amsterdam.

C 4*4 >wangedrag mógten hebben fchuldig gemaakt, pfovifioneelin bunnen dienst te fchorsfen; dit immers fchijnttot handhaving van de goede orde en de noodige onde.rgefchiktheidvolftrekt onontbeerlijk te zijn; dan,van den anderen kant, zoude men evenwel hebbenkunnen verwagten, dat Commisfarisfen van de DefolateBoedelskamer, als uitmaakende een Collegie doorde Stedelijke Regeering aangefteld , en aan dezelveverand woordelijk, van dit voorval aan uwe Vergaderingzouden hebben kennis gegeeven , en derzelvergoedkeuring daarop verzocht, gelijk dit te vooren, bijfoortgelijke gevallen, meermaalen heeft plaats gehad.Commisfarisfen verklaaren intusfchen, bij derzelver bericht,dat zij ook aan ulieden van het tegenwoordigegeval kennis konden gegeeven hebben, wanneer deorde der zaaken dezelfde gebleeven ware, maar daar nudt Juftitie van de Politie geheel was afgefcheiden, enzij, federt dien tijd, als een Juftitiëel Collegie warenbefchouwd en behandeld geworden, zij alzo ook vermeendhadden, zich in dit geval, niet anders dan aanden Agent van Juftitie te kunnen adresfeeren, doorwien dan ook de, aan hem behandigde Stukken, tenfine van onderzoek, waren gefield in handen van denProcureur der Gemeente dezer Stad; terwijl zij, metbetrekking tot de, door hen gedaane fuspenfie, zichhadden geadresfeerd aan het Vertegenwoordigend Lighaamdes Bataaffchen Volks; met dat gevolg, dat ophunne Voordragt, bij hetzelve Lighaam reeds Decreetgevallen was.In hoe verre Commisfarisfen, uit derzelver hoedanigheidvan een Jufiitiècl Collegie, de gevolgtrekkingkunnen afleiden, dat zij daarom de bevoegdheid zoudenhebben, om, met concurrentie en approbatie vanden Agent van Juftitie, over Ambtenaars en Bedienden,te befchikken, die door het Stedelijk Beftuur,aan de Defolaate Boedelskamer, werden aangefteld,en uit Stads Kas betaald worden; zullen wij gaarne aanuwlieder wel wikkend oordeel overlaaten: wij, voor ons,gelooven, dat dit argument niet verder kan doorgaan ,dan tot die werkzaamheeden van Commisfarisfen, dieUit derzelver aart en natuur judiciêel zijn; en, het zijver-