terug naar de inhoudsopgaveZoals eerder opgemerkt kunnen patiënten met een Mini Mental Status Examination(MMSE) van 18 en hoger op een valide en betrouwbare manier pijn kunnenaangeven met behulp van een pijnmeetinstrument (Jensen et al, 1998; Weineret al, 1999; Scherder & Bouma, 2000; Chibnall & Tait, 2001). Scherder & Boumaconstateerden ook dat nog 80% van de mensen met een MMSE lager dan 18 eenspecifieke pijnschaal (colored analoque scale) begreep. Een enkele studie vermeldtvalide zelfrapportage <strong>bij</strong> een MMSE score van 12 of hoger ( Ferrell et al,1995).In studies waarin de psychometrische eigenschappen en bruikbaarheid vande verschillende pijnintensiteitsschalen <strong>bij</strong> ouderen zijn onderzocht, blekennumerieke en verbale beoordelingsschalen het meest valide en betrouwbaarvoor het beoordelen van de pijnintensiteit (Chibnall et al, 2001; Herr et al,2004; Kaasalainen et al, 2004). Hier<strong>bij</strong> moet worden opgemerkt, dat eenverbale beoordelingsschaal minder in staat is veranderingen in pijn vast testellen dan een numerieke beoordelingsschaal (Williamson, 2005).Eenvoudige numerieke en verbale beoordelingsschalen kunnen ook <strong>bij</strong> ouderenmet milde tot matige cognitieve beperkingen worden toegepast (Stolee et al,2005).<strong>Ouderen</strong> kunnen zowel in fysiek als conceptueel opzicht moeite hebben metde visueel analoge schaal (Herr, 2004; Gagliese et al, 2003). <strong>Pijn</strong>schalen metpictogrammen van gezichtjes lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk, voorzover ze het gebruik van woorden of cijfers beperken. Hoewel ouderen zondercognitieve stoornissen met een goede reproduceerbaarheid gebruikmaken vande gezichtjesschalen, kunnen ze niet altijd de gezichtjes in de juiste volgordevan pijnintensiteit rangschikken. Dit roept ernstige twijfel op over de validiteit vande gezichtjesschaal als een maat voor pijnintensiteit <strong>bij</strong> ouderen (Benesh et al,1997). Het probleem wordt nog groter wanneer verpleeghuisbewoners en ouderenmet milde cognitieve stoornissen of ernstige cognitieve stoornissen (Alzheimer)wordt gevraagd de gezichtjes in de juiste volgorde te zetten (Kaasalainen et al,2004; Scherder et al, 2000). De gezichtjesschaal wordt daarom niet aanbevolenvoor algemeen klinisch gebruik <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen of verpleeghuisbewoners.<strong>Ouderen</strong> lijken de pijnthermometer makkelijker te vinden, maar de validiteithiervan als maat voor pijnintensiteit (vooral <strong>bij</strong> degenen met cognitievebeperkingen) staat nog niet onomstotelijk vast (Stolee et al, 2005; Benesh et al,1997). Welke schaal ook wordt gebruikt, de visuele presentatie moet geschiktzijn voor kwetsbare ouderen. Hier<strong>bij</strong> moet men rekening houden, dat focussen,het onderscheiden van kleuren en gezichtsscherpte met de jaren afnemen(Watson, 2001). De gezichtsscherpte toont een matige afname <strong>bij</strong> licht met hoogcontrast en een substantiële afname <strong>bij</strong> gedimd of juist fel licht. Voor pijnschalenmoeten daarom grote, heldere letters/cijfers worden gebruikt, <strong>bij</strong> voorkeur methoog contrast – eerder zwart/wit dan grijstinten – gepresenteerd <strong>bij</strong> een goedeverlichting.Conclusies– De verbale en numerieke beoordelingsschalen kwantificeren de intensiteitvan pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen zonder cognitieve/communicatieve beperkingenof met milde cognitieve/communicatieve beperkingen het beste.Het vermogen om verandering van pijn vast te stellen lijkt <strong>bij</strong> een verbalebeoordelingsschaal minder dan <strong>bij</strong> een numerieke beoordelingsschaal.– De gezichtjesschaal is minder effectief <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen dan de verbaleof numerieke beoordelingsschaal.– Visueel analoge schalen (VAS) zijn de minst effectieve methode voor hetmeten van de intensiteit van de pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen.– Voor kwetsbare ouderen met ernstige cognitieve/communicatieve beperkingenmet een MMSE-score van minder dan 18 hebben pijnintensiteitsschalenbeperkte waarde.37multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen | Verenso 2011 | deel 2
terug naar de inhoudsopgaveOverige overwegingenVoorkeuren van patiënten voor een numerieke of verbale beoordelingsschaallijken niet consistent. Sommigen prefereren een numerieke beoordelingsschaal,omdat hiermee verandering van pijn beter is vast te stellen, terwijl anderen aaneen verbale beoordelingsschaal de voorkeur geven vanwege de eenvoud ervan(Williamson et al, 2005). Sommige kwetsbare ouderen lijken de eenvoud van deverbale beoordelingsschaal te waarderen. Een eenduidige keuze voor een vanbeide beoordelingsschalen kan op grond van literatuur niet worden gemaakt.Aanbevelingen3l3mBij kwetsbare ouderen zonder of met milde cognitieve/communicatievebeperkingen:– gebruik als routine een eenvoudige verbale of numerieke beoordelingsschaalom de intensiteit van pijn en de respons op de behandeling temeten, respectievelijk te bewaken (zie <strong>bij</strong>lage A).– voor pijnintensiteitsschalen dienen grote, heldere letters/cijfers teworden gebruikt, eerder zwart/wit dan grijs tinten. Presenteer deschalen <strong>bij</strong> een goede belichting.Bij kwetsbare ouderen met ernstige cognitieve/communicatievebeperkingen:– aan de waarde van het gebruik van een instrument om de pijnintensiteitvast te stellen dient te worden getwijfeld; observationele pijnschalenlijken hier het meest betrouwbaar.3.3.2 <strong>Pijn</strong>kaarten voor de lokalisatie van de pijn<strong>Pijn</strong>kaarten kunnen <strong>bij</strong> verpleeghuisbewoners, al of niet met een cognitieve/communicatieve beperking, worden gebruikt om de plaats(en) en de intensiteitvan pijn met redelijke betrouwbaarheid te bepalen. Een pijnkaart is een tekeningvan de voor- en achterzijde van het lichaam waarop een patiënt de locatie van depijn kan aanwijzen, zie <strong>bij</strong>lage A. Zo bleek uit de studie van Weiner et al (1998),dat 100 procent van de verpleeghuisbewoners (in de studiegroep (N=115), wierMM-SE-score varieerde van 6 tot 30 met 21 als mediane waarde) in staat was toteen antwoord op de vraag hun pijn te lokaliseren op een pijnkaart. In een kleinestudie (N=46) van Wynne et al (2000) van verpleeghuisbewoners <strong>bij</strong> wie meermalenin de loop van een jaar de pijn werd beoordeeld, konden patiënten in 86% vande gevallen pijn <strong>bij</strong> zichzelf aanwijzen (in 78% van de gevallen op een tekening enin 73% van de gevallen op een pop). Van degenen met een MMSE-score < 15 was86 procent in staat de plaats van de pijn op het eigen lichaam aan te wijzen.Conclusies<strong>Kwetsbare</strong> ouderen kunnen, ook als zij een cognitieve/communicatievebeperking hebben, zelf de plaats van de pijn aanwijzen. <strong>Pijn</strong>kaarten kunnenworden gebruikt om de plaats en intensiteit van de pijn te bepalen.Overige overwegingenGeen.Aanbevelingen3n Bij alle kwetsbare ouderen moet worden geprobeerd de pijn te lokaliserendoor hen te vragen de pijnlijke plek(ken) aan te wijzen op hun eigenlichaam.multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen38