19.09.2013 Views

I. Landmeetkundige instrumenten

I. Landmeetkundige instrumenten

I. Landmeetkundige instrumenten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

In dit onderdeel zijn opgenomen de in het museum aanwezige landmeetkundige <strong>instrumenten</strong> van de bureaus<br />

van de landmeetkundige en de ruilverkavelingsdienst van het Kadaster. Het instrumentarium van de voormalige<br />

Topografische Dienst van het Ministerie van Defensie wordt in een volgend deel behandeld. Tussen beide onderdelen<br />

is dus enige overlapping omdat sommige <strong>instrumenten</strong> bij beide bedrijfsonderdelen in gebruik zijn geweest. Men<br />

bedenke dat er uit de oprichtingstijd van het Kadaster weinig <strong>instrumenten</strong> aanwezig zijn. Dit komt omdat de<br />

landmeters bij de kadastrering hun werk moesten uitvoeren met door hen zelf aangeschafte <strong>instrumenten</strong>. Ook na<br />

de invoering van het Kadaster in 1832 moesten de landmeters nog tientallen jaren lang hun eigen meet<strong>instrumenten</strong><br />

kopen. Die bleven dus in het bezit van de landmeters en later hun familie. De <strong>instrumenten</strong> van de medewerkers van<br />

de Topografische Dienst werden wél door de overheid betaald, zodat die rijkseigendom bleven. De landmeters werden<br />

pas betaald na afloop van een bepaald project. De beloning was mede afhankelijk van het aantal gevormde percelen.<br />

Ook de kosten van papier, de tekenaars, de meethulpen en het verdere personeel, moest door de landmeter betaald<br />

worden. Om toch wat instrumentarium uit die tijd te kunnen laten zien, zijn er enkele <strong>instrumenten</strong> (voornamelijk<br />

pantometers) opgenomen die afkomstig zijn van de Topografische Dienst.<br />

LENGTEMETING<br />

1. Meetkettingen<br />

In vroegere tijden werden er lengtes gemeten met een meetkoord, ook wel meetsnoer genoemd. Dat was een<br />

lang touw waarin op vaste afstanden de plaatselijk in gebruik zijnde maat, bijv. voeten of ellen, met knopen was<br />

aangegeven. Dat touw werd uitgelegd en door het aantal knopen te tellen was de afstand bekend. Dit was wel<br />

een praktisch instrument, maar niet erg maatvast. Vandaar dat men dit snoer het liefst van ijzerdraad had willen<br />

maken, maar dat bleek niet hanteerbaar te zijn. Daarom is gekozen voor de meetketting. Een leerboek landmeten<br />

uit 1933 zegt daarover: “Een meetketting is meestal 10 of 20 m lang. Hij bestaat uit leden van gegalvaniseerd ijzer-<br />

of staaldraad, dik 3 à 4 mm. De einden der leden (= schalmen) zijn van oogen voorzien. De onderlinge verbinding<br />

geschiedt door ringen. De afstand van midden tot midden dezer ringen is 0,50 m. Bij elke meter zijn ze van koper,<br />

bij elke halve meter van ijzer. Op afstanden van 5 meter hebben de ringen een andere vorm en zijn ze grooter”. In<br />

de praktijk waren er meetkettingen in vele varianten. De nadelen van de meetkettingen waren: de schakels werden<br />

snel krom en de ringen slijten en rekken en kunnen tijdens het meten verkeerd gaan zitten. De lengte van de ketting<br />

begint en eindigt bij een gemarkeerd punt op het handvat, meestal een halfronde opening. Meetkettingen zijn<br />

enkele eeuwen lang in gebruik geweest, tot halverwege de 20e eeuw. In vroegere eeuwen had elk deel van ons land<br />

zijn eigen maatstelsel, waarvan de Rijnlandse roede de bekendste is. Deze was weer onderverdeeld in voeten. Voor<br />

al deze verschillende stelsels waren er ook meetkettingen in gebruik. De invoering van het Kadaster bracht daarin<br />

verandering omdat er in de Requeil Methodique werd voorgeschreven dat men bij de opmetingen voor het Kadaster<br />

gebruik moest maken van het huidige decimale stelsel, met de meter als uitgangspunt. Omdat de meethulpen uit<br />

51

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!