Het meisje draait zich om en gilt iets door de gang. Het is geen Nederlands. Dan trekt ze de voordeur achter zich dicht en geeft Milan een zetje. ‘Kom.’ ‘Wat riep je?’ ‘Dat ik even weg ben.’ Ze loopt een paar stappen bij Milan vandaan. ‘Kom je nog?’ ‘Waar gaan we heen?’ ‘Weet ik veel. Die kant op.’ 8
2. Kelders ‘Ben je wel eens bij <strong>het</strong> grote huis geweest?’ ‘Bedoel je Wellinckhaeve?’ vraagt Milan, trots dat hij die moeilijke naam onthouden heeft. ‘Ik ben er zelfs wel eens in geweest.’ ‘Poeh,’ blaast Sammie, ‘ik ben er wel honderd keer in geweest!’ ‘Maar dat is toch heel duur?’ vraagt Milan verwonderd. ‘Je moet best veel geld betalen om naar binnen te mogen.’ ‘Ik betaal helemaal niks.’ Sammie grijnst. ‘Als je over de sloot springt en onder de heg door kruipt, ben je zo binnen. Kom, ik laat <strong>het</strong> je zien.’ ‘Dat mag vast niet!’ ‘Nee, natuurlijk niet.’ Sammie beent met stevige passen voor Milan uit. ‘Daarom doen we <strong>het</strong> ook stiekem.’ Milan schrikt daar een beetje van. Niet van dat stiekem doen; hij vreet met zijn vriendjes ook heus wel eens iets uit dat niet mag. Maar van dat slootje springen. Daar is hij nooit zo goed in, in zulk soort dingen. Hij ziet zichzelf al middenin <strong>het</strong> drabbige water belanden en meteen hartstikke voor schut staan bij dit meisje. Maar sneller dan hem lief is, nog voor hij een goeie smoes heeft kunnen verzinnen, staat hij al aan de rand van <strong>het</strong> groen bekroosde water. Sammie neemt een aanloopje en hup, daar landt ze al aan de overkant. Misschien was een meisje dat graag met barbiepoppen had willen spelen toch beter geweest, denkt Milan benauwd. Er zit niks anders op dan haar voorbeeld dapper te volgen. ‘Man!’ zucht Sammie wanneer Milan nogal rommelig naast haar beland, op handen en knieën en maar net een millimetertje naast de sloot. ‘Jij doet dit zeker niet zo vaak? Woon jij in een stad, ergens waar geen sloten zijn?’ ‘Er is alleen een gracht waar ik woon,’ beaamt Milan. ‘En die is veel te breed om overheen te springen.’ ‘Kun je dan wel buiten spelen?’ ‘Tuurlijk wel. Op de stoep of op <strong>het</strong> pleintje. Maar je moet wel goed uitkijken...’ Milan valt even stil. ‘Is je broertje soms in die gracht gevallen of zo?’ vraagt Sammie met opgetrokken neus. ‘Nee, <strong>het</strong> kwam door een auto die te hard reed.’ ‘Je wilt <strong>het</strong> er zeker liever niet over hebben, hè?’ ‘Maakt me niks uit.’ Ze wandelen over <strong>het</strong> gras tot aan een donkergroene, hoge heg. ‘Hier kunnen we er onderdoor,’ wijst Sammie. ‘Je moet wel eerst effe goed kijken natuurlijk, dat er aan de andere kant geen mensen staan. Maar meestal zijn die er ‘s avonds niet, want ze werken <strong>hier</strong> gewoon tot zes uur en dan gaat de boel dicht. Er is wel zo’n... zo’n... hoe heet <strong>het</strong>, zo’n nachtwaker. Maar die zit in <strong>het</strong> kantoortje en loopt maar af en toe een rondje.’ Op hun buik schuiven ze onder de heg door. ‘Het is anders wel slecht beschermd zeg,’ merkt Milan op. ‘Als wij <strong>hier</strong> zomaar naar binnen kunnen, dan kunnen dieven dat toch ook? Er staan allemaal dure spullen daarbinnen!’ ‘In de kamers ja, maar daar kom je niet in. Die zijn beveiligd. Elektronisch, je weet wel, dat er een alarm afgaat als je over de drempel naar binnen stapt of als je probeert een ruitje in te tikken.’ ‘Maar jij zei toch dat je daar binnen geweest was? Wel honderd keer?’ ‘Niet in <strong>het</strong> huis zelf.’ ‘Dat zei je anders wel!’ ‘Ik ben er een keer met school geweest. Binnen. Maar al die andere keren gaan we naar de 9
- Page 1 and 2: Maar eens waren wij broertjes 1. Sa
- Page 3 and 4: In haar eigen linnenkast heeft Fill
- Page 5 and 6: ‘Duurt dat lang?’ ‘Heb je hon
- Page 7: ‘Hij is dood.’ ‘Jesses,’ sc
- Page 11 and 12: ‘Op sommige plekken staat het op
- Page 13 and 14: 3. Blote voeten Een vreemd bed. Nie
- Page 15 and 16: Na een poosje is hij uitgekeken, ze
- Page 17 and 18: 4. Niet zomaar een jongetje De twee
- Page 19 and 20: Voorzichtig stapt Milan verder, in
- Page 21 and 22: ‘Met zwaarden. Daar kunnen we vas
- Page 23 and 24: eginnen. Voor zichzelf zet Filly ee
- Page 25 and 26: Hij wappert iets afwijzends met zij
- Page 27 and 28: oertjes, maar er zijn zoveel natte
- Page 29 and 30: drinken en eindeloos babbelen. ‘I
- Page 31 and 32: Je weet wel, die ik je heb laten zi
- Page 33 and 34: ‘Ik zit hier,’ hoort hij Sammie
- Page 35 and 36: hij zegt dat maar liever niet hardo
- Page 37 and 38: en trekt haar met zich mee. Het ver
- Page 39 and 40: Milan kucht. ‘Ik uh... ik wil all
- Page 41 and 42: ‘Heb je zin om weer te spelen?’
- Page 43 and 44: ‘Tuurlijk,’ zegt Timon, ‘dat
- Page 45 and 46: 10. De vriendinnen Ze zitten op een
- Page 47 and 48: ‘Volgens mij weegt hij bijna niks
- Page 49 and 50: ik bij het ouwe mannetje gaan kijke
- Page 51 and 52: kijken, maar het is duur zo’n ent
- Page 53 and 54: Als ze even later in de tuin staan,
- Page 55 and 56: zelf vaak mee. Milan houdt niet vul
- Page 57 and 58: ‘Dat je de wereld dan op z’n ko
- Page 59 and 60:
‘Hongeren ze zichzelf uit?’ Mil
- Page 61 and 62:
‘En konijnen,’ weet Milan. ‘E
- Page 63 and 64:
‘Heeft-ie ook een naam misschien?
- Page 65 and 66:
Nou moeten ze hem altijd hebben, ze
- Page 67 and 68:
‘Wat maak je?’ ‘Een kasteel,
- Page 69 and 70:
15. Het trefpunt Milan loopt langs
- Page 71 and 72:
jongen durfde wél, en nu wil hij g
- Page 73 and 74:
voor. ‘Het is helemaal geen fanta
- Page 75 and 76:
hij voegt de daad bij het woord. Al
- Page 77 and 78:
steeds van jou. Alles staat er nog
- Page 79 and 80:
18. Gesnapt Ze wandelen met zijn vi
- Page 81 and 82:
Gelukkig wel. Milan griezelt van he
- Page 83 and 84:
op weg naar buiten. Het is ook die
- Page 85 and 86:
‘Mij?’ ‘Nou, ik was je niet e
- Page 87 and 88:
‘Maar we hoeven Timons spullen ni
- Page 89:
Milan bloost. Was hij bijna vergete