queeste zomer 2011 - Steinerschool Antwerpen
queeste zomer 2011 - Steinerschool Antwerpen
queeste zomer 2011 - Steinerschool Antwerpen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
dus een logica van a naar b hanteer tot ik bij z kom) dan zal<br />
het moeilijk zijn om een rijmwoord te vinden of toch zeker<br />
een dat niet geforceerd aandoet, iets dat gebruikt wordt<br />
om te rijmen of omdat het moet rijmen. Mooi zal het alleen<br />
maar zijn als het als vanzelfsprekend uit de rest van mijn zin<br />
tevoorschijn vloeit en het lijkt alsof er geen ander woord voor<br />
in de plaats kon komen. Het rijm krijgt dan iets noodzakelijks,<br />
iets deugddoends. Maar ik schrijf ook niet alleen mijn zin om<br />
twee woorden te doen rijmen, ik wil ook iets zeggen waarvoor<br />
ik in mijn zin op pad gegaan ben. Zo ook zijn er hier weer twee<br />
bewegingen die naar een evenwicht in ieder moment op zoek<br />
zijn. Op een bepaald moment zal in het scheppingsproces van<br />
mijn zin een omkering of omstulping plaats vinden: van a naar<br />
z wordt plotseling van z naar a of omgekeerd.<br />
Wat hier voor mijn wandeling met Jan, voor mijn schrijfzin of<br />
voor mijn dichtregel gezegd is, dat geldt eigenlijk voor ieder<br />
tijdsverloop. Dat geldt voor een muziekstuk, voor een feestje,<br />
voor een les, voor ontmoeting, voor een gesprek, voor een<br />
vakantie, voor een vriendschap, voor een liefde, voor een<br />
levensfase, voor het hele leven. Er zijn altijd twee tijdstromen,<br />
gestuwd door twee tijdsperspectieven, hoe weinig we<br />
dat soms ook beseffen. De tijdstroom van verleden naar<br />
toekomst, de evolutionaire, is de fysieke, de bewuste, de toevallige,<br />
enz.; de tijdstroom van toekomst naar verleden is de<br />
mentale, de involutionaire, de onbewuste, de zinvolle. Zijn die<br />
twee met elkaar in evenwicht, zo mogelijk in ieder moment,<br />
dan wordt de tijd een tijdslichaam dat je een kunstwerk zou<br />
kunnen noemen. De tijd is een kunstmaterie.<br />
Ieder jaar ga ik<br />
met de kinderen<br />
van de elfde klas<br />
het labyrint van<br />
de kathedraal van<br />
Chartres bewandelen<br />
(ongeveer<br />
250 meter lang).<br />
Dat labyrint is een<br />
schitterend beeld<br />
van die dubbele<br />
tijdstroom. Als je<br />
dat labyrint zou<br />
binnenstappen als<br />
onwetende, zonder<br />
zicht op het geheel<br />
-de subjectieve<br />
benadering- en zou<br />
zien hoe de weg<br />
verloopt, dan krijg je het gevoel van voor de gek gehouden te<br />
worden, je wordt heen en weer geslingerd van buiten- naar<br />
binnenkant en omgekeerd, het lijkt chaotisch. Bekijk je het<br />
van bovenaf, zoals je het bekijkt als je de voorstelling bekijkt<br />
of als je terugblikt als je eenmaal in het midden bent aange-<br />
komen en je reconstrueert je weg, dat is alles zeer mooi geordend.<br />
Er zit een kruis in de weg, verdeeld in vier segmenten<br />
waarin zich telkens (drie plus vier is zeven) zeven bochten of<br />
keerpunten bevinden. Het kan zijn dat je in de loop van je wandeling,<br />
begonnen met een gevoel van chaos, kunt gewaarworden<br />
dat die orde zich in de chaos langzaam openbaart. De<br />
dubbele tijdstroom doet dan zijn werking. Dat dit labyrint een<br />
beeld is van de menselijke levensloop, zal iedereen wel van mij<br />
willen aannemen. Er zijn goede argumenten voor. Maar het<br />
staat evengoed voor ieder tijdsverloop.<br />
Het gedicht van Gezelle over de twee zonsondergangen (zie<br />
hieronder), een prachtig staaltje van hoe kinderlijke eenvoud<br />
en verbazing met de diepste zin kunnen vermengd geraken,<br />
krijgt misschien een onverwachte betekenis door deze<br />
beschouwing. Let ook op de twee rijmwoorden per strofe die<br />
elkaar als twee zonnen tegemoet-spreken.<br />
Zonnenondergang<br />
‘k Zie twee zonnen, elk’ heur’ weêrga<br />
tegenvaren, langzaam aan:<br />
de eene rijzen, rechte omhooge,<br />
de ander’ rechte omleege gaan.<br />
De eene komt, uit ‘s hemels blauwten,<br />
neder in den blauwen schoot<br />
van de Leye, en de andere uit heur’<br />
blauwe diepten, rond en rood.<br />
Gaan ze elkander kussen? Gaan ze<br />
wijken uit den weg elkaar?<br />
Gaan ze de eene op de ander’ vallen,<br />
die van hier op die van daar?<br />
Gaat er...? Ei! ‘t is duister schielijk:<br />
zonne en weêrzonne, even gauw,<br />
zijn gedempt en, zoo de Leye is,<br />
zijn des hemels diepten grauw.<br />
Wilbert Lambrechts<br />
41