vastgesteld dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst is uitgegaan van een factor 0,7 vvo/bvo waarin de parkeergarage is<br />
verdisconteerd.<br />
Gecorrigeerd naar de bvo-metrage exclusief parkeergarage komen de kosten voor:<br />
• <strong>het</strong> inbouwpakket ‘smal’ (voor La Guardia Plaza A tot en met D uit op 413 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak (was 332 euro). Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde<br />
uit de benchmark en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit<br />
Rijkshuisvesting;<br />
• <strong>het</strong> totale inbouwpakket van La Guardia Plaza A tot en met D uit op 771 euro per vierkante<br />
meter brutovloeroppervlak (was 635 euro). Dit is circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de<br />
reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting;<br />
• de (begrote) kosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket voor gebouw B uit op 1.149 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak (was 923 euro).<br />
Kostentoedeling bestuurs- en vergadercentrum<br />
Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat van de inrichtingskosten ad 12,7 miljoen euro (eerder<br />
12,5 miljoen euro), 2,4 miljoen euro (eerder 1,9 miljoen euro) betrekking heeft op <strong>het</strong> bestuurs-<br />
en vergadercentrum. Uit <strong>het</strong> onderzoek naar alle bijwerkposten van G&S Vastgoed alsmede naar<br />
de voorbereidingskosten blijkt dat een bedrag van 792.000 euro inclusief BTW betrekking heeft<br />
op de begane grond / eerste verdieping en een bedrag van 2.758.000 euro op de elfde en twaalfde<br />
verdieping (bestuurs- en vergadercentrum).
66 / 93<br />
Een aantal opdrachten heeft betrekking op meerdere verdiepingen en op basis van de<br />
specificatie kan <strong>niet</strong> zonder meer worden vastgesteld aan welke verdieping de kosten moeten<br />
worden toebedeeld. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling<br />
van de posten mogelijk is.<br />
De totale kosten voor de twee bovenste verdiepingen van gebouw B, alsmede die voor de<br />
begane grond en eerste verdieping van dit gebouw, komen daardoor uit op minimaal 3,5 miljoen<br />
euro inclusief BTW.<br />
De argumentatie dat UWV heeft ge<strong>rapport</strong>eerd over de ‘aanpassingen’, sluit <strong>niet</strong> aan op de<br />
kostenspecificatie van 1,9 en 2,4 miljoen euro. In deze kosten zijn voor een belangrijk deel<br />
bijvoorbeeld ook binnenwanden en vloerafwerking begrepen die in <strong>het</strong> ‘casco’ opgeleverde<br />
gebouw <strong>niet</strong> waren aangebracht en <strong>niet</strong> als ‘aanpassing’ zijn te kwalificeren. Anderzijds<br />
ontbreken in de desbetreffende specificaties kosten die wel betrekking hebben op aanpassingen,<br />
bijvoorbeeld die van ‘casco’ opgeleverde loodgietersinstallatie.<br />
Vastgesteld kan worden dat de wijze waarop <strong>het</strong> uiteindelijke bedrag van 2,4 miljoen euro tot<br />
stand is gekomen een onduidelijke grondslag kent. Deels zijn in <strong>het</strong> bedrag de aanpassingskosten<br />
van <strong>het</strong> casco opgenomen, maar deels ook kosten voor wanden, vloerafwerking en dergelijke.<br />
UWV beroept zich op de deskundigen die gedurende de schouw de lijst van tien punten met<br />
zeven hebben uitgebreid tot een lijst van zeventien punten. Dit blijkt te zijn gebeurd op basis van<br />
een globale visuele inspectie. UWV heeft geen reden gezien de gegevens uit de financiële<br />
administratie, waarover <strong>het</strong> kon beschikken, in de schouw te betrekken. Achteraf heeft de<br />
controller Vastgoed de aanvullende zeven punten voorzien van een kostenopgave op basis van de<br />
opdrachten aan G&S Vastgoed die in de projectadministratie aanwezig waren.<br />
UWV stelt dat <strong>het</strong> Ministerie heeft besloten te <strong>rapport</strong>en op basis van een puntenlijst in plaats<br />
van zich te baseren op alle in de projectadministratie voorkomende opdrachten die volledig<br />
waren uitgesplitst naar de desbetreffende verdiepingen. Het Ministerie spreekt deze lezing tegen.<br />
De door UWV gevolgde methode heeft tot gevolg dat een aantal (indirecte) kosten, welke in <strong>het</strong><br />
bijzonder betrekking hebben op de onderzochte functies van bestuurs- en vergadercentrum,<br />
buiten beschouwing blijven.<br />
Samenvattend kan worden vastgesteld dat in de verantwoording aan de Tweede Kamer UWV<br />
eerst een bedrag van 1,9 miljoen euro en later van 2,4 miljoen euro heeft ge<strong>rapport</strong>eerd. De<br />
genoemde bedragen zijn tot stand gekomen op basis van een visuele inspectie en aan de hand<br />
van een zogenaamde puntenlijst waardoor noch de totale kosten voor <strong>het</strong> bestuurscentrum, noch<br />
de aanpassingskosten sec in beeld zijn gebracht. Door <strong>het</strong> ontbreken van een juiste grondslag, is<br />
de informatieve waarde van de ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen gering.<br />
Het meest volledige beeld van de kosten voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum geeft de<br />
benadering waarbij alle kosten aan de betreffende verdiepingen (de begane grond, eerste, elfde<br />
en twaalfde verdieping) worden toegerekend. In dit <strong>rapport</strong> zijn de totale kosten voor de<br />
verdiepingen van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum vastgesteld op minimaal 3,55 miljoen euro.
67 / 93<br />
5.5 Kosten van <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting (losse inrichting)<br />
Naar aanleiding van <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 9 oktober 2003 met de Vaste Commissie voor<br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Minister onderzoek laten uitvoeren naar de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />
inrichtingskosten in gebouw B. Bureau Twynstra Gudde is daarover een<br />
oordeel gevraagd. Dit heeft geresulteerd in een <strong>rapport</strong>age van dit bureau, gedateerd 29 oktober<br />
2003.<br />
Uit <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> Algemeen Overleg Onderzoek Huisvestingskosten UWV van 12<br />
november 2003 blijkt dat gevraagd is naar de reden of oorzaak voor de hoge kosten voor een<br />
klein restaurant en de hoge kosten voor audiovisuele middelen.<br />
Gezien de beperkte tijd die voor dit onderzoek beschikbaar was, is geen volledig onderzoek<br />
ingesteld naar de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten. Het onderzoek heeft zich moeten<br />
beperken tot de verplichtingen die in de projectadministratie voor gebouw B voorkwamen en tot<br />
de facturen ten aanzien van <strong>het</strong> restaurantmeubilair en audiovisuele middelen.<br />
5.5.1 Normen<br />
Het onderzoek van Twynstra Gudde leidt tot een oordeel over een zevental kostenposten<br />
waarvoor UWV de gegevens aanleverde. Het adviesbureau heeft deze kosten vervolgens afgezet<br />
tegen zijn referentiekader, zoals dat wordt gevormd door:<br />
• zijn eigen database ‘FACANA’ (FACilitaire ANAlyse);<br />
• benchmark-onderzoek naar de faciliteiten betreffende Rijkshuisvesting in opdracht van FMweb<br />
en<br />
• expertise en kennis op gebied van investeringsbegrotingen en kostenbeheer.<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> zet Twynstra Gudde de kosten van UWV af tegen de financiële boven- en<br />
ondergrens van zijn referentie.<br />
Het <strong>rapport</strong> van Twynstra Gudde is als bijlage 5 bij de brief van 31 oktober 2003 van de Minister<br />
aan de Tweede Kamer gevoegd. Het bureau heeft geen opdracht gehad om de cijfers die door<br />
UWV zijn aangeleverd, te valideren en is ervan uitgegaan dat deze juist en consistent zijn.<br />
5.5.2 Bevindingen<br />
5.5.2.1 Algemeen<br />
Twynstra Gudde behandelt in zijn <strong>rapport</strong> zeven kostenposten afzonderlijk. Deze kostenposten<br />
vertegenwoordigen een totale investering in <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichting van 1.745.506<br />
euro. De kostenpost ‘pc’s op de werkplek’ is hierbij buiten beschouwing gelaten, aangezien deze<br />
kosten zijn uitgedrukt in kosten per stuk en <strong>niet</strong> zijn getotaliseerd.<br />
UWV geeft in de <strong>rapport</strong>age ‘Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B’ van 30 oktober<br />
2003 onder 3.2 en 3.4 een overzicht van dezelfde zeven posten die, conform de <strong>rapport</strong>age van<br />
Twynstra Gudde, een investering vertegenwoordigen van in totaal 1.745.506 euro (exclusief
68 / 93<br />
pc’s). In bijlage 2B van <strong>het</strong> UWV-<strong>rapport</strong> is een specificatie opgenomen van de kosten van <strong>het</strong><br />
meubilair van de leden van de Raad van Bestuur. Het UWV-<strong>rapport</strong> is als bijlage 2 bij de brief<br />
van 31 oktober 2003 gevoegd. Als bijlage 1 bij deze brief is de oplegnotitie ‘Bevindingen Nader<br />
onderzoek huisvestingskosten UWV’ gevoegd. De in tabel 3 van de desbetreffende notitie<br />
opgenomen bedragen corresponderen met de <strong>rapport</strong>ages van Twynstra Gudde en UWV.<br />
De kosten van de zeven kostencomponenten voor de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten<br />
zijn in de navolgende tabel weergegeven (bedragen in euro’s inclusief BTW).<br />
Kostensoort kosten<br />
UWV<br />
1a meubilair Raad<br />
van Bestuur<br />
1b meubilair<br />
directiekamers<br />
2 meubilair<br />
vergaderkamers<br />
3 audiovisuele<br />
middelen<br />
4 reguliere<br />
kantoormeubilair<br />
5 restaurant<br />
meubilair<br />
6 inrichting<br />
ontvangstruimten<br />
7 pc’s op de<br />
werkplek<br />
Eenheden Kosten UWV<br />
per eenheid<br />
Ondergrens<br />
referentie<br />
TG<br />
Bovengrens<br />
referentie<br />
TG<br />
Binnen<br />
referentie<br />
ja / nee<br />
61.766 4 15.441 12.000 18.000 ja,<br />
3 van de 4<br />
181.702 13 13.977 12.000 18.000 ja<br />
305.310 156 1.957 1.685 1.968 ja<br />
277.850 156 1.781 837 1.096 nee<br />
738.646 274 2.696 2.372 2.710 ja<br />
64.389 90 715 350 400 nee<br />
115.844 74 1.565 1.050 5.000 ja<br />
PM PM 1.328 1.350 1.500 ja<br />
Twynstra Gudde merkt in zijn <strong>rapport</strong> op dat vijf van de zeven kostenposten binnen de<br />
referentierange vallen. Geconcludeerd wordt:<br />
1. de spreiding van de kosten per kamer voor <strong>het</strong> kantoormeubilair van de leden van de Raad<br />
van Bestuur is groot en varieert van 6.995 tot 19.137 euro per werkplek. Van de vier<br />
werkplekken van de leden van de Raad van Bestuur vallen er drie binnen de referentierange<br />
en één daarbuiten. Het gemiddelde valt er echter binnen;<br />
2. de kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair, uitgedrukt in een gemiddeld investeringscijfer per<br />
zitplek, valt buiten de referentiespreiding; de kosten zijn: 715 euro per zitplek en bovengrens<br />
van de referentie 400 euro. Twynstra Gudde merkt op dat er relatief veel ‘maatgemaakt’ is,<br />
dat de negentig gerealiseerde zitplaatsen een beperktere capaciteit bieden dan gezien de<br />
omvang van <strong>het</strong> gebouw te adviseren zou zijn. Het daardoor geringe ruimtegebruik zal in de<br />
exploitatie vermoedelijk opwegen tegen de hogere investering in meubilair, aldus Twynstra<br />
Gudde;<br />
3. voor de audiovisuele middelen is de afwijking zeer groot en <strong>niet</strong> te rechtvaardigen door de<br />
waarnemingen tijdens de schouw, zoals Twynstra Gudde die heeft uitgevoerd. Gedurende <strong>het</strong>
69 / 93<br />
proces is 100.000 euro aan <strong>het</strong> totaal van de kosten voor de audiovisuele middelen<br />
toegevoegd waarvan Twynstra Gudde geen nadere specificatie kent.<br />
5.5.2.2 Kosten restaurantmeubilair<br />
Het meubilair dat in <strong>het</strong> restaurant van gebouw B aanwezig is, is te onderscheiden in een deel<br />
vaste inrichting (de treincoupé-achtige opstellingen met zitbanken en de barmeubels die aan de<br />
buitengevel zijn gemonteerd) en losse inrichting (6 tafels, 24 stoelen en 40 barkrukken). De vaste<br />
inrichting is in opdracht gegeven aan G&S Vastgoed, de losse inrichting is geleverd via Aspa.<br />
In de <strong>rapport</strong>ages is een bedrag voor restaurantmeubilair opgenomen. Dit is als volgt<br />
onderverdeeld:<br />
Kostenpost Kosten (in euro’s)<br />
inclusief BTW<br />
• vaste inrichting (bijwerkpost 101 G&S Vastgoed: ‘aanpassen van de meubels op de<br />
tweede verdieping’).<br />
39.774<br />
• losse inrichting (uit de offerte van Aspa van 12 juni 2003) 24.614<br />
Totaal 64.388<br />
Bijwerkpost 101 inzake de vaste restaurantinrichting betreft een wijziging dan wel aanvulling, te<br />
weten een aanpassing van de drie zitmeubels en de levering en montage van inpakmeubels.<br />
In bijwerkpost 070 (‘bouwkundige voorzieningen op de 2 e verdieping t.b.v. keukens,<br />
restaurant alsmede plafond- en vloerafwerking en meubilair’) zijn de basisofferte voor de drie<br />
zitmeubels opgenomen, alsmede de kosten voor de barmeubels. Het gaat om een bedrag van<br />
59.100 euro inclusief BTW. Deze kosten heeft UWV geboekt onder bouwkundige kosten die<br />
deel uitmaken van <strong>het</strong> inbouwpakket.<br />
De totale kosten voor <strong>het</strong> restaurantmeubilair bedragen daarmee 123.488 euro inclusief BTW.<br />
De gemiddelde kosten per zitplek komen uit op 1.372 euro per plek. De referentie van Twynstra<br />
Gudde loopt van 350 tot 400 euro per plek. De feitelijke kosten zijn derhalve 3,5 maal zo hoog<br />
als de bovengrens van de referentie van dit adviesbureau. Het merendeel van deze kosten is terug<br />
te voeren op de aanschaf van de treincoupé-achtige zitbanken.
70 / 93<br />
Foto: restaurant gebouw B La Guardia Plaza te Amsterdam (zitbanken en barmeubilair)<br />
Wanneer de zitbanken buiten beschouwing worden gelaten, bedragen de kosten voor de 64<br />
zitplaatsen (40 aan <strong>het</strong> barmeubel en 26 aan tafels) 42.750 euro, te weten: 668 euro per zitplek,<br />
wat nog steeds ruim boven de referentie is die Twynstra Gudde hanteert. Hoewel <strong>het</strong> barmeubel<br />
ook kostenverhogend werkt, blijkt dat ook <strong>het</strong> basismeubilair (stoelen en tafels) boven de norm<br />
uitkomt.<br />
5.5.2.3 Kosten audiovisuele middelen<br />
Het bedrag dat in de <strong>rapport</strong>ages is opgenomen voor audiovisuele middelen, is als volgt<br />
onderverdeeld:<br />
Kostenpost Kosten (in euro’s)<br />
inclusief BTW<br />
• audiovisuele installatie vergaderruimten 3 e verdieping (bijwerkpost 130 G&S) 167.647<br />
• audiovisuele installatie op de 11 e en 12 e verdieping (bijwerkpost 043 G&S) 110.204<br />
Totaal 277.851<br />
Uit <strong>het</strong> interview met medewerkers van Twynstra Gudde is gebleken dat de conclusie omtrent<br />
audiovisuele middelen, zoals zij dat verwoorden, nuancering behoeft. UWV heeft als reactie op<br />
<strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Twynstra Gudde opgemerkt dat <strong>het</strong> oordeel van dit bureau ten aanzien van de<br />
audiovisuele middelen <strong>niet</strong> gebaseerd kan zijn op waarnemingen tijdens de schouw. Op dat<br />
moment werden er namelijk nog werkzaamheden verricht in en aan gebouw B; <strong>niet</strong> alle<br />
vergaderruimten konden derhalve in de schouw worden betrokken.
71 / 93<br />
Twynstra Gudde heeft de gegevens betreffende de audiovisuele middelen nader geanalyseerd.<br />
UWV heeft opgegeven dat er in totaal tien vergaderruimten zijn:<br />
• zeven vergaderruimten op de derde verdieping en<br />
• drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping.<br />
De medewerkers van Twynstra Gudde merken in <strong>het</strong> interview op dat de nadere analyse uitwijst<br />
dat er, uitgaande van 156 vergaderplekken, in gebouw B gemiddeld 15,6 vergaderplekken per<br />
vergaderruimte aanwezig zijn. De referentie van Twynstra Gudde gaat uit van 20<br />
vergaderplekken per vergaderruimte.<br />
Indien de kosten worden uitgedrukt per vergaderruimte in plaats van per vergaderplek, liggen de<br />
totale kosten van de audiovisuele middelen iets hoger dan de bovengrens. Meer specifiek blijkt<br />
dat:<br />
• vijf van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping binnen de referentie vallen;<br />
• twee van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping buiten de referentie vallen, wat<br />
wordt veroorzaakt doordat deze twee vergaderruimten zijn uitgerust met een zogenaamd<br />
DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons en luidsprekers);<br />
• de kosten van de ruimten op de twee bovenste verdiepingen boven de referentie liggen.<br />
Foto’s: vergaderruimte twaalfde verdieping (links) en standaard vergaderruimte derde verdieping (rechts)<br />
Het genoemde DCN-systeem komt bij Twynstra Gudde <strong>niet</strong> in de referentie voor bij<br />
vergaderruimten met een omvang zoals die voor UWV zijn gerealiseerd. Het DCN-systeem<br />
wordt vanuit akoestisch oogpunt toegepast in vergaderruimten met een grotere omvang dan die
72 / 93<br />
waarover UWV beschikt, en wordt derhalve, vanuit dit oogpunt, als ‘bovenmarktconforme<br />
inrichting’ aangemerkt.<br />
Twynstra Gudde heeft aangegeven dat <strong>het</strong> bovenstaande nog in een brief aan <strong>het</strong> Ministerie<br />
zal worden bevestigd.<br />
Twynstra Gudde beschikt <strong>niet</strong> over een specificatie van <strong>het</strong> bedrag van 110.204 euro voor de<br />
drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping. Bijwerkpost 043 van G&S Vastgoed<br />
(gedateerd 20 oktober 2002) laat zien dat de kosten van de ‘boardroom’ op de twaalfde<br />
verdieping 72,8% van <strong>het</strong> totale opdrachtbedrag omvatten, te weten: 80.293 euro inclusief BTW.<br />
De kosten van <strong>het</strong> servicecontract zijn daarin proportioneel verwerkt. De kosten worden<br />
grotendeels veroorzaakt door een DCN-systeem van 28.322 euro inclusief BTW, alsmede een<br />
audiosysteem van 7.880 euro inclusief BTW en een uitgebreide video-installatie van 44.082 euro<br />
inclusief BTW. Aangaande de drie vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping is op te<br />
merken dat:<br />
• één van de drie ruimten boven de referentie valt (de ‘boardroom’) en<br />
• twee van de drie ruimten binnen de referentie vallen.<br />
Een analyse van de UWV-projectadministratie wijst uit dat in bijwerkpost 084 van G&S<br />
Vastgoed (‘indelingswijzigingen van de 3 e t/m 10 e verdieping’) een post ‘audiovisuele middelen’<br />
is opgenomen onder hoofdstuk 57.20. Het betreft de levering en montage van negen<br />
projectieschermen en negen audio-installaties en <strong>het</strong> gaat om een bedrag van 23.207 euro<br />
inclusief BTW. Deze kosten heeft UWV geboekt onder bouwkundige kosten die deel uitmaken<br />
van <strong>het</strong> inbouwpakket. De totale kosten voor de audiovisuele middelen bedragen daarmee<br />
301.057 euro, inclusief BTW. Indien de extra kosten worden toegerekend aan de<br />
vergaderruimten blijkt dat:<br />
• vier (in plaats van vijf) van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping binnen de<br />
referentie vallen;<br />
• drie (in plaats van twee) van de zeven vergaderruimten op de derde verdieping buiten de<br />
referentie vallen.<br />
De extra kosten hebben geen betrekking op (en derhalve geen consequenties voor) de<br />
vergaderruimten op de elfde en twaalfde verdieping.<br />
Aangetekend zij dat de opdracht voor <strong>het</strong> leveren en aanbrengen van de audiovisuele middelen is<br />
verstrekt aan G&S Vastgoed. Gezien <strong>het</strong> feit dat deze apparatuur is geïntegreerd in <strong>het</strong><br />
plafondsysteem (zowel ‘beamer’ als projectiescherm), waarvoor bouwkundige voorzieningen<br />
benodigd waren, valt <strong>het</strong> te verdedigen dat de audiovisuele middelen door G&S Vastgoed<br />
werden geleverd en aangebracht. Door G&S Vastgoed zowel de opdracht voor <strong>het</strong> bouwkundig<br />
werk te geven, als die voor de audiovisuele middelen, ligt de uitvoering in één hand en hoeft<br />
UWV geen coördinatiewerkzaamheden te verrichten. Dit werkt echter wel kostenverhogend.<br />
G&S Vastgoed brengt namelijk 9% opslag in rekening voor ‘Algemene kosten en winst en<br />
risico’ en 3% coördinatievergoeding (totaal 12%) bovenop de kosten van de leverancier. Het
73 / 93<br />
alternatief is dat UWV zelf de audiovisuele middelen aanbrengt, maar <strong>het</strong> dient dan de<br />
coördinatie zelf te verzorgen.<br />
5.5.3 Analyse<br />
Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten 1.745.506<br />
euro inclusief BTW bedragen (exclusief pc’s op de werkplek) en dat Twynstra Gudde in zijn<br />
<strong>rapport</strong>age vaststelt dat vijf van de zeven kostenposten binnen de referentie vallen. De UWVkosten<br />
voor restaurantmeubilair en audiovisuele middelen liggen hoger dan de referentie.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek naar de kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair blijkt UWV een bedrag van<br />
59.100 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te hebben betrokken in de opgave kosten van<br />
restaurantmeubilair. De desbetreffende kosten heeft <strong>het</strong> instituut wel opgenomen in de opgave<br />
van de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket.<br />
Vastgesteld is dat de feitelijke kosten voor <strong>het</strong> restaurantmeubilair 123.488 euro inclusief<br />
BTW (in plaats van 64.389 euro) bedragen, ofwel 1.372 euro per zitplek, wat substantieel hoger<br />
is dan de referentie die Twynstra Gudde voor dergelijke gevallen aanhoudt. Dit wordt <strong>niet</strong> alleen<br />
veroorzaakt door dure elementen, zoals de treincoupé-achtige zitbanken en <strong>het</strong> barmeubel dat<br />
aan de buitengevel is gemonteerd, maar ook door <strong>het</strong> basismeubilair dat duurder is dan de<br />
bovengrens van de referentie van Twynstra Gudde zou rechtvaardigen.<br />
Vastgesteld is dat Twynstra Gudde <strong>rapport</strong>eerde dat wat de audiovisuele middelen betreft de<br />
afwijking ten opzichte van de gehanteerde referentie zeer groot was.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek naar de kosten van de audiovisuele middelen blijkt UWV een bedrag van<br />
23.207 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te hebben betrokken in de kostenopgave van de audiovisuele<br />
middelen. Deze kosten had <strong>het</strong> instituut wel opgenomen in de kostenopgave voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket. Vastgesteld is dat de feitelijke kosten voor de audiovisuele middelen 301.057<br />
euro inclusief BTW bedragen.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat UWV relatief kleine vergaderruimten heeft. Vastgesteld is dat de<br />
kosten van audiovisuele middelen voor vier van de tien vergaderruimten boven de referentie<br />
liggen indien de referentie <strong>niet</strong> wordt uitgedrukt in vergaderplek, maar in vergaderruimte. De<br />
hogere kosten worden veroorzaakt doordat een DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons)<br />
is toegepast in twee vergaderruimten op de derde verdieping, alsmede door een DCN-systeem<br />
met een uitgebreid video- en audiosysteem in de ‘boardroom’ op de twaalfde verdieping.
74 / 93<br />
5.6 BTW-verrekening<br />
5.6.1 Normen<br />
De Belasting op Toegevoegde Waarde (BTW) is een verbruiksbelasting die in 1968 is ingevoerd<br />
en beter Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden genoemd. De omzetbelasting (ook wel<br />
BTW genoemd) is een belasting op de aankoop van goederen en diensten. De Wet op de<br />
omzetbelasting 1968 beoogt de consumptie van diensten en goederen te belasten. Ondernemers<br />
die hun aankopen aanwenden voor BTW-belaste leveringen of diensten, hebben daarom recht op<br />
aftrek van de aankoop-BTW. Ondernemers die hun aankopen aanwenden voor BTW-vrijgestelde<br />
doeleinden, hebben geen recht op aftrek van de aankoop-BTW. Een ziekenhuis bijvoorbeeld<br />
verricht veelal grotendeels BTW-vrijgestelde diensten. Instellingen of personen die voor de<br />
BTW <strong>niet</strong> als ondernemer worden gekwalificeerd, hebben evenmin recht op aftrek van de BTW<br />
op hun aankopen.<br />
In <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 9 oktober 2003 met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid is <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van 25 september<br />
2003 behandeld. De Kamer merkte op dat <strong>het</strong> <strong>niet</strong> duidelijk is of de afgedragen BTW wel of <strong>niet</strong><br />
terecht in de cijfers is terug te vinden. De Minister gaf in <strong>het</strong>zelfde overleg aan de Kamer<br />
daarover afzonderlijk te informeren.<br />
5.6.2 Bevindingen<br />
Naar aanleiding van dit Algemeen Overleg informeerde de Minister op 31oktober 2003 de<br />
Tweede Kamer bij brief nader over de BTW-kwestie. In zijn brief vermeldt de bewindsman dat<br />
UWV als zelfstandig bestuursorgaan geen BTW kan terugvragen van de fiscus. Het kan <strong>niet</strong><br />
opteren voor huur die met BTW is belast.<br />
De Minister schrijft:<br />
‘Daarom moet de eigenaar / verhuurder de door hem ten tijde van de bouw terugontvangen BTW<br />
over de stichtingskosten aan de fiscus betalen. De eigenaar / verhuurder wil hiervoor<br />
gecompenseerd worden. Deze compensatie wordt BTW-schade genoemd. Het betreft een<br />
eenmalige betaling door UWV aan de verhuurder ad € 4,4 miljoen. In de <strong>rapport</strong>age van 25<br />
september is hiermee rekening gehouden. Alle bedragen zijn in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> gepresenteerd<br />
inclusief BTW.’ 54<br />
UWV kan derhalve <strong>niet</strong> ‘opteren voor een met omzetbelasting belaste huur’. In dat geval is de<br />
organisatie als huurder geen omzetbelasting over de huurprijs aan de verhuurder verschuldigd.<br />
Wel is UWV als huurder naast <strong>het</strong> huurbedrag exclusief BTW een vergoeding aan de verhuurder<br />
verschuldigd voor de geleden ‘BTW-schade’ Deze vergoeding kan ofwel eenmalig worden<br />
voldaan, ofwel in termijnen, bijvoorbeeld tegelijk met de huurbetalingen.<br />
54 Het bedrag van 4,4 miljoen euro betreft alleen de BTW-compensatie voor gebouw B.
75 / 93<br />
Op bladzijde 9 van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie en Rijksgebouwendienst staat dat de gegevens<br />
in de benchmark gecorrigeerd zijn voor de ‘BTW-schade’. Deze post is in de <strong>rapport</strong>age<br />
verdisconteerd in de huurprijzen door middel van een annuïtaire berekening. 55<br />
De zinsnede op bladzijde 9 van <strong>het</strong>zelfde <strong>rapport</strong> (‘op dit aspect vindt dus geen correctie<br />
plaats’) wekt verwarring, maar uit de toelichting die de Rijksgebouwendienst op de berekening<br />
heeft verstrekt, blijkt dat de BTW-compensatie is verdisconteerd in de omrekening van de<br />
huurprijs voor UWV. De opmerking ‘vindt dus geen correctie plaats’ doelt op de verschillen in<br />
de benchmark vanwege de mogelijkheid al dan <strong>niet</strong> te opteren voor BTW-belaste verhuur. De<br />
BTW-compensatie bedraagt doorgaans 30 à 35% van de huur. Wanneer wel geopteerd kan<br />
worden voor BTW-belaste verhuur, bedraagt <strong>het</strong> BTW-percentage 19%. Voor dit verschil is<br />
geen correctie aangebracht in de benchmark.<br />
5.6.3 Analyse<br />
Vastgesteld is dat UWV conform de vigerende fiscale regelgeving (BTW) heeft gehandeld en dit<br />
ook financieel administratief juist heeft verwerkt.<br />
Vastgesteld is dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van september<br />
2003 de BTW en BTW-compensatie op correcte wijze zijn opgenomen.<br />
55 Annuïtaire berekening: berekening waarin de totale kosten worden omgezet in een vaste som die men jaarlijks<br />
betaalt ter afdoening van een schuld, waarin begrepen is de rente en de aflossing; jaarlijks wordt de rente minder<br />
en de aflossing groter. In de <strong>rapport</strong>age van Ministerie en Rijksgebouwendienst is voor de berekening uitgegaan<br />
van een looptijd van tien jaar, een rentepercentage van 6% en een eindwaarde van 0.
76 / 93<br />
6. Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur 2002<br />
6.1 Algemeen<br />
Het eerste deel van <strong>het</strong> onderzoek naar de specifieke diensten heeft zich met name gericht op de<br />
onkosten die de vier leden van de Raad van Bestuur hebben gedeclareerd. Het onderzoek heeft<br />
zich primair gericht op de grootboekrekeningen waarop de kosten van de Raad van Bestuur zijn<br />
verantwoord. Verder is onderzocht of er op andere grootboekrekeningen mogelijk kosten van de<br />
Raad van Bestuur zijn verantwoord. Dit onderzoek is met onderzoeksprogrammatuur<br />
ondersteund en heeft, voor de in <strong>het</strong> onderzoek betrokken periode 2002, geen bijzonderheden<br />
opgeleverd. Ook de analyse van andere, <strong>niet</strong> tot de kostensoort ‘Raad van Bestuur’ behorende<br />
grootboekrekeningen heeft voor de onderzochte periode 2002 geen bijzonderheden opgeleverd.<br />
Het tweede deel van <strong>het</strong> onderzoek betrof een analyse van gegevens die door ‘informanten’<br />
zijn aangeleverd. Deze gegevens hebben betrekking op beweringen omtrent specifieke diensten<br />
ten behoeve van de Raad van Bestuur. Ook dit onderzoek is met onderzoeksprogrammatuur<br />
ondersteund en heeft voor de onderzochte periode geen bijzonderheden opgeleverd.<br />
Hierna zijn de bevindingen opgenomen inzake <strong>het</strong> onderzoek naar de onkosten.<br />
6.2 Normen<br />
In de rechtspositieregelingen 56 is bepaald dat een lid van de Raad van Bestuur recht heeft op een<br />
vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van de CAO. Deze geldt<br />
als formeel kader. Hierin zijn echter alleen de kosten van woon-werkverkeer uitgewerkt en dus<br />
<strong>niet</strong> de overige reis- en verblijfkosten (binnen- en buitenland), zoals de vergoeding van kosten in<br />
verband met zakelijke lunches en diners.<br />
Volgens de Raad van Bestuur is met <strong>het</strong> Ministerie de afspraak gemaakt dat de vergoeding<br />
van onkosten van de voorzitter zal worden gerelateerd aan de bestuursuitgavenregeling, zoals<br />
deze geldt voor de secretarissen-generaal en dat de onkostenvergoeding van de overige leden<br />
hiervan zal worden afgeleid. Hiervan zijn geen sluitende schriftelijke vastleggingen<br />
aangetroffen. Uit navraag bij <strong>het</strong> Ministerie blijkt dat de toenmalige secretaris-generaal<br />
mondeling heeft toegezegd de bestuursuitgaven vanaf 1 januari 2002 te vergoeden conform de<br />
regeling. 57 Volgens <strong>het</strong> Ministerie moet de afspraak die met de voorzitter van de Raad van<br />
Bestuur is gemaakt, worden beschouwd als een aanvulling op de rechtspositieregeling. Dat wil<br />
zeggen: voorzover de ambtelijke regeling gunstiger is, mag de voorzitter erop vertrouwen dat hij<br />
op <strong>het</strong> daarin bepaalde aanspraak kan maken. Ook voor andere onkosten is toegezegd dat de<br />
gunstigere regeling van toepassing is. Zo heeft <strong>het</strong> Ministerie in december 2002 aan de voorzitter<br />
toegezegd dat de BZK-regeling inzake ‘fiscale compensatie dienstautogebruik’ mag worden<br />
56 Te weten: de ‘Rechtspositieregeling lid Raad van Bestuur UWV’ en ‘Rechtspositieregeling voorzitter Raad van<br />
Bestuur UWV’.<br />
57 Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel.
77 / 93<br />
gehanteerd. Daarnaast is toegezegd dat één van de bestuursleden <strong>niet</strong> in loon achteruit mag gaan;<br />
wat heeft geleid tot een aparte telefoonvergoeding, een hoger salaris en een hogere bonus. 58<br />
Het Ministerie deelde mede dat <strong>het</strong> Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel,<br />
alsmede <strong>het</strong> Reisbesluit binnenland en <strong>het</strong> Reisbesluit buitenland van toepassing zijn op de Raad<br />
van Bestuur. Zij stellen dat deze toezegging <strong>niet</strong> gebaseerd is op de Ambtenarenwet, maar op de<br />
mondelinge toezegging van de Secretaris-Generaal. Zoals hieronder blijkt, valt dit standpunt <strong>niet</strong><br />
te begrijpen.<br />
In de toelichting op de rechtspositieregelingen is vermeld dat er geen aansluiting gezocht<br />
moet worden bij de regelingen van de sector Rijk, maar dat de CAO gevolgd dient te worden. De<br />
toezeggingen van <strong>het</strong> Ministerie inzake <strong>het</strong> volgen van regelingen van de sector Rijk zijn in dit<br />
kader dan ook <strong>niet</strong> te begrijpen. Hierbij is overigens de toepassing van <strong>het</strong> Besluit vergoeding<br />
representatiekosten rijkspersoneel in strijd met de Ambtenarenwet. Deze wet bepaalt dat voor de<br />
Raad van Bestuur UWV <strong>het</strong> materiële (algemene) ambtenarenrecht (zoals de Reisbesluiten<br />
Binnenland en Buitenland) <strong>niet</strong> van toepassing is. Dit blijkt ook uit de rechtspositieregeling: voor<br />
de reis- en verblijfkosten is verwezen naar de CAO en voor de representatiekosten is een vast<br />
bedrag per jaar toegekend aan de Raad van Bestuur (bestuursleden 2.268,90 euro en<br />
bestuursvoorzitter 3.403,35 euro per jaar). Ten aanzien van de vaste onkostenvergoeding dient<br />
opgemerkt te worden dat in de rechtspositieregelingen is opgenomen dat de vergoeding,<br />
voorzover en zolang dat fiscaal mogelijk is, netto wordt uitbetaald. De regelingen werken <strong>niet</strong><br />
nader uit welke kosten onder deze vergoeding vallen. De fiscale wetgeving bepaalt dat vaste<br />
vergoedingen <strong>niet</strong> tot <strong>het</strong> loon behoren voorzover deze per kostencategorie naar aard en<br />
veronderstelde omvang zijn gespecificeerd.<br />
6.3 Bevindingen & analyse<br />
Algemeen gesteld kunnen de gedeclareerde kosten als redelijk en passend bij de functie worden<br />
omschreven. Anders gezegd: de aard en omvang passen binnen de norm zoals geacht kan worden<br />
te gelden voor de leden van een Raad van Bestuur.<br />
Waar sprake was van afwijkingen dan wel opvallende posten, kunnen deze als <strong>niet</strong>-materieel<br />
worden beschouwd.<br />
De controle van <strong>het</strong> zakelijke karakter van de onkosten is echter beperkt door <strong>het</strong> feit dat van<br />
een groot deel van de uitgaven geen kwitanties, nota’’s en dergelijke aanwezig zijn, dan wel <strong>niet</strong><br />
ter beschikking werden gesteld. Ook konden de kosten voor lunches en diners <strong>niet</strong> worden<br />
getoetst aan de hand van agenda’s. De Raad van Bestuur stelt dat <strong>het</strong> verstrekken van de<br />
Visacard-afschriften voldoende informatie geeft over data, locaties en bedragen en dat <strong>het</strong><br />
verstrekken van informatie op persoonsniveau in strijd is met de privacy van de betrokken<br />
derden.<br />
58 De rechtspositieregeling gaat uit van 129.327 euro per jaar. Het bestuurslid wordt 132.688 euro toegezegd. De<br />
rechtspositieregeling gaat uit van een bonus van tien procent, hem wordt twaalf procent toegezegd. Overigens<br />
krijgen de andere bestuursleden respectievelijk 132.688 en 136.005,30 euro toegezegd.
78 / 93<br />
Dit kan als volgt nader worden toegelicht:<br />
• van <strong>het</strong> totaal van 5.328,29 euro aan buitenlandse reis- en verblijfkosten zijn voor<br />
2.922,27 euro aan kosten de kwitanties en dergelijke <strong>niet</strong> ter beschikking gesteld. Deze<br />
kosten zijn dan ook <strong>niet</strong> nader onderzocht;<br />
• van <strong>het</strong> totaal van 7.818,05 euro aan binnenlandse reis- en verblijfkosten zijn voor 5.877<br />
euro aan kosten de kwitanties en dergelijke <strong>niet</strong> ter beschikking gesteld. Deze kosten zijn<br />
dan ook <strong>niet</strong> nader onderzocht;<br />
• doordat regelgeving betreffende de hoogte van de zakelijke lunch- en dinerkosten<br />
ontbreekt, kan <strong>niet</strong> (strikt) worden beoordeeld of de kosten redelijk zijn. Tegen de<br />
achtergrond van <strong>het</strong> sobere karakter van kostenvergoedingen die in de CAO (en de<br />
Personeelswijzer) zijn opgenomen, zijn de kosten van enkele gedeclareerde lunches als<br />
‘aan de hoge kant’ te kwalificeren. 59<br />
Vastgesteld is dat de bestuursvoorzitter in 2003 gecompenseerd wordt voor de belastingheffing<br />
over 2002 betreffende woon-werkverkeer dienstauto. Dit is conform de toezegging van <strong>het</strong><br />
Ministerie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de rechtspositieregeling toepassing van de<br />
regelingen van de sector Rijk juist wil voorkomen en, met uitzondering van wachtgeld- en<br />
arbeidsongeschiktheidsuitkering, daarom expliciet verwijst naar de bepalingen van de CAO die<br />
voor UWV geldt. Het is daarom onduidelijk waarom <strong>het</strong> Ministerie deze toezegging heeft<br />
gedaan.<br />
Vastgesteld is dat de verstrekte onkostenvergoedingen overeenstemmen met de<br />
(bruto)bedragen, zoals genoemd in rechtspositieregelingen. De vaste onkostenvergoedingen zijn<br />
netto uitbetaald. Conform de rechtspositieregeling mag dit alleen indien deze fiscaal is<br />
toegestaan. Doordat een specificatie van de opbouw van de vergoeding ontbreekt, alsmede<br />
gezien de aard van de vergoeding, kan <strong>het</strong> hier gaan om een vergoeding die geheel (of<br />
gedeeltelijk) belast had moeten worden. Dit betekent dat UWV loonbelasting had moeten<br />
inhouden op de vergoeding, <strong>het</strong>geen <strong>niet</strong> is gebeurd. Voor 2003 heeft UWV de uitbetaalde<br />
vergoedingen gebruteerd. Dit is in strijd met de rechtspositieregeling, aangezien deze regeling de<br />
vergoeding reeds heeft aangemerkt als een brutobedrag.<br />
UWV stelt dat de vaste onkostenvergoeding zowel bruto als netto conform de regelingen voor<br />
de vergoedingen sector Rijk ten aanzien van functionarissen in <strong>het</strong> openbaar bestuur van<br />
toepassing is. Dit lijkt onwaarschijnlijk, omdat de rechtspositieregeling toepassing van de<br />
regelingen van de sector Rijk uitdrukkelijk <strong>niet</strong> wenselijk acht. Voorts heeft <strong>het</strong> Ministerie<br />
verklaard dat de desbetreffende regeling betrekking heeft op bewindslieden en (vooralsnog) geen<br />
werking heeft voor de Raad van Bestuur.<br />
59 Zo mag bijvoorbeeld bij verblijfkosten 10 euro per lunch en 15 euro per diner worden gedeclareerd. Deze<br />
regeling is <strong>niet</strong> van toepassing op zakelijke lunches en diners, maar geeft wel een indicatie van de soberheid van<br />
<strong>het</strong> vergoedingenstelsel van UWV.
79 / 93<br />
Volgens <strong>het</strong> Ministerie is beoogd de vergoeding netto uit te betalen; de bedoeling was dat de<br />
bedragen in de rechtspositieregeling netto waren en indien dat onjuist was, dat dan gebruteerd<br />
zou worden. Deze uitleg is <strong>niet</strong> te volgen, aangezien de regeling duidelijk vermeld ‘voor zover<br />
fiscaal mogelijk worden de vergoedingen netto uitbetaald’. Het zijn derhalve brutovergoedingen.<br />
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen transparante en sluitende regeling geldt voor<br />
de Raad van Bestuur waar <strong>het</strong> de vergoeding van onkosten betreft.
80 / 93<br />
7. Publiek beheer en UWV<br />
Tijdens <strong>het</strong> onderzoek zijn diverse ‘waarnemingen’ gedaan die betrekking hebben op <strong>het</strong> toezicht<br />
op de bedrijfsvoering in relatie tot de huisvestingskosten van UWV. Hoewel dit <strong>niet</strong> expliciet tot<br />
de onderzoeksopdracht behoort, zijn deze waarnemingen in de context geplaatst van <strong>het</strong><br />
onderwerp publiek beheer (‘public governance’), zoals dat de laatste jaren steeds vaker in de<br />
belangstelling is komen te staan als invalshoek voor doelmatig en doeltreffend bestuur in de<br />
publieke sector. Hierover worden hierna enkele opmerkingen gemaakt vanuit <strong>het</strong> perspectief van<br />
toezicht houden, sturen, verantwoorden en beheersen in relatie tot de (kosten van) huisvesting.<br />
Toezicht<br />
Om de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van <strong>het</strong> Ministerie te kunnen inzetten moet de<br />
Minister ook tijdig worden betrokken bij besluitvormingstrajecten. Zo moet de bewindspersoon<br />
betrokken worden bij de beslissing huurovereenkomsten aan te gaan (artikel 6 lid 1c van de Wet<br />
SUWI). Volgens deze wet (artikel 30 lid 2 en 3 SUWI) mag UWV zelf besluiten nemen over de<br />
inrichting van de huisvesting. Wel behoeven dergelijke besluiten een goedkeuring van de<br />
Minister. Om de bevoegdheden op <strong>het</strong> gebied van de huisvesting na te komen moet de Minister<br />
de huisvestingsplannen (laten) toetsen. De toetsing van de huurcontracten was nieuw voor <strong>het</strong><br />
Ministerie en is vóór juni 2003 op marginale wijze uitgevoerd, maar wel conform de gestelde<br />
regelgeving. Zo zijn normaal te verwachten verificatieslagen achterwege gebleven. Het toezicht<br />
vanuit <strong>het</strong> Ministerie is aldus <strong>niet</strong> voldoende tot uiting gekomen in de beginfase. Sinds eind 2003<br />
stelt <strong>het</strong> Ministerie zwaardere eisen aan de onderbouwing van de keuzes betreffende<br />
huurcontracten om zo de risico’s te voorkomen die zich in <strong>het</strong> verleden manifesteerden.<br />
Huisvestingsbeleid<br />
UWV heeft sinds de fusie van de verschillende onderdelen een eigen koers uitgezet voor de<br />
komende jaren. Deze koers is vastgelegd in <strong>het</strong> document Kompas 2005. Deze koers is<br />
doorvertaald:<br />
• in een (Kompas)agenda met concreet benoemde activiteiten voor de komende jaren;<br />
• naar een Veranderprogramma (2003-2005) en<br />
• naar staf- en divisieplannen.<br />
Onderdeel van de koers, zoals die in Kompas 2005 is uitgezet, is <strong>het</strong> huisvestingsbeleid. Dit<br />
beleid is weer nader uitgewerkt in een Masterplan Huisvesting. Toen La Guardia Plaza werd<br />
aangehuurd, was dit masterplan nog <strong>niet</strong> opgesteld. Uit <strong>het</strong> onderzoek bleek dat de Raad van<br />
Bestuur van UWV andere prioriteiten had en ernaar streefde zo snel mogelijk tot één<br />
hoofdkantoor te komen. Het huisvestingsbeleid ten aanzien van <strong>het</strong> hoofdkantoor is <strong>niet</strong><br />
gedetailleerd uitgewerkt. De visie op de functies die in <strong>het</strong> hoofdkantoor moesten worden<br />
ondergebracht, is tijdens de bouw verscheidene keren gewijzigd. Tevens ontbreekt een<br />
gedetailleerde uitwerking van <strong>het</strong> programma van eisen. De keuze voor snelheid en <strong>het</strong>
81 / 93<br />
ontbreken van gedetailleerde uitgangspunten resulteren in een verminderde beheersing van <strong>het</strong><br />
huisvestingsproces betreffende <strong>het</strong> hoofdkantoor.<br />
Planning en control<br />
Uit de 0+1-<strong>rapport</strong>age (mei 2003) komt naar voren dat <strong>het</strong> plannings- en<br />
beheersinginstrumentarium nog in ontwikkeling is. Dit komt ook uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren.<br />
Zo blijkt de begroting van gebouw B meermalen te zijn aangepast in verband met gewijzigde<br />
inzichten. Tevens blijken aan de eerste en tweede begrotingen <strong>niet</strong> zodanige normen en<br />
berekeningen ten grondslag te liggen dat een goed uitgangspunt aanwezig is om de totale kosten<br />
van <strong>het</strong> project te kunnen beoordelen.<br />
Daarnaast blijkt dat de informatie die UWV aan <strong>het</strong> Ministerie dient te verstrekken, zeer<br />
moeizaam en op onderdelen op een gebrekkige wijze is verstrekt. Zo was veel van de gevraagde<br />
informatie <strong>niet</strong> direct beschikbaar in de administratieve systemen die <strong>het</strong> UWV in gebruik heeft.<br />
Ook was de inhoud van de verantwoording die UWV via <strong>het</strong> Ministerie aan de Tweede Kamer<br />
verschafte, <strong>niet</strong> helder en voor de <strong>niet</strong>-deskundige lezer <strong>niet</strong> goed te volgen.<br />
Structuur<br />
Voor de huisvestingsoperatie voor <strong>het</strong> UWV-hoofdkantoor is een projectorganisatie ingericht.<br />
Deze staat los van de staande organisatie. Aanvankelijk zou de projectorganisatie vorm krijgen<br />
op drie niveaus (stuurgroep, programmagroep en projectgroepen). Deze projectorganisatie is <strong>niet</strong><br />
volgens plan opgezet, waardoor eind 2002 is besloten een nieuwe projectorganisatie op te zetten.<br />
Begin 2003 is een kernteam gevormd onder leiding van de vice-voorzitter van de Raad van<br />
Bestuur. Vanuit de projectgroep worden alle beslissingen aan dit orgaan voorgelegd. Het<br />
kernteam <strong>rapport</strong>eert rechtstreeks aan de Raad van Bestuur. Met de vorming van dit kernteam<br />
zijn de stuurgroep en de programmagroep opgeheven. De korte lijnen met de Raad van Bestuur<br />
bieden de Raad van Bestuur de mogelijkheid om op directe wijze sturing te geven aan <strong>het</strong><br />
huisvestingsproject.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek komt naar voren dat tijdens de projectperiode van <strong>het</strong> hoofdkantoor<br />
opdrachten <strong>niet</strong> altijd ondertekend werden volgens <strong>het</strong> mandateringsbesluit. Zo zijn besluiten<br />
genomen door daartoe <strong>niet</strong>-bevoegden en zijn de geldende procedures <strong>niet</strong> nageleefd. In een<br />
<strong>rapport</strong>age (mei 2003) van de controller Vastgoed wordt overigens opgemerkt dat de taken en<br />
verantwoordelijkheden van <strong>het</strong> nieuwe projectteam (nog steeds) <strong>niet</strong> duidelijk zijn geformuleerd.<br />
Het risico van mogelijke afwijkingen van gestelde taken, verantwoordelijkheden en<br />
bevoegdheden is hierdoor lang blijven bestaan. In juni 2003 stelt de Raad van Bestuur alsnog de<br />
verantwoordelijkheidsstructuur vast.<br />
Communicatie en samenwerking<br />
De samenwerking en communicatie tussen de organisatie en <strong>het</strong> Ministerie verloopt formeel via<br />
<strong>rapport</strong>ages en overleg. De toezichtrol die <strong>het</strong> Ministerie toekomt op <strong>het</strong> gebied van huisvesting,<br />
wordt op marginale wijze uitgevoerd, maar wel conform de gestelde regelgeving. De kritische<br />
rol die vanuit <strong>het</strong> Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer naar voren kwam,
82 / 93<br />
heeft <strong>het</strong> Ministerie <strong>niet</strong> op zich genomen ten opzichte van UWV. Het Ministerie vertrouwt in<br />
belangrijke mate op de openheid en betrouwbaarheid van <strong>het</strong> instituut. Dat trad bijvoorbeeld aan<br />
de dag toen La Guardia Plaza werd gehuurd en <strong>het</strong> huurcontract werd ondertekend voordat de<br />
tekst van dit document aan <strong>het</strong> Ministerie ter goedkeuring was voorgelegd. Wat de controle<br />
achteraf betreft lijkt de invloed van <strong>het</strong> Ministerie beperkt. Daarnaast biedt UWV <strong>het</strong> Ministerie<br />
weinig openheid over de inrichtingskosten.<br />
Slotopmerking<br />
De vraag met betrekking tot <strong>het</strong> beheer van UWV is in hoeverre <strong>het</strong> huidige toezicht, de<br />
verantwoording, de sturing en de beheersing in voldoende mate vorm heeft gekregen. Om een<br />
goed antwoord op deze vraag te kunnen geven zal men deze problematiek explicieter dan<br />
voorheen moeten benaderen. Gebleken is dat de beheerelementen nog nadere aandacht<br />
behoeven. Dit is enerzijds te verklaren uit <strong>het</strong> feit dat UWV pas sinds 2002 operationeel is en<br />
nog bezig is ‘zich te zetten’. Anderzijds komen uit <strong>het</strong> onderzoek signalen van risico’s naar<br />
voren die nader onderzocht kunnen worden om met zekerheid een uitspraak te doen over de<br />
adequaatheid van de verantwoordings- en beheersingsstructuur. Op basis van deze uitkomst zal<br />
de koppeling kunnen worden gemaakt met de huidige toezichtrelatie en de invulling door <strong>het</strong><br />
Ministerie.<br />
Samengevat: er is sprake van een adviesorgaan (Raad van Advies), maar UWV kent geen<br />
toezichthoudend orgaan met de daarbij behorende taken (Raad van Commissarissen-model). Het<br />
Ministerie oefent tot op zekere hoogte een toezichthoudende taak uit. Het verdient aanbeveling te<br />
onderzoeken of de toezichtstructuur aanpassing behoeft door <strong>het</strong> toezicht van <strong>het</strong> departement te<br />
verbeteren en te intensiveren, dan wel dit intern op te waarderen door middel van een Raad van<br />
Commissarissen-model.
83 / 93<br />
8. Het samenvattende deskundigenoordeel en de beantwoording van de<br />
onderzoeksvragen<br />
Dit hoofdstuk bevat <strong>het</strong> samenvattende oordeel op grond van <strong>het</strong> uitgevoerde onderzoek. De<br />
opbouw van <strong>het</strong> hoofdstuk is als volgt<br />
• 1. Algemeen<br />
Dit onderdeel gaat in op de vragen zoals deze door de Minister zijn gesteld in zijn<br />
opdrachtbrief van 9 december 2003<br />
• 2. De specifieke vragen<br />
De beantwoording van de specifieke vragen zoals deze in <strong>het</strong> Algemeen Overleg van 12<br />
november 2003 door de Kamer zijn geformuleerd en zijn opgenomen in de brief van de<br />
Minister.<br />
• 3. Andere bevindingen<br />
Bevindingen welke relevant zijn voor de beoordeling van de feiten.<br />
Belangrijk is vast te stellen dat <strong>het</strong> onderzoek betrekking heeft op een slechts een beperkt deel<br />
van de totale bedrijfsvoering van UWV en dat <strong>het</strong> oordeel in dit hoofdstuk uitsluitend betrekking<br />
heeft op de aspecten die in dit onderzoek zijn betrokken.
84 / 93<br />
8.1 Algemeen<br />
De Minister vraagt in de opdrachtbrief een deskundigenoordeel over de volledigheid en juistheid<br />
van de huisvestingskosten en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten van La Guardia Plaza<br />
gebouw B.<br />
Ten aanzien van de volledigheid van de kosten is <strong>het</strong> volgende vastgesteld. In de <strong>rapport</strong>ages<br />
van UWV (van 3 juni, 25 september en 30 oktober 2003) is telkens over onderdelen van de totale<br />
begroting voor gebouw B van La Guardia Plaza ge<strong>rapport</strong>eerd, te weten: <strong>het</strong> inbouwpakket en<br />
later de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten.<br />
Als de vraag omtrent de volledigheid wordt gerelateerd aan de begroting die door UWV sinds<br />
maart 2003 wordt gehanteerd is vastgesteld dat in de totale begroting de kosten volledig zijn<br />
verantwoord en ten laste zijn gebracht van gebouw B. Deze sluit op 19,2 miljoen euro en de<br />
kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket en de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten maken er onderdeel van uit. Er<br />
is hier de facto geen sprake van een ‘begroting’ van de uitgaven (met een normstellend karakter),<br />
maar van een weergave van de gedane investeringen/gemaakte kosten c.q. aangegane<br />
verplichtingen en schattingen van verwachte uitgaven.<br />
De verantwoording van UWV aan de Tweede Kamer kan op de genoemde onderdelen als<br />
volledig worden gekwalificeerd, echter met die kanttekening dat de kosten nimmer in totaliteit<br />
en in samenhang zijn bezien en ge<strong>rapport</strong>eerd, zoals in <strong>het</strong> onderhavige onderzoek. Zie bijlage 5<br />
voor een vergelijkend overzicht van de in de diverse <strong>rapport</strong>ages opgenomen gegevens.<br />
Ten aanzien van de juistheid van de kosten dient <strong>het</strong> volgende te worden opgemerkt. Door de<br />
onjuiste toepassing van de grondslag voor de berekening van de kosten per vierkante meter (de<br />
verhouding verhuurbaar vloeroppervlak / brutovloeroppervlak blijkt <strong>niet</strong> 0,7 maar 0,87 te zijn),<br />
dient een forse correctie te worden doorgevoerd op de gehanteerde kengetallen voor de<br />
huurkosten en de kosten voor de investeringen in <strong>het</strong> inbouwpakket. De kosten per vierkante<br />
meter zijn evident hoger dan eerder ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
Ten slotte kan in <strong>het</strong> licht van de juistheid en volledigheid van de specifieke kosten voor <strong>het</strong><br />
bestuurs- en vergadercentrum nog <strong>het</strong> volgende worden opgemerkt. Door de toegepaste methode<br />
van <strong>rapport</strong>eren 60 en de wijze waarop daar invulling aan is gegeven 61 , ontbreekt voor de<br />
verantwoording een juiste grondslag, waardoor de ge<strong>rapport</strong>eerde kosten als <strong>niet</strong> volledig zijn te<br />
kwalificeren.<br />
60 Op basis van een puntenlijst van aanpassingen, in plaats van een algehele uitsplitsing en toedeling van alle<br />
kosten naar de betreffende verdiepingen<br />
61 Op basis van een visuele schouw
85 / 93<br />
De Minister vraagt voorts een analyse over de inhoud van de eerdere <strong>rapport</strong>ages aan de Kamer<br />
over de huisvestingskosten van <strong>het</strong> UWV.<br />
Het Onderzoek huisvestingskosten UWV van september 2003, zoals dat is uitgevoerd door een<br />
projectgroep van <strong>het</strong> Ministerie en de Rijksgebouwendienst (Onderzoek Ministerie en<br />
Rijksgebouwendienst), gaat uit van een verhouding verhuurbaar vloeroppervlak (vvo)/bruto<br />
vloeroppervlak (bvo) van 0,7. Op grond van <strong>het</strong> onderzoek is vast komen te staan dat <strong>het</strong> te<br />
hanteren verhoudingsgetal 0,87 moet zijn. Dit heeft te maken met <strong>het</strong> gegeven dat de<br />
parkeergarage in <strong>het</strong> genoemde onderzoek van september 2003 ten onrechte in <strong>het</strong> getal van <strong>het</strong><br />
brutovloeroppervlak is opgenomen. Deze onvolkomenheid heeft voor de eerdere <strong>rapport</strong>ages aan<br />
de Tweede Kamer tot gevolg dat:<br />
• de huurkosten voor <strong>het</strong> hoofdkantoor van UWV 196 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak bedragen in plaats van 158 euro. Dit is 16% hoger dan <strong>het</strong><br />
gemiddelde uit de benchmark van 169 euro (zie 5.3.2.1);<br />
• de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket “smal” uitkomen op 413 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak in plaats van 332 euro. Dit is circa 51 % boven <strong>het</strong> gemiddelde uit<br />
de benchmark en 17% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit<br />
Rijkshuisvesting (zie 5.4.2.1);<br />
• de huurkosten inclusief de kosten voor <strong>het</strong> inbouwpakket “smal” op basis van een<br />
annuïteitberekening 236 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak bedragen in plaats<br />
van 190 euro (dit bedrag bestaat uit de huurkosten ad 196 plus 40, zijnde de annuïteit van<br />
413 kosten inbouwpakket) . Dit is 24% hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde uit de benchmark van<br />
196 euro;<br />
• de investeringskosten voor <strong>het</strong> totale inbouwpakket van La Guardia Plaza uitkomen op<br />
771 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak in plaats van 635 euro (zie 5.4.2.2). Dit<br />
is circa 11% boven <strong>het</strong> niveau voor de reguliere (referentie) kwaliteit Rijkshuisvesting.<br />
In schema:<br />
Gegevens<br />
(kosten in euro inclusief BTW /<br />
m2 bvo)<br />
1. Huurkosten La Guardia Plaza<br />
(incl. BTW-comp.)<br />
2. Inbouwpakket “smal”<br />
(La Guardia Plaza A t/m D)<br />
3. Huur + inbouwpakket “smal”<br />
(La Guardia Plaza A t/m D)<br />
4. Inbouwpakket totaal<br />
(La Guardia Plaza A t/m D)<br />
Kosten UWV<br />
Rap. sept. 03<br />
vvo/bvo 0,7<br />
Gecorrigeerd (excl.<br />
p-garage)<br />
vvo/bvo 0,87<br />
Gemiddelde uit<br />
benchmark /<br />
referentie Rgd<br />
Afwijking UWV t.o.v.<br />
benchmark c.q.<br />
referentie Rgd<br />
158 196 169 + 16%<br />
332 413 273<br />
+ 51%<br />
referentie Rgd: 352<br />
+ 17%<br />
190 236 196 + 24%<br />
635 771 referentie Rgd: 697<br />
Ter toelichting dient te worden opgemerkt dat de <strong>rapport</strong>age van <strong>het</strong> Ministerie en de<br />
Rijksgebouwendienst de kengetallen voor <strong>het</strong> gehele complex La Guardia Plaza (gebouw A tot<br />
+ 11%
86 / 93<br />
en met D) berekent. De beide <strong>rapport</strong>ages van UWV van september 2003 en oktober 2003 geven<br />
ook de kostengegevens voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw B. Daarbij is in de <strong>rapport</strong>ages<br />
eveneens uitgegaan van een verhouding verhuurbaar vloeroppervlak / brutovloeroppervlak van<br />
0,7.<br />
De kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket voor gebouw B kunnen als volgt worden toegelicht.<br />
Indien rekening wordt gehouden met de hiervoor toegelichte correctie voor de verhouding<br />
vvo/bvo dan bedragen de investeringskosten voor gebouw B 1.149 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak. Daarin is nog <strong>niet</strong> verwerkt de door de projectontwikkelaar G&S Vastgoed<br />
toegekende vergoeding. Deze is aangewend voor aanvullende investeringen. Wanneer deze<br />
worden meegerekend komen de investeringskosten uit op 1.267 euro per vierkante meter<br />
brutovloeroppervlak.<br />
De kosten voor gebouw B liggen ook aanzienlijk hoger dan <strong>het</strong> gemiddelde van de overige<br />
gebouwen van La Guardia Plaza.<br />
Vastgesteld kan worden dat de bouwkosten hoog zijn uitgevallen. Een belangrijke verklaring<br />
hiervoor ligt in <strong>het</strong> bouwproces en de gemaakte keuzen; dit wordt hierna toegelicht.<br />
In schema:<br />
Gegevens Rapport UWV<br />
30 okt. 03<br />
Gecorrigeerd naar<br />
juiste verhouding<br />
vvo/bvo<br />
Gecorrigeerd naar<br />
juiste verhouding<br />
vvo/bvo<br />
en vóór aftrek<br />
vergoeding G&S<br />
Kosten inbouwpakket in euro 12.739.755 12.739.755 14.052.418<br />
Verhuurbaar vloeroppervlak 9.664 9.664 9.664<br />
Verhouding vvo/bvo 0,7 0,87 0,87<br />
Brutovloeroppervlak 13.806 11.087 11.087<br />
Kengetal<br />
(euro / m 2 bvo incl. BTW)<br />
923 1.149 1.267
87 / 93<br />
8.2 De specifieke vragen<br />
Alvorens de specifieke vragen te beantwoorden bevat deze paragraaf eerst een samenvatting van<br />
de feiten en omstandigheden in relatie tot (de totstandkoming van) <strong>het</strong> huisvestingsbeleid en de<br />
(administratieve) organisatie van <strong>het</strong> bouwproces.<br />
Huisvestingbeleid<br />
Het masterplan is goedgekeurd nadat de huurovereenkomst inzake La Guardia Plaza gebouw B<br />
was afgesloten en de verbouwings- en inrichtingsactiviteiten al waren gestart. Het programma<br />
van eisen is beperkt uitgewerkt; er is geen inrichtingshandboek opgesteld. Dit beperkt ook de<br />
mogelijkheid tot toetsing van feiten aan normen. De indruk bestaat dat de betrokkenheid van <strong>het</strong><br />
Ministerie bij deze plannen en beslissinegn beperkt van aard is geweest. De korte doorlooptijd<br />
van de besluitvorming omtrent de locatie van <strong>het</strong> hoofdkantoor, alsmede de wens van de Raad<br />
van Bestuur om zo spoedig mogelijk te komen tot één hoofdkantoor, zijn leidend geweest bij <strong>het</strong><br />
huisvestingsbeleid.<br />
Vastgesteld is dat de begroting van gebouw B meermalen is aangepast in verband met<br />
gewijzigde inzichten (een begroting van 15,5 miljoen uit juni 2002, een begroting van 23,3<br />
miljoen van december 2002 en een begroting van 19,2 miljoen van maart 2003).<br />
De begroting van 19,2 miljoen euro, welke tot stand kwam terwijl de verbouwing volop in<br />
gang was, wordt tot op heden gehanteerd, maar is <strong>niet</strong> formeel goedgekeurd door de Raad van<br />
Bestuur.<br />
Administratieve organisatie<br />
De mandateringsbesluiten zijn in veel gevallen <strong>niet</strong> nageleefd en opdrachten zijn verstrekt<br />
zonder dat de formele bevoegdheden daartoe waren vastgesteld.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat de procedure voor verwerking van de facturatie in de loop van 2003<br />
is verbeterd. De facturen zijn op zich juist verwerkt in de projectadministratie.<br />
De projectorganisatie bestond in 2002 uit de stuurgroep Huisvesting, waarin de Raad van<br />
Bestuur was vertegenwoordigd. De projectgroep Huisvesting bereidde de beslissingen van de<br />
stuurgroep Huisvesting voor. De projectorganisatie heeft voor een groot deel van <strong>het</strong> werk <strong>niet</strong><br />
goed gefunctioneerd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden waren lange tijd<br />
onduidelijk en <strong>niet</strong> formeel vastgelegd en goedgekeurd. De organisatie lijkt zich volgens de<br />
maandelijkse project<strong>rapport</strong>ages in 2003 te hebben verbeterd, onder andere doordat een nieuwe<br />
projectstructuur is opgezet, waaronder een kernteam onder leiding van de plaatsvervangend<br />
voorzitter van de Raad van Bestuur.<br />
Tot maart 2003 zijn geen maand<strong>rapport</strong>ages opgemaakt uit de projectadministratie.Vanaf april<br />
2003 zijn deze wel opgemaakt, <strong>het</strong>geen betekent dat er voor <strong>het</strong> grootste deel van <strong>het</strong> project er<br />
geen ordentelijke projectbewaking is geweest.
88 / 93<br />
Vraag: De BTW kwestie en de vergelijkbaarheid met andere instanties<br />
Vastgesteld is dat UWV conform de vigerende fiscale regelgeving (BTW) heeft gehandeld en dit<br />
ook financieel administratief juist heeft verwerkt.<br />
Vastgesteld is dat in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van Ministerie, Rijksgebouwendienst en UWV van september<br />
2003 de BTW en BTW-compensatie op correcte wijze zijn opgenomen.<br />
Vraag: Het toeschrijven van inrichtingskosten aan andere onderdelen<br />
Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat van de inrichtingskosten ad 12,7 miljoen euro (eerder<br />
12,5 miljoen euro) 2,4 miljoen euro (eerder 1,9 miljoen euro) betrekking heeft op <strong>het</strong> bestuurs-<br />
en vergadercentrum. Uit <strong>het</strong> onderzoek naar alle bijwerkposten van G&S Vastgoed alsmede naar<br />
de voorbereidingskosten, blijkt dat een bedrag van 792.000 euro inclusief BTW, betrekking heeft<br />
op de begane grond / eerste verdieping en een bedrag van 2.758.000 euro op de elfde en twaalfde<br />
verdieping.<br />
Een aantal opdrachten heeft betrekking op meerdere verdiepingen en op basis van de specificatie<br />
kan <strong>niet</strong> zonder meer worden vastgesteld aan welke verdieping de betreffende kosten moeten<br />
worden toebedeeld. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre een verdere toedeling<br />
van de betreffende posten mogelijk is.<br />
De toerekening van de uitgaven aan de verbouwing van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum (elfde<br />
en twaalfde verdieping en begane grond en eerste verdieping) blijkt <strong>niet</strong> juist te zijn gebeurd. In<br />
de brief van de Minister van 31 oktober 2003 (Tweede Kamer, 2003-2004, 26 448, nr. 93) staan<br />
voor <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum als kosten vermeld: 2.392.125 euro inclusief BTW. Op<br />
grond van <strong>het</strong> onderzoek is vast komen te staan dat de totale uitgaven voor <strong>het</strong> bestuurs- en<br />
vergadercentrum zijn uitgekomen op tenminste 3.550.000 euro inclusief BTW.<br />
De door UWV ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen zijn tot stand gekomen op basis van een visuele<br />
inspectie (schouw) en aan de hand van een zogenoemde puntenlijst, waardoor noch de totale<br />
kosten van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum, noch sec de aanpassingskosten in beeld zijn<br />
gebracht.<br />
Vraag: De kosten voor <strong>het</strong> restaurant en voor de audiovisuele middelen<br />
Vastgesteld is dat UWV <strong>rapport</strong>eerde dat de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden inrichtingskosten 1.745.506<br />
euro inclusief BTW bedragen (exclusief pc’s op de werkplek) en dat Twynstra Gudde in zijn<br />
<strong>rapport</strong>age vaststelt dat vijf van de zeven kostenposten binnen de referentie vallen. De UWVkosten<br />
voor restaurantmeubilair en audiovisuele middelen liggen hoger dan de referentie.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt een bedrag van 59.100 euro inclusief BTW <strong>niet</strong> te zijn betrokken in de<br />
opgave van de kosten van restaurantmeubilair en een bedrag van 23.207 euro inclusief BTW <strong>niet</strong><br />
in de opgave van de kosten van de audiovisuele middelen.
89 / 93<br />
Gegevens Opgave UWV Vaststelling<br />
okt. 03<br />
febr. 04<br />
specifieke kosten audiovisuele middelen 64.388 123.488<br />
specifieke kosten restaurantmeubilair 277.851 301.057<br />
De hoge kosten van <strong>het</strong> restaurantmeubilair worden <strong>niet</strong> alleen veroorzaakt door dure elementen,<br />
zoals de treincoupé-achtige zitbanken en <strong>het</strong> barmeubel dat aan de buitengevel is gemonteerd,<br />
maar ook door <strong>het</strong> basismeubilair dat duurder is dan de bovengrens van de referentie van<br />
Twynstra Gudde zou rechtvaardigen. De hogere kosten voor de audiovisule middelen worden<br />
veroorzaakt doordat een DCN-systeem (discussiesysteem met microfoons) is toegepast in twee<br />
vergaderruimten op de derde verdieping, alsmede een DCN-systeem met een uitgebreid video-<br />
en audiosysteem in de boardroom op de twaalfde verdieping.<br />
Vraag: De toedeling van de ‘boardroom’op de 12e etage<br />
In de <strong>rapport</strong>ages van UWV van september 2003 en oktober 2003 geeft UWV de kosten voor <strong>het</strong><br />
inbouwpakket en de aanpassingen aan <strong>het</strong> casco voor de begane grond, eerste verdieping en de<br />
elfde en twaalfde verdieping. De “boardroom” is de grote vergaderruimte op de twaalfde<br />
verdieping. De ge<strong>rapport</strong>eerde bedragen zijn respectievelijk 1,9 miljoen en 2,4 miljoen euro.<br />
Zoals is aangegeven in hoofdstuk 5 zijn <strong>niet</strong> alle “gebouwgebonden kosten” die betrekking<br />
hebben op de begane grond, eerste verdieping en elfde en twaalfde verdieping opgenomen in de<br />
bovengenoemde bedragen. Hiermee is de toedeling van de kosten aan de “boardroom” ook <strong>niet</strong><br />
volledig. Het blijkt overigens <strong>niet</strong> eenvoudig om de gebouwgebonden kosten te specificeren naar<br />
één bepaalde ruimte.<br />
Ten aanzien van de <strong>niet</strong>-gebouwgebonden kosten zijn in de <strong>rapport</strong>age van UWV de kosten voor<br />
<strong>het</strong> meubilair van de boardroom opgenomen onder ‘meubilair vergaderkamers’ en de kosten<br />
voor de <strong>het</strong> toegepaste discussiesysteem met microfoons, de video-installatie en de audioinstallatie<br />
onder de post ‘audiovisuele middelen’.<br />
Vraag: Effectiviteit ruimtegebruik<br />
Vanuit eerdere <strong>rapport</strong>ages blijkt dat een verhouding vvo/bvo van 70% is aangehouden en dat de<br />
UWV in haar <strong>rapport</strong> van 30 oktober 2003 zodoende uitkomt op een investering per vierkante<br />
meter van 923 euro.<br />
Vastgesteld is dat de verhouding vvo/bvo in beide UWV-<strong>rapport</strong>en is gebaseerd op de<br />
oppervlakte van <strong>het</strong> gehele pand B, inclusief parkeergarage. Rijksgebouwendienst is er vanuit<br />
gegaan dat de in de benchmark betrokken instellingen de bvo-metrage hebben aangeleverd<br />
exclusief parkeergarage. Wanneer de parkeerlaag echter wordt betrokken in de vergelijking,<br />
worden de kosten van <strong>het</strong> inbouwpakket verdeeld over een aanmerkelijk groter aantal vierkante<br />
meters. Dat heeft tot gevolg dat de investering voor <strong>het</strong> inbouwpakket daalt tot 923 euro per<br />
vierkante meter brutovloeroppervlak, terwijl er zonder de parkeerlaag in de benchmark sprake is<br />
van een investering van 1.149 euro per vierkante meter brutovloeroppervlak.<br />
UWV en Rijksgebouwendienst hebben zich gebaseerd op de gegevens van <strong>het</strong> meetcertificaat.<br />
Het meetcertificaat is op zich juist (en oorspronkelijk bedoeld voor de vaststelling van de
90 / 93<br />
huurprijs), doch de interpretatie van de gegevens zoals in de <strong>rapport</strong>ages is toegepast, is voor een<br />
goede vergelijkbaarheid in de benchmark onjuist.<br />
Gebleken is dat men binnen UWV in november 2003 op de hoogte was van <strong>het</strong> feit dat de<br />
parkeergarage in de bvo-metrage was meegenomen en de consequenties daarvan voor de<br />
uitkomsten van de <strong>rapport</strong>ages. Dit is ook ter sprake gebracht in <strong>het</strong> overleg met Ernst & Young<br />
bij de totstandkoming van <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> in november 2003. UWV heeft hier verder geen vervolg<br />
aan gegeven door bijvoorbeeld <strong>het</strong> Ministerie of de Rijksgebouwendienst hierover te informeren.<br />
Vraag: Metropolitan-gebouw<br />
De opbouw van de huurkosten van gebouw Metropolitan is weergegeven onder 5.3.2.4. Voor de<br />
vraag of de huur die UWV betaalt, dezelfde is als die welke <strong>het</strong> Lisv heeft betaald, is <strong>het</strong><br />
volgende van belang. Het huurcontract voor Metropolitan is van rechtswege overgegaan van Lisv<br />
op UWV. Op 1 januari 2002 is <strong>het</strong> huurcontract aangepast vanwege een herziening van de<br />
markthuurprijs. Deze herziening is uitgevoerd door de dan geldende huurprijs te toetsen aan de<br />
markthuurprijs van <strong>het</strong> object. De markthuurprijs wordt daarbij afgezet tegen de huurwaarde van<br />
vergelijkbare huurobjecten. De markthuurprijsherziening heeft geleid tot een forse stijging van<br />
de huurprijs.<br />
De brief van 3 juni 2003 van UWV aan de Minister geeft aan dat La Guardia Plaza ten<br />
opzichte van <strong>het</strong> gebouw Metropolitan op jaarbasis ruim 0,5 miljoen euro goedkoper is. Dit<br />
bedrag is berekend door <strong>het</strong> verschil te nemen tussen de “kale huurprijzen”. In deze berekening<br />
zijn <strong>niet</strong> meegenomen de te betalen BTW-compensatie (welke voor La Guardia Plaza veel hoger<br />
is dan voor gebouw Metropolitan), servicekosten en kosten voor energie. Daarnaast is vanaf 15<br />
september 2002 sprake geweest van “dubbele huur” en van 1 januari 2004 tot en met 31<br />
december 2006 komt <strong>het</strong> verschil tussen de huurprijs en de onderverhuurprijs voor rekening van<br />
UWV.<br />
Vraag: Kosten van de specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur van UWV<br />
Een regeling voor de vergoeding van de kosten van de Raad van Bestuur ontbreekt. Er is een<br />
mondelinge toezegging van de vorige Secretaris-Generaal van <strong>het</strong> Ministerie aan de Raad van<br />
Bestuur dat voor de kosten voor de specifieke diensten van de Raad van Bestuur de<br />
overeenkomstige regelingen voor de rijksoverheid van toepassing zijn. Een schriftelijke<br />
vastlegging hiervan ontbreekt. Er is daarom geen sprake van een helder en eenduidig toepasbaar<br />
toetsingskader. Dit klemt des te meer gelet op de publieke functie van UWV.<br />
De controle van <strong>het</strong> zakelijke karakter van de onkosten is voorts beperkt door <strong>het</strong> feit dat van een<br />
groot deel van de declaraties geen nota’s zijn overgelegd. Ten aanzien van de wèl gecontroleerde<br />
kosten voor de specifieke diensten van de Raad van Bestuur over <strong>het</strong> jaar 2002 is vast komen te<br />
staan dat deze kosten in <strong>het</strong> algemeen als redelijk en passend bij de functie van de leden van een<br />
Raad Bestuur kunnen worden beschouwd.
91 / 93<br />
8.3 Andere bevindingen<br />
De kwaliteit, kosten en functionaliteit van de huisvesting<br />
Er is wel gesuggereerd dat bij de realisatie van Gebouw B, sprake zou zijn van een buitensporige<br />
luxe inrichting. Deze veronderstelling is <strong>niet</strong> bevestigd tijdens <strong>het</strong> onderzoek.<br />
Over <strong>het</strong> algemeen is in gebouw B sprake van een gemiddeld kwaliteitsniveau voor de<br />
kantoorverdiepingen. Op begane grond en eerste verdieping en de elfde en twaalfde verdieping is<br />
vanwege de functie als bestuurs- en vergadercentrum een hoger kwaliteitsniveau gerealiseerd.<br />
Dit kwaliteitsniveau is over <strong>het</strong> algemeen als representatief te betitelen, maar <strong>niet</strong> als bovenmatig<br />
of buitensporig.<br />
Wel valt op te merken dat de kosten hoog zijn uitgevallen voor de gerealiseerde kwaliteit. De<br />
functionaliteit (de noodzaak voor de bedrijfsuitoefening) van bepaalde investeringen kan dan ook<br />
sterk betwijfeld worden. Te denken valt aan <strong>het</strong> vergroten van de vide op de begane grond, de<br />
uitvoering van de trap van de elfde naar de twaalfde verdieping en <strong>het</strong> slopen en herinrichten van<br />
de sanitaire ruimten, maar ook de investering in de audiovisuele middelen in de vergaderruimten<br />
(met name de “boardroom”).<br />
De doelmatigheid van de huisvestingskosten<br />
Naast bovengenoemde aspecten heeft ook doelmatigheidsaspect een rol gespeeld, oftewel: is <strong>het</strong><br />
proces zo verlopen dat <strong>het</strong> doel tegen minimale kosten is gerealiseerd.<br />
Vanaf begin 2002 is leidend geweest dat de Raad van Bestuur zo spoedig mogelijk wilde komen<br />
tot de vorming van één hoofdkantoor. De procesgang is daaraan ondergeschikt geweest (er is<br />
bijvoorbeeld geen specifiek programma van eisen opgesteld). Dit heeft er toe geleid dat<br />
gedurende zowel de voorbereiding als de uitvoering nog vele wijzigingen zijn opgetreden. Zo is<br />
<strong>het</strong> kantoorconcept in de uitvoering nog gewijzigd en is besloten op de derde verdieping<br />
vergaderruimten te realiseren, terwijl deze verdieping al als kantoor was ingericht. Dit heeft sterk<br />
kostenverhogend gewerkt.<br />
Uit <strong>het</strong> onderzoek is <strong>niet</strong> gebleken dat er een alternatief is overwogen voor de huisvesting voor<br />
de Raad van Bestuur, directie en stafafdelingen, bijvoorbeeld in gebouw C of D. Er is geen<br />
sprake geweest van een helder besluitvormingsproces waarbij een keuze is gemaakt voor<br />
gebouw B.<br />
Terugbouwverplichting<br />
Vastgesteld is dat de huurovereenkomst bepaalt dat <strong>het</strong> gehuurde, bij beëindiging van <strong>het</strong><br />
huurcontract, in oorspronkelijke staat dient te worden teruggebracht. Er is een conceptterugbouwverplichting<br />
aangetroffen. Afspraken over eventuele kwijting van de<br />
terugbouwverplichting of compensatie door de verhuurder voor een eventuele<br />
waardevermeerdering van <strong>het</strong> pand door de investeringen van UWV zijn achterwege gebleven.<br />
Thans bestaat voor UWV de verplichting (op grond van de wet en de overeenkomst) tot herstel<br />
van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat, wat aanzienlijke kosten met zich zal kunnen
92 / 93<br />
brengen. In de projectadministratie is op generlei wijze rekening gehouden met de (geschatte)<br />
kosten van sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong> gehuurde in de oorspronkelijke staat.<br />
Omtrent de verwerking in de jaarrekening van de kosten van de sloop en <strong>het</strong> herstellen van <strong>het</strong><br />
gehuurde in oorspronkelijke staat bestaan verschillende interpretaties. Gegeven <strong>het</strong> juridisch<br />
afdwingbare karakter ervan en <strong>het</strong> feit dat UWV <strong>niet</strong> zelfstandig, dus door een eigen handeling<br />
en zonder medewerking van een derde (i.c. de verhuurder), deze uitgaaf kan voorkomen zouden<br />
deze moeten worden opgenomen in de jaarrekening van UWV.<br />
Makelaarskosten<br />
Jones Lang LaSalle is door UWV ingeschakeld voor de aanhuur en als zodanig betrokken<br />
geweest bij de totstandkoming van de huurovereenkomst. Op 26 april 2002 is de<br />
overeenstemming tussen partijen tot stand gekomen. In <strong>het</strong> verslag hieromtrent is opgenomen dat<br />
Jones Lang LaSalle een courtage zal ontvangen van 10% van de jaarhuur, derhalve een bedrag<br />
van 867.654 euro exclusief BTW, te voldoen door G&S Vastgoed.<br />
Het staat vast dat er vervolgens twee betalingen ad 261.800 en 1.032.509 euro inclusief BTW<br />
hebben plaats<strong>gevonden</strong> aan Jones Lang LaSalle, door UWV en G&S Vastgoed, inzake courtage.<br />
De door UWV betaalde courtage is naar rato van de jaarhuur toegerekend aan de gebouwen B, C<br />
en D en maakt daarmee deel uit van de totale kosten zoals weergegeven in de tabel in 5.1.9.<br />
Omtrent de courtagekosten ad totaal 1.294.309 euro inclusief BTW kan worden vastgesteld, dat<br />
• de (formele) status van <strong>het</strong> document van 26 april 2002 <strong>niet</strong> duidelijk is;<br />
• de verklaringen van betrokkenen omtrent de reden(en) van deze betalingen <strong>niet</strong> overeen<br />
komen;<br />
• <strong>niet</strong> duidelijk is welke tegenprestatie(s) ten behoeve van UWV hiervoor zijn geleverd (in<br />
relatie tot <strong>het</strong> bouwproject);<br />
• <strong>het</strong> totaalbedrag van de courtagekosten meer is dan 10% van de jaarhuur van gebouw B,<br />
C en D;<br />
• <strong>niet</strong> duidelijk is of de courtagekosten ad 1.032.509 euro inclusief BTW (indirect) deel<br />
uitmaken van de investerings- of huurkosten en daarmee de facto geheel of gedeeltelijk<br />
ten laste van publieke middelen komen.<br />
Gelet op de voor <strong>het</strong> onderzoek ter beschikking staande middelen, <strong>het</strong> tijdstip waarop<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd moest worden en <strong>het</strong> aantal hierbij betrokken partijen kon deze aspecten <strong>niet</strong> nader<br />
worden onderzocht. Bovendien maakte dit geen deel uit van de onderzoeksvragen.<br />
Europese aanbesteding<br />
Vastgesteld is dat UWV geen Europese aanbestedingsprocedure heeft gevolgd voor <strong>het</strong><br />
realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket. UWV stelt zich op <strong>het</strong> standpunt dat zij <strong>niet</strong> als opdrachtgever<br />
(lees: aanbestedende dienst) is aan te merken en <strong>niet</strong> gehouden is een Europese<br />
aanbestedingsprocedure te volgen. Echter de opdracht(en) voor <strong>het</strong> inbouwpakket worden
93 / 93<br />
separaat door UWV aan G&S verstrekt en de betalingen afzonderlijk aan G&S Vastgoed<br />
voldaan. Op grond hiervan ligt <strong>het</strong> in de rede UWV te beschouwen als aanbestedende dienst en<br />
dat UWV derhalve gehouden is de Europese aanbestedingsprocedure te volgen.
Bijlage 1<br />
Onderzoeksopdracht W. <strong>Meijer</strong>
Bijlage 2<br />
Wederhoor UWV<br />
(integrale weergave)
Postbus 58285, 1040 HG AMSTERDAM<br />
De heer W. <strong>Meijer</strong><br />
Onderwerp<br />
Wederhoor concept<strong>rapport</strong> <strong>Meijer</strong><br />
Geachte heer <strong>Meijer</strong>,<br />
Datum<br />
5 februari 2004<br />
Van<br />
De heer mr. T. H. J. Joustra<br />
T 020 - 687 51 50, F 020 - 687 54 90<br />
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Kopie aan<br />
De heer J. Joling<br />
Naar aanleiding van uw concept<strong>rapport</strong> ‘Deskundigenoordeel huisvestingskosten UWV’ dat u<br />
mij ter wederhoor heeft aangeboden, treft u hierbij mijn reacties en suggesties aan en<br />
correcties op feitelijke onjuistheden.<br />
Om te beginnen stel ik vast dat u, naast kritische kanttekeningen, op grond van <strong>het</strong> onder<br />
uw leiding verrichte onderzoek ook tot de constatering bent gekomen dat de door UWV<br />
opgegeven bouwkosten voor de huisvesting van <strong>het</strong> hoofdkantoor in Amsterdam volledig zijn<br />
en binnen de begroting zijn. U constateert verder dat met betrekking tot specifieke diensten<br />
voor de Raad van Bestuur geen onjuistheden zijn aangetroffen.<br />
Alle overige over dit onderwerp verstrekte gegevens zijn <strong>niet</strong> afkomstig van UWV maar van<br />
derden en hebben geleid tot een voortdurende verwarring over de feiten en de cijfers. De<br />
vragen die <strong>het</strong> ministerie UWV heeft gesteld over de huisvesting op La Guardia hebben wij zo<br />
open en volledig mogelijk beantwoord. In onze lijn van beantwoording zijn wij eveneens<br />
consequent geweest. Dat de door ons verstrekte informatie in sommige opzichten afwijkt van<br />
de gegevens die u in uw <strong>rapport</strong> presenteert, is <strong>het</strong> gevolg van <strong>het</strong> feit dat de verzoeken om<br />
informatie die aan UWV zijn gedaan afwijken van de opdracht die aan u is verstrekt.<br />
Verder onderzoek heeft <strong>niet</strong> altijd geleid tot een beter inzicht in de kosten. Gaandeweg is <strong>het</strong><br />
onderzoek ook steeds specifieker geworden, waardoor nieuwe bevindingen zijn vergeleken<br />
met bestaande gegevens. Door de presentatie in <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van bestaande gegevens met<br />
nieuwe bevindingen kan de indruk ontstaan dat de door UWV verstrekte gegevens <strong>niet</strong> juist<br />
zijn. Ik hecht eraan te wijzen op <strong>het</strong> feit dat UWV geen onjuiste gegevens heeft verstrekt.<br />
Verschillende<br />
interpretaties van de gegevens en verschillende referentiekaders hebben in de afgelopen<br />
periode <strong>niet</strong> geholpen <strong>het</strong> inzicht in de huisvestingskosten te verbeteren. Het technische<br />
karakter van de materie, verschillende gangbare rekenmethodes en de moeilijkheid om in<br />
termen van harde normen te spreken, hebben evenmin geholpen hierover aanvullende<br />
duidelijkheid te krijgen.<br />
Een aantal punten wil ik hieronder toelichten. Twee daarvan wil ik met name noemen: de<br />
verhouding tussen verhuurbaar vloeroppervlak (vvo) en bruto vloeroppervlak (bvo), en de ict<br />
connectiviteit. Achteraf bezien hadden de hiermee samenhangende kosten geen onderdeel<br />
moeten uitmaken van de door UWV gepresenteerde cijfers. Wij weten ook <strong>niet</strong> of deze<br />
elementen ook voor de overige partijen in de benchmark gelden, wat twijfels oproept over de<br />
vergelijkbaarheid van de cijfers.<br />
Bezoekadres<br />
La Guardiaweg 68<br />
1043 DK AMSETRDAM<br />
www.uwv.nl
vvo/bvo<br />
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
2 van 8<br />
Op 23 juli 2003 heeft UWV van SZW <strong>het</strong> verzoek gekregen gegevens aan te leveren ten<br />
behoeve van <strong>het</strong> onderzoek huisvestingskosten UWV. UWV heeft aan dit verzoek voldaan en<br />
gegevens geleverd op basis van een verhouding van 85 procent tussen vvo en bvo, conform<br />
<strong>het</strong> voor de markt gebruikelijke gemiddelde. Om inzichtelijk te maken hoe de berekening van<br />
vvo naar bvo tot stand is gekomen, heeft UWV ook de vvo-gegevens geleverd. De geleverde<br />
gegevens zijn in lijn met de informatie die UWV de minister heeft verstrekt in de brief van<br />
UWV van 3 juni 2003. Deze gegevens zijn eveneens gebaseerd op een verhouding van 85<br />
procent tussen vvo en bvo.<br />
Naar aanleiding van de geleverde bvo-gegevens heeft de RGD UWV nadere vragen gesteld<br />
ter onderbouwing van <strong>het</strong> percentage van 85. Hiertoe heeft UWV de RGD de meetcertificaten<br />
van gebouw A en B doen toekomen. Ook heeft de RGD een schouw verricht op <strong>het</strong> complex<br />
La Guardia. Op basis van de meetcertificaten en de schouw is de RGD tot de conclusie<br />
gekomen dat door de vormgeving van La Guardia een ongunstige indeling van ruimten<br />
ontstaat en meer ruimte dan gebruikelijk verloren gaat aan stijgpunten (trappen, liften,<br />
schachten) en technische ruimte. Dit is voor de RGD aanleiding geweest UWV te vragen<br />
opnieuw gegevens te leveren in een verhouding vvo-bvo van 70 procent (overleg RGD en<br />
UWV van 10 september 2003). UWV heeft vanzelfsprekend aan dit verzoek voldaan.<br />
Vervolgens is in de benchmark gerekend met <strong>het</strong> door de RGD vastgestelde percentage vvobvo<br />
van 70.<br />
UWV heeft gegevens aangeleverd conform opdracht en schouw van de RGD. Meetcertificaten<br />
maken, zoals later bleek, melding van <strong>het</strong> aantal m2 bvo inclusief de m2 voor de<br />
parkeergarage. De door UWV aan de RGD geleverde gegevens zijn conform dit algemeen<br />
geldende uitgangspunt.<br />
Benchmark<br />
In uw <strong>rapport</strong> wordt een aantal keren de vergelijking gemaakt met de benchmark van de<br />
RGD. Naar mijn mening is dit <strong>niet</strong> mogelijk. Een correctie van de verhouding vvo-bvo voor<br />
UWV betekent immers dat ook voor de andere partijen in de benchmark zal moeten worden<br />
gekeken of zij de m2 voor parkeerruimte hebben meegenomen. Daar komt bij dat wanneer<br />
de cijfers van UWV veranderen ook <strong>het</strong> gemiddelde van de benchmark verandert. Ook<br />
worden in de benchmark de kosten van totale kantoren met elkaar vergeleken. Wij vragen<br />
ons dan ook af of de eerdere conclusies van <strong>het</strong> ministerie door een correctie van de vvo-bvo<br />
verhouding substantieel zullen veranderen. De verwachting is dat UWV binnen de<br />
bandbreedte van de kwaliteit van de rijkshuisvesting blijft vallen. Daar komt tevens bij dat<br />
inmiddels <strong>het</strong> realisatiecijfer voor gebouw C bekend is en de prognose voor gebouw D<br />
bekend is, zoals ook aan de onderzoekers is gemeld. Beide cijfers komen lager uit dan de<br />
cijfers die in de benchmark zijn gehanteerd. In de benchmark is ook uitgegaan van een smal<br />
inbouwpakket. De elementen die UWV heeft gerekend tot smal inbouwpakket, zoals<br />
bouwplaatskosten en cascoaanpassingen, zijn echter breder dan in de benchmark gevraagd.<br />
Voor een goede vergelijking dient hiervoor gecorrigeerd te worden.
ICT connectiviteit<br />
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
3 van 8<br />
In de referentienormen die de RGD hanteert zijn geen kosten voor ICT connectiviteit<br />
opgenomen. In <strong>het</strong> kader van de door u gehanteerde benadering dient hiervoor gecorrigeerd<br />
te worden. In zijn verantwoording van de huisvestingskosten van La Guardia heeft UWV deze<br />
kosten namelijk wel meegenomen à 127 euro per m2 bvo, op basis van een percentage van<br />
70. Dit bedrag wordt voor een groot deel veroorzaakt door ICT-kosten die UWV voor de<br />
totale organisatie moet maken als gevolg van de majeure fusie van zes organisaties. Reden<br />
te meer om de kosten voor <strong>het</strong> hoofdkantoor op dit punt te corrigeren. Deze noodzakelijke<br />
correctie heeft consequenties voor <strong>het</strong> gehanteerde gemiddelde in de benchmark. Hoewel<br />
Deloitte aangeeft dat voor ICT connectiviteit gecorrigeerd moet worden, is dit in <strong>het</strong><br />
onderzoek achterwege gebleven. Ik ga ervan uit dat dit in <strong>het</strong> eind<strong>rapport</strong> wel <strong>het</strong> geval zal<br />
zijn.<br />
Kosten inbouwpakket en toerekening kosten 11 e en 12 e verdieping<br />
Om te beginnen stel ik vast dat u op grond van uw bevindingen constateert dat <strong>het</strong><br />
totaalbedrag voor de inrichting van gebouw B van <strong>het</strong> hoofdkantoor van UWV gelijk is<br />
gebleven. Ook stelt u vast dat geen verschuiving van kosten naar andere gebouwen heeft<br />
plaats<strong>gevonden</strong>. Ten aanzien van de kosten die zijn gemoeid met de inrichting van de 11 e en<br />
12 e verdieping merk ik op dat <strong>het</strong> in bouwprojecten <strong>niet</strong> te doen gebruikelijk is kosten per<br />
verdieping te administreren.<br />
UWV heeft in zijn brief van 3 juni 2003 de minister geïnformeerd over de kosten die zijn<br />
gemoeid met de aanpassingen van de entree en inrichting van een vergader- en<br />
bestuurscentrum (de functie die gebouw B van La Guardia voor de totale UWV-organisatie<br />
vervult). In deze brief geven wij aan dat hiermee 1.9 miljoen euro is gemoeid, inclusief BTW.<br />
In <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> van <strong>het</strong> Ministerie en de RGD van 25 september 2003 wordt eveneens melding<br />
gemaakt van een bedrag ven 1.9 miljoen euro dat kan worden toegeschreven aan de<br />
inrichting van <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum. Een bedrag dat is gebaseerd op een<br />
opgave van de aannemer voor 10 punten waarin aanpassingen hebben plaats<strong>gevonden</strong> ten<br />
opzichte van <strong>het</strong> oorspronkelijke bestek.<br />
Naar aanleiding van <strong>het</strong> verzoek om nadere informatie heeft UWV op 30 oktober 2003 de<br />
<strong>rapport</strong>age Uitwerking huisvestingskosten UWV gebouw B opgeleverd. Onderdeel van <strong>het</strong><br />
nadere verzoek om informatie was de vraag van <strong>het</strong> ministerie aan UWV om inzicht te<br />
verschaffen in de inrichtingskosten voor de kamers van de Raad van Bestuur (brief SZW 15<br />
oktober 2003). UWV heeft hiertoe aangegeven vanzelfsprekend bereid te zijn alle kosten<br />
voor de 11 e en 12 e etage inzichtelijk te maken. Dit zou gezien mijn eerdere opmerking dat<br />
<strong>het</strong> in bouwprojecten <strong>niet</strong> te doen gebruikelijk is per verdieping te administreren twee weken<br />
extra tijd vergen, omdat UWV alle facturen door zou moeten nemen. Met <strong>het</strong> oog op de tijd<br />
is daarom door <strong>het</strong> ministerie besloten inzicht te verschaffen op basis van een lijst van<br />
aanpassingen. Deze beslissing is genomen in <strong>het</strong> overleg van 16 oktober 2003 tussen<br />
ministerie, RGD, Twijnstra Gudde en UWV. In de <strong>rapport</strong>age wordt een bedrag genoemd van<br />
2.4 miljoen euro inclusief BTW voor de aanpassingen die hebben plaats<strong>gevonden</strong>. De reden<br />
voor de bijstelling van de eerder door UWV opgegeven 1.9 miljoen euro is gelegen in <strong>het</strong> feit<br />
dat Twijnstra Gudde, RGD en SZW in afwijking van de opgave van de aannemer zijn<br />
gekomen tot een aanvulling van de 10 puntenlijst met 7 punten tot een 17 puntenlijst. Deze<br />
lijst heeft betrekking op aanpassingen die zijn gedaan op de begane grond en de eerste,<br />
elfde en twaalfde etage. Op basis van deze lijst is sprake van een andere toedeling van<br />
kosten binnen <strong>het</strong>zelfde totaalbedrag voor <strong>het</strong> inbouwpakket van gebouw B.
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
4 van 8<br />
In uw onderzoek komt u tot de bevinding dat met de inrichting van de begane grond en de<br />
1 e , 11 e en 12 e etage geen 2.4 miljoen euro is gemoeid, maar 3.6 miljoen euro. Deze kosten<br />
hebben echter, in tegenstelling tot <strong>het</strong> door UWV genoemde bedrag van 2.4 miljoen euro,<br />
<strong>niet</strong> alleen betrekking op de aanpassingen maar op de totale kosten voor de inrichting van<br />
de begane grond en de 1 e , 11 e en 12 e etage. Een zoals eerder genoemd ongebruikelijke<br />
manier van kosten toerekenen. In een bouwbegroting worden kosten normaal gesproken <strong>niet</strong><br />
op een dergelijke gespecificeerde manier aan etages toegerekend. Zo zijn in <strong>het</strong> bedrag van<br />
3.6 miljoen euro naast de kosten gemoeid met de inrichting ook de indirecte kosten gemoeid<br />
met de bouw van gebouw B opgenomen, zoals bouwplaatskosten en architect.<br />
UWV heeft zich met betrekking tot <strong>het</strong> bestuurs- en vergadercentrum voortdurend en<br />
consequent verantwoord op grond van de gevraagde additionele kosten. Deze kosten zijn<br />
door UWV al op 3 juni 2003 inzichtelijk gemaakt. Het <strong>niet</strong> langer hanteren van <strong>het</strong><br />
uitgangspunt van kosten gemoeid met aanpassingen (de 17 puntenlijst) maar <strong>het</strong> tevens<br />
presenteren van alle directe en indirecte kosten levert een ander bedrag op. Een vergelijking<br />
met de eerder door UWV geleverde informatie is naar mijn mening dan ook <strong>niet</strong> mogelijk.<br />
Volledigheidshalve merken wij op dat de onderzoekers de kosten tot en met jaareinde 2003<br />
hebben meegenomen terwijl de opgave van UWV is gebaseerd op de stand van zaken tot en<br />
met september 2003.<br />
Ik stel vast dat UWV informatie heeft verstrekt op basis van uitgangspunten van SZW en<br />
RGD. Deloitte heeft cijferopstellingen geproduceerd op basis van andere uitgangspunten.<br />
Gezien dit verschil in uitgangspunten zijn de informatie van UWV en de gegevens van<br />
Deloitte <strong>niet</strong> vergelijkbaar. Wordt <strong>het</strong> uitgangspunt van Deloitte gehanteerd dan moet<br />
bijvoorbeeld ook de inrichtingsvergoeding die UWV van G&S heeft ontvangen in mindering<br />
worden gebracht.<br />
Hoofdkantoor<br />
U komt in uw <strong>rapport</strong>age tot de opvatting dat de wens van de Raad van Bestuur om zo snel<br />
mogelijk tot één hoofdkantoor te komen een hogere prioriteit heeft gehad dan de eis om een<br />
volledig huisvestingsbeleid voor UWV met de daaraan verbonden consequenties uit te<br />
werken. Hierover kan ik kort zijn: deze opvatting is volstrekt juist. Om aan de opdracht<br />
vanuit de SUWI-wetgeving te kunnen voldoen (effectiviteit, efficiency, klantgerichtheid en<br />
een besparing van 25 procent) was een duidelijke ‘turnaround’ van de organisatie nodig.<br />
Daarom is voor de beginfase van UWV gekozen voor een centrale aanpak. Dit maakte <strong>het</strong><br />
met spoed betrekken van één hoofdkantoor door de Raad van Bestuur, de stafdirecties en de<br />
directies van de divisies noodzakelijk. De keuze voor <strong>het</strong> centraliseren van de<br />
hoofdkantoorfuncties voorafgaand aan <strong>het</strong> uitwerken van <strong>het</strong> volledige huisvestingsbeleid<br />
van UWV is een cruciale slag in de noodzakelijke turnaround geweest die zijn nut heeft<br />
bewezen.<br />
AO/IC<br />
U constateert in uw <strong>rapport</strong> dat u met betrekking tot La Guardia geen handboek AO/IC heeft<br />
aangetroffen. Deze constatering is juist. Wel is <strong>het</strong> zo dat UWV voor de totale organisatie<br />
AO/IC-procedures heeft die ook van toepassing zijn op projecten als huisvesting.
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
5 van 8<br />
UWV wordt aangestuurd als een zelfstandig bestuursorgaan met een baten-lastenstelsel als<br />
administratief uitgangspunt. Dit betekent dat de raming (begroting) en de registratie<br />
betrekking hebben op lasten en baten in bedrijfseconomische zin. Dit impliceert een<br />
begroting die uitgaat van kosten en opbrengsten in plaats van ontvangsten en<br />
uitgaven/investeringen. In de zowel door de Raad van Bestuur als door de minister<br />
goedgekeurde exploitatiebegroting 2003 is rekening gehouden met de extra lasten die<br />
voortvloeien uit de inrichting van <strong>het</strong> hoofdkantoor. Deze bedragen jaarlijks 1,2 miljoen euro<br />
en maken onderdeel uit van de reguliere uitvoeringskosten van 1,652 miljard euro op<br />
jaarbasis. Daarmee is de investeringsbegroting feitelijk goedgekeurd.<br />
Met betrekking tot de offerteprocedure van UWV geldt dat wat onder de derde bullit op<br />
pagina 29 wordt vermeld <strong>niet</strong> juist is. De projectleider Bouw beoordeelt de offertes. Voor wat<br />
betreft de technische installaties laat hij zich daarin bijstaan door Technical Management.<br />
Technical Management wordt dus <strong>niet</strong> door Inkoop ingeschakeld. Wel heeft Inkoop een<br />
controlerende rol op marktconformiteit.<br />
Ten aanzien van de sinds medio 2003 geldende offerteprocedure geldt dat de controller<br />
Vastgoed parafeert dat de offerte binnen de begroting is. Deze stap dient als voorlaatste<br />
bullit te worden toegevoegd aan de beschrijving van de offerteprocedure op pagina 29.<br />
Gezien de door UWV gehanteerde procedure is de conclusie dat offerteaanvragen <strong>niet</strong><br />
worden getoetst aan de begrotingsruimte <strong>niet</strong> juist en daarmee <strong>niet</strong> gerechtvaardigd.<br />
Op pagina 30 onder 5.1.1.4 Ondertekening maakt u de opmerking dat de plaatsvervangend<br />
directeur Facilitair en Inkoop is gemandateerd tot 200.000 euro en tekent voor opdrachten<br />
tot 800.000 euro. Ik hecht eraan op te merken dat hiervan enkel sprake is geweest in de<br />
overgangsfase in <strong>het</strong> tweede kwartaal 2003. In afstemming met de Raad van Bestuur heeft<br />
de betreffende directeur 5 keer getekend voor opdrachten boven <strong>het</strong> gemandateerde bedrag.<br />
Met ingang van <strong>het</strong> derde kwartaal 2003 is dit <strong>niet</strong> meer aan de orde geweest. Overigens<br />
heeft Deloitte geen onregelmatigheden aangetroffen.<br />
Nul + één meting<br />
In de nulmeting van UWV in 2002 is de huisvestingsproblematiek als bijzonder<br />
aandachtspunt opgenomen. In de één-meting van UWV in 2003 is herhaald dat de<br />
huisvestingsproblematiek gezien de omvang van de totale operatie naar verwachting een<br />
permanent aandachtspunt voor de Raad van Bestuur zal blijven. De Raad van Bestuur heeft<br />
dit nadrukkelijk ter harte genomen en daadwerkelijk verbeteringen doorgevoerd, zoals u ook<br />
heeft geconstateerd.<br />
Terugbouwverplichting<br />
In uw onderzoek geeft u aan dat UWV op grond van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving<br />
eventuele terugbouwkosten moet activeren. Aan de onderzoekers hebben wij al aangegeven<br />
dit standpunt <strong>niet</strong> te delen. Naar de mening van UWV geven de onderzoekers slechts een<br />
deel van de richtlijnen weer. Deze geven namelijk ook <strong>het</strong> volgende aan: ‘Slechts die<br />
verplichtingen die voortvloeien uit gebeurtenissen uit <strong>het</strong> verleden en die blijven bestaan<br />
onafhankelijk van een toekomstige handeling van de rechtspersoon leiden tot <strong>het</strong> treffen van<br />
een voorziening. Indien de rechtspersoon toekomstige uitgaven kan voorkomen door een<br />
handeling in de toekomst heeft de rechtspersoon geen verplichting tot <strong>het</strong> doen van die<br />
uitgaven en wordt geen voorziening getroffen.’
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
6 van 8<br />
Dit is ook van toepassing op de huisvesting van UWV. Zo lang UWV blijft huren, zal geen<br />
sprake zijn van een verplichting tot terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Evenmin is dit<br />
<strong>het</strong> geval wanneer met de verhuurder of met een eventuele nieuwe huurder kan worden<br />
overeengekomen dat <strong>het</strong> gehuurde in de bestaande staat kan worden opgeleverd. Dit is geen<br />
irreële veronderstelling wanneer <strong>het</strong> pand voor meer dan 10 tot 15 jaar wordt gehuurd. Deze<br />
termijn komt namelijk dicht in de buurt van de termijn waarop doorgaans bij<br />
kantoorgebouwen een grondige renovatie als gevolg van economische en/of technische<br />
veroudering noodzakelijk is. Een externe deskundige bevestigt onze zienswijze.<br />
Makelaarskosten<br />
Ten aanzien van uw uiteenzetting over de makelaarskosten merk ik op dat de door UWV<br />
betaalde courtage ad 220.000 euro exclusief BTW <strong>het</strong> resultaat is van onderhandelingen<br />
tussen UWV, de eigenaar en makelaar Jones Lang LaSalle.<br />
Kennelijk heeft vervolgens een gunning plaats<strong>gevonden</strong> door de aannemer aan de makelaar<br />
van de verkoop van <strong>het</strong> complex, waarmee een bedrag van ruim 800.000 euro exclusief BTW<br />
is gemoeid. Dit is een transactie geweest die uitsluitend tussen de aannemer en de makelaar<br />
heeft plaats<strong>gevonden</strong>. UWV heeft hiervan voor zover mij bekend op geen enkele wijze<br />
financieel nadeel ondervonden.<br />
Europese aanbesteding<br />
Ten aanzien van <strong>het</strong> aanbrengen/realiseren van <strong>het</strong> inbouwpakket constateert u dat de<br />
‘richtlijn Werken’ van toepassing is en dat UWV op grond van deze richtlijn gehouden is een<br />
Europese aanbestedingsprocedure te volgen. Zoals wij u per brief van 23 januari 2004<br />
hebben laten weten, is UWV een andere mening toegedaan.<br />
Ons is gebleken dat de richtlijnen rond Europese aanbesteding door verschillende partijen op<br />
verschillende manieren wordt uitgelegd. UWV heeft zich zoals gebruikelijk is in de branche op<br />
<strong>het</strong> standpunt gesteld dat hij als huurder <strong>niet</strong> direct opdrachtgever is en daarom <strong>niet</strong><br />
aanbestedingsplichtig is. Terugziende zou <strong>het</strong> beter zijn geweest wanneer UWV aan G&S de<br />
opdracht zou hebben gegeven de inrichting Europees aan te besteden.<br />
Onderzoek specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur<br />
Voor specifieke diensten ten behoeve van de Raad van Bestuur van UWV is een aparte<br />
regeling van kracht. Met de top van <strong>het</strong> ministerie is de afspraak gemaakt om de<br />
onkostenvergoeding voor de voorzitter van de Raad van Bestuur te relateren aan de<br />
bestuursuitgavenregeling zoals die geldt voor de secretarissen-generaal binnen de<br />
Rijksdienst. De onkostenvergoeding voor de overige leden van de Raad van Bestuur is van<br />
deze regeling afgeleid. Het vergelijken van uitgaven door de Raad van Bestuur met de<br />
regelingen conform de CAO UWV is dan ook <strong>niet</strong> op zijn plaats.<br />
In uw onderzoek wordt herhaaldelijk melding gemaakt van <strong>het</strong> gegeven dat gedane uitgaven<br />
<strong>niet</strong> kunnen worden gecontroleerd in verband met <strong>het</strong> ontbreken van kwitanties en facturen.<br />
Daarmee wordt voorbijgegaan aan <strong>het</strong> feit dat deze uitgaven lopen via VISA en dat de<br />
kostenboekingen zijn gedaan aan de hand van de incasso van VISA en de daarbij behorende
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
7 van 8<br />
betalingsoverzichten. Op deze betalingsoverzichten staat vermeld wanneer en bij welke<br />
leverancier de uitgaven zijn gedaan. Op grond van deze beschikbare overzichten zijn gedane<br />
uitgaven beoordeeld.<br />
De vaste onkostenvergoeding is zowel bruto als netto volstrekt conform de regelingen voor<br />
de vergoedingen sector Rijk ten aanzien van functionarissen in <strong>het</strong> openbaar bestuur (zoals<br />
gepubliceerd in de Staatscourant), waarbij de ontwikkeling van deze regelingen bij de sector<br />
Rijk wordt gevolgd. De opmerkingen in uw onderzoek dat <strong>niet</strong> is voldaan aan de fiscale<br />
wetgeving en dat een volledig onbelaste vergoeding van <strong>het</strong> bedrag in strijd is met de fiscale<br />
wetgeving zijn dan ook onterecht.<br />
Ten aanzien van de passage over de telefoonkostenvergoeding van de heer Fransen merken<br />
wij op dat ons <strong>niet</strong> duidelijk is waarom in deze passage ook de salarisgegevens van de heer<br />
Fransen worden vermeld. Het lijkt ons gepaster wanneer dit <strong>niet</strong> <strong>het</strong> geval is.<br />
Publiek beheer<br />
De paragraaf die u in uw <strong>rapport</strong>age wijdt aan publiek beheer (public governance) verbaast<br />
mij. De conclusies die u trekt ten aanzien van publiek beheer door UWV zijn mijns inziens<br />
<strong>niet</strong> te rechtvaardigen op grond van onderzoek dat enkel door accountants is uitgevoerd en<br />
een sterk fragmentarisch karakter had. Mocht u publiek beheer bij UWV willen onderzoeken<br />
dan vraagt dit een andere onderzoeksopzet. Met de huidige benadering vervalt elke basis<br />
voor de getrokken conclusies. Publiek beheer maakt bovendien geen onderdeel uit van de<br />
onderzoeksopdracht. De betreffende paragraaf dient dan ook geschrapt te worden.<br />
Feitelijke onjuistheden<br />
Ten slotte willen wij u wijzen op de volgende feitelijke onjuistheden in de tekst:<br />
1. Op pagina 7 wordt in de voorlaatste alinea onder Fase 1 melding gemaakt van <strong>het</strong><br />
feit dat de Accountantsdienst enkele documenten uit <strong>het</strong> door hen aangelegde<br />
onderzoeksdossier ter beschikking heeft gesteld. Dit is onjuist. De Accountantsdienst<br />
heeft haar volledige onderzoeksdossier voor review ter beschikking gesteld.<br />
2. Op pagina 8 wordt in de tweede alinea gemeld dat ook met de Raad van Bestuur<br />
interviews zijn gehouden. Dit dient te zijn dat met twee leden van de Raad van<br />
Bestuur een interview is gehouden.<br />
3. Op pagina 10 wordt in de eerste alinea gemeld dat <strong>het</strong> Masterplan zich daarom<br />
alleen leent voor controle achteraf. Voor alle duidelijkheid dient hier vermeld te<br />
worden dat dit alleen geldt voor La Guardia.<br />
4. Eveneens op pagina 10 wordt in de vierde alinea gesteld dat de Stuurgroep<br />
Huisvesting <strong>het</strong> projectplan in september 2003 heeft goedgekeurd. Dit moet zijn<br />
2002.<br />
5. Op pagina 23 eerste alinea dient de zin ‘Daarnaast bevat <strong>het</strong> <strong>rapport</strong> een<br />
benchmark’ te worden aangevuld met ‘uitgevoerd door de RGD’. Eveneens dient te<br />
worden toegevoegd dat de keuze van de gebouwen in de benchmark door <strong>het</strong><br />
ministerie is gedaan.<br />
6. Op pagina 25 dienen de noten 11 en 12 te worden geschrapt. De onderzoekers<br />
geven zelf al aan dat deze buiten <strong>het</strong> bereik van <strong>het</strong> onderzoek vallen.<br />
7. Op pagina 27 wordt in de eerste alinea gemeld dat de begroting van maart 2003<br />
sluit op 23,8 miljoen euro. Dit moet zijn 19,2 miljoen euro.
Ons kenmerk<br />
5204<br />
Blad<br />
8 van 8<br />
8. Op pagina 32 wordt in voetnoot 18 gesproken van <strong>het</strong> Kernteam Bouw. Dit moet zijn<br />
<strong>het</strong> Kernteam Huisvesting.<br />
9. Op pagina 34 wordt in de tweede alinea gemeld dat er geen externe accountant is<br />
aangesteld en dat deze rol door dezelfde accountantsdienst wordt vervuld. Deze zin<br />
is onjuist. Er dient te staan dat de accountantsdienst in deze optreedt als<br />
deskundige zoals bedoeld in art. 393 BW2.<br />
10. In de derde alinea op pagina 34 wordt gemeld dat de accountantsdienst bestaat uit<br />
een afdeling Operational en Financial Audit. Daarnaast is ook sprake van ICT audit<br />
en rechtmatigheidsaudit.<br />
11. Op pagina 36 wordt in de laatste zin gemeld dat de onderzoekers de volledigheid<br />
van de werk- en vergaderplekken <strong>niet</strong> hebben kunnen vaststellen. Juist is te stellen<br />
dat de onderzoekers dit <strong>niet</strong> hebben gedaan, terwijl dit kan worden afgeleid uit <strong>het</strong><br />
verband tussen aantal werkplekken en werkplekinrichtingen en de daaraan<br />
verbonden kosten.<br />
12. Op pagina 49 wordt in de tweede alinea een bedrag genoemd van 186 euro (‘245<br />
minus 186 euro’). Dit moet zijn 169 euro.<br />
13. Op pagina 63 onder 5.5.3. Analyse wordt in <strong>het</strong> vierde tekstblok tot tweemaal toe<br />
gesproken van restaurantmeubilair. Dit moet zijn audiovisuele middelen.<br />
14. Op pagina 68 wordt gemeld dat de Accountantsdienst van UWV wijst op <strong>het</strong> feit dat<br />
<strong>het</strong> hier om vertrouwelijke gegevens gaat die <strong>niet</strong> openbaar mogen worden. Het is<br />
de Raad van Bestuur die hier op heeft gewezen. Het gaat hier voor alle duidelijkheid<br />
<strong>niet</strong> om de telefoonkosten maar om de reis- en verblijfkosten.<br />
Verder ga ik ervan uit dat eventuele aanpassingen en toevoegingen van analyses in uw<br />
<strong>rapport</strong>age onderdeel uitmaken van de procedure van hoor en wederhoor.<br />
Hoogachtend,<br />
Mr. T.H. J. Joustra<br />
Voorzitter Raad van Bestuur
Bijlage 3<br />
Meetcertificaat en meet<strong>rapport</strong> gebouw B
Bijlage 4<br />
Kostenspecificatie bestuurs- en vergadercentrum<br />
(begane grond, eerste, elfde en twaalfde verdieping)
Project: Huisvesting UWV La Guardia Plaza<br />
Betreft: Kostentoedeling 11e en 12e, begane grond (en 2e en 3e)<br />
Datum: 10 februari 2004<br />
Onderdeel: Uitsplitsing begane grond en 1e verdieping<br />
no. G&S Toedeling Omschrijving werkzaamheden excl. BTW incl. BTW<br />
21 bg/1e baliemeubel en kasten 52.851 62.893<br />
22 bg/1e tourlocks, transpalocks en winglock bg 26.659 31.724<br />
27 bg/1e glaspui tussenbordes bg-1e 17.637 20.988<br />
37 bg/1e demontage t.b.v. vide 1e 38.450 45.756<br />
44 bg/1e aanpassen toiletgroep naar douches 1e verd. 20.041 23.849<br />
49 bg/1e videsparing 1e verd. vloer 83.461 99.319<br />
65 bg/1e aanvullende E en water asp. bg+1e verd. 2.886 3.434<br />
71 bg/1e aanpassen w-installatie bg+1e verd. 53.682 63.882<br />
77 bg/1e bouwk. werk kelder t/m 1e verd. 33.140 39.437<br />
85 bg/1e wijzigingen beukenhouten plafon bg+1e 87.233 103.807<br />
86 bg/1e extra buitendeur en binnengevelscherm bg 99.071 117.894<br />
90 bg/1e meerwerk t.g.v. wijzigingen receptiebalie 2.699 3.212<br />
111 bg/1e mattering acrylaatpanelen scherm.luifel bg 5.577 6.637<br />
131 bg/1e meerwek binnenluifel 7.252 8.630<br />
140 bg/1e verlichting logo en koofbetimmering 1e verd. 9.724 11.572<br />
144 bg/1e inbouwspots in chauffeursruimte 1e verd. 2.008 2.390<br />
605 bg/1e werkkast voor chauffeurs in kelder 11.540 13.733<br />
621 bg/1e aanpassen glas transpalocks 14.460 17.207<br />
624 bg/1e electrische deurdranger kelderhal 5.823 6.929<br />
635 bg/1e mozaik tegelwerk betonkolom entreehal 5.715 6.801<br />
636 bg/1e mozaik tegelwerk betonkolom kelderhal 2.634 3.134<br />
Totaal kosten begane grond / 1e verdieping 582.543 693.226<br />
Totaal incl. bouwplaatskosten 731.517<br />
Architectenkosten SOM en VMP 60.690<br />
(naar rato investering bg/1e en 11e/12e)<br />
Totaal incl. bouwpl.kosten en architectenkosten 792.207<br />
afgerond 792.000
Project: Huisvesting UWV La Guardia Plaza<br />
Betreft: Kostentoedeling 11e en 12e, begane grond (en 2e en 3e)<br />
Datum: 10 februari 2004<br />
Onderdeel: Uitsplitsing 11e en 12e verdieping<br />
no. G&S Toedeling Omschrijving werkzaamheden excl. BTW incl. BTW<br />
40 11e/12e demonteren installatie 11e en 12e 28.220 33.582<br />
42 11e/12e sloopwerk toiletten 11e en 12e 6.128 7.292<br />
45 11e/12e sparing betonvloer t.b.v. trap 12e verd. 36.005 42.846<br />
51 11e/12e w-installatie 11e en 12e verd 270.720 322.157<br />
52 11e/12e bouwkund.werkzaamheden 11e en 12e verd. 668.954 796.055<br />
53 11e/12e apparatuur pantry's 11e en 12e verd. 26.398 31.414<br />
54 11e/12e staal, glas en timmerwerk trap 11e naar 12 46.502 55.337<br />
55 11e/12e houten lamellen plafonds en elementen 11e+12e 240.333 285.996<br />
56 11e/12e parketvloer 11e verd. 26.530 31.571<br />
61 11e/12e lev. en aanbr. e-installatie 11e en 12e 293.440 349.194<br />
66 11e/12e wijzigingen toiletgroep 11e en 12e verd. 47.499 56.524<br />
68 11e/12e aanp. en uitbr. loodgietersinst. 11e en 12e 8.565 10.192<br />
72 11e/12e lichtwand en lichtplafond 11e en 12e verd. 43.840 52.170<br />
78 11e/12e inbouw brandslanghaspelkasten 11e + 12e verd. 3.081 3.666<br />
83 11e/12e wijzigingen 11e en 12e verd. 18.897 22.487<br />
87 11e/12e leveren en aanbrengen vloerbedekking 11e+12e 88.208 104.968<br />
99 11e/12e uitbreiding cai-aansluitingen 11e en 12e verd. 2.494 2.968<br />
100 11e/12e leveren en aanbr. bedrijfskeukens (toedeling 11e en 12e) 51.176 60.900<br />
112 11e/12e minderwerk keukeninstallaties (toedeling 11en 12e) -27.631 -32.881<br />
114 11e/12e leveren en monteren paneelgordijnen 11e en 12e 32.928 39.184<br />
115 11e/12e counters 11e+12e verd. 5.125 6.099<br />
138 11e/12e wijzigingen+extra vloerpotten 11e verd. 7.381 8.783<br />
156 11e/12e lev. en aanbr. nieuw sanitair 11e en 12e 4.867 5.792<br />
176 11e/12e deurstoppen en deurduwer 11e en 12e verd. 1.673 1.991<br />
178 11e/12e aanbrengen gewijzigde zonwering 11e en 12e verd. 24.224 28.827<br />
179 11e/12e extra loodgieterswerk 11e en 12e verd. 1.904 2.266<br />
601 11e/12e opnieuw schuren en olieen parketvloer 11e 5.862 6.976<br />
606 11e/12e gespoten sponninglatten in gordijnkoof 11e+12e 3.059 3.640<br />
607 11e/12e tijdelijke zonwering 11e en 12e verd. 4.998 5.948<br />
608 11e/12e 4 laags impregneerlaag natuursteen 11e+12e 6.055 7.205<br />
620A 11e/12e aanbr. horizontale jalozie gordijnen 11e verd. 9.446 11.241<br />
620B 11e/12e aanbr. lamelgordijnen 11e verd. 9.617 11.444<br />
633 11e/12e RVS plinten op 11e en 12e verd. 1.485 1.767<br />
634 11e/12e aanpassen parketvloer voor tapijt 11e verd. 29.926 35.612<br />
Totaal kosten 11e en 12e verdieping 2.027.909 2.413.212<br />
Totaal inclusief bouwplaatskosten 2.546.508<br />
Architectenkosten SOM en VMP 211.270<br />
(naar rato investering bg/1e en 11e/12e)<br />
Totaal incl. bouwpl.kosten en architectenkosten 2.757.778<br />
afgerond 2.758.000
Bijlage 5<br />
Vergelijking <strong>rapport</strong>ages
In de <strong>rapport</strong>ages is gewerkt met kengetallen om vergelijking mogelijk te maken tussen <strong>het</strong><br />
UWV-gebouw en andere Rijksgebouwen, maar ook om een vergelijking te kunnen doen met<br />
huisvestingsnormen. In onderstaand samenvattend overzicht is een relatie aangebracht tussen de<br />
diverse kengetallen.<br />
UWV<br />
3 juni 03<br />
SZW/Rgd<br />
25 sept. 03<br />
Kengetallen<br />
verhouding vvo/bvo 0,70<br />
UWV<br />
25 sept. 03<br />
TG<br />
29 okt. 03<br />
UWV<br />
30 okt. 03<br />
huurprijs vvo (excl. BTW) € 170 m² € 170 m² € 170 m²<br />
huurprijs bvo (na verreke -<br />
ning BTW-compensatie)<br />
€ 158 m²<br />
gebouwgebonden kosten<br />
(bvo), LGP exclusief A<br />
€ 918 m²<br />
gebouwgebonden kosten<br />
LGP B<br />
€ 923 m² € 923 m²<br />
kosten “inbouwpakket<br />
smal” cfm. definitie Rgd<br />
LGP (totaal A, B, Cen D)<br />
€ 332 m²<br />
inbouwpakket + overige<br />
aanpassingen<br />
LGP (totaal A, B, C en D)<br />
Inrichtingskosten<br />
gebouw B<br />
€ 635 m² € 656 m²<br />
inrichtingskosten<br />
€ 12.500.000<br />
€ 12.739.755<br />
gebouw B<br />
(incl. BTW)<br />
(incl. BTW)<br />
• algemeen<br />
aanpassing:<br />
aanpassing:<br />
€ 10.170.695<br />
• aanpassingen entree (excl. BTW)<br />
€ 422.450<br />
• aanpassingen hal en € 1.216.462<br />
€ 1.254.513<br />
vergadercentrum<br />
€ 1.900.000<br />
• aanpassingen<br />
€ 414.000<br />
(totaal)<br />
€ 715.162<br />
bestuurscentrum<br />
• restaurant<br />
€ 176.935<br />
<strong>niet</strong>-gebouw gebonden<br />
inrichtingskosten B<br />
• divers meubiliair<br />
• audiovisuele<br />
middelen<br />
• inrichting<br />
• pc’s<br />
€ 1.745.507<br />
€ 1.351.813<br />
€ 277.850<br />
€ 115.844<br />
PM<br />
€ 1.745.507<br />
€ 1.351.813<br />
€ 277.850<br />
€ 115.844<br />
PM<br />
Uit bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat de <strong>rapport</strong>ages onderling <strong>niet</strong> te<br />
vergelijken zijn. Soms is gebruik gemaakt van informatie uit andere <strong>rapport</strong>en zoals de <strong>niet</strong>gebouwgebonden<br />
inrichtingskosten, maar in de meeste gevallen zijn de uitgangspunten van <strong>het</strong>
onderzoek en de wijze van <strong>rapport</strong>eren <strong>niet</strong> gelijk, waardoor onderlinge vergelijking <strong>niet</strong><br />
mogelijk is.
Bijlage 6<br />
Begrippenlijst
Het is onoverkomelijk dat in dit <strong>rapport</strong> een aantal vaktermen worden gebruikt. Om de lezer ter<br />
wille te zijn wordt hieronder een verklarende woordenlijst uitgewerkt.<br />
Administratieve organisatie Het complex van organisatorische maatregelen dat gericht is op<br />
<strong>het</strong> tot stand brengen en instandhouden van de informatieverzorging in en omtrent de organisatie.<br />
De informatieverzorging dient effectief, efficiënt en betrouwbaar te zijn.<br />
Algemene kosten Algemene kosten (‘AK’) zijn kosten die bouwbedrijven hun opdrachtgevers in<br />
rekening brengen door een opslagpercentage toe te passen in de kostenbegroting van een werk.<br />
Het gaat hier om bedrijfsgebonden kosten die moeilijk kunnen worden uitgesplitst; in<br />
tegenstelling tot de directe bouwkosten. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van administratie,<br />
acquisitie en de personeelskosten voor de algemene leiding van <strong>het</strong> bouwbedrijf.<br />
Benchmark(ing) Dit is <strong>het</strong> proces waarbij gekeken wordt naar de prestaties van bepaalde<br />
objecten, in een vooraf gedefinieerde omgeving zodat dit later vergeleken kan worden.<br />
Beslisdocument Een beslisdocument is een document dat volgens de projectprocedure van<br />
UWV werd opgesteld door de projectgroep Huisvesting voor de stuurgroep Huisvesting, ten<br />
behoeve van <strong>het</strong> beslissingsproces.<br />
Bestek Uitgebreide werkomschrijving in woord en tekening van een te realiseren bouwwerk<br />
inclusief de plaatsbepaling, <strong>het</strong> materiaal en de uitvoering.<br />
Boardroom De zaal waar de Raad van Bestuur vergadert.<br />
Bouwplaatskosten Kosten die gemaakt worden op de bouwplaats en toewijsbaar zijn aan een<br />
project, echter <strong>niet</strong> direct aan bouwdelen of onderdelen van de bouw kunnen worden<br />
toegeschreven. Daarom worden deze kosten apart in een begroting vermeld, bijvoorbeeld<br />
verblijfs- en wasruimten voor personeel (keten), opslag voor materialen en materieel, kosten<br />
voor bouwkranen, betonpompen, bouwwegen, transportmaterieel etc.<br />
BVO bruto vloeroppervlak. De oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van<br />
de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.<br />
Casco Alleen de dragende constructie van een gebouw. Ook wel schil genoemd. Bestaat uit<br />
fundering, kale vloeren, dragende wanden en dak.<br />
Coördinatievergoeding Vergoeding die door de opdrachtgever wordt betaald aan een aannemer<br />
ter dekking van de kosten van coördinatie van werkzaamheden uitgevoerd door derden.<br />
Courtage Provisie of loon voor de makelaar bij aan-/verkoop of aan-/verhuur van een object.<br />
Europese aanbesteding Overheden en daarmee verbonden organisaties moeten Europese regels<br />
toepassen bij de inkoop van producten en diensten en bij <strong>het</strong> aanbesteden van gebouwen en
infrastructurele werken. De Europese richtlijnen verplichten de overheden tot <strong>het</strong> gebruik van<br />
uniforme procedures en objectieve criteria. De criteria moeten vooraf gepubliceerd en strikt<br />
gevolgd worden. Ligt de waarde van een opdracht boven een bepaalde drempelwaarde, dan moet<br />
men de opdracht aankondigen in <strong>het</strong> officiële Publicatieblad van de Europese Unie. Elk<br />
Europees bedrijf kan daardoor inschrijven en heeft een gelijke kans om de opdracht te<br />
verwerven.<br />
FEZ Financiële en Economische Zaken<br />
Forensisch accountant Accountancy ten behoeve van gerechtelijke procedures en geschillen en<br />
andere juridische kwesties in de ruimste zin des woords.<br />
Inrichtingshandboek Programma van eisen met betrekking tot de losse inrichting (meubilair).<br />
Interne Controle Hierin worden die <strong>rapport</strong>agemomenten beschreven die een kaderstellend<br />
uitgangspunt zijn voor de inrichting van de informatievoorziening over de organisatie en voor de<br />
uit deze inrichting volgende beschrijving van de administratieve organisatie<br />
Kengetal Kengetallen zijn ervaringscijfers die uitdrukking geven aan kosten of opbrengsten per<br />
eenheid.<br />
Meerwerk Extra werk voor de aannemer buiten de basisopdracht die is vastgelegd in een<br />
aannemingsovereenkomst.<br />
NEN NEderlandse Norm. Nederlands Normalisatie-instituut NEN brengt afspraken tussen<br />
belanghebbende partijen op velerlei (technisch) gebied tot stand en legt deze afspraken in<br />
normen vast.<br />
Nulmeting Toetsing van de bestaande situatie.<br />
OVB Onderzoeks- en Verificatiebureau. Dit bureau ondersteunt de Kamer bij alle vormen van<br />
onderzoek. Daarnaast toetst, verifieert, <strong>het</strong> OVB onderzoek dat door de regering aan de Kamer<br />
wordt aangeboden.<br />
PvE Programma van Eisen. In dit document wordt gedefinieerd welke eisen een opdrachtgever<br />
stelt aan een gebouw.<br />
RGD Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst zorgt voor de huisvesting van<br />
rijksdiensten, zelfstandige bestuursorganen en internationale organisaties.<br />
ROZ De vereniging Raad voor Onroerende Zaken. Onder meer bekend door haar<br />
modelovereenkomsten, die door de Juridische Commissie Huurzaken zijn opgesteld.
SUWI Structuur van Werk en Inkomen. Het doel van de SUWI is <strong>het</strong> komen tot een meer<br />
optimale uitvoeringsstructuur voor alle zaken die met arbeid en uitkeringen te maken hebben.<br />
SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De taak van <strong>het</strong> Ministerie is <strong>het</strong><br />
stimuleren van werkgelegenheid, moderne arbeidsrelaties en een activerende sociale zekerheid.<br />
Toetsingskader Het geheel van toetsingscriteria, en ter nadere concretisering daarvan<br />
indicatoren, die per thema zijn vastgesteld.<br />
Turn Key Het gebouw wordt 'sleutelklaar' opgeleverd, dat wil zeggen dat er in principe <strong>niet</strong>s<br />
meer hoeft te gebeuren.<br />
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. UWV is de samenvoeging van de vijf<br />
uitvoeringsinstellingen Cadans, Gak, Guo, Uszo en Sfb en <strong>het</strong> Landelijk instituut sociale<br />
verzekeringen. Vanaf 1 januari 2002 zijn deze uitvoeringsinstellingen gezamenlijk verder gegaan<br />
onder de naam Uitvoering Werknemersverzekeringen.<br />
VVO verhuurbaar vloeroppervlak. De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen opgaande<br />
scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van binnenruimten omhullen.<br />
WOB Wet Openbaarheid van Bestuur<br />
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan. Een ZBO is een extern verzelfstandigd bestuursorgaan met<br />
openbaar gezag dat <strong>niet</strong> hiërarchisch ondergeschikt is aan de minister. Tot op zekere hoogte is<br />
wel de ministeriële verantwoordelijkheid van kracht.