10.09.2013 Views

Transgene dieren

Transgene dieren

Transgene dieren

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

42<br />

Welzijn van genetisch-gemodificeerde<br />

<strong>dieren</strong><br />

De moeilijkheid bij GM <strong>dieren</strong> met een welzijnsstoring<br />

– bijvoorbeeld een of ander gezondheidsprobleem of<br />

een beperkt vermogen adaptief gedrag te tonen – is,<br />

dat bij zulke <strong>dieren</strong> lang niet altijd zomaar duidelijk<br />

is wat de oorzaak van deze storing mag zijn. Natuurlijk<br />

kan de waargenomen storing een bedoeld effect<br />

zijn van de aangebrachte modificatie. Dat hoeft echter<br />

niet. Een optredende storing, bijvoorbeeld een<br />

moeilijk verloop van het geboorteproces, kan ook<br />

teweeggebracht zijn door één van de bij de genetische<br />

modificatie gehanteerde technieken, zoals de microinjectie<br />

techniek, de embryotransplantatie, de injectie<br />

van ES-cellen en andere. Deze laatste welzijnsproblemen<br />

zijn dan in feite alle onbedoelde neveneffecten<br />

van de toegepaste en noodzakelijke technieken. Als<br />

de welzijnsaantasting echter een direct gevolg is van<br />

de genetische modificatie, dan staat deze modificatie<br />

zelf in rechtstreeks verband met de waargenomen<br />

gedragsstoring en/of met de al dan niet bedoelde aandoening.<br />

De soortspecifieke genetische uitrusting van het dier<br />

is erop gericht dat cruciale systemen in de hersenen<br />

geijkte (genetisch vastgelegde) signalen (input) vanuit<br />

het lichaam en de omgeving opvangen en uitgaan van<br />

bepaalde fysiologische en gedragsmatige mogelijkheden<br />

om met deze input om te gaan. Als het dier door<br />

genetische modificatie van bijvoorbeeld een bepaald<br />

neuraal systeem geconfronteerd wordt met onoplosbare<br />

verschillen tussen datgene wat wordt verwacht<br />

en de werkelijkheid, dan is zijn welzijn aangetast. Hier<br />

geldt dus niet altijd: ‘wat niet weet dat niet deert’.<br />

Daar staat tegenover dat zoiets slechts betrekking<br />

heeft op die neuronale structuren, die zich met zulke<br />

afwegingen bezighouden. Een dier weet uiteraard niet<br />

welke eiwitten het wel of niet produceert. Maar als<br />

zo’n eiwit van belang is voor processen die wel worden<br />

“waargenomen” (dit is de activering van het<br />

stress- of pleziersysteem), dan merkt het dier het wel.<br />

Als het effect van een genetische verandering beperkt<br />

blijft tot een verandering op een ‘laag’ niveau van biologische<br />

organisatie (bijvoorbeeld intracellulaire moleculaire<br />

processen) en hersenen en hormonen nog<br />

steeds hun normale werk kunnen doen, dan geldt wel:<br />

‘wat niet weet dat niet deert’. Genetische veranderin-<br />

gen aan het zenuwstelsel of het hormoonsysteem zelf<br />

vormen natuurlijk een extra welzijnsrisico.<br />

Een door ons waargenomen gedragsverandering is op<br />

zichzelf nog niet voldoende voor een duidelijke conclusie.<br />

Stel dat je een behoefte wegneemt, bijvoorbeeld<br />

zo, dat een dier minder behoefte heeft om te exploreren,<br />

dan zal er ook minder activiteit zijn. Het zien van<br />

een weinig actief dier hoeft dan nog niet te betekenen,<br />

dat er sprake is van welzijnsaantasting. Er kan nog<br />

steeds een evenwicht zijn tussen de neiging om te<br />

exploreren en de mate van activiteit. Het gaat erom of<br />

het dier kan doen wat het volgens zijn aard – al dan<br />

niet gemodificeerd – moet doen. Echter door het wegnemen<br />

van een behoefte wordt een dier wel de mogelijkheid<br />

ontnomen plezier te hebben van het bevredigen<br />

van deze behoefte. Dit kan bijvoorbeeld betekenen<br />

dat een dier onder bepaalde eenvoudige omstandigheden<br />

zich met een verminderde behoefte om te exploreren<br />

goed kan redden, maar wel veel kwetsbaarder is in<br />

geval van belasting onder meer complexe omstandigheden.<br />

Immers de balans van belasting en beloning is<br />

van belang voor het welzijn van een dier en deze<br />

balans mist nu de bijdrage aan satisfactie die exploreren<br />

zou kunnen opleveren. Dit soort subtiele genetische<br />

veranderingen, welke niet resulteren in een verstoring<br />

van het evenwicht tussen wat het dier nastreeft<br />

en wat het kan, zijn natuurlijk denkbaar maar waarschijnlijk<br />

zeldzaam. Meer voor de hand liggend is dat<br />

een genetische modificatie ingrijpende gevolgen meebrengt.<br />

Er moet dus een goede reden zijn <strong>dieren</strong> genetisch<br />

te veranderen. Een direct groot belang voor de<br />

menselijke gezondheid is zo’n reden. Een nog hogere<br />

productie van onze landbouwhuis<strong>dieren</strong>, of nog weer<br />

andere esthetische eigenschappen of een verhoogde<br />

aaibaarheid van gezelschaps<strong>dieren</strong> zijn dat echter niet.<br />

Welzijnsmonitoring<br />

Bij welzijnsmetingen van GM <strong>dieren</strong> moet goed gelet<br />

worden op signalen die wijzen op chronische stress of<br />

op succesvolle adaptatie (satisfactie). Op voorhand is<br />

heel moeilijk te zeggen op welk tijdstip en onder welke<br />

omstandigheden zich wat voor zal doen, aangezien de<br />

relatie tussen genen en gedrag uitermate complex is.<br />

Een enkel gen kan met diverse gedragingen te maken<br />

hebben (pleiotropie) en omgekeerd komt een gegeven<br />

gedrag gewoonlijk ook tot stand door de werking van

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!