elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst

De installatieverantwoordelijke 2 dient bij voortduring te
controleren of de elektrotechnische voorzieningen aan de
betreffende normen blijven voldoen en of die voorzieningen ook
op de juiste wijze worden gebruikt in de juiste omgeving.
Voor de hierna genoemde elektrische installaties en
werkzaamheden, die vallen onder het beheer van de
Rijksgebouwendienst, zijn deze normen niet specifiek
ontwikkeld:
• elektronische telecommunicatie- en informatiesystemen;
• elektronische instrumentatie-, besturing- en
automatiseringssystemen;
• voertuigen;
• werkzaamheden van experimenteel elektrotechnisch
onderzoek.
Aanbevolen wordt dit veiligheidshandboek voor boven vermelde
uitzonderingen op elektrische installaties, te hanteren als
leidraad bij het opstellen van een bedrijfsvoeringsconcept.
De hiervoor staande uitsluiting geldt alleen voor de specifiek
genoemde installaties. Complementaire elektrotechnische
systemen, zoals voedingsunits, noodstroomvoorzieningen en
computers en monitoren, die ten behoeve van de genoemde
installaties worden gebruikt, zijn niet uitgesloten.
1.2 NEN 3140
De norm NEN 3140 is een aanvulling op NEN-EN 50110-1 en
kan alleen in samenhang worden gelezen. Naast elektrische
installaties, is de norm NEN 3140 ook van toepassing op
het gebruik, het onderhoud, de inspectie en het beheer van
elektrische arbeidsmiddelen.
1.3 Elektrisch arbeidsmiddel
12
Onder een elektrisch arbeidsmiddel wordt verstaan elke op
de arbeidsplaats gebruikte machine, gereedschap, apparaat,
hulpmiddel en persoonlijk beschermingsmiddel dat door de
aard van hun gebruik of de omgevingsomstandigheden een
elektrisch veiligheidsrisico kan opleveren.
De norm NEN 3140 heeft betrekking op elektrische installaties,
met inbegrip van elektrische arbeidsmiddelen, met een
spanningsniveau van extra lage spanning tot en met lage
spanning.
Onder lage spanningen wordt een spanning verstaan die
normaal niet hoger is dan 1000 V bij wisselspanning of 1500 V
bij gelijkspanning. De extra lage spanningen worden veelal uit
veiligheidsoverwegingen toegepast. We komen ze tegen in ELV
ketens. Zie voor deze ketens NEN 1010.
Deze extra lage spanningen zijn normaal niet hoger dan 50 V
bij wisselspanning of 120 V bij gelijkspanning. De elektrische
installaties en de elektrische arbeidsmiddelen met extra lage
spanning vallen, onafhankelijk van het vermogen dat wordt
omgezet, eveneens onder deze normen.
1.4 NEN 3840
De norm NEN 3840 is een aanvulling op NEN-EN 50110-1 en
kan alleen in samenhang worden gelezen. In tegenstelling
tot de NEN 3140 heeft de norm NEN 3840 betrekking op
elektrische installaties met hoge spanning.
2) Zie hoofdstuk 2.2 voor definitie installatieverantwoordelijke.