Daden des Heeren
Oud-Loosdrechter Willem Karsemeijer beschrijft in 1862 hoe het er ten tijde van de Afscheiding in Loosdrecht toeging
Oud-Loosdrechter Willem Karsemeijer beschrijft in 1862 hoe het er ten tijde van de Afscheiding in Loosdrecht toeging
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
HERINNERING·<br />
AAN DE<br />
BADEN DES HEEREN,<br />
IN BETREKKING<br />
TOT ZIJNE KERK<br />
Jim fH~~<br />
i AIDHi~tA~IDl~<br />
DOOR<br />
W. KARSEMEIJER,<br />
te Oud-Loosdrecltt.<br />
~~<br />
ZWARTSJ,UlS,<br />
L. NJJHOLT.<br />
1862.<br />
/
lk overdacht de uag-cn van uutls, ue jan·n tier<br />
ccuwcn. v\'ij zullcn het niet vcrbergen ,·our het<br />
navu\,);cnde gcslacht, vrrtellendc~ de luJI;·lijkiwdctt<br />
<strong>des</strong> Ilecrcn en Zijne stcrkhcid cu Zijnc 11 olllkrut<br />
die Tlij g-edaan heeft.<br />
Zoo sprak de dichl.er Asaf in 1's. 77: G c·n P~ ..<br />
72: 4. En dit gaf mij ouk a;l!l\c>idiHg om te docn;<br />
ltclgcen mij al langen tijtl op hct hart lag, nantcltjk,<br />
om in twcc of dric stuhjc::; te hcrdenken c11 tc<br />
vcrtcllen rlc daden <strong>des</strong> Ilecren, in bctrckking toL<br />
de kcrk van J ezus Christus in 6ns Vaderland, I' an<br />
voor 25 a 2G jarcn, tc mecr omdat onzc killllc·rt'n.<br />
cr tocn no~ nict warcn, of tc klein of tc jott~<br />
om de dadcn <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong> op tc 1ncrken, cu zij<br />
n u ~root en tot onclerscheid van jarcu gl'kOnH'Il<br />
zijndc, zoo is cr mcer dan bchocfte aan, Jat zij "den<br />
wat cr gcsehied zij, cu wat hunne ouders tot roem<br />
van Gocls genndc hehbcn rnogu1 out len imlcn voor<br />
tlcn naam en de zaak <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong>. Ik daeht aan<br />
rlcn tijtl waarin Gods volk, de uitg-dcid" gemec·uft'JI ,'<br />
vcrvolgcl l'll vcrdrukt wcnl in o11s Vaclc·l'ia!lll Jll<br />
hr;t algcmccn, maar im:oatkd1eid in omc ~-trckcn.'
-4-<br />
Ik herinnerJe mij nog zeer goed, dat Ds. Budding<br />
te Hilversum zoude prediken in 1836, zoo ik meen<br />
in Junij. Ik ging er ook henen met mijne vrouw<br />
om Gods Woord te ho01·en, ten huize vau den<br />
ouderling G. Haan. Van aile zijden waren er menscherr<br />
toegevloeid, zoo dat het. huis spoedig vol<br />
was van hoarders. Toen de godsdienst ern aanvang<br />
zoude nemen, <strong>des</strong> morgers om half tien llre,<br />
kwam de burgeme~sler A ndriessen, verg!'zeld van<br />
den heer Perk, Notaris, zeg-g-ende: dat de vergadering<br />
onwettig was, ons gelaslende uiteen te gaan,<br />
want anders was hij grnoodzaakt procf's- verbaal<br />
op te maken, volgens instructie van ~ijne Majesteit<br />
den Koning. Daarop antwoordde Ds. B.: gij hebt<br />
u naar het bevel 1•an uwen pligt g-ekweten en dat<br />
bevel ten uitvoer gelegd, maar ZEw. zeide tevens,<br />
dat hij ook eene roeping en verpligting- had van<br />
wege den Koning der koning!'n, namelijk om het<br />
Evangelic te verkondig-en aan zijne medereisgenooten<br />
naar de eeuwig-heitl; dus de burgen:eester zotl<br />
zich gedragen naar eed en pligt van zijntn koning,<br />
maar ZEw. wenschte ook te beantwoorden<br />
aan zijne roeping-, waarmede hij geroepen was van<br />
den Koning <strong>des</strong> Hemels, en toen gat' Ds. B. op<br />
om te zingen Ps. 27: 1, 2.<br />
De but·gemeester verwijderde zich van den N' o<br />
tm·is den heer Perk, en de goJsdienstoefeninf!; ging<br />
ongestoonl voort, tot dat de godsd ienstoefen ingen<br />
van de Hoornsche en Hervormcle kerken uitg-in!:,en,<br />
ongeveer om 11 ure. Er schaarde zich toen eene<br />
ma~sa menschen bijeen en deze wierpen eenige steenen<br />
door de glazen ; anderen scholden; derden zeiden:<br />
die menschen doen immers geen kwaad. Spoedig<br />
ging ook onze godsdienstoefening uiteen, zoodat<br />
dit alles nog al wel afliep. Des namiddags zouden<br />
wij weder godsclienst hebben, maar daar bud
-5-<br />
de burgemeester voor gezorgd. Hij had de schutterij<br />
op de been gebragt. 'foen wij om 2 ure aankwamen<br />
om ons weder onder het gehoor van Gods<br />
W oonl te begeven, werd er gezegd: de burgemeester<br />
is op de komst met zijne dienaren en schutters<br />
om ulieden uiteen te slaan. Naauwelijks waren<br />
wij gezeten, of daar kwam hij aan. W oedend<br />
zijnde zeide hij: 11 e1· 1tit." Daarop kwam G. Haan<br />
en verzocht den burgemeester zijn huis te verlaten<br />
en de vrienden te Iaten zit ten, en wel om<br />
deze red en: er was nog geene godsdienstoefening.<br />
Wij zaten rustig te spreken. Maar neen - wij<br />
moesten er uit. Dam·toe gaf hij last - 11dau maar<br />
met geweld." Ik werd het eerst aangepakt. Mijne<br />
vrouw viel mij om den hals, en zoo sleep ten zij<br />
mij en mijne vrouw het huis uit, en gaven eenige<br />
stooten en stompen en zeiden tegen de duizenden<br />
die daar buiten stonden : 11slaat ze nu maa1' dood."<br />
Doch de menigte riep : Zijne vrouw is al dood ;"<br />
want zij bing, geheel buiten bewust.zijn, aan mijnen<br />
hals. Toen nam een ander hare voeten en zoo gingen<br />
wij een weinig voort, tot dat er iemand zeide:<br />
och! kom in mijn buis; maar de vrouw van eli en<br />
man riep: 11niet in mijn huis ," waarop de man<br />
zeide: 11 o vrouw, het is Gods volk." Daarop zeide<br />
ik: N een vrouw, wij zullen niet in uw huis komen,<br />
geef mij maar eene kom met azijn, dan zal<br />
ik met mijne vrouw naar die pomp gaan , die<br />
daar buiten staat; zoo gezegd zoo gedaan. De vrienden<br />
waschten mijne vrouw bij die pomp en ziet door Gods<br />
goedheid kotnt zij weder bij. Zij wist niet wat er gebeurd<br />
was; maar terwijl wij daar staan, komt er<br />
een man kermende uit, die roept: 11Zij slaan mij<br />
dood." Het bloed stroomde van alle zijden van<br />
zijn aangezigt af. Het was Dankenstijn - een<br />
man die veelleed aan vallende ziekte. Daarop volgde
\f'l r (, n .tr ..!tr, \\icn h('t blord uit neus en moml<br />
'lroomdr, ik mccn hct was .J. Tiijmerink van<br />
·, Orm:elaud. Nog rem clrnk, ccn owl man van<br />
'l'er Aa, Alb. v. Ylic;t, mctknobbelsophcthoofd<br />
1 an wqrc de vuistslagcn, die intussebcn zeide:·<br />
11 X11 1crd ik zcam· de ked: is," en zoo is dat huis<br />
kdig p:cruimrl. Den Domi nc lu~bben zij, zoo ver<br />
ik wcct, p:ecn bijzomh~r kwaad gedaan. Een iedcr<br />
kcerde tot de zijncn terug, en door Gaels genacle<br />
zijn cr geeue mensch en levens te betreuren· gewecst ,<br />
nmar cr werdcn velc God vcrhccrlijkenclc gcbedcn<br />
opgr·zonden tPn hcmcl, alsmede lof· en dankpsalmcn,<br />
niet alleen voor de bcsehutting en beschcr·<br />
ming <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong>, mmw ook voor de groote zaa k dat<br />
wij verwaardigcl worden om te lijden voor 's Hecven<br />
naam en zaak. Er was toen gccst en levcn<br />
onder het volk <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong>. De wcrcld werd beschaamd<br />
en ook sommigen jaloersch. Ja toen was<br />
liet ccn hart en ccne ziel' elkanders las ten werclen<br />
geclragen, en er heerschte liefde onderling. En<br />
nu, hoe treurig ziet het er nit: bijten en vcreten<br />
van elkanderen. Toen was er geen tijd om te<br />
twisten, maar wel om de prcd!king van het dierbare<br />
Evangelic te hooren. Hun, die maar onclcr het<br />
net kwamen, werd de rijkdom van Gods genade in<br />
Christus verkondigd en zoo beminnelijk en uitlokkend,<br />
dat clan dezen en dan genen er door<br />
Gods genade zin in' kregen. En niettegenstaande<br />
er geld, goecl en bloed prijs voor moest gegeven<br />
worden, deecl de Heere er dagelijks toe, die liever<br />
met Gods volk kwalijk wihlen gehandelJ worden,<br />
dan in eene valsehe kerk te blijven. 8! Welk een<br />
beerlijke tijd was het toen \ ik denk aan de dagen<br />
van ouds, nog maar 25 a 26 jaren geleden. 'foen<br />
juiehtcn cle kinderen Gods, en nu zitten zij een<br />
\eder o~der zijnen wijnstok en vijgeboom, nu- is
-1-<br />
rr cen gcdurig gcklag? Van waar · toch dit, zoo<br />
het niet is, omdat de liefdc verkoeld is en vele<br />
ongeregtige dingcn de overhand hebben. Van lieverledc<br />
is de werelcl weder ingesloten, zoodat de<br />
wcrcldgelijkvonnigheid zoo we] bij de dienaren<br />
van Gods W oord, als bij de leden der gemeente<br />
grootelijks is doorgedrongen. Zoo heeft de ruste niet<br />
vee! goeds gewrocht. Och, dat wij er op ]etten<br />
mogten, opdat al Gods volk in verootmoediging<br />
kwame voor God en voor elkandereu. Dat geve de<br />
llem·e God uit genade, om J ezus wille, opdat wij<br />
nog cens als in die dagen roemen en juichen mo•<br />
gen in God van goeder en blijder harte, en de<br />
arkc Gods met eenen eenparigen schoudcr clragen.<br />
Necn, wij zullen het niet vcrbergen voor onze<br />
kindcren , voor het navolgende geslacht, maar vertellen<br />
de reddingen <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong> en Zijne sterkheid,<br />
opdat het navolgende geslacht, ze weten zoude.<br />
Ps. 7 8: 4. J a ook de kinderen die geboren zouden<br />
worden, enz. vs. 6.<br />
Om terug te komen op het gebeurde te Hilve?·-<br />
8ttm. - De burgemeester c. s. <strong>des</strong> avonds overdenkende,<br />
wat zij gedaan hadden, begrepen zeer<br />
goed , dat zij hadden gehandeld in strijd met de<br />
wetten <strong>des</strong> lands, en ook hun eigen geweten hen<br />
aanklagende, dat zij niet alleen gezondigd hadden<br />
tegen de wet ten <strong>des</strong> lands, maar ook tegen God,<br />
overlegden te zamen wat te doen - voor God<br />
in de schuld te vallen? - de beleedigden en mishandelden<br />
vergi:ffenis vragen? N een, neen , dit<br />
konde niet ; maar, wat dan? - Proces-V erbaal<br />
opmaken, en twee menschen aangeven, die zich<br />
zouden verzet hebben tegen het wettig burgerlijk<br />
Bestuur, in de uitoefening van <strong>des</strong>zelfs ambt en<br />
bediening, en zich z.elven langs dien weg yrij ..
-8-<br />
maken van de gedane of toegelatene mishandelingen.<br />
Dewijl de Afgescheidenen geen regt konden<br />
verkrii~en, waren zij, die hen vervolgden, de beste<br />
dienaars van den staat. Zoo heette bet, en zoo bleek<br />
het dan ook spoedig. Het procesverbaal werd opgezonden<br />
naar Amsterdam, zoo zwart als mogelij<br />
k was, gekleurd, omtrent bet gedrag van de<br />
Afgescheideuen; hoewr.l zij als weerlooze lammeren<br />
zich lieten behandelen, zoo als de heer Koot te regt<br />
heeft aangemerkt voor de regtbank te Utrecht. En<br />
wat was het gevolg van dat procesverbaal? Eenige<br />
dagen daarna kwamen er drie dienaars van justitie<br />
met eenen deurwaarder, om mij en l)h. RiJmcring<br />
geboeid naar de gevangenis te Loenen en van daar<br />
den volgenden dag naar Amsterdam op den heiligen<br />
weg, als de grootste boosdoPners, te brengen.<br />
Nu, wij hadden daarop niets teg-en, door Gods<br />
genade, maar zeiden : Het is ons eene eer om den<br />
Naam van Jezus en Zijne waarheid kwalijk gehandeld<br />
te worden, en verzochten slechts (het was <strong>des</strong><br />
middags 12 ure, en wij wisten uiet, of wij onze<br />
vrouwen en kiuderen aan deze zijde van het graf<br />
zouden wederzien) om biddend afscheid van hen<br />
allen te nemen en ze den Heere en Zijne genade<br />
aan te bevelen. Dit werd ons vergund. \\ ij bogen<br />
onze knieen voor God, droeg-en vrouw en kinderen<br />
aan Hem op, en namen bidJend afsch ... id van<br />
hen, en verlieten alzoo ooze wooing. Die ons<br />
boeiden en wegvoerden waren zigtbaar bewogen.<br />
Sommige burgers van Loosdrecht, die God en<br />
Zijne waarheid vijandig warPn , klapten in de handen<br />
van blijdschap en spotlust, en auderen, die<br />
aan God en Zijne dienst zich verbonden !!,evoelden,<br />
schreiden en kwamen ons de hand drukkrn, zeggende:<br />
"God sterke u !" en zoo zijn wij te Loenen<br />
aangekomen. Daar gekomen zijnde , werd de ger
-9-<br />
vangenis geopend. Het was een hok met slechts<br />
sh·oo , waar alle scbelmen en dieven vernachten.<br />
Ook stond er eene smerige ton met water gevuld,<br />
om te drinken en om er ons mede te wasschen.<br />
Wij zeiden: Moeten wij dam·in, niet zoo<br />
zeer om bet hok, maar wij dachten het konde wel<br />
vol ongedierte zitten! God echter wcuude de zaak<br />
om, en boog bet hart van den deurwa:l!'der, llir~<br />
zeiue: neen, dit kan niet , het zijn toch burgers<br />
van Looub·echt, en wees OilS eene andrre plants<br />
a an , zeer geschikt, met een ledikant om er d icn<br />
naoht in te slapen. Zoo zagen wij bercstigd, ho:~<br />
de harlen der menschen zijn in de hanrl Yan Clod,<br />
zelfs van de koningen der aarde. Ilij kan zr nei(;eH<br />
en neigt ze tot wat IIij wil. En - niet aileen dat<br />
wij een kamer krcgen met een ledikant, maar ook:<br />
verkwikkenden drank, namelijk bier, tabak ell<br />
pijp. Wij waren ten volsten O\'Crtuigd: God W
-10-<br />
l\Ien bragt ons op den heiligen weg : - daar<br />
was het zoo goed niet. Toen wij daar inkwamen,<br />
heettc het van dien heer welken wij ontmoetteden!<br />
zoo zijt gij daar? nu zijt gij op den heiligen weg:<br />
nu zult gij het wel goed hebben! ! Het was <strong>des</strong><br />
mot·gens om 8 ure toen wij et· kwamen. Wij werden<br />
in een klein kamertje opgesloten tot <strong>des</strong> avonds<br />
ongevEer 5 ure, kregen noch nat noch droog, en<br />
dat in het heetst van den zomer. Wij versmachteden<br />
van dorst, maar konden niets krijgen. Wij<br />
zeiden: o, 't zal wat uitmaken, 11eeuwig dorst te<br />
lijden in de kel met den rijken man. - Een<br />
oogenblik daarna, moesten wij voor de heeren<br />
komen om ons physionomie te doen opnemen. -<br />
Dit geschied zijnde, werden wij in een ander hok<br />
gebragt; daar was het niet betel". De stank kwam<br />
tegen ons in, van wege de beste kamer, er was<br />
geen deur aan. Reclameren konrlen wij niet, en<br />
als wij iets zeiden tegen dien mijnhecr, die ons<br />
bezorgde, dan antwoordde hij: o, gij zijt nu op<br />
uen heiligen weg! N u , wij kregen stroozak en een<br />
de ken, een vat met water, een houten bak, twee<br />
houten lepels, maar - geen eten! Daar gingen<br />
wij den nacht mecle in, en door Gods voorzienigheid<br />
kregen wij ook eene kaars en wat vuur, om<br />
aan te steken. 0 wonder Gods! riepen wij uit:<br />
11zoij kzmnen lezen."<br />
Wij zongen, wij baden herhaalde reizen tot 12 uur<br />
in den nacht, toen zoudeu wij gaan rusten of slapen.<br />
Onze stroozak wat opgeschud hebbende, gingen<br />
wij liggen. Wij sliepen tot ongeveer 2 ure; toen<br />
zeide Rijmerink: daar komt mij voor, 11de begeerte<br />
van den luiaard zal hem dooden." Daarop zeide<br />
ik : dan moeten wij aan het bidden. Dit deden<br />
wij ook; wij wieschen ons met water ui.t dat<br />
smcrige va.t, en storteden onze harten voor God uit ~
-11-<br />
en zongen een Psalm; Jan eens geheel bemoedigcnrl<br />
en Jan weder ter neder gedrukt. De schoone<br />
Jageraacl zagen wij aanbreken, maakten God daarin<br />
.groot, ook gaf de ron spoedig hare verkwikkende<br />
lichtstralen. die ons zeer nuttig waren, niet alleen<br />
omdat ons hok verlicht, maar ook, omdat wij<br />
er door in cle gelegenheicl gesteld werden om het<br />
ongedierte , dat wij in onze niemve woning te<br />
Amsterdam hadden opgedaan, weg te vangeu,<br />
zooveel als ons mogelijk was. 's Morgens omstreeks<br />
8 ure kwamen ons twee vrienden bezoeken, de<br />
heeren N. Obbes en Brand. Zij bragten ems eenige<br />
ver8terking, en nn een panr woorden over en weder<br />
te hebben gesproken, moesten zij zich weder verwijderen,<br />
en wij weer naar ons hok. Danr gekomen<br />
zijnde, achter ijzeren deuren, dankten ''vij God<br />
voor het goede, on,; omvaardigen bewezen; wij<br />
mogten broeders spreken en eenig voerlsel ontvangen<br />
om ons broos ligcbaam te verkwikken. Wij<br />
badden toch nog niets gehad in 24 uren als een<br />
vat met water. 0, wat hadden wij een ruimen<br />
toegang tot Gods troon , ziende op den oversten<br />
Leidsman J ezus Christus, die het kruis verdroeg<br />
en de schande verachtte en nu zit aan 's Vaders<br />
Regterhand, plaats bereidende voor de Zijnen, om<br />
eeuwig bij Hem te zijn. Dat blijde uitzigt streelde<br />
ook onze zielen; wij kregen ook te gelooven, dat<br />
wij spoedig zouden ontslagen worden uit dat hok.<br />
Daarop zongen wij Ps. 42: 5.<br />
Maar de Heer zal uitkomst gcven,<br />
Hij die daags Zijn gunst gebiedt;<br />
'k Zal in dit vertroawen lev en,<br />
Eu dat melden in mijn lied,<br />
'k Zal Zijn lof zelf~ in den nacht<br />
Zingen, daar ik Hem verwacht,<br />
}~n mijn hart, wat mij moog trefien,<br />
'l'ot den God mijns levens heffen.
-12-<br />
. Des namiddags om 2 of 3 ure, kwamen wij vool'<br />
den regter van instructie, en na ons gehoord tc<br />
hebben, liet hij ons los tot nadere oproepiug; o<br />
,wat is God getrouw en sterk. Hij zal Zijn werk.<br />
voor ons volenden", :widen onze 7.ielen.<br />
Wij kwamen <strong>des</strong> nachts t' huis. De gemeente was<br />
verblijd, en onze betrekkinge11 niet weinig. Alle<br />
monden liepen over van Gods lof. Een ieder zcide:<br />
W at zullen wij den I-Ieere vergeldcn van wege<br />
Zijne liefde en trouw ons bcwezen; en \Yat rnij n<br />
persoon aangaat, nooit heb ik den Hcere Jezus<br />
van rneer nabij leeren aanschouwen in het geloof,<br />
nooit rneer van Zijne zalige zondaarsliefde gesmaakt,<br />
t1an in dien tijd van krui3 en druk en vervolging.<br />
Het was to en wel eens, dat ik zeggen moest:<br />
Jezus! trek Uwe liefde wat in, ik kan het niet<br />
dragen. Ja, het zegt wat, als ecn vloek- en doemschuldig<br />
zondaar verwaardigd tc worden, om Zijnent<br />
wil kwalijk gehandeld te worden, voor Zijnen<br />
Naam en Zaak te mogen lijden, voor Hem ,die<br />
ons van Gode geworclen is tot wijsheicl, regtvaardigheid,<br />
heiligheid en volkomene vcrlossing.<br />
Te zien en te gelooven, verlost te zijn niet met<br />
goud noch zilver, maar door het dierbaar bloed<br />
van Gods Zoon, - dit n iet slechts theoretisch<br />
te we ten, want dit laat den mensch ijskoud, maar<br />
practisch te geloovcn, en door Gou den Heiligen<br />
Geest toegepast te hebben aan het hart. Al was<br />
dan de zonclaar van ijzer en staal, dit doet hem<br />
van wcge de liefde Gods in ootmoed voor God<br />
wegsmelten, als wasch voor het vuur- en in zttlk<br />
eene stemming mogten wij toen verkeeren. Zalige<br />
tijden! o, het is zoo zoet, tv gedenken de dagen<br />
van ouds!<br />
Laat de JI.Ioderne Theologie Christus wegredencren,<br />
Zijnc Goclheid y
-13-<br />
die Hij gedaan heeft, bespotten en belagchen, zoo<br />
als dit hedendaags . ongestraft geschiedt, zelfs door<br />
zoogenaarnde leeraars van Hem, in de H.ervormde<br />
Kerk , waar God ons heeft uitgeleid tot roem en<br />
lof Zijner liefue en genade. Geen nood! onze Jezus,<br />
voor wien wij leden en nog wenschen te<br />
lijden, zal hen be~putt e n en belagrhen als hunne<br />
vreeze komt. Hij is Koning, over Sian gezalfd<br />
en de po01·ten der bel zullen Zijne gemeente, hoe<br />
dan ook verdaeht en veracht, verguisd en bestreden,<br />
niet overweldigen. 0 wee die spotters met -en<br />
vertreders van het eeuwig, onfeilbaar Woord van God.<br />
Wat zal het hun bang vallen, als hun den vloek<br />
zal treffen, die de apostel aanduidt met de woorden:<br />
11indien u iemand een Evangelic verkondigt,<br />
bniten hetgene gij ontvangen hebt, die zij vervloekt<br />
!" Gal. l : 9.<br />
Venler hebben wij over deze zaak te regt gestaan<br />
te Amstet·dam en zijn toeu veroordeeld geworden,<br />
Ph. Rijmcrink voor twee maanden en ik<br />
voor eene maand. Wij hebben toen appel aangeterkend<br />
naar dt:n Haag. Toen is Rijmerink geheel<br />
vrijgekomen, en ik heb toen drie dagen gekregen,<br />
vrij van aile kosten. Dt~ vijanden <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong> waren<br />
Verslagen en Gods volk verblijd.<br />
N aauwelijks was de gemeente te Oud-Loosd1·ecltt gesticht<br />
of wij werJen vervolgd. Proces op proces werd<br />
ons aangedaan , soms zeven te gelijk. En- de reden<br />
was.:_ wij wi!Jen dour Gods gPnade den Heere Jienen<br />
naar Zijn Wonrd, in verband met de 37 Geloofsartikelen<br />
van de Gneformeerde kerk in Nederland<br />
enz. Daarin wordt loch niets geleerd, dat de orde<br />
stoort, maar wel om Gode te geven wat Go<strong>des</strong> is, en<br />
den keizer, wat <strong>des</strong> keizers is. Wij verklaarden dit<br />
zoo duidelijk, als ons doenlijk was, maar het hielp<br />
alles niets; men ging streng door om ons te ver~
-Hro]~(rn<br />
rn i" \'('Hlrukkcn; wat crook van onze·zijde<br />
ann!!:mvend wrrd, om te betoogen: , Tf/ij zijn gereforilleertl<br />
," al was hct door de wclsprekendstc tong,<br />
wo als pl;~;tts had door wijlen den hcer aJ.vocaat<br />
,·an llnli, clir 11it licfde totdcwaarhcid,vanAm<br />
~terdnlll kwam om onzc zaak voor de regtbank te<br />
beplciL
v<br />
i 5<br />
in gccn 1'011\V dompcJcn; fllf\[1!' lttds hieJp. ri
-lGgo
-<br />
-17-<br />
gij tocb gepredikt ?" , wel zeker"-was het antwoord,<br />
,dat is mijne 1·oeping en ve1']Jligling ;" toen zeide de<br />
burgemeester stampvoetend: ,Proces-verbaal," met:<br />
,ik zal U wel vinden !" Dam·op kregen wij 25 Lanciers,<br />
op eenen Zondag-, <strong>des</strong> morgens om 9 nre,<br />
dronken en nat van den regen (de bnrgemeester<br />
had hen goed ingegeven). Zij kwamen in de kerk.<br />
Er was nog niemand in als ik aileen - ret!en<br />
toen bet dorp in, hadden bill etten voor de afgescheidenen.<br />
De meeste der !eden badden geen stal<br />
en zoo reden zij met hunne paarden maar in huis,<br />
bonden die aan de poot van de tajel of aan de<br />
lade van een kabinet vast, en t!at op een blanke<br />
vloer; dit laatste gescbieclt!e bij den vader van mijne<br />
vrou w; ook werd zij ne dochter, een meisje van 20<br />
jaren oud, uit bed gehaald, hoe\\'el zij aan de<br />
pokziekte blind lag. Zij zeiclen: ,zij moesten stroo<br />
hebben voor de paa1·den." Bij twee andPre !eden -<br />
man en vrowo, ongeveer van SO jaren, smeten zij<br />
een pond bater aan den balk; bij mij wercl('n de<br />
denren opengehroken; bij mijne oude moeder moesten<br />
zij brood voor de paardcn hebben, boter en<br />
drank Iaten halen, anders steken wij Uw zoon,<br />
een jongeling van 16 jaren, clood! Genoeg, ik<br />
zoucle een boekdeel kunnen schrijven, zoo ik al<br />
die jammerende ellen de wil
- 18-<br />
J
19<br />
als op Meroz, omdat zij niet opkwamen tot Je<br />
hulpe <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong>, Rigt. 5 vs. 23, of een te hoog<br />
.hart hebben en groote inbeelding als de stam van<br />
Ruben, Rigt. 5 vs. 16, die het blaten van Gods<br />
kinderen maar aanhooren l doch om handen in een<br />
slaan als onze Vaders en er alles voor op te zetten,<br />
goed en bloed, neen, men wil op de stoel van<br />
eer blijven en goede vrienden met alle menschen,<br />
op zijn aristocratisch, op eene duiddijke wijze gezegd:<br />
noch JWinsgezind, noch patnotsclt, noch Remonstrantsclt,<br />
noch Gerejo1·meerd.<br />
Ziedaar J ongelingen en j ongedochters, opkomend<br />
geslacht! U een en ander met korte trekken medegedeelcl<br />
naar <strong>des</strong> <strong>Heeren</strong> woorcl, hoe het U we<br />
onders gegaan is om der waarheicl wille. Daarom<br />
is het mijne bede, dat God dit U, ons nageslacht,<br />
tot eenen uitgebreidrn zegen mage stellen; clat Gij<br />
de nuchten rnimschoots moogt inoogsten van al<br />
onzen strijrl, druk, kruis en vervolging, geldbor-<br />
ten, inlegering en gevangenisstraffen; dat hct al<br />
moge uitloopen tot verheerlijking van God en zijne<br />
wuarheicl: ,Ziet ik len mel U alle rle daf!en tot cum<br />
de !'nltinding der tcereld."<br />
De vijanden hcb ben ons wel bitt
-20-<br />
lijkste van alles is en was, is, dat wij in den naam van<br />
broeders en zusters' die zcggen' door een bloed gekocht<br />
te zijn en door eenen geest gedrenkt te worden'<br />
dat wij in kunnen naam vervolgd werden, en zij nog<br />
heulen en het met de zoodanigen houden, God<br />
versmaden en de heilige waarheid vertrappen -<br />
dat doet Gods kinderen zeer! De Heere doe het<br />
hun zien, want het is een vreeselijk kwaad, zelfs<br />
gaan zij niet in, en hunne kinderen verhinderen<br />
zij in te gaan. 0 laauw volk! gij hebt uwe eerste<br />
liefde verlaten. De Heere doe u ontwaken en opene<br />
uwe oogen. Kom, sla met ons de hand en ineen,<br />
om als een eenig man te strijden voor hct geloof,<br />
dat eenmaal den heiligen is overgeleverd, en voor<br />
hetwelk onzc vaders tachtig- jaren hebben ges!rcden,<br />
goed en bloed hebben veil gehacl, met Orm?je aan het<br />
hoofd, naast God, die aan de spits get red en was.<br />
Hebben wij - onder het bestuur van Koning Willem<br />
I veel moeten lijden en ui!staan om der waarheid<br />
wille, de Hcere gaf ons bij de troonsbeklimming<br />
van Koning Will em II vrijheid en bescherming.<br />
Zoodat in den middellijken weg door hem<br />
ons lijden werd verzacht en onze ellende verminderde,<br />
zoodat wij tot hiertoe zijn die wij zijn.<br />
Wij staan nog tot op dezen dag. Geloofd zij de<br />
Heere, de zui vere prediking <strong>des</strong> dierbaren W oords<br />
is nog on·s dee), ten spijt van velen die ons gram<br />
zijn. God heeft ons staande gehouden en zal ons<br />
staande houden in zijne Goddelijke kracht, opdat<br />
Zijn Naam er in verhecrlijkt worde.<br />
23 October 1860 vierden wij Godsdienstiglijk<br />
in eenen dankstond ons 25jarig bestaan als gemeente<br />
van Jezus. Christus te Oud-Loosdreckt. ·<br />
Zijn naam moet eer,wig eer ontvangen,<br />
Men Joov' Hem vroeg en spae:<br />
De wereld hoor' en volg' mijn zangen<br />
:MeL Amen, Amen, na.