Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Milan zucht tevreden, <strong>het</strong> is leuk in <strong>het</strong> bos. Vanuit zijn ooghoeken bekijkt hij zijn broer. Zou<br />
Timon <strong>het</strong> ook leuk vinden <strong>hier</strong> in <strong>het</strong> bos, ook als hij er altijd moet wonen en hij nooit meer<br />
eens thuis met een <strong>boek</strong> bij de verwarming kan gaan zitten?<br />
Timon vangt zijn blik. ‘Wat is er?’<br />
‘Niks,’ zegt Milan snel. Maar dan haalt hij zijn schouders op. ‘Nou... ik vroeg me af of je <strong>het</strong><br />
naar je zin hebt <strong>hier</strong>.’<br />
Anselm de soldaat grinnikt. Hij kijkt Timon aan. ‘Je broertje vraagt zich af of we wel<br />
gelukkig zijn.’<br />
Timon aarzelt. ‘Dat vraag ik me eigenlijk nooit af.’<br />
‘Nee,’zegt de soldaat, ‘misschien is de mens ook niet ontworpen om zich dat almaar af te<br />
vragen.’<br />
‘Wat bedoel je?’ wil Milan weten.<br />
De soldaat plukt een klein bloemetje uit <strong>het</strong> mos en draait dat een poosje tussen zijn duim en<br />
wijsvinger heen en weer. ‘Onze verre voorouders vroegen zich dat nóóit af. Die hadden heel<br />
andere dingen aan hun hoofd. Die waren bezorgd over de mammoet die ze hadden gezien, en<br />
of ze die morgen wel zouden kunnen doden zodat er weer vlees te eten was en of er niemand<br />
gewond zou raken in <strong>het</strong> gevecht met <strong>het</strong> reusachtige beest. Of ze vroegen zich bezorgd af of<br />
die bessen die ze geplukt hadden niet giftig waren en of <strong>het</strong> geritsel in <strong>het</strong> struikgewas niet<br />
een sabeltandtijger was die hun kleine kindertjes op kwam vreten. Zulke dingen.’ De soldaat<br />
gooit <strong>het</strong> bloemetje weg, <strong>het</strong> is een beetje verkreukeld. ‘Maar de mensen die nu leven die<br />
halen hun vlees gewoon bij de slager en dan is <strong>het</strong> al dood en hoeven ze er ook niet meer mee<br />
te vechten. En als ze bessen willen eten dan halen ze die bij de groenteboer en die stopt er nou<br />
nooit eens heel verrassend een paar flink giftige tussen. En als we wat in de struiken horen<br />
dan is <strong>het</strong> waarschijnlijk de kat van de buren. Die we misschien ook wel vervelend vinden,<br />
omdat hij telkens tussen onze tulpjes poept. Maar levensbedreigend is <strong>het</strong> allemaal niet. Dus<br />
houden we tijd over om over geluk en ongeluk na te denken.’<br />
Milan kijkt de soldaat met grote ogen aan. Over precies zulke dingen had zijn vader <strong>het</strong> laatst<br />
ook. Niet tegen Milan zelf, maar Milan kon <strong>het</strong> horen omdat hij toen op de trap<br />
bergbeklimmertje aan <strong>het</strong> spelen was. Zijn vader wist waarschijnlijk niet dat hij daar zat. De<br />
soldaat herhaalt papa’s woorden bijna letterlijk. Maar wat bedoelde papa daar eigenlijk mee,<br />
met die woorden? ‘Het is toch juist prettig dat je niet meer overal aan dood gaat<br />
tegenwoordig?’ Milan schrikt een beetje van zijn eigen slordigheid en wendt beschaamd zijn<br />
blik af, oei, daar zei hij even iets stoms!<br />
‘Behalve dan aan te hard rijdende auto’s,’ grijnst Timon.<br />
Milan lacht ongemakkelijk mee.<br />
Anselm knikt. ‘Ik wil alleen maar zeggen dat <strong>het</strong> vrij onwaarschijnlijk is dat onze verre<br />
voorouder in zijn berenvel voor zijn grot zat en plotseling dacht: ben ik eigenlijk wel<br />
gelukkig?’ Ook dat heeft Milan papa horen zeggen. Anselm de soldaat lacht vrolijk, hij vindt<br />
<strong>het</strong> een goeie mop. Maar dan gaat hij wat rechter zitten en zijn blik wordt ernstig. ‘Weet je<br />
Milan, Timons dood was een ongeluk. Maar dat wil toch niet zeggen dat jouw overgebleven<br />
familie nu voor altijd ongelukkig moet zijn? Dat kan niet, dat mag niet. Dat zou Timon<br />
helemaal niet willen.’<br />
Milan zwijgt. Hij denkt diep na.<br />
Anselm plukt een nieuw bloemetje.<br />
‘Mijn moeder is heel erg ongelukkig,’ zegt Milan dan tegen de soldaat.<br />
Die knikt nogmaals. ‘Dat is logisch. Maar ze moet er misschien wel een keertje overheen<br />
proberen te komen.’ Hij geeft Timon een duwtje. ‘Toch Timon, dat vind jij toch ook? Je<br />
broertje heeft ook aandacht nodig.’<br />
42