15.09.2013 Views

elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst

elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst

elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Maak gebruik van geschikte kabelknipapparatuur indien geen<br />

zekerheid kan worden verkregen of de juiste kabel of mof is<br />

gekozen. Knippen is alleen toegestaan met toestemming van de<br />

installatieverantwoordelijke.<br />

Het gebruik van kabelknipapparatuur wordt in de installatiepraktijk<br />

schieten genoemd. Het toepassen van deze apparatuur<br />

op een onder spanning staande kabel zal leiden tot uitschakeling<br />

ten gevolge van volledige sluiting tussen alle geleiders in<br />

de kabel.<br />

In het algemeen wordt pas zekerheid verkregen dat de juiste<br />

kabel is opgespoord, als uit meer dan één gegeven die conclusie<br />

kan worden getrokken. Dat de juiste kabel is opgespoord,<br />

blijkt bijvoorbeeld uit de resultaten van meting met opsporingsapparatuur<br />

en uit de installatietekeningen.<br />

Een goede methode om te bepalen of de juiste kabel is opgespoord<br />

is de kabel te “ringen”. Daarbij wordt aan het begin van<br />

de kabel een ring over de kabel aangebracht en deze ring wordt<br />

over de kabel geschoven tot de plaats waar de werkzaamheden<br />

moeten worden uitgevoerd.<br />

5.4.10 Hoogspanningsinstallatie<br />

Daar waar bij een hoogspanningsinstallatie aan een kabel<br />

of een mof moet worden gewerkt, moet zorgvuldig worden<br />

nage gaan of de juiste kabel of mof is gekozen en moet, door<br />

gebruikmaking van passende hulpmiddelen zoals apparaten<br />

voor het knippen en/of schieten van kabels, zijn vastgesteld dat<br />

de betrokken kabel spanningsloos is.<br />

Deze handelingen worden door, of met toestemming van, de<br />

installatieverantwoordelijke verricht in aanwezigheid van de<br />

werkverantwoordelijke of de door hem aangewezen ploegleider.<br />

Aarding en kortsluiting<br />

5.4.11 Aansluitingen voor aarding<br />

Materieel of toestellen voor aarding en kortsluiting moeten<br />

eerst op het aardpunt zijn aangesloten en dan op de te aarden<br />

componenten. Indien mogelijk, moeten het materieel of de toestellen<br />

voor aarding en kortsluiting vanaf de werkplek zichtbaar<br />

zijn.<br />

50<br />

Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de aardaansluitingen<br />

zo dicht mogelijk bij de werkplek zijn aangebracht. Wanneer<br />

tijdens het verloop van de werkzaamheden geleiders moeten<br />

worden onderbroken of verbonden en daarbij gevaar bestaat<br />

voor potentiaalverschillen in de installatie, moeten eerst op de<br />

werkplek passende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld<br />

door potentiaalvereffening en/of aarding, voordat de geleiders<br />

worden onderbroken of verbonden.<br />

In alle gevallen moet ervoor worden gezorgd dat het materieel<br />

of de toestellen voor aarding en kortsluiting en de kabels en<br />

verbindingsklemmen voor potentiaalvereffening geschikt zijn<br />

voor en voldoende aangepast zijn aan de ideële kortsluitstroom<br />

van de elektrische installatie waarin zij zijn geïnstalleerd. Er<br />

moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om ervoor te<br />

zorgen dat de aardaansluitingen tijdens de gehele duur van de<br />

werkzaamheden betrouwbaar blijven. Indien de aardaansluitingen<br />

tijdens metingen of beproevingen worden verwijderd, moeten<br />

speciale veiligheidsmaatregelen worden getroffen.<br />

5.4.12 Eisen aan laagspanningsinstallaties<br />

Laagspanningsinstallaties waaraan gewerkt zal gaan worden,<br />

moeten altijd geaard en kortgesloten worden wanneer het risico<br />

bestaat dat de installatie spanning gaat voeren, bijvoorbeeld<br />

door een noodstroomgenerator of een UPS installatie.<br />

5.4.13 Eisen aan hoogspanningsinstallaties<br />

Bij ongeïsoleerde geleiders moeten alle geleiders die op de<br />

werkplek binnenkomen aan alle zijden van de werkplek worden<br />

geaard en kortgesloten; ten minste één van de toestellen voor<br />

aarding en kortsluiting moet vanaf de werkplek zichtbaar zijn.<br />

Op deze regels gelden de volgende uitzonderingen:<br />

• voor specifieke werkzaamheden geldt dat, wanneer er tijdens<br />

de werkzaamheden geen geleiders worden onderbroken,<br />

de installatie van slechts één toestel voor aarding en<br />

kortsluiting op de werkplek voldoende is;<br />

• wanneer vanaf de grenzen van de werkplek geen materieel<br />

of toestel voor aarding en kortsluiting kan worden gezien,<br />

moet worden gezorgd voor materieel of toestellen voor<br />

aarding of aanvullende signaleringsinrichtingen of andere<br />

gelijkwaardige markering op de werkplek.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!