27.12.2013 Views

Vel 79. 305 Tweede Kamer. 14dc VERGADERING

Vel 79. 305 Tweede Kamer. 14dc VERGADERING

Vel 79. 305 Tweede Kamer. 14dc VERGADERING

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Vel</strong> 81. 313 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>.<br />

14de <strong>VERGADERING</strong>. — 29 OCTOBER 1924.<br />

66. .Vaststelling eener nieuwe Tariefwet.<br />

(van Gijn e. a.)<br />

De katoenververijen en katoendrukkerijen krijgen haar<br />

ongebleekt katoen hier binnen geheel vrij ; zij veredelen dat<br />

product en het wordt dus beschouwd als grondstof. Dat heeft<br />

altijd zoo gegolden en blijft gelden, ook bij het hoogere recht.<br />

Toen indertijd deze vrijstelling van ongebleekt katoen werd<br />

verleend, waren er hier te lande nog geen katoen bleekerij en,<br />

maar die zijn er thans wel, waaronder een zeer belangrijke,<br />

het zijn ondernemingen, die dn hoofdzaak in Nederland gemaakt<br />

katoen bleeken, maar toch ook wel uit Engeland ingevoerd<br />

katoen bleeken, en die dat katoen ten deele weer exporteeren,<br />

ten deele in Nederland verkoopen. Wordt het geëxporteerd,<br />

dan komt het recht weer terug, maar in het andere<br />

geval niet. Wat kan nu de reden wezen om een verschillende<br />

behandeling toe te passen tusschen de bleekerij en eenerzij ds<br />

en de katoen drukkerij en en ververijen anderzijds? Onder de<br />

makers van het tarief waren er wel, die de meening waren<br />

toegedaan, dat hier geen recht moest worden geheven. De<br />

Minister zal zeggen, dat het mij niet aangaat, maar ik durf<br />

dat te vertellen, omdat ook de Minister reeds uit de keuken<br />

van het tarief heeft geklapt.<br />

Het derde amendement betreft eigenlijk een vraag, welke<br />

niet is beantwoord. De Minister heeft indertijd toegezegd,<br />

ook op vragen, welke in adressen waren gedaan, te zullen<br />

ingaan. Nu heeft de Twentsche <strong>Kamer</strong> van Koophandel in<br />

haar adres bij volgnummer 85 te kennen gegeven, dat er<br />

naar haar meening alle reden was, dat wollensterkflanel,<br />

zuiver een product, noodig voor de industrie, moest worden<br />

vermeld in de bijzondere bepaling III. Het gaat hier niet om<br />

bescherming of niet-bescherming, want het artikel wordt<br />

alleen in het buitenland gemaakt. Het is zuiver de quaestie,<br />

of een artikel, noodig voor de industrie, zal worden belast.<br />

Ik geef den Minister in overweging, het advies van die<br />

<strong>Kamer</strong> van Koophandel te volgen.<br />

De gewijzigde amendementen van den heer van Gijn worden<br />

ondersteund door de heeren Staalman, Ter Hall, Gerritzen,<br />

mejuffrouw Westerman en mevrouw Bakker—Nort en<br />

maken derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.<br />

De heer Colijn, Minister van Financiën: Mijnheer de Voorzitter!<br />

Ik begin met mede te deelen, dat het mij voorkomt,<br />

dat uw opmerking over de door de Regeering aangebrachte<br />

wijzigingen volkomen juist is, zoodat de lezing moet zijn als<br />

door u aangegeven.<br />

Ik kom thans tot de amendementen van den heer van Gijn.<br />

Het eerste strekt eigenlijk om het recht van manufacturen,<br />

dat wordt voorgesteld op 8 pet., terug te brengen op 5 pet.<br />

De heer van Gijn deelde reeds mede, dat inwilliging van zijn<br />

voorstel voor de schatkist een schade zou meebrengen van<br />

rond f 3 300 000. Dit cijfer, gebaseerd op den invoer van het<br />

jaar 1923. is juist. De gronden, die de heer van Gijn voor<br />

die verlaging heeft aangegeven, zi.in bij het algemeen debat<br />

uitvoerig besproken. De heer van Gijn betoogde toen en betoogt<br />

ook nu: wanneer men van een zeker artikel het recht<br />

verhoogt, gelijk in dit geval, met 3 pet., dan brengt dat mede<br />

voor dezelfde goederen, die in het binnenland worden vervaardigd,<br />

een prijsverhooging met 3 pet.; misschien wat<br />

minder, maar allicht 2 pet. Maar dat is nu het punt, waarover<br />

bij de algemeene beschouwingen het geheele debat geloopen<br />

heeft, met betrekking tot de vraag, of er in dit tarief<br />

een protectionistisch element zit of niet. Wat de heer van<br />

Gijn hier stelt als een feit, is juist het punt, dat te bewijzen<br />

was en dat ik, naar ik meen, bij de algemeene beschouwingen<br />

heb weerlegd. De vraag gaat m. i. hierom, of de voorsprong,<br />

die Nederland heeft in de bestaande tarief verhoudingen,<br />

gewijzigd wordt door dit nieuwe tarief, in aanmerking<br />

nemende, dat bijna alle andere continentale landen van<br />

Europa hun tarief in de laatste jaren aanmerkelijk hebben<br />

verhoogd. Destijds heb ik betwist, dat de invoer van deze<br />

goederen in Nederland zou verminderen en heb ik aangetoond,<br />

dat de rechten op die goederen — men kan nooit zeggen<br />

geheel; ik laat mij niet uit in dergelijke stellige bewoordingen<br />

— waarschijnlijk niet zullen worden betaald door den<br />

Nederlandschen gebruiker en derhalve ook geen aanleiding<br />

zullen geven tot verhooging van den binnenlandschen prijs.<br />

Handelingen der Staten-Generaal. — 1924—1925. — II.<br />

(Minister Colijn e. a.)<br />

Deheer van Gijn heeft ook nog gewezen op het bezwaar,<br />

dat hij niet zelf te berde beeft gebracht, maar geciteerd heeft<br />

uit een der adressen, dat men wel eens zou kunnen ondervinden,<br />

dat in de Engelsche Dominions en koloniën de rechten<br />

verhoogd zouden worden, omdat Nederland de rechten op<br />

goederen van Engelschen oorsprong verhoogd had. Wie nu<br />

in het bekende geschriftje van den heer van Spaendonck heeft<br />

gelezen, welke tarieven nu reeds in de Engelsche koloniën<br />

geheven worden, ziet, dat de onze daarvan nog zoo ver verwijderd<br />

zijn, dat een dergelijke vrees mij overdreven toeschijnt.<br />

Ik geloof daarvan niets. Wanneer iemand zelf een<br />

recht heft van 30 pet., kan men moeilijk tot represailles<br />

komen op grond dat iemand anders 8 pet. heft.<br />

Het tweede amendement van den neer van Gijn heeft<br />

de strekking om de uitzondering, die nu in het tarief zit<br />

voor katoendrukkerijen en «ververijen, ook uit te strekken<br />

tot de bleekerijen. Hij heeft gezegd: dat kan ook best; ik<br />

weet zelfs, dat er onder degenen, die aan dit ontwerp gedokterd<br />

hebben, ook zijn die er zoo over denken. Daarover<br />

is inderdaad gedacht, maar ook aan wat anders, nl. om de<br />

vrijstelling voor de drukkerijen en ververijen terug te<br />

nemen, omdat artikel 15 van de wet een volmaakte solutie<br />

geeft ten opzichte van die goederen, welke weer worden<br />

geëxporteerd en die hier te lande alleen ingevoerd zijn om<br />

weer te worden bewerkt of verwerkt.<br />

De toestand is zoo, dat indertijd voor de drukkerijen en<br />

ververijen, die uitsluitend voor export werkten, die vrijstelling<br />

is ingevoerd en de bleekerijen er buiten zijn gelaten,<br />

omdat er gevaar bestond voor misbruik, hierin bestaande,<br />

dat het voor binnenlandsch gebruik bestemde<br />

katoen, door het ongebleekt te laten binnenkomen en daarna<br />

hier te bleeken, aan het invoerrecht, ook voor binnenlandsch<br />

gebruik, zou worden onttrokken. Nu is die toestand<br />

langzamerhand eenigszins gewijzigd. De vrijstelling voor<br />

drukkerijen en ververijen zou, zooals ik reeds zeide, kunnen<br />

vervallen, omdat art. 15 van het wetsontwerp geheel en al<br />

voorziet in deze aangelegenheid, nl. dat goederen, ingevoerd<br />

om hier te lande een bewerking of verwerking of herstelling<br />

te ondergaan en daarna weer te worden uitgevoerd,<br />

van invoerrecht zijn vrijgesteld. De Regeering heeft de<br />

bijzondere bepaling voor drukkerijen en ververijen ten<br />

; slotte echter niet teruggenomen, omdat sedert 1877 die<br />

drukkerijen en ververijen nu eenmaal zich daarop geheel<br />

hebben ingericht. Om zoo weinig mogelijk verandering te<br />

brengen in den bestaanden toestand, hebben wij gezegd:<br />

laat het nu voor de drukkerijen en ververijen maar bestaan,<br />

doch voor de bleekerijen is het geheel en al onnoodig, want<br />

voor zoover de goederen worden ingevoerd en daarna weer<br />

uitgevoerd, zijn zij aan het recht niet onderworpen.<br />

Wat nu het derde amendement betreft, ik moge er do<br />

aandacht op vestigen, dat z.g. wollen sterkflanel op het<br />

oogenblik belast is; dat wordt getroffen door een recht van<br />

5 pet. Nu komt het mij voor, dat het mogelijk is, om aan<br />

den wensch van den geachten afgevaardigde te gemoet te<br />

komen, indien hij dat derde amendement zou willen redigeeren<br />

ongeveer in overeenstemming met hetgeen voorkomt<br />

op blz. 44 van het tarief, onder punt 10, nl : ,,wollensterkflanel,<br />

waaromtrent bij de visitatie door bestelorders of<br />

.andere bescheiden afdoende wordt aangetoond, enz.". Dan<br />

zou aan het verlangen van den geachten afgevaardigde<br />

worden voldaan, dat het als hulpmiddel voor de industrie<br />

vrijblijft, terwijl het, wanneer het voor andere doeleinden<br />

wordt ingevoerd, belast blijft.<br />

De heer van Gijn: Mijnheer de Voorzitter! De Minister<br />

heeft opgemerkt, dat deze zaak besproken is bij de algemeene<br />

beschouwingen. Ik heb toen echter geen antwoord<br />

gekregen op mijn bezwaar, dat er zooveel tusschen den wal<br />

en het schip raakt. De Minister zegt nu, dat gebeurt niet.<br />

Echter is een deel van de textielindustrieelen tegen deze<br />

verhooging, ofschoon zij erkennen dat die in hun zakken<br />

komt, terwijl oen ander deel ervóór is. klaarblijkelijk omdat<br />

zij in hun zakken komt. Vindt de Minister dat niet een<br />

duidelijke aanwijzing, dat de heeren van plan zijn, als het<br />

zoover is, het recht er op te leggen? Wanneer wij in dit

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!