elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst
elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst
elektronisch veiligheidshandboek - Rijksgebouwendienst
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Figuur 3.1 De tijd tussen twee opeenvolgende instructies<br />
als functie van de som van de wegingsfactoren<br />
Naarmate de som van de wegingsfactoren groter is, zal er<br />
vaker geïnstrueerd moeten worden. De som van de factoren<br />
ligt altijd tussen de 20 en de 69. Dit betekent dat de tijd<br />
tussen de instructies tussen maximaal 6,5 jaar (bij gunstige<br />
omstandigheden) en minimaal 0,5 jaar ligt (bij extreem<br />
ongunstige omstandigheden).<br />
3.6.5 Veiligheidsinstructies volgens VCA-certificering<br />
De veiligheidsinstructies volgens VCA-certificering geeft een<br />
afwijkende tijd tussen twee opeenvolgende instructies. Is een<br />
VCA-certificering van toepassing dan moet steeds de kortste tijd<br />
tussen twee instructies gekozen worden.<br />
3.6.6 Instructie-interval bij hoogspanningsinstallaties<br />
Bovenstaande procedure voor het bepalen van de<br />
intervaltijd tussen twee instructies mag alleen worden<br />
toegepast bij laagspanningsinstallaties (NEN 3140). Bij<br />
hoogspanningsinstallaties wordt uitgegaan van een instructieinterval<br />
van maximaal 3 jaar, ongeacht de soort aanwijzing<br />
(bepaling 4.2.204 NEN 3840). De instructie-interval moet<br />
worden verkleind indien:<br />
a. de frequentie van de werkzaamheden laag is;<br />
b. de werkmethode wijzigt;<br />
c. de werkorganisatie en de procedures worden gewijzigd;<br />
d. de installatie ingrijpend wordt gewijzigd.<br />
Treedt er bij het werken met een hoogspanningsinstallatie een<br />
ernstig incident op, dan moet iedereen met een aanwijzing<br />
voor de betreffende installatie binnen een jaar na het incident<br />
worden geïnstrueerd.<br />
3.7 Organisatie<br />
36<br />
3.7.1 De installatieverantwoordelijke<br />
Elke elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid van<br />
één persoon worden geplaatst, de installatieverantwoordelijke.<br />
De installatieverantwoordelijke kan een natuurlijke of een<br />
rechtspersoon zijn, mits elektrotechnische deskundigheid<br />
aanwezig is.<br />
Aangezien de <strong>Rijksgebouwendienst</strong> een groot aantal gebouwen<br />
onder haar beheer heeft, zal de installatieverantwoordelijke<br />
altijd een medewerker van de <strong>Rijksgebouwendienst</strong> zijn of<br />
iemand die namens de <strong>Rijksgebouwendienst</strong> de elektrische<br />
installatie beheert.<br />
3.7.2 Twee of meer installatieverantwoordelijken<br />
Wanneer twee of meer installaties in elkaars nabijheid<br />
liggen, die door twee of meer installatieverantwoordelijken<br />
beheerd worden, is het van essentieel belang dat er<br />
geldende afspraken zijn gemaakt tussen de verschillende<br />
installatieverantwoordelijken.<br />
3.7.3 Toegangsregeling en -controle<br />
De toegang tot alle ruimten waar voor leken een elektrische<br />
gevarenbron aanwezig is, moet aan regels zijn gebonden.<br />
De wijze van toegangsregeling en -controle behoort tot de<br />
verantwoordelijkheid van de installatieverantwoordelijke.<br />
Een sleutelplan zal altijd gedelegeerd worden naar een<br />
plaatselijke functionaris.