terug naar de inhoudsopgavebeelden: frontotemporale dementie en semantische dementie. Patiënten metfrontotemporale dementie (FTD) signaleren pijnlijke stimuli minder goed danouderen met Alzheimer of met vasculaire dementie (Raadsheer et al, 1995).Dit kan <strong>bij</strong>voorbeeld resulteren in een verlate terugtrekreflex en daarmee brandwondendoor heet water (Raadsheer et al, 1995). Frontotemporale dementie lijktde vaardigheid om op gevaar te anticiperen (een evaluatief aspect van pijn)ernstig aan te tasten waaronder het vermogen zich op tijd terug kunnen trekkenvan een pijnlijke stimulus (een sensorisch aspect van pijn) (Scherder et al, 2003).Dit is neuropathologisch te verklaren vanuit het verval van de middelste frontalehersenwinding, de insula en de anterieure cingulate cortex (Rosen et al, 2002).Aantasting van deze hersengebieden doet een verminderd lijden aan pijn vermoeden(Scherder et al, 2003) maar hier is nog geen onderzoek naar gedaan<strong>bij</strong> frontotemporale dementie. Verlies van pijndetectie is kenmerkend voor FTD,vooral <strong>bij</strong> het apathische subtype (Snowden et al, 2001). Een overgevoeligereactie op tast, hitte en kou is typerend voor semantische dementie maar dit leidtniet automatisch tot een adequate terugtrekreflex in pijnlijke situaties (Snowdenet al, 2001). Bij semantische dementie is het vinden en begrijpen van woordenverstoord, evenals het herkennen van visuele stimuli (Neary et al, 1998).2.2.5 Ziekte van HuntingtonDe ziekte van Huntington is een erfelijke, progressieve hersenaandoening, diemede gekenmerkt wordt door cognitieve achteruitgang en die zich op alle leeftijdenkan uiten, ook nog op 80-jarige leeftijd (Walker, 2007). Diagnostischecriteria bestaan uit motorische, cognitieve en psychiatrische symptomen (Myers,2004). Voor pijn als symptoom is er nog weinig aandacht, terwijl er aanwijzingenzijn dat pijnbeleving <strong>bij</strong> de ziekte van Huntington afwijkend en verhoogd is. In1988 zijn twee Huntington patiënten beschreven met hevige pijn en vreemdesensaties, zoals stekende pijnen met een brandend gevoel (Albin & Young, 1988).Het eerste klinisch onderzoek naar pijnbeleving <strong>bij</strong> de ziekte van Huntington isrecentelijk uitgevoerd (Scherder & Statema, 2010). Van de 19 patiënten gaven11 op zelfrapportage schalen aan pijn te ervaren. De drie patiënten die pijnmedicatievoorgeschreven kregen (paracetamol of tramadol) rapporteerdenop de schalen <strong>bij</strong>na maximale pijnscores, wat een ineffectieve pijnbehandelingsuggereert. Van de 11 patiënten die pijn ervaarden, was de sensorischediscriminatievefunctie (scherp/stomp onderscheid) verstoord <strong>bij</strong> zeven personen,de temperatuur discriminatie (warm/koud onderscheid) verstoord <strong>bij</strong> driepersonen en de detectie van lichte tast <strong>bij</strong> twee personen.De afwijkende sensorische functies kunnen mogelijk verklaard worden door eenverstoorde functie van de hersenschors <strong>bij</strong> Huntington patiënten: verwerking vansensorische informatie die uit het lichaam komt (Abbruzzese & Berardelli, 2003).Het laterale pijnsysteem vertoont ook een abnormale activiteit: sensorischehersengebieden (S1, S2, insula) aan dezelfde kant als de lichaamszijde, diesensorisch geprikkeld wordt, zijn verhoogd actief (Thiruvady et al, 2007). Normaalgesproken is er verhoogde activiteit in de hersenhelft gekruist aan de lichaamszijde.Mogelijk is dit <strong>bij</strong> de ziekte van Huntington compensatie voor de motorischestoornissen (Boecker et al, 1999). Een mogelijke verklaring voor het lijden aanhevige pijn <strong>bij</strong> de ziekte van Huntington is het optreden van hersenafwijkingenen celverlies in het mediale pijnsysteem: anterieure cingulate cortex, prefrontalecortex, pariëtale gebieden hippocampus hypothalamus, thalamus en minderactieve verbindingen tussen prefrontale kwabben en anterieure cingulate cortex(Joel et al, 1997; Spargo et al, 1993; Kremer, 1992; Heinsen et al, 1999;Kassubek et al, 2005). Een algehele afname in de hoeveelheid witte stof treedtop, voorafgaand aan de klinische symptomen van de ziekte (Ciarmiello et al,2006).19multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen | Verenso 2011 | deel 2
terug naar de inhoudsopgave2.3 <strong>Pijn</strong>gedragingen <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen in het algemeen2.3.1 Verhouding tussen pijngedrag en pijn belevingBij het observeren van pijngedrag is het belangrijk om er naar te streven dathet geobserveerde gedrag een zo goed mogelijke weerspiegeling is van de pijnbelevingen dat het niet het gevolg is van andere factoren, zoals vermoeidheid.Uit literatuuronderzoek (Labus et al, 2003) <strong>bij</strong> alle leeftijden –dus niet specifiekvoor ouderen– blijkt, dat de verhouding tussen pijngedrag en pijnbeleving sterkeris <strong>bij</strong>:– acute pijn (ten opzichte van chronische pijn);– observatie van pijngedrag en zelfrapportage van pijnbeleving op hetzelfdemoment (ten opzichte van een later meetmoment);– een reeks geobserveerde pijngedragingen(ten opzichte van losse geobserveerde gedragingen);– chronische rugpijn (ten opzichte van andere pijnlocaties).2.3.2 Coping: omgaan met pijnbeleving door bepaalde gedragingenOndanks dat veel ouderen denken, dat pijn een onderdeel is van veroudering enook accepteren dat pijn chronisch is, zijn ze wel bereid om copingstrategieën aante leren (Lansbury, 2000). <strong>Ouderen</strong> gebruiken <strong>bij</strong> voorkeur copingstrategieënwaarmee ze bekend zijn en die ze zelf kunnen gebruiken om met de pijn om tegaan: ‘huis-en-tuin middeltjes’ (<strong>bij</strong>voorbeeld vitamines), massage, plaatselijkeverlichting (<strong>bij</strong>voorbeeld tijgerbalsem), fysieke verlichting (<strong>bij</strong>voorbeeld hitte(hete douche) en informele cognitieve strategieën (afleiding door <strong>bij</strong>voorbeeld hetluisteren naar muziek of bidden). <strong>Ouderen</strong> gebruiken voor pijnverlichting mindersnel medicatie (uit angst voor verslaving), minder dagelijkse beweging (onderandere angst om te vallen) of fysiotherapie (na behandeling weinig adviezen voorhet dagelijkse leven) (Lansbury, 2000).<strong>Ouderen</strong> gebruiken een grotere variatie copingstrategieën om met pijn om te gaandan middelbare en jongere volwassenen (Molton et al, 2008). De drie strategieëndie ouderen, ten opzichte van jongere personen, vaker gebruiken zijn:– sociale steun zoeken;– activiteiten vertragen (pauzes, het rustiger aandoen, grote taken in stukkenverdelen);– positieve of bevestigende gedachten over pijn en over het eigen vermogen omdaarmee om te gaan.Het aantal dagen per week waarop coping-strategieën gebruikt worden, neemtechter <strong>bij</strong> ouderen niet toe als de ernst van de pijn toeneemt (Molton et al, 2008).De mate van inspanning om de pijn draaglijk te maken is dus <strong>bij</strong> deze leeftijdsgroeponafhankelijk van de intensiteit van die pijn. Opgemerkt dient te worden,dat coping ook cultureel bepaald kan zijn.multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen20