DE VINPOOTSALAMANDER IN NOORD-BRABANT - Natuurbalans
DE VINPOOTSALAMANDER IN NOORD-BRABANT - Natuurbalans
DE VINPOOTSALAMANDER IN NOORD-BRABANT - Natuurbalans
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In tegenstelling tot de verwachtingen is geen significant negatief verband waargenomen<br />
tussen de aanwezigheid van verharde wegen en vinpootsalamanders. Dit is vermoedelijk<br />
een gevolg van het beperkte aantal bemonsterde wateren met verharde wegen in het<br />
aangrenzende landhabitat. Bovendien bleken de aanwezige verharde wegen over het<br />
algemeen verkeersluw te zijn, waardoor directe mortaliteit als gevolg van het verkeer<br />
vermoedelijk laag ligt. Er is echter wel een positieve trend waargenomen tussen de<br />
aanwezigheid van verharde wegen en de aanwezigheid van vinpootsalamander in een<br />
water. De waargenomen trend is echter erg zwak en in combinatie met de tegenstrijdige<br />
resultaten van eerdere studies (o.a. Egan & Paton 2004; Elzanowski et al. 2009) wordt de<br />
kans op het aantreffen van een significant positief verband tijdens een<br />
vervolgonderzoek uitermate klein geacht. Aangenomen wordt dat er tijdens een<br />
vervolgonderzoek met een groter aantal wateren met verkeersintensieve verharde<br />
wegen in de directe nabijheid wel een negatief effect op de vinpootsalamander zal<br />
worden aangetroffen.<br />
Versnippering<br />
Habitatfragmentatie, zoals de isolatie van voortplantingswateren bij amfibieën, wordt<br />
gezien als een belangrijke reden voor de teruggang van amfibieën (Dodd & Smith 2003).<br />
Dit is gebaseerd op de metapopulatietheorie, welke voorspelt dat het duurzaam<br />
voortbestaan van populaties wordt begunstigd door de aanwezigheid van naburige<br />
populaties (Denoel & Lehmann 2006). In tegenstelling tot deze hypothese is het aantal<br />
voortplantingswateren in het omringende landhabitat niet opgenomen in de opgestelde<br />
modellen voor de dichtheid en aanwezigheid van vinpootsalamander. De kwaliteit van<br />
de naburige wateren is hierbij echter niet in overweging genomen; mogelijk is een groot<br />
aantal van de omliggende wateren onbezet doordat zij ongeschikt zijn voor<br />
vinpootsalamander (bijv. door de aanwezigheid van een dikke sliblaag of ondiep water).<br />
Bovendien is het mogelijk dat een groot aantal van de geschikte omliggende wateren<br />
niet bereikbaar is door ongeschiktheid van het tussenliggende landhabitat. Onderzoek<br />
van Denoel & Lehmann (2006), waaruit blijkt dat het aantal vinpootsalamander in een<br />
poel hoger is wanneer er veel bezette poelen in het omringende landhabitat aanwezig<br />
zijn, suggereert dat het aantal bezette wateren in het omringende landhabitat wel een<br />
positieve invloed heeft op de dichtheid van adulte vinpootsalamanders en de kans op<br />
aanwezigheid. De verzamelde data bleek echter ontoereikend voor een bepaling van het<br />
aantal omliggende bezette voortplantingswateren. Ondanks dat er op basis van het<br />
huidige onderzoek geen uitspraak te doen is over de invloed van versnippering, doet het<br />
onderzoek van Denoel & Lehmann (2006) vermoeden dat versnippering een negatief<br />
effect heeft op de vinpootsalamander.<br />
In tegenstelling tot de kenmerken van het waterhabitat lijken de kenmerken van het<br />
landhabitat de dichtheid, aanwezigheid en het voortplantingssucces van de<br />
vinpootsalamander slechts beperkt te beïnvloeden; de (pseudo-)r 2 van de<br />
landhabitatmodellen lag tussen de 0,137 (r 2 ) en 0,284 (nagelkerke pseudo-r 2 ), terwijl dit<br />
voor de waterhabitatmodellen overtuigend hoger lag; tussen de 0,375 (r 2 ) en 0,482<br />
(nagelkerke pseudo-r 2 ). Op basis van het huidige onderzoek kan men echter niet<br />
concluderen dat de vinpootsalamander minder eisen stelt aan het landhabitat;<br />
vermoedelijk zijn de (pseudo-)r 2 ’en laag doordat het landhabitat grootschaliger is<br />
onderzocht. Zo zijn er slechts zeven kenmerken van het landhabitat betrokken in het<br />
onderzoek, terwijl er minimaal elf kenmerken van het waterhabitat zijn betrokken in het<br />
opstellen van de waterhabitatmodellen. Bovendien is de invloed van akker, weide,<br />
gemengd bos, loofbos, naaldbos, heide en (verharde) wegen erg grof in kaart gebracht<br />
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV adviesbureau voor natuur & landschap<br />
De vinpootsalamander in Noord-Brabant 99