Gooische Omtrekken 1917
Gooische Omtrekken door Hilfert. Van groote steenen. 1917
Gooische Omtrekken door Hilfert. Van groote steenen. 1917
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Oooische Orntrekken<br />
door<br />
Hi lfert.<br />
I<br />
VAN GROOTE STEENEN.<br />
Overdruk uit ,VOORUIT", Vrijzinnig Nieuwsblad<br />
voor het Gooi.<br />
<strong>1917</strong>.<br />
N.V.DRUKKERIJ ,DE MERCUUR",HILVERSUM
GOOISCHE OMTREKKEN<br />
Over de historie van het Gooi, meer<br />
in het bijzonder ,over die van Naarden<br />
en Hilversum, zijn in den loop der<br />
jaren belangrijke bijdragen gepubliceerd.<br />
Uit een natuur-historisch oogpunt<br />
werd er minder de aailidacht aan<br />
gewijd.<br />
Toch verdient ook dit puilit de belangstelling<br />
van hen, die zich tot onze<br />
verrukl
I.<br />
OVEH GROOTE STEENEN.<br />
De voordra{:hten in den laatJSiten tijd<br />
door de heeren. P. J. van Raveslteijru en<br />
P. van der Lijn in de Natuurhistorische<br />
vereeniging te Hilvensum gehouden,<br />
hebbem de aallJdacht opnieuw gevestig.d<br />
op de enorme sbeenen, die op en<br />
in OlliZen bodem worden gevonden en<br />
die in den z.g. ijstijd door het landijs<br />
van de kusten der Oostz·ee tot bier zijn<br />
vooruirtgeschoven. Wij willen deze heeren<br />
niet napratenr, maar over deze natuurvoorwerpen,<br />
hoe belangwe1kkenrd<br />
al1s zoodanig 100k, enkele gegevens bijeenbrengen,<br />
waaruit blijken moge, hoe<br />
de rijkdom aan steenell/ in onzen bodem<br />
eeuwenlang bekend is, en hoe van<br />
vroeger tijd af, de grootste onder hen,<br />
historische beteek.enris hebben.<br />
Lambertus Hortensius, wiens van<br />
1575 dagteekenende beschrijrving van<br />
de Opkomst en den ondergang van<br />
Naarden, door Professor P·eerlkamp<br />
vertaald wend en van ,Nalezingen. en<br />
bijvoegsel•s" voorzien werd door den<br />
degelijken kenner der <strong>Gooische</strong> geschiedeniSis.en,<br />
A. Perk, ') schneef o.a.<br />
over het Gooi: ,Ibi silices prodigiosae<br />
mol is effodiuntur", dat is: ,men delft<br />
er steenen van onffizaglijken omvang<br />
uit den grond'' en in het bekende LatijnJsche<br />
gedicht van Hortens.ius , Chorographia<br />
Goiolandiae", dat in 1632<br />
') Uitgegeven als. no. 5, nieuwe<br />
neek.s, der W erken van het Historis,ch<br />
Genootschap te utrecht, in 1866.<br />
2
voor het ·eenst wer1d uitgegeven en<br />
waarvan wij aan Prof. Peerlkamp mede<br />
een ·overzicht van den niet gemakkelijk<br />
te begrijpen inhoud dank en, :!,eeSJt men:<br />
,Daar, waar het land, naar binnen<br />
toe, hooger en heuvelachtiger wordt<br />
of, slecht bebouwd weder daal
men aan den noord- en aan den zuidrarud<br />
vanl hert Gooi het mees.t heeft gegraven<br />
(in de Zanderij van Bussum in<br />
deze tijden en aan de Hollandsche Rading<br />
in tVroeger .eeuwen) daar zullen<br />
op die plaabsen de steenen te zoeken<br />
zijn, die reenige beteekeni,s hebben.<br />
De ·eenige groote Slteen in 't zuiden,<br />
die nu nrog bekend is, is het z.g. Runebed<br />
aan de Lage Vuursche.<br />
VerschiUende geleerlden hebben hun<br />
krachten beproetid om ons te doen gelooven,<br />
dat men inderdaaJd met een<br />
ourd Germanengraf te doen heeft.<br />
Dr. L. J. T. Janssen deelt in zijn:<br />
, ,Hilversumsche Oudheden" 3 ) mede,<br />
dit gevaarte in i85i nau'Wikeurig te<br />
hebben opgenomen. Reeds in i833 was<br />
het onderzocht. Wel merkwaardig is<br />
het, dat oudere schrijvers niets van dit<br />
steengevaarte vermelden. De legende<br />
loopt, dat het eens ,onverwacht uit<br />
den grand is opgekomen". Ook heeft<br />
meru bij de· bepaling der grenzen tusschen<br />
HollanJdr en Utrecht, wat een<br />
Sltrijd van eeuwen1 heeft gekoSit en<br />
waC!!rbij grorote rSiteenen vaak als limietscheidingen<br />
werden aangemerklt, nrimmer<br />
gebruik gemaakt van een grooten<br />
steen die bij ,Warnaars hofstede" (nu<br />
de La.ge Vuursche) z.ou gele.gen hebben.<br />
J. J. ScheHema •) uit de onderstelling,<br />
dat men od'it graf zou gevonden<br />
hebben bij den aanleg van den<br />
weg in de reersrte helft der i7e reeuw, daJt<br />
het toen onder het zand bedolven zal<br />
zijnr geweest. Dan neemt dr. Janss.en<br />
4<br />
3 ) Blz. 74.<br />
') Mengelwerk, 2e stuk, 3e deel.
aan, dat een gedeeHe van het hunebed<br />
,zal zijn weggenomen", dat van geldswaardigen<br />
inhoud ontbl·oote dingen<br />
als aarden potjes en gereedschappen<br />
,te z,oek zullen geraakt zijn".<br />
Dit alle.s is een vrij onwetenschappelijke<br />
redenleering. Bij graven in en<br />
om de steenen heeft men niets gevonden,<br />
,zeUs de asch was· ve11dwenen",<br />
zegt Prof. de Rijk in zijn bekende<br />
Wandelingen door Gooi- en Eemland 5 )<br />
en neemt op die manier kalm aan, wat<br />
bewezen ZlOU moeten worden. Dat een<br />
half el diep ·onder de steenen restanten<br />
van glas!Werk welfden gevonden wordt<br />
door de schrijrvers, die de voo:ropgezette<br />
meening willen ve11dedigen\ dat wij<br />
hier met •een Hunebed te ·doen hebben,<br />
wel vermeld, maar buiten bes·chouwing<br />
gelaten. Dr. Jarussen meent, dat<br />
dit van ,de nabij gelegen hoeve" afkomstig<br />
i:s, maar lost het raadsel niet<br />
op, hoe die moderne resten onder de<br />
s!Jeenen zijn gekomen. De mees.t vo-or<br />
de hand liggende onderSitelling, dat die<br />
steenen ·eerst later daar zijn neerge- ·<br />
le~d en: dus volsflrekt niet een hunebed<br />
vormen, schij:ntt noch bij hem, noch bij<br />
Prof. de Rijlk, die hem naschreef, te<br />
zijn opgekomen.<br />
Het bewijs voor deze stelling ts echter<br />
gemakkelijk te leveren.<br />
In het bezit van den heer C. L. Heek<br />
alhier is •een oude prenJt, waa11op :de<br />
herberg aan de Vuursche is afgebeeld.<br />
Die plarut, welke genomen 1s uit Het<br />
Verheerlij.kt Nederlan:d ") vertoont. ons<br />
5 ) Zie blz. 34.<br />
•) Uitgegevelll van i74·5-'74.<br />
5
de herberg aan de Vuuns.che, zooals die<br />
gebouwd is in 1654. Het terrein er voor<br />
is zeer duidelijk te onderkennen, men<br />
virudt er geen s'poor van. het ,hunebed",<br />
evenmin, als van een heuveltje,<br />
waaronder · het toen miSis•chien nog<br />
verborgen z.ou kunnen gelegen hebben.<br />
De weg, waafiove·r Scheltema<br />
schl'eef, was ·toen reeds aangelegd en<br />
is op de plaat duidelijk zichtbaar.<br />
Het meest ove11tuigend bewijs is echter<br />
gele,verd door den heer J. E. ter<br />
Gouw, die in de Navol'&Cher van 1910<br />
mededleelt dat Aalt van de Pol, iruwoner<br />
van Hilversum en1 .geboortig van de<br />
Vuursche, in 1893, toen deze omstreeks<br />
70 jaren oud wa·s, hem, Ter Gouw, verhaalde,<br />
dat in zijn jeugd een bejaard<br />
man, Jan van Amersfoor't gehee•ten,<br />
hem verteld had, dat deze vroeger had<br />
geholpen om de bedoelde g11oote steenen<br />
met taJkel en blok uit de diepte op<br />
een plek achter de1n1 molen van de<br />
Vuur.s.che naar boven te brengen.<br />
Indien dit waarheid is - en. Aalt<br />
van de Pol werd door den. heer T. G.<br />
al1s een .geloofwCIJardig man erkend ~,<br />
dan blijkt hieruit, daJt omstneeks 1833,<br />
toen v. d. Pol iO jaar was, hem die<br />
mededeeling door Van Ame11s.foorlt is<br />
gedaan.<br />
Die steenen lwnnen dus niet, al:s<br />
Janssen mee1nde, op die ple·k in de<br />
eerste helft der 17e ·eeuw ontbloot zijn.<br />
Wij meenen in deze geheele historie<br />
ruiets te kunnen zien., dan een uitin1g<br />
van he.t sltreven van de oudheidkennei'Is<br />
uit het midden der vorige eeuw, toen<br />
de romantiek hoogtij vieiide, om overal<br />
te zoeken naar overblijf.selen, die her-<br />
6
inneren aan de oudste be.woners dezer<br />
streken en die bijv. Dr. JansEen deed<br />
schrijrveill1, dat op onze heide , ,zooveel<br />
overblijfseleru en kuns,tmatig bewerkte<br />
ge11eeds·chappen van, steen zijn gevonden".<br />
Wij hebben het vermoeden, dat daaronder<br />
zullen zijn aangetroffen tal va1n<br />
z.g. windkeien, ·die door de ne.tuur aan<br />
een of meer zijden geslepen zijn en die<br />
nog in ,groote'n getale op oniZe heide<br />
worden aangetroffen en al evenmin het<br />
a
d·eer.en van hunebed tot gewone kei.<br />
Potgieter sch~eef reeds van \}ritd<br />
zijner dagen, die zich beijverden om<br />
feiten, waamp de aloude geschiede us<br />
roem draagt, te ontzenuwen tot fab -'·S.<br />
Helaas! ons valt geen and~r lot t< n<br />
deel, al gaat het niet over feite'1,<br />
, watar·OP de geschiedenis roem<br />
draagt".<br />
Professor De Rijk heeft het in zijn<br />
reeds vermeldverdienstelijk werk 1 ) over<br />
de.n - ieder beoefenaar der <strong>Gooische</strong><br />
historie welbekenden ~ hoek der dne<br />
steemen, het punt, waar de IZUidgr·ens<br />
van Holland, even ten oosten van 1le<br />
halte Hollandsche Rading, zich paar<br />
het Noorden wendt en waar paal H3<br />
de scheiding van •ons gewes.t ;.ret<br />
utrecht aang'eeft. Hij. schrij.ft:<br />
, ,Slechts weinig schreden en wij<br />
zijn aan een hoek. Vroeger stond op<br />
deze plaats. de ,Zuiderboom van 't<br />
<strong>Gooische</strong> bosch" en .strekte sedert<br />
eeww·en lang tot grensteeken. Later,<br />
toen hij misschien omgehouwen of<br />
ges.torven was, heette deze plek<br />
,Hoek der Drie .Steenen", naar de<br />
drie groo-te keien, die er als teeke-n<br />
der grensscheiding heen waren gewenteld.<br />
Nog later werd de zo:.>~:~naamd.e<br />
Gooier-gracht langs· de limiet<br />
gegraven en werden deze s~ct'<br />
nen overbodig. Ze zijn sedert tang<br />
verdwenen".<br />
Deze mededeeling is deels onp.st.<br />
deels onrvolledig.<br />
8<br />
1 ) BliZ. 33.
Tot verontschuldiging van den<br />
schrijver moge dienen, dat hij zich geheel<br />
heeft verlaten op de mededeelingen<br />
van A. Perk in zijn ,Nalezing"<br />
op Hortensius 2 ), waar deze in ongeveer<br />
dezelfde bewoordingen hetzelfde mededeelt.<br />
In de Wiees1psche en Go·oische volksalmanak<br />
van i860 plaatste deze schrijver<br />
een artikel 3 ), waarin hij .ook<br />
schrijft:<br />
,De :zuidelijkste boom van het<br />
Gooijerbosch strekte bier eeuwen<br />
lang tot aanwijzing der grenzen, bij<br />
het versterven .of omhouwen werd<br />
zijne plaats aangewezen, door het<br />
aanbrenrgen aldaar van drie groote<br />
steenen".<br />
Het Goois·che bosch, grensscheiding,<br />
de zuidelijkste boom, de drie steenen,<br />
alle zaken, die ons in eems zetten te<br />
midden der ·eeuwenlange twisten over<br />
de grenzen van Holland en Utrecht, die<br />
door Perk zeer v·erdienstelijk zijon beschreven<br />
•), maar die hij - miss.chien<br />
door onvolledige bronnenstudie ~ wel<br />
wat door elkaar haalt, evenals: zij, die<br />
2 } Blz. 224.<br />
3 } Herdrukt in , Het Gooi", Jaarboekje<br />
voor geschiedenis en plaatsbeschrijving,<br />
onder redactie van C. L.<br />
Heek. Eerste jaar i906.<br />
4 } Zie: Nalezing op Ho.rtensius.<br />
9
na hem over het Gooi s·chreven; ook<br />
Profes,sor De Rijk.<br />
De hoek der drie steenen is n.l. niet<br />
de plaats, waar de zuidelijkste boom<br />
van het Gooierbosch stond.<br />
Wat te bewijzen is.<br />
Wij behoeven ,niet de oude historie<br />
der langdurige twisten tusschen het<br />
Sticht en Holland op te halen. De<br />
waardevone weiden en v,enen aan<br />
de Zuid- en Oostgrens zijn eeuwenlang<br />
het terrein gewees.t van het zoeken van<br />
eigen recht. Die van Maartensdijk<br />
weidden en groeven .op gronden, die<br />
de Gooiers, zich ,zelf toekenden en omgekeerd.<br />
Fo.rmeele gevechten werden<br />
geleverd, moord en doodslag hadden<br />
plaats, waarbij de ruwe Gooiers, o:ver<br />
wier ·onver.saagdheid in den krij,g Horterusius<br />
reeds schreef en OlVer wien<br />
Pieter ComeliSIZoon Hooft reeds in zijll:li<br />
brieven ra1)porteerde, dat ze ,vrij kregel<br />
v.an aart- waren", zich niet onbetuigd<br />
hebben gelaten.<br />
Herhaalde processen over de gr.enzen<br />
hadden plaats, de Ho.oge Raad van<br />
Mechelen kwam er zelfs aan te pas,<br />
maar men sioorde zich bitter weinig<br />
aan de uitspraken en eerst in i 729<br />
kwam .een definitieve ·overeenkoms,t<br />
tuss·chen Holland en Utr.echt tot stand,<br />
waarbij het eerste gewest, evenals bij<br />
vroege.re uitspraken, wel weer aan 't<br />
kortste eind trok, maar waaraan men<br />
zich toch ten s.lotte hee.ft gehouden.<br />
Een der episoden uit deze langdurige<br />
twiSiten is een gerecht.erlijk verhoo.r,<br />
afgerl!Omenl den 5en November i'502<br />
door ,Jacob Jacobsz, Rentmeester, Generaal<br />
van Kennemerland ende GoijiO
---- --------<br />
land, op 't stuck van mijns. genadighs<br />
Heer.en Veenen, gelegen aan den<br />
Stichte van utr-echt''")<br />
Compareert o.a.:<br />
,,:Uouwer Heyndricken, Buer-meester<br />
in den Dorpe van Huys,en, ·out 6i<br />
Jaar, of daar omt.rent, tuycht ende<br />
seyt by srynen ·eede: Hoe dat omtrent<br />
3i Jaar geleden, Meester Jacob vrun<br />
Almonde, Raat van Hollande, als<br />
Gecommitteerde van wegens myns<br />
ghenaaden Heeren (dat was dus Karel<br />
de Stoute), is gheweest in Goylandt,<br />
omme onderzoek van deze<br />
zaacke te doen by Informatie", etc.<br />
Comparant verklaart verder gehoord<br />
te hebben, dat bij die gelegenheid zijn<br />
ouders hebben gezegd, dat de grens<br />
tusschen Holland en het Sticht piacht<br />
te lo~open<br />
, van de Mont van der Eem tot<br />
Leeuwen-paal, van Leeumen-paal op<br />
de hooge Boomen van de Vuers<br />
(Hooge Vuui'ISche, waar later de herberg<br />
de Roskam verrees); van de<br />
Vuers op Warnars-Hofstede (thans<br />
Dra.kenstein aan de Lage Vuursche)''.<br />
Verder noemt getuige eenige rundere<br />
plaatsen waaro·ver de grens zou gaan,<br />
'o.a. de ,Blauwe Sarcke".<br />
") Het ~eerst gepubliceerd in Boxhorn,<br />
ToonJ8el van Holland, later in het Kabinet<br />
van N ederl1l!ndsche en Kl,eefsche<br />
oudheden door M. Brouerius van Nidek<br />
en lsaa,c le Long. 7e deel, i795.<br />
1i
Een ander getuige spreekt ·Over den<br />
,,Hooghen Vurs-Boom" als grens.<br />
In de Sententie van den Secreten<br />
Raad, .ctato 15 October 1534, wordt de<br />
grens.scheiding bepaald o.a.:<br />
,Van Leeuwenpaal zuydwaarts<br />
lynrecht op St. Maartenstoom· (Domtoren)<br />
regard nemend, tot aan 't<br />
uytterst.e eynde van de Dorpen van<br />
Emenesse, idem van 't voorschreven<br />
uyterste eynde van Emenesse .....<br />
tot aan de Ree, ende van daar zuytwaarts<br />
tot aan den boekenboom,<br />
sta8Jnde op de Vuerse, ende van den<br />
voorsz. boeckenboom noch zuydwaarts<br />
tot W ernerts Hofstede in~<br />
cluys, ende van Warnarts Hofstede<br />
westw&arts aan den uytte·rsten boom,<br />
staande aan de zuydzyde van Goyerbasch;<br />
ende van daar voorts tot de<br />
W.eer ende tot in de riviere van de<br />
Vecht". ")<br />
Van steenen al1S• grensscheiding vindt<br />
men hier geen gewag gemaakt, hoewel<br />
de ,Blauwe Sarcke" wel wijst op het<br />
aanwezig zijn van .zulk ·een gevaarte.<br />
Van een steen aan w .erner.shofstede<br />
(Lage Vuursche) leest men niet., we!<br />
van boomen.<br />
Intussc.hen, boomen zijn niet eeuwig<br />
en kunnen v:oor definitieve grensbepaling<br />
moeilijk dienen.<br />
Niet lang .ctaarna wws er weer geschil<br />
ove·r de grenzen, toen bleek de<br />
•) Uit: Tweede Memoriaalboek<br />
's Hoofs van utrecht fol. 89. Zie Groot<br />
Utrechts Placaatboek, 1e deel, biz. 119.<br />
12
groote beukenbo·om aan de Hooge<br />
Vuursche verdwenen en moesten getuigen<br />
aanrwijzen, waar hij had gestaan.<br />
Franc;ois de Latere, Schaut van<br />
de Vuursche, ·een man van 80 jaren,<br />
verklaarde, presenteerende zijn hals,<br />
dat hij de plaats, wist, waar bedoelde<br />
boom had gestaan, dat hij een dee! van<br />
het bout in acht wagenvrachten had<br />
zien wegvoeren, eniZ.<br />
Groote steenen, als, grensbepalingen,<br />
lijken meer constant. Reeds noomden<br />
wij de ,Blauwe Sarcke". Verder naar<br />
het zuiden in de veenstreken >Schijnt<br />
men oudtijds on12e <strong>Gooische</strong> keien als<br />
grensrnerken te hebben gebruilkt, maar<br />
de weeke veemgrond kon ze niet torsen.<br />
Bij het reeds· vermelde verhoo>r van<br />
i602 verklaarde Jan Louwersen van<br />
Hilversom:<br />
,bij .zynen eede: Hoe dat hy Deposant<br />
vernomen ende by prove zoo<br />
hem dunckt wei ondervonden heeft,<br />
in de Wesbrock (Westbroek, nabij<br />
Maartensdijk) omtrent 2'5 hondert<br />
Roeden van der Kercke aldaar in de<br />
Veenen legghende, onder der Aarden<br />
een Sarcke-stene, lanck wezende<br />
na>ar zynen prove ende gevoelen, drie<br />
Roeden, en een Roede breert"<br />
en Heyndrik Dyrcxsen van Hilversom,<br />
Heyndrick Gysen van Laeren, Lauwer<br />
Heyndricksen van Husen en Albert<br />
Lammertsen van Blarcom<br />
,hebben te saemen getuyght endegeseyt<br />
by haeren eede: Hoe dat sy ghei3
weest hebbende achter vVeesbroeck,<br />
drie booghs·choten of daeromtren.t<br />
van der Kercke, daer sy getas.t ende<br />
ondervonden hebben, met sekere Instrumenten<br />
daartoe dienende, benenen<br />
in der ·aerden omtrenL een Manslengte<br />
diep, een s.teen~rotse, Janek<br />
wesende vyf Roeden of daeromtrent,<br />
ende twee Roeden breedt; welck sy<br />
Deposanten houden te wesen een<br />
Paelscheydinge tusschen de Landen<br />
van Hollandt ende de Stichtsche. Nog<br />
seggen die selve Deposanten: Dat sy<br />
verhoort hebben, datt'er noch meer<br />
Pael-Scheydinge ende gelycke Steenen<br />
ende Mercken leggen souden,<br />
die sij bij diligentie hoopten te vinden,<br />
want 't gunt (hetgeen) s.y onder<br />
de aerde bevonden hebben, al harde<br />
steen schynt te wesen, by de prove<br />
die daervan ghedaen is; soo dat het<br />
geen Fondament van .eooich Huys,<br />
Huysken ·ofte Erve i.s", etc.<br />
Na deze uitweiding over steenen als<br />
grenspalen buiten ons tegenwoordige<br />
Gooi komen wij tot den uiters.ten boom<br />
van het <strong>Gooische</strong> bosch en wat daarmede<br />
samenhangt.<br />
Het <strong>Gooische</strong> bosch .strekte zich oudtijds<br />
uit .over de s.treek, die wij nu<br />
aanduiden met: Z·warte Berg, Zwa<br />
Imvenberg en Boschberg. R·eeds in<br />
1085 wordt er gewag va;n1 gemaakt.<br />
Oonspronkelijk besloeg het een oppervlakte<br />
van 300 morgen.<br />
Even als de venen, zuidelijker liggende,<br />
vo.ortdurend bronnen van oneenigheden<br />
waren, was ook het bosch<br />
de oorzaak van allerlei onaangenaam-<br />
14
heden tusschen bewoners van het Gooi<br />
en de utrechtsche familie Nijemode.<br />
Voor een deel wa:s het beukenbosch,<br />
voor een ander deel met eikeboomen<br />
booet. ')<br />
De Gooiers kapten braaf het hout,<br />
dat zij noodig hadden en waa11op zij<br />
recht meenden te hebben, die van<br />
MaarteniSdijk Iieten zich mede niet onbetuigd<br />
en zoo werd het bosch langzamerhand<br />
verwoest. Wei werden door<br />
de overheid aile pogingen in het werk<br />
gesteld 'om door strenge bepalingen,<br />
o.a. op vervoer van hou~ het bosch<br />
voor ·Ondergang te behoeden, maar te<br />
vergeef,s.<br />
Het gemeen bezit was ook hier de<br />
oo11zaak van .on!dergang. Omstr,eek:s<br />
1600 was van het geheele bosch niets<br />
meer te vinden dan een aantal stronkeill<br />
van afgehouwen boomen, met hier<br />
en daar wat laag 'strutkgewa:s.<br />
Zoo viel .ook de groote boom, die<br />
vele jaren gediend had tot grensbepa,.<br />
ling met het Sticht en moes.t men tot<br />
ande,re middelen zijn toe,vlucht nemen.<br />
Toen kwamen onze groote keien aan,<br />
die zijde als merkpalen in eere.<br />
Ze voldeden beter dan gewone palen.<br />
Daarvoor hadden en Gooiers en Stichtenaren<br />
weinig respect. Wil men ·een<br />
bewijrs, dan leze men, wat Hortensius<br />
er va:n schrijft. Nadat men voor de<br />
zooveel•ste maal getracht tad tot overeenkomst<br />
te geraken<br />
') Denk aan onzen Boschdrift en<br />
Eikbosscherweg.<br />
15
eraad•slaagde men over de beste<br />
--.:==1ier om te zorgen, hoe deze<br />
grensscheidirug ') het Jangst in wezen<br />
mocht blijven en er voor de nakomelingen<br />
een bewijs en gedenkteeken<br />
van den geeindigden twist zoude bestaa:n:<br />
ik zeide- want men had mij<br />
mede tot die bijeenkomst genoodigd<br />
-: ik ben van oordeel, dat er<br />
twee, niet hooge, maar sterke pafen,<br />
een voet boven den grond op een<br />
hecht voetstuk, in de getrokken lijn<br />
moeten geplaatst worden, gelijk de<br />
Romeinen eens deden1 op den oever<br />
van den Rubicon. Ik geloof niet, dat<br />
iemand zoo slecht zal zijn die te<br />
durven vitgraven of vernielen. Dat<br />
vooDstel werd aangenomen. Maar<br />
weinige dagen daarna waren beide<br />
palen bij nacht weggenomen, hehzij<br />
door G.oyens, hetzij door Stichtsehen.<br />
Algemeen viel het vermoeden op de<br />
G.oyer&".<br />
De meest strenge placaten werden<br />
uitgevaardigd in i552, i57i en later<br />
zelf.s nog in i7i9, waarin wij lezen: 3 )<br />
,Dat niemant, wie hy sy, sig sal<br />
vei1Stouten de Palen, of de Stcnen,<br />
tot kentekenen der voorschreven Limiten<br />
gestelt, te schenden, of te<br />
amoveren, o.f ook de gruppels of de<br />
') Hoogstwaarschijnlijk bedoelt hij<br />
die aan deili LapeDsweg (thans Soestdijkerstraabweg)<br />
even voorbij Kievitsdal.<br />
3 ) Groot utrechts Placaatboek, I,<br />
blz. i46.<br />
i6
wall en (de gemelde Grens1scheydinge<br />
denoterende) te slechten, of verduysteren,<br />
op poene van daar over de<br />
.eerste reyse gegees,selt ende gebrandmerckt,<br />
mitsgaders voor den<br />
tyd van tien. jaren geconfineert, ende<br />
voor de twede reyse met de galge te<br />
worden gestraft".<br />
Wei waren strenge strafbepalingen<br />
noodig. De Gooiers stoorden er zich<br />
evenwel niet vee·l aan, wat van den<br />
minderen man te begrijpen is, waar<br />
zijn overheden voorgingen en ,niet<br />
schroomden grensteelkenen te verplaatsen<br />
zoo' niet ten profijte van zich zelf<br />
dan toch van het Gooi. Eigen. rechter<br />
spelen zat den ouden. Gooier in het<br />
b!.oed.<br />
Onze , uiterste boom" gaf mede aan<br />
Ieidi:ng tot zulk een geval. Wij kunnen<br />
ons niet weerhouden op te nemen een<br />
,Verbaal nopende het amoveeren<br />
en wederom brengen van zeekeren<br />
Grooten St.een, Ieggende 't eynde<br />
Goyerbosch, tot designatie van de<br />
Limiten tusschen Utrecht en Goyland,<br />
in dato 29 December 1600. 4 )<br />
Achtervolgende de mondelinge<br />
Commissie van de Heeren Staten der<br />
Landen van Utrecht, syn wy, Peter<br />
van Leeuwen, Raad ende Procureur<br />
Generaal in den Hove van Utrecht,<br />
mitsgaders Cornelis Both, Raadt<br />
ende Rentmeester van de Domeynen<br />
der Landen voonschreve, ende Dirck<br />
van Buyren, als Procureur van de<br />
4 ) Placaatboek I, blz. 140.<br />
17
voorschreven Staten, op huyden den<br />
29 December Anno 1600, 's morgens<br />
vroeg uyt Utrecht gereyst, na den<br />
Dorpe van S
voorschreven Hove, in dato den i4<br />
April i600 gecondemneert ts geweest,<br />
de selfde steen wederom te brengen<br />
ter plaatse, van waar hij die geamoveert<br />
hadde; so i1s 't dat wy in conformite<br />
van onse voorsz. Commissie,<br />
inspectie oculair van 't selfde<br />
genomen hebben, of namerutlyk de<br />
1selfde Sententie Provisioneel by de<br />
voorsz. Jan Jacobsze Parck nae behooren<br />
was voldaan, ende dienvolgende<br />
de voors:z. Steen wederom ter<br />
behoorlij:ker plaat,se gebracht hadde,<br />
daar op wy luiden goed regard genomen<br />
hebbende, bevonden hebben<br />
de selfde steen wederom gebracht<br />
te syn, ter plaatse daar die van te<br />
v.oorens gelegen hadde, namentlyk<br />
.omtrenlt thien voeten west,waarts op<br />
van de Struwel, ofte overblyfsel van<br />
den voorsz. boom, ende ~omtrent acht<br />
voet binnen de Schans, by die van<br />
Goylamd aldaar opgeworpen, gelyk<br />
de voors,z. Schout ende buerluyden<br />
ook by de waarheyd verklaerende<br />
waeren, dat de voo11schreve Steen,<br />
wederom gebragt ende geleydt was,<br />
ter plaatse, dat die te vorens, ende<br />
voor dato van de voorschreven<br />
amotie, langen tyd geleden hadde".<br />
Aldus lag oniZe steen eind i600 weer<br />
op zijn plaats. In i729 lag hij er nog.<br />
T.oen werd de con:ventie tws•s.chen<br />
Holland en Utre.cht gesloten tot definitierve<br />
regeling der grens.geschillen.<br />
In .punt 6 en 7 van deze conventie<br />
lezen wij, dat de grens o.a. zou loapen:<br />
i9
,van den hoek der wilde Barentse<br />
veenen tot ~op den .suyd-oosten hoeck<br />
van de hoogte, daar wel eer 't Goyer<br />
bosch pleeg te zijn, tot, ende ter<br />
plaatse daar tegenwoordig drie groote<br />
keesel1steenen in een triangel liggen,<br />
recht over de scheyslo.ot tusschen<br />
de Hofsteden behorende aan den<br />
Duytsen huyse, ende aan den Convente<br />
v
Hoe 't zij, de uite11ste boom en de<br />
voor hem in de plaats gekomen reus~<br />
achtige ,Keselsteen" bevond zich tus~<br />
schen paal 16 en: de tegenwoordige<br />
spoorbaan. ")<br />
Wat er van deze g:wote keien geworden<br />
is? Ze zullen wel den weg gegaC~Jn<br />
zijn van zoovele in orus Gooi:<br />
verbrijzeld door buskruit zijn de grootste<br />
gebruikt voor onze zeeweringen,<br />
de kleinere voor verharding van wegen.<br />
Van de drie Slt.eenten rOp den bekenden<br />
hoek vindt men later geen gewag<br />
gemaakt.<br />
Ik waag echter het vermoeden uit te<br />
spreken, dat de steen, op de plaats<br />
gelegd van den veelgenoemden boom,<br />
daar nog lang gelegen heeft.<br />
Perk zegt in zijn Nalezing: 7 )<br />
, ,Een s ~teen van blauwachtig graniet<br />
werd op eenigen afstand van<br />
daar {1van Hilveroord n.l.) bezuiden<br />
de Gooyergracht gevonden, waarvan<br />
de zwaarte berekend werd op ruim<br />
30000 oude ponden".<br />
De Gooyergracht was ~een drooge<br />
greppel langs de grens, hier ei11 daar<br />
vindt men er nog orverblijfselen van.<br />
Is de ~ondemtelling gewaagd, dat bij<br />
het graven der limietgreppel de steen<br />
ter zijde is gewenteld en daar is blijven<br />
liggen, tot rOOk hij, door buskruit ver-<br />
6 ) De juiste plek zal wel paal 17<br />
gew,ees,t zijn, deze paal ~is nu verdwenen.<br />
7 ) Blz. 224.<br />
21
ij~eld, 1s weggev.oerd in verscheidene<br />
wagen;vrachten? Dit zal dan gebeurd<br />
zijn 'oms.treeks 1840.<br />
Hij mat drie elleru lang en twee ellen<br />
breed en hoog.<br />
A1s de Amersfoorters zulk een gevaarte<br />
eerus binnen hun muren hadden<br />
gehaald, dan zou de kei, die than1s deze<br />
stad zoo beroemd heeft gemarukt, zeker<br />
in 't niet zijn verzonken!<br />
Wij nemen hiermede afscheid van<br />
't zuideinde van 't Gooi om ten slotte<br />
na te gaan, of ook het Noordelijk deel<br />
o~p zooveel ,historische" keien kan<br />
bogen.<br />
* * ll<br />
Aan de Noordzijde van het Gooi<br />
Lreklten de aandacht de geweldige<br />
steenmassa op Vogelenzang, de steenen<br />
bij de waning van den heer Luden,<br />
de keieTh in de Hilve~sumsche<br />
zanderij en ten slotte onze pas. ontdekte<br />
groote Hilversumsche kei o,p den<br />
Aardjesberg over de Crailoosche brug.<br />
Met de ·eerste groep zijn wij spoedig<br />
klaar. Toen: het tegenwo.ardige huis op<br />
VogeleiliZang werd gebouwd stuitte<br />
men bij het graven op de geweldig<br />
gr.oote steenen, die met v;eel moeite<br />
verplaatst zijn en nu bij den ingang<br />
van het landgoed liggen, waar ieder<br />
ze zien kan. De groots.te evenaart in<br />
afmeting de bekende Amersfoortsche<br />
kei en1 den steen aan de Lage Vuursche.<br />
22
Prof. De Rijk 1 ) laat zijn romantischen<br />
geest spreken en denkt hier ook al<br />
weer aan een groot hunebed. Wij gelooven<br />
dichter bij de waarheid te zijn<br />
als we meenen, dat niet de oude Kelten,<br />
maar het gletsche·rijs uit den voort.ijd<br />
deze·opeenhoopingv. z.g. zwerfblokken<br />
op zijn rekening heeft, op dezelfde<br />
wijze als dat met de steenmas.sa op den<br />
Zwarten Berg, waarover wij vroeger<br />
.spraken, het geval zal gewee.st zijn.<br />
Prof. De Rijk vindt het merkwaardig,<br />
dat op den grond van het Gooi deze<br />
gedenksteemen der grijze oudheid te<br />
viruden zijn, die overal elders iru Holland<br />
ontbreken en altij.d ontbroken<br />
hebben.<br />
Wie bekend ·is met de geologische<br />
formatie van ons land, s.peciaal van<br />
het Go·oi, vindt daarin niets merkwaardigs;<br />
de veen- en kleilagen van Holland<br />
rusten op het zand, dat in de<br />
glaciale periode is afgezet en du.s zullen<br />
groote steenen uit bet glaciale tijdperk<br />
in. Holland slechts diep in den<br />
bodem, in de oude grintlaag, kunnen<br />
worden .aangetroffen. 2 )<br />
De tweooe groep steenen, die aan de<br />
Witte Kruislaan, behoort aJlweer tot<br />
die, waarvan vroeger v•eel wonderbaarlijks<br />
werd verteld, maar waaraan de<br />
1 ) Wandelingen, biz. 41.<br />
2 ) Bij Diemerbrug werd de grintlaag<br />
aangeboordl van i21.3 M. tot 169<br />
M. diepte. Bij den bouw van Bensdorps<br />
fabriek te Bussum kwam o.p een<br />
diepte van 12.5 M. kwarts, vuur.steen,<br />
snz. vo'Or den dag.<br />
23
nuchtere criticus onzer dagen al het<br />
romantische heeft ontnomen.<br />
Omslreeks1 184.5 werd deze verzameling<br />
steenen door werklieden van den<br />
beer Perk ontdekt. Zij trokken de aan>dacht<br />
door de grillige vormen, die<br />
schenen aan te duiden, dat menschewhanden<br />
er aan hadden gewerkt.<br />
Dr. Janssen wijdde er in zijn ,Gooi.<br />
sche Oudheden" een afzonderlijk<br />
hoofdstuk aan en meende dat een der<br />
steenen een mens.chelijke torso voorstelde.<br />
Een heele schaar geleerden is<br />
er aan te pas gekomen, wier meeningen<br />
wij. niet aile zuUen vermelden.<br />
De conclusie scheen, dat<br />
,er geen twijfel aan (was) dat dit<br />
steengevaarte van elden& door menschen<br />
handen (moest) aangevoerd<br />
zij.n".<br />
De Romeinen werden er bij gehaald.<br />
De .s.teenen zouden aan een Romeinsche<br />
·constructie gediend hebben, die<br />
- bij gebrelt aan bewijzen waar -<br />
onders.teld werd door de Zuiderzee te<br />
zijn verzwolgen en dergelijke phantastische<br />
·onderstellingen. meer, waaraan<br />
de speurders uit bet middengedeelte<br />
der vorige eeuw, geleid door hun romantische<br />
neigingen, door allerlei redenen<br />
een glimp van waarschijnlijkheid<br />
hebben trachten te geven.<br />
Men vergat, dat bier de natuuron ..<br />
derzoeker het beslissende woord had<br />
te spreken. Reeds Dr. J. F. van Hengel<br />
s.prak in die dagen de meening uit, ')<br />
') Nieuwsblad voo.r het Gooiland<br />
1850, No. 23.<br />
24
dat deze steenen door de natuur gevormd<br />
waren.<br />
In bet tijdschrift ,De Natuur" van<br />
1899 behandelt de beer C. J. Koning<br />
bet Gooo uit .een geognostisch-biologisch<br />
oogpunt, en wijdt hij ook eenige<br />
regelen aan deze steenen. Daarbij<br />
wordt heel de romantische inkleeding<br />
van bet geval van een gehaald. Trouwens<br />
Prof. De Rijk, die overigens zoo<br />
trouw naschrijft, wat vooral Perk v¢6r<br />
hem heeft gepubliceerd, heeft zich in<br />
zijn meer genoemd werk over die onderstellingen<br />
zeer sceptisch uitgesproken.<br />
De beer Koning deelt dan mee, dat<br />
in den bodem aan de Noordzijde van<br />
't Gooi zandsteenen voorkomen van al<br />
Ierlei vorm en afmetingen. Meestal<br />
zijn dit ,onregelmatige koeken, soms<br />
platte stukken.<br />
Ret zijn· steenen, op de plaats zelf<br />
gevormd, uit zandkorrels met calciumcarbonaat<br />
als bindmiddel. Bij bevochtiging<br />
met zoutzuur wordt bet<br />
bindmiddel opgelost en de zandkorrels<br />
blij,ven .achter.<br />
Koning onderzocht ook bet z.g. afgodsbeeld<br />
en bevond, dat dit eveneens<br />
niets is dan een gro.ot zandsteenbrok<br />
ter plaatse ontstaan. De grootte der<br />
stukken maakt ze echter merkwaardig<br />
en bet is dus uit een natuurhi:storisch<br />
oog;punt toe te juichen, dat de beer<br />
Luden ze vo.or vernieling beiWaart.<br />
Door de verweering zijn ze dof zwart<br />
aangeslagen, maar door bekrassen of<br />
bet afslaan van een uitstekend stuk<br />
komt de natuu11lijke zandsteenkleur<br />
weer te voorschijn.<br />
25
Deze srt·eenen bebben dus met den<br />
ijstijd niets uitstaande, maar zijn producten<br />
van lateren tijd, zooals er tot<br />
op den buidigen dag ontstaan in zandgronden,<br />
waar veel kalk door een of<br />
andere oorzaak in de bovenste lagen<br />
aanwezig is.<br />
De steenen in de Zanderij zijn algemeen<br />
bekend. Ze zijn acbtergebleven<br />
uit den bodem, die weggegraven1 is en<br />
zijn eenigszins regelmatig neergelegd.<br />
Langs de spoorbaan liggen ze in een<br />
lange rij, en aan de overzijde van. den<br />
Zwarten weg aan den voet der belling.<br />
Bij1zonder groote stukken komen er<br />
niet. onder voor en uit een bistoriscb<br />
oogpunt valt er weinig van te vertellen.<br />
Wei zal de natuurliefbebber er<br />
veel van zijn gading kunnen1 vinden,<br />
maar voor ons doel kunnen wij ze verder<br />
voorbij gaan. ')<br />
Wij komeru nu tot onzen laatsten<br />
steen, en wei de kei, die sedert een<br />
paar jaren ,ontdekt" en nu bet doel<br />
van menig wandeltocbt geworden is.<br />
Men zegt, dat de eigenaar, Mr. J.<br />
Hingst, met bet plan rondloopt die kei<br />
naar ,bet dorp" te laten vervoeren.<br />
Opperv~lakkig lijkt dit plan wel aardig,<br />
maar tocb zou bet ons spijten,<br />
als bet gebeurde.<br />
Want. . . en bier moet alweer de<br />
critic us ·een woordje meespreken: die<br />
') Men vindt er onder: graniet,<br />
pegmatiet, ampbiboliet, gneiss, basalt,<br />
diabaas., kiwartsiet, vuursteen, kwarts,<br />
lydiet, s;yeniet, zandst·een en limoniet.<br />
Voor de liefbebbers derbalve een rijkdoml<br />
26
kei is volstrekt niet pas ontdekt, zij<br />
was vroeger al heel goed bekend en is<br />
hoogstwaarschijnlijk een grensteeken,<br />
dat in oude geschriften als zoodanig<br />
reeds worldt genoemd. De kei ligt dus<br />
op een plaats, waar ze moet liggen en<br />
zij die maar eenigszirus gevoel hebben<br />
voor de oude historie van bet Gooi,<br />
zullen moeten e:rkennen, dat bet niet<br />
noodzakelijk verplaatsen van zulk ee:n<br />
historisch gedenkstuk zijn bedenkelijke<br />
zijde heeft.<br />
In i424 · gaf Jan van Beieren aan<br />
,onse goede luydeni" van Hilversum<br />
bet recht van eigen bes.tuur en beval<br />
hij<br />
, een Banscheydinge te maecken,<br />
tusschen Laren. Carspel ende Hilversum".<br />
Die banscheiding vond plaats in<br />
Januari i428 door den Baljuw van<br />
Gooiland, Splinter van Nijenrode, een<br />
de,r heeren van Nijenrode, die van<br />
i420-i477 met. deze betreikking waren<br />
bekleed.<br />
In bet Hilversumsche archief vindt<br />
men bet originee,l van dit merkwaardige<br />
stuk. Het is, vo.or zoo¥er ons bekend,<br />
nog niet gepubliceerd, en luidt<br />
aldus:<br />
,Splinter van nyenrode baliu van<br />
nairden muden wee:spe ende van<br />
Goylnt &c condt ende te weten allen<br />
goeden luden dat ic by beuele myrus<br />
liefs genadiches here Grave iohan<br />
van beijeren een banscheydinge gedaen<br />
ende geraed hebbe mi·t dat kers-<br />
27
pel ende gerecht van hilfersom ende<br />
vanden gerechte van lareke.rspel nae<br />
wtwysinghe der bezegelder hantvesten<br />
die sy dair aff hebben in gaende<br />
van die husinge die nu in die vuers<br />
bet.ymert staen •) voirt op baerberghen<br />
gelegen tusschen larekerc ende<br />
hilfersom dair ·off voirt op aertges<br />
berch gelegen op ,lange bulle dair<br />
off voirt op Wegelsberch gelegen<br />
tusschen nairden ende hi.Uer:somer<br />
sant dair off voirt op cruysbergen<br />
ende dan anden gesticht ') In kennisse<br />
der wairheyt so hebbe ic<br />
Splinter van n baliu mijn zegel bier<br />
aen gehangen int jair ons Here<br />
Xc Illlc seuen en twyntich twee<br />
dagen in Januario." ')<br />
De Aardjesberg komt op latere kaarten<br />
geregeld, voor; het is de hoogte, die<br />
men, staande bij het vereenigingsgebouw<br />
over de Crailoosche brug voor<br />
zich, den kant van Laren uit, ziet oprijzen.<br />
Ook vindt men nadere gegevens in<br />
een Schaarbrief o,f Willekeur van<br />
•) Lees: De huizen, die nu op de<br />
Vuursche gebouwd zijn.<br />
") Lees: naar de grens van het<br />
Sticht, d.i. de Stichts1che rading, achter<br />
's-Graveland.<br />
') Deze datum is dus 2 Januari 1427.<br />
Toen begon men 't nieuwe jaar me't<br />
Paschen; de datum is eigenlijk 2<br />
Januari 1428. Prof. de Rijk vermeldt<br />
haar dus in zijn ,<strong>Gooische</strong> Wandelingeni",<br />
blz. 21, waar hij .zegt: 2 Jan.<br />
1428/9, f.outief.<br />
28
i 762, waarin alles geregeld wordt betreffende<br />
de grenzen, die de schaarrechten<br />
der verschillende <strong>Gooische</strong><br />
dorpen afpalen.<br />
De grens tusschen Laren en Hilversum<br />
wordt daarin aangegeven:<br />
, Uit het Stigt van de huisen van<br />
de hooge Vuurst aJ te zien en so<br />
voords 'tusschen de Limietpaalen 8<br />
en 9 en van daar .op den westerhoek<br />
van de Laarder Wasmeer, en van<br />
daar lynrecht op een grooten steen,<br />
leggende tusschen Hilversum en het<br />
Laarder Kerkhof daar de v.oetpaden<br />
van Hilversum op Laaren ineen loopen<br />
en van daar op Aardjesberg en<br />
Langehul, des te• verstaan, dat alles<br />
wat van dese scheyding ten noorden<br />
is gelegen, is aan Laaren en ten suyden<br />
van deselven aan Hilversum gelaten<br />
wordt".<br />
Nu ligt onze kei ten Oosten van den<br />
Aardjesberg, dus, juist op de lijn, die<br />
bed,oelde schaargrens aangeeft.<br />
Prof. de Rijk kende blijkbaar dezen<br />
steen ook al. Hij schreef in zijn ,Wandelingen<br />
door Gooi- en Eemland": ")<br />
t<br />
,Op een kennelijik punt der scheiding<br />
ligt nog ,een overoude s.teen, die<br />
tot merkteeken dient".<br />
De1ze schrijver gaat hier waarschij:nlijk<br />
niet af op eigen waarneming. Zijn<br />
") Biz. 42.<br />
29
meest geraadpl.eegde bron, de ,Nalezing''<br />
van Perk, vermeldt dezen steen<br />
reeds in ongev·eer dee,elfde bewoordingen.<br />
De lage wal, die op de Crailoosche<br />
heide wordt aangetroffen en die op<br />
oude kaa:rten nog als Varkensdrift vermeld<br />
wordt, loopt naar den Lagen<br />
Laarderweg en zet zich aan de overzijde<br />
nog enkele kilometers voort en<br />
wordt door Dr. Janssen in navolging<br />
van Perk genoemd: een ouden<br />
weg van Bus.sum op Amersfoort.<br />
Wij achten deze onderstelling zeer<br />
gewaagd: oudtijds was Bussum zeer<br />
onbelangrijk. Meer waarschijnJijk lijkt<br />
ons deze wal o,pgeworpen om de oude<br />
scheiding tusschen Laren en Hilversum<br />
aan te geven; haar plaats komt<br />
vrijwel overeen .ook met de scheiding,<br />
genoemd in den 'schaarbrief van 1762.<br />
Reeds Hortensius vermeldt: •)<br />
,De grenzen zijn vo.or elk dorp<br />
bepaald door kleine aarden dijkjes;<br />
·o.ver.schrijdt iemand die grenzen, een<br />
schaap uit de kudde is. zijn boete".<br />
Wij halen nu de knoop toe.<br />
ODiZe steen ligt in de onmiddellijke<br />
nabijheid van den bedoelden wal,zooda:t<br />
de waar.schijnlijkheid zeer groot is, dat<br />
de kei, nu liggende ten Oosten van den<br />
Aardjesberg, inderdaad is, de steen,<br />
waarvan de Schaarbrief van 1762 gewaagt.<br />
Het is. niet onmogelijk, dat over<br />
30<br />
9 ) Biz. 70.
eenige jaren de kei weer onder het<br />
zand bedolven is.<br />
Ze ligt in .een .o.ndiepe kuil, die na<br />
twee jaren al weer halfvol is gestoven.<br />
Spoedig zal ze weer geheel onder het<br />
zand bedolven zijn en daar onder blijven<br />
liggen, tot . . . . een jonger ges•lacht<br />
haar weer bij toeval opnieuw<br />
ontdekt.<br />
Kan dit niet voorkomen worden?<br />
Voor trans1port naar ,het dorp"<br />
voelen wij niet veel.<br />
Maar wat z.ou er tegen zijn, indien<br />
zij uit haar kuil werd gehaald en daarnaast<br />
O·P de hei werd neergelegd?<br />
Dan zou zij niet aUeen voor den belangstellenden<br />
onderzoeker in haar geheel<br />
zijn te bezichtigen, maar zou zij<br />
als stilzwijgende getuige van oud-historische<br />
feiten blij'Ven, waar zij behoort<br />
te liggen: op de ·oude banscheiding<br />
tusschen Laren en Hilversum.<br />
-<br />
31