Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
Couperus ' Komedianten' en het Rome van Domitianus - Tresoar
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
142<br />
E<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> Dèr Mouw<br />
M.F. Fresco<br />
1 Tot deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die in dit speciale nummer niet mog<strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>, behoort zeker J.A. der<br />
Mouw (1863-1919). Deze classicus, veelweterij laagschatt<strong>en</strong>de universele geest, is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
belangrijkste Nederlandse dichters uit <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> deze eeuw geweest. Maar to<strong>en</strong> ongeveer e<strong>en</strong><br />
jaar voor zijn dood hij gedicht<strong>en</strong> wilde publicer<strong>en</strong>, koos hij op raad <strong>van</strong> Frederik <strong>van</strong> Eed<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
pseudoniem: Adwaita. Hij was te bek<strong>en</strong>d als filosoof om onder eig<strong>en</strong> naam gedicht<strong>en</strong> te<br />
publicer<strong>en</strong>! Met deze schuilnaam onderstreepte hij tegelijk de verwantschap <strong>van</strong> zijn poëzie<br />
met de Indische filosofie. Dat was niet t<strong>en</strong> onrechte, maar <strong>het</strong> was toch <strong>en</strong>igszins misleid<strong>en</strong>d.<br />
Niet t<strong>en</strong> onrechte want hij las niet alle<strong>en</strong> de originele tekst<strong>en</strong> in <strong>het</strong> Sanskrit, maar had zoals<br />
sedert Schop<strong>en</strong>hauer niet ongebruikelijk, <strong>en</strong> met meer recht waarschijnlijk dan de meest<strong>en</strong>,<strong>het</strong><br />
gevoel dat hij in sommige opzicht<strong>en</strong> duidelijk verwant was met bepaalde stroming<strong>en</strong> in de<br />
Indische filosofie, in dit geval de monistische wereldopvatting, zoals die o.a. in de belangrijke<br />
Upanisjads (o.a. omstreeks 600 v.Chr.) te vind<strong>en</strong> zijn. Het pseudoniem betek<strong>en</strong>t: tweeheidloos,<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> is e<strong>en</strong> gangbare term in <strong>het</strong> Sanskrit om e<strong>en</strong> monistisch standpunt te formuler<strong>en</strong>. De<br />
opvatting waarom <strong>het</strong> bij Dèr Mouw gaat, is kort <strong>en</strong> schematisch gezegd deze: er is één<br />
goddelijk beginsel, Brahman, dat zich zonder dat dit verder bedoeling of zin heeft, tot e<strong>en</strong><br />
wereld ontvouwt, maar die wereld is eig<strong>en</strong>lijk niet meer dan e<strong>en</strong> schone schijn, e<strong>en</strong> maskerade<br />
<strong>van</strong> Brahman. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de veelheid ook in subjectieve zin niet reëel: elk subject is Brahman<br />
zelf (‘ik b<strong>en</strong> Brahman’! ) of m<strong>en</strong> kan <strong>het</strong> ook zo zegg<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> stukje Brahman, e<strong>en</strong> vonk <strong>van</strong><br />
Brahmans wereldvuur, e<strong>en</strong> druppel <strong>van</strong> de oceaan die Brahman is, <strong>en</strong> de wereld die hij zich<br />
schept is ook maar schijn, dezelfde schijn. Over de problem<strong>en</strong> <strong>van</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> de<br />
individuele wereld<strong>en</strong> onderling (<strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> de intersubjectiviteit) <strong>en</strong> <strong>van</strong> de relatie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> grote subject (Brahman) <strong>en</strong> <strong>het</strong> kleine subject, ieder individu, zull<strong>en</strong> wij verder hier zwijg<strong>en</strong>.<br />
In zijn filosofisch proza <strong>en</strong> ook in zijn briefwisseling 1 heeft Dèr Mouw zich zelf er wél over<br />
uitgesprok<strong>en</strong>.<br />
Er is heel veel problematiek parallel met Westerse filosofie <strong>en</strong> Westerse mystiek, beide minst<strong>en</strong>s<br />
2 sedert <strong>het</strong> neoplatonisme, <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> nog steeds g<strong>en</strong>eigd de stelling te verdedig<strong>en</strong> dat Dèr<br />
Mouw in feite ondanks zijn bewust aanknop<strong>en</strong> bij de Indische traditie, b.v. in de titel <strong>van</strong> zijn<br />
tweedelige dichtbundel ‘Brahman’ <strong>en</strong> verder door <strong>het</strong> voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>en</strong>kele Indische woord<strong>en</strong><br />
– eig<strong>en</strong>lijk behalve ‘Brahman’ slechts weinig , ook als Adwaita in hoge mate westers bleef. Die<br />
stelling schijnt trouw<strong>en</strong>s ook door k<strong>en</strong>ners <strong>van</strong> de Indische filosofie bevestigd te word<strong>en</strong>.<br />
Eén mom<strong>en</strong>t uit deze gedacht<strong>en</strong>wereld wil ik nog relever<strong>en</strong>, waarmee trouw<strong>en</strong>s ook blijk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
motto aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> zijn dichtwerk de dichter zich op westerse traditie beroept: e<strong>en</strong> motto<br />
nl. ontle<strong>en</strong>d aan Angelus Silesius. Dat mom<strong>en</strong>t is de trots die <strong>het</strong> individu mag koester<strong>en</strong>: want<br />
als de wereld schijn is <strong>en</strong> de veelheid <strong>van</strong> individu<strong>en</strong> schijn is, dan is die wereld toch als
143<br />
zelfontvouwing <strong>van</strong> Brahman goddelijk <strong>en</strong> is <strong>het</strong> kleine ik als deel <strong>van</strong> <strong>het</strong> goddelijke ik tegelijk<br />
ev<strong>en</strong> groot als God <strong>en</strong> is God tegelijk ev<strong>en</strong> klein als hij.<br />
Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is hij ook goddelijk daarin dat hij schepper <strong>van</strong> zijn eig<strong>en</strong> wereld is, e<strong>en</strong> wereld<br />
waarin kracht<strong>en</strong>s haar aard <strong>van</strong> goddelijke schijn weliswaar alle waard<strong>en</strong> zoals goed <strong>en</strong> kwaad,<br />
mooi <strong>en</strong> lelijk wegvall<strong>en</strong>, of beter ook op schijn berust<strong>en</strong>, maar die e<strong>en</strong> dichter toch vooral<br />
verheerlijkt als schone scliijn. En dat heeft Dèr Mouw op grootse wijze gedaan.<br />
Adwaita verkondigt e<strong>en</strong> filosofie (ontologie <strong>en</strong> k<strong>en</strong>leer) die in <strong>het</strong> verl<strong>en</strong>gde ligt <strong>van</strong>, maar zich<br />
tev<strong>en</strong>s toch onderscheidt <strong>van</strong> wat de prozaschrijv<strong>en</strong>de filosoof Dèr Mouw had gezegd <strong>en</strong> de in<br />
de Laan <strong>van</strong> Meerdervoort in D<strong>en</strong> Haag won<strong>en</strong>de kamergeleerde bleef vind<strong>en</strong>, met name wat de<br />
stelligheid <strong>van</strong> de overtuiging<strong>en</strong> betreft (dit tot ontstelt<strong>en</strong>is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Van Eed<strong>en</strong>), maar de relatie<br />
tuss<strong>en</strong> de filosoof <strong>en</strong> de dichter valt buit<strong>en</strong> dit bestek.<br />
2 Terecht, maar toch <strong>en</strong>igszins misleid<strong>en</strong>d, is bov<strong>en</strong> gezegd. Wat niet tot uiting kwam is niet<br />
alle<strong>en</strong> dat de wereldbeschouwing niet zuiver Indisch was, maar ook dat <strong>het</strong> dichterschap veel, ja<br />
bijna uitsluit<strong>en</strong>d Westerse mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bevat, dat met name de classicus Dèr Mouw zich duidelijk<br />
in zijn poëzie manifesteert. Nu heb ik daarover ooit uitvoerig geschrev<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> <strong>het</strong> is niet zo leuk<br />
in herhaling<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong>. Daarom hier slechts <strong>en</strong>kele opmerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> als nieuwtje de<br />
bespreking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> rechtstreeks op Homeros teruggaand, maar door Dèr Mouw uiteindelijk niet<br />
gebruikt fragm<strong>en</strong>t. Dèr Mouw heeft pas laat gedicht<strong>en</strong> gepubliceerd, maar hij heeft er al heel<br />
vroeg geschrev<strong>en</strong>, onbelangrijke jeugdpoëzie, terecht in de Verzamelde Werk<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> deel III<br />
(Amsterdam 1951) niet eerder uitgegev<strong>en</strong> poëzie bevat, niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Incid<strong>en</strong>teel schreef<br />
Dèr Mouw ook tuss<strong>en</strong> zijn vijf<strong>en</strong>twintigste <strong>en</strong> zijn vijftigste jaar nog wel gedicht<strong>en</strong>, maar zoals ik<br />
<strong>het</strong> e<strong>en</strong>s ongeveer heb geformuleerd in e<strong>en</strong> herd<strong>en</strong>kingsartikel in Herm<strong>en</strong>eus <strong>van</strong> december<br />
1963: in e<strong>en</strong> vorm die uitdrukkelijk niet au sérieux w<strong>en</strong>ste te word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: geleg<strong>en</strong>heidsgedicht<strong>en</strong>,<br />
zoals vakantiegroet<strong>en</strong> op rijm, fameuse Sinterklaasgedicht<strong>en</strong>, verjaardagsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
dan vrij vaak in <strong>het</strong> Latijn, soms in <strong>het</strong> Grieks. 4 De poëtische waarde mag niet altijd zeer groot<br />
zijn geweest, virtuoos <strong>en</strong> elegant is <strong>het</strong> altijd wat hij schreef.<br />
En e<strong>en</strong> groot k<strong>en</strong>ner <strong>van</strong> de literatuur, de antieke <strong>en</strong> de moderne westerse was Dèr Mouw, de<br />
gulzige lezer met zijn geweldige geheug<strong>en</strong>. Zijn belez<strong>en</strong>heid t.a.v. de antieke poëzie blijkt al in<br />
zijn proefschrift verbijster<strong>en</strong>d groot te zijn. In 1890 was hij gepromoveerd bij Van Leeuw<strong>en</strong>, de<br />
man die zich zo verdi<strong>en</strong>stelijk zou mak<strong>en</strong> met zijn Aristophanes-comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong>. De titel <strong>van</strong> de<br />
dissertatie luidt: Quomodo antiqui naturam mirati sunt? . Uitgangspunt is dat m<strong>en</strong> zich in de<br />
dag<strong>en</strong> <strong>van</strong> Schiller <strong>en</strong> Von Humboldt heeft afgevraagd of de Oud<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> natuurbesef hebb<strong>en</strong><br />
gehad zoals (sedert de Romantiek) de Modern<strong>en</strong>. Schiller had <strong>het</strong> ontk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> prompt e<strong>en</strong><br />
reactie uitgelokt <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die om <strong>het</strong> hardst met bewijsplaats<strong>en</strong> uit de antieke literatuur<br />
kwam<strong>en</strong> aandrav<strong>en</strong> om te demonstrer<strong>en</strong> dat de oudheid grote bewondering voor de natuur had<br />
gek<strong>en</strong>d. 5 Dèr Mouw zelf legt om te beginn<strong>en</strong> in zijn proefschrift de nadruk op <strong>het</strong> subjectieve<br />
mom<strong>en</strong>t in de natuurbeleving, de afhankelijkheid <strong>van</strong> de eig<strong>en</strong> stemming, maar vooral, hij<br />
plaatst de probleemstelling in e<strong>en</strong> historisch perspectief, onderscheidt verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> in de<br />
oudheid <strong>en</strong> geeft bij zijn analyses <strong>van</strong> de diverse oorzak<strong>en</strong> door verschill<strong>en</strong> of verme<strong>en</strong>de<br />
verschill<strong>en</strong> in natuurgevoel tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de period<strong>en</strong> <strong>van</strong> de oudheid <strong>en</strong> de latere tijd<br />
uitvoerige zeer interessante cultuurhistorische beschouwing<strong>en</strong>, waarbij hij ook <strong>en</strong> juist de rol die<br />
<strong>het</strong> Christ<strong>en</strong>dom heeft gespeeld nader onderzoekt. Maar <strong>het</strong> zou alweer te ver voer<strong>en</strong> dit<br />
proefschrift hier nader te besprek<strong>en</strong>. Het lijkt mij meer mijn taak in dit artikel nieuwsgierigheid
144<br />
te wekk<strong>en</strong> dan te bevredig<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> geeft mevrouw Cram e<strong>en</strong> goede sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> aantal belangrijke punt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gedacht<strong>en</strong>gang. 6<br />
Maar <strong>het</strong> zal duidelijk zijn dat zijn proefschrift ver afstaat <strong>van</strong> onderwerp<strong>en</strong> die ander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
behandeld zoals Gorter (over de metafor<strong>en</strong> bij Aischylos) 7 , Leopold (Studia Peerlkampiana) of<br />
Bout<strong>en</strong>s (over scholl<strong>en</strong> op Aristophanes), die veel dichter bij de filologische traditie blev<strong>en</strong> of<br />
althans sch<strong>en</strong><strong>en</strong> te blijv<strong>en</strong>, al was dat in <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> Gorter dan ook noodgedwong<strong>en</strong> geweest.<br />
3 Maar ook in Adwaita, de Brahmandichter, herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> wij de classicus, ik zei <strong>het</strong> al. Dit blijkt<br />
m.i. uit zijn taalgebruik 8 , <strong>het</strong> blijkt uit diverse reminisc<strong>en</strong>ties, <strong>het</strong> blijkt soms regelrecht uit <strong>het</strong><br />
onderwerp. Dit laatste <strong>het</strong> meest uitvoerig in <strong>het</strong> grootse Sleetocht. 9 In dit lange gedicht<br />
verhaalt de ik hoe hij met e<strong>en</strong> geliefde vrouw e<strong>en</strong> sleetocht maakt in Zwitserland tot zij bov<strong>en</strong><br />
op de top <strong>van</strong> de Alp<strong>en</strong> zijn aangekom<strong>en</strong>. Hij voelt zich vergoddelijkt; deze sleetocht vertoont<br />
duidelijk mystieke trekk<strong>en</strong>, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> met de Brahmangedachte in overe<strong>en</strong>stemming is. Bov<strong>en</strong><br />
aangekom<strong>en</strong>, vraagt de ik zich af hoe hij <strong>het</strong> beste zijn geliefde kan er<strong>en</strong>:<br />
Maar wat kan ik voor haar, mijn liefde, do<strong>en</strong>?<br />
O, voor haar al de weerld<strong>en</strong> te verov’r<strong>en</strong>,<br />
Of mij in de e<strong>en</strong>e wereld om te toov’r<strong>en</strong>,<br />
Zooals zij mij ziet in haar liefst vizio<strong>en</strong>! (V.W. II p. 98)<br />
De eerste opwelling is e<strong>en</strong> heroïsche daad te stell<strong>en</strong> als Hannibal. die zijn vader had beloofd<br />
wraak te nem<strong>en</strong> op de <strong>Rome</strong>in<strong>en</strong> voor de aangedane smaad in de eerste Punische oorlog:<br />
’K wou, groot door laatgebor<strong>en</strong> heroïsme,<br />
En trouw als hij, wi<strong>en</strong>s trouw aan jong<strong>en</strong>seed<br />
Over de gletschers in Italië smeet<br />
Afrika’shaat, Italië’s kataklysme,<br />
Mijn vuurdi<strong>en</strong>st haar, vol fosfr<strong>en</strong> <strong>van</strong> de pool,<br />
Mijn noorderlicht, in ’t bleeke zonlicht wijd<strong>en</strong>,<br />
Haar smart voor mij, mijn blijdschap voor ons beid<strong>en</strong>,<br />
Voor haar de wereld, ik haar Capitool. –<br />
(V.W. II p. 98) 10<br />
Maar in plaats <strong>van</strong> de heroïsche daad dringt zich <strong>het</strong> alternatief <strong>van</strong> <strong>het</strong> heroïsche woord op:<br />
Of zou’k in verz<strong>en</strong>, dreun<strong>en</strong>d als Homeros,<br />
Voor oog <strong>en</strong> oor kleur<strong>en</strong>rijk klank<strong>en</strong>feest,<br />
E<strong>en</strong> wereld voor haar winn<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geest<br />
Met woord<strong>en</strong>legers, ieder woord e<strong>en</strong> heros?<br />
Ja, Ja! Ik hoor ze al stapp<strong>en</strong> in de pas,<br />
Mijn ernstige soldat<strong>en</strong>: ’k hoor, hoe schommelt
’T elastisch rythme, <strong>en</strong> ’t golft, <strong>en</strong> ’t metrum trommdt<br />
Mijn hart, alsof ’t Legrand <strong>van</strong> Heine was: (...)<br />
(P.98)<br />
Ook komt e<strong>en</strong> derde mogelijkheid n.l. e<strong>en</strong> meer gracieus gebruik <strong>van</strong> zijn ‘woord<strong>en</strong>volk<strong>en</strong>’ nog<br />
bij hem op (p. 99), maar de geliefde vrouw beslist:<br />
Zij schoof dicht bij me <strong>en</strong> speelde met mijn hand,<br />
En vroeg me, of ’k <strong>van</strong> Orestes wou vertell<strong>en</strong>.<br />
145<br />
(p.102)<br />
En dit verhaal dat driekwart <strong>van</strong> <strong>het</strong> zeer lange gedicht beslaat, schijnt ondanks <strong>en</strong>ige homerische<br />
<strong>en</strong> andere reminisc<strong>en</strong>ties niet meer dan e<strong>en</strong> parafrase <strong>van</strong> de Oresteia <strong>van</strong> Aischylos. Maar<br />
Hannibal blijkt niet voor niets te zijn geïntroduceerd, want in dit verhaal <strong>van</strong> wraak <strong>en</strong><br />
bloedwraak, moord op moord, zijn echo’s aan zijn ‘trouw aan jong<strong>en</strong>seed’ 11 duidelijk aan te<br />
wijz<strong>en</strong>: heel fel staan teg<strong>en</strong>over elkaar de grootste koningin Klutaimnêstra <strong>en</strong> de trotse<br />
overwinnaar, koning Agamemnon, die zij bij zijn terugkeer doodt omdat hij hun dochter<br />
Iphig<strong>en</strong>eia als bruidje naar <strong>het</strong> Griekse kamp had gelokt om haar voor <strong>het</strong> welslag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
expeditie teg<strong>en</strong> Troje te offer<strong>en</strong>. Daarin was niet alle<strong>en</strong> de moeder geraakt, maar Klutaimnêstra<br />
blijkt zelf de teleurgestelde bruid <strong>van</strong> Agamemnon. Maar zoals de vogel Pho<strong>en</strong>ix uit zijn as<br />
herrijst, herrijst Agamemnon in Orestes <strong>en</strong> deze doodt als bloedwraak zijn moeder (<strong>en</strong> de<br />
weerloze Aigisthos); maar er blijft eerbied voor deze heroïsche misdadigers, ‘voor misdadigsublieme<br />
Klutaimnéstra <strong>en</strong> voor haar subliem-misdadige zoon’ (p. 122). En hoewel in Brahman<br />
de e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> alles wez<strong>en</strong>lijk is, dus ook man <strong>en</strong> vrouw op gelijke hoogte staan, kan <strong>het</strong><br />
gedicht geïnterpreteerd word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> hommage aan de in feite toch superieure vrouw, zowel<br />
de geliefde als Klutaimnêstra, wier verhaal de ik vertelt. 12 Ja, tot op zekere hoogte kan m<strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
verhaal <strong>van</strong> Orestes in Sleetocht lez<strong>en</strong> als de felle strijd tuss<strong>en</strong> man <strong>en</strong> vrouw waarbij de vrouw<br />
de ware grootsheid toont te bezitt<strong>en</strong>. 13<br />
Heroïsche sfeer is er zeker, maar is die zo homerisch? Er zijn <strong>en</strong>kele ontl<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> herinnering<strong>en</strong><br />
aan Homeros, maar die betreff<strong>en</strong> bijna steeds de Trojan<strong>en</strong> (a.w., vooral p. 207-210) <strong>en</strong> zijn<br />
weinig heroïsch. Dat geldt ook voor <strong>het</strong> min of meer toevallig door mij in <strong>het</strong> Dèr Mouw-archief<br />
ontdekte door de dichter verworp<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t. Het is mijn bedoeling dit in zijn beide versies te<br />
lat<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>, <strong>het</strong> met <strong>het</strong> homerische voorbeeld te vergelijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan kort de vraag te stell<strong>en</strong> of<br />
wij kunn<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong> dat de dichter dit fragm<strong>en</strong>t, dat hij op e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t dat andere strof<strong>en</strong> er<br />
vlak in de buurt al geheel of vrijwel geheel hun definitieve vorm hadd<strong>en</strong> nog gehandhaafd heeft,<br />
toch verwierp <strong>en</strong> verving door wat er nu staat. Deze vraag is niet psychologisch bedoeld, maar<br />
betreft de interpretatie <strong>en</strong> artistieke evaluatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t <strong>en</strong> <strong>het</strong> gedicht. Daarom kan met<br />
e<strong>en</strong> impliciet beroep op <strong>het</strong> beginsel <strong>van</strong> de consist<strong>en</strong>tie 14 zowel als interpretatiebeginsel als<br />
richtsnoer voor artistieke waardering de beantwoording <strong>van</strong> deze vraag straks kort zijn.<br />
4 Maar allereerst de tekst met <strong>en</strong>ige kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> toelichting<strong>en</strong>: Hij komt tweemaal voor<br />
in <strong>het</strong>zelfde opschrijfboekje uit <strong>het</strong> Dèr Mouw-archief, n.l. <strong>het</strong> vierde, eerst op p. 14, tuss<strong>en</strong><br />
diverse sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere voorlopige aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zoals Dèr Mouw ze in deze boekjes placht<br />
te mak<strong>en</strong>, zonder <strong>en</strong>ig verband met elkaar of met Sleetocht 15 . Hier staat dan:
146<br />
Haar Hektor sprak met zijn Andromakhe.<br />
– En beid<strong>en</strong> stond<strong>en</strong>, stil, in hun gedacht<strong>en</strong><br />
En beid<strong>en</strong> lacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> zag<strong>en</strong> naar hun kleine<br />
schelm, die de armpjes uitstak naar zijn vaders helm<br />
5 <strong>en</strong> beid<strong>en</strong> schreid<strong>en</strong> <strong>en</strong> lacht<strong>en</strong><br />
Ook vader (stierf) (<strong>en</strong>) droeg<strong>en</strong> we naar ’t graf<br />
En borg<strong>en</strong> hem in d<strong>en</strong>aarde. ’T is lang geled<strong>en</strong><br />
al, want moeder aarde schreit olmeblar<strong>en</strong> nu<br />
op vader’s graf. Gestorv<strong>en</strong> zijn mijn zev<strong>en</strong> broers,<br />
10 de held<strong>en</strong> (Het war<strong>en</strong> herders) H<strong>en</strong> heeft Akhil<br />
leus op èèn dag gedood. Hektor, als jou nu<br />
ook Akhilleus doodt. Dan sterv<strong>en</strong> weer mijn broers<br />
mijn zev<strong>en</strong> held<strong>en</strong>, (mijn lieve herders.)<br />
M<strong>en</strong> ziet, nog niet altijd als versregels ingedeeld <strong>en</strong> soms ook nog niet rijm<strong>en</strong>d, e<strong>en</strong> eerste sc<strong>het</strong>s<br />
waarvoor de term fragm<strong>en</strong>t eig<strong>en</strong>lijk nog voorbarig is. De laatste letters <strong>van</strong> sommige woord<strong>en</strong><br />
zijn vrijwel niet uitgeschrev<strong>en</strong>, b.v. ‘Akhills’ i.p.v. ‘Akhilleus’, maar werkelijk onduidelijk is de<br />
tekst nerg<strong>en</strong>s behalve misschi<strong>en</strong> in r. 7, waar tuss<strong>en</strong> ‘hem’ <strong>en</strong> ‘in’ e<strong>en</strong> streepje staat dat e<strong>en</strong><br />
woordje zou kunn<strong>en</strong> zijn, maar welk? Hier blijkt ook niet dat <strong>het</strong> ontwerp voor Sleetocht is<br />
bedoeld. Misschi<strong>en</strong> was <strong>het</strong> dat ook niet. De haakjes <strong>en</strong>z. zijn <strong>van</strong> de dichter zelf; ook de<br />
interpunctie heb ik niet aangevuld of gewijzigd, ev<strong>en</strong>min in <strong>het</strong> tweede ontwerp. Dat deze<br />
regels, ev<strong>en</strong>tueel pas later, wel degelijk voor Sleetocht bedoeld war<strong>en</strong> blijkt wèl uit de tweede<br />
versie, als <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t in <strong>en</strong>igszins andere vorm terugkeert in <strong>het</strong>zelfde opschrijfboekje op p.<br />
31 temidd<strong>en</strong> <strong>van</strong> andere stukjes tekst die duidelijk ter correctie <strong>en</strong>/of aanvulling <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
Sleetocht-manuscript zijn bedoeld. Dat blijkt uit <strong>het</strong> feit dat naar bladzijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> andere<br />
tekst, k<strong>en</strong>nelijk dit manuscript, verwez<strong>en</strong> wordt, waarbij <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t tuss<strong>en</strong> andere Sleetochtfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
staat <strong>en</strong> wel in volgorde. Zo staat er vlak voor alle<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> door twee<br />
vraagtek<strong>en</strong>s de definitieve tekst <strong>van</strong> de laatste strofe <strong>van</strong> V.W. II p. 102. Deze tweede versie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t luidt:<br />
Hektor, gestorv<strong>en</strong> is mijn lieve moeder:<br />
Voor slavernij redde haar korte dood.<br />
Hektor, als jou nu ook Akhilleus doodt.<br />
Dan sterft zij nog e<strong>en</strong>s; want jij b<strong>en</strong>t mijn moeder<br />
doodde hij <strong>en</strong><br />
5 Ook vader is gestorv<strong>en</strong> ; in <strong>het</strong> graf<br />
Borg<strong>en</strong> we de urn met asch bij moeder aarde.<br />
’T is lang geled<strong>en</strong> al; want moeder aarde<br />
Schreit wilgeblar<strong>en</strong> nu op vader’s graf<br />
En zev<strong>en</strong> broers had ik: <strong>het</strong> (erbov<strong>en</strong>: ze) war<strong>en</strong> herders.<br />
10 H<strong>en</strong> heeft Akhilleus op één dag gedood.<br />
Hektor, als jou nu ook Akhilleus doodt,<br />
Dan sterv<strong>en</strong> weer mijn broers, mijn lieve heldere 16
147<br />
Sam<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> de beide ontwerp<strong>en</strong> e<strong>en</strong> stukje dat zich heel nauw bij Homeros aansluit, al is de<br />
sfeer gewoner, huiselijker, bijna zou ik zegg<strong>en</strong> burgerlijker geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> zelfs <strong>en</strong>igszins<br />
s<strong>en</strong>tim<strong>en</strong>teel te noem<strong>en</strong>. Immers als m<strong>en</strong> <strong>het</strong> beroemde afscheid <strong>van</strong> Hektor <strong>en</strong> Andromakhe in<br />
<strong>het</strong> zesde boek <strong>van</strong> de Ilias vergelijkt (<strong>van</strong> ongeveer regel 390 tot <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> <strong>het</strong> boek - zie<br />
app<strong>en</strong>dix), dan zi<strong>en</strong> wij dat <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t niet ligt op de dapperheid <strong>van</strong> Hektor (r. 407 b.v. heeft<br />
ge<strong>en</strong> parallel; ook zijn verklaring r. 441 e.v.v. ontbreekt), ev<strong>en</strong>min op <strong>het</strong> feit dat Andromakhe<br />
toch e<strong>en</strong> koningsdochter is (vgl. r. 397, r. 425); ook de kinderjuffrouw is verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>, terwijl <strong>het</strong><br />
in letterlijke zin ‘bucolische’ (‘mijn lieve herders’) juist wordt beklemtoond, hoewel Homeros (r.<br />
424) niet verder gaat dan dat Akhilleus haar zev<strong>en</strong> broers inderdaad ‘bij de sleepvoetige<br />
runder<strong>en</strong> <strong>en</strong> de blink<strong>en</strong>d witte schap<strong>en</strong>’ heeft gedood. Tot in kleine details sluit Dèr Mouw zich<br />
bij <strong>het</strong> voorbeeld aan <strong>en</strong> er zijn ook diverse kleine afwijkinkjes die soms in de lijn ligg<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
reeds opgemerkte: de vermelding <strong>van</strong> de dood <strong>van</strong> Andromakhe’s vader: in de tweede versie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t wordt hij ev<strong>en</strong>als bij Homeros althans in de erbov<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong> variant door<br />
Akhilleus gedood, maar k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d is weer dat niet deze uit ridderlijk respect zijn gedode<br />
teg<strong>en</strong>stander plechtig cremeert <strong>en</strong> e<strong>en</strong> graftek<strong>en</strong> voor hem opricht (r. 41 7 e.v.v.), ne<strong>en</strong> dat doet<br />
hier de familie. De olm<strong>en</strong> op <strong>het</strong> graf zijn weer met Homeros in overe<strong>en</strong>stemming, behalve dat<br />
in de Ilias nimf<strong>en</strong> ze plant<strong>en</strong>. Dat haar vaders dood allang geled<strong>en</strong> is, staat niet uitdrukkelijk bij<br />
Homeros, al moet er voldo<strong>en</strong>de tijd zijn verlop<strong>en</strong> aangezi<strong>en</strong> ook de moeder intuss<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong><br />
is. Opnieuw wordt <strong>het</strong> ridderlijk gedrag <strong>van</strong> Akhilleus onvermeld gelat<strong>en</strong>: Andromakhe’s<br />
moeder wordt door hem juist vrijgelat<strong>en</strong>, zij <strong>het</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> losprijs, <strong>en</strong> zij sterft in vrijheid (r.<br />
426-428). De eerste afwijking maakt <strong>het</strong> verhaal huiselijker, de tweede pat<strong>het</strong>ischer. De dood<br />
<strong>van</strong> de broers is behalve <strong>het</strong> reeds opgemerkte precies met de Ilias-tekst in overe<strong>en</strong>stemming (r.<br />
421-424).<br />
Voorts kan nog word<strong>en</strong> opgemerkt dat Dèr Mouw economisch te werk is gegaan: in de Ilias<br />
waarschuwt Andromakhe haar man niet voor Akhilleus – die op dat mom<strong>en</strong>t immers werkeloos<br />
in zijn t<strong>en</strong>t zit in plaats <strong>van</strong> aan <strong>het</strong> gevecht deel te nem<strong>en</strong>, al weet ik niet in hoeverre de<br />
Trojaanse prinses geacht wordt daar<strong>van</strong> op de hoogte te zijn –, maar voor de gezam<strong>en</strong>lijke<br />
aanval <strong>van</strong> alle Griek<strong>en</strong>. De wrok <strong>van</strong> Akhilleus is in Sleetocht <strong>van</strong> ge<strong>en</strong> belang <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is<br />
<strong>het</strong> t<strong>en</strong>slotte wel degelijk Akhilleus die Hektor zal dod<strong>en</strong> (boek XXII <strong>van</strong> de Ilias).<br />
Interessant is <strong>het</strong> nog de eerste vijf regels <strong>van</strong> de eerste sc<strong>het</strong>s met de Ilias tekst te vergelijk<strong>en</strong>;<br />
(zie blz. l 50). Hier combineert Dèr Mouw <strong>het</strong> begin <strong>en</strong> <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>het</strong> gesprek (r. 404-405,<br />
waar Hektor glimlacht <strong>en</strong> zwijgt als hij zijn kind ziet, maar zij schreit, dus weer e<strong>en</strong> kleine<br />
afwijking) <strong>en</strong> <strong>het</strong> bek<strong>en</strong>de trekje dat de baby toch schrikt voor de vervaarlijke wuiv<strong>en</strong>de<br />
helmbos <strong>van</strong> zijn vader, zodat deze hem af moet zett<strong>en</strong> (r. 466 e.v.v.), is hier ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door<br />
e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> goed geobserveerde reactie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> blijkbaar iets ouder kind. Door de sam<strong>en</strong>trekking<br />
<strong>van</strong> beide plaats<strong>en</strong> wordt ook de verandering t.a.v. r. 404-405 begrijpelijk, want in r. 471<br />
beginn<strong>en</strong> vader <strong>en</strong> moeder om de schrikreactie <strong>van</strong> de kleine Astyanax te lach<strong>en</strong>, terwijl bij Dèr<br />
Mouw in r. 5 beid<strong>en</strong> ‘schreid<strong>en</strong> <strong>en</strong> lacht<strong>en</strong>’. Dit wordt bij Homeros alle<strong>en</strong> <strong>van</strong> haar gezegd<br />
(484): δακρυ�εν γελάσασα.<br />
Voorlopig zou ik will<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> dat Dèr Mouw hier twee ontwerp<strong>en</strong> heeft gemaakt, die wel<br />
niet tot e<strong>en</strong> hoogtepunt in zijn oeuvre hadd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, maar toch wel tot e<strong>en</strong> charmant<br />
mom<strong>en</strong>t erin.<br />
Terzijde mag misschi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgemerkt: als m<strong>en</strong> juist in confrontatie met deze regels <strong>van</strong>
148<br />
Dèr Mouw de passage bij Homeros weer e<strong>en</strong>s precies leest, dan ziet m<strong>en</strong> hoe duidelijk de tot<br />
topos geword<strong>en</strong> woord<strong>en</strong><br />
(r. 429-430) 17<br />
‘organisch’ (als m<strong>en</strong> dit woord nog mag gebruik<strong>en</strong>) uit de sam<strong>en</strong>hang voortkom<strong>en</strong>, misschi<strong>en</strong><br />
wel al topos war<strong>en</strong>, maar dan zorgvuldig voorbereid word<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> vaste afgeslet<strong>en</strong> w<strong>en</strong>ding zijn.<br />
Zie hiervoor <strong>het</strong> gebruik dat Dèr Mouw zelf er<strong>van</strong> verderop in Sleetocht maakt (p. 114) <strong>en</strong> de<br />
door mij hierbij gemaakte opmerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> aangehaalde parallelplaats<strong>en</strong> (a.w., p. 227-228),<br />
waaraan nog kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegevoegd Sophokles Aias 514 e.v.v., Euripides Hel<strong>en</strong>a 278 <strong>en</strong><br />
Ter<strong>en</strong>tius Andria 1,5,60. Ik stelde zelfs de vraag of Dèr Mouw hier e<strong>en</strong> heel gelukkige hand<br />
heeft gehad. Misschi<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt <strong>het</strong> feit dat hij e<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins in <strong>het</strong> s<strong>en</strong>tim<strong>en</strong>tele getrokk<strong>en</strong><br />
toespeling op <strong>het</strong> voorbeeld heeft verworp<strong>en</strong> ons op de gedachte dat niet alle<strong>en</strong> de door mij<br />
destijds aarzel<strong>en</strong>d geopperde veronderstelling dat de functie in Sleetocht was <strong>het</strong> beeld <strong>van</strong><br />
Orestes niet te negatief te mak<strong>en</strong>, maar ook Orestes niet te heroïsch te do<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> drijfveer<br />
geweest kan zijn, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> dan naar mijn oordeel niet gerealiseerd is, unterschwellig geblev<strong>en</strong> is.<br />
Dit terzijde.)<br />
Maar Dèr Mouw heeft deze sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong>. Gedeeltelijk misschi<strong>en</strong> omdat hij de relatieve<br />
zwakte er<strong>van</strong> besefte, maar <strong>het</strong> lijkt mij mogelijk e<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>der red<strong>en</strong> aan te gev<strong>en</strong>. In ieder<br />
geval staat in de definitieve tekst daar waar deze regels, althans de tweede versie er<strong>van</strong>, war<strong>en</strong><br />
gedacht iets totaal anders:<br />
Voor recht, voor schoonheid stred<strong>en</strong> God<strong>en</strong> mee;<br />
Maar ’t schoone is god’lijk, ’t recht is vloek <strong>van</strong> de aarde:<br />
De Olumpos, aardsch, volbracht, wat op<strong>en</strong>baarde<br />
Haar Hektor ’t laatst aan zijn Andromakhê.<br />
(II p. 103)<br />
(In <strong>het</strong> nette handschrift dat waarschijnlijk voor de drukker bestemd was blijkt de tekst pas op<br />
<strong>het</strong> allerlaatst deze vorm gekreg<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>; er stond in de derde regel: ‘Dus de aardsche<br />
Olymp volbracht ...\ wat de dichter met donkerder inkt pas in dit manuscript heeft veranderd.<br />
Inhoudelijk is de verandering niet groot, poëtisch m.i. wel. ‘Dus’ is overbodig gezi<strong>en</strong> de dubbele<br />
punt aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> de voorafgaande regel; ‘Olumpos’ past beter in <strong>het</strong> gedicht dan <strong>het</strong><br />
overig<strong>en</strong>s toch één keer gebruikte ‘Olymp’ (rijm<strong>en</strong>d op ‘schimp’, p. 1 15). Het belangrijkste<br />
echter is dat de voorliefde <strong>van</strong> de dichter voor <strong>het</strong> predicatieve gebruik <strong>van</strong> adjectiva (zie o.a.<br />
mijn in noot 8 aangehaalde artikel) veel scherper de ontmaskering <strong>van</strong> de Olympische god<strong>en</strong><br />
voltrekt. Zie mijn interpretatie a.w., p. 209-210 <strong>en</strong> p. 244 e.v.v., vooral p. 246, vgl. reeds p.<br />
243. Deze interpretatie wordt dus achteraf voor dit variant<strong>en</strong>onderzoek gesteund.)<br />
Wat in de verworp<strong>en</strong> sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> stond, was niet meer dan e<strong>en</strong> wel charmant, <strong>en</strong>igszins huiselijk<br />
tafereeltje, dat nader uitgewerkt zijn functie in <strong>het</strong> gedicht Sleetocht misschi<strong>en</strong> had kunn<strong>en</strong>
NOTEN<br />
1 B.v. in e<strong>en</strong> brief aan Frederik <strong>van</strong> Eed <strong>en</strong>, te<br />
vind<strong>en</strong> in J.A. Dèr Mouw, Briev<strong>en</strong> aan Frederik<br />
<strong>van</strong> Eed<strong>en</strong>, uitgegev<strong>en</strong>, ingeleid <strong>en</strong> <strong>van</strong> aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
voorzi<strong>en</strong> door Harry G.M. Prick, ’s-Grav<strong>en</strong>hage<br />
1971 (in de serie ‘Achter <strong>het</strong> boek’ <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Nederlands Letterkundig Museum), p. 67.<br />
2 Veel dat in dit verband interessant is ligt nog<br />
ononderzocht in <strong>het</strong> Dèr Mouw - archief in <strong>het</strong><br />
Letterkundig Museum <strong>en</strong> Docum<strong>en</strong>tatie C<strong>en</strong>trum<br />
in D<strong>en</strong> Haag. Toevallig staat in <strong>het</strong> opschrijfboekje,<br />
waar<strong>van</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> sprake zal zijn<br />
op p. 15. teg<strong>en</strong>over de eerste versie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
straks te besprek<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t: ‘Zooals Markion<br />
dacht, dat Christus door magie aan de m<strong>en</strong>sch<br />
(m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>? M.F.F.) e<strong>en</strong> lichaam had voorgetooverd,<br />
zoo toovert Brahman zich mij (ons? )<br />
de wereld voor’. Dus Dèr Mouw trekt liter e<strong>en</strong><br />
parallel met de tweede-eeuwse op de Gnosis<br />
georiënteerde ketter! Op de inhoudelijke kant<br />
<strong>van</strong> Dèr Mouws aforisme kan hier niet word<strong>en</strong><br />
ingegaan.<br />
3 De dichter Dèr Mouw <strong>en</strong> de klassieke oudheid,<br />
Amsterdam 1972 (proefschrift te Amsterdam<br />
1971. b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> te citer<strong>en</strong> als a.w.); zie ook<br />
Adwaita 1863-1963 in Herm<strong>en</strong>eus 35,4 (december<br />
1963, p. 72-91) <strong>en</strong> elders.<br />
4 De Latijnse <strong>en</strong> Griekse gedicht<strong>en</strong> zijn wel in<br />
deel drie <strong>van</strong> de V.W. opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s in<br />
mijn proefschrift (met vertaling <strong>en</strong> comm<strong>en</strong>taar).<br />
Zie voor e<strong>en</strong> onlangs opgedok<strong>en</strong> Latijns<br />
gedichtje: M.F. Fresco, e<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>d distichon<br />
<strong>van</strong> Dèr Mouw, in Spektator 5,5 (december<br />
’75-januari ’76, p. 389-394). De Nederlandse <strong>en</strong><br />
de <strong>en</strong>kele Franse <strong>en</strong> Duitse gedicht<strong>en</strong>, die wel in<br />
deel drie zijn gepubliceerd, zijn in de regel onge-<br />
149<br />
ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> confrontatie met de zo jammerlijk mislukte relatie tuss<strong>en</strong> Agamemnon <strong>en</strong><br />
Klutaimnêstra. Daarvoor had <strong>het</strong> op e<strong>en</strong> heel andere plaats in <strong>het</strong> gedicht moet<strong>en</strong> staan, waar<br />
weet ik niet, maar in elk geval niet hier. Ne<strong>en</strong>, hier alludeert de dichter op die andere beroemde<br />
regels uit Hektors afscheid, r. 448 e.v.v.: F<strong>en</strong>s komt de dag etc., de onafw<strong>en</strong>dbaar trieste gang<br />
die de weinig veihev<strong>en</strong> Olympische god<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> noodlot gev<strong>en</strong>. Dat past in <strong>het</strong> geheel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
gedicht <strong>en</strong> dat past precies op deze plaats. Maar de toelichting heb ik reeds op de aangehaalde<br />
bladzijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn proefschrift gegev<strong>en</strong>, zodat ik mag volstaan met daarnaar te verwijz<strong>en</strong>.<br />
Conclusie? De dichter heeft er goed aan gedaan e<strong>en</strong> op zichzelf veelbelov<strong>en</strong>de sc<strong>het</strong>s niet te<br />
gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeker hem niet hier te gebruik<strong>en</strong>, maar <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t is charmant g<strong>en</strong>oeg om <strong>het</strong> u,<br />
waarde lezers, niet te onthoud<strong>en</strong>.<br />
dateerd. De meeste lijk<strong>en</strong> mij nauwelijks ouder<br />
dan de Brahman-gedicht<strong>en</strong>, die hij sedert 1913<br />
schreef, sommige kunn<strong>en</strong> ook <strong>van</strong> na 1913<br />
stamm<strong>en</strong>.<br />
5 Vgl. voor de wijze waarop Dèr Mouw met h<strong>en</strong><br />
de spot drijft Fresco a.w., p. 392-393 <strong>en</strong> p. 665.<br />
6 A.M. Cram-Magré, Dèr Mouw - Adwaita, d<strong>en</strong>ker<br />
<strong>en</strong> dichter, Groning<strong>en</strong> 1962 (proefschrift te<br />
Amsterdam), p. 9 e.v.v. E<strong>en</strong> vertaling in bloemlezing<br />
met comm<strong>en</strong>taar <strong>van</strong> Dèr Mouws proefschrift<br />
heb ik in voorbereiding.<br />
7 Zie M.F. Fresco, Gorter <strong>en</strong> de Oudheid in Acht<br />
over Gorter p. 70-p. 175 onder redactie <strong>van</strong> G.<br />
Stuiveling, Amsterdam 1978.<br />
8 Zie behalve bepaalde passages uit de in noot 3<br />
g<strong>en</strong>oemde werk<strong>en</strong> ook M.F. Fresco, Bij Dèr<br />
Mouws taalgebruik, <strong>en</strong>ige prolegom<strong>en</strong>a, in<br />
Spektator, jaargang 3 nummers 5 <strong>en</strong> 7 (maart<br />
<strong>en</strong> mei 1974), p. 370-383 <strong>en</strong> 537-553.<br />
9 In Dèr Mouws V.W. deel II, p. 95-122.<br />
10 Zie Fresco a.w., p. 285-287.<br />
11 Zie noot 10.<br />
12 Dit alles veel uitvoeriger in Fresco, a.w. deel I<br />
hoofdstuk 6, p. 185-292.<br />
13 In de westerse literatuur word<strong>en</strong> de hoofdfigur<strong>en</strong><br />
uit <strong>het</strong> Orestesverhaal steeds opnieuw<br />
<strong>en</strong> anders geïnterpreteerd. Zie daarvoor M.F.<br />
Fresco, Zur Scliuld des Orestes (ein fragm<strong>en</strong>tarisclier<br />
Ansatz), in Miscellanea Tragica in honorem<br />
J.C. Kamerbeek e.d. J.M. Bremer e.a., Amsterdam<br />
1976. p. 85-123 <strong>en</strong> daar aangehaalde<br />
literatuur.<br />
14 Zie M.F. Fresco, Tekstinterpretatie: praktijk,<br />
hypothes<strong>en</strong> <strong>en</strong> metahypothes<strong>en</strong>, in Spektator,<br />
6, nr. 9-10, p. 517-538, <strong>en</strong> zie ook verder de<br />
discussie in <strong>het</strong> zelfde tijdschrift voor Neerlandistiek,<br />
6de jaargang (1976-1977), de nummers
150<br />
4 <strong>en</strong> 9-10 <strong>van</strong> resp. november '76 <strong>en</strong> april-mei<br />
1977 <strong>en</strong> de daar verder te vind<strong>en</strong> literatuurverwijzing<strong>en</strong>.<br />
15 Bov<strong>en</strong> is de opmerking over Markion op p. 15 al<br />
ev<strong>en</strong> geciteerd. Vlak daarbov<strong>en</strong> staat <strong>het</strong> voor<br />
Dèr Mouw ook heel karakteristieke aforisme:<br />
‘Philosoof. Stelsel-web; sommige philosof<strong>en</strong><br />
do<strong>en</strong> als ’n trill<strong>en</strong>de spin, om <strong>het</strong> stor<strong>en</strong>de eruit<br />
te krijg<strong>en</strong>.’<br />
16 In regel 8 staat bov<strong>en</strong> ‘wilge’ <strong>van</strong> ‘wilgeblar<strong>en</strong>'<br />
'olme' gesch rev<strong>en</strong>; dus als m<strong>en</strong> <strong>het</strong> eerste fragm<strong>en</strong>t<br />
niet had, zou m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat ‘wilge’<br />
ouder is dan <strong>het</strong> meer bij Homeros aansluit<strong>en</strong>de<br />
‘olmeblar<strong>en</strong>’.<br />
17 ‘Hektor, jij b<strong>en</strong>t voor mij nu vader <strong>en</strong> machtige<br />
moeder/én e<strong>en</strong> broeder b<strong>en</strong> jij: jij b<strong>en</strong>t mij e<strong>en</strong><br />
stral<strong>en</strong>de gade’.<br />
Homerus - Het afscheid <strong>van</strong> Hektor <strong>en</strong> Andromache<br />
Ilias VI, 369-502<br />
vertaald door H. J. de Roy <strong>van</strong> Zuydewijn<br />
Zo, met die woord<strong>en</strong>, vertrok de <strong>van</strong> helmglans omschitterde Hektor,<br />
370 die al spoedig daarna zijn gerieflijke woning bereikte,<br />
waar hij Andromache echter, blankarmige vrouw, niet in huis vond.<br />
Deze stond, huil<strong>en</strong>d <strong>en</strong> weeklacht<strong>en</strong> slak<strong>en</strong>d, tezaam met haar zoontje<br />
<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sierlijk geklede slavin, op de mur<strong>en</strong> <strong>van</strong> Troje.<br />
To<strong>en</strong> hij zijn mooie, voortreflijke vrouw niet in huis vond, ging Hektor<br />
staan in de deur <strong>van</strong> <strong>het</strong> vrouw<strong>en</strong>vertrek <strong>en</strong> riep tot de vrouw<strong>en</strong>:<br />
‘Kom, vertel me e<strong>en</strong>s, vrouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zeg me recht op de man af:<br />
waar ging Andromache he<strong>en</strong>, nadat ze ons huis heeft verlat<strong>en</strong>?<br />
Is zij misschi<strong>en</strong> naar mijn schoonzusters toe of mijn zusters, of anders<br />
mee naar de tempel gegaan <strong>van</strong> Ath<strong>en</strong>e, om daar met de andere<br />
380 vrouw<strong>en</strong> der stad de gevreesde godin om g<strong>en</strong>ade te smek<strong>en</strong>? ’<br />
Daarop sprak hem de wakkere huishoudster toe met de woord<strong>en</strong>:<br />
‘Hektor, om op uw vraag naar waarheid antwoord te gev<strong>en</strong>:<br />
ne<strong>en</strong>, ze is niet naar uw schoonzusters toe of uw zusters, <strong>en</strong> ook niet<br />
mee naar de tempel gegaan <strong>van</strong> Ath<strong>en</strong>e, om daar met de andere<br />
vrouw<strong>en</strong> der stad de gevreesde godin om g<strong>en</strong>ade te smek<strong>en</strong>.<br />
Maar naar de stadsmuur <strong>van</strong> Ilium is zij gegaan, to<strong>en</strong> ze hoorde<br />
hoe door <strong>het</strong> Griekse geweld de Trojan<strong>en</strong> in ‘t nauw zijn gedrev<strong>en</strong>.<br />
Als e<strong>en</strong> waanzinnige is ze ger<strong>en</strong>d naar de muur, <strong>en</strong> ze zal daar<br />
nu ook wel zijn; met haar mee ging, <strong>het</strong> kind op de arm, de verzorgster.’<br />
390 Zo gaf de vrouw hem t<strong>en</strong> antwoord <strong>en</strong> Hektor, zijn woning verlat<strong>en</strong>d,<br />
keerde gehaast op zijn sclired<strong>en</strong> terug langs de prachtige strat<strong>en</strong>.<br />
To<strong>en</strong> hij, omlaag gaand, de grote stad Troje doorkruist had, <strong>en</strong> bij de<br />
Skaeïsche poort was gekom<strong>en</strong>, die toegang gaf tot de vlakte,<br />
snelde liem daar zijn vrijgevige vrouw tegemoet, Eëtions<br />
dochter Andromache hij de grootmoedige koning die e<strong>en</strong>s in<br />
Thebe onder <strong>het</strong> bosrijke Plakosgebergte gewoond had,
‘Thebe onder de Plakos’, – als vorst der Cilicische mann<strong>en</strong>.<br />
Zij dus, zijn dochter, gehuwd met de bronsgeharnaste Hektor,<br />
ijlde hem daar tegemoet, <strong>en</strong> mét haar kwam de verzorgster, .<br />
400 die in haar arm<strong>en</strong> <strong>het</strong> kleine, onmondige jongetje droeg, dat<br />
Hektors oogappel was, e<strong>en</strong> blink<strong>en</strong>de ster om te zi<strong>en</strong> die<br />
Hektor Skamandrios, ander<strong>en</strong> echter Astyanax noemd<strong>en</strong>,<br />
want <strong>het</strong> was Hektor alle<strong>en</strong> die aan Troje bescherming verle<strong>en</strong>de.<br />
Hektor keek met e<strong>en</strong> glimlach <strong>en</strong> zonder te sprek<strong>en</strong> zijn zoon aan.<br />
Zij nu, Andromache, trad op hem toe <strong>en</strong>, in tran<strong>en</strong> uitbrek<strong>en</strong>d,<br />
greep ze zijn hand <strong>en</strong> sprak ze hem aan met de volg<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>:<br />
‘Doldrieste man, die moed <strong>van</strong> jou zal je dood nog e<strong>en</strong>s word<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> met je kind <strong>en</strong> met mij, ongelukkige, heb je ge<strong>en</strong> deernis,<br />
mij die je spoedig zal miss<strong>en</strong>. Want weldra storm<strong>en</strong> de Griek<strong>en</strong><br />
410 all<strong>en</strong> tezaam op je af <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> je dod<strong>en</strong>, ’k Zou liever<br />
zelf in de aarde verdwijn<strong>en</strong> dan jou te moet<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong>.<br />
Want wanneer jij de dood hebt gevond<strong>en</strong>, rest mij ge<strong>en</strong> troost meer,<br />
<strong>en</strong>kel verdriet, nu ik immers ge<strong>en</strong> vader meer heb <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> moeder.<br />
Vader werd <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> beroofd door de grote Achilles,<br />
to<strong>en</strong> hij de mooie Cilicische stad met haar machtige poort<strong>en</strong>,<br />
Thebe, verwoestte, waarbij hij mijn vader Eëtion doodde,<br />
maar hem zijn wap<strong>en</strong>s niet afnam, want daartoe had hij <strong>het</strong> hart niet;<br />
<strong>en</strong> hij verbrandde zijn lichaam, gehuld in zijn prachtige rusting.<br />
Daarna wierp hij e<strong>en</strong> grafheuvel op, waar de nimf<strong>en</strong> der berg<strong>en</strong><br />
420 olm<strong>en</strong> om hebb<strong>en</strong> geplant, de dochters <strong>van</strong> Zeus met de Aegis.<br />
In <strong>het</strong> paleis <strong>van</strong> mijn vader had ik e<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tal broers die<br />
all<strong>en</strong> op één dag de woning <strong>van</strong> Hades betrad<strong>en</strong>, want all<strong>en</strong><br />
werd<strong>en</strong> <strong>van</strong> ’t lev<strong>en</strong> beroofd door de snelle, verhev<strong>en</strong> Achilles<br />
bij de zich slep<strong>en</strong>d beweg<strong>en</strong>de koei<strong>en</strong> <strong>en</strong> glanz<strong>en</strong>de schap<strong>en</strong>.<br />
Moeder, vorstin aan de voet <strong>van</strong> <strong>het</strong> bosrijke Plakosgebergte,<br />
heeft hij naar ’t kamp <strong>van</strong> de Griek<strong>en</strong> gebracht met de andere krijgsbuit,<br />
waar hij haar voor e<strong>en</strong> ontzaglijke losprijs weer vrij heeft gelat<strong>en</strong>,<br />
maar in haar vaders paleis trof haar één <strong>van</strong> Artemis’ pijl<strong>en</strong>.<br />
Hektor, je b<strong>en</strong>t nu e<strong>en</strong> vader voor mij <strong>en</strong> e<strong>en</strong> moeder <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s<br />
430 b<strong>en</strong> je mijn broers; je b<strong>en</strong>t ook mijn man in de bloei <strong>van</strong> zijn lev<strong>en</strong>.<br />
Toe, heb meelij met mij <strong>en</strong> blijf hier; ga niet weg <strong>van</strong> de stadsmuur:<br />
maak niet je kind tot e<strong>en</strong> wees <strong>en</strong> maak nietje vrouw tot e<strong>en</strong> weduw.’<br />
440 Haar gaf t<strong>en</strong> antwoord de grote, <strong>van</strong> helmglans omschitterde Hektor:<br />
‘Vrouw, ook mij is dat alles e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> tot zorg. Maar ik zou mij<br />
doodscham<strong>en</strong> voor de Trojan<strong>en</strong> of lang geklede Trojaans<strong>en</strong>,<br />
als ik zo laf zou zijn mij buit<strong>en</strong> de oorlog te houd<strong>en</strong>.<br />
Ook staat mijn trots dat niet toe: ik heb me er steeds aan gehoud<strong>en</strong><br />
dapper te zijn <strong>en</strong> in ’t voorste gelid der Trojan<strong>en</strong> te strijd<strong>en</strong>,<br />
om voor mijn vader <strong>en</strong> ook voor mij zelf veel roem te verwerv<strong>en</strong>.<br />
Want maar al te goed weet ik <strong>en</strong> b<strong>en</strong> er diep <strong>van</strong> doordrong<strong>en</strong>:<br />
151
152<br />
e<strong>en</strong>s komt de dag, waarop <strong>het</strong> heilige Troje teloor gaat<br />
<strong>en</strong> waarop Priamos valt <strong>en</strong> speervechter Priamos’ krijgsvolk.<br />
450 Niets echter drukt mij zo zwaar – niet <strong>het</strong> kom<strong>en</strong>de leed der Trojan<strong>en</strong>,<br />
noch dat <strong>van</strong> Hekabe zelfs of <strong>van</strong> Priamos, koning <strong>van</strong> Troje,<br />
of <strong>van</strong> mijn broers, <strong>van</strong> wie er toch tal <strong>van</strong> dappere strijders<br />
onder de hand <strong>van</strong> de vijand hun lev<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong> -<br />
als jouw leed, wanneer één <strong>van</strong> de bronsgepantserde Griek<strong>en</strong><br />
jou, onder tran<strong>en</strong>, berooft <strong>van</strong> je vrijheid <strong>en</strong> jou met zich meevoert,<br />
waar je dan, erg<strong>en</strong>s in Argos, in di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> e<strong>en</strong> andere vrouw aan<br />
’t weefraam zult staan <strong>en</strong> uit de Messéïs, <strong>het</strong>zij Hypereia<br />
water zult hal<strong>en</strong>, met teg<strong>en</strong>zin, maar door de noodzaak gedwong<strong>en</strong>.<br />
Dan zal, je tran<strong>en</strong> aanschouw<strong>en</strong>d, iemand misschi<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong>s zegg<strong>en</strong>:<br />
460 ‘dat is de vrouw <strong>van</strong> Hektor, die zich in de oorlog om Troje<br />
onder <strong>het</strong> volk der Trojan<strong>en</strong> <strong>het</strong> meest <strong>van</strong> al onderscheidde.’<br />
Zo zal iemand dan sprek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> al je verdriet komt weer bov<strong>en</strong>,<br />
dat je de man moet ontber<strong>en</strong> die jou voor ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>schap vrijwaart.<br />
Moge ik dood <strong>en</strong> begrav<strong>en</strong> onder de grafheuvel ligg<strong>en</strong>,<br />
vóór ik je hulpkret<strong>en</strong> hoor, wanneer m<strong>en</strong> je meesleurt.’<br />
Zo sprek<strong>en</strong>d<br />
strekte de stral<strong>en</strong>de Hektor zijn hand<strong>en</strong> uit naar zijn zoontje,<br />
maar in zijn angst voor ’t gezicht <strong>van</strong> zijn vader drukte ’t zich schrei<strong>en</strong>d<br />
teg<strong>en</strong> de borst <strong>van</strong> de sierlijk geklede verzorgster, geschrokk<strong>en</strong><br />
to<strong>en</strong> hij <strong>het</strong> brons <strong>van</strong> de helm <strong>en</strong> ook de <strong>van</strong> man<strong>en</strong> gemaakte<br />
470 helmbos zag <strong>en</strong> <strong>het</strong> dreig<strong>en</strong>de knikk<strong>en</strong> daar<strong>van</strong> langs de helmkam.<br />
Luid barstt<strong>en</strong> uit in gelach zijn vader <strong>en</strong> eerzame moeder.<br />
Dadelijk zette de stral<strong>en</strong>de Hektor de helm <strong>van</strong> zijn hoofd <strong>en</strong><br />
legde de bronz<strong>en</strong>, aan alle kant blink<strong>en</strong>de helm op de grond neer.<br />
En nadat hij zijn zoon had gekust <strong>en</strong> gewiegd in zijn arm<strong>en</strong>,<br />
sprak hij tot Zeus <strong>en</strong> de andere god<strong>en</strong> <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>d gebed uit:<br />
‘Zeus <strong>en</strong> de andere god<strong>en</strong>, geef dat ook deze, mijn zoon hier,<br />
word<strong>en</strong> zal zoals ik, de uitstek<strong>en</strong>dste man der Trojan<strong>en</strong>.<br />
ev<strong>en</strong> strijdhaftig <strong>en</strong> sterk, e<strong>en</strong> machtige heerser <strong>van</strong> Troje.<br />
Moge m<strong>en</strong> e<strong>en</strong>s <strong>van</strong> hem zegg<strong>en</strong>: hij overtreft nog zijn vader<br />
480 als, uit de oorlog terugker<strong>en</strong>d, hij tot trots <strong>van</strong> zijn moeder<br />
<strong>van</strong> zijn gedode vijand ’t bebloede wap<strong>en</strong>tuig meebr<strong>en</strong>gt.’<br />
Na zo gesprok<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> gaf hij zijn zoon aan zijn lieve<br />
vrouw in de arm<strong>en</strong>; zij drukte <strong>het</strong> kind aan haar geurige boezem,<br />
lach<strong>en</strong>d onder haar tran<strong>en</strong>. Dat zi<strong>en</strong>de, door meelij bewog<strong>en</strong>,<br />
streelde hij zacht haar gezicht <strong>en</strong> sprak zich uit met de woord<strong>en</strong>:<br />
‘Kom, arme kind, laat je droefheid om mij niet de overhand krijg<strong>en</strong>.<br />
Niemand z<strong>en</strong>dt me, in strijd met mijn lot, naar de woning <strong>van</strong> Hades.<br />
Want ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s - <strong>van</strong> geringe zo min als <strong>van</strong> edele afkomst –<br />
kan aan <strong>het</strong> noodlot ontkom<strong>en</strong> dat bij zijn geboorte beschikt is.<br />
490 Maar ga jij nu naar huis om je eig<strong>en</strong> werk te verricht<strong>en</strong>,
wev<strong>en</strong> <strong>en</strong> spinn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> geef aan je di<strong>en</strong>aress<strong>en</strong> de opdracht<br />
zich aan <strong>het</strong> werk te begev<strong>en</strong>. De oorlog is ’t werk <strong>van</strong> de mann<strong>en</strong>,<br />
all<strong>en</strong> – ikzelf allereerst – die in Troje <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>slicht zag<strong>en</strong>.’<br />
Zo nu sprak Hektor, de stral<strong>en</strong>de held <strong>en</strong> zette zijn helm op<br />
met de <strong>van</strong> man<strong>en</strong> vervaardigde helmbos; zijn vrouw ging naar huis toe,<br />
telk<strong>en</strong>s nog omzi<strong>en</strong>d, terwijl zij e<strong>en</strong> stroom <strong>van</strong> tran<strong>en</strong> liet vloei<strong>en</strong>.<br />
En zij bereikte al spoedig <strong>het</strong> prachtig gebouwde paleis <strong>van</strong><br />
Hektor, de mann<strong>en</strong>dod<strong>en</strong>de held, <strong>en</strong> vond daar haar vele<br />
huisdi<strong>en</strong>aress<strong>en</strong>, aan wie zij e<strong>en</strong> luid geweeklaag ontlokte.<br />
500 Zo, in zijn woning, bewe<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zij Hektor, terwijl hij nog leefde,<br />
want zij verwachtt<strong>en</strong> hem niet <strong>van</strong> <strong>het</strong> slagveld terug te zi<strong>en</strong> ker<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> woed<strong>en</strong>d geweld <strong>van</strong> de Griek<strong>en</strong> te zull<strong>en</strong> ontkom<strong>en</strong>.<br />
153
154<br />
COUPERUS ALS SURPRISE<br />
F. L. Bastet<br />
1 Motiev<strong>en</strong> die aan de klassieke oudheid<br />
ontle<strong>en</strong>d zijn kunn<strong>en</strong> in <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong><br />
vóór Dionyzos (1903) slechts hier <strong>en</strong><br />
daar aangewez<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Zij nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zo<br />
ondergeschikte plaats in, dat wij ze practisch<br />
kunn<strong>en</strong> verwaarloz<strong>en</strong>. Dit staat wel in flagrante<br />
teg<strong>en</strong>stelling tot wat de jar<strong>en</strong> daarna te<br />
zi<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>. Plotseling blijkt <strong>Couperus</strong> heel<br />
veel <strong>van</strong> mythologie <strong>en</strong> oude geschied<strong>en</strong>is te<br />
wet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> we vrag<strong>en</strong> ons af hoe dat zo gekom<strong>en</strong><br />
is. E<strong>en</strong> paar jaar geled<strong>en</strong> me<strong>en</strong>de ik te<br />
kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong>, of althans <strong>en</strong>igszins aannemelijk<br />
te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, dat zijn eig<strong>en</strong> zielkundige<br />
ontwikkeling de sprong naar de oudheid<br />
opriep: <strong>het</strong> heid<strong>en</strong>dom sprak hem aan<br />
omdat hij zich aan <strong>het</strong> geestelijk lev<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
die verre beschavingsgeschied<strong>en</strong>is meer verwant<br />
voelde dan aan <strong>het</strong> vaderlandse geestelijke<br />
klimaat <strong>van</strong> rond de eeuwwisseling. Met<br />
zijn androgyn getinte geaardheid kon hij<br />
‘completer’ lev<strong>en</strong> in de oudheid dan in zijn<br />
eig<strong>en</strong> tijd. Hier valt onteg<strong>en</strong>zeggelijk weinig<br />
teg<strong>en</strong> in te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Toch ligt de zaak wel<br />
gecompliceerder. Zijn bekering tot <strong>het</strong> antieke<br />
<strong>Rome</strong> <strong>en</strong>, later, tot de eeuw<strong>en</strong> <strong>van</strong> Xerxes<br />
<strong>en</strong> Alexander, werd ook door andere ding<strong>en</strong><br />
voorbereid. Om dat duidelijk te mak<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
we teruggaan naar de jar<strong>en</strong> ‘80 <strong>van</strong> de<br />
vorige eeuw, to<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag de grote<br />
Vosmaer nog de toon aangaf <strong>en</strong> in heel<br />
Nederland di<strong>en</strong>s roman Amazone furore<br />
maakte. Het is Frans Netscher geweest, die<br />
ons, in e<strong>en</strong> wat verget<strong>en</strong> artikel, o.m. <strong>het</strong><br />
volg<strong>en</strong>de vertelde. Netscher was, naast Gerrit<br />
Jäger, in die jar<strong>en</strong> <strong>Couperus</strong>’ vri<strong>en</strong>d. Zij hadd<strong>en</strong><br />
sam<strong>en</strong> de H.B.S. aan <strong>het</strong> Blij<strong>en</strong>burg bezocht.<br />
<strong>Couperus</strong> was er <strong>van</strong> weggelop<strong>en</strong>, omdat<br />
de opleiding niet voor hem deugde, <strong>en</strong><br />
had zich daarna onder leiding <strong>van</strong> Jan t<strong>en</strong><br />
Brink gesteld die hem zou opleid<strong>en</strong> voor de<br />
acte m.o. Nederlands. Daarnaast leerde hij<br />
<strong>van</strong> zijn vader Latijn <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beetje Grieks. In<br />
zijn vele vrije tijd las <strong>Couperus</strong> alles wat los<br />
<strong>en</strong> vast is, schreef zijn eerste historische novell<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> ... dichtte. Als hij klaar was met<br />
schrijv<strong>en</strong> ging hij de b<strong>en</strong><strong>en</strong> strekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die<br />
wandeling<strong>en</strong> zijn <strong>het</strong> waar Netscher ons <strong>het</strong><br />
volg<strong>en</strong>de over vertelt:<br />
‘Er bestond e<strong>en</strong> afspraak tussch<strong>en</strong> ons. Eik<strong>en</strong><br />
middag teg<strong>en</strong> vier uur ging<strong>en</strong> wij wandel<strong>en</strong>,<br />
op d<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> Schev<strong>en</strong>ingsch<strong>en</strong> weg, in de<br />
Boschjes, dwal<strong>en</strong>d door de kantjes, zonder<br />
doel, zonder plan, alle<strong>en</strong> maar om beweging<br />
te hebb<strong>en</strong>, te loep<strong>en</strong>, <strong>en</strong> om te kunn<strong>en</strong> prat<strong>en</strong>,<br />
te kunn<strong>en</strong> prat<strong>en</strong> over kunst. Tot de<br />
wandelaars, die wij dan trouw teg<strong>en</strong>kwam<strong>en</strong>,<br />
behoorde o.a. Vosmaer, met zijn witt<strong>en</strong> kop<br />
<strong>van</strong> uitstaand haar, stijf rechtop, zijn kaalgeschor<strong>en</strong><br />
gezicht, zijn intellig<strong>en</strong>t voss<strong>en</strong>hoofd,<br />
altijd ev<strong>en</strong> rustig, koel <strong>en</strong> placide. En ook<br />
wel Marcellus Emants, haastiger, in drukk<strong>en</strong><br />
stap, strak voor zich uitkijk<strong>en</strong>de, als deed hij<br />
teg<strong>en</strong> zijn zin e<strong>en</strong> gezondheidsloopje op raad<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> dokter, er zich zoo gauw mogelijk<br />
afmak<strong>en</strong>de. Zij vormd<strong>en</strong> de twee uiterst<strong>en</strong><br />
onzer gesprekk<strong>en</strong>: <strong>Couperus</strong> in bewondering
voor <strong>het</strong> marmerwerk <strong>van</strong> Vosmaer, hem wel<br />
wat te koud, te wit vind<strong>en</strong>d, maar hoog in<br />
lof over zijn fijn classicisme, zijn intellig<strong>en</strong>tie,<br />
aangetrokk<strong>en</strong> door zijn liefde voor <strong>het</strong><br />
curieus mooie, <strong>het</strong> beschaafd aristocratische<br />
zijner voeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> uiting<strong>en</strong> – ik aan de zijde<br />
<strong>van</strong> Emants (...). En op dit terrein ontmoett<strong>en</strong><br />
wij elkaar leder<strong>en</strong> dag tussch<strong>en</strong> de oude<br />
Haagsche boom<strong>en</strong>, zwijg<strong>en</strong>d als wij Vosmaer<br />
<strong>en</strong> Emants zag<strong>en</strong> aankom<strong>en</strong>, maar ook niet<br />
langer dan zij ons passeerd<strong>en</strong>. Want dadelijk<br />
gav<strong>en</strong> zij ons nieuwe uitgangspunt<strong>en</strong> tot<br />
me<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> stelling<strong>en</strong>, die sterker teg<strong>en</strong>over<br />
elkander kwam<strong>en</strong> te staan, decisiever in<br />
uiting, <strong>en</strong> die uit zoud<strong>en</strong> gaan loop<strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
Ori<strong>en</strong>talisme <strong>en</strong> <strong>het</strong> Naturalisme onzer latere<br />
jar<strong>en</strong>’. Netscher voegt er nog aan toe, dat<br />
<strong>Couperus</strong> in die tijd naast Vosmaer vooral<br />
ook Potgieter <strong>en</strong> Leconte de Lisie bewonderde:<br />
‘Wat blijkt uit de lievelings-schrijvers zijner<br />
jonge jar<strong>en</strong> – Vosmaer, Potgieter, Leconte<br />
de Lisie – is, dat hij zocht naar de aristocratie<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> geest, de verfijning <strong>van</strong> d<strong>en</strong><br />
vorm (tot op de decad<strong>en</strong>tie toe), <strong>het</strong> kleurrijke,<br />
exotische, vreemde, luxueuse, <strong>en</strong> dat<br />
de werkelijkheid der zichtbare ding<strong>en</strong> rond<br />
hem, <strong>het</strong> realisme, hem ongeëmotioneerd<br />
lief.<br />
Niemand heeft <strong>Couperus</strong> in die jar<strong>en</strong> zo goed<br />
gek<strong>en</strong>d als Netscher, <strong>en</strong> <strong>het</strong> moet gezegd<br />
word<strong>en</strong> dat deze dan ook, t<strong>en</strong> dele althans,<br />
de spijker op zijn kop slaat. Kleurrijk, exotisch,<br />
vreemd, luxueus zijn Dionyzos, De<br />
Berg <strong>van</strong> Licht, Herakles, Xerxes, die niets te<br />
mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met de zichtbare ding<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> dagelijkse lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> met <strong>het</strong> platte realisme<br />
waarin sommige auteurs <strong>van</strong> die jar<strong>en</strong><br />
hun vergissing<strong>en</strong> beging<strong>en</strong>. Netscher schreef<br />
<strong>het</strong> echter al in 1897. Ons boeit vooral de<br />
naam Vosmaer: classicus, archeoloog, cultuurhistoricus,<br />
die niet alle<strong>en</strong> in Amazone<br />
maar ook in vele opstell<strong>en</strong> uit Vogels <strong>van</strong><br />
diverse pluimage <strong>van</strong> zijn liefde <strong>en</strong> bewondering<br />
voor de oudheid heeft getuigd. Dat Cou-<br />
155<br />
perus Amazone bewonderde, verraadt hij in<br />
zijn Reisimpressies, als hij over Paestum<br />
schrijft. Het is vrij waarschijnlijk, dat hij ook<br />
Vosmaers essays gelez<strong>en</strong> heeft. <strong>Couperus</strong>’<br />
klassieke vorming kwam dus, archeologisch<br />
gesprok<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong> Vosmaers kant.<br />
Vosmaer <strong>en</strong> <strong>Couperus</strong> blev<strong>en</strong> archeologisch<br />
overig<strong>en</strong>s beid<strong>en</strong> dilettant<strong>en</strong>. Maar de formule<br />
<strong>van</strong> Amazone heeft <strong>Couperus</strong> goed verstaan.<br />
Wat niet wegneemt, dat hij zelf in zijn<br />
klassieke werk Vosmaers koelheid heeft wet<strong>en</strong><br />
te ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door gloed, warmte <strong>en</strong> vuur<br />
(dat soms wel e<strong>en</strong>s in pathos ontaardt).<br />
Niet alle<strong>en</strong> Vosmaer heeft hij gelez<strong>en</strong>, zeker<br />
ook Busket Huet’s Van Napels naar Amsterdam<br />
uit 1876. Huets regels ‘o m<strong>en</strong>geling <strong>van</strong><br />
kleur<strong>en</strong>, zoo frisch <strong>en</strong> krachtig, zoo donker<br />
<strong>en</strong> zacht! o eerlijk <strong>en</strong> heerlijk zinnebeeld<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> roz<strong>en</strong>land Italië – in April! ’ vind<strong>en</strong><br />
hun equival<strong>en</strong>t in <strong>Couperus</strong>’ woord<strong>en</strong>: ‘o de<br />
schoonheid die <strong>Rome</strong> is in Mei! ’ Gezi<strong>en</strong><br />
voorts <strong>Couperus</strong>’ bewondering voor Zola,<br />
waar Netscher merkwaardigerwijs niet over<br />
spreekt, maar die overduidelijk blijkt uit Metamorfoze,<br />
uit latere opmerking<strong>en</strong> (Thérèse<br />
Raquin hoorde nog kort voor zijn dood tot<br />
zijn lievelingsboek<strong>en</strong>), <strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> stuk of drie<br />
briev<strong>en</strong> die hij aan zijn uitgever L.J. Ve<strong>en</strong><br />
richtte, mog<strong>en</strong> wij terecht veronderstell<strong>en</strong>,<br />
dat hij later di<strong>en</strong>s <strong>Rome</strong> uit 1896 ook gelez<strong>en</strong><br />
heeft. De Reisimpressies nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bestaand<br />
literair g<strong>en</strong>re op. De oudheid als bron<br />
<strong>van</strong> inspiratie voor literaire moderne kunst<br />
lag daar ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s als e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. <strong>Couperus</strong>’<br />
m<strong>en</strong>tale omschakeling omstreeks 1903 sluit<br />
dus aan bij wat ook in andere opzicht<strong>en</strong><br />
werd voorbereid. Er kwam nog iets bij. In de<br />
beeld<strong>en</strong>de kunst trof <strong>Couperus</strong> <strong>het</strong> klassieke<br />
voorbeeld aan bij e<strong>en</strong> Alma Tadema, die hij<br />
bewonderde <strong>en</strong> in 1897 te Lond<strong>en</strong> zelfs opzocht.<br />
Hij noemt zijn schilderij<strong>en</strong> in de Reisimpressies.<br />
Voorts was er Canova, waar hij<br />
<strong>van</strong> hield, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s classicisme via Thorvalds<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong>zelf naar zijn vri<strong>en</strong>d Pier Pander leid-
156<br />
de. Veel <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>’ sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> zijn tot lev<strong>en</strong><br />
gebrachte Tadema’s <strong>en</strong> uit de dood opgewekte<br />
Canova’s. De archaïsche kunst heeft<br />
<strong>Couperus</strong>, als deze kunst<strong>en</strong>aars, vrijwel volkom<strong>en</strong><br />
verwaarloosd.<br />
2 Wanneer komt zijn eerste echt klassieke<br />
boek, Dionyzos, ter sprake? De briev<strong>en</strong> aan<br />
Ve<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> dat duidelijk. Op 10 Januari<br />
1903 schrijft hij: ‘Mijn Zon<strong>en</strong> der Zon zijn<br />
af: nu heb ik idee Antieke Sprok<strong>en</strong> te schrijv<strong>en</strong><br />
(Dionysos, Afrodite, Herakles). Maar<br />
eerst neem ik vacantie te <strong>Rome</strong> <strong>en</strong> zet er<br />
ge<strong>en</strong> p<strong>en</strong> op papier’. De brief leert, hoe ver<br />
hij vaak vooruit dacht. Dionyzos mag dan<br />
<strong>van</strong> l^CO zijn, Herakles ontstond pas in<br />
1912/1913, <strong>en</strong> met Afrodite zal hij wel gedacht<br />
hebb<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> verhaal Adonis, versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
in 1906. Op 27 Juni 1903 komt hij<br />
terug op ‘Dionyzos, e<strong>en</strong> antiek verhaal, dat<br />
iets word<strong>en</strong> zal als Psyche, d<strong>en</strong>k ik. Verder,<br />
daartussch<strong>en</strong>, amuzeer ik me met e<strong>en</strong> gedicht<br />
in sonnett<strong>en</strong>, schrik niet! ‘ Dit laatste<br />
slaat op <strong>het</strong> onvoltooide Endymion. e<strong>en</strong><br />
Alexandrijnse geschied<strong>en</strong>is, aanmerkelijk pikanter<br />
dan Vosmaers Nanno. Kort daarna<br />
schrijft hij ‘Dionyzos wordt heusch mooi:<br />
veel zon <strong>en</strong> vreugde is er in ... na de donkere<br />
lucht<strong>en</strong> der Kleine Ziel<strong>en</strong>. De lucht <strong>van</strong><br />
Italië, <strong>en</strong> de beeld<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>Rome</strong> do<strong>en</strong> dat<br />
voor e<strong>en</strong> tijdje’. Hij werkt er ook in de<br />
zomer aan, <strong>en</strong> schrijft uit V<strong>en</strong>etiè: ‘Ik werk<br />
aan Dionyzos, <strong>het</strong> wordt vrij groot: ik heb<br />
reeds 80 bladz. manuscript. Ik geloof wel dat<br />
<strong>het</strong> aardig is, zoo e<strong>en</strong> mythologisch<strong>en</strong> roman’.<br />
Op 20 Juni meldt hij uit Vittorio<br />
V<strong>en</strong>eto: ‘Ik zit hier in wat de Fransch<strong>en</strong><br />
noem<strong>en</strong>: un petit trou pas cher; frissche<br />
berglucht <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goed hotelletje! ’s morg<strong>en</strong>s<br />
wandel<strong>en</strong>, ‘s middags werk<strong>en</strong> aan Dionyzos.<br />
ziedaar <strong>het</strong> bestaan! ‘ E<strong>en</strong> week later: ‘Ik<br />
vermoed wel, dat Dionyzos dit jaar klaar<br />
komt (wat wil je, dat ik hier in dit gat doe<br />
anders dan werk<strong>en</strong>? )’ Begin Juli schrijft hij<br />
uit Pieve di Cadore: ‘Ik werk flink aan<br />
Dionyzos’, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> week later: ‘Ik werk druk<br />
aan Dionyzos! ’ Kort daarna meldt hij uit<br />
<strong>het</strong>zelfde oord: ‘Dionyzos nadert zijn voltooiing<br />
<strong>en</strong> neemt d<strong>en</strong> vorm aan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> flink<br />
deel’. Op 25 Juli staat er t<strong>en</strong>slotte:<br />
Dionyzos is af. In November schrijft hij uit<br />
Nice e<strong>en</strong> brief aan Ve<strong>en</strong> met daarin de regels:<br />
‘Je volgt misschi<strong>en</strong> Dionyzos in Groot-<br />
Nederland, dat wordt e<strong>en</strong> flink boek, <strong>en</strong> ik<br />
b<strong>en</strong> er zeer tevred<strong>en</strong> mee: (wat ik erg zeld<strong>en</strong><br />
b<strong>en</strong>): ik heb <strong>het</strong> met pleizier <strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot geschrev<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> er zit erg veel fraîcheur in, geloof<br />
ik, et la beauté pur soi-même, om zoo<br />
e<strong>en</strong>s te zegg<strong>en</strong>’. Daarna wordt <strong>het</strong> boek e<strong>en</strong><br />
lijk, in <strong>Couperus</strong>’ woord<strong>en</strong>, is <strong>het</strong> dood voor<br />
hem <strong>en</strong> gaat hij over tot de luisterrijke begraf<strong>en</strong>is:<br />
die bestaat uit de uitgave, waarvoor<br />
Ve<strong>en</strong> ƒ 2500, mag neertell<strong>en</strong>: Dionyzos is<br />
e<strong>en</strong> groot, dik boek, zoodat ƒ 2500,- niet te<br />
veel is’. Nog ev<strong>en</strong> jammert hij over allerlei<br />
geldzorg<strong>en</strong>, om t<strong>en</strong>slotte te schrijv<strong>en</strong>: ‘De<br />
zon schijnt mooi, de hemel is blauw <strong>en</strong><br />
Dionyzos is e<strong>en</strong> mooi boek! We zull<strong>en</strong> ons<br />
dus daarmeê maar troost<strong>en</strong>!<br />
Deze reeks <strong>van</strong> briev<strong>en</strong> toont ons <strong>Couperus</strong><br />
aan <strong>het</strong> werk. Het ging met e<strong>en</strong> sneltreinvaart.<br />
Het heeft ook hemzelf blijkbaar verbaasd,<br />
want eerst schrijft hij nog dat <strong>het</strong><br />
boek vermoedelijk <strong>het</strong>zelfde jaar klaar zal<br />
zijn, om zeer kort daarna mede te del<strong>en</strong> dat<br />
<strong>het</strong> af is. Dit is alle<strong>en</strong> maar mogelijk, als de<br />
auteur gewerkt heeft volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> rigoureus<br />
schema. De extatisch klink<strong>en</strong>de roman vertoont<br />
ondanks alles e<strong>en</strong> strakke bouw. Het<br />
verhaal verloopt gladjes. En dit roept altijd<br />
de vraag op: hoe kwam <strong>Couperus</strong> aan zijn<br />
stof, waar haalde hij al die saters, nymph<strong>en</strong>,<br />
hamadryad<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat niet al <strong>van</strong>daan? Toch<br />
zeker niet uit Vosmaer, ditmaal, <strong>en</strong> ook niet<br />
uit zijn gescliied<strong>en</strong>isboekjes. Had hij e<strong>en</strong> mythologie<br />
boe k waar <strong>het</strong> allemaal in stond?<br />
Las hij Nonnos in e<strong>en</strong> Franse vertaling? We<br />
zull<strong>en</strong> <strong>het</strong> waarschijnlijk nooit zeker wet<strong>en</strong>.
Maar er is wel e<strong>en</strong> merkwaardig gegev<strong>en</strong>, dat<br />
in dit verband g<strong>en</strong>oemd mag word<strong>en</strong>. H.W.<br />
<strong>van</strong> Tricht heeft er in 1963 al op gewez<strong>en</strong>,<br />
dat <strong>Couperus</strong> in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> deze eeuw<br />
contact<strong>en</strong> moet hebb<strong>en</strong> gehad met Dr.<br />
L.S.A.M. von Römer. Deze woonde in Amsterdam<br />
<strong>en</strong> heeft zich als arts-auteur beijverd<br />
met o.m. <strong>het</strong> schrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>en</strong>kele artikel<strong>en</strong><br />
in Magnus Hirschfeld’s Jahrbuch für sexuelle<br />
Zwisch<strong>en</strong>stuf<strong>en</strong>. Precies in <strong>het</strong>zelfde jaar nu<br />
dat <strong>Couperus</strong> zijn Dionyzos schreef, publiceerde<br />
dit tijdschrift Von Römers Die androgynische<br />
Idee, e<strong>en</strong> diepe <strong>en</strong> grote bron <strong>van</strong><br />
antiek my filologisch materiaal, rijk geïllustreerd<br />
met tal <strong>van</strong> afbeelding<strong>en</strong> <strong>van</strong> antieke<br />
beeld<strong>en</strong> die zich in de grote musea, vooral<br />
<strong>van</strong> <strong>Rome</strong>, bevind<strong>en</strong>. Als m<strong>en</strong> niet beter<br />
wist, zou m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, dat liter<br />
e<strong>en</strong> soort g<strong>en</strong>erale repetitie voor Dionyzos<br />
werd gehoud<strong>en</strong>. Maar met ziet <strong>het</strong>: de werk<strong>en</strong><br />
verschijn<strong>en</strong> tegelijkertijd, <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
elkaar dus niet beïnvloed hebb<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>zij...<br />
Inderdaad, <strong>het</strong> vermoed<strong>en</strong> ligt voor de hand,<br />
dat er tóch beïnvloeding is geweest, <strong>en</strong> dat<br />
<strong>Couperus</strong> over Von Römers materiaal beschikt<br />
heeft vóór <strong>het</strong> in Duitsland in druk<br />
ging. Mogelijk ook heeft Von <strong>Rome</strong>r hem<br />
e<strong>en</strong> drukproef ter inzage gestuurd. Met dit<br />
materiaal in zijn koffer, <strong>en</strong> daarnaast misschi<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> Nonnos in vertaling, lieeft <strong>Couperus</strong><br />
zijn lev<strong>en</strong>sblijde Dionyzos geschrev<strong>en</strong>.<br />
Als dit juist is, wet<strong>en</strong> we ook, dat hij vóór<br />
De Berg <strong>van</strong> Licht reeds contact<strong>en</strong> met Von<br />
<strong>Rome</strong>r heeft gehad.<br />
In de tijd <strong>van</strong> deze laatste roman zijn die<br />
contact<strong>en</strong> er in elk geval. De naam <strong>van</strong> Von<br />
Römer komt bij herhaling voor in de briefwisseling<br />
<strong>Couperus</strong>-Ve<strong>en</strong>. De arts le<strong>en</strong>t hem<br />
dan e<strong>en</strong> boekje waarin zich portrett<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>en</strong>kele hoofdperson<strong>en</strong> uit De Berg<br />
<strong>van</strong> Licht. Dit boekje is vermoedelijk de in<br />
1903 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Georges Duviquet,<br />
Héliogabale, met e<strong>en</strong> voorwoord <strong>van</strong><br />
Remy de Gourmont. Ve<strong>en</strong> mag er e<strong>en</strong> paar<br />
157<br />
portrett<strong>en</strong> uitnem<strong>en</strong>. Dit l<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> materiaal<br />
lijkt dus e<strong>en</strong> herhaling <strong>van</strong> wat zich tijd<strong>en</strong>s<br />
Dionyzos afspeelde. Zoud<strong>en</strong> we briev<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>Couperus</strong> aan Von Römer hebb<strong>en</strong>, dan zoud<strong>en</strong><br />
we hierover zekerheid krijg<strong>en</strong>. Maar helaas,<br />
zulke briev<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> niet meer te bestaan.<br />
3 Het bov<strong>en</strong>staande is slechts één uit vele<br />
nieuwe gegev<strong>en</strong>s die de publicatie <strong>van</strong> de<br />
briev<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong> aan Ve<strong>en</strong> ons in hand<strong>en</strong><br />
spel<strong>en</strong>. De werkwijze <strong>van</strong> de auteur zou,<br />
met deze aanknopingspunt<strong>en</strong>, ook voor<br />
Dionyzos verder onderzocht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Wij kunn<strong>en</strong> dat hier niet do<strong>en</strong>.<br />
Wel will<strong>en</strong> wij vervolg<strong>en</strong>s aandacht vrag<strong>en</strong><br />
voor e<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> tekst, die niet<br />
voor Dionyzos nieuwe gegev<strong>en</strong>s oplevert,<br />
maar voor de zojuist g<strong>en</strong>oemde roman De<br />
Berg <strong>van</strong> Licht. H<strong>en</strong>ri <strong>van</strong> Boov<strong>en</strong> deelde in<br />
1933 mee. dat <strong>Couperus</strong> de idee voor deze<br />
roman al in 1895 koesterde, waarschijnlijk<br />
naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> aanschouw<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Heliogabalus’ portret in <strong>het</strong> Museum <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Capitool. Het tijdstip lijkt vroeg: Vosmaer<br />
amper gestorv<strong>en</strong>. <strong>Couperus</strong> nog zonder duidelijke<br />
eig<strong>en</strong> klassieke aspiraties. Familieromans<br />
ligg<strong>en</strong> nog in <strong>het</strong> vooruitzicht: Langs<br />
Lijn<strong>en</strong> <strong>van</strong> Geleidelijkheid, De Stille Kracht,<br />
alle De Boek<strong>en</strong> der Kleine Ziel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
nog geschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Desalniettemin, wat<br />
vind<strong>en</strong> wij nu?<br />
Als <strong>Couperus</strong> deze roman <strong>van</strong> Heliogabalus<br />
voltooid heeft, vraagt Ve<strong>en</strong> hem er e<strong>en</strong><br />
prospectus voor te schrijv<strong>en</strong>. <strong>Couperus</strong> is<br />
daar nogal traag mee. In Juli 1905, als hij te<br />
Hilversum in <strong>het</strong> Oranje-Hôtel logeert,<br />
schrijft hij aan Ve<strong>en</strong>: ‘Ik zal stof prospectus<br />
zoo spoedig mogelijk z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>’. Blijkbaar wilde<br />
<strong>Couperus</strong> de tekst eerst niet zelf schrijv<strong>en</strong>.<br />
Op 18 Juli deelt hij Ve<strong>en</strong> mee: ‘Prospectus,<br />
door mijn vrouw met mijn hulp opgemaakt;<br />
je mag er nog wat bij mak<strong>en</strong> als dat<br />
noodig is. N.B. Deze verz<strong>en</strong>d ik nog niet,
158<br />
komt morg<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k ik, klaar’. Op 21 Juli<br />
deelt hij mee uit p<strong>en</strong>sion Rustoord te Putt<strong>en</strong><br />
op de Veluwe: ‘De Prospectus is nog niet<br />
gereed ... de vrouw werkt niet zoo heel<br />
gauw! ’ Kort daarna moet <strong>het</strong> voltooid geweest<br />
zijn, want op 23 Augustus lez<strong>en</strong> we:<br />
‘Z<strong>en</strong>d ook proef <strong>van</strong> dat prospectus, hoor,<br />
want ik moet <strong>het</strong> beslist nazi<strong>en</strong>’. De tekst<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> prospectus leek voorgoed verlor<strong>en</strong> te<br />
zijn, maar kon in <strong>het</strong> Letterkundig Museum<br />
gelukkig gereconstrueerd word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> stuk<br />
er<strong>van</strong> is namelijk bewaard, <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>sie<br />
<strong>van</strong> De Berg <strong>van</strong> Licht wordt <strong>het</strong> overige<br />
gedeelte geciteerd. De volledige tekst is nooit<br />
herdrukt, <strong>en</strong> daarom mag deze hier in zijn<br />
totaliteit volg<strong>en</strong>. <strong>Couperus</strong> schrijft:<br />
‘De roman <strong>van</strong> Heliogabalus, Helegabalus,<br />
Elagabalus (alle die nam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> recht <strong>van</strong><br />
bestaan) speelde mij reeds ti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> lang<br />
door d<strong>en</strong> geest. Van af <strong>het</strong> eerste oog<strong>en</strong>blik,<br />
dat ik de ruines <strong>van</strong> <strong>Rome</strong> zag. De keizerstijd<br />
<strong>van</strong> de 2de <strong>en</strong> 3de eeuw na Chr. is zoo<br />
mooi te evoqueer<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> die ruïnes.<br />
ledere tourist die Forum <strong>en</strong> Palatijn heeft<br />
gezi<strong>en</strong> met e<strong>en</strong>ige aandacht, zal <strong>het</strong> décor<br />
<strong>van</strong> de scène der aanbidding <strong>van</strong> ’s keizers<br />
beelt<strong>en</strong>is (einde Eerste Deel) zich goed kunn<strong>en</strong><br />
voorstell<strong>en</strong> ... Tussch<strong>en</strong> de keizers heeft<br />
mij <strong>het</strong> meest altijd getroff<strong>en</strong> de figuur <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> mooie zonnepriestertje, dat tot keizer<br />
werd uitgeroep<strong>en</strong>, omdat <strong>het</strong> Leger verliefd<br />
op hem was <strong>en</strong> omdat hij zoo mooi kon<br />
dans<strong>en</strong>. Het was e<strong>en</strong> antieke ziel, zoowel <strong>van</strong><br />
één persoon, als <strong>van</strong> e<strong>en</strong> geheele M<strong>en</strong>igte, die<br />
ik me moest d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Dat sche<strong>en</strong> mij heel<br />
interessant. Maar ik dacht telk<strong>en</strong>s, gedur<strong>en</strong>de<br />
al die jar<strong>en</strong>: ik b<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> érudit, e<strong>en</strong> ‘historische’<br />
roman te schrijv<strong>en</strong> is niets voor mij ...<br />
Toch liet de idee mij niet los, kwam telk<strong>en</strong>s<br />
weer terug ... Ook dacht ik: <strong>het</strong> boek is niet<br />
e<strong>en</strong> boek voor e<strong>en</strong> Hollands<strong>en</strong> publiek ... En<br />
ik schreef <strong>het</strong> niet ... To<strong>en</strong> las ik L’Agonie<br />
<strong>van</strong> Jean Lombard (dezelfde periode). Gedur<strong>en</strong>de<br />
die lectuur dacht ik: Nu schrijf ik<br />
zeker mijn boek niet: <strong>het</strong> is al geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
mooier dan ik <strong>het</strong> do<strong>en</strong> kan ... Maar na de<br />
lektuur dacht ik: ne<strong>en</strong>; Lombard geeft d<strong>en</strong><br />
roman <strong>van</strong> <strong>Rome</strong> in di<strong>en</strong> tijd, <strong>en</strong> niet d<strong>en</strong><br />
roman <strong>van</strong> <strong>het</strong> keizertje; niet de ziel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
priestertje, dat zoo mooi dans<strong>en</strong> kon. En zoo<br />
b<strong>en</strong> ik er toe gekom<strong>en</strong> <strong>het</strong> boek te schrijv<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> die ziel te gev<strong>en</strong>, zoo goed ik kon.<br />
Bronn<strong>en</strong> war<strong>en</strong> Herodianus <strong>en</strong> Lampridius;<br />
voornamelijk Herodianus geeft e<strong>en</strong> kort verhaal:<br />
Lampridius heel veel détails. Beid<strong>en</strong><br />
keur<strong>en</strong> af, kritizeer<strong>en</strong>, veroordel<strong>en</strong>, zonder<br />
e<strong>en</strong>ige zielkundige analyse. Maar de détails<br />
<strong>van</strong> Lampridius (vermoedelijk vele waar) zijn<br />
interessant <strong>en</strong> de ‘ziel’ schuilt er achter. Ik<br />
vind achter de droge opsomming <strong>van</strong> allerlei<br />
trekjes de ziel <strong>van</strong> <strong>het</strong> jonge priestertje; Aziatisch<br />
(ge<strong>en</strong> <strong>Rome</strong>insche ziel) (hij was ook<br />
ge<strong>en</strong> <strong>Rome</strong>in); heel vroom (aan de zon),<br />
bijna dweepziek, ingewijd in de Mysteriën<br />
der Magiërs <strong>en</strong> de geheime wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />
der kabbala; e<strong>en</strong> vrouwelijke ziel in e<strong>en</strong> bizonder<br />
schoon<strong>en</strong> mannelijk<strong>en</strong> vorm, zoo dat<br />
de Magiërs in hem zag<strong>en</strong> de illusie <strong>van</strong> de<br />
weer op aarde ge incarneerde Man-Vrouw;<br />
zoo bekoorlijk <strong>en</strong> innem<strong>en</strong>d in al zijn uiting<strong>en</strong>,<br />
dat e<strong>en</strong> geheel Volk, e<strong>en</strong> geheel Leger<br />
<strong>van</strong> ruwe soldat<strong>en</strong> hem aanbad; gemaal in<br />
zijn danskunst, in <strong>het</strong> sprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> tal<strong>en</strong><br />
(zoodra hij Keizer was, oef<strong>en</strong>de hij zijn Latijn<br />
<strong>en</strong> sprak <strong>het</strong> dadelijk zuiver); zoowel<br />
vroom in zijn godsdi<strong>en</strong>st, als dol vroolijk <strong>van</strong><br />
kinderlijke jeugd ... Nog tal <strong>van</strong> schakeering<strong>en</strong><br />
meer, die telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> nieuw facet lat<strong>en</strong><br />
vonkel<strong>en</strong> ... Het lachte mij toe, dat alles te<br />
gev<strong>en</strong>, vooral omdat ik de eerste zou zijn, die<br />
Helegabalus zoo opvatte. Niemand die over<br />
hem schreef, of hij heeft hem gelasterd, zelfs<br />
Lombard. Het jongetje was e<strong>en</strong> bedorv<strong>en</strong><br />
Kind <strong>en</strong> zeker hysterisch in zijn man-vrouwelijkheid<br />
maar hij was niet <strong>en</strong>kel ‘liederlijk’ <strong>en</strong><br />
meer niet. Hij was g<strong>en</strong>iaal, <strong>en</strong> artiest in alles<br />
wat hij deed. Hij is de laatste weerschijn <strong>van</strong><br />
de Antieke Schoonheid <strong>en</strong> de Antieke
(Egyptisch-Chaldeeuwsche) Wijsheid. Wie<br />
zegt ons, dat de quintess<strong>en</strong>s <strong>van</strong> zijn godsdi<strong>en</strong>st<br />
niet zuiverder is dan die <strong>van</strong> tiet Christ<strong>en</strong>dom?<br />
De Zwarte Ste<strong>en</strong> is symbool (voor<br />
<strong>het</strong> volk) <strong>van</strong> de Zon, die zelve symbool is<br />
(voor d<strong>en</strong> priester) <strong>van</strong> <strong>het</strong> Licht, (dat weer<br />
symbool is, voor de Magiërs <strong>en</strong> Ingewijd<strong>en</strong>,<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> onuitsprekelijk<strong>en</strong> God). Er schuilt<br />
e<strong>en</strong> diepe mystische Wet<strong>en</strong>schap achter dat<br />
alles, <strong>en</strong> vermoedelijk hebb<strong>en</strong> onze latere<br />
Christelijke Eeuw<strong>en</strong> heel veel verlor<strong>en</strong>, verget<strong>en</strong>,<br />
verwaarloosd, <strong>van</strong> wat de ‘heid<strong>en</strong><strong>en</strong>’<br />
reeds zuiver, niet ‘geloofd<strong>en</strong>’, maar ‘wist<strong>en</strong>’.<br />
Onze modernste wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, ze war<strong>en</strong><br />
d<strong>en</strong> Magiërs bek<strong>en</strong>d. Helegabalus (de jonge<br />
keizer g<strong>en</strong>oemd naar d<strong>en</strong> God) was opgevoed<br />
in die mystische k<strong>en</strong>nis.<br />
Wat wij alle<strong>en</strong> als liederlijk’ <strong>en</strong> ‘immoreel’<br />
beschouw<strong>en</strong>, was in d<strong>en</strong> Zonnedi<strong>en</strong>st ev<strong>en</strong><br />
natuurlijk, gewoon <strong>en</strong> lofrijk, als op dit<br />
oog<strong>en</strong>blik, voor de Roomsch-Katholiek, <strong>het</strong><br />
opdrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Mis...<br />
Dit alles is ge<strong>en</strong> idealizatie <strong>van</strong> mijn hoofdpersoon;<br />
<strong>het</strong> is alle<strong>en</strong> zielkundige eerlijkheid,<br />
die recht laat wedervar<strong>en</strong> ... Mijn boek is e<strong>en</strong><br />
boek voor <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> zonder vooroordel<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
godsdi<strong>en</strong>st <strong>en</strong> vooropgestelde moraal. Zij, die<br />
vooroordel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> ‘beter <strong>het</strong> niet te<br />
lez<strong>en</strong>, want ze zull<strong>en</strong> ge-ergerd word<strong>en</strong>; <strong>en</strong><br />
waarom e<strong>en</strong> roman te lez<strong>en</strong>, als <strong>het</strong> boek<br />
ge<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> geeft, artistiek of psychologisch<br />
g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong>? ’ ... Aldus <strong>Couperus</strong>.<br />
Nimmer <strong>en</strong> nerg<strong>en</strong>s heeft hij zich zo duictelijk<br />
uitgelat<strong>en</strong> over <strong>het</strong> ontstaan, de bedoeling<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> de bronn<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zijner werkstukk<strong>en</strong><br />
als in dit geval. De tekst klinkt nauwelijks<br />
als e<strong>en</strong> verontschuldiging voor e<strong>en</strong><br />
boek dat vel<strong>en</strong> als onzedelijk zoud<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong>.<br />
Het is veeleer e<strong>en</strong> beginselverklaring. Zo<br />
erg<strong>en</strong>s, dan blijkt uit deze tirade hoe grondig<br />
<strong>Couperus</strong> k<strong>en</strong>nis heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> Von<br />
Römers Die Androgynische Idee. Maar er is<br />
meer. Het mag waar zijn, dat <strong>Couperus</strong> al<br />
ti<strong>en</strong> jaar met <strong>het</strong> plan rondliep deze roman<br />
159<br />
te schrijv<strong>en</strong> (de correspond<strong>en</strong>tie met Ve<strong>en</strong><br />
laat dat overig<strong>en</strong>s nerg<strong>en</strong>s blijk<strong>en</strong>). Het<br />
neemt niet weg, dat juist na de eeuwwisseling<br />
publicaties versch<strong>en</strong><strong>en</strong>, die dat sluimer<strong>en</strong>de<br />
idee e<strong>en</strong> vurige Doornroosjeskus hebb<strong>en</strong><br />
gegev<strong>en</strong> waardoor zij ongewoon vitaal<br />
haar antieke luchtsprong maakte. In 1901<br />
versche<strong>en</strong> in Hirschfelds’s tijdschrift e<strong>en</strong> uitvoerige<br />
studie over Elagabal <strong>van</strong> de hand <strong>van</strong><br />
Ludwig von Scheffler. Voorts is er dan Lombard’s<br />
roman. Alles tezam<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> we stell<strong>en</strong>,<br />
dat <strong>Couperus</strong>, die er als m<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
innerlijk toe gerijpt was, de roman als <strong>het</strong><br />
ware heeft móet<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>. Het materiaal<br />
lag voor <strong>het</strong> grijp<strong>en</strong>.<br />
Hoe heeft <strong>het</strong> Hollandse publiek, waar hij<br />
<strong>het</strong> over heeft, er op gereageerd? Niet erg<br />
<strong>en</strong>thousiast, <strong>en</strong> hij heeft dat voorzi<strong>en</strong>. Op 5<br />
Mei 1904 schreef hij aan Ve<strong>en</strong>: ‘Mijn groote<br />
idee voor <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de jaar is Heliogabalus<br />
(ik b<strong>en</strong> erg verdiept in <strong>Rome</strong>insche Historie);<br />
<strong>en</strong> deze roman wil ik niet in Groot-Nederland<br />
zett<strong>en</strong>, want wij moet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beetje rek<strong>en</strong>ing<br />
li oud<strong>en</strong> met onze ‘fatso<strong>en</strong>lijke’ lezers.<br />
Je krijgt dus de primeur: ik zal <strong>het</strong> niet te<br />
erg mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan mijn Hollandsch<br />
publiek’. In e<strong>en</strong> brief uit <strong>Rome</strong>, <strong>van</strong> 28 Januari<br />
1905, lez<strong>en</strong> ‘Ik blijf hier e<strong>en</strong> groote 14<br />
dag<strong>en</strong> om studie te mak<strong>en</strong>. De historische<br />
roman is De Berg <strong>van</strong> Licht (Helegabalus);<br />
natuurlijk schrijf ik in Holl: maar ik hoop<br />
hem in <strong>het</strong> Eng. <strong>en</strong> Frans<strong>en</strong> vertaald te krijg<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> dit te gev<strong>en</strong> als oorspr. werk. Wilt ge<br />
e<strong>en</strong> maand daarna de roman in <strong>het</strong> Holl:<br />
hebb<strong>en</strong>, goed, maar ik treed absoluut niet in<br />
zoog<strong>en</strong>aamde verminderde prijz<strong>en</strong>. Mocht ge<br />
<strong>het</strong> boek rek<strong>en</strong><strong>en</strong> onder de minder verkoopbare,<br />
ik voor mij, heb ge<strong>en</strong> oordeel, of <strong>het</strong><br />
verkoopbaar is of niet. De smaak <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
publiek blijft mij e<strong>en</strong> beminnelijk raadsel.<br />
Het wordt e<strong>en</strong> boek, ik zoû zegg<strong>en</strong>: g<strong>en</strong>re<br />
Quo Vadis. Ik geef <strong>het</strong> niet aan Gr. Nederl.,<br />
want daar zijn de zed<strong>en</strong> <strong>van</strong> Helegabalus niet<br />
geschikt voor. Ik zal er zeker nog wel dit jaar
160<br />
aan schrijv<strong>en</strong>’. – De grote 14 dag<strong>en</strong> in <strong>Rome</strong><br />
dij<strong>en</strong> uit tot drie wek<strong>en</strong>. Begin Mei komt<br />
<strong>Couperus</strong> terug op <strong>het</strong> boek, hij schrijft dan<br />
dat <strong>het</strong> eerste deel best geschikt zou zijn om<br />
losstaand uitgegev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>: ‘Het is Helegabalus<br />
te Emessa tot zijn inroeping tot keizer.<br />
Kunt ge dus misschi<strong>en</strong> iets arrangeer<strong>en</strong>,<br />
dat <strong>het</strong> eerste deel apart verkrijgbaar zou<br />
zijn, dan zou dit misschi<strong>en</strong> voordeelig zijn.<br />
Ik weet <strong>het</strong> niet. Het is alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> suppositie,<br />
maar <strong>het</strong> eerste deel is e<strong>en</strong> afgerond geheel.<br />
(100 bl.) <strong>en</strong> bijna geschikt voor de huiskamer:<br />
de andere deel<strong>en</strong> niet’. E<strong>en</strong> dag of<br />
wat later herhaalt hij: ‘Het is e<strong>en</strong> groote,<br />
historische roman, die vrij veel studie <strong>en</strong><br />
arbeid verteg<strong>en</strong>woordigt, ik d<strong>en</strong>k leesbaar <strong>en</strong><br />
verkoopbaar (al is tiet niet voor de huiskamer)<br />
<strong>en</strong> waarvoor ik je niet anders dan e<strong>en</strong><br />
normale prijs vraag: ƒ 4500,— voor drie deel<strong>en</strong>’.<br />
Op 27 Juni reeds deelt hij mee:: ‘De<br />
Berg <strong>van</strong> Licht is af, dat wil zegg<strong>en</strong>, ik zal er<br />
nog d<strong>en</strong> geheel<strong>en</strong> zomer aan moet<strong>en</strong> werk<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> overwerk<strong>en</strong>, maar dat gebeurt al overschrijv<strong>en</strong>de.<br />
(...) Ik las er veel <strong>van</strong> voor in<br />
intieme kring: m<strong>en</strong> vindt <strong>het</strong> nu niet ‘zoo erg<br />
shocking’, door de heele ernstige wijze, waarop<br />
ik de zed<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> tijd heb behandeld.<br />
Ikzelve geloof, dat dit boek e<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn<br />
belangrijkste werk<strong>en</strong> zal blijv<strong>en</strong>’. En kort<br />
daarna lez<strong>en</strong> we t<strong>en</strong>slotte nog: ‘1 October<br />
kan je <strong>het</strong> geheele boek in copie bezitt<strong>en</strong>:<br />
eerder kan <strong>het</strong> niet. Je kan dus 1 Oct. of 1<br />
Nov. <strong>het</strong> Eerste Deel uitgev<strong>en</strong>; <strong>en</strong> spoedig<br />
daarop de beide ander<strong>en</strong>. Wel, <strong>het</strong> eerste deel<br />
kan nog voor St. Nicolaas di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Maar de<br />
twee ander<strong>en</strong> niet, hoor. Ik d<strong>en</strong>k nog over de<br />
voorrede’.<br />
De fatso<strong>en</strong>lijke Nederlanders die deel 1 met<br />
Sint gekreg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> dit zeker de<br />
meest verbazingwekk<strong>en</strong>de surprise aller Sinterklaz<strong>en</strong><br />
gevond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. <strong>Couperus</strong> heeft<br />
dat voorzi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> schreef <strong>het</strong> prospectus, dat<br />
blijkbaar ook als voorrede di<strong>en</strong>st had moet<strong>en</strong><br />
do<strong>en</strong> maar als zodanig is weggelat<strong>en</strong>. De<br />
tekst <strong>van</strong> die ‘waarschuwing’ hoeft hier nu<br />
niet verder geanalyseerd te word<strong>en</strong>, hoe<br />
boei<strong>en</strong>d dat ook zou kunn<strong>en</strong> zijn. Zeker is<br />
wel, dat <strong>het</strong> katholieke deel <strong>van</strong> de bevolking<br />
met op<strong>en</strong> mond k<strong>en</strong>nis g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zal hebb<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de vergelijking tuss<strong>en</strong> de antieke Zonnedi<strong>en</strong>st<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> opdrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Mis! Toch<br />
zoû <strong>het</strong> mij verwonder<strong>en</strong>, als dit boek niet<br />
verkocht wordt’, schrijft <strong>Couperus</strong> elders aan<br />
Ve<strong>en</strong>. Maar in dit opzicht had hij ge<strong>en</strong> vooruitzi<strong>en</strong>de<br />
blik. De Berg <strong>van</strong> Licht heeft niet<br />
veel succes gehad <strong>en</strong> raakte tijd<strong>en</strong>s <strong>het</strong> lev<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de schrijver nooit uitverkocht. Ve<strong>en</strong> had<br />
aan <strong>het</strong> kostbare boek de zoveelste strop. Dit<br />
had voor <strong>Couperus</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke consequ<strong>en</strong>ties.<br />
Hierna is Ve<strong>en</strong> niet bepaald scheutig<br />
meer met hoge honoraria. Er ontstaat langzamerhand<br />
e<strong>en</strong> verwijdering tuss<strong>en</strong> schrijver<br />
<strong>en</strong> uitgever, <strong>en</strong> <strong>het</strong> komt zover, dat <strong>Couperus</strong><br />
aankondigt nooit meer e<strong>en</strong> roman te zull<strong>en</strong><br />
schrijv<strong>en</strong>. Daar heeft hij zich gelukkig niet<br />
aan gehoud<strong>en</strong>.<br />
4 Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> wij zegg<strong>en</strong>, dat<br />
met Dionyzos weliswaar e<strong>en</strong> nieuwe periode<br />
aanbreekt in zijn schrijverschap, culminer<strong>en</strong>d<br />
in De Berg <strong>van</strong> Licht, maar dat deze belangstelling<br />
voor de klassieke oudheid bepaald<br />
niet onvoorbereid kwam. De less<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
vader, de bewonderde boek<strong>en</strong> <strong>van</strong> Vosmaer,<br />
de schilderij<strong>en</strong> <strong>van</strong> Tadema, de beeld<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Canova, Thorvalds<strong>en</strong> <strong>en</strong> Pander droeg<strong>en</strong> er<br />
elk voor zich <strong>het</strong> hunne toe bij om de auteur<br />
te preparer<strong>en</strong> tot <strong>het</strong> schrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze romans,<br />
die nog gevolgd zijn door vele klassieke<br />
korte verhal<strong>en</strong>, mythologische fantasieën<br />
als de – lang voorbereide! – twee del<strong>en</strong><br />
Herakles, <strong>en</strong> historische boek<strong>en</strong> als De Komediant<strong>en</strong><br />
(eig<strong>en</strong>lijk meer e<strong>en</strong> antieke zed<strong>en</strong>studie),<br />
Xerxes <strong>en</strong> Iskander. Van ge<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
deze werk<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> wij <strong>het</strong> ontstaan zo<br />
goed als <strong>van</strong> de roman over Heliogabalus.<br />
Hoe de schrijver zich docum<strong>en</strong>teerde kunn<strong>en</strong><br />
wij natuurlijk altijd slechts t<strong>en</strong> dele aan de
weet kom<strong>en</strong>. In dit geval mog<strong>en</strong> wij aannem<strong>en</strong>,<br />
dat hij circa 1900-1905 uitging <strong>van</strong><br />
artikel<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> tijdschrift <strong>van</strong> Hirschfeld.<br />
De k<strong>en</strong>nis die hij daaruit opstak, vulde hij<br />
aan met wat hij uit eig<strong>en</strong> aanschouwing in<br />
<strong>Rome</strong> observeerde <strong>en</strong> voorts met wat de<br />
antieke schrijvers zelf, die hij voornamelijk<br />
in vertaling las, daar nog aan kond<strong>en</strong> toevoeg<strong>en</strong>.<br />
De resultat<strong>en</strong> zijn bek<strong>en</strong>d. Bewonder<strong>en</strong><br />
wij ze ook nog zuiver literair) Die vraag<br />
zal door iedere<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d beantwoord<br />
word<strong>en</strong>. Hoe dit ook zij, ook boek<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
161<br />
verhal<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong> die misschi<strong>en</strong> niet<br />
meer onmiddellijk bij iedere<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong> –<br />
de huiskamer kan anno 1977 gevoegelijk buit<strong>en</strong><br />
beschouwing gelat<strong>en</strong> word<strong>en</strong>! – blijv<strong>en</strong><br />
steeds om tal <strong>van</strong> andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> belangwekk<strong>en</strong>d.<br />
Dat is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vele wonder<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de bonte vogel <strong>Couperus</strong>, door Netscher zo<br />
exotisch <strong>en</strong> luxueus g<strong>en</strong>oemd: ook daar waar<br />
zijn gezang wat schril <strong>en</strong> ouderwets zou kunn<strong>en</strong><br />
zijn gaan klink<strong>en</strong>, blijv<strong>en</strong> wij toch altijd<br />
geboeid kijk<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> zelf.
162<br />
<strong>Couperus</strong> ’ Komediant<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>Rome</strong> <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong> Elizabeth visser<br />
Met Louis <strong>Couperus</strong>’ roman De Komediant<strong>en</strong> heb ik k<strong>en</strong>nis gemaakt in <strong>het</strong> najaar <strong>van</strong> 1923,<br />
to<strong>en</strong> ik tot mijn niet geringe verleg<strong>en</strong>heid <strong>het</strong> boek als 15 jarige lyceiste <strong>van</strong> e<strong>en</strong> leraar t<strong>en</strong><br />
gesch<strong>en</strong>ke kreeg. Ik was to<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> leeftijd, waarop ik nog maar nauwelijks in staat geacht<br />
werd Eline Vere of Ina Boudier-Bakkers Armoede te begrijp<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik las dan ook <strong>het</strong> eerste<br />
hoofdstuk <strong>van</strong> De Komediant<strong>en</strong> ietwat verbijsterd, geboeid <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge mate <strong>van</strong> onbegrip.<br />
Verbijster<strong>en</strong>d <strong>en</strong> fasciner<strong>en</strong>d tegelijk was voor mij die schildering <strong>van</strong> de zelfkant <strong>van</strong> de<br />
<strong>Rome</strong>inse maatschappij: de kroeg in de <strong>Rome</strong>inse volksbuurt Subura, waarin de gast<strong>en</strong> diev<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> weggelop<strong>en</strong> slav<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, verder matroz<strong>en</strong> met hun meid<strong>en</strong>, moord<strong>en</strong>aars, gecastreerde<br />
priesters <strong>van</strong> de Magna Mater (naar ik veel later begreep zò weggelop<strong>en</strong> uit Apuleius’ Metamorphoses),<br />
e<strong>en</strong> paar ontregelde vrouw<strong>en</strong> uit <strong>Domitianus</strong>’ hofkring, gladiator<strong>en</strong>. Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> C... die<br />
schnnheilige Christ<strong>en</strong><strong>en</strong>, die strakke smoel<strong>en</strong>...’ 2 ), <strong>en</strong> t<strong>en</strong>slotte de komediant<strong>en</strong>troep <strong>van</strong> de<br />
‘dominus gregis’ Lavinius Gabinius. Niet minder fascineerd<strong>en</strong> mij de beide andere kring<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de <strong>Rome</strong>inse sam<strong>en</strong>leving waarmee de roman mij in aanraking bracht, de kring <strong>van</strong> intellectuel<strong>en</strong><br />
rondom Plinius de Jongere, <strong>en</strong> <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> keizer <strong>Domitianus</strong>. Het allermeest echter werd<br />
ik bekoord door die twee charmante kinder<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>’ fantasie, de jonge komediantjes<br />
Cecilius <strong>en</strong> Cecilianus die, soms in e<strong>en</strong> speelse, soms in e<strong>en</strong> bijna tragisch -ernstige context, de<br />
drie kring<strong>en</strong> met elkaar verbond<strong>en</strong>.<br />
Meer dan e<strong>en</strong> halve eeuw heb ik <strong>het</strong> boek in mijn bezit gehad, al is <strong>het</strong> exemplaar waarover ik<br />
nu beschik, e<strong>en</strong> tweede druk <strong>van</strong> 1918, niet meer <strong>het</strong> oorspronkelijke gesch<strong>en</strong>k. Dat ging door<br />
uitl<strong>en</strong><strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>. Nu <strong>en</strong> dan lees ik <strong>het</strong> verhaal weer e<strong>en</strong>s over, <strong>en</strong> ik vind <strong>het</strong> nog altijd de<br />
aantrekkelijkste roman over de <strong>Rome</strong>inse keizertijd, die ik k<strong>en</strong>.<br />
De inhoud, in korte <strong>en</strong> nuchtere woord<strong>en</strong>, is als volgt. In <strong>het</strong> voorjaar <strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar 96 na<br />
Christus’ geboorte komt e<strong>en</strong> troep toneelspelers naar <strong>Rome</strong> om op te tred<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de<br />
Megalesia, de feest<strong>en</strong> voor de Magna Mater Deorum. De komediant<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> hun intrek in<br />
huurkamertjes in de volkswijk Subura <strong>en</strong> et<strong>en</strong> ‘s avonds in de kroeg <strong>van</strong> de Egyptische waard<br />
Nilus in dezelfde wijk. De troep speelt twee comedies <strong>van</strong> Plautus, de M<strong>en</strong>aechmi <strong>en</strong> de<br />
Bacchides, <strong>en</strong> in <strong>het</strong> laatstg<strong>en</strong>oemde stuk word<strong>en</strong> de roll<strong>en</strong> <strong>van</strong> de twee gezusters Bacchis<br />
gespeeld door de tweeling<strong>en</strong> Cecilius <strong>en</strong> Cecilianus, jong<strong>en</strong>s <strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaar of zesti<strong>en</strong>, natuurlijke<br />
kinder<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zekere Crispina, die tot <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong> behoort, <strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
mimus-speler. Door toevallige omstandighed<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> de tweeling<strong>en</strong> in contact met de dichter<br />
Martialis <strong>en</strong> met di<strong>en</strong>s vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> beschermer Plinius Minor, wat er toe leidt dat zij e<strong>en</strong> bezoek<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> aan Plinius5 villa aan zee, bij Laur<strong>en</strong>tum, <strong>en</strong> daar later zelfs e<strong>en</strong> tijdlang loger<strong>en</strong>. Het
163<br />
verhaal eindigt op 18 september 96, de dag <strong>van</strong> de moord op keizer <strong>Domitianus</strong>. Tuist op die<br />
dag vertrekk<strong>en</strong> de tweeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun dominus gregis weer uit <strong>Rome</strong>. Intuss<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> wij<br />
theater- <strong>en</strong> amphitheaterspel<strong>en</strong> meegemaakt, e<strong>en</strong> nachtelijke di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> de Broederschap <strong>van</strong> Isis<br />
bijgewoond <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Christelijke processie zi<strong>en</strong> voorbijtrekk<strong>en</strong>. We hebb<strong>en</strong> beleefd dat e<strong>en</strong> huis<br />
instortte, waarbij e<strong>en</strong> groot aantal <strong>van</strong> de komediant<strong>en</strong> omkwam, <strong>en</strong> wij hebb<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis gemaakt<br />
met Plinius <strong>en</strong> zijn literaire vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> soort Muiderkring <strong>van</strong> uitsluit<strong>en</strong>d mann<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>slotte<br />
hebb<strong>en</strong> wij ook e<strong>en</strong> indruk gekreg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beklemm<strong>en</strong>de sfeer aan <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>,<br />
waar niemand de ander vertrouwt, <strong>en</strong> waar de keizer zelf door e<strong>en</strong> tot waanzin geword<strong>en</strong><br />
wantrouw<strong>en</strong>dheid <strong>het</strong> onheil over zichzelf oproept.<br />
In <strong>het</strong> korte bestek <strong>van</strong> dit artikel kan ik niet ingaan op alle facett<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit veelkleurige boek.<br />
Ik k<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> werk <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>, waarin hij zijn grote k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de Oudheid zo virtuoos toont<br />
<strong>en</strong> tegelijkertijd zo ongedwong<strong>en</strong> in zijn verhaal integreert. Dat komt misschi<strong>en</strong> ook daardoor<br />
dat <strong>het</strong> verhaal in De Komediant<strong>en</strong> terwille <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal zelf verteld wordt <strong>en</strong> niet in di<strong>en</strong>st<br />
staat <strong>van</strong> de e<strong>en</strong> of andere leid<strong>en</strong>de gedachte. Dat laatste is in andere ‘klassieke’ romans <strong>van</strong><br />
<strong>Couperus</strong> vaak wel <strong>het</strong> geval: Iskander is opgezet om de ‘psychologische verwording’ <strong>van</strong><br />
Alexander te schilder<strong>en</strong>: Xerxes heeft door de ondertitel de Hoogmoed e<strong>en</strong> bepaald programma<br />
meegekreg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> De Berg <strong>van</strong> Licht is aangelegd op de ‘decline and fall’ <strong>van</strong> die raadselachtige<br />
decad<strong>en</strong>t, de jonge keizer Heliogabalus. De Komediant<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> iets <strong>van</strong> wat<br />
<strong>Couperus</strong>, in heel ander verband, in zijn roman Metamorfose heeft uitgedrukt: ‘veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
veel scènes, die elkaar slag op slag volg<strong>en</strong> als in <strong>het</strong> gewone lev<strong>en</strong>. En heel gewoon, heel gewoon.<br />
Niet naturalistisch, <strong>en</strong> niet symboliek, <strong>en</strong> zelfs niet ‘artistiek’ <strong>en</strong> niet modern, maar e<strong>en</strong>voudig:<br />
lollig. Om mij te amuser<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn lezers te amuser<strong>en</strong>... 3 . Deze woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hoofdpersoon<br />
<strong>van</strong> Metamorfose hebb<strong>en</strong> zoals m<strong>en</strong> weet betrekking op <strong>het</strong> boek Mathilde waarin Eline Vere te<br />
herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> is. Welnu, <strong>het</strong> boek De Komediant<strong>en</strong> kan heel wel beschouwd word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />
klassieke teg<strong>en</strong>hanger <strong>van</strong> Eline Vere, zonder de tragische inslag daar<strong>van</strong>. Door deze opzet heeft<br />
<strong>het</strong> boek iets ongewoon lev<strong>en</strong>digs gekreg<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij alle hoogst ernstige situaties toch iets<br />
luchthartigs.<br />
<strong>Couperus</strong>’ k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> <strong>het</strong> keizerlijke <strong>Rome</strong> is f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>aal geweest. Wat de topografie, de<br />
archeologie in <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de realia <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> in <strong>Rome</strong> aangaat, heeft hij e<strong>en</strong><br />
voortreffelijke gids gehad in de onvergetelijke archeoloog Dr. H.M.R. Leopold. Leopold sprak in<br />
latere jar<strong>en</strong> ook vaak met grote waardering over de wijze waarop <strong>Couperus</strong> zich in de stof had<br />
ingewerkt. In mijn artikel zull<strong>en</strong> de archeologische aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> De Komediant<strong>en</strong> niet of<br />
nauwelijks meer aan de orde kom<strong>en</strong>, al zou <strong>het</strong> de moeite waard zijn er verder op in te gaan. Ik<br />
wil echter <strong>het</strong> hoofdacc<strong>en</strong>t elders legg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wel op de manier waarop <strong>Couperus</strong> de gegev<strong>en</strong>s die<br />
hij aan de Latijnse literatuur ontle<strong>en</strong>de, in zijn verhaal heeft verwerkt.<br />
Ook op dit gebied moet zijn k<strong>en</strong>nis indrukwekk<strong>en</strong>d geweest zijn, <strong>en</strong> ook hier moet gezegd<br />
word<strong>en</strong> dat hij veel mededeling<strong>en</strong> aan Leopold <strong>en</strong> andere classici in <strong>Rome</strong> te dank<strong>en</strong> kan<br />
hebb<strong>en</strong>. Zeker is wel dat hij de briev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Plinius Minor goed heeft gek<strong>en</strong>d, ev<strong>en</strong>als Martialis’<br />
epigramm<strong>en</strong> <strong>en</strong> de satir<strong>en</strong> <strong>van</strong> Juv<strong>en</strong>alis. Voor de feit<strong>en</strong> aangaande <strong>Domitianus</strong> is Suetonius zijn<br />
eerste bron geweest, maar ook <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Cassius Dio heeft spor<strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dat<br />
<strong>van</strong> Tacitus. Frontinus’ werk Stratagemata wordt e<strong>en</strong>maal aangehaald. Er is echter veel <strong>en</strong> veel<br />
meer; ik beperk mij tot <strong>en</strong>kele voorbeeld<strong>en</strong>. De vermelding <strong>van</strong> <strong>het</strong> standbeeld <strong>van</strong> de god<br />
Vertumnus in de Vicus Tuscus komt, als <strong>Couperus</strong> die uit de directe overlevering heeft, uit<br />
Propertius 4 ; over Quintilianus’ droeve huiselijke omstandighed<strong>en</strong> wordt gesprok<strong>en</strong> in de Institu-
164<br />
tio Oratoria 5 ; dat de dichter Statius e<strong>en</strong> zwakke gezondheid had, wet<strong>en</strong> wij uit zijn eig<strong>en</strong><br />
werk 6 . Dat de aanzi<strong>en</strong>lijke <strong>Rome</strong>in<strong>en</strong> elkaar tijd<strong>en</strong>s de Megalesia voor <strong>het</strong> diner uitnodigd<strong>en</strong>,<br />
wet<strong>en</strong> wij uit Gellius <strong>en</strong> Ovidius 7 ; dat de hoer<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s <strong>het</strong> feest <strong>van</strong> de Floralia naakt over de<br />
strat<strong>en</strong> danst<strong>en</strong>, komt uit Valerius Maximus of uit de Christelijke traditie 8 . M<strong>en</strong> ziet hoe<br />
gevarieerd de bronn<strong>en</strong> zijn, <strong>en</strong> de voorbeeld<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> gemakkelijk te vermeerder<strong>en</strong> zijn.<br />
Daarbij komt natuurlijk nog zijn grote k<strong>en</strong>nis<strong>van</strong> de Latijnse comedie, <strong>en</strong> <strong>van</strong> de toneelpraktijk<br />
der <strong>Rome</strong>in<strong>en</strong>. In De Komediant<strong>en</strong> staat Plautus in <strong>het</strong> middelpunt <strong>en</strong> blijft Ter<strong>en</strong>tius op de<br />
achtergrond, maar ook hij is in allerlei terloops geplaatste opmerking<strong>en</strong> aanwezig. E<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t,<br />
dat ontle<strong>en</strong>d is aan de proloog <strong>van</strong> Ter<strong>en</strong>tius’ Hecyra 9 , is met grote natuurlijkheid in <strong>het</strong> verhaal<br />
ingevlocht<strong>en</strong>.<br />
Uit de aard <strong>van</strong> de zaak herk<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> meer <strong>van</strong> de bronn<strong>en</strong> naarmate m<strong>en</strong> beter thuis is in de<br />
Latijnse literatuur, maar <strong>Couperus</strong> kan ook de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> vak nog vaak g<strong>en</strong>oeg voor<br />
verrassing<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong>. Meer dan e<strong>en</strong>s blijkt e<strong>en</strong> passage, die wij op <strong>het</strong> eerste gezicht zoud<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong> als vrije fantasie, toch terug te gaan op <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Latijnse auteur.<br />
Om <strong>het</strong> te lat<strong>en</strong> bij één, m.i. nogal curieus voorbeeld, noem ik nog e<strong>en</strong>s <strong>het</strong> gezelschap <strong>van</strong><br />
gast<strong>en</strong> in Nilus’ kroeg. Letterlijk wordt dat beschrev<strong>en</strong> als ‘diev<strong>en</strong> <strong>en</strong> moord<strong>en</strong>aars, met hun<br />
meid<strong>en</strong>; matroz<strong>en</strong> <strong>van</strong> Ostia, weggelop<strong>en</strong> slav<strong>en</strong>, beul<strong>en</strong> <strong>en</strong> Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> dat vee! <strong>en</strong> dan, dan<br />
war<strong>en</strong> <strong>het</strong> hed<strong>en</strong>avond daar, in die hoek, die smerige Gall<strong>en</strong>...’ 10 . Deze opsomming is ge<strong>en</strong><br />
fantasie <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>, maar e<strong>en</strong> vrije bewerking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> passage <strong>van</strong> Juv<strong>en</strong>alis 11 , die als klant<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> kroeg in Ostia noemt e<strong>en</strong> percussor (moord<strong>en</strong>aar), fures ac fugitivi, camifices (beul<strong>en</strong>),<br />
fabri sandapilarum (doodkist<strong>en</strong>makers) <strong>en</strong> Galli. M<strong>en</strong> ziet dat <strong>Couperus</strong> eén <strong>van</strong> de verachte<br />
categorieën, de fabri sandapilarum, heeft ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> andere, de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong>. Die zijn<br />
blijkbaar nog niet binn<strong>en</strong> Juv<strong>en</strong>alis’ gezichtskring gekom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong><br />
spel<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> zekere rol; dat <strong>het</strong> niet zeer waarschijnlijk is dat Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> zich in Nilus’ kroeg<br />
zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> opgehoud<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> andere zaak. Interessant is verder dat later in de roman, bij<br />
de beschrijving <strong>van</strong> <strong>het</strong> publiek dat de ‘minste’ rang<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> theater <strong>van</strong> Pompeius vult, de<br />
reeks weer ongeveer terugkomt: ‘... de diev<strong>en</strong> <strong>en</strong> beul<strong>en</strong>, de lijk<strong>en</strong>dragers, de matroz<strong>en</strong> <strong>van</strong> Ostia<br />
<strong>en</strong> hun meid<strong>en</strong>, de bedel<strong>en</strong>de Galli...’ 12 . Ditmaal zijn de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> er niet bij, omdat m<strong>en</strong> nu<br />
e<strong>en</strong>maal niet kan aannem<strong>en</strong> dat zij theatervoorstelling<strong>en</strong> bezocht hebb<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> categorie,<br />
die verwant is met de ‘fabri sandapilarum’, nl. de lijk<strong>en</strong>dragers, is weer opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Als m<strong>en</strong><br />
verder bed<strong>en</strong>kt dat zowel bij <strong>Couperus</strong> in de taveerne <strong>van</strong> Nilus als bij Juv<strong>en</strong>alis in de kroeg in<br />
Ostia person<strong>en</strong> <strong>van</strong> hogere sociale rang zich met <strong>het</strong> gem<strong>en</strong>gde gezelschap <strong>van</strong> de andere gast<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>canailler<strong>en</strong>, lijkt de verbinding tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> origineel <strong>van</strong> Juv<strong>en</strong>alis <strong>en</strong> de navolging bij <strong>Couperus</strong><br />
welzeker. Het is ongetwijfeld niet <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige geval.<br />
Verreweg de meeste person<strong>en</strong> <strong>van</strong> de roman zijn afkomstig uit de literatuur <strong>van</strong> de keizertijd, <strong>en</strong><br />
gewoonlijk functioner<strong>en</strong> zij in De Komediant<strong>en</strong> ongeveer zo als in de antieke bronn<strong>en</strong>.<br />
Voorbeeld<strong>en</strong> zijn in de wereld <strong>van</strong> de gladiator<strong>en</strong> Carpotorus de Jager, Priscus <strong>en</strong> Verus,<br />
Murrhinus <strong>en</strong> Triumfus. Alle<strong>en</strong> Colosseros, die <strong>Couperus</strong> nodig had als teg<strong>en</strong>hanger <strong>van</strong><br />
Carpoforus, is niet te vind<strong>en</strong> bij Martialis <strong>en</strong>/of Juv<strong>en</strong>alis; de naam komt uit Suetonius, zij <strong>het</strong><br />
niet uit di<strong>en</strong>s Vita Domitiani 13 . In de toneelwereld zijn de nam<strong>en</strong> Thymele, Latinus, Corinthus<br />
<strong>en</strong> L<strong>en</strong>tulus ook aan Martialis of Juv<strong>en</strong>alis ontle<strong>en</strong>d; <strong>Couperus</strong> heeft de mogelijkhed<strong>en</strong> die<br />
misschi<strong>en</strong> in L<strong>en</strong>tulus1 afkomst te vind<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, niet gebruikt 14 . Andere ‘auth<strong>en</strong>tieke’ nam<strong>en</strong><br />
zijn die <strong>van</strong> Tryfo de boekhandelaar, Cosmus de geurwerker, Earinus, <strong>Domitianus</strong>’ jonge<br />
gunsteling, die <strong>Couperus</strong> trouw<strong>en</strong>s zonder <strong>en</strong>ige grond e<strong>en</strong> patriciër noemt; hij heeft in <strong>het</strong>
165<br />
algeme<strong>en</strong> <strong>het</strong> begrip patriciër heel ruim <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>machtig gehanteerd. Dan Plinius’ vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
Zosimus <strong>en</strong> Hermes, <strong>en</strong> zo zoud<strong>en</strong> er nog vel<strong>en</strong> te noem<strong>en</strong> zijn. Nu <strong>en</strong> dan echter maakt e<strong>en</strong><br />
figuur zich los <strong>van</strong> zijn oorspronkelijke functie <strong>en</strong> gaat in de roman e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> nieuwe plaats<br />
innem<strong>en</strong>. Hermes bijv. die wij bij Plinius maar éénmaal vind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wel als verteg<strong>en</strong>woordiger <strong>van</strong><br />
zijn meester in e<strong>en</strong> zakelijke aangeleg<strong>en</strong>heid, is bij <strong>Couperus</strong> de beminnelijke, niet over-snuggere<br />
‘butler’ geword<strong>en</strong> <strong>van</strong> Plinius’ villa in Laur<strong>en</strong>tum; Marcella, die Martialis’ beschermvrouw was<br />
to<strong>en</strong> hij uit <strong>Rome</strong> naar zijn geboorteland Spanje terugkeerde, wordt de vri<strong>en</strong>din <strong>van</strong> de dichter<br />
met wie hij in Nom<strong>en</strong>tum bij <strong>Rome</strong> woont: ook de ‘emotiezoekster’ Nigrina speelt in de roman<br />
e<strong>en</strong> heel andere rol dan bij Martialis, <strong>en</strong> <strong>het</strong>zelfde geldt <strong>van</strong> Fabulla.<br />
Fabulla <strong>en</strong> Nigrina kunn<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> tot de kring <strong>van</strong> <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>. Daartoe<br />
behoort ook de moeder <strong>van</strong> de tweeling<strong>en</strong>, Crispina, die e<strong>en</strong> schepping <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>’ fantasie<br />
is. Maar broer Crispinus daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is bij Juv<strong>en</strong>alis <strong>en</strong> bij Martialis terug te vind<strong>en</strong>. Juv<strong>en</strong>alis<br />
karakteriseert hem als e<strong>en</strong> ‘monstrum nulla virtute redemptum....a vitiis’ 15 ; hij beschuldigt hem<br />
er <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Vestaalse maagd te hebb<strong>en</strong> verleid, <strong>en</strong> verder schuift hij hem gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>loze verkwisting<br />
in de scho<strong>en</strong><strong>en</strong>. Als voorbeeld daar<strong>van</strong> wordt gegev<strong>en</strong> dat Crispinus e<strong>en</strong>s voor zijn eig<strong>en</strong> tafel<br />
e<strong>en</strong> steur <strong>van</strong> 6000 sestertiën gekocht heeft. Nadat Juv<strong>en</strong>alis over deze <strong>en</strong>ormiteit heeft<br />
uitgeweid, gaat hij verder met e<strong>en</strong> anecdote waar weer e<strong>en</strong> vis de hoofdrol in speelt, <strong>en</strong><br />
Crispinus e<strong>en</strong> klein bijrolletje. Bij Ancona, in de buurt <strong>van</strong> de tempel <strong>van</strong> V<strong>en</strong>us, zou e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>orme tarbot ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> zijn, die de visser bestemde voor de tafel <strong>van</strong> de keizer. Die accepteerde<br />
hem graag, maar er was ge<strong>en</strong> pan groot g<strong>en</strong>oeg om de reusachtige vis toe te bereid<strong>en</strong>. Dus riep<br />
de keizer zijn aanzi<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong> (proceres) ter beraadslaging bije<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij kwam<strong>en</strong> haastig aanholl<strong>en</strong>,<br />
onder h<strong>en</strong> Crispinus, ‘vroeg in de ocht<strong>en</strong>d al druip<strong>en</strong>d <strong>van</strong> amoom, geur<strong>en</strong>d als twee begraf<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>’.<br />
Dat zijn de gegev<strong>en</strong>s uit Juv<strong>en</strong>alis IV, maar ook in zijn eerste satire had de dichter<br />
Crispinus reeds g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de absurditeit<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> in <strong>Rome</strong>, waardoor <strong>het</strong><br />
‘difficile est satiram non scribere’, is, zo zegt hij daar, dat Crispinus, ‘pars Niliacae plebis’, ‘verna<br />
Canopi’. zo verwekelijkt is dat hij in de zomer dunnere ring<strong>en</strong> aan zijn vingers draagt dan in de<br />
winter 16 .<br />
Van deze gegev<strong>en</strong>s heeft <strong>Couperus</strong> dankbaar gebruik gemaakt, <strong>en</strong> meer dan dat. Juv<strong>en</strong>alis zegt<br />
dat Crispinus e<strong>en</strong> Vestaalse maagd verleid heeft. <strong>Couperus</strong> spreekt over ‘de Vestaalse, die<br />
Crispinus verleid <strong>en</strong> verrad<strong>en</strong> had...’ 17 . Wij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> uit Suetonius wel <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> de Virgo<br />
Maxima Cornelia, die door <strong>Domitianus</strong> ter dood zou zijn gebracht 18 , maar er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />
red<strong>en</strong> om aan te nem<strong>en</strong> dat Crispinus daar iets mee te mak<strong>en</strong> had. Ev<strong>en</strong>min trouw<strong>en</strong>s met <strong>het</strong><br />
aanbied<strong>en</strong> <strong>van</strong> de grote tarbot: <strong>Couperus</strong> heeft e<strong>en</strong>voudig de twee viss<strong>en</strong>geschie de niss<strong>en</strong> uit<br />
Juv<strong>en</strong>alis IV geamalgameerd. Volg<strong>en</strong>s hem was <strong>het</strong> Crispinus ‘die de Keizer de beroemde Tarbot<br />
had aangebod<strong>en</strong>, in de Adria bij Ancona ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, bij de V<strong>en</strong>ustempel’ 19 . Beide verschuiving<strong>en</strong><br />
zijn m.i. bewust aangebracht, <strong>en</strong> wel om de verraderlijke <strong>en</strong> laaghartige trekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Crispinus<br />
duidelijker uit te lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Hij, de Egypt<strong>en</strong>aar <strong>van</strong> onduidelijke afkomst, Oosterling, die ook<br />
<strong>en</strong>kele trekk<strong>en</strong> heeft <strong>van</strong> Bagoas in Iskander, is <strong>het</strong> type hoveling, waar<strong>van</strong> m<strong>en</strong> alles kan<br />
verwacht<strong>en</strong>.<br />
Zijn afkomst is op zichzelf al e<strong>en</strong> merkwaardige zaak. Juv<strong>en</strong>alis noemt hem, zoals wij zag<strong>en</strong>,<br />
‘slaaf uit Canopus1. Martialis daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> spreekt over Memphis als zijn vaderstad 20 . Canopus<br />
ligt vlak bij Alexandrië, <strong>en</strong> Memphis dicht bij Cairo; ik schat de afstand Canopus-Memphis op<br />
ongeveer 200 K.M. Ongetwijfeld heeft Martialis <strong>het</strong> in dit geval bij <strong>het</strong> rechte eind, <strong>en</strong> heeft<br />
Juv<strong>en</strong>alis Canopus alle<strong>en</strong> maar g<strong>en</strong>oemd omdat dat e<strong>en</strong> plaats met e<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>kelijke reputatie
166<br />
was. <strong>Couperus</strong> introduceert Crispinus als ‘de Egypt<strong>en</strong>aar, die <strong>van</strong> Memfis kwam, – e<strong>en</strong> slaaf,<br />
zeide m<strong>en</strong>, uit Canope, niet zeker <strong>van</strong> de oorsprong <strong>van</strong> die intrigant, – ... 21 . Nu kan <strong>het</strong> ons<br />
volledig onverschillig lat<strong>en</strong>, waar Crispinus eig<strong>en</strong>lijk <strong>van</strong>daan kwam, maar wel is <strong>het</strong> interessant<br />
dat <strong>Couperus</strong> de moeilijkheid gezi<strong>en</strong> heeft, <strong>en</strong> nog veel interessanter is dat daaruit blijkt dat hij<br />
Martialis’ epigram gek<strong>en</strong>d heeft. Dat is nl. de <strong>en</strong>ige plaats in de Latijnse literatuur, waar<br />
Memphis als geboortestad <strong>van</strong> Crispinus g<strong>en</strong>oemd wordt. Nu laat dat epigram er ge<strong>en</strong> twijfel<br />
over bestaan dat Crispinus e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de machthebbers is geweest tot wie de arme dichter Martialis<br />
zijn vlei<strong>en</strong>de puntdicht<strong>en</strong> richtte, maar over deze kant <strong>van</strong> de zaak bewaart <strong>Couperus</strong> e<strong>en</strong><br />
volledig stilzwijg<strong>en</strong>. Die zou zijn conceptie <strong>van</strong> Martialis namelijk nogal bedorv<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />
Dat Martialis keizer <strong>Domitianus</strong> mateloos gevleid heeft, kun <strong>en</strong> wilde hij niet verzwijg<strong>en</strong>. Aan de<br />
andere kant behoort de dichter ook tot de kring <strong>van</strong> Plinius, die voortdur<strong>en</strong>d positief beoordeeld<br />
wordt. Dus heeft hij <strong>van</strong> hem e<strong>en</strong> luchthartige, wat Pallieterachtige figuur gemaakt, die<br />
<strong>het</strong> allemaal zo nauw <strong>en</strong> zo ernstig niet neemt, maar die juist doordat hij zo onbe<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door<br />
<strong>het</strong> lev<strong>en</strong> gaat, zo goedhartig is <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zo’n taalvirtuoos, bij de sombere <strong>en</strong> wantrouw<strong>en</strong>de<br />
keizer nog wel e<strong>en</strong>s iets weet te bereik<strong>en</strong>; hij houdt hem in e<strong>en</strong> goed humeur, al moet hij<br />
hem daarvoor telk<strong>en</strong>s weer met Juppiter vergelijk<strong>en</strong>. Dat is e<strong>en</strong> aanvaardbare visie, maar<br />
complim<strong>en</strong>teuze epigramm<strong>en</strong>, opgedrag<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> meer dan dubieuze hoveling, zijn in dat<br />
kader niet te plaats<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>ige oplossing voor de romancier is om ze weg te lat<strong>en</strong>.<br />
Zulke verschuiving<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> meer voor wanneer de auteur e<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn person<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />
bepaalde manier wil typer<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> goed voorbeeld, uit de kring <strong>van</strong> Plinius Minor, is L. Verginius<br />
Rufus, ‘Verginius Rufus, wie <strong>het</strong> gewicht aller eervolste ambt<strong>en</strong> op de schouders gedrukt had,<br />
die, na Vitellius, ter ere der Flaviërs – Vespasianus <strong>en</strong> de zijn<strong>en</strong> – of wellicht uit wijsgerige<br />
afkeer <strong>het</strong> hem aangebod<strong>en</strong> keizerlijk purper geweigerd had <strong>en</strong> die nu wachtte, wachtte, zo als<br />
e<strong>en</strong> grijsaard, met de zacht toestemm<strong>en</strong>de knikking zijns hoofds, wacht<strong>en</strong> kan...’ 22 . Dit beeld<br />
<strong>van</strong> de afstandelijke wijze, ver <strong>van</strong> alle aardse ambities <strong>en</strong> als grijsaard reeds met de dood<br />
vertrouwd, verrijkt ongetwijfeld de varietas <strong>van</strong> <strong>het</strong> toch al bonte gezelschap <strong>van</strong> Plinius’<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, maar <strong>het</strong> strookt niet recht met wat wij over Verginius Rufus wet<strong>en</strong>, met name uit<br />
e<strong>en</strong> brief <strong>van</strong> Plinius, die <strong>Couperus</strong> zeker gek<strong>en</strong>d heeft 23 . Verginius Rufus was in <strong>het</strong> jaar<br />
waarin <strong>het</strong> boek speelt, 82 jaar oud. Indertijd, in 68 <strong>en</strong> 69, had hij tweemaal geweigerd keizer te<br />
word<strong>en</strong>, niet na Vitellius zoals <strong>Couperus</strong> zegt, maar voór Galba <strong>en</strong> nà Otho. Het is mogelijk dat<br />
de gedachte aan de Flavii hem beïnvloed heeft, maar verder zull<strong>en</strong> zijn motiev<strong>en</strong> voor de<br />
weigering eerder <strong>van</strong> politieke dan <strong>van</strong> wijsgerige aard geweest zijn. Uit de g<strong>en</strong>oemde brief <strong>van</strong><br />
Plinius blijkt dat hij in 96 nog ge<strong>en</strong>szins afstand had gedaan <strong>van</strong> alle aardse ambities. In <strong>het</strong><br />
volg<strong>en</strong>de jaar, na de dood <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>, heeft hij zich door keizer Nerva tot consul lat<strong>en</strong><br />
b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong>. In dat jaar is hij, t<strong>en</strong>gevolge <strong>van</strong> e<strong>en</strong> heupfractuur, gestorv<strong>en</strong>. Bij de repetitie, mag<br />
m<strong>en</strong> wel zegg<strong>en</strong>, <strong>van</strong> de dankrede, die hij als pas b<strong>en</strong>oemd consul tot de keizer moest<br />
uitsprek<strong>en</strong>, is hem e<strong>en</strong> te zware boekrol uit de hand<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong>; to<strong>en</strong> is hij zelf uitgegled<strong>en</strong> op<br />
de gladde vloer <strong>en</strong> heeft zijn heup gebrok<strong>en</strong>. Die is verkeerd gezet <strong>en</strong> dat is hem fataal<br />
geword<strong>en</strong>. Hij komt bij mij eerder over als e<strong>en</strong> man <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Konrad Ad<strong>en</strong>auer dan als e<strong>en</strong><br />
door de ouderdom tot beschouwelijke wijsheid gelouterde m<strong>en</strong>s. Dat <strong>Couperus</strong> de brief, waarin<br />
Plinius over <strong>het</strong> ongeval <strong>en</strong> <strong>het</strong> overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> Verginius schrijft, heeft gek<strong>en</strong>d, is meer dan<br />
waarschijnlijk. In De Komediant<strong>en</strong> vermeldt hij nl. dat Verginius’ Plinius voogd is geweest, <strong>en</strong><br />
de brief is de <strong>en</strong>ige plaats waar dat medegedeeld wordt. Maar e<strong>en</strong> 82 jarige met de ambitie <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> ‘come-back’ in de politiek strookte niet met <strong>het</strong> beeld dat <strong>Couperus</strong> wilde gev<strong>en</strong>.<br />
Iets dergelijks is gebeurd met de schildering <strong>van</strong> Frontinus. ‘Die druk (nl. de druk <strong>van</strong>
167<br />
<strong>Domitianus</strong>’ tyrannie E.V.) was ook niet Van de e<strong>en</strong>voudiger ziel <strong>van</strong> Frontinus, de proconsul<br />
die onder Agricola in Britannië de <strong>Rome</strong>inse legio<strong>en</strong><strong>en</strong> geleid had <strong>en</strong> die, vlei<strong>en</strong>d, in zijn boek<br />
der Krijgslist<strong>en</strong> <strong>Domitianus</strong> e<strong>en</strong> groot veldheer g<strong>en</strong>oemd had, overwinnaar <strong>van</strong> Galliërs <strong>en</strong><br />
German<strong>en</strong>... Nu, <strong>van</strong> alle eerzucht bevrijd, rustig m<strong>en</strong><strong>en</strong>de te lev<strong>en</strong> in <strong>Rome</strong>...’ etc. 24 . Frontinus<br />
was echter in 96 nog in <strong>het</strong> geheel niet <strong>van</strong> alle eerzucht bevrijd. Niet zodra was <strong>Domitianus</strong> uit<br />
de weg geruimd of hij vervolgde zijn carrière: curator aquarum in 97, consul suffectus voor de<br />
tweede keer in 98, consul ordinarius sam<strong>en</strong> met keizer Trajanus in 100. <strong>Couperus</strong> wist <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
tweede consulaat <strong>van</strong> Frontinus 25 , maar heeft <strong>het</strong> vele jar<strong>en</strong> geantidateerd, waarschijnlijk juist<br />
omdat hij hem wilde voorstell<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> man, die, hoewel eerlijk <strong>en</strong> capabel, toch niet had<br />
geschroomd onder <strong>Domitianus</strong> carrière te mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met <strong>het</strong> oog daarop de keizer e<strong>en</strong><br />
overdrev<strong>en</strong> complim<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong>. Leest m<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s opmerking over <strong>Domitianus</strong> in de<br />
Stratagemata na 26 , dan blijk<strong>en</strong> Frontinus’ woord<strong>en</strong> in de roman meer nadruk te krijg<strong>en</strong> dan zij<br />
in <strong>het</strong> oorspronkelijke werk hebb<strong>en</strong>. Natuurlijk is <strong>het</strong> er <strong>Couperus</strong> niet om te do<strong>en</strong> geweest<br />
Frontinus in e<strong>en</strong> ongunstig daglicht te stell<strong>en</strong>, want de led<strong>en</strong> <strong>van</strong> Plinius’ vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>kring zijn tot<br />
op zekere hoogte sacrosanct, maar wel om hem te k<strong>en</strong>sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ietwat simpele ziel, niet<br />
<strong>van</strong> de intellectuele integriteit <strong>van</strong> mann<strong>en</strong> als Tacitus <strong>en</strong> Plinius. Van hun carrière onder<br />
<strong>Domitianus</strong> hur<strong>en</strong> wij dan ook ge<strong>en</strong> woord; toch wist <strong>Couperus</strong> natuurlijk heel wel dat zij<br />
beid<strong>en</strong> onder deze keizer o.a. praetor geweest zijn.<br />
Zulke lichte verschuiving<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> ook sam<strong>en</strong> met <strong>het</strong> verlang<strong>en</strong> om de onvrije <strong>en</strong> beklemm<strong>en</strong>de<br />
sfeer in <strong>Rome</strong> ‘m <strong>Domitianus</strong>’ laatste regeringsjar<strong>en</strong> te schilder<strong>en</strong>. Dat is <strong>Couperus</strong> over <strong>het</strong><br />
algeme<strong>en</strong> ook voortreffelijk gelukt. Hij laat zijn lezers de verstikk<strong>en</strong>de atmosfeer <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Palatium meevoel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de schrik <strong>en</strong> angst die de keizer om zich he<strong>en</strong> verbreidt, maar ook hier<br />
heeft hij hier <strong>en</strong> daar de kleur<strong>en</strong> wat sterker opgelegd dan op grond <strong>van</strong> de klassieke bronn<strong>en</strong><br />
gerechtvaardigd was. E<strong>en</strong> zinnetje, dat hij Crispinus over de keizer laat zegg<strong>en</strong>, is k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d:<br />
‘Hij is toch niet meer in die kuise bui <strong>van</strong> goede zed<strong>en</strong>...als hij was nadat hij Titus vermoord<br />
had’ 27 . In zo’n zinnetje wordt gesuggereerd dat <strong>Domitianus</strong>’ maatregel<strong>en</strong> op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> de<br />
zed<strong>en</strong>wetgeving niet meer dan e<strong>en</strong> bevlieging war<strong>en</strong>, én dat hij zijn broer vermoord heeft. Het<br />
eerste is pure ietwat boosaardige onderstelling, <strong>en</strong> <strong>het</strong> tweede uiterst onwaarschijnlijk, al deed<br />
dat gerucht natuurlijk bij Titus’ vroege dood de ronde. Andere gegev<strong>en</strong>s, die <strong>Couperus</strong> vooral<br />
aan Suetonius <strong>en</strong> Dio kon ontl<strong>en</strong><strong>en</strong>, zoals <strong>Domitianus</strong>’ lugubere spelletje met de vlieg<strong>en</strong>, zijn<br />
gesprekk<strong>en</strong> met de nar, de macabere festiviteit<strong>en</strong> die hij de s<strong>en</strong>aat aanbod, zijn zo gekoz<strong>en</strong> dat<br />
de onbegrijpelijke <strong>en</strong> onm<strong>en</strong>selijke kant<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>’ karakter op de voorgrond kom<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> niet de tragisch-m<strong>en</strong>selijke. <strong>Couperus</strong> is e<strong>en</strong> te consciëntieus auteur geweest om niet aan te<br />
duid<strong>en</strong> dat daarover in de bronn<strong>en</strong> wel iets te vind<strong>en</strong> was, maar deze aanduiding 28 zal toch voor<br />
de doorsnee lezer verlor<strong>en</strong> gaan. Ik vind <strong>het</strong> jammer dat ge<strong>en</strong> gebruik gemaakt is <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bek<strong>en</strong>dste <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>’ ‘dicta notabilia’: <strong>Domitianus</strong> placht te zegg<strong>en</strong> dat vorst<strong>en</strong> te<br />
beklag<strong>en</strong> zijn, omdat zij, als zij e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>zwering ontdekt hebb<strong>en</strong>, niet geloofd word<strong>en</strong> t<strong>en</strong>zij<br />
zij er bij omgekom<strong>en</strong> zijn 29 .<br />
M<strong>en</strong> moet natuurlijk wel bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat keizer <strong>Domitianus</strong> in de roman e<strong>en</strong> figuur op de<br />
achtergrond blijft. In <strong>het</strong> middelpunt staan de tweeling<strong>en</strong> Cecilius <strong>en</strong> Cecilianus, met bijzondere<br />
liefde getek<strong>en</strong>d als ras-artist<strong>en</strong> <strong>en</strong> kwajong<strong>en</strong>s tegelijk. Hun artistieke betek<strong>en</strong>is is met allerlei<br />
middel<strong>en</strong> onderstreept, <strong>en</strong> ook wel wat opgevijzeld. In de eerste plaats doordat <strong>het</strong> aantal<br />
toeschouwers voor wie zij in <strong>het</strong> theater <strong>van</strong> Pompeius optred<strong>en</strong>, behoorlijk overdrev<strong>en</strong> is. Als<br />
m<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>kt dat <strong>het</strong> Colosseum waarschijnlijk ongeveer 50.000 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kon bevatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
groot theater als dat <strong>van</strong> Epidaurus 12.000, lijkt <strong>het</strong> aantal <strong>van</strong> 40.000 zitplaats<strong>en</strong> in <strong>het</strong>
168<br />
<strong>Rome</strong>inse theater niet heel aannemelijk. In de tweede plaats wordt meer dan e<strong>en</strong>s gezegd dat de<br />
tweeling<strong>en</strong> in de Bacchides de hoofd roll<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> 30 , <strong>en</strong> de jong<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> dan ook duidelijke<br />
ster-allures. In werkelijkheid echter kom<strong>en</strong> de twee zusters Bacchis alle<strong>en</strong> in de eerste <strong>en</strong> in de<br />
laatste scène <strong>van</strong> <strong>het</strong> naar h<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde stuk voor! Ook hier kan de opmerkzame lezer de<br />
waarheid bevroed<strong>en</strong> 31 , maar de indruk wordt dan toch gewekt dat de twee jong<strong>en</strong>s <strong>het</strong> succes<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk bepal<strong>en</strong>. Daarom misschi<strong>en</strong> ook heeft <strong>Couperus</strong> deze eerste <strong>en</strong> laatste scène door<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> musical <strong>en</strong> revue wat verlev<strong>en</strong>digd, <strong>en</strong> dat is nu weer niet geheel <strong>en</strong> al in<br />
overe<strong>en</strong>stemming met de stijl, waarin naar zijn m<strong>en</strong>ing <strong>het</strong> stuk werd opgevoerd: de ‘hogere<br />
palliata’, ‘statarisch, bedáard, hoewel komisch, altijd hóog-komisch...’ 32 . In die stijl heeft<br />
<strong>Couperus</strong> de eerste verz<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk, waar<strong>van</strong> zoals m<strong>en</strong> weet de proloog niet bewaard is,<br />
vertaald. In De Komediant<strong>en</strong> luid<strong>en</strong> die verz<strong>en</strong>:<br />
Bacchis I: Zou ’t niet, o zuster ’t beste zijn, zo ik,<br />
Terwijl gij zweegt, sprak met die jongeling daar?<br />
Bacchis II: Doe dat, mijn liefste... 33<br />
M<strong>en</strong> mag zich afvrag<strong>en</strong> hoe <strong>Couperus</strong> geoordeeld zou hebb<strong>en</strong> over Hemelrijks vertaling <strong>van</strong><br />
dezelfde regels:<br />
Bacchis I: Meid als jij je mond e<strong>en</strong>s hield, <strong>en</strong> mij liet prat<strong>en</strong>,<br />
Bacchis II: Prachtig, ja....’ 34<br />
Ik wil er ge<strong>en</strong> oordeel over uitsprek<strong>en</strong> welke <strong>van</strong> de beide vertaling<strong>en</strong> de geest <strong>van</strong> <strong>het</strong> origineel<br />
<strong>het</strong> meest nabij komt, maar <strong>het</strong> is natuurlijk over-duidelijk dat <strong>Couperus</strong> voor e<strong>en</strong> bepaalde stijl<br />
gekoz<strong>en</strong> heeft. Zijn Plautusvoorstelling<strong>en</strong> zijn niet boers, niet ‘populair’, meer Grieks dan<br />
<strong>Rome</strong>ins <strong>en</strong> nog meer Hell<strong>en</strong>istisch maar in elk geval met de naglans <strong>van</strong> Helle<strong>en</strong>se schoonheid.<br />
Die glans straalt ook af op de tweeling<strong>en</strong>, die beg<strong>en</strong>adigde kunst<strong>en</strong>aars zijn <strong>en</strong> in zekere zin<br />
hoeders <strong>van</strong> Hellas’ erf<strong>en</strong>is. Aan de andere kant word<strong>en</strong> zij getek<strong>en</strong>d als echte kwajong<strong>en</strong>s, <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> kwajong<strong>en</strong>sachtigheid die niet speciaal <strong>Rome</strong>ins, maar <strong>van</strong> alle tijd<strong>en</strong> is. Hier kunn<strong>en</strong><br />
ev<strong>en</strong>goed Amsterdamse of Haagse straatjong<strong>en</strong>s model gestaan hebb<strong>en</strong> als hun leeftijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong><br />
uit <strong>het</strong> 20e eeuwse <strong>Rome</strong> of Napels. Zoals de gehele schildering <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> in <strong>het</strong> keizerlijke<br />
<strong>Rome</strong> veel elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bevat, die ontle<strong>en</strong>d zijn aan moderne, Nederlandse of Italiaanse sted<strong>en</strong>.<br />
<strong>Couperus</strong>’ roman De Komediant<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> virtuoos boek. De verm<strong>en</strong>ging <strong>van</strong> fantasie <strong>en</strong><br />
overgeleverde historie heeft e<strong>en</strong> zeer geloofwaardig beeld opgeleverd <strong>van</strong> <strong>Domitianus</strong>’ <strong>Rome</strong>.<br />
Natuurlijk wet<strong>en</strong> wij niet of <strong>het</strong> werkelijk zo geweest is, <strong>en</strong> natuurlijk zijn er grotere <strong>en</strong> kleinere<br />
tekortkoming<strong>en</strong> te constater<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>ige die mij bij de herlezing altijd weer stoort is de<br />
beschrijving <strong>van</strong> de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> in <strong>Rome</strong>, die noch in hun zure izegrimmigheid noch in hun<br />
plotselinge stral<strong>en</strong>de heiligheid erg overtuig<strong>en</strong>d zijn. Maar verder? Het is niet heel waarschijnlijk<br />
dat Nilus op de markt tomat<strong>en</strong> heeft gezi<strong>en</strong>, dat Zosimus op e<strong>en</strong> dwarsfluit speelde, dat<br />
Crispinus zijn contract op<strong>en</strong>vouwde (<strong>en</strong> niet uitrolde) <strong>en</strong> dat er in 96 al e<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>klooster in<br />
Efeze was. Zo kan m<strong>en</strong> nog wel e<strong>en</strong> paar vergissing<strong>en</strong> opnoem<strong>en</strong>, maar alle te zam<strong>en</strong> zijn zij <strong>van</strong><br />
ge<strong>en</strong> belang. Van belang is alle<strong>en</strong> dat <strong>Couperus</strong> dankzij zijn tal<strong>en</strong>t als schrijver <strong>en</strong> dankzij noeste<br />
studie <strong>het</strong> keizerlijke <strong>Rome</strong> voor ons tot lev<strong>en</strong> heeft gebracht.<br />
Groning<strong>en</strong>, januari 1978
NOTEN<br />
1 Passages uit De Komediant<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geciteerd<br />
naar de uitgave Louis <strong>Couperus</strong> Verzameld<br />
Werk, deel X, Amsterdam-Antwerp<strong>en</strong> 1955, gecorrigeerd<br />
door G. Stuiveling <strong>en</strong> H.A. Ett.<br />
2 p. 10<br />
3 Louis <strong>Couperus</strong> Verzameld Werk deel III, 1953<br />
(G. Stuiveling) p. 63<br />
4 p. 114; Propertius IV, 2<br />
5 p. 72; Quintilianus Institutio Oratoria Liber VI,<br />
prooemium<br />
6 p. 84; P. Papinius Statius Silvae III. 5<br />
7 p. 145; A. Gellius 11,24,2 <strong>en</strong> XVIII,2,11; Ovid.<br />
Fasti IV, 353 e.v.<br />
8 p. 12; Valerius Maximus 11,10,8, maar mogelijk<br />
ook uit de Christelijke traditie, o.a. Tertulüanus<br />
De Spectaculis 17<br />
9 p. 207 e.v.<br />
10 p. 9<br />
11 Juv<strong>en</strong>alis Satirae III, 8,174<br />
12 p. 152<br />
13 Suetonius C. Caligula 35. E<strong>en</strong> zekere Esius Proculus<br />
kreeg de bijnaam Colosseros ‘ob egregiam<br />
corporis amplitudinem et speciem.’ Hij was<br />
ge<strong>en</strong> gladiator, maar werd door de keizer ge*<br />
dwong<strong>en</strong> in de ar<strong>en</strong>a te vecht<strong>en</strong>.<br />
14 bijv. p. 119; Juv<strong>en</strong>alis III, 8,187<br />
15 Juv<strong>en</strong>alis I, 4, 2/3; de anecdote over de steur<br />
ibidem 15 e.v. <strong>en</strong> die over de tarbot ibidem 37<br />
e.v.<br />
169<br />
16 Juv<strong>en</strong>alis I,1, 26-30, p. 135<br />
17 p. 135; Juv<strong>en</strong>alis IV. 9-10<br />
18 Suetonius <strong>Domitianus</strong> 8<br />
19 p. 131, zie ook p. 73 waar <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong><br />
Crispinus <strong>en</strong> de tarbot aan Juv<strong>en</strong>alis wordt toegeschrev<strong>en</strong>.<br />
20 Martialis VII, 99<br />
21 p. 131<br />
22 p. 73<br />
23 Plinius Epistulae 11,1<br />
24 p. 73<br />
25 p. 275<br />
26 Fontinus Stratagemata 1,1,8<br />
27 p. 129<br />
28 p. 71<br />
29 Suetonius <strong>Domitianus</strong> 20<br />
30 bijv. p. 120<br />
31 In de eerste plaats op p. 82 (Plinius): ‘de vrouweroll<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de klassieke komedie zijn niet zo<br />
heel lang <strong>en</strong> zwaar...’, <strong>en</strong> nog duidelijker p. 314,<br />
waar de dominus gregis zegt, dat de eerstevrouweroll<strong>en</strong><br />
best door e<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong>d komediantje<br />
gespeeld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
32 p. 178, e<strong>en</strong> uitspraak <strong>van</strong> Quintilianus<br />
33 p. 180<br />
34 Dr. J. Hemelrijk De gezusters Bacchis, Pho<strong>en</strong>ix<br />
Klassieke Pockets, Hilversum-Antwerp<strong>en</strong> 1967
170<br />
Petronius bij <strong>Couperus</strong><br />
J.B.W. Polak<br />
H<strong>en</strong>rico consolatori<br />
In Petronius moet <strong>Couperus</strong>, die zichzelf<br />
graag zag als romeins burger-in-e<strong>en</strong>-vroegerlev<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> zielsverwant hebb<strong>en</strong> begroet. Beid<strong>en</strong><br />
bezat<strong>en</strong> dandy-achtige trekk<strong>en</strong>, beid<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> onder <strong>het</strong> voorw<strong>en</strong>dsel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verfijnd<br />
zich lat<strong>en</strong> gaan, hard gewerkt <strong>en</strong> bij<br />
beid<strong>en</strong> ook war<strong>en</strong> hun erotische verlang<strong>en</strong>s<br />
in aanzi<strong>en</strong>lijke mate op <strong>het</strong> eig<strong>en</strong> geslacht<br />
gericht. Zoud<strong>en</strong> meer overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
gevraagd, ze war<strong>en</strong> zeker te vind<strong>en</strong>, als<br />
althans de door Tacitus in e<strong>en</strong> onvergelijkelijke<br />
karakteristiek gesc<strong>het</strong>ste maïtre-deplaisir<br />
aan Nero’s hof gelijk gesteld mag word<strong>en</strong><br />
met de schrijver <strong>van</strong> e<strong>en</strong> erotische, op<br />
<strong>het</strong> strami<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Odyssee opgezette<br />
schelm<strong>en</strong>roman, waar<strong>van</strong> ons, wellicht nog<br />
in geëxcerpeerde vorm ook, om<strong>van</strong>grijke<br />
brokstukk<strong>en</strong> zijn overgeleverd uit <strong>het</strong> vijfti<strong>en</strong>de<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> zesti<strong>en</strong>de boek. <strong>Couperus</strong> is<br />
overig<strong>en</strong>s bij lange na niet de <strong>en</strong>ige symbolistisch-decad<strong>en</strong>te<br />
auteur die Petronius bewondert.<br />
J.K. Huysmans laat in A Rebours, sinds<br />
kort in <strong>het</strong> nederlands verkrijgbaar onder de<br />
titel Teg<strong>en</strong> de keer, de zedelijk <strong>en</strong>igszins<br />
gezonk<strong>en</strong> held <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal Des Esseintes<br />
zijn voorliefde verklar<strong>en</strong> voor <strong>het</strong> Satyricon:<br />
– deze roman fascineerde Des Esseintes. In<br />
zijn geraffineerde stijl, scherpe waarneming<br />
<strong>en</strong> solide opbouw zag hij e<strong>en</strong> wonderlijke<br />
overe<strong>en</strong>komst, e<strong>en</strong> merkwaardige analogie<br />
met de <strong>en</strong>kele moderne franse romans die<br />
hij kon verdrag<strong>en</strong> ‘ (vert. Jan Siebelink). Des<br />
Esseintes gaat zelfs zover <strong>het</strong> verlies te betreur<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> twee niet bestaande werk<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Petronius, de Eustion <strong>en</strong> de Abuttia... Ook<br />
aangaande e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gelse literator uit <strong>het</strong> einde<br />
<strong>van</strong> de vorige eeuw wordt overgeleverd, dat<br />
hij zich als jong<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de dagelijkse kerkdi<strong>en</strong>st<br />
dusdanig verveelde, dat hij zijn beide<br />
Petronius-edities liet inbind<strong>en</strong> in zwart leer<br />
alsof <strong>het</strong> kerkboek<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, zodat hij ongehinderd<br />
<strong>van</strong> ‘dit brok rauw, smeuïg romeins<br />
lev<strong>en</strong>’ kon g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>, zonder in opspraak te<br />
gerak<strong>en</strong> of zijn naaste omgeving zelfs maar<br />
op de gedachte te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat hij zijn aandacht<br />
niet gericht zou hebb<strong>en</strong> op de aan de<br />
gang zijnde godsdi<strong>en</strong>stoef<strong>en</strong>ing. E<strong>en</strong> flauwe<br />
afglans <strong>van</strong> die neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse bewondering<br />
is te vind<strong>en</strong> in <strong>het</strong> vermaarde gedicht<br />
<strong>van</strong> T.S. Eliot The Waste Land: aan de aan<strong>van</strong>g<br />
der verz<strong>en</strong> gaat e<strong>en</strong> merkwaardige <strong>en</strong><br />
voor velerlei uitleg vatbare uitspraak <strong>van</strong><br />
Trimalchio vooraf: – de Sibylle heb ik in<br />
Cumae met eig<strong>en</strong> og<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> fles zi<strong>en</strong> hang<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s als de kinder<strong>en</strong> haar vroeg<strong>en</strong>:<br />
‘Sibylle, wat wilje? ’, antwoordde ze: ‘ik wil<br />
sterv<strong>en</strong>.’ Het Gastmaal <strong>van</strong> Trnnalchio, <strong>het</strong><br />
<strong>en</strong>ige aane<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong>, niet tot fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
verbrokkelde gedeelte uit <strong>het</strong> Satyricon,<br />
heeft <strong>Couperus</strong> in zijn bewerking ev<strong>en</strong>wel<br />
niet b<strong>en</strong>ut. In zijn zeer vrije navertelling,<br />
getiteld Van vagebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schelm<strong>en</strong>, begint<br />
<strong>Couperus</strong> daar, waar de overgeleverde fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Satvricon voor ons t<strong>en</strong> naas-
te bij ophoud<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wel met ‘de schipbreuk’<br />
<strong>en</strong> ‘de erf<strong>en</strong>isjagers <strong>van</strong> Croton’; wij war<strong>en</strong><br />
gered! – zo zet <strong>Couperus</strong> zijn vertelling in<br />
– de zee met nog woed<strong>en</strong>de golv<strong>en</strong>, die ons<br />
ophiev<strong>en</strong> naar de lucht, <strong>en</strong> neer dompeld<strong>en</strong><br />
in de afgrond, de zee spoelde de mast. waaraan<br />
ik mij klemde, aan strand...’<br />
Welke is de gang <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal bij Petronius,<br />
voorzover fragm<strong>en</strong>tarisch aan ons overgeleverd?<br />
Om de relatie tuss<strong>en</strong> de vertelling<br />
<strong>van</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>en</strong> de brokstukk<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Satyricon te kunn<strong>en</strong> overzi<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> verkorte<br />
weergave <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorafgaande waar <strong>Couperus</strong>,<br />
zij <strong>het</strong> zeer eclectisch te werk gaande,<br />
gebruik <strong>van</strong> heeft gemaakt, nodig. De gepoogde<br />
reconstructies <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon lop<strong>en</strong><br />
uite<strong>en</strong>. H<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele scène <strong>van</strong> slechts eest<br />
paar regels l<strong>en</strong>gte lijkt nauwelijks invoegbaar,<br />
maar de vervreemdingseffect<strong>en</strong> die de huidige<br />
bewerking<strong>en</strong> voor film <strong>en</strong> televisie –<br />
hoe verdi<strong>en</strong>stelijk ook – beög<strong>en</strong> op te roep<strong>en</strong>,<br />
miss<strong>en</strong> elke grond. Wanneer <strong>het</strong> verhaal<br />
voor ons begint met, zoals e<strong>en</strong> der handschrift<strong>en</strong><br />
aangeeft, excerpt<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> vijfti<strong>en</strong>de<br />
boek, is Encolpius. de voornaamste held<br />
<strong>van</strong> de roman <strong>en</strong> tegelijk de verteller, do<strong>en</strong>de<br />
sam<strong>en</strong> met zijn zwerfmakker Ascyltos, de<br />
oudejaarsstud<strong>en</strong>t in de red<strong>en</strong>aarskunst te<br />
spel<strong>en</strong> onder de toehoorders <strong>van</strong> de r<strong>het</strong>or<br />
Agamemnon – toespeling<strong>en</strong> op de Home»<br />
rische ep<strong>en</strong> zijn alle<strong>en</strong> al door de naamgeving<br />
der medebetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> nimmer afwezig.<br />
Agamemnon blijkt in zijn omgeving, vermoedelijk<br />
Puteoli, e<strong>en</strong> locale beroemdheid,<br />
vaak aan tafel g<strong>en</strong>ood bij aanzi<strong>en</strong>lijke intellectuel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> wie daarvoor wilde doorgaan.<br />
Op <strong>het</strong> og<strong>en</strong>blik dat de r<strong>het</strong>or is uitgeöreerd<br />
<strong>en</strong> naar buit<strong>en</strong> komt om e<strong>en</strong> luchtje te<br />
schepp<strong>en</strong>, treft hij daar Encolpius aan die<br />
met k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> zak<strong>en</strong> <strong>van</strong> leer trekt teg<strong>en</strong> de<br />
moderne welsprek<strong>en</strong>dheid met haar gruwelijke<br />
effectbejag <strong>en</strong> zucht naar s<strong>en</strong>satie.<br />
Encolpius uit zijn bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de ‘geest<br />
<strong>van</strong> de eeuw’ echter wel in de vorm <strong>van</strong>...<br />
171<br />
e<strong>en</strong> declamatie. De r<strong>het</strong>or Agamemnon is blij<br />
verrast, want hij heeft e<strong>en</strong> geestverwant ontdekt.<br />
Hij moet wel, zo vertrouwt hij Encolpius<br />
toe, anders zou hij weldra voor lege<br />
bank<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedoemd zijn tot de bedelstaf.<br />
Agamemnon <strong>en</strong> de beide metgezell<strong>en</strong><br />
wandel<strong>en</strong> wat rond <strong>en</strong> de r<strong>het</strong>or stelt voor<br />
h<strong>en</strong> te introducer<strong>en</strong> bij Trimalchio, naar <strong>het</strong><br />
blijkt de opperpo<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> stadje. Intuss<strong>en</strong><br />
heeft Ascyltos ongemerkt afgehaakt met<br />
minder goede bedoeling<strong>en</strong>. Hij heeft <strong>het</strong> jonge<br />
broertje-vri<strong>en</strong>dje <strong>van</strong> Encolpius, Gito g<strong>en</strong>aamd,<br />
oneerbaar b<strong>en</strong>aderd, wat tot allerlei<br />
verwikkeling<strong>en</strong> voert die zull<strong>en</strong> uitlop<strong>en</strong> op<br />
e<strong>en</strong> volledige scheiding <strong>van</strong> tafel <strong>en</strong> bed tuss<strong>en</strong><br />
de beide b<strong>en</strong>tg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Maar <strong>het</strong> gastmaal<br />
bij Trimalchio will<strong>en</strong> ze nog sam<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>,<br />
Gito, om wie hun ruzie draait, als di<strong>en</strong>stpage<br />
staande achter de beide her<strong>en</strong>. Middelerwijl<br />
zi<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> kans, onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar,<br />
de weg terug naar hun logem<strong>en</strong>t volkom<strong>en</strong><br />
kwijt te rak<strong>en</strong>, om elkaar t<strong>en</strong>slotte verbouwereerd<br />
in e<strong>en</strong> bordeel weer terug te vind<strong>en</strong>,<br />
waaruit zij vecht<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> uitweg moet<strong>en</strong><br />
zoek<strong>en</strong>, Encolpius er he<strong>en</strong> gebracht zijnde <strong>en</strong><br />
nog wel met e<strong>en</strong> hic debes habitare door e<strong>en</strong><br />
oud besje dat hij de weg had gevraagd, Ascyltos<br />
door e<strong>en</strong> op <strong>het</strong> oog eerzame huisvader,<br />
die hem had lastig gevall<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>. Na<br />
belev<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> met hun reiskas <strong>en</strong> e<strong>en</strong> daarmee<br />
verbond<strong>en</strong> kledingdiefstal, de sch<strong>en</strong>nis <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>ritueel <strong>en</strong> de kwell<strong>en</strong>de verzo<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
die daarop moet<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>, breekt de<br />
dag aan <strong>van</strong> de maaltijd vol verrassing<strong>en</strong> bij<br />
Trimalchio. De sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de beschrijving<br />
daar<strong>van</strong>, die dank zij e<strong>en</strong> later gevond<strong>en</strong><br />
handschrift geheel is overgeleverd, le<strong>en</strong>t zich<br />
moeilijk voor parafrase <strong>en</strong> is teg<strong>en</strong>woordig in<br />
e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>waardige nederlandse vertaling <strong>van</strong><br />
de hand <strong>van</strong> Dr. A.D. Leeman, hoogleraar<br />
latijn te Amsterdam, e<strong>en</strong>voudig bereikbaar.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> valt deze episode volstrekt buit<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> kader <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>’ bewerking, al is<br />
e<strong>en</strong> <strong>en</strong> -ander er<strong>van</strong> wel terug te vind<strong>en</strong> in
172<br />
<strong>Couperus</strong>’ mooiste antieke verbeelding De<br />
Komediant<strong>en</strong>. De dialog<strong>en</strong> in de herberg <strong>van</strong><br />
de romeinse suburra zijn Petronius waardig<br />
<strong>en</strong> veel <strong>van</strong> de kleine ondeugd Gito – in<br />
zekere zin dé intellig<strong>en</strong>tie in <strong>het</strong> Satyricon –<br />
keert weer in <strong>Couperus</strong>’ creatie <strong>van</strong> de ‘ondeug<strong>en</strong>de<br />
b<strong>en</strong>gels’ (zoals hij ze zelf in e<strong>en</strong><br />
brief noemt, gericht tot Dr. W.E.J. Kuiper),<br />
Cecilius <strong>en</strong> Cecilianus. Na de surprise-party,<br />
door <strong>het</strong> drietal nog gezam<strong>en</strong>lijk g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>,<br />
volgt e<strong>en</strong> reeks redelijk sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />
zodat de draad <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal niet<br />
verlor<strong>en</strong> gaat. Nieuwe verwikkeling<strong>en</strong> do<strong>en</strong><br />
zich voor tuss<strong>en</strong> Encolpius <strong>en</strong> Ascyltos: hun<br />
on<strong>en</strong>ighed<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich, ofschoon ze al beslot<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> uite<strong>en</strong> te gaan, als te vor<strong>en</strong> op<br />
de g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de ‘di<strong>en</strong>stpage’ Gito.<br />
Volkom<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> zijn verwachting in verliest<br />
Encolpius de strijd als Ascyltos grootmoedig<br />
heeft voorgesteld Gito bij de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
boedelscheiding niet door midd<strong>en</strong> te<br />
snijd<strong>en</strong>, maar hem zelf te lat<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> naar<br />
welk <strong>van</strong> beide partners zijn voorkeur uitgaat.<br />
Encolpius is heel zeker <strong>van</strong> zijn zaak,<br />
maar... Ascyltos wordt gekoz<strong>en</strong>. Zij beid<strong>en</strong><br />
vertrekk<strong>en</strong>, Encolpius neerslachtig <strong>en</strong> verbijsterd<br />
achterlat<strong>en</strong>de. Om zijn geest wat te<br />
verzett<strong>en</strong> begeeft deze zich, na eerst met e<strong>en</strong><br />
zwaard <strong>en</strong> wraakplann<strong>en</strong> – onvoorzi<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
tot zijn geluk verijdeld – te hebb<strong>en</strong> rondgelop<strong>en</strong>,<br />
naar e<strong>en</strong> schilderij<strong>en</strong>museum – niet<br />
de <strong>en</strong>ige plaats in de antieke literatuur, waar<br />
gewag wordt gemaakt <strong>van</strong> voor <strong>het</strong> publiek<br />
toegankelijke kunstverzameling<strong>en</strong>. In <strong>het</strong><br />
museum ronddwal<strong>en</strong>d, bewondert Encolpius<br />
de t<strong>en</strong>toongestelde werk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Zeuxis <strong>en</strong><br />
Apelles. Niet zonder huivering neemt hij de<br />
sc<strong>het</strong>s<strong>en</strong> <strong>van</strong> Protog<strong>en</strong>es ter hand. De aanblik<br />
<strong>van</strong> de schitter<strong>en</strong>d weergegev<strong>en</strong> taferel<strong>en</strong>,<br />
ontle<strong>en</strong>d aan goddelijke liefdesavontur<strong>en</strong>,<br />
doet Encolpius verzucht<strong>en</strong> dat ook voor zijn<br />
eig<strong>en</strong> hartstochtelijke gevoel<strong>en</strong>s sympathie<br />
moet bestaan. Zijn verzuchting<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> de<br />
aandacht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> grijsaard, ‘zwanger <strong>van</strong><br />
grote ding<strong>en</strong>, maar weinig indrukwekk<strong>en</strong>d<br />
<strong>van</strong> kledij’. Dat moet wel e<strong>en</strong> literator zijn!<br />
üe liefde voor de kunst heeft niemand ooit<br />
rijk gemaakt. Dit is <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de k<strong>en</strong>nismaking<br />
met e<strong>en</strong> ‘beginselvast idealist in alles’,<br />
veeleer geleerd declamator overig<strong>en</strong>s dan<br />
de dichter die hij voorgeeft te zijn. Op <strong>het</strong><br />
mom<strong>en</strong>t dat Encolpius in diepe aandacht<br />
verzonk<strong>en</strong> staat voor e<strong>en</strong> prachtige schildering,<br />
die de inneming <strong>van</strong> Troje uitbeeldt,<br />
barst de dichter, Eumolpus is zijn naam, uit<br />
in e<strong>en</strong> niet te stuit<strong>en</strong> verz<strong>en</strong>vloed, de zoge<strong>het</strong><strong>en</strong><br />
Troiae halosis, waar<strong>van</strong> de verschrikkelijke<br />
r<strong>het</strong>oriek – to<strong>en</strong>maals e<strong>en</strong> geslaagde<br />
parodie op de epische gedicht<strong>en</strong> uit Nero’s<br />
tijd (Juv<strong>en</strong>alis weet er later nog <strong>van</strong> mee te<br />
sprek<strong>en</strong>) – door Dr. A.D. Leeman onnavolg-<br />
‘baar in nederlandse verz<strong>en</strong> is getoonzet. St<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> andere museumbezoekers jag<strong>en</strong><br />
Eumolpus de straat op... In <strong>het</strong> badhuis, de<br />
verzamelplaats <strong>van</strong> romeins oud <strong>en</strong> jong,<br />
vindt Encolpius Gito terug. Deze sluit zich<br />
maar al te graag opnieuw bij Encolpius aan.<br />
De verkeerd geblek<strong>en</strong> keuze was hem ingegev<strong>en</strong><br />
uit zucht tot lijfsbehoud. Ascyltos bleek<br />
niet voor e<strong>en</strong> kleintje vervaard <strong>en</strong> had dreigem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
geuit... Nauwelijks hebb<strong>en</strong> zij zich<br />
met elkaar verzo<strong>en</strong>d – <strong>het</strong> is onderwijl donker<br />
geword<strong>en</strong> – of Eumolpus daagt op. Terecht<br />
vreest Encolpius e<strong>en</strong> tweede Ascyltos<br />
als concurr<strong>en</strong>t erbij gekreg<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>,<br />
want de grijze dichter dringt zijn g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>heid<br />
al te onstuimig aan Gito op. Later des<br />
avonds ziet Encolpius kans zijn ong<strong>en</strong>ode <strong>en</strong><br />
hinderlijke, want nog altijd te pas <strong>en</strong> te onpas<br />
in verz<strong>en</strong> losbarst<strong>en</strong>de mededinger buit<strong>en</strong><br />
de deur te sluit<strong>en</strong>. Er was zojuist ruzie<br />
uitgebrok<strong>en</strong> met de logem<strong>en</strong>thouder die de<br />
dichter voor e<strong>en</strong> insluiper had aangezi<strong>en</strong>, erop<br />
gespitst om zonder betaling straks weer te<br />
verdwijn<strong>en</strong>. Dronk<strong>en</strong> lied<strong>en</strong> <strong>en</strong> boze vrouwm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
uit andere kamers staan de waard bij<br />
<strong>en</strong> er ontstaat e<strong>en</strong> gevecht op de gang.<br />
Eumolpus slaat met e<strong>en</strong> hout<strong>en</strong> kandelaber
vervaarlijk urn zich he<strong>en</strong>, maar wordt deerlijk<br />
toegetakeld. Aan <strong>het</strong> gevecht komt onverwachts<br />
e<strong>en</strong> einde als de opzi<strong>en</strong>er <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
pand t<strong>en</strong> tonele verschijnt, deftig in e<strong>en</strong><br />
draagstoel <strong>van</strong>wege zijn jicht. Bargates, zo<br />
luidt zijn naam, is bov<strong>en</strong>al verontwaardigd<br />
als de gemolesteerde dichter zowaar zijn lijfpoëet<br />
blijkt te zijn. Op de gang is <strong>het</strong> nu stil:<br />
contubernalis mea mihi fastum facit. Ita, si<br />
me amas, maledic illam versibus, ut habeat<br />
pudorem. Aldus zulk e<strong>en</strong> op zichzelf staand<br />
fragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> twee korte regels, dat Dr.J.D.<br />
Meerwaldt in zijn schitter<strong>en</strong>de opstel Petronius<br />
de zi<strong>en</strong>er in humor laat aansluit<strong>en</strong> bij de<br />
Bargates-passage <strong>en</strong> als volgt interpreteert: –<br />
in de nu doodstil geword<strong>en</strong> gang geeft hij de<br />
dichter vóór <strong>het</strong> afscheid opdracht e<strong>en</strong> bijt<strong>en</strong>de<br />
satire voor hem te schrijv<strong>en</strong> op de<br />
verwaande kippekur<strong>en</strong> die zijn maitresse<br />
erop na houdt! Nog maar juist is de rust in<br />
<strong>het</strong> logem<strong>en</strong>t weergekeerd of e<strong>en</strong> omroeper,<br />
vergezeld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gerechtsdi<strong>en</strong>aar <strong>en</strong> <strong>en</strong>ige<br />
andere belangstell<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, tred<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>: de<br />
omroeper looft e<strong>en</strong> grote beloning uit aan de<br />
vinder <strong>van</strong> e<strong>en</strong> in <strong>het</strong> badhuis verlor<strong>en</strong><br />
knaap. – Leeftijd ongeveer zesti<strong>en</strong> jaar, krulhaar,<br />
meisjesachtig mooi, luister<strong>en</strong>d naar de<br />
naam Gito.’ Vlak bij de omroeper staat<br />
Ascyltos met e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> schaal waarin zich<br />
de toegezegde beloning bevindt. Encolpius<br />
beveelt Gito onder <strong>het</strong> bed te kruip<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
zich aan de onderkant <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedstel vast te<br />
klemm<strong>en</strong> als Odysseus eertijds had gedaan<br />
aan de buik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ram in de grot <strong>van</strong> de<br />
Cycloop. In handigheid bij <strong>het</strong> zoek<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de geschikte houding weet Gito Odysseus<br />
nog te overtreff<strong>en</strong>, – translatio, imitatio,<br />
aemulatio! <strong>het</strong> voorbeeld is niet te overtreff<strong>en</strong>,<br />
maar de inhoud di<strong>en</strong>t voorbijgestreefd.<br />
Ascyltos <strong>en</strong> de gerechtsdi<strong>en</strong>aar mak<strong>en</strong> hun<br />
ronde door alle vertrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> porr<strong>en</strong> met<br />
e<strong>en</strong> rietstaf, <strong>het</strong> <strong>van</strong> Bargates gele<strong>en</strong>de tek<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> di<strong>en</strong>s waardigheid, onder de bedd<strong>en</strong>. Als<br />
Gito zijn lichaam niet zo hoog mogelijk<br />
173<br />
teg<strong>en</strong> de vériuisde matras zou hebb<strong>en</strong> opgetrokk<strong>en</strong>,<br />
ware hij zeker ontdekt. Tot overmaat<br />
<strong>van</strong> ramp stormt nu de geblesseerde <strong>en</strong><br />
diep beledigde Eumolpus binn<strong>en</strong>, die wil verrad<strong>en</strong><br />
dat Gito zich schuil houdt bij Encolpius.<br />
Gito krijgt <strong>het</strong> onder de matras b<strong>en</strong>auwd<br />
<strong>en</strong> moet niez<strong>en</strong>, wat Eumolpus ertoe<br />
br<strong>en</strong>gt hem ‘gezondheid’ toe te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>...<br />
Gito, als steeds de verpersoonlijking <strong>van</strong> tact<br />
<strong>en</strong> intellig<strong>en</strong>tie, weet e<strong>en</strong> nieuwe uitbarsting<br />
<strong>van</strong> twist te voorkom<strong>en</strong>, terwijl hij voorzichtig<br />
<strong>het</strong> bloed stelpt <strong>van</strong> de wond op Eumolpus’<br />
voorhoofd. Eumolpus’ boosheid wijkt<br />
bij zulk e<strong>en</strong> tedere verzorging, maar er blijft<br />
slechts e<strong>en</strong> uitweg over: meegaan op <strong>het</strong><br />
vrachtschip waarop Eumolpus voor zichzelf<br />
<strong>en</strong> e<strong>en</strong> knecht passage heeft besprok<strong>en</strong>. Onmiddellijk<br />
daarop reeds staat e<strong>en</strong> matroos in<br />
de deurop<strong>en</strong>ing, man<strong>en</strong>de tot spoed. Na e<strong>en</strong><br />
gebed tot de sterr<strong>en</strong> – de <strong>Rome</strong>in heeft<br />
nooit veel met de zee op gehad, tek<strong>en</strong>t Dr.<br />
Meerwaldt bij deze plaats aan – schep<strong>en</strong> ook<br />
Encolpius <strong>en</strong> Gito zich in. Hoe <strong>het</strong> plan om<br />
scheep te gaan bij <strong>het</strong> drietal is opgekom<strong>en</strong>,<br />
blijkt niet uit de overgeleverde tekst. Ook<br />
<strong>het</strong> onverwachts opgedok<strong>en</strong> factotum <strong>van</strong><br />
Eumolpus stelt de filoloog voor problem<strong>en</strong>...<br />
De overtocht geeft aanleiding tot tal vari<br />
nieuwe verwikkeling<strong>en</strong>. Het is pas op dit<br />
punt <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal dat <strong>Couperus</strong> met zijn<br />
vrije bewerking in <strong>het</strong> spel komt. Juist de<br />
laatste brokstukk<strong>en</strong> Satyricon, welke ons<br />
zijn overgeleverd, weet <strong>Couperus</strong> hecht aane<strong>en</strong><br />
te snoer<strong>en</strong> tot zijn vertelling Van vagebond<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> schelm<strong>en</strong>, daarbij de meest aanstotelijke<br />
gedeelt<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>de voor wat ze zijn,<br />
niet geselt ikt in elk geval voor <strong>het</strong> publiek<br />
dat hij in <strong>het</strong> tweede dec<strong>en</strong>nium <strong>van</strong> onze<br />
eeuw dacht te bereik<strong>en</strong>.<br />
Het was wel te verwacht<strong>en</strong> geweest: de overtocht<br />
verliep niet zonder ongelukk<strong>en</strong>. Aangespoeld<br />
is, na geled<strong>en</strong> schipbreuk, ons illustere<br />
drietal, Encolpius, de verteller, Eumolpus, de<br />
dichter «a de door beid<strong>en</strong> gelijkelijk aan-
174<br />
bed<strong>en</strong> Gito. Nog <strong>en</strong>ige opvar<strong>en</strong>d<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />
zich vastklemm<strong>en</strong>d aan losgeslag<strong>en</strong> balk<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> navigium, lev<strong>en</strong>d op <strong>het</strong> strand neergekwakt.<br />
Van Ascyltos is in de latere gedeelt<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon ge<strong>en</strong> sprake meer, hij<br />
is volledig <strong>van</strong> <strong>het</strong> toneel verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Couperus</strong><br />
noemt hem niet.<br />
– Daar zijn we! zei somber Eumolpus. –<br />
Zonder e<strong>en</strong> as, <strong>en</strong> met alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nat hemd<br />
aan.’ Ik lachte. – Het wordt al zomer, zei ik.<br />
Het is niet koud. Straks is de woede <strong>van</strong> de<br />
zee bedaard <strong>en</strong> komt de zon door. Dan<br />
droog ik mijn tuniek.’ – Ik ook de mijne’,<br />
zei Gito. – Jullie hebb<strong>en</strong> mooi prat<strong>en</strong>, zei<br />
Eumolpus. Encolpius is e<strong>en</strong> gladiator, <strong>en</strong> jij,<br />
Gito, e<strong>en</strong> kleine Adonis. Jullie kunn<strong>en</strong> je vrij<br />
naakt verton<strong>en</strong>, als de zon doorkomt. Ik b<strong>en</strong><br />
oud, mager, pezig <strong>en</strong> lelijk. Ik toon mij niet<br />
gaarne naakt. Met e<strong>en</strong> kleed om b<strong>en</strong> ik waardig,<br />
omdat ik grrjs b<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn og<strong>en</strong> tintel<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> dichtvuur. Maar ontkleed b<strong>en</strong> ik belachelijk.’<br />
Zó <strong>Couperus</strong>. Uitgeput zijn ze <strong>en</strong> wat<br />
treurig, maar ine<strong>en</strong>s krijgt Eumolpus e<strong>en</strong> lumineus<br />
idee, want ze hebb<strong>en</strong> intuss<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
voorbijgangers vernom<strong>en</strong> dat ze in de buurt<br />
<strong>van</strong> de stad Croton zijn aangespoeld: Nu<br />
moet ge wet<strong>en</strong> wat de faam <strong>van</strong> Crotona is.<br />
Er bestaat géén andere stad, waar zó jacht<br />
wordt gemaakt op erf<strong>en</strong>is, waar zó rijke,<br />
kinderloze, oude mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vereerd<br />
word<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezocht, door h<strong>en</strong>, die hop<strong>en</strong><br />
g<strong>en</strong>oemd te word<strong>en</strong> in hun testam<strong>en</strong>t!<br />
De Crotoniat<strong>en</strong> zijn bek<strong>en</strong>d, berucht misschi<strong>en</strong>,<br />
mijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, om deze eig<strong>en</strong>schap.<br />
Welnu, hoor mij aan. Ik b<strong>en</strong> - hoewel inderdaad<br />
e<strong>en</strong> doodarme oude r<strong>het</strong>or <strong>en</strong> dichter -<br />
nu ik schipbreukeling b<strong>en</strong> hier op Crotona’s<br />
strand... e<strong>en</strong> schatrijk grondeig<strong>en</strong>aar, die ging<br />
<strong>van</strong> Ostia naar Karthago... Mijn navigium<br />
werd de prooi der bar<strong>en</strong>. Ik heb ge<strong>en</strong> zon<strong>en</strong>,<br />
mijn testam<strong>en</strong>t kan iedere<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>. Ik heb<br />
schatt<strong>en</strong> in Numidië, gehele provincies behor<strong>en</strong><br />
mij toe aan de katarakt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Nijl.<br />
Het is ver... maar bewijs maar e<strong>en</strong>s dat <strong>het</strong><br />
niet zo is.’<br />
Wat de stad straks binn<strong>en</strong>komt is daarom,<br />
aldus Dr. J.D. Meerwaldt, e<strong>en</strong> vermolmd <strong>en</strong><br />
fataal hoest<strong>en</strong>d multi-miljonair, voor ’t<br />
og<strong>en</strong>blik ev<strong>en</strong> gedupeerd, maar e<strong>en</strong> schip<br />
wacht<strong>en</strong>d <strong>van</strong> zijn bezitting<strong>en</strong> in Noord-<br />
Afrika. Alles heeft zijn finesses: zo roept de<br />
s<strong>en</strong>iel-afgetakelde Eumolpus <strong>van</strong> tijd tot tijd<br />
verstrooid om bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> daarginds, <strong>van</strong><br />
thuis... Wat ons <strong>van</strong> Petronius uit deze episode<br />
is geblev<strong>en</strong> in suggestieve <strong>en</strong> sterk beeld<strong>en</strong>de<br />
fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, heeft <strong>Couperus</strong> uitgewerkt<br />
tot e<strong>en</strong> fraai stukje kamertoneel.<br />
Eumolpus stuurt Encolpius <strong>en</strong> Gito vooruit<br />
om aan de autoriteit<strong>en</strong> <strong>van</strong> de stad mede te<br />
del<strong>en</strong> dat de schatrijke Numidische grondeig<strong>en</strong>aar<br />
in aantocht is. Alle<strong>en</strong> al door hun<br />
lichamelijke schoonheid trekt <strong>het</strong> tweetal de<br />
aandacht <strong>van</strong> de bevolking. – Edele Crotoniat<strong>en</strong>,<br />
zo <strong>van</strong>g<strong>en</strong> zij aan, weest barmhartig<br />
<strong>en</strong> komt ons, arme schipbreukeling<strong>en</strong>, te<br />
hulp. Wij zijn twee vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
schatrijke grondbezitter humolpus, die met<br />
tweehonderd slav<strong>en</strong> vaarde <strong>van</strong> Ostia naar<br />
Karthago, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s navigium in de storm, die<br />
pas heeft gewoed, verging.’ De m<strong>en</strong>igte<br />
stroomt toe met e<strong>en</strong> spervuur <strong>van</strong> vrag<strong>en</strong>: –<br />
Hoeveel bezit hij wel? – Heeft hij kinder<strong>en</strong>?<br />
– Wie zijn zij? ’ Gito <strong>en</strong> Encolpius<br />
del<strong>en</strong> mee dat ze zijn liefste vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
zijn. – Staan ze al in zijn testam<strong>en</strong>t? ’ –<br />
Voor e<strong>en</strong> kleine som wellicht, Gito zelfs<br />
voor e<strong>en</strong> grote...’ De m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dring<strong>en</strong> zich op<br />
om, zodra <strong>het</strong> tweetal <strong>van</strong> e<strong>en</strong> geschikte herberg<br />
rept, logies aan te bied<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> deftige,<br />
wat oudere dame biedt in ietwat verhulde<br />
bewoording<strong>en</strong> de schatrijke grondeig<strong>en</strong>aar<br />
zelfs haar eig<strong>en</strong> kroost. Ze heet Filom<strong>en</strong>e.<br />
Het spel wordt onnavolgbaar voortgezet,<br />
want daar komt de oude Eumolpus aan, in<br />
e<strong>en</strong> hemd, leun<strong>en</strong>d op e<strong>en</strong> onderweg voor<br />
hem gevond<strong>en</strong> stok. Gito komt aansnell<strong>en</strong>,<br />
stort zich bijna op hem, om hem zijn steun<br />
te bied<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> roer<strong>en</strong>d tafereeltje doet zich<br />
voor: de oude, grijze, waardige Eumolpus, in<br />
zijn hemd, met zijn stok, zich steun<strong>en</strong>d op
de schouder <strong>van</strong> de mooie, blonde jong<strong>en</strong>.<br />
<strong>Couperus</strong> vervolgt: e<strong>en</strong> koor <strong>van</strong> meelijd<strong>en</strong>de<br />
stemm<strong>en</strong>, vol vertederde bewondering, <strong>en</strong><br />
honingzoet <strong>van</strong> vleierij, klonk op. – Wees<br />
gegroet, waardige Eumolpus! ‘ – Wees welkom<br />
in Crotona! ’ – Gezeg<strong>en</strong>d zij Uw huis;<br />
bloei<strong>en</strong> moge uw gezondheid! ’ – Gezeg<strong>en</strong>d<br />
uw zon<strong>en</strong> <strong>en</strong> uw dochter<strong>en</strong>, Eumolpus...’ –<br />
Zon<strong>en</strong> <strong>en</strong> dochter<strong>en</strong>! riep Eumolpus. Ik heb<br />
er ge<strong>en</strong>...’ – Hebt gij waarlijk ge<strong>en</strong> doch ter<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> zon<strong>en</strong>...? ’ – Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oude, e<strong>en</strong>zame<br />
man, die gebukt gaat onder zijn jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
zorg voor zijn bezitting<strong>en</strong>. En lijd<strong>en</strong>d b<strong>en</strong> ik<br />
steeds! Waarom heeft Neptunus mij gered!’<br />
Zo gaat de oude dichter voort, in <strong>het</strong> vuur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> gesprek terloops verzoek<strong>en</strong>de om<br />
e<strong>en</strong> herberg, geschikt voor iemand <strong>van</strong> zijn<br />
stand... Iedere<strong>en</strong> doet nu de meest verleidelijke<br />
aanbieding<strong>en</strong>, maar wanneer Filom<strong>en</strong>e<br />
behalve op haar heerlijke huis ook wijst op<br />
haar kroost, bestaande uit twee jonge dochters<br />
om niet te sprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> haar twee jonge»<br />
zon<strong>en</strong>, spitst de oude Eumolpus zijn or<strong>en</strong> w<br />
neemt aan: – Edele vrouwe, hoe kan ik u<br />
dank<strong>en</strong>... Hoe kan ik u all<strong>en</strong> dank<strong>en</strong>, o Crotoniat<strong>en</strong>...’<br />
De andere burgers <strong>van</strong> Croton,<br />
die zich de kans op e<strong>en</strong> legaat zi<strong>en</strong> ontglipp<strong>en</strong>,<br />
zijn woed<strong>en</strong>d op Filom<strong>en</strong>e <strong>en</strong> scheld<strong>en</strong><br />
achter haar rug met nijdige grimass<strong>en</strong>. Filom<strong>en</strong>e<br />
triomfeert, <strong>en</strong> omgev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> hele<br />
schare Crotoniat<strong>en</strong>, all<strong>en</strong> tuk op Eumolpus’<br />
miljo<strong>en</strong><strong>en</strong>, bereik<strong>en</strong> de dichter <strong>en</strong> zijn metgezell<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> sierlijke landhuis. De goud<strong>en</strong> dag<strong>en</strong><br />
schakel<strong>en</strong> zich aane<strong>en</strong>, maar <strong>het</strong> geluk<br />
kan zo niet onafgebrok<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>. Het<br />
voorlaatste fragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon luidt<br />
de omkeer in: ‘<strong>het</strong> schip uit Afrika met je<br />
geld <strong>en</strong> je hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> houd<strong>en</strong>, dat je had<br />
aangekondigd, is niet gearriveerd. De erf<strong>en</strong>isjagers<br />
beginn<strong>en</strong> uitgeput te rak<strong>en</strong> <strong>en</strong> al minder<br />
royaal te word<strong>en</strong>. Als ik me niet vergis,<br />
begint ons aller goede gesternte berouw te<br />
krijg<strong>en</strong>’ (vert. Dr. A.D. Leeman). Er moet<br />
bijtijds e<strong>en</strong> uitweg gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Eumol-<br />
175<br />
pus roept zijn tijdelijke weldo<strong>en</strong>ers bije<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
deelt hun zijn uiterste wilsbeschikking mee:<br />
erv<strong>en</strong> zal hij die zich bereid verklaart, als <strong>het</strong><br />
einde daar is, <strong>het</strong> lichaam in <strong>het</strong> bijzijn <strong>van</strong><br />
all<strong>en</strong> te verorber<strong>en</strong>. Eén zowaar, e<strong>en</strong> zekere<br />
Gorgias, meldt zich <strong>en</strong> og<strong>en</strong>blikkelijk geeft<br />
Eumolpus – nimmer uit <strong>het</strong> veld geslag<strong>en</strong> –<br />
<strong>en</strong>ige praktische w<strong>en</strong>k<strong>en</strong> voor ‘als <strong>het</strong> zover<br />
is’. Giss<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel naar de uitwerking<br />
<strong>van</strong> deze w<strong>en</strong>k<strong>en</strong> op de maag <strong>en</strong> <strong>het</strong> z<strong>en</strong>uwgestel<br />
<strong>van</strong> de bereidwillige Gorgias, mitsgaders<br />
hoe <strong>het</strong> drietal Croton toch nog op <strong>het</strong><br />
nippertje zal wet<strong>en</strong> te verlat<strong>en</strong>, vóór alles<br />
ontdekt is, op weg naar nieuwe avontur<strong>en</strong>.<br />
De reeks fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon is t<strong>en</strong><br />
einde <strong>en</strong> <strong>het</strong> verdere verloop hoort toe aan<br />
de schepp<strong>en</strong>de fantasie. Des te verbluff<strong>en</strong>der<br />
hoe Louis <strong>Couperus</strong> zich zo heeft wet<strong>en</strong> in<br />
te lev<strong>en</strong> in de stof, dat hij deze abrupte<br />
afloop kon op<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> omsmed<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />
schitter<strong>en</strong>d gedeelte <strong>van</strong> zijn heel vrije bewerking,<br />
zonder Petronius daarmee ook<br />
maar in <strong>het</strong> minst geweld aan te do<strong>en</strong>. De<br />
ev<strong>en</strong>zo naar romeinse zed<strong>en</strong> stellig wat vergaande<br />
<strong>en</strong> beslist onsmakelijke gedachte aan<br />
<strong>het</strong> opet<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dode – zelfs al maakt<br />
deze handelwijze wellicht deel uit <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
zeer oud ritueel – heeft <strong>Couperus</strong> k<strong>en</strong>nelijk<br />
niet aangestaan. Niet de geringste aanduiding<br />
er<strong>van</strong> is in zijn sc<strong>het</strong>s terug te vind<strong>en</strong>. Het<br />
extreem scab reuze <strong>van</strong> juist de laatste fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
– de huismoeder die de oude<br />
Eumolpus haar kroost opdringt om haar kinder<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> zichzelf in di<strong>en</strong>s testam<strong>en</strong>t vernoemd<br />
te zi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>het</strong> gebruik dat de oude<br />
dichter me<strong>en</strong>t te moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> die gebod<strong>en</strong><br />
kans – zeker, dit alles is door <strong>Couperus</strong><br />
aangeduid, zonder omweg<strong>en</strong> zelfs, maar<br />
verfijnd <strong>en</strong> verzacht.<br />
Als <strong>Couperus</strong> zijn bewerking te boek stelt,<br />
lev<strong>en</strong> we in 1911, één jaar na de verscherpte<br />
zedelijkheidswetgeving <strong>van</strong> minister Regout!<br />
De vindingrijkheid <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong><br />
wordt vooral zichtbaar in de door hem aan-
176<br />
gebrachte verplaatsing <strong>van</strong> de verschill<strong>en</strong>de,<br />
in <strong>het</strong> Satyricon verhaalde, gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />
Juist de omzetting<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> <strong>Couperus</strong> de mogelijkheid<br />
e<strong>en</strong> paar zeer onkiese passages te<br />
ontlop<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> drietal toch in <strong>het</strong> holst <strong>van</strong><br />
de nacht uit Croton te lat<strong>en</strong> ontsnapp<strong>en</strong>.<br />
Onopgemerkt verlat<strong>en</strong> zij de villa <strong>van</strong> Filom<strong>en</strong>e,<br />
belast <strong>en</strong> belad<strong>en</strong> met de kleding <strong>en</strong><br />
de kostbaarhed<strong>en</strong>, die zij in de korte tijdsspanne<br />
waarin ‘<strong>het</strong> niet op kon’ hadd<strong>en</strong> vergaard.<br />
Als de veronderstelling juist is dat de<br />
rode draad die door <strong>het</strong> Satyricon loopt, de<br />
wrok is <strong>van</strong> Priapus, de vruchtbaarheidsgod<br />
die Encolpius onverbiddelijk achtervolgt, nadat<br />
deze, wellicht onbedoeld – cur aliquid<br />
vidi? – e<strong>en</strong> geheime bije<strong>en</strong>komst aan Priapus<br />
gewijd, had verstoord, zoals eertijds de<br />
Griek<strong>en</strong> bij de inname <strong>van</strong> Troje ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />
door tempelsch<strong>en</strong>nis de toorn der god<strong>en</strong><br />
hadd<strong>en</strong> uitgelokt, iets waar<strong>van</strong> Odysseus op<br />
zijn ti<strong>en</strong>jarige zwerftocht de gevolg<strong>en</strong> heeft<br />
moet<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong>, dan heeft <strong>Couperus</strong><br />
ook dit motief althans aangevoeld <strong>en</strong> in zijn<br />
bewerking prachtig verwoord. Het bestaan<br />
<strong>van</strong> deze ‘rode draad’ is echter in g<strong>en</strong><strong>en</strong> dele<br />
bewez<strong>en</strong>. Sommig<strong>en</strong> m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat in <strong>het</strong> voor<br />
ons verlor<strong>en</strong> begin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon e<strong>en</strong><br />
ontwijding <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Priapustempel door toedo<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Encolpius heeft plaats gevond<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wel in Massilia. Met <strong>het</strong> in dat verlor<strong>en</strong> gedeelte<br />
beschrev<strong>en</strong>e zou al <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>.<br />
Twee zeer korte Petroniusfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />
niet in te voeg<strong>en</strong> in <strong>het</strong> ons overgeleverde,<br />
wijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> dergelijke richting, zij<br />
<strong>het</strong> slechts vaag. Deze beide allusies, meer<br />
zijn zij niet, kan de belangstell<strong>en</strong>de vind<strong>en</strong><br />
bij Servius (ad Verg. A<strong>en</strong>. III. 57) <strong>en</strong> bij<br />
Sidonius ApoUinaris (carm. XXIII. 155-157).<br />
Hoe m<strong>en</strong> deze vrij duistere plaats<strong>en</strong> ook wil<br />
interpreter<strong>en</strong>, <strong>het</strong> valt niet te looch<strong>en</strong><strong>en</strong> dat<br />
Encolpius door erotisch ongeluk wordt achtervolgd.<br />
E<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze rampspoedighed<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong> Circe-avontutuur, dat zich ook in <strong>het</strong><br />
Satyricon in Croton afspeelt, neemt in de<br />
vertelling <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong> e<strong>en</strong> dusdanig c<strong>en</strong>trale<br />
plaats in dat <strong>het</strong> er zelfs de afloop <strong>van</strong><br />
bepaalt. Zoals tevor<strong>en</strong> al uitvoeriger werd<br />
vermeld, gaat in <strong>het</strong> Satyricon ons drietal<br />
onverwachts scheep, nadat Gito, geholp<strong>en</strong><br />
door de boetvaardigheidswelsprek<strong>en</strong>dheid<br />
<strong>van</strong> Encolpius – r<strong>het</strong>or immers – Eumolpus’<br />
ge<strong>en</strong>szins ongerechtvaardigde wrokgevoel<strong>en</strong>s<br />
heeft wet<strong>en</strong> te bezwer<strong>en</strong>. De overtocht geeft<br />
aanleiding tut nieuwe moeilijkhed<strong>en</strong>: uit onder<br />
de dekplank<strong>en</strong> door opge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, voor<br />
hem niet veel goeds belov<strong>en</strong>de gesprekk<strong>en</strong><br />
begrijpt Encolpius wie de medepassagiers<br />
zijn: Lichas, e<strong>en</strong> Tar<strong>en</strong>tijns koopman, bezitter<br />
<strong>en</strong> tegelijk kapitein <strong>van</strong> <strong>het</strong> schip, e<strong>en</strong><br />
man die Encolpius in e<strong>en</strong> voor ons niet bewaard<br />
geblev<strong>en</strong> gedeelte <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal<br />
‘cocu’ heeft gemaakt én Trypha<strong>en</strong>a, met wie<br />
hij e<strong>en</strong> korte verhouding heeft gehad <strong>en</strong> die<br />
<strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d schandaal<br />
nu haar woonplaats moet verlat<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>minste,<br />
dit zou e<strong>en</strong> aannemelijke verklaring<br />
kunn<strong>en</strong> zijn voor de schrik <strong>van</strong> Encolpius<br />
uitgerek<strong>en</strong>d dit tweetal op <strong>het</strong> schip aan te<br />
treff<strong>en</strong>. Wat Encolpius ook op zijn gewet<strong>en</strong><br />
heeft, beid<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn bloed wel drink<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> onze r<strong>het</strong>or is werkelijk de wanhoop nabij.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft deze episode verkort,<br />
verplaatst na de overhaaste vlucht uit Croton<br />
<strong>en</strong> kunstig verbond<strong>en</strong> met <strong>het</strong> zich wel in<br />
Croton afspel<strong>en</strong>de Circe-avontuur. Bij <strong>Couperus</strong><br />
kom<strong>en</strong> de drad<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> op <strong>het</strong> schip<br />
dat <strong>het</strong> voltallige gezelschap <strong>van</strong> Croton naar<br />
Ostia zal br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
Wie gaf de stoot tot de overhaaste vlucht uit<br />
Croton in de vertelling <strong>van</strong> <strong>Couperus</strong>? Helemaal<br />
ongewild, Circe! Deze naam roept<br />
weer tal <strong>van</strong> associaties op met de Odyssee.<br />
Op <strong>het</strong> hoogtepunt <strong>van</strong> <strong>het</strong> verblijf in Croton,<br />
– ‘de goud<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> schakeld<strong>en</strong> zich;<br />
prefekt, quaestor <strong>en</strong> alle autoriteit<strong>en</strong> der<br />
stad kwam<strong>en</strong> hun opwachting bij Eumolpus<br />
mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wij beid<strong>en</strong>, zijn gunsteling<strong>en</strong>,<br />
deeld<strong>en</strong> met hem alle eer.’ – wordt Encol-
pius aangesprok<strong>en</strong> door de kamerdi<strong>en</strong>ares<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> der aanzi<strong>en</strong>lijkste matrones <strong>van</strong> de<br />
stad, Circe ge<strong>het</strong><strong>en</strong>. Zij staat in vuur <strong>en</strong> vlam<br />
voor de knappe r<strong>het</strong>or-gladiator. Encolpius<br />
kan <strong>het</strong> niet gelov<strong>en</strong>: O. je moet je vergiss<strong>en</strong>,<br />
lief meisje. Ik h<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong>e,<br />
<strong>en</strong> zo e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke vrouw als je meesteres,<br />
zal mij zeker niet hebb<strong>en</strong> bedoeld...’<br />
Maar Chryzis, <strong>het</strong> aardige kamerkatje <strong>van</strong><br />
Circe, laat zich niet afschep<strong>en</strong>. Zij heeft Encolpius<br />
wel door <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s ‘broertje’ Gito<br />
ook. Circe blijkt dol op slav<strong>en</strong>, vooral wanneer<br />
ze gegeseld <strong>en</strong> gebrandmerkt zijn. Encolpius<br />
laat zich meetron<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontwaart<br />
Circe in e<strong>en</strong> weelderig paviljo<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>de op<br />
kuss<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> granaatappel in de hand,<br />
snoep<strong>en</strong>de de pitt<strong>en</strong>... Tu sais, ma passion,<br />
que pourpre et déjà mûre,/chacque gr<strong>en</strong>ade<br />
éclate, et d’abeilles murmure... zó mijmert in<br />
zinnelijke verrukking de faun bij Mallarmé.<br />
Encolpius’ brandmerk, dat hij verborg<strong>en</strong><br />
houdt onder zijn lange haar, br<strong>en</strong>gt Circe<br />
geheel in vervoering, maar bij de eerste omhelzing<br />
al blijft Encolpius koel ‘als de<br />
sneeuw der Alp<strong>en</strong>’. Circe is woed<strong>en</strong>d over dit<br />
vertoon <strong>van</strong> onmacht <strong>en</strong> onmannelijkheid.<br />
Later in de avond voelt Encolpius de mannelijke<br />
kracht<strong>en</strong> in zich terugker<strong>en</strong>, ook dank<br />
zij de versterk<strong>en</strong>de spijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> geliefde<br />
drankje satyrion dat Gito de neerslachtige <strong>en</strong><br />
gesjeesde minnaar heeft toegedi<strong>en</strong>d. Encolpius<br />
begeeft zich naar de stad, hoort gerucht,<br />
gaat e<strong>en</strong> tempel binn<strong>en</strong> waar<strong>van</strong> de deur op<br />
e<strong>en</strong> kier staat <strong>en</strong> blijkt e<strong>en</strong> vreselijke misstap<br />
te hebb<strong>en</strong> begaan: <strong>het</strong> binn<strong>en</strong>gedrong<strong>en</strong> domein<br />
is e<strong>en</strong> tempel gewijd aan Priapus, waar<br />
juist e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong> toegankelijke<br />
orgie wordt gevierd. All<strong>en</strong> verdring<strong>en</strong> zich<br />
rond e<strong>en</strong> ganzerik, ook Tryf<strong>en</strong>a, bij <strong>Couperus</strong><br />
e<strong>en</strong> in Croton woonachtige <strong>het</strong>aere, die<br />
Gito met att<strong>en</strong>ties overlaadt. Tryf<strong>en</strong>a bevindt<br />
zich in <strong>het</strong> gezelschap <strong>van</strong> ... Gito, voor<br />
de geleg<strong>en</strong>heid gekleed <strong>en</strong> gekapt als vrouw.<br />
De ganzerik valt Encolpius aan met zijn<br />
177<br />
snebbe <strong>en</strong> deze, in zijn kuit gebet<strong>en</strong>, draait<br />
de heilige vogel <strong>van</strong> Priapus de hals om.<br />
Tryf<strong>en</strong>a maant hem og<strong>en</strong>blikkelijk te vlucht<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong>zij om zijn lev<strong>en</strong> te redd<strong>en</strong>, <strong>het</strong>zij om<br />
Gito voor zich alle<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> opnieuw<br />
struikelt Encolpius na allerlei omzwerving<strong>en</strong><br />
in de arm<strong>en</strong> <strong>van</strong> de nog altijd smacht<strong>en</strong>de<br />
Circe, die zeer gelukkig is hem weer te zi<strong>en</strong>,<br />
al is zijn lev<strong>en</strong> in gevaar. – Vanwege de<br />
vermoorde ganzerik? ’ vraagt Encolpius. –<br />
Nee, de slav<strong>en</strong> <strong>van</strong> Eumolpus hebb<strong>en</strong> alles<br />
verrad<strong>en</strong> aan Chryzis, die dat op haar beurt<br />
aan de Crotoniat<strong>en</strong> zal vertell<strong>en</strong> als ze ge<strong>en</strong><br />
miljo<strong>en</strong> sestertiën krijgt.’ – Vertell<strong>en</strong>, wat<br />
vertell<strong>en</strong>? ’ – Dat jullie drie schelm<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong><br />
Eumolpus ge<strong>en</strong> as bezit in Numidië of aan de<br />
katarakt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Nijl.’ Bij de daarop volg<strong>en</strong>de<br />
omhelzing <strong>van</strong> Circe is Encolpius, of t<strong>en</strong>gevolge<br />
<strong>van</strong> de wraak <strong>van</strong> Priapus, of nu <strong>van</strong><br />
schrik misschi<strong>en</strong>, weer volslag<strong>en</strong> onmachtig.<br />
Ook hier, zij <strong>het</strong> in omgekeerde zin, weer<br />
e<strong>en</strong> parallel met de Odyssee (10.301), waar<br />
Odysseus bij zijn Circe de vrees uitspreekt: .<br />
µή σ� �π�γυµνωθέντα κακ�ν κα�<br />
�νήν�ρα θή�η .<br />
Encolpius weet nogmaals aan de woede <strong>van</strong><br />
Circe te ontkom<strong>en</strong> dwars door de tuin he<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> duurt niet lang of <strong>het</strong> drietal spoedt<br />
zich naar de hav<strong>en</strong> <strong>en</strong> begeeft zich aan boord<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige schip waar nog e<strong>en</strong> plaats te<br />
vind<strong>en</strong> is. Het zijn nu niet bepaald de meest<br />
geruststell<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong> die <strong>het</strong> drietal door<br />
de dekplank<strong>en</strong> he<strong>en</strong> op<strong>van</strong>gt uit de mond<br />
<strong>van</strong> Tryf<strong>en</strong>a, de <strong>het</strong>aere <strong>van</strong> Croton, toevallig<br />
ook aan boord <strong>van</strong> dit schip om naar Ostia te<br />
var<strong>en</strong>: – als ze wist<strong>en</strong>, dat er e<strong>en</strong> prijs is<br />
gezet om h<strong>en</strong> te <strong>van</strong>g<strong>en</strong>! Wie weet, waar ze<br />
zijn op <strong>het</strong> og<strong>en</strong>blik! Wie weet, waar ze zich<br />
verberg<strong>en</strong>.’ Het vaartuig wacht nog op e<strong>en</strong><br />
laatste medereiziger. Ze vernem<strong>en</strong> opnieuw<br />
vrouw<strong>en</strong>stemm<strong>en</strong>...de stemm<strong>en</strong> <strong>van</strong> Circe <strong>en</strong><br />
Chryzis, op <strong>het</strong> uiterste mom<strong>en</strong>t aan boord<br />
gegaan, ook met bestemming Ostia. Dan<br />
wordt <strong>het</strong> anker gelicht <strong>en</strong> zet de hortator
178<br />
<strong>het</strong> celeuma in. Zo zijn in <strong>Couperus</strong>’ vertelling<br />
door toedo<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> noodlot of <strong>van</strong>wege<br />
de vervolg<strong>en</strong>de wrok <strong>van</strong> Priapus, all<strong>en</strong><br />
nog e<strong>en</strong>s op één schip ver<strong>en</strong>igd. Elk bed<strong>en</strong>ksel<br />
om <strong>het</strong> nu onmiddellijk dreig<strong>en</strong>de<br />
gevaar af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, wordt als ongeschikt<br />
verworp<strong>en</strong>. De list die e<strong>en</strong> uitweg lijkt te<br />
bied<strong>en</strong> is <strong>het</strong> volledig kaalscher<strong>en</strong> <strong>en</strong> welhaast<br />
onherk<strong>en</strong>baar mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> Encolpius <strong>en</strong><br />
Gito. Encolpius’ echte brandmerk zal zichtbaar<br />
word<strong>en</strong>, terwijl Gito er e<strong>en</strong> opgeschilderd<br />
krijgt met de dichterinkt <strong>van</strong> Eumolpus.<br />
Als gedroste <strong>en</strong> weer ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> slav<strong>en</strong><br />
zull<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> daarop voor straf word<strong>en</strong> vastgebond<strong>en</strong><br />
in <strong>het</strong> onderschip. Maar Lycas, de<br />
kapitein, heeft <strong>het</strong> geluid <strong>van</strong> schar<strong>en</strong> gehoord,<br />
<strong>en</strong> har<strong>en</strong> of nagels knipp<strong>en</strong> op zee<br />
br<strong>en</strong>gt ongeluk. Het is of m<strong>en</strong> zich t<strong>en</strong> dode<br />
wijdt... Op de achterstev<strong>en</strong>, voor <strong>het</strong> beeld<br />
<strong>van</strong> Isis, zull<strong>en</strong> beide kaalgeschor<strong>en</strong> slav<strong>en</strong><br />
twintig zweepslag<strong>en</strong> ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Dan eerst is<br />
<strong>het</strong> bed<strong>en</strong>kelijk om<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zijn de<br />
weergod<strong>en</strong> verzo<strong>en</strong>d. Eumolpus werpt nog<br />
teg<strong>en</strong> dat hij ze juist zelf str<strong>en</strong>g had will<strong>en</strong><br />
straff<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> opsluit<strong>en</strong> in <strong>het</strong> onderschip...<br />
Van Lycas’ zijde ‘ge<strong>en</strong> bezwaar’,<br />
maar vooraf de geseling bij <strong>het</strong> beeld <strong>van</strong> de<br />
godin. Matroz<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> de ongelukkig<strong>en</strong><br />
mee naar de achterstev<strong>en</strong>. Circe <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a<br />
kom<strong>en</strong> aanlop<strong>en</strong> op <strong>het</strong> gerucht <strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
ondanks alles ieder hun uitverkor<strong>en</strong>e. Zij<br />
do<strong>en</strong> elke d<strong>en</strong>kbare moeite om de geseling te<br />
onderbrek<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>slotte gerak<strong>en</strong> de opvar<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
in twee strijd<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> verdeeld:<br />
voor of teg<strong>en</strong> de zweep. Maar als Eumolpus,<br />
die aan<strong>van</strong>kelijk om niet op te vall<strong>en</strong>, zeeziekte<br />
voorw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>d, in zijn hut was geblev<strong>en</strong>,<br />
nieuwsgierig geword<strong>en</strong> nu, waardig <strong>en</strong><br />
grijsgelokt op de plecht verschijnt, komt alles<br />
goed <strong>en</strong> duurt <strong>het</strong> niet lang of ‘er weeft<br />
zich e<strong>en</strong> webbe <strong>van</strong> liefdesdrad<strong>en</strong>’. Eumolpus<br />
vermaakt <strong>het</strong> gezelschap met <strong>het</strong> sinds<br />
de herontdekking <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon wereldberoemde<br />
verhaal ‘Het weeuwtje <strong>van</strong> Efeze’.<br />
All<strong>en</strong> zijn zo bekoord door Eumolpus’ vertelling,<br />
dat alle<strong>en</strong> Encolpius <strong>en</strong> Gito bemerk<strong>en</strong><br />
hoe de stevige bries overgaat in storm<br />
met orkaankracht. Weer e<strong>en</strong> schipbreuk is<br />
<strong>het</strong> gevolg. Lycas, Circe, Tryf<strong>en</strong>a, Chryzis...<br />
zij zijn nooit weergezi<strong>en</strong>, <strong>en</strong>kel <strong>het</strong> drietal<br />
heeft ook deze tweede ramp overleefd. Ge<strong>en</strong><br />
derde keer zull<strong>en</strong> ze hun kostbare lev<strong>en</strong>s aan<br />
Neptunus toevertrouw<strong>en</strong>: – twee mal<strong>en</strong><br />
heeft hij ons bedreigd; zeker voelt hij ge<strong>en</strong><br />
liefde voor ons, ook al heeft hij ons niet<br />
do<strong>en</strong> omkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> al heb ik’, zo spreekt<br />
thans Eumolpus, ‘hem in Crotona kostbare<br />
dankoffers gebracht, gelukkiglijk niet <strong>van</strong><br />
mijn eig<strong>en</strong> p<strong>en</strong>ning<strong>en</strong>. Maar de derde male<br />
zou de zeegod, die ons zo zichtbaar onwelwill<strong>en</strong>d<br />
is, ons zeker niet spar<strong>en</strong>. Nooit reiz<strong>en</strong><br />
wij dus weer per navigium.’ Zij besluit<strong>en</strong><br />
zich op te mak<strong>en</strong> voor de tocht naar <strong>Rome</strong><br />
over land <strong>en</strong> ker<strong>en</strong> de zee de rug toe ‘met <strong>het</strong><br />
gebaar <strong>en</strong> <strong>het</strong> knall<strong>en</strong>d geluid <strong>van</strong> hun allerdiepste<br />
minachting!’<br />
Ook de hed<strong>en</strong>daagse kritiek vraagt om e<strong>en</strong><br />
evaluatie: is <strong>Couperus</strong> erin geslaagd iets <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Petroniaanse erfgoed in zijn ‘heel vrij<br />
naar Petronius’ geschrev<strong>en</strong> vertelling over te<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>? Mij dunkt: veel, zeer veel zelfs. Al<br />
heeft hij e<strong>en</strong> aantal, stellig voor de eerste<br />
dec<strong>en</strong>nia <strong>van</strong> de twintigste eeuw, hoogst aanstotelijke<br />
fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter zijde gelat<strong>en</strong>, zijn<br />
stippels <strong>en</strong> verwonderlijk suggestieve stijl lat<strong>en</strong><br />
weinig te rad<strong>en</strong> over <strong>en</strong> vergoed<strong>en</strong> veel.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> heeft <strong>Couperus</strong> kans gezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
aantal zeer disparate gedeelt<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon.<br />
waar de gang <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal werkelijk<br />
zoek is <strong>van</strong>wege de hinderlijke grote lacunes,<br />
sam<strong>en</strong> te snoer<strong>en</strong> in <strong>het</strong> hechte verband <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>te vertelling. Natuurlijk, <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>tarische<br />
karakter <strong>van</strong> <strong>het</strong> Satyricon, zoals<br />
<strong>het</strong> tot ons is gekom<strong>en</strong>, is daarmee verlor<strong>en</strong><br />
gegaan, maar Petronius kan nooit bedoeld<br />
hebb<strong>en</strong> dat zijn schepping alle<strong>en</strong> in<br />
losse, vaak niet geheel sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de ge-
dedt<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong>. In 1911 heeft<br />
<strong>Couperus</strong> zijn vuile hoogte als schrijver sinds<br />
jar<strong>en</strong> bereikt. Hij die zichzelf zozeer e<strong>en</strong><br />
<strong>Rome</strong>in voelde, heeft in Petronius e<strong>en</strong> zielsverwant<br />
begroet. Hn wat hem in 1911 wellicht<br />
nog niet geheel <strong>en</strong> al wilde lukk<strong>en</strong>, <strong>het</strong><br />
179<br />
lev<strong>en</strong> in <strong>Rome</strong> <strong>en</strong> de provincie in al zijn<br />
facett<strong>en</strong> voor ons op te roep<strong>en</strong>, daarin is hij<br />
<strong>en</strong>ige jar<strong>en</strong> later wonderwel geslaagd in zijn<br />
meest geserreerde, onvergetelijke meesterwerk<br />
De Komediant<strong>en</strong>.
180<br />
De antieke mythische verbeelding in <strong>het</strong><br />
werk <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne<br />
M. Rutt<strong>en</strong><br />
Na e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong> mijn wet<strong>en</strong>schappelijke belangstelling<br />
aan <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne (1878-1929) te hebb<strong>en</strong> gewijd,<br />
kom ik er als <strong>van</strong>zelf toe, me de vraag te<br />
stell<strong>en</strong>: hoe is <strong>het</strong> mogelijk geweest dat Van<br />
de Woestijne als schrijver, feitelijk uit <strong>het</strong><br />
eerste kwart <strong>van</strong> de 20ste eeuw, <strong>van</strong> wie toch<br />
de <strong>en</strong>orme belez<strong>en</strong>heid, <strong>het</strong> aandachtig begaan<br />
zijn met de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dag,<br />
de niet aflat<strong>en</strong>de journalistieke bedrijvigheid<br />
aan de Nieuwe Rotterdamse Courant (1906-<br />
1929), derhalve <strong>het</strong> in-de-wereld-zijn overbek<strong>en</strong>d<br />
zijn, hier<strong>van</strong> in zijn schepp<strong>en</strong>d, creatief<br />
werk zo weinig heeft lat<strong>en</strong> doorschemer<strong>en</strong>?<br />
Dus, zoniet buit<strong>en</strong> de tijd <strong>en</strong> de wereld, dan<br />
toch aan de periferie <strong>van</strong> de tijd <strong>en</strong> de wereld,<br />
zijn literair oeuvre heeft opgevat, <strong>en</strong><br />
ook uitgebouwd?<br />
Immers, in dit literair oeuvre, zijn poëzie <strong>en</strong><br />
proza, – in zijn kritisch, essayistisch werk<br />
ligt dit helemaal anders, – vall<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> duidelijke<br />
spor<strong>en</strong>, nauwelijks <strong>en</strong>kele toespeling<strong>en</strong><br />
te ontdekk<strong>en</strong> 1 , <strong>van</strong> <strong>en</strong> op de tijd <strong>en</strong> de<br />
wereld waarin zijn egoc<strong>en</strong>trisch, egotistisch<br />
werk tot gestalte is gekom<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong>,<br />
althans weinig verband met de sociale, economische,<br />
politieke machtsverhouding<strong>en</strong> in<br />
West-Europa in de periode <strong>van</strong> de Belle<br />
Époque, de politieke <strong>en</strong> militaire gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
in de tijd <strong>van</strong> de Eerste Wereldoorlog,<br />
de bolsjewistische Russische oktoberrevolu-<br />
tie <strong>van</strong> 1917, die toch e<strong>en</strong> groot deel <strong>van</strong> de<br />
wereld <strong>van</strong> aanschijn heeft do<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>,<br />
de grondige crisis op moreel, religieus, filosofisch<br />
‘ab<strong>en</strong>dlandisch’ cultuurgebied, <strong>het</strong> gevolg<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> zich wijzig<strong>en</strong>de oud-europese<br />
beschaving, <strong>en</strong> dat aan de vooravond <strong>van</strong> de<br />
Dertigerjar<strong>en</strong>, zelf jar<strong>en</strong> <strong>van</strong> ‘Nacht und<br />
NebeF, met alle gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong>di<strong>en</strong>. Alles gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> cultuurstroming<strong>en</strong>, die dan<br />
toch wel, zowel internationaal als nationaal,<br />
bij Van de Woestijne hun beslag hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong><br />
in zijn journalistiek: Dagboek <strong>van</strong><br />
d<strong>en</strong> Oorlog (1914-1915), Het Lev<strong>en</strong> te Brussel<br />
(1915), Memoranda (1916), De Laatste<br />
Maand der Bezetting (1918), De Nieuwe Dag<strong>en</strong><br />
(1918), e<strong>en</strong> reeks reportages in de Nieuwe<br />
Rotterdamse Courant. M<strong>en</strong> stelt zich<br />
echt de vraag: hoe is dit verschijnsel mogelijk<br />
blijk<strong>en</strong> te zijn?<br />
Ongetwijfeld, uit deze vaststelling zijn conclusies<br />
te trekk<strong>en</strong>, die zo maar niet op de<br />
lange baan kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> met<br />
overweging<strong>en</strong> als: e<strong>en</strong> schepp<strong>en</strong>d schrijver,<br />
e<strong>en</strong> artiest, schept uitsluit<strong>en</strong>d <strong>van</strong>uit zichzelf,<br />
niet <strong>van</strong>uit de tijd <strong>en</strong> de wereld; hij<br />
herschept de tijd <strong>en</strong> de wereld, onbewust,<br />
intuïtief, creatief, als gevölg~<strong>van</strong> de dwing<strong>en</strong>de<br />
innerlijke noodzaak om zijn wez<strong>en</strong>skern,<br />
zijn diepere persoonlijkheid te lat<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>;<br />
hij houdt zich aan de binn<strong>en</strong>kant <strong>van</strong> de<br />
problem<strong>en</strong>, die zich op e<strong>en</strong> bepaald og<strong>en</strong>blik
in tijd <strong>en</strong> ruimte voordo<strong>en</strong>, niet aan de buit<strong>en</strong>kant<br />
<strong>van</strong> hun materiele verschijningsvorm<strong>en</strong>,<br />
nl. de ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die tot de ‘petite<br />
histoire’ behor<strong>en</strong>, niet tot de intellectuele<br />
tiistoire universelle’, de ideeënhistorie, de<br />
historie <strong>van</strong> de filosofische system<strong>en</strong>. Deze<br />
ding<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> inderdaad zo, literair, creatief,<br />
bij oudere <strong>en</strong> jongere tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> <strong>van</strong> Van de<br />
Woestijne. We hoev<strong>en</strong> slechts aan <strong>het</strong> tijdgebond<strong>en</strong>,<br />
al dan niet geëngageerd werk te<br />
d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>van</strong> H. Gorter, A. Verwey, H. Roland<br />
Holst, A. Roland Holst, M. Nijhoff, P.<br />
<strong>van</strong> Ostaij<strong>en</strong>, ‘toujours lui! ’. Paul <strong>van</strong><br />
Ostaij<strong>en</strong>, <strong>van</strong> wie Van de Woestijne in 1929,<br />
<strong>het</strong> jaar <strong>van</strong> zijn dood, in Vandaag getuigde:<br />
‘Van Ostaij<strong>en</strong> is de laatste groote vreugde<br />
geweest in mijn jongste literaire lev<strong>en</strong>: zij<br />
blijft stral<strong>en</strong> in mij’. Voorts, in cursief: ‘hij<br />
vermocht <strong>het</strong>, op mijzelf over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> wat<br />
hij-zelf als diepere, zij <strong>het</strong> meest-troebele<br />
ontroering had ondergaan bij <strong>het</strong> sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> zijn gedicht’. De ‘functie als dichter’<br />
<strong>van</strong> Van Ostaij<strong>en</strong>. die Van de Woestijne hier<br />
bedoelt, is weliswaar de functie uit zijn laatste<br />
organisch-expressionistische tijd, die hem<br />
naar de ‘poésie pure’ voerde, niet de functie<br />
uit zijn eerste humanitair-expressionistischè<br />
tijd, die hem naar e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> unanimistisch<br />
collectivisme had gevoerd. Hoe dan<br />
ook, op de tweesprong 1928-1929, waarop<br />
na 1928 Van Ostaij<strong>en</strong> niet meer zijn volle<br />
maat heeft kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, terwijl vóór 1929<br />
Van de Woestijne, die nog wel had kunn<strong>en</strong><br />
gev<strong>en</strong>, staan hier twee poëzieopvatting<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over<br />
elkaar, twee est<strong>het</strong>ische system<strong>en</strong>,<br />
als gevolg <strong>van</strong> twee manier<strong>en</strong> dichter te zijn:<br />
de introverte individualistische <strong>en</strong> de extroverte<br />
unanimistische; de eerste wortel<strong>en</strong>d in<br />
de verhouding Ik èn de wereld, de tweede in<br />
de verhouding de wereld èn Ik, waartuss<strong>en</strong>,<br />
– <strong>het</strong> spreekt <strong>van</strong>zelf –, tal <strong>van</strong> schakering<strong>en</strong>.<br />
tuss<strong>en</strong>vorm<strong>en</strong> of noodbrugg<strong>en</strong> bestaan.<br />
Terwijl Paul <strong>van</strong> Ostaij<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> extroverte<br />
181<br />
dichtertype naar <strong>het</strong> introverte dichtcrtype<br />
is geëvolueerd, kan <strong>het</strong> teg<strong>en</strong>deel niet gezegd<br />
word<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dichterlijke evolutie <strong>van</strong> Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne. Zowel in poëzie als<br />
proza, vertoont bij hem wez<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschijning<br />
e<strong>en</strong> introverte of individualistische<br />
structuur, die constant is. Als er bij Van de<br />
Woestijne evolutie is, – <strong>en</strong> die is er ongetwijfeld,<br />
– dan vertoont zich die, op <strong>het</strong><br />
constante niveau hier<strong>van</strong>, elders <strong>en</strong> anders,<br />
nl. in de manier waarop <strong>het</strong> <strong>en</strong>kel gericht<br />
zijn op zichzelf, zich <strong>van</strong> zintuiglij kheid naar<br />
bov<strong>en</strong>zintuiglijkheid, <strong>van</strong> de splijt<strong>en</strong>de onrust<br />
wekk<strong>en</strong>de zinn<strong>en</strong> naar God als ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong>d,<br />
geruststell<strong>en</strong>d Getal heeft ontwikkeld.<br />
Derhalve in de persoon zelf, niet buit<strong>en</strong> de<br />
persoon: ev<strong>en</strong>min in de persoon die zich<br />
verhoudt tot de wereld, of omgekeerd. De<br />
wereld is hier de wereld der zinn<strong>en</strong>, die tot<br />
de persoon behor<strong>en</strong>.<br />
Het is dus wel zo dat Van de Woestijne, als<br />
individualist uit <strong>het</strong> eerste kwart <strong>van</strong> de<br />
20ste eeuw, onmiddellijk aansluit bij die<br />
eeuw<strong>en</strong>oude traditie, – historisch de <strong>en</strong>ig<br />
geld<strong>en</strong>de, literair de <strong>en</strong>ig doelbewuste, – op<br />
<strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>het</strong> persoonlijk schepp<strong>en</strong>d<br />
schrijv<strong>en</strong>, waarop <strong>het</strong> gestalte gev<strong>en</strong> aan <strong>het</strong><br />
eig<strong>en</strong> zelf stof <strong>en</strong> einddoel is. Zij heeft altijd<br />
bestaan, <strong>en</strong> loopt als e<strong>en</strong> rode draad doorhe<strong>en</strong><br />
de Oosters-Westerse literatuur, <strong>van</strong>af<br />
<strong>het</strong> Hooglied <strong>van</strong> Salomo tot <strong>en</strong> met de<br />
poëzie <strong>van</strong> Baudelaire, zelf eind- <strong>en</strong> beginpunt;<br />
als beginpunt die <strong>van</strong> de traditie <strong>van</strong> de<br />
decad<strong>en</strong>te, symbolistische Fin de siècle-literatuur.<br />
Trouw<strong>en</strong>s, ev<strong>en</strong>min als <strong>van</strong> zijn zinnelijk<br />
geslacht komt de lyrische of epischlyrische<br />
schepp<strong>en</strong>de schrijver er niet toe zich<br />
te bevrijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn individueel Ego. Ik bedoel<br />
ook zijn Alter ego of – om met de<br />
dieptepsychologie te sprek<strong>en</strong> – zijn diepere<br />
Es, of dit nu <strong>het</strong> persoonlijk bewuste, of <strong>het</strong><br />
persoonlijk onbewuste is in functie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
collectief onbewuste.
182<br />
Uit <strong>het</strong> voorgaande blijkt voldo<strong>en</strong>de, dat <strong>het</strong><br />
literair kunst<strong>en</strong>aarschap <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, – voorlopig, al dan niet rek<strong>en</strong>ing<br />
houd<strong>en</strong>de met <strong>het</strong> gebruik dat hij gemaakt<br />
heeft <strong>van</strong> de antieke mythische verbeelding,<br />
– historisch beschouwd aanknoopt bij die<br />
r<strong>en</strong>aissancistische, barokke, romantische literaire<br />
slagader, die aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> de 19de<br />
eeuw in de decad<strong>en</strong>te, symbolistische Fin de<br />
siècle-literatuur uitloopt, in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de<br />
20ste eeuw in wat Martinus Nijhoff, in Over<br />
eig<strong>en</strong> Werk (1935), ‘de tijd <strong>van</strong> de laatste<br />
eeuwsovergang’ zal noem<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> opstel<br />
over Drievoudig Verweer <strong>van</strong> Victor E. <strong>van</strong><br />
Vriesland (1949) die <strong>van</strong> ‘e<strong>en</strong> zeer vertraagd<br />
fin de siècle’, <strong>en</strong> dat Nijhoff tot ongeveer<br />
1930 verschuift. Hij voegt hieraan toe: ‘Eerst<br />
in <strong>het</strong> midd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tweede wereldoorlog<br />
werd<strong>en</strong> de grondtrekk<strong>en</strong> der nieuwe eeuw<br />
duidelijk’: met deze grondtrekk<strong>en</strong> zal hij <strong>het</strong><br />
‘modernistisch neoclassicisme’ bedoel<strong>en</strong>, parallel<br />
hiermee de ‘modernistische a<strong>van</strong>t-garde’,<br />
onder elkaar concurrer<strong>en</strong>d sinds de<br />
grondige sociaal-economische, politieke <strong>en</strong><br />
intellectuele omkeer onmiddellijk voor, gedur<strong>en</strong>de<br />
<strong>en</strong> onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog.<br />
J. Kamerbeek Jr., in Albert Verwey <strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
Nieuwe classicisme, De richting <strong>van</strong> de hed<strong>en</strong>daagse<br />
poëzie (1913) in zijn internationale<br />
context 2 , doet e<strong>en</strong> poging om de karakteristiek<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘modernistisch neo-classicisme’<br />
in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de 20ste eeuw, – let<br />
wel modernistisch, <strong>en</strong> niet, in e<strong>en</strong> ruime zin,<br />
modern, – te achterhal<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hierin de situatie<br />
<strong>van</strong> Van de Woestijne aan te ton<strong>en</strong>. Uit<br />
zijn pointering blijkt dat <strong>het</strong> probleem üp<br />
e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gaan neerkomt <strong>van</strong> inhoud <strong>en</strong><br />
vorm, dit reeds in 1913, in de literaire kritiek<br />
<strong>van</strong> Van de Woestijne. Immers, to<strong>en</strong><br />
reeds verklaarde Van de Woestijne in e<strong>en</strong><br />
interview aan E. d’Oliveira, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />
‘De Jongere G<strong>en</strong>eratie’, (Vervolg op ‘De<br />
Mann<strong>en</strong> <strong>van</strong> 80’) 3 , dat <strong>het</strong> door <strong>het</strong> ‘indivi-<br />
dualisme’ is dat de schrijver in die tijd tot<br />
<strong>het</strong> ‘neo-classicisme, e<strong>en</strong> nieuw<strong>en</strong> classiek<strong>en</strong><br />
tijd’ komt, zulks bewustheid <strong>en</strong> oprechtheid<br />
niet uitsluit, maar waarbij al wat ‘te sterkpersoonlijk,<br />
te zeer bijzonder’ zou zijn, zou<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> weg te vall<strong>en</strong>. Twintig jaar later komt<br />
hij hierop terug, in Jan <strong>van</strong> Nijl<strong>en</strong> als voorbeeld,<br />
De Witte Mier, 15.12.1924, – de titel<br />
spreekt boekdel<strong>en</strong> 4 , – <strong>en</strong> ziet hij <strong>het</strong> probleem<br />
op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> de stijl, de ‘klassieke<br />
waarde’ <strong>van</strong> de stijl, <strong>en</strong> die is: ‘de uitdrukking<br />
te zijn in <strong>het</strong> absolute <strong>van</strong> alle m<strong>en</strong>schelijke<br />
relativiteit. Stijl is. in elk vers. in elk<br />
gedicht, e<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> volstrekte,<br />
waardoor ik aan mijn aardsche betrekkelijkheid<br />
ontsnap, waarin ik e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong>e m<strong>en</strong>schelijkheid.<br />
‘l’Homme méme’, bereik. Ik<br />
kleed mijne onontkomelijke relativiteit met<br />
<strong>het</strong> hulsel <strong>van</strong> d<strong>en</strong> absoluut-zuiver<strong>en</strong> vorm.<br />
Mijn stijl is niet ik-zelf: hij is mijn beeld in<br />
functie der volmaaktheid. Ik wil, waar ik mij<br />
uitdruk in <strong>het</strong> Gedicht, onbewust misschi<strong>en</strong>,<br />
in wez<strong>en</strong> zeer bepaald, <strong>en</strong> zelfs bov<strong>en</strong> d<strong>en</strong><br />
vorm uit waar ik helaas niet buit<strong>en</strong> kan,<br />
mezelf aangevuld met de opperste g<strong>en</strong>ade<br />
der Algeme<strong>en</strong>heid’. Iets verder noemt Van<br />
de Woestijne dit strev<strong>en</strong> naar modernistisch<br />
neo-classicisme: zich ‘tot bij <strong>het</strong> volstrekte<br />
sublimiseer<strong>en</strong>’, zich opheff<strong>en</strong> ‘tot <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong>-bevattelijke,<br />
door ieder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te belijd<strong>en</strong>,<br />
daar hij oorspronkelijk hiertoe beschikt<br />
is’. Hierin is niet gewoon stijl, maar<br />
Stijl, d.i. klassieke Stijl bezitt<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> geme<strong>en</strong>schappelijkheid, de geme<strong>en</strong>schappelijkheid<br />
<strong>van</strong> wat Van de Woestijne in ruime<br />
zin ‘<strong>het</strong> Lijd<strong>en</strong>’ noemt, in <strong>het</strong> geval Van<br />
Nijl<strong>en</strong>, <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> ‘maat’ <strong>en</strong> ‘matigheid’.<br />
Er is niet alle<strong>en</strong> dat. J. Kamerbeek releveert,<br />
naar aanleiding <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bespreking door Verwey<br />
uit 1905 <strong>van</strong> Het Vader-Huis <strong>van</strong> Van<br />
de Woestijne, Verweys aandacht voor Van de<br />
Woestijnes ‘verlang<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> groot <strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig<br />
lijnverloop’, de ‘bevalligheid in de<br />
zwaai<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn volzinn<strong>en</strong>’, eerder dan e<strong>en</strong>
poëzie <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘beeld’, e<strong>en</strong> poëzie <strong>van</strong> de<br />
‘beweging’, de ‘bezielde retoriek’. Volg<strong>en</strong>s<br />
Kamerbeek zou ook P.N. <strong>van</strong> Eyck zich bij<br />
dit Van de Woestijniaanse prototype hebb<strong>en</strong><br />
aangeslot<strong>en</strong>, ‘niet in di<strong>en</strong>s verbrokkeling <strong>en</strong><br />
verfijning <strong>van</strong> indrukk<strong>en</strong>, maar in zijn zware<br />
<strong>en</strong> zwierige, soms naar <strong>het</strong> retorische neig<strong>en</strong>de<br />
vers’. 5<br />
Tot hiertoe is bij Albert Verwey in <strong>het</strong> opspor<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>en</strong>kele karakteristiek<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
modernistisch neo-classicisme, gereleveerd<br />
door J. Kamerbeek, nog ge<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong> Van<br />
de Woestijnes gebruik <strong>van</strong> de antieke mythische<br />
verbeelding. Dit gebeurt wel, – ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />
gereleveerd door J. Kamerbeek, – in<br />
e<strong>en</strong> opstel <strong>van</strong> Verwey uit 1913 over De<br />
Paard<strong>en</strong> <strong>van</strong> Diomedes uit Interludiën<br />
(1912) <strong>van</strong> Van de Woestijne, echter op e<strong>en</strong><br />
kritische wijze, precies wat g<strong>en</strong>oemde verbeelding<br />
betreft. Na in de antieke mythische<br />
verbeelding sommige k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong><br />
onderstreept: de manier waarop m<strong>en</strong>, tal<strong>en</strong>tvol,<br />
nu e<strong>en</strong>s niet moet dicht<strong>en</strong>: de discrepans<br />
tuss<strong>en</strong> gewaarwordingsverbeelding <strong>en</strong> verstandsverbeelding<br />
die de innerlijke e<strong>en</strong>heid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht schaadt, e<strong>en</strong> typisch aspect<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> G<strong>en</strong>tse g<strong>en</strong>ie waar te veel wil, koppigheid,<br />
moedwilligheid bij gemoeid is; <strong>het</strong><br />
haast tirannieke heers<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> intellect als<br />
kunststijl <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sstijl: hei zich tegelijk dier<br />
<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel voel<strong>en</strong>, maar ook de verleiding zich<br />
als <strong>en</strong>gel voor te do<strong>en</strong>, dit als tuss<strong>en</strong>oplossing;<br />
<strong>het</strong> ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>shouding door<br />
pose, ernst door spel, waarheid door schijn,<br />
synthese door analyse, lev<strong>en</strong>sstijl doorvormstijl.<br />
– komt Verwey tot de conclusie dat<br />
Van de Woestijne hierbij, op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong><br />
wat als ‘geestelijke poëzie’ doorgaat, werkelijk<br />
faalt. Het geldt e<strong>en</strong> poèzie die overleefd<br />
is, tot de tijd <strong>van</strong> <strong>het</strong> positivisme <strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
naturalisme behoort, d.i. tot die <strong>van</strong> <strong>het</strong> parnassianisme;<br />
‘Geest – we zag<strong>en</strong> <strong>het</strong> – k<strong>en</strong>t<br />
hij (Van de Woestijne) <strong>en</strong>kel als intellekt.<br />
Gevoel verlangt hij alle<strong>en</strong> als gewaarwor-<br />
183<br />
ding’. Het zal nooit tot Van de Woestijne<br />
doordring<strong>en</strong> dat geest <strong>en</strong> gevoel, intellect <strong>en</strong><br />
gewaarwording, visionaire vorm <strong>en</strong> ontroering<br />
of verrukking <strong>van</strong> de schepp<strong>en</strong>de verbeelding,<br />
tot e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> hogere ‘geestelijke<br />
e<strong>en</strong>heid’ di<strong>en</strong><strong>en</strong> te groei<strong>en</strong>, resultaat <strong>van</strong> de<br />
‘onmiddellijke <strong>en</strong> onverklaarbare aanblazing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> schepp<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>’, de ‘bezieling’, de<br />
‘inspiratie’, <strong>het</strong> ‘<strong>en</strong>-thousiasme’, de ‘God-inöns’.<br />
Van de Woestijne verteg<strong>en</strong>woordigt al<br />
te zeer e<strong>en</strong> dichterschap dat <strong>het</strong> lichaam als<br />
‘orgaan <strong>van</strong> gewaarwording’ beschouwt, de<br />
geest als ‘filter <strong>van</strong> gewaarwording’, de stijl<br />
als ‘bezonk<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> gewaarwording’, eerder<br />
dan e<strong>en</strong> dichterschap dat de geest, ‘onder<br />
onnaspeurlijke ingeving’, ‘schepp<strong>en</strong>de verbeelding’<br />
weet te zijn. Wat hier ook <strong>van</strong> zij,<br />
bijaldi<strong>en</strong> Verwey betreurt dat in <strong>het</strong> antiek<br />
interludisch werk <strong>van</strong> Van de Woestijne, althans<br />
in <strong>het</strong> begin, de ‘schepp<strong>en</strong>de verbeelding’<br />
nauwelijks aanleiding gegev<strong>en</strong> heeft tot<br />
die hogere ‘geestelijke e<strong>en</strong>heid’ <strong>van</strong> visionaire<br />
vorm <strong>en</strong> ontroering of verrukking, – de<br />
Frans<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> dit e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gaan noem<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de imaginatie <strong>en</strong> <strong>het</strong> imaginaire, – komt<br />
<strong>het</strong> bij Verwey niet op <strong>het</strong> specifiek verbeeldingskarakter<br />
hier<strong>van</strong>, <strong>en</strong> wel <strong>van</strong> antieke<br />
mythische oorsprong, bij Van de Woestijne<br />
te looch<strong>en</strong><strong>en</strong>. 5<br />
Na de houding <strong>van</strong> Albert Verwey, nl. als<br />
verteg<strong>en</strong>woordiger <strong>van</strong> <strong>het</strong> modernistisch<br />
neo-classicisme, teg<strong>en</strong>over de antieke mythische<br />
verbeelding in <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Van de<br />
Woestijne, zelf e<strong>en</strong> modernistisch neo-classicist,<br />
te hebb<strong>en</strong> geplaatst, is <strong>het</strong> nodig die <strong>van</strong><br />
Paul <strong>van</strong> Ostaij<strong>en</strong> te belicht<strong>en</strong>, nl. als verteg<strong>en</strong>woordiger<br />
<strong>van</strong> de modernistische a<strong>van</strong>tgarde,<br />
dit teg<strong>en</strong>over de antieke mythische<br />
verbeelding <strong>van</strong> Van de Woestijne, die toch<br />
<strong>van</strong> Van Ostaij<strong>en</strong>, als de jongere progressistische,<br />
de oudere traditionalistische tweelingbroer<br />
is geweest. M<strong>en</strong> herinnere zich <strong>het</strong><br />
inzicht gev<strong>en</strong>de, ontroer<strong>en</strong>de opstel uit 1929
184<br />
in Vandaag <strong>van</strong> de oudere over de jongere,<br />
na Willem Kloos in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> zijn literaire<br />
loopbaan, aan <strong>het</strong> einde hier<strong>van</strong> ‘de laatste<br />
groote vreugde’: ‘zij blijft stral<strong>en</strong> in mij... Ik<br />
blijf hem dankbaar’. Deze dankbaarheid betreft<br />
vooral Van Ostaij<strong>en</strong>s ‘functie als dichter’,<br />
de manier waarop hij op Van de Woestijne<br />
wist over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> ‘wat hij-zelf als<br />
diepere, zij <strong>het</strong> meest-troebele ontroering<br />
had ondergaan bij <strong>het</strong> sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
gedicht’. Van de Woestijne cursiveert dit<br />
laatste in zijn bek<strong>en</strong>d opstel.<br />
Hoe aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> zijn ontwikkeling <strong>het</strong><br />
dichterlijk probleem door Van de Woestijne<br />
ook wordt doorgrond, <strong>en</strong> hij zich wat <strong>het</strong><br />
schepp<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht betreft, althans<br />
‘voor e<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik’, Van Ostaij<strong>en</strong>s ‘gelijke’<br />
beschouwde, aanleiding voor Van Ostaij<strong>en</strong><br />
zelf om zijn dichterschap te confronter<strong>en</strong><br />
met Van de Woestijnes antiek mythisch ‘interludisch’<br />
werk, was de bundel Zon in d<strong>en</strong><br />
Rug (1924), na Interludiën (1912), Interludiën<br />
II (1914), de derde <strong>en</strong> laatste bundel<br />
waarin de antieke mythische ‘interludische’<br />
verbeelding in zijn werk gestalte zou aannem<strong>en</strong><br />
7 . Het gaat hier om e<strong>en</strong> opstel, Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne (1924), ongeveer ti<strong>en</strong> jaar<br />
later geschrev<strong>en</strong> dan dat <strong>van</strong> Verwey, Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne <strong>en</strong> de Paard<strong>en</strong> <strong>van</strong> Diomedes<br />
(1913), wat te bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> geeft dat juist<br />
dit antiek mythisch ‘interludisch’ verbeeldingsverschijnsel<br />
in de ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
schrijver e<strong>en</strong> soort Achilleshiel verteg<strong>en</strong>woordigt,<br />
<strong>en</strong> dat blijft do<strong>en</strong>. 8<br />
Weliswaar, eerder dan de nadruk op de antieke<br />
mythische ‘interludische’ epische, subs.<br />
dramatische poëzie <strong>van</strong> Van de Woestijne te<br />
legg<strong>en</strong>, - al bespreekt hij ook de derde <strong>en</strong><br />
laatste bundel waarin die aan bod is, — legt<br />
Van Ostaij<strong>en</strong> die op de lyrische poëzie, bij<br />
uitbreiding wez<strong>en</strong> <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> Van de<br />
Woestijnes dichterschap.<br />
Zijn stelling is: <strong>het</strong> dichterschap <strong>van</strong> Van de<br />
Woestijne is uiteraard e<strong>en</strong> aards, s<strong>en</strong>sualis-<br />
tisch, statisch, daarom e<strong>en</strong>zijdig, begr<strong>en</strong>sd,<br />
één-tonig dichterschap. Hij sluit zich hiermee<br />
aan bij e<strong>en</strong> oordeel <strong>van</strong> Martinus Nijhoff,<br />
to<strong>en</strong> deze, in verband met Het Zatte Hart<br />
(1926), – ev<strong>en</strong>wel e<strong>en</strong> bundel lyrische poëzie,<br />
– tot de conclusie kwam: ‘Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne is e<strong>en</strong> dichterdier. Ik herhaal <strong>het</strong>,<br />
al klinkt <strong>het</strong> gedurfd –, de dichter in hem is<br />
<strong>het</strong> dier in hem. In elke jambe stremt <strong>en</strong><br />
smoort e<strong>en</strong> kreet <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ‘animal triste’,<br />
poëzie-schrijv<strong>en</strong> is voor hem wat ander<strong>en</strong><br />
dans<strong>en</strong> zijn kan: uitdrukking vind<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
fysieke bewog<strong>en</strong>heid. Uitdrukking waar<strong>van</strong>?<br />
‘ 9 . We kom<strong>en</strong> hierop terug. Voorlopig<br />
is voldo<strong>en</strong>de te wet<strong>en</strong> dat Van Ostaij<strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
‘dichterdier’ Van de Woestijne toch anders<br />
ziet dan Nijhoff: ‘Bij Nijhoff geldt voor zijn<br />
bepaling <strong>het</strong> objekt <strong>van</strong> de drang; voor mij<br />
de wijze <strong>van</strong> uitdrukking <strong>van</strong> deze drang’<br />
(Van Ostaij<strong>en</strong> cursiveert). Wat niet helemaal<br />
juist is, als m<strong>en</strong> <strong>het</strong> hele opstel <strong>van</strong> Nijhoff,<br />
<strong>en</strong> daarbij andere opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> hem over<br />
Van de Woestijne, heeft doorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
Hoe dan ook, vooral Het Gelag bij Pholos uit<br />
Zon in d<strong>en</strong> Rug besprek<strong>en</strong>d, dus e<strong>en</strong> antieke<br />
mythische ‘interludische’ verbeelding, - ‘mij<br />
<strong>het</strong> liefste <strong>van</strong> de drie gedicht<strong>en</strong>’ uit Zon in<br />
d<strong>en</strong> Rug. <strong>en</strong> deze vergelijk<strong>en</strong>d met de Mei<br />
<strong>van</strong> Herman Gorter, poneert Van Ostaij<strong>en</strong><br />
dat de dichtkunst <strong>van</strong> Gorter, wat de<br />
lyrische groei <strong>van</strong> vers <strong>en</strong> gedicht betreft,<br />
direct <strong>en</strong> dynamisch bepaald is, die <strong>van</strong> Van<br />
de Woestijne indirect <strong>en</strong> statisch. Dit is één<br />
punt. E<strong>en</strong> tweede punt is de compositionele<br />
opzet bij beide dichters, wat nl. <strong>het</strong> onderwerp<br />
in hun dichtkunst betreft: bij Gorter<br />
wordt dit onderwerp als subject behandeld,<br />
bij Van de Woestijne als object; <strong>het</strong> geldt e<strong>en</strong><br />
onderscheid tuss<strong>en</strong> thema bij de eerste, tek<strong>en</strong><br />
of symbool bij de tweede; architectonisch<br />
ziet er bij Van de Woestijne de narratieve<br />
psychologie zo uit dat <strong>het</strong> narratief<br />
karakter hier<strong>van</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling tot wat er<br />
bij Gorter gebeurt, niet <strong>en</strong>kel naar de subjec-
tieve psychologie <strong>van</strong> de dichter wordt afgebog<strong>en</strong>,<br />
maar ook naar de objectieve psychologie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> epische object, als ik <strong>het</strong> juist<br />
begrijp, de mythische fabel. Tuss<strong>en</strong> beide<br />
di<strong>en</strong>t noodzakelijk e<strong>en</strong> compromis te wor”<br />
d<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>, maar deze noodzakelijkheid<br />
heeft tot gevolg dat <strong>het</strong> progressief, lyrisch<br />
karakter <strong>van</strong> <strong>het</strong> antiek mythisch gedicht<br />
wordt geremd in zijn voorwaartse ontwikkeling,<br />
<strong>en</strong> in plaats <strong>van</strong> dynamiek, statiek optreedt.<br />
Statiek die, omdat <strong>het</strong> verbeeldingskarakter<br />
bij Van de Woestijne <strong>van</strong> de antieke<br />
mythe aards, s<strong>en</strong>sualistisch, statisch bepaald<br />
is, volg<strong>en</strong>s Nijhoff in <strong>het</strong> ‘dichterdier Van de<br />
Woestijne haar wortels heeft, volg<strong>en</strong>s Van<br />
Ostaij<strong>en</strong> in <strong>het</strong> élan <strong>van</strong> zijn ‘animale kracht’<br />
Indi<strong>en</strong> Nijhoff dus eerder <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t legt op<br />
<strong>het</strong> ‘dichterdier’ Van de Woestijne als bepaald<br />
door zijn psychologische gevoelswereld,<br />
Van Ostaij<strong>en</strong> legt dat op de aard <strong>van</strong><br />
zijn animale, al te aardse drang, tev<strong>en</strong>s de<br />
uitdrukking hier<strong>van</strong> <strong>van</strong>uit de ‘aardse aarde’,<br />
die hem wez<strong>en</strong>lijk bezielt. Vandaar bij Van<br />
de Woestijne, <strong>en</strong> wel in <strong>het</strong> bijzonder in deze<br />
antieke mythische ‘interludische’ verbeelding<strong>en</strong>:<br />
<strong>het</strong> zich gedrag<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> mol (om e<strong>en</strong><br />
dier te noem<strong>en</strong>), die blind op zijn tastzin <strong>en</strong><br />
zijn reuk afgaat; de keuze <strong>van</strong> de f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />
die alle naar de ‘aardse aarde’ verwijz<strong>en</strong>, b.v.<br />
de zwangerschap, de erotiek als persoonlijk,<br />
niet als mystiek noodlot, de bittere melancholie,<br />
de atmosferische druk; de keuze <strong>van</strong><br />
woord <strong>en</strong> woord<strong>en</strong>schat, die naar de ‘klei<strong>en</strong><br />
aarde’ verwijz<strong>en</strong>, b.v. <strong>het</strong> overtollig gebruik<br />
<strong>van</strong> adjectiev<strong>en</strong>, vooral stofadjectiev<strong>en</strong>, de<br />
koppeling <strong>van</strong> adjectief <strong>en</strong> substantief, <strong>het</strong><br />
oproep<strong>en</strong> <strong>van</strong> temperatuur <strong>en</strong> klimaat, <strong>het</strong><br />
gebruik <strong>van</strong> vrouwelijke substantiev<strong>en</strong> in<br />
mannelijk travesti, <strong>het</strong> aanvaard<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
amoureuze houding als de m<strong>en</strong>selijkste. ‘Bij<br />
ge<strong>en</strong> nederlands dichter <strong>van</strong> de 19e eeuw tot<br />
nu (tot 1924) is <strong>het</strong> woord zo <strong>van</strong> de aarde<br />
als bij v.d. Woestijne’. Bij P.C. Bout<strong>en</strong>s ligt<br />
dit anders, bij hem is er altijd die poging om<br />
185<br />
<strong>het</strong> woord <strong>van</strong> zijn materie te ontdo<strong>en</strong>, te<br />
‘steriliser<strong>en</strong>’; bij M. Nijhoff ligt dit weer anders,<br />
bij hem is <strong>het</strong> woord ‘etheries-dun <strong>en</strong><br />
kuis <strong>en</strong>, in alle e<strong>en</strong>voud, magies’. Wat niet<br />
belet dat Van de Woestijne, als in Het Kind<br />
Hel<strong>en</strong>a in De Spartaansche Hel<strong>en</strong>a, volg<strong>en</strong>s<br />
Van Ostaij<strong>en</strong> ‘<strong>van</strong> de allerscherpste p<strong>en</strong>etratie<br />
der lyriese middel<strong>en</strong>’ vermag te getuig<strong>en</strong>;<br />
<strong>het</strong> zijn plaats<strong>en</strong> die ‘zo zuiver lyries zijn dat<br />
al <strong>het</strong> andere daarnaast ongewichtig wordt’.<br />
Zo <strong>het</strong> achtste gedicht in Het kind Hel<strong>en</strong>a.<br />
Belicht<strong>en</strong> we nu nader <strong>het</strong> dichterschap <strong>van</strong><br />
Van de Woestijne, in <strong>het</strong> bijzonder <strong>het</strong> antiek<br />
mythisch dichterschap <strong>van</strong> de ‘interludische’<br />
epicus aan de hand <strong>van</strong> <strong>het</strong> oordeel<br />
<strong>van</strong> Martinus Nijhoff zelf, de kuise, etherischdunne<br />
magische realist, dan treff<strong>en</strong> onmiddellijk<br />
punt<strong>en</strong> <strong>van</strong> overe<strong>en</strong>komst, maar ook <strong>van</strong><br />
verschil tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> Verwey <strong>en</strong>erzijds, anderzijds<br />
tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> Van Ostaij<strong>en</strong>. Het<br />
gaat hier om e<strong>en</strong> oordeel over net dezelfde<br />
bundel antieke mythische ‘interludische’ gedicht<strong>en</strong>,<br />
Zon in d<strong>en</strong> Rug (1924), beoordeeld<br />
door Van Ostaij<strong>en</strong>, <strong>en</strong> waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> episch<br />
karakter ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot <strong>het</strong> lyrisch karakter<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Van de Woestijne door<br />
Nijhoff wordt uitgebreid. M<strong>en</strong> heeft de indruk<br />
dat ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> beid<strong>en</strong> aan dergelijke uitbreiding<br />
heeft kunn<strong>en</strong> ontsnapp<strong>en</strong>; ook Verwey<br />
is hier moeilijk aan ontsnapt.<br />
De ‘interludiën’, is Nijhoff <strong>van</strong> oordeel: ‘Het<br />
zijn parerga bij Van de Woestijnes Ilias-vertaling,<br />
kant-illustraties, barokke tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>’,<br />
waar m<strong>en</strong> heel wat in mist, ‘<strong>het</strong> onderpersoonlijke,<br />
<strong>het</strong> autopsychisch experim<strong>en</strong>tele<br />
<strong>van</strong> zijn zwaarbevrachte s<strong>en</strong>suele jamb<strong>en</strong>’,<br />
maar ook ‘de intellectuele onverschrokk<strong>en</strong>heid’<br />
waarmee hij, als in zijn proza. Janus<br />
met <strong>het</strong> dubbele Voor-Hoofd (1908), gegev<strong>en</strong>s<br />
uit de Oudheid, de Middeleeuw<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
R<strong>en</strong>aissance heeft naverteld, <strong>en</strong> heeft verl<strong>en</strong>gd<br />
met toevoeging <strong>van</strong> persoonlijke ervaring<strong>en</strong><br />
uit zijn lev<strong>en</strong>. 10
186<br />
Het spreekt <strong>van</strong>zelf dat, wie <strong>het</strong> werk <strong>van</strong><br />
Van de Woestijne <strong>en</strong>igszins k<strong>en</strong>t, zal wet<strong>en</strong><br />
dat er in dit geval wel iets meer zal gebeurd<br />
zijn dan gewoon dit ‘navertell<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>’.<br />
Nijhoffweet dit trouw<strong>en</strong>s zelf: ‘Van de<br />
Woestijne, schijnt <strong>het</strong>, aanvaardt m<strong>en</strong> slechts<br />
als hij onder of bov<strong>en</strong> zichzelf uitschrijft’,<br />
d.i. als hij in zijn poëzie de aando<strong>en</strong>ing ‘opschroeft’<br />
naargelang <strong>het</strong> s<strong>en</strong>tim<strong>en</strong>t, of in zijn<br />
proza <strong>het</strong> metafysisch visio<strong>en</strong> ‘nederdwingt’<br />
naargelang de verhaalstof. En dit doorgaans<br />
in zijn ‘paarse, compacte, vleselijke taal’, kom<strong>en</strong>de<br />
‘uit <strong>het</strong> geslacht of uit de hers<strong>en</strong>s’<br />
(m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kt terug aan de stelling <strong>van</strong> Verwey),<br />
<strong>en</strong> die hij uit de tijd <strong>van</strong> <strong>het</strong> decad<strong>en</strong>te<br />
Franse symbolisme heeft, waartoe ‘<strong>het</strong> materiële<br />
woord-beeld <strong>van</strong> zijn wez<strong>en</strong>’ behoort.<br />
Vandaar de indruk dat Van de Woestijne tot<br />
de categorie <strong>van</strong> de ‘bespeeld<strong>en</strong>’ eerder dan<br />
die <strong>van</strong> de ‘bespelers’ behoort (m<strong>en</strong> merke<br />
dat dit andersom is bij Nijhoff). Zonder ook<br />
maar één og<strong>en</strong>blik de kwaliteit<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit<br />
‘interludisch’ werk <strong>van</strong> Van de Woestijne in<br />
twijfel te trekk<strong>en</strong>, nl. de uitbeelding, de beschrijvingskunst,<br />
de gespierde anatomie, <strong>het</strong><br />
meesterlijke <strong>van</strong> dit alles, als ‘iets <strong>van</strong> laag<br />
vaas-relièf, <strong>van</strong> schaduwloze omtrek, <strong>van</strong><br />
nauwelijks verhoogd zijn <strong>en</strong> iets <strong>van</strong> gelijkmatigheid<br />
<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> oppervlak op<strong>en</strong>bloei<strong>en</strong>de<br />
<strong>en</strong> heldere expressie’, Nijhoff ziet in<br />
dit werk <strong>van</strong> antieke mythische oorsprong<br />
niet méér dan e<strong>en</strong> persoonlijke modulering,<br />
e<strong>en</strong> vrij, doelloos, willekeurig ‘freewheel<strong>en</strong>’,<br />
met gebruikmaking <strong>van</strong> de oudere myth<strong>en</strong>.<br />
Nochtans, – <strong>en</strong> hiermee behoort Van de<br />
Woestijne dan toch, met de eig<strong>en</strong> ‘vibraties<br />
<strong>van</strong> zijn taalvermog<strong>en</strong>’, ‘tot de <strong>en</strong>kele grote<br />
dichters <strong>van</strong> Europa’, – als hij dat doet, blijkt<br />
hieruit ‘e<strong>en</strong> zekere teg<strong>en</strong>strijdigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
algeme<strong>en</strong>-m<strong>en</strong>selijke <strong>en</strong> <strong>het</strong> individuele’, ‘e<strong>en</strong><br />
sonore tweestemmigheid’, ‘e<strong>en</strong> zwev<strong>en</strong>de<br />
harmonie, gebor<strong>en</strong> uit contrast<strong>en</strong>’, <strong>het</strong> aanwezig<br />
zijn <strong>van</strong> elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die altijd de oorspronkelijke<br />
dichter hebb<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt:<br />
‘bek<strong>en</strong>dheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> thema’, <strong>en</strong> ‘hartstochtelijke<br />
persoonlijkheid in de doorwerking’.<br />
‘Met welke zev<strong>en</strong>mijlslaarz<strong>en</strong> doorschrijdt<br />
Karel <strong>van</strong> de Woestijne telk<strong>en</strong>s de afstand<br />
tuss<strong>en</strong> Vergilius <strong>en</strong> Ary Prins. –’. Hij bedoelt<br />
hiermee de afstand die er is tuss<strong>en</strong> de antieke<br />
mythische verbeelding als algeme<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk<br />
thema <strong>en</strong> de individuele bewerking, de<br />
vervorm<strong>en</strong>de, maar ook opnieuw beziel<strong>en</strong>de<br />
herdichting hier<strong>van</strong>. En dat, zoals Nijhoff<br />
zich in e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> Het Zatte hart<br />
(1926) uitdrukt, – maar hier hebb<strong>en</strong> we dan<br />
weer met lyriek te mak<strong>en</strong>, wat <strong>het</strong> probleem<br />
verplaatst, echter de bewijskracht hier<strong>van</strong><br />
vergroot, - in functie <strong>van</strong> wat hij noemt ‘e<strong>en</strong><br />
taalvermog<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zintuig’, gevolg <strong>van</strong> ‘<strong>het</strong><br />
s<strong>en</strong>sueel-concrete der stemming<strong>en</strong>’, ‘<strong>het</strong> tastbare<br />
der woord<strong>en</strong>’, ‘de alom-aanwezigheid<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> vibrer<strong>en</strong>d ik’. ‘Stroef is dit werk, –<br />
heet <strong>het</strong>, in e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> God aan Zee<br />
(1926), - lichamelijk is deze poëzie, <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
lichamelijkheid die naar zwaarlijvigheid<br />
zweemt’. M<strong>en</strong> neme <strong>het</strong> beeld voor wat <strong>het</strong><br />
waard is. Dan liever deze karakterisering, <strong>en</strong><br />
die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s voor de epiek kan geld<strong>en</strong>: ‘Het<br />
woord is hier de zinnelijkheid der gedachte,<br />
<strong>en</strong> zo zwaar is de zucht <strong>van</strong> <strong>het</strong> ritme waar<br />
de regels op gaan, dat deze zinnelijkheid iets<br />
heeft <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>swijze berusting, <strong>van</strong> vermoeide<br />
in lichamelijkheid bevredig<strong>en</strong>de rijpheid’.<br />
In Karel <strong>van</strong> de Woestijne gestorv<strong>en</strong> (1929),<br />
– e<strong>en</strong> synthese als karakteristiek – is Martinus<br />
Nijhoff hierop nog e<strong>en</strong>maal teruggekom<strong>en</strong>:<br />
hij blijkt hier Verwey <strong>en</strong> Van Ostaij<strong>en</strong><br />
hoe langer hoe meer in <strong>het</strong> voetspoor te<br />
tred<strong>en</strong>, al maakt hij ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> de<br />
lyricus <strong>en</strong> epicus, wat echt jammer is.<br />
Volg<strong>en</strong>s Nijhoff was Van de Woestijne ‘in de<br />
eerste plaats e<strong>en</strong> artiest’; aan de <strong>en</strong>e kant<br />
‘omlaaggehaald’ door e<strong>en</strong> ‘machteloos hart’,<br />
aan de andere onmachtig ‘de stijging<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> verstandelijk <strong>en</strong> geestelijk bewustzijn’ te<br />
volg<strong>en</strong>. Daar bedoelde contrastwerking,<br />
uiteraard <strong>van</strong> tragische aard was, haar uit-
drukking vond in e<strong>en</strong> ‘reeds vroeg-rijp geschoolde<br />
taalmacht’, <strong>en</strong> deze taalmacht niet<br />
<strong>en</strong>kel tot e<strong>en</strong> ‘tweede natuur’, ook tot e<strong>en</strong><br />
‘onlesbare natuur’ was geword<strong>en</strong>, had zulks<br />
tot gevolg dat zijn’ artistieke geaardheid die<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> ‘bijna dierlijk, artiest-zijn’ was geword<strong>en</strong>,<br />
‘deze lichamelijke pot<strong>en</strong>tie om gedur<strong>en</strong>de<br />
de l<strong>en</strong>gte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> de stem<br />
vibrer<strong>en</strong>de te houd<strong>en</strong> in de keel’. Het blijkt<br />
eerder e<strong>en</strong> zuidelijk dan e<strong>en</strong> noordelijk verschijnsel<br />
te zijn, dit sam<strong>en</strong>gaan in de taal <strong>van</strong><br />
aan de <strong>en</strong>e kant ‘barre abstracties’ <strong>van</strong> de<br />
geest, ‘ontsteg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>’, aan de andere ‘kwalijk-aanvaarde<br />
aardsheid’; aan de <strong>en</strong>e kant<br />
‘spiraalstrakke tocht<strong>en</strong> naar de ledige ruimt<strong>en</strong>’,<br />
aan de andere ‘huil<strong>en</strong>de nederlag<strong>en</strong> naar<br />
de diepte zijner natuur toe’. Hij komt Nijhoff<br />
voor als de k<strong>en</strong>taur, geklemd tuss<strong>en</strong> de<br />
‘vleselijkheid <strong>van</strong> zijn stem’, de ‘directheid<br />
<strong>van</strong> zijn instinct<strong>en</strong>’, <strong>het</strong> ‘verbanningsgevoel<br />
binn<strong>en</strong> dit aardse’, <strong>en</strong> de ‘laatste gr<strong>en</strong>s <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong>zelvige bewustheid’, t<strong>en</strong> slotte zijn ‘in ’t<br />
zicht houd<strong>en</strong> <strong>van</strong> nog maar één <strong>en</strong>kel punt<br />
<strong>van</strong> aanschouw<strong>en</strong>: God, niets dan God zelf.<br />
Van de Woestijne was er de dichter niet naar,<br />
om als Nijhoff zelf, ook voortgekom<strong>en</strong> uit<br />
<strong>het</strong> modernistisch symbolisme met classicistische<br />
allures, zijn zware stemming<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong><br />
‘los-drom<strong>en</strong>’, zijn moedeloze mijmering<strong>en</strong> te<br />
lat<strong>en</strong> ‘wegijl<strong>en</strong>’, e<strong>en</strong> poètiek die Nijhoff aan<br />
<strong>het</strong> einde <strong>van</strong> zijn ontwikkeling <strong>en</strong>igszins<br />
heeft gewijzigd tot e<strong>en</strong> terugkeer naar de<br />
aarde, individueel <strong>en</strong> collectief bewoonbaar.<br />
Tuss<strong>en</strong> de ‘Modder<strong>en</strong> Man’ <strong>en</strong> de ‘Heilige <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Getal’ <strong>van</strong> Van de Woestijne, heeft Nijhoff<br />
zelf uiteindelijk voor de gewone Man<br />
gekoz<strong>en</strong>. Hoe dan ook: ‘Wat <strong>het</strong> ‘vleesch’ is,<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> hinder<strong>en</strong>de daar<strong>van</strong>, nooit is <strong>het</strong> in<br />
<strong>het</strong> Nederlands zo vleselijk uitgesprok<strong>en</strong>’, als<br />
in de lyriek <strong>en</strong> de epiek <strong>van</strong> Van de Woestijne,<br />
<strong>het</strong> ‘dichterdier’.<br />
Na de vorige belichting <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne als epicus, subs. lyricus <strong>en</strong> pro-<br />
187<br />
zaïst, eerst door Albert Verwey als verteg<strong>en</strong>woordiger<br />
<strong>van</strong> de oudere modernistische neoclassicistische<br />
g<strong>en</strong>eratie, dan door Paul <strong>van</strong><br />
Ostaij<strong>en</strong> als verteg<strong>en</strong>woordiger <strong>van</strong> de jongere<br />
modernistische a<strong>van</strong>t-garde g<strong>en</strong>eratie,<br />
eindelijk door Martinus Nijhoff als bemiddelaar<br />
tuss<strong>en</strong> beid<strong>en</strong>, - met dan toch e<strong>en</strong><br />
sterke voorkeur voor de stelling <strong>van</strong> Verwey<br />
<strong>en</strong> Van Ostaij<strong>en</strong>, nl. die <strong>van</strong> Van de Woestijne<br />
als <strong>het</strong> ‘dichterdier’ – is <strong>het</strong> goed zich de<br />
vraag te stell<strong>en</strong> of <strong>en</strong> in hoever de literaire<br />
kritiek gepoogd heeft, op meer wet<strong>en</strong>schappelijke<br />
dan wel essayistische wijze, zich e<strong>en</strong><br />
idee te vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> wez<strong>en</strong>lijk creatief<br />
karakter, d.i. <strong>het</strong> f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>ologisch-structureel<br />
substraat <strong>van</strong> bedoelde verbeeldingswereld.<br />
Wat heeft Van de Woestijne daartoe<br />
aangezet? Het is e<strong>en</strong> eerste vraag, die in dit<br />
verband rijst. Voorts, waarom o.m. antieke,<br />
d.i. Griekse of Latijnse mythische verbeelding<strong>en</strong>?<br />
Hoe werd<strong>en</strong> die geïntegreerd in zijn<br />
werk, als gestaltegeving <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> problematiek?<br />
Was die integratie noodzakelijk, is die<br />
echt of vals, kwam die op tijd of te laat,<br />
rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>de met zijn situatie als<br />
schrijver teg<strong>en</strong>over zichzelf, t<strong>en</strong> slotte teg<strong>en</strong>over<br />
de evolutie <strong>van</strong> de Nederlandse literatuur,<br />
in haar geheel’?<br />
Het blijkt dat over de diverse aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de problematiek, <strong>van</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk<br />
standpunt uit, is nagedacht 11 . Vooral dan<br />
door Prof. P. Minderaa, in zijn bek<strong>en</strong>de monografie.<br />
12<br />
Het lijkt me niet noodzakelijk opnieuw te<br />
herhal<strong>en</strong> wat Minderaa betoogd heeft, in <strong>het</strong><br />
bijzonder wat de ontdekking <strong>en</strong> bewondering<br />
betreft <strong>van</strong> Van de Woestijne <strong>van</strong> <strong>en</strong><br />
voor de klassiek<strong>en</strong>, op <strong>het</strong> Kon. Ath<strong>en</strong>eum<br />
te G<strong>en</strong>t, aan de G<strong>en</strong>tse Rijksuniversiteit,<br />
na eig<strong>en</strong> lectuur, ev<strong>en</strong>min op de eerste<br />
spor<strong>en</strong> te wijz<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun beïnvloeding in<br />
zijn lyriek, proza of kritiek. M<strong>en</strong> vindt hierover<br />
voldo<strong>en</strong>de gegev<strong>en</strong>s in de monografie<br />
<strong>van</strong> Minderaa, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in de twee hoofd-
188<br />
stukk<strong>en</strong>. Het interludisch Voorwerk in de<br />
Lyriek (1897-1909), Het interludisch Voorwerk<br />
buit<strong>en</strong> de Lyriek (1907-1909), d.i. <strong>het</strong><br />
dramatisch fragm<strong>en</strong>t Aischulos’ Zev<strong>en</strong> op<br />
Thebe los (1907) <strong>en</strong> de Ilias-vertaling Homeros<br />
Ilias, Proza-Bewerking (1909), in mijn<br />
eig<strong>en</strong> monografie over de Interludiën <strong>van</strong> de<br />
schrijver. 13<br />
In De Epische Tussch<strong>en</strong>-Spel<strong>en</strong>, onderdeel<br />
<strong>van</strong> Beschouw<strong>en</strong>, Belijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Beeld<strong>en</strong> in zijn<br />
monografie, stelt zich Minderaa op duidelijke<br />
wijze e<strong>en</strong> drietal wet<strong>en</strong>schappelijke vrag<strong>en</strong>:<br />
‘1. Wat dreef d<strong>en</strong> dichter tot de epiek<br />
<strong>en</strong> speciaal tot e<strong>en</strong> epische behandeling <strong>van</strong><br />
antieke stof? 2. Hoe is te Verklar<strong>en</strong>, dat hij<br />
juist nu op zoo groote schaal dez<strong>en</strong> vorm <strong>en</strong><br />
inhoud koos? <strong>en</strong> 3. Toont zich de eig<strong>en</strong>heid<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> dichter in de wijze <strong>van</strong> bewerking?<br />
De antwoord<strong>en</strong>, vooral op de eerste twee<br />
vrag<strong>en</strong> loop<strong>en</strong> noodzakelijk doore<strong>en</strong>’. Inderdaad,<br />
<strong>het</strong> zijn vrag<strong>en</strong> die bij elkaar hor<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> geestelijk biografische aard zijn, zodat<br />
feitelijk de derde vraag, die naar ‘de eig<strong>en</strong>heid<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> dichter’ peilt in de wijze <strong>van</strong><br />
bewerking <strong>van</strong> de mythische stof, hoofdzakelijk<br />
<strong>van</strong> belang is, vergelek<strong>en</strong> met de inzicht<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Verwey, Van Ostaij<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nijhoff.<br />
Na op zoek te zijn gegaan naar de verre<br />
oorsprong in de intellectuele ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> Van de Woestijne, precies <strong>van</strong> zijn eerste<br />
belangstelling voor <strong>en</strong> eerste ontl<strong>en</strong>ing aan<br />
Franse parnassiaanse <strong>en</strong> symbolistische antieke<br />
stof, t<strong>en</strong> slotte ‘in wez<strong>en</strong> moderne litteratuur<br />
met e<strong>en</strong>ige antieke symbol<strong>en</strong>’, – hierbij<br />
wordt lectuur <strong>van</strong> Hollandse symbolist<strong>en</strong>,<br />
W. Kloos, A. Verwey, L. <strong>Couperus</strong>, niet over<br />
<strong>het</strong> hoofd gezi<strong>en</strong>, – me<strong>en</strong>t Minderaa tuss<strong>en</strong><br />
de lyriek <strong>en</strong> de interludische dramatiek,<br />
vooral de epiek met antieke mythische inslag,<br />
e<strong>en</strong> grondig verschil te zi<strong>en</strong>. In de lyriek,<br />
over <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong>, de welbek<strong>en</strong>de ‘innerlijke<br />
troebelheid <strong>en</strong> moeheid’, <strong>het</strong> Van de<br />
Woestijniaans ‘zielsconflict’; in <strong>het</strong> vrij verbeeldingsspel<br />
<strong>van</strong> de interiudiën met antieke<br />
mythische inslag, de ‘vreugde om <strong>het</strong> schepp<strong>en</strong>’,<br />
<strong>het</strong> ‘zuivere, onbekommerde g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> vrije verbeelding<strong>en</strong>... als laf<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>’, e<strong>en</strong><br />
‘vrijmachtige zekerheid, e<strong>en</strong> onvermoeid<br />
élan, e<strong>en</strong> klaarheid’, die afstek<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over<br />
de lyriek, daarbij de ‘ong<strong>en</strong>eeslijke hunkering<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> dichter naar e<strong>en</strong> paradijselijke<br />
natuurlijkheid’, ‘in e<strong>en</strong> heid<strong>en</strong>sch-zuidelijke<br />
wereld’, met gebruikmaking <strong>van</strong> ‘plastische<br />
beeld<strong>en</strong>’ waarin <strong>het</strong> spel, de schepping <strong>van</strong><br />
‘e<strong>en</strong> vrije, zelfverwekte werkelijkheid’, gestalte<br />
kon aannem<strong>en</strong>.<br />
Nochtans, sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ‘gevoel <strong>van</strong> vrijheid,<br />
e<strong>en</strong> verhooging <strong>van</strong> vakmanschap, daar<br />
de verzwakk<strong>en</strong>de belemmering<strong>en</strong> wegviel<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> blij uithal<strong>en</strong> <strong>van</strong> beeld na beeld’, me<strong>en</strong>t<br />
Minderaa dat <strong>het</strong> daar niet bij blijft: ‘Hoe hij<br />
(Van de Woestijne) in e<strong>en</strong> breed om zich<br />
grijp<strong>en</strong>de vrijheid <strong>het</strong> eig<strong>en</strong> psychisch conflict<br />
vergeet, hij kan niet nalat<strong>en</strong> deze objectieve<br />
figur<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> hart <strong>en</strong> ziel mee te<br />
gev<strong>en</strong>’. Wat ook door R. Herreman wordt<br />
beaamd, in Karel <strong>van</strong> de Woestijne als episch<br />
Dichter 14 ; ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s door mezelf, in De Interludiën<br />
<strong>van</strong> Kavel <strong>van</strong> de Woestijne 15 . Minderaa<br />
vervolgt: ‘Dat laatste is in minder of<br />
meerdere mate bij elke zgn. objectieve uitbeelding<br />
<strong>het</strong> geval. Het werkt reeds mee in<br />
de keuze der uit te beeld<strong>en</strong> figur<strong>en</strong>. Deze<br />
keus neigt naar twee teg<strong>en</strong>overgestelde zijd<strong>en</strong>:<br />
de kunst<strong>en</strong>aar wordt getrokk<strong>en</strong> én naar<br />
wez<strong>en</strong>sverwante person<strong>en</strong> én naar eig<strong>en</strong> contrastbeeld.<br />
Ik zeg liever naar eig<strong>en</strong> contrastbeeld<br />
dan naar eig<strong>en</strong> ideaalbeeld’. Wat Minderaa<br />
dan, aan de hand <strong>van</strong> de interludische<br />
antieke mythische verbeelding<strong>en</strong>, – vooral<br />
de figuur <strong>van</strong> Herakles, – op afdo<strong>en</strong>de wijze<br />
tracht aan te ton<strong>en</strong>.<br />
In <strong>het</strong> hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde hoofdstuk, De<br />
Interludiën <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne 16 ,<br />
trachtte ik de problematiek opgeworp<strong>en</strong><br />
door Minderaa, nl. te wet<strong>en</strong> of <strong>en</strong> in hoever<br />
in de antieke mythische verbeelding<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de schrijver, of gewoon wez<strong>en</strong>sverwantschap
aanwezig is, of eig<strong>en</strong> contrastbeeld (ideaalbeeld),<br />
wat uit te diep<strong>en</strong> <strong>en</strong> wel in functie<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> mogelijk schepp<strong>en</strong>d structuurprincipe,<br />
tot uiting kom<strong>en</strong>d in sommige structuurschema’s<br />
of structuurpatron<strong>en</strong>, ‘die <strong>het</strong><br />
ideaal <strong>van</strong> zijn interludisch poëtisch beginsel,<br />
dan ook de specificiteit <strong>van</strong> dit beginsel,<br />
blijk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> bepaald’. Ik kwam tot de<br />
slotsom, dat in dit verband als interludisch<br />
poëtisch beginsel kan word<strong>en</strong> gesteld, dat<br />
Van de Woestijnes Interludiën werd<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>:<br />
‘op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ambival<strong>en</strong>te binaire,<br />
polaire geestesgesteldheid, die dus<br />
uiteraard dualistisch bepaalde structuurgehel<strong>en</strong><br />
moet verton<strong>en</strong>, als gevolg hier<strong>van</strong><br />
dualistisch bepaalde conflictsituaties’ (cursief<br />
<strong>van</strong> mij). Dit algeme<strong>en</strong> gesteld interludisch<br />
principe zou dan, in de bijzonderhed<strong>en</strong>,<br />
verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> of aspect<strong>en</strong> in dit<br />
werk kunn<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>. Ik noemde er e<strong>en</strong><br />
vijftal, <strong>en</strong> bracht die terug tot e<strong>en</strong> drietal<br />
ideeèn: de tweeheidsidee, de tweeë<strong>en</strong>heidsidee,<br />
de drieë<strong>en</strong>heidsidee.<br />
Er di<strong>en</strong>t nog aan toegevoegd, dat Van de<br />
Woestijne g<strong>en</strong>oemde structuurpatron<strong>en</strong> helemaal<br />
niet aan zijn antieke mythische modell<strong>en</strong>,<br />
of de r<strong>en</strong>aissancistische bewerking<strong>en</strong><br />
hier<strong>van</strong>, niet e<strong>en</strong>s aan de Franse pamassiaanse<br />
<strong>en</strong> symbolistische bewerking<strong>en</strong> hier<strong>van</strong>,<br />
kan hebb<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d. Dit om de e<strong>en</strong>voudige<br />
red<strong>en</strong>, dat die daarin niet te vind<strong>en</strong> zijn,<br />
althans zo ingewikkeld gestructureerd. Ik<br />
zou alle<strong>en</strong> maar Petrarca, met zijn omgekeerd<br />
ev<strong>en</strong>redige dialectiek op gebied <strong>van</strong> de<br />
verhouding liefde <strong>en</strong> dood, na Petrarca Baudelaire<br />
met zijn e<strong>en</strong>heid der teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong><br />
op gebied <strong>van</strong> de verhouding Schoonheid <strong>en</strong><br />
doem <strong>van</strong> de Schoonheid in dit verband kunn<strong>en</strong><br />
noem<strong>en</strong>. In alle geval, <strong>het</strong> heeft alles<br />
niets Grieks of Latijns, niets Helle<strong>en</strong>s of <strong>Rome</strong>ins,<br />
niets r<strong>en</strong>aissancistisch, niet e<strong>en</strong>s Frans<br />
parnassiaans of symbolistisch; <strong>het</strong> is alléén<br />
Van de Woestijne eig<strong>en</strong>. W.E.J. Kuiper had<br />
dit reeds gemerkt, in zijn opstel De klassieke<br />
189<br />
Oudheid in <strong>het</strong> Dichtwerk <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> Se<br />
Woestijne 17 , to<strong>en</strong> hij schreef: ‘De klaarheid,<br />
de harmonie, de e<strong>en</strong>voud, de bondigheid, de<br />
redelijkheid, de lev<strong>en</strong>saffirmatie, de onbezorgde<br />
zinnelijkheid der oude H<strong>en</strong><strong>en</strong><strong>en</strong> moet<br />
m<strong>en</strong> bij hem niet zoek<strong>en</strong>’, dit omdat er<br />
‘maar weinig verwantschap met de Griek<strong>en</strong><br />
alle<strong>en</strong>’ bij hem te ontdekk<strong>en</strong> valt. Van de<br />
Woestijne wekt hier ‘e<strong>en</strong> gevoel <strong>van</strong> getorm<strong>en</strong>teerde<br />
bevreemding’: zijn antieke mythische<br />
gestalt<strong>en</strong> zijn ‘wel degelijk schepsel<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> zijn uitzonderlijk<strong>en</strong> geest’, ver verwijderd<br />
<strong>van</strong> de antiek<strong>en</strong>, zoals trouw<strong>en</strong>s ook<br />
zijn epische humor, <strong>het</strong> gehalte <strong>van</strong> die humor,<br />
‘e<strong>en</strong> zeer fijn gehalte’, ‘doortrokk<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de zeer eig<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tie zijner persoonlijkheid’.<br />
Trouw<strong>en</strong>s, <strong>het</strong> verschijnsel <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet-Helle<strong>en</strong>s<br />
of niet-<strong>Rome</strong>ins karakter <strong>van</strong> de Franse<br />
parnassiaanse of symbolistische literatuur,<br />
waarbij de antieke mythische verbeelding<br />
<strong>van</strong> Van de Woestijne toch dicht aanleunt,<br />
werd opgemerkt door Fernand Desonay in<br />
Le Rêve hellénique chez les poètes Parnassi<strong>en</strong>s,<br />
nl. Louis Ménard, Leconte de Lisie,<br />
Anatole France <strong>en</strong> José-Maria de Hérédia. Na<br />
zijn grondig onderzoek, is Desonay tot de<br />
gevolgtrekking gekom<strong>en</strong>: ‘Nous n’avons pas<br />
découvert Ie néo-hellénisme parnassi<strong>en</strong>...<br />
Nous devons à l’exemple brillant des Poèmes<br />
antiques (Leconte de Lisle) une invasion de<br />
poncifs mythologiques dans les recueils de<br />
vers ‘nouveaux’, ce que J.-K. Huysmans appelait,<br />
un jour de méchante humeur, les ‘rapetasseries<br />
grecques’. Zijn eindconclusie:<br />
‘L’histori<strong>en</strong> des lettres n’a que faire des ‘rapetasseries”<br />
18 . En <strong>van</strong> <strong>het</strong> parnassiaans neohell<strong>en</strong>isme<br />
opklimm<strong>en</strong>d tot <strong>het</strong> romantisch,<br />
classicistisch <strong>en</strong> r<strong>en</strong>aissancistisch hell<strong>en</strong>isme<br />
luidt <strong>het</strong>: ‘Classicisme, tu n’es qu’un mot!<br />
Ce qui importe, c’est la préoccupation, chez<br />
un Ronsard, un La Fontaine, un Racine, un<br />
André Chénier, de l’animal humain, qui est<br />
le méme partout’. 19
190<br />
Wat de conclusie <strong>van</strong> de eig<strong>en</strong> Nederlandse<br />
literaire kritiek betreft, zij luidt t<strong>en</strong> slotte<br />
niet anders, ook wat de personalisering <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> zgn. Van de Woestijniaans hell<strong>en</strong>isme <strong>en</strong><br />
latinisme aangaat. Immers, Waker <strong>van</strong> Hemeldonck,<br />
in zijn Leuv<strong>en</strong>se dissertatie. Antieke<br />
Metaforiek in de moderne Nederlandse<br />
Letter<strong>en</strong> (1880-ca. 1914), E<strong>en</strong> bijdrage tot<br />
de Europese stijlgeschied<strong>en</strong>is (1973), schrijft<br />
in dit verband: ‘Maar dichters als Bout<strong>en</strong>s,<br />
Gorter, Kloos, Leopold, H. Roland Holst,<br />
Van de Woestijne <strong>en</strong> Van Eyck assimiler<strong>en</strong><br />
deze antieke traditie volkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwerk<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> overgeleverde beeld tot e<strong>en</strong> verrass<strong>en</strong>d<br />
prachtige beeldvorming waarin literaire traditie,<br />
eig<strong>en</strong> ontroering <strong>en</strong> bezieling, <strong>en</strong> poëtische<br />
expressiekracht harmonisch bijdrag<strong>en</strong><br />
tot <strong>het</strong> schepp<strong>en</strong> <strong>van</strong> onvergetelijke verz<strong>en</strong>’.<br />
20<br />
Het gaat er inderdaad niet om te wet<strong>en</strong>, wat<br />
Karel <strong>van</strong> de Woestijne extern <strong>van</strong> e<strong>en</strong> of<br />
andere Griekse of Latijnse antieke mythische<br />
stof heeft overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dit met <strong>het</strong> oog op<br />
de mythische stoffering <strong>van</strong> zijn werk, maar<br />
hoe hij intern, exist<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> est<strong>het</strong>isch,<br />
hier<strong>van</strong> de Griekse of Latijnse geest heeft<br />
ontle<strong>en</strong>d, in <strong>het</strong> beste geval heeft verwerkt,<br />
om te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>seig<strong>en</strong> Van de<br />
Woestijniaanse gestaltegeving <strong>van</strong> e<strong>en</strong> speci-<br />
NOTEN<br />
1 Cf. Het huis is rondom mij vol slett<strong>en</strong> <strong>en</strong> soldat<strong>en</strong>,<br />
God aan Zee, Oost<strong>en</strong>de, 1919-1926, III,<br />
Verzoeking <strong>van</strong> God, V.W., I, blz. 561; Europa<br />
ronkt <strong>en</strong> rilt onder ’t stompe stamp<strong>en</strong> der Duitsche<br />
voet<strong>en</strong>. Verz<strong>en</strong> <strong>van</strong> 1914-1928, V.W., I,<br />
blz. 743; ook sommige plaats<strong>en</strong> in <strong>het</strong> proza.<br />
2 Studia Litteraria Rh<strong>en</strong>o-Traiectina, vol. 9, J.B.<br />
Wolters, Groning<strong>en</strong>, 1966, blz. 16, 27, 49,<br />
51-53, 59, 77; ook 60, 77, 104.<br />
3 Nederlandsche Bibliotheek, 276-278, Uitgegev<strong>en</strong><br />
door de Maatschappij voor Goede <strong>en</strong> Goedkoope<br />
lectuur, Amsterdam, (1914), blz. 44.<br />
4 Verzameld Werk, V, blz. 514 <strong>en</strong> vlg. Cf. M.<br />
Rutt<strong>en</strong>, De est<strong>het</strong>ische Opvatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne, Liège-Paris, 1943, blz. 15 <strong>en</strong><br />
vlg.<br />
fiek wereld- <strong>en</strong> kunstbeeld. Het geldt hier<br />
<strong>het</strong> hele probleem <strong>van</strong> de stilistische artistieke<br />
creativiteit, dat <strong>het</strong> probleem is, tegelijk<br />
<strong>van</strong> de idee <strong>en</strong> de vormgeving <strong>van</strong> deze<br />
idee, al dan niet de antieke of moderne Van<br />
de Woestijniaanse idee. Het hele probleem<br />
gaat t<strong>en</strong> slotte de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> te buit<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
nietszegg<strong>en</strong>de formule als: moderne stof in<br />
e<strong>en</strong> antiek kleed, of moderne stof <strong>van</strong> eig<strong>en</strong>,<br />
persoonlijk zielelev<strong>en</strong>, waaraan gewoon e<strong>en</strong><br />
universele dim<strong>en</strong>sie is toegevoegd. Ik voel er<br />
dan ook eerder voor de antieke mythische<br />
‘verbeelding<strong>en</strong>’ <strong>van</strong> de schrijver zo te lez<strong>en</strong>,<br />
alsof hierin noch antieke, of mythische stof<br />
is verwerkt; dus gewoon tekstueel te lez<strong>en</strong>,<br />
alle<strong>en</strong> met <strong>het</strong>, exist<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> structureel,<br />
f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>ologisch verschijnsel voor de geest.<br />
Het is voldo<strong>en</strong>de te experim<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, of e<strong>en</strong><br />
dergelijke b<strong>en</strong>adering al dan niet mogelijk is,<br />
nl. door de antieke figur<strong>en</strong>, plaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
te ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door moderne figur<strong>en</strong>,<br />
plaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. Het komt<br />
me voor dat, in dergelijk geval, niets niem<strong>en</strong>dal<br />
zal word<strong>en</strong> afgedaan aan <strong>het</strong> specifiek<br />
Van de Woestijniaanse karakter <strong>en</strong> wez<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> wat zich uitsluit<strong>en</strong>d als ‘verbeelding<strong>en</strong>’<br />
aanbiedt 21 . Wat t<strong>en</strong> slotte de hoofdzaak<br />
blijkt te zijn.<br />
5 Cf. noot 2.<br />
6 Albert Verwey, Proza, Deel I, Van Holkema &<br />
War<strong>en</strong>dorf <strong>en</strong> Em. Querido, Amsterdam, 1921,<br />
blz. 79 <strong>en</strong> vlg.<br />
7 Zoals uite<strong>en</strong>gezet in M. Rutt<strong>en</strong>, De Interludiën<br />
<strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne, Liège-Paris, blz.<br />
134 <strong>en</strong> vig., bestaat dit antiek mythisch ‘interludisch’<br />
werk uit; in Interludiën (1912), De Paard<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Diomedes, 1910-1912; De Terug-<br />
Tocht, 1912; De Vlieg<strong>en</strong>de Man, 1911; – in<br />
Interludiën II, De tweede Bundel der Interludiën<br />
(1914), Adonis Woud-Spel, (Fragm<strong>en</strong>t),<br />
1907-1910; Eroos <strong>en</strong> Anteroos, 1912; Hebe,<br />
1913; De Stier<strong>en</strong>-Dief, 1913-1914; – in Zon in<br />
d<strong>en</strong> Rug (1924), De Spartaansche Hel<strong>en</strong>a,<br />
1909-1913; Het Gelag bij Pholos, 1914-1915;<br />
P<strong>en</strong>thesileia, 1914-1924. – Hier di<strong>en</strong>t nog Hupnos<br />
<strong>en</strong> Thanatos, 1912, aan toegevoegd, ver-
sch<strong>en</strong><strong>en</strong> in tijdschrift; alsook wat ik, Ibidem,<br />
<strong>het</strong> ‘Interludisch Voorwerk in de Lyriek (1897-<br />
1909)’ <strong>en</strong> <strong>het</strong> ‘Interludisch Voorwerk buit<strong>en</strong> de<br />
Lyriek’ (1907-1909)’ heb g<strong>en</strong>oemd, blz. 41 <strong>en</strong><br />
vlg., 95 <strong>en</strong> vlg. Tot dit laatste behor<strong>en</strong>: Aischulos’<br />
Zev<strong>en</strong> op Thebe los (fragm<strong>en</strong>t), 1907, versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
in tijdschrift; Homeros Ilias, Proza-Kewerking,<br />
1909.<br />
8 Paul <strong>van</strong> Ostaij<strong>en</strong>, Krities Proza, I, ‘De Sikkel’,<br />
Kruishofstraat 223, Antwerp<strong>en</strong>, blz. 71 <strong>en</strong> vlg.:<br />
Idem, Verzameld Werk, IV, Proza, II, Kritiek<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> Essays, De Sikkel-Daam<strong>en</strong> N. V. – G. A <strong>van</strong><br />
Oorschot, 1956, blz. 294 <strong>en</strong> vlg.<br />
9 Martinus Nijhoff, Verzameld Werk, II Kritisch,<br />
verhal<strong>en</strong>d <strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong> proza, Eerste Deel, Bert<br />
Bakker - G.A. <strong>van</strong> Oorschot, 1961, blz. 434 <strong>en</strong><br />
vlg. De volledige tekst luidt: ‘– Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, met de vleselijkheid <strong>van</strong> zijn stem,<br />
met de directheid <strong>van</strong> zijn instinct<strong>en</strong>, met de<br />
rauwheid waarmee deze instinct<strong>en</strong> ongezuiverd<br />
woord vind<strong>en</strong>, met zijn zware stemming<strong>en</strong> die<br />
nimmer los-kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zijn moedeloze mijmering<strong>en</strong><br />
die nimmer wegijl<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
voorwerp dat hij begeert, de huid <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
vrouw, haar knie, haar og<strong>en</strong>, dat hij beger<strong>en</strong><br />
blijft ondanks zichzelf, verbann<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de<br />
geur, de vorm, de glans, verdwaasd, bedwelmd<br />
<strong>en</strong> huil<strong>en</strong>d <strong>van</strong> gekr<strong>en</strong>kte hooghartigheid , Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne is e<strong>en</strong> dichterdier. Enz.’<br />
10 Verzameld Werk, II, blz. 375 <strong>en</strong> vlg. Cf. ook,<br />
Ibidem, blz. 434 <strong>en</strong> vlg., 514 <strong>en</strong> vlg., 602 <strong>en</strong><br />
vlg., o.d.t. Karel <strong>van</strong> de Woestijne gestorv<strong>en</strong>.<br />
11 Buit<strong>en</strong> de al behandelde opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> A. Verwey,<br />
P. <strong>van</strong> Ostaij<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Nijhoff, verwijs ik<br />
verder naar: W. E. J. Kuiper, De klassieke Oudheid<br />
in <strong>het</strong> Dichtwerk <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne,<br />
in: Herm<strong>en</strong>eus, jg. 4. afl. 8, 15 april 1932,<br />
blz. 121 <strong>en</strong> vlg.; M. Gijs<strong>en</strong>, Karel <strong>van</strong> de Woestijne<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> Helle<strong>en</strong>sch Ideaal, redevoering,<br />
G<strong>en</strong>t, 19.12.1932. Mededeeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne-G<strong>en</strong>ootschap, I, 1932-33, afl.<br />
l, blz. 8 <strong>en</strong> vlg.; Prof. Dr. W.E.J. Kuiper, De<br />
Herakles-gedicht<strong>en</strong> <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne,<br />
Ibidem, blz. 13 <strong>en</strong> vlg.; R. Herreman. Bij de<br />
vijfde Verjaring <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne’s<br />
Sterfdag, De epische Dichter, Ibidem, II. 1934,<br />
afl. 5, blz. 112 <strong>en</strong> vlg.; idem, Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne als episch Dichter, Ibidem, 1937, afl.<br />
6, blz. 24 <strong>en</strong> vlg. Dr. P. Minderaa, Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, Zijn Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werk<strong>en</strong>, 2de dr., Van<br />
Loghum Slaterus, Uitgeversmaatschappij N.V.,<br />
Arnhem, 1942. I. Prille Jeugd <strong>en</strong> eerste Groei,<br />
4. Ath<strong>en</strong>eumjar<strong>en</strong>, blz. 34 <strong>en</strong> vlg., II. Rijpingsjar<strong>en</strong>,<br />
Literaire Invloed<strong>en</strong>. I. Middeleeuw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
191<br />
R<strong>en</strong>aissance, II. Fransche Letterkunde, blz. 137<br />
<strong>en</strong> vlg., III. Sinte Mart<strong>en</strong>s Laethem aan de Leie,<br />
2. Dichters als heel<strong>en</strong>de Meesters, blz. 207 <strong>en</strong><br />
vlg., V. Beschouw<strong>en</strong> Belijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Beeld<strong>en</strong>, 5.<br />
Geestelijke Zelf-portrett<strong>en</strong> in Proza, blz. 520 <strong>en</strong><br />
vlg., 9. De epische Tussch<strong>en</strong>-spel<strong>en</strong>, blz. 571 <strong>en</strong><br />
vlg.; M. Rutt<strong>en</strong>, Karel <strong>van</strong> de Woestijne, Ontmoeting<strong>en</strong>,<br />
83. Brugge. Desclée De Brouwer,<br />
1970, Kunstbeeld <strong>en</strong> Wereldbeeld, blz. 56 <strong>en</strong><br />
vlg.; Idem, De Interludiën <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, Liège-Paris, De Interludiën, Ontwikkeling<br />
– Bundeling – Plaats in <strong>het</strong> oeuvre, blz.<br />
533 <strong>en</strong> vlg.<br />
12 Dr. P. Minderaa. op. cit., V. Beschouw<strong>en</strong>, Belijd<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> Beeld<strong>en</strong>, blz. 520 <strong>en</strong> vlg.<br />
13 M. Rutt<strong>en</strong>, De Interludiën <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, Liège-Paris, 1972, passim; wat de<br />
antieke mythische verbeelding in <strong>het</strong> proza betreft,<br />
Idem, Het Proza <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne,<br />
Liège-Paris, 1959, passim.<br />
14 Mededeeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne-<br />
G<strong>en</strong>ootschap, 1937, all. 6, blz. 24 <strong>en</strong> vlg.<br />
15 M. Rutt<strong>en</strong>, De Interludiën <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, op. cit.. Hoofdstuk V, De Interludiën,<br />
3. Plaats in <strong>het</strong> Oeuvre, blz. 606 <strong>en</strong> vlg.<br />
16 Op. cit. blz. 607 <strong>en</strong> vlg.<br />
17 Herm<strong>en</strong>eus, 4de jg., afl. 8, 15 april 1932, blz.<br />
121 <strong>en</strong> vlg.<br />
18,19 Fernand Desonay, Le Rêve hellénique chez<br />
les poètes Parnassi<strong>en</strong>s, in: Bibliothèque de la<br />
Revue de Littérature comparée, dirigée par MM.<br />
Bald<strong>en</strong>sperger et Hazard, t. 50, Paris, Librairie<br />
Anci<strong>en</strong>ne Honoré Champion, 5, quai Malaquais<br />
(VIe), 1928, blz. 417 <strong>en</strong> vlg. – E<strong>en</strong> zeer kritische<br />
<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>de studie, hoewel ietwat<br />
jeugdig <strong>van</strong> taal <strong>en</strong> stijl, na R<strong>en</strong>é Canat, La<br />
R<strong>en</strong>aissance de la Grèce antique (1820-1850):<br />
L’Hellénisme <strong>en</strong> France p<strong>en</strong>dant la periode romantique.<br />
Paris. Hac<strong>het</strong>te, 1911; Jean Ducros,<br />
Le Retour de la Poésie française à l’Antiquité<br />
grecque au milieu du XIXe siècle. Paris, Colin,<br />
1918; E. Egger, L’Hellénisme <strong>en</strong> France, 2 dln.,<br />
Paris, Didier, 1869; Pierre Martino, Parnasse et<br />
symbolisme, Paris, Colin, 1925.<br />
20 Op. cit. blz. 297.<br />
21 Dichter bij ons heeft S. Vestdijk, in Mnemosyne<br />
in de Berg<strong>en</strong>, E<strong>en</strong> episch gedicht in neg<strong>en</strong> zang<strong>en</strong>,<br />
De Bezige Bij, Amsterdam, 1946, – wellicht<br />
e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de laatste, zoniet <strong>het</strong> laatste antiek<br />
mythisch verbeeldingsepos in de Nederlandse<br />
literatuur, e<strong>en</strong> unicum, – aldus antieke stof<br />
pog<strong>en</strong> te actualiser<strong>en</strong>, althans voor e<strong>en</strong> groot<br />
deel.
192<br />
De Herder Apolloon, e<strong>en</strong> onontdekt<br />
fragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne<br />
F. <strong>van</strong> Elmbt<br />
In de nalat<strong>en</strong>schap <strong>van</strong> K. <strong>van</strong> de Woestijne, die door Mevrouw P. <strong>van</strong> de Woestijne, schoondochter<br />
<strong>van</strong> de dichter, Helleveltlaan 9, Ukkel, wordt bewaard, hadd<strong>en</strong> wij <strong>het</strong> geluk e<strong>en</strong><br />
fragm<strong>en</strong>t te ontdekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> tot nogtoe onbek<strong>en</strong>d stuk, nl. De Herder Apolloon. Er zijn<br />
aldaar twee stat<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> ms. voorhand<strong>en</strong>; de eerste staat, tev<strong>en</strong>s de oudste is e<strong>en</strong> klad; de<br />
tweede staat is te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> voorlopig definitieve tekst, i.e. de werktekst die aan e<strong>en</strong><br />
ev<strong>en</strong>tuele publicatie zou voorafgaan. De tekst die hieronder wordt afgedrukt is deze werktekst,<br />
op e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele uitzondering na, nl. onderdeel 5, dat <strong>en</strong>kel op de kladtekst is te vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat wij<br />
hier volledigheidshalve opnem<strong>en</strong>. Hier volgt dan de tekst.<br />
1<br />
Hoog op de hille – <strong>en</strong> heel de licht stolp<br />
der lucht was stil <strong>en</strong> lichtloos, zonder maan<br />
of ster zelfs gewáánde wemeling;<br />
zoo stil, dat ge<strong>en</strong> getril was aan de lucht<br />
dan <strong>van</strong> d<strong>en</strong> aêm <strong>en</strong> matelijk<strong>en</strong> zucht<br />
die droog miek zijne lippe, <strong>en</strong> warm of koel miek = maakte<br />
bij beurte, naar zijn borst, omlaag, omhoog,<br />
bewoog, – ter hill<strong>en</strong>-hoog, daar deze wacht<br />
uit stijg<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> dal<strong>en</strong>, stond gerecht<br />
Apolloon, zijne led<strong>en</strong>, kilt-bereên, kilt berê<strong>en</strong>: door<br />
maar warm zijn baard die de adem-hitte hield, kilte be<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
warm zijne wang<strong>en</strong> tot in de oog<strong>en</strong>, warm<br />
zijn slap<strong>en</strong> waar de nieuwe tijd in klopte.<br />
Hij stond, Apolloon, waar hem niemand zag.<br />
Naauw was hij ’lijk e<strong>en</strong> zuile, ’lijk e<strong>en</strong> rook<br />
in roerelooze ijlt gericht uit doov<strong>en</strong>d vuur<br />
e<strong>en</strong>s herders, di<strong>en</strong> de nacht met slaap beving.<br />
Hij stond, onzichtbaar haast aan de’ eig<strong>en</strong> blik;<br />
vast wel zijn paarsche dij<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zijn romp<br />
die klaardre glanz<strong>en</strong> op <strong>en</strong> neer dreef,<br />
<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>-vol zijn hoofd <strong>en</strong> zijn gedacht”<br />
die volt zijn hoofd <strong>en</strong> aan zijn mond-hoek lacht;<br />
– wel weet hij dat hij was, maar heel dees uur
was stil <strong>en</strong> lichtloos, <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ster of maan<br />
zag hem aldaar ter hemel-kimme staan,<br />
bevaên <strong>van</strong> vreugde <strong>en</strong> vroomheid, <strong>en</strong> ’t geheim<br />
gedoke’ in hem gelijk e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>schelijk geheim.<br />
2<br />
O Leto, Leto!<br />
Is daar iets dat waakt<br />
Er is ge<strong>en</strong> zwaarte: er is ge<strong>en</strong> slappre rust;<br />
ge<strong>en</strong> dood; ge<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dood gelijkt.<br />
De aarde is om hem als e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> wiel;<br />
de nacht op ijlte toe, gelijk e<strong>en</strong> bul.<br />
De lucht is e<strong>en</strong> fluweel vol muffe reuk.<br />
Er is alle<strong>en</strong> zijn voet, die vastheid voelt....<br />
– Koelt dan gestreel des Voorjaars wimpr<strong>en</strong> niet<br />
die gaan zindr<strong>en</strong>? .... Nog ge<strong>en</strong> nadering<br />
die kriept <strong>en</strong> krevelt door ontkreuk<strong>en</strong>d gras;<br />
ge<strong>en</strong> barst die puff<strong>en</strong>d scheurt aan bast of knop<br />
ge<strong>en</strong> vochte geur<strong>en</strong>, die e<strong>en</strong> nieuw seizo<strong>en</strong><br />
schudt uit zijn donkre har<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> dal,<br />
<strong>van</strong> spher<strong>en</strong> daauws bescheemr<strong>en</strong>d, dein<strong>en</strong> doet.<br />
Er komt ge<strong>en</strong> aarzel<strong>en</strong>de nijverheid<br />
die winter-kreupel, kruipt of, stram-getand,<br />
knaagt aan de stilt tot e<strong>en</strong> ontsteld rumoer....<br />
– Heeft zich de L<strong>en</strong>f voor nieuw<strong>en</strong> slaap gekéérd?<br />
Ge<strong>en</strong> ijle wa <strong>van</strong> mist die de aarde heft<br />
t<strong>en</strong> heeml<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de hemel<strong>en</strong> verwijdt<br />
de mijl<strong>en</strong> over der oneindigheid....<br />
– Is daar ge<strong>en</strong> droom die sloomheid slaakt <strong>en</strong> weert<br />
Géén vrage in de oore <strong>van</strong> d<strong>en</strong> doove Tijd....<br />
3<br />
– Apolloon zakt de sappige flank<strong>en</strong> af<br />
des heuvels aan zijn wederzijdsch<strong>en</strong> knie,<br />
<strong>en</strong> zijn gedaant verlaat <strong>het</strong> veld der lucht.<br />
Hij daalt: <strong>van</strong> zijn gedaalde afwezigheid<br />
wordt klaarder thans de lucht, <strong>en</strong> hij wordt klaart,<br />
Apolloon aan de donkerheid der kling.<br />
– o Leto! Gaat de wrong <strong>van</strong> ’t haar te loor<br />
in de ongezi<strong>en</strong> warrling <strong>van</strong> d<strong>en</strong> rusch,<br />
zijn voorhoofd welft: e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> koepel, dof,<br />
zijn neus: de dubble ribbe <strong>van</strong> e<strong>en</strong> muur;<br />
zijn kin: e<strong>en</strong> lange geule <strong>en</strong> zijpt <strong>van</strong> baard.<br />
Vier schemer-vlakk<strong>en</strong> zijne borst: e<strong>en</strong> stad<br />
met kruislings-diepe strat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zijn buik<br />
e<strong>en</strong> holle, ronde markt <strong>van</strong> deze stad,<br />
<strong>en</strong> zijn be<strong>en</strong><strong>en</strong> duister<strong>en</strong>d weg<strong>en</strong>....<br />
En klopt e<strong>en</strong> vreugde hem aan, zijn stand is norsch,<br />
Apolloon zóó: zijn smalte, e<strong>en</strong> lange werf,<br />
e<strong>en</strong> hav<strong>en</strong>-dam in roerloos-logge zee<br />
die zingt noch luistert om d<strong>en</strong> dom zijns hoofd:<br />
graauw-bleek Apolloon naar de stomme nacht<br />
die ge<strong>en</strong><strong>en</strong> mond heeft <strong>en</strong> verdraait hare oog<strong>en</strong>....<br />
193
194<br />
4<br />
Maar: ‘Leto! ’. zegt hij, <strong>en</strong> hij daalt d<strong>en</strong> heuvel af.<br />
Hij zakt e<strong>en</strong> zoelte in. Traag wordt zink<strong>en</strong> zoelt.<br />
Zijn le<strong>en</strong> gaan loom<strong>en</strong>, daar e<strong>en</strong> zoelt rijst.<br />
Hij treedt voorzichtig thans, hoe zeker zij<br />
zijn vlakkre voet aan minder-steile wand.<br />
Dra glijdt zijn bane ’lijk e<strong>en</strong> glad geschuif<br />
<strong>van</strong> water over klei die zuigt <strong>en</strong> veert.<br />
Zijn helle zole is zoel; zijn ingewand<br />
vervolt stilaan, egaal <strong>en</strong> rond, e<strong>en</strong> brand,<br />
e<strong>en</strong> warmte, e<strong>en</strong> lamp, e<strong>en</strong> wonne-weeke lucht<br />
die vliet als ijl, dun bloed zijn aédr<strong>en</strong> door<br />
<strong>en</strong> zijne borst, <strong>en</strong> rust in zijn<strong>en</strong> rug,<br />
weêrzijds als e<strong>en</strong>e moeheid, rijk <strong>en</strong> blij....<br />
– Hij naert d<strong>en</strong> trag<strong>en</strong> navel <strong>van</strong> <strong>het</strong> dal.<br />
Nog blijft onaangeroerd, <strong>van</strong> vlerk of keel,<br />
<strong>van</strong> hakig keverpootje of krevel-haar<br />
der rupse, <strong>van</strong> <strong>het</strong> onder-aardsch gewoel<br />
die mol <strong>en</strong> mier, die made <strong>en</strong> mal konijn,<br />
bedrijv<strong>en</strong>, elk naar eig<strong>en</strong> wet <strong>en</strong> nood, -<br />
nóg blijft onaangedaan die luie stilt<br />
<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gebod <strong>van</strong> sterr<strong>en</strong>, die ze wekt.<br />
Doch, daar hij wijlt <strong>en</strong> dieper adem-haalt,<br />
<strong>en</strong> daar zijn hart gaat luistr<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn hart<br />
naar ’t eig<strong>en</strong> luid<strong>en</strong>, dat luider wordt:<br />
daar gaat aan ’t wijk<strong>en</strong>, traag, ’t aanwezige dat<br />
om hem, aan hem, <strong>van</strong> aarde <strong>en</strong> hemel. Vree<br />
gaat waêdm<strong>en</strong>, bloode, om zijn onroerbaarheid;<br />
om<strong>van</strong>gt zijn doffer hart met zoetheids dracht,<br />
verzaadt, verdooft zijn hoofd met goud<strong>en</strong> waézm<strong>en</strong>.<br />
5<br />
Hij zonk in de aarde als in zich-zelf<br />
o Leto, Leto: dees mijn moeder zijt,<br />
o Macht, ont<strong>van</strong>gt uw zoon in uw<strong>en</strong> schoot<br />
En mijne straf wil mak<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> loon.<br />
Aldus Apolloon tot de Nacht, die zweeg.<br />
Plots bloeide, hooge, fel, de Herders-ster.<br />
De chronologie <strong>van</strong> Van de Woestijnes obsessie met <strong>het</strong> Apolloon-motief voert ons terug naar<br />
zijn jeugdperiode, to<strong>en</strong> hij 15 jaar oud was. In Carnet 1893 1 is <strong>het</strong> reeds aanwezig in e<strong>en</strong><br />
gedicht dat De Walküre heet:<br />
Ginsch op de onmeetbare heide<br />
de glanzige, zonnige heide,<br />
drijv<strong>en</strong> de schap<strong>en</strong> zoo blank<br />
als de zwan<strong>en</strong> t<strong>en</strong> rimplig<strong>en</strong> meere...<br />
Stijf als e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> Apool,<br />
onbeweeglijk t<strong>en</strong> gronde gekluisters,<br />
(...) 2
Wij kunn<strong>en</strong> dus reeds gewag<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de Apolloon-mythe; Apolloon werd door<br />
Zeus gestraft omdat hij, in zijn wraakzucht, Kuklop<strong>en</strong> had gedood; zijn straf bestond erin e<strong>en</strong><br />
lang jaar (7 jaar) op aarde, onder de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, door te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Hij werd veehoeder bij Admetos.<br />
Voor koning Admetos betek<strong>en</strong>de dit lange jaar e<strong>en</strong> periode <strong>van</strong> overvloed <strong>en</strong> weelde: de koei<strong>en</strong><br />
wierp<strong>en</strong> tweelingskalver<strong>en</strong>.<br />
Na 1893 verdwijnt de mythe mom<strong>en</strong>teel tot 1909, i.e. de publicatie <strong>van</strong> ’s schrijvers opstel,<br />
Constantin Meunier te Leuv<strong>en</strong>. 3<br />
Ev<strong>en</strong> later zal zich de dichter deze mythe herinner<strong>en</strong> <strong>en</strong> opnieuw gebruik<strong>en</strong> als inleiding bij zijn<br />
Best<strong>en</strong>dige Aanwezigheid (1918 ). 4<br />
Hier deelt de schrijver ons mede dat hij steeds zo graag e<strong>en</strong> Admètos-mythe had will<strong>en</strong><br />
schrijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hij legt er de nadruk op de best<strong>en</strong>dige uitstraling <strong>van</strong> de godheid <strong>en</strong> haar<br />
perman<strong>en</strong>te aanwezigheid. Het geldt aldus e<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>t won<strong>en</strong> in God of bewoond word<strong>en</strong><br />
door God. Zoals m<strong>en</strong> weet is <strong>het</strong> thema <strong>van</strong> <strong>het</strong> won<strong>en</strong> in <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> won<strong>en</strong> in God in<br />
<strong>het</strong> bijzonder immer e<strong>en</strong> hoofdbestrev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dichter geweest. Zijn produktie getuigt<br />
hier<strong>van</strong>. 5<br />
Andere spor<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Apolloon <strong>en</strong> Admètos-mythe treff<strong>en</strong> wij aan in de aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op losse<br />
blad<strong>en</strong> die aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> Ag<strong>en</strong>da 1918 werd<strong>en</strong> ingelast. Naast notities omtr<strong>en</strong>t Bellerophoon<br />
vindt m<strong>en</strong> aldaar e<strong>en</strong> plan voor e<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> onbetiteld stuk, dat gebaseerd is op de<br />
Admètos-mythe.<br />
Verder verstrekt Carnet 1927 ons <strong>en</strong>kele nuttige inlichting<strong>en</strong>. Op blz. 15 <strong>van</strong> dito carnet is er<br />
sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Ik <strong>en</strong> Apolloon. Ibidem, blz. 19 stuit<strong>en</strong> wij op drie verz<strong>en</strong> die als <strong>het</strong> ware e<strong>en</strong><br />
echo zijn <strong>van</strong> de op<strong>en</strong>ingsverz<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> in de nalat<strong>en</strong>schap ontdekte fragm<strong>en</strong>t, nl.<br />
Hoog op de hille, <strong>en</strong> zijne voet<strong>en</strong> plat<br />
stond in <strong>het</strong> rood gezicht der bolle maan<br />
Apolloon<br />
195<br />
Op blz. 23, gedat. 1 maart, meldt de schrijver dat hij aan De Herder Apolloon is begonn<strong>en</strong> te<br />
werk<strong>en</strong>. Het is dus waarschijnlijk rond deze tijd dat dit fragm<strong>en</strong>t <strong>het</strong> licht heeft gezi<strong>en</strong>.<br />
Vanwege de dichter geldt <strong>het</strong> wel e<strong>en</strong> op zijn minst 34 jaar lange bezigheid met dezelfde mythe.<br />
Het rijpingsproces schijnt t<strong>en</strong> einde te zijn. Deze lange incubatietijd toont e<strong>en</strong>s te meer aan hoe.<br />
sterk de interne coher<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> Van de Woestijnes scheppingskracht <strong>en</strong> produktie was. Nerg<strong>en</strong>s<br />
valt er e<strong>en</strong> omw<strong>en</strong>teling of ommekeer te bespeur<strong>en</strong>. Zijn oeuvre heeft zich geleidelijk ontwikkeld.<br />
Hierbij mog<strong>en</strong> de eerste elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> de literaire produktie <strong>van</strong> de 15-jarige knaap beslist<br />
niet over <strong>het</strong> hoofd word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> de hierbov<strong>en</strong> vermelde gegev<strong>en</strong>s uit ’s dichters ag<strong>en</strong>da’s <strong>en</strong> carnets kunn<strong>en</strong> wij<br />
<strong>en</strong>igszins uitmak<strong>en</strong> wat De Herder Apolloon had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Legt m<strong>en</strong> de ingelaste<br />
aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> naast de gegev<strong>en</strong>s <strong>van</strong> 1927, <strong>het</strong> valt direkt op dat ze elkaar aanvull<strong>en</strong>. In beide<br />
gevall<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> de 4 seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> als structurele basis. Dit fragm<strong>en</strong>t zou de l<strong>en</strong>te moet<strong>en</strong><br />
verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>. De Herder Apolloon had dus e<strong>en</strong> vierledig epos moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat de<br />
inwerking <strong>van</strong> de best<strong>en</strong>dige aanwezigheid <strong>en</strong> de zaligmak<strong>en</strong>de invloed <strong>van</strong> de vleesgeword<strong>en</strong><br />
godheid had moet<strong>en</strong> bezing<strong>en</strong>.<br />
Nu wat <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t zelf betreft.
196<br />
Structureel gezi<strong>en</strong> valt direct op dat <strong>het</strong> stuk beantwoordt aan de vereist<strong>en</strong> <strong>van</strong> de muzikale<br />
compositie. Het wordt gebouwd om terugker<strong>en</strong>de motiev<strong>en</strong>. Verstot<strong>en</strong> door Zeus, staat Apolloon<br />
als de zoon <strong>van</strong> de nacht (cf. Leto) in de lichtloze hemel. Alles is stil, alsof de wereld ge<strong>en</strong><br />
lev<strong>en</strong> meer bevat. Het <strong>en</strong>ige tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>, <strong>van</strong> beweging, is Apolloons adem. In <strong>het</strong><br />
voorbijgaande wijz<strong>en</strong> wij op de voorstelling <strong>van</strong> de baardige Apolloon: is dit <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> contaminatie bij Van de Woestijne met zijn geliefde held Herakles)<br />
In de keel <strong>van</strong> Apolloon klopt de nieuwe tijd. Hier moet<strong>en</strong> wij waarschijnlijk e<strong>en</strong> toespeling zi<strong>en</strong><br />
op de ritmiek die Apolloon eig<strong>en</strong> is, nl. zijn verdwijn<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> land der Hyperboreërs, i.e. de<br />
winter, <strong>en</strong> zijn terugkeer die de l<strong>en</strong>te betek<strong>en</strong>t, dus de nieuwe tijd. Dit kan verder betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat<br />
voor Apolloon, de gestrafte, e<strong>en</strong> nieuw lev<strong>en</strong> begint, e<strong>en</strong> nieuwe wereld ontstaat. In dit verband<br />
zijn wij g<strong>en</strong>eigd <strong>van</strong> cosmogonie te sprek<strong>en</strong>, daar <strong>het</strong> de geboorte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nieuwe wereld, de<br />
schepping <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nieuwe orde betreft. Hij staat daar, ‘hoog op de hille’, als e<strong>en</strong> spil te midd<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de duistere nacht, <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet. Hij wordt e<strong>en</strong> spil die beweegt te midd<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> vormloze.<br />
Voorafbeelding <strong>van</strong> zijn lotsbestemming, want de schrijver noemt hem bij e<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn talrijke<br />
bijnam<strong>en</strong>, nl. agyeus, i.e. de konische zuil, als hij die zuil vergelijkt bij de rook <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dov<strong>en</strong>d<br />
herdersvuur. E<strong>en</strong> echo <strong>van</strong> de titel dus, die <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Apolloon in zijn context plaatst <strong>en</strong><br />
er e<strong>en</strong> richting aan verle<strong>en</strong>t.<br />
Hij is e<strong>en</strong> god <strong>en</strong> als tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn heerschappij staat hij. Al zijn zijn dij<strong>en</strong> paars (= de<br />
zinnelijkheid die voor de helft zijn natuur <strong>en</strong> oorsprong uitmaakt <strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> aardsheid<br />
beklemtoont), zijn romp <strong>en</strong> zijn hoofd bad<strong>en</strong> in klaardere glanz<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij lacht M<strong>en</strong> weet dat de<br />
lach e<strong>en</strong> attribuut is <strong>van</strong> de god<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun uitverkor<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zowel Van de Woestijnes epiek <strong>en</strong><br />
lyriek kunn<strong>en</strong> dit bewijz<strong>en</strong> 6 . Deze andere, - goddelijke, — zijde <strong>van</strong> zijn persoonlijkheid wordt<br />
nog belicht door ‘<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>-vol zijn hoofd <strong>en</strong> zijn gedacht’/die volt zijn hoofd <strong>en</strong> aan zijn<br />
mond-hoek lacht;’.<br />
De goddelijke natuur <strong>van</strong> Apolloon kan niet in twijfel word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>, daar hij wel weet dat<br />
hij is. Tezelfdertijd b<strong>en</strong>adrukt de dichter <strong>het</strong> feit dat deze herinnering k<strong>en</strong>nis is, verder dat de<br />
god vlees is geword<strong>en</strong>. Hij is e<strong>en</strong> incarnatie. Als m<strong>en</strong>s is hij deelachtig geword<strong>en</strong> aan de<br />
m<strong>en</strong>selijke hoedanighed<strong>en</strong>:<br />
(...) <strong>en</strong> <strong>het</strong> geheim<br />
gedoke in hem gelijk e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>schelijk geheim 7<br />
Ook dit geheim is niet nieuw. Het schepp<strong>en</strong>d proza als de lyriek hebb<strong>en</strong> <strong>het</strong> bezong<strong>en</strong> als tek<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de best<strong>en</strong>dige aanwezigheid, <strong>het</strong> won<strong>en</strong> in de afglans <strong>van</strong> de godheid 8 . Het gebruik <strong>van</strong><br />
vroomheid 9 in dit verband br<strong>en</strong>gt ons nader bij de ess<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> dit geheim, <strong>en</strong> doet ons inzi<strong>en</strong><br />
dat deze Apolloon hier e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>beeld is geword<strong>en</strong> <strong>van</strong> beheersing <strong>en</strong> aanvaarding. De gestrafte<br />
god is tot inzicht gekom<strong>en</strong>.<br />
Na deze voorstelling <strong>van</strong> Apolloon <strong>en</strong> zijn omwereld wordt in zang 2 <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t verschov<strong>en</strong> naar<br />
de omgeving. De god staat midd<strong>en</strong> in <strong>het</strong> niet, in e<strong>en</strong> roerloze <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>loze wereld. Als e<strong>en</strong> as,<br />
e<strong>en</strong> spil, staat hij daar op die heuvel, de geïncarneerde god, om<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> sfeer <strong>van</strong><br />
oer-rust. In deze doodse, onbewuste wereld vraagt hij naar e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>, vraagt hij naar<br />
e<strong>en</strong> nieuwe l<strong>en</strong>te:<br />
– Heeft zich de L<strong>en</strong>t’ voor nieuw<strong>en</strong> slaap gekéérd? 10
In deze ijlte is hij <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige bewustzijn 11 , de <strong>en</strong>ige bewuste wil. De investigatie <strong>van</strong> déze wil<br />
naar de omwereld verloopt via e<strong>en</strong> geleidelijk stijg<strong>en</strong>d bewustzijnsniveau: iets dat waakt?,<br />
vervolg<strong>en</strong>s de zindering, dan de aarzel<strong>en</strong>de nijverigbeid, om uit te mond<strong>en</strong> op de droom, de<br />
vraag.<br />
Te vergeefs. Met antwoord blijft uit. Er is niets.<br />
In de oorspronkelijke roerloosheid br<strong>en</strong>gt Apolloon de beweging. Hij scheidt zich af <strong>van</strong> deze<br />
‘slappre rust’. Uit deze afwezigheid 12 , door zijn dal<strong>en</strong> geschap<strong>en</strong>, verwekt hij ‘zoolt’. Hij verlaat<br />
de ‘rust’ <strong>en</strong> schept <strong>het</strong> licht.<br />
Hij daalt: <strong>van</strong> zijn gedaalde afwezigheid<br />
wordt klaarder thans de lucht, <strong>en</strong> hij wordt klaart,<br />
Apolloon aan de donkerheid der kling. 13<br />
Hierop volgt dan de paroxistische, epische vergelijking die de god beschrijft Zo wordt ons hier<br />
e<strong>en</strong> eerste aanduiding geleverd <strong>van</strong> de goddelijke uitstraling, die de wereld beroert, <strong>en</strong> verduidelijkt<br />
wat reeds in zang 1 kon vermoed word<strong>en</strong>.<br />
Zang vier br<strong>en</strong>gt ons nog e<strong>en</strong> stap verder, maar ook e<strong>en</strong> stap achteruit De omwereld ervaart nu<br />
de uitgestraalde warmte. Apolloon nadert <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> zijn reis. Hoe dieper hij zich in <strong>het</strong> dal<br />
gewaagt, hoe heviger de schepp<strong>en</strong>de bedrijvigheid (Apolloons invloed) wordt. Zijn adem<br />
verwijdt, wordt medegedeeld aan zijn omgeving. Hij schept <strong>het</strong> ritme <strong>en</strong> de ‘vree’.<br />
In <strong>het</strong> fragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> zang 5, dat wij bezitt<strong>en</strong>, schijnt Apolloon zich <strong>van</strong> zijn aardsheid bewust te<br />
zijn geword<strong>en</strong>, want hij smeekt zijn moeder hem te ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. De g<strong>en</strong>ealogie <strong>van</strong> Leto is al te<br />
zeer bek<strong>en</strong>de stof opdat wij er nog over zoud<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>.<br />
Apolloon vraagt ee*i tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hemel, dat hem zou ton<strong>en</strong> dat hij niet meer g<strong>en</strong>egeerd wordt.<br />
Als antwoord hierop bloeit plots de Herders-Ster. E<strong>en</strong> nieuwe dag, e<strong>en</strong> nieuwe tijd begint. Zijn<br />
boete <strong>van</strong>gt aan. Zijn aanvaarding sch<strong>en</strong>kt hem weer de gunst <strong>van</strong> Zeus. Apolloons straf zal zijn<br />
loon word<strong>en</strong>. 14<br />
NOTEN<br />
1 P. Minderaa maakt ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> cornet<br />
<strong>en</strong> ag<strong>en</strong>da. Hij bezigt de term zakboekje. Dit<br />
kan at’ <strong>en</strong> toe verwarring sticht<strong>en</strong> daar er soms<br />
voor <strong>het</strong>zelfde jaar én één ag<strong>en</strong>da én één carnet<br />
voorhand<strong>en</strong> zijn. Ag<strong>en</strong>da is hier gebruikt in de<br />
zin <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zakboekje met de dag- <strong>en</strong>/of maandtelling,<br />
kortom met e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>der. Niet-ag<strong>en</strong>da’s<br />
zijn dus carnets. M. Ruttcn maakt <strong>het</strong> verschil<br />
in zijn Interludiën <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne.<br />
2 Carnet 1893, blz. 26, 27. V.W., I, Keus uit de<br />
niet gebundelde <strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong> jeugd-poëzie,<br />
Schemering, blz. 788.<br />
197<br />
3 V.W., IV, Kunst <strong>en</strong> Geest in Vlaander<strong>en</strong>, blz.<br />
227.<br />
4 V.W., III, loc. cit., blz. 351.<br />
5 Fr. <strong>van</strong> Elmbt, Godsbeeld <strong>en</strong> Godservaring in de<br />
Lyriek <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woestijne, hst. E<strong>en</strong><br />
Grondslag, ook blz. 298, 303.<br />
6 V.W., II. Interludiën I. De Paard<strong>en</strong> <strong>van</strong> Diomedes,<br />
blz. 32, 66, 79: Diomedes was Ares’ zoon.<br />
Ibid., De Stier<strong>en</strong>-dief, blz. 261-2, 280. Ibid., De<br />
Zon in d<strong>en</strong> Rug. Het Gelag bij Pholos, blz.<br />
349-50, 371. V.W., I, God aan Zee, IV. Geboorte<br />
<strong>van</strong> d<strong>en</strong> Honig, blz. 572; Carnet 1926, blz.<br />
52-3.<br />
7 Wij onderstrep<strong>en</strong>.
198<br />
8 V.W., III. Beginsel<strong>en</strong> der Chemie, Het Geheim,<br />
blz. 694-5; V.W., I, Het Bergmeer, III Het<br />
Bergmeer, blz. 624-627.<br />
9 Zang 1, v. 26.<br />
10 Zang 2, v. 19.<br />
11 Zang 2, v.8: ‘Er is alle<strong>en</strong> zijn voet die vastheid<br />
voelt....’<br />
12 In dit verband di<strong>en</strong>t verwez<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> naar<br />
De Armoede <strong>van</strong> God i.e. Laatste Verbeelding<br />
Goddelijke Verbeelding<strong>en</strong>: V.W. III, loc. cit.,<br />
blz. 576. Cf. M. Rutt<strong>en</strong>, Het Proza <strong>van</strong> Karel<br />
<strong>van</strong> de Woestijne, blz. 461 e. v. Het schema <strong>van</strong><br />
de ‘cosmogonie’ die Van de Woestijne hier schildert<br />
vertoont e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ge verwantschap met wat er<br />
in Laatste Verbeelding te lez<strong>en</strong> is; hij spreekt er<br />
<strong>van</strong> de scheppingsdaad als <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verarming <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> stapp<strong>en</strong> uit de rust. Wij m<strong>en</strong><strong>en</strong> in dit geval<br />
verarming met afwezigheid te mog<strong>en</strong> gelijkstell<strong>en</strong>.<br />
Ook daar ontstond de rhythmus uit de<br />
beweging.<br />
De beschrijving <strong>van</strong> de Schepping die <strong>van</strong> de<br />
Woestijne in De Armoede <strong>van</strong> God <strong>en</strong> gedeeltelijk<br />
in De Herder Apolloon geeft, stamt uit de<br />
Syrisch-Egyptische speculatie <strong>en</strong> gnostieke traditie.<br />
De psychologische Kosmo-g<strong>en</strong>esis, alsook<br />
de gebruikte terminologie hier<strong>van</strong>, vindt m<strong>en</strong><br />
temg bij Sim on Magus <strong>en</strong> Val<strong>en</strong>tinus. Cf. H.<br />
Leisegang, La Gnose, Payot, Paris 1951; H. Jonas,<br />
Het Gnosticisme, uitg. Het Spectrum,<br />
Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>, 1963. 2<br />
13 Zang 3, v. 4-6.<br />
14 Zang 5, v. 4.
Vestdijks Apollobeeld<br />
R. Th. <strong>van</strong> der Paardt<br />
Aldus Simon Vestdijk in gesprek met zijn<br />
vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> biograaf Nol Gregoor 1 . Op deze<br />
uitspraak is wel e<strong>en</strong> correctie noodzakelijk:<br />
wie deze roman uit 1952 (ik zal overig<strong>en</strong>s<br />
naar de derde druk, Amsterdam 1968, citer<strong>en</strong>)<br />
maar ev<strong>en</strong> opslaat, ziet dat hij uit twee<br />
del<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet uit drie del<strong>en</strong> bestaat. Nu is de<br />
driedeling in de opbouw <strong>van</strong> e<strong>en</strong> roman bij<br />
Vestdijk zeer frequ<strong>en</strong>t 2 , maar dat juist deze<br />
roman uit twee del<strong>en</strong> bestaat is volstrekt<br />
begrijpelijk. E<strong>en</strong> korte weergave <strong>van</strong> de inhoud<br />
er<strong>van</strong> zal dit duidelijk mak<strong>en</strong>.<br />
C<strong>en</strong>trale figuur in deze ‘Roman uit <strong>het</strong> Oude<br />
Griek<strong>en</strong>land’, zoals de ondertitel luidt, gevolgd<br />
door de jaartall<strong>en</strong> 589 v. C. – 584<br />
v.C., is de Delphièr Diomos, e<strong>en</strong> vurig Apollovereerder<br />
<strong>en</strong> dito bestrijder <strong>van</strong> Dionysos,<br />
in zijn og<strong>en</strong> ‘de verpersoonlijkte onoprechtheid’<br />
(p. 25). Diomos heeft in drift e<strong>en</strong> slaaf<br />
gedood <strong>en</strong> wordt ter verzo<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> die<br />
schuld uitgestuurd om e<strong>en</strong> vermist Apollo-<br />
Aan de nagedacht<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />
P.G. <strong>van</strong> der Nat<br />
199<br />
‘En <strong>van</strong> die Griekse romans b<strong>en</strong> ik op <strong>het</strong> tweede <strong>en</strong> derde deel <strong>van</strong> De Verminkte<br />
Apollo nogal gesteld. Maar laatst vertelde iemand me, dat hij de hele Verminkte<br />
Apollo m’n beste boek vond. Dat kon ik helemaal niet meer volg<strong>en</strong>. Ik heb hem<br />
verbaasd aangegaapt, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> heb ik getracht hem uit te hor<strong>en</strong>. Ik vind <strong>het</strong> eerste<br />
deel e<strong>en</strong> beetje, ik zon haast zegg<strong>en</strong>, mislukt. Het tweede <strong>en</strong> derde deel vind ik<br />
weer heel goed’.<br />
beeld op te spor<strong>en</strong>. Vier jar<strong>en</strong> heeft hij daarvoor<br />
de tijd <strong>en</strong> slaagt hij in zijn taak, dan zal<br />
hij <strong>van</strong> schuld gereinigd zijn. Met zijn vri<strong>en</strong>d<br />
Aletes – minder e<strong>en</strong>zijdig in zijn verering<br />
voor Apollo, g<strong>en</strong>eigd om ook Dionysos te<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> – trekt Diomos via Sikyon, waar<br />
Kleisth<strong>en</strong>es de scepter zwaait, naar Korinthe.<br />
Daar heerst één der zev<strong>en</strong> Wijz<strong>en</strong>, Periandros,<br />
<strong>en</strong> in zijn privé-collectie <strong>van</strong> kunstvoorwerp<strong>en</strong><br />
wordt <strong>het</strong> Apollo-beeld teruggevond<strong>en</strong>.<br />
Periandros wil <strong>het</strong> beeld aan Diomos<br />
afstaan als deze <strong>het</strong> bespuwt (p. 217). ‘Maar<br />
voor mij is dit Apollo’ antwoordt Diomos,<br />
<strong>en</strong> doet e<strong>en</strong> mislukte poging de vorst te<br />
dod<strong>en</strong>, waarop Aletes <strong>en</strong> Diomos in de kerker<br />
<strong>van</strong> Korinthe, de ‘Argo’, word<strong>en</strong> geworp<strong>en</strong>.<br />
In deze ‘onderwereld’ verblijv<strong>en</strong> zij <strong>en</strong>kele<br />
jar<strong>en</strong>, maar na de dood <strong>van</strong> Periandros,<br />
opgevolgd door zijn neef Psammetichos,<br />
word<strong>en</strong> zij bevrijd.<br />
E<strong>en</strong> half jaar blijv<strong>en</strong> Diomos <strong>en</strong> Aletes te
200<br />
Korinthe om op kracht te kom<strong>en</strong>. Inmiddels<br />
hebb<strong>en</strong> zij gehoord dat <strong>het</strong> beeld door Periandros<br />
aan Thebaanse vrouw<strong>en</strong> is gegev<strong>en</strong>;<br />
wanneer <strong>het</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>paar Korinthe verlaat,<br />
gaat <strong>het</strong> dan ook naar Thebe op weg. Bij de<br />
berg Kithairon gekom<strong>en</strong> wil Aletes de vrouw<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Thebe, die als ma<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> de berg in<br />
bezit hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, bespionner<strong>en</strong>. Hij<br />
valt daarbij in hand<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ontket<strong>en</strong>de<br />
vrouw<strong>en</strong> die hem – als e<strong>en</strong>s P<strong>en</strong>theus – in<br />
stukk<strong>en</strong> scheur<strong>en</strong>. Ook Diomos dreigt dit lot<br />
te ondergaan, maar tot razernij vervall<strong>en</strong><br />
door de dood <strong>van</strong> zijn vri<strong>en</strong>d richt hij e<strong>en</strong><br />
slachting aan onder de vrouw<strong>en</strong>. Eén <strong>van</strong> de<br />
wap<strong>en</strong>s, waar<strong>van</strong> hij zich bedi<strong>en</strong>t, is e<strong>en</strong> ‘objet<br />
trouvé’: <strong>het</strong> bewuste god<strong>en</strong>beeld, dat op<br />
e<strong>en</strong> zeer vitale plaats verminkt raakt.... Na<br />
<strong>het</strong> bloedbad ziet Diomus in e<strong>en</strong> visio<strong>en</strong> de<br />
God, met wie hij zoveel overe<strong>en</strong>komst vertoont:<br />
Dionysos.<br />
Met <strong>het</strong> god<strong>en</strong>beeld keert Diomos naar<br />
Delphi terug. Daar heeft m<strong>en</strong> juist beslot<strong>en</strong><br />
naast Apollo plaats voor Dionysos in te ruim<strong>en</strong>;<br />
bek<strong>en</strong>de beeldhouwers hebb<strong>en</strong> opdracht<br />
gekreg<strong>en</strong> twee nieuwe god<strong>en</strong>beeld<strong>en</strong><br />
te mak<strong>en</strong>. Met zijn ‘oude’ beeld gaat e<strong>en</strong><br />
woed<strong>en</strong>de Diomos de nieuwe, marmer<strong>en</strong><br />
beeld<strong>en</strong> te lijf <strong>en</strong> verminkt ook deze. In<br />
plaats <strong>van</strong> als e<strong>en</strong> held te word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>gehaald,<br />
wordt Diomos nu in de ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />
Delphi gezet, waar hem door de blinde zi<strong>en</strong>er<br />
Sopatros de les wordt gelez<strong>en</strong> (p. 302):<br />
‘Jij b<strong>en</strong>t de man die altijd de verkeerde god<br />
aanbed<strong>en</strong> hebt’. Zijn straf luidt: voor acht<br />
jaar verbanning naar Rhegion. Naar Delphi<br />
zal Diomos nooit meer terugker<strong>en</strong>; dood <strong>en</strong><br />
verderf zaai<strong>en</strong>d in verre strek<strong>en</strong> sneuvelt hij<br />
na <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gevecht met barbar<strong>en</strong>;<br />
zelfs in de onderwereld vindt hij ge<strong>en</strong> rust,<br />
hij is gedoemd eeuwig te blijv<strong>en</strong> dol<strong>en</strong>.<br />
Het is duidelijk dat Vestdijk teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> functioneel<br />
historisch decor (<strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de<br />
‘verlichte’ zesde eeuw: de Ionische filosof<strong>en</strong><br />
bestorm<strong>en</strong> de hemel) e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> thema<br />
aan de orde heeft will<strong>en</strong> stell<strong>en</strong>: de strijd<br />
tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> apollinische principe (d.w.z. <strong>het</strong><br />
ev<strong>en</strong>wichtige, harmonische) <strong>en</strong> hei dionysische<br />
principe (d.w.z. <strong>het</strong> extatische, onstuimige),<br />
e<strong>en</strong> dualisme waarop Nietzsche zijn<br />
eerste grote werk, Die Geburt der Tragedie<br />
(1872), had gebouwd. Dit thematisch dualisme<br />
is bij Vestdijk ook in de opbouw <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
boek aanwezig: er zijn dus twee del<strong>en</strong>, getiteld<br />
‘De oude mann<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘De jonge mann<strong>en</strong>’,<br />
alweer e<strong>en</strong> antithese die met <strong>het</strong> c<strong>en</strong>trale<br />
thema in verband gebracht kan word<strong>en</strong>.<br />
De lezer-interpretator beseft ook dat de<br />
op<strong>en</strong>ingszin <strong>van</strong> <strong>het</strong> boek, zoals vaak bij<br />
Vestdijk, symbolisch geduid kan word<strong>en</strong>: ‘Er<br />
war<strong>en</strong> twee Phaidriad<strong>en</strong>, twee Glanz<strong>en</strong>de<br />
Rots<strong>en</strong> t<strong>en</strong> noord<strong>en</strong> <strong>van</strong> de stad Delphi,<br />
naakt <strong>en</strong> steil ter weerszij <strong>van</strong> de smalle<br />
kloof, waarin <strong>het</strong> water der Kastalia zich<br />
verzamelde’. Die glanz<strong>en</strong>de rots<strong>en</strong> staan voor<br />
twee principes <strong>en</strong> daartuss<strong>en</strong> bevindt zicht<br />
<strong>het</strong> ‘goud<strong>en</strong> ei’: <strong>het</strong> juiste midd<strong>en</strong> 3 .<br />
Ik keer terug naar <strong>het</strong> interview-fragm<strong>en</strong>t,<br />
want dat is niet alle<strong>en</strong> interessant omdat<br />
blijkt dat zelfs Vestdijk zich vergiss<strong>en</strong> kan,<br />
maar ook omdat <strong>het</strong> zijn oordeel als lezer<br />
geeft over dit boek. Legg<strong>en</strong> wij dit naast<br />
oordel<strong>en</strong> <strong>van</strong> andere lezers (afgezi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
door Vestdijk geïntroduceerde anonieme lezer)<br />
dan blijkt zijn eig<strong>en</strong> visie met die <strong>van</strong><br />
ander<strong>en</strong> overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. Zo noemt Hella<br />
Haasse (p. 58) de roman ‘door e<strong>en</strong> overvloed<br />
<strong>van</strong> niet altijd ter zake do<strong>en</strong>de details onnodig<br />
lang <strong>en</strong> soms verward’. Pop 4 vindt hem<br />
^minder geconc<strong>en</strong>treerd üp e<strong>en</strong> hoofdthema<br />
<strong>en</strong> daarom ook minder geslaagd 5 ; ondanks<br />
zijn bewondering voor grote del<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
boek vergelijkt Gomperts <strong>het</strong> met e<strong>en</strong> ‘te<br />
hoog opgetaste hooiwag<strong>en</strong> die niet rijd<strong>en</strong><br />
kan’ <strong>en</strong> Knorringa acht, ev<strong>en</strong>als Vestdijk<br />
zelf, <strong>het</strong> begin ‘onev<strong>en</strong>wichtig gecomponeerd’,<br />
maar <strong>het</strong> slot weer ‘zeer suggestief.<br />
E<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> gevoeld bezwaar is k<strong>en</strong>nelijk
de overlad<strong>en</strong>heid aan details, <strong>het</strong> t<strong>en</strong> toon<br />
spreid<strong>en</strong> <strong>van</strong> functieloze geleerdheid, <strong>het</strong> will<strong>en</strong><br />
verwerk<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle kaart<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> systeem<br />
werkte Vestdijk zo?<br />
In e<strong>en</strong> gastcollege 5 uit 1966 voor de Rijksuniversiteit<br />
Groning<strong>en</strong> (die hem in 1964 tot<br />
eredoctor had b<strong>en</strong>oemd) geeft hij aan hoe de<br />
schrijver <strong>van</strong> historische romans te werk<br />
gaat, we mog<strong>en</strong> wel invull<strong>en</strong>: hoe hij zelf zijn<br />
taak zag: ‘In eerste instantie, dus voor hij<br />
met <strong>het</strong> schrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aan<strong>van</strong>g maakt, interesseert<br />
de schrijver <strong>van</strong> historische romans<br />
zich voor <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> op dezelfde manier als<br />
de geschiedkundige die e<strong>en</strong> verhandeling wil<br />
schrijv<strong>en</strong>; hij raadpleegt de bronn<strong>en</strong>, of e<strong>en</strong><br />
paar goede sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de studiewerk<strong>en</strong>; hij<br />
maakt excerpt<strong>en</strong> <strong>en</strong> aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, hij legt<br />
e<strong>en</strong> kaartsysteem aan: hij neemt k<strong>en</strong>nis<strong>van</strong><br />
kontroversiële m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> over bepaalde onderwerp<strong>en</strong>:<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> is aan deze voorbereid<strong>en</strong>de<br />
werkzaamhed<strong>en</strong> lang niet altijd te zi<strong>en</strong><br />
wat nu eig<strong>en</strong>lijk zijn doel is: e<strong>en</strong> historische<br />
roman te schrijv<strong>en</strong> of de historische wet<strong>en</strong>schap<br />
te beoef<strong>en</strong><strong>en</strong>. En ook <strong>het</strong> uiteindelijk<br />
resultaat, dus de roman, laat nog altijd zi<strong>en</strong>,<br />
dat hij zich met e<strong>en</strong> stof beziggehoud<strong>en</strong><br />
heeft, die óók door historici wordt behandeld.<br />
Ik geloof niet, dat hier uitzondering<strong>en</strong><br />
op bestaan’.<br />
Docum<strong>en</strong>tatie is dus, volg<strong>en</strong>s Vestdijk, e<strong>en</strong><br />
eerste vereiste <strong>en</strong> wij mog<strong>en</strong> dan ook verwacht<strong>en</strong><br />
dat hij zich grondig in de complexe<br />
materie <strong>van</strong> de vroeg-Griekse geschied<strong>en</strong>is<br />
heeft verdiept. In zijn oriënter<strong>en</strong>d artikel 6<br />
over Vestdijks historische romans <strong>en</strong> verhal<strong>en</strong><br />
heeft Oversteeg<strong>en</strong> n.a.v. de in de ondertitel<br />
bij DVA gebruikte jaartall<strong>en</strong> de opmerking<br />
gemaakt dat deze e<strong>en</strong> exaktheid<br />
suggerer<strong>en</strong> ‘waar <strong>het</strong> onderwerp zich eig<strong>en</strong>lijk<br />
haast teg<strong>en</strong> verzet, omdat wij niet op de<br />
hoogte zijn <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> uit die jar<strong>en</strong><br />
die zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> klopp<strong>en</strong>’; hij houdt <strong>het</strong><br />
op e<strong>en</strong> ‘schijnbare exaktheid bij de datering<br />
die juist de ‘waarheid’ <strong>van</strong> <strong>het</strong> historische<br />
201<br />
décor aannemelijk moet mak<strong>en</strong>’. Als Oversteeg<strong>en</strong><br />
hier bedoelt – wat ik met Geertrui<br />
Marks aanneem – dat wij over de vroeg-<br />
Griekse geschied<strong>en</strong>is ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong>,<br />
dan is zijn opmerking e<strong>en</strong> verbazingwekk<strong>en</strong>de<br />
slag in de lucht: die gegev<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> wij<br />
in ruime mate <strong>en</strong> de zojuist g<strong>en</strong>oemde<br />
schrijfster heeft door middel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aantal<br />
steekproev<strong>en</strong> al lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> (zie bibliografie I)<br />
dat de stelling <strong>van</strong> Oversteeg<strong>en</strong> min of meer<br />
omgedraaid moet word<strong>en</strong>: DVA vertoont tot<br />
op grote hoogte exaktheid in datering <strong>en</strong><br />
décor, die juist de ‘waarheid’ <strong>van</strong> <strong>het</strong> fiktionele<br />
aannemelijk moet mak<strong>en</strong>. Haar vermoed<strong>en</strong>s<br />
omtr<strong>en</strong>t de door Vestdijk gebruikte<br />
bronn<strong>en</strong> zijn zeer plausibel, maar niet geheel<br />
juist. Als de ‘verteller’ op p. 308 over Kleisth<strong>en</strong>es<br />
zegt dat m<strong>en</strong> ‘de historie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
uithuw<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn lelijke dochter Arete kan<br />
nalez<strong>en</strong> bij Herodotus’, wil dat nog niet zegg<strong>en</strong><br />
dat Vestdijk dat ook gedaan heeft. Want<br />
behalve in Herodotus VI 126-131 kan m<strong>en</strong><br />
dit verhaal natuurlijk in ieder handboek vind<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> daar Vestdijks ‘kaartsysteem’ (i.c.<br />
schrift<strong>en</strong> met uittreksels <strong>van</strong> boek<strong>en</strong> die hij<br />
ter voorbereiding <strong>van</strong> zijn roman las) in <strong>het</strong><br />
Letterkundig Museum te D<strong>en</strong> Haag terecht is<br />
gekom<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> precies nagaan welk<br />
handboek dat was: <strong>het</strong> blijkt Griechische<br />
Geschichte <strong>van</strong> E. Curtius, 3 del<strong>en</strong>, Berlin<br />
1874 4 . De werk<strong>en</strong> die hij las om zijn k<strong>en</strong>nis<br />
<strong>van</strong> de Griekse mythologie (die verbluff<strong>en</strong>d<br />
was! ) aan te vull<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> de studies over<br />
Delphi die hij raadpleegde heb ik in Bibliografie<br />
II vermeld.<br />
H<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander wil natuurlijk niet zegg<strong>en</strong> dat<br />
alle in DVA g<strong>en</strong>oemde feit<strong>en</strong> historisch verantwoord<br />
zoud<strong>en</strong> zijn; zoals bij alle historische<br />
romans 8 <strong>van</strong> Vestdijk zijn Wahrheit <strong>en</strong><br />
Dichtung verm<strong>en</strong>gd. Naast de voorbeeld<strong>en</strong><br />
die Geertrui Marks noemt is <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de<br />
wel illustratief: wanneer Diomos <strong>en</strong> Aletes al<br />
<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> in de ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>is <strong>van</strong> Korinthe<br />
Zitt<strong>en</strong> komt op e<strong>en</strong> dag de cipier binn<strong>en</strong>
202<br />
stuiv<strong>en</strong> ‘roep<strong>en</strong>de dat de zon donker was,<br />
net als vier<strong>en</strong>twintig jaar tevor<strong>en</strong>. In de stad<br />
ging <strong>het</strong> gerucht, dat de filosoof Thales <strong>van</strong><br />
Miletos, walg<strong>en</strong>d <strong>van</strong> Periandros’ gedrag, dit<br />
nieuwe wonder bewerkstelligd had door middel<br />
<strong>van</strong> Pho<strong>en</strong>icische tek<strong>en</strong>s’ (p. 243). Dat<br />
laatste is fantasie, maar dat Thales de zonsverduistering<br />
<strong>van</strong> 28 mei 585, de dag <strong>van</strong> de<br />
slag bij de Halys, had voorspeld is te vind<strong>en</strong><br />
bij Herod. I 74 (<strong>en</strong> dus in Curtius). Trouw<strong>en</strong>s,<br />
zelfs de Pho<strong>en</strong>icische tek<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong><br />
niet helemaal uit de lucht vall<strong>en</strong>, want<br />
Herod. I 170 vermeldt <strong>en</strong> passant dat Thales<br />
<strong>van</strong> Pho<strong>en</strong>icische afkomst was (cf. Diog.<br />
Laert. I 22).<br />
Te gedetailleerd, dat was dus de algem<strong>en</strong>e<br />
klacht <strong>van</strong> de critici, maar dat zeid<strong>en</strong> zij<br />
zonder aan te gev<strong>en</strong> welke details dan gemist<br />
zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> uitzondering is<br />
J. Pop, die t<strong>en</strong>minste e<strong>en</strong> concreet voorbeeld<br />
geeft 9 : ‘Met name de grote plaats die Vestdijk<br />
heeft ingeruimd voor Korinthe <strong>en</strong> zijn<br />
tiran lijkt moeilijk te verdedig<strong>en</strong>’. Ik me<strong>en</strong><br />
dat die verdediging bepaald niet veel moeilijkhed<strong>en</strong><br />
oplevert, integ<strong>en</strong>deel, ik b<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
m<strong>en</strong>ing dat de plaats die aan Periandros <strong>en</strong><br />
zijn bewind in Korinthe is toebedeeld zeer<br />
functioneel is.<br />
Vooreerst valt op te merk<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> verblijf<br />
te Korinthe <strong>van</strong> de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Diomos <strong>en</strong><br />
Aletes structureel gezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> soort scharnierfunctie<br />
vormt, waar zowel begin als einde<br />
<strong>van</strong> de roman te Delphi zijn gesitueerd zo<br />
gek was die vergissing <strong>van</strong> Vestdijk over <strong>het</strong><br />
aantal del<strong>en</strong> <strong>van</strong> de roman nu ook weer<br />
niet! Beziet m<strong>en</strong> de tocht <strong>van</strong> Diomos als<br />
e<strong>en</strong> ‘queeste’, dan vormt <strong>het</strong> verblijf in de<br />
onderaardse ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>is de p<strong>en</strong>dant <strong>van</strong> de<br />
tocht door de onderwereld die de mythische<br />
held onderneemt (Odysseus, A<strong>en</strong>eas). Deze<br />
‘onderwereldpassage’ bood trouw<strong>en</strong>s Vestdijk<br />
geleg<strong>en</strong>heid de in zijn historisch werk<br />
altijd aanwezige, maar slechts zeld<strong>en</strong> onder-<br />
k<strong>en</strong>de transpositie <strong>van</strong> contemporaine gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
in te vlecht<strong>en</strong>, i.c. de gruwel<strong>en</strong><br />
in de Duitse conc<strong>en</strong>tratiekamp<strong>en</strong> uit de<br />
tweede wereldoorlog: de Argo als Auschwitz<br />
of Dachau.<br />
Maar er is meer: <strong>het</strong> thema <strong>van</strong> DVA is, zo<br />
zag<strong>en</strong> wij, de strijd tuss<strong>en</strong> twee antit<strong>het</strong>ische<br />
principes, verzinnebeeld in de god<strong>en</strong> Apollo<br />
<strong>en</strong> Dionysos. Deze strijd speelt zich af op<br />
e<strong>en</strong> concreet niveau, nl. in Delphi, waar de<br />
priesters <strong>van</strong> Apollo e<strong>en</strong> compromis vind<strong>en</strong>,<br />
maar ook in de psyche <strong>van</strong> de protagonist<br />
Diomos, die aan dit dualisme te gronde gaat.<br />
Deze strijd om de heerschappij nu k<strong>en</strong>t m<strong>en</strong><br />
ook in Korinthe: de gehele roman door,<br />
maar uiteraard vooral in <strong>het</strong> midd<strong>en</strong>gedeelte<br />
dat zich ter plaatste afspeelt, vindt m<strong>en</strong> verwijzing<strong>en</strong><br />
naar de controverse tuss<strong>en</strong> Periandros<br />
<strong>en</strong> zijn zoon Lykophron 10 , die naar<br />
Korkyra was verbann<strong>en</strong> (pp. 63, 100, 194,<br />
198). Deze thematische relatie wordt binn<strong>en</strong><br />
de roman door Periandros zelf expliciet gemaakt.<br />
Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> discussie met zijn ‘minister<br />
<strong>van</strong> kunstzak<strong>en</strong>’, de Egypt<strong>en</strong>aar Apriës,<br />
<strong>en</strong> Diomos, geeft hij de volg<strong>en</strong>de verklaring<br />
<strong>van</strong> de befaamde letter E op de tempel <strong>van</strong><br />
Delphi 11 (p. 211):<br />
‘E is de 5de letter, <strong>en</strong> 5 is 2 plus 3, <strong>het</strong> cijfer<br />
<strong>van</strong> Harmonia, <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk, <strong>en</strong> wel <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> heilige huwelijk. De verbint<strong>en</strong>is tuss<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> vrouwelijke <strong>en</strong> <strong>het</strong> mannelijke, zoals dat<br />
reeds in de schaamdel<strong>en</strong> tot uiting komt: 2<br />
<strong>en</strong> 3. De e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> kracht <strong>en</strong> lijdzaamheid<br />
– voor Delphi <strong>het</strong> verbond tuss<strong>en</strong> Apollo <strong>en</strong><br />
Dionysos, de door de Slang ver<strong>en</strong>igd<strong>en</strong> – de<br />
e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> vader <strong>en</strong> zoon, die ik heb ervar<strong>en</strong><br />
in mijn lev<strong>en</strong>....’<br />
M.i. is dit e<strong>en</strong> sleutelpassage voor <strong>het</strong> gehele<br />
werk, die overig<strong>en</strong>s in haar complexiteit niet<br />
geheel ergoc<strong>en</strong>trisch te verklar<strong>en</strong> valt. Dat is<br />
nog wel <strong>het</strong> geval met de uitspraak <strong>van</strong> Periandros<br />
dat Apollo <strong>en</strong> Dionysos door de<br />
Slang met elkaar verbond<strong>en</strong> zijn: dit is <strong>en</strong>erzijds<br />
e<strong>en</strong> anticipatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> droom <strong>van</strong>
Diomos (p. 281). waarin twee slang<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>,<br />
‘wier licham<strong>en</strong> zich kronkel<strong>en</strong>d<br />
aane<strong>en</strong>vlijd<strong>en</strong>’ – later beseft Diomos dat dit<br />
Apollo <strong>en</strong> Dionysos moet<strong>en</strong> zijn geweest (p.<br />
302) – anderzijds e<strong>en</strong> verwijzing naar de<br />
slang of draak of drakin Pytho, die door<br />
Apollo gedood is, e<strong>en</strong> daad waarvoor de god<br />
moest boet<strong>en</strong> (zoals Diomos, zijn vereerder,<br />
voor zijn bloedschuld). De e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> vader<br />
<strong>en</strong> zoon ev<strong>en</strong>wel is e<strong>en</strong> begrip dat zich zonder<br />
k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> Vestdijks Toekomst der religie<br />
moeilijk verklar<strong>en</strong> laat.<br />
De <strong>en</strong>ige, bij mijn wet<strong>en</strong>, die op e<strong>en</strong> relatie<br />
<strong>van</strong> DVA met De toekomst der religie gewez<strong>en</strong><br />
heeft, is Gomperts: volg<strong>en</strong>s hem is e<strong>en</strong><br />
interessant aspect <strong>van</strong> de roman dat Vestdijk<br />
daarin distantie heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> over ‘de eeuwige m<strong>en</strong>s’, zoals<br />
die in De toekomst der religie zijn neergelegd.<br />
Nu is dit a priori niet zo waarschijnlijk.<br />
Het boek over de religie, waarmee Vestdijk<br />
veel stof deed opwaai<strong>en</strong> in ons land vol theolog<strong>en</strong><br />
12 , versche<strong>en</strong> in 1947, maar is eerder<br />
geschrev<strong>en</strong>, in 1943 nl., zoals wij o.a. wet<strong>en</strong><br />
uit de correspond<strong>en</strong>tie (in de oorlogsjar<strong>en</strong>^<br />
<strong>van</strong> Vestdijk met Theun de Vries 13 . In deze<br />
collectie briev<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> drietal gewijd juist<br />
aan beantwoording <strong>van</strong> opmerking<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Theun de Vries bij zijn lectuur <strong>van</strong> de voorlopige<br />
versie <strong>van</strong> De toekomst der religie. In<br />
één er<strong>van</strong> (brief 61) spreekt Vestdijk over<br />
zijn plann<strong>en</strong> voor ‘e<strong>en</strong> nieuwe Griekse roman’<br />
– dat moet dus DVA zijn, <strong>en</strong> dat wil<br />
dus zegg<strong>en</strong> dat de conceptie <strong>van</strong> beide werk<strong>en</strong><br />
ongeveer in dezelfde tijd heeft plaatsgevond<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong>ge<strong>en</strong> verschil in d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong><br />
onwaarschijnlijk maakt.<br />
Wat zegt Vestdijk dan over ‘de eeuwige<br />
m<strong>en</strong>s’ <strong>en</strong> wat heeft dit met DVA <strong>en</strong> m.n.<br />
met <strong>het</strong> citaat <strong>van</strong> Periandros te mak<strong>en</strong>?<br />
In <strong>het</strong> tweede hoofdstuk <strong>van</strong> zijn studie —<br />
die, zoals veel essayistisch werk <strong>van</strong> Vestdijk,<br />
sleutels biedt bij de interpretatie <strong>van</strong> zijn<br />
fictionele werk – bespreekt Vestdijk e<strong>en</strong><br />
203<br />
motief dat ‘als e<strong>en</strong> roode draad door de<br />
geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong> religieuze d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> he<strong>en</strong>loopt’<br />
14 , nl. dat <strong>van</strong> de eeuwige of goddelijke<br />
m<strong>en</strong>s, ons bek<strong>en</strong>d uit <strong>het</strong> Nieuwe Testam<strong>en</strong>t,<br />
maar bepaald niet uitsluit<strong>en</strong>d bezit<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> christ<strong>en</strong>dom: m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke ook aan de<br />
godm<strong>en</strong>s uit Indiè, Krishna, die trouw<strong>en</strong>s<br />
met Christus opvall<strong>en</strong>d veel overe<strong>en</strong>komst<br />
vertoont in lev<strong>en</strong>sgang <strong>en</strong> werkzaamheid.<br />
Naast dit verlosserstype onderscheidt Vestdijk<br />
– in <strong>het</strong> voetspoor <strong>van</strong> ander<strong>en</strong> uiteraard,<br />
<strong>van</strong> wie hij zelf met name Leopold<br />
Ziegler noemt – <strong>het</strong> type <strong>van</strong> de schepper of<br />
demiurg, waar<strong>van</strong> de uit Indische Vedanta<br />
bek<strong>en</strong>de Purusha als voorbeeld wordt g<strong>en</strong>oemd.<br />
Als Gomperts in zijn (overig<strong>en</strong>s<br />
scherpzinnige) rec<strong>en</strong>sie opmerkt dat in De<br />
toekomst der religie de eeuwige m<strong>en</strong>s ‘e<strong>en</strong><br />
soort Apollo is’, is dit in strijd met de waarheid:<br />
Vestdijk onderscheidt nu juist twee<br />
typ<strong>en</strong>, waarin wij zonder moeite Apollo <strong>en</strong><br />
Dionysos kunn<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de schepper<br />
<strong>en</strong> de verlosser, de vader 15 <strong>en</strong> de zoon, twee<br />
aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de goddelijke m<strong>en</strong>s die elkaar<br />
complem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, gezam<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heid<br />
vorm<strong>en</strong>.<br />
‘E<strong>en</strong>heid-onverbrekelijk’ zijn de laatste<br />
woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> Eckhart in Vestdijks laatste<br />
(complete) roman Het proces <strong>van</strong> meester<br />
Eckhart (1969). Met excuses, alweer, aan de<br />
ergoc<strong>en</strong>trici, maar m<strong>en</strong> kan met recht deze<br />
uitspraak <strong>van</strong> e<strong>en</strong> romanfiguur voor die <strong>van</strong><br />
Vestdijk zelf houd<strong>en</strong>: bijna zijn gehele werk<br />
staat in <strong>het</strong> tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verovering <strong>van</strong> de<br />
e<strong>en</strong>heid, de integratie, de bestrijding <strong>van</strong> de<br />
dualism<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> strijd die lang niet altijd<br />
wordt gewonn<strong>en</strong>. In zijn eerder g<strong>en</strong>oemde<br />
brief aan Theun de Vries licht Vestdijk zijn<br />
ideeën over ‘de eeuwige strijd’ als volgt<br />
toe 16 :<br />
‘Overig<strong>en</strong>s acht ook ik e<strong>en</strong> voortgezet strev<strong>en</strong><br />
naar ‘verlichting’ w<strong>en</strong>schelijk <strong>en</strong> noodig;<br />
maar m<strong>en</strong> begunstigt dit niet door <strong>het</strong> dui-
204<br />
ster af te schaff<strong>en</strong>, uit te bann<strong>en</strong>, maar door<br />
<strong>het</strong> te dóorlicht<strong>en</strong>, te begrijp<strong>en</strong>. Het duister,<br />
<strong>het</strong> groote reservoir der emoties <strong>en</strong> drift<strong>en</strong>, is<br />
onuitputtelijk <strong>en</strong> zal steeds tot nieuwe problem<strong>en</strong><br />
aanleiding gev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> periodiek zelfs<br />
de overwinning schijn<strong>en</strong> te behal<strong>en</strong>. Maar dit<br />
hindert niet; deze strijd is juist <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>; e<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong>zijdige <strong>en</strong> voorbaarige steriliseering <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> <strong>van</strong> beide teg<strong>en</strong>standers is dit niet’.<br />
Deze strijd, die Vestdijk ev<strong>en</strong> verder de strijd<br />
tuss<strong>en</strong> ‘geest <strong>en</strong> ziel’ noemt, is uiteraard die<br />
waaraan Diomos in DVA te gronde gaat. Hij<br />
is <strong>het</strong> prototype <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s die poogt de<br />
ziel te steriliser<strong>en</strong>, om Vestdijks terminologie<br />
te gebruik<strong>en</strong>, i.c. Dionysos uit te schakel<strong>en</strong>.<br />
Het beeld <strong>van</strong> Apollo dat Diomos me<strong>en</strong>eemt<br />
naar Delphi is verminkt, want <strong>van</strong> de (Dionysische)<br />
phallos beroofd, <strong>het</strong> mist ‘de slang<br />
der vruchtbaarheid’ (p. 292) – e<strong>en</strong> symbool<br />
voor zijn onbegrip <strong>van</strong> de e<strong>en</strong>heid die Apollo<br />
<strong>en</strong> Dionysos moet<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> (waarbij de leiding<br />
bij Apollo moet berust<strong>en</strong>, zoals ook in<br />
Delphi <strong>het</strong> grootste deel <strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar voor<br />
Apollo was bestemd). Door zijn e<strong>en</strong>zijdige<br />
gerichtheid op de lichtgod wordt hij e<strong>en</strong><br />
gemakkelijke prooi <strong>van</strong> di<strong>en</strong>s ‘teg<strong>en</strong>stander’,<br />
zoals hij bij de slachting op de berg Kithairon<br />
– <strong>het</strong> ‘hoogtepunt (letterlijk <strong>en</strong> figuurlijk)<br />
in de roman – bewijst; zijn naam had<br />
hem daartoe ook voorbestemd 17 . ‘Wat jij<br />
nooit ler<strong>en</strong> zult’ houdt de blinde zi<strong>en</strong>er Sopatros<br />
Diomos in de kerker <strong>van</strong> Delphi voor<br />
(p. 303) ‘is dat e<strong>en</strong> God uitje dad<strong>en</strong> spreekt<br />
NOTEN<br />
1 Nol Gregoor, In gesprek met S. Vestdijk, Amsterdam<br />
1967,p.69.<br />
2 Voor e<strong>en</strong> verklaring cf. R. H<strong>en</strong>rard, De Hegeliaanse<br />
structuur <strong>van</strong> Simon Vestdijks romans,<br />
Dietsche Warande <strong>en</strong> Belfort 118 (1973), pp.<br />
417-432; m.i. overschat H<strong>en</strong>rard overig<strong>en</strong>s de<br />
invloed <strong>van</strong> Hegel.<br />
<strong>en</strong> dat ieder m<strong>en</strong>s met gezond verstand, die<br />
jou met je bronz<strong>en</strong> beeld rondom de Golf<br />
heeft zi<strong>en</strong> wandel<strong>en</strong>, bij zichzelf heeft gepreveld:<br />
Dionysos, daar gaat Hij’, maar <strong>het</strong><br />
<strong>en</strong>ige dat Diomos hier<strong>van</strong> begrijpt is dat ‘<strong>het</strong><br />
kon zijn, dat m<strong>en</strong> hem nooit goed geleerd<br />
had wie <strong>en</strong> wat Apollo was’. Zijn verdere<br />
lev<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt zich dan ook door onmatigheid<br />
<strong>en</strong> gebrek aan zelfk<strong>en</strong>nis, de negatie <strong>van</strong><br />
de Apollonische maximes. Hij vervalt ‘in de<br />
meest tragische vernietigings- <strong>en</strong> zelfvernietigingsdrang,<br />
alle<strong>en</strong> nog te vergelijk<strong>en</strong> met de<br />
uitzinnige woede waardoor e<strong>en</strong> slaaf be<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
wordt, die jar<strong>en</strong> lang door zijn meester<br />
in onzekerheid is gehoud<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de<br />
meest elem<strong>en</strong>taire lev<strong>en</strong>svoorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />
plotseling tot de ontdekking komt, dat deze<br />
meester niet bestaat’ 18 .<br />
‘Opfere mit mir im Tempel beider Gottheit<strong>en</strong>’<br />
– deze slotwoord<strong>en</strong> uit Nietzsches<br />
Die Geburt der Tragödie, e<strong>en</strong> werk dat Vestdijk<br />
ondanks kritiek 19 juist op <strong>het</strong> star schematische<br />
<strong>van</strong> de dichotomie, die eraan ter.<br />
grondslag ligt, zeer bewonderde, zoud<strong>en</strong> hei<br />
motto kunn<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> deze roman, e<strong>en</strong> leg<br />
puzzie met misschi<strong>en</strong> wel zoveel stukjes, dat<br />
niet all<strong>en</strong> <strong>het</strong> lon<strong>en</strong>d vind<strong>en</strong> deze moeizaam<br />
ine<strong>en</strong> te pass<strong>en</strong>. Dat dit laatste mij geluk’<br />
zou zijn, pret<strong>en</strong>deer ik ge<strong>en</strong>szins: dit artikeltje<br />
gelieve m<strong>en</strong> te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> eerste<br />
poging <strong>en</strong>kele <strong>van</strong> de vele lege plekk<strong>en</strong> in te<br />
vull<strong>en</strong>. 20<br />
3 Voor de guld<strong>en</strong> midd<strong>en</strong>weg, zie <strong>het</strong> gelijknami<br />
ge opstel in Essays in Duodecimo, Amsterdam<br />
1965 2 . pp. 1’58-164. De gedachte dat de twee<br />
bergtopp<strong>en</strong> de twee Delphische god<strong>en</strong> symboliser<strong>en</strong><br />
is trouw<strong>en</strong>s echt klassiek: zie Luc. Bell.<br />
Civ. 5. 72/73 <strong>en</strong> <strong>van</strong> Amerong<strong>en</strong> ad loc.<br />
4 J. Pop, Aktaion onder de sterr<strong>en</strong>. Vestdijkkroniek<br />
2,1973, p. 49 (<strong>van</strong> 48-52).<br />
5 Over de historische roman, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in Gal-
lische Facett<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag 1968, pp. 185-206.<br />
6 J. J. Oversteeg<strong>en</strong>, E<strong>en</strong> bijna geslot<strong>en</strong> circuit:<br />
Vestdijks historische werk, Vestdijkkroniek 6,<br />
1974, p. 49 (<strong>van</strong> 47-55).<br />
7 In Herm<strong>en</strong>eus 38 (1966/1967), pp. 135-137 <strong>en</strong><br />
Maatstaf 16 (1968/1969), pp. 803-805 vertelt<br />
Vestdijk dat hij al zijn mythologische k<strong>en</strong>nis<br />
putte uit de boekjes <strong>van</strong> Nelly (= mevr. N. <strong>van</strong><br />
Krol), die voor kinder<strong>en</strong> de Grieksche myth<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> sag<strong>en</strong> <strong>van</strong> Gustav Schwab bewerkte. Mijn<br />
vermoed<strong>en</strong> (geuit in Vestdijkkroniek 11, 1976,<br />
p. 26) dat wij hier met e<strong>en</strong> mystificatie <strong>van</strong><br />
Vestdijk hebb<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> – ook al staat er in<br />
die boekjes zeer zeker veel informatie – blijkt<br />
achteraf juist.<br />
8 Datzelfde geldt trouw<strong>en</strong>s voor zijn zg. autobiografische<br />
romans; m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke aan de vroegtijdige<br />
dood <strong>van</strong> Anton Wachters vader, terwijl die<br />
<strong>van</strong> Vestdijk ‘in werkelijkheid e<strong>en</strong><strong>en</strong>tachtigjaar<br />
is geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus ruimschoots de geleg<strong>en</strong>heid<br />
heeft gehad om over zijn eig<strong>en</strong> sterfbed te mediter<strong>en</strong>’<br />
(Th. Govaart, Simon Vestdijk, z.p.<br />
1962 2 , p. 6).<br />
9 J. Pop, loc. cit. (n. 4).<br />
10 Zie de bijdrage Oedipus op Korfoe, elders in dit<br />
nummer.<br />
11 Hierover bestaat e<strong>en</strong> monografietje <strong>van</strong> Plutarcluis.<br />
De E apud Delphos, gedeeltelijk vertaald<br />
in De wijze <strong>van</strong> Chaeronea (vertaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> A.E.<br />
Zijderveld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aantal Moralia), Amsterdam<br />
1962. pp. 124-130.<br />
12 De polemiek is verzameld bij F. Sierksma, Tuss<strong>en</strong><br />
twee vur<strong>en</strong>, Amsterdam 1952. Vgl. verder<br />
Paul Rod<strong>en</strong>ko. Democratie <strong>en</strong> religie in: Op <strong>het</strong><br />
twijgje der indigestie, Amsterdam 1976, pp.<br />
119-137 (<strong>het</strong> artikel stamt <strong>van</strong> 1948) <strong>en</strong> Josine<br />
W.L. Meyer, Vestdijk <strong>en</strong> de religie in Tirade nr.<br />
Bibliografie<br />
I Lijst <strong>van</strong> studies over <strong>en</strong> rec<strong>en</strong>sies <strong>van</strong> De verminkte<br />
Apollo<br />
Anonymus, Trouw aan de verkeerde God, in<br />
NRC <strong>van</strong> 29/3/195 2<br />
R. Blijsta, Vestdijk’s Griek<strong>en</strong>land, Critisch Bulletin<br />
19 (1952), 246-249<br />
B<strong>en</strong> <strong>van</strong> Eysselsteyn, Simon Vestdijks ‘De ver-<br />
205<br />
21 (1958), pp. 273-277. Dat m<strong>en</strong> <strong>van</strong> bepaalde<br />
theologische zijde bestrijding <strong>van</strong> De toekomst<br />
etc. nog steeds zinvol acht blijkt uit J. Kamphuis,<br />
Simon Vestdijk <strong>en</strong> de kerkgeschied<strong>en</strong>is,<br />
Groning<strong>en</strong> 1973.<br />
13 S. Vestdijk, Briev<strong>en</strong> uit de oorlogsjar<strong>en</strong> aan<br />
Theun de Vries, ’s-Grav<strong>en</strong>hage 1968.<br />
14 S. Vestdijk, De toekomst der religie, Arnhem<br />
1960 3 , p. 45.<br />
15 Voor Apollo als vader, cf. Vestdijks Apollinische<br />
ode <strong>van</strong> 1938, voorbeeldig geïnterpreteerd<br />
door M. Hartkamp in Vestdijkkroniek 9,<br />
1975, pp. 15-30.<br />
16 S. Vestdijk. Briev<strong>en</strong> etc. (zie n. 13), p. 96.<br />
17 Uit ‘Schema <strong>en</strong> aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>’ bij deze roman<br />
– thans in <strong>het</strong> letterkundig Museum – blijkt<br />
dat Vestdijk eerst voor Diomos de naam Agetoros<br />
(in DVA de naam <strong>van</strong> de vader) had will<strong>en</strong><br />
gebruik<strong>en</strong>, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> te meer aangeeft dat de<br />
naam bewust gekoz<strong>en</strong> is om de relatie met<br />
Dionysos aan te gev<strong>en</strong>. Reeds in 1935 merkte<br />
Du Perron (VW. VI, p. 23) op dat nam<strong>en</strong> bij<br />
Vestdijk ‘bijna altijd feilloos goed gekoz<strong>en</strong>’<br />
zijn: dat is ook zeker bij Aletes <strong>het</strong> geval!<br />
18 De toekomst der religie, p. 108<br />
19 Zie de uitvoerige bespiegeling<strong>en</strong> over <strong>het</strong> Apollinische<br />
in H. Marsman als Apollinische persoonlijkheid,<br />
e<strong>en</strong> studie uit 1940, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
in De Poolse ruiter, D<strong>en</strong> Haag 1963 3 , pp.<br />
184-210 (kritiek op <strong>het</strong> Nietzscheaanse schema,<br />
p. 186). Cf. J.P. Guépin, In e<strong>en</strong> moeilijke houding<br />
geschrev<strong>en</strong> opstell<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag 1969, pp<br />
19-25.<br />
20 Voor verdere poging<strong>en</strong> zie mijn Over de Griekse<br />
romans <strong>van</strong> Simon Vestdijk, dat eind 1978 in de<br />
serie ‘Synthese’ <strong>van</strong> de Wet<strong>en</strong>schappelijk Uitgeverij,<br />
Amsterdam, zal verschijn<strong>en</strong>.<br />
minkte Apollo in Haagsche Courant <strong>van</strong><br />
25/10/1952<br />
H.A. Comperts, Apollo: droom én roes in Het<br />
Parool <strong>van</strong> 10/8/1952<br />
Hella S. Haasse, De Griekse romans <strong>van</strong> S. Vestdijk,<br />
De Gids 126 (1963). 383-396 (ook in<br />
Literair Akkoord 8 (1964), 44-56 <strong>en</strong> Leestek<strong>en</strong>s,<br />
Amsterdam 1965, 51-64; geciteerd<br />
wordt naar laatstg<strong>en</strong>oemde uitgave)
206<br />
Jan Heyn Jr., De duistere d<strong>en</strong>ker <strong>van</strong> Doorn, in<br />
De Telegraaf <strong>van</strong> 23/8/1952<br />
H. Knorringa, rec. in Herm<strong>en</strong>eus 24 (1952/53),<br />
p.74<br />
W.L.M.E. <strong>van</strong> Leeuw<strong>en</strong>, rec. in Nederlandse<br />
auteurs <strong>van</strong> vijf g<strong>en</strong>eraties, Zeist-Antwerp<strong>en</strong><br />
1964, pp. 127-132<br />
G. Marks-<strong>van</strong> Lakerveld, Simon Vestdijk – De<br />
verminkte Apollo, in Reisgids<strong>en</strong> vol Belluno’s<br />
<strong>en</strong> Blauwbaard<strong>en</strong>, Leid<strong>en</strong> 1976, pp. 26-30<br />
N.B. In de tekst wordt naar deze artikel<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />
met de auteursnaam verwez<strong>en</strong>.<br />
II Lijst <strong>van</strong> door Vestdijk geraadpleegde studies<br />
1 Mythologie <strong>en</strong> godsdi<strong>en</strong>stgeschied<strong>en</strong>is<br />
Jane Harnson, Mythology, New York 1924<br />
O. Kern, Die Religion der Griech<strong>en</strong>, 3 dln.,<br />
Berlin 1926-1938<br />
M. Nilsson, A History of Greek Religion, Oxford<br />
1925<br />
W.F. Otto, Die Götter Griech<strong>en</strong>lands, Bonn<br />
1929<br />
W.F. Otto, Dionysos. Mythes und Kultus,<br />
Frankfurt 1933<br />
L. Preller, Griechische Mythologie, Berlin 1872<br />
2 Delphi <strong>en</strong> Griekse ‘couleur locale’<br />
E. Bourguet, Les ruïnes de Delphes, Paris 1914<br />
G. Daux, Chronologie Delphique, Paris 1943<br />
W.B. Krist<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, De delphische drievoet, Amsterdam<br />
1925<br />
H.W. Parke, A History of the Delphic Oracle,<br />
Oxford 1939<br />
Pauly-Wissowa, Real<strong>en</strong>cyclopädie s.v. Delphoi<br />
F. Pouls<strong>en</strong>, Delphi, Gyld<strong>en</strong>dal 1920<br />
A. Staal, Hellas, E<strong>en</strong> reis door Griek<strong>en</strong>land,<br />
Amsterdam z.j. (19462)<br />
W. Wunderer, Delphi, Leipzig 1933
Met toestemming <strong>van</strong> de schrijfster vindt Je lezer<br />
hier e<strong>en</strong> soort tekst zonder contekst, ontle<strong>en</strong>d aan<br />
‘De school <strong>van</strong> Leopold’, in volledige vorm gepubliceerd<br />
in <strong>het</strong> Rotterdams Jaarboekje 1975, blz.<br />
114-136.<br />
1921-1922<br />
In de derde klas kreg<strong>en</strong> we Grieks <strong>van</strong> Leopold.<br />
En Jacobs<strong>en</strong> gaf geschied<strong>en</strong>is. Deze<br />
twee, officieel dr. J.H. Leopold <strong>en</strong> dr. R.<br />
Jacobs<strong>en</strong>, maar in de wandeling Leipi <strong>en</strong> Japi<br />
ge<strong>het</strong><strong>en</strong>, zijn in mijn herinnering de eerste<br />
lerar<strong>en</strong>, die ons als volwass<strong>en</strong> behandeld<strong>en</strong>.<br />
Het begin <strong>van</strong> Leopolds less<strong>en</strong> was bepaald<br />
niet gelukkig. We blek<strong>en</strong> minder te wet<strong>en</strong><br />
dan moest. Na veerti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> stuntel<strong>en</strong> was<br />
<strong>het</strong> pleit beslist: Leipi bleef met ons lez<strong>en</strong>,<br />
de rector zelf kwam ons drill<strong>en</strong>. Zijn uur<br />
griekse thema op wo<strong>en</strong>sdag verdeelde de<br />
week in ervóór <strong>en</strong> erna. Leipi las X<strong>en</strong>ophon<br />
met ons, de Anabasis. Hij kwam altijd e<strong>en</strong>der<br />
de klas in, zwijgzaam, vri<strong>en</strong>delijk, bedaard,<br />
met e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel boek of e<strong>en</strong> heel dunne tas,<br />
die hij met e<strong>en</strong> zwaai bov<strong>en</strong>op de losse losse»<br />
naar legde. In ieder lokaal stond zo’n onding<br />
op tafel, bij ons alle<strong>en</strong> voor Baelde om er<br />
stikk<strong>en</strong>d achter weg te duik<strong>en</strong>. Wij begroet*<br />
t<strong>en</strong> Leopold luid, omdat hij doof was. Hij<br />
groette terug met e<strong>en</strong> sierlijk gebaar, kwam<br />
zitt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> boog zich naar<br />
rechts voor Loetje langs. Dan zei Baelde bij<br />
welke regel we war<strong>en</strong> geblev<strong>en</strong>, hoe ver <strong>het</strong><br />
oud was <strong>en</strong> hoe ver <strong>het</strong> nieuw. Als de deur<br />
207<br />
LEOPOLD ALS LERAAR<br />
door Mathilde Stuiveling-<strong>van</strong> Vierss<strong>en</strong> Trip<br />
geslot<strong>en</strong> werd, – dat deed e<strong>en</strong> <strong>van</strong> all<strong>en</strong>, niet<br />
Leipi zelf –, war<strong>en</strong> er drie in <strong>het</strong> lokaal:<br />
Leopold <strong>en</strong> X<strong>en</strong>ophon <strong>en</strong> de klas. We kond<strong>en</strong><br />
rustig beginn<strong>en</strong>, niemand zou stor<strong>en</strong>,<br />
zelfs de rector niet. In <strong>het</strong> begin leek <strong>het</strong><br />
vertal<strong>en</strong> naar niets. We schot<strong>en</strong> niet op <strong>en</strong><br />
Leopold werd ongeduldig. Dan ijsbeerde hij<br />
door de klas <strong>en</strong> hield beschouwing<strong>en</strong>, die<br />
slecht te volg<strong>en</strong> war<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste roezemoesde<br />
de klas <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ging Leopolds<br />
dove stem meermal<strong>en</strong> in gefluister over.<br />
Soms riep er één: nog e<strong>en</strong>s, mijnheer, <strong>en</strong> de<br />
stem won weer aan kracht. Het ijsber<strong>en</strong> liep<br />
steevast uit op <strong>het</strong> dikter<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aantek<strong>en</strong>ing,<br />
die aldus begon: In beide oude tal<strong>en</strong>...<br />
Op e<strong>en</strong> dag in <strong>het</strong> najaar had Leipi e<strong>en</strong> fikse<br />
winkelhaak bov<strong>en</strong> in de linkerpijp <strong>van</strong> zijn<br />
broek. Hij droeg zoals gewoonlijk e<strong>en</strong> grijs<br />
pak, vrij licht <strong>van</strong> kleur. Terwijl wij in onze<br />
bank<strong>en</strong> schov<strong>en</strong>, stond hij voor <strong>het</strong> raam, dat<br />
uitzag op de binn<strong>en</strong>plaats. Op ons lette hij<br />
niet, hij stond rustig naar buit<strong>en</strong> te kijk<strong>en</strong>,<br />
met, ook zoals gewoonlijk, de linkerhand in<br />
de broekzak. Wie er ging zitt<strong>en</strong>, zag de gescheurde<br />
broek. Het was onmogelijk <strong>het</strong> niet<br />
te zi<strong>en</strong>. Daar stond Leipi <strong>en</strong> iedere<strong>en</strong> keek.<br />
Wie moest vertell<strong>en</strong>, dat hij zo niet blijv<strong>en</strong><br />
kon? De jong<strong>en</strong>s vond<strong>en</strong>: de meisjes, de<br />
meisjes vond<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>. Eén opperde<br />
Van Dullem<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> ander had ze sam<strong>en</strong><br />
in de gang zi<strong>en</strong> prat<strong>en</strong>: Leipi leek boos <strong>en</strong><br />
Van Dullemcn was doorgelop<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> kop
208<br />
als vuur. Leopold draaide zich om, nam<br />
plaats <strong>en</strong> vroeg, waar we geblev<strong>en</strong> war<strong>en</strong>.<br />
Soms stond hij wel op onder de les, als<br />
achteraan Betsy de beurt had, want die sprak<br />
uitzonderlijk zacht; maar dat uur bleef hij<br />
zitt<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> hij wegliep, rechtop, rijzig, ge<strong>en</strong><br />
hand in de zak, was <strong>het</strong> onzichtbaar.<br />
De volg<strong>en</strong>de dag had <strong>het</strong> rooster e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>uur<br />
Grieks. Wij wachtt<strong>en</strong> in spanning. De<br />
andere leraar was weg, <strong>het</strong> werd al weer stil<br />
in de school. We hoord<strong>en</strong> Leopold aankom<strong>en</strong><br />
over de gang. To<strong>en</strong> versche<strong>en</strong> hij: lang<br />
<strong>en</strong> grijs, <strong>het</strong>zelfde pak. Weer flitst<strong>en</strong> de zinn<strong>en</strong><br />
door de klas. Kon je e<strong>en</strong> broek lat<strong>en</strong><br />
stopp<strong>en</strong> in <strong>en</strong>e dag? Zo’n luik moest anders<br />
wel tocht<strong>en</strong> ondanks <strong>het</strong> jaeger eronder.<br />
Zulk prat<strong>en</strong> onder de les was voor ons heel<br />
gewoon. Leipi was doof, dus <strong>het</strong> hinderde<br />
niet. Wij hadd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong>szins de opzet iets te<br />
misdo<strong>en</strong>.<br />
Over <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong> las ieder mee. Wie rechts<br />
de beurt had, werd uit de linkerrij voorgezegd<br />
<strong>en</strong> andersom. Ik herhaalde zonder gewet<strong>en</strong>sbezwaar<br />
wat e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>sstem zei in<br />
de verte, t<strong>en</strong>minste in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
schooljaar. Soms ried Leopold aan: probeer<br />
<strong>het</strong> alle<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan zweg<strong>en</strong> de voorzeggers<br />
ev<strong>en</strong>. Niet dat Leipi ze hoorde – dat kon<br />
niet, hij was heus erger doof dan e<strong>en</strong> beetje<br />
– maar hij merkte <strong>het</strong> toch.<br />
To<strong>en</strong> Leopold, de tweede dag <strong>van</strong> de scheur,<br />
na de les opstond, bleek er niets gewijzigd in<br />
de staat <strong>van</strong> de broek. Nauwelijks was hij op<br />
de gang, of wij barsst<strong>en</strong> uit in kritiek op<br />
ieder die <strong>het</strong> hem niet had gezegd, de rector<br />
bijvoorbeeld of de conciërge. Om <strong>van</strong> de<br />
lerar<strong>en</strong> te zwijg<strong>en</strong>, die hun collega voor gek<br />
liet<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> de <strong>en</strong>e dag voor, de andere na.<br />
Wij leerling<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> niets zegg<strong>en</strong>, dat was<br />
niet kies. üe derde dag vloog lang voor de les<br />
de Faam door de school: Leipi loopt rond in<br />
zijn zondagse spull<strong>en</strong>.<br />
– Dag mijnheer, dag mijnheer.<br />
– Kinder<strong>en</strong>, had jullie gezi<strong>en</strong>...?<br />
– Ja mijnheer.<br />
– Kinder<strong>en</strong>, kinder<strong>en</strong> toch.<br />
To<strong>en</strong> lachte hij <strong>en</strong> we lacht<strong>en</strong> allemaal. Hij<br />
was ons goedgezind, als steeds, wanneer hij<br />
‘kinder<strong>en</strong>’ zei.<br />
Zo is nog e<strong>en</strong> zin, e<strong>en</strong> geliefde, blijv<strong>en</strong> hang<strong>en</strong><br />
in mijn hoofd:<br />
– Kinder<strong>en</strong>, jullie spreekt Grieks, maar je<br />
weet <strong>het</strong> niet.<br />
Die winter vroer <strong>het</strong> tot flink in februari.<br />
Het vlaggetje: ijsclub geop<strong>en</strong>d, prijkte op de<br />
trams. Op, naar Kraling<strong>en</strong>, iedere wo<strong>en</strong>sdag<strong>en</strong><br />
zaterdagmiddag. Voor de grote t<strong>en</strong>t lag<br />
<strong>het</strong> ijsplein, <strong>van</strong>waar m<strong>en</strong> vertrok om e<strong>en</strong><br />
baantje te rijd<strong>en</strong>. Ze hadd<strong>en</strong> op school al<br />
verteld, dat Leipi zou kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij dan<br />
meisjes vroeg om e<strong>en</strong> baantje. Het bleek<br />
waar, maar eerst reed hij alle<strong>en</strong>, de hand<strong>en</strong><br />
op de rug, in e<strong>en</strong> vast tempo als voor e<strong>en</strong><br />
tocht, niet saai recht vooruit <strong>en</strong> ook niet<br />
opzettelijk zwier<strong>en</strong>d. Zijn lange gestalte was<br />
al <strong>van</strong> ver te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de lichte muts.<br />
Hij groette niet noch werd gegroet, maar<br />
ging over de baan zoals hij liep in de stad:<br />
alsof hij alle<strong>en</strong> was, alle<strong>en</strong> op de lege Coolsingel,<br />
alle<strong>en</strong> op <strong>het</strong> verlat<strong>en</strong> ijs. T<strong>en</strong>slotte<br />
moest hij er aan gelov<strong>en</strong>. Nauwelijks was hij<br />
gesignaleerd met e<strong>en</strong> meisje uit e<strong>en</strong> hogere<br />
klas, of wij <strong>van</strong> de derde vond<strong>en</strong> <strong>het</strong> onze eer<br />
te na om achter te blijv<strong>en</strong>. Betty <strong>en</strong> ik talmd<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> zw<strong>en</strong>kt<strong>en</strong> toevallig op <strong>het</strong> ijsplein,<br />
kortom, we red<strong>en</strong> hem vlak voor de voet<strong>en</strong>.<br />
Dat hielp. Veerti<strong>en</strong> jaar <strong>en</strong> zo brutaal als de<br />
beul, maar bij <strong>het</strong> arm<strong>en</strong>kruis<strong>en</strong> met die grote<br />
man was ik toch heel verleg<strong>en</strong>.<br />
De ker<strong>en</strong> heb ik niet geteld. E<strong>en</strong>s vroeg Leopold<br />
mij voor e<strong>en</strong> tweede baan rond <strong>en</strong> dat<br />
was e<strong>en</strong> onsterfelijke glorie. Hij zei dat <strong>het</strong><br />
goed ging, omdat wij uit <strong>het</strong> noord<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong>,<br />
zijn familie zowel als de mijne. Aan <strong>het</strong><br />
eind <strong>van</strong> de winter begon zijn ster te tan<strong>en</strong>:<br />
ik reed behalve met meisjes ook wel met e<strong>en</strong><br />
Jan uit de vierde. Juist had de dooi de normale<br />
sleur weer ingezet of bij ons thuis werd
de dagelijkse regelmaat verstoord door <strong>het</strong><br />
overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn grootvader. Ik was niet<br />
erg onder de indruk. Mijn vaders vader<br />
bracht slechts e<strong>en</strong> bepaalde portie familiaal<br />
gevoel teweeg. Op de dag <strong>van</strong> de begraf<strong>en</strong>is,<br />
die in Groning<strong>en</strong> plaats vond, fietste ik bijzonder<br />
landerig naar school, sneu, omdat ik<br />
ge<strong>en</strong> vrij had, ernstig, want dat hoort, als je<br />
grootvader begrav<strong>en</strong> wordt.<br />
De les was gedaan. Ik zat in mijn bank <strong>en</strong><br />
Leopold stond in <strong>het</strong> gangpad. Hij boog zich<br />
voorover.<br />
– Wat is er aan de hand?<br />
– Mijn grootvader is dood, mijnheer.<br />
Hij maakte e<strong>en</strong> onbeschrijflijk lief gebaar <strong>en</strong><br />
ik was voor <strong>het</strong> eerst bedroefd om mijn<br />
vader, die do<strong>en</strong>de was de zijne te begrav<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> lichte voorjaarsdag werd onverhoeds één<br />
<strong>van</strong> de naarste <strong>van</strong> mijn jeugd. In <strong>het</strong> pad<br />
tuss<strong>en</strong> bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> muur stond Leopold teg<strong>en</strong>over<br />
me. Achter hem langs liep<strong>en</strong> de jong<strong>en</strong>s<br />
de klas uit. Leopold luisterde naar mij. E<strong>en</strong>sklaps<br />
vertrok zijn gezicht tot rampzalige<br />
woede. De jong<strong>en</strong>s stov<strong>en</strong> opzij. Leopold<br />
was verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>, zonder e<strong>en</strong> woord. Ik b<strong>en</strong><br />
als e<strong>en</strong> geslag<strong>en</strong> hond naar huis gegaan <strong>en</strong><br />
heb onwillig verslag uitgebracht aan mijn<br />
moeder, want die had er mee te mak<strong>en</strong>.<br />
To<strong>en</strong> ik op e<strong>en</strong> avond de kamer binn<strong>en</strong>kwam,<br />
toonde zij mij e<strong>en</strong> drukwerk met e<strong>en</strong><br />
gedicht <strong>van</strong> Leopold erin. De inhoud deed<br />
niet terzake. Dichters stond<strong>en</strong> niet hoog aangeschrev<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> deze eerst recht niet, want<br />
via-via wist mijn moeder, dat Leopold in zijn<br />
familie voor e<strong>en</strong> onmogelijk m<strong>en</strong>s gold. Nu<br />
moest ik over dat gedicht naar Leopold; die<br />
att<strong>en</strong>tie zou hij waarder<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee was<br />
dan e<strong>en</strong> relatie geschap<strong>en</strong>. Boodschapp<strong>en</strong><br />
aan derd<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in mijn lev<strong>en</strong> onontkoombaar<br />
als natuurverschijnsel<strong>en</strong>, maar ditmaal<br />
weigerde ik. Kort daarna ded<strong>en</strong> mijn moeder<br />
<strong>en</strong> ik e<strong>en</strong> gele <strong>en</strong>veloppe bij Leopolds huis in<br />
de bus. To<strong>en</strong> hij daar echter niet op reageerde,<br />
moest ik ernaar vrag<strong>en</strong>. In zekere zin had<br />
209<br />
mijn moeder haar inlichting binn<strong>en</strong>: de familie<br />
had gelijk. Ik wist niet hoe <strong>het</strong> ooit weer<br />
goed moest kom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mijn leraar <strong>en</strong> mij.<br />
Lange tijd dacht ik ’s avonds: weer e<strong>en</strong> dag<br />
verder ‘er’ <strong>van</strong> af.<br />
Teg<strong>en</strong> Pas<strong>en</strong> vertelde Leopold, dat hij naar<br />
Griek<strong>en</strong>land zou gaan, drie wek<strong>en</strong> nog wel.<br />
Dat betek<strong>en</strong>de voor ons de eerste week na de<br />
vakantie: Grieks-rector-sec. We hadd<strong>en</strong> meelij<br />
met onszelf: dat de rector ons m<strong>en</strong>de met<br />
e<strong>en</strong> opzetteugel, maar eig<strong>en</strong>lijk was de schrik<br />
geslet<strong>en</strong>. Meer <strong>en</strong> meer klonk <strong>het</strong> afgebet<strong>en</strong><br />
‘goed’ door de klas. Toch werd Leipi bij zijn<br />
terugkomst met vreugde begroet. Hij was<br />
bruinverbrand. Wij bedeld<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> verhaal<br />
voor de les begon. Leopold lachte, die gew<strong>en</strong>de<br />
geluidloze lach, bij de herinnering aan<br />
e<strong>en</strong> tocht buit<strong>en</strong> de stad. Het pad liep langs<br />
de droge bedding <strong>van</strong> e<strong>en</strong> rivier, maar <strong>het</strong><br />
was zó onbegaanbaar, dat <strong>het</strong> hem beter had<br />
gelek<strong>en</strong> op de rivierbodem zelf verder te<br />
wandel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> geluid had hem do<strong>en</strong> opzi<strong>en</strong>:<br />
ongemerkt was hij midd<strong>en</strong> in de stad geraakt<br />
<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op de kad<strong>en</strong> riep<strong>en</strong> naar hem<br />
daar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>.<br />
Leipi vertelde niet vaak, maar hij illustreerde<br />
<strong>het</strong> Grieks, bijvoorbeeld katalambano, dat is<br />
kip-ik-heb-je. Leopold haalde zijn sleutelbos<br />
uit zijn zak, hield die met de linkerhand<br />
omhoog <strong>en</strong> reikte alvast met de rechter naar<br />
de grond. De sleutelbos viel, de rechterhand<br />
ving, de linker er pats bov<strong>en</strong>op, kip-ik-heb-je.<br />
Of: e<strong>en</strong> vrouw, die bov<strong>en</strong> woont <strong>en</strong> <strong>het</strong> huis<br />
niet mag verlat<strong>en</strong> zonder dat de man b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> gedoogt, zit achter e<strong>en</strong> deur met e<strong>en</strong><br />
dot. Zo’n antiek slot tek<strong>en</strong>de Leipi met krijt<br />
op de binn<strong>en</strong>- <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>kant <strong>van</strong> onze deur<br />
naar de gang. E<strong>en</strong> andere maal versche<strong>en</strong> er<br />
e<strong>en</strong> berglandschap op <strong>het</strong> bord. De soldat<strong>en</strong><br />
sliep<strong>en</strong> als nietige stipp<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> vallei. De<br />
berg<strong>en</strong> war<strong>en</strong> hoog <strong>en</strong> Griek<strong>en</strong>land heel ver.<br />
To<strong>en</strong> nam Leopold de wis <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> veegje<br />
rook, kringel<strong>en</strong>d uit <strong>het</strong> dal omhoog, was de<br />
rust <strong>van</strong> de nacht voorbij. De vijand loerde,
210<br />
<strong>het</strong> leger moest voort. En na vele, vele moeilijkhed<strong>en</strong>,<br />
voor X<strong>en</strong>ophon, Leopold <strong>en</strong> de<br />
klas, zag<strong>en</strong> de mann<strong>en</strong> eindelijk de zee. Wij<br />
hoopt<strong>en</strong> vurig, dat Leipi <strong>het</strong> bord zou verget<strong>en</strong><br />
zodat wij ook <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de uur er naar<br />
kond<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong>, maar ieder spoor werd door<br />
hem eig<strong>en</strong>handig uitgewist.<br />
1922-1923<br />
In de vierde klas was <strong>het</strong> uitgeslot<strong>en</strong>, dat<br />
Leopold de bel ooit hoorde. T<strong>en</strong> eerste huisd<strong>en</strong><br />
we bov<strong>en</strong> in <strong>het</strong> gebouw <strong>en</strong> t<strong>en</strong> tweede<br />
nam zijn doofheid toe. Ook e<strong>en</strong> tik op de<br />
deur had ge<strong>en</strong> zin. Strasters, de conciërge,<br />
die na de tweede bel de school rondging om<br />
de abs<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op te nem<strong>en</strong>, had de gewoonte<br />
bij Leopolds les zachtjes om de deur te kijk<strong>en</strong>.<br />
Dan w<strong>en</strong>kte Adèle, die weer vooraan<br />
rechts op de hoek zat, of ze noemde e<strong>en</strong><br />
naam, <strong>en</strong> Strasters was verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> zonder<br />
dat Leipi iets had gemerkt. Wij war<strong>en</strong> met de<br />
doofheid vertrouwd geraakt. Er werd nag<strong>en</strong>oeg<br />
niet voorgezegd.<br />
In de loop <strong>van</strong> dat jaar stak<strong>en</strong> wij meisjes<br />
ons haar op, de <strong>en</strong>e met Kerstmis, de ander<br />
met Pas<strong>en</strong>, eerst nog met e<strong>en</strong> stuk strik ter<br />
weerszijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wrong <strong>en</strong> dan op e<strong>en</strong><br />
gewichtige dag zonder strik. Dat was spitsroed<strong>en</strong><br />
lop<strong>en</strong>. Ik weet nog goed, hoe Leipi<br />
naar me keek: vrag<strong>en</strong>d, plag<strong>en</strong>d <strong>en</strong> geruststell<strong>en</strong>d.<br />
Er was nog e<strong>en</strong> nieuw meisje in de klas:<br />
Annie uit Waddinxve<strong>en</strong>. Ze kwam <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Goudse gymnasium, maar na twee jaar ziekte<br />
wilde ze op e<strong>en</strong> andere school weer beginn<strong>en</strong>,<br />
waar niemand haar k<strong>en</strong>de <strong>van</strong> to<strong>en</strong> ze<br />
nog ge<strong>en</strong> kunstbe<strong>en</strong> had. Annie was bij e<strong>en</strong><br />
oom <strong>en</strong> tante in huis <strong>en</strong> ging met de tram<br />
naar school. Als ik bij ons wegfietste, zag ik<br />
de conducteur haar tas aanpakk<strong>en</strong>.<br />
Op e<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> ontbrak Annie, to<strong>en</strong> de<br />
griekse les begon. All<strong>en</strong> war<strong>en</strong> haar op de<br />
trap gepasseerd. Ze klom niet, zoals anders,<br />
maar stond krampachtig teg<strong>en</strong> de leuning.<br />
Ieder die wat zei, kreeg <strong>het</strong>zelfde antwoord.<br />
– Loop maar door, ik kom straks.<br />
Ik legde de tas op haar plaats, achter Baelde<br />
die als <strong>van</strong>ouds vooraan zat. Iemand sloot de<br />
deur. Homerus begon, hoewel Leopold talmde.<br />
Ook hij had Annie ingehaald. Na e<strong>en</strong><br />
eindeloze tijd werd de deur ine<strong>en</strong>s op<strong>en</strong>gegooid:<br />
Strasters <strong>en</strong> Annie, zij met e<strong>en</strong> vuurrode<br />
kleur tot onder <strong>het</strong> zijige blonde haar,<br />
hij zelfbewuster dan ooit. En terecht. Later<br />
hoord<strong>en</strong> we, dat Annie voor- noch achteruit<br />
gekund had, omdat haar ondergoed tuss<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> mechaniek <strong>van</strong> <strong>het</strong> be<strong>en</strong> was geschot<strong>en</strong>.<br />
To<strong>en</strong> de trap leeg was, had ze naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong><br />
geroep<strong>en</strong>. De rector had Strasters’ vrouw<br />
will<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>, maar deze stuurde eerst de rector<br />
in eig<strong>en</strong> persoon naar zijn kamer <strong>en</strong> verhielp<br />
to<strong>en</strong> <strong>het</strong> euvel.<br />
– Toemaar kind, ik heb toch dochters.<br />
De triomf stond op Strasters’ gezicht te lez<strong>en</strong>.<br />
Hij bracht Annie tot in de klas.<br />
– Nog meer abs<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, mijnheer?<br />
De klas lachte <strong>en</strong> ging opgelucht over tot de<br />
orde <strong>van</strong> Leopolds les.<br />
Oud <strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong> verder. In weldadige regelmaat<br />
maakt<strong>en</strong> wij ons <strong>van</strong> Homerus meester.<br />
E<strong>en</strong> cijferboekje kwam er nawelijks aan te.<br />
pas. Leopold zat in ons midd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Homerus<br />
was zijn trouwe metgezel. Leipi sloeg <strong>het</strong><br />
boek op, terwijl hij zich luister<strong>en</strong>d naar<br />
rechts boog, voor Eddie langs, als e<strong>en</strong> stille<br />
vraag aan Baelde, waar <strong>het</strong> oud begon. Als<br />
hij zo achterover bleef zitt<strong>en</strong>, – op e<strong>en</strong> gewone<br />
stoel, dit lokaal had ge<strong>en</strong> leunstoel –<br />
kreg<strong>en</strong> wij één <strong>van</strong> vier<strong>en</strong> de beurt: Adèle of<br />
ik of Eddie of Baelde. To<strong>en</strong> ik e<strong>en</strong>s aan <strong>het</strong><br />
begin <strong>van</strong> de les als e<strong>en</strong> lagereschoolkind<br />
netjes ging zitt<strong>en</strong>, begreep Leipi direct waar<br />
<strong>het</strong> mij om te do<strong>en</strong> was.<br />
– Is <strong>het</strong> nieuw zo moeilijk <strong>van</strong>daag?<br />
– Ja mijnheer.<br />
Hij lachte, zijn stille langzame lach. Ik kreeg<br />
e<strong>en</strong> kleur én de beurt met <strong>het</strong> oud. De geschied<strong>en</strong>is<br />
<strong>van</strong> Ilias <strong>en</strong> Odyssee had mijn
vader mg al wandel<strong>en</strong>d verteld. Homerus was<br />
e<strong>en</strong> schat, die to<strong>en</strong>am naar de l<strong>en</strong>gte <strong>van</strong> de<br />
wandeling. Nauwelijks hadd<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> stap<br />
binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> gymnasium gezet, of de dad<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Odysseus, in <strong>het</strong> Latijn vermomd tot<br />
Ulysses, werd<strong>en</strong> <strong>van</strong> themazin tot themazift<br />
herkauwd. To<strong>en</strong> daarna de griekse held <strong>en</strong> de<br />
zijn<strong>en</strong> in de stell<strong>en</strong>de, vergelijk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> overtreff<strong>en</strong>de<br />
trap war<strong>en</strong> gezet door Sluiter <strong>en</strong> de<br />
rector, ruilde ik argwan<strong>en</strong>d de Anabasis voor<br />
de Ilias. Het eerste woord was raak: MHNIN,<br />
de twist. De twist beheerst god<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>;<br />
zo zei Homerus; zo zei Leopold. De god<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> gestalt<strong>en</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, de dad<strong>en</strong> der<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn godgelijk.<br />
Ik weet niet meer precies wat we allemaal<br />
met Leipi laz<strong>en</strong>, maar zeker de roof <strong>van</strong><br />
Briseis met Achilles’ verdriet, <strong>en</strong> de kleine<br />
jong<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong>d naar de helmbos <strong>van</strong> zijn<br />
vader; Odysseus bij de Faeak<strong>en</strong>, de picnicmand,<br />
door de moeder nog gauw op de wag<strong>en</strong><br />
gezet, <strong>en</strong> later de aankomst op Ithaka,<br />
de vrijers, <strong>het</strong> littek<strong>en</strong>, de bedspijl. Oud <strong>en</strong><br />
nieuw <strong>en</strong> verder. Meer nog dan bij X<strong>en</strong>ophon<br />
was Leopold volkom<strong>en</strong> in de tekst verdiept.<br />
Hij lette soms niet op dege<strong>en</strong>, die vertaalde;<br />
bij e<strong>en</strong> eerder of later vers zette hij in als de<br />
tweede bij e<strong>en</strong> canon, <strong>en</strong> de eerste stem<br />
zweeg weldra stil.<br />
Maar één ding hoorde hij altijd; dat was als<br />
Robbie hoestte. Dan greep hij onder <strong>het</strong><br />
vertal<strong>en</strong> in zijn vestjeszak <strong>en</strong> knipte e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong><br />
doosje voor haar op<strong>en</strong> met heel kleine<br />
hoestpastilles. Robs was lang <strong>en</strong> t<strong>en</strong>ger. Ze<br />
hoestte vaak, maar verzuimde zeld<strong>en</strong>. Leipi’s<br />
vri<strong>en</strong>dschap ging onmisk<strong>en</strong>baar naar haar uit.<br />
Hij noemde haar voluit Roberta, zoals in <strong>het</strong><br />
cijferboekje stond. Trouw<strong>en</strong>s; alle<strong>en</strong> onverkorte<br />
nam<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> kans: Bettina voor<br />
Betty, Regnera voor Rein. Roberta werd op<br />
e<strong>en</strong> keer Robinetta <strong>en</strong> to<strong>en</strong> ine<strong>en</strong>s Fridolijn.<br />
Niemand zou <strong>het</strong> gebruik<strong>en</strong>, niemand zou er<br />
mee plag<strong>en</strong>, gewoon: Fridolijn. En als ze<br />
hoestte kwam <strong>het</strong> kleine doosje, tot Leipi<br />
211<br />
zich e<strong>en</strong> keer vergiste <strong>en</strong> zijn sigarett<strong>en</strong>koker,<br />
ook <strong>van</strong> zilver, voor haar op<strong>en</strong>klapte.<br />
Daar ze niet zoals gewoonlijk nam, legde hij<br />
al vertal<strong>en</strong>d de doos bij haar op <strong>het</strong> tafelblad.<br />
Robbie werd verschrikkelijk z<strong>en</strong>uwachtig.<br />
De klas wachtte gespann<strong>en</strong> af. To<strong>en</strong> Leopold<br />
<strong>het</strong> ontdekte, keek hij naar de koker,<br />
alsof die hem was ontrold, zó ontdaan, dat<br />
wij eerst niet durfd<strong>en</strong> lach<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> zag hij<br />
naar Robbie.<br />
– Ik?<br />
– Ja mijnheer.<br />
– Is <strong>het</strong> óver, Fridolijn?<br />
– Ja mijnheer.<br />
Toch was e<strong>en</strong> ander de prima donna, Frans,<br />
e<strong>en</strong> meisje dat al <strong>van</strong> school af was. Haar<br />
broer Jan zat bij ons in de klas. De familie<br />
woonde in Tuindorp op de linkermaasoever.<br />
Jan wist op meesterlijke wijze profijt te trekk<strong>en</strong><br />
uit <strong>het</strong> wacht<strong>en</strong> voor de brug. Aangezi<strong>en</strong><br />
de op<strong>en</strong>ingstijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de brug over de<br />
Koningshav<strong>en</strong> hét twistpunt tuss<strong>en</strong> var<strong>en</strong>d<br />
<strong>en</strong> rijd<strong>en</strong>d Rotterdam uitmaakt<strong>en</strong>, was er<br />
weinig teg<strong>en</strong> te zegg<strong>en</strong>, als Jan te laat kwam.<br />
Behalve de ker<strong>en</strong>, dat hij werkelijk voor de<br />
brug had gestaan, koos hij met de regelmaat<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> rooster alle eerste ur<strong>en</strong> Leopold, om<br />
e<strong>en</strong> paar minut<strong>en</strong> na de bel met e<strong>en</strong> stral<strong>en</strong>d<br />
gezicht de klas in te kom<strong>en</strong>. Dan wachtte<br />
ieder op <strong>het</strong> gesprek, dat zeker volg<strong>en</strong> zou.<br />
Morg<strong>en</strong> mijnheer.<br />
– Was <strong>het</strong> de brug?<br />
– Ja mijnheer.<br />
– Stond je mét de zus voor de brug?<br />
– Ja mijnheer.<br />
– Ga dan maar zitt<strong>en</strong>.<br />
Dat werd e<strong>en</strong> ritueel. Jan, altijd ev<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>delijk<br />
<strong>en</strong> beleefd, bleef staan bij de deur. Wie<br />
de beurt had, zweeg. Soms was <strong>het</strong> langer,<br />
soms heel kort: e<strong>en</strong> groet, e<strong>en</strong> knik <strong>en</strong> daartuss<strong>en</strong><br />
Leopolds tol aan de klas.<br />
– Mét de zus?<br />
– Ja mijnheer.<br />
Op e<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d zat ik achterstevor<strong>en</strong> in de
212<br />
bank. Alles lag klaar voor de les. Ieder was<br />
bezig die laatste kostbare minuut vóór de<br />
tweede bel. Leopold stond voor <strong>het</strong> raam<br />
achter in de klas <strong>en</strong> keek uit over de Coolsingel.<br />
Zijn stoel was al naast mij neergezet.<br />
Onverwachts w<strong>en</strong>dde Leipi zich vlug <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
raam af, ik had <strong>het</strong> vreemde gevoel, dat hij<br />
iets gezi<strong>en</strong> had daarbuit<strong>en</strong>. Hij liep <strong>het</strong> pad<br />
in tuss<strong>en</strong> de bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> bleef bij de achterste<br />
staan, waar Jopie al zat naast de nog lege<br />
plaats <strong>van</strong> Jan. To<strong>en</strong> merkte hij, dat ik naar<br />
hem keek. Zijn schuwe gezicht noch zijn<br />
woord<strong>en</strong> war<strong>en</strong> voor mij.<br />
– Ze is weg. Ik b<strong>en</strong> haar kwijt.<br />
Ik knikte, overtuigd, dat hij Frans bedoelde,<br />
die immers weg was gegaan <strong>en</strong> weldra zou<br />
trouw<strong>en</strong>. Onthutst draaide ik terug in de<br />
bank <strong>en</strong> <strong>het</strong> oud begon.<br />
Het laatste uur voor de vakantie liet Leipi<br />
ons alle<strong>en</strong> de Odyssee opslaan. De schrift<strong>en</strong><br />
mocht<strong>en</strong> weg. Hij zou voorvertal<strong>en</strong>, wij<br />
moest<strong>en</strong> bijwijz<strong>en</strong> met de achterkant <strong>van</strong><br />
potlood of p<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> haalde hij e<strong>en</strong> schoolschrift<br />
uit zijn binn<strong>en</strong>zak <strong>en</strong> begon te lez<strong>en</strong>,<br />
rechts bov<strong>en</strong>aan naast de blauwe kaft. Zo nu<br />
<strong>en</strong> dan zei hij e<strong>en</strong> woord in <strong>het</strong> Grieks of hij<br />
noemde e<strong>en</strong> vers. Wij volgd<strong>en</strong> hem in ons<br />
boek <strong>en</strong> begrep<strong>en</strong> <strong>het</strong> zonder manker<strong>en</strong>. Aan<br />
<strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>het</strong> uur ging de bel, maar Leopold<br />
hoorde <strong>het</strong> niet. Wij blev<strong>en</strong> zo zitt<strong>en</strong>,<br />
roerloos gebog<strong>en</strong> in onze bank<strong>en</strong>. Het lez<strong>en</strong><br />
ging voort tot de volg<strong>en</strong>de leraar ons stoorde.<br />
Leopold stokte verschrikt <strong>en</strong> liep snel <strong>het</strong><br />
lokaal uit, zijn schrift weer in de binn<strong>en</strong>zak.<br />
1923-1924<br />
De eerste dag in de vijfde klas bracht e<strong>en</strong>c<br />
teleurstelling. We hadd<strong>en</strong> weer e<strong>en</strong> lokaal<br />
aan de St. Laur<strong>en</strong>sstraat, <strong>het</strong> verste in de<br />
b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>gang, gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>d aan de woning <strong>van</strong>,<br />
Strasters. Tuss<strong>en</strong> de smalle bakst<strong>en</strong><strong>en</strong> stoep<strong>en</strong><br />
was de straat met kei<strong>en</strong> geplaveid. Alle<strong>en</strong><br />
langs <strong>het</strong> gebouw <strong>van</strong> <strong>het</strong> gymnasium<br />
lag asfalt. Over de kei<strong>en</strong> rateld<strong>en</strong> de karr<strong>en</strong>,<br />
op <strong>het</strong> asfalt bonkt<strong>en</strong> in de maat de hoev<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de paard<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> kon niet lat<strong>en</strong> te wacht<strong>en</strong><br />
op de omslag <strong>van</strong> <strong>het</strong> geluid. Het wissel<strong>en</strong>d<br />
lawaai maakte Leopolds stem onverstaanbaarder<br />
dan ooit. Het was daar bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
bar donker: e<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong>bergplaats aan<br />
de overkant had hoge bom<strong>en</strong>. Vaak nam<br />
Leipi de wijk, <strong>van</strong> zijn stoel naar <strong>het</strong> raam.<br />
Als één mom<strong>en</strong>t de herrie <strong>van</strong> buit<strong>en</strong> tot<br />
hem doordrong, hield hij als in fysieke pijn<br />
de hand teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> oor.<br />
ledere ocht<strong>en</strong>d war<strong>en</strong> de bov<strong>en</strong>ram<strong>en</strong> neer<br />
<strong>en</strong> wij prez<strong>en</strong> ons lokaal als fris. Naar gelang<br />
<strong>het</strong> najaar vorderde, veranderde dat fris ir<br />
ijzig. War<strong>en</strong> de ram<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal dicht, dar<br />
voltrok zich de metamorfose <strong>van</strong> koele<br />
ruimte tot doos met verbruikte lucht. De<br />
ram<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> dicht om <strong>het</strong> verkeer, de<br />
4eur was dicht uit gewoonte. De jong<strong>en</strong>s<br />
werd<strong>en</strong> luid <strong>en</strong> ongedurig, de meisjes hing<strong>en</strong><br />
met hoofdpijngezicht<strong>en</strong> over hun tafelblad.<br />
Dat lokaal was e<strong>en</strong> wanhoop voor ons, voor<br />
iedere leraar e<strong>en</strong> straf. Wij snakt<strong>en</strong> naar de<br />
pauze <strong>en</strong> lett<strong>en</strong> met gespitste or<strong>en</strong> op hei<br />
klikk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de spanjolet, als Strasters ik<br />
glaz<strong>en</strong> deur<strong>en</strong> op<strong>en</strong>zette naar de gang langde<br />
binn<strong>en</strong>plaats. Pauze, eindelijk pauze, e<strong>en</strong><br />
herademing. Wie in de pauze zich niet stoorde<br />
aan <strong>het</strong> weer, was Leopold. Hij liep veel<br />
met ons om de boom, juist in <strong>het</strong> laatste<br />
jaar; stil, bedaard, niet gebog<strong>en</strong>, wel met de<br />
blik op de st<strong>en</strong><strong>en</strong> gericht, de hand<strong>en</strong> op de<br />
rug ine<strong>en</strong> geslag<strong>en</strong>. Wij wek<strong>en</strong> <strong>van</strong>zelf, maar<br />
ontwek<strong>en</strong> hem niet. Hij nam de buit<strong>en</strong>ste<br />
bocht <strong>en</strong> wandelde of hij alle<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bos<br />
liep voor ur<strong>en</strong>. Als op <strong>het</strong> sein <strong>van</strong> de bel de<br />
eerste golf naar de deurtrechter stroomde.<br />
hief Leipi de hand à double usage: om zich<br />
de kortste weg te ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> toch, <strong>en</strong> passant.<br />
e<strong>en</strong> meisje voor te lat<strong>en</strong> gaan. Van onze oude<br />
klas war<strong>en</strong> we de helft naar bètha kwijtgeraakt.<br />
Jan ging <strong>van</strong> scliool, Betty was blijv<strong>en</strong><br />
zitt<strong>en</strong>, Adèle helaas ook. De onw<strong>en</strong>nige rest<br />
had zich vrijwel <strong>en</strong> bloc in de voorste bank<strong>en</strong>
g<strong>en</strong>esteld. Ik zat weer vooraan, midd<strong>en</strong>pad,<br />
rij bij de deur. Achterin huisde de helft <strong>van</strong><br />
de andere vierde, de parallelklas. E<strong>en</strong> gaaf<br />
geheel kon <strong>het</strong> nooit word<strong>en</strong>, want we hadd<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> gesplet<strong>en</strong> staart. Ze snapt<strong>en</strong> ook<br />
niets, die andere vroegere vierde, <strong>van</strong> de eerste<br />
dag af. Daar had je Lietie. dat mispunt,<br />
vlak achter mij. Die wou niet, dat Leipi Julie<br />
zei. Ze riep steeds hoger <strong>en</strong> luider haar kinderlijke<br />
naam. Sommig<strong>en</strong> lacht<strong>en</strong>, maar wij<br />
werd<strong>en</strong> boos: wat verbeeldde ze zich? Robs<br />
werd Roberta; Regnera was Rein voor de<br />
klas; <strong>en</strong> dan wel: Lietie? T<strong>en</strong>slotte verstond<br />
Leopold haar weerzin.<br />
– Ge<strong>en</strong> Julie?<br />
– Nee mijnheer.<br />
– Dan Julia, <strong>en</strong> <strong>Rome</strong>o neemt galant de<br />
beurt.<br />
Leopold wees naar Piet, in de bank achter<br />
Lietie. Piet was e<strong>en</strong> vrij kleine jong<strong>en</strong>, die<br />
weinig sprak, ook niet <strong>van</strong> zich liet sprek<strong>en</strong>.<br />
maar kalmpjes overging <strong>van</strong> klas naar klas.<br />
Bij deze onverwachte w<strong>en</strong>ding kreeg hij e<strong>en</strong><br />
hevige kleur. Het duurde ev<strong>en</strong>, voor hij kon<br />
lez<strong>en</strong>. Zo is <strong>het</strong> geblev<strong>en</strong>: Julia <strong>en</strong> <strong>Rome</strong>o.<br />
Julia was weldra vereerd met haar naam.<br />
Maar hoewel Leipi nooit anders dan <strong>Rome</strong>o<br />
teg<strong>en</strong> hem zei, leek Piet elke keer opnieuw<br />
schichtig.<br />
Ik heb er ge<strong>en</strong> voorstelling <strong>van</strong>, hoe die ander<strong>en</strong><br />
Leopold vond<strong>en</strong>. Waarschijnlijk hadd<strong>en</strong><br />
ze hem nooit gehad <strong>en</strong> moest<strong>en</strong> ze de omgangstaal<br />
met e<strong>en</strong> dove nog ler<strong>en</strong>. Daarin<br />
war<strong>en</strong> zij in <strong>het</strong> nadeel. Wij echter moest<strong>en</strong><br />
ons w<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> Latijn in plaats <strong>van</strong> de<br />
taal <strong>van</strong> de Griek<strong>en</strong>. Dat was e<strong>en</strong> diepe teleurstelling,<br />
t<strong>en</strong>minste voor mij. Ieder begin<br />
<strong>van</strong> de les zat Leopold weer in zijn stoel, <strong>het</strong><br />
<strong>en</strong>e be<strong>en</strong> over <strong>het</strong> andere, <strong>het</strong> bijbeltjesachtige<br />
boek rust<strong>en</strong>d op de op<strong>en</strong> hand <strong>en</strong> in<br />
iedere les boog hij eerst luister<strong>en</strong>d naar Baelde.<br />
Maar <strong>het</strong> wou niet in die klas. Na e<strong>en</strong><br />
tijdje zag ik links naast me telk<strong>en</strong>s zijn<br />
schouder beweg<strong>en</strong>. Dan ging <strong>het</strong> <strong>en</strong>e be<strong>en</strong><br />
213<br />
bov<strong>en</strong>, dan weer <strong>het</strong> andere. Ook zonder<br />
augur<strong>en</strong> was te voorspell<strong>en</strong>, dat Leopold op<br />
zou staan. Het wou niet. Het lag aan de<br />
duisternis <strong>en</strong> <strong>het</strong> lawaai <strong>en</strong> de b<strong>en</strong>auwde<br />
lucht, aan <strong>het</strong> uitdag<strong>en</strong>d gedrag <strong>van</strong> de jong<strong>en</strong>s.<br />
Het lokaal was te vol: <strong>het</strong> gangpad<br />
tuss<strong>en</strong> de bank<strong>en</strong> liep dood op de muur. Het<br />
lag aan onze onverschilligheid voor Dido <strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> gedoe in die grot, aan Leopolds doofheid<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> onzeker zwev<strong>en</strong>de geluid <strong>van</strong> zijn<br />
stem. Het heeft wel tot Kerstmis geduurd,<br />
voor er verband was tuss<strong>en</strong> Vergilius, Leipi<br />
<strong>en</strong> tweemaal e<strong>en</strong> halve klas.<br />
De keus <strong>van</strong> Leopold als leraar-Latijn had<br />
ook zijn weerslag op <strong>het</strong> Grieks. Het lot was<br />
niet gunstig. E<strong>en</strong> hark <strong>van</strong> zes<strong>en</strong>twintig jaar,<br />
die nauwelijks behoorlijk groet<strong>en</strong> kon als hij<br />
de klas inkwam, moest Homerus met ons<br />
lez<strong>en</strong>. Hij schoof Leopolds vertaling<strong>en</strong> als<br />
oude blad<strong>en</strong> terzij <strong>en</strong> kraakte hem zowel als<br />
Homerus in zijn eig<strong>en</strong>gereide bewerking.<br />
Waarom gold<strong>en</strong> Leopolds woord<strong>en</strong> niet als<br />
variant, maar teld<strong>en</strong> ze voor fout? Waarom<br />
mocht<strong>en</strong> wij niet vertal<strong>en</strong>: <strong>het</strong> zev<strong>en</strong>runderhuidig<br />
schild? Het was afschuwelijk. Op<br />
Leopold was ge<strong>en</strong> verhaal. Onze mond pleegde<br />
verraad in harkerige taal terwille <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
cijfer.<br />
Na de kerstvakantie was Annie abs<strong>en</strong>t. Ik<br />
bracht werk naar <strong>het</strong> huis <strong>van</strong> haar tante <strong>en</strong><br />
mocht door naar twee hoog. De kamer was<br />
ruim <strong>en</strong> kaal, met e<strong>en</strong> scherm naast de deur;<br />
de serreram<strong>en</strong> stond<strong>en</strong> op<strong>en</strong>. Voorlopig<br />
moest Annie nog wacht<strong>en</strong> met werk<strong>en</strong>.<br />
Sindsdi<strong>en</strong> kwam ik vaak nooit lang. Ik las<br />
haar Niels Holgerson voor, we zijn tot e<strong>en</strong><br />
derde gekom<strong>en</strong>. Het heette niet besmettelijk.<br />
Annie was alle<strong>en</strong> maar moe. Zonder woord<strong>en</strong><br />
wist<strong>en</strong> we beid<strong>en</strong>, hoe <strong>het</strong> gesteld was.<br />
In februari werd ik ziek net als <strong>het</strong> jaar<br />
daarvoor. To<strong>en</strong> had <strong>het</strong> zes wek<strong>en</strong> geduurd.<br />
Annie stuurde me druiv<strong>en</strong> <strong>en</strong> schreef met<br />
potlood, dat we ded<strong>en</strong> wie <strong>het</strong> eerste beter<br />
was. Begin april stierf ze, thuis in Waddinx-
214<br />
ve<strong>en</strong>. Haar tante nam me in de auto mee<br />
daarnaartoe. Het was de eerste keer, dat ik<br />
weer uitging. Het was de eerste keer, dat ik<br />
e<strong>en</strong> dode zag.<br />
To<strong>en</strong> ik terugkwam op school, war<strong>en</strong> ze erg<br />
aardig voor me, met name de rector <strong>en</strong> Leopold.<br />
To<strong>en</strong> Leopold de klas binn<strong>en</strong>kwam,<br />
bleef hij staan voor mijn bank. Hij verwelkomde<br />
mij met e<strong>en</strong> glimlach <strong>en</strong> keek naar<br />
Annie’s lege plaats. E<strong>en</strong> handgebaar <strong>van</strong> berusting<br />
voltooide zijn woord<strong>en</strong>loze troost.<br />
Hij had zrjn gewoonte gewijzigd <strong>en</strong> kwam<br />
niet meer zitt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de bank<strong>en</strong>, maar liep<br />
mete<strong>en</strong> door naar <strong>het</strong> raam. Soms zette hij<br />
zijn voet op de lege bank achter Baelde om<br />
de hand met <strong>het</strong> boekje te kunn<strong>en</strong> steun<strong>en</strong><br />
op de knie. We laz<strong>en</strong>, me<strong>en</strong> ik, <strong>het</strong> zesde<br />
boek. Iedere<strong>en</strong> werkte. Het lokaal bleef roezig<br />
<strong>en</strong> b<strong>en</strong>auwd.<br />
To<strong>en</strong> <strong>het</strong> zomer werd, wist iedere<strong>en</strong>, dat dit<br />
<strong>het</strong> laatste jaar <strong>van</strong> Leipi was. Iemand vroeg<br />
of er e<strong>en</strong> afscheid zou zijn. Leopold wuifde<br />
dat d<strong>en</strong>kbeeld weg met de hand: hij ging<br />
immers niet vóór de grote vakantie, nee, nee,<br />
dat werd september. Het leek me vreemd,<br />
maar ik vloog er toch in.<br />
Herman Mees had Leopold getek<strong>en</strong>d. Daar<br />
was Leipi bijzonder mee in zijn schik. De<br />
tek<strong>en</strong>ing stond te prijk in <strong>het</strong> stuk gang<br />
tuss<strong>en</strong> de glaz<strong>en</strong> deur<strong>en</strong> <strong>en</strong> de binn<strong>en</strong>deur<br />
naar Strasters’ woning.<br />
Op e<strong>en</strong> heerlijke warme dag liep ik zo uit<br />
mijn bank naar de deur, to<strong>en</strong> de pauze begon.<br />
De conrector stond er nog niet. Leopold<br />
kwam uit de schoolgang, ook op weg<br />
naar de plaats. Hij klampte me aan.<br />
– Heb je <strong>het</strong> gezi<strong>en</strong>?<br />
Ik knikte. We ging<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> de hardst<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
tree af, hij rechts, <strong>en</strong> stond<strong>en</strong> stil voor <strong>het</strong><br />
portret.<br />
– Mooi mijnheer.<br />
– Te mooi.<br />
– Nee mijnheer, zo b<strong>en</strong>t u.<br />
Hij lachte, stil, <strong>en</strong> liet me voorgaan naar de<br />
plaats.<br />
Dit is mijn laatste herinnering aan Leopold,<br />
de rijzige dove man met de welsprek<strong>en</strong>de<br />
gracieuze gebar<strong>en</strong>, die sam<strong>en</strong> met ons als met<br />
zijns gelijk<strong>en</strong> putte uit de rijkdom <strong>van</strong> de<br />
beide oude tal<strong>en</strong>, de leraar, die in de pauze<br />
ons verkoos bov<strong>en</strong> de leraarskamer, <strong>en</strong> bij<br />
wie wij veilig war<strong>en</strong>, als de deur geslot<strong>en</strong><br />
werd. –
Bij Vestdijk’s<br />
‘Grieksche sonnett<strong>en</strong>’<br />
E<strong>en</strong> voorstudie<br />
215<br />
M.F. Fresco<br />
In nova fert animus mutatos die ere mythes<br />
carmina... (vrij naar Ovidus)<br />
1 Bij de naam Vestdijk dacht m<strong>en</strong> tot voor kort (<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kt m<strong>en</strong> veelal nog) in de eerste plaats<br />
aan romans of althans aan proza. Persoonlijk heb ik altijd e<strong>en</strong> zwak voor zijn poëzie gehad <strong>en</strong> de<br />
prachtige uitgave <strong>van</strong> de Verzamelde gedicht<strong>en</strong> door M. Hartkamp 1 lijkt bewijs <strong>en</strong> katalysator<br />
voor e<strong>en</strong> waardering <strong>van</strong> Vestdijks poëzie door vel<strong>en</strong> te zijn.<br />
Wie e<strong>en</strong> verbinding legt tuss<strong>en</strong> Vestdijk <strong>en</strong> de oudheid, d<strong>en</strong>kt in de regel in de eerste plaats aan<br />
zijn proza <strong>en</strong> er is de laatste jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal interessante artikel<strong>en</strong> <strong>en</strong> beschouwing<strong>en</strong> over<br />
Vestdijks ‘antieke’ romans versch<strong>en</strong><strong>en</strong>, met name in de Vestdijk Kroniek 2 maar ook onder zijn<br />
gedicht<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> zich er niet weinig (in absolute getall<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, perc<strong>en</strong>tueel ligt <strong>het</strong> anders),<br />
waar<strong>van</strong> de thematiek met de oudheid verband houdt of er aan is ontle<strong>en</strong>d. En daaronder is<br />
naar mijn m<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong> 3 tot voor kort vrijwel verwaarloosd hoogtepunt uit Vestdijks oeuvre: de<br />
vier maal twaalf ‘Grieksche sonnett<strong>en</strong>’ in de Gestelsche lieder<strong>en</strong> (Verzamelde gedicht<strong>en</strong> deel II,<br />
p. 85-142). Zij zijn, zoals bek<strong>en</strong>d, geschrev<strong>en</strong> in 1942 tijd<strong>en</strong>s Vestdijks verblijf als gijzelaar in<br />
St. Michielsgestel, to<strong>en</strong> hij ook zijn reeks voordracht<strong>en</strong> over poëzie, verzameld onder de titel De<br />
glanz<strong>en</strong>de kiemcel hield, 4 <strong>en</strong> ander belangrijk werk concipieerde.<br />
In e<strong>en</strong> brief aan Theun de Vries (door deze uitgegev<strong>en</strong> in S. Vestdijk, Briev<strong>en</strong> uit de<br />
oorlogsjar<strong>en</strong> aan Theun de Vries, ’s-Grav<strong>en</strong>hage 1968, p. 59, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> nu volg<strong>en</strong>de fragm<strong>en</strong>t<br />
ook te vind<strong>en</strong> is in de annotatie <strong>van</strong> Hartkamp in Verzamelde gedicht<strong>en</strong> deel 111, p. 491) schrijft<br />
de dichter:<br />
‘Op ’t oog<strong>en</strong>blik b<strong>en</strong> ik bezig met e<strong>en</strong> cyclus <strong>van</strong> 48 sonnett<strong>en</strong> over onderwerp<strong>en</strong> uit de Gr.<br />
mythologie, gegarandeerd vrij <strong>van</strong> tijdsproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> de beroering<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dag.’<br />
Dat mog<strong>en</strong> wij <strong>van</strong> de dichter gelov<strong>en</strong>, maar <strong>het</strong> nadrukkelijk ‘gegarandeerd’ doet vermoed<strong>en</strong><br />
dat wij hier minder met e<strong>en</strong> pure tijdspassering of Spielerei te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dan hij wellicht<br />
<strong>het</strong> wil do<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. En inderdaad me<strong>en</strong> ik dat er e<strong>en</strong> hoogst belangrijke problematiek in<br />
deze sonnett<strong>en</strong>reeks wordt aangesned<strong>en</strong>: <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> <strong>het</strong> kunst<strong>en</strong>aarschap (dichterschap),<br />
de relatie <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar met de werkelijkheid, met de traditie <strong>en</strong> wel gedeeltelijk in de<br />
kategorie <strong>van</strong> de spanningsveld<strong>en</strong> grijpbare werkelijkheid – onpeilbaar mysterie, m<strong>en</strong>selijk –<br />
goddelijk, apollinisch – dionysisch <strong>en</strong>z.<br />
Ik zou ter precisering aan deze hoofdstelling er nog <strong>en</strong>kele will<strong>en</strong> toevoeg<strong>en</strong>, o.a. de tamelijk<br />
gemakkelijk te illustrer<strong>en</strong> these dat de dichter vrij stelselmatig voor <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> de<br />
kunst<strong>en</strong>aar in de traditie <strong>het</strong> middel <strong>van</strong> <strong>het</strong> aprosdokèton gebruikt, niet te verwarr<strong>en</strong> met de
216<br />
paradox. 5 Onder paradox wil ik verstaan: iets dat teg<strong>en</strong> de verwachting ingaat, maar bij nader<br />
inzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> beter begrijp<strong>en</strong> wel degelijk in <strong>het</strong> verwachtingspatroon kan word<strong>en</strong> ingepast. Onder<br />
aprosdokèton: iets dat wez<strong>en</strong>lijk teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> verwachtingspatroon indruist, in casu niet past bij<br />
wat wij op grond <strong>van</strong> de literaire of andere traditie zoud<strong>en</strong> mog<strong>en</strong>, ja moet<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Wij<br />
hebb<strong>en</strong> dus te mak<strong>en</strong> met ‘doorkruiste verwachting<strong>en</strong>’ om e<strong>en</strong> term <strong>van</strong> J.P. Guépin (zie met<br />
name di<strong>en</strong>s onder deze titel versch<strong>en</strong><strong>en</strong> boek, Amsterdam 1977) over te nem<strong>en</strong>. Niet dat ik deze<br />
term precies zo wil gebruik<strong>en</strong> als Guépin <strong>het</strong> doet of in wil gaan op de (m.i. niet geringe)<br />
merites <strong>van</strong> di<strong>en</strong>s literatuur-theoretische opvatting<strong>en</strong>, maar de term geeft heel goed aan wat mij<br />
hier voorzweeft, <strong>en</strong> als ik gelijk heb, aan Vestdijk heeft voorgezweefd.<br />
E<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de stelling is dat deze zo algeme<strong>en</strong> als cerebraal te boek staande dichter 6 in deze<br />
sonnett<strong>en</strong> duidelijk voorkeur toont voor e<strong>en</strong> uiteindelijk niet-apollinisch kunst<strong>en</strong>aarschap, voor<br />
besef <strong>van</strong> <strong>het</strong> mysterieuze, ongrijpbare. E<strong>en</strong> naar ik hoop overbodige waarschuwing, ik bedoel<br />
uiteraard niet cerebraal <strong>en</strong> apollinisch gelijk te stell<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> tweede opmerking, <strong>het</strong> belijd<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> dergelijke voorkeur zou natuurlijk heel goed kunn<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gaan met <strong>het</strong> fal<strong>en</strong> deze in de<br />
gedicht<strong>en</strong> zelf te realiser<strong>en</strong>. Maar m.i. is dat niet <strong>het</strong> geval <strong>en</strong> dat ondanks <strong>het</strong> feit dat – <strong>en</strong> dat<br />
is dan voorlopig mijn laatste stelling – juist ook deze viervoudige sonnett<strong>en</strong>reeks bijzonder<br />
virtuoos is gecomponeerd, zodat er als m<strong>en</strong> wil e<strong>en</strong> flinke dosis apollinische beheersing (u mag<br />
dit woord opvatt<strong>en</strong> in welke betek<strong>en</strong>is u verkiest) in ligt, maar daarmee b<strong>en</strong> ik op mijn<br />
uitgangspunt teruggekeerd: <strong>het</strong> gaat telk<strong>en</strong>s juist om e<strong>en</strong> spanning tuss<strong>en</strong> twee mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ut<br />
pol<strong>en</strong>.<br />
Binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> bestek <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Herm<strong>en</strong>eus-artikel kan ik deze stelling<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle uitvoerig<br />
beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>. 7 Ik wil slechts over elke iets zegg<strong>en</strong>, soms in de vorm <strong>van</strong> illustratie door<br />
bespreking <strong>van</strong> <strong>en</strong>kele sonnett<strong>en</strong>.<br />
2 Allereerst dan de laatste stelling. De 48 sonnett<strong>en</strong> 8 zijn gegroepeerd in vier reeks<strong>en</strong> <strong>van</strong> 12,<br />
<strong>het</strong> is reeds gezegd, <strong>en</strong> er zijn frappante verbinding<strong>en</strong>, in sommige gevall<strong>en</strong> ‘dialectische’<br />
verbinding<strong>en</strong>, als m<strong>en</strong> ze zo noem<strong>en</strong> wil, <strong>van</strong> sonnet tot sonnet aan te wijz<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> elke reeks.<br />
Maar als m<strong>en</strong> de sonnett<strong>en</strong> e<strong>en</strong>s horizontaal leest, d.w.z. de vier eerste, de vier tweede t/m de<br />
vier twaalfde sonnett<strong>en</strong>, dan ontdekt m<strong>en</strong> nog veel in <strong>het</strong> oog spring<strong>en</strong>der dwarsverbinding<strong>en</strong>. 9<br />
Deze moet<strong>en</strong> ook erg duidelijk zijn, anders leest m<strong>en</strong> erover he<strong>en</strong>, zoals blijkbaar toch nog vaak<br />
is gebeurd. Hier wil ik volstaan met e<strong>en</strong> schema, waarin alle<strong>en</strong> al de titels <strong>van</strong> de sonnett<strong>en</strong> vaak<br />
duidelijk g<strong>en</strong>oeg relaties op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong>. Enkele ook zonder toelichting blijk<strong>en</strong>de dwarsverbinding<strong>en</strong><br />
heb ik d.m.v. e<strong>en</strong> asterisk(*) achter de titel aangeduid, zonder daarmee te will<strong>en</strong> bewer<strong>en</strong> dat er<br />
niet veel meer relaties te legg<strong>en</strong> zijn, integ<strong>en</strong>deel, terwijl omgekeerd sommige door de titel in<br />
<strong>het</strong> oog spring<strong>en</strong>de dwarsverbinding<strong>en</strong> bij nadere analyse minder gemakkelijk te doorgrond<strong>en</strong><br />
zijn; maar ik wil nu de vraag op<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> hoe oppervlakkig of diepgaand dergelijke verticale<br />
verbinding<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> of er niet gevall<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> waarin alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gewrong<strong>en</strong> constructie of<br />
interpretatie <strong>het</strong> schema kan handhav<strong>en</strong>. 10 Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is vooruitlop<strong>en</strong>d op paragraaf 3 d.m.v.<br />
vooral in de eerste reeks soms gewez<strong>en</strong> op verticale verbinding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />
sonnett<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>tueel vergezeld <strong>van</strong> de afkorting dial., als er m.i. e<strong>en</strong> contrast of teg<strong>en</strong>stelling aan<br />
te wijz<strong>en</strong> valt. Naar volledigheid wordt ook hier niet gestreefd.<br />
Nu dan <strong>het</strong> schema, waarin de romeinse cijfers voor de vier reeks<strong>en</strong> <strong>van</strong> Vestdijk afkomstig zijn<br />
<strong>en</strong> de arabische cijfers voor de twaalf sonnett<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s binn<strong>en</strong> de reeks door mij zijn<br />
toegevoegd. Overig<strong>en</strong>s zal er in <strong>het</strong> vervolg naar de sonnett<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s dit<br />
schema, dus niet via de paginering in de uitgave <strong>van</strong> de Verzamelde gedicht<strong>en</strong>.
217<br />
(III 12: De geboort<strong>en</strong> <strong>van</strong> Hera luidde in eerdere versie De geboorte <strong>van</strong> Hera, wat in de reeks<br />
<strong>van</strong> de drie godinn<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> wie Paris kiest uiteraard e<strong>en</strong> grotere parallellie oplevert, maar met<br />
de inhoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> sonnet nauwelijks te rijm<strong>en</strong> valt).
218<br />
3 M<strong>en</strong> ziet <strong>het</strong>, als ooit e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de serie sonnett<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijke interpretatie<br />
uitdag<strong>en</strong>, dan wel deze vier reeks<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> Vestdijk werkelijk, zoals in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> dit artikel<br />
is geponeerd, de vraag naar <strong>het</strong> dichterschap aan de orde wil stell<strong>en</strong>, dan zijn de figur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
Griekse mythologie zoals die in de loop <strong>van</strong> de eeuw<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s opnieuw zijn geïnterpreteerd, al<br />
in de oudheid, <strong>van</strong> Pindaros tot Palladas zou je kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, 11 <strong>en</strong> juist weer in onze eig<strong>en</strong><br />
twintigste eeuw, uitermate bruikbaar materiaal. Vestdijks herinterpretaties zijn bijna steeds e<strong>en</strong><br />
fel zich afzett<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gangbare traditie, vooral die <strong>van</strong> de handboek<strong>en</strong> sedert Ovidius. Vestdijk<br />
heeft <strong>het</strong> wel do<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> 12 alsof hij nauwelijks <strong>en</strong>ige serieuze literatuur over Griekse<br />
mythologie k<strong>en</strong>de <strong>en</strong> dat hij zijn wijsheid vrijwel geheel dankte aan de navertelling<strong>en</strong> door<br />
Nellie (<strong>van</strong> Kol). Nu is dit <strong>en</strong>erzijds duidelijk <strong>en</strong> mystificatie zoals impliciet uit de Griekse<br />
romans kan word<strong>en</strong> opgemaakt <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> door Van der Paardt 13 elders in dit nummer met<br />
archiefmateriaal wordt aangetoond, anderzijds is <strong>het</strong> juist niet de moderne wet<strong>en</strong>schappelijke<br />
literatuur die Vestdijk hier nodig heeft <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is er uit <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Nellie, e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
beste popularisaties op dit gebied, veel te hal<strong>en</strong>; <strong>en</strong> dat Vestdijks belangstelling voor de Griekse<br />
mythologie door haar boek<strong>en</strong> gewekt is, geloof ik zonder meer. 14<br />
Nog één opmerking voordat wij <strong>en</strong>ige sonnett<strong>en</strong> nader zull<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong>. Het bov<strong>en</strong>bedoelde aprosdokèton<br />
is niet, zoals m<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> verwacht met de volta <strong>van</strong> de sonnetvorm verbond<strong>en</strong>: de<br />
traditionele omslag tuss<strong>en</strong> oktaaf <strong>en</strong> sextet komt wel voor, overe<strong>en</strong>komstig de beschouwing<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Vestdijk in De glanz<strong>en</strong>de kiemcel maar zeld<strong>en</strong> of nooit bevat <strong>het</strong> oktaaf <strong>het</strong> gangbare traditionele<br />
verhaal, terwijl dan <strong>het</strong> sextet er teg<strong>en</strong>in zou gaan. Ne<strong>en</strong>, meermal<strong>en</strong> vormt <strong>het</strong> hele<br />
sonnet de teg<strong>en</strong>stelling met de traditie <strong>en</strong> valt de scheiding al tuss<strong>en</strong> de titel <strong>en</strong> de eerste regel.<br />
De titel bevat steeds e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>naam, zodanig dat <strong>het</strong> sonnett<strong>en</strong> lez<strong>en</strong>de publiek <strong>van</strong> 35 jaar geled<strong>en</strong><br />
voldo<strong>en</strong>de geïnformeerd was, <strong>en</strong> deze naam ontbreekt meestal in de tekst zelf; 15 e<strong>en</strong> persoonlijk<br />
voornaamwoord of e<strong>en</strong> vergelijkbare uitdrukking verwijst naar de in de titel g<strong>en</strong>oemde,<br />
b.v. I 4, Marsyas, of de verwijzing is rechtstreeks uit de titel af te leid<strong>en</strong>, zo in I 10, Phaëton,<br />
waar ‘hij’ in de eerste regel naar Phaètons vader blijkt de verwijz<strong>en</strong>.<br />
De titel is dus e<strong>en</strong> onmisbaar onderdeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht zelf. E<strong>en</strong> andere veel voorkom<strong>en</strong>de<br />
variant <strong>van</strong> <strong>het</strong> aprosdokèton is dat <strong>het</strong> pas in <strong>het</strong> laatste terzet, dus in de slotregels komt, b.v.<br />
II 5 Philemon <strong>en</strong> Baucis. Dan krijg<strong>en</strong> wij dus e<strong>en</strong> soort pointe zoals m<strong>en</strong> eerder bij epigrammatische<br />
poëzie verwacht.<br />
Maar nu dan <strong>en</strong>ige sonnett<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedeelt<strong>en</strong> <strong>van</strong> sonnett<strong>en</strong> met wat kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, die de<br />
verschill<strong>en</strong>de stelling<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> illustrer<strong>en</strong> <strong>en</strong> adstruer<strong>en</strong>.<br />
Het is billijk <strong>en</strong> principieel juist met I 1 te beginn<strong>en</strong>, want wellicht is de strekking <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
op<strong>en</strong>ingsgedicht <strong>van</strong> belang voor de interpretatie <strong>van</strong> de hele cyclus.<br />
Dit artikel heet Voorstudie, gedeeltelijk omdat slechts <strong>en</strong>kele sonnett<strong>en</strong> <strong>van</strong> de 48 ter sprake<br />
kom<strong>en</strong>, gedeeltelijk omdat mijzelf nog lang niet alles duidelijk is, <strong>en</strong> waarschijnlijk niet<br />
toevallig, geldt dit in versterkte mate juist voor dit eerste sonnet.<br />
Scylla <strong>en</strong> Charybdis<br />
Bezong<strong>en</strong>, hoeveel mal<strong>en</strong>, in ’t gedicht,<br />
K<strong>het</strong>orisch wisselspel <strong>van</strong> zee <strong>en</strong> land,<br />
Verkreg<strong>en</strong> zij als tot e<strong>en</strong> godsgericht<br />
Dier kleine wereldzee de overhand.
Gesplitst was weldra ieder zeegezicht<br />
In klip <strong>en</strong> kolk, <strong>en</strong> de matroos in ’t want<br />
Was op die dubb’le peiling afgericht<br />
Als op zijn rechter- <strong>en</strong> zijn linkerhand.<br />
Die vloed <strong>van</strong> aantijging<strong>en</strong> gaf de stoot<br />
Tot ’t uitrust<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ontdekkersvloot,<br />
Die vóór de herfststorm<strong>en</strong> terug moest zijn.<br />
Maar <strong>het</strong> gevaar bleef in <strong>het</strong> m<strong>en</strong>sch’lijk brein:<br />
Het veelbelasterde ultramarijn<br />
Was rimpelloos, <strong>en</strong> gaf zich nerg<strong>en</strong>s bloot.<br />
219<br />
M<strong>en</strong> behoeft <strong>het</strong> verhaal in de Odyssee niet gelez<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, misschi<strong>en</strong> zelfs beter niet, want<br />
blijkbaar wordt vooral op de gevar<strong>en</strong> <strong>van</strong> Charybdis gealludeerd, maar de titel moet wel herinnering<br />
oproep<strong>en</strong> aan die twee monsters die e<strong>en</strong> zeeèngte onveilig maakt<strong>en</strong> <strong>en</strong> daardoor spreekwoordelijk<br />
war<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />
In r. 4 lijkt <strong>het</strong> haast of Vestdijk wil aangever dat hij zich de raad <strong>van</strong> Marsmans to<strong>en</strong> nog zeer<br />
rec<strong>en</strong>te “Wie schrijft, schrijv’ in d<strong>en</strong> geest <strong>van</strong> deze zee of schrijve niet;...’ heeft aangetrokk<strong>en</strong>,<br />
al zou <strong>het</strong> dan op e<strong>en</strong> zeer teg<strong>en</strong>draadse wijze blijk<strong>en</strong> te zijn, waarbij in ieder geval wel ‘<strong>het</strong><br />
dionysisch schip’ 16 tot zijn recht komt (III 6). Maar juist in dat sonnet zou in de slotregel<br />
blijk<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> tweede deel <strong>van</strong> Marsmans titel (Tempel <strong>en</strong> Kruis) e<strong>en</strong> waarschuwing waard is,<br />
ge<strong>en</strong> aandacht. (Hoezeer e<strong>en</strong> dergelijk klimaat heerste – bij alle verschil toch invloed <strong>van</strong><br />
Nietzsche – blijkt ook bij Camus, b.v. L’homme révolté slot. uit 1941.)<br />
Scylla <strong>en</strong> Charabdis zijn e<strong>en</strong> cliché, maar juist daardoor hebb<strong>en</strong> zij de overhand gekreg<strong>en</strong>, zijn<br />
als tot e<strong>en</strong> godsgericht geword<strong>en</strong>. Wat ‘r<strong>het</strong>orisch wisselspeF daarbij precies betek<strong>en</strong>t is e<strong>en</strong><br />
probleem. Zoals ik in mijn inleid<strong>en</strong>de schematiek heb aangeduid, zal veel <strong>van</strong> wat volgt op<br />
teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> berust<strong>en</strong>, overig<strong>en</strong>s in de zin <strong>van</strong> contrast<strong>en</strong>, niet <strong>van</strong> contradicties, want er is<br />
vaak e<strong>en</strong> dialectische verbinding tuss<strong>en</strong> de beide pol<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> spanningsveld mogelijk <strong>en</strong> nodig,<br />
maar Scylla <strong>en</strong> Charybdis zijn eig<strong>en</strong>lijk niet e<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong>. Of je schip door de Charybdis<br />
opgeslurpt wordt dan wel dat elke kop <strong>van</strong> de Scylla e<strong>en</strong> man grijpt <strong>en</strong> verslindt, of <strong>het</strong> gevaai<br />
nu <strong>van</strong> de <strong>en</strong>e kant komt of <strong>van</strong> de andere, zoveel maakt dat niet uit, zeker niet in <strong>het</strong><br />
spreekwoordelijk gebruik <strong>van</strong> dit paar. Dat leidt wel tot de fixatie die <strong>het</strong> tweede kwatrijn, waar<br />
‘klip <strong>en</strong> kolk’ in elk geval ‘zee <strong>en</strong> land’ uit regel 2 verduidelijk<strong>en</strong>, maar waarom is dat wisselspel<br />
‘r<strong>het</strong>orisch’? Omdat <strong>het</strong> inderdaad tot cliché is geword<strong>en</strong>? Omdat <strong>het</strong> niet werkelijk is, zoals<br />
<strong>het</strong> onverwachte slot zal aangev<strong>en</strong>, maar slechts terug te vind<strong>en</strong> is in e<strong>en</strong> te groot aantal<br />
gedicht<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de al meer dan 2500 jaar? Dat zit eig<strong>en</strong>lijk al in ‘aantijging<strong>en</strong>’ <strong>van</strong> r. 9. Ligt er<br />
toch e<strong>en</strong> toespeling in op de kom<strong>en</strong>de reeks tweedeling<strong>en</strong>? Dit laatste is niet zonder meer<br />
zeker, want de matroos heeft in <strong>het</strong> tweede kwatrijn ge<strong>en</strong> problem<strong>en</strong> ermee zowel naar links als<br />
naar rechts waakzaam te zijn, terwijl in <strong>het</strong> vervolg toch die polariteit<strong>en</strong> niet zo gemakkelijk tot<br />
harmonie blijk<strong>en</strong> te zijn te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. En dat de strekking <strong>van</strong> de cyclus onder meer zou wez<strong>en</strong>:<br />
word als zo’n matroos, dat lijkt mij onwaarschijnlijk.<br />
Dit sonnet bevat wel e<strong>en</strong> soort volta <strong>en</strong> <strong>het</strong> eerste terzet wijkt reeds af <strong>van</strong> de traditie: wij<br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de verhal<strong>en</strong> <strong>van</strong> Odysseus, <strong>van</strong> de Argonaut<strong>en</strong>, A<strong>en</strong>eas <strong>en</strong>z., die door die gevaarlijke
220<br />
zeestraat moest<strong>en</strong> var<strong>en</strong>, maar ontdekkersvlot<strong>en</strong> war<strong>en</strong> dat bepaald niet. En dan <strong>het</strong> slot, <strong>het</strong><br />
tweede terzet:<br />
Maar <strong>het</strong> gevaar bleef in <strong>het</strong> m<strong>en</strong>sch’lijk brein:<br />
Het veelbelasterde ultramarijn<br />
Was rimpelloos, <strong>en</strong> gaf zich nerg<strong>en</strong>s bloot.<br />
Hier hebb<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> volledige herinterpretatie. De juist g<strong>en</strong>oemde held<strong>en</strong> met hun vloot of schip<br />
passer<strong>en</strong> de maar al te reëel voorgestelde zeemonsters (al kunn<strong>en</strong> zij hun oorsprong wel in <strong>het</strong><br />
brein <strong>van</strong> e<strong>en</strong> of andere Sinbad hebb<strong>en</strong> gehad): hier verton<strong>en</strong> zij zich nooit. Betek<strong>en</strong>t dat dat zij<br />
niet bestaan? Dat wordt niet gezegd. Belangrijk lijkt mij <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t op ‘bleef. De m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> dicht<strong>en</strong> over de werkelijkheid, maar de werkelijkheid geeft zich niet bloot.<br />
De mogelijkheid <strong>van</strong> hers<strong>en</strong>schim wordt wel op<strong>en</strong>gelat<strong>en</strong>, maar krijgt niet de nadruk: de<br />
‘moraal’ is eerder: hers<strong>en</strong>schim of niet, subjectief blijft <strong>het</strong> gevaar zijn kracht do<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>. Dit<br />
op<strong>en</strong>ingssonnet is mysterieus g<strong>en</strong>oeg om onze zekerhed<strong>en</strong> bij <strong>het</strong> lez<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> vervolg te<br />
hebb<strong>en</strong> ondergrav<strong>en</strong>.<br />
De mogelijkheid dat IV 11, Narkissos, de ring met dit op<strong>en</strong>ingsgedicht sluit, zodat <strong>het</strong><br />
slotsonnet over Paris e<strong>en</strong> soort epiloog zou vorm<strong>en</strong>, kan ik hier nog niet uitwerk<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>min de<br />
duidelijke dwarsverbinding<strong>en</strong> met de andere op<strong>en</strong>ingsonnett<strong>en</strong>, die alledrie ook dubieuze<br />
zeemanservaring<strong>en</strong> uit de Odyssee t<strong>en</strong> grondslag hebb<strong>en</strong>, al slaat II 1 dan op e<strong>en</strong> avontuur <strong>van</strong><br />
M<strong>en</strong>elaos, niet <strong>van</strong> Odysseus zelf. Alle<strong>en</strong> over II 1 <strong>en</strong> III 1 zal ik toch b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> althans iets<br />
zegg<strong>en</strong>.<br />
Houd<strong>en</strong> wij de volgorde <strong>van</strong> de eerste reeks voorlopig aan, dan komt nu.<br />
Odysseus in de onderwereld<br />
Bruin loof hing dampig voor de donk’re grot,<br />
Waarbij zijn nieuwste held<strong>en</strong>daad beraamde,<br />
En waar de bergstroom met de wind tezaam de<br />
Verschrikking<strong>en</strong> verkondde die hun lot<br />
Het lot der schimm<strong>en</strong> woest omringd<strong>en</strong>, tot<br />
Eén h<strong>en</strong> verloss<strong>en</strong> kwam, die h<strong>en</strong> beaamde<br />
Met offerbloed, <strong>en</strong> voor de oop’ning staande<br />
Hun ziel <strong>en</strong> stem bezwoer teg<strong>en</strong> ’t verbod.<br />
Zij sprak<strong>en</strong>: in de wind <strong>en</strong> in <strong>het</strong> water<br />
Dat verderruischte: <strong>en</strong> met grage mond<br />
Dronk<strong>en</strong> zij <strong>van</strong> <strong>het</strong> bloed dat zij begeerd<strong>en</strong>.<br />
Maar ander<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: hij was de e<strong>en</strong>’ge prater,<br />
En praatte als e<strong>en</strong> ‘ge schim, in droom, <strong>en</strong> wond<br />
Zich op, tot hij waanzinnig wederkeerde.
221<br />
Naar de vorm beantwoordt dit gedicht aan <strong>het</strong> meest e<strong>en</strong>voudige schema dat Vestijk in deze 48<br />
Grieksche sonnett<strong>en</strong> hanteert: elf regels lang vertelt hij vrijwel <strong>het</strong> bek<strong>en</strong>de avontuur uit <strong>het</strong><br />
elfde boek <strong>van</strong> de Odyssee, waar alle schimm<strong>en</strong> behalve Tiresias (die prompt titelfiguur is in <strong>het</strong><br />
parallel staande sonnet <strong>van</strong> reeks II), waarbij misschi<strong>en</strong> terloops <strong>het</strong> laatste woord <strong>van</strong> r. 6 onze<br />
aandacht trekt ‘beaamde’: beam<strong>en</strong> als affirmare, maar ook, dacht ik, ‘beaâmde’; animare, de<br />
lev<strong>en</strong>sadem teruggev<strong>en</strong>, overig<strong>en</strong>s aan animae. Aangezi<strong>en</strong> Vestdijk dergelijke grapjes vaker heeft,<br />
ook in deeze Grieksche sonnett<strong>en</strong>, is <strong>het</strong> zeer wel mogelijk hier iets dergelijks achter te zoek<strong>en</strong>.<br />
Dit was exempli gratia, ik zal er verder niet op wijz<strong>en</strong>. 17<br />
Alle aandacht di<strong>en</strong>t m.i. te vall<strong>en</strong> op <strong>het</strong> tweede terzet: niet omdat de dichter hier aanknoopt<br />
bij de al vaak door geleerd<strong>en</strong> gemaakte opmerking dat de wonder<strong>en</strong> in de Odyssee praktisch<br />
geheel beperkt zijn tot wat Odysseus aan <strong>het</strong> hof <strong>van</strong> de Phaiak<strong>en</strong> vertelt, m.a.w. dat de dichter<br />
<strong>van</strong> de Odyssee zou kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bedoeld de geloofwaardigheid <strong>van</strong> deze Sinbad - de -<br />
zeeman-verhal<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins in <strong>het</strong> midd<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong>. 18 Niet daarom, zelfs niet alle<strong>en</strong> om de<br />
parallel met de laatste drie regels <strong>van</strong> <strong>het</strong> eerste sonnet: misschi<strong>en</strong> is <strong>het</strong> helemaal niet reëel,<br />
hoewel belangrijk; maar vooral omdat deze wellicht ‘e<strong>en</strong>’ge prater’ ons doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan <strong>het</strong><br />
‘r<strong>het</strong>orisch wisselspel’ <strong>van</strong> daarnet, omdat hij zelf e<strong>en</strong> schim zou kunn<strong>en</strong> zijn, e<strong>en</strong> verschijning in<br />
zijn eig<strong>en</strong> droom, maar daaruit dan wel zich tot waanzin opzweept. Daarmee hebb<strong>en</strong> wij<br />
misschi<strong>en</strong> belangrijke mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> dichterschap, zowel volg<strong>en</strong>s Nietzsche als volg<strong>en</strong>s de<br />
prozaïst Vestdijk, om <strong>van</strong> de door e<strong>en</strong> goddelijke lotsbeschikking mogelijke platoonse dichterlijke<br />
mania nog te zwijg<strong>en</strong>. Immers: zo schrijft Nietzsche in Die Geburt der Tragödie (ed.<br />
Schlechta, deel 1, p. 21):<br />
‘Um uns j<strong>en</strong>e beid<strong>en</strong> Triebe näherzubring<strong>en</strong>, d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wir sie uns zunächst als die getr<strong>en</strong>nt<strong>en</strong><br />
Kunstwelt<strong>en</strong> des Traumes und des Rausches; zwisch<strong>en</strong> welch<strong>en</strong> physiologisch<strong>en</strong> Erscheinung<strong>en</strong><br />
ein <strong>en</strong>tsprech<strong>en</strong>der Geg<strong>en</strong>satz wie zwisch<strong>en</strong> dem Apoüonisch<strong>en</strong> und dem Dionysisch<strong>en</strong> zu<br />
bemerk<strong>en</strong> ist.’ <strong>en</strong> op p. 25-26: “Dies<strong>en</strong> unmittelbar<strong>en</strong> Kunstzustand<strong>en</strong> der Natur geg<strong>en</strong>über ist<br />
jeder Künstler ‘Nachahmer’, und zwar <strong>en</strong>tweder Apollonisch<strong>en</strong> raumkünstler oder dionysischer<br />
Rauschkünstler oder <strong>en</strong>dlicht – wie beispielsweise in der griechisch<strong>en</strong> Tragödie – zugleich<br />
Rausch-und Traumkünstler”.<br />
En Vestdijk zelf schrijft in <strong>het</strong> opstel ‘Kunst <strong>en</strong> droom’ in Essays in duodecimo (p. 57-58):<br />
‘De kunst<strong>en</strong>aar ondergaat niet de droom, maar schept hem.’<br />
Daaraan voorafgegaan was reeds <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de:<br />
“Ja, indi<strong>en</strong> wij kond<strong>en</strong> drom<strong>en</strong>, (...) actief, doelbewust, volledig, met inzet der gehele persoonlijkheid,<br />
zonder die ontmoedig<strong>en</strong>de verminking tot vlard<strong>en</strong> <strong>van</strong> vlard<strong>en</strong>, — ja, dan zou de<br />
kunst<strong>en</strong>aar er trots op kunn<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> ‘dromer’ g<strong>en</strong>oemd te word<strong>en</strong>. Maar zo drom<strong>en</strong> wij niet,<br />
wij drom<strong>en</strong> lijdelijk, (...). Inzake drom<strong>en</strong> is de m<strong>en</strong>s - dus ook de kunst<strong>en</strong>aar - e<strong>en</strong> kopiist, e<strong>en</strong><br />
schrijver <strong>van</strong> pastiches, e<strong>en</strong> slecht vertaler, e<strong>en</strong> potpourricomponist, alles, maar ge<strong>en</strong> schepper.<br />
En toch, zodra de kunst<strong>en</strong>aar schept, op<strong>en</strong><strong>en</strong> zich... de domein<strong>en</strong> <strong>van</strong> de droom. De kunst<strong>en</strong>aar<br />
schept niet zoals de dromer droomt, dit is e<strong>en</strong> punt, dat m<strong>en</strong> steeds moet vasthoud<strong>en</strong>, want de<br />
kunst<strong>en</strong>aar schept tot e<strong>en</strong> belangrijke lioogte actief <strong>en</strong> doelbewust, met de inzet <strong>van</strong> zijn gehele<br />
wez<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vaak verbazingwekk<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> tot fixatie <strong>van</strong> de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waaruit zijn<br />
creatie zal word<strong>en</strong> opgebouwd”. Het spreekt <strong>van</strong>zelf dat <strong>het</strong> hier niet om de houdbaarheid <strong>van</strong><br />
Nietzsches opvatting<strong>en</strong> gaat, noch erom te veronderstell<strong>en</strong> dat Vestdijk, die Nietzsches werk<br />
goed k<strong>en</strong>de ev<strong>en</strong>als zijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, zich hier bewust bij hem aansloot. Uit <strong>het</strong> hier gegev<strong>en</strong> citaat<br />
uit ‘Kunst <strong>en</strong> droom’ blijkt reeds g<strong>en</strong>oeg: <strong>en</strong> in <strong>het</strong> vervolg <strong>van</strong> de sonnett<strong>en</strong>reeks<strong>en</strong> zal hij ge<strong>en</strong>
222<br />
orthodox-Nietzscheaanse lijn volg<strong>en</strong>, hoe belangrijk de polariteit tuss<strong>en</strong> Apollo <strong>en</strong> Dionysus ook<br />
is.<br />
Kon I 2 in sommige opzicht<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> voortzetting <strong>van</strong> I 1 word<strong>en</strong> geïnterpreteerd, I 3 is dat<br />
slechts in ‘dialectische’ zin. M<strong>en</strong> oordele zelf.<br />
Orpheus <strong>en</strong> Eurydice<br />
To<strong>en</strong> hem de ste<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> de wilde dier<strong>en</strong><br />
Verveeld<strong>en</strong> met hun schorre loftrompet,<br />
Wou hij e<strong>en</strong> vrouw met zijn gezang bestier<strong>en</strong><br />
En ruilde de natuur voor ’t bruifloftsbed.<br />
Zijn nieuwe liefde won <strong>het</strong> <strong>van</strong> de lier <strong>en</strong><br />
Wanneer hij speelde, – zeld<strong>en</strong>, – was <strong>het</strong> met<br />
Die ijd’le achfloosheid bij ’t feest<strong>en</strong> vier<strong>en</strong>,<br />
Waar noob’ler kunst <strong>het</strong> bloei<strong>en</strong> wordt belet.<br />
Het vonnis: dat hij deze vrouw moest miss<strong>en</strong>,<br />
Werd zeer verzacht, doordat hij uit de hel<br />
Haar zonder om te kijk<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> mocht.<br />
Hij ging haar voor, al spel<strong>en</strong>d op zijn tocht,<br />
En keek tòch om, om zich te vergewiss<strong>en</strong><br />
Van haar bewondering voor zijn snar<strong>en</strong>spel.<br />
E<strong>en</strong> eerste aprosdokèton hebb<strong>en</strong> we al in r. 2, door <strong>en</strong>jambem<strong>en</strong>t geacc<strong>en</strong>tueerd: ‘verveeld<strong>en</strong>’.<br />
Het lijkt wel of deze lierspeler, die vaak g<strong>en</strong>oeg, b.v. bij Vergilius in de Bucolica, als e<strong>en</strong> zoon<br />
<strong>van</strong> Apollo geldt, wordt geïntroduceerd als e<strong>en</strong> soort atrofiëring <strong>van</strong> Apollo, die zelf toch zoals<br />
uit <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de sonnet zal blijk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> waarachtige, zij <strong>het</strong> misschi<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdige kunst<strong>en</strong>aar is.<br />
Orpheus is hier ge<strong>en</strong> gedrev<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar <strong>en</strong> wordt gestraft, maar zó dat hem in teg<strong>en</strong>stelling<br />
tot de sedert Vergilius’ Georgica vaststaande versie dit allerminst diep treft. Het sextet wekt bij<br />
mij de indruk dat <strong>het</strong> haar moet<strong>en</strong> miss<strong>en</strong> ondanks de mogelijkheid haar terug te hal<strong>en</strong> bij<br />
voorbaat defmitief is. Dat ligt misschi<strong>en</strong> in de oudere variant (door Hartkamp vermeld in deel<br />
III p. 492) in r. 10, waar ‘nog’ stond i.pl.v. ‘zeer’, duidelijker opgeslot<strong>en</strong> dan in de definitieve<br />
tekst. Karakteristiek is ook dat ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aandacht wordt besteed aan <strong>het</strong> aandeel dat zijn<br />
kunst<strong>en</strong>aarschap in <strong>het</strong> verkrijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze gunst heeft gehad, hoezeer dit ook e<strong>en</strong> vast<br />
bestanddeel <strong>van</strong> de literaire traditie is. Is deze verveelde ijdeltuit werkelijk wel in de onderwereld<br />
geweest? E<strong>en</strong> vergelijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> I 3 met dat <strong>van</strong> I 2 valt in Orpheus’ nadeel<br />
uit: Odysseus heeft in ieder geval e<strong>en</strong> ervaring gehad die hem tot mania bracht. Dat Orpheus na<br />
de dood resp. tweede dood <strong>van</strong> Eurydice e<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar <strong>van</strong> betek<strong>en</strong>is zou zijn geweest, lijkt<br />
ond<strong>en</strong>kbaar. Van zijn klag<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn tragisch einde ge<strong>en</strong> spoor. Vestdijk behoudt <strong>het</strong> skelet<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal, maar inhoudelijk is alles op zijn kop gezet.
Dan spreekt uit I 4 19 wel e<strong>en</strong>heel andere wereld:<br />
Marsyas<br />
Hij was ge<strong>en</strong> snoever <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ijdeltuit,<br />
Maar daagde Apollo uit alle<strong>en</strong> omdat<br />
Hij zich steeds ver <strong>van</strong> hem gehoud<strong>en</strong> had<br />
En in zijn stem ’t verter<strong>en</strong>d godsgeluid<br />
Nooit had geduld, noch op zijn kunst’naarspad<br />
Die str<strong>en</strong>g wijz<strong>en</strong>de hand, noch in zijn fluit<br />
Dat vreemde zucht<strong>en</strong>, dat de gr<strong>en</strong>s beduidt<br />
Voor wie zichzelf liefst onverm<strong>en</strong>gd bezat.<br />
Vertrouwd ook met de diepste kunsfnaarskwal<strong>en</strong>,<br />
Bestreed de god hem niet als e<strong>en</strong> gevaar,<br />
Maar trof hem slechts met zijn alzi<strong>en</strong>de stral<strong>en</strong>.<br />
To<strong>en</strong> – om zichzelf te zijn – trok hij zijn huid,<br />
Dat goddelijk bezoedeld schandkleed, uit<br />
En bloedde naakt <strong>en</strong> stierf als kunst<strong>en</strong>aar.<br />
223<br />
De bij uitstek dionysische Marsyas wordt onmiddellijk met e<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> de traditie<br />
geïntroduceerd, die ev<strong>en</strong> doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de retorische gelad<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> Revius: ’T <strong>en</strong> zijn de<br />
Jod<strong>en</strong> niet, Heer Jesu, die u cruyst<strong>en</strong>...’.<br />
Dit is t<strong>en</strong>zij m<strong>en</strong> <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> I 2 al als zodanig wil beschouw<strong>en</strong> de eerste directe confrontatie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> dionysische <strong>en</strong> Apollo. Het lijkt wel of ‘ge<strong>en</strong> ijdeltuit’ in de eerste regel e<strong>en</strong> scherpe<br />
teg<strong>en</strong>stelling moet vorm<strong>en</strong> met Orpheus’ w<strong>en</strong>s bewonderd te word<strong>en</strong> in de laatste regels <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
voorafgaande sonnet.<br />
M<strong>en</strong> herinnert zich <strong>het</strong> verhaal: <strong>het</strong> primitieve natuurwez<strong>en</strong>, de satyr Marsyas, raapt de door<br />
Ath<strong>en</strong>e versmade fluit op 20 <strong>en</strong> waagt <strong>het</strong> in e<strong>en</strong> muziekwedstrijd met zijn fluit <strong>het</strong> teg<strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
verhev<strong>en</strong> lierspel <strong>van</strong> de god Apollo op te nem<strong>en</strong>. Midas dankte er zelfs zijn ezelsor<strong>en</strong> aan. Ook<br />
hier weer e<strong>en</strong> omkering <strong>van</strong> <strong>het</strong> traditionele verhaal: niet de wrede god straft de satyr voor zijn<br />
hybris door hem te vill<strong>en</strong>, ne<strong>en</strong>, als hij door de alzi<strong>en</strong>de god met zijn stral<strong>en</strong> is getroff<strong>en</strong>, 21<br />
voelt Marsyas zich bezoedeld, doet zich dit lot zelf aan <strong>en</strong> bevestigt sterv<strong>en</strong>d zo zijn kunst<strong>en</strong>aarschap.<br />
Voordat wij dit kardinale gedicht nader beschouw<strong>en</strong>, nog e<strong>en</strong> Nietzsche-citaat, zoals te verwacht<strong>en</strong><br />
ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uit Die Geburt der Tragödie (Schlechta I, p. 49); ‘(Der Satyr) war das Urbild des<br />
M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, der Ausdruck seiner höchst<strong>en</strong> und starkst<strong>en</strong> Regung<strong>en</strong>, als begeisterter Schwarmer,<br />
d<strong>en</strong> die Nahe des Gottes <strong>en</strong>tzückt, als mitleid<strong>en</strong>der G<strong>en</strong>osse, in dem sich das Leid<strong>en</strong> des Gottes<br />
wiederholt, als Weisheitsverkünder aus der fietst<strong>en</strong> Brust der Natur heraus, (...). Der Satyr war:<br />
etwas Erhäb<strong>en</strong>es und Göttliches: so musste er besonders dem schmerzlich gebrochn<strong>en</strong> Bliek des<br />
dionysisch<strong>en</strong> M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> dünk<strong>en</strong>.’ 22<br />
In Vestdijks sonnet is Marsyas ongetwijfeld als echte kunst<strong>en</strong>aar gezi<strong>en</strong>, maar in <strong>het</strong> octaaf is hij
224<br />
nog e<strong>en</strong>zijdig. In r. 3 is <strong>het</strong> onduidelijk wie zich nu <strong>van</strong> wie verre houdt. Het meest voor de<br />
hand ligg<strong>en</strong>d is zelfs dat Apollo deg<strong>en</strong>e is die ‘zich steeds ver <strong>van</strong> hem gehoud<strong>en</strong> had’, maar <strong>het</strong><br />
blijkt toch omgekeerd te zijn. Marsyas durft de confrontatie met Apollo’s ‘str<strong>en</strong>g wijz<strong>en</strong>de<br />
hand’ niet aan, noch de gr<strong>en</strong>s te aanvaard<strong>en</strong> die zelfs uit zijn eig<strong>en</strong> fluitspel klinkt. Ook die<br />
gr<strong>en</strong>s is natuurlijk e<strong>en</strong> apollinisch mom<strong>en</strong>t. De confrontatie met de god br<strong>en</strong>gt in <strong>het</strong> sextet de<br />
ommekeer, er is dus e<strong>en</strong> volta. Terloops dit: ev<strong>en</strong>als in <strong>het</strong> voorafgaande sonnet (I 3) ziet<br />
Vestdijk af <strong>van</strong> <strong>het</strong> gangbare c<strong>en</strong>trale deel <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal. Nu ontbreekt de wedstrijd tuss<strong>en</strong> de<br />
lierspel<strong>en</strong>de Apollo <strong>en</strong> de fluitspel<strong>en</strong>de Marsyas.<br />
Apollo is e<strong>en</strong> werkelijk kunst<strong>en</strong>aar, immers ‘vertrouwd ook met de diepste kunst’naarskwal<strong>en</strong>’.<br />
Toch wordt de confrontatie e<strong>en</strong> katastrofale clash. Marsyas is bezoeldeld, <strong>en</strong> om zichzelf te zijn,<br />
volledig kunst<strong>en</strong>aar, moet hij sterv<strong>en</strong> door zijn huid uit te trekk<strong>en</strong>.<br />
Opmerk<strong>en</strong>swaard is de teg<strong>en</strong>stelling met III 5, Augias, de man wi<strong>en</strong>s stall<strong>en</strong> door Herakles<br />
krachtdadig <strong>van</strong> alle mest zijn gereinigd, wat ongetwijfeld e<strong>en</strong> vooruitgang <strong>van</strong> de civilisatie was,<br />
‘Maar híj was aan die geur gehecht als aan<br />
Zijn eig<strong>en</strong> huid, die óok niet zind’lijk was,<br />
Maar die hij daarom nog niet schoon liet bo<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
Door vreemdeling<strong>en</strong>’.<br />
Augias is ge<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar, maar blijkbaar hebb<strong>en</strong> gewone m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ook recht op hun eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />
De verleiding is groot de bespreking sonnetsgewijs voort te zett<strong>en</strong>. Immers de relatie tuss<strong>en</strong> I 4,<br />
Marsyas, <strong>en</strong> I 5, Prometheus, is interessant.<br />
Prometheus<br />
Hij leerde hun <strong>van</strong> alles: sprek<strong>en</strong>, tell<strong>en</strong>,<br />
De landbouw <strong>en</strong> <strong>het</strong> nut <strong>van</strong> ’t hemelvuur,<br />
En hoe m<strong>en</strong> vogelstrikk<strong>en</strong> op moet stell<strong>en</strong>,<br />
En hoe m<strong>en</strong> strijdt <strong>en</strong> rechtspreekt <strong>en</strong> bestuurt.<br />
To<strong>en</strong>, door hun domme vrag<strong>en</strong> aangevuurd,<br />
Liet hij hun zi<strong>en</strong> hoe zich de m<strong>en</strong>sch kan kwell<strong>en</strong>:<br />
Hij hing zich aan de rotswand, met als buur<br />
E<strong>en</strong> gier, die ied’re ocht<strong>en</strong>d toe kwam snell<strong>en</strong>.<br />
Na zev<strong>en</strong> dag<strong>en</strong>, zoo had hij geoordeeld,<br />
Moest hij ontket<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan kwam<strong>en</strong><br />
Zij all<strong>en</strong> aan de beurt om ’t na te do<strong>en</strong>!<br />
Hij hing drie maand<strong>en</strong> voor hij stierf: e<strong>en</strong> voorbeeld,<br />
Waaraan zij allerhevigst aanstoot nam<strong>en</strong>,<br />
Maar dat m<strong>en</strong> nu nog navolgt, net als to<strong>en</strong>.
Prometheus is aan<strong>van</strong>kelijk de bek<strong>en</strong>de beschavingsbr<strong>en</strong>ger, zoals hij al bij Hesiodos als m<strong>en</strong> wil,<br />
bij Aischylos <strong>en</strong> Protagoras optreedt. Van Aischylos’ grote teg<strong>en</strong>stander <strong>van</strong> Zeus is bij Vestdijk<br />
niets over. Ook is er niets te vind<strong>en</strong> <strong>van</strong> de grote schepper, die immers juist sedert de<br />
preromantiek (Sturm und Drang etc.: Goethe) Prometheus tot symbool <strong>van</strong> <strong>het</strong> g<strong>en</strong>ie <strong>en</strong><br />
daarmee <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar maakte. 23 Kortom in teg<strong>en</strong>stelling tot Marsyas is hij ge<strong>en</strong> artiste,<br />
maar e<strong>en</strong> artisan, iemand die zich tot <strong>het</strong> ambachtelijke beperkt. M<strong>en</strong> weet overig<strong>en</strong>s dat <strong>het</strong><br />
scherpe onderscheid tuss<strong>en</strong> beide modern is, <strong>van</strong> de romantiek dateert <strong>en</strong> ook pas laat b.v. door<br />
de Académie Française is aanvaard. Hier echter in de Grieksche sonnett<strong>en</strong> heeft de teg<strong>en</strong>stelling<br />
haar volle kracht. En als er dan e<strong>en</strong> parallel met Marsyas in lijkt te ligg<strong>en</strong> dat ook Prometheus<br />
sterft aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>het</strong> sonnet, dan is dat niet alle<strong>en</strong> geheel in strijd met alle antieke traditie,<br />
maar ook de motivering is e<strong>en</strong> totaal andere. Het gebeurt op e<strong>en</strong> wijze die doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />
parodie op Christus’ kruisdood. Misschi<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> die er ook inderdaad in vind<strong>en</strong>. Als wij lez<strong>en</strong><br />
dat hij de domme m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong>, hoe zij zich zelf kunn<strong>en</strong> kwell<strong>en</strong>, komt de strijd <strong>van</strong><br />
Nietzsche e.a. in onze gedacht<strong>en</strong> op. De parallel tuss<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>redd<strong>en</strong>de of lijd<strong>en</strong>de Christus<br />
<strong>en</strong> Prometheus vindt m<strong>en</strong> al bij Kerkvaders als Tertullianus <strong>en</strong> in de latere literatuur vaak<br />
g<strong>en</strong>oeg (Shelley, Quinet). m.a.w. ook hier zou e<strong>en</strong> zich afzett<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de (literaire) traditie<br />
aanwezig kunn<strong>en</strong> zijn.<br />
Nu wordt <strong>het</strong> zaak aan de verleiding de eerste reeks in verticale lijn te volg<strong>en</strong> niet meer toe te<br />
gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> aandacht te vrag<strong>en</strong> voor <strong>en</strong>kele dwarsverbinding<strong>en</strong>. Allereerst di<strong>en</strong>t dan naast I 1<br />
(Scylla <strong>en</strong> Charybdis) II 1 (Proteus) te word<strong>en</strong> geplaatst. Ik citeer alle<strong>en</strong> <strong>het</strong> sextet:<br />
O Proteus, ’k laat u liever als de golv<strong>en</strong><br />
Met al uw robb<strong>en</strong> uit mijn oog<strong>en</strong> gaan<br />
Dan dat ’k <strong>van</strong> ú de toekomst hoor<strong>en</strong> moet:<br />
Ge<strong>en</strong> and’re toekomst golft er in uw bloed<br />
Dan die steeds door zichzelf weer wordt bedolv<strong>en</strong><br />
En die niet reikt tot ’t strand <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan.<br />
225<br />
M<strong>en</strong> weet <strong>het</strong>, Proteus, de ‘herder’ <strong>van</strong> Poseidons robb<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>er, die echter alle<strong>en</strong> de<br />
waarheid of de toekomst op<strong>en</strong>baart als m<strong>en</strong> hem er toe dwingt. Als zodanig komt hij voor in<br />
boek vier <strong>van</strong> de Odyssee <strong>en</strong> in boek vier <strong>van</strong> de Georgica. 24 Het heeft er veel <strong>van</strong> dat de<br />
onbereikbaarheid <strong>van</strong> objectieve zekerheid over de gevar<strong>en</strong> <strong>van</strong> Scylla <strong>en</strong> Charybdis hier al met<br />
e<strong>en</strong> zekere geresigneerdheid wordt tegemoet getred<strong>en</strong>: ‘<strong>het</strong> strand <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan’ wordt niet<br />
bereikt. Wat deze profeet kan op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> exist<strong>en</strong>tiële’ betek<strong>en</strong>is. E<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de<br />
overweging is dat Proteus ev<strong>en</strong>als Scylla <strong>en</strong> Charybdis e<strong>en</strong> – zij <strong>het</strong> minder gevaarlijk –<br />
zeemonster is <strong>en</strong> dat hij zo ongrijpbaar is, anders dan bij deze beide laatstg<strong>en</strong>oemd<strong>en</strong>, vast<br />
bestanddeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> traditionele verhaal, <strong>en</strong> in <strong>het</strong> niet geciteerde octaaf ook uitgewerkt.<br />
Dan zou m<strong>en</strong> <strong>het</strong> eerste sonnet <strong>van</strong> de derde reeks moet<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> volledig citaat<br />
verdi<strong>en</strong>t dit in ieder geval:
226<br />
Kirke <strong>en</strong> Odysseus<br />
Zij stond<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> aan de steile kust,<br />
Betooverd <strong>en</strong> onttooverd na die nacht,<br />
De zwijn<strong>en</strong> weer naar ’t schip teruggebracht,<br />
Tot man herleid, <strong>en</strong> niet ’n goed woord gesust.<br />
Zij sprak: ‘Opdat gij weer in de arm<strong>en</strong> rust<br />
Van haar die meer dan mij uw tooverkracht<br />
Behoort, <strong>en</strong> die gij minder aarzel<strong>en</strong>d kust,<br />
Daal af in Hades, waar ’t orakel wacht.’<br />
De branding ruischte, <strong>en</strong> hij zag haar aan,<br />
En wist: bij ’t liefdesspel, die nacht begaan,<br />
Had zij e<strong>en</strong> and’re naam hem hoor<strong>en</strong> fluister<strong>en</strong>.<br />
Zij strafte <strong>en</strong> beloonde als e<strong>en</strong> vrouw:<br />
Zij bracht hem thuis, maar om zijn huwelijkstrouw<br />
Zou zij zijn weg tot ’t einde toe verduister<strong>en</strong>. 25<br />
Overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn er natuurlijk. Het is zoals reeds gezegd ook e<strong>en</strong> avontuur uit de Odyssee,<br />
<strong>en</strong> Kirke heeft ev<strong>en</strong>als Proteus magische of mysterieuze gav<strong>en</strong>, die m<strong>en</strong> in de versie <strong>van</strong> Vestdijk<br />
althans ook in Scylla <strong>en</strong> Charybdis zou kunn<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong>. Maar <strong>het</strong> lijkt mij nuttig dit sonnet<br />
vooral op zichzelf te beschouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> persoonlijk wil ik wel bek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat ik <strong>het</strong> e<strong>en</strong> mooi<br />
gedicht vind. Wie <strong>het</strong> verhaal k<strong>en</strong>t, zal hier minder krasse herinterpretaties ontdekk<strong>en</strong> dan<br />
elders, althans op <strong>het</strong> eerste gezicht. Er is misschi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zekere versmelting tuss<strong>en</strong> Kirke <strong>en</strong><br />
Kalypso, want juist teg<strong>en</strong>over deze laatste wordt in de Odyssee Odysseus’ trouw aan P<strong>en</strong>elope<br />
b<strong>en</strong>adrukt, iets wat wel vaker voorkomt (in de in noot 19 bedoelde film zijn beide figur<strong>en</strong> zelfs<br />
geheel sam<strong>en</strong>gevoegd), maar voldo<strong>en</strong>de lijkt <strong>het</strong> mij op twee of drie punt<strong>en</strong> te wijz<strong>en</strong>.<br />
God <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s staan hier heel dicht bij elkaar: zijn toverkracht doet niet onder voor de hare <strong>en</strong><br />
bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>, de godin ‘strafte <strong>en</strong> beloonde als e<strong>en</strong> vrouw’. De aard <strong>van</strong> haar straf br<strong>en</strong>gt mee dat<br />
er voor de woede <strong>van</strong> Poseidon, bij Homeros de bron <strong>van</strong> alle ell<strong>en</strong>de, ge<strong>en</strong> plaats meer is <strong>en</strong> de<br />
aard <strong>van</strong> de moeilijkhed<strong>en</strong> wordt aangegev<strong>en</strong> met ‘verduister<strong>en</strong>’, wat ev<strong>en</strong> suggereert dat de<br />
afdaling in Hades, behor<strong>en</strong>d tot ’t traditionele verhaal sedert de Odyssee, hier wel e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
symbolische functie zou kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>, die nieuw is.<br />
Dat neemt niet weg dat Vestdijk al e<strong>en</strong> sonnet gewijd had aan deg<strong>en</strong>e die <strong>het</strong> door Kirke<br />
bedoelde orakel in de onderwereld moet gev<strong>en</strong>: Tiresias (II 2), toevallig door de opzet <strong>van</strong> dit<br />
artikel ook <strong>het</strong> sonnet waaraan we nu toe zijn.<br />
Tiresias in de onderwereld<br />
Anders dan zijn spokige metgezell<strong>en</strong><br />
Bleef hem de wondere gave toebedeeld<br />
Te kunn<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong>,<br />
In alles ’t slechts vervaagde ev<strong>en</strong>beeld
Van vroeger: soms volijverig <strong>en</strong> gestreeld<br />
Door hun geloof; dan weer, om h<strong>en</strong> te kwell<strong>en</strong>,<br />
In zwijgzaamheid gehuld, of te verveeld<br />
Om ’t oude nog e<strong>en</strong>s over te vertell<strong>en</strong>.<br />
Maar wàt voorspelt hij, in dat bleek gedrang<br />
Van schimm<strong>en</strong> in die eeuwige duisternis?<br />
Dat m<strong>en</strong> na duiz<strong>en</strong>d jar<strong>en</strong> minder bang<br />
En minder vaag zal zijn? Dat e<strong>en</strong>s de dood,<br />
De diep’re dood, hier te verwacht<strong>en</strong> is,<br />
Die ook Tiresias in ’t Niets verstoot?<br />
227<br />
De horizontale <strong>en</strong> de verticale verbinding<strong>en</strong> zijn duidelijk. Verticaal die met Proteus (zie<br />
bov<strong>en</strong>): beid<strong>en</strong> zijn zi<strong>en</strong>ers, maar ondanks <strong>het</strong> vraagtek<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> slot lijkt de voorspelling <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> diepere dood, hoe mysterieus ook, <strong>van</strong> meer belang dan wat Proteus te bied<strong>en</strong> had: <strong>het</strong><br />
volledige niets dat <strong>het</strong> totale einde br<strong>en</strong>gt. Deze lijn wordt verder verticaal uitgewerkt in II 3<br />
(Het vat der Danaïd<strong>en</strong>) <strong>en</strong> II 4 (De ste<strong>en</strong> <strong>van</strong> Sisyphos), die e<strong>en</strong> uitvoeriger bespreking zoud<strong>en</strong><br />
verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> dan liter mogelijk is.<br />
En dan de horizontale verbinding met I 2 (Odysseus in de onderwereld, zie bov<strong>en</strong>). Tiresias was<br />
deg<strong>en</strong>e om wie Odysseus naar de onderwereld afdaalde volg<strong>en</strong>s Homeros, al was <strong>het</strong> deze<br />
dichter wel degelijk ook om de ontmoeting<strong>en</strong> met andere schimm<strong>en</strong>, die <strong>van</strong> zijn moeder <strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de held<strong>en</strong> uit de Trojaanse oorlog zoals Achilleus, Agamemnon e.a. begonn<strong>en</strong>, die in I 2 ge<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> all<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>.<br />
En zou deze profetie die Tiresias aan <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> II 2 geeft wellicht <strong>het</strong>g<strong>en</strong>e zijn dat in de versie<br />
<strong>van</strong> Vestdijk ook tot Odysseus was doorgedrong<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem tot de waanzin, g<strong>en</strong>oemd in I 2, had<br />
gebracht, tot dichterlijke waanzin <strong>en</strong> is dit wellicht <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige wat de dichter over de ongrijpbare<br />
werkelijkheid op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> kan? Er valt bij dergelijke interpretatiepoging<strong>en</strong> niets te bewijz<strong>en</strong>, soms<br />
iets te weerlegg<strong>en</strong>. Meer dan e<strong>en</strong> door mij met aarzeling geopperde suggestie is deze interpretatie<br />
beslist niet.<br />
Interessant is de dwarsverbinding ook tuss<strong>en</strong> I 10 (Phaëton) <strong>en</strong> II 10 (Ikaros), waarin ik niet<br />
met Rein Bloem (zie bov<strong>en</strong> voetnoot 10 ) <strong>het</strong> feit dat er sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vader-zoonrelatie <strong>het</strong><br />
belangrijkste vind, al geef ik toe dat dan de dwarsverbinding<strong>en</strong> ook met III 10 <strong>en</strong> IV 10 is<br />
gelegd; <strong>en</strong> in oppervlakkige zin is <strong>het</strong> dus vermoedelijk ook wel juist, maar de teg<strong>en</strong>stelling bij<br />
formele overe<strong>en</strong>stemming in de opbouw verdi<strong>en</strong>t vooral onze aandacht.
228<br />
Phaëton<br />
Zóó str<strong>en</strong>g had hij de tijdsduur ingeperkt,<br />
De vader, die zijn zoon de zonnewag<strong>en</strong><br />
Voor één dag overliet, dat bij <strong>het</strong> dag<strong>en</strong><br />
Ge<strong>en</strong> vogel <strong>het</strong> verschil had opgemerkt<br />
Met anders. Aan de verre einder zag<strong>en</strong><br />
De boer<strong>en</strong> hem omhoogklimm<strong>en</strong> in ’t zwerk;<br />
M<strong>en</strong> molk de koe op tijd; <strong>en</strong> ’t akkerwerk<br />
Begon <strong>en</strong> eindigde als op and’re dag<strong>en</strong>.<br />
Er was ge<strong>en</strong> onderscheid: de paard<strong>en</strong> draafd<strong>en</strong><br />
Alsof de vader zelf de teugels hield,<br />
De wag<strong>en</strong> sproeide vuur, door hèm bezield.<br />
To<strong>en</strong> wist de zoon: ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onbegaafde,<br />
E<strong>en</strong> werktuig, zonder e<strong>en</strong>ig aanbelang, –<br />
En stortte neer, vlak voor zonsondergang.<br />
Ikaros<br />
Inderdaad, beide ‘zon<strong>en</strong> stort<strong>en</strong> neer, maar zoals Marsyas in I 4 zich sterv<strong>en</strong>d bevestigd had, zo<br />
ook Ikaros in II 10: ‘tot aan zijn val in zee/Was híj de ware meester <strong>van</strong> de twee’. Zijn vader<br />
Daidalos, bouwer <strong>van</strong> <strong>het</strong> Labyrinth <strong>en</strong>z. was niet meer dan e<strong>en</strong> artisan, al durfde hij risico’s te<br />
nem<strong>en</strong>. Phaëton daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>, de zoon <strong>van</strong> de zonnegod die voor één dag de plaats <strong>van</strong> zijn vader<br />
in mocht nem<strong>en</strong>, is zelfs dat niet, hij is slechts e<strong>en</strong> outil <strong>en</strong> daarom stort hij neer:<br />
To<strong>en</strong> wist de zoon: ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onbegaafde,<br />
E<strong>en</strong> werktuig, zonder e<strong>en</strong>ig aanbelang,<br />
En stortte neer, vlak voor zonsondergang<br />
Hij had <strong>het</strong> juist gekund als hij de onbe<strong>van</strong>g<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> Vestdijks Ikaros bezet<strong>en</strong> had. Het octaaf,<br />
vooral <strong>het</strong> tweede kwatrijn doet heel sterk d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> beroemde schilderij <strong>van</strong> Pieter<br />
Breughel de Oude in Brussel, waar de boer voortploegt <strong>en</strong> niemand iets merkt <strong>van</strong> <strong>het</strong> in zee<br />
stort<strong>en</strong> <strong>van</strong> Ikaros.<br />
Opnieuw moet ik wak<strong>en</strong> niet aan de verleiding toe te gev<strong>en</strong> u nog meer dwarsverbinding<strong>en</strong> te<br />
lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Nog één voorbeeld in vogelvlucht. Bijzonder boei<strong>en</strong>d zijn de vier variaties op Zeus’<br />
liefdesavontur<strong>en</strong> met sterfelijke vrouw<strong>en</strong>, de nummers 7 <strong>van</strong> elke reeks: in I 7 (Leda <strong>en</strong> de<br />
zwaan) e<strong>en</strong> diepe ontgoocheling; de goddelijke zwaan ‘zoo schoon (...), zoo vreemd vervoer<strong>en</strong>d’<br />
blijkt allzum<strong>en</strong>schlisch:<br />
Als bronstig manslijf lag hij in haar arm<strong>en</strong>,<br />
Ongodd’lijk zweet<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> zonder erbarm<strong>en</strong><br />
De droom vermoord<strong>en</strong>d die zij onderging.<br />
Het was hun e<strong>en</strong>’ge kans om te ontsnapp<strong>en</strong>.<br />
Het Labyrinth was kil, <strong>en</strong> ’t heimwee groot.<br />
De vader wist: e<strong>en</strong> wedstrijd met de dood...<br />
De zoon wist niets, <strong>en</strong> volgde alle stapp<strong>en</strong><br />
Met heel ’t vertrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tochtg<strong>en</strong>oot<br />
Van e<strong>en</strong> meesterlijk man: hij maakte grapp<strong>en</strong><br />
Over <strong>het</strong> vleugelpaar dat dicht kon klapp<strong>en</strong><br />
En dat met was aan beider schouders sloot.<br />
De vader wist: als ik hem waarschuw, stort<br />
Hij neer, omdat hij dan onzeker wordt:<br />
Daarom gezweg<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> doodsgevaar!<br />
De zoon wist niets, bewoog <strong>het</strong> vleugelpaar<br />
In staaf ge rust, – tot aan zijn val in zee<br />
Was hij de ware meester <strong>van</strong> de twee.
Voor e<strong>en</strong> droom, gewoon m<strong>en</strong>selijk of dichterlijk (zie bov<strong>en</strong> <strong>het</strong> citaat uit Kunst <strong>en</strong> Droom) is<br />
ge<strong>en</strong> ruimte.<br />
Maar in II 7 wordt de droom, al in de eerste regel g<strong>en</strong>oemd, wèl ingelost. Dit gedicht waarin<br />
m<strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de psychiater Vestdijk <strong>van</strong> dieptepsychologische <strong>en</strong> andere symboliek<br />
gemakkelijk herk<strong>en</strong>t, w<strong>en</strong>s ik zonder comm<strong>en</strong>taar 26 aan u voor te legg<strong>en</strong>.<br />
Danaë <strong>en</strong> de goud<strong>en</strong> reg<strong>en</strong><br />
De dag<strong>en</strong> door war<strong>en</strong> haar droom<strong>en</strong> goud<br />
Omrand in ’t duister <strong>van</strong> haar kerkerstraf;<br />
O e<strong>en</strong>zaamheid: wat anders ’t zonlicht gaf<br />
Werd stral<strong>en</strong>der <strong>van</strong> binn<strong>en</strong> uit aanschouwd<br />
Dan ooit in ’s werelds bloei; e<strong>en</strong> tooverstaf<br />
Sloeg guld<strong>en</strong> bloem<strong>en</strong> uit de grond: vertrouwd<br />
Tafreel, maar feller brand<strong>en</strong>d in dit graf<br />
Waar zij haar weelde zocht uit zelfbehoud.<br />
Terwijl in ’t voorvertrek de oude vrouw<br />
De stukk<strong>en</strong> goud op haar vingers natelde,<br />
Werd heel haar hemel licht <strong>en</strong> goud <strong>en</strong> blauw.<br />
De god boog over, zocht haar op de tast,<br />
Bloem die e<strong>en</strong> bloem ter parmg vergezelde,<br />
En barstte als stuifmeel in haar donk’re kast.<br />
229<br />
In III 7 (Semele’s dood) keert ook de droom <strong>van</strong> de vrouw terug (r. 3), e<strong>en</strong> kleine droom, al wil<br />
hij de minnaar vatt<strong>en</strong> zoals hij is (r. 8). De god kan zich wel volledig op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong>, maar ‘tot<br />
maat’ging niet bij machte/Komt hij dan monsterachtig aangevar<strong>en</strong>’. De nadruk ligt niet op de<br />
traditionele versie dat hij haar dan verschroeit, al wordt die wel aangehoud<strong>en</strong>: ne<strong>en</strong>, <strong>het</strong><br />
dominer<strong>en</strong>de beeld is dat <strong>van</strong> e<strong>en</strong> w<strong>en</strong>tel<strong>en</strong>d reuz<strong>en</strong>rad dat haar vermaalt. In IV 7 t<strong>en</strong>slotte<br />
(Europa <strong>en</strong> de stier) weer e<strong>en</strong> heel andere sfeer, die <strong>van</strong> e<strong>en</strong> erotisch epyllion. dat veel <strong>en</strong><br />
daardoor niets te rad<strong>en</strong> laat.<br />
4 Ik hoop dat ik iets <strong>van</strong> de in <strong>het</strong> begin geponeerde stelling<strong>en</strong> heb aannemelijk gemaakt <strong>en</strong> toch<br />
zo dat de aan ieder schema ontsnapp<strong>en</strong>de rijkheid <strong>van</strong> deze Grieksche Sonnett<strong>en</strong> recht is gedaan<br />
in de illustraties, <strong>en</strong> wel meer door veel te citer<strong>en</strong> dan door adequate bespreking <strong>van</strong> <strong>het</strong>ge<strong>en</strong><br />
geciteerd werd.<br />
Het ging dus vooral om <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar, m.n. de dichter, hoe hij de mysterieuze<br />
intriger<strong>en</strong>de werkelijkheid, die blijkbaar e<strong>en</strong> spanningsveld is tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> m<strong>en</strong>selijke <strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
niet-m<strong>en</strong>selijke (goddelijk te noem<strong>en</strong>) mom<strong>en</strong>t, kan vatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbeeld<strong>en</strong>, de confrontatie met<br />
voorgangers die dat al zo vaak hadd<strong>en</strong> gedaan – daarom ook weinig gebruik <strong>van</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke<br />
k<strong>en</strong>nis omtr<strong>en</strong>t de mythologie, die gelijk gezegd Vestdijk wel degelijk bezat 27 –, <strong>het</strong> besef<br />
dat de kunst<strong>en</strong>aar al is <strong>het</strong> niet zonder meer volg<strong>en</strong>s <strong>het</strong> boekje (<strong>van</strong> Nietzsche in dit geval) e<strong>en</strong><br />
dionusisch èn e<strong>en</strong> apollinisch wez<strong>en</strong> moet zijn. En als Nietzsche zegt (a.w., p. 34): ‘und siehe
230<br />
Apollo konnte nicht ohne Dionysos leb<strong>en</strong>! ’, dan is er althans één sonnet waarin Vestdijk nog<br />
veel sterker de zijde <strong>van</strong> Dionysos kiest, d.i. III 6.<br />
En meer d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d misschi<strong>en</strong> aan de drinkschaal <strong>van</strong> Exekias in Münch<strong>en</strong> dan aan <strong>het</strong> verhaal bij<br />
Ovidius, slechts ev<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong>d op de Nietzscheaanse parallel tuss<strong>en</strong> Dionysus <strong>en</strong> Christus (let op<br />
‘zijn etter<strong>en</strong>de wond<strong>en</strong>’ waar ev<strong>en</strong> later e<strong>en</strong> ‘gave borst’ is) <strong>en</strong> op de teg<strong>en</strong>stelling tuss<strong>en</strong> de<br />
dionysische droom (<strong>van</strong> <strong>het</strong> dichterschap? ) <strong>en</strong> de (blijkbaar valse) droom <strong>van</strong> <strong>het</strong> Christ<strong>en</strong>dom<br />
wil ik dit artikel beëindig<strong>en</strong> met dit sonnet:<br />
NOTEN<br />
Dionysos <strong>en</strong> de Tyrrhe<strong>en</strong>sche zeeroovers<br />
Zij grep<strong>en</strong> hem, de vreemdeling, <strong>en</strong> bond<strong>en</strong><br />
Onder wild mesgeflits hem aan de mast,<br />
En liet<strong>en</strong> hem drie dag<strong>en</strong> daar te gast,<br />
En lacht<strong>en</strong> om zijn etter<strong>en</strong>de wond<strong>en</strong>.<br />
O zonn’ge tijd<strong>en</strong>, dat god<strong>en</strong> opstond<strong>en</strong><br />
Met ’t schuim<strong>en</strong>d gevolg dat hun adel past:<br />
Wijn <strong>en</strong> luipaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zoete last<br />
Van wijnrank<strong>en</strong>, om heel ’t schip he<strong>en</strong>gewond<strong>en</strong>!<br />
Zoo feestte hij, de gave borst ontbloot,<br />
Terwijl de beul<strong>en</strong> als dolfijn<strong>en</strong><br />
In ’t zog verbann<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> <strong>van</strong> die boot.<br />
O droom, kom met e<strong>en</strong> andere droom in ’t reine.<br />
Dolfijn<strong>en</strong>, zwemt niet naar de overkant:<br />
Daar staat e<strong>en</strong> kruis reeds in de grond geplant...<br />
1 S. Vestdijk, Verzamelde gedicht<strong>en</strong>, drie del<strong>en</strong>,<br />
verzorgd <strong>en</strong> geannoteerd door Martin Hartkamp,<br />
Amsterdam – ’s Grav<strong>en</strong>hage 1971.<br />
2 Over Aktaion onder de sterr<strong>en</strong>, schreef J. Pop<br />
Vestdijk Kroniek, aug. 1973 (nr. 2), p. 48-52;<br />
voor De Held <strong>van</strong> T<strong>en</strong>esa zie n. 12; over De<br />
nadag<strong>en</strong> <strong>van</strong> Pilatus schrev<strong>en</strong> R.Th. <strong>van</strong> der<br />
Paardt <strong>en</strong> G. <strong>van</strong> Hierd<strong>en</strong> in Vestdijk Kroniek,<br />
sept. 1975 (nr. 9), resp. p. 31-44 <strong>en</strong> 45-55.<br />
3 Niet <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige hoogtepunt, vgl. M. Hartkamp,<br />
Vestdijks Ode aan Apollo, Vestdijk Kroniek,<br />
september 1975 (nr. 9) p. 15-30.<br />
4 Wat hij daarin over <strong>het</strong> sonnet schrijft (p. 147<br />
evv.) klopt goed met de wijze waarop hij deze<br />
vorm hier hanteert.<br />
5 Vestdijks stukje over de paradox (<strong>het</strong> laatste<br />
<strong>van</strong> de Essays in duodecimo), trouw<strong>en</strong>s m.i. e<strong>en</strong><br />
zwak stuk, leert ons ook niets dat hier <strong>van</strong><br />
belang zou kunn<strong>en</strong> zijn.<br />
6 E.M. Beekman, G<strong>en</strong>tleman of Sadness, Simon<br />
Vestdijk as a poet. Vestdijk Kroniek, september<br />
1976 (nr. 13), p. 23 met noot 96.<br />
7 Al hoop ik dit binn<strong>en</strong>kort elders wel te do<strong>en</strong>.<br />
8 N.B.: <strong>het</strong> getal 48 komt voor in de brief aan<br />
Theun de Vries! Zie bov<strong>en</strong>.<br />
9 In <strong>het</strong> concept <strong>van</strong> dit artikel stond; ik kan mij<br />
niet voorstell<strong>en</strong> dat nog niemand hierop att<strong>en</strong>t<br />
heeft gemaakt. Dat is dan ook wél al gebeurd,<br />
n.l. door Rein Bloem in Vrij Nederland <strong>van</strong> 24<br />
februari 1973, e<strong>en</strong> artikel waarop R.Th. <strong>van</strong> der<br />
Paardt zo vri<strong>en</strong>delijk was mij te wijz<strong>en</strong>. Het is,<br />
zoals Van der Paardt mij schrijft, e<strong>en</strong> scherpzinnig<br />
artikel, waar<strong>van</strong> ik e<strong>en</strong> nuttig gebruik heb<br />
gemaakt, al b<strong>en</strong> ik <strong>het</strong> niet in alles met Bloem
e<strong>en</strong>s, maar voor polemiek i ,HL niet de plaats,<br />
red<strong>en</strong> waarom ik de discussie tuss<strong>en</strong> Beekman<br />
in <strong>het</strong> in noot 6 g<strong>en</strong>oemde artikel <strong>en</strong> G. Otterloo,<br />
Nogmaals Vestdijk als dichter. Vestdijk<br />
Kroniek, juni 1977 (nr. 16), p. 12-21, over Het<br />
vat der Danaid<strong>en</strong> (II 3) nu terzijde laat.<br />
10 Bloem t.a.p., legt verband tuss<strong>en</strong> I 4 <strong>en</strong> IV 4,<br />
waar ik de relatie anders zie <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de vier<br />
ti<strong>en</strong>de sonnett<strong>en</strong>, zie b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>.<br />
11 Vgl. Palladas’ Kirke-interpretatie in de Anthologia<br />
Palatina X 50, ook te vind<strong>en</strong> in Krekels in<br />
olijv<strong>en</strong>tuin<strong>en</strong> (uitgegev<strong>en</strong> door M.A. Wes e.a.)<br />
D<strong>en</strong> Haag 1963, p. 55 met de redactionele<br />
opmerking op p. 108 bij dit gedicht; overig<strong>en</strong>s<br />
staat Palladas’ interpretatie al bij X<strong>en</strong>ophon,<br />
Memorabilia 13,7.<br />
12 Volg<strong>en</strong>s H. Bekkering <strong>en</strong> R.Th. <strong>van</strong> der Paardt,<br />
in Held in triplo, B<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> <strong>van</strong> Vestdijks<br />
‘De Held <strong>van</strong> Temesa’, Vestdijk Kroniek, 1976<br />
(nr. 11), p. 13-14, verklaart Vestdijk dit in e<strong>en</strong><br />
brief aan de redactie <strong>van</strong> Herm<strong>en</strong>eus in 1966.<br />
Volg<strong>en</strong>s hun voetnoot 5 zi|n de auteurs g<strong>en</strong>eigd<br />
dit als e<strong>en</strong> mystificatie te beschouw<strong>en</strong>. Zie echter<br />
mijn noot 14 <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel 27.<br />
13 Met Bekkering had Van der Paardt dit al in <strong>het</strong><br />
in noot 12 g<strong>en</strong>oemde artikel gedaan door op<br />
Psyche <strong>van</strong> E. Rohde te wijz<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zal<br />
de bibliotheek die Vestdijk blijk<strong>en</strong>s De glanz<strong>en</strong>de<br />
kiemcel, p. 18, in <strong>het</strong> gijzelaarskamp tot zijn<br />
beschikking had ook wel iets <strong>van</strong> belang bevat<br />
kunn<strong>en</strong> liebb<strong>en</strong>.<br />
14 Ik heb zelf mijn eerste k<strong>en</strong>nismaking met de<br />
Griekse mythologie ook aan <strong>het</strong> eerste deel <strong>van</strong><br />
Nellies navertelling te dank<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar werk<br />
heeft e<strong>en</strong> diepgaande blijv<strong>en</strong>de indruk op mij<br />
gemaakt. Van der Paardt deelt mij mondeling<br />
mede dat ander<strong>en</strong> hem intuss<strong>en</strong> dergelijke ervaring<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> meegedeeld. Helaas heb ik <strong>het</strong><br />
boek niet meer, maar ik me<strong>en</strong> mij te herinner<strong>en</strong><br />
dat opvall<strong>en</strong>d veel treff<strong>en</strong>de verhal<strong>en</strong> uit Nellie<br />
in de Griekse sonnett<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>.<br />
15 Als de naam wèl g<strong>en</strong>oemd wordt, maakt dit<br />
meestal weinig verschil voor <strong>het</strong> procédé, b.v. II<br />
1, Proteus. De andere sonnett<strong>en</strong> waar de naam<br />
uit de titel in <strong>het</strong> gedicht zelf voorkomt zijn II<br />
5, III 3, III 10, IV 5, IV 8, dus bij vluchtige<br />
controle 6 maal wat op de 48 (of 44 als m<strong>en</strong> de<br />
4 moederklacht<strong>en</strong> niet wil meetell<strong>en</strong>) weinig is.<br />
16 Vgl. ook uit dezelfde cyclus <strong>van</strong> Marsman XIII<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> XII.<br />
17 ‘Ultramarijn’ in <strong>het</strong> eerste sonnet is etymologisch<br />
paradoxaal <strong>en</strong> zou zeer wel juist daarom<br />
gekoz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn.<br />
18 In e<strong>en</strong> heel oude film uit de vijftiger jar<strong>en</strong>,<br />
231<br />
waarin Kirk Douglas de rol <strong>van</strong> Odysseus<br />
speelde, deed dit visuele medium <strong>het</strong> anders.<br />
Odysseus lijdt aan<strong>van</strong>kelijk aan geheug<strong>en</strong>verlies<br />
<strong>en</strong> de cineast kan, als deze zijn geheug<strong>en</strong> geleidelijk<br />
terugkrijgt, alles op <strong>het</strong> witte doek br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>,<br />
maar verspeelt daarmee wel de mogelijkheid<br />
deze slag om de arm te houd<strong>en</strong>.<br />
19 Heel anders is <strong>het</strong> kwatrijn met dezelfde’titel in<br />
deel 1 p. 406.<br />
20 M<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t de alle<strong>en</strong> in copieèn bewaarde groep<br />
<strong>van</strong> Ath<strong>en</strong>e <strong>en</strong> Marsyas <strong>van</strong> de beeldhouwer Myron.<br />
21 Het epit<strong>het</strong>on ‘alzi<strong>en</strong>d’ is sedert Homeros stereotiep<br />
voor de zonnegod. De gelijkstelling <strong>van</strong><br />
Helios <strong>en</strong> Apollo is ev<strong>en</strong>wel vooral laat, <strong>het</strong><br />
eerst met zekerheid te vind<strong>en</strong> in de Phaëthon<br />
<strong>van</strong> Euripides, misschi<strong>en</strong> al per coniecturam in<br />
de Supplices <strong>van</strong> Aischylos, v. 212. Na de oudheid<br />
wordt de gelijkstelling bijna regel; ook<br />
voor Nictzsche is zij belangrijk.<br />
22 De teg<strong>en</strong>stelling die Nietzsche in de paragraaf<br />
waaruit dit citaat komt met de overig<strong>en</strong>s achtti<strong>en</strong>de-eeuws<br />
gedachte ‘idyllische Schäfer’ uitwerkt,<br />
zou e<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik aan sonnet IV 5 kunn<strong>en</strong><br />
do<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, waar ‘Apollo, nog e<strong>en</strong> herder<br />
to<strong>en</strong>’ voor de door Hermes uitgevond<strong>en</strong> lier de<br />
gestol<strong>en</strong> koei<strong>en</strong> definitief moet afstaan. De slotregels<br />
luid<strong>en</strong>:<br />
O god<strong>en</strong>wijsheid buit<strong>en</strong> recht <strong>en</strong> orde,<br />
Dat ook de mcnsch niet aan bezit mag klev<strong>en</strong><br />
Als hij <strong>van</strong> herder kunst<strong>en</strong>aar moet word<strong>en</strong>!<br />
Niet zonder <strong>en</strong>ige ironie, dunkt me, maar<br />
toch...<br />
23 Vgl. b.v. O. Walzel, Das Prometheussymbool<br />
von Shaftesbury zu Goethe, Münch<strong>en</strong> 1932 2<br />
(nu zonder jaartal herdrukt in Darmstadt).<br />
24 Waar hij <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Orpheus <strong>en</strong> Lurydice<br />
vertelt, zie bov<strong>en</strong>.<br />
25 Kirke had Odysseus’ makkers zoals bek<strong>en</strong>d aan<strong>van</strong>kelijk<br />
in zwijn<strong>en</strong> veranderd, maar haar toverkunst<br />
had bij Odysseus zelf gefaald, wat m<strong>en</strong><br />
later rationalistisch duidt, zie noot 11.<br />
26 Het <strong>en</strong>ige wat de classicus toch niet lat<strong>en</strong> kan is<br />
te wijz<strong>en</strong> op de verbinding tuss<strong>en</strong> de laatste<br />
woord<strong>en</strong> ‘donk’re kast’ <strong>en</strong> de larnax waarin zij<br />
later met de kleine Perseus zal ronddobber<strong>en</strong><br />
(vgl. Simonides).<br />
27 E<strong>en</strong> duidelijk voorbeeld is <strong>het</strong> haast nooit gebruik<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de wet<strong>en</strong>schap dat sommige in de<br />
literaire traditie als m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>de figur<strong>en</strong><br />
god<strong>en</strong> war<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaak allerminst ‘faded<br />
gods’, o.a. IV 8, Hyakinthos.
232
Hiervoor vindt U mededeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Heer<br />
Goris over zijn binding met de oudheid. Hij<br />
is hier minder uitgebreid over deze relatie<br />
dan elders. In e<strong>en</strong> televisie-interview met<br />
Joos Florquin zegt hij dat <strong>het</strong> aan toevallige<br />
omstandighed<strong>en</strong> te wijt<strong>en</strong> is dat hij ge<strong>en</strong><br />
klassieke studie is gaan volg<strong>en</strong>: ‘F. – Wat mij<br />
altijd verbaasd heeft, M<strong>en</strong>eer Gijs<strong>en</strong>, dat is<br />
dat U met al Uw liefde, met Uw voorkeur<br />
voor de klassieke kultuur, die in al uw werk<br />
te merk<strong>en</strong> is, dat U moderne humanioria<br />
hebt gedaan. G. – Dat is e<strong>en</strong> ongeluk te<br />
wijt<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> feit, dat de mandarijn <strong>van</strong><br />
onze familie, onze oom Corneel, over ons lot<br />
besliste <strong>en</strong> zei: die moet dat do<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />
moet dat do<strong>en</strong>. Zo b<strong>en</strong> ik in de moderne<br />
humanioria terechtgekom<strong>en</strong>, hoewel ik natuurlijk<br />
veel beter paste in de oude.’ 1<br />
In zijn Zelfportret, gevleid natuurlijk besteedt<br />
hij nogal wat aandacht aan zijn klassieke<br />
vorming: ‘Gelukkig ontdekte ik, dankzij<br />
mijn passie voor de oudheid, heel alle<strong>en</strong> 2 ,<br />
de homerische gedicht<strong>en</strong>. Ik las de Odussee<br />
<strong>en</strong> de Ilias in <strong>het</strong> Nederlands <strong>van</strong> Vosmaer, in<br />
<strong>het</strong> Duits <strong>van</strong> Voss <strong>en</strong> in <strong>het</strong> Engels <strong>van</strong><br />
Alexander Pope. Daar ik e<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>d geheug<strong>en</strong><br />
bezat kostte <strong>het</strong> me weinig moeite<br />
om hele zang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Ilias <strong>en</strong> de Odussee te<br />
memorer<strong>en</strong> in de drie tal<strong>en</strong>. 3 In dezelfde<br />
autobiografie geeft hij aan op welke punt<strong>en</strong><br />
hij lering heeft getrokk<strong>en</strong> uit klassieke geschrift<strong>en</strong>:<br />
‘Dat er ge<strong>en</strong> specifieke dichterlijke<br />
onderwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> dichterlijke taal bestond<strong>en</strong>,<br />
bleek mij al te duidelijk wanneer ik<br />
in de scène waar Odusseus de vrijers <strong>van</strong><br />
Ithaca afslacht, las<br />
’t brood <strong>en</strong> ’t gebrad<strong>en</strong>e vlees werd<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gemorst<br />
XXII, 21<br />
En waar zou ik beheersing hebb<strong>en</strong> geleerd<br />
dan bij Homerus, to<strong>en</strong> ik merkte dat al <strong>het</strong><br />
opgekropte leed <strong>van</strong> de neg<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> der<br />
‘doolinghe’ <strong>van</strong> de Duider, al de vreugde <strong>van</strong><br />
233<br />
<strong>het</strong> weerzi<strong>en</strong>, werd uitgedrukt in deze uiterst<br />
sobere verz<strong>en</strong><br />
All<strong>en</strong> omringd<strong>en</strong> met vreugde <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>delijke woord<strong>en</strong><br />
Odusseus<br />
All<strong>en</strong> begroett<strong>en</strong> hem hartelijk <strong>en</strong> kust<strong>en</strong> zijn<br />
hoofd <strong>en</strong> zijn schouders<br />
Grep<strong>en</strong> zijn hand<strong>en</strong> <strong>en</strong> to<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> week hij ’t vertedr<strong>en</strong>d<br />
verlang<strong>en</strong><br />
Snikk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> w<strong>en</strong><strong>en</strong>d te lucht<strong>en</strong> zijn hart: hij herk<strong>en</strong>de<br />
ze all<strong>en</strong>.’ XXII, 499-501 4<br />
Het is met name <strong>het</strong> laatste, de beheersing,<br />
die hij zegt ontle<strong>en</strong>d te hebb<strong>en</strong> aan klassieke<br />
auteurs: ‘Ik b<strong>en</strong> dus vrij vroeg aan de bekoring<br />
der woorddronk<strong>en</strong>heid ontsnapt om de<br />
blijv<strong>en</strong>de invloed der klassieke schrijvers op<br />
me te lat<strong>en</strong> inwerk<strong>en</strong>.’ 5<br />
Dat hij <strong>het</strong> wat betreft vertaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> Homerus<br />
niet bij de g<strong>en</strong>oemde heeft gelat<strong>en</strong><br />
mag blijk<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> interview met Lidy <strong>van</strong><br />
Marissing, waar hij Bertus Aafjes’ vertaling
234<br />
hogelijk prijst: ‘Ik herlees veel. Homerus, de<br />
Odyssee, lees ik elke dag. De vertaling <strong>van</strong><br />
Bertus Aafjes is schitter<strong>en</strong>d, schitter<strong>en</strong>d.’ 6<br />
Karel <strong>van</strong> de Woestijne komt er wat minder<br />
goed af met zijn vertaling: ‘Zelfs de barokke<br />
vertaling <strong>van</strong> de Ilias door Karel <strong>van</strong> de<br />
Woestijne, die e<strong>en</strong> rol speelt in ‘De perikel<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Berg<strong>en</strong> op Zoom’ kan mij niet <strong>van</strong> de<br />
wijs br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.’ 7 (Het gaat hier nog steeds om<br />
die beheersing, H.B.)<br />
Zijn grote verwantschap met de klassieke<br />
wereld manifesteert zich ook via <strong>het</strong> optred<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> classicus in de verhal<strong>en</strong> ‘Mijn<br />
vri<strong>en</strong>d de moord<strong>en</strong>aar’, ‘De grote God Pan’<br />
(waar ik later nog uitgebreid op terugkom)<br />
<strong>en</strong> de roman ‘Lucinda <strong>en</strong> de Lotoseter’,<br />
waarin de ik-figuur op sarcastische wijze zijn<br />
beroepsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> de les leest: ‘Soms dreef ik<br />
zelf de spot met deze pedante onb<strong>en</strong>ullighed<strong>en</strong><br />
(gloss<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> tot dan toe verkeerd<br />
verklaarde versregel <strong>van</strong> Plautus, bij e<strong>en</strong><br />
slecht geplaatste komma, die <strong>het</strong> juiste<br />
begrip <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Hell<strong>en</strong>istische schrijver verstoorde,<br />
H.B.), die mij de faam <strong>van</strong> geleerde<br />
verschaft<strong>en</strong> <strong>en</strong> meestal berustt<strong>en</strong> op <strong>het</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> gewone dosis eruditie gepaard<br />
aan e<strong>en</strong> literaire gevoeligheid, die maar al te<br />
dikwijls bij philolog<strong>en</strong> ontbreekt.’ 8 In dezelfde<br />
roman ook deze uitspraak: ‘Mijn vaderlandsgevoel<br />
was nooit erg onstuimig geweest<br />
– <strong>het</strong> oude Hellas was mijn vaderland.’<br />
9<br />
Het laatste citaat sluit fraai aan bij e<strong>en</strong> uitspraak<br />
<strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>, door Jan Greshoff aangehaald<br />
in e<strong>en</strong> beschouwing over de teg<strong>en</strong>stelling<br />
Hellas-Amerika in de figuur Gijs<strong>en</strong>:<br />
‘Iedere Europeër kan op hed<strong>en</strong> slechts twee<br />
grote intellectuele avontur<strong>en</strong> belev<strong>en</strong>: Amerika<br />
<strong>en</strong> Hellas. Met Amerika <strong>en</strong> zijn zedelijk<br />
barbarisme wordt hij < geconfronteerde (wie<br />
de schuldige is blijft ongewet<strong>en</strong>! ). Het trekt<br />
al zijn verworv<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> brutaal in twijfel,<br />
ondermijnt al spott<strong>en</strong>d zijn zedelijke waard<strong>en</strong>.<br />
Maar naar <strong>het</strong> witte Hellas drijft hem de<br />
donkere dankbaarheid om wat de basis <strong>van</strong><br />
zijn geestelijk lev<strong>en</strong> is, de ontroer<strong>en</strong>de liefde<br />
voor <strong>het</strong> land dat ons Odusseus schonk <strong>en</strong><br />
Oedipus <strong>en</strong> Antigone <strong>en</strong> Alceste, <strong>en</strong> Iphig<strong>en</strong>ie<br />
<strong>en</strong> Socrates <strong>en</strong> Aristoteles <strong>en</strong> Phidias, om<br />
de kunst<strong>en</strong>aar ev<strong>en</strong>zeer als om de figur<strong>en</strong> die<br />
zij met ontstell<strong>en</strong>de kracht hebb<strong>en</strong> uit <strong>het</strong><br />
niet getrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgesteld in <strong>het</strong> voorportaal<br />
<strong>van</strong> elke beschaafde geest. Naar Griek<strong>en</strong>land<br />
gaan wij met ons hart, naar Amerika<br />
met ons kritisch verstand, met de wap<strong>en</strong>s die<br />
Pallas Ath<strong>en</strong>e ons meegaf. Teg<strong>en</strong> Amerika<br />
moet<strong>en</strong> wij ons elk mom<strong>en</strong>t verdedig<strong>en</strong>, aan<br />
Griek<strong>en</strong>land gev<strong>en</strong> wij ons teder over.’ 10<br />
Uit <strong>het</strong> voorgaande is hopelijk nog duidelijker<br />
geword<strong>en</strong> dat de klassiek<strong>en</strong> <strong>van</strong> groot belang<br />
geweest zijn <strong>en</strong> nog zijn voor <strong>het</strong> schrijversschap<br />
<strong>van</strong> Mamix Gijs<strong>en</strong>. In dit artikel zal ik<br />
tracht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beeld te gev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de klassieke<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> deze Vlaamse<br />
auteur, ev<strong>en</strong>wel hoogstwaarschijnlijk op e<strong>en</strong><br />
manier, die zal afwijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werkwijze in<br />
de overige artikel<strong>en</strong> in deze speciale Herm<strong>en</strong>eusaflevering,<br />
<strong>het</strong>ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met<br />
mijn achtergrond als neerlandicus.<br />
Mijn artikel zal op de volg<strong>en</strong>de wijze ingedeeld<br />
zijn: Eerst zal ik e<strong>en</strong> globale tocht<br />
mak<strong>en</strong> door al <strong>het</strong> fictionele werk (dus <strong>het</strong><br />
reisverslag ‘Odysseus achterna’ zal buit<strong>en</strong> beschouwing<br />
blijv<strong>en</strong>) op zoek naar klassieke<br />
verwijzing<strong>en</strong>. Daarbij zal ik nagaan op welke<br />
wijze deze functioner<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> desbetreff<strong>en</strong>de<br />
verhaal of roman. Ev<strong>en</strong>tuele verschilpunt<strong>en</strong><br />
met <strong>het</strong> oorspronkelijk functioner<strong>en</strong><br />
zull<strong>en</strong> dus niet aan de orde kom<strong>en</strong>, zoals<br />
dat wellicht elders in dit nummer gebeurt.<br />
T<strong>en</strong>slotte zal ik iets indring<strong>en</strong>der ingaan op<br />
één verhaal <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>, ‘De grote God Pan’.<br />
Homerus<br />
Zoals reeds uit de inleiding duidelijk is geword<strong>en</strong>,<br />
is Homerus uiterst belangrijk ge-
weest voor Gijs<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwijzing<strong>en</strong> naïar de<br />
Ilias <strong>en</strong> de Odyssee kom<strong>en</strong> dan ook veelvuldig<br />
voor. E<strong>en</strong>maal gaat hij zelfs over om in<br />
‘Lucinda <strong>en</strong> de Lotoseter’ zijn alter ego de<br />
beide homerische gedicht<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong> vertal<strong>en</strong>:<br />
‘De oorlog heeft e<strong>en</strong> staatsman <strong>van</strong><br />
ons land gezegd, is e<strong>en</strong> par<strong>en</strong>these, <strong>en</strong> uit<br />
mijn klassieke schrijvers wist ik dat viol<strong>en</strong>ta<br />
non durant. 11 Ik heb tijd<strong>en</strong>s die par<strong>en</strong>these<br />
de twee homerische gedicht<strong>en</strong> vertaald, eerst<br />
in proza, daarna in rijm. Ik heb in Troje <strong>en</strong><br />
Ithaka geleefd, in de t<strong>en</strong>t <strong>van</strong> Achilles, bij<br />
Polyphemus <strong>en</strong> bij Kyrke, bij Nausikaä <strong>en</strong> bij<br />
Kalypso.’ 12 Het spreekt derhalve <strong>van</strong>zelf dat<br />
met Homerus onze tocht begonn<strong>en</strong> wordt.<br />
In <strong>het</strong> verhaal ‘De perikel<strong>en</strong> <strong>van</strong> Berg<strong>en</strong> op<br />
Zoom’ uit de verhal<strong>en</strong>bundel ‘De diaspora<br />
gaat <strong>het</strong> om de ongelijksoortige wereld<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
literatuur <strong>en</strong> werkelijkheid. Dat Homerus<br />
liter c<strong>en</strong>traal staat mag niet verwonderlijk<br />
<strong>het</strong><strong>en</strong>, wanneer de vrouwelijke hoofdpersoon<br />
de naam Hel<strong>en</strong>a draagt. Zoals in zoveel verhal<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> romans <strong>van</strong> Marnix Gijs<strong>en</strong> is <strong>het</strong> e<strong>en</strong><br />
ik-figuur, die ons <strong>het</strong> verhaal vertelt.<br />
De hoofdfiguur, e<strong>en</strong> intellectueeltje in de<br />
dop, romantisch <strong>van</strong> aanleg, is hevig verliefd<br />
op <strong>het</strong> meisje Hel<strong>en</strong>a (misschi<strong>en</strong> ook <strong>van</strong>wege<br />
haar naam), e<strong>en</strong> nogal dartel wez<strong>en</strong>tje,<br />
driftig op weg naar de sexuele bewustwording.<br />
Hij tracht <strong>het</strong> meisje in te palm<strong>en</strong> door<br />
te pronk<strong>en</strong> met zijn k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de literatuur,<br />
aan<strong>van</strong>kelijk met Ronsard: ‘Na e<strong>en</strong> tijd vond<br />
ik de moed om haar e<strong>en</strong> vers <strong>van</strong> Ronsard in<br />
de hand<strong>en</strong> te stopp<strong>en</strong>, waarin de Spartaanse<br />
Hel<strong>en</strong>a in feite gelukgew<strong>en</strong>st wordt, omdat<br />
ze de oorlog <strong>van</strong> Troje heeft do<strong>en</strong> ontbrand<strong>en</strong>.<br />
De Trojaanse grijsaards zegg<strong>en</strong> onomwond<strong>en</strong>:<br />
Notre mal ne vaut pas un seul de<br />
ses regards.’ (p. 136). Vervolg<strong>en</strong>s, <strong>het</strong> ligt<br />
voor de hand, wordt de Ilias te voorschijn<br />
gehaald <strong>en</strong> verhaalt de ik-figuur haar de oorlog<br />
<strong>van</strong> Troje. De kloof tuss<strong>en</strong> beide wereld<strong>en</strong><br />
blijkt echter niet te overbrugg<strong>en</strong>: ‘In d<strong>en</strong><br />
beginne luisterde ze aandachtig omdat <strong>het</strong><br />
235<br />
ging over e<strong>en</strong> vrouw die Hel<strong>en</strong>a heette, <strong>en</strong><br />
die duiz<strong>en</strong>d schep<strong>en</strong> <strong>het</strong> purper<strong>en</strong> zeeruim<br />
had do<strong>en</strong> opvar<strong>en</strong>, maar to<strong>en</strong> ik haar de<br />
lastige tekst ging voordreun<strong>en</strong>, waarin sprake<br />
was <strong>van</strong> de ‘helmboswuiv<strong>en</strong>de Hektoor’, <strong>van</strong><br />
‘de Achaiers met de schone sche<strong>en</strong>plaat’, <strong>van</strong><br />
‘Hera met <strong>het</strong> koeiegezicht’. to<strong>en</strong> vond ze dit<br />
alles gewoon komisch <strong>en</strong> ongepast <strong>en</strong> keek<br />
ze verveeld rond. Schuchter zei ik to<strong>en</strong> dat<br />
Homeros zulk e<strong>en</strong> aardige wijze had om de<br />
dochter<strong>en</strong> <strong>van</strong> Kreta te beschrijv<strong>en</strong>, de meisjes<br />
‘met-de-diepe-voor-tuss<strong>en</strong>-beide-borst<strong>en</strong>’.<br />
(p. 152/3). Dit laatste blijkt voor Hel<strong>en</strong>a e<strong>en</strong><br />
mogelijkheid om e<strong>en</strong> brug te slaan naar haar<br />
realiteit: ‘Hel<strong>en</strong>a luisterde verstrooid naar<br />
mijn verhaal, maar ope<strong>en</strong>s zei ze met e<strong>en</strong><br />
zonderlinge nadruk: ‘Die Homeros is gek<br />
met zijn diepe voor, ik zal je wat anders<br />
ton<strong>en</strong>.’ Voor ik begreep wat ze bedoelde,<br />
had ze haar bloesje losgeknoopt <strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
krijtwitte licht <strong>van</strong> de opkom<strong>en</strong>de maan<br />
toonde ze me haar prille boezem.... die kleine<br />
vaste borst<strong>en</strong> die uitdag<strong>en</strong>d naar vor<strong>en</strong><br />
stak<strong>en</strong>, met de donkere kers <strong>van</strong> de zware<br />
tepel.’(p. 153).<br />
De ik-figuur geraakt hierdoor hevig ontsteld<br />
(hoe kan <strong>het</strong> ook anders bij zo’n romantische<br />
figuur) <strong>en</strong> tot overmaat <strong>van</strong> ramp<br />
wordt hun sam<strong>en</strong>zijn ook nog ontdekt, wat<br />
tot e<strong>en</strong> definitieve verwijdering <strong>van</strong> Hel<strong>en</strong>a<br />
leidt. Deze gebeurt<strong>en</strong>is voert ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot<br />
e<strong>en</strong> breuk in de relatie met de vader (<strong>van</strong> de<br />
mannelijke hoofdfiguur), zodat hierin wellicht<br />
e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst gezi<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />
met de breuk, die <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
Hel<strong>en</strong>a veroorzaakte.<br />
Ook in <strong>het</strong> verhaal ‘Veraarde biecht in de<br />
Holland-Bar’, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uit de bundel ‘De diaspora’<br />
is de Ilias de bron waaruit geput<br />
wordt. Het aardige <strong>van</strong> de klassieke reminisc<strong>en</strong>ties<br />
hierin is de wijze waarop gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
uit de dagelijkse realiteit vergelek<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> met ‘homerische’ wederwaardig-
236<br />
hed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ietwat beschonk<strong>en</strong> Europeaan<br />
(ongetwijfeld e<strong>en</strong> Vlaming) vertelt in e<strong>en</strong><br />
Amerikaanse bar aan e<strong>en</strong> niet nader g<strong>en</strong>oemde<br />
barklant zijn lev<strong>en</strong>sverhaal; Weduwnaar,<br />
de moeilijkhed<strong>en</strong>, die hier <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong><br />
zijn, de liefde voor zijn vrouw Hilda, haar<br />
vri<strong>en</strong>dschap met dier<strong>en</strong> (hond<strong>en</strong>, katt<strong>en</strong>) <strong>en</strong><br />
haar verdriet over de dood <strong>van</strong> vijf katjes,<br />
vermoord (met b<strong>en</strong>zine overgot<strong>en</strong>) doore<strong>en</strong><br />
zesti<strong>en</strong>jarige Portoricaan, de confrontatie<br />
met deze jeugdige moord<strong>en</strong>aar na de dood<br />
<strong>van</strong> zijn vrouw. Om dat laatste gaat <strong>het</strong> in dit<br />
verband.<br />
De ik-figuur (alweer) heeft de jeugdige misdadiger<br />
in e<strong>en</strong> zodanige positie gebracht, dat<br />
hij hem zou kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong> uit wraak voor de<br />
dood <strong>van</strong> de katjes <strong>en</strong> de hond Z<strong>en</strong>o. De<br />
handeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ik-figuur word<strong>en</strong> nu vergelek<strong>en</strong><br />
met die <strong>van</strong> Achilles: ‘U weet hoe<br />
Achilles <strong>het</strong> lijk <strong>van</strong> Hector driemaal schandelijk<br />
rond de brandstapel <strong>van</strong> Patroklos<br />
sleepte omdat Andromache <strong>en</strong> Priamos <strong>en</strong> al<br />
de Trojan<strong>en</strong> goed zoud<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> hoe groot de<br />
haat <strong>van</strong> Achilles was voor zijn ontlijfde vijand,<br />
maar later, zat <strong>van</strong> zijn onnuttige wraak<br />
op e<strong>en</strong> dode, we<strong>en</strong>de hij doodsbedroefd in<br />
zijn t<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ontving hij <strong>het</strong> bezoek <strong>van</strong> de<br />
beproefde vorst Priamos, die hem kwam<br />
smek<strong>en</strong> hem <strong>het</strong> lijk <strong>van</strong> zijn zoon af te<br />
staan.’ (p. 219). De vraag die elke lezer zich<br />
stelt, wordt door de verteller beantwoord:<br />
‘Ik weet <strong>het</strong> wel, U zult zegg<strong>en</strong>, de dood <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> trouwe hond, waarom moet u daar de<br />
val <strong>van</strong> Troje bij hal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gedacht<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />
onsterfelijke held<strong>en</strong> <strong>en</strong> halfgod<strong>en</strong>? Ik hou<br />
me in <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> vast aan zeer <strong>en</strong>kele ding<strong>en</strong>.<br />
Ik b<strong>en</strong> de geduchte man <strong>van</strong> één boek.’ (p.<br />
219/20).<br />
Hoewel, dit antwoord <strong>van</strong> deze romanfiguur<br />
is nauwelijks bevredig<strong>en</strong>d te noem<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
verklaring is mogelijk deze: De ik-figuur vergelijkt<br />
zich met Achilles, de jeugdige Portoricaanse<br />
misdadiger kan gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als <strong>het</strong><br />
lijk <strong>van</strong> Hector, waarop de ik-figuur zijn<br />
wraakgevoel<strong>en</strong>s uitleeft (“Ik heb e<strong>en</strong> tijdlang<br />
met Ramon Hernandez (de Portoricaan,<br />
II.B.) e<strong>en</strong> spel gespeeld, dat terwijl <strong>het</strong> gaande<br />
was me met bittere wellust vervulde’ 13<br />
(p. 219)), zijn vrouw Hilda vormt de p<strong>en</strong>dant<br />
<strong>van</strong> Patroclus. De ik-figuur is in zoverre<br />
‘groter’ dan Achilles. dat hij <strong>het</strong> bij wraakgevoel<strong>en</strong>s<br />
laat <strong>en</strong> niet tot de daad overgaat.<br />
Dat in <strong>het</strong> verhaal ‘Worstel<strong>en</strong> in Homerische<br />
stijl’ uit de verhal<strong>en</strong>bundel ‘All<strong>en</strong>gs gelijk de<br />
spin’ Homerus e<strong>en</strong> rol speelt, wordt in de<br />
titel al aangekondigd. Het verhaal wordt verteld<br />
door e<strong>en</strong> oudere ik, die terugblikt op<br />
zijn jeugd in Blar<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>de locatie in<br />
veel <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>s romans <strong>en</strong> verhal<strong>en</strong>. De jeugdige<br />
ik-figuur de ‘belev<strong>en</strong>de ik’ om e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
verhaaltheoretische term te gebruik<strong>en</strong>, komt<br />
in contact met e<strong>en</strong> oudere stud<strong>en</strong>t, e<strong>en</strong> dichter<br />
in wording, zeer vervuld <strong>van</strong> de klassiek<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> op grond daar<strong>van</strong> t<strong>en</strong> zeerste bewonderd<br />
door de ik-figuur, die ook dichter wil<br />
word<strong>en</strong>.<br />
Het best<strong>en</strong>dig thema <strong>van</strong> deze oudere stud<strong>en</strong>t<br />
was de lof der oudheid: ‘Hij k<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />
hele zang <strong>van</strong> de Odussee uit zijn hoofd <strong>en</strong><br />
uit voorkom<strong>en</strong>dheid teg<strong>en</strong> mij, acteerde hij<br />
in vertaling de terugkeer <strong>van</strong> Odusseus, hoe<br />
de held op de hogere drempel <strong>van</strong> de feestzaal<br />
sprong, <strong>het</strong> lomp<strong>en</strong>gewaad <strong>van</strong> zijn led<strong>en</strong><br />
wierp <strong>en</strong> tot de schare der minnaars<br />
schreeuwde: ‘Hond<strong>en</strong>! Ge hebt U verbeeld,<br />
dat ik nooit weer hier in mijn woning keerde<br />
uit Troje’s gewest, <strong>en</strong> gij plunderdet heel<br />
mijn bezitting. Ja, <strong>van</strong> de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> man<br />
zocht gij zelfs de vrouw te verwerv<strong>en</strong>’.... <strong>en</strong><br />
hoe gruwde ik to<strong>en</strong> hij vertelde <strong>van</strong> de dood<br />
der meid<strong>en</strong> die met de minnaars hadd<strong>en</strong> geboeleerd<br />
<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> opgehang<strong>en</strong> als lijsters:<br />
‘Spartel<strong>en</strong>d trokk<strong>en</strong> zij ev<strong>en</strong>, ofschoon niet<br />
lang, met de b<strong>en</strong><strong>en</strong>.’ (p. 311).<br />
Later komt <strong>het</strong> zelfs zover dat Albrecht, de<br />
oudere stud<strong>en</strong>t, de Griekse tijd wil lat<strong>en</strong><br />
herlev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> worstelwedstrijd te organiser<strong>en</strong><br />
in homerische stijl, dat wil zegg<strong>en</strong>,
naakt, met olie ingesmeerde lijv<strong>en</strong>, waarbij<br />
de ik-figuur optreedt als arbiter. Zoals te<br />
verwacht<strong>en</strong> was, vergelijkbaar met ‘De perikel<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Berg<strong>en</strong> op Zoom’, wordt de omlijsting<br />
<strong>van</strong> de oudheid wreed doorbrok<strong>en</strong> door<br />
de echte werkelijkheid <strong>en</strong> naaktheid wordt<br />
nu weer als naaktheid ervar<strong>en</strong>. We zi<strong>en</strong> hier,<br />
zoals eerder, weer <strong>het</strong> interferer<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
wereld<strong>en</strong> <strong>van</strong> literatuur <strong>en</strong> realiteit, waarbij<br />
de wereld <strong>van</strong> de verbeelding <strong>het</strong> af moet<br />
legg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> die <strong>van</strong> de saaie werkelijkheid.<br />
In de eerste roman <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong> ‘Joachim <strong>van</strong><br />
Babylon’ kom<strong>en</strong> we naast andere klassieke<br />
allusies, waarop ik later terug zal kom<strong>en</strong>,<br />
ook Homerus weer teg<strong>en</strong>, wat in dit werk<br />
nauwelijks opzi<strong>en</strong> baart, wanneer we op de<br />
titelpagina lez<strong>en</strong>: ‘Het boek <strong>van</strong> Joachim <strong>van</strong><br />
Babylon, <strong>het</strong>welk bevat <strong>het</strong> oprechte verhaal<br />
<strong>van</strong> zijn lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat <strong>van</strong> zijn beroemde<br />
huisvrouw SUZANNA kort geled<strong>en</strong> ontdekt<br />
in de opgraving<strong>en</strong> <strong>van</strong> nat-tah-nam <strong>en</strong> voor<br />
<strong>het</strong> eerst zorgvuldig vertaald <strong>en</strong> uitgegev<strong>en</strong><br />
door e<strong>en</strong> liefhebber der oudheid.’<br />
Hel<strong>en</strong>a figureert ook hier, ev<strong>en</strong>wel niet als<br />
<strong>het</strong> symbool <strong>van</strong> schoonheid, integ<strong>en</strong>deel bijna,<br />
want zij treedt op als deg<strong>en</strong>e die e<strong>en</strong><br />
grotere graad <strong>van</strong> m<strong>en</strong>selijkheid bereikt heeft<br />
dan de kuise Suzanna <strong>van</strong> Joachim <strong>van</strong> Babylon,<br />
die in dit werk inderdaad de onaantastbaarheid<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> godin bezit. Zij is <strong>het</strong> toonbeeld<br />
<strong>van</strong> de Deugd: ‘Hel<strong>en</strong>a <strong>van</strong> Troje had<br />
e<strong>en</strong> kleine vlek bov<strong>en</strong> <strong>het</strong> linkeroog, opdat<br />
de sterveling<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> merk<strong>en</strong> dat zelfs zij<br />
niet tot de volmaaktheid der god<strong>en</strong> kon reik<strong>en</strong>.<br />
Maar Suzanna was vlekkeloos, e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d<br />
beeld.’ (p. 30).<br />
In deze roman wordt ook Odysseus opgevoerd<br />
om de grote verbond<strong>en</strong>heid aan te<br />
gev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Joachim (<strong>en</strong> <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong> zelf, die<br />
zich ook wel e<strong>en</strong>s als e<strong>en</strong> soort Odysseus<br />
heeft aangeduid) met deze zwerver: ‘Soms<br />
las Orax mij voor uit de Odyssee, die mij<br />
bov<strong>en</strong> alles lief was of uit <strong>het</strong> gedicht <strong>van</strong><br />
237<br />
Gilgamesj uit Ur, die zoals de Griek, honderd<br />
gevar<strong>en</strong> trotseerde. Maar g<strong>en</strong>e doet <strong>het</strong> om<br />
uiteindelijk <strong>het</strong> huiselijk geluk te smak<strong>en</strong>,<br />
deze om te ontdekk<strong>en</strong> of wij na dit lev<strong>en</strong><br />
nog langer gekweld zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>.’ (p. 43).<br />
Literaard mag in dit kader één <strong>van</strong> de weinige<br />
toneelstukk<strong>en</strong> 14 <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>, ‘Hel<strong>en</strong>a op<br />
Ithaka’, niet onbesprok<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, al zal ik er<br />
niet te diep op ingaan, aangezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergelijking<br />
met de mythologische stof binn<strong>en</strong> dit<br />
bestek te ver zou voer<strong>en</strong>. Marnix Gijs<strong>en</strong> vat<br />
<strong>het</strong> stuk goed sam<strong>en</strong> in <strong>het</strong> eerder g<strong>en</strong>oemde<br />
interview met Lidy <strong>van</strong> Marissing: ‘Het is e<strong>en</strong><br />
praalstuk, heel veel actie zit er niet in. Het is<br />
gesitueerd in de homerische tijd, maar is erg<br />
modern <strong>van</strong> opvatting, geloof ik. Het begint<br />
op de dag na de thuiskomst <strong>van</strong> Odysseus, na<br />
twintig jaar zwerv<strong>en</strong>. Na e<strong>en</strong> tijdje hangt <strong>het</strong><br />
ordelijk lev<strong>en</strong> hem stierlijk de keel uit. Dan<br />
gaat hij weer weg <strong>en</strong> komt aan zijn einde.<br />
Het grote conflict in <strong>het</strong> stuk speelt zich af<br />
tuss<strong>en</strong> de twee vrouw<strong>en</strong>, de ordelijke <strong>en</strong> de<br />
niet ordelijke, Hel<strong>en</strong>a <strong>en</strong> P<strong>en</strong>elope, de e<strong>en</strong><br />
erotisch <strong>en</strong> de ander huiselijk ingesteld.’ 15<br />
Eig<strong>en</strong>lijk is niet Hel<strong>en</strong>a de hoofdfiguur, zoals<br />
de titel zou do<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong>, zij is slechts<br />
e<strong>en</strong> bijfiguur. maar Odysseus. Hij is hier <strong>het</strong><br />
prototype geword<strong>en</strong> <strong>van</strong> de man. de man<br />
met zijn zwerversnatuur, die ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> zit in<br />
familie <strong>en</strong> huisgezin, e<strong>en</strong> ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>e <strong>van</strong> zijn<br />
omgeving. Odysseus, Hel<strong>en</strong>a <strong>en</strong> P<strong>en</strong>elope<br />
hebb<strong>en</strong> in feite ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel contact met<br />
elkaar, prat<strong>en</strong> gewoon in fraaie volzinn<strong>en</strong><br />
langs elkaar he<strong>en</strong>, sprek<strong>en</strong> hun uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />
visie op de wereld uit <strong>en</strong> gaan onverstoord<br />
huns weegs. De ondertitel <strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk luidt<br />
‘e<strong>en</strong> opera zonder muziek’, in zoverre e<strong>en</strong><br />
juiste b<strong>en</strong>aming, omdat inderdaad ge<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de personages fraaie volzinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> verhev<strong>en</strong><br />
beeldspraak schuwt: ‘E<strong>en</strong> man lijk M<strong>en</strong>elaos,<br />
daar kijk je dwars doorhe<strong>en</strong>, die is lijk e<strong>en</strong><br />
grote brok bergkristal, aan de andere kant<br />
zie je de hele stad, <strong>en</strong> de zee <strong>en</strong> de wereld,
238<br />
maar e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> lijk Paris, die was lijk e<strong>en</strong><br />
donkerblauwe grot, waarin je aarzel<strong>en</strong>d binn<strong>en</strong>schrijdt<br />
<strong>en</strong> je b<strong>en</strong>t op de duur lijk e<strong>en</strong><br />
vleermuis die <strong>het</strong> gehoor verlor<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> je wordt de wand<strong>en</strong> niet meer gewaar,<br />
maar je hoort toch <strong>het</strong> dof geruis <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> verre waterval <strong>en</strong> je gaat verder gestuwd<br />
door <strong>het</strong> mysterie dat je drijft.’ 16<br />
Zo hier <strong>en</strong> daar vind<strong>en</strong> we dan nog e<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>kele verwijzing naar Homerus, maar niet<br />
<strong>van</strong> ev<strong>en</strong>veel belang als in de tot dusver g<strong>en</strong>oemde<br />
voorbeeld<strong>en</strong>.<br />
In Mi chiamamo mimi’: ‘Ik was <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong><br />
meer afwezig geweest dan Odysseus maar<br />
niemand wachtte mij <strong>en</strong> <strong>het</strong> bed was niet<br />
meer <strong>het</strong>zelfde. Er was ge<strong>en</strong> P<strong>en</strong>elope om me<br />
listig vrag<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>.’ (p. 334).<br />
In ‘José es Espanol’ uit ‘Mijn vri<strong>en</strong>d de<br />
moord<strong>en</strong>aar’; ‘Homerus heeft in de Ilias voor<br />
alle tijd<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op <strong>het</strong> feit dat aan tafel<br />
alle teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong>, alle verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgewist: dat zelfs de droefheid<br />
om e<strong>en</strong> zoon die gedood is moet wijk<strong>en</strong><br />
voor de noodzaak <strong>het</strong> lichaam te voed<strong>en</strong>.<br />
Zelfs Niobe, die haar twaalf kindr<strong>en</strong> zag sterv<strong>en</strong>,<br />
hield op met w<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> zette zich aan de<br />
dis. 17 (p. 73).<br />
In ‘Het paard Ugo’: In de keel, dacht ik, of<br />
in <strong>het</strong> hart — maar waar ligt dat? - in ‘<strong>het</strong><br />
weke des buiks’ zoals mijn vertaling <strong>van</strong> de<br />
Ilias zei.’ (p. 15).<br />
In ‘Harmageddon’, bij e<strong>en</strong> beschrijving <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> bijzondere vrouw uit e<strong>en</strong> kleine Amerikaanse<br />
geme<strong>en</strong>schap op Moon Island: ‘Zij is<br />
niet alle<strong>en</strong> onze Juno, ze is onze Cassandra,<br />
maar ze voorspelt alle<strong>en</strong> misère voor zichzelf,<br />
niet voor ander<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zo bekwaam is ze<br />
in haar functie dat de ell<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ook werkelijk<br />
op haar neerkom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ‘onafgebrok<strong>en</strong><br />
reeks.’ (p. 32/33).<br />
In ‘De oudste zoon past de ik-figuur, zoals<br />
vaker bij Gijs<strong>en</strong>, zijn lectuur toe op <strong>het</strong> dagelijks<br />
lev<strong>en</strong>, in dit geval zijn huiselijk lev<strong>en</strong>,<br />
waar e<strong>en</strong> exc<strong>en</strong>trieke oom <strong>het</strong> object <strong>van</strong> de<br />
verbeelding is: ‘dan bekeek ik hem, alsof hij<br />
Odysseus was, die in lomp<strong>en</strong>gewaad in zijn<br />
eig<strong>en</strong> huis neerzit onder <strong>het</strong> geschimp der<br />
vrijers, wacht<strong>en</strong>d op <strong>het</strong> og<strong>en</strong>blik om zijn<br />
flard<strong>en</strong> af te werp<strong>en</strong> <strong>en</strong> stral<strong>en</strong>d <strong>van</strong> kracht<br />
zijn woning te bevrijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de indringers.’<br />
(p.13).<br />
In ‘De parel der diplomatie’ wordt aan de<br />
klassiek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> handelwijze teg<strong>en</strong>over de<br />
vrouw ontle<strong>en</strong>d: ‘maar uit de retorica had hij<br />
de raad <strong>van</strong> Agamemnon onthoud<strong>en</strong>:<br />
‘Wees hard teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vrouw. Zeg nooit te veel.<br />
Zeg wat gezegd moet word<strong>en</strong>, zeg ’t <strong>en</strong> zwijg.’<br />
(P. 138) 18<br />
In ‘De lange nacht’: ‘En later zou B<strong>en</strong>oni<br />
Leo’s hart do<strong>en</strong> smelt<strong>en</strong> door erop te wijz<strong>en</strong><br />
hoe Leo’s moeder zich niet anders had gedrag<strong>en</strong><br />
in de banale veranda <strong>van</strong> haar huis dan<br />
de Homerische gasther<strong>en</strong> die Odysseus onthaald<strong>en</strong>.’<br />
(p. 53). Leo’s moeder had B<strong>en</strong>oni<br />
nl. ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> wijze die er<strong>van</strong> uitging<br />
dat e<strong>en</strong> bezoeker eerst <strong>en</strong> vooral gevoed<br />
moest word<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij was aan kom<strong>en</strong> zett<strong>en</strong><br />
met allerlei versnapering<strong>en</strong>.<br />
In ‘De lange nacht’: ‘Uit de vertaling<strong>en</strong> der<br />
antieke schrijvers was hem slechts één verwarr<strong>en</strong>de<br />
volzin bijgeblev<strong>en</strong>, de woord<strong>en</strong> die<br />
e<strong>en</strong> held tot zijn vrouw richtte: To<strong>en</strong> heb ik<br />
U d<strong>en</strong> maagd<strong>en</strong>gordel ontbond<strong>en</strong>.’ 19 (p.<br />
17).<br />
In ‘Terwille <strong>van</strong> Le<strong>en</strong>tje’: ‘Zij had daarbij<br />
grote bolle og<strong>en</strong>, de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> Hera boôpis,<br />
de godin met <strong>het</strong> koeiegezicht uit Homerus.’<br />
(p. 129).<br />
Ovidius<br />
Aan <strong>het</strong> ve rhaal ‘De boom <strong>van</strong> goed <strong>en</strong><br />
kwaad’ uit de bundel ‘Mijn vri<strong>en</strong>d de moord<strong>en</strong>aar’<br />
gaat e<strong>en</strong> citaat uit de Metamorphoses
<strong>van</strong> Ovidius vooraf: ‘At quoniam coniunx<br />
mea non potes esse/arbor eris certe, dixit<br />
mea.’ 20 Welke betek<strong>en</strong>is heeft dit motto<br />
voor <strong>het</strong> verhaal?<br />
Het gaat in dit verhaal om e<strong>en</strong> oudere ikfiguur<br />
(cf. ‘Worstel<strong>en</strong> in homerische stijlr),<br />
die over zijn jeugd vertelt, doorgebracht<br />
wederom in de buurt <strong>van</strong> Blar<strong>en</strong>, <strong>het</strong> dorpje,<br />
dat zeer dikwijls door Gijs<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> wordt<br />
als locatie voor jeugdherinnering<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> boom, e<strong>en</strong> kastanjelaar, speelt hier e<strong>en</strong><br />
belangrijke rol. De ik-figuur vat namelijk e<strong>en</strong><br />
soort liefde op voor deze boom, welke liefde<br />
terug te voer<strong>en</strong> is op de lectuur <strong>van</strong> de ‘Gedaanteverwisseling<strong>en</strong>’<br />
<strong>van</strong> Ovidius. Door zijn<br />
k<strong>en</strong>nis hier<strong>van</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> citer<strong>en</strong> in <strong>het</strong> Latijn<br />
tracht hij e<strong>en</strong> overwicht te verkrijg<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />
boer<strong>en</strong>jong<strong>en</strong> uit de streek rondom Blar<strong>en</strong>:<br />
‘Aan Alphons verhaalde ik de sage <strong>van</strong> Apollo<br />
<strong>en</strong> Daphne <strong>en</strong> hoe Apollo, teleurgesteld in<br />
zijn liefde voor de onwillige schone, de laurierboom,<br />
haar nieuwe gedaante, toesprak<br />
met de gevleugelde woord<strong>en</strong>: ‘Daar je mijn<br />
bruid niet kunt zijn, wees t<strong>en</strong>minste mijn<br />
boom’. Alphons liet zich vrij oneerbiedig uit<br />
over Apollo die hij, onder meer, e<strong>en</strong> gek<br />
noemde, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> mij noodzaakte mijn overwicht<br />
te herstell<strong>en</strong> door hem de volzin in <strong>het</strong><br />
Latijn voor te zegg<strong>en</strong>.’ (p. 16).<br />
Ook hier is, zoals we reeds <strong>en</strong>kele mal<strong>en</strong><br />
gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zich beroem<strong>en</strong><br />
op k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> literatuur, waarbij met<br />
name de discrepantie tuss<strong>en</strong> de wereld <strong>van</strong><br />
de literatuur <strong>en</strong> de reële, wellicht beter de<br />
realistische, wereld c<strong>en</strong>traal staat.<br />
Zijn literaire liefde voor de boom wordt op<br />
e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik realiteit, omdat hij de<br />
boom daadwerkelijk als zijn geliefde, gelijk<br />
Apollo, gaat zi<strong>en</strong>: ‘Plotseling voelde ik behoefte<br />
de boom aan te rak<strong>en</strong>. Niet alle<strong>en</strong><br />
wilde ik hem betast<strong>en</strong>, zoals m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geliefd<br />
wez<strong>en</strong> beroert, maar ik sloeg mijn arm<strong>en</strong><br />
rond zijn stam <strong>en</strong> drukte mijn wang teg<strong>en</strong><br />
zijn bast zodat ik de harde nerv<strong>en</strong> in mijn<br />
239<br />
vlees voelde <strong>en</strong> onbeweeglijk bleef om mijn<br />
vel niet te beschadig<strong>en</strong>. Aan Daphne dacht ik<br />
niet, want ik had slechts vaag last <strong>van</strong> puberteitsvraagstukk<strong>en</strong>.’<br />
(p. 16). Zelfs spreekt hij<br />
de w<strong>en</strong>s uit om de uitspraak <strong>van</strong> Apollo om<br />
te ker<strong>en</strong> <strong>en</strong> te zegg<strong>en</strong>: ‘Kun je mijn boom<br />
niet zijn, wees dan t<strong>en</strong>minste mijn bruid.’ (p.<br />
17).<br />
Omdat de boer<strong>en</strong>jong<strong>en</strong> Alphons hier e<strong>en</strong><br />
dorpse grap over maakt (‘Voel je niets? Dan<br />
is <strong>het</strong> e<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>boom’ (p. 17)) krijgt de<br />
tekst <strong>van</strong> Ovidius voor hem e<strong>en</strong> beangstig<strong>en</strong>de<br />
<strong>en</strong> verwarr<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> hij keert zich<br />
af <strong>van</strong> de boom (oftewel <strong>van</strong> de literatuur)<br />
<strong>en</strong> richt zich op de werkelijkheid in de figuur<br />
<strong>van</strong> Elsje 21 , e<strong>en</strong> meisje uit <strong>het</strong> dorp. Ook<br />
deze relatie loopt op niets uit, zijn <strong>en</strong> haar<br />
wereld ligg<strong>en</strong> te ver uite<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
dat maakt <strong>het</strong> nog erger, verhangt Elsjes vader<br />
zich aan de kastanjelaar.<br />
Wanneer hij e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> later op school<br />
e<strong>en</strong> gedicht <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> de Woest i j ne ( O<br />
schone boom die brank aan branke/Uw schaduw<strong>en</strong><br />
wissel<strong>en</strong> doet <strong>en</strong> wank<strong>en</strong>’) moet voordrag<strong>en</strong>,<br />
barst hij in tran<strong>en</strong> uit <strong>en</strong> komt tot<br />
<strong>het</strong> inzicht in wat de boom werkelijk voor<br />
hem betek<strong>en</strong>d heeft: ‘dat de boom uit <strong>het</strong><br />
gehucht werkelijk voor mij de boom <strong>van</strong><br />
goed <strong>en</strong> kwaad 22 was geweest; dat ik ge<strong>en</strong><br />
weerstand gebod<strong>en</strong> had to<strong>en</strong> mijn moeder<br />
mij onverhoeds naar de stad meesleepte, omdat<br />
ik vaag had gevoeld hoe bov<strong>en</strong> de vreugde<br />
<strong>en</strong> de pijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> de verneder<strong>en</strong>de<br />
slavernij <strong>van</strong> <strong>het</strong> lichaam <strong>en</strong> bov<strong>en</strong><br />
de glorie <strong>van</strong> onze geestelijke triomf<strong>en</strong>, de<br />
natuur haar gang gaat: onverschillig <strong>en</strong> zelfverzekerd.<br />
Hoe kon ik deze man (de leraar<br />
bij wie de ik-figuur <strong>het</strong> gedicht voordraagt,<br />
H.B.) <strong>van</strong> goede wil, die mijn gevoeligheid<br />
voor hysterie aanzag, do<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong> dat ik<br />
mij aan de schoonheid had vergaapt <strong>en</strong> steun<br />
gezocht had bij e<strong>en</strong> boom, die in zijn majesteit<br />
ev<strong>en</strong> gevoelloos, ev<strong>en</strong> ong<strong>en</strong>aakbaar <strong>en</strong>
240<br />
onverklaarbaar was als de Olympische<br />
god<strong>en</strong>?’ (p.25).<br />
Orpheus <strong>en</strong> Euridice 23<br />
De mythe <strong>van</strong> Orpheus <strong>en</strong> Euridice speelt m<br />
de bek<strong>en</strong>de <strong>en</strong> meest autobiografische roman<br />
‘Klaaglied om Agnes’ e<strong>en</strong> belangrijke rol.<br />
Deze roman bevat e<strong>en</strong> terublik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> oudere<br />
ik-figuur op e<strong>en</strong> jeugdliefde, die voor hem<br />
e<strong>en</strong> exist<strong>en</strong>tiële betek<strong>en</strong>is is geweest. De eerste<br />
indirecte verwijzing naar de mythe vind<strong>en</strong><br />
we wanneer de ik-figuur spreekt over<br />
zijn reeds na acht wek<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong> zusje<br />
Agnes <strong>en</strong> zegt <strong>het</strong> gevoel te hebb<strong>en</strong> onrechtmatig<br />
haar plaats in dit lev<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> te<br />
hebb<strong>en</strong>: ‘misschi<strong>en</strong> was mijn verder bestaan<br />
niets anders dan e<strong>en</strong> jacht op deze bleke<br />
schim 24 . op dit wankele kind, dat in de<br />
gruwelijke verstarring der stuip<strong>en</strong> had moet<strong>en</strong><br />
sterv<strong>en</strong>.’ (p. 16).<br />
Wanneer hij later in contact komt met e<strong>en</strong><br />
meisje, dat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s de naam Agnes draagt, <strong>en</strong><br />
verliefd op haar wordt, legt de lezer maar ook<br />
de ik-figuur zelf verband met <strong>het</strong> gestorv<strong>en</strong><br />
zusje. Het zusje is te beschouw<strong>en</strong> als de<br />
‘oer-Euridice’ <strong>en</strong> de geliefde is haar ‘herverschijning’:<br />
‘Zij was anders, zij was <strong>en</strong>ig. Zij<br />
was Agnes. Zij was mijn dode zuster. Ik weet<br />
niet hoe ik die verschuiving <strong>van</strong> <strong>het</strong> dode<br />
kind naar <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>de meisje in mij bewerkte.<br />
Alle<strong>en</strong> omwille <strong>van</strong> de naam? Ik leefde in<br />
e<strong>en</strong> sfeer waarin alle<strong>en</strong> <strong>het</strong> abnormale mij<br />
natuurlijk <strong>en</strong> <strong>van</strong>zelfsprek<strong>en</strong>d voorkwam. Ik<br />
tastte rond in e<strong>en</strong> duistere wereld waar<strong>van</strong> ik<br />
<strong>het</strong> grondplan niet k<strong>en</strong>de.’ (p. 39). Ook in<br />
dit citaat is sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> indirecte verwijzing<br />
naar <strong>het</strong> mythologische gegev<strong>en</strong>. Anders<br />
ligt dat in <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de gedeelte, waar<br />
de mannelijke hoofdfiguur <strong>van</strong> zijn patroon<br />
toegangskaart<strong>en</strong> krijgt voor Gluck’s opera<br />
‘Orfeus’. Hij <strong>en</strong> zijn geliefde g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> daar<br />
zeer int<strong>en</strong>s <strong>van</strong>, maar hij voorvoelt de bete-<br />
k<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal voor zijn eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>:<br />
‘maar daarbij zou ik Orpheus aanhor<strong>en</strong> als<br />
e<strong>en</strong> prop<strong>het</strong>ische aankondiging, <strong>en</strong> duister<br />
voel<strong>en</strong> dat dit drama, alhoewel blij eindig<strong>en</strong>d<br />
terwille <strong>van</strong> de eis<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bedorv<strong>en</strong> publiek,<br />
de droefheid <strong>van</strong> mijn lev<strong>en</strong> wijding <strong>en</strong><br />
diepte zou verl<strong>en</strong><strong>en</strong>.’ (p. 86/87).<br />
De tweede Agnes ofwel de tweede Euridice<br />
heeft e<strong>en</strong> zwakke gezondheid, die terug te<br />
voer<strong>en</strong> is op de slechte sociale omstandighed<strong>en</strong><br />
waarin e<strong>en</strong> onderwijzer zijn kinder<strong>en</strong> in<br />
die tijd (eerste dec<strong>en</strong>nia <strong>van</strong> de 20ste eeuw)<br />
moest opvoed<strong>en</strong>. Het meisje blijkt na e<strong>en</strong><br />
eerste verkoudheid erger ziek te zijn dan<br />
verwacht, tuberculose is de diagnose. De ikfiguur<br />
kan dit, begrijpelijk, heel moeilijk aanvaard<strong>en</strong>.<br />
Binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> de vergelijking<br />
met de Orpheus-mythe kan de tuberculose<br />
m.i. gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als de p<strong>en</strong>dant <strong>van</strong><br />
de slang<strong>en</strong>beet in <strong>het</strong> oorspronkelijke verhaal:<br />
‘Het was of zij met <strong>en</strong>kele woord<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
muur had opgetrokk<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> haar <strong>en</strong> mij<br />
(<strong>het</strong> bericht nl. dat zij tuberculose had,<br />
H.B.): de scheiding tuss<strong>en</strong> gezond<strong>en</strong> <strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>,<br />
tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong> die naar <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> toegaan <strong>en</strong><br />
h<strong>en</strong> die zich in de duisternis terugtrekk<strong>en</strong>’, (p.<br />
145).<br />
Hij kan dit uiterst moeizaam verwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatie <strong>van</strong> zichzelf met Orpheus<br />
vindt dan ook snel plaats: ‘Het is to<strong>en</strong> dat<br />
mij de gezang<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orpheus weer voor de<br />
geest zijn gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik betrapte mij erop,<br />
to<strong>en</strong> ik na mijn werk door <strong>het</strong> romantische<br />
stadspark liep, waar <strong>en</strong>kele rotspartij<strong>en</strong> aan<br />
<strong>het</strong> decor <strong>van</strong> de opera herinnerd<strong>en</strong>, dat ik<br />
de klacht <strong>van</strong> Orpheus zong.’ (p 154).<br />
Hij gaat zich naarmate de tuberculose <strong>van</strong><br />
zijn geliefde Agnes verergert, steeds meer<br />
vere<strong>en</strong>zelvig<strong>en</strong> met Orpheus: ‘Ik heb echter<br />
ondervond<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> gruwel groter is dan<br />
de dood: <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> klag<strong>en</strong>d gemis.<br />
Van dat og<strong>en</strong>blik af is de zoete klacht <strong>van</strong><br />
Orpheus, door mijn lev<strong>en</strong> zonder verpos<strong>en</strong><br />
gaan klink<strong>en</strong>.’ (p. 174). Hij is gelijk Orpheus,
ereid om met haar de tocht door de duisternis<br />
te mak<strong>en</strong>: ‘Want ik had mijn eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong><br />
opgegev<strong>en</strong> met <strong>het</strong> hare <strong>en</strong> was volkom<strong>en</strong><br />
bereid voor de dood’ (p. 164) <strong>en</strong> ‘Vanaf die<br />
dag heb ik in vri<strong>en</strong>dschap met de dood geleefd.’(p.<br />
174).<br />
Als Agnes in Zwitserland is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />
e<strong>en</strong> sanatorium, wordt dat laatste (hoe ironisch,<br />
als we de etymologie <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord in<br />
aanmerking nem<strong>en</strong>) ook omschrev<strong>en</strong> als de<br />
wereld <strong>van</strong> Euridice, waar hij haar niet meer<br />
zal kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>: ‘Ik k<strong>en</strong>de ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> die<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> was mij of Agnes verkeerde<br />
tuss<strong>en</strong> de ombres, spectres, larves terribles<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> verre onderwereld.’ (p. 176). Agnes<br />
wordt e<strong>en</strong> aantal bladzijd<strong>en</strong> verder ook inderdaad<br />
geïd<strong>en</strong>tificeerd met de mythologische<br />
figuur: ‘Ik klampte mij echter vast aan<br />
de verre geliefde, aan de onberoerde, maagdelijke<br />
Agnes, aan de Euridice, die niet meer<br />
weer zou ker<strong>en</strong>.’ (p. 181). Vrijwel aan <strong>het</strong><br />
eind <strong>van</strong> de roman is <strong>het</strong> onontkoombare<br />
gebeurd: ‘Voor alle dag<strong>en</strong> die kom<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>,<br />
had ik Euridice verlor<strong>en</strong>.’ (p. 183/84).<br />
In de laatste zin <strong>van</strong> deze elegie in proza<br />
wordt nogmaals <strong>het</strong> eerder gememoreerde<br />
verband tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> zusje Agnes <strong>en</strong> de geliefde<br />
Agnes gelegd: ‘Ik heb geweigerd de Heer<br />
te zi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ijdele dwingeland, <strong>en</strong> <strong>het</strong> hart<br />
bitter als alsem, b<strong>en</strong> ik godslaster<strong>en</strong>d <strong>het</strong><br />
lev<strong>en</strong> ingegaan, omwille <strong>van</strong> Agnes, mijn kuise<br />
bruid, mijn dode zuster gelijk Euridice<br />
tweemaal verlor<strong>en</strong>.’ (p. 184/85). 25<br />
De grote God Pan<br />
Het verhaal ‘De grote God Pan’ is <strong>het</strong> titelverhaal<br />
uit de gelijknamige bundel, die acht<br />
verhal<strong>en</strong> bevat, op één uitzondering na alle<br />
ik-verhal<strong>en</strong>, versch<strong>en</strong><strong>en</strong> in 1973. De bundel<br />
vormt ge<strong>en</strong> vernieuwing binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> oeuvre<br />
<strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>, veeleer biedt hij variant<strong>en</strong> op<br />
Gijs<strong>en</strong>s ‘klassiek’ geword<strong>en</strong> themata <strong>en</strong> mo-<br />
241<br />
tiev<strong>en</strong> zoals <strong>het</strong> erotisch ontwak<strong>en</strong> bij de<br />
adolesc<strong>en</strong>t, de schokk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ontluister<strong>en</strong>de<br />
confrontatie met de seksuele realiteit, waarop<br />
de katholiek-puriteinse opvoeding niet<br />
heeft voorbereid, <strong>het</strong> verlang<strong>en</strong> naar tederheid<br />
<strong>en</strong> geborg<strong>en</strong>heid, de moederbinding,<br />
e<strong>en</strong>zaamheid <strong>en</strong> liefde, de erotiek <strong>van</strong> de<br />
oudere man. 26<br />
E<strong>en</strong> aantal <strong>van</strong> de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
vind<strong>en</strong> we terug in <strong>het</strong> door ons te onderzoek<strong>en</strong><br />
verhaal: E<strong>en</strong> weergave <strong>van</strong> de inhoud<br />
zal dat duidelijk mak<strong>en</strong>. De hoofdfiguur,<br />
Adriaan <strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> vijftigjarige,<br />
weltfremde kamergeleerde, classicus,<br />
estheet, romanticus, zeer gecultiveerd, e<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong>zaam vrijgezel met moederbinding. Zoals<br />
vele <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>s personages treedt hij na zijn<br />
moeders dood ongewap<strong>en</strong>d teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> seksuele<br />
bedrijf <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> in. Al wat met sex te<br />
mak<strong>en</strong> heeft vervult hem met walg <strong>en</strong> ontzetting.<br />
Over de liefde heeft hij zeer verhev<strong>en</strong><br />
opvatting<strong>en</strong>: ‘Ik was e<strong>en</strong> verstokte vrijgezel<br />
<strong>en</strong> kon e<strong>en</strong> liefdesverhouding alle<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />
in <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> de Griekse mythologie, e<strong>en</strong><br />
edel plechtig bedrijf.’ (p. 409).<br />
Plotseling maakte e<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong> hem als classicus<br />
wereldberoemd: hij slaagt erin e<strong>en</strong> antiek<br />
Afrodite-beeld uit de originele del<strong>en</strong> opnieuw<br />
sam<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>. Het beeld wordt de<br />
V<strong>en</strong>us Hobok<strong>en</strong>sis g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> zo beschikt<br />
de geleerde dan toch over e<strong>en</strong> vrouw, zij <strong>het</strong><br />
e<strong>en</strong> surrogaatvrouw, die hem, althans in zijn<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke ijver, gelukkig stemt. Hij<br />
wordt uitg<strong>en</strong>odigd in Ath<strong>en</strong>e, waar de plechtige<br />
‘hersam<strong>en</strong>stelling’ <strong>van</strong> <strong>het</strong> originele<br />
beeld zal plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar hem tev<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> hoge onderscheiding zal word<strong>en</strong> uitgereikt.<br />
In <strong>het</strong> vliegtuig naar Ath<strong>en</strong>e maakt hij k<strong>en</strong>nis<br />
met e<strong>en</strong> jonge danseres uit Weimar. Agiaë, zo<br />
noemt hij dat meisje, wijdt hem in de liefde<br />
in. Er ontstaat e<strong>en</strong> liefdesverhouding, waarin<br />
zij de oudere man als e<strong>en</strong> toegewijde vader<br />
gaat ervar<strong>en</strong>, terwijl zij voor hem eerder de
242<br />
oedipale terugkeer naar de oorsprong verteg<strong>en</strong>woordigt,<br />
<strong>het</strong> verlang<strong>en</strong> naar de moederschoot,<br />
naar geborg<strong>en</strong>heid (cf. tijd<strong>en</strong>s hun<br />
sam<strong>en</strong>zijn noemt hij haar ‘moetje’, zij noemt<br />
hem ‘kindje’). Heel ev<strong>en</strong> ontstaat tuss<strong>en</strong> beid<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> misverstand na zijn ongewilde k<strong>en</strong>nismaking<br />
met twee heertjes <strong>van</strong>wie één hem<br />
noemt: The great God Pan, de god <strong>van</strong> de<br />
liefdesroes. Als Agiaë bij de muziek <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
herdersfluit op de Acropolis danst, stort zij<br />
te pletter. Het verhaal eindigt met e<strong>en</strong> typisch<br />
Gijs<strong>en</strong>iaanse anti-climax: ‘Zes maand<strong>en</strong><br />
later b<strong>en</strong> ik met de rijke weduwe Brussers<br />
gehuwd.’ (p. 427).<br />
In dit verhaal zitt<strong>en</strong> nogal wat reminisc<strong>en</strong>ties<br />
verborg<strong>en</strong>, niet zó verwonderlijk als de<br />
hoofdfiguur e<strong>en</strong> classicus is. Hij tek<strong>en</strong>t zich<br />
aan<strong>van</strong>kelijk als e<strong>en</strong> rustig in de provincie<br />
weggedok<strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t, vol twijfel over de duurzaamheid<br />
<strong>van</strong> de klassiek<strong>en</strong> voor <strong>het</strong> nageslacht:<br />
‘Ik deed <strong>het</strong> vlijtig (<strong>het</strong> docer<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
klassieke tal<strong>en</strong>, 11.B.), alhoewel ik me dikwijls<br />
afvroeg of de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de aorist iets<br />
kan bijdrag<strong>en</strong> tot <strong>het</strong> geluk <strong>van</strong> de stevige<br />
boer<strong>en</strong>zon<strong>en</strong>, die veel meer aandacht besteedd<strong>en</strong><br />
aan de diverse automerk<strong>en</strong> dan aan<br />
mijn wijsheid.’ (p. 407).<br />
Onze classicus draagt de bijnaam ‘Kunoopidos<br />
27 , de hond<strong>en</strong>snuif. Hoe hij daaraan<br />
komt blijft vooralsnog onduidelijk. Hij heeft<br />
hem, zo blijkt, gekreg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de langzame<br />
aftakelingsperiode <strong>van</strong> zijn moeder, die in<br />
haar kindsheid al maar prat<strong>en</strong>d dan ook<br />
Eulalia 23 blijkt te <strong>het</strong><strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s de wak<strong>en</strong><br />
bij <strong>het</strong> sterfbed <strong>van</strong> zijn moeder is hij naar<br />
zijn zegg<strong>en</strong> ‘op e<strong>en</strong> punt <strong>van</strong> zijn beroep<br />
maniak geword<strong>en</strong>’, waardoor we erachter<br />
kom<strong>en</strong> waaraan hij zijn bijnaam te dank<strong>en</strong><br />
heeft: Tk herlas voor de zoveelste maal de<br />
Odyssee <strong>en</strong> bleef stil bij zang IV 145-146.<br />
Daarin spreekt Hel<strong>en</strong>a haar man toe wanneer<br />
ze Telemachus herk<strong>en</strong>t: ‘Hij is <strong>het</strong>, <strong>het</strong> is<br />
Telemachus die Ulysses amper heeft zi<strong>en</strong> gebor<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> <strong>en</strong> die hij, de held, thuis<br />
moest lat<strong>en</strong> wanneer jullie all<strong>en</strong>, Achaiërs,<br />
voor mij, met mijn hond<strong>en</strong>gezicht, naar<br />
Troje de felste oorlog ging<strong>en</strong> voer<strong>en</strong>....’<br />
Koei<strong>en</strong>gezicht is bij Homeros e<strong>en</strong> complim<strong>en</strong>t<br />
terwüle <strong>van</strong> de grote og<strong>en</strong> – dat weet<br />
iedere<strong>en</strong> – maar slechts e<strong>en</strong>s 29 gebruikte hij<br />
Kunoopidos, hond<strong>en</strong>gezicht. Hoe kon<br />
iemand mij verklar<strong>en</strong> waarom de schoonste<br />
der vrouw<strong>en</strong> zich zo zelfdepreciër<strong>en</strong>d uitlaat,<br />
want <strong>van</strong> haar schoonheid was ze zich toch<br />
bewust? Die had onheil g<strong>en</strong>oeg veroorzaakt.<br />
En welk misprijz<strong>en</strong> bleek er uit haar woord<strong>en</strong><br />
teg<strong>en</strong>over de Achaièse held<strong>en</strong>, die voor<br />
zulk e<strong>en</strong> hond<strong>en</strong>snuit de grootste aller oorlog<strong>en</strong><br />
hadd<strong>en</strong> ontket<strong>en</strong>d.’ (p. 409).<br />
Het zal de lezer ev<strong>en</strong>wel nog niet duidelijk<br />
zijn waarom Adriaan <strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong> nu deze<br />
bijnaam krijgt. Uit <strong>het</strong> voorgaande citaat is<br />
duidelijk dat <strong>het</strong> voor hem e<strong>en</strong> duistere passage<br />
is <strong>en</strong> m<strong>en</strong>ig classicus wordt dan ook<br />
geraadpleegd. De meest<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat ze <strong>het</strong><br />
ook niet wet<strong>en</strong>, sommig<strong>en</strong> bewer<strong>en</strong> dat Homerus<br />
hier zijn ware aard toont, nl. zich als<br />
cynicus verraadt. Zo verkreeg Adriaan de<br />
bijnaam hond<strong>en</strong>suit.<br />
De werkelijkheid omtr<strong>en</strong>t dit epit<strong>het</strong>on ligt<br />
echter anders. De betiteling is voor classici<br />
helemaal niet problematisch. De verteller <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> verhaal (misschi<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> we zegg<strong>en</strong><br />
Gijs<strong>en</strong>) interpreteert <strong>het</strong> woord teveel naar<br />
de etymologie of anders teveel naar zijn hed<strong>en</strong>daagse<br />
connotatieve waarde. Bij Homerus<br />
is κ�ων e<strong>en</strong> gebruikelijk scheldwoord ter<br />
aanduiding <strong>van</strong> vermetelheid <strong>en</strong> onbeschaamdheid.<br />
Hel<strong>en</strong>a duidt zich zelf ook als<br />
zodanig aan in Ilias 6/344. 30<br />
Tot nu toe is de term uitsluit<strong>en</strong>d gebruikt in<br />
verband met Hel<strong>en</strong>a <strong>en</strong> wel zodanig, dat de<br />
nadruk gelegd wordt op de zelfk<strong>en</strong>nis <strong>van</strong><br />
Hel<strong>en</strong>a <strong>en</strong> de domheid <strong>van</strong> de Achaiëse held<strong>en</strong>,<br />
later in <strong>het</strong> verhaal krijgt de bijnaam<br />
m.i. e<strong>en</strong> andere gevoelswaarde, wanneer<br />
Adriaan <strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong> zich overgeeft aan meditaties<br />
betreff<strong>en</strong>de zijn e<strong>en</strong>zaamheid (‘Ik
<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wees <strong>van</strong> vijftig jaar’) <strong>en</strong> de ontsnappingsmogelijkheid<br />
daaruit overd<strong>en</strong>kt: ‘De<br />
vrouw<strong>en</strong> waarmee ik in aanraking was geweest<br />
war<strong>en</strong> mij all<strong>en</strong> opgevall<strong>en</strong>, ook wanneer<br />
ze e<strong>en</strong> zekere cultuur bezat<strong>en</strong>, door hun<br />
gebrek aan verstand. Ze hadd<strong>en</strong> in feite allemaal<br />
e<strong>en</strong> hond<strong>en</strong>snuit.’ (p. 413). Alle vrouw<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> hier k<strong>en</strong>nelijk gelijkgesteld aan<br />
Hel<strong>en</strong>a (waarom anders zou Gijs<strong>en</strong> juist deze<br />
betiteling gekoz<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>? ) in die zin, dat<br />
Adriaan er<strong>van</strong> uitgaat dat zij voor e<strong>en</strong> man<br />
<strong>en</strong>kel kommemis <strong>en</strong> ell<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />
Echt merkwaardig wordt de term hund<strong>en</strong>snuit,<br />
wanneer hij niet voor e<strong>en</strong> vrouw of<br />
vrouw<strong>en</strong> gebruikt wordt, maar in verband<br />
gebracht wordt met de verteller <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal<br />
zelf. Wanneer deze sam<strong>en</strong> met de danseres<br />
in Ath<strong>en</strong>e allerlei bezi<strong>en</strong>swaardighed<strong>en</strong><br />
bezoekt, staat er: ‘In <strong>het</strong> Byzantijns museum<br />
ontdekt<strong>en</strong> we mijn portret: e<strong>en</strong> icoon <strong>van</strong><br />
St. Christopher met e<strong>en</strong> echte spitse hond<strong>en</strong>snuit.’<br />
(p. 417). Of <strong>het</strong> begrip duidt hier<br />
slechts de overe<strong>en</strong>komst aan <strong>van</strong> Adriaans<br />
gezicht met de vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hond<strong>en</strong>kop óf<br />
er wordt mee aangegev<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> hond<strong>en</strong>snuit ongelukk<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge zal<br />
kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t voor de laatste<br />
opvatting vind<strong>en</strong> we in de fatale afloop<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal.<br />
E<strong>en</strong> tweede id<strong>en</strong>tificatie met e<strong>en</strong> mythologische<br />
figuur vindt plaats, wanneer de ikfiguur<br />
zich als volgt beschrijft: ‘...ik droeg<br />
e<strong>en</strong> korte ringbaard (gelijk Gijs<strong>en</strong> zelf, H.B.),<br />
die ik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kop <strong>van</strong> Odysseus gekopieerd<br />
had <strong>en</strong> die me e<strong>en</strong> gedistingeerd uiterlijk<br />
gaf.’ (p. 412). In zoverre komt Adriaan <strong>van</strong><br />
Hobok<strong>en</strong> met deze figuur overe<strong>en</strong>, dat hij na<br />
e<strong>en</strong> ‘zwerftocht’ naar <strong>en</strong> door Ath<strong>en</strong>a, waar<br />
hij toch wel <strong>het</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander meegemaakt<br />
heeft, uiteindelijk terugkeert naar huis <strong>en</strong><br />
haard.<br />
Alvor<strong>en</strong>s de derde <strong>en</strong> wellicht de belangrijkste<br />
id<strong>en</strong>tificatie, die met de God Pan, aan de<br />
orde te stell<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> korte excurs naar aanlei-<br />
243<br />
ding <strong>van</strong> de figuur Agiaë. Agiaë is de naam,<br />
die Adriaan <strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>t aan de<br />
danseres die hij in <strong>het</strong> vliegtuig naar Ath<strong>en</strong>e<br />
ontmoet. De werkelijke naam <strong>van</strong> <strong>het</strong> meisje<br />
luidt Putsi Bernardi. Adriaan doopt die naam<br />
om in Agiaé, de stral<strong>en</strong>de, e<strong>en</strong> letterlijke<br />
vertaling <strong>van</strong> Putsi, maar ongetwijfeld tev<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> verwijzing naar Agiaia, <strong>het</strong> sieraad, één<br />
<strong>van</strong> de drie Gratiën, de begeleidsters <strong>van</strong><br />
V<strong>en</strong>us, in e<strong>en</strong> verhaal waar de liefde zo’n<br />
belangrijke rol vervult, niet zonder betek<strong>en</strong>is.<br />
Die Gratiën word<strong>en</strong> vaak afgebeeld als<br />
naakt <strong>en</strong> dans<strong>en</strong>d (sic! ) <strong>en</strong> werd<strong>en</strong> o.a. vereerd<br />
op de Akropolis, e<strong>en</strong> niet onaardig gegev<strong>en</strong><br />
als we dat in verband br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met <strong>het</strong><br />
slot <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal waar Agiaè danst op de<br />
Akropolis31 . De figuur Agiaè functioneert in<br />
dit verhaal op verschill<strong>en</strong>de niveau’s. Enerzijds<br />
verteg<strong>en</strong>woordigt zij de erotiek, leidt zij<br />
Adriaan in dit voor hem tot dan toe onbek<strong>en</strong>de<br />
terrein. Hier ook ligt <strong>het</strong> verband met<br />
V<strong>en</strong>us. Anderzijds is zij de moeder, die de<br />
opvoeding, de vorming <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind voltooid<br />
heeft. De naamgeving ‘moetje’ <strong>en</strong> ‘kindje’ in<br />
hun eerste nachtelijke sam<strong>en</strong>zijn duidt daarop.<br />
Dit moederaspect krijgt e<strong>en</strong> des te sterker<br />
acc<strong>en</strong>t wanneer we in onze beschouwing<strong>en</strong><br />
betrekk<strong>en</strong> <strong>het</strong> feit dat Putsi/Agiaë uit<br />
Weimar afkomstig is; e<strong>en</strong> plaats die onvermijdelijk<br />
naar Goethe leidt. 32<br />
Toevalligerwijs 33 ontdekte ik bij Harry Mulisch<br />
in zijn De Verteller verteld <strong>en</strong>kele aanknopingspunt<strong>en</strong>.<br />
Hij laat daar Goethes beroemde<br />
gesprekspartner aan <strong>het</strong> woord, Johann<br />
Peter Eckermann: ‘Ileute zum Nachtisch<br />
bereitete Goethe mir ein<strong>en</strong> hoh<strong>en</strong> G<strong>en</strong>uss,<br />
indem er mir die Scène vorlas, wo<br />
Faust zu d<strong>en</strong> Müttern geht. Das Neue, Ungeahndete<br />
des Geg<strong>en</strong>standes, so wie die Art<br />
und die Weise wie Goethe mir die Scène<br />
vortrug, ergriff mich wundersam, so dass ich<br />
mich ganz in die Lage von Faust versetzt<br />
füllte, d<strong>en</strong> bey der Mittheilung gleichfalls ein<br />
Schauer überlaüft. Ich batte das Dargestellte
244<br />
wohl gehort und wohl empfund<strong>en</strong>, aber es<br />
blieb mir so vieles ratselhaft dass ich mir<br />
gedrung<strong>en</strong> fühlte, Goethe urn einig<strong>en</strong> Aufschluss<br />
zu bitt<strong>en</strong>. Er aber, in seiner gewöhnlich<strong>en</strong><br />
Art, hüllte sich in Geheimnisse, indem<br />
er mich mit gross<strong>en</strong> Aug<strong>en</strong> anblickte und mor<br />
die Worte wiederholte:<br />
Die Mütter’. Mütter! ’s klingt so wunderlicht!<br />
– ‘Ich kann Ihn<strong>en</strong> weiter nichts verrat<strong>en</strong>,’<br />
sagte er darauf, ‘als das ich beim Plutarch<br />
(<strong>van</strong> belang, zie onder) gefund<strong>en</strong>, dass<br />
im griechisc<strong>en</strong> Alterthume von Müttern, als<br />
Gottheit<strong>en</strong>, die Rede gewes<strong>en</strong>....’ 34 Het gaat<br />
hier over e<strong>en</strong> scène uit Faust II, die zo begint:<br />
Mephistoles<br />
Ungern <strong>en</strong>tdeck’ ich höheres Geheimnis<br />
Göttinn<strong>en</strong> thron<strong>en</strong> hehr in Einsamkeit,<br />
Um sie kein<strong>en</strong> Ort, noch w<strong>en</strong>iger eine Zeit;<br />
Von Ihn<strong>en</strong> sprech<strong>en</strong> ist Verleg<strong>en</strong>heit.<br />
Die Mütter sind es!<br />
Faust (aufgeschreckt)<br />
Mütter!<br />
Mephistoles<br />
Schaudert ’s dich?<br />
Mephistoles<br />
Die Mütter! Mütter! ’s klingt so wunderlicht!<br />
En naderhand zegt de Homunculus, de<br />
kunstmatige m<strong>en</strong>s, kort <strong>en</strong> bondig:<br />
Wer zu d<strong>en</strong> Müttern sich gewagt,<br />
Hat weiter nichts zu übersteh<strong>en</strong>.’ 35<br />
Wat ligt er meer voor de hand dan te veronderstell<strong>en</strong><br />
dat Adriaan <strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong>, de<br />
weltfremde kamergeleerde, uitsluit<strong>en</strong>d lev<strong>en</strong>d<br />
in de wereld <strong>van</strong> de geest, de p<strong>en</strong>dant<br />
vormt <strong>van</strong> de kunstmatige m<strong>en</strong>s Homunculus,<br />
die tot e<strong>en</strong> volledig m<strong>en</strong>s is geword<strong>en</strong>,<br />
doordat hij e<strong>en</strong> relatie aangaat met de ‘godin’<br />
Agiaë, die, zoals we gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />
duidelijk ook e<strong>en</strong> soort moederrol vervult.<br />
Het volg<strong>en</strong>de citaat toont nog e<strong>en</strong>s duidelijk<br />
de belangrijke functie <strong>van</strong> Agiaë voor<br />
Adriaan: ‘Hoe moet ik dan over jou d<strong>en</strong>-<br />
k<strong>en</strong>? ‘Als aan de vrouw,’ zei Agiaë, ‘aan<br />
de vrouw die je <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> heeft geop<strong>en</strong>baard’.<br />
(p. 426). De cursivering is <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>.<br />
De belangrijkste id<strong>en</strong>tificatie is die met de<br />
god Pan, in de Griekse mythologie e<strong>en</strong> betrekkelijk<br />
onbelangrijke god, doch die via<br />
Plutarchus, die Gijs<strong>en</strong> behoorlijk gek<strong>en</strong>d<br />
moet hebb<strong>en</strong> 36 , de naam grote God toegemet<strong>en</strong><br />
krijgt. 37 E<strong>en</strong> god ook die zeer veel te<br />
mak<strong>en</strong> heeft met de liefde, ook al is <strong>het</strong> in<br />
dit verhaal niet de puur geslachtelijke liefde<br />
zoals bij de oorspronkelijke Pan, die de aandacht<br />
krijgt.<br />
E<strong>en</strong> vooraanduiding <strong>van</strong> deze id<strong>en</strong>tificatie<br />
zi<strong>en</strong> we wanneer de ik-figuur, na hun k<strong>en</strong>nismaking,<br />
met de danseres Putst Bernardi<br />
rondlop<strong>en</strong>d door Ath<strong>en</strong>e, op e<strong>en</strong> bepaalde<br />
manier aangeduid wordt: ‘De Griek<strong>en</strong> nam<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> niet zo erg op. Ze vond<strong>en</strong> <strong>het</strong> heel normaal<br />
dat e<strong>en</strong> man <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zekere leeftijd nog<br />
happig was op plastische schoonheid. E<strong>en</strong><br />
oude bok <strong>en</strong>z.’ (p. 416). Duidelijker kan <strong>het</strong><br />
niet, lijkt me.<br />
Directer is de gelijkstelling wanneer Adriaan<br />
verzeild raakt in e<strong>en</strong> nogal obscure dansgeleg<strong>en</strong>heid<br />
<strong>en</strong> geconfronteerd wordt met twee<br />
prostituees, <strong>van</strong>wie er één bijna literair Engels<br />
spreekt (‘die sprak zoals e<strong>en</strong> personage<br />
uit e<strong>en</strong> roman <strong>van</strong> Jane Aust<strong>en</strong>,’ (p. 422) 38<br />
<strong>en</strong> hem aanduidt op e<strong>en</strong> wijze die hem sprakeloos<br />
maakt: ‘And furthermore,’ herhaalde<br />
Doris, ‘you look like the great God Pan’, (p.<br />
423) welke b<strong>en</strong>aming ze later in haar dronk<strong>en</strong>schap<br />
voortdur<strong>en</strong>d blijft herhal<strong>en</strong>. Op dit<br />
mom<strong>en</strong>t d<strong>en</strong>kt hij merkwaardigerwijs aan<br />
zijn moeder: ‘Ze moest me hier zi<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>,<br />
dacht ik, tuss<strong>en</strong> twee Griekse hoer<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />
reg<strong>en</strong>achtige zomernamiddag: De Grote God<br />
Pan.’ (p. 424). Dat <strong>het</strong> juist prostituees zijn<br />
die hem deze ‘eretitel gev<strong>en</strong>, mag ge<strong>en</strong> verwondering<br />
wekk<strong>en</strong>.<br />
Ook <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal, vlak voor <strong>het</strong><br />
fatale neerstort<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geliefde danseres,<br />
bevestigt indirect de mythologische refer<strong>en</strong>-
tie. Het meisje danst dan bij de muziek <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> herdersfluit (<strong>het</strong> instrum<strong>en</strong>t <strong>van</strong> Pan) op<br />
de Akropolis: ‘dan weer beeldde ze e<strong>en</strong><br />
bacchante uit die <strong>het</strong> hoofd achterover <strong>en</strong> de<br />
lange har<strong>en</strong> omlaaghang<strong>en</strong>d met woest geweld<br />
e<strong>en</strong> onzichtbare Orpheus achteraan zat<br />
om hem de ledemat<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> lijf te rukk<strong>en</strong>’<br />
(p. 426) <strong>en</strong> ‘ze begon opnieuw wild te dans<strong>en</strong>,<br />
ze was weer e<strong>en</strong> woeste, uitgelat<strong>en</strong><br />
ma<strong>en</strong>ade.’ (p. 427).<br />
Wanneer hij teruggekeerd is in zijn woonplaats<br />
<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> heeft tot e<strong>en</strong> huwelijk met<br />
de rijke weduwe Brussers, sluit hij <strong>het</strong> verhaal<br />
af op e<strong>en</strong> wijze, die elk misverstand<br />
omtr<strong>en</strong>t zijn id<strong>en</strong>titeit uitsluit, maar tev<strong>en</strong>s<br />
zo cynisch, dat de eersteg<strong>en</strong>oemde verwijzing<br />
(hond<strong>en</strong>snuit) weer in de herinnering<br />
NOTEN<br />
1 Joos Florquin, T<strong>en</strong> huize <strong>van</strong> Marnix Gijs<strong>en</strong> I,<br />
iiitgeg. door <strong>het</strong> Davidsfonds Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> Orion-<br />
Desclée De Brouwer N. V., tweede gewijzigde<br />
druk, 1972, t.v.-opname <strong>van</strong> 11 december<br />
1959, p. 82.<br />
2 Zó alle<strong>en</strong> kan dat nu ook weer niet geweest zijn<br />
als we Gijs<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> gelov<strong>en</strong> in zijn De leerjar<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Jan-Albert Goris, waarbij vooral de curieuze<br />
didaktische methode aandacht verdi<strong>en</strong>t: ‘Al wie<br />
to<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klassieke vorming had gekreg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
vorming die ik met kunst <strong>en</strong> vliegwerk (zie de<br />
brief <strong>van</strong> Goris in dit nummer, H.B.) trachtte te<br />
verover<strong>en</strong> – was voor mij e<strong>en</strong> meester <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
voorbeeld. E<strong>en</strong> ex-jezuiet, die toch als burger<br />
leraar geblev<strong>en</strong> was op St.-Ignatius, had zich<br />
over mij ontfermd <strong>en</strong> had me privé-less<strong>en</strong> in<br />
Grieks <strong>en</strong> I.atiin gegev<strong>en</strong>. Hi| woonde bij e<strong>en</strong><br />
familie, die e<strong>en</strong> eonfiseriezaak drev<strong>en</strong> <strong>en</strong> had<br />
steeds e<strong>en</strong> stevige voorraad pralines ter beschikking.<br />
Telk<strong>en</strong>s wanneer ik erin slaagde e<strong>en</strong> volzin<br />
<strong>van</strong> de eerste Catalina-rede <strong>van</strong> Cicero ongeveer<br />
fatso<strong>en</strong>lijk te vertal<strong>en</strong>, wierp lul mij e<strong>en</strong> likeurbonbon<br />
toe. Ik maakte zulke vordering<strong>en</strong> dat ik<br />
245<br />
opduikt: ‘Wanneer Rita Brussers, echtg<strong>en</strong>ote<br />
<strong>van</strong> Hobok<strong>en</strong>, mij ertoe noopt mijn huwelijksplicht<br />
te vervull<strong>en</strong>, dan gebeurt <strong>het</strong> dat<br />
haar dubbele kin verdwijnt <strong>en</strong> dat haar og<strong>en</strong><br />
fel oplicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> is ook wel e<strong>en</strong>s voorgekom<strong>en</strong><br />
– maar to<strong>en</strong> had ik teveel gedronk<strong>en</strong><br />
– dat ik tijd<strong>en</strong>s mijn orgasme mompelde: ‘ik<br />
b<strong>en</strong> de grote god Pan.’ (p. 427).<br />
* Veel dank b<strong>en</strong> ik verschuldigd aan de classici K.<br />
Bekkering <strong>en</strong> R.Th. <strong>van</strong> der Paardt, die e<strong>en</strong><br />
eerdere versie <strong>van</strong> dit artikel <strong>van</strong> kritisch comm<strong>en</strong>taar<br />
voorzag<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> verkorte <strong>en</strong> aangepaste versie <strong>van</strong> dit<br />
artikel versche<strong>en</strong> in Ons Erfdeel jrg. 21/2,<br />
maart/april 1978, p. 219-231.<br />
soms, na e<strong>en</strong> uur, halt bedronk<strong>en</strong> naar huis<br />
liep.’ (uitgave Manteau. l 970, p. 70).<br />
3 Marnix Gijs<strong>en</strong>, Zelfportret, gevleid natuurlijk,<br />
Orion-Desclée de Brouwer, tweede vermeerderde<br />
uitgave 1972, p. 13.<br />
4 Ibidem, p. 13.<br />
5 Ibidem, p. 13.<br />
6 Lidy <strong>van</strong> Marissing, 28 interviews, Meul<strong>en</strong>hoff,<br />
Amsterdam, 1971, p. 43. Ook bij J. de Ceulaer,<br />
Dat zei Claes, dit zegt Claus, Nijgh <strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Ditinar, ’s-Grav<strong>en</strong>hage/Rotterdam, z.j., p. 39<br />
e<strong>en</strong> dergelijke opmerking: ‘Homerus lees ik 20<br />
maal per jaar.<br />
7 Marnix Gijs<strong>en</strong>, Zelfportret .., p. 14.<br />
8 Lucinda <strong>en</strong> de Lotoseter, Meul<strong>en</strong>hoff, Amsterdam,<br />
derde druk, 1968, p. 9.<br />
9 Ibidem, p. 22/23.<br />
10 R<strong>en</strong>é Goris <strong>en</strong> Jan Greshoff, Marnix Gijs<strong>en</strong>,<br />
A.A.M. Stols, ’s-Grav<strong>en</strong>hage, 1955, p. 64/65;<br />
uitspraak uit Marnix Gijs<strong>en</strong>, Odysseus achterna,<br />
Heideland, Hasselt 1960, p. 14/15. Opvall<strong>en</strong>d in<br />
dit citaat is de schrijfwijze <strong>van</strong> Alcestis <strong>en</strong><br />
Iphig<strong>en</strong>eia, Gijs<strong>en</strong> staat k<strong>en</strong>nelijk de Franse<br />
schrijfwijze voor og<strong>en</strong>.<br />
11 E<strong>en</strong> slordig citaat uit S<strong>en</strong>eca Troades
246<br />
258/259: Viol<strong>en</strong>ta nemo imperia continuit<br />
diu: moderata durant....<br />
12 Lucinda <strong>en</strong> de Lotoseter, p. 14. Opvall<strong>en</strong>d ook<br />
hier weer de spelling <strong>van</strong> klassieke nam<strong>en</strong>, Kyrke,<br />
dat Kirke moet zijn. Tev<strong>en</strong>s spelt hij vrijwel<br />
voortdur<strong>en</strong>d Odysseus als Odusseus. Deze spelling<br />
verraadt e<strong>en</strong> beetje zijn gebrek aan echte<br />
k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> <strong>het</strong> Grieks, vgl. in dit verband ‘Teg<strong>en</strong>us’<br />
in Herm<strong>en</strong>eus 31 (1959/60), p. 182 <strong>en</strong><br />
185.<br />
Het tweede gedeelte <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> deze roman<br />
is e<strong>en</strong> verwijzing naar Homerus (Odyssee<br />
9/82), waar de Lotoseters e<strong>en</strong> volksstam zijn op<br />
de noordkunst <strong>van</strong> Afrika. Odysseus heeft daar<br />
moeite om zijn manschapp<strong>en</strong> weer aan boord te<br />
krijg<strong>en</strong>, want wanneer zij e<strong>en</strong>maal <strong>van</strong> de lotos<br />
geproefd hebb<strong>en</strong>, will<strong>en</strong> zij nooit meer naar hun<br />
vaderland terug. De classicus in de roman zegt<br />
aan <strong>het</strong> slot wanneer hij gekoz<strong>en</strong> heeft voor e<strong>en</strong><br />
huwelijk met de Amerikaanse Lucinda <strong>en</strong> dus<br />
ook voor Amerika: ‘Ik behoor thans tot <strong>het</strong><br />
geslacht der lotoseters die zo talrijk zijn in dit<br />
welvar<strong>en</strong>de land.’ (p. 157).<br />
Nu ik toch met titels bezig b<strong>en</strong>, Telemachus in<br />
<strong>het</strong> dorp doet veel homerische invloed vermoed<strong>en</strong>,<br />
terwijl dat slechts indirect <strong>het</strong> geval is via<br />
Les av<strong>en</strong>tures de Télémaque <strong>van</strong> Fénelon<br />
(1699), waar ik verder niet op inga.<br />
13 Bij Homerus is sprake <strong>van</strong> <strong>het</strong> naakte lichaam<br />
<strong>van</strong> Hector, in dit verhaal beveelt de hoofdfiguur<br />
de Portoricaan zich volledig te ontkled<strong>en</strong><br />
(p.168).<br />
14 Inderdaad, één <strong>van</strong> de weinige, al doet de bijdrage<br />
<strong>van</strong> Goris aan dit nummer anders vermoed<strong>en</strong>,<br />
want in Marnix Gijs<strong>en</strong>, Profielreeks, Manteau,<br />
1974, p. 6 vermeldt Anny Raman dat in<br />
1970 e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>akter ‘E<strong>en</strong> gezellige avond thuis’<br />
<strong>van</strong> hem op de plank<strong>en</strong> kwam.<br />
15 Lidy <strong>van</strong> Marissing, o.c., p. 40/41.<br />
16 Dit citaat overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong><br />
Gijs<strong>en</strong>s toneelwerk door Jozelf <strong>van</strong> Hoeck in De<br />
Vlaamse Gids, jrg. 58/11, 1974, p. 26-28, <strong>het</strong><br />
citaat op pagina 27. Zie voor Hel<strong>en</strong>a op Ithaka<br />
ook de eerder g<strong>en</strong>oemde Profielreeks, pagina<br />
31-33, alwaar e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> Paul <strong>van</strong><br />
Morckhov<strong>en</strong>.<br />
17 Dit citaat is e<strong>en</strong> verwijzing naar Ilias XXIV/659<br />
e.v.<br />
18 Dit citaat is e<strong>en</strong> verwijzing naar Odyssee XI/<br />
441-443. De vertaling is die <strong>van</strong> Bertus Aafjes,<br />
Meul<strong>en</strong>hoff, Amsterdam, z.j. p. 119.<br />
19 Dit citaat is e<strong>en</strong> verwijzing naar Odyssee XI<br />
/245. De held om wie <strong>het</strong> hier gaat is Poseidon,<br />
ut de figuur <strong>van</strong> de stroomgod Epmeus; ‘zijn<br />
vrouw’ is de maagd Tyro, de gade <strong>van</strong> Kreteus,<br />
zoon <strong>van</strong> Aiolos. Opvall<strong>en</strong>d is ook dat Gijs<strong>en</strong><br />
hier de eerste persoon hanteert in plaats <strong>van</strong> de<br />
derde zoals bij Homerus (λ�σε ). Wederom<br />
e<strong>en</strong> slordig citaat, zoals vaker bij Gijs<strong>en</strong>.<br />
20 Ovidius, Met. I 557-558, daar is deus, i.c. Apollo<br />
onderwerp <strong>van</strong> dixit; weer slordig overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>, want achter dixit had e<strong>en</strong> komma<br />
moet<strong>en</strong> staan.<br />
21 Het lijkt me dat de naam <strong>van</strong> <strong>het</strong> meisje niet<br />
toevallig gekoz<strong>en</strong> is. Elsje is e<strong>en</strong> bom<strong>en</strong>naam, zij<br />
vormt de p<strong>en</strong>dant <strong>van</strong> Daphne (= laurier).<br />
22 Uiteraard heeft de symboliek <strong>van</strong> de boom ook<br />
bijbelse implicaties, iets wat ik in dit artikel<br />
buit<strong>en</strong> beschouwing laat.<br />
23 In dit Ovidius-kader geplaatst <strong>van</strong>wege Met. X,<br />
1-77.<br />
24 Cursivering <strong>van</strong> mij, zo ook in de volg<strong>en</strong>de<br />
citat<strong>en</strong>.<br />
25 Aardig in dit verband om te wet<strong>en</strong> is dat Gijs<strong>en</strong><br />
bij zijn terugkomst uit Amerika in Brussel e<strong>en</strong><br />
flat betrekt met de ondubbelzinnige naam ‘Het<br />
huis Orpheus’ <strong>en</strong> dat in 1973 <strong>van</strong> hem, sam<strong>en</strong><br />
met de schilder Jan Cox, e<strong>en</strong> luxe-album versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
is g<strong>en</strong>aamd Orpheus. Deze informatie<br />
ontle<strong>en</strong>d aan Voor Marnix Gijs<strong>en</strong>. feestuitgave<br />
ter geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> zijn 75ste verjaardag, ‘s-Grav<strong>en</strong>hage<br />
1974, p. 51 <strong>en</strong> 56.<br />
26 Voor e<strong>en</strong> korte bespreking <strong>van</strong> de totale verhal<strong>en</strong>bundel,<br />
zie Lionel Deflo, De grote God Pan,<br />
in De Vlaamse Gids, 58ste jaargang, nr. 12,<br />
1974, p. 33-37. E<strong>en</strong> nog uitgebreidere beschrijving<br />
<strong>van</strong> motiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> themata bij Gijs<strong>en</strong> vindt U<br />
bij G. Stuiveling, De ironie <strong>van</strong> huis <strong>en</strong> wereld<br />
in Voor Marnix Gijs<strong>en</strong>, p. 23 <strong>en</strong> 24.<br />
27 Dit is e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>itiefvorm (<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> nom. sg. masc.,<br />
zoals Gijs<strong>en</strong> vermoedelijk d<strong>en</strong>kt) <strong>van</strong> <strong>het</strong> fem.<br />
κυνώπις<br />
28 Aardig in dit verband is dat de moeder <strong>van</strong><br />
Jan-Albert Goris de naam Euphrasia draagt.<br />
29 Door deze uitspraak wordt de suggestie gewekt<br />
alsof dit epit<strong>het</strong>on slechts e<strong>en</strong>maal bij Homerus<br />
voorkomt. Dit nu is onjuist: Behalve op de door<br />
Gijs<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde plaats is <strong>het</strong> te vind<strong>en</strong> in de<br />
Ilias 3/180 (ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s voor Hel<strong>en</strong>a), Ilias 18/386<br />
(voor IIera), Odyssee 8/319 (voor Aphrodite)<br />
<strong>en</strong> Odyssee 11/424 (voor Klytemnestra). In totaal<br />
dus vijf keer, waar<strong>van</strong> tweemaal voor Hel<strong>en</strong>a.<br />
Gijs<strong>en</strong>s uitspraak klopt dus in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />
opzicht.<br />
30 Dank voor deze explicatie aan K. Bekkering <strong>en</strong><br />
R.Th. <strong>van</strong> der Paardt.<br />
31 Dat zij o.a. op de Akropolis vereerd werd<strong>en</strong> kan<br />
m<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> bij Pausanias I/22, 8, DC/35, 2.
‘Toevallig’ is <strong>het</strong> ook deze auteur in wi<strong>en</strong>s werk<br />
de beide hoofdfigur<strong>en</strong> verdiept zijn in <strong>het</strong> vliegtuig<br />
naar Ath<strong>en</strong>e: To<strong>en</strong> ik door e<strong>en</strong> hostess<br />
gewekt werd, die me opnieuw champagne wilde<br />
sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, sloeg ik mijn Pausanias op<strong>en</strong>, de reisgids<br />
uit de 2de eeuw v. Chr., die nog altijd<br />
bruikbaar is. To<strong>en</strong> merkte ik dat e<strong>en</strong> lange<br />
blonde vrouw naast me zat, die, zoals ik, e<strong>en</strong><br />
Pausanias, in e<strong>en</strong> Duitse vertaling, op haar<br />
schoot had ligg<strong>en</strong>.’ (p. 414). Zie ook Ker<strong>en</strong>yi,<br />
Griekse mythologie, Zeist, 1960, p. 61/62.<br />
32 Dat Gijs<strong>en</strong> Goethe goed k<strong>en</strong>de <strong>en</strong> met name de<br />
Faust kunn<strong>en</strong> we opmak<strong>en</strong> uit zijn autobiografische<br />
roman ‘Klaaglied om Agnes’, waar<strong>van</strong> hij<br />
meermal<strong>en</strong> heeft gezegd dat die volstrekt conform<br />
de werkelijkheid geschrev<strong>en</strong> is, cf. pagina<br />
12 t/m 14.<br />
33 R.Th. <strong>van</strong> der Paardt wees mij op dit citaat.<br />
34 Harry Muhsch, De Verteller verteld, Amsterdam,<br />
1971, p. 59-61.<br />
Lijst <strong>van</strong> gebruikte uitgav<strong>en</strong>, waarbij ik tev<strong>en</strong>s aan<br />
zal gev<strong>en</strong> in welk jaar ze voor <strong>het</strong> eerst versch<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />
De volgorde is die waarin ze in mijn artikel g<strong>en</strong>oemd<br />
word<strong>en</strong>.<br />
Lucinda <strong>en</strong> de lotoseter, Amsterdam, derde druk,<br />
1968 (1959).<br />
Odysseus achterna, Hasselt, 1960 (1930).<br />
De diaspora. in Verzamelde verhal<strong>en</strong>, ’s-Grav<strong>en</strong>hage/Amsterdam,<br />
tweede druk, 1974 (1961).<br />
All<strong>en</strong>gs, gelijk de spin, in Verzamelde verhal<strong>en</strong>,<br />
1974 (1962).<br />
Joachim <strong>van</strong> Babylon, in Zes <strong>van</strong> Marnix Gijs<strong>en</strong>,<br />
Zwolle, 1964 (1947).<br />
Hel<strong>en</strong>a op Ithaka, Antwerp<strong>en</strong>, 1968.<br />
Mi chiamamo mimi, in Verzamelde verted<strong>en</strong>, 1974<br />
(1971).<br />
247<br />
35 Ibidem, p. 61.<br />
36 Verwijzing<strong>en</strong> naar Pkitarchus vind<strong>en</strong> we in Terwille<br />
<strong>van</strong> Le<strong>en</strong>tj’e, Jacqueline <strong>en</strong> ik. De val <strong>van</strong><br />
zijne excell<strong>en</strong>tie minister Plas; ik heb deze niet<br />
in mijn artikel opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, omdat ze structureel<br />
ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele betek<strong>en</strong>is hebb<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong>lijk uitsluit<strong>en</strong>d<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> om de eruditie <strong>van</strong> de verhaalfigur<strong>en</strong><br />
(<strong>en</strong> <strong>van</strong> Gijs<strong>en</strong>) aan te gev<strong>en</strong>.<br />
37 Mulisch in zijn De Verteller verteld, p. 32/33<br />
geeft <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Plutarchus uit di<strong>en</strong>s De<br />
defectu oraculorum.<br />
38 Zowel in de Verzamelde Verhal<strong>en</strong> als in de<br />
afzonderlijke uitgave staat Aust<strong>en</strong> gespeld als<br />
Austin. E<strong>en</strong> gewone drukfout’? Iets dergelijks<br />
kom<strong>en</strong> we teg<strong>en</strong> bij de spelling <strong>van</strong> de Dionysustempel<br />
op de Akropolis, die in beide uitgav<strong>en</strong><br />
vermeld staat als Dionysiustempel. E<strong>en</strong> gewone<br />
drukfout?<br />
Mijn vri<strong>en</strong>d de moord<strong>en</strong>aar, in Verzamelde verhal<strong>en</strong>,<br />
1974 (1958).<br />
Het paard Ugo, Amsterdam, 1968.<br />
Harmageddon, Amsterdam, 1965.<br />
De oudste zoon, ’s-Grav<strong>en</strong>hage, 1955, tweede druk<br />
(1955).<br />
De parel der diplomatie, ’s-Grav<strong>en</strong>hage/Rotterdam,<br />
tweede druk, 1966 (1966).<br />
De lange nacht, Amsterdam, vierde druk, 1962<br />
(1954).<br />
Terwille <strong>van</strong> Le<strong>en</strong>tje, ’s-Grav<strong>en</strong>hage, vierde druk,<br />
z.j. (1957).<br />
Klaaglied om Agnes, ’s-Grav<strong>en</strong>hage-Rotterdam,<br />
twaalfde druk, z.j., (1951).<br />
De grote God Pan, in Verzamelde verhal<strong>en</strong>, 1974<br />
(1973).
‘E<strong>en</strong> diep verlang<strong>en</strong> bloeide in hem op om met de<br />
dochter <strong>van</strong> Druops, e<strong>en</strong> schoonlokkige nymf, de<br />
liefde te bedrijv<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> schoon huwelijk volgde, <strong>en</strong><br />
zij baarde in <strong>het</strong> paleis voor Hermes e<strong>en</strong> zoon,<br />
afschuwelijk om te zi<strong>en</strong>, met bokkepot<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee<br />
hor<strong>en</strong>tjes.....Pan.’<br />
Homerische Hymne aan Pan, 34
‘onder de pot<strong>en</strong> <strong>van</strong> elk had hij goud<strong>en</strong> wieltfes<br />
bevestigd, wielt/es waardoor ze <strong>van</strong>zelf naar de<br />
grote raadzaal der god<strong>en</strong> <strong>en</strong> weer naar huis kond<strong>en</strong><br />
rijd<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> wonder om bij te staan kijk<strong>en</strong>.’<br />
Homeros, Odysseia 18, 375 e.v.<br />
vertaling: H.J. de Roy <strong>van</strong> Zuydewijn
Stukjes antiek bij G. Achterberg<br />
W. Kassies<br />
251<br />
Van de belangrijke Nederlandse dichters <strong>van</strong> de laatste vijftig jaar is er wellicht ge<strong>en</strong> zo<br />
on-antiek als Gerrit Achterberg. Zijn gedicht<strong>en</strong>, grot<strong>en</strong>deels lyrisch <strong>van</strong> karakter, ook al drag<strong>en</strong><br />
ze soms misleid<strong>en</strong>de nam<strong>en</strong>, cirkel<strong>en</strong> meestal om e<strong>en</strong> ‘gij’ of ‘u’, minder vaak e<strong>en</strong> ‘jij’, <strong>en</strong> do<strong>en</strong><br />
zich aan ons voor als ontstaan uit e<strong>en</strong> behoefte aan introspectie <strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> de ‘gij’ op e<strong>en</strong><br />
of andere wijze te bezwer<strong>en</strong>, op te roep<strong>en</strong> <strong>en</strong> in taalformules tot realiteit te do<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De<br />
dichter schijnt zich om de begrijpelijkheid <strong>van</strong> zijn gediclit<strong>en</strong> weinig te bekommer<strong>en</strong>. In zijn<br />
eerste bundels ontmoet m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> romantisch-zwaarmoedige, vaak beklemm<strong>en</strong>de inhoud, <strong>en</strong><br />
volkom<strong>en</strong> vrije versvorm<strong>en</strong>. Zijn taal- <strong>en</strong> woordgebruik wijkt sterk af <strong>van</strong> <strong>het</strong> poëtisch idioom<br />
uit de tijd, waarin zijn bundels versch<strong>en</strong><strong>en</strong>; de overgang<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>en</strong>e naar <strong>het</strong> andere beeld,<br />
<strong>van</strong> de <strong>en</strong>e naar de andere gedachte, zijn vaak abrupt <strong>en</strong> schijnbaar of feitelijk onlogisch. Ge<strong>en</strong><br />
wonder, dat Achterberg in de dertiger jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer beperkte schare lezers trok: aan <strong>het</strong> brede<br />
publiek steld<strong>en</strong> zijn verz<strong>en</strong> te hoge eis<strong>en</strong>. Heeft juist dat alles misschi<strong>en</strong> gemaakt, dat zijn werk<br />
na de Tweede Wereldoorlog veel meer aandacht trok? In zekere zin was hij e<strong>en</strong> wegbereider<br />
geweest <strong>van</strong> die naoorlogse dichters, onder wie de vijftigers, die definitief afscheid wild<strong>en</strong><br />
nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> dwing<strong>en</strong>de poëtische tradities, <strong>en</strong> in hun poëzie e<strong>en</strong> veel grotere plaats inruimd<strong>en</strong><br />
voor <strong>het</strong> associatieve mom<strong>en</strong>t. Ook to<strong>en</strong> Achterberg terugkeerde tot meer geijkte vorm<strong>en</strong>, zoals<br />
<strong>het</strong> sonnet, <strong>en</strong> zich zelfs e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer liet verleid<strong>en</strong> tot direct verstaanbare (protestgedicht<strong>en</strong>,<br />
bleef zijn werk dat eig<strong>en</strong>, onverwisselbare acc<strong>en</strong>t behoud<strong>en</strong>; zijn zwerftocht<strong>en</strong> door de<br />
realiteit, vooral die der natuurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, op zoek naar de ‘gif, maakt<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong> hem<br />
bleef beschouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong> als magiër <strong>en</strong> hermetist.<br />
Wie bov<strong>en</strong>staande, oppervlakkige, karakteristiek legt naast welke poèzie uit de Oudheid dan<br />
ook, zal getroff<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door <strong>het</strong> totale verschil. Óók de lyriek wordt in de Oudheid beheerst<br />
door bind<strong>en</strong>de <strong>en</strong> onbetwiste tradities, die <strong>het</strong> g<strong>en</strong>re stempel<strong>en</strong>, zelfs als zij in schijn rebelleert<br />
(Catullus! ); de heftigste emoties vind<strong>en</strong> toch steeds de bedding <strong>van</strong> door voorgangers doorgegev<strong>en</strong><br />
vorm<strong>en</strong>. Waar antieke poëzie echt duister wordt, is dat <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> onze gebrekkige<br />
k<strong>en</strong>nis, of <strong>van</strong> e<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de maker de lezer met geleerde complicaties te intimider<strong>en</strong>, te<br />
intriger<strong>en</strong> of te amuser<strong>en</strong>. En hoe belangrijk de magie in de Oudheid ook geweest mag zijn, in<br />
de poëzie kom<strong>en</strong> wij ge<strong>en</strong> magie als eig<strong>en</strong> expressie <strong>van</strong> de dichter teg<strong>en</strong>.<br />
Zoals voor de hand ligt, valt ook hier wel iets te nuancer<strong>en</strong>. Bij de lectuur <strong>van</strong> Achterbergs Spel<br />
<strong>van</strong> de Wilde Jacht uit 1957 <strong>en</strong> de comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong> erop kan ik mij niet aan de indruk onttrekk<strong>en</strong>,<br />
dat Achterberg in deze poëtische autobiografie vaak e<strong>en</strong> spel, e<strong>en</strong> spel <strong>van</strong> vergissing<strong>en</strong> zou m<strong>en</strong><br />
haast zegg<strong>en</strong>, met de lezer gespeeld heeft. Ook geleerdheid zit in deze bundel in ruime mate<br />
verschol<strong>en</strong>, getuige de regels (892):
252<br />
De zag u staan in d’ <strong>en</strong>cyclopedie,<br />
heilige Hecate, gij alle drie.<br />
De uiterst teg<strong>en</strong>strijdige reacties, die de bundel lieeft opgeroep<strong>en</strong>, bewijz<strong>en</strong> m.i., dat dit spel nog<br />
niet uit is. Misschi<strong>en</strong> heeft Achterberg gedacht aan e<strong>en</strong> advies, dat Marsman hem in 1940 <strong>van</strong>uit<br />
Frankrijk gaf: ‘T<strong>en</strong>slotte moet<strong>en</strong> wij die knap<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterk gestel meegev<strong>en</strong>, als we ze de wereld<br />
instur<strong>en</strong>; ze moet<strong>en</strong> toch in elk geval e<strong>en</strong> eeuw of wat teg<strong>en</strong> slijtage bestand zijn, niet? Anders<br />
kunn<strong>en</strong> we de winkel wel sluit<strong>en</strong>’. (Maatstaf, 11,1964, p. 864).<br />
Over <strong>het</strong> Spel wil ik hier niet schrijv<strong>en</strong>, al is <strong>het</strong> ongetwijfeld e<strong>en</strong> boei<strong>en</strong>d bedrijf de godinn<strong>en</strong><br />
Diana, Artemis, Hecate, Trivia, de Najad<strong>en</strong>, Dryad<strong>en</strong>, Oread<strong>en</strong>, de schikgodinn<strong>en</strong>, Orion,<br />
Cassiopeia <strong>en</strong> Orpheus, die er alle in opkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> min of meer letterlijk afgaan, op hun gehalte<br />
te onderzoek<strong>en</strong>. Ik wil in <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>de lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, op welke manier deze on-antieke dichter in<br />
één gedicht zich id<strong>en</strong>tificeert met de prae-literaire, magische musicus Orpheus; hoe hij in e<strong>en</strong><br />
tweede vers e<strong>en</strong> loopje neemt met de traditionele versie <strong>van</strong> de mythe betreff<strong>en</strong>de Prometheus,<br />
<strong>en</strong> hoe t<strong>en</strong>slotte e<strong>en</strong> derde gedicht, waarin <strong>van</strong> bewust aanknop<strong>en</strong> bij antieke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />
sprake kan zijn, e<strong>en</strong> merkwaardige overe<strong>en</strong>komst vertoont met e<strong>en</strong> bij Ptolemaeus voorkom<strong>en</strong>de<br />
gedachte.<br />
1<br />
ORPHEUS<br />
De str<strong>en</strong>ge gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> dood<br />
zijn overschred<strong>en</strong> zonder licht.<br />
Ik heb gevoeld e<strong>en</strong> vederiicht<br />
weerstaan, dat in mij zonk als lood.<br />
Ik buig <strong>het</strong> dode uit elkaar<br />
<strong>en</strong> dieper gaat mijn wez<strong>en</strong> in<br />
de verre staar, de bleke kim.<br />
Achter mij sluit<strong>en</strong> zich als haar<br />
verhindering <strong>en</strong> siddering.<br />
Het laatst, elastische gebaar<br />
der nu verlat<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sring.<br />
In de bundel Eurydice uit 1944 vormt dit op<strong>en</strong>ingsgedicht (366) e<strong>en</strong> uitzondering, omdat <strong>het</strong><br />
e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vier gedicht<strong>en</strong> in deze bundel <strong>van</strong> 27 verz<strong>en</strong> is, die niet tot e<strong>en</strong> ‘gij’ of ‘u’ of (wat in<br />
deze bundel slechts twee maal voorkomt) tot e<strong>en</strong> ‘jij’ gericht zijn. Van de twee ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s op<br />
antieke figur<strong>en</strong> geïnspireerde gedicht<strong>en</strong> in deze bundel (Medusa, 375, <strong>en</strong> Narcissus, 381)<br />
vertoont ook Medusa deze eig<strong>en</strong>aardigheid. Er gaat <strong>van</strong> deze gedicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geheel andere,<br />
misschi<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: objectiver<strong>en</strong>de, werking uit temidd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dwing<strong>en</strong>de, appeller<strong>en</strong>de<br />
apostrof<strong>en</strong> <strong>van</strong> de overige verz<strong>en</strong>.<br />
Zoals vaker wordt de e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht door verschill<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bevorderd: <strong>het</strong><br />
dominer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e- <strong>en</strong> a-, d- <strong>en</strong> t-klank<strong>en</strong>, <strong>het</strong> rijm, <strong>en</strong> de symmetrie <strong>van</strong> de tweeregelige strof<strong>en</strong><br />
rond <strong>het</strong> drieregelige c<strong>en</strong>trum. Deze symmetrie is ook in de inhoud te vind<strong>en</strong>. In de eerste <strong>en</strong><br />
laatste strofe spreekt de dichter als verslaggever, zonder zichzelf te noem<strong>en</strong>; in de eerste<br />
versterkt <strong>het</strong> passivum deze indruk <strong>van</strong> objectiviteit; de laatste bevat e<strong>en</strong> constater<strong>en</strong>de<br />
bijstelling bij <strong>het</strong> werkwoord <strong>van</strong> de vorige strofe. In de tweede <strong>en</strong> vierde strofe verneemt de
lezer, wat de dichter overkomt, <strong>en</strong> aDe<strong>en</strong> in de middelste is sprake <strong>van</strong> de activiteit <strong>van</strong> de<br />
ik-figuur.<br />
Door de titel heeft Achterberg aangeduid, wie die ik-figuur is <strong>en</strong> met wie de dichter zich<br />
vere<strong>en</strong>zelvigt: de mythische zanger Orpheus, die in staat was de lev<strong>en</strong>de <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>loze natuur met<br />
zijn citerspel in beweging te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn wil op te legg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die erin geslaagd zou zijn zijn<br />
beminde Eurydice uit <strong>het</strong> dod<strong>en</strong>rijk terug te hal<strong>en</strong>, wanneer hij niet op <strong>het</strong> laatste mom<strong>en</strong>t<br />
tijd<strong>en</strong>s de terugtocht had omgezi<strong>en</strong>. Door de bundel Eurydice te noem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>het</strong> op<strong>en</strong>ingsgedicht<br />
Orpheus, heeft Achterberg vooral dit laatste verhaal in de aandacht geplaatst. Toch gaat<br />
<strong>het</strong> gedicht op de door die beide nam<strong>en</strong> gewekte verwachting<strong>en</strong> niet in. Het is geschrev<strong>en</strong>, zou<br />
m<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> dod<strong>en</strong>rijk, aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de tocht. De ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de<br />
perfecta <strong>van</strong> de eerste twee strof<strong>en</strong> door <strong>het</strong> praes<strong>en</strong>s <strong>van</strong> de derde <strong>en</strong> vierde duidt aan, dat de<br />
dichter <strong>van</strong> de derde strofe af als <strong>het</strong> ware verslag doet <strong>van</strong> zijn bevinding<strong>en</strong>. In de eerste twee<br />
regels word<strong>en</strong> plaats (de onverbiddelijke gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> dod<strong>en</strong>rijk) <strong>en</strong> tijd (zonder licht, dus in<br />
de nacht, waarin of kort waarna vele <strong>van</strong> Achterbergs gedicht<strong>en</strong> gesitueerd zijn) aangegev<strong>en</strong>. In<br />
de tweede strofe, waarin ongemerkt <strong>van</strong> de banale teg<strong>en</strong>stelling tuss<strong>en</strong> lood <strong>en</strong> ver<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
merkwaardig gebruik wordt gemaakt, beschrijft de dichter de weerstand in <strong>het</strong> dod<strong>en</strong>rijk. Het<br />
doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de nachtelijke onderneming uit <strong>het</strong> gedicht Thebe (258):<br />
Het ondergronds geburchte droeg<br />
e<strong>en</strong> stilte, die met teg<strong>en</strong>zin<br />
mijn tred verdroeg.<br />
De weerstand, in schijn gering, vervult de dichter als lood. Wat die weerstand eig<strong>en</strong>lijk is, wordt<br />
in <strong>het</strong> vervolg duidelijk. In de derde strofe lijkt <strong>het</strong> alsof de ik-figuur bij <strong>het</strong> uit elkaar buig<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> ‘<strong>het</strong> dode’ bezig is zich e<strong>en</strong> toegang te ban<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> substantie (geboomte? struik<strong>en</strong>? ), die<br />
hem de weg versperr<strong>en</strong>. Maar misschi<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we de strekking beter begrijp<strong>en</strong>, als we opnieuw<br />
<strong>het</strong> gedicht Thebe ernaast legg<strong>en</strong>. Ook daar wordt de dode geliefde ‘e<strong>en</strong> ding’ g<strong>en</strong>oemd. En<br />
omdat Achterberg in zijn gedicht<strong>en</strong> vaker de volledige lichamelijke e<strong>en</strong>wording met de geliefde<br />
beschrijft, acht ik <strong>het</strong> mogelijk, dat ook hier die voorstelling aan de orde is: hij verovert zich<br />
letterlijk e<strong>en</strong> toegang tot de geliefde zelf, zodat zijn wez<strong>en</strong> in haar opgaat (r. 6). Ook de ‘verre<br />
staar’ vindt e<strong>en</strong> parallel in Thebe, waar <strong>het</strong> heet:<br />
uit e<strong>en</strong> volslag<strong>en</strong> duisternis ‘<br />
zag ik uw og<strong>en</strong> op<strong>en</strong>splijt<strong>en</strong>^<br />
Met \le bleke kim’ is dan aangeduid, dat de geliefde in e<strong>en</strong> ruimtelijke vergroting door de<br />
dichter beleefd wordt als e<strong>en</strong> landschap met e<strong>en</strong> horizon. Deze vergroting is op vele plaats<strong>en</strong> bij<br />
Achterberg aan te wijz<strong>en</strong>, o.a. in Quantiteit (498):<br />
Gij ligt niet meer zo dicht ope<strong>en</strong>.<br />
De trein<strong>en</strong> rijd<strong>en</strong> in u rond,<br />
zonder dat <strong>het</strong> u wondt.<br />
253<br />
Nog treff<strong>en</strong>der wordt de weerstand, die de poging tot e<strong>en</strong>wording oproept, uitgedrukt in<br />
Standbeeld (474):
254<br />
E<strong>en</strong> lichaam, blind <strong>van</strong> slaap,<br />
staat in mijn arm<strong>en</strong> op.<br />
Ik voel hoe zwaar <strong>het</strong> gaat.<br />
Dodepop.<br />
Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eeuwigheid te laat.<br />
Waar is je harte klop?<br />
De dikke nacht houdt ons bije<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> maakt ons met elkaar compact.<br />
Achter de dichter sluit<strong>en</strong> zich met e<strong>en</strong> elastisch gebaar in de vierde strofe, als de vleugels <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> deur, verhindering <strong>en</strong> siddering, waarmee <strong>het</strong> onherroepelijke <strong>van</strong> dit avontuur wordt<br />
aangegev<strong>en</strong>: verhindering als <strong>het</strong> negatieve, dat de weg terug onmogelijk maakt, siddering als de<br />
extatische vreugde <strong>van</strong> de e<strong>en</strong>wording (vergelijk voor deze betek<strong>en</strong>is 88 <strong>en</strong> 89). Door de<br />
toevoeging ‘als haar’ houdt de dichter de voorstelling <strong>van</strong> de individuele vrouw vast: <strong>het</strong> haar is<br />
<strong>het</strong> haar <strong>van</strong> de geliefde dat hem omsluit. M<strong>en</strong> kan daarbij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan Marsmans ‘Laat mij in<br />
uwer har<strong>en</strong> mantel slap<strong>en</strong>’ (Verz. Werk p. 23). Ook de gedachte aan de moederschoot is m.i.<br />
niet uit te sluit<strong>en</strong>. De laatste acc<strong>en</strong>tueert nog e<strong>en</strong>s, dat de dicliter hiermee <strong>het</strong> land der lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
definitief verlat<strong>en</strong> heeft om als Orpheus zijn tocht voort te zett<strong>en</strong>.<br />
Nu zegt <strong>het</strong> verhaal over Orpheus, dat deze afdaalde met de bedoeling zijn geliefde terug te<br />
hal<strong>en</strong>, niet alle<strong>en</strong> haar te ontmoet<strong>en</strong>. In ons gedicht komt die bedoeling niet ter sprake, <strong>en</strong> dat<br />
geldt voor meer gedicht<strong>en</strong>, waarin de ik-figuur naar de dode ‘gij’ gaat:<br />
Ik wil naar u toe onder d<strong>en</strong> grond.<br />
Ik wil niet langer verarm<strong>en</strong>.<br />
zegt hij in deze zelfde bunrdel (388). In Thebe heet <strong>het</strong> (258).<br />
; de wil alle<strong>en</strong><br />
bij u te zijn in ’t jongst gericht,<br />
hield mij ter be<strong>en</strong>.<br />
Wij kunn<strong>en</strong> dan ook, geloof ik, zegg<strong>en</strong>, dat Achterberg hier e<strong>en</strong> gereduceerde Orpheus tek<strong>en</strong>t;<br />
e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>soverschrijder, dat wel, maar niet de Orpheus, die met zijn instrum<strong>en</strong>t de ‘gij’ tot lev<strong>en</strong><br />
wekk<strong>en</strong> wil. Dat laatste gebeurt in die gedicht<strong>en</strong>, waarin hij taal <strong>en</strong> woord<strong>en</strong> smeedt <strong>van</strong>uit de<br />
illusie, dat hij op die manier de geliefde zal kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>, of liever, verbaliser<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />
in Stuifmeel (367):<br />
Ik lig in ocht<strong>en</strong>dwaak<br />
de zoete stuifmeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord<br />
te m<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met uw wez<strong>en</strong>.<br />
Wat zo ontstaat moet lev<strong>en</strong>d wez<strong>en</strong>:<br />
licht <strong>en</strong> vleugel, kind <strong>en</strong> kern.
2<br />
ZIEKENHUIS<br />
Ziek<strong>en</strong>huis.<br />
Wiek<strong>en</strong>suis.<br />
Dood <strong>en</strong> waanzin,<br />
kind aan huis.<br />
5 Zonder aanzi<strong>en</strong><br />
des persoons<br />
legg<strong>en</strong> w’ ons,<br />
iets doodgewoons,<br />
naakt <strong>en</strong> broos<br />
10 te vondeling<br />
in twee witte hand<strong>en</strong>,<br />
voor e<strong>en</strong> einde<br />
of begin;<br />
15 Prometheus ontbond<strong>en</strong>.<br />
Prometheus<br />
ligt in de doos,<br />
waarin Mozes<br />
is gevond<strong>en</strong><br />
20 door e<strong>en</strong> vrouw<br />
der Pharao’s,<br />
<strong>en</strong> die naar <strong>het</strong><br />
bof gezond<strong>en</strong>,<br />
volk’r<strong>en</strong> richtte<br />
25 voor altoos.<br />
Is verzwond<strong>en</strong><br />
groeveloos;<br />
wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
door Gods hand<strong>en</strong>.<br />
255<br />
Dit gedicht staat in de bundel Hoonte (695) uit 1949, die door Achterberg zelf zijn ‘eerste<br />
neutrale bundel’ g<strong>en</strong>oemd werd (De Gids, 1963, p. 210). Het vers bevat op <strong>het</strong> eerste gezicht de<br />
neerslag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huiservaring: <strong>het</strong> begin biedt e<strong>en</strong> aantal redelijk doorzichtige associaties.<br />
De wiek<strong>en</strong>suis (2) zal gezi<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de regels opgevat moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als aanduiding <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
dreig<strong>en</strong>de suiz<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vleugels der doodsdemon<strong>en</strong>. Of moet<strong>en</strong> we d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de wiek<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
als <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>de verpleegsters? Het onschuldig lijk<strong>en</strong>de klankspelletje <strong>van</strong> de eerste twee<br />
regels wordt doorbrok<strong>en</strong> door de grimmige mededeling <strong>van</strong> r. 3 <strong>en</strong> 4. De patiënt<strong>en</strong>, wie zij ook<br />
zijn, (r. 5-6) vertrouw<strong>en</strong> zich toe aan de witte, want gehandscho<strong>en</strong>de hand<strong>en</strong> <strong>van</strong> de arts – <strong>en</strong><br />
dat zal waarschijnlijk de persoon zijn, die wij niet aanzi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die ons ev<strong>en</strong>min aanziet.<br />
Achterberg gebruikt graag staande uitdrukking<strong>en</strong> zoals ‘zonder aanzi<strong>en</strong> des persoons’ in e<strong>en</strong><br />
andere, soms dubbelzinnige betek<strong>en</strong>is. Het is ‘doodgewoon’ dat wij ons daar neerlegg<strong>en</strong>: ook<br />
met combinaties <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord dood speelt de dichter graag: zo vind<strong>en</strong> we ondood (866)<br />
doodgewicht (890) <strong>en</strong> doodvacantie (818). Het besliss<strong>en</strong>de karakter <strong>van</strong> de situatie wordt<br />
aangegev<strong>en</strong> in r. 12-13: <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> einde (de dood) of e<strong>en</strong> begin. Met dat begin kunn<strong>en</strong> we<br />
aan twee omstandighed<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>: aan de g<strong>en</strong>ezing, die e<strong>en</strong> nieuw begin betek<strong>en</strong>t, maar ook aan<br />
<strong>het</strong> lev<strong>en</strong>sbegin <strong>van</strong> de naakte <strong>en</strong> broze vondeling (r. 9-10), die heelhuids ter wereld is gekom<strong>en</strong>.
256<br />
Het ziek<strong>en</strong>huis is immers ook vaak e<strong>en</strong> kraamkliniek, of, zoals de Duitsers <strong>het</strong> noem<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />
Entbindungsanstalt. Van <strong>het</strong> woord ontbond<strong>en</strong> (r. 15) hoev<strong>en</strong> we nu niet meer op te kijk<strong>en</strong>, wel<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> onverwachte opduik<strong>en</strong> <strong>van</strong> Prometheus.<br />
Wat doet de Griekse Titaan hier? M<strong>en</strong> hoeft er e<strong>en</strong> boek als dat <strong>van</strong> Hunger (Lexikon der<br />
Griechisch<strong>en</strong> und Römisch<strong>en</strong> Mythologie, 6 1969) maar op na te slaan om te constater<strong>en</strong>, dat<br />
Prometheus in de Europese literatuur talloze mal<strong>en</strong> inspiratiebron is geweest voor schrijvers uit<br />
verschill<strong>en</strong>de period<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> ging dan voornamelijk uit <strong>van</strong> Aeschylus’ Geboeide Prometheus, <strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de reconstructie <strong>van</strong> de twee tragedies, die sam<strong>en</strong> met dit stuk e<strong>en</strong> trilogie vormd<strong>en</strong>. Heel<br />
vaak is Prometheus, in strijd met de Griekse mythe, die hem als bov<strong>en</strong>m<strong>en</strong>selijke weldo<strong>en</strong>er<br />
tek<strong>en</strong>t, beschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> behandeld als verpersoonlijking <strong>van</strong> de autonome, teg<strong>en</strong> de dwingelandij<br />
<strong>van</strong> de despotische god<strong>en</strong> rebeller<strong>en</strong>de m<strong>en</strong>s. Achterbergs formulering. Trometheus ontbond<strong>en</strong>’,<br />
doet nog <strong>het</strong> sterkst d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de titel <strong>van</strong> Shelley’s werk Prometheus Unbound uit<br />
1820. Daarin geeft Shelley zijn eig<strong>en</strong> visie op de verlossing <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>sheid (door Prometheus<br />
symbolisch voorgesteld), op e<strong>en</strong> manier, die wel heel sterk afwijkt <strong>van</strong> wat ons bek<strong>en</strong>d is <strong>van</strong><br />
Aeschylus’ verlor<strong>en</strong> drama. Verder dan de titel <strong>van</strong> Shelley’s stuk moet m<strong>en</strong> m.i. dan ook niet<br />
zoek<strong>en</strong> bij Achterberg. In <strong>het</strong> gedicht Ziek<strong>en</strong>huis is de ontbond<strong>en</strong> Prometheus m.i. niet de<br />
Prometheus <strong>van</strong> de mythe, die door Heracles verlost (‘ontbond<strong>en</strong>’) wordt uit zijn lijd<strong>en</strong> op de<br />
Caucasus, maar e<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins cryptische aanduiding <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s, die zijn autonomie <strong>en</strong><br />
zelfstandigheid moet prijsgev<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich in volledige afhankelijkheid moet toevertrouw<strong>en</strong> aan<br />
ander<strong>en</strong>. Ik hoor in de term ‘ontbond<strong>en</strong>’ tegelijk e<strong>en</strong> toespeling op de in Achterbergs jeugdmilieu<br />
overbek<strong>en</strong>de tekst uit Paulus’ brief aan de Philipp<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (1:23-24): ‘Want ick worde <strong>van</strong><br />
dese twee gedrong<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong>de begeerte ontbond<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> <strong>en</strong>de met Christo te zijn. Want<br />
dat is seer verre <strong>het</strong> beste. Maar in d<strong>en</strong> vleesche te blijv<strong>en</strong> is noodiger om uw<strong>en</strong>t wille’.<br />
Op dit punt maakt de dichter e<strong>en</strong> salto, hem wellicht door de bijbelse connotatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord<br />
ontbond<strong>en</strong> ingegev<strong>en</strong>: de ziek<strong>en</strong>huispatiënt, ofwel de pas gebor<strong>en</strong> baby, ‘naakt <strong>en</strong> broos te<br />
vondeling’ (r. 9-10) in zijn bed, ligt daar ev<strong>en</strong>zeer op <strong>het</strong> randje <strong>van</strong> de dood als Mozes, óók e<strong>en</strong><br />
vondeling, in zijn drijv<strong>en</strong>de doodkistje in de Nijl volg<strong>en</strong>s Exodus 2. Als de naam Mozes valt,<br />
raakt de structuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht schijnbaar zoek schijnbaar, want <strong>het</strong> laatste deel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
gedicht zou alle<strong>en</strong> de slechte verstaander als e<strong>en</strong> voetnoot of uitweiding kunn<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong>.<br />
Mozes’ grootste carrière, in e<strong>en</strong> aantal regels geschilderd, die bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de psalmberijming<br />
<strong>van</strong> 1773 k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paar extra snar<strong>en</strong> do<strong>en</strong> trill<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t immers voor de bedreigde m<strong>en</strong>s op de<br />
gr<strong>en</strong>s <strong>van</strong> lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood als bemoediging. Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> ter sprake zijn wonderbaarlijke<br />
redding uit <strong>het</strong> doodswater <strong>en</strong> zijn verblijf aan <strong>het</strong> Egyptische hof (Exodus 2), zijn<br />
leiderschap in Israël (wat hyperbolisch weergegev<strong>en</strong> in de woord<strong>en</strong> ‘volk’r<strong>en</strong> richtte voor<br />
altoos’ – maar is <strong>het</strong> Oude Testam<strong>en</strong>t niet vol <strong>van</strong> dit soort overdrijving<strong>en</strong>? ) <strong>en</strong> zijn spoorloos<br />
verdwijn<strong>en</strong>, doordat God zelf hem begraaft (Deuteronomium 34). Vooral de laatste twee regels,<br />
verwijz<strong>en</strong>d naar de in protestantse kring gebruikelijke formule in rouwadvert<strong>en</strong>ties: ‘God nam<br />
<strong>van</strong> ons weg’, zijn e<strong>en</strong> onderstreping <strong>van</strong> <strong>het</strong> credo, dat de dichter uitspreekt. Ik beschouw dit<br />
gedicht dan ook als e<strong>en</strong>, zij <strong>het</strong> verhulde, uiting <strong>van</strong> Godsvertrouw<strong>en</strong>.<br />
Of <strong>het</strong> als gedicht helemaal geslaagd is? Bij mijzelf constateer ik e<strong>en</strong> wat tweeslachtige reactie.<br />
Ik erger mij <strong>en</strong>igszins aan de grilligheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> begin – al moet ik toegev<strong>en</strong>, dat <strong>het</strong> als<br />
aandachttrekker goed functioneert! – <strong>en</strong> aan de asymmetrie <strong>van</strong> <strong>het</strong> geheel. Daarteg<strong>en</strong>over<br />
staat, dat ik de teg<strong>en</strong>stelling Prometheus versus Mozes – zijn <strong>het</strong> niet symbol<strong>en</strong> <strong>van</strong> twee<br />
manier<strong>en</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s-zijn? – e<strong>en</strong> prachtige vondst vind. De laatste twaalf regels winn<strong>en</strong> mij
geheel voor <strong>het</strong> gedicht, omdat ik ze bijna kan meezing<strong>en</strong> op mij bek<strong>en</strong>de melodieën. Maar ik<br />
vermoed, dat <strong>het</strong> aantal lezers, bij wie <strong>het</strong> gedicht dat soort emoties oproept, wel klein zal zijn<br />
<strong>en</strong> spoedig kleiner zal word<strong>en</strong>.<br />
De lezer zij t<strong>en</strong>slotte nog gewez<strong>en</strong> op <strong>het</strong> spel met de vele korte <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele zeer lange woord<strong>en</strong> in<br />
<strong>het</strong> gedicht, op de vrije rijmschema’s <strong>en</strong> <strong>het</strong> dominer<strong>en</strong> <strong>van</strong> o- <strong>en</strong> oo-klank<strong>en</strong>; deze laatste<br />
ontbrek<strong>en</strong> slechts in vijf regels <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht. De functie er<strong>van</strong> is, ev<strong>en</strong>als dat in Orpheus <strong>het</strong><br />
geval was, <strong>het</strong> gedicht e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> welluid<strong>en</strong>dheid te gev<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> procédé, dat m<strong>en</strong>ige dichter <strong>van</strong><br />
de muziek heeft afgekek<strong>en</strong>.<br />
3<br />
ICHTHYOLOGIE<br />
Er is in zee e<strong>en</strong> coelacanth gevond<strong>en</strong>,<br />
de missing link tuss<strong>en</strong> twee viss<strong>en</strong> in.<br />
De vinder we<strong>en</strong>de <strong>van</strong> verwondering.<br />
Onder zijn og<strong>en</strong> lag voor ’t eerst verbond<strong>en</strong><br />
de eeuw<strong>en</strong> onderbrok<strong>en</strong> schakeling.<br />
En all<strong>en</strong> die om deze vis he<strong>en</strong>stond<strong>en</strong><br />
voeld<strong>en</strong> zich op dat og<strong>en</strong>blik verslond<strong>en</strong><br />
door de mülio<strong>en</strong><strong>en</strong> jar<strong>en</strong> achter h<strong>en</strong>.<br />
Rangorde tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> hagedis<br />
<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hagedis diep in de stof,<br />
verder dan onze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> reik<strong>en</strong>.<br />
Bij dit besef mog<strong>en</strong> wij do<strong>en</strong> alsof<br />
de reeks naar bov<strong>en</strong> toe <strong>het</strong>zelfde is<br />
<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zo bi) God op tafel kijk<strong>en</strong>.<br />
257<br />
Het laatste gedicht, dat ik de lezer wil voorlegg<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vele sonnett<strong>en</strong> uit de bundel<br />
C<strong>en</strong>otaaf uit 1953 (811), is geschrev<strong>en</strong> naar aanleiding <strong>van</strong> de vondst in 1952 <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
uitgestorv<strong>en</strong> gewaande vis, de coelacanth. De vondst wekte s<strong>en</strong>satie bij de wet<strong>en</strong>schapsm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> haalde zelfs de voorpagina’s <strong>van</strong> de krant<strong>en</strong>.<br />
Zoals m<strong>en</strong> ziet is dit vers geijkter <strong>van</strong> vorm <strong>en</strong> inhoud, üe gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> de dichter lijk<strong>en</strong> te<br />
word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan de vinder, die we<strong>en</strong>t <strong>van</strong> verwondering, <strong>en</strong> aan de omstanders. De<br />
‘missing link’ br<strong>en</strong>gt verrukking teweeg over de volmaakte rangorde, die in de natuur blijkt te<br />
bestaan. Het laatste terzet br<strong>en</strong>gt e<strong>en</strong> meer poètisch-religieuze dan wet<strong>en</strong>schappelijke conclusie,<br />
eindig<strong>en</strong>d in de verrass<strong>en</strong>de combinatie ‘bij God op tafel kijk<strong>en</strong>’. De wet<strong>en</strong>schap, <strong>en</strong> dan nog<br />
wel de wet<strong>en</strong>schap der evolutie, di<strong>en</strong>t als voorportaal, als aanleiding tot vertrouwelijke omgang<br />
met God. De verwondering over de schepping inspireert tot e<strong>en</strong> gevoel <strong>van</strong> bewondering voor<br />
Gods scheppingsplan – waarbij m<strong>en</strong> zich bij de ‘missing link’ in de reeks naar bov<strong>en</strong> ook nog<br />
theologische associaties kan ind<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Zou m<strong>en</strong> Christus, als middelaar tuss<strong>en</strong> God <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
niet ev<strong>en</strong>zeer als ‘missing link’ kunn<strong>en</strong> omschrijv<strong>en</strong>? In dat licht gezi<strong>en</strong> krijgt de titel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
gedicht, Ichthyologie er nog e<strong>en</strong> dim<strong>en</strong>sie bij door de toespeling op <strong>het</strong> Griekse woord ichthus,<br />
welks letters immers naam <strong>en</strong> titel <strong>van</strong> Christus bevatt<strong>en</strong>.<br />
Tuss<strong>en</strong> Ptolemaeus, de grootste astronoom <strong>van</strong> de Oudheid, (ca. 150 na Chr.), in wi<strong>en</strong>s werk de<br />
sam<strong>en</strong>vatting ligt <strong>van</strong> alles wat de Oudheid op astronomische gebied heeft onderzocht <strong>en</strong><br />
gewet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de dichter Achterberg ligg<strong>en</strong> wereld<strong>en</strong> <strong>van</strong> verschil. Ik kan niet aannem<strong>en</strong>, dat
258<br />
Achterberg <strong>van</strong> Ptolemaeus’ hieronder afgeschrev<strong>en</strong> epigram k<strong>en</strong>nis heeft gehad. Toch is er e<strong>en</strong><br />
opvall<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst in de gedacht<strong>en</strong>gang: de verwondering bij <strong>het</strong> aanschouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
natuurlijke orde br<strong>en</strong>gt ook deze schrijver tot de uitlating, dat hij – <strong>en</strong> hij drukt zich nog<br />
sterker uit dan Achterberg – bij God aan tafel zit. Het epigram is te vind<strong>en</strong> in de Anthologia<br />
Palatina, IX,577; ik citeer de tekst <strong>van</strong> Hermann Beckby (Munch<strong>en</strong> 1958):<br />
M<strong>en</strong> zou <strong>het</strong> als volgt kunn<strong>en</strong> weergev<strong>en</strong>:<br />
De weet <strong>van</strong> dood <strong>en</strong> tijd, maar speur ik na<br />
’t ontelbaar heir der sterr<strong>en</strong> in hun baan,<br />
dan raak ik niet meer de grond, maar god<strong>en</strong>spijs<br />
verzadigt mij aan tafel bij God zelf.<br />
Beckby citeert ook de Latijnse vertaling door niemand minder dan Kepler (1571-1630);<br />
Quotidie morior fateorque; sed inter Olympi<br />
dum t<strong>en</strong>et assidua me mea cura vias,<br />
non pedibus terram contingo; sed ante Tonantem<br />
nectare divina pascor et ambrosia.<br />
(Ik neem aan dat assidua e<strong>en</strong> vergissing <strong>van</strong> de uitgever (<strong>en</strong> niet <strong>van</strong> Kepler) is voor assidue).<br />
De maaltijd acc<strong>en</strong>tueert de verbond<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de deelnemers eraan, <strong>en</strong> is de bezegeling er<strong>van</strong>.<br />
Ptolemaeus’ epigram legt sterke nadruk op de teg<strong>en</strong>stelling tuss<strong>en</strong> de nietigheid <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s (r.<br />
1) <strong>en</strong> zijn vermog<strong>en</strong> de geheim<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kosmos te doorgrond<strong>en</strong>, die hem tot op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong><br />
Zeus verheft. Achterbergs voorstelling is bescheid<strong>en</strong>er. Het blijft bij hem e<strong>en</strong> ‘do<strong>en</strong> alsof’ (r.<br />
12), <strong>en</strong> bij God op tafel kijk<strong>en</strong> is nog iets anders dan zich verzadig<strong>en</strong> met ambrozijn. Achter<br />
Achterbergs aanduiding gaat mogelijk e<strong>en</strong> voorstelling schuil <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kind, dat op de t<strong>en</strong><strong>en</strong> gaat<br />
staan om op tafel kijk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ligt in <strong>het</strong> woord tafel ook de suggestie <strong>van</strong> de werk- of tek<strong>en</strong>tafel<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> architect of ontwerper. Toch blijft <strong>het</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke bestaan: de wet<strong>en</strong>schap, die<br />
de m<strong>en</strong>s inzicht geeft in de goddelijke schepping, br<strong>en</strong>gt hem nader tot de schepper.<br />
Achterberg haalt de grondstoff<strong>en</strong> voor zijn poëzie uit de meest verschill<strong>en</strong>de gebied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> die gebied<strong>en</strong> is de antieke mythologie in de ruimste zin. Uit de eerste twee hierbov<strong>en</strong><br />
geciteerde gedicht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we m.i. de conclusie trekk<strong>en</strong>, die mutatis mutandis ook voor<br />
andere gebied<strong>en</strong> geldt: de dichter vertoont niet de minste neiging zijn vers te lat<strong>en</strong> beheers<strong>en</strong><br />
door overgeleverde voorstelling<strong>en</strong> of feit<strong>en</strong>, maar gebruikt deze grondstoff<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>-
zinnig voor zijn eig<strong>en</strong> bedoeling<strong>en</strong>. Het derde gedicht vormt e<strong>en</strong> illustratie voor de stelling, dat<br />
óók <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> deze on-antieke dichter geschrev<strong>en</strong> is met als achtergrond iets als e<strong>en</strong><br />
historisch gegroeid <strong>en</strong> nog steeds aanwezig continuüm <strong>van</strong> voorstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> beeld<strong>en</strong> in de<br />
Europese literatuur.<br />
Verdere overweging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander, <strong>en</strong> wellicht ook <strong>het</strong> verspreid<strong>en</strong> <strong>van</strong> meer <strong>en</strong> nieuw licht<br />
op bov<strong>en</strong>staande <strong>en</strong> andere stukjes antiek bij Achterberg, laat ik graag aan de lezers over.<br />
NOTEN<br />
259<br />
W. Kassies<br />
1 Ik heb de gedicht<strong>en</strong> geciteerd naar de paginering in Achterbergs Verzamelde Gedicht<strong>en</strong>, 3e druk,<br />
Amsterdam 1967.<br />
2 “Mevr. G.H.C. Leyh-<strong>van</strong> der Horst te Drieberg<strong>en</strong>, de her<strong>en</strong> D. d<strong>en</strong> H<strong>en</strong>gst te Haarlem. J. Kuiper te Doorn, J.<br />
Schipper te Ve<strong>en</strong><strong>en</strong>daal <strong>en</strong> A.H. de Vries te Drieberg<strong>en</strong> zeg ik hartelijk dank voor informatieve <strong>en</strong>/of<br />
kritische op- <strong>en</strong> aanmerking<strong>en</strong>.
260<br />
SINDS GIPSEN HOOFDEN<br />
Hella Haasse<br />
Wanneer heb ik voor <strong>het</strong> eerst beseft, dat er<br />
zoiets bestond als ‘de klassieke Oudheid’? Ik<br />
b<strong>en</strong> opgegroeid in e<strong>en</strong> tijd, waarin de klassieke<br />
Oudheid gold als e<strong>en</strong> onmisbaar onderdeel<br />
<strong>van</strong> de algem<strong>en</strong>e ontwikkeling. Nog<br />
vóór ik lez<strong>en</strong> kon, wist ik dat de gips<strong>en</strong><br />
hoofd<strong>en</strong> die op mijn vaders boek<strong>en</strong>kast stond<strong>en</strong><br />
Oude Griek<strong>en</strong> voorsteld<strong>en</strong>; later leerde<br />
ik de nam<strong>en</strong> op de sokkels spell<strong>en</strong>: Plato,<br />
Socrates, Aristoteles, <strong>en</strong> (moeilijk!) Thucy-di-des.<br />
To<strong>en</strong> ik ti<strong>en</strong> jaar werd, kreeg ik<br />
<strong>het</strong> bek<strong>en</strong>de boek <strong>van</strong> Guerber ‘De Myth<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Griek<strong>en</strong>land <strong>en</strong> <strong>Rome</strong>’ cadeau, dat ik las<br />
<strong>en</strong> herlas, tot ik alle verhal<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> hoofd<br />
k<strong>en</strong>de. De belev<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> god<strong>en</strong>, halfgod<strong>en</strong>,<br />
muz<strong>en</strong>, nimf<strong>en</strong> <strong>en</strong> titan<strong>en</strong>, koning<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> heroèn, war<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onuitputtelijke<br />
bron <strong>van</strong> onderwerp<strong>en</strong> voor spel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
eig<strong>en</strong> verzinsels, maar bod<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> verklaring<strong>en</strong><br />
voor <strong>van</strong> allerlei in de gewone alledaagse<br />
werkelijkheid; ik kon begrijp<strong>en</strong>, waarom<br />
e<strong>en</strong> watcrsportclub Triton’ heette, wat<br />
bedoeld werd met e<strong>en</strong> uitdrukking als ‘lotuseters’,<br />
<strong>en</strong> mij iets voorstell<strong>en</strong> bij de muziek<br />
<strong>van</strong> Debussy’s ‘Danseuses de Delphes’ die<br />
mijn moeder vaak op de piano speelde. Reproducties<br />
<strong>van</strong> schilderij<strong>en</strong> in kunstboek<strong>en</strong><br />
kreg<strong>en</strong> extra betek<strong>en</strong>is, omdat De Tuin der<br />
Hesperid<strong>en</strong>, Oedipus <strong>en</strong> de Sfinx, Endymion,<br />
begripp<strong>en</strong> voor mij war<strong>en</strong>. Later, op de middelbare<br />
school (gymnasium alpha afdeling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Bataviaas Lyceum), werd de innerlijke<br />
voorraad <strong>van</strong> verhelder<strong>en</strong>de voorstellin-<br />
g<strong>en</strong> nog aanzi<strong>en</strong>lijk uitgebreid, vooral door<br />
de less<strong>en</strong> in Oude Geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de begeleiding<br />
bij <strong>het</strong> lez<strong>en</strong> <strong>van</strong> de klassieke schrijvers,<br />
die wij leerling<strong>en</strong> in die jar<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
voortreffelijke doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als Dr. P.J. Koets <strong>en</strong><br />
Mej. Dra. A. K och. Ik las to<strong>en</strong> – misschi<strong>en</strong><br />
moet ik zegg<strong>en</strong>: vooral to<strong>en</strong> – erg veel, kris<br />
kras door de wereldlitteratum: ik werd me er<br />
<strong>van</strong> bewust, hoezeer <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> schrijvers<br />
<strong>en</strong> dichters sinds de middeleeuw<strong>en</strong> doortrokk<strong>en</strong><br />
was <strong>van</strong> aan de Antiek<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>de motiev<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> symbol<strong>en</strong>, om nog maar te zwijg<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de vele citat<strong>en</strong> <strong>van</strong> klassieke auteurs, of<br />
toespeling<strong>en</strong> op feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> person<strong>en</strong> uit de<br />
Oude Geschied<strong>en</strong>is. Pas in de vijfde <strong>en</strong> zesde<br />
klas, to<strong>en</strong> <strong>het</strong> geworstel met grammatika niet<br />
meer steeds op de voorgrond stond, <strong>en</strong> de<br />
vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> woord<strong>en</strong> snel<br />
g<strong>en</strong>oeg herk<strong>en</strong>d werd<strong>en</strong> om zich te op<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
op <strong>het</strong> taalgebruik zelf, kon ik (natuurlijk<br />
alle<strong>en</strong> via fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) e<strong>en</strong> indruk krijg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de stijl <strong>en</strong> de individuele zeggingskracht <strong>van</strong><br />
(om dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> te noem<strong>en</strong> die ik <strong>het</strong> meest<br />
bewonderde) Aeschylus, Homerus, Tacitus,<br />
Vergillius, Horatius <strong>en</strong> Catullus. Door dit alles<br />
was althans e<strong>en</strong> fractie <strong>van</strong> de klassieke<br />
Oudheid tot mijn geestelijke bagage gaan behor<strong>en</strong>,<br />
vooralsnog e<strong>en</strong> diffuse, chaotische<br />
massa feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> nam<strong>en</strong>, <strong>het</strong> vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> sfeer, waarbij <strong>het</strong> haast onmogelijk was<br />
rechtstreekse indrukk<strong>en</strong> (opgedaan bij <strong>het</strong><br />
lez<strong>en</strong> <strong>van</strong> de oorspronkelijke tekst<strong>en</strong>) te<br />
scheid<strong>en</strong> <strong>van</strong> interpretaties in woord <strong>en</strong>
eeld uit latere tijdperk<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> als noodzakelijke<br />
fase in mijn ontwikkeling <strong>het</strong> pog<strong>en</strong><br />
‘geleefde werkelijkheid’ op <strong>het</strong> spoor te<br />
kom<strong>en</strong> de naïeve Lust zu Fabulier<strong>en</strong> begon<br />
te verdring<strong>en</strong>, b<strong>en</strong> ik mij pas echt gaan verdiep<strong>en</strong><br />
in aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de antieke wereld, die<br />
mijn fantasie altijd <strong>het</strong> meest geprikkeld hadd<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> die vrag<strong>en</strong> blev<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>: <strong>het</strong> archaïsche<br />
vooral, de Myce<strong>en</strong>se <strong>en</strong> Etruskische<br />
beschaving<strong>en</strong>, de overgangsfas<strong>en</strong>, al wat sam<strong>en</strong>hangt<br />
met opkomst <strong>en</strong> ontbinding <strong>van</strong><br />
mysterie-cultuss<strong>en</strong> als neerslag <strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>de<br />
verandering<strong>en</strong> in wereldbeschouwing <strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong>taliteit. Vanuit deze belangstelling ook<br />
werd ik geboeid door Simon Vestdijks ‘Aktaion<br />
onder de sterr<strong>en</strong>’, ‘De verminkte Apollo’<br />
<strong>en</strong> ‘De held <strong>van</strong> Temesa’, waarover ik<br />
t<strong>en</strong>slotte e<strong>en</strong> bijdrage geschrev<strong>en</strong> heb voor<br />
De Gids <strong>van</strong> december 1963.<br />
Ik kan niet verklar<strong>en</strong>, waarom de hoogtepunt<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de klassieke beschaving mij als materiaal<br />
eig<strong>en</strong>lijk minder aantrekk<strong>en</strong> dan de<br />
chaos <strong>van</strong> opkomst of de chaos <strong>van</strong> ondergang;<br />
waarom ik bijvoorbeeld de eindfase<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Rome</strong>inse imperium, met /ijn door<br />
de Got<strong>en</strong> bedreigde Byzantijns-geori<strong>en</strong>ieerde<br />
verstarring, interessanter vind dan de dag<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Caesar of Augustus, <strong>en</strong> waarom ik minder<br />
ontroerd word door de glorie <strong>van</strong> Perikles’<br />
Ath<strong>en</strong>e, dan door de sfeer <strong>van</strong> de nog<br />
archaïsche stadstaat zoals die wordt opgeroep<strong>en</strong><br />
aan <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> de ‘Eum<strong>en</strong>id<strong>en</strong>’ <strong>van</strong><br />
Aeschylus: de optocht <strong>van</strong> Oudst<strong>en</strong>, burgers<br />
<strong>en</strong> priesters, die de godhed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de duisternis<br />
plechtig verzo<strong>en</strong><strong>en</strong>d in hun midd<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong>.<br />
De lectuur in de loop <strong>van</strong> vele jar<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
klassiek<strong>en</strong> in P<strong>en</strong>guin – of Les belles Lettres<br />
– vertaling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> verder <strong>van</strong> de meest<br />
uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de geleerde schrijvers over de<br />
meest uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de onderwerp<strong>en</strong>, Momms<strong>en</strong>,<br />
Gibbon, Frazer, Rostovtzeff, Toynbee,<br />
Graves, Glotz, Friedländer, Wikk<strong>en</strong>,<br />
Méautis, Eliade, <strong>en</strong> vele ander<strong>en</strong>, <strong>en</strong> natuurlijk<br />
ook reiz<strong>en</strong> naar Griek<strong>en</strong>land <strong>en</strong> Italië,<br />
261<br />
hebb<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s nieuwe vergezicht<strong>en</strong> geop<strong>en</strong>d.<br />
Het is me echter in wat ik geschrev<strong>en</strong><br />
heb, voorzover <strong>het</strong> iets met de klassieke<br />
Oudheid te mak<strong>en</strong> heeft, nooit in eerste instantie<br />
te do<strong>en</strong> geweest om e<strong>en</strong> poging tot<br />
reconstructie <strong>van</strong> <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> als zodanig. Ik<br />
b<strong>en</strong> mij er maar al te zeer <strong>van</strong> bewust, dat<br />
voorbije werkelijkheid niet te achterhal<strong>en</strong> is;<br />
hoogst<strong>en</strong>s kan m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde sfeer suggerer<strong>en</strong><br />
door middel <strong>van</strong> wat Marguérite Youre<strong>en</strong>ar,<br />
auteur <strong>van</strong> ‘Mémoires d’Hadri<strong>en</strong>’ omschrev<strong>en</strong><br />
heeft als ‘une magie sympathique’.<br />
Wat ik heb geprobeerd te do<strong>en</strong>, in mijn romans<br />
‘E<strong>en</strong> nieuwer testam<strong>en</strong>t’, 1966 (over de<br />
dichter Claudius Claudianus). “Huurders <strong>en</strong><br />
Onderhuurders’, 1971, (in <strong>het</strong> midd<strong>en</strong>deel<br />
kom<strong>en</strong> de z.g. Bacchanalia <strong>van</strong> 186 v.C. als<br />
materiaal voor e<strong>en</strong> roman-in-de-roman ter<br />
sprake), in mijn roman-als-essay. ‘De tuin<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Bomarzo’ 1968 (<strong>het</strong> hierin behandelde<br />
maniëristische beeld<strong>en</strong>park is e<strong>en</strong> soort <strong>van</strong><br />
mythologische rebus) <strong>en</strong> in <strong>het</strong> toneelstuk<br />
T<strong>en</strong> draad in <strong>het</strong> donker’ 1963 (e<strong>en</strong> parafrase<br />
op <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Theseus <strong>en</strong> Ariadne), is<br />
vooral dit: klassiek-historische <strong>en</strong>/of mythologische<br />
motiev<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> compositie,<br />
die tot doel heeft de lezer e<strong>en</strong> bepaalde<br />
problematiek, e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> schijnbaar<br />
on-sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de teil<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>,<br />
of e<strong>en</strong> psychologische ontwikkeling<br />
in m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> in hun onderlinge verhouding<strong>en</strong><br />
aan te reik<strong>en</strong>. Aan <strong>het</strong> schrijv<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t<br />
natuurlijk e<strong>en</strong> zo int<strong>en</strong>s mogelijke studie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> ‘gebruikte’ brok cultuurgeschied<strong>en</strong>is<br />
vooraf te gaan; beter gezegd, uit die studie<br />
wordt meestal de inspiratie gebor<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
werk <strong>van</strong> fictie is e<strong>en</strong> uit innerlijke noodzaak<br />
door de schrijver opgetrokk<strong>en</strong> constructiein-woord<strong>en</strong>,<br />
in ‘beeld<strong>en</strong>de’ taal; de eig<strong>en</strong>lijke<br />
zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> geheel valt alle<strong>en</strong> te ontdekk<strong>en</strong> in<br />
<strong>het</strong> spel mét, <strong>het</strong> patroon <strong>van</strong>, de thema’s <strong>en</strong><br />
kern<strong>en</strong> die nu e<strong>en</strong>maal voor die <strong>en</strong>e schrijv<strong>en</strong>de<br />
m<strong>en</strong>s bepal<strong>en</strong>d zijn.<br />
Enkele lezers, die zich beroepshalve (als re-
262<br />
c<strong>en</strong>s<strong>en</strong>t) of in verband met hun studie Nederlands<br />
niet mijn werk hebb<strong>en</strong> beziggehoud<strong>en</strong>,<br />
hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander beter – want objectiever<br />
– onderzocht <strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> dan ik<br />
<strong>het</strong> zelf zou kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Door uit hun<br />
beschouwing<strong>en</strong> te citer<strong>en</strong> verschaf ik misschi<strong>en</strong><br />
de verklaring<strong>en</strong> waarop de redactie<br />
met haar vraagstelling uit is.<br />
Paul de Wispelaere wijst in e<strong>en</strong> bespreking<br />
(in zijn bundel kritiek<strong>en</strong> ‘Facett<strong>en</strong>oog’,<br />
1968) op de ‘prismatische structuur’ <strong>van</strong> de<br />
roman ‘E<strong>en</strong> nieuwer testam<strong>en</strong>t’, <strong>en</strong> karakteriseert<br />
de tekst als ‘e<strong>en</strong> ingewikkeld <strong>en</strong> wijdvertakt<br />
intrige-patroon’, waardoorhe<strong>en</strong> ‘drie<br />
ess<strong>en</strong>tieele thema’s fragm<strong>en</strong>tair (zijn) aangebracht<br />
(...) g<strong>en</strong>uanceerd <strong>en</strong> anders getoetst<br />
op de voorgrond tred<strong>en</strong>, <strong>en</strong> trouw<strong>en</strong>s nauw<br />
met elkaar verband houd<strong>en</strong>: de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Christ<strong>en</strong>dom als officieele eredi<strong>en</strong>st <strong>en</strong> staatskerk,<br />
de betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong> offer, <strong>en</strong> de vader<br />
zoon relatie, of <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> de<br />
zelfstandige persoonlijkheid’. Elders zegt hij:<br />
‘Het psychologische <strong>en</strong> ethische karakter (...)<br />
is primordiaal, daarom is <strong>het</strong> eig<strong>en</strong>lijk begonn<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> daarom ook zijn de nooit expliciet<br />
uitgedrukte maar overal voelbare verband<strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> behandelde historische tijdperk <strong>en</strong><br />
onze eig<strong>en</strong> tijd zo belangrij. De langzame<br />
onafw<strong>en</strong>dbare ondergang <strong>van</strong> <strong>het</strong> imperium,<br />
<strong>het</strong> telorgaan <strong>van</strong> de klassieke heid<strong>en</strong>se traditie,<br />
de infiltrering <strong>van</strong> vreemde rass<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
volk<strong>en</strong>, de dictatuur <strong>en</strong> de verhouding<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
kerk <strong>en</strong> kunst tot de staat, <strong>het</strong> zijn allemaal<br />
verschijnsel<strong>en</strong> die in de actualiteit <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag<br />
echo’s oproep<strong>en</strong>. De confrontatie <strong>van</strong><br />
de twee romanfigur<strong>en</strong>, de dichter Claudianus<br />
<strong>en</strong> de prefect Hadrianus, kunst<strong>en</strong>aar <strong>en</strong> magistraat,<br />
beide uit <strong>het</strong> vreemde wingewest<br />
Egypte in <strong>Rome</strong> tot aanzi<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>, is<br />
daarom e<strong>en</strong> confrontatie die vooral e<strong>en</strong>geestelijk<br />
gebeur<strong>en</strong> is, met e<strong>en</strong> psychische repercussie<br />
die e<strong>en</strong> aantal ess<strong>en</strong>tieele lev<strong>en</strong>sproblem<strong>en</strong><br />
oproept. De behandeling <strong>van</strong> deze problematiek,<br />
<strong>het</strong> lev<strong>en</strong>sbeschouwelijk <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>-<br />
lijk essayistische aspect dus, is <strong>het</strong> tweede <strong>en</strong><br />
voornaamste plan <strong>van</strong> de roman.’ In haar<br />
doctoraalscriptie ‘Huiszoeking, e<strong>en</strong> onderzoek<br />
naar de functionaliteit <strong>van</strong> <strong>en</strong>kele structuuraspect<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Hella Haasse’s roman<br />
‘Huurders <strong>en</strong> onderhuurders’ (Rijksuniversiteit<br />
Utrecht) merkt Agnes Stolwijk op naar<br />
aanleiding <strong>van</strong> tiet Bacchanaliamotiet in de<br />
roman (e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de onderhuurders,<br />
Antonia Graving, schrijft e<strong>en</strong> boek over de<br />
Bacchanalia, zonder zich bewust te /i j n <strong>van</strong><br />
de schandalige zak<strong>en</strong> die zich binn<strong>en</strong>shuis<br />
afspel<strong>en</strong>): ‘M.i. wil ‘Huurders <strong>en</strong> Onderhuurders’<br />
ge<strong>en</strong> illustratie zijn <strong>van</strong> de zegswijze<br />
‘l’histoire se répète’. De relatie tuss<strong>en</strong> hed<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> verled<strong>en</strong> is. op <strong>het</strong> vlak <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebeur<strong>en</strong><br />
in diepere zin, de achtergrond<strong>en</strong>, er niet e<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> gelijkheid; wel is vergelijking mogelijk,<br />
voor de hand ligg<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> gew<strong>en</strong>st. Die vergelijking<br />
immers toont de lezer de betek<strong>en</strong>is<br />
die <strong>het</strong> gebeur<strong>en</strong> in <strong>het</strong> huis heeft, geeft <strong>het</strong><br />
hed<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dim<strong>en</strong>sie meer: de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die er<br />
lev<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> ‘e<strong>en</strong> maatschappelijk <strong>en</strong> geestelijk<br />
uitzonderlijk bewog<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t’ mee,<br />
(ev<strong>en</strong>als de personnages die Livius in zijn<br />
beschrijving <strong>van</strong> de Bacchanalia noemt, <strong>en</strong><br />
die Antonia Graving in haar boek weer t<strong>en</strong><br />
tonele voert, HSH) ‘Het is echter hun (nood)<br />
lot, dat zij dit niet zi<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>min als de<br />
historische person<strong>en</strong> <strong>het</strong> zi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> slechts in<br />
deze zin gaat de zegswijze ‘l’histoire se répète’<br />
op. (...) Dat de individuele m<strong>en</strong>s belangrijker<br />
is dan <strong>het</strong> gebeur<strong>en</strong>, blijkt ook uit <strong>het</strong><br />
feit. dat de parallellie tuss<strong>en</strong> hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> verled<strong>en</strong><br />
veel nadrukkelijker naar vor<strong>en</strong> is gebracht<br />
waar <strong>het</strong> de person<strong>en</strong> dan waar <strong>het</strong> de<br />
achtergrond<strong>en</strong> betreft, die voor <strong>het</strong> hed<strong>en</strong><br />
slechts gesuggereerd word<strong>en</strong> Antonia Graving<br />
wil dan ook e<strong>en</strong> verhaal vertell<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong><br />
stuk geschied<strong>en</strong>is of godsdi<strong>en</strong>stfilosofie<br />
schrijv<strong>en</strong>. (...) Dat de zi<strong>en</strong>de blinde <strong>en</strong> hor<strong>en</strong>de<br />
dove m<strong>en</strong>s c<strong>en</strong>traal staat in hed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
verled<strong>en</strong>, wordt ook zichtbaar gemaakt via<br />
de wijze waarop <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> in <strong>het</strong> hed<strong>en</strong> is
ingepast: door de episod<strong>en</strong>bouw <strong>en</strong> de hantering<br />
daar<strong>van</strong> (...) blijft de lezer zich er <strong>van</strong><br />
bewust, dat <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> voor hem beschrev<strong>en</strong><br />
wordt door iemand (e<strong>en</strong> romanfiguur!)<br />
met e<strong>en</strong> beperkt inzicht in dat verled<strong>en</strong>;<br />
maar ook, vooral, in <strong>het</strong> hed<strong>en</strong>.’ Antonia<br />
Graving constateert in haar roman-in-deroman,<br />
met betrekking tot de üacchanaliaaffaire<br />
\lat e<strong>en</strong> in wez<strong>en</strong> kleinzielige <strong>en</strong> burgerlijk<br />
familiedrama (geld, macht, g<strong>en</strong>eratieconflict,<br />
haat <strong>en</strong> jaloezie <strong>van</strong> vrouw<strong>en</strong>) <strong>en</strong><br />
verder roddel <strong>en</strong> politiek gekonkel, als e<strong>en</strong><br />
ondoorzichtig scherm geschov<strong>en</strong> zijn voor<br />
e<strong>en</strong> maatschappelijk <strong>en</strong> geestelijk uitzonderlijk<br />
bewog<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t, dat (...) best had kunn<strong>en</strong><br />
funger<strong>en</strong> als scharnier tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oud <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> nieuw bestel.’<br />
In e<strong>en</strong> beschouwing in ‘Ons Erfdeel’ (no. 2,<br />
1972) onderstreept ook Aldert Walrecht dit<br />
aspect <strong>van</strong> ‘Huurders <strong>en</strong> Onderhuurders’:<br />
‘Deel II (...) bestaat uit dagboekfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />
aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, excerpt<strong>en</strong>, briev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
lijkt aan<strong>van</strong>kelijk nogal los te staan <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
eerste deel, totdat m<strong>en</strong> ontdekt, dat de geschied<strong>en</strong>is<br />
die Antonia draving over <strong>het</strong><br />
oude <strong>Rome</strong> schrijft eig<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong> ‘doublé’ is:’<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal uit deel I, met di<strong>en</strong> verstande<br />
dat de lezer – met deel I in zijn achterhoofd<br />
– meer begrijpt <strong>van</strong> de situatie in <strong>het</strong> oude<br />
<strong>Rome</strong>, dan Antonia Graving die alle<strong>en</strong> dat<br />
oude <strong>Rome</strong> wil do<strong>en</strong> herlev<strong>en</strong>. Maar ook<br />
omgekeerd is <strong>het</strong> zo: door de beschrijving<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> oude <strong>Rome</strong> krijgt de lezer (niet de<br />
schrijfster Antonia Graving!) weer meer inzicht<br />
in de situatie in <strong>het</strong> Nederlandse huis<br />
uit deel I.’ Het contrast tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> ‘grote’<br />
historische gebeur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Bacchanalia (gezi<strong>en</strong><br />
door de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> goedwill<strong>en</strong>d, maar<br />
gefrustreerd <strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins autoritair ingesteld<br />
hed<strong>en</strong>daags m<strong>en</strong>s, e<strong>en</strong> classicus, rector <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> Nederlands gymnasium) <strong>en</strong> <strong>het</strong> ‘burgerlijke’<br />
drama dat uit Livius’ verhaal te distiller<strong>en</strong><br />
valt (gezi<strong>en</strong> door de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
groepje middelbare scholier<strong>en</strong> die met de<br />
263<br />
bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde rector in conflict zijn) is <strong>het</strong><br />
onderwerp <strong>van</strong> e<strong>en</strong> – oorspronkelijk voor<br />
schoolvoorstelling<strong>en</strong> bedoeld – toneelstuk,<br />
dat ik in 1971 in opdracht <strong>van</strong> DE NIEUWE<br />
KOMEDIE heb geschrev<strong>en</strong>. (‘Ge<strong>en</strong> Bacchanal<strong>en</strong>’).<br />
E<strong>en</strong> ander spel. ‘E<strong>en</strong> draad in <strong>het</strong><br />
donker’, (parafrase op <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Theseus<br />
<strong>en</strong> Ariadne) is door Helle Alofs in e<strong>en</strong><br />
doctoraalscriptie over mijn werk (Universiteit<br />
Nijmeg<strong>en</strong>) als volgt sam<strong>en</strong>gevat: ^E<strong>en</strong><br />
draad in <strong>het</strong> donker’ begint <strong>en</strong> eindigt met<br />
e<strong>en</strong>zelfde droom. Daartuss<strong>en</strong>in is e<strong>en</strong> stuk<br />
werkelijkheid, gelijk aan die droom, <strong>en</strong> de<br />
werkelijkheid loopt aan <strong>het</strong> slot weer in de<br />
droom over. Droom <strong>en</strong> werkelijkheid lop<strong>en</strong><br />
– niet zonder goddellijke tuss<strong>en</strong>komst ev<strong>en</strong>wel<br />
– in elkaar over als de twee zijd<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de ring <strong>van</strong> Möbius. Het stuk is gebouwd op<br />
e<strong>en</strong> mythologisch gegev<strong>en</strong>, waaraan e<strong>en</strong><br />
niveau <strong>van</strong> rationaliteit wordt toegevoegd.<br />
E<strong>en</strong> belangrijk motief is <strong>het</strong> labyrint-motief,<br />
dat niet alle<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> is in de doolhof<br />
waar de (d<strong>en</strong>kbeeldige) Minotaurus heerst,<br />
maar meer nog in <strong>het</strong> proces dat Ariadne<br />
doormaakt, <strong>en</strong> dat zijn apotheose vindt in de<br />
door Ariadne niet zonder meer aanvaarde<br />
inwijding door Dionysos, <strong>en</strong> in haar persoonlijke<br />
bewustwording, door welke laatste de<br />
tweede droom, <strong>en</strong> <strong>het</strong> ontwak<strong>en</strong> daaruit, hoe<br />
gelijk ook aan die waarmee <strong>het</strong> proces begon,<br />
toch e<strong>en</strong> geheel andere inhoud gekreg<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong>.’<br />
‘De tuin<strong>en</strong> <strong>van</strong> Bomarzo’ is e<strong>en</strong> speurtocht<br />
naar <strong>het</strong> waarom <strong>en</strong> wanneer <strong>van</strong> e<strong>en</strong> doolhof-achtig<br />
kasteelpark in midd<strong>en</strong>-Italië, vol<br />
beeld<strong>en</strong> <strong>van</strong> halfgod<strong>en</strong>, nimf<strong>en</strong> <strong>en</strong> monsters<br />
uit de antieke mythologie. Het boek gaat<br />
over de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die <strong>het</strong> (misschi<strong>en</strong>) hebb<strong>en</strong><br />
lat<strong>en</strong> aanlegg<strong>en</strong>, over <strong>het</strong> labyrint als oeroud<br />
symbool <strong>van</strong> de inwijdingsweg <strong>en</strong> als gezelschapsspel,<br />
<strong>en</strong> over de uit archaïsche tijdperk<strong>en</strong><br />
stamm<strong>en</strong>de verering <strong>van</strong> bronn<strong>en</strong> <strong>en</strong> heilige<br />
woud<strong>en</strong>. Bos <strong>en</strong> stroom hebb<strong>en</strong> mijn<br />
fantasie altijd al aan <strong>het</strong> werk gezet; in de
264<br />
novelle ‘De verborg<strong>en</strong> bron’ (1950) spel<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> mythologische verhaal <strong>van</strong> de nimf Arethusa<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> motief <strong>van</strong> de dryade e<strong>en</strong> rol.<br />
Volledigheidshalve moet ik nog de roman<br />
‘De Ingewijd<strong>en</strong>’ (1957) noem<strong>en</strong>, die als motto<br />
e<strong>en</strong> citaat <strong>van</strong> Pindarus heeft: ‘Gelukkig<br />
hij, die ingewijd is. vóór hij onder de aarde<br />
gaat, want hij k<strong>en</strong>t <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> door Zeus gezond<strong>en</strong> begin’, e<strong>en</strong> zinspeling<br />
op de inwijdingsrituel<strong>en</strong> in de tempel<br />
<strong>van</strong> Eleusis. De twee godinn<strong>en</strong>, die in Eleusis<br />
vereerd werd<strong>en</strong>, Demeter <strong>en</strong> Persephone, zijn<br />
<strong>het</strong> onderwerp <strong>van</strong> e<strong>en</strong> studie die e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
hoofdperson<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> boek. e<strong>en</strong> leraar in de<br />
klassieke tal<strong>en</strong> (alweer!), aan <strong>het</strong> schrijv<strong>en</strong><br />
is. Het ‘aardse’ bestaan, dat voor deze moeilijklev<strong>en</strong>de<br />
intellectueel eig<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>d<br />
gebied is (met name de mogelijkheid<br />
tot e<strong>en</strong> zich telk<strong>en</strong>s herhal<strong>en</strong>de innerlijke<br />
wedergeboorte) heb ik tracht<strong>en</strong> op te roep<strong>en</strong><br />
via de lotgevall<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aantal reizigers uit<br />
de westerse welvaartswereld in <strong>het</strong> pas uit de<br />
burgeroorlog herrez<strong>en</strong> arme Griek<strong>en</strong>land <strong>van</strong><br />
de vijftiger jar<strong>en</strong>. In die roman speelt actuele<br />
problematiek e<strong>en</strong> duidelijker rol dan in mijn<br />
andere werk.<br />
Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d zou ik kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: bepaalde<br />
aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Griekse <strong>en</strong> <strong>Rome</strong>inse<br />
Oudheid hor<strong>en</strong> zozeer thuis in mijn voorstellingswereld<br />
<strong>en</strong> zijn voor mij zó gelad<strong>en</strong> met<br />
betek<strong>en</strong>is, dat zij als <strong>van</strong>zelf in mij opkom<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> gestalte krijg<strong>en</strong> in wat ik schrijf. In dit<br />
opzicht b<strong>en</strong> ik nog e<strong>en</strong> produkt <strong>van</strong> ‘ouderwetse’<br />
opvoedingstradities. Ik betreur <strong>het</strong>,<br />
dat veel <strong>van</strong> die vorming verlor<strong>en</strong> is gegaan<br />
<strong>en</strong> nog steeds overboord gegooid wordt; niet<br />
uit elitaire opvatting<strong>en</strong>, maar omdat m.i.<br />
m<strong>en</strong>selijke emancipatie niet volledig kan zijn<br />
/onder (<strong>en</strong>ige) k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de klassiek<strong>en</strong>. Ik<br />
wil echter gelov<strong>en</strong>, dat <strong>het</strong> meest waardevolle<br />
behoud<strong>en</strong> blijft, zoals ook in de vroege,<br />
‘donkere’ middeleeuw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> herontdekt zal<br />
word<strong>en</strong>.
MYTHE EN MIMICRY<br />
Hedwig Spellers<br />
265<br />
Bekijk je de talrijke theorieèn over <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> de mythologie, ik d<strong>en</strong>k hierbij aan de<br />
Euhemerische (300 v. Chr.). de Stoïcijnse, de Freudiaanse, <strong>en</strong> toets je deze door middel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Popperiaanse demarcatiecriterium, dan moet je toegev<strong>en</strong> dat er wet<strong>en</strong>schappelijk weinig zinnigs<br />
over te vertell<strong>en</strong> valt. Toch formuler<strong>en</strong> auteurs als I r<strong>en</strong>d. Jung, Eliade, Cassirer, Pettazoni,<br />
Bachelard, scherpzinnige hypothes<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestaat er bij de meest<strong>en</strong> e<strong>en</strong> communis opinio omtr<strong>en</strong>t<br />
de relatie tuss<strong>en</strong> mythe <strong>en</strong> taal.<br />
In Sprache und Mythos maakt Ernst Cassirer e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> de linguïstische <strong>en</strong> de<br />
mythische metafoor. De linguïstische metafoor opponeert vergelijkbare gegev<strong>en</strong>s, de mythische<br />
roept de creatieve, lev<strong>en</strong>de werkelijkheid zelf op. En <strong>het</strong> is voornamelijk als metafoor dat de<br />
mythologie aan <strong>het</strong> (moderne) gedicht zijn betek<strong>en</strong>is verle<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> mooi voorbeeld is H<strong>en</strong>ri<br />
Matisse: ‘Asphodèles’ <strong>van</strong> Gottfried B<strong>en</strong>n, e<strong>en</strong> kwatrijn uit de periode 1937-1947. Zonder <strong>het</strong><br />
woord dood uit te sprek<strong>en</strong> is de dood achter elke regel voelbaar. Door gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
tweetal mythologische kernwoord<strong>en</strong> (affodil, Proserpina), br<strong>en</strong>gt B<strong>en</strong>n zijn korte gedicht buit<strong>en</strong><br />
schot <strong>van</strong> de geschied<strong>en</strong>is. Door mythologische transformatie overstijgt <strong>het</strong> gedicht de anecdote.<br />
Ik durf mij niet met B<strong>en</strong>n te vergelijk<strong>en</strong>, al wil ik hier graag e<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> makelij<br />
vermeld<strong>en</strong>. Terloops wil ik aanton<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> mythologische motief niet steeds<br />
e<strong>en</strong> bewuste, door de dichter gewilde keuze behelst. Mete<strong>en</strong> loop ik hier vooruit op e<strong>en</strong><br />
probleem dat mij in de/e materie bijzonder boeit, de vraag namelijk wat e<strong>en</strong> modern dichter<br />
bezielt om mythologische motiev<strong>en</strong> in zijn werk te verwev<strong>en</strong>. Het gaat hier om e<strong>en</strong> voorbeeld<br />
uit de Germaanse mythologie, maar ik vind <strong>het</strong> voor e<strong>en</strong> nadere k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> <strong>het</strong> inspiratiemechanisme<br />
te typer<strong>en</strong>d om onvermeld te lat<strong>en</strong>.<br />
Op 9 september 1969 stierf mijn dertigjarige broer aan de gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> acute bloedziekte.<br />
Hij was mu/iekpedagoog <strong>en</strong> organist. De avond voor zijn overlijd<strong>en</strong> kwam ik thuis <strong>van</strong> de<br />
kliniek; lusteloos ging ik achter mijn schrijftafel zitt<strong>en</strong> om er talrijke teg<strong>en</strong>strijdige leed- <strong>en</strong><br />
wrokgevoel<strong>en</strong>s te formuler<strong>en</strong>. Ik schreef <strong>en</strong>kele regels neer, die naderhand de beginregels<br />
werd<strong>en</strong> voor de nieuwe dichtbundel Horribile dictu:
266<br />
Ahorn huilt, <strong>het</strong> huis<br />
e<strong>en</strong> onbewoonbaar web-<br />
ev<strong>en</strong> is de broer<br />
<strong>het</strong> Zeldzaam Beest Bach,<br />
in <strong>het</strong> bloed<br />
distelt al de discant,<br />
dood.<br />
Van <strong>het</strong> 80-tal kortgedicht<strong>en</strong> hield ik er 38 over. Om structurele red<strong>en</strong><strong>en</strong> gooide ik de orde <strong>van</strong><br />
ontstaan door elkaar <strong>en</strong> groepeerde de gedicht<strong>en</strong> in vier cycli. Alle<strong>en</strong> <strong>het</strong> begingedicht liet ik op<br />
zijn plaats staan. Frappant daarbij bleek de vergissing in de keuze <strong>van</strong> boom waarmee <strong>het</strong><br />
gedicht begint. Ik herinner me nog goed hoe <strong>het</strong> buit<strong>en</strong> hevig waaide. Ik mijmerde in de richting<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> viertal boompjes dat ik, te vroeg, voor mijn net gebouwde huis in de duin<strong>en</strong> geplant<br />
had. Ik keek naar de kleine abel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik bedoelde abeel maar schreef werktuiglijk <strong>het</strong> woord<br />
ahorn op. Ev<strong>en</strong> onverklaarbaar blijft voor mij <strong>het</strong> feit waarom ik niet mete<strong>en</strong> es of esdoorn<br />
schreef, ahorn is t<strong>en</strong>slotte toch e<strong>en</strong> verouderde Nederlandse vorm. Langs fonosemantische weg<br />
kan, aposteriori, de plaats <strong>van</strong> dit woord <strong>van</strong>zelfsprek<strong>en</strong>d verklaard word<strong>en</strong>, maar er is méér.<br />
To<strong>en</strong> Willy Spillebe<strong>en</strong> in Üietsclie Warande <strong>en</strong> Belfort mijn bundel besprak, relateerde hij mijn<br />
ahorn-reflex aan de lev<strong>en</strong>sboom in de Germaanse mythologie bek<strong>en</strong>d als yggdrasil. Eerst dan<br />
besefte ik hoezeer mijn bundel over de dood, onbewust e<strong>en</strong> zelfverdediging teg<strong>en</strong> de dood was.<br />
Ahorn kan hier geïnterpreteerd word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> bezwering <strong>van</strong> de dood, de lev<strong>en</strong>sdrift die <strong>het</strong><br />
wint op de doodsdrift. De onbewuste mythologisering werd uiteindelijk e<strong>en</strong> symbool <strong>van</strong> de wil<br />
tot lev<strong>en</strong>. Uit <strong>het</strong> verloop <strong>van</strong> de bundel blijk<strong>en</strong> de libidinale lev<strong>en</strong>sdrift in de Marcusiaanse zin<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> woord én de taalcreatie twee uiting<strong>en</strong> bij uitstek om de dood te weerstaan. Daarnaast is<br />
de es ook <strong>het</strong> symbool <strong>van</strong> de Tijd. In grammatikaal-poëtisch vlak komt dit aspect tot zijn recht<br />
door e<strong>en</strong> volgehoud<strong>en</strong> gebruik <strong>van</strong> de praes<strong>en</strong>s.<br />
Alhoewel de mythologie in haar geschied<strong>en</strong>is zoals ik bov<strong>en</strong> aanstipte, als in haar werking zoals<br />
ik net beschreef, de falsificatietheorie <strong>van</strong> Karl Popper niet kan doorstaan, toch zet ze, als<br />
medium voor inspiratie, tot d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan. Ik b<strong>en</strong> <strong>het</strong> (bijna) met Harry Mullisch e<strong>en</strong>s, als hij in<br />
zijn VN-interview beweert: ‘De mythe <strong>en</strong> de literatuur zijn elem<strong>en</strong>tairder dan de psychologie.’<br />
En: ‘Je moet je intuïtie volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet prober<strong>en</strong> de leer <strong>van</strong> de verifieerbare red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> op de<br />
literatuur toe te pass<strong>en</strong>.’ Inderdaad, getroff<strong>en</strong> door de expressiemogelijkhed<strong>en</strong> ons door de<br />
mythologie gebod<strong>en</strong>, heb ik in mijn studie <strong>van</strong> de linguïstiek <strong>en</strong> de poëtica méér dan e<strong>en</strong>s de<br />
relatie taal/mythologie ontmoet. Neem de Amerikaan M. Bodkin. In zijn Arc<strong>het</strong>ypal patterns in<br />
poetry toont hij aan hoe, bij <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> thema’s, arc<strong>het</strong>ypische beeld<strong>en</strong> <strong>het</strong> creatieproces<br />
stimuler<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d in de door Bodkin opgesomde serie arc<strong>het</strong>yp<strong>en</strong> vind ik <strong>het</strong> aandeel dat<br />
mythologische figur<strong>en</strong> daarbij hebb<strong>en</strong>. Hij vermeldt ondermeer Proserpina als ‘symbol of<br />
youth’s transi<strong>en</strong>t bloom’; dit mythologische personage is <strong>het</strong> kernwoord uit <strong>het</strong> bov<strong>en</strong> vermelde<br />
gedicht <strong>van</strong> B<strong>en</strong>n, dat <strong>het</strong> vers naar zijn uiteindelijke symbolische bestemming stuwt. Tot <strong>het</strong><br />
arc<strong>het</strong>ypische pakket behor<strong>en</strong> ook Artemis <strong>en</strong> Eurydice die ik straks, als inspiratiebron <strong>van</strong><br />
eig<strong>en</strong> werk, vermeld<strong>en</strong> zal. Verder noemt hij nog Aphrodite, V<strong>en</strong>us, Dido <strong>en</strong> Prometheus.<br />
Sam<strong>en</strong> met andere figur<strong>en</strong> <strong>en</strong> begripp<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> oudste verled<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> m<strong>en</strong>selijke d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,<br />
zoud<strong>en</strong> zij de voedingsbodem vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> talrijke tekstcreaties. Als arc<strong>het</strong>yp<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />
welbepaalde symbolische betek<strong>en</strong>is zoud<strong>en</strong> zij aldus instaan voor e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de literaire inspiratie.
267<br />
Toch bestaan er plausibeler verklaring<strong>en</strong> voor inspiratie <strong>en</strong> tekstcreatie. De dichter kan gewoon<br />
bewust de mythe in zijn werk integrer<strong>en</strong>. Let wel, de verklaring voor <strong>het</strong> mechanisme <strong>van</strong> de<br />
tekstcreatie wordt er niet e<strong>en</strong>voudiger door maar kan <strong>van</strong>uit deze bewuste keuze wél redelijker<br />
verantwoord word<strong>en</strong>. Dergelijke bewuste aanbr<strong>en</strong>g zou ik graag met <strong>en</strong>kele eig<strong>en</strong> voorbeeld<strong>en</strong><br />
illustrer<strong>en</strong>. In 1962 publiceerde ik e<strong>en</strong> vrij lijvige dichtbundel, E<strong>en</strong> bruggehoofd. Als midd<strong>en</strong>luik<br />
nam ik drie cycli <strong>van</strong> ti<strong>en</strong> gedicht<strong>en</strong> op. Bij de constructie <strong>van</strong> elke cyclus vertrok ik <strong>van</strong>uit e<strong>en</strong><br />
Griekse mythe. Mijn keuze was bewust én ik had daarbij e<strong>en</strong> specifieke bedoeling: de halfvolwass<strong>en</strong>e<br />
die ik to<strong>en</strong> was, had af te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> met twee misschi<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de, in elk geval<br />
typische adolesc<strong>en</strong>tieproblem<strong>en</strong>, nl. <strong>het</strong> Godsbeeld <strong>en</strong> <strong>het</strong> moederbeeld. Ev<strong>en</strong> de dichotomie<br />
dichter/m<strong>en</strong>s handhav<strong>en</strong>d, dit: de dichter zocht naar gepaste stof om de problematiek <strong>van</strong> de<br />
to<strong>en</strong>malige m<strong>en</strong>s in hem te ver-tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de mythologie zat voldo<strong>en</strong>de stof om deze<br />
problematiek te masker<strong>en</strong>. Figur<strong>en</strong>, feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> beschouwing<strong>en</strong> zocht ik te formuler<strong>en</strong> in versluierde<br />
vorm. De mythologie moest de sleutel verschaff<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> door <strong>het</strong> milieu geconditioneerde<br />
schaamte te overwinn<strong>en</strong>. De mythe kreeg aldus de functie <strong>van</strong> mimicry. Dat bij deze bewuste<br />
keuze onbewuste factor<strong>en</strong> deze tekst<strong>en</strong> hielp<strong>en</strong> voltooi<strong>en</strong>, heb ik eerst twaalf jaar later<br />
vernom<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> structuralistische studie <strong>van</strong> Christine D’ha<strong>en</strong>, in <strong>het</strong> tijdschrift Raam 99.<br />
Begin 1961 echter had ik maar één bekommernis, voor e<strong>en</strong> stuk <strong>van</strong> therapeutische aard: uiting<br />
te gev<strong>en</strong> aan mijn opgekropte woede t.o.v. de moeder die zich teg<strong>en</strong> mijn huwelijk verzette én<br />
aan mijn groei<strong>en</strong>de twijfel omtr<strong>en</strong>t <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> God. Ik schreef de dertig gedicht<strong>en</strong> in twee<br />
dag<strong>en</strong> tijd, gezet<strong>en</strong> aan de keuk<strong>en</strong>tafel met als <strong>en</strong>ig hulpmiddel Griekse myth<strong>en</strong> <strong>en</strong> sag<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Gustav Schwab. Opgevoed in e<strong>en</strong> jans<strong>en</strong>istisch-katholiek milieu <strong>en</strong> met weinig redelijke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
gewap<strong>en</strong>d, bleek dit al spoedig e<strong>en</strong> ongelijke strijd. Van mijn Latijns-Griekse studies<br />
herinnerde ik me, dat de m<strong>en</strong>s <strong>het</strong> altijd <strong>van</strong> de god<strong>en</strong> verloor. De togadrag<strong>en</strong>de systeembouwers<br />
k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> slechts deze éne interpretatie <strong>van</strong> de mythologie.<br />
Modell<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoe de m<strong>en</strong>s de duim moest legg<strong>en</strong> voor de god<strong>en</strong> kon ik bijgevolg nerg<strong>en</strong>s beter<br />
vind<strong>en</strong> dan in de Griekse myth<strong>en</strong>. Ik besefte wel dat m<strong>en</strong> met mooie mythologische verhal<strong>en</strong><br />
niet mete<strong>en</strong> mooie gedicht<strong>en</strong> maakte. Ik wist dat “<strong>het</strong>/subtiele sneeuw<strong>en</strong> <strong>van</strong> de klank<strong>en</strong>/ <strong>van</strong> de<br />
woord<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong> primair poëtische eis was, dat de mythologie e<strong>en</strong> secundaire rol vervulde. Eerst<br />
veel later heb ik ingezi<strong>en</strong> hoezeer de linguïstische hypothese <strong>van</strong> Ernst Cassirer hout snijdt: er<br />
bestaat inderdaad zoiets als nauwe verwantschap tuss<strong>en</strong> mythe <strong>en</strong> taal. Deze visie is door<br />
moderne auteurs maar dan <strong>van</strong>uit semiotisch standpunt, ik d<strong>en</strong>k hierbij aan Roland Barthes,<br />
opnieuw onderk<strong>en</strong>d. Alhoewel hij <strong>van</strong>uit zijn tek<strong>en</strong>leer <strong>het</strong> begrip mythe uitgebreid <strong>en</strong> er<br />
nieuwe definities voor geformuleerd heeft, valt hij toch ook weer op de etymologische<br />
betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord terug: de mythe is spraak. Méér met de hulp <strong>van</strong> de moderne<br />
communicatietheorieën heeft hij <strong>het</strong> begrip mythe verbreed tot e<strong>en</strong> begrip boodschap. De<br />
mythe is e<strong>en</strong> spraak gekoz<strong>en</strong> door de geschied<strong>en</strong>is, aldus Barthes. In teg<strong>en</strong>stelling met de<br />
statische opvatting <strong>van</strong> Bodkin, ziet hij in <strong>het</strong> tot stand kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> afsterv<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mythe e<strong>en</strong><br />
dynamisch proces. Binn<strong>en</strong> deze dynamiek <strong>van</strong> de mythe <strong>en</strong> de mythologische stof wil ik mezelf<br />
in mijn mythologische gedicht<strong>en</strong> situer<strong>en</strong>. In de mythologische uitbouw <strong>van</strong> De antieke<br />
sonnett<strong>en</strong>, overkoepel<strong>en</strong>de titel <strong>van</strong> de drie cycli, heb ik spraak (= lyrische autonomie) aan<br />
boodschap pog<strong>en</strong> te relater<strong>en</strong>.<br />
Bij de realisatie <strong>van</strong> de eerste cyclus is e<strong>en</strong> vrije gelukkige vergissing ontstaan. Ze heeft in onze<br />
kritiek aanleiding gegev<strong>en</strong> tot extreme appreciaties, gaande <strong>van</strong> ‘geklungel’ (Weverbergh) tot<br />
‘meesterwerk’ (Christine D’ha<strong>en</strong>). De vergissing, ik zou <strong>het</strong> liever e<strong>en</strong> al te roekeloze dichterlijke
268<br />
vrijheid will<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, bestond hierin: in de oorspronkelijke druk staat de naam Themis voor<br />
Artemis; de titel luidt immers: Sonnett<strong>en</strong> <strong>van</strong> Themis’ hinde. Inderdaad, in de mythologie<br />
omtr<strong>en</strong>t Themis is ge<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hinde.<br />
Maar in de contaminatie – ik behield de W <strong>van</strong> Themis, de hinde verwijst naar Artemis – is<br />
naast <strong>het</strong> negatieve aspect: de opstand teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> gezag <strong>van</strong> de godheid (Zeus) in <strong>het</strong> feit dat<br />
Heracles teg<strong>en</strong> di<strong>en</strong>s wil jacht maakt op de hinde <strong>en</strong> deze hinde dan ook aan de poot verwondt,<br />
ev<strong>en</strong>zeer <strong>het</strong> positieve aspect aanwezig: de verwijzing naar Themis, als godin <strong>van</strong> de Orde. Naast<br />
de negatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> goddelijke <strong>en</strong> de id<strong>en</strong>tificatie <strong>van</strong> de dichter met de mythische held in de<br />
uitdaging <strong>van</strong> de god (Zeus als transpositie <strong>van</strong> de God uit mijn katholiek verled<strong>en</strong>), staat als<br />
oppon<strong>en</strong>t <strong>van</strong> <strong>het</strong> inhoudelijke <strong>het</strong> harmonie schepp<strong>en</strong>de principe <strong>van</strong> de Themisfiguur. Christine<br />
D’ha<strong>en</strong> heeft aangetoond hoe, in fonosemantisch vlak want mede bepaald door <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>schema,<br />
deze zoektocht naar harmonie plaats grijpt. Waar Weverbergh slechts therapeutisch<br />
aspect<strong>en</strong> onderk<strong>en</strong>t (e<strong>en</strong> kritiek <strong>van</strong> de inhoud) onderk<strong>en</strong>t D’ha<strong>en</strong> in haar moderne Hteratuuranalyse<br />
de formeel-symbolische bedoeling: zelfrealisatie door middel <strong>van</strong> de taal. Zo blijkt dat<br />
ik me niet beperkt heb tot <strong>het</strong> verhal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>’, noch ‘plaatjes gekleurd’ heb<br />
(dixit Weverbergh), maar de antieke vertelstof tot e<strong>en</strong> auth<strong>en</strong>tiek taalgebeur<strong>en</strong> getransformeerd<br />
heb. De mythologie wordt in dit geval taalrealiser<strong>en</strong>d objekt in functie <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht, de taal<br />
wordt zelfrealiser<strong>en</strong>d objekt voor de dichter. Vanuit de combinatie mythe/taal, grijpt e<strong>en</strong><br />
proces <strong>van</strong> ver-god-delijking plaats met psycholinguistische <strong>en</strong> blasfemische repercussie. Op<br />
ditzelfde transformatieprincipe berust<strong>en</strong> de twee andere cycli <strong>van</strong> ti<strong>en</strong> sonnett<strong>en</strong>. De Orfeusmythe<br />
mits creatief getransformeerd, bezit voldo<strong>en</strong>de id<strong>en</strong>tificatiemogelijkhed<strong>en</strong>. Kortom, mits<br />
<strong>en</strong>ige aanpassing, kon ik er e<strong>en</strong> stuk <strong>van</strong> mijn eig<strong>en</strong> leefsituatie in herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>: <strong>het</strong> verzet <strong>van</strong> de<br />
moeder teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> huwelijk <strong>van</strong> haar zoon. In deze cyclus word<strong>en</strong> god(in) <strong>en</strong> moeder gelijkgesteld:<br />
Kalliope met in haar huid gesned<strong>en</strong><br />
de g<strong>en</strong><strong>en</strong> koninklijk <strong>en</strong> <strong>van</strong> de god<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> mijn moeder met de var<strong>en</strong>szachte stem<br />
de mij als brandnetel g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>e gezel<br />
De god<strong>en</strong> zijn jaloers op <strong>het</strong> geluk <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Hun autoriteit vergalt <strong>het</strong> e<strong>en</strong>voudige<br />
lev<strong>en</strong>sgeluk:<br />
Tot Thracië met tran<strong>en</strong> <strong>en</strong> trage schred<strong>en</strong><br />
keer ik <strong>en</strong> mijn noodlot e<strong>en</strong> gezel onbetrouwbaar<br />
begeleidt mij op dit pad <strong>van</strong> klacht<strong>en</strong> vervuld<br />
<strong>en</strong> vol zwarte vol zware aarde<br />
in e<strong>en</strong> krachtige zuidwester me<strong>en</strong>de ik<br />
voor e<strong>en</strong>maal haar te ontmoet<strong>en</strong> te omvatt<strong>en</strong><br />
haar heli aam e<strong>en</strong> soepele gazel<br />
in <strong>het</strong> gewei <strong>van</strong> mijn hand<strong>en</strong><br />
zo drukt <strong>het</strong> schoeisel mijn schouder<br />
zo kneust zij mij diep met afwezigheid<br />
onherstaalbaar gebrok<strong>en</strong> als glas<br />
in de nacht heeft hij zich te slap<strong>en</strong> gelegd<br />
in de droom haar g<strong>en</strong>aderd behoedzaam<br />
maar altijd voor altijd verwijderd.
Tot e<strong>en</strong> paroxistische kristallisatie <strong>van</strong> deze opvatting<strong>en</strong> kwam ik in de laatste cyclus, De<br />
Arachnesonnett<strong>en</strong>. Als m<strong>en</strong>s in zijn opstand teg<strong>en</strong> de god <strong>en</strong> als dichter op zoek naar de<br />
vergoddelijking in én <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedicht, id<strong>en</strong>tificeerde ik mij met de weefster Arachne. Vanuit e<strong>en</strong><br />
haast Nietszcheaanse gedachte dat niet God de m<strong>en</strong>s schept maar dat in <strong>het</strong> schepp<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<br />
zichzelf God wordt, werd Arachne’s uitspraak: ‘Aan ge<strong>en</strong> godheid heb ik mijn kunst te dank<strong>en</strong>.<br />
Wat ik weet te vervaardig<strong>en</strong> is mijn eig<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>ste’, e<strong>en</strong> leidraad voor de gehele cyclus.<br />
Arachne daagt Pallas Ath<strong>en</strong>e uit in e<strong>en</strong> wedstrijd die over hun vaardigheid, d.i. hun kunst<strong>en</strong>aarschap,<br />
moet besliss<strong>en</strong>. Deze mythe sluit dan ook zeer nauw aan bij mijn fatalistisch lev<strong>en</strong>sgevoel,<br />
dat de m<strong>en</strong>s <strong>het</strong> onderspit moet delv<strong>en</strong> of <strong>het</strong> nu om god<strong>en</strong> of om biologische wetmatighed<strong>en</strong><br />
gaat:<br />
zo siddert nu Arachne spin <strong>en</strong> ingesponn<strong>en</strong><br />
dierlijk zoek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> in haar slijm <strong>het</strong> nachtinsekt<br />
dat schreit dat <strong>van</strong> rivier<strong>en</strong> schreit <strong>van</strong> waanzin<br />
st<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> ruïnes noemt zij woning<br />
krocht<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> bom<strong>en</strong> de kron<strong>en</strong> dor <strong>en</strong> door<br />
de kolibries verlat<strong>en</strong> wordt haar spraak.<br />
Maar toch is er één zekerheid: in <strong>het</strong> formuler<strong>en</strong> zelf <strong>van</strong> de uitdaging gebeurt <strong>het</strong> scheppingsproces.<br />
Het gedicht wordt mede e<strong>en</strong> uitdaging <strong>en</strong> als creatief gebeur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> alle<br />
autoriteit. In de negatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> statische godsbeeld realiseert de dichter zichzelf als e<strong>en</strong><br />
dynamische schepper. De mythologie verschaft de dichter e<strong>en</strong> alibi. Het taalmythologische<br />
gedicht wordt e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> mimicry. Door <strong>het</strong> verlegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de klemtoon <strong>van</strong> mythe als<br />
verhaal naar mythe als taal, zag ik me daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> strict lyrisch probleem gesteld: hoe<br />
kon ik, inclusief e<strong>en</strong> homerisch-emfatisch taalgebruik, de conv<strong>en</strong>tionele sonnetvorm verzo<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
met de experim<strong>en</strong>tele metafoor? Ook <strong>het</strong> volmaakte gedicht, weet ik, is e<strong>en</strong> mythe zoals alles<br />
wat naar volmaaktheid streeft of ruikt. Met e<strong>en</strong> pessimistische lev<strong>en</strong>svisie op m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> taal, had<br />
ik aldus formeel de echec in <strong>het</strong> taalgebeur<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze sonnett<strong>en</strong>cycli ingecalculeerd zoals<br />
fragm<strong>en</strong>tair althans blijkt uit <strong>het</strong> slotgedicht <strong>van</strong> De Arachnesonnett<strong>en</strong>:<br />
Vochtig als e<strong>en</strong> vlakte is de winter<br />
<strong>van</strong> binn<strong>en</strong> hol <strong>en</strong> als e<strong>en</strong> puin geop<strong>en</strong>d<br />
aan de og<strong>en</strong> ligt Arachne schrei<strong>en</strong>d<br />
in de op<strong>en</strong>staande woning <strong>van</strong> haar web<br />
krak<strong>en</strong>d als de kiezel in de zomer<br />
<strong>van</strong> buit<strong>en</strong> buikig <strong>en</strong> buitel<strong>en</strong>d <strong>van</strong> stap<br />
kruipt <strong>van</strong> de purperverver de trotse<br />
de in haar stapp<strong>en</strong> eindeloos vertraagde dochter<br />
doolhov<strong>en</strong> <strong>en</strong> wind <strong>en</strong> zand dat opwaait<br />
<strong>en</strong> blinder maakt die blind werd<strong>en</strong> gebor<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> nijdig rekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tijd totdat e<strong>en</strong> prooi<br />
e<strong>en</strong> zing<strong>en</strong>d dier onschuldig<br />
<strong>het</strong> web besluipt zo wacht zij<br />
de diep tot op <strong>het</strong> blauwe vlees gemerkte.<br />
269
270<br />
In deze drie cycli heeft zich aldus e<strong>en</strong> poëtisch proces voltrokk<strong>en</strong> dat. zoals ik bov<strong>en</strong><br />
suggereerde, e<strong>en</strong> ingewikkeld mechanisme verraadt. Er heeft e<strong>en</strong> verschuiving plaats gegrep<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> antropomorfische naar e<strong>en</strong> poètoc<strong>en</strong>trische bedoeling: de waarde <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal reikt<br />
inderdaad verder dan de blote mededeling der feit<strong>en</strong> (B.A. Van Groning<strong>en</strong>). Als we <strong>het</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> de mythologie bij de hed<strong>en</strong>daagse dichter onderzoek<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> we omtr<strong>en</strong>t haar bemiddel<strong>en</strong>de<br />
rol zegg<strong>en</strong> dat ze functioneert op twee niveaus: ze helpt de directe signifié te omzeil<strong>en</strong>; in<br />
mijn geval gav<strong>en</strong> mijn pudeur <strong>en</strong> mijn to<strong>en</strong>malige leefsituatie daar aanleiding toe. Anderzijds<br />
schuift deze werkmethode e<strong>en</strong> tweede signifié, deze <strong>van</strong> de behandelde mythe, naar vor<strong>en</strong>. Zo<br />
voldoet de moderne dichter aan e<strong>en</strong> specifieke eis <strong>van</strong> de moderne poëtica, nl. de transformatie.<br />
Er ontstaat e<strong>en</strong> ingewikkeld netwerk <strong>van</strong> betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. Harry Mulisch aanvull<strong>en</strong>d zou je kunn<strong>en</strong><br />
stell<strong>en</strong> dat mythe, literatuur én psychologie elem<strong>en</strong>taire aanvulling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de persoonlijke<br />
leefsituatie zijn.<br />
Literatuur<br />
G.J.M. Bartelink, Mythologisch woord<strong>en</strong>boek,<br />
Utrecht/ Antwerp<strong>en</strong>, 1969.<br />
Roland Barthes, Mythologieën, Amsterdam, 1975.<br />
Gottfried B<strong>en</strong>n, Gesammelte Gedichte, Wiesbad<strong>en</strong>/Zürich,<br />
1956.<br />
Ernst Cassirer, Langage et mythe, Paris, 1973.<br />
A. J. J. de Witte, De functie <strong>van</strong> de taal in <strong>het</strong><br />
d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>, 1970.<br />
Christine d’Ha<strong>en</strong>, ‘De antieke sonnett<strong>en</strong>’ <strong>van</strong> Hedwig<br />
Spellers, in Raam 99, Utrecht/Brugge, 1973.<br />
Jean Coh<strong>en</strong>, Structure du langage poétique. Paris,<br />
1966.<br />
B.A. <strong>van</strong> Groning<strong>en</strong> e.a., De Mythe in de Literatuur,<br />
D<strong>en</strong> Haag, 1964.<br />
Harry Mulisch, Interview in Vrij Nederland, jrg 38,<br />
10 september 1977.<br />
Mathieu Rutt<strong>en</strong>, Nederlandse dichtkunst. Achterberg<br />
<strong>en</strong> Burss<strong>en</strong>s voorbij, Hasselt, 1967.<br />
Gustav Schwab, Griekse myth<strong>en</strong> <strong>en</strong> sag<strong>en</strong>,<br />
Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>, z.d.<br />
Hedwig Spellers, Horribile dictu, Amsterdam/Brussel,<br />
1972.<br />
Hedwig Spellers, E<strong>en</strong> bruggehoofd, Brussel/Antwerp<strong>en</strong>/D<strong>en</strong><br />
Haag, 1962.<br />
Hedwig spellers, Het metaforische d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in De<br />
Vlaamse Gids, 3, 1976 <strong>en</strong> Restant 4, 5 <strong>en</strong> 6,<br />
1975-76.<br />
Willy Spillebe<strong>en</strong>, Démasqué <strong>van</strong> de dood, in Dietsche<br />
Warande <strong>en</strong> Belfort, 3, 1973.<br />
Weverbergh, Hedwig Spellers: ‘E<strong>en</strong> bruggehoofd’ in<br />
Vooruit, 12 maart 1963.
Oedipus op Korfu<br />
R. Th. & W. J. <strong>van</strong> der Paardt<br />
Opmerking<strong>en</strong> over Hermans’ Periander<br />
In 1973 gaf de VPRO opdracht aan e<strong>en</strong><br />
aantal Nederlandse auteurs om e<strong>en</strong> televisiespel<br />
te schrijv<strong>en</strong> naar gegev<strong>en</strong>s uit Herodotus’<br />
Historiën.<br />
De in de loop <strong>van</strong> 1974 uitgezond<strong>en</strong> bewerking<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> o.a. Jan Blokker <strong>en</strong> Dimitri Fr<strong>en</strong>kel<br />
Frank werd<strong>en</strong> door de critici allesbehalve<br />
welwill<strong>en</strong>d ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Meer waardering<br />
toonde m<strong>en</strong> voor Mulisch’ Volk <strong>en</strong> Vaderliefde,<br />
dat door regisseur Wim Schippers in<br />
de trant <strong>van</strong> de Fred Haché-shows werd gebracht,<br />
maar vrijwel unaniem toond<strong>en</strong> de<br />
rec<strong>en</strong>s<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zich <strong>en</strong>thousiast over Hermans<br />
spel Periander, dat op 21 januari 1975 werd<br />
uitgezond<strong>en</strong>. Met de TV-registratie door<br />
Ruud <strong>van</strong> Hemert <strong>van</strong> dit script houd<strong>en</strong> we<br />
ons hier ev<strong>en</strong>wel niet bezig: we gaan uit <strong>van</strong><br />
de tekst die eind 1974 bij De Bezige Bij<br />
versche<strong>en</strong>. Mogelijke motiev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Hermans<br />
om juist Periander tot onderwerp <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
televisiespel te mak<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> we ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s buit<strong>en</strong><br />
beschouwing. Amateurpsycholog<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
er natuurlijk op gewez<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> stuk<br />
gezi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de achtergrond<br />
<strong>van</strong> Hermans’ conflict aan de Groningse Universiteit<br />
1 , <strong>en</strong> dat Ruud <strong>van</strong> Hemert <strong>het</strong> stuk<br />
zo graag wilde regisser<strong>en</strong> om zijn vader te<br />
lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat hij meer kon dan shows vol<br />
ongein mak<strong>en</strong>. (M<strong>en</strong> had er ook nog op<br />
kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> dat Periander bijna de Griek-<br />
271<br />
se transcriptie voor Hermans is). Dat is hier<br />
allemaal minder ter zake: we bekommer<strong>en</strong><br />
ons nu om de vraag hoe Hermans de stof uit<br />
Herodotus heeft bewerkt.<br />
Het despotisch bewind <strong>van</strong> de tiran <strong>van</strong> Korinthe,<br />
Periander († 585 v. Chr.), <strong>en</strong> m.n. de<br />
geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> de moord op zijn vrouw<br />
Melissa <strong>en</strong> <strong>het</strong> daardoor ontstane conflict<br />
met zijn zoon Lykofron, word<strong>en</strong> door Herodotus<br />
op twee plaats<strong>en</strong> in zijn Historiën beschrev<strong>en</strong>:<br />
in III 50-53 (Lykofron) <strong>en</strong> in V<br />
92, waar de Korinthiër Sokles de gevar<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de tirannie illustreert aan de hand <strong>van</strong> de<br />
wandad<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander (‘Van di<strong>en</strong> aard is<br />
de tirannie, Lakedaimoniërs, <strong>en</strong> tot dergelijke<br />
wandad<strong>en</strong> geeft zij aanleiding’: Herod. V,<br />
92 g). Naast Herodotus, in de vertaling <strong>van</strong><br />
Onno Damsté (Bussum 1968). gebruikte<br />
Hermans, volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> aantek<strong>en</strong>ing op p.6,<br />
Diog<strong>en</strong>es Laertius als bron, voornamelijk<br />
uiteraard di<strong>en</strong>s biografie <strong>van</strong> Periander, maar<br />
ook e<strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t uit di<strong>en</strong>s beschrijving <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Solon 2 .<br />
Combiner<strong>en</strong> wij <strong>het</strong> verhaal uit Herodotus<br />
met <strong>en</strong>kele gegev<strong>en</strong>s uit Diog<strong>en</strong>es Laertius,<br />
dan krijg<strong>en</strong> we de volg<strong>en</strong>de loop der gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
(in hoeverre die historisch juist is,<br />
doet hier niet ter zake): Nadat Periander zijn<br />
vrouw Melissa had gedood 3 , stuurde hij zijn
272<br />
zoons Kypselos <strong>en</strong> Lykofron naar hun grootvader<br />
<strong>van</strong> moederszijde, Prokles <strong>van</strong> Epidaums.<br />
Deze stelde, to<strong>en</strong> hij h<strong>en</strong> op hun terugtocht<br />
uitgeleide deed, de vraag of zij wel<br />
wist<strong>en</strong> wie hun moeder had gedood. De jongste<br />
zoon, Lykofron, begreep hieruit dat zijn<br />
vader zijn moeder had vermoord <strong>en</strong> vatte<br />
zo’n grote wrok teg<strong>en</strong> Periander op, dat hij<br />
bij thuiskomst weigerde met hem te oom”<br />
municer<strong>en</strong>. De vorst ontstak in grote woede<br />
<strong>en</strong> stuurde zijn zoon <strong>het</strong> paleis uit. To<strong>en</strong><br />
Periander <strong>van</strong> de ‘<strong>en</strong>igszins onnozele’ Kypselos<br />
de red<strong>en</strong> <strong>van</strong> Lykofrons houding te wet<strong>en</strong><br />
was gekom<strong>en</strong>, verbood hij de inwoners<br />
<strong>van</strong> Korinthe zijn zoon in hun huis op te<br />
nem<strong>en</strong>. Na <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong> probeerde hij in e<strong>en</strong><br />
gesprek onder vier og<strong>en</strong> de jong<strong>en</strong> <strong>van</strong> gedacht<strong>en</strong><br />
te do<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>, maar to<strong>en</strong> ook<br />
dit tevergeefs bleek, zette hij Lykofron op<br />
de boot naar <strong>het</strong> onder Korinthische invloed<br />
staande eiland Kerkyra (Korfoe) <strong>en</strong> nam vervolg<strong>en</strong>s<br />
wraak op zijn schoonvader, die de<br />
narigheid t<strong>en</strong>slotte had veroorzaakt.<br />
Na verloop <strong>van</strong> jar<strong>en</strong> voelde Periander zich<br />
niet meer in staat om verder te reger<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wilde hij dat Lykofron de regering overnam.<br />
De met e<strong>en</strong> verzoek hiertoe naar Kerkyra<br />
gestuurde gezant werd door Lykofron ge<strong>en</strong><br />
antwoord waardig gekeurd. Periander zond<br />
hierop zijn dochter om haar broer tot andere<br />
gedacht<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, maar deze antwoordde<br />
niet naar Korinthe te zull<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> ‘zolang<br />
hij zijn vader daar in lev<strong>en</strong> wist’. T<strong>en</strong>slotte<br />
stelde Periander voor om <strong>van</strong> plaats te<br />
ruil<strong>en</strong>: hij zou naar Kerkyra, Lykofron naar<br />
Korinthe gaan om zijn opvolger te word<strong>en</strong>.<br />
Lykofron stemde daarmee in, maar werd<br />
door inwoners <strong>van</strong> Kerkyra, die Periander<br />
niet op hun eiland wild<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, ter dood<br />
gebracht.<br />
Hermans heeft bov<strong>en</strong>staande verhaalkem<br />
vrijwel geheel intact gelat<strong>en</strong> al deed hij<br />
natuurlijk meer dan ‘<strong>het</strong> vaardig in de dia-<br />
loogvorm omzett<strong>en</strong>’ 4 . Brokstukk<strong>en</strong> Herodotus,<br />
soms letterlijk gehandhaafd, zijn anders<br />
gearrangeerd <strong>en</strong> gelardeerd met e<strong>en</strong> aantal<br />
‘kernachtige’ uitsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander (zoals<br />
die bij Diog<strong>en</strong>es zijn overgeleverd) in <strong>het</strong><br />
Grieks 5 , waarbij Hermans in e<strong>en</strong> noot opmerkt<br />
dat de Griekse citat<strong>en</strong> ook op <strong>het</strong><br />
televisiescherm geprojecteerd zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> (<strong>het</strong>ge<strong>en</strong> bij de uitz<strong>en</strong>ding inderdaad<br />
gebeurde): ‘Dit is leuk voor de Griekse<br />
gastarbeiders, die waarschijnlijk moeite zull<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> met de Nederlandse uitspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Grieks’. E<strong>en</strong> curieus argum<strong>en</strong>t, natuurlijk,<br />
<strong>en</strong> er is dan ook wel red<strong>en</strong> bij de<br />
gegev<strong>en</strong> motivering e<strong>en</strong> vraagtek<strong>en</strong> te plaats<strong>en</strong>,<br />
al was <strong>het</strong> alle<strong>en</strong>, omdat de auteur Hermans<br />
meer dan e<strong>en</strong>s bewez<strong>en</strong> heeft <strong>van</strong> mystificaties<br />
niet afkerig te zijn. 6 De door hem<br />
gecreëerde personages zijn dat, t.a.v. hun<br />
handeling<strong>en</strong>, doorgaans trouw<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong>min.<br />
Natuurlijk kan m<strong>en</strong> opmerk<strong>en</strong>, dat de Griekse<br />
citat<strong>en</strong> <strong>het</strong> stuk e<strong>en</strong> pseudo-auth<strong>en</strong>ticiteit<br />
verl<strong>en</strong><strong>en</strong> 7 , maar daarnaast is er aanleiding in<br />
de door Hermans gelegde relatie tuss<strong>en</strong> Perianders<br />
spreuk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Griekse gastarbeiders e<strong>en</strong><br />
vorm <strong>van</strong> actualisering te zi<strong>en</strong>. Hermans<br />
plaatst zijn noot op p.34, bij Perianders adagium<br />
‘Democratie is beter dan tirannie’, dat<br />
tev<strong>en</strong>s als motto <strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk fungeert, maar<br />
niet de eerste Griekse spreuk in de tekst is,<br />
want die vindt m<strong>en</strong> reeds op p.22.<br />
Waarom is dus juist Perianders uitspraak over<br />
de democratie nu zo ‘leuk’ voor Griekse gastarbeiders?<br />
Er is, lijkt ons, weinig fantasie voor nodig<br />
om te veronderstell<strong>en</strong>, dat Griekse gastarbeiders<br />
anno 1975 nog heel goed wist<strong>en</strong>, wat de<br />
dagelijkse praktijk <strong>van</strong> e<strong>en</strong> tiranniek bewind,<br />
klaarblijkelijk per traditie gevoerd onder <strong>het</strong><br />
mom <strong>van</strong> democratische beginsel<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>de.<br />
Maar ev<strong>en</strong> goed wist<strong>en</strong> zij, welk heil<br />
‘echte’ democratieën voor h<strong>en</strong> in petto hadd<strong>en</strong>:<br />
<strong>het</strong> recht hun arbeid in di<strong>en</strong>st te mog<strong>en</strong><br />
stell<strong>en</strong> <strong>van</strong> zulke democratieën is voor h<strong>en</strong>
niet meer dan e<strong>en</strong> ‘rechtvaardigheid’ à la<br />
Periander. h<strong>en</strong> gedachte die in Hermans’<br />
stuk door Perianders raadsheer trouw<strong>en</strong>s letterlijk<br />
wordt verwoord, niet toevallig hanteert<br />
hij de term ‘gastarbeiders’ als synoniem<br />
voor ‘slav<strong>en</strong>’; ‘’t Zou onrechtvaardig zijn de<br />
rijke ondernemers veel slav<strong>en</strong> toe te staan t<strong>en</strong><br />
nadele <strong>van</strong> de kleine ondernemers die niet<br />
zoveel gastarbeiders kunn<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. (. .) Periander<br />
is rechtvaardig. Hij heeft daar e<strong>en</strong><br />
eind aan gemaakt’ (pp. 71/72).<br />
Voor Griekse gastarbeiders zijn, in zeker opzicht,<br />
de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> tirannie <strong>en</strong> democratie<br />
nogal betrekkelijk, wordt ons gesuggereerd.<br />
Het hanter<strong>en</strong> <strong>van</strong> de oorspronkelijke Griekse<br />
wijshed<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander stelde de auteur ook<br />
in staat e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aardigste scènes <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
spel in te voer<strong>en</strong>, m. die, waarin de oude<br />
Periander <strong>het</strong> volk toespreekt (pp. 81-83). In<br />
e<strong>en</strong> regie-aanwijzing vergelijkt de auteur zijn<br />
held op dat mom<strong>en</strong>t met ‘e<strong>en</strong> Amerikaans<br />
presid<strong>en</strong>t (die) zich laat fotografer<strong>en</strong>, als hij<br />
de verkiezing<strong>en</strong> heeft gewonn<strong>en</strong> – nog e<strong>en</strong><br />
vorm <strong>van</strong> actualisering.<br />
Periander verkoopt in deze scène zijn ‘wijshed<strong>en</strong>,<br />
die de vrucht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> geheel lev<strong>en</strong> vol<br />
opoffering betek<strong>en</strong><strong>en</strong>’, die ‘richting kunn<strong>en</strong><br />
gev<strong>en</strong> aan uw lev<strong>en</strong> , die ‘steun verschaff<strong>en</strong><br />
bij teg<strong>en</strong>slag <strong>en</strong> moeilijkhed<strong>en</strong>’ karakteristiek<strong>en</strong>,<br />
waar<strong>van</strong> de hypocrisie de lezer/kijker<br />
inmiddels moeilijk meer kan zijn ontgaan<br />
– nog e<strong>en</strong>s aan <strong>het</strong> verzamelde volk, dat<br />
Periander hierom ‘oorverdov<strong>en</strong>de ovaties’<br />
br<strong>en</strong>gt (p.83). Zijn Griekse leuz<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
daarbij door de raadsheer ‘dreun<strong>en</strong>d’ <strong>van</strong> simultaanvertaling<br />
voorzi<strong>en</strong>. De gehele scène<br />
doet sterk d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de al ev<strong>en</strong> ‘Amerikaanse’<br />
wijze, waarop e<strong>van</strong>gelist<strong>en</strong> als Billy<br />
Graham hun ‘goddelijke’ wijshed<strong>en</strong> aan de<br />
man wet<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. En zijn Perianders<br />
wijshed<strong>en</strong> soms minder goddelijk? Hij blijkt<br />
in ieder geval heel goed te wet<strong>en</strong>, hoe hij de<br />
bov<strong>en</strong>aardse macht<strong>en</strong> voor eig<strong>en</strong> gebruik<br />
273<br />
di<strong>en</strong>t aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Zijn bevel<strong>en</strong>, vermeldt<br />
hij met trots, zijn hem door de godheid zelf<br />
ingegev<strong>en</strong>: ‘Ik b<strong>en</strong> <strong>het</strong> die de boodschap <strong>van</strong><br />
de godheid over heb gebracht. Niet ik heb<br />
bevol<strong>en</strong>, maar de godheid door mijn mond<br />
(p. 19). Dat we deze woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander<br />
met ev<strong>en</strong>veel korrels zout di<strong>en</strong><strong>en</strong> te nem<strong>en</strong><br />
als zijn auth<strong>en</strong>tieke Griekse leuz<strong>en</strong>, blijkt<br />
ev<strong>en</strong>wel onmiddellijk na de scène waarin hij<br />
<strong>het</strong> volk zo stichtelijk heeft toegesprok<strong>en</strong>.<br />
Teg<strong>en</strong>over zijn raadsheer, e<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong><br />
cynisch heerschap als hijzelf, br<strong>en</strong>gt hij de<br />
goddelijke inspiratiebron terug tot meer<br />
aardse proporties: ‘Het noodlot bestaat niet<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> zijn niet de god<strong>en</strong> die de wereld<br />
mak<strong>en</strong> maar de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Ongelukkig hij die<br />
naar de praatjes <strong>van</strong> <strong>het</strong> orakel <strong>van</strong> Delphi<br />
luistert. Wat zoud<strong>en</strong> die voorspelling<strong>en</strong> ook<br />
anders kunn<strong>en</strong> zijn dan wat ze nu e<strong>en</strong>maal<br />
zijn: <strong>het</strong> geraaskal <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bedwelmde oude<br />
heks? ’ (p. 84). Uiteraard is e<strong>en</strong> opmerkelijke<br />
wijsheid als deze niet bestemd voor <strong>het</strong> juich<strong>en</strong>de<br />
volk. Het is dan ook ge<strong>en</strong> auth<strong>en</strong>tieke<br />
uitspraak <strong>van</strong> Periander.<br />
Elders heeft Hermans trouw<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> aardige<br />
opmerking gemaakt over <strong>het</strong> onvertaald citer<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> buit<strong>en</strong>landse schrijvers. Hij is daar,<br />
blijk<strong>en</strong>s <strong>het</strong> ‘Vooraf’ <strong>van</strong> Het Sadistische<br />
Universum, ge<strong>en</strong> voorstander <strong>van</strong>. Buit<strong>en</strong>landse<br />
schrijvers, me<strong>en</strong>t Hermans, word<strong>en</strong><br />
vaak in <strong>het</strong> oorspronkelijk geciteerd ‘omdat<br />
<strong>het</strong> dan veel mooier klinkt’. Daarom paste<br />
hij in eig<strong>en</strong> ‘esseejs’ e<strong>en</strong> andere werkwijze<br />
toe: ‘citat<strong>en</strong> uit buit<strong>en</strong>landse schrijvers heb<br />
ik grot<strong>en</strong>deels in <strong>het</strong> Nederlands vertaald om<br />
ze niet mooier te lat<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> dan ze zijn’<br />
(t.a.p. 7). Waarom de auth<strong>en</strong>tieke uitsprak<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Periander dan wel in <strong>het</strong> Grieks geciteerd?<br />
Het simpele antwoord: mede, om die<br />
uitsprak<strong>en</strong> mooier te lat<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> dan ze zijn.<br />
Want dat de diepzinnige spreuk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander,<br />
die in <strong>het</strong> Grieks zo fraai klink<strong>en</strong>, in<br />
Hermans’ Periander ge<strong>en</strong>szins word<strong>en</strong> geciteerd<br />
om hun wijsheid <strong>en</strong> waarachtigheid,
274<br />
dat mog<strong>en</strong> we rustig aannem<strong>en</strong>. In de eerste<br />
plaats zijn die uitsprak<strong>en</strong> dikwijls zodanig<br />
gearrangeerd, dat hun onderlinge teg<strong>en</strong>strijdigheid<br />
wel moet opvall<strong>en</strong>. Hoe, bijvoorbeeld,<br />
e<strong>en</strong> wijsheid als ‘De heer die veilig wil<br />
zijn, moet rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op trouw, niet op wap<strong>en</strong><strong>en</strong>’<br />
te rijm<strong>en</strong> met ‘Ik straf niet alle<strong>en</strong> de<br />
overtreder, maar ook hem die op <strong>het</strong> punt<br />
staat e<strong>en</strong> overtreding te begaan’ (p.22), of<br />
anders met ‘De heerser vertrouwt zelfs zijn<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> niet’ (p.90)? 8 Verder wijkt Periander<br />
in Hermans’ stuk wat betreft zijn dad<strong>en</strong><br />
niet alle<strong>en</strong> naar believ<strong>en</strong> af <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> stelregels,<br />
maar geeft hij zelfs schaamteloos te<br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> zijn r<strong>het</strong>orische dicta uitsluit<strong>en</strong>d te<br />
hanter<strong>en</strong> om de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te misleid<strong>en</strong>. Zijn<br />
zoon Kypselos houdt hij voor: ‘ “Democratie<br />
is beter dan tirannie’. Zeg dat altijd’; <strong>en</strong> op<br />
di<strong>en</strong>s vraag: ‘Is <strong>het</strong> dan beter? ’, antwoordt<br />
hij: ‘Dat zal ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s ooit wet<strong>en</strong>. Maar dat<br />
<strong>het</strong> beter is <strong>het</strong> onder alle omstandighed<strong>en</strong> te<br />
bewer<strong>en</strong>, staat vast. Want de meeste m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
zijn dom.’ De reactie <strong>van</strong> Kypselos, dat dit<br />
de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de war zal br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, doet Periander,<br />
cynischer nog, opmerk<strong>en</strong>: ‘De m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
zijn niets liever dan in de war’. (p. 34).<br />
De Periander <strong>van</strong> Hermans k<strong>en</strong>t de wijshed<strong>en</strong>,<br />
waarom <strong>het</strong> dankbare nageslacht hem,<br />
naar hij me<strong>en</strong>t, zo zal verer<strong>en</strong> (p.36) 9 . zelf<br />
ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele waarde als praktische leefregels<br />
toe. In zijn praktisch handel<strong>en</strong> zet hij zijn<br />
ethische aforism<strong>en</strong> met <strong>het</strong> grootste gemak<br />
over boord – in zijn politiek, natuurlijk,<br />
maar ook ‘privé’; zo wordt Kypselos duidelijk<br />
gemaakt, dat de spreuk ‘Verraad ge<strong>en</strong><br />
geheim<strong>en</strong>’ uiteraard niet geldt voor hem,<br />
Kypselos, in relatie tot zijn vader, Periander<br />
(p.36). De gebruikswaarde <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> stelregels<br />
schuilt voor Periander uitsluit<strong>en</strong>d in de<br />
mogelijkheid er de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> mee te bedrieg<strong>en</strong>,<br />
omdat de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> nu e<strong>en</strong>maal, naar zijn zegg<strong>en</strong>,<br />
op deze manier graag bedrog<strong>en</strong> will<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>. En de extatische toejuiching<strong>en</strong> die<br />
hij <strong>van</strong> de door hem toegesprok<strong>en</strong> m<strong>en</strong>igte<br />
ont<strong>van</strong>gt, lijk<strong>en</strong> aan te gev<strong>en</strong>, dat die visie<br />
niet e<strong>en</strong>s zo ver bezijd<strong>en</strong> de waarheid is.<br />
Terzijde moge hier word<strong>en</strong> opgemerkt, dat<br />
<strong>van</strong> die toegesprok<strong>en</strong> m<strong>en</strong>igte vooral de<br />
‘marxistische fractie’ opvalt. Om haar exist<strong>en</strong>tie<br />
uiteraard in de eerste plaats — opnieuw<br />
e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> actualisering, die de |<br />
gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> gecreëerde fictionele kader<br />
overschrijdt maar toch ook <strong>van</strong>wege haar<br />
gedrag. Valt namelijk de rest <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>igte<br />
stil na Perianders spreuk ‘Doe nooit iets voor<br />
geld’, de marxistische fractie beloont de<br />
spreker voor deze raad wel degelijk met e<strong>en</strong><br />
‘hoera’, zij <strong>het</strong> ‘zwakjes’ (p. 82). De marxistische<br />
fractie, zo moet<strong>en</strong> wij aannem<strong>en</strong>, was<br />
t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong> Periander nog dommer dan de<br />
rest <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>igte.<br />
De auth<strong>en</strong>ticiteit <strong>van</strong> de door Hermans gebruikte<br />
Periander-citat<strong>en</strong>, mog<strong>en</strong> we sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d<br />
concluder<strong>en</strong>, werkt naar twee kant<strong>en</strong>.<br />
Door de functie die de auteur ze binn<strong>en</strong><br />
zijn tekst gegev<strong>en</strong> heeft, door de manier ook<br />
waarop ze geactualiseerd word<strong>en</strong>, gaat er de<br />
suggestie <strong>van</strong> uit, dat dergelijke wijshed<strong>en</strong><br />
door op macht beluste, tirannieke volksm<strong>en</strong>ners<br />
gehanteerd word<strong>en</strong> om er de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
zand mee in de og<strong>en</strong> te strooi<strong>en</strong>. En ontle<strong>en</strong>d<br />
als de spreuk<strong>en</strong> <strong>het</strong><strong>en</strong> te zijn aan de<br />
werkelijkheid zelf, wordt er aan de andere<br />
kant mee onderstreept, dat zulke middel<strong>en</strong><br />
niet <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag of gister<strong>en</strong>, maar <strong>van</strong> alle<br />
tijd<strong>en</strong> zijn.<br />
Het zal inmiddels duidelijk zijn, dat Hermans<br />
de aan zijn bronn<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>de gegev<strong>en</strong>s,<br />
zelfs waar die letterlijk overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn, op<br />
e<strong>en</strong> geheel eig<strong>en</strong> wijze in de tekst heeft geïntegreerd<br />
<strong>en</strong> wel zodanig, dat die ontl<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
ondergeschikt gemaakt zijn aan de in <strong>het</strong><br />
stuk aangesned<strong>en</strong> thematiek. E<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />
stap kan nu zijn na te gaan, op welke manier<br />
Hermans de bronn<strong>en</strong> verder nog heeft uitgebreid<br />
met aanvulling<strong>en</strong> <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> vinding.<br />
Allereerst valt dan op. dat Hermans in zijn
ewerking <strong>van</strong> de stof e<strong>en</strong> aantal ‘nieuwe’<br />
personages heeft ingevoerd, onder wie de<br />
persoon <strong>van</strong> de oude kindermeid <strong>van</strong> Lykofron,<br />
tot wie deze zijn toevlucht neemt als<br />
hij <strong>het</strong> paleis is uitgezet. Verder treedt er e<strong>en</strong><br />
dorpsidioot op, die de geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
vorst<strong>en</strong>huis <strong>van</strong> Korinthe uit de doek<strong>en</strong> doet<br />
(<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk Herod. V 92 goed k<strong>en</strong>t). Op<br />
Kerkyra blijkt Lykofron in <strong>het</strong> gezelschap te<br />
verker<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> drietal vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, Atys, Kallias<br />
<strong>en</strong> Theron (alle drie nam<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> register<br />
<strong>van</strong> Damsté), die de rol <strong>van</strong> ‘bewoners<br />
<strong>van</strong> Kerkyra’ hebb<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem<br />
dan ook uiteindelijk doodslaan. Ook met<br />
deze toevoeging<strong>en</strong> <strong>en</strong> kleine verandering<strong>en</strong><br />
heeft Hermans de oorspronkelijke thematiek,<br />
die door Van Groning<strong>en</strong> in zijn Herodotuscomm<strong>en</strong>taar<br />
(I, p.288) wordt sam<strong>en</strong>gevat<br />
als ‘botsing tuss<strong>en</strong> karakterloze vader <strong>en</strong><br />
standvastige zoon’, geheel in zijn richting<br />
omgebog<strong>en</strong>.<br />
Om dit te illustrer<strong>en</strong> vestig<strong>en</strong> we eerst nog de<br />
aandacht op e<strong>en</strong> aantal literaire allusies in<br />
Hermans’ tekst. Zo kom<strong>en</strong> in Periander <strong>en</strong>kele<br />
onmisk<strong>en</strong>bare Hamlet-reminisc<strong>en</strong>ties<br />
voor: de geestverschijning <strong>van</strong> de vermoorde<br />
aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk (in Hamlet de<br />
vader, in Periander de moeder), de door <strong>en</strong><br />
door corrupte raadsheer, die als p<strong>en</strong>dant kan<br />
geld<strong>en</strong> <strong>van</strong> Polonius, <strong>en</strong> de dorpsidioot, die<br />
allerminst idioot is <strong>en</strong> net zo gevat als de<br />
doodgraver in <strong>het</strong> stuk <strong>van</strong> Shakespeare. Op<br />
<strong>het</strong> eerste gezicht complicer<strong>en</strong> de Hamletverwijzing<strong>en</strong><br />
de problematiek, omdat Hamlet<br />
immers de dood <strong>van</strong> zijn vader moet wrek<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> niet, zoals Lykofron, geconfronteerd<br />
wordt met <strong>het</strong> raadsel <strong>van</strong> de dood <strong>van</strong> zijn<br />
moeder. Door verschill<strong>en</strong>de onderzoekers<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk <strong>van</strong> Shakespeare is er echter op<br />
gewez<strong>en</strong>, dat Hamlefs wez<strong>en</strong>lijke problematiek<br />
versluierd is. Die problematiek wordt, in<br />
<strong>het</strong> voetspoor <strong>van</strong> de Freudiaanse psychoanalyse,<br />
gek<strong>en</strong>sc<strong>het</strong>st als de verdrong<strong>en</strong> behoefte<br />
om de vader te dod<strong>en</strong> (zijn oom is<br />
275<br />
zijn ‘tweede Vadef), om di<strong>en</strong>s plaats bij de<br />
moeder in te nem<strong>en</strong> 10 . Ook in Periander nu<br />
zijn aanwijzing<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong>, dat <strong>het</strong> conflict<br />
tuss<strong>en</strong> vader <strong>en</strong> zoon gezi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong><br />
teg<strong>en</strong> de achtergrond <strong>van</strong> Lykofrons fixatie<br />
aan de moeder. E<strong>en</strong> eerste aanduiding in die<br />
richting vormt Lykofrons besluit om, als hij<br />
<strong>het</strong> paleis is uitgezet, bij zijn vroegere kindermeid,<br />
plaatsver<strong>van</strong>gster <strong>van</strong> de moeder, bescherming<br />
te zoek<strong>en</strong>. Deze houdt hem voor:<br />
‘Je kan toch niet je hele lev<strong>en</strong> er <strong>van</strong>door<br />
gaan naar je oude kindermeid, als er moeilijkhed<strong>en</strong><br />
met je vader zijn^ ‘. waarop Lykofron<br />
antwoordt: ‘Waar moet ik dan naar toe<br />
als ik ge<strong>en</strong> moeder heb? ‘ (p.37).<br />
Via de Hamlet-reminisc<strong>en</strong>ties in Periander 11<br />
wordt derhalve doorverwez<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere<br />
Griekse koningszoon, die, net als Lykofron,<br />
zo goed was in <strong>het</strong> oploss<strong>en</strong> <strong>van</strong> raadsels,<br />
maar aan <strong>het</strong> raadsel <strong>van</strong> zijn lev<strong>en</strong> te<br />
gronde ging: Oedipus. Zoals voor Oedipus<br />
<strong>het</strong> oploss<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> raadsel omtr<strong>en</strong>t de<br />
dood <strong>van</strong> zijn vader zijn ondergang betek<strong>en</strong>t,<br />
zo vindt ook Lykofron zijn einde met de<br />
oplossing <strong>van</strong> <strong>het</strong> raadsel aangaande de dood<br />
<strong>van</strong> zijn moeder.<br />
Dat voor Lykofron in Periander <strong>het</strong> oploss<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> raadsels inderdaad meer inhoudt dan e<strong>en</strong><br />
spelletje 12 blijkt uit de ‘verbitterde’ woord<strong>en</strong><br />
tot zijn broer:’Ik zou niet will<strong>en</strong> doodgaan<br />
zonder de raadsels om mij he<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong><br />
opgelost’ (p.25). In dit opzicht is hij<br />
tev<strong>en</strong>s de teg<strong>en</strong>pool <strong>van</strong> Kypselos. ‘Jij met je<br />
raadsels! Jij zoekt overal wat achter’ zegt<br />
deze tot zijn broer, maar Lykofron antwoordt:<br />
‘Jij niet <strong>en</strong> daarom zul je nooit wat<br />
vind<strong>en</strong>’ (p.27). En in <strong>het</strong> gesprek met Periander<br />
over de raadselachtige dood <strong>van</strong> zijn<br />
moeder bezweert Kypselos zijn vader: ‘Maar<br />
ik zal niets vrag<strong>en</strong>, vader. Ik hoef <strong>het</strong> niet te<br />
wet<strong>en</strong>. Het was Lykofron die <strong>het</strong> wet<strong>en</strong><br />
wou. Die wil altijd raadsels oploss<strong>en</strong>, ik niet.<br />
(...) Ik wil niets wet<strong>en</strong>, niets, helemaal niets’<br />
(p.38).
276<br />
Kypselos wordt dan ook allerweg<strong>en</strong> als<br />
‘dom’ aangemerkt.<br />
En Lykofron?<br />
Lykofron, die met de meeste raadsels die<br />
hem voorgelegd word<strong>en</strong> wel raad weet<br />
(pp.28, 76), doorziet de grond <strong>van</strong> de haat<br />
jeg<strong>en</strong>s zijn vader niet. Hij rationaliseert de<br />
haat teg<strong>en</strong> Periander door hem de moord op<br />
zijn moeder niet te will<strong>en</strong> vergev<strong>en</strong> – in teg<strong>en</strong>stelling<br />
tot Melissa zelf: haar schim blijkt<br />
verzo<strong>en</strong>d (pp. 48, 57). Zijn eig<strong>en</strong> wraakgevoel<strong>en</strong>s<br />
teg<strong>en</strong>over zijn vader zijn daarmee<br />
nutteloos geword<strong>en</strong>, zoals hij zelf beseft: ‘Ik<br />
weet eig<strong>en</strong>lijk niet wat ik <strong>van</strong> hem verlang.<br />
Nooit kan hij goedmak<strong>en</strong> wat hij mij heeft<br />
aangedaan. Maar <strong>het</strong> schijnt dat de schim <strong>van</strong><br />
mijn moeder hem vergev<strong>en</strong> heeft. Ook zijn<br />
dood zou voor mij <strong>van</strong> ge<strong>en</strong> nut zijn. Ik weet<br />
niet wat ik <strong>van</strong> hem wil. Misschi<strong>en</strong> wel niets.<br />
Hem nooit meer zi<strong>en</strong>, nooit meer e<strong>en</strong> woord<br />
teg<strong>en</strong> hem zegg<strong>en</strong>! ’ (p.57).<br />
Dat ‘doodzwijg<strong>en</strong>’ <strong>van</strong> zijn vader is, naast<br />
<strong>en</strong>ig uiterlijk vertoon _ hij laat e<strong>en</strong> baard<br />
staan, gaat gekleed in lomp<strong>en</strong> ‘als e<strong>en</strong> hippie’<br />
(p.46): reeds in de Oudheid k<strong>en</strong>nelijk gang?<br />
bare vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> protest eig<strong>en</strong>lijk ook <strong>het</strong><br />
<strong>en</strong>ige verzet dat hij pleegt. Wel weigert hij de<br />
bevel<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn vader op te volg<strong>en</strong>, wel<br />
beklaagt hij zich uitvoerig, maar <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
daadwerkelijk handel<strong>en</strong> om de dood <strong>van</strong> zija<br />
moeder te wrek<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> sprake; ondernem<strong>en</strong><br />
doet hij bar weinig – ook daarin lijkt<br />
hij op Hamlet. Zelfs <strong>het</strong> feit, dat ander<strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
slachtoffer word<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn houding teg<strong>en</strong>over<br />
Periander, doet hem niets. Zijn grootvader<br />
Prokles, bijvoorbeeld, teg<strong>en</strong> wie hij ooit<br />
zijn aanhankelijkheid betuigde – ‘Ik houd<br />
veel <strong>van</strong> u (...). U b<strong>en</strong>t alles wat er<strong>van</strong> mijn<br />
moeder over is’ (! ), (p.26) – laat hij door<br />
Periander rustig straff<strong>en</strong>, onder de cynische<br />
motivering, dat de oude Prokles ‘al veel te<br />
lang geleefd’ heeft (p.43). Op dezelfde wijze<br />
blijft hij ongevoelig voor <strong>het</strong> lot, dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
die hem in bescherming will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> of tot<br />
andere gedacht<strong>en</strong> will<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, <strong>van</strong> de<br />
kant <strong>van</strong> Periander zou kunn<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> (pp.<br />
41, 49), desondanks bewer<strong>en</strong>d, dat hij niemand<br />
in <strong>het</strong> ongeluk wil stort<strong>en</strong> door zijn<br />
aanwezigheid (p.58). E<strong>en</strong> discrepantie, derhalve,<br />
tuss<strong>en</strong> woord <strong>en</strong> daad, e<strong>en</strong> Periander<br />
waardig. De edele motiev<strong>en</strong>, die Lykofron<br />
Zichzelf voor zijn houding toedicht, word<strong>en</strong><br />
daarmee wel in e<strong>en</strong> ander daglicht geplaatst.<br />
Opmerkelijk is verder, dat <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige raadsel,<br />
waar<strong>van</strong> de oplossing hem de omstandighed<strong>en</strong><br />
waaronder zijn moeder stierf zou onthull<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong> raadsel <strong>van</strong> Periander, die zijn<br />
brod<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> koude ov<strong>en</strong> heeft gelegd, door<br />
de dorpsidioot aan hem voorgelegd (p.59),<br />
door Lykofron volstrekt wordt g<strong>en</strong>egeerd.<br />
Hij doet ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele poging deze orakeltaal<br />
te analyser<strong>en</strong>. De oplossing <strong>van</strong> dat raadsel<br />
wordt dus door hem ‘verdrong<strong>en</strong>’, zou de<br />
Freudiaan zegg<strong>en</strong>.<br />
Uiteindelijk zijn <strong>het</strong> de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> op Kerkyra,<br />
geschond<strong>en</strong><strong>en</strong> door <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> als hijzelf 13 ,<br />
die hem confronter<strong>en</strong> met de betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> raadsel, op <strong>het</strong> mom<strong>en</strong>t, dat Lykofron<br />
h<strong>en</strong> wil verlat<strong>en</strong> om de vacante troon <strong>van</strong><br />
Periander in te nem<strong>en</strong>. De haat teg<strong>en</strong> Periarh<br />
der, zo legg<strong>en</strong> zij uit, is niets anders dan<br />
jaloezie, omdat Periander wel, maar Lykofron<br />
niet met zijn moeder had geslap<strong>en</strong>. 14<br />
Die kans had Periander hem ontnom<strong>en</strong> door<br />
Melissa te dod<strong>en</strong>, waarna hij haar nog sexueel<br />
misbruikte (p.89).<br />
Hebb<strong>en</strong> Lyko frons vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> di<strong>en</strong>s gedragslijn<br />
daarmee volledig ontraadseld’.^ Dat is de<br />
vraag. M<strong>en</strong> kan er op wijz<strong>en</strong>, dat de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
zelf sexuele betrekking<strong>en</strong> met Lykofron lijk<strong>en</strong><br />
te onderhoud<strong>en</strong> (Periander noemt h<strong>en</strong><br />
‘die troep flikkers’, p.78), <strong>en</strong> dat hun woord<strong>en</strong><br />
derhalve ev<strong>en</strong> goed uit jaloezie zoud<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> voortkom<strong>en</strong>. Het ligt verder voor de<br />
hand dat zij, zelf sexueel in Lykofron geïnteresseerd,<br />
zijn handelwijze ook alle<strong>en</strong> in dit<br />
licht zull<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Maar zij kunn<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong><br />
deel <strong>van</strong> de werkelijkheid zi<strong>en</strong>, zij staan met
één be<strong>en</strong> in die werkelijkheid <strong>en</strong> hun woord<strong>en</strong><br />
zijn verminking<strong>en</strong>, zoals hun geschond<strong>en</strong>heid<br />
ons lijkt te suggerer<strong>en</strong>.<br />
Lykofron heeft ondertuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander mo-<br />
[ tief voor zijn onverzo<strong>en</strong>lijkheid gevond<strong>en</strong>.<br />
Het verzet teg<strong>en</strong> zijn vader was e<strong>en</strong> roep om<br />
vrijheid, <strong>het</strong> verzet <strong>van</strong> e<strong>en</strong> democraat teg<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> bloeddorstig bewind <strong>van</strong> e<strong>en</strong> tiran. Hij<br />
zal naar Korinthe gaan om de democratie te<br />
herstell<strong>en</strong> (p.85). Daarmee heeft hij, gedrev<strong>en</strong><br />
naar hij zegt door edele <strong>en</strong> ideële motiev<strong>en</strong>,<br />
de lijfspreuk <strong>van</strong> zijn vader tot de zijne<br />
gemaakt. Maar dat hij ook anderszins in <strong>het</strong><br />
voetspoor <strong>van</strong> zijn vader is getred<strong>en</strong>, behoeft<br />
niet te word<strong>en</strong> betwijfeld. Reeds door de<br />
ruiter <strong>van</strong> Periander, uitgestuurd om Lykofron<br />
na zijn verdrijving weer naar <strong>het</strong> paleis<br />
terug te do<strong>en</strong> ker<strong>en</strong>, wordt opgemerkt, dat<br />
Lykofron <strong>het</strong> ev<strong>en</strong>beeld <strong>van</strong> zijn harde, meedog<strong>en</strong>loze<br />
vader is (pp.43,44) <strong>en</strong> ook de<br />
officier, volg<strong>en</strong>de afgezant <strong>van</strong> Periander, is<br />
die gelijk<strong>en</strong>is in woord <strong>en</strong> gebaar niet ontgaan<br />
(p.49); zijn halfzuster Gorgo 15 noemt<br />
hem ‘ev<strong>en</strong> wantrouw<strong>en</strong>d als zijn vader’<br />
(p.81) <strong>en</strong> de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> op Kerkyra constater<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong>slotte, dat Lykofron onder meer ‘die<br />
autoritaire toon, die ruk met zijn kop’ met<br />
Periander geme<strong>en</strong> heeft (p.86). Steeds vaker<br />
ook bedi<strong>en</strong>t hij zich <strong>van</strong> taalgebruik, dat<br />
verdacht veel lijkt op de fraaie leuz<strong>en</strong> waarom<br />
hij zijn vader zo verachtte (pp.43, 85,<br />
87). ‘Wat is er voor bijzonders aan’, merkt<br />
Lykofron uiteindelijk zelf teg<strong>en</strong>over zijn<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> op, ‘als iemand bij <strong>het</strong> ouder word<strong>en</strong><br />
(...) in zijn eig<strong>en</strong> vader verandert? ’<br />
(p. 86). Het lijkt dan al niet meer zo zeker,<br />
dat zijn heerschappij anders geaard zou zijn<br />
dan die <strong>van</strong> Periander, blijk<strong>en</strong>s ook zijn weinig<br />
overtuig<strong>en</strong>de reactie op de woord<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
zijn vri<strong>en</strong>d Kallias, die <strong>het</strong> reger<strong>en</strong> bij de<br />
gratie <strong>van</strong> terreur ‘monsterlijk’ noemt. 16<br />
Daarmee is de cirkel rond. Zolang deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
die op macht belust zijn niet voor de keuze<br />
gesteld word<strong>en</strong> gevreesd of bemind te will<strong>en</strong><br />
277<br />
zijn (p.77), kan hun ‘Wille zur Macht’ nog<br />
word<strong>en</strong> ingekleed met zuivere, vrijheidsliev<strong>en</strong>de,<br />
democratische beginsel<strong>en</strong>. Als zij e<strong>en</strong>»<br />
maal tot de macht geroep<strong>en</strong> zijn, kom<strong>en</strong><br />
zelfs hun weldad<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale hervormingeo<br />
uit niets anders voort Lykofron zegt <strong>het</strong><br />
(p.45) dan eig<strong>en</strong>waan <strong>en</strong> egoïsme; hun beginsel<strong>en</strong><br />
zull<strong>en</strong> zij dan, als Periander, nog<br />
slechts met de mond belijd<strong>en</strong>. Natuurlijk<br />
weet Periander dat zelf beter dan wie ook:<br />
‘opstandige volksred<strong>en</strong>aars’, deelt hij Kypselos<br />
mee, zegg<strong>en</strong> nooit iets anders dan wat hij,<br />
Periander, ook al sinds jaar <strong>en</strong> dag beweert.<br />
‘Democratie is beter dan tirannie’, bijvoorbeeld<br />
(pp.33/34). Naast de visie <strong>van</strong> de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
op Lyko frons gedragslijn, kan dan ook<br />
de visie <strong>van</strong> Periander gezet word<strong>en</strong>: Lykofron<br />
is slechts afgunstig op de macht <strong>van</strong> zijn<br />
vader, de heerser. De verachting voor de dad<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> Periander komt niet voort uit liefde<br />
tot de moeder, maar uit de behoefte de<br />
machtige vader te verneder<strong>en</strong>, te vernietig<strong>en</strong><br />
(p.65).<br />
Er is, ondertuss<strong>en</strong>, natuurlijk ook niets op<br />
teg<strong>en</strong> om de verschill<strong>en</strong>de visies op Lykofrons<br />
beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong>: <strong>het</strong><br />
machtsstrev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Lykofron, hoe nobel ook<br />
gestoffeerd, vindt dan zijn wortels in dezelfde<br />
voedingsbodem als zijn oedipaal conflict,<br />
waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> slechts e<strong>en</strong> uiterlijke vermomming<br />
is: ‘E<strong>en</strong> troon! Dat is nog beter dan de<br />
moederschoot! ’ (p.89).<br />
‘Ik behoor tot die schrijvers, die altijd <strong>het</strong>zelfde<br />
boek schrijv<strong>en</strong> , luidt e<strong>en</strong> veel geciteerde<br />
uitspraak <strong>van</strong> Hermans. 17<br />
Veel <strong>van</strong> zijn werk kan m<strong>en</strong> inderdaad beschouw<strong>en</strong><br />
als de variaties op e<strong>en</strong> beperkt<br />
aantal themata, als verbeelding<strong>en</strong> <strong>van</strong> de volg<strong>en</strong>de<br />
m<strong>en</strong>sopvatting: de m<strong>en</strong>s is overgeleverd<br />
aan de chaos <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan <strong>en</strong> elke<br />
orde, daarin door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gelegd, is e<strong>en</strong><br />
schijnorde; e<strong>en</strong> ieder is de prooi <strong>van</strong> zijn<br />
drift<strong>en</strong>, die hij voortdur<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> schijn <strong>van</strong>
278<br />
rationaliteit meegeeft; de motiev<strong>en</strong> voor zijn<br />
handel<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t hij niet, zijn woord<strong>en</strong> zijn<br />
bedrog <strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> nerg<strong>en</strong>s naar (Hamlet:<br />
ja); hij tast als e<strong>en</strong> blinde rond in e<strong>en</strong> duistere<br />
wereld, hers<strong>en</strong>schimmige begripp<strong>en</strong> najag<strong>en</strong>d.<br />
‘Het <strong>en</strong>ige geluk dat op deze wereld gevond<strong>en</strong><br />
kan word<strong>en</strong> is geluk in slavernij. Geluk<br />
in vrijheid bestaat niet. Vrijheid is niets. E<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de meest dolle begripp<strong>en</strong> die de ronde»<br />
do<strong>en</strong>. Alle ideologieën waarin vrijheid als e<strong>en</strong><br />
soort concreet goed wordt voorgesteld, nou,<br />
dat is nons<strong>en</strong>s voor mij’, stelt Hermans in<br />
e<strong>en</strong> interview 18 <strong>en</strong> elders legt hij zijn alter<br />
ego O. Dapper Dapper in de mond: ‘Ge<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>kele revolutie heeft ooit iets veranderd aan<br />
de fundam<strong>en</strong>tele slavernij, ge<strong>en</strong> revolutionaire<br />
politicus kan e<strong>en</strong> nieuwe orde schepp<strong>en</strong>.<br />
Er is nog eerder kans dat <strong>het</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> lukt<br />
de loop <strong>van</strong> de planet<strong>en</strong> te verander<strong>en</strong>, want<br />
<strong>het</strong> mechanisme <strong>van</strong> de sterr<strong>en</strong>hemel is beter<br />
bek<strong>en</strong>d dan dat <strong>van</strong> de maatschappij’. 19<br />
De scepsis <strong>van</strong> Hermans teg<strong>en</strong>over de goede<br />
bedoeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> wereldverbeteraars is <strong>van</strong><br />
di<strong>en</strong> aard, dat hij ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele zin ziet in de<br />
omverwerping <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bestaande orde, omdat<br />
die uitsluit<strong>en</strong>d gevolgd zal word<strong>en</strong> door<br />
e<strong>en</strong> andere orde die ev<strong>en</strong>zeer vrijheidbeperk<strong>en</strong>d<br />
zal zijn: ‘elke maatschappij is leug<strong>en</strong>achtig,<br />
altijd, overal’. 20<br />
Leug<strong>en</strong>achtig; zo mag m<strong>en</strong> <strong>het</strong> do<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de meeste personages in Periander wel<br />
noem<strong>en</strong>. Bijna iedere<strong>en</strong> in <strong>het</strong> stuk bedrijft<br />
zijn of haar vorm <strong>van</strong> bedrog. In de eerste<br />
plaats natuurlijk Periander, die <strong>het</strong> volk <strong>van</strong><br />
Korinthe bedriegt met zijn hypocriete zegswijz<strong>en</strong>.<br />
‘Democratie is mooi, maar de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
zijn er niet mooi g<strong>en</strong>oeg voor’, zegt de<br />
oude Periander aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk,<br />
met tot misanthropie geword<strong>en</strong> cynisme.<br />
‘Als iemand mij vraagt, waarom ik de tirannie<br />
niet opgehev<strong>en</strong> heb, wat kan ik anders<br />
antwoord<strong>en</strong> dan: ‘Omdat <strong>het</strong> ev<strong>en</strong> gevaarlijk<br />
is vrijwillig terug te trekk<strong>en</strong> als zich te lat<strong>en</strong><br />
berov<strong>en</strong>’ ’ (pp. 92/93) daarmee e<strong>en</strong> laatste<br />
blijk <strong>van</strong> de verwisselbaarheid <strong>van</strong> zijn wijshed<strong>en</strong><br />
gev<strong>en</strong>d. 21 Toch komt ook deze<br />
schijnbaar succesvolle tiran tot <strong>het</strong> zelfinzicht,<br />
dat zijn lev<strong>en</strong> mislukt is: ‘Is dit dan de<br />
kern <strong>van</strong> mijn noodlot: dat ik me zelfs <strong>van</strong><br />
de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die ik <strong>het</strong> meest heb liefgehad<br />
altijd moet afvrag<strong>en</strong> of ik er niet beter aan<br />
gedaan zou hebb<strong>en</strong> ze te hat<strong>en</strong>? ’ (p.6 5).<br />
Doof <strong>en</strong> blind, met pijnlijke voet<strong>en</strong> (! ), volbr<strong>en</strong>gt<br />
hij zijn laatste tocht over <strong>het</strong> water<br />
– e<strong>en</strong> dood in verbittering tegemoet.<br />
Ondertuss<strong>en</strong> is <strong>het</strong> zijn opstandige zoon Lykofron<br />
al ge<strong>en</strong> haar beter vergaan. Het verschil<br />
met Periander ligt hooguit daarin, dat<br />
Lykofron zichzelf al ev<strong>en</strong>zeer bedriegt als<br />
zijn omgeving. Maar ook hij ontloopt zijn<br />
noodlot niet. Zelf dol<strong>en</strong>d als e<strong>en</strong>’blinde’,<br />
wordt hij t<strong>en</strong>slotte geleid door e<strong>en</strong> blinde,<br />
e<strong>en</strong> kreupele <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stotteraar, ‘die hem op<br />
zijn beurt <strong>van</strong> Oedipus tot Laios mak<strong>en</strong>. Ook<br />
<strong>van</strong> kleinschaliger bedrog – we zag<strong>en</strong> er<br />
reeds <strong>en</strong>kele staaltjes <strong>van</strong> – levert Hermans’<br />
klassieke koningsdrama de nodige voorbeeld<strong>en</strong>.<br />
Daar is bijvoorbeeld de oude Prokles,<br />
schoonvader <strong>van</strong> Periander. Hij onthult zijn<br />
kleinzoons de doodsoorzaak <strong>van</strong> hun moeder<br />
(‘Mogelijk b<strong>en</strong> je haar niet verget<strong>en</strong>. Maar je<br />
zult haar ook niet wrek<strong>en</strong>’, p.27) <strong>en</strong> heeft<br />
daarvoor – <strong>het</strong> behoeft niet te verbaz<strong>en</strong> –<br />
de nobelste motiev<strong>en</strong> bij de hand: ‘Niet om<br />
jullie op te zett<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> je vader heb ik je dit<br />
verteld. Maar om jullie opvoeding te voltooi<strong>en</strong>’<br />
(p.29).<br />
Hij wordt door Lykofron doorzi<strong>en</strong> (p.43).<br />
Vervolg<strong>en</strong>s is er Perianders dochter Gorgo,<br />
die zich laat gebruik<strong>en</strong> als lokmiddel om<br />
Lykofron de troon te do<strong>en</strong> bestijg<strong>en</strong>. Haar<br />
woord<strong>en</strong> tot haar broer zijn ‘als e<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
buit<strong>en</strong> geleerd lesje’ (p.79) ge<strong>en</strong> wonder:<br />
ze bedi<strong>en</strong>t zich vrijwel woordelijk <strong>van</strong> de<br />
argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander, door wie ze om<br />
e<strong>en</strong> boodschap is gestuurd. Dat zij wel succes
heeft, zal wel gezocht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
feit, dat Gorgo, geheel in familiestijl, meer te<br />
bied<strong>en</strong> heeft dan haar woord<strong>en</strong> (p.81). Hetge<strong>en</strong><br />
reeds was voorzi<strong>en</strong> door de raadsheer,<br />
die zelf al eerder had getoond in dit opzicht<br />
<strong>van</strong> want<strong>en</strong> te wet<strong>en</strong>: <strong>het</strong> fal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de officier<br />
wilde hij wel verschon<strong>en</strong>, in ruil voor de<br />
mantel der liefde, die de knappe jongste<br />
dochter <strong>van</strong> de officier hem in zijn privévert<br />
re k k<strong>en</strong> di<strong>en</strong>de te kom<strong>en</strong> aanreik<strong>en</strong> (p. 50).<br />
Terloops kan nog gewez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op Theron,<br />
e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de drie musketiers <strong>van</strong> Kerkyra,<br />
NOTEN<br />
1 Bijv. Ton Oliemulder in Het Binn<strong>en</strong>hof <strong>van</strong> 21<br />
januari 1975.<br />
2 Diog. Laert. I 64, letterlijk terug in Periander,<br />
pp.80/81.<br />
3 Waarom <strong>en</strong> hoe dat was gebeurd vertelt Herodotus<br />
niet. Volg<strong>en</strong>s Damsté krijgt m<strong>en</strong> de indruk<br />
dat <strong>het</strong> e<strong>en</strong> ongeluk is geweest (vert. p.513).<br />
How <strong>en</strong> Wells m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat Herod. III 52, 4 zinspeelt<br />
op jaloezie <strong>van</strong> de kant <strong>van</strong> Periander,<br />
maar daar staan, zoals Van Groning<strong>en</strong> ad loc.<br />
terecht opmerkt, alle<strong>en</strong> maar ‘vage aanduiding<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de dood <strong>van</strong> Melissa’. Explicieter is<br />
Diog. Laert. 194. In de ook door Hermans<br />
gebruikte vertaling <strong>van</strong> R.D. Hicks, London<br />
1925: ‘In a fit on anger he killed his wife by<br />
throwing a footstool at her, or by a kick, wh<strong>en</strong><br />
she was pregnant, having be<strong>en</strong> egged on by<br />
slanderous tales of concubines, whom he afterwards<br />
burnt alive’. De laatste versie ook in<br />
Periander, pp. 12 <strong>en</strong> 88.<br />
4 Volg<strong>en</strong>s Herman Verhaar in De Nieuwe Linie<br />
<strong>van</strong> 26 februari 1975 is dat nl. de <strong>en</strong>ige verdi<strong>en</strong>ste<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> stuk.<br />
5 Steeds gevolgd door e<strong>en</strong> vertaling, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> bijdraagt<br />
tot de doorbreking <strong>van</strong> de werkelijkheidsillusie.<br />
Voor Griekse gastarbeiders uitgezonderd.<br />
limctioner<strong>en</strong> de Griekse citat<strong>en</strong> voor<br />
de televisiekijkers natuurlijk als lege klank<strong>en</strong>,<br />
woord<strong>en</strong> zonder inhoud. Dat zijn ze dan ook.<br />
279<br />
die beweert Lykofron niet te kunn<strong>en</strong> miss<strong>en</strong><br />
(p.91), maar hem wel de hers<strong>en</strong>s inslaat.<br />
Enzovoorts.<br />
Wie me<strong>en</strong>t, dat m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> maatschappij op<br />
revolutionaire wijze te verander<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />
zijn, kan met Hermans’ E<strong>en</strong>ander niets beginn<strong>en</strong>.<br />
Zo iemand zal <strong>het</strong> stuk wellicht zelfs<br />
ongeschikt vind<strong>en</strong>. Hij vindt dan Hermans<br />
aan zijn zijde, want ook deze achtte Periander<br />
‘niet geschikt voor jeugdige kijkers of<br />
soortgelijke aanhangers <strong>van</strong> Karl Marx (p.5).<br />
Het volk <strong>van</strong> Korinthe, echter, juicht ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />
pas als de raadsheer Perianders spreuk<strong>en</strong> heeft<br />
vertaald (pp. 82-83) – wat hun domheid nog e<strong>en</strong>s<br />
onderstreept. Want ook Kypselos zet e<strong>en</strong> gezicht<br />
alsof hij niet goed Grieks k<strong>en</strong>t’ (p.34), <strong>en</strong><br />
die is bij Herodotus al onnozel, voor hem is<br />
alles ‘Grieks’.<br />
6 M<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke m.n. aan de verschill<strong>en</strong>de pseudoniem<strong>en</strong><br />
waar<strong>van</strong> hij zich bedi<strong>en</strong>de – Anastase<br />
Prudhomme, Camille Houckaert, Age Bijkaart,<br />
Schrijver Dezes – om in soms succesvolle verhulling<br />
(zie bijv. Hermans’ Mandarijn<strong>en</strong> op Zwavelzuur,<br />
pp. 246 <strong>en</strong> 254) de auteur W.F. Hermans<br />
als getuige te kunn<strong>en</strong> aanhal<strong>en</strong>.<br />
7 Volg<strong>en</strong>s Frans A. Janss<strong>en</strong> (in: De Revisor<br />
I/9&10, 1974, p.91) is dat slechts’ de functie<br />
<strong>van</strong> de Periander-citat<strong>en</strong>, daar de historische<br />
betrouwbaarheid <strong>van</strong> de bronn<strong>en</strong> over Periander<br />
te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overlaat. Historische betrouwbaarheid<br />
is echter iets anders dan auth<strong>en</strong>ticiteit. De<br />
spreuk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander verkrijg<strong>en</strong> auth<strong>en</strong>ticiteit<br />
doordat ze letterlijk aan de bronn<strong>en</strong> zijn ontle<strong>en</strong>d<br />
<strong>en</strong> daaraan kan de ev<strong>en</strong>tuele onbetrouwbaarheid’<br />
<strong>van</strong> die bronn<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> afbreuk do<strong>en</strong>.<br />
8 Voor de toegesprok<strong>en</strong> Kapitein <strong>van</strong> Periander<br />
(p.22) is er di<strong>en</strong>aangaande ge<strong>en</strong> probleem: ‘Uw<br />
staatkunde zal de eeuw<strong>en</strong> trotser<strong>en</strong>’ is zijn antwoord.<br />
In Periander wordt gesuggereerd, dat<br />
de Kapitein daarin ge<strong>en</strong> ongelijk gekreg<strong>en</strong> lieeft.<br />
9 Het dankbare nageslacht heeft Periander wat<br />
dat betreft niet teleurgesteld: reeds in de Oud-
280<br />
heid werd Periander, zoals bek<strong>en</strong>d, gerek<strong>en</strong>d tot<br />
de Zev<strong>en</strong> Wijz<strong>en</strong>, <strong>het</strong>ge<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in Periander<br />
wordt voorspeld (p.43).<br />
10 Zie bijv. M. v. Loggem, Drift <strong>en</strong> drama, s-Grav<strong>en</strong>hage<br />
1968, p. 16, <strong>en</strong> vooral E. Jones, Hamlet<br />
and Oedipus, London 1949 (waarop Dr. P<br />
Claesons wees).<br />
11 De Hamlet-aüusies zijn ouk opgemerkt door<br />
Frans A. Janss<strong>en</strong> (in de bij noot 7 vermelde<br />
rec<strong>en</strong>sie) <strong>en</strong> Piet Keysers (in: Brabants Nieuwsblad<br />
<strong>van</strong> 30 januari 1975). maar niet in verband<br />
gebracht met de Oedipusthematiek.<br />
Wij wag<strong>en</strong> hier mete<strong>en</strong> de veronderstelling dat<br />
de titel <strong>van</strong> Hermans’ veel geanalyseerde roman<br />
Nooit meer slap<strong>en</strong> o.a. gelez<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
als e<strong>en</strong> bewust misleid<strong>en</strong>d citaat uit Hamlets<br />
monoloog: To die, to sleep, no more! ’<br />
12 Ook <strong>van</strong> de raadsels in Periander noemt Hermans<br />
zelf de bron: Archer Taylor, The literary<br />
Riddle before 1600, Berkeley 1948; zie bijv.<br />
pp. 42-44. Het raadsel <strong>van</strong> de rook is echt<br />
Grieks, cf. Anth. Graeca XV 5.<br />
13 Kallias is blind aan één oog (p. 70). Atys heeft<br />
e<strong>en</strong> vergroeiing aan zijn be<strong>en</strong> <strong>en</strong> hinkt (p.68),<br />
Theron heeft e<strong>en</strong> hazelip <strong>en</strong> spreekt gebrekkig<br />
(p.70). Vergelijk de positie <strong>van</strong> Alfred in Nooit<br />
meer slap<strong>en</strong>.<br />
14 Volg<strong>en</strong>s Aristippus zou Periander incest met<br />
zijn moeder Krateia (niet ‘Krataia zoals in<br />
Periander, p.89) gepleegd hebb<strong>en</strong> (Diog. Laert.<br />
196).<br />
Oedipus, die de troon dankte aan <strong>het</strong> oploss<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> andermans raadsels, had, net als Lykofron,<br />
voor de ontraadseling <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> problematiek<br />
de hulp <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> – onder wie e<strong>en</strong> blinde<br />
– nodig.<br />
15 Van e<strong>en</strong> halfzuster blijkt uit de bronn<strong>en</strong> niets,<br />
daar wordt ook ge<strong>en</strong> naam overgeleverd <strong>en</strong> Gorgo<br />
is dus e<strong>en</strong> vondst <strong>van</strong> Hermans zelf. mogelijk<br />
geïnspireerd door <strong>het</strong> feit dat Lykofron nog e<strong>en</strong><br />
broer Gorgos had (R.E. s.v. Periandros) Ook<br />
mogelijk is Gorgo = Medusa, de verst<strong>en</strong><strong>en</strong>de, zij<br />
die (opnieuw) fixeert. De incestueuze verhouding<br />
broer – (half)zuster, in de kiem aanwezig<br />
(p.81), is e<strong>en</strong> constante in Hermans’ werk; zie<br />
Hans <strong>van</strong> Strat<strong>en</strong>, Sam<strong>en</strong> naar <strong>het</strong> einde, Tirade<br />
169, pp.438-447 (ook in Kritisch Akkoord<br />
1972, pp. 143-153) <strong>en</strong> J.H.A. Fontijn. Zuster <strong>en</strong><br />
superego, Raster V (1971) pp. 280-295.<br />
16 Uit de modaliteit <strong>van</strong> Lykofrons woord<strong>en</strong>: ‘Het<br />
zou misschi<strong>en</strong> ook anders kunn<strong>en</strong>’ (p.76),<br />
spreekt ge<strong>en</strong> al te grote vastberad<strong>en</strong>heid.<br />
17 In zijn bijdrage aan de bundel Schrijversdebut<strong>en</strong>,<br />
’s-Grav<strong>en</strong>hage 1960, p.89.<br />
18 I. Meijer, Gesprek met Willem Frederik Hermans,<br />
in: Schrijversportrett<strong>en</strong>, Amsterdam<br />
1974,pp.69-86(t.a.p.82).<br />
19 Schrijver Dezes, Het E<strong>van</strong>gelie <strong>van</strong> O. Dapper<br />
Dapper, Amsterdam 1973, p.203.<br />
O. Dapper Dapper is W. Hermans, wordt wel<br />
beweerd, want O is de uiting <strong>van</strong> wee (W.) <strong>en</strong><br />
tweemaal (her-) dapper (mans) is Hermans.<br />
20 W.F. Hermans, Antipathieke romanpersonages,<br />
in: Het Sadistische Universum, Amsterdam<br />
1967 5 pp. 111-127 (t.a.p. 111).<br />
21 Door sommig<strong>en</strong> – onder wie nota b<strong>en</strong>e de regisseur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> televisiespel Periander – is de veronderstelling<br />
geuit, dat Hermans in Periander<br />
getuig<strong>en</strong>is had afgelegd <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> ondemocratische,<br />
‘rechtse’ m<strong>en</strong>taliteit, waarbij m<strong>en</strong> voor <strong>het</strong><br />
gemak de spreuk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Periander voor belijd<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de auteur aanzag. E<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong><br />
wanbegrip <strong>en</strong> misinterpretatie waar Hermans<br />
zich terecht nogal boos over maakte (zie Het<br />
Parool/PS <strong>van</strong> 22 februari 1975). Wellicht id<strong>en</strong>tificeerde<br />
regisseur Van Hemert zich te veel met<br />
de wijze <strong>van</strong> interpreter<strong>en</strong> <strong>van</strong> de personages uit<br />
Periander.
Overal borst<strong>en</strong><br />
Mus – meubelbruin<br />
gefineerd vogeltje<br />
<strong>en</strong> nog dezelfde die<br />
tot groot verdriet<br />
<strong>van</strong> Catullus tuss<strong>en</strong><br />
Lesbia’s borst<strong>en</strong> huisde.<br />
Zijn gedicht<strong>en</strong><br />
deze mus – ze zijn<br />
nog net als to<strong>en</strong><br />
hun gegev<strong>en</strong> zo g<strong>en</strong>esteld<br />
g<strong>en</strong>esteld<br />
in de g<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
dat iedere<strong>en</strong><br />
mete<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>t.<br />
Catullus <strong>en</strong> zijn mus.<br />
Alle<strong>en</strong> Lesbia<br />
zij is er niet <strong>en</strong><br />
overal borst<strong>en</strong>!<br />
J. Bernlef<br />
281<br />
Bernlef schrijft over dit gedicht: mijn k<strong>en</strong>nismaking met Catullus kwam volkom<strong>en</strong> toevallig tot stand, to<strong>en</strong> ik<br />
bij De Slegte de zeer vrije, zeer ‘bawdy’ vertaling <strong>van</strong> Peter Wigham las, die mij overig<strong>en</strong>s zeer beviel, beter<br />
dan de wat nettere maar letterlijke vertaling<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> duits.
282<br />
Antieke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de poëzie<br />
<strong>van</strong> Chr. D’ha<strong>en</strong><br />
Het corpus waarover hier gesprok<strong>en</strong> wordt<br />
bestaat uit drie bundels, geschrev<strong>en</strong> in de<br />
periode 1946 - 76:<br />
1 Gedicht<strong>en</strong> 1946-58, Meul<strong>en</strong>hoff, 1958<br />
2 Vanwaar zal ik u lof toezing<strong>en</strong>, Heideland,1966<br />
3 Ick sluit <strong>van</strong> daegh e<strong>en</strong> ring, Nijgh <strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Ditmar, 1975<br />
Er wordt ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de<br />
tijd <strong>van</strong> ontstaan: we richt<strong>en</strong> ons uitsluit<strong>en</strong>d<br />
naar de paginale orde.<br />
Bij <strong>het</strong> overlez<strong>en</strong> <strong>van</strong> die poëzie, door mij<br />
geschrev<strong>en</strong> in de loop <strong>van</strong> dertig jaar, d<strong>en</strong>k ik<br />
aan de inleiding <strong>van</strong> Francois Ch<strong>en</strong>g tot de<br />
Chinese T’ang-poëzie 1 : ‘Le poète est, plus<br />
que celui qui parle, celui qui se laisse parler.<br />
H apparait comme un déchiffreur <strong>en</strong> méme<br />
temps qu’un ordonnateur des mythes accumulés<br />
au cours des millénaires. Tuut se passé<br />
comme si Ie poète ne pouvait accomplir son<br />
propre mythe, qu’<strong>en</strong> ayant vécu tous les<br />
autres mythes. En les ordonnant, il les transforme.<br />
Ce passage souterrain à travers les<br />
mythes est pour lui une initiation.’<br />
Zo is <strong>het</strong> inderdaad gebeurd: ik had <strong>het</strong><br />
gevoel dat ik aan mijn echte lev<strong>en</strong>, mijn<br />
poëtisch-creatief lev<strong>en</strong>, begon door de<br />
mythes die mij to<strong>en</strong> nog lev<strong>en</strong>d, actief, werkzaam<br />
<strong>en</strong> vitaal lek<strong>en</strong>, te verwerk<strong>en</strong> op mijn<br />
manier.<br />
De klassieke mythologie was niet de <strong>en</strong>ige; er<br />
was e<strong>en</strong> onuitputtelijk fonds <strong>van</strong> verhal<strong>en</strong>,<br />
beeld<strong>en</strong>, figur<strong>en</strong>, situaties, die alles wat ik<br />
ervaarde of zou ervar<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong>. Het war<strong>en</strong><br />
krachtbronn<strong>en</strong>, magnetische veld<strong>en</strong>, voedselbodems<br />
voor <strong>het</strong> beginn<strong>en</strong>d eig<strong>en</strong> belev<strong>en</strong>.<br />
Er war<strong>en</strong> de Middeleeuwse verhal<strong>en</strong> (Abailard<br />
<strong>en</strong> Heloys). de Christelijke mythologie<br />
(Maria <strong>van</strong> Magdala), de symboliek <strong>van</strong> de<br />
alchimie (De Alchemist)’, er zijn heel wat<br />
gedicht<strong>en</strong> waarin de historische mythes ge<strong>en</strong><br />
rol spel<strong>en</strong>, wel e<strong>en</strong> zuivere natuursymboliek;<br />
<strong>en</strong> gedicht<strong>en</strong> waar<strong>van</strong> de refer<strong>en</strong>tiewereld<br />
modern is (De Internationale Trein), of e<strong>en</strong><br />
legpuzzie <strong>van</strong> velerlei origine (Hhorologio<br />
Meo, Novgorod).<br />
Maar toch vormt de klassieke mythologie<br />
e<strong>en</strong> constant geheel, dat e<strong>en</strong> evolutie vertoont<br />
naar aard <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit.<br />
In e<strong>en</strong> der eerste tekst<strong>en</strong>, Universiteit te Amsterdam,<br />
word<strong>en</strong> Minerva <strong>en</strong> Diane geconfronteerd:<br />
beide zijn connex <strong>en</strong> contra-dictorisch,<br />
de studie <strong>en</strong> <strong>het</strong> zintuiglijke lev<strong>en</strong> zijn<br />
beide onvoltooibaar <strong>en</strong> noodzakelijk.<br />
Dan zet de reeks der mythologische personificaties<br />
in: Ganymedes, Leda, De Danaïde,<br />
Endymion. Het zijn individu<strong>en</strong>, zij incarner<strong>en</strong><br />
de grote drang<strong>en</strong> <strong>en</strong> dwang<strong>en</strong> der adolesc<strong>en</strong>tie,<br />
gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> objectiviteit <strong>en</strong> e<strong>en</strong> universaliteit<br />
aan <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> angstig onzeker<br />
subject.<br />
Was Ganymedes de onsterfelijkheid, gesteld<br />
teg<strong>en</strong>over de vluchtigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan?<br />
Of de idee <strong>van</strong> <strong>het</strong> zijn teg<strong>en</strong>over <strong>het</strong> conting<strong>en</strong>te?<br />
Of betek<strong>en</strong>t <strong>het</strong> gedicht, dat de m<strong>en</strong>s<br />
maar zichzelf wordt door <strong>het</strong> goddelijke, <strong>en</strong>
de god<strong>en</strong> slechts bestaan door de m<strong>en</strong>s? Er<br />
is in elk geval e<strong>en</strong> dualiteit die tot harmonie<br />
geword<strong>en</strong> is, <strong>en</strong> die ons tot model strekt. Nu<br />
nog weet ik niet, wat ik uitgedrukt heb. En<br />
wat is Leda? Verrukking over <strong>en</strong> verachting<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde – maar wat?<br />
Niemand, vóór Freud, heeft ons kunn<strong>en</strong><br />
zegg<strong>en</strong> wat Oidipus betek<strong>en</strong>de, maar de<br />
mythe heeft eeuw<strong>en</strong>lang ieder m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
spiegel voorgehoud<strong>en</strong> waarin hij zichzelf herk<strong>en</strong>de.<br />
De Danaide schijnt e<strong>en</strong> meditatie te<br />
zijn over de begr<strong>en</strong>zing <strong>van</strong> <strong>het</strong> conting<strong>en</strong>te<br />
teg<strong>en</strong>over de intuïtie <strong>van</strong> <strong>het</strong> volledige zijn;<br />
<strong>het</strong> is ook <strong>het</strong> zoek<strong>en</strong> naar ‘mij’ – naar ‘le<br />
sof, dat ook in <strong>het</strong> wijnrood tapijt, in Psychè,<br />
<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> in vele andere verz<strong>en</strong> gezocht<br />
wordt.<br />
Endymion was wellicht e<strong>en</strong> lang aanschouw<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de harmonie of ‘L’euphorie narcissique<br />
où vit l’<strong>en</strong>fant trouvé a<strong>van</strong>t que<br />
l’épée tranchante de l’expéri<strong>en</strong>ce ne l’oblige<br />
à distinguer <strong>en</strong>tre soi et autrui’ 2 ?<br />
Van meetaf aan betek<strong>en</strong>de <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong><br />
Griekse nam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijk fonetisch probleem:<br />
de Griekse klank<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
Nederlands klanksysteem e<strong>en</strong> vreemd elem<strong>en</strong>t,<br />
dat m.i. nooit amalgameert <strong>en</strong> er, onwelluid<strong>en</strong>d,’uitspringt’.<br />
Na de gedicht<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> probleem door de<br />
situatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> mythologisch persoon verbeeld<strong>en</strong>,<br />
kom<strong>en</strong> gedicht<strong>en</strong> waarin psychische<br />
kracht<strong>en</strong> met Griekse begripp<strong>en</strong> b<strong>en</strong>oemd<br />
word<strong>en</strong>: Psychè, Eros, de Daimoon. Psyche<br />
is de ziel, <strong>het</strong> bewuste lev<strong>en</strong>; Eros de libido,<br />
die de Psychè drijft; de Daimoon, die in De<br />
Alchemist nog de creatieve drang is, wordt in<br />
Daimoon Megas de negatie <strong>van</strong> Eros - Thanatos.<br />
Nadi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de klassieke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> eerder<br />
culturele, zij word<strong>en</strong> gebruikt sam<strong>en</strong> met<br />
Bijbelse, Christelijke <strong>en</strong> historische allusies,<br />
zij zijn niet meer de antieke cultuur <strong>van</strong> de<br />
oudheid alle<strong>en</strong>, maar vaak antiek gezi<strong>en</strong> met<br />
de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Middeleeuw<strong>en</strong>, R<strong>en</strong>aissance,<br />
XVIIe <strong>en</strong> XVIIIe eeuw.<br />
283<br />
Het Grafschrift voor Jan Groot<strong>en</strong>, <strong>het</strong> Verjaringsvers<br />
voor Anna-Livia verton<strong>en</strong> klassieke<br />
allusies tuss<strong>en</strong> vele andere. H<strong>en</strong> regel als<br />
‘Voor Agamemnon <strong>en</strong> Marat ’t lustrale nat’<br />
wijst op e<strong>en</strong> totale versmelting, <strong>en</strong> zo staan<br />
G<strong>en</strong>ji <strong>en</strong> Diana naast elkaar, Nausicaa <strong>en</strong><br />
Sarah <strong>van</strong> d<strong>en</strong> Vondel.<br />
In De Tweede Verdieping, dat de eerste bundel<br />
afsluit, wordt de klassieke wereld e<strong>en</strong><br />
wez<strong>en</strong>lijk bestanddeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> gehele lev<strong>en</strong>,<br />
zoals dit in de tweede bundel zal uitgewerkt<br />
word<strong>en</strong>.<br />
De Griekse <strong>en</strong> Latijnse god<strong>en</strong> zijn hier de<br />
werkelijke beschermers <strong>en</strong> zingevers <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
dagelijks m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>lev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aardse maar<br />
verhev<strong>en</strong> woning. Apollo <strong>en</strong> Diana – dag <strong>en</strong><br />
nacht – draai<strong>en</strong> rondom <strong>het</strong> huis.<br />
Pomona <strong>en</strong> Flora, Dionysos <strong>en</strong> Kythera, Hera<br />
<strong>en</strong> Ceres br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>het</strong> geluk in de rijke<br />
kamers waar <strong>het</strong> gezeg<strong>en</strong>de huwelijkslev<strong>en</strong><br />
zich afspeelt. Slap<strong>en</strong>, bad<strong>en</strong>, kok<strong>en</strong>, lez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
muziek mak<strong>en</strong>, alles geschiedt met de hulp<br />
<strong>en</strong> onder <strong>het</strong> oog der god<strong>en</strong>. Janus moet de<br />
deur behoed<strong>en</strong>, Hygeia de gezondheid bewar<strong>en</strong>,<br />
Fortuna haar rad betom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de Parqu<strong>en</strong><br />
ge<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sdraad spar<strong>en</strong>. In vroomheid<br />
beleeft de m<strong>en</strong>s de weelde <strong>van</strong> <strong>het</strong> korte<br />
lev<strong>en</strong> op deze wereld.<br />
In de tweede bundel wint deze manier om de<br />
klassieke lev<strong>en</strong>svisie te integrer<strong>en</strong> in die <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> huidige dagelijkse lev<strong>en</strong> nog aan volume,<br />
<strong>en</strong> groeit uit tot e<strong>en</strong> climax.<br />
Het Ti<strong>en</strong>de Grafgedicht voor Kira <strong>van</strong> Kasteel<br />
zet in als e<strong>en</strong> Griekse of <strong>Rome</strong>inse begraf<strong>en</strong>is,<br />
maar verder wordt, in e<strong>en</strong> syncretische<br />
visie, die ervaringswereld verbond<strong>en</strong><br />
met e<strong>en</strong> Bijbelse <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mysteriecultus:<br />
<strong>het</strong> aardse et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong> wordt verbond<strong>en</strong><br />
met alle rituele vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> voeding.<br />
Ook <strong>het</strong> gedicht ‘Puella ludit’ wordt door<br />
deze veelzijdige thematiek gedrag<strong>en</strong>. De<br />
slaap <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind voert <strong>het</strong> naar Cybele, <strong>het</strong><br />
bed is e<strong>en</strong> Erebos-bed, <strong>het</strong> water <strong>van</strong> de<br />
Lethe br<strong>en</strong>gt vergetelheid. Maar de dag<br />
sch<strong>en</strong>kt al de spel<strong>en</strong>: Phoibos br<strong>en</strong>gt de
284<br />
jacht, Poseidon de water<strong>en</strong>, H<strong>en</strong>nes de list<strong>en</strong>,<br />
Hephaïstos <strong>het</strong> vuur. Leest <strong>het</strong> meisje,<br />
zij is e<strong>en</strong> sibylle; droomt zij, zij betreedt de<br />
grott<strong>en</strong> <strong>van</strong> Gorgon<strong>en</strong> <strong>en</strong> Chimaer<strong>en</strong>. En terugker<strong>en</strong>d<br />
tot de slaap bereist zij weer <strong>het</strong><br />
rijk <strong>van</strong> Hades <strong>en</strong> Persephone.<br />
In Geboorte <strong>en</strong> Doopsel <strong>van</strong> Sylvester-Livinus<br />
is <strong>het</strong> water <strong>het</strong> eeuwige water <strong>van</strong> Helicon<br />
<strong>en</strong> Lethe <strong>en</strong> Acheron, <strong>het</strong> is ook <strong>het</strong><br />
Joodse water. Vuur <strong>en</strong> licht zijn dat <strong>van</strong><br />
Hephaïstos <strong>en</strong> de brand <strong>van</strong> Troje. Alle water,<br />
alle vuur, alle licht zijn associatief<br />
aanwezig.<br />
Het Epithalamion begint met e<strong>en</strong> evocatie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> liefdelev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Zeus.<br />
Het op e<strong>en</strong> na laatste gedicht. De Vrouw<strong>en</strong>,<br />
verheerlijkt de vrouw als symbool <strong>van</strong> de<br />
kunst<strong>en</strong> (neg<strong>en</strong> muz<strong>en</strong>), wijsheid (twaalf sibyll<strong>en</strong>),<br />
deugd (zev<strong>en</strong> deugd<strong>en</strong>), wet<strong>en</strong>schap<br />
(zev<strong>en</strong> disciplines). De Parqu<strong>en</strong> <strong>en</strong> Fortuna<br />
word<strong>en</strong> overwonn<strong>en</strong> door deze oermoeders.<br />
Het schone, goede <strong>en</strong> ware gev<strong>en</strong> kracht teg<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> lot. En zij zijn in de geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />
cultuur <strong>en</strong> grafiek gezi<strong>en</strong> geweest als vrouw<strong>en</strong>.<br />
Hier is de klassieke mythologie beleefd<br />
als e<strong>en</strong> eeuw<strong>en</strong>lange verbint<strong>en</strong>is met alle<br />
kunst<strong>en</strong>. Immers bij de lectuur <strong>van</strong><br />
Ebb<strong>en</strong> Erebosbed, getrokk<strong>en</strong> door de diak<strong>en</strong><br />
der droom<strong>en</strong> door de duistere krocht<strong>en</strong><br />
wad<strong>en</strong>d door asphodel<strong>en</strong> –<br />
<strong>het</strong> kind, gewikkeld in <strong>het</strong> lijnwaadlak<strong>en</strong>,<br />
gekroond met ar<strong>en</strong> <strong>en</strong> papaver, op die tocht<strong>en</strong><br />
medegevoerd de machtige moeder toe, Cybele;<br />
NOTEN<br />
1 F. Ch<strong>en</strong>g, L’écriture poétique chinoise,<br />
Seuil, p.90.<br />
hor<strong>en</strong> in de verbeelding aanwezig te zijn tekst<strong>en</strong>,<br />
grafisch werk <strong>en</strong> muziek waarin, nu<br />
reeds meer dan tweeduiz<strong>en</strong>d jaar, deze ding<strong>en</strong><br />
betek<strong>en</strong>is gehad hebb<strong>en</strong>.<br />
In de derde bundel wordt de klassieke inbr<strong>en</strong>g<br />
heel wat zeldzamer. Maar de nam<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de gedicht<strong>en</strong> zijn nog latijns (Domus,<br />
Opus, O caro lactea, Hortus conclusus) of<br />
Grieks (Zodiakos). De associaties bij ‘domus’<br />
of ‘opus’ zijn veel wijder <strong>en</strong> veelvuldiger dan<br />
bij ‘huis’ of ‘werk’. In O caro lactea is <strong>het</strong><br />
Middeleeuws latijn aanwezig.<br />
In Vertroosting voor Anna-Livia wordt latijn<br />
als taal opgeroep<strong>en</strong>; ‘rijk, vervoegd, verbog<strong>en</strong>’,<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> is evid<strong>en</strong>t dat dit hele dichtwerk,<br />
met zijn ingewikkelde syntaxis, niet zonder<br />
de studie <strong>van</strong> <strong>het</strong> latijn ware mogelijk geweest.<br />
Ontstaan op de breuk tuss<strong>en</strong> twee wereld<strong>en</strong>,<br />
zijn deze gedicht<strong>en</strong> in hun mogelijkheid <strong>van</strong><br />
functioner<strong>en</strong> geremd door <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
culturele refer<strong>en</strong>tiesysteem. E<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke<br />
symbolische wereld, geme<strong>en</strong>schappelijke<br />
verhal<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk objectiveringsbezit<br />
schijnt voorlopig niet meer<br />
aanwezig te zijn.<br />
Pasolini kon nog Edipo Re <strong>en</strong> Medea film<strong>en</strong>,<br />
Fellini nog Satyricon, Béjart nog Orphée<br />
dans<strong>en</strong> – maar de jonge intellectuel<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
de antieke mythes niet langer. Alle mythes<br />
kunn<strong>en</strong> weer tot lev<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, zij <strong>het</strong><br />
door studie <strong>en</strong> voor geïnitieerd<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong><br />
krijg<strong>en</strong> die gedicht<strong>en</strong>, nu naar e<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins<br />
prematuur verled<strong>en</strong> verdrong<strong>en</strong>, dan nog e<strong>en</strong><br />
kans op integratie.<br />
2 Marthe Robert, Roman des origines et origine<br />
du roman, Gallimard, 1972.<br />
3 Puella ludit.
DE GRIEKSE GODEN LEVEN NOG<br />
Hans Warr<strong>en</strong><br />
Mogelijk is tiet typer<strong>en</strong>d dat <strong>het</strong> eerste gedicht dat ik publiceerde (in <strong>het</strong> illegaal versch ij n<strong>en</strong>de<br />
letterkundige tijdschriftje ‘Maec<strong>en</strong>as’, in 1943) begon met de regels:<br />
‘E<strong>en</strong> spin daalt langs <strong>het</strong> nachtblauw <strong>van</strong> de lucht<br />
<strong>en</strong> wordt e<strong>en</strong> inktvis op kret<strong>en</strong>zer vaz<strong>en</strong>;’<br />
285<br />
Zwakke regels, ge<strong>en</strong> best beeld, maar dat, in de isolatie <strong>van</strong> de bezetting erg<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> Zeeuws<br />
eiland e<strong>en</strong> grote spin me de vergelijking ingaf met e<strong>en</strong> inktvis zoals de Kret<strong>en</strong>zers die<br />
schilderd<strong>en</strong>, is toch tek<strong>en</strong><strong>en</strong>d: de Oudheid leefde voor mij in de kleinste, simpelste ding<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
dat is zo geblev<strong>en</strong> tot de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag. Dat wil zegg<strong>en</strong> dat nu ruim dertig jaar later mijn<br />
k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> <strong>en</strong> begrip voor de Oudheid uiteraard toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn, zodat ik durf zegg<strong>en</strong> dat de<br />
Oudheid, <strong>en</strong> dan speciaal de Griekse, e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de steeds voed<strong>en</strong>de wortels is <strong>van</strong> mijn bestaan <strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> mijn werk. Er zijn meer cultur<strong>en</strong> die veel voor me betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De Oosterse (India, China,<br />
Java) in <strong>het</strong> bijzonder. Ook zijn er nog al wat period<strong>en</strong> in de wereldgeschied<strong>en</strong>is die ik graag zou<br />
hebb<strong>en</strong> meegemaakt. Liever niet als arme drommel uiteraard, maar dat spreekt <strong>van</strong>zelf, we zijn<br />
nu toch aan <strong>het</strong> drom<strong>en</strong>. Zo e<strong>en</strong>s voor e<strong>en</strong> tijdje de vri<strong>en</strong>d zijn <strong>van</strong> Dom<strong>en</strong>ico Scarlatti aan <strong>het</strong><br />
Spaanse hof bij voorbeeld. Of de vertrouweling <strong>van</strong> Joséphine de Beauharnais in de fijnste tijd<br />
op La Malmaison.<br />
Maar echt will<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, <strong>het</strong> hele lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat liever dan nu, dat had ik gewild in <strong>het</strong> Ath<strong>en</strong>e <strong>van</strong><br />
Perikles. Hoewel: zou ik zoveel <strong>van</strong> die lelijke grauwe, int<strong>en</strong>s lawaaierige miljo<strong>en</strong><strong>en</strong>stad Ath<strong>en</strong>e<br />
<strong>van</strong> nu houd<strong>en</strong> als ik niet <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> in mijn geheug<strong>en</strong> had?<br />
Mijn eerste gepubliceerde gedicht had dus e<strong>en</strong> illustratief klassiek motief, <strong>en</strong> hoewel de klassieke<br />
oudheid altijd e<strong>en</strong> ferm<strong>en</strong>t in mijn werk was, blijft <strong>het</strong> aantal verwijzing<strong>en</strong> naar klassieke<br />
onderwerp<strong>en</strong> in mijn eerste bundels heel gering. Het blijft bij e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele toespeling, e<strong>en</strong> naam,<br />
Flora, Adonis, regels als ‘je ligt op e<strong>en</strong> romeinse mozaïek/in ’t peristilium bij de fontein<strong>en</strong>’<br />
(‘E<strong>en</strong> Beertje’ uit ‘Vijf in je Oog’) of ‘Ik b<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> skelet schuilt/onder mijn<br />
blauwglanz<strong>en</strong>de schouders/verget<strong>en</strong> zelfs dat in <strong>het</strong> woud/de beer huist die mijn dij zal<br />
op<strong>en</strong>rijt<strong>en</strong>’ (deel V <strong>van</strong> ‘E<strong>en</strong> Moors fregat’, uit ‘Leeuw L<strong>en</strong>te’) – kortom zulke terloopse zak<strong>en</strong><br />
dat <strong>het</strong> klassieke <strong>van</strong> de inspiratie nauwelijks aan te duid<strong>en</strong> is. Toch blijft dat klassieke gevoel<br />
er, <strong>en</strong> dat kwam blijkbaar toch ook over op de lezer, getuige mijn mapp<strong>en</strong> met knipsels <strong>van</strong><br />
kritici.
286<br />
Schrev<strong>en</strong> C.A.G. Planije <strong>en</strong> Jan Praas in 1944, ook nog in e<strong>en</strong> illegaal verschijn<strong>en</strong>d tijdschrift,<br />
‘Parade der Profet<strong>en</strong>’ al niet over me als over e<strong>en</strong> ‘moderne Griek’ <strong>en</strong> noemde Ad d<strong>en</strong> Best<strong>en</strong> me<br />
in zijn ‘Stroomgebied’ (1954) niet ‘e<strong>en</strong> Griekse God in e<strong>en</strong> Zeeuws landschap’? (Hoort tot m’n<br />
standaardgrapjes, uiteraard). Mooi is ook nog de uitspraak <strong>van</strong> Gerrit Komrij: ‘Ongetwijfeld<br />
k<strong>en</strong>t de Zeeuwse ziel, om zo te zegg<strong>en</strong>, zijn schoonheidsfoutjes, niettemin blijft <strong>het</strong> land, door<br />
de zee omklotst, door water gescheid<strong>en</strong>, <strong>het</strong> Griek<strong>en</strong>land onzer natie, <strong>en</strong> Hans Warr<strong>en</strong> is zijn<br />
Pindarus’. Tuss<strong>en</strong> de uitsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> Praas <strong>en</strong> Komrij ligg<strong>en</strong> dertig jaar. Wat ik duidelijk wil<br />
mak<strong>en</strong> is dat die klassieke inslag <strong>van</strong> meet af geconstateerd is, hoewel in feite mijn gedicht<strong>en</strong><br />
aan<strong>van</strong>kelijk weinig echt klassieke onderwerp<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />
Die vindt m<strong>en</strong> pas in de bundel ‘Saïd’ uit 1957, waarin, dit tuss<strong>en</strong> haakjes, de Oosterse inslag<br />
mogelijk nog sterker is dan de klassieke. In ‘Saïd’ staat o.a. <strong>het</strong> vers ‘De Etrusk<strong>en</strong>’ (ooit ook<br />
afgedrukt in <strong>het</strong> Etrusk<strong>en</strong>nummer <strong>van</strong> ‘Herm<strong>en</strong>eus’) <strong>en</strong> <strong>het</strong> gedicht ‘L’age d’or\ waarin e<strong>en</strong><br />
hed<strong>en</strong>daags Zeeuws landschap (met o.a. jong<strong>en</strong>s op racefiets<strong>en</strong>) versmelt met e<strong>en</strong> antiek grieks<br />
landschap waarin Psappha (Sappho) <strong>en</strong> Meleagros met hun geliev<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> stoei<strong>en</strong> zijn.<br />
Het valt me op (ik heb zelf nog nooit geprobeerd de klassieke draad uit mijn werk los te<br />
peuter<strong>en</strong>) dat zich e<strong>en</strong> verinnerlijking aan <strong>het</strong> manifester<strong>en</strong> is: <strong>van</strong> losse beeld<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong>lijk niet<br />
meer dan ornam<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, komt <strong>het</strong> geleidelijk tot langer volgehoud<strong>en</strong> vergelijking<strong>en</strong>. Tot ik<br />
uiteindelijk in ‘De Olympos’, e<strong>en</strong> poëtische mythologie, waarover straks meer, in sommige<br />
verz<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> antiek zal zijn.<br />
Dit begint al in de bundel Tuss<strong>en</strong> Hybris <strong>en</strong> Vergaan’ (1969) die overig<strong>en</strong>s ook de tweede<br />
vruchtbare fase in mijn werk inluidde. Tuss<strong>en</strong> ‘Saïd’ <strong>van</strong> 1957 <strong>en</strong> deze bundel was namelijk<br />
slechts e<strong>en</strong> handjevol nieuwe verz<strong>en</strong> <strong>van</strong> me versch<strong>en</strong><strong>en</strong> als inleiding op de kleine bloemlezing<br />
‘E<strong>en</strong> Roos <strong>van</strong> Jericho’. (1966)<br />
Tuss<strong>en</strong> Hybris <strong>en</strong> Vergaan’ op<strong>en</strong>t met twee gedicht<strong>en</strong>, ‘Souv<strong>en</strong>ir’ I <strong>en</strong> II. waarin weer <strong>het</strong><br />
versmelt<strong>en</strong> <strong>van</strong> vroeger met nu plaats vindt:<br />
Als deze jong<strong>en</strong> op de luit speelt<br />
gebeurt er iets vreemds. Het is oude zoete druppelmuziek,<br />
maar weet u nog, die muur onder de wingerd<br />
waarop de griekse speler ev<strong>en</strong> zijn kithara had neergelegd?<br />
De warme ste<strong>en</strong> bewaarde <strong>het</strong> gonz<strong>en</strong><br />
voor wie later luisterde.<br />
Die lichte trilling vormt de teg<strong>en</strong>melodie<br />
als deze jong<strong>en</strong> op de luit speelt<br />
<strong>en</strong> zingt met fluwel<strong>en</strong> stem op de fluwel<strong>en</strong> wind<br />
die over dit zonnig <strong>en</strong> heid<strong>en</strong>s eiland waait<br />
waar de ste<strong>en</strong> luistert onder de wingerd<br />
voor weer e<strong>en</strong> warme dag, eeuw<strong>en</strong> later.<br />
Verder zijn er Pindaros, Ibykus, Alkman, Sappho, Corydon, gaat Apollonios <strong>van</strong> Tyana slap<strong>en</strong><br />
op <strong>het</strong> graf <strong>van</strong> Achilles (in ‘Avondlijk Ilion’) <strong>en</strong> komt Goethe’s Urpferd hoog op <strong>het</strong> Parth<strong>en</strong>on<br />
om e<strong>en</strong> hoekje kijk<strong>en</strong>. (Waar is dat paardehoofd geblev<strong>en</strong>, zomer ‘77 was <strong>het</strong> weg, kapot) Of<br />
zijn er Griekse nam<strong>en</strong> als camouflage voor persoonlijke situaties, als in deel VI <strong>van</strong> de cyclus<br />
‘E<strong>en</strong> Zeepbel’. Zelfs staat er e<strong>en</strong> rechtstreeks citaat uit Plato in ‘Sukhodaya Boeddha’, e<strong>en</strong><br />
gedicht dat ik schreef doordat e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> Boeddha uit <strong>het</strong> bezit <strong>van</strong> wijl<strong>en</strong> prof. D. Lo<strong>en</strong><strong>en</strong> in<br />
mijn bezit overging. Hadrianus <strong>en</strong> zijn geliefde Antinoüs war<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> rond in de vijfde elegie <strong>van</strong><br />
‘Zes elegische gedicht<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> zo zijn er meer détails.
Hetzelfde beeld in ‘Oorzaak <strong>en</strong> Gevolg’. Het titelgev<strong>en</strong>de gedicht <strong>van</strong> deze bundel (dat tev<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> hommage aan de Nieuw-Griekse dichter Kaváfis is) is e<strong>en</strong> nadichting <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaal <strong>van</strong><br />
Phanias uit Eresos. In ‘Satiricon’ vindt e<strong>en</strong> nog al ingewikkelde versmelting plaats tuss<strong>en</strong> mijn<br />
eig<strong>en</strong> ervaring<strong>en</strong> met <strong>het</strong> boek <strong>van</strong> Petronius, de film <strong>van</strong> Fellini die naar <strong>het</strong> boek werd<br />
gemaakt <strong>en</strong> mijn reacties daarop. In <strong>het</strong> gedicht zijn <strong>en</strong>kele regels <strong>van</strong> Petronius in vertaling<br />
ingelast.<br />
In ‘De zwaan <strong>en</strong> de zeug’ noem ik Alkman <strong>van</strong> Sardes weer, las e<strong>en</strong> regel <strong>van</strong> hem in (‘Maar zij<br />
zingt zoals e<strong>en</strong> zwaan/op de strom<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Xanthos’) <strong>en</strong> vervlecht dit motief met oude Griekse<br />
folklore <strong>en</strong> <strong>het</strong> hed<strong>en</strong>. ‘De Serafijn<strong>en</strong>’ uit dezelfde bundel, is weliswaar niet antiek-Grieks <strong>van</strong><br />
inspiratie, maar wel oud-orthodox-grieks: <strong>het</strong> gedicht handelt over e<strong>en</strong> jonge monnik die e<strong>en</strong><br />
flabellum met serafijn<strong>en</strong> beschildert.<br />
Ook de bundel ‘Herakles op de Tweesprong’ (1974), de titel zegt <strong>het</strong> al, bevat klassieke<br />
motiev<strong>en</strong>. Het op<strong>en</strong>ingsgedicht, Neollarioon. ontstond bij e<strong>en</strong> grafstèle, die ik dit jaar niet meer<br />
terug kon vind<strong>en</strong> in <strong>het</strong> Nationaalmuseum in Ath<strong>en</strong>e:<br />
NEOLLARIOON<br />
(vierde eeuw voor Chr.)<br />
De grafstèle, hoewel <strong>van</strong> p<strong>en</strong>telisch marmer,<br />
is vrij li ..i n ii a l, hij toont<br />
e<strong>en</strong> te gezet, naakt jochie<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaar of acht, iets te groot ook<br />
voor zijn nis, met links e<strong>en</strong> keeshond<br />
<strong>en</strong> rechts e<strong>en</strong> slaaf die, hoewel volwass<strong>en</strong>,<br />
nauwelijks tot zijn heup<strong>en</strong> reikt.<br />
Hij heette officieel Philostratos,<br />
zoon <strong>van</strong> Philox<strong>en</strong>os, <strong>en</strong> <strong>het</strong> grafschrift,<br />
ook al cliché, treft toch ev<strong>en</strong><br />
door de vermelde bijnaam, Neollarioon:<br />
*Kind dat de naam draagt <strong>van</strong> je vaders vader,<br />
je was e<strong>en</strong> bron <strong>van</strong> vreugde voor je ouders,<br />
‘Kleine Babbelaar’, maar <strong>het</strong> noodlot<br />
rukte je weg, all<strong>en</strong> miss<strong>en</strong> je zeer’.<br />
287<br />
De titelgever, ‘Herakles op de Tweesprong’ is e<strong>en</strong> fantasie naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong><br />
Prodikos. In de tweede helft <strong>van</strong> de bundel, ‘E<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>de ster’ is in <strong>en</strong>kele gedicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
Italiaanse achtergrond met verwijzing<strong>en</strong> naar antieke motiev<strong>en</strong>, üat geldt uiteraard ook voor de<br />
bundel met de titel ‘Winter in Pompei” (1975).<br />
In de bundel ‘Betreff<strong>en</strong>de Vogels’ t<strong>en</strong>slotte, bevat ‘De Zwaan’ e<strong>en</strong> verwijzing naar Leda.<br />
Tot <strong>het</strong> laatst heb ik de bundel ‘De Olympos’ bewaard, die in 1973 versche<strong>en</strong>, <strong>en</strong> waar<strong>van</strong> twee<br />
edities bestaan: één, versch<strong>en</strong><strong>en</strong> bij Thomas Rap, aangevuld met <strong>en</strong>kele gedicht<strong>en</strong> met klassieke<br />
motiev<strong>en</strong> uit vroegere bundels, <strong>en</strong> één, die <strong>en</strong>kel de twaalf Olympos-gedicht<strong>en</strong> bevat, geïllustreerd<br />
is door Rudolf Hag<strong>en</strong>aar, <strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> bij D<strong>en</strong> Boer in Middelburg.<br />
üeze cyclus is deels als e<strong>en</strong> uitdaging ontstaan na e<strong>en</strong> heftige discussie met <strong>en</strong>kele vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> over<br />
<strong>het</strong> sterv<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle god<strong>en</strong>. God<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> als niemand er meer in gelooft, <strong>en</strong> ik hield staande dat<br />
de Griekse god<strong>en</strong> dus leefd<strong>en</strong>, omdat ik er nog in geloofde, <strong>en</strong> boud aannam dat er hier <strong>en</strong> daar<br />
nog wel e<strong>en</strong> paar <strong>van</strong> die dwaz<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn. To<strong>en</strong> moest ik dat natuurlijk waar mak<strong>en</strong>. Het<br />
was e<strong>en</strong> opgaaf waar ik steeds meer aardigheid in kreeg. De twaalf grote Griekse god<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
godinn<strong>en</strong> stuk voor stuk lat<strong>en</strong> herlev<strong>en</strong>, <strong>het</strong> fascineerde me.
288<br />
Achteraf zie ik dat ik in deze cyclus op precies dezelfde manier te werk gegaan b<strong>en</strong> als altijd:<br />
<strong>van</strong> uiterlijk naar innerlijk. In <strong>het</strong> eerste gedicht, ‘Zeus komt Zeus wel héél <strong>van</strong> buit<strong>en</strong>af<br />
aanvlieg<strong>en</strong>, als <strong>het</strong> ware e<strong>en</strong> instantaneetje <strong>van</strong> e<strong>en</strong> toerist met ornitholügische belangstelling:<br />
ZEUS<br />
Karl Reinhardt: ‘Dus mijnheer Otto, u b<strong>en</strong>t<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> Zeus overtuigd’<br />
Walter Otto: ‘Ja’.<br />
Reinhardt: ‘Bidt u tot Zeus? ’<br />
Otto: ‘Ja’.<br />
Reinhardt: ‘Dan moet u Zeus ook stier<strong>en</strong> offer<strong>en</strong>’.<br />
Was <strong>het</strong> dan spel<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> ik onder<br />
de eik<strong>en</strong> <strong>van</strong> Dodona, in dat ruis<strong>en</strong>,<br />
zo noordelijk <strong>en</strong> zo vertrouwd,<br />
de tweespalt voelde, Zeus,<br />
god <strong>van</strong> de heldere hemel<br />
waarin e<strong>en</strong> zwarte stip versche<strong>en</strong>,<br />
langzaam ronddraai<strong>en</strong>d, dal<strong>en</strong>d, groter word<strong>en</strong>d,<br />
ope<strong>en</strong>s de vleugels vouw<strong>en</strong>d, ijlings stort<strong>en</strong>d<br />
tot waar e<strong>en</strong> dode tak, bliksemgez<strong>en</strong>gd<br />
bov<strong>en</strong> de kron<strong>en</strong> stak. F<strong>en</strong>jubel<br />
steeg in mijn borst to<strong>en</strong> ik de goudgekopte ar<strong>en</strong>d<br />
daar zitt<strong>en</strong> zag, hijg<strong>en</strong>d, vleugels half op<strong>en</strong> –<br />
o Zeus, op dat godlijk mom<strong>en</strong>t<br />
was ook ik overtuigd.<br />
In ‘Hera’, dat daarop volgt, gaat de ‘overtuigde’ al over tot offer<strong>en</strong>, hoezeer hij ook nog twijfelt<br />
<strong>en</strong> zich vreemdeling voelt:<br />
Ik vorm uit klei je e<strong>en</strong> klein rundje<br />
<strong>en</strong> leg <strong>het</strong>, beschaamd, als wijgave<br />
te drog<strong>en</strong> naast e<strong>en</strong> zuil<strong>en</strong> trommel<br />
tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> dorre kruid.<br />
Dan, in <strong>het</strong> derde vers, Toseidon’ b<strong>en</strong> ik helemaal in de huid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Griek uit de klassieke tijd<br />
aan <strong>het</strong> kruip<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>van</strong>af ‘Demeter’ is de id<strong>en</strong>tificatie compleet, <strong>en</strong> in zoverre me<strong>en</strong> ik<br />
‘foutloos’, dat ik me strikt gehoud<strong>en</strong> heb aan de opvatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> Griek<strong>en</strong> uit ongeveer 500-400<br />
v.Chr., voor zover we die althans k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />
Apollo, Artemis, Ath<strong>en</strong>e, Hephaistos, Aphrodite, Ares, Dionysos <strong>en</strong> Hermes, elk gedicht is e<strong>en</strong><br />
invocatie of e<strong>en</strong> gebed, ‘Hermes’ is zelfs puur e<strong>en</strong> gebed, eindig<strong>en</strong>d met e<strong>en</strong> ontl<strong>en</strong>ing aan<br />
Sappho.<br />
Ik vond <strong>het</strong> merkwaardig dat sommige god<strong>en</strong>, die me ‘ligg<strong>en</strong>’ (althans dat dacht ik) me erg veel<br />
moeite hebb<strong>en</strong> gekost, terwijl andere, die me minder vertrouwd zijn, vlot gestalte kreg<strong>en</strong>. Zo<br />
leek Dionysos me gemakkelijk, Ares moeilijk. Het was precies andersom: Ares stond al snel op<br />
papier, <strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s m’n critici is dit e<strong>en</strong> schokk<strong>en</strong>d vers geword<strong>en</strong>, terwijl ik aan Dionysos<br />
eindeloos heb zitt<strong>en</strong> ciseler<strong>en</strong>, hij werd <strong>het</strong> laatst <strong>van</strong> alle voltooid, <strong>en</strong> nóg weet ik niet of ik in<br />
de slotregels er in geslaagd b<strong>en</strong> de ope<strong>en</strong>volging <strong>van</strong> ekstatis-<strong>en</strong>thousiasmos alsmede mijn<br />
afstand tot <strong>het</strong> geheel, duidelijk over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.
ARES<br />
Wilde Ares, ik b<strong>en</strong> de vrede moe.<br />
Zwemm<strong>en</strong> in bek<strong>en</strong> in de l<strong>en</strong>te, vrij<strong>en</strong> met<br />
de liefste, mijn zon<strong>en</strong> ler<strong>en</strong> hoe<br />
bog<strong>en</strong> te spann<strong>en</strong> <strong>en</strong> te jag<strong>en</strong>, luister<strong>en</strong><br />
naar de rhapsod<strong>en</strong>, de geest te scherp<strong>en</strong><br />
met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> feestmaal <strong>en</strong><br />
gerust te slap<strong>en</strong> onder e<strong>en</strong> mollig dek,<br />
Ares, ik b<strong>en</strong> <strong>het</strong> moe.<br />
Mijn arm wil slaan, niet strel<strong>en</strong>; dat oog wekt<br />
in plaats <strong>van</strong> liefde haat. dat lichaam<br />
in plaats <strong>van</strong> hartstocht lust tot dod<strong>en</strong> op.<br />
Voor we ’t beseff<strong>en</strong> dreunt de liorizon <strong>van</strong> tromm<strong>en</strong>,<br />
word<strong>en</strong> we opgezweept, e<strong>en</strong> geest <strong>van</strong> vloek,<br />
wraak, bloedgericht vaart over ons,<br />
oorlog om oorlogs wil, e<strong>en</strong> ordeloos gewemel<br />
<strong>van</strong> lijv<strong>en</strong>, zweet, bloed, ondergang. O wilde Ares,<br />
niet e<strong>en</strong> verweekte wellust <strong>van</strong> de vrede<br />
haalt hij ons bronstig, zegevier<strong>en</strong>d krijgsgeschreeuw!<br />
DIONYSOS<br />
Raz<strong>en</strong>de door raz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gevolgd<br />
maar in de raz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> raas jij, Dionysos,<br />
in heel die werveling <strong>van</strong> zing<strong>en</strong>de ma<strong>en</strong>ad<strong>en</strong><br />
optrekk<strong>en</strong>d naar je bloesemfeest b<strong>en</strong> jij<br />
de geest, <strong>het</strong> koord dat h<strong>en</strong> tesam<strong>en</strong> bindt.<br />
Ik doe <strong>het</strong> kalmer aan, want ik bereid mij voor<br />
hier met mijn koor je opstanding te dans<strong>en</strong>.<br />
Pas als ik leeg b<strong>en</strong> kun je mij vervull<strong>en</strong>,<br />
maar ik blijf speler met e<strong>en</strong> masker voor.<br />
Tot nu toe heb ik nog maar weinig proza gepubliceerd. In mijn roman ‘Demetrios’ (1976)<br />
kom<strong>en</strong>, vooral in <strong>het</strong> eerste gedeelte veel klassieke motiev<strong>en</strong> voor. Zo br<strong>en</strong>g ik in e<strong>en</strong><br />
hoofdstukje Plato t<strong>en</strong> tonele, <strong>en</strong> geef ik e<strong>en</strong> paar fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit ‘De avontur<strong>en</strong> <strong>van</strong> Chaireas <strong>en</strong><br />
Kallirhoë’ <strong>van</strong> Chariton <strong>van</strong> Aphrodisias. In <strong>het</strong> ingewikkelde patroon <strong>van</strong> dit boek kreg<strong>en</strong> deze<br />
scènes e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>hanger in <strong>het</strong> laatste deel, waar e<strong>en</strong> avontuur <strong>van</strong> de verteller met e<strong>en</strong><br />
taxichauffeur in <strong>het</strong> hed<strong>en</strong>daagse Griek<strong>en</strong>land parallell<strong>en</strong> biedt.<br />
De Griekse oudheid (veel sterker dan de <strong>Rome</strong>inse) is voor mij <strong>en</strong> mijn werk e<strong>en</strong> voedingsbodem,<br />
zo zeer dat <strong>het</strong> k<strong>en</strong>nelijk ook dan te merk<strong>en</strong> is als er in de tekst nerg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> verwijzing<br />
staat.<br />
Vandaar wel dat de kritiek mijn werk <strong>van</strong> begin af als heid<strong>en</strong>s <strong>en</strong> grieks heeft bestempeld,<br />
mogelijk ook al omdat er nooit e<strong>en</strong> spoortje christelijks in te vind<strong>en</strong> is geweest. Als de griekse<br />
god<strong>en</strong> voor je lev<strong>en</strong>, heb je aan <strong>het</strong> christ<strong>en</strong>dom niet de minste behoefte. Ik ga nu snel e<strong>en</strong> stier<br />
offer<strong>en</strong>.<br />
Kloetinge, 30 september 1977<br />
BRONNEN<br />
C.A.G. Plantje <strong>en</strong> Jan Praas: ‘Ver<strong>en</strong>gde Kring<strong>en</strong>’, in<br />
‘Parade der Profet<strong>en</strong>’ nr 7, oktober 1944<br />
Ad d<strong>en</strong> Best<strong>en</strong>: ‘Stroomgebied’, inleiding tot de<br />
poëzie <strong>van</strong> de naoorlogse dichterg<strong>en</strong>eratie, 1954<br />
Gerrit Komrij: Hans Warr<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn Poëtische Mythologie,<br />
PZC 22 dec. 1973<br />
289<br />
Hans Warr<strong>en</strong>: Verzamelde Gedicht<strong>en</strong> 1941-1971<br />
(1972)<br />
De Olympos, 1973<br />
Herakles op de Tweesprong, 1974<br />
Betreff<strong>en</strong>de Vogels, 1974<br />
Winter in Pompeï, 1975<br />
Demetrios, 1976
F.Z. Bastet<br />
I <strong>Rome</strong><br />
1 Via di Porto Pinciana<br />
hier woonde Jet <strong>van</strong> Dam <strong>van</strong> Isselt<br />
Zij was haar huis: op horizon gericht,<br />
e<strong>en</strong> schrijn <strong>van</strong> zon, wijd op<strong>en</strong> <strong>en</strong> doortrokk<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> goud<strong>en</strong> lucht. Wind in haar grijze lokk<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> vrije lach, gegroefd in haar gezicht.<br />
Vlinder<strong>en</strong>d in de bries, <strong>het</strong> trill<strong>en</strong>d licht,<br />
haar bloem<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zwerm <strong>van</strong> bloesemvlokk<strong>en</strong>,<br />
st<strong>en</strong>gels gesteund door dunne bamboestokk<strong>en</strong>.<br />
Zij was als <strong>Rome</strong>: bloei <strong>en</strong> vergezicht.<br />
En dan: <strong>het</strong> ongeëv<strong>en</strong>aard vermog<strong>en</strong><br />
aan wie hier kwam dat sprankel<strong>en</strong>de lioge<br />
geluk te kunn<strong>en</strong> l<strong>en</strong><strong>en</strong> voor één inii.<br />
Het brandmerk <strong>van</strong> haar zon. Haar lichte og<strong>en</strong><br />
in blindheid straald<strong>en</strong> nog. Niets is vervlog<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> dit haar onvergankelijke vuur.<br />
2 Domus Aurea<br />
De mur<strong>en</strong> druip<strong>en</strong>. In de klamme nacht<br />
onder alg<strong>en</strong> <strong>en</strong> mos de rohrschaGiitest<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> schildering<strong>en</strong>, hun vergane rest<strong>en</strong>,<br />
hun voze glorie in verrotte pracht.<br />
Ik volg de gids die omziet, aarzelt, wacht:<br />
Hermes op weg naar betere gewest<strong>en</strong>,<br />
korzelig mompel<strong>en</strong>d. T<strong>en</strong> lang<strong>en</strong> leste<br />
spuwt hij <strong>en</strong> haalt de schouders op, <strong>en</strong> lacht.<br />
Grimas <strong>van</strong> doodsverachting, weerzin, haat,<br />
één met de keizerlijke pot<strong>en</strong>taat<br />
die hij nog di<strong>en</strong>t. Kom ik behoud<strong>en</strong> thuis?<br />
Over de onbegrep<strong>en</strong> koude wand<br />
zie ik de schaduw <strong>van</strong> mijn oude hand<br />
grijp<strong>en</strong> naar niets in dit ons Goud<strong>en</strong> Huis.<br />
3 Winter in San Clem<strong>en</strong>te<br />
De koude stilte <strong>van</strong> de donkere kerk.<br />
Ik zie de oude monum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> weer,<br />
ruik de bestorv<strong>en</strong> wierook <strong>van</strong> weleer,<br />
herk<strong>en</strong> de schedel, de gebarst<strong>en</strong> zerk.<br />
De kale koster, zucht<strong>en</strong>d aan <strong>het</strong> werk<br />
bij ‘t altaar, zet daar dod<strong>en</strong>bloem<strong>en</strong> neer.<br />
E<strong>en</strong> duit vliegt op <strong>en</strong> laat e<strong>en</strong> witte veer<br />
<strong>en</strong> ritselt aan <strong>het</strong> v<strong>en</strong>ster met zijn vlerk.<br />
De laatste non, in e<strong>en</strong> verweduwd kreun<strong>en</strong><br />
– ik zie haar kniel<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich moeizaam steun<strong>en</strong> –<br />
bidt haar gebed. E<strong>en</strong> kaars dooft flakker<strong>en</strong>d uit.<br />
Ik d<strong>en</strong>k aan Mitluas. e<strong>en</strong>s tot licht gebor<strong>en</strong><br />
maar in de duistere crypt voorgoed bezwor<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> hoor de wind die door de splet<strong>en</strong> fluit.
II Truus<br />
in <strong>Rome</strong><br />
1 Palatijn<br />
Het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan verval is hier verplicht.<br />
Hoofdschudd<strong>en</strong>. Hoe bestaat <strong>het</strong> zegg<strong>en</strong>. Zucht<strong>en</strong>.<br />
Je ziet Caligula de gang in vlucht<strong>en</strong>,<br />
zegt Truus bij <strong>het</strong> verkeerde vergezicht.<br />
Zes nonn<strong>en</strong>, door Van Egeraat ontwricht,<br />
bidd<strong>en</strong> bij ’t schuifel<strong>en</strong> langs e<strong>en</strong> beruchte<br />
paleislatrine hijg<strong>en</strong>d hun geduchte<br />
Ave Maria’s, rill<strong>en</strong>d doch gesticht.<br />
God weet zi<strong>en</strong> zij hier nog Sebastiaan<br />
als doelwit naakt voor de soldat<strong>en</strong> staan:<br />
Van Egeraat br<strong>en</strong>gt alles zeer tot lev<strong>en</strong>.<br />
O eeuwig <strong>Rome</strong>! alles zal vergaan!<br />
O! ’t vlamm<strong>en</strong>d m<strong>en</strong>e tekel, ziet <strong>het</strong> aan!<br />
Ga maar vooruit Truus, want ik blijf nog ev<strong>en</strong>.<br />
2 Gezicht op de Tiber<br />
De Tiber stroomt. Zeer eeuwig is dit strom<strong>en</strong>.<br />
Zegt U dat wel. Toch staat <strong>het</strong> water laag.<br />
Mijn oom heeft ook e<strong>en</strong> bootje. Aan de Kaag.<br />
Gaat nooit op reis. En zeker niet naar <strong>Rome</strong>.<br />
De Tiber dus. M<strong>en</strong>s wat e<strong>en</strong> gekke bom<strong>en</strong>,<br />
wat zijn dat nou? is dat e<strong>en</strong> domme vraag?<br />
met balletjes! <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> rups<strong>en</strong>plaag.<br />
Platan<strong>en</strong>? kijk, Truus heeft e<strong>en</strong> kiek g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
F<strong>en</strong> tiberdia. Oom kiekt ook zo veel.<br />
Onscherp, maar ja, wat wil je, hij is scheel.<br />
Die Tiber anders lijkt wel diaree.<br />
God, waar stroomt al dat water toch naar toe<br />
na al die duiz<strong>en</strong>d jaar, je snapt niet hoe.<br />
Wat zeg je, Ostia? ligt dat aan zee?<br />
3 Colosseum<br />
Het Colosseum. Gunst. Van dit unieke<br />
terras heb je mooi uitzicht. Wat e<strong>en</strong> bog<strong>en</strong>!<br />
Wat heeft die <strong>en</strong>ge keizers toch bewog<strong>en</strong>...<br />
Toch beeldig hè. Ja beeldig. Dat antieke.<br />
Maar ja, toch niet zo mooi als bij de Griek<strong>en</strong>.<br />
Nee, ik houd ook niet <strong>van</strong> dat hele hoge.<br />
Cassata kost hier anders e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>:<br />
<strong>en</strong> kijk e<strong>en</strong>s aan, Truus moet weer nodig kiek<strong>en</strong>.<br />
Het is e<strong>en</strong> duur terras. Na al die eeuw<strong>en</strong><br />
betal<strong>en</strong> we nog altijd voor die leeuw<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> voor die opgevret<strong>en</strong> christ<strong>en</strong>troep.<br />
Zijn dat daar echte pelgrims, die daar zing<strong>en</strong>?<br />
Wat heb je toch in <strong>Rome</strong> leuke ding<strong>en</strong>! –<br />
nee hoor, ’t is wéer zo’n rottoerist<strong>en</strong>groep.
III <strong>Rome</strong><br />
als Ziekte<br />
1 Sint Pietersplein<br />
Weer luidt de bronz<strong>en</strong> klok, luid over zuil<strong>en</strong>gang<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> brand<strong>en</strong>d op<strong>en</strong> plein, uitgolv<strong>en</strong>d naar de stad.<br />
En waar de droppels der fontein<strong>en</strong> ’t zonlicht <strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
tintelt e<strong>en</strong> reg<strong>en</strong>boog weer trill<strong>en</strong>d in <strong>het</strong> nat.<br />
Ook in de blauwe schaduw blijft de hitte hang<strong>en</strong>.<br />
Ik zie <strong>het</strong> draaitoneel, dit eeuwig zonnerad<br />
<strong>van</strong> auto’s kosmisch in hun werveling ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
rondom de naald die e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> pharao aanbad.<br />
Dan, aan <strong>het</strong> raam, verschijnt er ratelt e<strong>en</strong> applaus<br />
als gaat Gods popp<strong>en</strong>kast voor één vertoning op<strong>en</strong> –<br />
e<strong>en</strong> bruidje in <strong>het</strong> wit; maai ne<strong>en</strong>, <strong>het</strong> is de paus.<br />
De arm<strong>en</strong> uitgestrekt bidt hij e<strong>en</strong> monotoon<br />
<strong>en</strong> kners<strong>en</strong>d kerklatijn in Christus’ mikrofoon.<br />
Bij ’t stalletje staat Truus e<strong>en</strong> plastic kruis te kop<strong>en</strong>.<br />
2 Grand Tour<br />
Op weg naar de ruïnes <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dode keizer<br />
in e<strong>en</strong> inferno <strong>van</strong> verstikk<strong>en</strong>d autoroet<br />
zie ik e<strong>en</strong> reiziger die ‘t oude <strong>Rome</strong> doet<br />
met ratelkoets <strong>en</strong> paard, want ach, hij is niet wijzer.<br />
Hij filmt: e<strong>en</strong> dode pijnboom, blaker<strong>en</strong>d Fiatijzer<br />
<strong>en</strong>, na de rood bevlagde werkeloz<strong>en</strong>stoet<br />
die als e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> ader door <strong>het</strong> c<strong>en</strong>trum bloedt,<br />
’t waterkanon dat stral<strong>en</strong>d opspuit als e<strong>en</strong> geiser.<br />
Hij filmt <strong>en</strong> waant zicli in e<strong>en</strong> zomerpastorale.<br />
Beschonk<strong>en</strong> immers <strong>van</strong> de goede slechte wijn<br />
doet <strong>Rome</strong> ziel <strong>en</strong> zinn<strong>en</strong> ruimer ademhal<strong>en</strong>?<br />
Hij filmt: de zwarte tempels, kerk<strong>en</strong>, suoni, luci<br />
– paspoort <strong>en</strong> portefeuille, alles alreeds foetsji –<br />
want o, in <strong>Rome</strong>, <strong>Rome</strong> ... daar toerist te zijn!<br />
3 Licht<br />
Het Forum in de zon, de zuil<strong>en</strong> <strong>en</strong> de roz<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Palatijn de milde l<strong>en</strong>tewind<br />
hier word<strong>en</strong> wij weer stom <strong>en</strong> tot geluk verkoz<strong>en</strong><br />
<strong>het</strong> éne og<strong>en</strong>blik, dat alles herbegint.<br />
Zie, langs de stramme muur waar wij bevrijd verpoz<strong>en</strong><br />
verglijdt de schaduw <strong>van</strong> dit lach<strong>en</strong>d wonderkind:<br />
de eeuwig nieuwe tijd die in <strong>het</strong> tijdeloze<br />
verwaai<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dag zijn diepste wez<strong>en</strong> vindt.<br />
Want trager stroomt <strong>het</strong> bloed maar sneller gaan de zinn<strong>en</strong><br />
waar tuss<strong>en</strong> marmergruis <strong>en</strong> welherbouwde bog<strong>en</strong><br />
de kern <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestaan, gelouterd in <strong>het</strong> vuur<br />
<strong>van</strong> zoveel goud<strong>en</strong> licht, bereid tot diep beminn<strong>en</strong>,<br />
zich plotseling op<strong>en</strong>baart als goddelijk vermog<strong>en</strong><br />
in de doorleving <strong>van</strong> één sterv<strong>en</strong>d middaguur.
‘Ik b<strong>en</strong> autodidact, ik bedoel, ik b<strong>en</strong> niet<br />
opgevoed in humaniora zoals de meeste m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> dit is e<strong>en</strong> soort comp<strong>en</strong>satie. Ik beleef<br />
die wereld der Atrid<strong>en</strong> zoals kinder<strong>en</strong><br />
cowboys <strong>en</strong> indian<strong>en</strong> belev<strong>en</strong>. Moord<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
geweld in de antieke cultuur houd<strong>en</strong> mij op<br />
e<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> speciale manier bezig. Het is<br />
namelijk e<strong>en</strong> artistieke overdrijving <strong>van</strong> wat<br />
wij dagelijks belev<strong>en</strong>’, aldus de Vlaamse<br />
auteur Hugo Claus (geb. 1929) in verband<br />
met zijn jongste klassiek experim<strong>en</strong>t, de bewerking<br />
<strong>van</strong> de Orestes <strong>van</strong> Euripides 1 . Ontdaan<br />
<strong>van</strong> haar boutadekarakter kan deze uitspraak<br />
licht werp<strong>en</strong> op de misschi<strong>en</strong> dilettantische,<br />
maar niettemin luciede relatie <strong>van</strong><br />
Claus tot de klassiek<strong>en</strong>.<br />
De antieke retoriek bezat al e<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong>apparaat<br />
om de ingewikkelde f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> aan<br />
te duid<strong>en</strong> die m<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>woordig met de verzamelnaam<br />
intertextualiteit aanduidt 2 . E<strong>en</strong><br />
bruikbare indeling daar<strong>van</strong> kan uitgaan <strong>van</strong><br />
operaties die uit de rec<strong>en</strong>te ontwikkeling<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de linguïstiek bek<strong>en</strong>d zijn, m.n. additie<br />
(die aanleiding geeft tot ‘uitwerking’), deletie<br />
(die tot resumé leidt), substitutie (die de<br />
vertaling definieert) <strong>en</strong> repetitie (die allusie<br />
<strong>en</strong> citaat produceert). Vanzelfsprek<strong>en</strong>d zijn<br />
combinaties <strong>van</strong> deze operaties mogelijk:<br />
Claus’ bewerking<strong>en</strong> bijvoorbeeld zijn niet al-<br />
le<strong>en</strong> vertaling<strong>en</strong>, maar voor e<strong>en</strong> deel ook<br />
uitbreiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> bekorting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
tekst<strong>en</strong>. Wellicht kan m<strong>en</strong> de<br />
oude begripp<strong>en</strong> met de nieuwe verbind<strong>en</strong><br />
door de substitutie te classificer<strong>en</strong> als translatio,<br />
de additie <strong>en</strong> de deletie als aemulatio<br />
<strong>en</strong> de repetitie als allusio. Ook waar de begripp<strong>en</strong><br />
elkaar niet volledig dekk<strong>en</strong>, zoals bij<br />
de aemulatio, kan m<strong>en</strong> de oude terminologie<br />
bij wijze <strong>van</strong> hommage behoud<strong>en</strong>. Wel te<br />
onderscheid<strong>en</strong> <strong>van</strong> de intertextuele operaties<br />
zijn hun functies. De nieuwe tekst kan constructief<br />
staan teg<strong>en</strong>over de oude of destructief:<br />
hij kan de oorspronkelijke zin overnem<strong>en</strong><br />
of verwerp<strong>en</strong>. Totaal constructief is <strong>het</strong><br />
plagiaat, partieel de variatie, totaal destructief<br />
is de kritiek, partieel de correctie. Met<br />
deze begripp<strong>en</strong> zal ik thans de contact<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Claus met de antieke cultuur prober<strong>en</strong> te<br />
beschrijv<strong>en</strong>.<br />
Translatio<br />
293<br />
CLAUS CLASSICUS<br />
Paul Claes<br />
Ik definieer de vertaling als e<strong>en</strong> substitutie,<br />
nauwkeuriger: als de omwisseling <strong>van</strong> de<br />
tekstvorm (klank) met belioud <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
betek<strong>en</strong>is. Claus’ versies gaan<br />
verder. Het zijn ge<strong>en</strong> woord-voor-woordoverzetting<strong>en</strong>,<br />
maar transposities <strong>van</strong> cultuur tot
294<br />
cultuur. Filolog<strong>en</strong> (<strong>en</strong> zeker classici) mog<strong>en</strong><br />
hier allerhande bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, <strong>het</strong><br />
failliet <strong>van</strong> verkleedvertaling<strong>en</strong> (<strong>het</strong> gehaspel<br />
met hexameters <strong>en</strong> dergelijke meer) toont<br />
dat er nauwelijks e<strong>en</strong> alternatief bestaat.<br />
In ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele <strong>van</strong> zijn werk<strong>en</strong> vertaalt Claus<br />
rechtstreeks uit de antieke grondtekst. Zijn<br />
geringe k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de klassieke tal<strong>en</strong> (hij<br />
‘g<strong>en</strong>oot’ slechts drie jar<strong>en</strong> middelbaar onderwijs)<br />
liet <strong>het</strong> niet anders toe. Toch heeft<br />
hij – via moderne tuss<strong>en</strong>tekst<strong>en</strong> – <strong>en</strong>kele<br />
<strong>van</strong> de g<strong>en</strong>ietbaarste omzetting<strong>en</strong> uit de klassiek<strong>en</strong><br />
gemaakt die <strong>het</strong> Nederlands taalgebied<br />
k<strong>en</strong>t. In 1963 regisseerde hij in opdracht<br />
<strong>van</strong> de Belgische Radio <strong>en</strong> Televisie<br />
de film Anthologie naar e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario,<br />
dat gebaseerd was op gedicht<strong>en</strong> uit de Griekse<br />
Anthologie. Enkele <strong>van</strong> de tekst<strong>en</strong> daaruit<br />
versch<strong>en</strong><strong>en</strong> later, sam<strong>en</strong> met andere vertaling<strong>en</strong>,<br />
in zijn bundel Oog om oog 3 . De tekst<strong>en</strong><br />
zijn anoniem zodat <strong>het</strong> heel wat puzzel<strong>en</strong><br />
vraagt om ze te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong> 4 . Zo herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
we gedicht<strong>en</strong> <strong>van</strong> Meleagros, Makedonios,<br />
Paulos Sil<strong>en</strong>tiarios, Roefinos <strong>en</strong> Asklepiades.<br />
Claus’ praktijk moet gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
licht <strong>van</strong> de rol die hij zijn vertaling<strong>en</strong> toebedeelde.<br />
Waar filologische vertaling<strong>en</strong> (als die<br />
<strong>van</strong> de Engelse Loeb-uitgave) e<strong>en</strong> didactisch<br />
doel nastrev<strong>en</strong>, t.w. de toegang tot <strong>het</strong> origineel<br />
vergemakkelijk<strong>en</strong>, zijn zijn poëtische<br />
omzetting<strong>en</strong> est<strong>het</strong>isch: zij hebb<strong>en</strong> de pret<strong>en</strong>tie<br />
de oorspronkelijke tekst overbodig te<br />
mak<strong>en</strong> (<strong>van</strong>daar de anonimiteit). Variaties in<br />
de vorm <strong>van</strong> modernisering <strong>en</strong> concretisering<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze opzet. Dit kan soms zeer ver<br />
gaan, zoals blijkt uit <strong>het</strong> onderstaande gedicht,<br />
waarin de communicatiesatelliet Telstar<br />
de plaats heeft ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verpersoonlijkte<br />
dageraad uit <strong>het</strong> oude epigram <strong>van</strong><br />
Meleagros (Anthologia Graeca, V, 173), dat<br />
in e<strong>en</strong> prozavertaling als volgt luidt: ‘Dageraad,<br />
waarom, vijand <strong>van</strong> de liefde, draai jij<br />
zo traag aan de hemel, terwijl e<strong>en</strong> ander zich<br />
in Demo’s bed koestert? To<strong>en</strong> ik <strong>het</strong> slanke<br />
meisje in mijn arm<strong>en</strong> hield, was je wél snel<br />
daar om je licht vol leedvermaak op mij te<br />
werp<strong>en</strong>.’<br />
Bij Claus wordt dit:<br />
Telstar die trilt <strong>en</strong> beeld<strong>en</strong> z<strong>en</strong>dt uit Amerika,<br />
ik bid je, dring in haar kamer binn<strong>en</strong>,<br />
dat ik haar gadesla<br />
ook in die andere stad waar zij<br />
als e<strong>en</strong> glad <strong>en</strong> donker beest<br />
onder e<strong>en</strong> ander ligt te bev<strong>en</strong><br />
Telstar, houd mij wakker met uw kwade golv<strong>en</strong><br />
die loer<strong>en</strong> naar haar gromm<strong>en</strong>d lijt^<br />
In deze verzetting heeft de pointe <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
origineel de plaats geruimd voor e<strong>en</strong> grimmiger<br />
toon: de jaloeziegevoel<strong>en</strong>s die bij Meleagros<br />
getemperd word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> psychologiser<strong>en</strong>de<br />
zelfanalyse, krijg<strong>en</strong> nu de volle aandacht.<br />
In alle door de maker <strong>van</strong> De Oostakkerse<br />
gedicht<strong>en</strong> uitgelez<strong>en</strong> verz<strong>en</strong> keert <strong>het</strong><br />
liefdesthema weer. Teg<strong>en</strong>over de lichte<br />
toets <strong>van</strong> de oorspronkelijke gedicht<strong>en</strong><br />
klinkt vaak e<strong>en</strong> donkerder tonaliteit; voor de<br />
moderne dichter is de liefdesrelatie e<strong>en</strong> problematischer<br />
gegev<strong>en</strong> dan bij de vrij onserieuze<br />
erotici uit Alexandrijnse <strong>en</strong> latere tijd <strong>het</strong><br />
geval was. De verandering<strong>en</strong> zijn dus niet<br />
alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwestie <strong>van</strong> moderne ‘make-up’,<br />
maar weerspiegel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veranderde gevoelswereld.<br />
Claus’ verzetting<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> preced<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />
de Latijnse <strong>en</strong> humanistische literatuur, maar<br />
ook in de Angelsaksische modernistische<br />
poëzie, waar Ezra Pound dit soort onhistorische<br />
versies weer gangbaar maakte. De Nederlandse<br />
literatuur heeft eig<strong>en</strong>lijk op Claus<br />
moet<strong>en</strong> wacht<strong>en</strong> op ev<strong>en</strong> frisse <strong>en</strong> originele<br />
vertaalproev<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>over de metrische miskleun<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> heel wat filolog<strong>en</strong> zijn dit<br />
springlev<strong>en</strong>de gedicht<strong>en</strong>.
Aemulatio<br />
De drie adaptaties die Claus tot nu toe <strong>van</strong><br />
antieke toneelstukk<strong>en</strong> heeft vervaardigd zijn<br />
duidelijk emuler<strong>en</strong>d: zij hebb<strong>en</strong> blijkbaar tot<br />
doel <strong>het</strong> origineel naar de kroon te stek<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong>sdeels door <strong>het</strong> <strong>van</strong> retorische ballast te<br />
ontdo<strong>en</strong>, anderdeels door <strong>het</strong> e<strong>en</strong> nieuwe<br />
interpretatie te gev<strong>en</strong>.<br />
Claus’ bewerking <strong>van</strong> de Thyestes <strong>van</strong> Lucius<br />
Annaeus S<strong>en</strong>eca 6 is mede bepaald door de<br />
opvatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> Antonin Artaud over <strong>het</strong><br />
zgn. ‘théatre de la cruauté’ <strong>en</strong> door de studies<br />
<strong>van</strong> T.S. Eliot over <strong>het</strong> Elizabethaanse<br />
theater. De Fransman maakte hem gevoelig<br />
voor de (maar al te modern aando<strong>en</strong>de) gruwel<br />
<strong>van</strong> dit theater, de tweede op<strong>en</strong>de de<br />
weg voor e<strong>en</strong> positieve waardering <strong>van</strong> de<br />
maniëristische retoriek er<strong>van</strong>. Volg<strong>en</strong>s B.<br />
Stroman 7 las Claus voor zijn bewerking diverse<br />
vertaling<strong>en</strong>; mijns inzi<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>de vooral<br />
de (vrij letterlijke) weergave <strong>van</strong> Léon Herrmann<br />
8 als basistekst.<br />
S<strong>en</strong>eca’s stukk<strong>en</strong> war<strong>en</strong> waarschijnlijk niet<br />
voor opvoering, maar voor declamatie bestemd.<br />
Claus’ aanpassing is dat wel. Daarom<br />
heeft li ij de tekst voorzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> heel wat<br />
precieze toneelaanwijzing<strong>en</strong>: <strong>het</strong> leesstuk<br />
werd e<strong>en</strong> kijkstuk. S<strong>en</strong>eca’s barokke stijl<br />
werd behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> hier <strong>en</strong> daar zelfs ‘bijgewerkf<br />
met plastische metafor<strong>en</strong>. De monolog<strong>en</strong>,<br />
die in <strong>het</strong> origineel de hoofdblok<br />
vormd<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk bekort <strong>en</strong> gedeeltelijk<br />
tot dialog<strong>en</strong> omgewerkt. Zo wordt<br />
bijvoorbeeld in de proloog Tantalus’ innerlijke<br />
strijd niet meer in lange tirades verwoord,<br />
maar in e<strong>en</strong> retorische steekspel met<br />
de Furie. Het koor – altijd e<strong>en</strong> uitdaging<br />
voor de moderne bewerker – werd bij Claus<br />
doeltreff<strong>en</strong>d ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> comm<strong>en</strong>tator,<br />
die slechts één derde <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
tekst debiteert; vooral erudiete details<br />
werd<strong>en</strong> onverbiddelijk geschrapt.<br />
De functie <strong>van</strong> deze veranderino<strong>en</strong> is in de<br />
295<br />
eerste plaats variër<strong>en</strong>d: zij móét<strong>en</strong> de speelbaarheid<br />
bevorder<strong>en</strong>. Anders ligt <strong>het</strong> niet de<br />
in <strong>het</strong> eerste koorlied <strong>en</strong> in de epiloog toegevoegde<br />
comm<strong>en</strong>taar, die e<strong>en</strong> athei’stisch-pessimistische<br />
visie in de plaats stelt <strong>van</strong> S<strong>en</strong>eca’s<br />
stoicijns-moraliser<strong>en</strong>de toon. Claus ziet<br />
de mythische broedertwist als e<strong>en</strong> prototype<br />
<strong>van</strong> alle zinloze gruwel die m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>broeders<br />
teg<strong>en</strong>over elkaar plaats. ‘Zo was <strong>het</strong>. En <strong>het</strong><br />
zal niet anders zijn./Nutteloos w<strong>en</strong>telt <strong>het</strong><br />
geweldige wiel door de tijd (..)/En de vrag<strong>en</strong><br />
blijv<strong>en</strong> dezelfde/voor de worm<strong>en</strong> als voor de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>’ luidt <strong>het</strong> in <strong>het</strong> slotwoord 9 .<br />
S<strong>en</strong>eca’s Oedipus 10 werd veel grondiger onder<br />
hand<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dan zijn Thyestes.<br />
Claus liet zich daarbij ondermeer door de<br />
tekstbehandeling <strong>van</strong> Ted Huglies (1969) inspirer<strong>en</strong>.<br />
Ook hier werd<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ische precisering<strong>en</strong><br />
toegevoegd. Het koor bestaat uit zev<strong>en</strong><br />
personages die ook de meeste hoofdroll<strong>en</strong><br />
voor hun rek<strong>en</strong>ing nem<strong>en</strong>. Op die manier<br />
wordt <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> Oedipus e<strong>en</strong> stuk in<br />
e<strong>en</strong> stuk. Verhal<strong>en</strong>de gedeelt<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vaak<br />
gedramatiseerd. Net als in <strong>het</strong> Elizabethaanse<br />
theater verschijnt e<strong>en</strong> schim (hier die <strong>van</strong><br />
Laius) op de scène. De tekstbewerking is<br />
vrijer dan in de Thyestes. Zowel de monolog<strong>en</strong><br />
als de koorlieder<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> besnoeid of<br />
in de mond <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong>de personages gelegd.<br />
De intrige werd gewijzigd in die zin dat<br />
niet Oedipus, maar <strong>het</strong> koor aansprakelijk<br />
wordt gesteld voor de moord op Laius. Anders<br />
dan bij Sofokles <strong>en</strong> S<strong>en</strong>eca, waar Oedipus<br />
geleidelijk de afschuwelijke waarheid<br />
ontdekt, dringt <strong>het</strong> koor hier Oedipus e<strong>en</strong><br />
onbestaande schuld op.<br />
De sc<strong>en</strong>ische <strong>en</strong> dramatische transformaties<br />
mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> Claus’ Oedipus e<strong>en</strong> nieuw stuk.<br />
Veelbetek<strong>en</strong><strong>en</strong>d voor de psychoanalytische<br />
achtergrond <strong>van</strong> deze wijziging<strong>en</strong> is <strong>het</strong> invoer<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de medeplichtigheid <strong>van</strong> locaste;<br />
in bij S<strong>en</strong>eca afwezige passages bek<strong>en</strong>t ze dat<br />
zij Laius haatte <strong>en</strong> dat de incest met haar<br />
medewet<strong>en</strong> geschied is. Eig<strong>en</strong>lijk is <strong>het</strong> stuk
296<br />
e<strong>en</strong> soort psychodrama, waarin de koorled<strong>en</strong><br />
als pot<strong>en</strong>tiële koningsmoord<strong>en</strong>aars e<strong>en</strong><br />
beeld <strong>van</strong> ons aller situatie - <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong><br />
Oedipus opvoer<strong>en</strong> om met hun psychische<br />
<strong>en</strong> sociale moeilijkhed<strong>en</strong> in <strong>het</strong> reine te kom<strong>en</strong>.<br />
Parallel met Freud, die in zijn Totem<br />
und Tabu de ‘tragische schuld’ <strong>van</strong> de held al<br />
beschreef als e<strong>en</strong> ‘geraffineerde huichelarij’<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> koor, wordt Oedipus hier aangewez<strong>en</strong><br />
als e<strong>en</strong> – onschuldig – zo<strong>en</strong>offer voor<br />
eig<strong>en</strong> misdadige neiging<strong>en</strong>. De eeuwige herhaling<br />
<strong>van</strong> dit gebeur<strong>en</strong> wijst op <strong>het</strong> nutteloze<br />
<strong>van</strong> dit offer. Zo komt Claus tot e<strong>en</strong> negatieve<br />
interpretatie <strong>van</strong> de Oedipus-mythe.<br />
Anders dan bij Sofokles, waar de held zich in<br />
Kolonos met de god<strong>en</strong> verzo<strong>en</strong>t, of bij S<strong>en</strong>eca,<br />
waar hij <strong>het</strong> noodlot door e<strong>en</strong> stoïcijnse<br />
houding overwint, is liter ge<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong><br />
katharsis. Claus’ adaptatie heeft e<strong>en</strong> kritische<br />
functie.<br />
Veel luchtiger is de aanpassing <strong>van</strong> Euripides’<br />
Orestes 11 . Procédés die we uit de vorige<br />
twee stukk<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zorg<strong>en</strong> weer voor e<strong>en</strong><br />
(te? ) vlotte opvoerbaarheid. Het oorspronkelijk<br />
als massaspel geconcipieerd geheel is<br />
door sc<strong>en</strong>ische vondst<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vooral visueel<br />
gebeur<strong>en</strong> geword<strong>en</strong>. Zo verschijn<strong>en</strong> Agamemnoon<br />
<strong>en</strong> Klutaimnestra op <strong>het</strong> toneel in<br />
evocaties <strong>van</strong> hun dood. Het koor <strong>van</strong> Argische<br />
vrouw<strong>en</strong> treedt afwissel<strong>en</strong>d op als Furiën,<br />
die Orestes bestok<strong>en</strong> <strong>en</strong> als roddel<strong>en</strong>de<br />
buurvrouw<strong>en</strong>. Apolloon, die bij Euripides alle<strong>en</strong><br />
als deus ex machina versche<strong>en</strong>, doet nu<br />
al vroeger zijn intrede. De tekstpoèzie werd<br />
tot e<strong>en</strong> minimum herleid <strong>en</strong> ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door<br />
incisieve dialog<strong>en</strong>. Van de afwisseling tuss<strong>en</strong><br />
dramatische <strong>en</strong> lyrische del<strong>en</strong> blijft praktisch<br />
niets over; Euripides’ verz<strong>en</strong> zijn nog slechts<br />
sporadisch herk<strong>en</strong>baar.<br />
De intrige bleef in grote lijn<strong>en</strong> bewaard. Het<br />
luchtig slot, dat bij Aristoteles al zware kritiek<br />
te verdur<strong>en</strong> kreeg, werd door Claus helemaal<br />
burlesk gemaakt. Waar m<strong>en</strong> bij Euripi-<br />
des nog kan twijfel<strong>en</strong> aan de zin <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
goddelijk optred<strong>en</strong>, is Apolloon bij Claus<br />
‘e<strong>en</strong> bulldozer: hij maakt grotere rommel<br />
dan iedere<strong>en</strong>’ 12 . Ook de ‘moraal’ <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
stuk is nieuw; Apolloon verklaart: ‘Wat aan<strong>van</strong>kelijk<br />
burgeroorlog was <strong>en</strong> moord <strong>en</strong><br />
weerzinwekk<strong>en</strong>de wraak heb ik ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
door de lachwekk<strong>en</strong>de taak <strong>van</strong> huwelijk <strong>en</strong><br />
regering’. Zowel dit slot als de dik in de verf<br />
gezette komische elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onderstrep<strong>en</strong> de<br />
corriger<strong>en</strong>de functie <strong>van</strong> deze bewerking, die<br />
overig<strong>en</strong>s minder diep graaft dan de Oedipus-bewerking.<br />
Ev<strong>en</strong>als uit zijn vertaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Griekse<br />
Anthologie blijkt uit deze drie adaptaties<br />
hoe Claus de antieke werk<strong>en</strong> niet als eerbiedwaardige<br />
reliek<strong>en</strong> koestert, maar als lev<strong>en</strong>d<br />
materiaal. Wie dit verraad vindt, mag niet<br />
verget<strong>en</strong> dat ook e<strong>en</strong> conserver<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>adering<br />
manipuler<strong>en</strong>d is. Ev<strong>en</strong>min als oude vaz<strong>en</strong><br />
gemaakt zijn om in vitrines bewonderd<br />
te word<strong>en</strong>, zijn antieke tragedies geschrev<strong>en</strong><br />
om in universiteit<strong>en</strong> uitgespeld te word<strong>en</strong>.<br />
Allusio<br />
In de ^allusio’ kan m<strong>en</strong> twee vorm<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>:<br />
<strong>het</strong> citaat (dat zowel de vorm als de<br />
inhoud <strong>van</strong> de originele tekst overneemt) <strong>en</strong><br />
de zinspeling (of allusie in <strong>en</strong>ge zin, die<br />
alle<strong>en</strong> de inhoud op de e<strong>en</strong> of andere manier<br />
bewaart). E<strong>en</strong> zeld<strong>en</strong> als zodanig erk<strong>en</strong>d type<br />
<strong>van</strong> citaat is <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> (eig<strong>en</strong>nam<strong>en</strong>,<br />
die theoretisch verwijz<strong>en</strong> naar alle context<strong>en</strong><br />
waarin ze ooit zijn gebruikt. Hiervoor<br />
zou ik de term lexicaal citaat will<strong>en</strong> reserver<strong>en</strong>.<br />
Vanaf de bundel Registrer<strong>en</strong> (1948) maakt<br />
Claus e<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> modernistisch dichter als<br />
hij ongeme<strong>en</strong> veelvuldig gebruik <strong>van</strong> antieke<br />
nam<strong>en</strong>. B<strong>en</strong> opsomming is onthull<strong>en</strong>d: Creon<br />
<strong>en</strong> Antigone (Registrer<strong>en</strong>, m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke aan<br />
de Antigone <strong>van</strong> Sofokles <strong>en</strong> wellicht ook<br />
aan die <strong>van</strong> Anouilh); Caligula (E<strong>en</strong> huis dat
tuss<strong>en</strong> nacht <strong>en</strong> morg<strong>en</strong> staat, naar de ttij<br />
Suetonius voorkom<strong>en</strong>de anecdote over de<br />
keizer die zijn paard Incitatus tot consul<br />
wilde mak<strong>en</strong>); Nausikaä, Ithaka, Korinthe<br />
(Tancredo infrasonic); Marsua(s), Livia, Styx<br />
(De Oostakkerse gedicht<strong>en</strong>); Agathon, Hermes<br />
(De koele minnaar); Vita, Mors, Pluto,<br />
X<strong>en</strong>ophon (De zwarte keizer); Caesar, X<strong>en</strong>oplion,<br />
Ovidius (auteurs die traditioneel in de<br />
‘vierde Latijnse’ – de laatste klas die Claus<br />
uitdeed gelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong>), Ikaros, Moira,<br />
Pomona. Cupido (Natuurgetrouw)’, Bacchus,<br />
Phaidoon, Lethe, Charon (Mama, kijk, zonder<br />
hand<strong>en</strong>! ); Epaminondas, Mors, Mars,<br />
Sfinks (E<strong>en</strong> geverfde ruiter); Alesia, Julius<br />
Caesar, Nero, Herakles (De verwondering);<br />
Plato, Eros, Sil<strong>en</strong>us, Palinurus, Agamemnoon<br />
(Het tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hamster); Laokoon (Het<br />
landschap, tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> verwijzing naar de studie<br />
<strong>van</strong> Lessing); Poseidon, Afrodite, Kronos<br />
(Omtr<strong>en</strong>t Deedee); Herakles, Castor <strong>en</strong> Pollux,<br />
Apollo, Saturnus, Danae (Morituri, de<br />
titel verwijst via <strong>het</strong> hoek <strong>van</strong> Lüdecke <strong>en</strong> de<br />
film <strong>van</strong> Wicki naar de afscheidsgroet <strong>van</strong> de<br />
<strong>Rome</strong>inse gladiator<strong>en</strong>; de nam<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
door de militaire context waarin ze word<strong>en</strong><br />
gebruikt e<strong>en</strong> parodie op de westerse ‘beschaving’):<br />
Antigone, Bellerophon (Natuurgetrouwer;<br />
de eerste in e<strong>en</strong> persiflage op e<strong>en</strong><br />
experim<strong>en</strong>teel stuk, de tweede in e<strong>en</strong> sexparodie!<br />
); Sappho, Pan, Zeus, Hermes, Castor<br />
<strong>en</strong> Pollux, Aesculapius, Jupiter <strong>en</strong> T<strong>het</strong>is,<br />
V<strong>en</strong>us, Plato. Plutarchus (Schola Nostra, in<br />
e<strong>en</strong> pastiche <strong>van</strong> e<strong>en</strong> filologische editie);<br />
Eros (Heer Everzwijn): Apollo Panopion (sic,<br />
eig<strong>en</strong>lijk Parnopios of Parnopioon), Augustus,<br />
Pythagoras (Van hor<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>); Anteus,<br />
Diana, Orestes (Schaamte); Ulysses, Daidalos,<br />
Ikaros (Figuratief); Erostrates (sic, eig<strong>en</strong>lijk<br />
Herostratos, met e<strong>en</strong> knipoog naar Gore<br />
Vidals Two Sisters, De gro<strong>en</strong>e ridder <strong>en</strong> de<br />
paladijn<strong>en</strong>). E<strong>en</strong> verzameling nam<strong>en</strong> die voor<br />
e<strong>en</strong> autodidact als Claus zonder meer indrukwekk<strong>en</strong>d<br />
is.<br />
297<br />
Minder talrijk zijn de eig<strong>en</strong>lijke, niet-lexicale<br />
citat<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> kras staaltje <strong>van</strong> ontl<strong>en</strong>ing zonder<br />
bronvermelding vormt <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de<br />
e<strong>en</strong>akter (M)oratorium, dat als volgt luidt:<br />
‘Niet daarbuit<strong>en</strong>, maar hier, heel nabij is de<br />
man; / Ge<strong>en</strong> klankspel <strong>van</strong> syrinx geleidt<br />
hem / als e<strong>en</strong> weid<strong>en</strong>de herder in ’t veld, /<br />
Maar stot<strong>en</strong>d de voet, in nood / Nu hij<br />
jammert in vér-klink<strong>en</strong>d geschrei’ 13 Dit is<br />
e<strong>en</strong> vrijwel letterlijke aanhaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
Nederlandse vertaling <strong>van</strong> Sofokles’ Filoktetes,<br />
vv. 211 e.v. 14 . Plagiaat? Zeker, maar<br />
met welk effect? Voor wie de grondtekst<br />
niet herk<strong>en</strong>t, werkt de passage vervreemd<strong>en</strong>d;<br />
wie hem wel ontdekt, stuit op de mystificator<br />
Claus.<br />
Reeds Georges Wildemeersch 15 heeft opgemerkt<br />
dat de uitdrukking ‘de bek<strong>en</strong>de warmte’,<br />
die zowel in De Oostakkerse gedicht<strong>en</strong><br />
(E<strong>en</strong> vrouw, 1) als in De koele minnaar (p.<br />
121) voorkomt e<strong>en</strong> Vergiliaans citaat is:<br />
‘notus...calor’ (A<strong>en</strong>eis, VIII, 389-390), via<br />
welke tuss<strong>en</strong>tekst<strong>en</strong>? Naast algeme<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>de<br />
citat<strong>en</strong> als ‘Tu quoque’ (fili mi) (De koele<br />
minnaar, p. 189), ‘Carpe diem’ (verbasterd<br />
tot ‘karpers diejem’ in De dans <strong>van</strong> de reiger,<br />
cf. Acht toneelstukk<strong>en</strong>, p. 366), ‘Anna virumque<br />
cano’ (motto <strong>van</strong> De vijand<strong>en</strong>), de<br />
m<strong>en</strong>s als ‘maat der ding<strong>en</strong>’ (Heer Everzwijn,<br />
p. 61) treft m<strong>en</strong> ook esoterischer verwijzing<strong>en</strong><br />
aan zoals ‘Natura non facit saltus’ (Schola<br />
Nostra, p. 56, o.m. bij Linnaeus voorkom<strong>en</strong>d<br />
principe naar Aristoteles, Hist. Anim.<br />
588b4 et al.), ‘Vale et me ama’ (naar de<br />
formule waarmee de <strong>Rome</strong>in<strong>en</strong> hun briev<strong>en</strong><br />
afslot<strong>en</strong>, slotregel <strong>van</strong> Het tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hamster)<br />
<strong>en</strong> ‘De m<strong>en</strong>s br<strong>en</strong>gt m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> voort’<br />
(Heer Everzwijn, p. 65, naar Aristoteles, Metaph.<br />
1032a15 et al.).<br />
Deze opsomming <strong>van</strong> nam<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitdrukking<strong>en</strong><br />
kan de indruk wekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> loodzware<br />
eruditie. Niets is minder waar: Claus verwerkt<br />
zijn reminisc<strong>en</strong>ties altijd op e<strong>en</strong> luchtige,<br />
virtuoze wijze in zijn tekst. E<strong>en</strong> voor-
298<br />
beeld <strong>van</strong> dergelijk zin-spel<strong>en</strong> is <strong>het</strong> volg<strong>en</strong>d<br />
gedichtje, dat de bijt<strong>en</strong>de kracht bezit <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> antiek epigram:<br />
Na <strong>het</strong> lez<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nare kritiek door Weverbergh<br />
Dit moet <strong>van</strong>daag op punt gezet.<br />
Je hebt<br />
a castrati, die beroofd zijn <strong>van</strong> alle uitw<strong>en</strong>dige<br />
voortplant<strong>en</strong>de organ<strong>en</strong><br />
b spadones, die de p<strong>en</strong>is behoud<strong>en</strong> maar waar<strong>van</strong><br />
de teelball<strong>en</strong> zijn verwijderd<br />
c thlibioe, met teelball<strong>en</strong> ter plaatse, maar kunstmatig<br />
verpletterd<br />
d Weverbergh 16<br />
Citat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> doorgaans e<strong>en</strong> plagiër<strong>en</strong>de<br />
functie: zij nem<strong>en</strong> de oorspronkelijke zin<br />
over. Doordat zij in e<strong>en</strong> nieuwe context kom<strong>en</strong><br />
te staan, ontstaat e<strong>en</strong> metaforisch effect,<br />
waardoor betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> uit de oorspronkelijke<br />
sam<strong>en</strong>hang op de nieuwe word<strong>en</strong> geprojecteerd.<br />
Door bijvoorbeeld <strong>het</strong> gedicht<br />
‘Korea, juni 195F te lat<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> met de<br />
naam Korinthe 17 , heeft Claus de gruwelijke<br />
oorlogsgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die met de Griekse<br />
handelsstad verbond<strong>en</strong> zijn (Lucius Mummius<br />
maakte ze in 146 v.C. met de grond<br />
gelijk; vgl. ook de bombardem<strong>en</strong>tspiloot<br />
Norman Corinth uit Harry Mulisch’ roman<br />
Het st<strong>en</strong><strong>en</strong> bruidsbed), geprojecteerd op de<br />
Koreaanse oorlog: Korinthe wordt e<strong>en</strong> beeld<br />
<strong>van</strong> Korea. Daarnaast hebb<strong>en</strong> citat<strong>en</strong> soms<br />
e<strong>en</strong> kritische functie, zoals in <strong>het</strong> geval <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> ‘Anna virumque cano’-motto in De vijand<strong>en</strong>,<br />
waar de glorieuze aanzet <strong>van</strong> <strong>het</strong> antieke<br />
epos e<strong>en</strong> luciede schildering <strong>van</strong> oorlogswaanzin<br />
inluidt.<br />
Ook in de allusies (stricto s<strong>en</strong>su) kunn<strong>en</strong> we<br />
twee soort<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: de lexicale (die<br />
als perifrazes naar e<strong>en</strong> lemma of e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />
gebruikelijke uitdrukking verwijz<strong>en</strong>)<br />
<strong>en</strong> de tekstuele (die naar e<strong>en</strong> welbepaalde<br />
tekst referer<strong>en</strong>).<br />
De meeste antieke allusies in Claus’ werk<br />
hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mythische inslag. Vooral <strong>het</strong><br />
Oidipoes-verhaal <strong>en</strong> de vegetatie myth<strong>en</strong><br />
fasciner<strong>en</strong> hem. Vele <strong>van</strong> Claus’ tekst<strong>en</strong><br />
– vooral uit <strong>het</strong> jeugdwerk – kunn<strong>en</strong> gemakkelijk<br />
psychoanalytisch word<strong>en</strong> geduid<br />
in <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Oidipoescomplex 18 : met<br />
name in de verhal<strong>en</strong> uit De zwarte keizer zijn<br />
spor<strong>en</strong> <strong>van</strong> moederbinding <strong>en</strong> vaderhaat (of<br />
‘Vatersuche’) erg talrijk. Vanaf De hondsdag<strong>en</strong><br />
(1952) treft m<strong>en</strong> verwijzing<strong>en</strong> aan naar<br />
Sofokles’ tragedie, <strong>en</strong> al vroeg begint de auteur<br />
bewuste Freudiaanse allusies in zijn<br />
werk te verm<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
Typisch is de bedekte wijze waarop in De<br />
hondslag<strong>en</strong> naar de Oidipoestragedie wordt<br />
gerefereerd. Zo heeft <strong>het</strong> hoofdpersonage uit<br />
de roman, Philip de Vogel, <strong>het</strong> over ‘vleesklomp<strong>en</strong><br />
op twee pot<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ontmoet hij e<strong>en</strong><br />
oude man met e<strong>en</strong> herders(!)mantel op ‘drie<br />
b<strong>en</strong><strong>en</strong>’ (e<strong>en</strong> be<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee krukk<strong>en</strong>): twee<br />
hints naar <strong>het</strong> raadsel <strong>van</strong> de Sfinks. Deze <strong>en</strong><br />
andere verwijzing<strong>en</strong> suggerer<strong>en</strong> e<strong>en</strong> psychoanalytische<br />
interpretatie <strong>van</strong> de handeling<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> hoofdpersonage, mislukte poging<strong>en</strong><br />
om zijn dubbele fallische naam (Filippos =<br />
Gr. paard<strong>en</strong>hefhebber, ruiter; vogel, vgl.<br />
zuidned. ‘vogel<strong>en</strong>’) waar te mak<strong>en</strong>.<br />
Ook Mama, kijk, zonder hand<strong>en</strong>! is e<strong>en</strong><br />
Freudiaanse tekst. In e<strong>en</strong> charade <strong>van</strong> dit<br />
toneelstuk speelt Mijnheer Baers de rol <strong>van</strong><br />
Oidipoes 19 . Dit lijkt vreemd, aangezi<strong>en</strong> hij<br />
duidelijk e<strong>en</strong> vaderfiguur is. E<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
monolog<strong>en</strong> suggereert e<strong>en</strong> oplossing: ‘Bij<br />
mijn dood binn<strong>en</strong>kort zal je mijn naam overnem<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> die naam zal je aan jouw zoon<br />
overmak<strong>en</strong> <strong>en</strong> jouw zoon aan zijn zoon, zodat<br />
ik verder hier op aarde lev<strong>en</strong> zal, Hippoliet<br />
Baers, tot in <strong>het</strong> einde der tijd<strong>en</strong>’. Wat<br />
hier onderstreept wordt, is <strong>het</strong> eeuwige <strong>van</strong><br />
de vader-zoonverhouding, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Oidipoescomplex.<br />
Baers kan alle<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> vader<br />
zijn omdat hij ooit zoon geweest is in de<br />
Oedipale driehoek, waarin de onderwerping
aan de naam <strong>van</strong> de vader voorbereidt op <strong>het</strong><br />
vaderschap. Als typische Claus-figuur komt<br />
<strong>het</strong> hoofdpersonage Stefan niet tot e<strong>en</strong> normale<br />
verwerking <strong>van</strong> <strong>het</strong> üidipoes-complex.<br />
Remming<strong>en</strong> verhinder<strong>en</strong> hem zijn ‘vader’<br />
symbolisch te vermoord<strong>en</strong> t<strong>en</strong> einde zich<br />
met hem te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong>. Anders dan Oidipoes<br />
zelf <strong>en</strong> Mijnheer Baers blijft hij de<br />
eeuwige zoon.<br />
In de roman De verwondering loopt de Rijckel,<br />
de hoofdpersoon die zijn voet verzwikt<br />
<strong>en</strong> zijn bril verliest, in <strong>het</strong> voetspoor <strong>van</strong> de<br />
Griekse ‘zwelvoet’. die zichzelf de og<strong>en</strong> uitstak.<br />
De vijf del<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tekst corresponder<strong>en</strong><br />
met de vijf stadia <strong>van</strong> de dramatische<br />
ontwikkeling, zoals die met name in Sofokles’<br />
Oidipoes-tragedie te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> zijn.<br />
Ook de roman Omtr<strong>en</strong>t Deedee <strong>en</strong> de toneelbewerking<br />
daar<strong>van</strong>. Interieur, zijn pas <strong>van</strong>uit<br />
de Griekse leg<strong>en</strong>de volledig te begrijp<strong>en</strong>. De<br />
familie die er sam<strong>en</strong>komt om ‘Moeder’ te<br />
vier<strong>en</strong>, herhaalt in feite e<strong>en</strong> heid<strong>en</strong>s mysterie,<br />
waar<strong>van</strong> de priester Deedee de officiant<br />
is 20 . Deze re incarneert Kronos <strong>en</strong> draagt<br />
daarom e<strong>en</strong> uurwerk, waarop frekw<strong>en</strong>t de<br />
aandacht wordt gevestigd (al in de oudheid<br />
werd Kronos met de tijdgod Chronos vere<strong>en</strong>zelvigd).<br />
De familieled<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> de roll<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
diverse Olympische god<strong>en</strong>: de huishoudster<br />
Natalie staat voor Hera, Jeanne voor Afrodite.<br />
De Griekse theogonische myth<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />
al door Otto Rank in verband gebracht met<br />
de Oidipoes-problematiek. De jonge Claude<br />
(cf. Lat. ‘claudus’, de hink<strong>en</strong>de; e<strong>en</strong> alter-ego<br />
<strong>van</strong> Claus, wi<strong>en</strong>s naam dezelfde betek<strong>en</strong>is<br />
heeft) ontmoet de Sfinks in de gedaante <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> ‘landbouwmachine met schar<strong>en</strong> <strong>en</strong> klauw<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> vleugels’. Maar ook de kroonkandelaar<br />
op de kamer <strong>van</strong> Deedee is ‘e<strong>en</strong> beest<br />
met klauw<strong>en</strong> <strong>en</strong> vleugels <strong>en</strong> schar<strong>en</strong>’. Beide<br />
figur<strong>en</strong> zijn dus Oidipoess<strong>en</strong>, die er niet in<br />
slag<strong>en</strong> de antieke theogonie, waarin Kronos<br />
zijn vader Oeranos ontmant, te lat<strong>en</strong> herlev<strong>en</strong>:<br />
de priester Deedee voelt zich verblind<br />
299<br />
bij heit hoogtepunt <strong>van</strong> <strong>het</strong> bacchanaal, <strong>het</strong><br />
aanschouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> geslacht <strong>van</strong> Jeanne;<br />
Claude wordt door zijn imaginaire vader<br />
Deedee verworp<strong>en</strong> bij <strong>het</strong> uitbeeld<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
Afrodite’s geboorte, dat zijn verlang<strong>en</strong> symboliseert<br />
om vader, d.i. volwass<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>;<br />
hij zal zelfmoord pleg<strong>en</strong>. In deze roman is de<br />
individuele psychologie verwev<strong>en</strong> met de culturele:<br />
de Christelijke cultuur is zowel verantwoordelijk<br />
voor <strong>het</strong> mislukk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
oude vruchtbaarheidsrituel<strong>en</strong> als voor <strong>het</strong><br />
waanzinnig word<strong>en</strong> <strong>van</strong> Claude, die in de<br />
‘gecastreerde’ priester ge<strong>en</strong> vader herk<strong>en</strong>t.<br />
De theogonische mythe keert weer in de<br />
roman Schaamte 21 . Het hoofdpersonage Ro’<br />
land Tijtgat is de tijdgod Chronos-Kronos,<br />
symbolische zoon <strong>van</strong> <strong>het</strong> personage Jacques<br />
Kindt (<strong>het</strong> kind èn de echtg<strong>en</strong>oot <strong>van</strong> Marie-<br />
Gaia), bijg<strong>en</strong>aamd Malthus (= Oeranos, die<br />
zijn kinder<strong>en</strong> in de onderwereld stootte).<br />
Ook hier di<strong>en</strong>t de mythische inkleding om<br />
<strong>het</strong> vadercomplex <strong>van</strong> de hoofdfiguur in reliëf<br />
te plaats<strong>en</strong>.<br />
Claus interpreteert de vegetatiemyth<strong>en</strong> in<br />
<strong>het</strong> kader <strong>van</strong> The Gold<strong>en</strong> Bough <strong>van</strong> James<br />
Frazer. Deze verklaarde de in <strong>het</strong> nabije oost<strong>en</strong><br />
populaire myth<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sterv<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />
verrijz<strong>en</strong>de god als e<strong>en</strong> antropomorfe uitbeelding<br />
<strong>van</strong> de jaarlijkse natuurcyclus. Het<br />
oude gewas verdwijnt <strong>en</strong> ontkiemt, zoals de<br />
natuurgod afdaalt in de sclioot <strong>van</strong> de moedergodin<br />
<strong>en</strong> er na e<strong>en</strong> hellevaart verjongd uit<br />
terugkeert. Claus grijpt de geleg<strong>en</strong>heid aan<br />
om in deze goddelijke figur<strong>en</strong> opnieuw de<br />
oedipale driehoek te projecter<strong>en</strong>: de oude<br />
natuurgod wordt vere<strong>en</strong>zelvigd met de Vader,<br />
die net zoals de jonge Zoon-god onderworp<strong>en</strong><br />
is aan de almacht <strong>van</strong> de Moeder. De<br />
agrarische thema’s, die bijvoorbeeld in De<br />
Oostakkerse gedicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>de plaats<br />
innem<strong>en</strong>, krijg<strong>en</strong> hiermee e<strong>en</strong> functionele<br />
symbolische betek<strong>en</strong>is.<br />
Nog niemand heeft opgemerkt dat de roman
300<br />
De bondsdag<strong>en</strong> opgebouwd is naar <strong>het</strong> schema<br />
<strong>van</strong> Frazers vegetatiemythe. De titel verwijst<br />
naar de oogsttijd, waarin de oude kor<strong>en</strong>god<br />
sterft (dit gebeurt bijna letterlijk in<br />
hoofdstuk VIII, waarin de in <strong>het</strong> geel (! )<br />
geklede Mijnheer Oscar na e<strong>en</strong> erotische scène<br />
op e<strong>en</strong> kor<strong>en</strong>veld de geest geeft). De held,<br />
Philip, die de rol <strong>van</strong> de jonge god speelt,<br />
onderneemt e<strong>en</strong> hellevaart naar Bea (de Beatrice<br />
<strong>van</strong> Dante), <strong>het</strong> ongerepte meisje dat<br />
herinnert aan de kor<strong>en</strong>dochter Persefone<br />
(Kore). E<strong>en</strong> mijmering <strong>van</strong> Philip tijd<strong>en</strong>s deze<br />
tocht verwijst naar <strong>het</strong> sterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> verrijz<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de natuur: ‘Zo zal <strong>het</strong> deze stad<br />
vergaan, ho, vergaan, afbrek<strong>en</strong>, verstikk<strong>en</strong>,<br />
verdorr<strong>en</strong> als één voor één de bom<strong>en</strong> in <strong>het</strong><br />
bos. Dat er zaad gestort wordt’.^ Dat er moet<strong>en</strong><br />
vergaan opdat ander<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>? Misschi<strong>en</strong>.’<br />
De speurtocht naar Bea loopt op e<strong>en</strong><br />
mislukking uit; Philip keert na zijn hellevaart<br />
terug naar zijn moederlijke verloofde Loo,<br />
die aan Afrodite doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> (vgl. de mythe<br />
<strong>van</strong> Adonis).<br />
De hiervor<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> Freudiaanse elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de tragicomedie Mama, kijk, zonder<br />
hand<strong>en</strong>! zijn op Frazeriaanse arc<strong>het</strong>yp<strong>en</strong><br />
geënt. Zo verwijst de voornaam Hippoliet<br />
<strong>van</strong> Mijnheer Baers naar de Griekse Hippolutos,<br />
die, volg<strong>en</strong>s de bij Frazer vermelde mythe,<br />
na zijn wag<strong>en</strong>ongeluk door Diana naar<br />
haar tempel bij Nemi werd gebracht <strong>en</strong> dus<br />
tot <strong>het</strong> type <strong>van</strong> de sterv<strong>en</strong>de <strong>en</strong> verrijz<strong>en</strong>de<br />
god behoort. De gelijkstelling <strong>van</strong> Baers met<br />
Bacchus <strong>en</strong> Christus (baars = vis = Ichthus)<br />
wijst in dezelfde richting.<br />
De roman De verwondering kan beschouwd<br />
word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> verbeterde versie <strong>van</strong> De<br />
bondsdag<strong>en</strong>. Jean Weisgerber 22 beschreef de<br />
roman al als e<strong>en</strong> hellevaart, waarin <strong>het</strong><br />
hoofdpersonage Victor D<strong>en</strong>ijs de Rijckel ondermeer<br />
e<strong>en</strong> reïncarnatie <strong>van</strong> Dante is. De<br />
voornam<strong>en</strong> <strong>van</strong> de held verwijz<strong>en</strong> respectievelijk<br />
naar Julius Caesar (cf. ‘V<strong>en</strong>i, vidi, vici’<br />
<strong>en</strong> Alesia als doel <strong>van</strong> zijn tocht, p. 61) <strong>en</strong><br />
naar Dionusos. Het object <strong>van</strong> zifn ‘queeste’<br />
is e<strong>en</strong> vrouw met de omineuze bijnaam Alesandra<br />
(Gr. de ‘mann<strong>en</strong>afwer<strong>en</strong>de’), blijkbaar<br />
e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> Artemis als maan-, bos- <strong>en</strong><br />
hellegodin <strong>en</strong> als dusdanig ook te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong><br />
met de kor<strong>en</strong>dochter <strong>van</strong> Frazer. Zij<br />
herinnert in velerlei opzicht<strong>en</strong> aan zijn vroegere<br />
vrouw Elizabeth <strong>en</strong> aan zijn bewaakster<br />
in <strong>het</strong> krankzinnig<strong>en</strong>gesticht, Fredine. Alesandra’s<br />
moeder, Alice, is de kor<strong>en</strong>moeder,<br />
Kubele, <strong>het</strong> eig<strong>en</strong>lijke doel <strong>van</strong> de held. Richard<br />
Harmedam, haar echtg<strong>en</strong>oot, is de gecastreerde<br />
minnaar <strong>van</strong> Kubele, Attis, de<br />
sterv<strong>en</strong>de natuurgod in Frazers interpretatie.<br />
Almout, <strong>het</strong> landgoed waarop zij verblijv<strong>en</strong>,<br />
draagt e<strong>en</strong> veelbetek<strong>en</strong>de naam: al-mout<br />
(e<strong>en</strong> <strong>en</strong> al kor<strong>en</strong>). Naarmate m<strong>en</strong> dieper<br />
doordringt in <strong>het</strong> netwerk <strong>van</strong> mythologische<br />
allusies, dat ik hier niet volledig ontwarr<strong>en</strong><br />
kan, komt m<strong>en</strong> dieper onder de indruk<br />
<strong>van</strong> de hechte constructie <strong>van</strong> deze roman.<br />
De parallellism<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vooral als taak de<br />
relaties tuss<strong>en</strong> de personages te verduidelijk<strong>en</strong>:<br />
de oude kor<strong>en</strong>god verbeeldt de steriele<br />
pseudo-vader, de jonge kor<strong>en</strong>god staat voor<br />
de man die door sexuele inhibities, ondermeer<br />
zijn binding met de (kor<strong>en</strong>)moeder, er<br />
niet in slaagt de plaats <strong>van</strong> de vader in te<br />
nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> huwelijk aan te gaan met de<br />
(kor<strong>en</strong>)dochter. De mythe wordt zo e<strong>en</strong> metafoor<br />
<strong>van</strong> familiale aliënaties. Inzicht daarin<br />
begint met verwondering (cf. Aristoteles,<br />
Metaph. 928b12, <strong>en</strong> Platoon, Theaitetos<br />
155d, die in de verwondering <strong>het</strong> begin <strong>van</strong><br />
de wijsbegeerte zi<strong>en</strong>).<br />
De god Hermes speelt e<strong>en</strong> belangrijke rol in<br />
de roman De koele minnaar 23 . Het hoofdpersonage<br />
Edward Herst is met zijn claustrofobie<br />
(cf. hermetische dichting) <strong>en</strong> beweeglijkheid<br />
(mercurius = kwikzilver) e<strong>en</strong> reïncarnatie<br />
<strong>van</strong> de antieke god <strong>van</strong> de reizigers.<br />
Meer dan e<strong>en</strong> erudiet spel lijkt deze id<strong>en</strong>tificatie<br />
niet; wellicht is ze alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> toespeling
op Claus’ zodiaktek<strong>en</strong>, de Ram (toegewijd<br />
aan Hermes) 24 .<br />
De titel <strong>van</strong> de roman Het jaar <strong>van</strong> de kreeft<br />
is via <strong>het</strong> Latijn begrijpelijk. Toni, <strong>het</strong><br />
vrouwelijke hoofdpersonage, is astrologisch<br />
e<strong>en</strong> kreeft (Lat. cancer) <strong>en</strong> zal dan ook sterv<strong>en</strong><br />
aan ... kanker.<br />
E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verhal<strong>en</strong> uit de bundel Natnurgetrouwer<br />
heet ‘Erotomachia’ (Gr. gevecht<br />
<strong>van</strong>/met de liefde). De Griekse liefdesgod<br />
Eroos loopt er incognito in rond als ‘e<strong>en</strong><br />
naakt jongetje’. De hoofdfiguur draagt e<strong>en</strong><br />
ongewone naam, Akis. Het gaat echter om<br />
e<strong>en</strong> mythologische zinspeling op Acis uit <strong>het</strong><br />
beroemde verhaal <strong>van</strong> Ovidius (Metamorphoses,<br />
XIII, 750 e.v.), de minnaar <strong>van</strong> de nimf<br />
Galatea, die door zijn medeminnaar, de cycloop<br />
Polyphemus, onder e<strong>en</strong> rotsblok<br />
wordt verpletterd. Claus’ verhaal geeft liter<br />
e<strong>en</strong> uiterst vrije versie <strong>van</strong>. Zijn Akis wordt<br />
verliefd op <strong>en</strong>e Vera, voor wie hij in e<strong>en</strong><br />
vrouw verandert (vgl. de ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s door Ovidius<br />
beschrev<strong>en</strong> geslachtsverandering <strong>van</strong> Tiresias)<br />
<strong>en</strong> wordt met e<strong>en</strong> stuk lavaste<strong>en</strong> (?)<br />
gedood door Raf, e<strong>en</strong> jonge voetballer, die<br />
e<strong>en</strong> trui draagt ‘met e<strong>en</strong> wijdop<strong>en</strong>gesperd<br />
oog’ (!).<br />
Dit laatste verhaal – e<strong>en</strong> speelse fantasie – is<br />
niet erg typer<strong>en</strong>d voor de wijze waarop Claus<br />
antieke allusies in zijn werk invlecht.<br />
Gewoonlijk (cf. de Oidipoes- <strong>en</strong> vegetatiemyth<strong>en</strong>)<br />
is de allusie immers sterk functioneel<br />
<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t ter verduidelijking <strong>van</strong> de psychische<br />
situatie <strong>van</strong> de personages. Ingewikkelder<br />
wordt <strong>het</strong> waar diverse mythische figur<strong>en</strong><br />
in één personage word<strong>en</strong> geprojecteerd:<br />
zo speelt de leraar in De verwondering de<br />
roll<strong>en</strong> <strong>van</strong> Caesar, Dionusos, Oidipoes, Orioon<br />
<strong>en</strong> zo meer. M<strong>en</strong> kan hierbij aan Freuds<br />
‘verdichtingst<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s’ in de droom d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,<br />
waarbij ook droombeeld<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gesteld<br />
word<strong>en</strong> uit diverse gestalt<strong>en</strong>. De figur<strong>en</strong> uit<br />
De verwondering (zoals die <strong>van</strong> Joyces Finnegans<br />
Wake) zijn ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelvoudige karak-<br />
ters, maar complexe personages, die in verschill<strong>en</strong>de<br />
betek<strong>en</strong>iskaders interpreteerbaar<br />
zijn. Zijn ze niet grot<strong>en</strong>deels <strong>het</strong> produkt <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> schizofr<strong>en</strong>e brein <strong>van</strong> de held?<br />
Conclusie<br />
301<br />
Het bov<strong>en</strong>staande was e<strong>en</strong> – erg onvolledig<br />
– overzicht <strong>van</strong> antieke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />
Claus’ werk. Zoals heel wat moderne kunst<strong>en</strong>aars<br />
(Pound, Eliot, Butor, Picasso, Stravinsky,<br />
Stockhaus<strong>en</strong>) beschouwt de Vlaamse auteur<br />
de verwerking <strong>van</strong> <strong>en</strong> de reactie op,<br />
traditioneel cultuurgoed als e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel<br />
onderdeel <strong>van</strong> zijn bedrijvigheid. Deze praktijk<br />
breekt met de naïeve, romantische opvatting<br />
dat e<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar werk<strong>en</strong> ‘schept’<br />
in e<strong>en</strong> cultureel vacuüm. Het teruggrijp<strong>en</strong><br />
naar geconsacreerde citat<strong>en</strong> vestigt er de aandacht<br />
op dat elk werk duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> citat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
allusies bevat waar<strong>van</strong> de meeste onopgemerkt<br />
blijv<strong>en</strong>. Waar de kunst <strong>van</strong> de allusio<br />
in <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> aristocratische elite<br />
in haar eig<strong>en</strong>dunk versterkte, is <strong>het</strong> citat<strong>en</strong>spel<br />
hed<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> protest teg<strong>en</strong> de gladde,<br />
<strong>van</strong>zelf begrijpelijke <strong>en</strong> daarom des te verderfelijker<br />
leuz<strong>en</strong> <strong>van</strong> de politiek <strong>en</strong> de media:<br />
hermetisme niet uit zelfg<strong>en</strong>oegzaamheid,<br />
maar als protest.<br />
Dit legt op zichzelf nog niet uit waarom<br />
Claus zo’n voorkeur aan de dag legt voor<br />
antieke allusies. Het teruggrijp<strong>en</strong> naar oude<br />
myth<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> typische trek <strong>van</strong> de moderne<br />
literatuur, die m<strong>en</strong> kan interpreter<strong>en</strong> als<br />
heimwee naar e<strong>en</strong> verbrok<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heid, verlang<strong>en</strong><br />
naar simplificatie in e<strong>en</strong> ingewikkelder<br />
word<strong>en</strong>de wereld, oproep<strong>en</strong> <strong>van</strong> de oorsprong<br />
als oerbeeld <strong>van</strong> <strong>het</strong> hed<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />
Claus is <strong>het</strong> mythische d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> als dusdanig<br />
superieur teg<strong>en</strong>over rationelere wijz<strong>en</strong> om de<br />
wereld te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>. Daarom schuift hij de<br />
meer ‘klassieke’ uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Grieks-<strong>Rome</strong>inse<br />
geest als te rationeel <strong>van</strong> de hand. De
302<br />
wijsgeer Aristoteles bijvoorbeeld wordt in de<br />
bundel Heer Everzwijn zwaar aangevall<strong>en</strong>.<br />
Teg<strong>en</strong>over de logische categorieën <strong>van</strong> de<br />
Stagiriet stelt Claus de aanschouwelijke zintuigelijkheid<br />
<strong>van</strong> de ‘muthos’. In dezelfde<br />
orde zal hij steeds <strong>het</strong> dionysische aspect <strong>van</strong><br />
de antieke geest stell<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> <strong>het</strong> apollinische.<br />
M<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke aan zijn gedicht ‘Marsua’,<br />
waarin de natuurdemon de overwinning <strong>van</strong><br />
de lichtgod vervloekt. Claus’ overweg<strong>en</strong>d<br />
sexuele interpretatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> dionysische<br />
br<strong>en</strong>gt hem dicht bij de ideeën <strong>van</strong> Wilhelm<br />
Reich, die teg<strong>en</strong> Ros<strong>en</strong>berg, de officiële Nazi-ideoloog,<br />
de demonische <strong>en</strong> instinctieve<br />
kracht<strong>en</strong> verdedigde. Ge<strong>en</strong> wonder dat de<br />
dichter huiverig staat teg<strong>en</strong>over elke vorm <strong>van</strong><br />
neo-klassiek, zoals die in <strong>het</strong> fascisme word<strong>en</strong><br />
gepropageerd. De matriarchale, ondogmatische<br />
religiositeit die uit de Kleinaziatische<br />
godsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> spreekt, is voor hem e<strong>en</strong><br />
antidotum teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patriarchaal, autoritair<br />
Christ<strong>en</strong>dom, e<strong>en</strong> beeld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> utopische<br />
cultuur, waarin <strong>het</strong> lustprincipe niet aan c<strong>en</strong>suur<br />
onderworp<strong>en</strong> zou zijn 25 .<br />
Toch stuit Claus op de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mythe.<br />
Telk<strong>en</strong>s weer gaan zijn personages t<strong>en</strong><br />
onder als zij de antieke mythe weer tot lev<strong>en</strong><br />
1 Geciteerd in J. WIJNEN, Hugo Claus vertaalt<br />
e<strong>en</strong> bewerking <strong>van</strong> Euripides’ Orestes, in: Nova<br />
et vetera, LII (1974-1975), pp. 403-429 (ook<br />
in: Creatie <strong>van</strong> Orestes, uitgegev<strong>en</strong> door de<br />
stichting theater <strong>en</strong> cultuur, s.d., s.l., pp.<br />
19-37)<br />
2 Cf. J. KRISTEVA, Sèmeiotikè, Paris: Editions<br />
du Seuil, 1969, passim; H. VERDAASDONK,<br />
Het konsept ‘intertextualiteit’, in: Literair Lustrum<br />
2, Amsterdam: Ath<strong>en</strong>aeum & Van G<strong>en</strong>nep,<br />
1973, pp. 344-365; P. CLAES, Intcrtextualiteit<br />
in: Strev<strong>en</strong>, XXXI (1977-78), pp. 126-<br />
134.<br />
3 H. CLAUS, Oog om oog, Amsterdam: De Bezige<br />
Bij, 1964; e<strong>en</strong> gedeelte hier<strong>van</strong> versche<strong>en</strong> in:<br />
H. CLAUS, Gedicht<strong>en</strong>, Amsterdam: De Bezige<br />
Bij; Antwerp<strong>en</strong>: Contact, 1966, pp. 285-307.<br />
4 E<strong>en</strong> poging daartoe is: P. CLAES, Hugo Claus<br />
vertaalt de Anthologie, in: Herm<strong>en</strong>eus, XLI<br />
(1969-1970), pp. 80-83.<br />
will<strong>en</strong> roep<strong>en</strong>. Zijn Oedipus komt niet tot<br />
e<strong>en</strong> verzo<strong>en</strong>ing met de god<strong>en</strong>: Victor de Rijckel<br />
in De verwondering wordt krankzinnig<br />
als hij de rol <strong>van</strong> de held (Crabbe) op zich<br />
wil nem<strong>en</strong>; Stefan in Kijk, mama, zonder<br />
hand<strong>en</strong>! kan zich niet aan de oedipale fascinatie<br />
onttrekk<strong>en</strong>: <strong>het</strong>zelfde geldt voor<br />
Claude in Omtr<strong>en</strong>t Deede. Het noodlot <strong>van</strong><br />
al deze figur<strong>en</strong> blijkt te zijn dat zij zich niet<br />
uit louter imaginaire relaties kunn<strong>en</strong> losrukk<strong>en</strong><br />
om werkelijk te lev<strong>en</strong>. Waar de mythe<br />
vroeger houvast <strong>en</strong> troost bood, wordt ze nu<br />
als misleid<strong>en</strong>d <strong>en</strong> teleurstell<strong>en</strong>d ervar<strong>en</strong>. De<br />
antieke schema’s zijn niet herhaalbaar. Philip<br />
uit De hondsdag<strong>en</strong> <strong>en</strong> Victor de Rijckel uit<br />
De verwondering dal<strong>en</strong> in de onderwereld af,<br />
de figur<strong>en</strong> uit Omtr<strong>en</strong>t Deedee roep<strong>en</strong> in<br />
hun bacchanaal de oude theogonie op: telk<strong>en</strong>s<br />
echter blijft de verwachte reg<strong>en</strong>eratie of<br />
verlossing uit. De mythe, die in antieke tijd<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> rituele realiteit was, blijkt in de<br />
hed<strong>en</strong>daagse wereld niet meer actualiseerbaarte<br />
zijn. 26<br />
Uiteindelijk is Claus’ relatie tot de mythe<br />
ambigu. De aan<strong>van</strong>kelijke fascinatie komt faliekant<br />
uit, of, met e<strong>en</strong> woord <strong>van</strong> de dichter<br />
zelf, de mot zit in de mythe.<br />
5 H. CLAUS, Gedicht<strong>en</strong> (O.c.), p. 295.<br />
6 H. CLAUS, Thyestes, toneelstuk naar de tragedie<br />
<strong>van</strong> S<strong>en</strong>eca, Amsterdam: De Bezige Bij; Antwerp<strong>en</strong>:<br />
Contact, 1966. Hierover schrev<strong>en</strong> o.m.<br />
J. DE DECKER, Over Claus’ toneel, Antwerp<strong>en</strong>:<br />
De Galge, 1971, pp. 123-135; R.A. EEK-<br />
HOUT, De Thyestes <strong>van</strong> S<strong>en</strong>eca in de bewerking<br />
<strong>van</strong> Hugo Claus, in: Lampas, V.3 (1972).<br />
pp. 241-250; H. VAN DEN BERGH. Ilugo<br />
Claus. Toneel als anti-literatuur, in: Literair<br />
Lustrum 2 (O.c.). pp. 115-125.<br />
7 B. STROMAN. De Nederlandse toneelschrijfkunst,<br />
Amsterdam: Moussault’s Uitgeverij; Antwerp<strong>en</strong>:<br />
Standaard Uitgeverij, 1973, p. 187.<br />
8 L. HERRMANN; Sénèque. Tragédies. Tome II,<br />
Paris: Les Belles Lettres, 1967 (1927).<br />
9 H. CLAUS, Thyestes (O.c.), p. 70.<br />
10 H. CLAUS, Oedipus, naar S<strong>en</strong>eca, Amsterdam:<br />
De Bezige Bij, 1971. Hierover schrev<strong>en</strong>: J.<br />
ECTORS, Moderne visies op <strong>het</strong> Oidipoes-the-
ma, Bijlage <strong>van</strong> Kleio, III, 2 (1973); D.M.<br />
SCHENKEVELD, Van Sophocles tot Claus.<br />
Amsterdam: zonder uitgever (inaugurale rede)<br />
1972; C. TINDEMANS, E<strong>en</strong> jaar Nederlandse<br />
toneelstukk<strong>en</strong>, in: Strev<strong>en</strong>, XXV (1971-1972),<br />
pp. 808-816.<br />
11 H. CLAUS, Orestes, naar Euripides, Amsterdam:<br />
De Bezige Bij, 1976.<br />
12 Geciteerd bij J WIJNEN, cf. noot 1.<br />
13 H. CLAUS, Acht toneelstukk<strong>en</strong>, Amsterdam:<br />
De Bezige Bij; Antwerp<strong>en</strong>: Contact, 1966, p.<br />
99.<br />
14 Sophokles. Philoktetes. Uit <strong>het</strong> Grieks vertaald<br />
<strong>en</strong> ingeleid door J.J.M. VAN DOORNIK,<br />
(Klassieke Galerij, 105), Antwerp<strong>en</strong>: De Nederlandsche<br />
Boekhandel, 1955. p. 12.<br />
15 G. WILDEMEERSCH, Hugo Claus of Oedipus<br />
in <strong>het</strong> paradijs, ’s Grav<strong>en</strong>hage: Nijgh & Van<br />
Ditmar; Brugge: Sonneville, 1973, p. 212.<br />
16 II. CLAUS, Van hor<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, Amsterdam: De<br />
Bezige Bij, 1970, p. 66. De indeling vindt m<strong>en</strong><br />
bij M. -H. -E. MEIER, Histoire de l’amour grec<br />
dans l’antiquité, Paris: Grey le Prat, 1952, pp.<br />
159-160.<br />
17 H. CLAUS, Gedicht<strong>en</strong> (O.c.), p. 113.<br />
18 Cf. T. GOOVAART. Het geclausuleerde beest,<br />
Hilversum-Antwerp<strong>en</strong>: Paul Brand, 1962, pp.<br />
129-224; J. WEISGERBER, Aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
Vlaamse roman 1927-1960, Amsterdam: Ath<strong>en</strong>aeum<br />
– Polak & Van G<strong>en</strong>nep, 1968. pp.<br />
239-242.<br />
19 H. CLAUS Acht toneelstukk<strong>en</strong> (O.c.), pp.<br />
328-329.<br />
20 Voor deze interpretatie cf. WEVERBERGH. De<br />
petroleumlamp <strong>en</strong> de mot, ik ontleed Omtr<strong>en</strong>t<br />
Deedee, in: Bok, 1,3 (1963), ook in ID. Bokboek,<br />
Amsterdam: De Bezige Bij. 1965, pp.<br />
43-89.<br />
21 H. CLAUS Schaamte, Amsterdam: De Bezige<br />
Bij, 1972. E<strong>en</strong> analyse <strong>van</strong> <strong>het</strong> mythisch patroon<br />
bij P. CLAES, ‘Schaamte’ <strong>van</strong> Hugo<br />
Claus, in: Strev<strong>en</strong>, XXV (1971-1972) pp.<br />
885-892 (ook in F. DE VREE Hugo Claus,<br />
Brussel-D<strong>en</strong> Haag: Manteau, 1976, pp. 19-24)<br />
22 J. WEISGERBER. Hugo Claus: Devotissimus et<br />
doctissimus doctor, in: Literair Lustrum<br />
1961-1966, Amsterdam: Polak & Van G<strong>en</strong>nep,<br />
1967, pp. 119-140; ID. Proefvlucht in de romanruimte,<br />
Amsterdam: Ath<strong>en</strong>aeum – Polak<br />
& Van G<strong>en</strong>nep, 1972, pp. 32-49.<br />
23 H. CLAUS De koele minnaar, Amsterdam: De<br />
Bezige Bij, 1956. Cf G. WILDEMEERSCH Hugo<br />
Claus (O.c.) pp. 211-212.<br />
24 Hugo Claus is gebor<strong>en</strong> op 5 april 1929. Roei<br />
303<br />
d’Haese maakte e<strong>en</strong> ramskop voor <strong>het</strong> decor<br />
<strong>van</strong> Thyestes (cf. Het Guld<strong>en</strong> Vlies in <strong>het</strong> huis<br />
der Atrid<strong>en</strong>): Thomas in Het Mes <strong>en</strong> De Rijckel<br />
in De verwondering zijn Ramm<strong>en</strong>; er is e<strong>en</strong><br />
Stam <strong>van</strong> de Ram in Schaamte, <strong>en</strong>z.<br />
25 Nu kunt u natuurlijk teg<strong>en</strong>werp<strong>en</strong>: die mythologie<br />
is misschi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog knell<strong>en</strong>der keurslijf,<br />
die oude god<strong>en</strong> war<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> veel verschrikkelijker<br />
dan de christelijke god. Maar voorlopig<br />
verkies ik me toch te houd<strong>en</strong> aan <strong>het</strong> droombeeld<br />
dat ik <strong>van</strong> die mythologie heb: V<strong>en</strong>us is<br />
voor mij e<strong>en</strong> groter <strong>en</strong> meer omvatt<strong>en</strong>d begrip<br />
dan bijvoorbeeld de Maagd Maria of God de<br />
Vader. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn al onze angst<strong>en</strong> <strong>en</strong> streving<strong>en</strong><br />
in die oeroude mythologem<strong>en</strong> als <strong>het</strong><br />
ware afgerond aanwezig, ze zijn in die primaire<br />
gestalt<strong>en</strong> makkelijker te overzi<strong>en</strong>. Als je in je<br />
zelf zou grav<strong>en</strong> naar wat er aan Neanderthal-<br />
-achtige mythologie nog diep in je zelf aanwezig<br />
is, dan kun je daar niet zo makkelijk toe gerak<strong>en</strong>:<br />
daar zijn zoveel lag<strong>en</strong> overhe<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>.<br />
Daarom grijp ik graag naar de heldere, gefikseerde<br />
gestalt<strong>en</strong> <strong>van</strong> bij voorkeur de Griekse <strong>en</strong><br />
Vooraziatische god<strong>en</strong>leer’ (Hugo Claus in gesprek<br />
met Jan Starink, geciteerd in F. DE<br />
VREE, O.c., pp. 47-48)<br />
26 Het toneelstuk Vrijdag, waarin <strong>het</strong> hoofdpersonage<br />
Georges Vermeersch tot verzo<strong>en</strong>ing met<br />
de wereld komt, vormt hierop e<strong>en</strong> (schijnbare)<br />
uitzondering. Het stuk bevat weer de nodige<br />
wijzing<strong>en</strong> naar de vegetatiegod<strong>en</strong>: Georges is<br />
etymologisch de ‘landbouwer’ (Vermeersch betek<strong>en</strong>t<br />
‘<strong>van</strong> <strong>het</strong> weiland’), zijn vrouw Jeanne is<br />
e<strong>en</strong> reïncarnatie <strong>van</strong> de Grote Moedergodin (de<br />
V<strong>en</strong>us, waarop de titel Vrijdag, d.i. dies V<strong>en</strong>eris,<br />
allu deert), hij beleeft de incest met zijn<br />
dochter als e<strong>en</strong> verhouding tot de moeder,<br />
maakt e<strong>en</strong> hellevaart door in zijn ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>schap<br />
<strong>en</strong> ‘verrijst’. In zijn onuitgegev<strong>en</strong> dissertatie<br />
(Universiteit Antwerp<strong>en</strong>) De rol <strong>van</strong> de religie<br />
in Hugo Claus’ “Vrijdag” (Wilrijk. 1977) heeft<br />
G. WILDEMEERSCH echter aannemelijk gemaakt<br />
dat dit stuk de overgang uitbeeldt <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> antiek, paganistisch patroon naar e<strong>en</strong><br />
Christelijk, waarin Jeanne de Maagd Maria is,<br />
Georges e<strong>en</strong> ‘miles Christianus’ wordt <strong>en</strong> Georges’<br />
bekeerder, Jules Dumont, e<strong>en</strong> vermomming<br />
is voor de stichter <strong>van</strong> <strong>het</strong> Montanisme, de oude<br />
Kubele-priester Montanus. Al met al is dit e<strong>en</strong><br />
merkwaardige w<strong>en</strong>ding in <strong>het</strong> oeuvre <strong>van</strong> Claus,<br />
die echter niet te verklar<strong>en</strong> is zondere<strong>en</strong> uitgebreide<br />
analyse <strong>van</strong> de Christelijke <strong>en</strong> psychologische<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> daarin.
304<br />
Elegie <strong>van</strong> Janus Secundus<br />
vertaling<strong>en</strong> inleiding J.P. Guépin<br />
Janus Secundus, de ‘grote kusser’ is in 1511 in D<strong>en</strong> Haag gebor<strong>en</strong>. Hij stierf in 1536, <strong>het</strong>zelfde<br />
jaar als Erasmus, die e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d <strong>van</strong> zijn vader was. In 1528 verhuisde de familie naar Mechel<strong>en</strong>,<br />
to<strong>en</strong> de vader, de jurist Nicolaas Everaerts, presid<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de Grote Raad geword<strong>en</strong> was. In 1531<br />
begon Janus aan e<strong>en</strong> cyclus Elegieën te werk<strong>en</strong> ter ere <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Mechels meisje dat hij Julia noemde.<br />
De romeinse liefdesdichters als Propertius voer<strong>en</strong> e<strong>en</strong> komedie op, die in zijn onwerkelijk<br />
karakter dicht bij de pastorale komt: de arme dichter die niet streeft naar krijgsmansroem of<br />
geldverdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar zich inert wijdt aan de vreedzame oorlog met <strong>het</strong>aer<strong>en</strong>. Die elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
ontbrek<strong>en</strong> bij Secundus, <strong>van</strong>daar dat zijn liefde eerder valt onder de lic<strong>en</strong>tie die de onbezonn<strong>en</strong><br />
jeugd gegund wordt. Julia was e<strong>en</strong> prostituee, of althans e<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> meisje (facilis). dat<br />
trouwde tot oprecht verdriet <strong>van</strong> Janus. In e<strong>en</strong> brief uit Parijs aan zijn broer <strong>en</strong> bestemd om<br />
door de hele familie gelez<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, schrijft Janus dat hij <strong>het</strong> daar in <strong>het</strong> gezelschap <strong>van</strong><br />
kunst<strong>en</strong>aars <strong>en</strong> geleerd<strong>en</strong> zo gezellig heeft gehad (humanitas) als in Mechel<strong>en</strong> bij Julia. Er zit iets<br />
aardigs in de cultus die hij om Julia gebouwd heeft, zoals ook blijkt uit de portretp<strong>en</strong>ning die<br />
hij <strong>van</strong> haar maakte. Zijn liefde voor Julia had k<strong>en</strong>nelijk e<strong>en</strong> ander karakter dan die voor de veel<br />
stereotiep hoeriger Neaera die hij in zijn Basia bezingt. Van betek<strong>en</strong>is lijkt ook dat hij in de<br />
elegieën <strong>het</strong> par<strong>en</strong> beschrijft als droom – k<strong>en</strong>nelijk had hij er belang bij Julia’s reputatie te<br />
spar<strong>en</strong>. Janus heeft e<strong>en</strong> veel beperkter repertoire aan thema’s dan Propertius of Tibullus.<br />
misschi<strong>en</strong> juist door <strong>het</strong> niet-fictieve elem<strong>en</strong>t in zijn verhouding. Des te knapper dat hij toch<br />
zoveel afwisseling weet te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De eerste die in <strong>het</strong> lange liefdesge dicht hierin met hem kar<br />
rivaliser<strong>en</strong> is, bijna e<strong>en</strong> eeuw later, Donne.<br />
De Basia zijn <strong>het</strong> beroemdst, ze hebb<strong>en</strong> de hele zesti<strong>en</strong>de eeuw dichters stof tot dicht<strong>en</strong><br />
opgeleverd. Uiteraard is er, ook in de vorm, invloed <strong>van</strong> Catullus op de Basia. In deze elegie do<strong>en</strong><br />
herhaling<strong>en</strong> als in 26-7, <strong>en</strong> de e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> teg<strong>en</strong>del<strong>en</strong> ‘ik <strong>en</strong> jij’ in 89-90 aan Catullus d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />
Het platoonse thema <strong>van</strong> de zoete m<strong>en</strong>geling <strong>van</strong> ziel<strong>en</strong> in de kus, dat zijn Basia zo beroemd<br />
maakte, komt in 87-90 voor, <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> variant <strong>en</strong> in mythische sfeer, in 63-6.<br />
Janus Secundus, vijfde elegie<br />
eerste boek<br />
Zal dus één vrouw geheel alle<strong>en</strong> mijn zorg<strong>en</strong> bar<strong>en</strong>?<br />
zal één de oorzaak zijn <strong>van</strong> w<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> gelach?<br />
zal één lieflijk gelaat mij leid<strong>en</strong> alle jar<strong>en</strong><br />
die ’k <strong>van</strong> Persephone niet lang belev<strong>en</strong> mag?
Hetzij ze harteloos nrijn hartstocht zal vermijd<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong>zij ze vrijelijk zich geeft: de Dood heeft haast.<br />
Noch kan ik mij aan e<strong>en</strong> versmade liefde wijd<strong>en</strong>,<br />
noch is er voor e<strong>en</strong> god bij sterveling<strong>en</strong> plaats.<br />
Maar liever sterf ik door jou. Lev<strong>en</strong>, te omprang<strong>en</strong>,<br />
te snev<strong>en</strong> aan jouw zij is alles wat ik hoop.<br />
Beter mijn lijk aan jouw zo zachte nek gehang<strong>en</strong>,<br />
dan aan de hanebalk <strong>het</strong> lichaam opgeknoopt.<br />
Zo’n wraak nam Iphis op <strong>het</strong> meisje dat hem griefde,<br />
zijn jammerlijke last hangt niet gebog<strong>en</strong> keel.<br />
Zo komt, of zo verlangt, te sterv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verliefde;<br />
gebor<strong>en</strong>, al wie mint, onder kwaad sterrebeeld.<br />
Och dat de toekomst in <strong>het</strong> teg<strong>en</strong>deel verkeerde<br />
door ’t ooglicht dat mij steeds als ster voor og<strong>en</strong> zweeft.<br />
’t Zij nors of vri<strong>en</strong>delijk: haar blik bepaalt wanneer ze<br />
mij lev<strong>en</strong> geeft, ontzegt; sterv<strong>en</strong> ontzegt of geeft.<br />
Ik bid, ontzegt de dood, geeft, bid ik, og<strong>en</strong>, lev<strong>en</strong>,<br />
voor e<strong>en</strong> triomftocht is mijn sneuvel<strong>en</strong> te licht.<br />
Jouw korallijn<strong>en</strong> lip zij lip aan lip gewrev<strong>en</strong>.<br />
bij ‘t tortel<strong>en</strong> verzaak’ noch tong noch tand zijn plicht.<br />
En geef mij honderd, geef mij duiz<strong>en</strong>d zachte kust<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> geef j’er nog wat bij, mijn licht, ik word e<strong>en</strong> god.<br />
Maar niet er nog wat bij, niet geef je e<strong>en</strong>, twee kuss<strong>en</strong>,<br />
zodat ge<strong>en</strong> lip aan lip gevoegd bevochtigd wordt,<br />
ge<strong>en</strong> merk <strong>van</strong> tandebeet of strijdgewoel <strong>van</strong> tong<strong>en</strong>,<br />
al b<strong>en</strong> je mooier dan de mooiste minnares.<br />
Latijnse meisjes heb j’ in kunst pas overwonn<strong>en</strong><br />
mits je, met god<strong>en</strong>gunst, mijn verz<strong>en</strong> leest als les.<br />
Ik doe niet onder voor de duif in dartelhed<strong>en</strong>,<br />
in liefdeslust niet voor de snaakse Jupiter.<br />
Voor al die rimpels heb je nu ge<strong>en</strong> goede red<strong>en</strong>,<br />
die kom<strong>en</strong> wel <strong>van</strong> zelf, wacht maar, straks zijn ze er.<br />
Waarom je og<strong>en</strong> met je w<strong>en</strong>kbrauw<strong>en</strong> bezwar<strong>en</strong>,<br />
hoe, kam je niet <strong>het</strong> haar over je voorhoofd los?<br />
Wacht maar, e<strong>en</strong>s zal e<strong>en</strong> grot je rotte oog bewar<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> op je koude kruin prijkt straks e<strong>en</strong> grijze dos.<br />
305
306<br />
Dat wil je tevergeefs met vale lipp<strong>en</strong> zo<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />
passant<strong>en</strong> staar je met gebluste og<strong>en</strong> aan,<br />
<strong>en</strong> op je deurpost prijkt ge<strong>en</strong> krans <strong>van</strong> bonte bloem<strong>en</strong>,<br />
ge<strong>en</strong> minnaar heft op ’t stom bordes zqn klaagzang aan.<br />
Zolang de zwarte draad der Zusters <strong>en</strong> de nukk<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> ’t Lot <strong>het</strong> toestaan, pluk de roz<strong>en</strong> in ’t seizo<strong>en</strong>.<br />
Vanzelf verlepp<strong>en</strong> ze wanneer we ze niet plukk<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> onversierde doorn, daar kun je niets mee do<strong>en</strong>.<br />
Welaan, ik die met jou zal plukk<strong>en</strong> de gerede<br />
gesch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, ’t geurig pad vol bloem<strong>en</strong> in zal slaan,<br />
wij zull<strong>en</strong> V<strong>en</strong>us’ tuin met dauw bedekt betred<strong>en</strong>,<br />
zull<strong>en</strong> uw schone hof, o Flora, binn<strong>en</strong>gaan.<br />
Daar zul je purper<strong>en</strong> viooltjes <strong>en</strong> narciss<strong>en</strong><br />
heel zoetjes plukk<strong>en</strong> met je tere nageltjes.<br />
Ikzelf zal krans<strong>en</strong> <strong>van</strong> gem<strong>en</strong>gde bloem<strong>en</strong> riss<strong>en</strong>,<br />
die ik, mijn Julia, dan om je slap<strong>en</strong> leg.<br />
Straks lig j’in ’t myrtebos wat kwijn<strong>en</strong>d achterover,<br />
of achtervolg je me op ’t weiland blij <strong>van</strong> zin.<br />
Straks stort ik mij in ’t bont gebloemde gras voorover,<br />
of achtervolg ik je <strong>en</strong> haal bij ’t bosje in.<br />
Intuss<strong>en</strong>, als mijn gloed verdubbeld had in ’t drav<strong>en</strong><br />
jaloers’ Apollo op zijn goud<strong>en</strong> uitkijkpost,<br />
gij, Koeltje, gij alle<strong>en</strong> kondt mijn verhitting lav<strong>en</strong>,<br />
blaast uit uw roze lip verkwikking naar mijn borst,<br />
die ’k opzuig met mijn mond die laait gelijk e<strong>en</strong> ov<strong>en</strong>,<br />
tot z’in <strong>het</strong> diepst <strong>van</strong> mijn verbrande long<strong>en</strong> blaast.<br />
Ge<strong>en</strong> stroom op aarde kan die brandstapel uitdov<strong>en</strong>,<br />
ge<strong>en</strong> golf der ganse zee br<strong>en</strong>gt zoals zij soelaas.<br />
Voor wie de licht<strong>en</strong> dan die ’t puurste goud verspreid<strong>en</strong>,<br />
voor wie die slanke hand, die elegante kuit,<br />
die band waardoor je bei je witte borst<strong>en</strong> spreidde,<br />
pikante praat, lachjes, voor wie, wie daag je uit?<br />
Wie zal <strong>van</strong> ’t opgetast sierkapsel profiter<strong>en</strong>,<br />
wie wordt als meester <strong>van</strong> je kuss<strong>en</strong> ingeloot?<br />
Helaas, je reserveert ze voor d’ondankb’re veerman,<br />
die over Lethe glijdt met zijn kapotte boot.
Na zijn omhelzing zal de Dood je will<strong>en</strong> kuss<strong>en</strong>,<br />
tot grote schrik <strong>van</strong> de drielijvige godin.<br />
E<strong>en</strong> onbeheerste troep <strong>van</strong> vroeger stormt intuss<strong>en</strong><br />
met holle og<strong>en</strong>, vaal <strong>van</strong> wang<strong>en</strong>, op je in:<br />
Theseus, Paris, lason, hun ontrouw werd gewrok<strong>en</strong>,<br />
past hun de loftrompet die jouw schoonheid verdi<strong>en</strong>t?<br />
Welnee, geef niet zoveel om koninklijke spok<strong>en</strong><br />
dat ik nietswaardig schijn, je springlev<strong>en</strong>de vri<strong>en</strong>d.<br />
Laat <strong>het</strong> jou vreugde zijn te kwijn<strong>en</strong> aan mijn schouder,<br />
dan slap<strong>en</strong> in je schoot mij als geluk toeviel,<br />
<strong>en</strong> met mijn kuss<strong>en</strong> jou mijn ziel toe te vertrouw<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> uit je kuss<strong>en</strong> in te zuig<strong>en</strong> heel jouw ziel.<br />
De mijne of, mijn Licht, de jouwe? ’k Wil dat, liever,<br />
jouw adem in mijn borst, de mijne in jou is.<br />
Zo zull<strong>en</strong> wij, verliefd, de gro<strong>en</strong>e jeugd geriev<strong>en</strong>;<br />
de Dood komt, ’t hoofd bekroond met eeuw’ge duisternis.<br />
Jullie, vri<strong>en</strong>din <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d die mijn gedrag bestaard<strong>en</strong>:<br />
gezucht, gebrok<strong>en</strong> blik <strong>en</strong> wez<strong>en</strong>loze loop,<br />
dronk<strong>en</strong> gelach, gezwets <strong>van</strong> woord<strong>en</strong> zonder waarde,<br />
e<strong>en</strong> blos die plotseling mij <strong>het</strong> gelaat bekroop:<br />
T<strong>en</strong>slotte geeft ge toe dat niet voor niets ik blaakte,<br />
waar toch de kroon op ’t werk in mijn bezit geraakte.<br />
307
308<br />
Numeriek<strong>en</strong>: Vergilius als leidsman<br />
Joyce & Co<br />
JOYCE & CO, (G.J.M. Meijsing <strong>en</strong> K.R.J.K. Snell), auteurs <strong>van</strong> <strong>het</strong> in 1974 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> boek Erwin, zond<strong>en</strong><br />
ons voor dit nummer e<strong>en</strong> uit 7 hoofdstukk<strong>en</strong> bestaande studie over ‘Numeriek<strong>en</strong>’.<br />
Vanuit de overtuiging, dat de mathematische constructie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kunstwerk <strong>van</strong> diepere betek<strong>en</strong>is is dan<br />
‘inhoud <strong>en</strong> vorm’, werk<strong>en</strong> zij deze gedachte uit in de eerste hoofdstukk<strong>en</strong>, daarbij vooral veel aandacht<br />
bested<strong>en</strong>d aan Plato’s Timaies; <strong>en</strong> toets<strong>en</strong> deze aan <strong>en</strong>kele hoogtepunt<strong>en</strong> uit de litteratuur, o.a. aan Vergilius’<br />
Bucolica.<br />
Om<strong>van</strong>g, diepgang, soms misschi<strong>en</strong> ook gedacht<strong>en</strong>gang blek<strong>en</strong> te veel voor dit tijdschrift. De schrijvers<br />
berichtt<strong>en</strong> ons echter, dat de studie elders in boekvorm zal verschijn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stond<strong>en</strong> ons ter k<strong>en</strong>nismaking<br />
hoofdstuk 7 af, waarin zij de constructie <strong>van</strong> hun eig<strong>en</strong> roman Erwin <strong>en</strong> <strong>van</strong> hun nog te verschijn<strong>en</strong> boek<br />
Michael <strong>van</strong> Mander verklar<strong>en</strong>.<br />
VII DE DRAAD VAN ARIADNE<br />
Maat <strong>en</strong> verhouding zijn, zoals blijkt, overal gelijk<br />
te stell<strong>en</strong> niet schoonheid <strong>en</strong> voortreffelijkheid.<br />
PLATO. Philebus, 64E.<br />
Het is e<strong>en</strong> pythagoraeisch concept dat formele<br />
volmaaktheid gezocht moet word<strong>en</strong> in<br />
e<strong>en</strong> in proporties uit te drukk<strong>en</strong> getall<strong>en</strong>harmonie.<br />
De specifieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
kunstvorm werd<strong>en</strong> in de klassieke oudheid<br />
met twee begripp<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>: symmetria<br />
(verhouding <strong>van</strong> de del<strong>en</strong> onderling) <strong>en</strong><br />
rhythmos (vorm als compositie). Al deze verhouding<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> compositorische vorm<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
met e<strong>en</strong> grote mathematische precisie<br />
(akribeia) op elkaar te word<strong>en</strong> afgestemd,<br />
opdat in <strong>het</strong> bereik<strong>en</strong> <strong>van</strong> ideale vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
volmaakte verhouding<strong>en</strong> (teleia) <strong>het</strong> geheel<br />
de uitdrukking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ‘waarheid’ (aletheia)<br />
zou bereik<strong>en</strong>, waarin de ervaring <strong>van</strong> de zintuig<strong>en</strong><br />
in e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>bare intellectuele conceptie<br />
tot werkelijkheid kon word<strong>en</strong>. ARISTOTE-<br />
LES laat er in zijn Metaphysica (981a26 ev.)<br />
ge<strong>en</strong> twijfel over bestaan dat de sophia <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar (e<strong>en</strong> begrip dat bov<strong>en</strong> de<br />
kunst of bekwaamheid uit de intellectuele<br />
definitie <strong>van</strong> de handeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> overwegin-<br />
g<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar beschrijft) gebaseerd<br />
is op e<strong>en</strong> theoretische, mathematische k<strong>en</strong>nis<br />
<strong>van</strong> de grondbeginsel<strong>en</strong>, waardoor verklaard<br />
wordt dat de kunst<strong>en</strong>aar wijzer is dan e<strong>en</strong><br />
man met empirische k<strong>en</strong>nis of ‘lev<strong>en</strong>servaring’.<br />
Wie e<strong>en</strong> boek schrijft, of e<strong>en</strong> gebouw ontwerpt,<br />
doet meer dan alle<strong>en</strong> <strong>het</strong> opstapel<strong>en</strong><br />
ofbije<strong>en</strong>zett<strong>en</strong> <strong>van</strong> losse elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> of bouwmiddel<strong>en</strong>.<br />
Ev<strong>en</strong>als bij e<strong>en</strong> tempel gaat <strong>het</strong> bij<br />
e<strong>en</strong> boek om de constructie, <strong>het</strong> aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> verband<strong>en</strong> waardoor de del<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> geheel gevormd. M<strong>en</strong> mag<br />
niet voorbijgaan aan <strong>het</strong> feit dat <strong>en</strong>ige mathematische<br />
concepties, hoe elem<strong>en</strong>tair of<br />
triviaal ook, onontbeerlijk zijn bij elke vorm<br />
<strong>van</strong> constructie. Zo is de constructie in de<br />
eerste plaats e<strong>en</strong> ord<strong>en</strong><strong>en</strong>d principe, zelf-organiser<strong>en</strong>d,<br />
die de vorm als datg<strong>en</strong>e waarmee<br />
elk onderdeel verbond<strong>en</strong> is, behoeft. In de<br />
tweede plaats geeft de constructie impliciet<br />
of expliciet comm<strong>en</strong>taar op de betek<strong>en</strong>is die<br />
gehecht moet word<strong>en</strong> aan de constructie als<br />
scheppingsdaad. Zo is e<strong>en</strong> gebouw als e<strong>en</strong><br />
model <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>selijke geest <strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
kosmos. Het comm<strong>en</strong>taar heeft dan vooral
etrekking op de antieke notie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
schepp<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wereld, door mathematisch<br />
vorm te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de prima materia. Zowel<br />
beschaving zelf als <strong>het</strong> mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kunstwerk,<br />
kan m<strong>en</strong> definiër<strong>en</strong> als <strong>het</strong> gevecht <strong>van</strong><br />
de m<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> de chaos <strong>en</strong> zijn oprichting<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> tempel <strong>van</strong> architectuur die e<strong>en</strong> navolging<br />
is <strong>van</strong> <strong>het</strong> model waarnaar de Demiurg<br />
de wereld construeerde. Tertio is de<br />
constructie de uitdrukking <strong>van</strong> filosofische<br />
overweging<strong>en</strong> <strong>van</strong> meer epistemologische<br />
aard, omdat de ord<strong>en</strong>ing datg<strong>en</strong>e is, waardoor<br />
alles gek<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong>. Door <strong>het</strong><br />
aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> structuur in <strong>het</strong> miniatuurmodel<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kunstwerk, br<strong>en</strong>gt m<strong>en</strong> ook<br />
structuur in de wereld in <strong>het</strong> groot, <strong>het</strong> universum<br />
<strong>van</strong> gedacht<strong>en</strong>; op dit niveau is de<br />
beschrijving e<strong>en</strong> idee of model, maar tev<strong>en</strong>s<br />
de betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> <strong>het</strong> ding dat beschrev<strong>en</strong><br />
wordt, <strong>en</strong> in de antieke gedacht<strong>en</strong>gang was<br />
quod significat <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hogere orde dan<br />
quod significatur, omdat <strong>het</strong> overdraagbaar<br />
<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>t is. Volg<strong>en</strong>s VITRUVIUS was<br />
<strong>het</strong> door deze hogere categorie <strong>van</strong> de beschrijving<br />
– in zijn puurste vorm uit te druk”<br />
k<strong>en</strong> in getall<strong>en</strong> <strong>en</strong> getalsverhouding<strong>en</strong> – dat<br />
architectuur haar status <strong>van</strong> theoretische<br />
kunst verdi<strong>en</strong>de; maar <strong>het</strong>zelfde geldt ev<strong>en</strong>zeer<br />
voor andere kunstvorm<strong>en</strong>. Op de vierde<br />
plaats, maar in e<strong>en</strong> geheel andere zin, heeft<br />
de constructie e<strong>en</strong> traditionele betek<strong>en</strong>is,<br />
omdat de schrijver of de maker, of hij nou<br />
wil of niet, gebruik maakt <strong>van</strong> modell<strong>en</strong>, <strong>van</strong><br />
bouwmiddel<strong>en</strong>, <strong>van</strong> verbinding<strong>en</strong>, zog<strong>en</strong>aamde<br />
‘inher<strong>en</strong>te structur<strong>en</strong>’, die <strong>het</strong> meest<br />
noodzakelijk <strong>en</strong> <strong>het</strong> meest voorhand<strong>en</strong> zijn<br />
(want ook al kun je ‘uit <strong>het</strong> niets’ e<strong>en</strong> boek<br />
of e<strong>en</strong> gebouw construer<strong>en</strong>, de middel<strong>en</strong><br />
waarmee kun je niet uit <strong>het</strong> niets tover<strong>en</strong>),<br />
terwijl deze modell<strong>en</strong> door hun eeuwige onveranderlijkheid<br />
of modieuze gevarieerdheid<br />
ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s inher<strong>en</strong>t zijn als unieke verschijning<strong>en</strong><br />
in de overlevering.<br />
PUBLIUS VERGILIUS MARO is voor ons<br />
309<br />
e<strong>en</strong> voorbeeld zowel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> bepaalde<br />
constructiemiddel<strong>en</strong> gebruik mak<strong>en</strong>d, traditioneel<br />
kunst<strong>en</strong>aar, alsook <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hogelijk<br />
zelfbewust <strong>en</strong> origineel architect. In de epische<br />
traditie <strong>van</strong> HOMERUS tot LUCRE-<br />
TIUS, <strong>en</strong> door CATULLUS ook in die <strong>van</strong><br />
de door VERGILIUS beoef<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ingepaste<br />
lyrische epyllion. war<strong>en</strong> al <strong>en</strong>ige onontbeerlijk<br />
lijk<strong>en</strong>de constructieschema’s ontwikkeld.<br />
Deze zijn: e<strong>en</strong> op de getall<strong>en</strong>reeks (die <strong>het</strong><br />
alfabet in oorsprong is) geïnspireerd alterner<strong>en</strong>d<br />
principe (te bereik<strong>en</strong> door meer of minder<br />
nadruk, actie of beschouwing, overe<strong>en</strong>stemming<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> contrast<strong>en</strong>), binaire verdeling<strong>en</strong><br />
(<strong>het</strong> ritme <strong>van</strong> de alternering nu in <strong>het</strong><br />
groot) <strong>en</strong> de drievoudige verdeling die <strong>het</strong><br />
mogelijk maakt complexe palindromische<br />
spiegeling<strong>en</strong> te construer<strong>en</strong> (de zog<strong>en</strong>aamde<br />
recessed panel-constructies). Deze verdeling<strong>en</strong><br />
werd<strong>en</strong> zoveel mogelijk tegelijk toegepast.<br />
VERGILIUS met zijn bijzondere belangstelling<br />
voor mathematische zak<strong>en</strong> (DO-<br />
NATUS 4748), perfectioneert alle hem bek<strong>en</strong>de<br />
constructiemiddel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bijzonder<br />
sophisticated and subtiele manier, gebruikmak<strong>en</strong>d<br />
<strong>van</strong> geometrische modell<strong>en</strong> om zijn<br />
beschouwing<strong>en</strong> over de kosmos als tijd <strong>en</strong><br />
ruimte gestalte te gev<strong>en</strong> in de architectuur<br />
<strong>van</strong> zijn meesterwerk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> op dezelfde manier<br />
zijn thematiek verknüpf<strong>en</strong>d met e<strong>en</strong><br />
aanschouwelijke propositie over dood <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />
De mathematische precisie waarmee hij<br />
<strong>van</strong>uit de kleinste bouwelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, verfijnd<br />
stucwerk <strong>en</strong> hybridische decoraties e<strong>en</strong> in zijn<br />
grootste lijn<strong>en</strong> dubbelzinnig sprek<strong>en</strong>de totaalconstructie<br />
bereikt, waarbij modern uitgedrukt<br />
irrationele verhouding<strong>en</strong> tot drie cijfers<br />
achter de komma precies zijn, was voor<br />
ons ev<strong>en</strong> verbluff<strong>en</strong>d als voorbeeldig.<br />
De constructie <strong>van</strong> onze eig<strong>en</strong> romans is gebaseerd<br />
op de opvatting <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar<br />
als e<strong>en</strong> zelfbewuste artifex, die in zijn strev<strong>en</strong><br />
naar de Ideale Schoonheid zich voortdur<strong>en</strong>d<br />
vergelijkt met de kunst<strong>en</strong>aars uit de oud-
310<br />
heid, voor wie bedrev<strong>en</strong>heid in de kunst<strong>en</strong><br />
betek<strong>en</strong>de dat zij met objectieve <strong>en</strong> mathematische<br />
middel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> niet aan mode onderhevig,<br />
theoretisch beeld trachtt<strong>en</strong> te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>;<br />
welke opvatting regelrecht staat teg<strong>en</strong>over<br />
de gebruikelijke, abusievelijke betek<strong>en</strong>is<br />
die aan ‘schepping’ wordt toegek<strong>en</strong>d, de romantische<br />
‘creatio ex nihilo’ met zijn connotaties<br />
<strong>van</strong> spontaniteit, eerlijkheid <strong>en</strong> echtheid.<br />
In <strong>het</strong> Schnorkel und Muschel-paleis <strong>van</strong> Dr.<br />
Muller, e<strong>en</strong> episode die e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale plaats<br />
inneemt in de roman Erwin, wanneer de<br />
handeling<strong>en</strong> stil lijk<strong>en</strong> te staan, maar de verborg<strong>en</strong><br />
stemm<strong>en</strong> <strong>het</strong> luidste sprek<strong>en</strong>, wordt<br />
Erwin Gard<strong>en</strong> geconfronteerd met <strong>en</strong>ige aaftdo<strong>en</strong>lijke,<br />
iconografisch uitgevoerde tableaux<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> wanhopige Ariadne. De draad<br />
<strong>van</strong> Ariadne voert de lezer, met verwijzing<strong>en</strong><br />
naar de constructies <strong>van</strong> VERGILIUS’ grote<br />
voorbeeld CATULLUS, naar <strong>het</strong> c<strong>en</strong>trum<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Labyrinth <strong>van</strong> de Geest dat dit boek<br />
is. Het is <strong>het</strong> <strong>en</strong>e uiteinde <strong>van</strong> <strong>het</strong> verhaal<br />
hoe Theseus de Minoi’sche stier verslaat. Het<br />
verhaal gaat als volgt: de zoon <strong>van</strong> Minos<br />
(wi<strong>en</strong>s oom Cadmus <strong>het</strong> alfabet naar Griek<strong>en</strong>land<br />
luid gebracht, waar hij vervolg<strong>en</strong>s<br />
koning werd na de draak bij Thebe gedood<br />
te hebb<strong>en</strong>), Androgeus, kwam naar Ath<strong>en</strong>e<br />
om de overwinning te behal<strong>en</strong> in de spel<strong>en</strong><br />
die Aegeus, de koning <strong>van</strong> Ath<strong>en</strong>e, had georganiseerd.<br />
Jaloers op deze overwinning vermoordde<br />
deze koning Minos’ zoon verraderlijk.<br />
Als straf voor zijn misdaad liet Minos de<br />
Ath<strong>en</strong>ers elke neg<strong>en</strong> jaar e<strong>en</strong> groep <strong>van</strong> zev<strong>en</strong><br />
jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> zev<strong>en</strong> meisjes naar Knossos stur<strong>en</strong>,<br />
als offer voor de Minotaurus in <strong>het</strong> labyrinth.<br />
Twee maal hadd<strong>en</strong> de Ath<strong>en</strong>ers aan<br />
<strong>het</strong> verzoek voldaan, to<strong>en</strong>, nadat voor de<br />
derde maal neg<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verstrek<strong>en</strong>,<br />
Theseus, de zoon <strong>van</strong> de koning, naar Ath<strong>en</strong>e<br />
terugkeerde <strong>en</strong> <strong>het</strong> hele droevige verhaal<br />
te hor<strong>en</strong> kreeg. Hij nam de plaats in <strong>van</strong> één<br />
<strong>van</strong> de veerti<strong>en</strong> slachtoffers <strong>en</strong> zeilde naar<br />
Knossos, waar hij met behulp <strong>van</strong> de hevig<br />
verliefde dochter <strong>van</strong> Minos, Ariadne, aan de<br />
hand <strong>van</strong> e<strong>en</strong> draad <strong>het</strong> labyrinth binn<strong>en</strong>drong<br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> beest doodde.<br />
De historische betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> deze mythe<br />
lijkt ons geleg<strong>en</strong> in <strong>het</strong> vestig<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
Athe<strong>en</strong>se hegemonie bov<strong>en</strong> de tot dan toe<br />
bestaande heerschappij <strong>van</strong> de voor de Ath<strong>en</strong>ers<br />
barbaarse Minos. Het vestig<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze<br />
hegemonie ging ongetwijfeld gepaard met<br />
e<strong>en</strong> op de voorgrond tred<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> Grieks<br />
als handels- <strong>en</strong> rek<strong>en</strong>taal. Wij onderstell<strong>en</strong> nu<br />
dat de grotere kracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Griekse alfabet<br />
geleg<strong>en</strong> was in de revolutionaire invoering<br />
<strong>van</strong> de zog<strong>en</strong>aamde alfabetische decimalia.<br />
Het gebruik om met de letters <strong>van</strong> <strong>het</strong> alfabet<br />
te tell<strong>en</strong>, waardoor elke letter tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
vaste plaats in de g<strong>en</strong>eratio <strong>van</strong> <strong>het</strong> alfabet<br />
kreeg <strong>en</strong> voor mil<strong>en</strong>nia zou behoud<strong>en</strong>, is <strong>van</strong><br />
Pho<strong>en</strong>icische <strong>en</strong> Arme<strong>en</strong>se oorsprong. De radicale<br />
vernieuwing <strong>van</strong> <strong>het</strong> nieuwe systeem,<br />
e<strong>en</strong> uitvinding die algeme<strong>en</strong> aan de Griek<strong>en</strong><br />
wordt toegeschrev<strong>en</strong>, bestond nu hierin, dat<br />
m<strong>en</strong> na de I (10) niet verder telde met K<br />
(11). maar met 20 als waarde <strong>van</strong> kappa. Er<br />
is alles voor te zegg<strong>en</strong> dat de Griek<strong>en</strong> de<br />
letters <strong>van</strong> <strong>het</strong> alfabet <strong>van</strong> de Pho<strong>en</strong>iciërs<br />
oorspronkelijk als e<strong>en</strong> reeks <strong>van</strong> natuurlijke<br />
getall<strong>en</strong> overnam<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat <strong>het</strong> telsysteem<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> alfabet dus ouder is dan <strong>het</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> letters om woord<strong>en</strong> mee te vorm<strong>en</strong>.<br />
Als zuivere g<strong>en</strong>eratio had m<strong>en</strong> <strong>het</strong> alfabetische<br />
telsysteem natuurlijk in e<strong>en</strong> geometrisch<br />
aansprekelijke figuur gerangschikt,<br />
waarbij we zelfs kunn<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong> dat de<br />
vorm <strong>van</strong> de letters meespeelde of ontle<strong>en</strong>d<br />
werd aan de plaats<strong>en</strong> in de figuur <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
systeem.<br />
De drie period<strong>en</strong> <strong>van</strong> neg<strong>en</strong> jaar in de Theseus-mythe<br />
bij OVIDIUS, wijz<strong>en</strong> ongetwijfeld<br />
op e<strong>en</strong> mogelijke rangschikking <strong>van</strong> de<br />
letters als volgt:
De rangschikking als driehoeksfiguur volg<strong>en</strong>s<br />
<strong>het</strong> tetractysmodel levert de volg<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>eratio:<br />
311
312<br />
Enkele opmerking<strong>en</strong> hierover: <strong>het</strong> getal<br />
1000 werd gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> nieuw begin, in de<br />
oude notatie voorgesteld door <strong>het</strong> fallussymbool,<br />
op de moderne manier door e<strong>en</strong><br />
alpha met e<strong>en</strong> diacritisch acc<strong>en</strong>t: 1 A.<br />
In <strong>het</strong> vierkantsmodel zi<strong>en</strong> we hoe <strong>het</strong> getal<br />
vijf als sleutel <strong>van</strong> Saturnus e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale<br />
plaats inneemt. Alle somm<strong>en</strong> <strong>van</strong> drie term<strong>en</strong><br />
door <strong>het</strong> midd<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> <strong>het</strong> getal 15. In<br />
<strong>het</strong> driehoeksmodel zi<strong>en</strong> we hoe de vorm <strong>van</strong><br />
de hoekletters direct geïnspireerd<br />
is op hun plaats in de figuur. De<br />
oude letter ƒ neemt de c<strong>en</strong>trale plaats in,<br />
<strong>en</strong> geeft met de andere c<strong>en</strong>trale symbol<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> <strong>het</strong> getal <strong>van</strong> de chaos: 666,<br />
waardoor de draak ingekapseld zit ‘m <strong>het</strong><br />
ordebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>d systeem. Het vestig<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
nieuwe orde moet altijd word<strong>en</strong> voorafgegaan<br />
door <strong>het</strong> dod<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mythische<br />
draak. Complem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> we de g<strong>en</strong>eratio met<br />
<strong>het</strong> symbool voor 1000, de fallus, dan hebb<strong>en</strong><br />
we <strong>het</strong> getal <strong>van</strong> de vrouwelijke maancyclus,<br />
28.<br />
De Ariadne-mythe is dus gebouwd om <strong>het</strong><br />
oude schema <strong>van</strong> <strong>het</strong> Griekse alfabet, dat<br />
later werd vere<strong>en</strong>voudigd tot de 24 ons op<br />
school geleerde letters <strong>van</strong> de Alexandrijnse<br />
canon. Dit alfabet is dus e<strong>en</strong> thematische <strong>en</strong><br />
constructieve drager voor de roman Erwin,<br />
die als hoofdonderwerp de literatuur heeft.<br />
In canons <strong>en</strong> opsomming<strong>en</strong> in <strong>het</strong> boek<br />
wordt met dit alfabet geteld, <strong>en</strong> de eerste <strong>en</strong><br />
laatste zinn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> met hun initial<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
alfabetische aftelling zi<strong>en</strong>. Het is overbodig<br />
in te gaan op de literaire conv<strong>en</strong>tie die <strong>het</strong><br />
getal 24 sinds HOMERUS heeft, <strong>en</strong> op <strong>het</strong><br />
gebruik daar<strong>van</strong> in Erwin.<br />
Het aantal alinea’s <strong>van</strong> Erwin, 3 x 24 = 72,<br />
suggerer<strong>en</strong>d <strong>het</strong> jaar (19)72 (terwijl de vijf<br />
del<strong>en</strong> <strong>en</strong> ti<strong>en</strong> hoofdstukk<strong>en</strong> de vijfde dag <strong>van</strong><br />
de ti<strong>en</strong>de maand <strong>van</strong> dat jaar suggerer<strong>en</strong>), is<br />
ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zowel als numerieke compositie <strong>en</strong><br />
als literaire conv<strong>en</strong>tie interessant. Dit getal is<br />
<strong>het</strong> dubbele <strong>van</strong> <strong>het</strong> volmaakte quadraat, <strong>en</strong><br />
laat ook de dubbele ver<strong>en</strong>iging <strong>van</strong> <strong>het</strong> mannelijke<br />
<strong>en</strong> vrouwelijke principe zi<strong>en</strong>:<br />
72 = 2 x 36 = 2 3 . 3 2<br />
In de Bijbel komt dit getal dikwijls voor. Er<br />
zijn 72 vertalers <strong>van</strong> de Septuagint, 72 missionariss<strong>en</strong><br />
volg<strong>en</strong>s LUC AS <strong>en</strong> de doorn<strong>en</strong>kroon<br />
<strong>van</strong> de Verlosser had 72 doorn<strong>en</strong>. De<br />
72 pijn<strong>en</strong> <strong>van</strong> Erwin kom<strong>en</strong> overe<strong>en</strong> met de<br />
72.000 z<strong>en</strong>uw<strong>en</strong> in <strong>het</strong> m<strong>en</strong>selijk lichaam die<br />
de Hindoes teld<strong>en</strong>. Natuurlijk will<strong>en</strong> wij ge<strong>en</strong><br />
uitputt<strong>en</strong>de behandeling <strong>van</strong> ons eig<strong>en</strong><br />
bouwwerk gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> wij hiermee<br />
slechts <strong>en</strong>kele aanknopingspunt<strong>en</strong> aangereikt.<br />
Was de structuur <strong>van</strong> Erwin regelmatig, statisch,<br />
star <strong>en</strong> symmetrisch als e<strong>en</strong> klok, als<br />
de afgemet<strong>en</strong> mat<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uitvaartmars,<br />
ons volg<strong>en</strong>d boek Michael <strong>van</strong> Mander, laat<br />
uitw<strong>en</strong>dig e<strong>en</strong> barokke, asymmetrische figuur<br />
zi<strong>en</strong>, omdat <strong>het</strong> thema de maniëristische<br />
schilderkunst is, die ev<strong>en</strong>wel juist verkreg<strong>en</strong><br />
wordt door de str<strong>en</strong>gste <strong>en</strong> meest onverbiddelijke<br />
toepassing <strong>van</strong> de tetractys <strong>en</strong> de<br />
edelste verhouding.<br />
Pythagoras wordt, zoals eerder gezegd, e<strong>en</strong><br />
tweede Prometheus g<strong>en</strong>oemd. De echte Prometheus,<br />
die <strong>het</strong> vuur uit de hemel stal, <strong>en</strong> in<br />
navolging <strong>van</strong> Hephaistos de eerste m<strong>en</strong>selijke<br />
artifex was, staat c<strong>en</strong>traal in <strong>het</strong> mythologisch<br />
apparaat <strong>van</strong> Michael <strong>van</strong> Mander. De<br />
kunst<strong>en</strong>aar (<strong>en</strong> net zoals Erwin de opleiding<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> schrijver behandelt, gaat Michael <strong>van</strong><br />
Mander over de opleiding <strong>van</strong> e<strong>en</strong> schilder)<br />
zal in de microcosmos <strong>van</strong> zijn kunstwerk de<br />
macrocosmos <strong>van</strong> de Demiurg imiter<strong>en</strong>, naar<br />
<strong>het</strong> voorbeeld <strong>van</strong> de mythische Prometheus<br />
die Hephaistos imiteerde.<br />
Om zijn compositie in de meest ideale verhouding<strong>en</strong><br />
op te del<strong>en</strong>, liet hij zich inspirer<strong>en</strong><br />
door e<strong>en</strong> model dat zijn onderwerp optimaal<br />
<strong>van</strong> di<strong>en</strong>st kon zijn. PHILOLAOS had<br />
gezegd dat qualiteit <strong>en</strong> kleur, zoals <strong>het</strong> de<br />
natuur laat zi<strong>en</strong>, in <strong>het</strong> P<strong>en</strong>tagon hun oorsprong<br />
vind<strong>en</strong>. Het Silus Pythagorae, ge-
vonnd door de vijf planet<strong>en</strong>, bezit e<strong>en</strong> inw<strong>en</strong>dige,<br />
magische kracht omdat <strong>het</strong> zichzelf<br />
oneindig spiegelt <strong>en</strong> antwoord geeft op de<br />
vrag<strong>en</strong> Art, M<strong>en</strong>ge, Beschaff<strong>en</strong>heit, Ort <strong>en</strong><br />
Zeit. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> alterner<strong>en</strong>de<br />
hoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vijfhoek met zijn spiegeling <strong>het</strong><br />
mogelijk de tetractys te gebruik<strong>en</strong>. De diagonal<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> p<strong>en</strong>tagram, waarin <strong>het</strong> gespiegeld<br />
p<strong>en</strong>tagram ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> zit, snijd<strong>en</strong> elkaar<br />
in de Guld<strong>en</strong> Snede-verhouding die ontstaat<br />
wanneer twee del<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> lijnstuk zich tot<br />
elkaar verhoud<strong>en</strong> als de grootste tot <strong>het</strong> geheel.<br />
In de wiskunde <strong>van</strong> PLATO speelt deze<br />
Guld<strong>en</strong> Snede-verhouding e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te<br />
rol. PLATO accepteerde namelijk deze irrationele<br />
verhouding, waar (in de moderne wiskunde)<br />
‘wortels’ bij te pas kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij<br />
werkte er ook mee, terwijl Pythagoras <strong>het</strong><br />
bestaan er<strong>van</strong> t<strong>en</strong> <strong>en</strong>e male verworp<strong>en</strong> had.<br />
Omdat de Griekse wiskunde niet de middel<strong>en</strong><br />
bezat om deze irrationele verhouding<strong>en</strong><br />
algebraïsch aan te pakk<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k aan hun<br />
ruwe vere<strong>en</strong>voudiging <strong>van</strong> de ratio tuss<strong>en</strong> de<br />
oppervlakte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> cirkel met <strong>het</strong> vierkant<br />
<strong>van</strong> zijn straal), betek<strong>en</strong>de dit e<strong>en</strong> overgang<br />
<strong>van</strong> de nadruk op algebra <strong>en</strong> getall<strong>en</strong>led naar<br />
e<strong>en</strong> meetkundige aanpak. Het bestaan <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> aantal <strong>van</strong> precies vijf regelmatige veelvlakk<strong>en</strong><br />
(tetraëder. kubus, octaëder, dodekaëder<br />
<strong>en</strong> icosaëder) die PLATO noemt in de<br />
Timaeus. werd bewez<strong>en</strong> door EUCLIDES<br />
e<strong>en</strong> leerling uit de school <strong>van</strong> PLATO, met<br />
behulp <strong>van</strong> de Guld<strong>en</strong> Snedeverhouding.<br />
In de linkerfiguur (zie onder) is dus:<br />
313<br />
In <strong>het</strong> Liber Abaci <strong>van</strong> FIBONACCI (LEO-<br />
NARDO PISANO), dat in de R<strong>en</strong>aissance<br />
met voorbijgaan aan de Griekse wiskunde<br />
e<strong>en</strong> opleving <strong>van</strong> de Arabische algebra betek<strong>en</strong>de,<br />
vind<strong>en</strong> wij de zog<strong>en</strong>aamde ‘komjn<strong>en</strong>reeks’;<br />
1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, ...<br />
(waarin iedere term gelijk is aan de som <strong>van</strong><br />
de beide voorafgaande term<strong>en</strong>:<br />
a <strong>en</strong> b zijn de wortels <strong>van</strong> de vergelijking: x 2<br />
- x - l = 0); hierin schuilt dezelfde ideale<br />
verhouding, die steeds dichter b<strong>en</strong>aderd<br />
wordt naarmate de reeks vordert, bijvoorbeeld:
314<br />
In deze Super-Tetractys <strong>van</strong> 10 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
55 units (1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 +<br />
10 = 55), hebb<strong>en</strong> wij voor Michael <strong>van</strong> Mander<br />
<strong>het</strong> totaal aantal woord<strong>en</strong> per unit vastgesteld<br />
in e<strong>en</strong> reeks (a 1, a 2, a 3, a 4, a 5, a 6,<br />
a 7, a 8, a 9, a 10)? waar<strong>van</strong> de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />
term<strong>en</strong> zich verhoud<strong>en</strong> als bij de reeks <strong>van</strong><br />
FIBONACCI. Nem<strong>en</strong> wij de linkerterm <strong>van</strong><br />
de onderste rij als top <strong>en</strong> alle rechter term<strong>en</strong><br />
als basis, <strong>en</strong> tell<strong>en</strong> we zo de rij<strong>en</strong> af, dan<br />
tell<strong>en</strong> we tegelijkertijd (<strong>van</strong> rechts naar links)<br />
<strong>het</strong> aantal onderverdeling<strong>en</strong> per unit, dus <strong>van</strong><br />
nul (ge<strong>en</strong> onderverdeling<strong>en</strong>) tot neg<strong>en</strong> (neg<strong>en</strong><br />
verdelers geeft ti<strong>en</strong> verdeelde part<strong>en</strong>).<br />
Zo hebb<strong>en</strong> wij nu vastgesteld vijf del<strong>en</strong>, ti<strong>en</strong><br />
hoofdstukk<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> oplop<strong>en</strong>d aantal units<br />
<strong>van</strong> aflop<strong>en</strong>de l<strong>en</strong>gte, 55 in totaal, <strong>het</strong> aantal<br />
woord<strong>en</strong> verhoudingsgewijs per unit <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong><br />
per unit voor verdere verdeling<strong>en</strong>.<br />
Het is dus niet nodig voor <strong>het</strong> b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> begrip schoonheid zich te verschuil<strong>en</strong><br />
achter e<strong>en</strong> je ne sais quoi. E<strong>en</strong> quantitatieve<br />
b<strong>en</strong>aderingswijze <strong>van</strong> de est<strong>het</strong>iek heeft zowel<br />
voor de analyse als voor de compositie<br />
<strong>het</strong> voordeel <strong>van</strong> de mogelijkheid e<strong>en</strong> hiërarchie<br />
<strong>van</strong> niveau <strong>van</strong> beschouwing<strong>en</strong> aan te<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, waarin telk<strong>en</strong>s, bij iedere stap, zowel<br />
<strong>van</strong> de ‘opbouw’ als <strong>van</strong> de ‘afbraak’ e<strong>en</strong><br />
inzicht in de kwaliteit<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>.
Het Orpheus-thema in de Nederlandse<br />
letterkunde <strong>van</strong> deze eeuw<br />
Duiding <strong>van</strong> de Orpheus-fignnr<br />
E. De Laet<br />
315<br />
Uit de aard zelf <strong>van</strong> de Orpheus-myth<strong>en</strong> is <strong>het</strong> schier onmogelijk dat de letterkundig<strong>en</strong> eraan<br />
zoud<strong>en</strong> voorbijgaan. In de figuur <strong>van</strong> Orpheus onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> we drie gestalt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> brede<br />
‘actieradius’; vooreerst is hij de magische zanger die door de betovering <strong>van</strong> zijn gezang de<br />
gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de natuur doorbreekt (dier<strong>en</strong>, bom<strong>en</strong> <strong>en</strong> st<strong>en</strong><strong>en</strong> volg<strong>en</strong> hem) <strong>en</strong> speciaal die <strong>van</strong> de<br />
dood. Hierdoor krijgt hij opnieuw contact met zijn overled<strong>en</strong> vrouw Eurydice, doch dit contact<br />
wordt verbrok<strong>en</strong> door zijn gebrek aan beheersing (nl. de fatale blik achterom). Orpheus is dus<br />
e<strong>en</strong> ongelukkige minnaar die tweemaal zijn geliefde verliest. T<strong>en</strong> slotte is de Thracièr ook de<br />
stichter <strong>van</strong> mysteriën waardoor de ingewijd<strong>en</strong> innerlijke rust vind<strong>en</strong> op voorwaarde althans dat<br />
ze bepaalde leefregels, o.a. geweldloosheid, nalev<strong>en</strong>. Hierdoor komt Orpheus de Messias nader,<br />
wat overig<strong>en</strong>s ook iconografisch door de eerste christ<strong>en</strong><strong>en</strong> is vastgelegd. Deze to<strong>en</strong>adering<br />
vind<strong>en</strong> we ook in de portrettering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> jongeman door H. MARSMAN: ‘En hij (Gino) had<br />
iets <strong>van</strong> die versmelting <strong>van</strong> Orpheus <strong>en</strong> <strong>het</strong> Lam.’ 1 , alsook in de versregels <strong>van</strong> B. DECORTE:<br />
‘Wees dan al zanger <strong>en</strong> gezalfde <strong>van</strong> de Heer/als u de hoer<strong>en</strong> lijk e<strong>en</strong> hemd aan stukk<strong>en</strong> rijt<strong>en</strong>.’ 2<br />
Volg<strong>en</strong>s C.G. Jung is Orpheus e<strong>en</strong> uitermate belangrijk arc<strong>het</strong>ype omdat ik in hem twee andere<br />
oergestalt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> synthese vind<strong>en</strong>, m.n. Christus <strong>en</strong> Dionysus 3 . Psycho-analystisch bekek<strong>en</strong>, kan<br />
Orpheus de m<strong>en</strong>s figurer<strong>en</strong> in wie e<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>veld <strong>van</strong> spanning<strong>en</strong> ligt, meer bepaald de<br />
polariteit tuss<strong>en</strong> <strong>het</strong> apollinisch strev<strong>en</strong> naar aardse ontstijging door middel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> muzische<br />
activiteit <strong>en</strong> de tellurisclie gebond<strong>en</strong>heid in dionysische zinnem-oes. Orpheus belichaamt <strong>het</strong><br />
demonische <strong>van</strong> deze streving<strong>en</strong> 4 .<br />
Hiermee is duidelijk dat de myth<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orpheus rak<strong>en</strong> aan de grote mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> in<br />
<strong>het</strong> algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan dat <strong>van</strong> de kunst<strong>en</strong>aar in <strong>het</strong> bijzonder.<br />
Bij wijze <strong>van</strong> overzicht vermeld<strong>en</strong> we dat omstreeks de eeuww<strong>en</strong>de in de Franse letterkunde<br />
veel belangstelling bestond voor de figuur <strong>van</strong> Orpheus. Zeer vlug is de invloed daar<strong>van</strong> ook in<br />
onze letterkunde vast te stell<strong>en</strong>: in 1903 publiceerde A. de WIT haar roman Orpheus in de<br />
Dessa, waarin de Indo fluitspeler Si-B<strong>en</strong>gkok bij haar de Thracische lierspeler oproept, <strong>en</strong> in<br />
1906 liet A. GUTTELING e<strong>en</strong> vrij om<strong>van</strong>grijk Orpheus <strong>en</strong> Eurydice-gedicht verschijn<strong>en</strong>. Uit de<br />
bibliografie – die ge<strong>en</strong> volledigheid kan pret<strong>en</strong>der<strong>en</strong> – moge blijk<strong>en</strong> dat: de laatste Orpheus-<br />
-bundel dateert <strong>van</strong> 1969 <strong>en</strong> de laatste Orpheus-roman <strong>van</strong> 1975, dat er slechts één toneelstuk<br />
te signaler<strong>en</strong> valt <strong>en</strong> één “totaal spektakel”, m.n. Orfeus <strong>van</strong> L. de Boer (1977), <strong>en</strong> dat Orpheus<br />
bepaald ‘in’ is geweest in de jar<strong>en</strong> veertig <strong>en</strong> zestig.
316<br />
I: poëzie<br />
Het is nietteg<strong>en</strong>staande bov<strong>en</strong>staande overweging<strong>en</strong> toch nog e<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>ame verrassing te<br />
constater<strong>en</strong> hoeveel dichters Orpheus in hun werk hebb<strong>en</strong> ingepast. Het is ons <strong>van</strong>zelfsprek<strong>en</strong>d<br />
onmogelijk in dit korte artikel op zelfs nog maar de grootst<strong>en</strong> uit de rij diep in te gaan 5 , maar<br />
wij will<strong>en</strong> wel bij vier dichters, twee Noordnederlandse (ACHTERBERG <strong>en</strong> LUCEBERT) <strong>en</strong><br />
twee Vlaamse (ALBE <strong>en</strong> HENSEN), ev<strong>en</strong> ingaan op welke aparte manier zij in Orpheus e<strong>en</strong><br />
zingever <strong>van</strong> hun booschap hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>.<br />
ACHTERBERG: Orpheus of de geslaagde her<strong>en</strong>iging<br />
Wanneer de naam G. ACHTERBERG valt, wordt mete<strong>en</strong> gedacht aan hermetische poëzie, die in<br />
feite niets anders is dan e<strong>en</strong> eindeloze maar immer aantrekkelijke herzegging <strong>van</strong> <strong>het</strong> c<strong>en</strong>trale<br />
motief: de poging om met de gestorv<strong>en</strong> geliefde opnieuw contact te krijg<strong>en</strong>. Gans zijn werk is<br />
dus één variatie op <strong>het</strong>zelfde thema: Orpheus word<strong>en</strong>. De dichter tracht binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> woord de<br />
gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dood te overbrugg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de fysieke afwezigheid te ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> geestelijke<br />
e<strong>en</strong>wording.<br />
Wanneer hij slaagt in zijn poging dan wordt de geliefde e<strong>en</strong> Eurydice, wat dan ook de titel <strong>van</strong><br />
e<strong>en</strong> triomfantelijke bundel is (1944). Hij wordt e<strong>en</strong> ‘Orpheus’, zoals veelbetek<strong>en</strong><strong>en</strong>d <strong>het</strong> eerste<br />
gedicht <strong>van</strong> deze bundel getiteld wordt (zie ook blz. 252). ‘De str<strong>en</strong>ge gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong><br />
dood/zijn overschred<strong>en</strong> zonder licht/...Achter mij sluit<strong>en</strong> zich als haar/verhindering <strong>en</strong> siddering.’<br />
Zoals Orpheus voor Pluto <strong>en</strong> Proserpina zijn leed ver-taal-de <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>het</strong> woord zijn<br />
totale innerlijkheid omvatte, zo doet ACHTERBERG ook: ‘Ik kan alle<strong>en</strong> nog sam<strong>en</strong>zwer<strong>en</strong>/met<br />
vuur <strong>en</strong> water, lucht <strong>en</strong> sterr<strong>en</strong>,/die e<strong>en</strong>maal in uw og<strong>en</strong> blonk<strong>en</strong>,/door ze tot lied te transformer<strong>en</strong>/beeld<br />
<strong>van</strong> hun beeld, met u verzonk<strong>en</strong>.’ (‘Bruidslied’) Omkijk<strong>en</strong> kanvoor ACHTERBERG<br />
ge<strong>en</strong> verbod zijn; integ<strong>en</strong>deel, <strong>het</strong> is e<strong>en</strong> gebod (vgl. Limiet, o.a. ‘Retrograde’ <strong>en</strong> ‘Backward’).<br />
De mythe wordt niet in e<strong>en</strong> of andere vorm naverteld, noch wordt erop gealludeerd in de tekst<br />
zelf. De titels zijn duidelijk g<strong>en</strong>oeg <strong>en</strong> de symboliek ligt op e<strong>en</strong> dieper vlak: ‘ACHTERBERG is<br />
niet als Orpheus, als de Sprookjesprins; hij is letterlijk <strong>en</strong> lijfelijk de e<strong>en</strong> <strong>en</strong> de andere, de e<strong>en</strong> in<br />
de andere.’ 6<br />
LUCEBERT: Orpheus of de vitaliteit <strong>van</strong> de woord<br />
In geheel zijn oeuvre wil LUCEBERT taaldestructor <strong>en</strong> taalschepper zijn. Dit is beslist e<strong>en</strong><br />
moeilijke opdracht door <strong>het</strong> verraad dat best<strong>en</strong>dig aan <strong>het</strong> woord wordt gepleegd. In de bundel<br />
Van de afgrond tot de luchtm<strong>en</strong>s (1953) gaat de dichter e<strong>en</strong>s te meer tekeer teg<strong>en</strong> <strong>het</strong><br />
onwaarachtig sprek<strong>en</strong>, <strong>het</strong> complicer<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> <strong>het</strong> contact met de echte<br />
werkelijkheid.<br />
Maar als m<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> wordt <strong>van</strong> wat m<strong>en</strong> liefheeft, dan wordt ‘<strong>het</strong> e<strong>en</strong>s stral<strong>en</strong>de huis e<strong>en</strong><br />
zwet<strong>en</strong>de kuil <strong>en</strong> door worm<strong>en</strong> rovers beringd’. Dan is <strong>het</strong> mom<strong>en</strong>t aangebrok<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />
‘Orphuis’ te word<strong>en</strong> die met <strong>het</strong> woord (‘zing<strong>en</strong>d zing<strong>en</strong>d zing<strong>en</strong>de’) de leegte in <strong>het</strong> huis, in de<br />
tijd <strong>en</strong> in <strong>het</strong> hart weer kan vull<strong>en</strong> met goedheid <strong>en</strong> droom. Het woord is immers ‘wel gewond<br />
maar ook/met heimwee gehelmd is e<strong>en</strong> nest is e<strong>en</strong> weg/e<strong>en</strong> glanz<strong>en</strong>de schelp of e<strong>en</strong> dans<strong>en</strong>de<br />
hand’. De taal herstelt <strong>het</strong> contact <strong>en</strong> ver<strong>van</strong>gt de dysforie door de euforie 7
Orpheus kan voor LUCEBERT optimaal zijn dichterlijk ideaal symboliser<strong>en</strong>: <strong>van</strong>uit de afgrond<br />
<strong>van</strong> de m<strong>en</strong>selijke beperktheid ‘tracht<strong>en</strong> op poëtische wijze’ opnieuw e<strong>en</strong> luchtm<strong>en</strong>s te word<strong>en</strong>.<br />
En aangezi<strong>en</strong> niets schrijn<strong>en</strong>der is dan <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierbare, wordt hierin de kracht <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> woord op zijn vitaliteit getoetst.<br />
HENSEN: Orpheus of de overwinning op de twijfel<br />
Reeds Van in zijn debuutbundel ‘Cirkel tot Narkissos’ (1938) worstelt Herwig HENSEN met e<strong>en</strong><br />
beangstig<strong>en</strong>d lev<strong>en</strong>sgevoel: twijfel holt zijn liefde <strong>en</strong> lev<strong>en</strong> uit. In deze gedicht<strong>en</strong> tracht hij bij<br />
zichzelf e<strong>en</strong> verantwoorde beleving <strong>van</strong> de liefde te bereik<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hij komt tot <strong>het</strong> inzicht dat<br />
liefde <strong>en</strong> twijfel sam<strong>en</strong> niet kunn<strong>en</strong> bestaan. In deze introspectie speelt <strong>het</strong> Orpheus-gedicht (II,<br />
8) e<strong>en</strong> verhelder<strong>en</strong>de rol. Hij kan niet beminn<strong>en</strong> als ‘de blijde Orpheus’ die vol is <strong>van</strong> <strong>het</strong> geluk<br />
om Eurydice, noch als ‘de weke Orpheus’ die zijn zieleleed om haar sterv<strong>en</strong> aan Persephonè<br />
blootlegt. Hij kan slechts liefhebb<strong>en</strong> als ‘de twijfel<strong>en</strong>de Orpheus1 die met zijn Eurydice op weg<br />
is naar <strong>het</strong> licht. Maar deze liefde is slechts e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>stadium tuss<strong>en</strong> twijfel <strong>en</strong> zekerheid. In de<br />
blik achterwaarts krijgt Orpheus zekerheid, maar hierdoor heeft hij ook zijn geliefde verlor<strong>en</strong>.<br />
In <strong>het</strong> besef dat echte liefde niet gaat op de snede <strong>van</strong> <strong>het</strong> mes <strong>van</strong> de twijfel, besluit HENSEN<br />
om te kijk<strong>en</strong> om zichzelf te behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> zichzelf e<strong>en</strong> zekerheid aan te bied<strong>en</strong>.<br />
Doch deze zekerheid is zo wankel in <strong>het</strong> aanschijn <strong>van</strong> de dood dat zij opnieuw overgaat in<br />
twijfel omtr<strong>en</strong>t alles. Deze twijfel is zelfs <strong>het</strong> <strong>en</strong>ige élan vital <strong>en</strong> <strong>het</strong> geloof in de schepp<strong>en</strong>de<br />
lev<strong>en</strong>s- <strong>en</strong> schoonheidsfunctie <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord <strong>het</strong> antidotum teg<strong>en</strong> <strong>het</strong> nihilisme. Dit zijn de<br />
twee hoofdgedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong> ‘Orpheus in dit Avondland’ (1955). Wanneer <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>seinde in <strong>het</strong><br />
verschiet is, wacht<strong>en</strong> wij ‘hol, <strong>van</strong> afkeer <strong>en</strong> onrust bezet<strong>en</strong> op de Bacchant<strong>en</strong> <strong>van</strong> de dood’. De<br />
m<strong>en</strong>s kan deze innerlijke ontreddering op<strong>van</strong>g<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> kalmer<strong>en</strong>de schrijfdaad. In <strong>het</strong> gedicht<br />
moet de twijfel in lev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de natuurlijke aandrang in, net als Orpheus’<br />
gestelt<strong>en</strong>is tot vóór <strong>het</strong> fatale mom<strong>en</strong>t. “Niet omzi<strong>en</strong>, Orpheus. Uithoud<strong>en</strong>, verdrag<strong>en</strong>./Hoog is<br />
de prijs die gij bewust betaalt:/Eurudike, pas achterhaald/moet gij telk<strong>en</strong>s nog wag<strong>en</strong>.’ Bewust<br />
de versmall<strong>en</strong>de weg naar <strong>het</strong> einde gaan, in <strong>het</strong> bewustzijn dat m<strong>en</strong> de dood-in-<strong>het</strong>-lev<strong>en</strong> (lees:<br />
de zekerheid) ontelbare overwonn<strong>en</strong> heeft (lees: de twijfel) door de tover <strong>van</strong> de woord is e<strong>en</strong><br />
jubel<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>stocht te noem<strong>en</strong>, waarin Orpheus ons voorgaat. ‘Voor H<strong>en</strong>s<strong>en</strong> is dicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
doodsbezwering: e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>srealisatie: dit is niet zijn als Orpheus in de onderwereld, maar als<br />
Orpheus hier <strong>en</strong> nu, die de dood overstijgt.’ 8<br />
ALBE: Orpheus of de weg naar <strong>het</strong> volle m<strong>en</strong>s-zijn<br />
317<br />
In zijn laatste bundel ‘Seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> om Orpheus’ (1964) mijmert de dichter weg uit onze zakelijke,<br />
moderne tijd naar de tijd ‘to<strong>en</strong> de hoefslag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de paard<strong>en</strong>/<strong>en</strong> de snar<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orpheus’lied/de<br />
dag<strong>en</strong> <strong>van</strong> onze jeugd verblijdd<strong>en</strong>.’ De tijd<strong>en</strong> zijn zo veranderd dat zelfs de woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> liefde,<br />
zoals deze door Orpheus’ ballad<strong>en</strong> wordt verheerlijkt, verschaald is. Met de poëtische sfeer der<br />
verliefdheid is ook de verbeelding verdord: ‘Orpheus’ lier schonk aan de onbegr<strong>en</strong>sde/ruimte<br />
drom<strong>en</strong> <strong>en</strong> kracht/ <strong>en</strong> aan onze verbeelding vlucht.’ De moderne m<strong>en</strong>s is teruggeworp<strong>en</strong> ‘in e<strong>en</strong><br />
kring <strong>van</strong> onheilspell<strong>en</strong>de hemel<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> zi<strong>en</strong>de is hij blind. In <strong>het</strong> duister <strong>van</strong> de nacht verdringt<br />
de m<strong>en</strong>s zijn angst in hopeloos berust<strong>en</strong>, maar gelukkig kan hij zijn id<strong>en</strong>titeit in zijn diepste<br />
roersel<strong>en</strong> niet verlooch<strong>en</strong><strong>en</strong>, ‘Eurydike w<strong>en</strong>kt <strong>en</strong> Orpheus neuriet.’ <strong>en</strong> ‘Petrus looch<strong>en</strong>t. Orpheus
318<br />
belijdt.’ Orpheus is de Profeet én de Kleine Prins: ‘Orpheus zingt <strong>en</strong> vlecht zijn lied/door de<br />
stemm<strong>en</strong> <strong>en</strong> de stilt<strong>en</strong>/<strong>van</strong> onze onvoltooide jaargetijd<strong>en</strong>,/<strong>en</strong> om ons blind geloof/in zijn<br />
onsterfelijke lier/zijn wij de stille ingewijd<strong>en</strong>,/ons lot weer bind<strong>en</strong>d aan de snar<strong>en</strong>/<strong>van</strong> wel <strong>en</strong><br />
wee, <strong>van</strong> angst <strong>en</strong> nood,/<strong>en</strong> in deze vervoering één/met god <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> dier.’<br />
Bij e<strong>en</strong> rondgang door ruim e<strong>en</strong> halve eeuw Nederlandse ‘Orpheuspoëzie’ (1906-1969) lijkt <strong>het</strong><br />
dat voor vele dichters de mythe <strong>van</strong> Orpheus <strong>en</strong> Eurydice e<strong>en</strong> symbolische expressie is voor hun<br />
eig<strong>en</strong> ervaring met de meest fundam<strong>en</strong>tele gegev<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> lev<strong>en</strong>, m.n. sam<strong>en</strong>zijn <strong>en</strong><br />
scheiding. Sommig<strong>en</strong> realiseerd<strong>en</strong> in <strong>het</strong> gedicht e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> ‘Wahrheit und Dichtung’ door<br />
e<strong>en</strong> doore<strong>en</strong>schuiv<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mythische elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>het</strong> eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> (o.a. Herreman, Decorte,<br />
Achterberg). Ander<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> in de mythe de diepgang voor de uitdrukking <strong>van</strong> hun gedacht<strong>en</strong>exploraties<br />
(o.a. Verwey <strong>en</strong> H<strong>en</strong>s<strong>en</strong>) of vond<strong>en</strong> de Orpheusfiguur rele<strong>van</strong>t voor hun programmatisch<br />
dichterschap (o.a. Spellers <strong>en</strong> Albe). Orpheus is voor ander<strong>en</strong> ook de bezinning over <strong>het</strong><br />
schrijverschap zelf (o.a. Lucebert <strong>en</strong> Nol<strong>en</strong>s) waardoor sommig<strong>en</strong> zichzelf bevrijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun<br />
strijd tuss<strong>en</strong> Apollo <strong>en</strong> Dionysus door bemiddeling <strong>van</strong> Orpheus (o.a. <strong>van</strong> Eyck <strong>en</strong> Van de<br />
Woestijne). T<strong>en</strong> slotte kan deze mythe (gewoon) speels herdicht word<strong>en</strong> (o.a. Indestege <strong>en</strong><br />
Vestdijk).<br />
2: <strong>het</strong> proza<br />
Het is e<strong>en</strong> merkwaardige constatering dat in verschill<strong>en</strong>de romans e<strong>en</strong> Orpheusdrama (tweemaal<br />
de opera Orfeo ed Eurydice <strong>van</strong> Gluck <strong>en</strong> e<strong>en</strong> toneelstuk) e<strong>en</strong> kathartische uitwerking heeft op<br />
de hoofdpersonages. Op blz. 240 in dit nummer wordt <strong>van</strong> M. GIJSEN (Klaaglied om Agnes<br />
(1951) besprok<strong>en</strong>, waarin de schuchtere, wereldvreemde jongeman tot <strong>het</strong> inzicht komt, dat<br />
zijn liefde voor Agnes de w<strong>en</strong>ding betek<strong>en</strong>t naar ‘de eredi<strong>en</strong>st <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlies, <strong>van</strong> de ontzegging’.<br />
E<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg gelijkaardige situatie treff<strong>en</strong> we aan in B. KEMP, De kater <strong>van</strong> Orfeus (1960),<br />
terwijl we ook <strong>het</strong>zelfde literair procédé vind<strong>en</strong> in de roman Twee Vrouw<strong>en</strong> (1975) <strong>van</strong> H.<br />
MULISCH. Daar is de versie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Orpheusverhaal echter wel ongewoon: ‘De Hades. Alles<br />
zwart teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> witte achtergrond, -<strong>het</strong> negatief <strong>van</strong> de spermatische wereld der lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Pluto<br />
werd niet vermurwd door gezang maar door e<strong>en</strong> rijm<strong>en</strong>d gedicht, waarin Orfeus zijn verdriet<br />
beschreef. De dode Eurydike versche<strong>en</strong> zonder pruik <strong>en</strong> aangeplakte wimpers <strong>en</strong> zag er uit als<br />
wat zij werkelijk was: e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>. Het omkijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orfeus, <strong>het</strong> verzink<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn vri<strong>en</strong>d.<br />
Daarop zijn verscheuring door de Bacchant<strong>en</strong>, gespeeld door zijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> uit <strong>het</strong> eerste bedrijf,<br />
nu op hun beurt in travestie.’ Van de twee tribad<strong>en</strong>, Sylvia <strong>en</strong> de ik-figuur, herk<strong>en</strong>t deze laatste<br />
iets <strong>van</strong> hun verhouding in dit melodrama. En daarmee br<strong>en</strong>gt de auteur zijn thesis te berde dat<br />
de goddelijke tragedie zich alle<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> afspel<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> man <strong>en</strong> vrouw, waardoor <strong>het</strong> voor<br />
de hand ligt dat dat wat zich tuss<strong>en</strong> sekseg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> afspeelt, tot mislukking gedoemd is.’ En zo<br />
wordt Orpheus opnieuw geconfronteerd met <strong>het</strong> verschijnsel waar<strong>van</strong> hij naar de traditie aan de<br />
oorsprong staat!<br />
We zoud<strong>en</strong> de aanw<strong>en</strong>ding <strong>van</strong> de literaire techniek <strong>van</strong> <strong>het</strong> drama-in-<strong>het</strong> drama e<strong>en</strong> eerste<br />
constante kunn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong> in de Orpheus-romankunst. E<strong>en</strong> tweede terugker<strong>en</strong>de trek is de<br />
herk<strong>en</strong>ning door e<strong>en</strong> ander <strong>van</strong> de Orpheus-allure <strong>van</strong> <strong>het</strong> hoofdpersonage <strong>en</strong> veel sterker nog,<br />
<strong>het</strong> bewustzijn <strong>van</strong> de hoofdpersoon dat hij e<strong>en</strong> Orpheus-id<strong>en</strong>titeit bezit.
319<br />
In de korte roman Orpheus (1960) <strong>van</strong> ALBE <strong>het</strong>k<strong>en</strong>t de ik-figuur in zijn vri<strong>en</strong>d-kunst<strong>en</strong>aar E.<br />
Pemberton e<strong>en</strong> heuse Orpheus, niet alle<strong>en</strong> door di<strong>en</strong>s muzikaal tal<strong>en</strong>t maar vooral door di<strong>en</strong>s<br />
smart om <strong>het</strong> overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn vrouw. ‘De hartstochtelijk minn<strong>en</strong>de kunst<strong>en</strong>aar was inderdaad<br />
met elke zin afgedaald in de onderwereld <strong>van</strong> Hades <strong>en</strong> Persephone, dol<strong>en</strong>d als e<strong>en</strong> blinde op <strong>het</strong><br />
spoor <strong>van</strong> <strong>het</strong> eig<strong>en</strong> verlang<strong>en</strong> <strong>en</strong> tast<strong>en</strong>d naar <strong>het</strong> licht, dat alle<strong>en</strong> de blik <strong>van</strong> zijn onsterfelijke<br />
Eurydike hem kon verl<strong>en</strong><strong>en</strong>.’ Wanneer ook de echtg<strong>en</strong>oot overlijdt, gelooft de ik-figuur in de<br />
gelukkige her<strong>en</strong>iging <strong>van</strong> <strong>het</strong> paar. ‘Thans geloof ik in de eeuwige rustplaats <strong>van</strong> Orpheus <strong>en</strong><br />
Eurydike.’<br />
In <strong>het</strong> kortverhaal <strong>van</strong> J. BROUWERS, Orpheus, in de bundel Het mes op de keel (1964) wacht<br />
de di<strong>en</strong>stplichtige matroos Victor (of mogelijk Vinc<strong>en</strong>t) terneergeslag<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bar op <strong>het</strong> einde<br />
<strong>van</strong> de wereld. Als dit echter niet doorgaat, mijmert hij vol bitterheid over <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> zijn<br />
jeugd <strong>en</strong> zijn liefje. Maar plots is <strong>het</strong> geluk toch met hem: ‘Iemand praatte teg<strong>en</strong> hem. E<strong>en</strong><br />
zekere Judith. (Als Orpheus dacht hij, Ik heb mijn dode bruid terug).’ Voor hem is dit meisje<br />
zijn Judith rediviva. Na e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige ontmoeting met haar is hij weer alle<strong>en</strong>: ‘(Als Orpheus,<br />
dacht hij. Voor de tweede keer alle<strong>en</strong>.)’ Daarop ziet hij <strong>het</strong> niet meer zitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> pleegt zelfmoord<br />
door verdrinking; “(Zelfs Orpheus kreeg ge<strong>en</strong> derde keer.)’<br />
Dat H. LAMPO e<strong>en</strong> zwak heeft voor mythologische held<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwijzing<strong>en</strong> is reeds uit zijn<br />
titelkeuze af te leid<strong>en</strong>. Orpheus ligt hem erg na aan <strong>het</strong> hart, want in twee werk<strong>en</strong>, waartuss<strong>en</strong><br />
meer dan twintig jaar ligt, speelt hij e<strong>en</strong> belangrijke rol.<br />
Vooreerst is daar de onvervulde liefdesverhouding in De geliefd<strong>en</strong> <strong>van</strong> Falun (1946). Uit e<strong>en</strong><br />
toevallige ontmoeting tuss<strong>en</strong> de Belgische journalist Christiaan Terborgh <strong>en</strong> de Zweedse Anna-<br />
L<strong>en</strong>ah groeit e<strong>en</strong> liefdesrelatie die gepredistineerd is om e<strong>en</strong> Orpheus-<strong>en</strong>-Eurydiceliefde te zijn.<br />
Hun beider liefdesverklaring<strong>en</strong> in de buurt <strong>van</strong> de Orfeusfontem <strong>van</strong> C. Milles te Stockholm<br />
kunn<strong>en</strong> niet anders klink<strong>en</strong> dan: ‘Je b<strong>en</strong>t niet alle<strong>en</strong> Eurudike. Je b<strong>en</strong>t ook de weergevond<strong>en</strong><br />
Eurudike.’ <strong>en</strong> ‘Ik zou hier ur<strong>en</strong> met jou will<strong>en</strong> rondsl<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, vertrouwde mijn gezellin me toe.’<br />
Doch Christiaan voorvoelt: ‘Doch zo lang zou Orfeus Eurudike niet volg<strong>en</strong>, wèl? ’ Door de<br />
oorlog wordt hun verhouding onderbrok<strong>en</strong> <strong>en</strong> als Christiaan haar dood verneemt, zoekt hij haar<br />
graf op waarop hij haar naam schrijft: Eurudike.<br />
In De god<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> hun getal hebb<strong>en</strong> (of) Kasper in de onderwereld (1969) vind<strong>en</strong> we e<strong>en</strong><br />
zonder meer magistrale ‘herwerking’ <strong>van</strong> de mythe waarin de drie gestalt<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orpheus in<br />
symbiose lev<strong>en</strong> in Kasper. Vanaf <strong>het</strong> mom<strong>en</strong>t dat (de geestelijk gestoorde concertpianist)<br />
Kasper met zijn mondharmonika e<strong>en</strong> zeehond <strong>en</strong> e<strong>en</strong> tijger betovert, is de connectie met de<br />
magische Thracische bard gelegd. Zijn mu/iek is ook in staat geprikkelde stakers in e<strong>en</strong> café <strong>en</strong><br />
opgezweepte betogers te kalmer<strong>en</strong>. Met muziek valt vrede te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Wanneer we getuige zijn<br />
<strong>van</strong> optrekk<strong>en</strong>de schimm<strong>en</strong> op <strong>het</strong> kerkhof – waarin o.i. de auteur er Vergilius Georgica IV <strong>en</strong><br />
A<strong>en</strong>eis VI heeft op nageslag<strong>en</strong> – dan is Kasper t<strong>en</strong> volle de magische zanger in de onderwereld<br />
op zoek naar zijn geliefde.<br />
Bij die zoektocht door de strat<strong>en</strong> <strong>van</strong> Antwerp<strong>en</strong> komt hij in contact met de alchimist<br />
B<strong>en</strong>edictus die op zijn manier de weg naar de andere wereld zoekt. Beid<strong>en</strong> zijn <strong>het</strong> e<strong>en</strong>s over de<br />
k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> die weg: geweldloosheid, goedheid <strong>en</strong> volgehoud<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> naar wijsheid. In<br />
Kasper is de mysticus ontwaakt. Als hij bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> onder e<strong>en</strong> clownesk kruisbeeld zich verwant
320<br />
voelt met ‘die haveloze tweelingbroer’ <strong>van</strong> hem <strong>en</strong> daarbij de dood op <strong>het</strong> kruis waardevoller<br />
vindt dan die door verscheuring, dan is Kasper zich bewust <strong>van</strong> zijn Messiaanse id<strong>en</strong>titeit.<br />
Op zijn queeste in de onderwereld (in gradaties: stad-kerkhof-bar-flat <strong>van</strong> Eurudike) ontmoet hij<br />
t<strong>en</strong> lang<strong>en</strong> leste zijn Eurudike als ... e<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> stripteaseuze. Aangezi<strong>en</strong> hij vastbeslot<strong>en</strong> is haar<br />
‘uit de hel te redd<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> zijn fout – hij verkeert namelijk in de waan dat hij haar gedood<br />
heeft – goed te mak<strong>en</strong>, heeft hij er zelfs voor over om zich te lat<strong>en</strong> bespott<strong>en</strong>. Zij beweert<br />
immers ge<strong>en</strong>szins Eurudike te <strong>het</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> wil met hem niets te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Ze speelt dan maar<br />
<strong>het</strong> mythische spelletje mee <strong>en</strong> z<strong>en</strong>dt hem voorop de stad in. In de auth<strong>en</strong>tieke beleving <strong>van</strong> zijn<br />
Orpheus-zijn kijkt Kasper niet om. Al spel<strong>en</strong>d op zijn mondharmonika komt hij terecht in e<strong>en</strong><br />
betoging; bij <strong>het</strong> politiebevel tot stilstand wil hij met zijn muziek de gemoeder<strong>en</strong> bedar<strong>en</strong>, doch<br />
zijn daad wordt als provocatie aangezi<strong>en</strong>. Hij wordt neergeschot<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij valt op de kei<strong>en</strong>, de<br />
arm<strong>en</strong> uitgestrekt met de mondharmonika in zijn rechterhand. Hij sterft in <strong>het</strong> volle besef dat<br />
hij de Messias-Orpheus is wi<strong>en</strong>s Eurudike aan de dood ontrukt is <strong>en</strong> hem volgt.<br />
Kasper is wel degelijk e<strong>en</strong> integrale Orpheus: de magische zanger, de vredebr<strong>en</strong>ger <strong>en</strong> de voor<br />
(de) gek gehoud<strong>en</strong> minnaar. Mede door <strong>het</strong> optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> nog <strong>en</strong>kele andere personages die met<br />
de mythe in verband kunn<strong>en</strong> gebracht word<strong>en</strong>, is deze roman e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>gewone transpositie <strong>van</strong><br />
de Orpheus-mythe(n) in magisch-realistisch perspectief 10 . Ook al beweert de schrijver dat <strong>het</strong><br />
niet in zijn bedoeling lag e<strong>en</strong> moderne versie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Orpheus-thema te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> 11 , toch is de<br />
indruk onontkoombaar dat Orpheus’ komst in de wereld in Kasper ev<strong>en</strong> belangrijk is als die <strong>van</strong><br />
de Messias in Joachim Stiller, <strong>en</strong> dat hij daarvoor Orpheus tot volle wasdom heeft lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong><br />
door e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de aantal mythologische refer<strong>en</strong>ties 12 .<br />
Als besluit kunn<strong>en</strong> we zegg<strong>en</strong> dat voor vele dichters <strong>en</strong> romanschrijvers Orpheus appelleert aan<br />
hun ingesteldheid om <strong>het</strong> lev<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong> als ‘e<strong>en</strong> paradijs verlor<strong>en</strong>/<strong>en</strong> hop<strong>en</strong>d blijv<strong>en</strong> hand<strong>en</strong><br />
reik<strong>en</strong> <strong>van</strong> Orpheus naar Eurydice.’ 13<br />
NOTEN<br />
1 H. MARSMAN. Theresa Immaculata, in Verzameld<br />
Werk, A’dam, 1972, p. 388.<br />
2 B. DECORTE, Orfeus gaat voorbij (8.).<br />
3 C.G. JUNG, De m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> zijn symbol<strong>en</strong>, R’dam,<br />
1973, vijfde druk, pp. 150-158.<br />
4 P. DIEL, Le symbolisme dans la mythologie<br />
grecque. Etude psychanalytique, Paris, (bibl.<br />
PetitPayot87),1966,p.41.<br />
5 Voor e<strong>en</strong> uitgebreidere studie, zie E. de LAET,<br />
Het Orpheus-thema in de Nederlandse poëzie in<br />
de periode 1909-1964, in Nova et Vetera, 53,<br />
1975-76, nr. 5, pp. 333-353.<br />
6 C.J. DINAUX, Gegist Bestek I, ’s Grav<strong>en</strong>hage,<br />
z.j., p. l73.<br />
7 Deze gedacht<strong>en</strong> zijn gebaseerd op de proeve <strong>van</strong><br />
tekstinterpretatie <strong>van</strong> ‘Orphuis’ in T.A. VAN<br />
DIJK, Taal Tekst Tek<strong>en</strong>, A’dam, 1971, pp.<br />
203-233, <strong>en</strong> J. CASPERS-J. WECK, Röntg<strong>en</strong>stral<strong>en</strong><br />
door moderne poëzie, A’dam-Antwerp<strong>en</strong>,<br />
1971, tweede druk, pp. 38-53.<br />
8 C.J. DINAUX, Gegist Bestek II, ’s Grav<strong>en</strong>hage,<br />
Z.j. p. 221.<br />
9 Deze idee is ontle<strong>en</strong>d aan de bespreking <strong>van</strong><br />
deze roman door Hanneke <strong>van</strong> BUUREN, De<br />
draak achter <strong>het</strong> toneel was de hoofdpersoon,<br />
in Ons Erfdeel, 10, 1976, nr 3, pp. 428-430.
10 Voor e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> deze roman, zie E. de<br />
LAET. Orpheus in Antwerp<strong>en</strong> of de god<strong>en</strong><br />
moet<strong>en</strong> hun getal hebb<strong>en</strong>, in A. PROVOOST<br />
(ed.), Orpheus. Ontstaan, groei <strong>en</strong> nawerking<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> antieke mythe in de literatuur, beeld<strong>en</strong>de<br />
kunst<strong>en</strong>, muziek <strong>en</strong> film, Leuv<strong>en</strong>. 1974. pp.<br />
149-156.<br />
11 H. LAMPO, De zwan<strong>en</strong> <strong>van</strong> Stoneh<strong>en</strong>ge,<br />
A’dam, 1972, p. 185.<br />
BIBLIOGRAFIE<br />
G. Achterberg, Eurydice, 1944<br />
Albe, Orpheus. 1960<br />
Albe. Seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> om Orpheus, 1964<br />
P. Berk<strong>en</strong>man, Orfeus achterna z.j.<br />
L. de Boer. Orfeus, 1977<br />
M. Braiins, Orpheus <strong>en</strong> Euridikè (fragm.), 1965<br />
J. Brouwers, Orpheus, in Het mes op de keel, 1964<br />
A.G. Christia<strong>en</strong>s, Orpheus. in Onvindbaar Land,<br />
1968<br />
J. L. De Beider, Orpheus-lied, in Epim<strong>en</strong>ides’ Ontwak<strong>en</strong>,<br />
1943<br />
B. Decorte. Orfeus gaat voorbij, 1940<br />
A. Donker, Orcus <strong>en</strong> Orpheus, 1941<br />
A. Donker, Orpheus <strong>en</strong> Eurydice, 1945<br />
F. Eranck<strong>en</strong>, Orpheus, in Twintig Sonnett<strong>en</strong>, z.j.<br />
A. Gutteling, Orpheus <strong>en</strong> Eurydice, in E<strong>en</strong> Jeugd<br />
<strong>van</strong> Liefde, 1906<br />
M. Gijs<strong>en</strong>, Klaaglied om Agnes, 1951<br />
H. H<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Orpheus, in Cirkel tot Narkissos, 1938<br />
H. Hcuscn, Orpheus in dit Avondland, 1955<br />
R. Herreman, Eurydice, in De Roos <strong>van</strong> J<strong>en</strong>cho,<br />
1931<br />
L. Indestege, Orpheus <strong>en</strong> Eurudike, 1941<br />
B. Kemp, De kater <strong>van</strong> Orfeus, 1960<br />
H. Lampo, De geliefd<strong>en</strong> <strong>van</strong> Falun, 1946<br />
H. Lampo, De god<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> hun getal hebb<strong>en</strong>,<br />
1969<br />
Lucebert, Orphuis, in Van de afgrond tot de luchtm<strong>en</strong>s,<br />
1953<br />
H. Mulisch, Twee vrouw<strong>en</strong>, 1975<br />
L. Nol<strong>en</strong>s, Orpheushand<strong>en</strong>, 1969<br />
321<br />
12 Voor de relatie tuss<strong>en</strong> deze twee romans, zie E.<br />
de LAET, De komst <strong>van</strong> Orpheus of Kasper in<br />
de onderwereld, in Dietsche Warande <strong>en</strong> Belfort,<br />
122, 1977, nr 3, pp. 223-225.<br />
13 K. PEETERS, Waar weg<strong>en</strong> elkaar kruis<strong>en</strong>, in<br />
Ontmoeting, Brugge 1976.<br />
B. Rijdes, Orpheus, 1944<br />
H. Rooduyn, Orpheus Exit, in In Aanbouw, 1939<br />
C. Schouw<strong>en</strong>aars, Orfeus, in Vrouwelijke Verz<strong>en</strong>,<br />
1960<br />
H. Spellers, de orfeussonnett<strong>en</strong>, in E<strong>en</strong> Bruggehoofd,1963<br />
J. <strong>van</strong> Camp<strong>en</strong>haut, Met Orpheus naar de gr<strong>en</strong>s,<br />
1951<br />
A. <strong>van</strong> Duinkerk<strong>en</strong>, Straf over Orpheus, in Verz<strong>en</strong><br />
uit Sint-Michielsgestel, 1945<br />
P.N. <strong>van</strong> Eyck, Orpheus’ vaart langs de seir<strong>en</strong><strong>en</strong>, in<br />
De Getooide Doolhof, 1909<br />
K. <strong>van</strong> de Woestijne, De Terug-Tocht, 1912<br />
J. J. <strong>van</strong> Geuns, Orpheus’ einde, in Gedicht<strong>en</strong> uit<br />
drie Rijk<strong>en</strong>, 1930<br />
W. <strong>van</strong> Herck<strong>en</strong>rode, Aan Orpheus, in Gezell<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
mijn Eeuwigheid, 1955<br />
W. <strong>van</strong> Herck<strong>en</strong>rode, De E<strong>en</strong>zame Orpheus, in Ecce<br />
Homo, 1967<br />
P. <strong>van</strong> Keymeul<strong>en</strong>, Orpheus <strong>en</strong> Eurydice, in Gedicht<strong>en</strong>,<br />
1951<br />
E. <strong>van</strong> Ruysbeek, Euridikes Dageraad, in De op<strong>en</strong><br />
wereld, 1967<br />
W. <strong>van</strong> Vaerewyck, Orpheus aan Eurudike, m<br />
Voorbij d<strong>en</strong> spiegel, 1941<br />
J. <strong>van</strong> Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, Orpheus <strong>en</strong> Ahasverus, 1945<br />
F.Verreyt, Orpheus, 1967 (e<strong>en</strong>akter)<br />
A. Verwey, Orfeus, in De weg naar <strong>het</strong> Licht, 1922<br />
A. Verwey, Orfeus, in Het Lach<strong>en</strong>de Raadsel, 1935<br />
S. Vestdijk, Orpheus <strong>en</strong> Eurydice, in Gestelsche<br />
Lieder<strong>en</strong>, 1949<br />
J.W.F. Weremeus Buning, Orpbeus <strong>en</strong> Eurydice,<br />
1941<br />
A. de Wit. Orpheus in de Dessa, 1903