10.09.2013 Views

Transgene dieren

Transgene dieren

Transgene dieren

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

overeenkomstige genen in model organismen zoals de<br />

rondworm, de fruitvlieg, de zebravis en de muis. <strong>Transgene</strong>se<br />

is daarbij een niet meer weg te denken krachtig<br />

hulpmiddel. De muis is het meest geschikte model organisme<br />

voor het bestuderen van de rol van genen in ziekten<br />

bij de mens, omdat de meeste stofwisselingsroutes<br />

en fysiologische processen van dit gemakkelijk te hanteren<br />

laboratorium-zoogdier sterk overeenkomen met die<br />

van de mens. Daarnaast zijn er een groot aantal genetisch<br />

goed-gedefinieerde inteeltstammen van de muis<br />

beschikbaar, waarvan alle nakomelingen genetisch identiek<br />

zijn. Dit schept de unieke mogelijkheid om individuen<br />

die slechts in een enkel gen van elkaar verschillen met<br />

elkaar te vergelijken. Bovendien zijn er in de afgelopen 25<br />

jaar steeds betere methoden ontwikkeld om het genoom<br />

van de muis op de voor de onderzoeker gewenste wijze<br />

te modificeren.<br />

Daarom zal dit hoofdstuk zich voornamelijk richten op de<br />

technische mogelijkheden van transgenese in de muis,<br />

zonder de suggestie te willen wekken dat andere veelgebruikte<br />

model organismen voor het biologische en biomedische<br />

onderzoek niet relevant zijn. De vraag is niet wat<br />

het beste diermodel is, maar met welk diermodel een<br />

bepaalde biologische/ biomedische vraag het best beantwoord<br />

kan worden. Daarbij spelen naast de beschikbaarheid<br />

van genetische technieken, ook generatietijd, productie<br />

van aantallen nakomelingen, mogelijkheden om het<br />

fenotype te analyseren, huisvestingskosten, risico’s voor<br />

(infectie)ziekten, regelgeving en ethische aspecten een<br />

belangrijke rol.<br />

De technologie van transgenese<br />

<strong>Transgene</strong>se in hogere eukaryoten zoals zoog<strong>dieren</strong> is<br />

het resultaat van een vruchtbare synthese van moleculaire<br />

genetica en experimentele embryologie. Succesvolle<br />

transgenese vereist enerzijds technieken voor het construeren<br />

van het transgen (het vakgebied van de moleculaire<br />

genetica) en anderzijds technieken voor het isoleren,<br />

kweken en manipuleren van vroege stadia van embryo’s<br />

(het vakgebied van de embryologie). Voor een juist begrip<br />

van de verschillende methoden van transgenese die worden<br />

toegepast, is enige basiskennis van de (vroege) ontwikkeling<br />

van het muizenembryo en van de moleculaire<br />

genetica onontbeerlijk.<br />

Het muizenembryo<br />

Zoog<strong>dieren</strong> zijn diploïd, dat wil zeggen dat de genetische<br />

informatie in hun genoom tweevoudig aanwezig is in de<br />

vorm van een aantal paren overeenkomstige DNA-moleculen,<br />

de chromosomen. Van ieder chromosomenpaar is<br />

één chromosoom afkomstig van de moeder en het andere<br />

van de vader. Tijdens de vorming van de geslachtscellen<br />

wordt de genetische informatie gehalveerd (reductiedeling)<br />

zodat iedere eicel of zaadcel van ieder<br />

chromosoompaar (20 bij de muis) er één chromosoom<br />

meekrijgt. Daarom worden de geslachtscellen haploïd<br />

genoemd. Tijdens de bevruchting, die plaatsvindt in de<br />

eileider, dringt de kern van de zaadcel in de eicel binnen<br />

(zie figuur 1). Vervolgens fuseren binnen 24 uur de mannelijke<br />

en vrouwelijke haploïde kernen (voorkernen<br />

genoemd) waardoor de diploïde eencellige zygote wordt<br />

gevormd. Vierentwintig uur daarna deelt deze zygote zich<br />

in twee gelijke cellen: blastomeren. Met intervallen van 12<br />

uur delen deze blastomeren zich op overeenkomstige<br />

wijze verder tot een 16-32 cellig stadium, de morula.<br />

Voorafgaande aan iedere celdeling vindt een verdubbeling<br />

van het DNA plaats, waarna beide dochtercellen<br />

ieder een gelijke complete set van tweemaal 20 chromosomen<br />

erft. Op dag drie na de bevruchting vormt zich een<br />

holte (blastocoel) in het embryo, dat nu blastocyst wordt<br />

genoemd. De blastocyst (zie ook figuur 5) bestaat uit een<br />

buitenste cellaag, het trophectoderm en een klompje cellen,<br />

de “inner cell mass” (ICM), die zich in de blastocoel<br />

bevindt, aan één zijde vastgehecht aan de trophectoderm.<br />

In dit ontwikkelingsstadium verlaat het pre-embryo<br />

de eileider om op dag vier na de bevruchting uit de ‘zona<br />

pellucida’, die tot dan het embryo als een beschermende<br />

laag heeft omgeven, te treden en zich vast te hechten aan<br />

de baarmoederwand. Vanaf dat moment kan het embryo,<br />

dan postimplantatie-embryo genoemd, niet meer vrij worden<br />

geïsoleerd en gemanipuleerd en is daarmee niet langer<br />

bruikbaar voor transgenese. Een deel van de ICM<br />

ontwikkelt zich tot het eigenlijke embryo, een ander deel<br />

vormt de vruchtvliezen, terwijl het trophectoderm zich<br />

ontwikkelt tot extra-embryonaal weefsel zoals dooierzak<br />

en placenta.<br />

De verschillende stadia van het pre-embryo kunnen op<br />

eenvoudige wijze worden geïsoleerd uit zwangere vrouwtjesmuizen.<br />

Bovendien kan bevruchting en ontwikkeling<br />

tot het blastocyst stadium geheel in vitro plaatsvinden.<br />

Stimulering van de eisprong (superovulatie) door behandeling<br />

met follikel stimulerend en follikel rijpingshormoon,<br />

resulteert bij de muis in 15-25 rijpe eicellen per<br />

behandeld vrouwtje. Deze eicellen vertonen bovendien<br />

de, voor de uitvoering van de techniek, gunstige eigenschap<br />

dat ze allemaal in dezelfde fase van ontwikkeling<br />

7

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!