Oud-Loosdrechter Willem Karsemeijer beschrijft in 1862 hoe het er ten tijde van de Afscheiding in Loosdrecht toeging
HERINNERING·
AAN DE
BADEN DES HEEREN,
IN BETREKKING
TOT ZIJNE KERK
Jim fH~~
i AIDHi~tA~IDl~
DOOR
W. KARSEMEIJER,
te Oud-Loosdrecltt.
~~
ZWARTSJ,UlS,
L. NJJHOLT.
1862.
/
lk overdacht de uag-cn van uutls, ue jan·n tier
ccuwcn. v\'ij zullcn het niet vcrbergen ,·our het
navu\,);cnde gcslacht, vrrtellendc~ de luJI;·lijkiwdctt
des Ilecrcn en Zijne stcrkhcid cu Zijnc 11 olllkrut
die Tlij g-edaan heeft.
Zoo sprak de dichl.er Asaf in 1's. 77: G c·n P~ ..
72: 4. En dit gaf mij ouk a;l!l\c>idiHg om te docn;
ltclgcen mij al langen tijtl op hct hart lag, nantcltjk,
om in twcc of dric stuhjc::; te hcrdenken c11 tc
vcrtcllen rlc daden des Ilecren, in bctrckking toL
de kcrk van J ezus Christus in 6ns Vaderland, I' an
voor 25 a 2G jarcn, tc mecr omdat onzc killllc·rt'n.
cr tocn no~ nict warcn, of tc klein of tc jott~
om de dadcn des Heeren op tc 1ncrken, cu zij
n u ~root en tot onclerscheid van jarcu gl'kOnH'Il
zijndc, zoo is cr mcer dan bchocfte aan, Jat zij "den
wat cr gcsehied zij, cu wat hunne ouders tot roem
van Gocls genndc hehbcn rnogu1 out len imlcn voor
tlcn naam en de zaak des Heeren. Ik daeht aan
rlcn tijtl waarin Gods volk, de uitg-dcid" gemec·uft'JI ,'
vcrvolgcl l'll vcrdrukt wcnl in o11s Vaclc·l'ia!lll Jll
hr;t algcmccn, maar im:oatkd1eid in omc ~-trckcn.'
-4-
Ik herinnerJe mij nog zeer goed, dat Ds. Budding
te Hilversum zoude prediken in 1836, zoo ik meen
in Junij. Ik ging er ook henen met mijne vrouw
om Gods Woord te ho01·en, ten huize vau den
ouderling G. Haan. Van aile zijden waren er menscherr
toegevloeid, zoo dat het. huis spoedig vol
was van hoarders. Toen de godsdienst ern aanvang
zoude nemen, des morgers om half tien llre,
kwam de burgeme~sler A ndriessen, verg!'zeld van
den heer Perk, Notaris, zeg-g-ende: dat de vergadering
onwettig was, ons gelaslende uiteen te gaan,
want anders was hij grnoodzaakt procf's- verbaal
op te maken, volgens instructie van ~ijne Majesteit
den Koning. Daarop antwoordde Ds. B.: gij hebt
u naar het bevel 1•an uwen pligt g-ekweten en dat
bevel ten uitvoer gelegd, maar ZEw. zeide tevens,
dat hij ook eene roeping en verpligting- had van
wege den Koning der koning!'n, namelijk om het
Evangelic te verkondig-en aan zijne medereisgenooten
naar de eeuwig-heitl; dus de burgen:eester zotl
zich gedragen naar eed en pligt van zijntn koning,
maar ZEw. wenschte ook te beantwoorden
aan zijne roeping-, waarmede hij geroepen was van
den Koning des Hemels, en toen gat' Ds. B. op
om te zingen Ps. 27: 1, 2.
De but·gemeester verwijderde zich van den N' o
tm·is den heer Perk, en de goJsdienstoefeninf!; ging
ongestoonl voort, tot dat de godsd ienstoefen ingen
van de Hoornsche en Hervormcle kerken uitg-in!:,en,
ongeveer om 11 ure. Er schaarde zich toen eene
ma~sa menschen bijeen en deze wierpen eenige steenen
door de glazen ; anderen scholden; derden zeiden:
die menschen doen immers geen kwaad. Spoedig
ging ook onze godsdienstoefening uiteen, zoodat
dit alles nog al wel afliep. Des namiddags zouden
wij weder godsclienst hebben, maar daar bud
-5-
de burgemeester voor gezorgd. Hij had de schutterij
op de been gebragt. 'foen wij om 2 ure aankwamen
om ons weder onder het gehoor van Gods
W oonl te begeven, werd er gezegd: de burgemeester
is op de komst met zijne dienaren en schutters
om ulieden uiteen te slaan. Naauwelijks waren
wij gezeten, of daar kwam hij aan. W oedend
zijnde zeide hij: 11 e1· 1tit." Daarop kwam G. Haan
en verzocht den burgemeester zijn huis te verlaten
en de vrienden te Iaten zit ten, en wel om
deze red en: er was nog geene godsdienstoefening.
Wij zaten rustig te spreken. Maar neen - wij
moesten er uit. Dam·toe gaf hij last - 11dau maar
met geweld." Ik werd het eerst aangepakt. Mijne
vrouw viel mij om den hals, en zoo sleep ten zij
mij en mijne vrouw het huis uit, en gaven eenige
stooten en stompen en zeiden tegen de duizenden
die daar buiten stonden : 11slaat ze nu maa1' dood."
Doch de menigte riep : Zijne vrouw is al dood ;"
want zij bing, geheel buiten bewust.zijn, aan mijnen
hals. Toen nam een ander hare voeten en zoo gingen
wij een weinig voort, tot dat er iemand zeide:
och! kom in mijn buis; maar de vrouw van eli en
man riep: 11niet in mijn huis ," waarop de man
zeide: 11 o vrouw, het is Gods volk." Daarop zeide
ik: N een vrouw, wij zullen niet in uw huis komen,
geef mij maar eene kom met azijn, dan zal
ik met mijne vrouw naar die pomp gaan , die
daar buiten staat; zoo gezegd zoo gedaan. De vrienden
waschten mijne vrouw bij die pomp en ziet door Gods
goedheid kotnt zij weder bij. Zij wist niet wat er gebeurd
was; maar terwijl wij daar staan, komt er
een man kermende uit, die roept: 11Zij slaan mij
dood." Het bloed stroomde van alle zijden van
zijn aangezigt af. Het was Dankenstijn - een
man die veelleed aan vallende ziekte. Daarop volgde
\f'l r (, n .tr ..!tr, \\icn h('t blord uit neus en moml
'lroomdr, ik mccn hct was .J. Tiijmerink van
·, Orm:elaud. Nog rem clrnk, ccn owl man van
'l'er Aa, Alb. v. Ylic;t, mctknobbelsophcthoofd
1 an wqrc de vuistslagcn, die intussebcn zeide:·
11 X11 1crd ik zcam· de ked: is," en zoo is dat huis
kdig p:cruimrl. Den Domi nc lu~bben zij, zoo ver
ik wcct, p:ecn bijzomh~r kwaad gedaan. Een iedcr
kcerde tot de zijncn terug, en door Gaels genacle
zijn cr geeue mensch en levens te betreuren· gewecst ,
nmar cr werdcn velc God vcrhccrlijkenclc gcbedcn
opgr·zonden tPn hcmcl, alsmede lof· en dankpsalmcn,
niet alleen voor de bcsehutting en beschcr·
ming des Heeren, mmw ook voor de groote zaa k dat
wij verwaardigcl worden om te lijden voor 's Hecven
naam en zaak. Er was toen gccst en levcn
onder het volk des Heeren. De wcrcld werd beschaamd
en ook sommigen jaloersch. Ja toen was
liet ccn hart en ccne ziel' elkanders las ten werclen
geclragen, en er heerschte liefde onderling. En
nu, hoe treurig ziet het er nit: bijten en vcreten
van elkanderen. Toen was er geen tijd om te
twisten, maar wel om de prcd!king van het dierbare
Evangelic te hooren. Hun, die maar onclcr het
net kwamen, werd de rijkdom van Gods genade in
Christus verkondigd en zoo beminnelijk en uitlokkend,
dat clan dezen en dan genen er door
Gods genade zin in' kregen. En niettegenstaande
er geld, goecl en bloed prijs voor moest gegeven
worden, deecl de Heere er dagelijks toe, die liever
met Gods volk kwalijk wihlen gehandelJ worden,
dan in eene valsehe kerk te blijven. 8! Welk een
beerlijke tijd was het toen \ ik denk aan de dagen
van ouds, nog maar 25 a 26 jaren geleden. 'foen
juiehtcn cle kinderen Gods, en nu zitten zij een
\eder o~der zijnen wijnstok en vijgeboom, nu- is
-1-
rr cen gcdurig gcklag? Van waar · toch dit, zoo
het niet is, omdat de liefdc verkoeld is en vele
ongeregtige dingcn de overhand hebben. Van lieverledc
is de werelcl weder ingesloten, zoodat de
wcrcldgelijkvonnigheid zoo we] bij de dienaren
van Gods W oord, als bij de leden der gemeente
grootelijks is doorgedrongen. Zoo heeft de ruste niet
vee! goeds gewrocht. Och, dat wij er op ]etten
mogten, opdat al Gods volk in verootmoediging
kwame voor God en voor elkandereu. Dat geve de
llem·e God uit genade, om J ezus wille, opdat wij
nog cens als in die dagen roemen en juichen mo•
gen in God van goeder en blijder harte, en de
arkc Gods met eenen eenparigen schoudcr clragen.
Necn, wij zullen het niet vcrbergen voor onze
kindcren , voor het navolgende geslacht, maar vertellen
de reddingen des Heeren en Zijne sterkheid,
opdat het navolgende geslacht, ze weten zoude.
Ps. 7 8: 4. J a ook de kinderen die geboren zouden
worden, enz. vs. 6.
Om terug te komen op het gebeurde te Hilve?·-
8ttm. - De burgemeester c. s. des avonds overdenkende,
wat zij gedaan hadden, begrepen zeer
goed , dat zij hadden gehandeld in strijd met de
wetten des lands, en ook hun eigen geweten hen
aanklagende, dat zij niet alleen gezondigd hadden
tegen de wet ten des lands, maar ook tegen God,
overlegden te zamen wat te doen - voor God
in de schuld te vallen? - de beleedigden en mishandelden
vergi:ffenis vragen? N een, neen , dit
konde niet ; maar, wat dan? - Proces-V erbaal
opmaken, en twee menschen aangeven, die zich
zouden verzet hebben tegen het wettig burgerlijk
Bestuur, in de uitoefening van deszelfs ambt en
bediening, en zich z.elven langs dien weg yrij ..
-8-
maken van de gedane of toegelatene mishandelingen.
Dewijl de Afgescheidenen geen regt konden
verkrii~en, waren zij, die hen vervolgden, de beste
dienaars van den staat. Zoo heette bet, en zoo bleek
het dan ook spoedig. Het procesverbaal werd opgezonden
naar Amsterdam, zoo zwart als mogelij
k was, gekleurd, omtrent bet gedrag van de
Afgescheideuen; hoewr.l zij als weerlooze lammeren
zich lieten behandelen, zoo als de heer Koot te regt
heeft aangemerkt voor de regtbank te Utrecht. En
wat was het gevolg van dat procesverbaal? Eenige
dagen daarna kwamen er drie dienaars van justitie
met eenen deurwaarder, om mij en l)h. RiJmcring
geboeid naar de gevangenis te Loenen en van daar
den volgenden dag naar Amsterdam op den heiligen
weg, als de grootste boosdoPners, te brengen.
Nu, wij hadden daarop niets teg-en, door Gods
genade, maar zeiden : Het is ons eene eer om den
Naam van Jezus en Zijne waarheid kwalijk gehandeld
te worden, en verzochten slechts (het was des
middags 12 ure, en wij wisten uiet, of wij onze
vrouwen en kiuderen aan deze zijde van het graf
zouden wederzien) om biddend afscheid van hen
allen te nemen en ze den Heere en Zijne genade
aan te bevelen. Dit werd ons vergund. \\ ij bogen
onze knieen voor God, droeg-en vrouw en kinderen
aan Hem op, en namen bidJend afsch ... id van
hen, en verlieten alzoo ooze wooing. Die ons
boeiden en wegvoerden waren zigtbaar bewogen.
Sommige burgers van Loosdrecht, die God en
Zijne waarheid vijandig warPn , klapten in de handen
van blijdschap en spotlust, en auderen, die
aan God en Zijne dienst zich verbonden !!,evoelden,
schreiden en kwamen ons de hand drukkrn, zeggende:
"God sterke u !" en zoo zijn wij te Loenen
aangekomen. Daar gekomen zijnde , werd de ger
-9-
vangenis geopend. Het was een hok met slechts
sh·oo , waar alle scbelmen en dieven vernachten.
Ook stond er eene smerige ton met water gevuld,
om te drinken en om er ons mede te wasschen.
Wij zeiden: Moeten wij dam·in, niet zoo
zeer om bet hok, maar wij dachten het konde wel
vol ongedierte zitten! God echter wcuude de zaak
om, en boog bet hart van den deurwa:l!'der, llir~
zeiue: neen, dit kan niet , het zijn toch burgers
van Looub·echt, en wees OilS eene andrre plants
a an , zeer geschikt, met een ledikant om er d icn
naoht in te slapen. Zoo zagen wij bercstigd, ho:~
de harlen der menschen zijn in de hanrl Yan Clod,
zelfs van de koningen der aarde. Ilij kan zr nei(;eH
en neigt ze tot wat IIij wil. En - niet aileen dat
wij een kamer krcgen met een ledikant, maar ook:
verkwikkenden drank, namelijk bier, tabak ell
pijp. Wij waren ten volsten O\'Crtuigd: God W
-10-
l\Ien bragt ons op den heiligen weg : - daar
was het zoo goed niet. Toen wij daar inkwamen,
heettc het van dien heer welken wij ontmoetteden!
zoo zijt gij daar? nu zijt gij op den heiligen weg:
nu zult gij het wel goed hebben! ! Het was des
mot·gens om 8 ure toen wij et· kwamen. Wij werden
in een klein kamertje opgesloten tot des avonds
ongevEer 5 ure, kregen noch nat noch droog, en
dat in het heetst van den zomer. Wij versmachteden
van dorst, maar konden niets krijgen. Wij
zeiden: o, 't zal wat uitmaken, 11eeuwig dorst te
lijden in de kel met den rijken man. - Een
oogenblik daarna, moesten wij voor de heeren
komen om ons physionomie te doen opnemen. -
Dit geschied zijnde, werden wij in een ander hok
gebragt; daar was het niet betel". De stank kwam
tegen ons in, van wege de beste kamer, er was
geen deur aan. Reclameren konrlen wij niet, en
als wij iets zeiden tegen dien mijnhecr, die ons
bezorgde, dan antwoordde hij: o, gij zijt nu op
uen heiligen weg! N u , wij kregen stroozak en een
de ken, een vat met water, een houten bak, twee
houten lepels, maar - geen eten! Daar gingen
wij den nacht mecle in, en door Gods voorzienigheid
kregen wij ook eene kaars en wat vuur, om
aan te steken. 0 wonder Gods! riepen wij uit:
11zoij kzmnen lezen."
Wij zongen, wij baden herhaalde reizen tot 12 uur
in den nacht, toen zoudeu wij gaan rusten of slapen.
Onze stroozak wat opgeschud hebbende, gingen
wij liggen. Wij sliepen tot ongeveer 2 ure; toen
zeide Rijmerink: daar komt mij voor, 11de begeerte
van den luiaard zal hem dooden." Daarop zeide
ik : dan moeten wij aan het bidden. Dit deden
wij ook; wij wieschen ons met water ui.t dat
smcrige va.t, en storteden onze harten voor God uit ~
-11-
en zongen een Psalm; Jan eens geheel bemoedigcnrl
en Jan weder ter neder gedrukt. De schoone
Jageraacl zagen wij aanbreken, maakten God daarin
.groot, ook gaf de ron spoedig hare verkwikkende
lichtstralen. die ons zeer nuttig waren, niet alleen
omdat ons hok verlicht, maar ook, omdat wij
er door in cle gelegenheicl gesteld werden om het
ongedierte , dat wij in onze niemve woning te
Amsterdam hadden opgedaan, weg te vangeu,
zooveel als ons mogelijk was. 's Morgens omstreeks
8 ure kwamen ons twee vrienden bezoeken, de
heeren N. Obbes en Brand. Zij bragten ems eenige
ver8terking, en nn een panr woorden over en weder
te hebben gesproken, moesten zij zich weder verwijderen,
en wij weer naar ons hok. Danr gekomen
zijnde, achter ijzeren deuren, dankten ''vij God
voor het goede, on,; omvaardigen bewezen; wij
mogten broeders spreken en eenig voerlsel ontvangen
om ons broos ligcbaam te verkwikken. Wij
badden toch nog niets gehad in 24 uren als een
vat met water. 0, wat hadden wij een ruimen
toegang tot Gods troon , ziende op den oversten
Leidsman J ezus Christus, die het kruis verdroeg
en de schande verachtte en nu zit aan 's Vaders
Regterhand, plaats bereidende voor de Zijnen, om
eeuwig bij Hem te zijn. Dat blijde uitzigt streelde
ook onze zielen; wij kregen ook te gelooven, dat
wij spoedig zouden ontslagen worden uit dat hok.
Daarop zongen wij Ps. 42: 5.
Maar de Heer zal uitkomst gcven,
Hij die daags Zijn gunst gebiedt;
'k Zal in dit vertroawen lev en,
Eu dat melden in mijn lied,
'k Zal Zijn lof zelf~ in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht,
}~n mijn hart, wat mij moog trefien,
'l'ot den God mijns levens heffen.
-12-
. Des namiddags om 2 of 3 ure, kwamen wij vool'
den regter van instructie, en na ons gehoord tc
hebben, liet hij ons los tot nadere oproepiug; o
,wat is God getrouw en sterk. Hij zal Zijn werk.
voor ons volenden", :widen onze 7.ielen.
Wij kwamen des nachts t' huis. De gemeente was
verblijd, en onze betrekkinge11 niet weinig. Alle
monden liepen over van Gods lof. Een ieder zcide:
W at zullen wij den I-Ieere vergeldcn van wege
Zijne liefde en trouw ons bcwezen; en \Yat rnij n
persoon aangaat, nooit heb ik den Hcere Jezus
van rneer nabij leeren aanschouwen in het geloof,
nooit rneer van Zijne zalige zondaarsliefde gesmaakt,
t1an in dien tijd van krui3 en druk en vervolging.
Het was to en wel eens, dat ik zeggen moest:
Jezus! trek Uwe liefde wat in, ik kan het niet
dragen. Ja, het zegt wat, als ecn vloek- en doemschuldig
zondaar verwaardigd tc worden, om Zijnent
wil kwalijk gehandeld te worden, voor Zijnen
Naam en Zaak te mogen lijden, voor Hem ,die
ons van Gode geworclen is tot wijsheicl, regtvaardigheid,
heiligheid en volkomene vcrlossing.
Te zien en te gelooven, verlost te zijn niet met
goud noch zilver, maar door het dierbaar bloed
van Gods Zoon, - dit n iet slechts theoretisch
te we ten, want dit laat den mensch ijskoud, maar
practisch te geloovcn, en door Gou den Heiligen
Geest toegepast te hebben aan het hart. Al was
dan de zonclaar van ijzer en staal, dit doet hem
van wcge de liefde Gods in ootmoed voor God
wegsmelten, als wasch voor het vuur- en in zttlk
eene stemming mogten wij toen verkeeren. Zalige
tijden! o, het is zoo zoet, tv gedenken de dagen
van ouds!
Laat de JI.Ioderne Theologie Christus wegredencren,
Zijnc Goclheid y
-13-
die Hij gedaan heeft, bespotten en belagchen, zoo
als dit hedendaags . ongestraft geschiedt, zelfs door
zoogenaarnde leeraars van Hem, in de H.ervormde
Kerk , waar God ons heeft uitgeleid tot roem en
lof Zijner liefue en genade. Geen nood! onze Jezus,
voor wien wij leden en nog wenschen te
lijden, zal hen be~putt e n en belagrhen als hunne
vreeze komt. Hij is Koning, over Sian gezalfd
en de po01·ten der bel zullen Zijne gemeente, hoe
dan ook verdaeht en veracht, verguisd en bestreden,
niet overweldigen. 0 wee die spotters met -en
vertreders van het eeuwig, onfeilbaar Woord van God.
Wat zal het hun bang vallen, als hun den vloek
zal treffen, die de apostel aanduidt met de woorden:
11indien u iemand een Evangelic verkondigt,
bniten hetgene gij ontvangen hebt, die zij vervloekt
!" Gal. l : 9.
Venler hebben wij over deze zaak te regt gestaan
te Amstet·dam en zijn toeu veroordeeld geworden,
Ph. Rijmcrink voor twee maanden en ik
voor eene maand. Wij hebben toen appel aangeterkend
naar dt:n Haag. Toen is Rijmerink geheel
vrijgekomen, en ik heb toen drie dagen gekregen,
vrij van aile kosten. Dt~ vijanden des Heeren waren
Verslagen en Gods volk verblijd.
N aauwelijks was de gemeente te Oud-Loosd1·ecltt gesticht
of wij werJen vervolgd. Proces op proces werd
ons aangedaan , soms zeven te gelijk. En- de reden
was.:_ wij wi!Jen dour Gods gPnade den Heere Jienen
naar Zijn Wonrd, in verband met de 37 Geloofsartikelen
van de Gneformeerde kerk in Nederland
enz. Daarin wordt loch niets geleerd, dat de orde
stoort, maar wel om Gode te geven wat Godes is, en
den keizer, wat des keizers is. Wij verklaarden dit
zoo duidelijk, als ons doenlijk was, maar het hielp
alles niets; men ging streng door om ons te ver~
-Hro]~(rn
rn i" \'('Hlrukkcn; wat crook van onze·zijde
ann!!:mvend wrrd, om te betoogen: , Tf/ij zijn gereforilleertl
," al was hct door de wclsprekendstc tong,
wo als pl;~;tts had door wijlen den hcer aJ.vocaat
,·an llnli, clir 11it licfde totdcwaarhcid,vanAm
~terdnlll kwam om onzc zaak voor de regtbank te
beplciL
v
i 5
in gccn 1'011\V dompcJcn; fllf\[1!' lttds hieJp. ri
-lGgo
-
-17-
gij tocb gepredikt ?" , wel zeker"-was het antwoord,
,dat is mijne 1·oeping en ve1']Jligling ;" toen zeide de
burgemeester stampvoetend: ,Proces-verbaal," met:
,ik zal U wel vinden !" Dam·op kregen wij 25 Lanciers,
op eenen Zondag-, des morgens om 9 nre,
dronken en nat van den regen (de bnrgemeester
had hen goed ingegeven). Zij kwamen in de kerk.
Er was nog niemand in als ik aileen - ret!en
toen bet dorp in, hadden bill etten voor de afgescheidenen.
De meeste der !eden badden geen stal
en zoo reden zij met hunne paarden maar in huis,
bonden die aan de poot van de tajel of aan de
lade van een kabinet vast, en t!at op een blanke
vloer; dit laatste gescbieclt!e bij den vader van mijne
vrou w; ook werd zij ne dochter, een meisje van 20
jaren oud, uit bed gehaald, hoe\\'el zij aan de
pokziekte blind lag. Zij zeiclen: ,zij moesten stroo
hebben voor de paa1·den." Bij twee andPre !eden -
man en vrowo, ongeveer van SO jaren, smeten zij
een pond bater aan den balk; bij mij wercl('n de
denren opengehroken; bij mijne oude moeder moesten
zij brood voor de paardcn hebben, boter en
drank Iaten halen, anders steken wij Uw zoon,
een jongeling van 16 jaren, clood! Genoeg, ik
zoucle een boekdeel kunnen schrijven, zoo ik al
die jammerende ellen de wil
- 18-
J
19
als op Meroz, omdat zij niet opkwamen tot Je
hulpe des Heeren, Rigt. 5 vs. 23, of een te hoog
.hart hebben en groote inbeelding als de stam van
Ruben, Rigt. 5 vs. 16, die het blaten van Gods
kinderen maar aanhooren l doch om handen in een
slaan als onze Vaders en er alles voor op te zetten,
goed en bloed, neen, men wil op de stoel van
eer blijven en goede vrienden met alle menschen,
op zijn aristocratisch, op eene duiddijke wijze gezegd:
noch JWinsgezind, noch patnotsclt, noch Remonstrantsclt,
noch Gerejo1·meerd.
Ziedaar J ongelingen en j ongedochters, opkomend
geslacht! U een en ander met korte trekken medegedeelcl
naar des Heeren woorcl, hoe het U we
onders gegaan is om der waarheicl wille. Daarom
is het mijne bede, dat God dit U, ons nageslacht,
tot eenen uitgebreidrn zegen mage stellen; clat Gij
de nuchten rnimschoots moogt inoogsten van al
onzen strijrl, druk, kruis en vervolging, geldbor-
ten, inlegering en gevangenisstraffen; dat hct al
moge uitloopen tot verheerlijking van God en zijne
wuarheicl: ,Ziet ik len mel U alle rle daf!en tot cum
de !'nltinding der tcereld."
De vijanden hcb ben ons wel bitt
-20-
lijkste van alles is en was, is, dat wij in den naam van
broeders en zusters' die zcggen' door een bloed gekocht
te zijn en door eenen geest gedrenkt te worden'
dat wij in kunnen naam vervolgd werden, en zij nog
heulen en het met de zoodanigen houden, God
versmaden en de heilige waarheid vertrappen -
dat doet Gods kinderen zeer! De Heere doe het
hun zien, want het is een vreeselijk kwaad, zelfs
gaan zij niet in, en hunne kinderen verhinderen
zij in te gaan. 0 laauw volk! gij hebt uwe eerste
liefde verlaten. De Heere doe u ontwaken en opene
uwe oogen. Kom, sla met ons de hand en ineen,
om als een eenig man te strijden voor hct geloof,
dat eenmaal den heiligen is overgeleverd, en voor
hetwelk onzc vaders tachtig- jaren hebben ges!rcden,
goed en bloed hebben veil gehacl, met Orm?je aan het
hoofd, naast God, die aan de spits get red en was.
Hebben wij - onder het bestuur van Koning Willem
I veel moeten lijden en ui!staan om der waarheid
wille, de Hcere gaf ons bij de troonsbeklimming
van Koning Will em II vrijheid en bescherming.
Zoodat in den middellijken weg door hem
ons lijden werd verzacht en onze ellende verminderde,
zoodat wij tot hiertoe zijn die wij zijn.
Wij staan nog tot op dezen dag. Geloofd zij de
Heere, de zui vere prediking des dierbaren W oords
is nog on·s dee), ten spijt van velen die ons gram
zijn. God heeft ons staande gehouden en zal ons
staande houden in zijne Goddelijke kracht, opdat
Zijn Naam er in verhecrlijkt worde.
23 October 1860 vierden wij Godsdienstiglijk
in eenen dankstond ons 25jarig bestaan als gemeente
van Jezus. Christus te Oud-Loosdreckt. ·
Zijn naam moet eer,wig eer ontvangen,
Men Joov' Hem vroeg en spae:
De wereld hoor' en volg' mijn zangen
:MeL Amen, Amen, na.