terug naar de inhoudsopgavebewegelijkheid in nek, schouder, rug, heup en knie (p
terug naar de inhoudsopgave3.2.6 Lichamelijk onderzoek en vaststellen van de oorzaak van pijnDe behandelend arts onderzoekt eerst de aanwezigheid van aandoeningen,condities (infectie, obstipatie, knellende kleding, honger/dorst etc.) en procedures(operaties, wondzorg) waarvan het bekend is dat zij pijn of onwelbevindenkunnen veroorzaken. Dit moet zoveel mogelijk uitgesloten of behandeld wordenzodat het duidelijk is dat het pijngedrag niet door deze aandoeningen, conditiesof procedures veroorzaakt wordt. Zoals altijd in een behandelrelatie, dient lichamelijkonderzoek herhaald te worden, als daar reden toe is (zoals <strong>bij</strong> verergerenvan klachten, of niet reageren op therapie).Ook moet worden gekeken naar medicatie als mogelijke oorzaak van pijn zoalsmogelijk is <strong>bij</strong> nitraten of SSRI’s (HARM-Wrestling rapport, 2009). Bij de medischeanamnese dient te worden gelet op comorbiditeit, die de pijn ook kan veroorzaken.Lichamelijk onderzoek moet omvatten: algemeen lichamelijk onderzoek,onderzoek van de pijnlijke regio, spier-skelet onderzoek, neurologisch onderzoeken evaluatie van het cognitief functioneren (Hadjistavropoulos et al, 2007).Op basis van die bevindingen dient gericht vervolgonderzoek plaats te vinden,zodat – waar mogelijk – de oorzaak van de pijn duidelijk wordt en doelgerichtbehandeld kan worden. <strong>Pijn</strong> kan overigens nog steeds aanwezig zijn ook al leverteen lichamelijk onderzoek geen verklaring op. Voor behandelmogelijkheden ziehoofdstuk 4 (non-farmacologische pijnbestrijding) en hoofdstuk 5 (farmacologischepijnbestrijding).Aanbevelingen3kLichamelijk onderzoek is nodig om behandelbare oorzaken van de pijn opte sporen. Lichamelijk onderzoek moet omvatten: algemeen lichamelijkonderzoek, onderzoek van de pijnlijke regio, spierskelet onderzoek,functioneel onderzoek, neurologisch onderzoek en evaluatie van hetcognitief functioneren.3.3 Meetinstrumenten voor beoordeling van pijn3.3.1 Meetinstrument voor de beoordeling van de intensiteit van de pijnDe intensiteit van pijn dient gemeten en bewaakt te worden. Er bestaan verschillendepijnintensiteitsschalen (zie <strong>bij</strong>lage A):– numerieke beoordelingsschalen: de patiënt met pijn geeft de mate van pijn aandoor het geven van een cijfer (<strong>bij</strong>v van 0-10) of het aankruisen van een cijfer opeen lijn. De lijn geeft een toenemende pijnintensiteit weer (doorgaans van nultot tien);– verbale beoordelingsschalen: de patiënt met pijn wordt gevraagd het woord tekiezen (uit een beperkte selectie van woorden, <strong>bij</strong>voorbeeld geen, licht, matig,hevig, ernstig), dat de mate van pijn het beste beschrijft;– visueel analoge schalen (VAS): de patiënt met pijn wordt gevraagd op eenlijn –lopend van geen pijn tot maximale pijn– een punt te markeren, dat deernst van de pijn weergeeft. Een standaard VAS is echter foutgevoelig en heeftdaarom niet de voorkeur o.a. Herr et al (2007; Leino et al, 2011). VolgensGagliese et al (2005) is een verticale presentatie van een VAS <strong>bij</strong> ouderenminder foutgevoelig;– pijnschalen met pictogrammen van gezichtjes: de patiënt met pijn kiest uit eenreeks gezichten het gezicht, dat het beste de mate van pijn weerspiegelt (Bieriet al, 1990). De eerste in de rij is een lachend gezicht en komt overeen metgeen pijn. De laatste in de rij is een zeer verdrietig gezicht en komt overeen metheel erge pijn. Aan de patiënten wordt gevraagd het gezicht aan te duiden dathet beste past <strong>bij</strong> hoe ze zich op dat moment voelen;– ook plaatjes van thermometers met oplopende kleurintensiteit zijn in gebruikom pijnintensiteit te meten.multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen36