terug naar de inhoudsopgaveNaast deze redenen zijn er andere obstakels voor een goede pijnbestrijding,zoals:– fysieke beperkingen waardoor <strong>bij</strong>voorbeeld een bewegingsinterventiebemoeilijkt wordt (Lansbury, 2000);– tekort aan adequate pijnmeting (Gagliese et al, 1997);– mogelijke risico’s van farmacotherapie <strong>bij</strong> ouderen;– de misvatting (<strong>bij</strong> zorgverleners) dat ouderen niet gemotiveerd zouden zijnvoor nonfarmacologische therapieën en deze therapieën niet geschikt zoudenzijn voor ouderen (Gagliese et al, 1997).2.1.2 <strong>Pijn</strong>, angst en depressieOudere patiënten met chronische pijn rapporteren minder angst dan jongerepatiënten met pijn (Corran et al, 1997), maar desondanks kan angst ook <strong>bij</strong>ouderen chronische pijn verergeren (Gagliese et al, 1997). Zo rapporteren ouderenmet een hoog angstniveau in een verpleeghuis meer hevige pijn dan ouderenmet een lager angstniveau (Parmelee et al, 1991). Veel literatuur over pijnbelevingen –gedrag laat een duidelijke relatie zien tussen depressie en angst. Dit isook <strong>bij</strong> ouderen het geval (Casten et al,1995). Daarnaast is het van belang omte weten dat depressieve symptomen soms ook geuit worden als pijnklachten(Kwentus et al, 1985). Vice versa is het van belang om <strong>bij</strong> het vermoeden van eendepressie een pijnonderzoek te doen (Gagliese et al, 1997).Slaapstoornissen<strong>Pijn</strong>Angst en depressieGedragsstoornissen, o.a. agitatieBeperkingen indagelijks functionerenVallenFiguur 2. Indirecte invloed van pijn op beperkingen in het dagelijks functioneren, gebaseerd opassociaties (geen causaliteit). Bidirectionele verbanden zijn buiten beschouwing gelaten.2.1.3 Beperkingen in functioneren door pijnVoor alle leeftijden geldt dat personen, die in hun dagelijkse bezighedenbelemmerd worden door chronische fysieke pijn, het risico lopen om depressie enangstgevoelens te ontwikkelen (Arola et al, 2010). Hierdoor hebben zij vervolgenseen grotere kans om ook slapeloosheid te ontwikkelen (Foley et al, 2004). Bovendienkan hevige chronische pijn naast een depressie leiden tot gedragsstoornissenen dit heeft eveneens een negatief effect op het dagelijks leven (Cipher et al,2004).<strong>Ouderen</strong> met pijnlijke aandoeningen aan het bewegingsapparaat (zoals artrose)hebben een groter risico om te vallen (Leveille et al, 2002), doordat de aandachtvoor het controleren van de lichaamshouding verslechterd is (Weiner et al, 2006;Redfern et al, 2001). Het voorschrijven van pijnstillers is dan zeker te overwegen,omdat het dagelijks gebruik van pijnstillers <strong>bij</strong> deze patiënten het risico om tevallen verkleint. Verder zijn ouderen met chronische pijn trager in lopen (Poole etal, 2008) en in het roteren van de romp (Rudy et al, 2007). Het is goed denkbaar,dat een lager tempo van bewegen <strong>bij</strong> chronische pijn gerelateerd is met eengrotere mate van behoedzaamheid, en met de invloed van pijn of angst voorpijn op de somatosensorische input; wat evenwicht- en loopstoornissen kanversterken (Poole et al, 2008).Concluderend: uit bovenstaande bevindingen <strong>bij</strong> ouderen blijkt dat pijn nietalleen direct, maar ook indirect een negatieve invloed heeft op het dagelijksefunctioneren (zie figuur 2).13multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen | Verenso 2011 | deel 2
terug naar de inhoudsopgave2.1.4 Invloed van artsen en andere zorgverleners op de beleving vanpijn door ouderenKwalitatief onderzoek suggereert, dat zorgverleners ouderen met chronische pijnneigen te zien als een heterogene groep, waarin sommige patiënten hun pijnzouden overdrijven en andere patiënten hun pijn zouden ‘dragen’. De perceptiesvan zorgverleners hebben invloed op de aangeboden pijnstilling (Blomqvist,2003). Zo kan ‘ageism’ de attitude van professionele verzorgenden jegensouderen met pijn beïnvloeden. ‘Ageism’ is te typeren als een geheel van onjuisteopvattingen of veronderstellingen over ouderen, zoals ‘ze kunnen zich nietsherinneren’, ‘ze kunnen niet zelf denken’ (Greene et al, 1986). Daardoor wordenouderen niet betrokken <strong>bij</strong> beslissingen over pijnbeleid (Yates et al, 1995).Het is van belang, dat zorgverleners zich bewust zijn van ‘ageist’-attitudes(Brown, 2004).Miaskowski (2000) adviseert medewerkers in de zorg dan ook om in te spelen opattitudes van ouderen over pijn:– de gedachte <strong>bij</strong> ouderen dat pijn een normaal onderdeel is van veroudering,blijkt versterkt te kunnen worden door bepaalde opmerkingen van medewerkersin de gezondheidszorg;– vermijd deze opmerkingen en neem de pijnklachten van elke patiënt serieus(ongeacht de leeftijd). Begrip tonen, geruststellen en eventueel psycho-educatiekunnen verdere misvattingen voorkomen;– wees pro-actief en vraag alle ouderen of ze pijn ervaren. Vraag dit ook routinematig.Dit nodigt uit tot een open communicatie;– verzeker ouderen ervan, dat pijn niet altijd indicatief is voor een ernstige ziekteen dat zorgvuldige diagnostiek nodig is voor vroege detectie en adequatebehandeling van de onderliggende oorzaak van pijn;– gebruik verschillende woorden om pijn te beschrijven en noteer de woordendie individuele ouderen gebruiken als specifieke termen voor pijn;– gesprekken dienen te verlopen in ontspannen sfeer en voor het uitvragen vande pijngeschiedenis zijn wellicht meerdere gesprekken nodig;– ouderen dienen verteld te worden dat het risico op verslaving door pijnstillerszeer laag is. Zij dienen gerustgesteld te worden dat er goed gelet wordt op<strong>bij</strong>verschijnselen (waar<strong>bij</strong> er geprobeerd wordt om die direct te verhelpen).Aan ouderen en hun mantelzorgers/familie kan dan ook - ter ondersteuningvan het gesprek- de folder over <strong>Ouderen</strong> en <strong>Pijn</strong> gegeven worden. De folder isontwikkeld op basis van deze richtlijn en te downloaden via de Verenso website(www.verenso.nl/vakinhoudelijke producten).2.2 Veranderde pijnbeleving <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen metspecifieke aandoeningenMogelijk wordt in de klinische praktijk de aanwezigheid van ‘centrale pijn’ hetmeest onderschat, zeker als de kwetsbare oudere niet duidelijk aangeeft in taalen/of gebaar dat er sprake is van ongemak/pijn. Bij ziektebeelden waar<strong>bij</strong> debaansystemen (witte stof) kunnen zijn aangedaan zoals <strong>bij</strong> een CVA, multiplesclerose, en subtypen dementie zoals de ziekte van Alzheimer en vasculairedementie, is de kans aanwezig dat er sprake is van centrale pijn. Dit zou zichonder andere kunnen uiten in ernstige pijnexpressie <strong>bij</strong> slechts lichte aanraking(allodynie). Hierna beschrijven we enkele specifieke aandoeningen waarvanbekend is dat de pijnbeleving afwijkt van de ‘normale’ pijnbeleving <strong>bij</strong> kwetsbareouderen.2.2.1 Ziekte van ParkinsonIn een overzichtsartikel worden vijf verschillende pijnsyndromen beschreven dievoorkomen <strong>bij</strong> de ziekte van Parkinson: musculoskeletale pijn (zoals gewrichtspijn),pijn gerelateerd aan dystonie (spierspasmes), radiculaire/neuropathischepijn (door een samengedrukte zenuwwortel of een laesie in een zenuw), ongemakgerelateerd aan akathisie (constante behoefte om te bewegen) en centrale pijn(Ford, 2010). Daarnaast kunnen mensen met Parkinson ook vanwege andereoorzaken pijn hebben, zie ook CBO-richtlijn Parkinson (CBO, 2010). Uit onderzoekmultidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen14