Gooische Omtrekken door Hilfert. Van groote steenen. 1917
Oooische Orntrekken
door
Hi lfert.
I
VAN GROOTE STEENEN.
Overdruk uit ,VOORUIT", Vrijzinnig Nieuwsblad
voor het Gooi.
1917.
N.V.DRUKKERIJ ,DE MERCUUR",HILVERSUM
GOOISCHE OMTREKKEN
Over de historie van het Gooi, meer
in het bijzonder ,over die van Naarden
en Hilversum, zijn in den loop der
jaren belangrijke bijdragen gepubliceerd.
Uit een natuur-historisch oogpunt
werd er minder de aailidacht aan
gewijd.
Toch verdient ook dit puilit de belangstelling
van hen, die zich tot onze
verrukl
I.
OVEH GROOTE STEENEN.
De voordra{:hten in den laatJSiten tijd
door de heeren. P. J. van Raveslteijru en
P. van der Lijn in de Natuurhistorische
vereeniging te Hilvensum gehouden,
hebbem de aallJdacht opnieuw gevestig.d
op de enorme sbeenen, die op en
in OlliZen bodem worden gevonden en
die in den z.g. ijstijd door het landijs
van de kusten der Oostz·ee tot bier zijn
vooruirtgeschoven. Wij willen deze heeren
niet napratenr, maar over deze natuurvoorwerpen,
hoe belangwe1kkenrd
al1s zoodanig 100k, enkele gegevens bijeenbrengen,
waaruit blijken moge, hoe
de rijkdom aan steenell/ in onzen bodem
eeuwenlang bekend is, en hoe van
vroeger tijd af, de grootste onder hen,
historische beteek.enris hebben.
Lambertus Hortensius, wiens van
1575 dagteekenende beschrijrving van
de Opkomst en den ondergang van
Naarden, door Professor P·eerlkamp
vertaald wend en van ,Nalezingen. en
bijvoegsel•s" voorzien werd door den
degelijken kenner der Gooische geschiedeniSis.en,
A. Perk, ') schneef o.a.
over het Gooi: ,Ibi silices prodigiosae
mol is effodiuntur", dat is: ,men delft
er steenen van onffizaglijken omvang
uit den grond'' en in het bekende LatijnJsche
gedicht van Hortens.ius , Chorographia
Goiolandiae", dat in 1632
') Uitgegeven als. no. 5, nieuwe
neek.s, der W erken van het Historis,ch
Genootschap te utrecht, in 1866.
2
voor het ·eenst wer1d uitgegeven en
waarvan wij aan Prof. Peerlkamp mede
een ·overzicht van den niet gemakkelijk
te begrijpen inhoud dank en, :!,eeSJt men:
,Daar, waar het land, naar binnen
toe, hooger en heuvelachtiger wordt
of, slecht bebouwd weder daal
men aan den noord- en aan den zuidrarud
vanl hert Gooi het mees.t heeft gegraven
(in de Zanderij van Bussum in
deze tijden en aan de Hollandsche Rading
in tVroeger .eeuwen) daar zullen
op die plaabsen de steenen te zoeken
zijn, die reenige beteekeni,s hebben.
De ·eenige groote Slteen in 't zuiden,
die nu nrog bekend is, is het z.g. Runebed
aan de Lage Vuursche.
VerschiUende geleerlden hebben hun
krachten beproetid om ons te doen gelooven,
dat men inderdaaJd met een
ourd Germanengraf te doen heeft.
Dr. L. J. T. Janssen deelt in zijn:
, ,Hilversumsche Oudheden" 3 ) mede,
dit gevaarte in i85i nau'Wikeurig te
hebben opgenomen. Reeds in i833 was
het onderzocht. Wel merkwaardig is
het, dat oudere schrijvers niets van dit
steengevaarte vermelden. De legende
loopt, dat het eens ,onverwacht uit
den grand is opgekomen". Ook heeft
meru bij de· bepaling der grenzen tusschen
HollanJdr en Utrecht, wat een
Sltrijd van eeuwen1 heeft gekoSit en
waC!!rbij grorote rSiteenen vaak als limietscheidingen
werden aangemerklt, nrimmer
gebruik gemaakt van een grooten
steen die bij ,Warnaars hofstede" (nu
de La.ge Vuursche) z.ou gele.gen hebben.
J. J. ScheHema •) uit de onderstelling,
dat men od'it graf zou gevonden
hebben bij den aanleg van den
weg in de reersrte helft der i7e reeuw, daJt
het toen onder het zand bedolven zal
zijnr geweest. Dan neemt dr. Janss.en
4
3 ) Blz. 74.
') Mengelwerk, 2e stuk, 3e deel.
aan, dat een gedeeHe van het hunebed
,zal zijn weggenomen", dat van geldswaardigen
inhoud ontbl·oote dingen
als aarden potjes en gereedschappen
,te z,oek zullen geraakt zijn".
Dit alle.s is een vrij onwetenschappelijke
redenleering. Bij graven in en
om de steenen heeft men niets gevonden,
,zeUs de asch was· ve11dwenen",
zegt Prof. de Rijk in zijn bekende
Wandelingen door Gooi- en Eemland 5 )
en neemt op die manier kalm aan, wat
bewezen ZlOU moeten worden. Dat een
half el diep ·onder de steenen restanten
van glas!Werk welfden gevonden wordt
door de schrijrvers, die de voo:ropgezette
meening willen ve11dedigen\ dat wij
hier met •een Hunebed te ·doen hebben,
wel vermeld, maar buiten bes·chouwing
gelaten. Dr. Jarussen meent, dat
dit van ,de nabij gelegen hoeve" afkomstig
i:s, maar lost het raadsel niet
op, hoe die moderne resten onder de
s!Jeenen zijn gekomen. De mees.t vo-or
de hand liggende onderSitelling, dat die
steenen ·eerst later daar zijn neerge- ·
le~d en: dus volsflrekt niet een hunebed
vormen, schij:ntt noch bij hem, noch bij
Prof. de Rijlk, die hem naschreef, te
zijn opgekomen.
Het bewijs voor deze stelling ts echter
gemakkelijk te leveren.
In het bezit van den heer C. L. Heek
alhier is •een oude prenJt, waa11op :de
herberg aan de Vuursche is afgebeeld.
Die plarut, welke genomen 1s uit Het
Verheerlij.kt Nederlan:d ") vertoont. ons
5 ) Zie blz. 34.
•) Uitgegevelll van i74·5-'74.
5
de herberg aan de Vuuns.che, zooals die
gebouwd is in 1654. Het terrein er voor
is zeer duidelijk te onderkennen, men
virudt er geen s'poor van. het ,hunebed",
evenmin, als van een heuveltje,
waaronder · het toen miSis•chien nog
verborgen z.ou kunnen gelegen hebben.
De weg, waafiove·r Scheltema
schl'eef, was ·toen reeds aangelegd en
is op de plaat duidelijk zichtbaar.
Het meest ove11tuigend bewijs is echter
gele,verd door den heer J. E. ter
Gouw, die in de Navol'&Cher van 1910
mededleelt dat Aalt van de Pol, iruwoner
van Hilversum en1 .geboortig van de
Vuursche, in 1893, toen deze omstreeks
70 jaren oud wa·s, hem, Ter Gouw, verhaalde,
dat in zijn jeugd een bejaard
man, Jan van Amersfoor't gehee•ten,
hem verteld had, dat deze vroeger had
geholpen om de bedoelde g11oote steenen
met taJkel en blok uit de diepte op
een plek achter de1n1 molen van de
Vuur.s.che naar boven te brengen.
Indien dit waarheid is - en. Aalt
van de Pol werd door den. heer T. G.
al1s een .geloofwCIJardig man erkend ~,
dan blijkt hieruit, daJt omstneeks 1833,
toen v. d. Pol iO jaar was, hem die
mededeeling door Van Ame11s.foorlt is
gedaan.
Die steenen lwnnen dus niet, al:s
Janssen mee1nde, op die ple·k in de
eerste helft der 17e ·eeuw ontbloot zijn.
Wij meenen in deze geheele historie
ruiets te kunnen zien., dan een uitin1g
van he.t sltreven van de oudheidkennei'Is
uit het midden der vorige eeuw, toen
de romantiek hoogtij vieiide, om overal
te zoeken naar overblijf.selen, die her-
6
inneren aan de oudste be.woners dezer
streken en die bijv. Dr. JansEen deed
schrijrveill1, dat op onze heide , ,zooveel
overblijfseleru en kuns,tmatig bewerkte
ge11eeds·chappen van, steen zijn gevonden".
Wij hebben het vermoeden, dat daaronder
zullen zijn aangetroffen tal va1n
z.g. windkeien, ·die door de ne.tuur aan
een of meer zijden geslepen zijn en die
nog in ,groote'n getale op oniZe heide
worden aangetroffen en al evenmin het
a
d·eer.en van hunebed tot gewone kei.
Potgieter sch~eef reeds van \}ritd
zijner dagen, die zich beijverden om
feiten, waamp de aloude geschiede us
roem draagt, te ontzenuwen tot fab -'·S.
Helaas! ons valt geen and~r lot t< n
deel, al gaat het niet over feite'1,
, watar·OP de geschiedenis roem
draagt".
Professor De Rijk heeft het in zijn
reeds vermeldverdienstelijk werk 1 ) over
de.n - ieder beoefenaar der Gooische
historie welbekenden ~ hoek der dne
steemen, het punt, waar de IZUidgr·ens
van Holland, even ten oosten van 1le
halte Hollandsche Rading, zich paar
het Noorden wendt en waar paal H3
de scheiding van •ons gewes.t ;.ret
utrecht aang'eeft. Hij. schrij.ft:
, ,Slechts weinig schreden en wij
zijn aan een hoek. Vroeger stond op
deze plaats. de ,Zuiderboom van 't
Gooische bosch" en .strekte sedert
eeww·en lang tot grensteeken. Later,
toen hij misschien omgehouwen of
ges.torven was, heette deze plek
,Hoek der Drie .Steenen", naar de
drie groo-te keien, die er als teeke-n
der grensscheiding heen waren gewenteld.
Nog later werd de zo:.>~:~naamd.e
Gooier-gracht langs· de limiet
gegraven en werden deze s~ct'
nen overbodig. Ze zijn sedert tang
verdwenen".
Deze mededeeling is deels onp.st.
deels onrvolledig.
8
1 ) BliZ. 33.
Tot verontschuldiging van den
schrijver moge dienen, dat hij zich geheel
heeft verlaten op de mededeelingen
van A. Perk in zijn ,Nalezing"
op Hortensius 2 ), waar deze in ongeveer
dezelfde bewoordingen hetzelfde mededeelt.
In de Wiees1psche en Go·oische volksalmanak
van i860 plaatste deze schrijver
een artikel 3 ), waarin hij .ook
schrijft:
,De :zuidelijkste boom van het
Gooijerbosch strekte bier eeuwen
lang tot aanwijzing der grenzen, bij
het versterven .of omhouwen werd
zijne plaats aangewezen, door het
aanbrenrgen aldaar van drie groote
steenen".
Het Goois·che bosch, grensscheiding,
de zuidelijkste boom, de drie steenen,
alle zaken, die ons in eems zetten te
midden der ·eeuwenlange twisten over
de grenzen van Holland en Utrecht, die
door Perk zeer v·erdienstelijk zijon beschreven
•), maar die hij - miss.chien
door onvolledige bronnenstudie ~ wel
wat door elkaar haalt, evenals: zij, die
2 } Blz. 224.
3 } Herdrukt in , Het Gooi", Jaarboekje
voor geschiedenis en plaatsbeschrijving,
onder redactie van C. L.
Heek. Eerste jaar i906.
4 } Zie: Nalezing op Ho.rtensius.
9
na hem over het Gooi s·chreven; ook
Profes,sor De Rijk.
De hoek der drie steenen is n.l. niet
de plaats, waar de zuidelijkste boom
van het Gooierbosch stond.
Wat te bewijzen is.
Wij behoeven ,niet de oude historie
der langdurige twisten tusschen het
Sticht en Holland op te halen. De
waardevone weiden en v,enen aan
de Zuid- en Oostgrens zijn eeuwenlang
het terrein gewees.t van het zoeken van
eigen recht. Die van Maartensdijk
weidden en groeven .op gronden, die
de Gooiers, zich ,zelf toekenden en omgekeerd.
Fo.rmeele gevechten werden
geleverd, moord en doodslag hadden
plaats, waarbij de ruwe Gooiers, o:ver
wier ·onver.saagdheid in den krij,g Horterusius
reeds schreef en OlVer wien
Pieter ComeliSIZoon Hooft reeds in zijll:li
brieven ra1)porteerde, dat ze ,vrij kregel
v.an aart- waren", zich niet onbetuigd
hebben gelaten.
Herhaalde processen over de gr.enzen
hadden plaats, de Ho.oge Raad van
Mechelen kwam er zelfs aan te pas,
maar men sioorde zich bitter weinig
aan de uitspraken en eerst in i 729
kwam .een definitieve ·overeenkoms,t
tuss·chen Holland en Utr.echt tot stand,
waarbij het eerste gewest, evenals bij
vroege.re uitspraken, wel weer aan 't
kortste eind trok, maar waaraan men
zich toch ten s.lotte hee.ft gehouden.
Een der episoden uit deze langdurige
twiSiten is een gerecht.erlijk verhoo.r,
afgerl!Omenl den 5en November i'502
door ,Jacob Jacobsz, Rentmeester, Generaal
van Kennemerland ende GoijiO
---- --------
land, op 't stuck van mijns. genadighs
Heer.en Veenen, gelegen aan den
Stichte van utr-echt''")
Compareert o.a.:
,,:Uouwer Heyndricken, Buer-meester
in den Dorpe van Huys,en, ·out 6i
Jaar, of daar omt.rent, tuycht ende
seyt by srynen ·eede: Hoe dat omtrent
3i Jaar geleden, Meester Jacob vrun
Almonde, Raat van Hollande, als
Gecommitteerde van wegens myns
ghenaaden Heeren (dat was dus Karel
de Stoute), is gheweest in Goylandt,
omme onderzoek van deze
zaacke te doen by Informatie", etc.
Comparant verklaart verder gehoord
te hebben, dat bij die gelegenheid zijn
ouders hebben gezegd, dat de grens
tusschen Holland en het Sticht piacht
te lo~open
, van de Mont van der Eem tot
Leeuwen-paal, van Leeumen-paal op
de hooge Boomen van de Vuers
(Hooge Vuui'ISche, waar later de herberg
de Roskam verrees); van de
Vuers op Warnars-Hofstede (thans
Dra.kenstein aan de Lage Vuursche)''.
Verder noemt getuige eenige rundere
plaatsen waaro·ver de grens zou gaan,
'o.a. de ,Blauwe Sarcke".
") Het ~eerst gepubliceerd in Boxhorn,
ToonJ8el van Holland, later in het Kabinet
van N ederl1l!ndsche en Kl,eefsche
oudheden door M. Brouerius van Nidek
en lsaa,c le Long. 7e deel, i795.
1i
Een ander getuige spreekt ·Over den
,,Hooghen Vurs-Boom" als grens.
In de Sententie van den Secreten
Raad, .ctato 15 October 1534, wordt de
grens.scheiding bepaald o.a.:
,Van Leeuwenpaal zuydwaarts
lynrecht op St. Maartenstoom· (Domtoren)
regard nemend, tot aan 't
uytterst.e eynde van de Dorpen van
Emenesse, idem van 't voorschreven
uyterste eynde van Emenesse .....
tot aan de Ree, ende van daar zuytwaarts
tot aan den boekenboom,
sta8Jnde op de Vuerse, ende van den
voorsz. boeckenboom noch zuydwaarts
tot W ernerts Hofstede in~
cluys, ende van Warnarts Hofstede
westw&arts aan den uytte·rsten boom,
staande aan de zuydzyde van Goyerbasch;
ende van daar voorts tot de
W.eer ende tot in de riviere van de
Vecht". ")
Van steenen al1S• grensscheiding vindt
men hier geen gewag gemaakt, hoewel
de ,Blauwe Sarcke" wel wijst op het
aanwezig zijn van .zulk ·een gevaarte.
Van een steen aan w .erner.shofstede
(Lage Vuursche) leest men niet., we!
van boomen.
Intussc.hen, boomen zijn niet eeuwig
en kunnen v:oor definitieve grensbepaling
moeilijk dienen.
Niet lang .ctaarna wws er weer geschil
ove·r de grenzen, toen bleek de
•) Uit: Tweede Memoriaalboek
's Hoofs van utrecht fol. 89. Zie Groot
Utrechts Placaatboek, 1e deel, biz. 119.
12
groote beukenbo·om aan de Hooge
Vuursche verdwenen en moesten getuigen
aanrwijzen, waar hij had gestaan.
Franc;ois de Latere, Schaut van
de Vuursche, ·een man van 80 jaren,
verklaarde, presenteerende zijn hals,
dat hij de plaats, wist, waar bedoelde
boom had gestaan, dat hij een dee! van
het bout in acht wagenvrachten had
zien wegvoeren, eniZ.
Groote steenen, als, grensbepalingen,
lijken meer constant. Reeds noomden
wij de ,Blauwe Sarcke". Verder naar
het zuiden in de veenstreken >Schijnt
men oudtijds on12e Gooische keien als
grensrnerken te hebben gebruilkt, maar
de weeke veemgrond kon ze niet torsen.
Bij het reeds· vermelde verhoo>r van
i602 verklaarde Jan Louwersen van
Hilversom:
,bij .zynen eede: Hoe dat hy Deposant
vernomen ende by prove zoo
hem dunckt wei ondervonden heeft,
in de Wesbrock (Westbroek, nabij
Maartensdijk) omtrent 2'5 hondert
Roeden van der Kercke aldaar in de
Veenen legghende, onder der Aarden
een Sarcke-stene, lanck wezende
na>ar zynen prove ende gevoelen, drie
Roeden, en een Roede breert"
en Heyndrik Dyrcxsen van Hilversom,
Heyndrick Gysen van Laeren, Lauwer
Heyndricksen van Husen en Albert
Lammertsen van Blarcom
,hebben te saemen getuyght endegeseyt
by haeren eede: Hoe dat sy ghei3
weest hebbende achter vVeesbroeck,
drie booghs·choten of daeromtren.t
van der Kercke, daer sy getas.t ende
ondervonden hebben, met sekere Instrumenten
daartoe dienende, benenen
in der ·aerden omtrenL een Manslengte
diep, een s.teen~rotse, Janek
wesende vyf Roeden of daeromtrent,
ende twee Roeden breedt; welck sy
Deposanten houden te wesen een
Paelscheydinge tusschen de Landen
van Hollandt ende de Stichtsche. Nog
seggen die selve Deposanten: Dat sy
verhoort hebben, datt'er noch meer
Pael-Scheydinge ende gelycke Steenen
ende Mercken leggen souden,
die sij bij diligentie hoopten te vinden,
want 't gunt (hetgeen) s.y onder
de aerde bevonden hebben, al harde
steen schynt te wesen, by de prove
die daervan ghedaen is; soo dat het
geen Fondament van .eooich Huys,
Huysken ·ofte Erve i.s", etc.
Na deze uitweiding over steenen als
grenspalen buiten ons tegenwoordige
Gooi komen wij tot den uiters.ten boom
van het Gooische bosch en wat daarmede
samenhangt.
Het Gooische bosch .strekte zich oudtijds
uit .over de s.treek, die wij nu
aanduiden met: Z·warte Berg, Zwa
Imvenberg en Boschberg. R·eeds in
1085 wordt er gewag va;n1 gemaakt.
Oonspronkelijk besloeg het een oppervlakte
van 300 morgen.
Even als de venen, zuidelijker liggende,
vo.ortdurend bronnen van oneenigheden
waren, was ook het bosch
de oorzaak van allerlei onaangenaam-
14
heden tusschen bewoners van het Gooi
en de utrechtsche familie Nijemode.
Voor een deel wa:s het beukenbosch,
voor een ander deel met eikeboomen
booet. ')
De Gooiers kapten braaf het hout,
dat zij noodig hadden en waa11op zij
recht meenden te hebben, die van
MaarteniSdijk Iieten zich mede niet onbetuigd
en zoo werd het bosch langzamerhand
verwoest. Wei werden door
de overheid aile pogingen in het werk
gesteld 'om door strenge bepalingen,
o.a. op vervoer van hou~ het bosch
voor ·Ondergang te behoeden, maar te
vergeef,s.
Het gemeen bezit was ook hier de
oo11zaak van .on!dergang. Omstr,eek:s
1600 was van het geheele bosch niets
meer te vinden dan een aantal stronkeill
van afgehouwen boomen, met hier
en daar wat laag 'strutkgewa:s.
Zoo viel .ook de groote boom, die
vele jaren gediend had tot grensbepa,.
ling met het Sticht en moes.t men tot
ande,re middelen zijn toe,vlucht nemen.
Toen kwamen onze groote keien aan,
die zijde als merkpalen in eere.
Ze voldeden beter dan gewone palen.
Daarvoor hadden en Gooiers en Stichtenaren
weinig respect. Wil men ·een
bewijrs, dan leze men, wat Hortensius
er va:n schrijft. Nadat men voor de
zooveel•ste maal getracht tad tot overeenkomst
te geraken
') Denk aan onzen Boschdrift en
Eikbosscherweg.
15
eraad•slaagde men over de beste
--.:==1ier om te zorgen, hoe deze
grensscheidirug ') het Jangst in wezen
mocht blijven en er voor de nakomelingen
een bewijs en gedenkteeken
van den geeindigden twist zoude bestaa:n:
ik zeide- want men had mij
mede tot die bijeenkomst genoodigd
-: ik ben van oordeel, dat er
twee, niet hooge, maar sterke pafen,
een voet boven den grond op een
hecht voetstuk, in de getrokken lijn
moeten geplaatst worden, gelijk de
Romeinen eens deden1 op den oever
van den Rubicon. Ik geloof niet, dat
iemand zoo slecht zal zijn die te
durven vitgraven of vernielen. Dat
vooDstel werd aangenomen. Maar
weinige dagen daarna waren beide
palen bij nacht weggenomen, hehzij
door G.oyens, hetzij door Stichtsehen.
Algemeen viel het vermoeden op de
G.oyer&".
De meest strenge placaten werden
uitgevaardigd in i552, i57i en later
zelf.s nog in i7i9, waarin wij lezen: 3 )
,Dat niemant, wie hy sy, sig sal
vei1Stouten de Palen, of de Stcnen,
tot kentekenen der voorschreven Limiten
gestelt, te schenden, of te
amoveren, o.f ook de gruppels of de
') Hoogstwaarschijnlijk bedoelt hij
die aan deili LapeDsweg (thans Soestdijkerstraabweg)
even voorbij Kievitsdal.
3 ) Groot utrechts Placaatboek, I,
blz. i46.
i6
wall en (de gemelde Grens1scheydinge
denoterende) te slechten, of verduysteren,
op poene van daar over de
.eerste reyse gegees,selt ende gebrandmerckt,
mitsgaders voor den
tyd van tien. jaren geconfineert, ende
voor de twede reyse met de galge te
worden gestraft".
Wei waren strenge strafbepalingen
noodig. De Gooiers stoorden er zich
evenwel niet vee·l aan, wat van den
minderen man te begrijpen is, waar
zijn overheden voorgingen en ,niet
schroomden grensteelkenen te verplaatsen
zoo' niet ten profijte van zich zelf
dan toch van het Gooi. Eigen. rechter
spelen zat den ouden. Gooier in het
b!.oed.
Onze , uiterste boom" gaf mede aan
Ieidi:ng tot zulk een geval. Wij kunnen
ons niet weerhouden op te nemen een
,Verbaal nopende het amoveeren
en wederom brengen van zeekeren
Grooten St.een, Ieggende 't eynde
Goyerbosch, tot designatie van de
Limiten tusschen Utrecht en Goyland,
in dato 29 December 1600. 4 )
Achtervolgende de mondelinge
Commissie van de Heeren Staten der
Landen van Utrecht, syn wy, Peter
van Leeuwen, Raad ende Procureur
Generaal in den Hove van Utrecht,
mitsgaders Cornelis Both, Raadt
ende Rentmeester van de Domeynen
der Landen voonschreve, ende Dirck
van Buyren, als Procureur van de
4 ) Placaatboek I, blz. 140.
17
voorschreven Staten, op huyden den
29 December Anno 1600, 's morgens
vroeg uyt Utrecht gereyst, na den
Dorpe van S
voorschreven Hove, in dato den i4
April i600 gecondemneert ts geweest,
de selfde steen wederom te brengen
ter plaatse, van waar hij die geamoveert
hadde; so i1s 't dat wy in conformite
van onse voorsz. Commissie,
inspectie oculair van 't selfde
genomen hebben, of namerutlyk de
1selfde Sententie Provisioneel by de
voorsz. Jan Jacobsze Parck nae behooren
was voldaan, ende dienvolgende
de voors:z. Steen wederom ter
behoorlij:ker plaat,se gebracht hadde,
daar op wy luiden goed regard genomen
hebbende, bevonden hebben
de selfde steen wederom gebracht
te syn, ter plaatse daar die van te
v.oorens gelegen hadde, namentlyk
.omtrenlt thien voeten west,waarts op
van de Struwel, ofte overblyfsel van
den voorsz. boom, ende ~omtrent acht
voet binnen de Schans, by die van
Goylamd aldaar opgeworpen, gelyk
de voors,z. Schout ende buerluyden
ook by de waarheyd verklaerende
waeren, dat de voo11schreve Steen,
wederom gebragt ende geleydt was,
ter plaatse, dat die te vorens, ende
voor dato van de voorschreven
amotie, langen tyd geleden hadde".
Aldus lag oniZe steen eind i600 weer
op zijn plaats. In i729 lag hij er nog.
T.oen werd de con:ventie tws•s.chen
Holland en Utre.cht gesloten tot definitierve
regeling der grens.geschillen.
In .punt 6 en 7 van deze conventie
lezen wij, dat de grens o.a. zou loapen:
i9
,van den hoek der wilde Barentse
veenen tot ~op den .suyd-oosten hoeck
van de hoogte, daar wel eer 't Goyer
bosch pleeg te zijn, tot, ende ter
plaatse daar tegenwoordig drie groote
keesel1steenen in een triangel liggen,
recht over de scheyslo.ot tusschen
de Hofsteden behorende aan den
Duytsen huyse, ende aan den Convente
v
Hoe 't zij, de uite11ste boom en de
voor hem in de plaats gekomen reus~
achtige ,Keselsteen" bevond zich tus~
schen paal 16 en: de tegenwoordige
spoorbaan. ")
Wat er van deze g:wote keien geworden
is? Ze zullen wel den weg gegaC~Jn
zijn van zoovele in orus Gooi:
verbrijzeld door buskruit zijn de grootste
gebruikt voor onze zeeweringen,
de kleinere voor verharding van wegen.
Van de drie Slt.eenten rOp den bekenden
hoek vindt men later geen gewag
gemaakt.
Ik waag echter het vermoeden uit te
spreken, dat de steen, op de plaats
gelegd van den veelgenoemden boom,
daar nog lang gelegen heeft.
Perk zegt in zijn Nalezing: 7 )
, ,Een s ~teen van blauwachtig graniet
werd op eenigen afstand van
daar {1van Hilveroord n.l.) bezuiden
de Gooyergracht gevonden, waarvan
de zwaarte berekend werd op ruim
30000 oude ponden".
De Gooyergracht was ~een drooge
greppel langs de grens, hier ei11 daar
vindt men er nog orverblijfselen van.
Is de ~ondemtelling gewaagd, dat bij
het graven der limietgreppel de steen
ter zijde is gewenteld en daar is blijven
liggen, tot rOOk hij, door buskruit ver-
6 ) De juiste plek zal wel paal 17
gew,ees,t zijn, deze paal ~is nu verdwenen.
7 ) Blz. 224.
21
ij~eld, 1s weggev.oerd in verscheidene
wagen;vrachten? Dit zal dan gebeurd
zijn 'oms.treeks 1840.
Hij mat drie elleru lang en twee ellen
breed en hoog.
A1s de Amersfoorters zulk een gevaarte
eerus binnen hun muren hadden
gehaald, dan zou de kei, die than1s deze
stad zoo beroemd heeft gemarukt, zeker
in 't niet zijn verzonken!
Wij nemen hiermede afscheid van
't zuideinde van 't Gooi om ten slotte
na te gaan, of ook het Noordelijk deel
o~p zooveel ,historische" keien kan
bogen.
* * ll
Aan de Noordzijde van het Gooi
Lreklten de aandacht de geweldige
steenmassa op Vogelenzang, de steenen
bij de waning van den heer Luden,
de keieTh in de Hilve~sumsche
zanderij en ten slotte onze pas. ontdekte
groote Hilversumsche kei o,p den
Aardjesberg over de Crailoosche brug.
Met de ·eerste groep zijn wij spoedig
klaar. Toen: het tegenwo.ardige huis op
VogeleiliZang werd gebouwd stuitte
men bij het graven op de geweldig
gr.oote steenen, die met v;eel moeite
verplaatst zijn en nu bij den ingang
van het landgoed liggen, waar ieder
ze zien kan. De groots.te evenaart in
afmeting de bekende Amersfoortsche
kei en1 den steen aan de Lage Vuursche.
22
Prof. De Rijk 1 ) laat zijn romantischen
geest spreken en denkt hier ook al
weer aan een groot hunebed. Wij gelooven
dichter bij de waarheid te zijn
als we meenen, dat niet de oude Kelten,
maar het gletsche·rijs uit den voort.ijd
deze·opeenhoopingv. z.g. zwerfblokken
op zijn rekening heeft, op dezelfde
wijze als dat met de steenmas.sa op den
Zwarten Berg, waarover wij vroeger
.spraken, het geval zal gewee.st zijn.
Prof. De Rijk vindt het merkwaardig,
dat op den grond van het Gooi deze
gedenksteemen der grijze oudheid te
viruden zijn, die overal elders iru Holland
ontbreken en altij.d ontbroken
hebben.
Wie bekend ·is met de geologische
formatie van ons land, s.peciaal van
het Go·oi, vindt daarin niets merkwaardigs;
de veen- en kleilagen van Holland
rusten op het zand, dat in de
glaciale periode is afgezet en du.s zullen
groote steenen uit bet glaciale tijdperk
in. Holland slechts diep in den
bodem, in de oude grintlaag, kunnen
worden .aangetroffen. 2 )
De tweooe groep steenen, die aan de
Witte Kruislaan, behoort aJlweer tot
die, waarvan vroeger v•eel wonderbaarlijks
werd verteld, maar waaraan de
1 ) Wandelingen, biz. 41.
2 ) Bij Diemerbrug werd de grintlaag
aangeboordl van i21.3 M. tot 169
M. diepte. Bij den bouw van Bensdorps
fabriek te Bussum kwam o.p een
diepte van 12.5 M. kwarts, vuur.steen,
snz. vo'Or den dag.
23
nuchtere criticus onzer dagen al het
romantische heeft ontnomen.
Omslreeks1 184.5 werd deze verzameling
steenen door werklieden van den
beer Perk ontdekt. Zij trokken de aan>dacht
door de grillige vormen, die
schenen aan te duiden, dat menschewhanden
er aan hadden gewerkt.
Dr. Janssen wijdde er in zijn ,Gooi.
sche Oudheden" een afzonderlijk
hoofdstuk aan en meende dat een der
steenen een mens.chelijke torso voorstelde.
Een heele schaar geleerden is
er aan te pas gekomen, wier meeningen
wij. niet aile zuUen vermelden.
De conclusie scheen, dat
,er geen twijfel aan (was) dat dit
steengevaarte van elden& door menschen
handen (moest) aangevoerd
zij.n".
De Romeinen werden er bij gehaald.
De .s.teenen zouden aan een Romeinsche
·constructie gediend hebben, die
- bij gebrelt aan bewijzen waar -
onders.teld werd door de Zuiderzee te
zijn verzwolgen en dergelijke phantastische
·onderstellingen. meer, waaraan
de speurders uit bet middengedeelte
der vorige eeuw, geleid door hun romantische
neigingen, door allerlei redenen
een glimp van waarschijnlijkheid
hebben trachten te geven.
Men vergat, dat bier de natuuron ..
derzoeker het beslissende woord had
te spreken. Reeds Dr. J. F. van Hengel
s.prak in die dagen de meening uit, ')
') Nieuwsblad voo.r het Gooiland
1850, No. 23.
24
dat deze steenen door de natuur gevormd
waren.
In bet tijdschrift ,De Natuur" van
1899 behandelt de beer C. J. Koning
bet Gooo uit .een geognostisch-biologisch
oogpunt, en wijdt hij ook eenige
regelen aan deze steenen. Daarbij
wordt heel de romantische inkleeding
van bet geval van een gehaald. Trouwens
Prof. De Rijk, die overigens zoo
trouw naschrijft, wat vooral Perk v¢6r
hem heeft gepubliceerd, heeft zich in
zijn meer genoemd werk over die onderstellingen
zeer sceptisch uitgesproken.
De beer Koning deelt dan mee, dat
in den bodem aan de Noordzijde van
't Gooi zandsteenen voorkomen van al
Ierlei vorm en afmetingen. Meestal
zijn dit ,onregelmatige koeken, soms
platte stukken.
Ret zijn· steenen, op de plaats zelf
gevormd, uit zandkorrels met calciumcarbonaat
als bindmiddel. Bij bevochtiging
met zoutzuur wordt bet
bindmiddel opgelost en de zandkorrels
blij,ven .achter.
Koning onderzocht ook bet z.g. afgodsbeeld
en bevond, dat dit eveneens
niets is dan een gro.ot zandsteenbrok
ter plaatse ontstaan. De grootte der
stukken maakt ze echter merkwaardig
en bet is dus uit een natuurhi:storisch
oog;punt toe te juichen, dat de beer
Luden ze vo.or vernieling beiWaart.
Door de verweering zijn ze dof zwart
aangeslagen, maar door bekrassen of
bet afslaan van een uitstekend stuk
komt de natuu11lijke zandsteenkleur
weer te voorschijn.
25
Deze srt·eenen bebben dus met den
ijstijd niets uitstaande, maar zijn producten
van lateren tijd, zooals er tot
op den buidigen dag ontstaan in zandgronden,
waar veel kalk door een of
andere oorzaak in de bovenste lagen
aanwezig is.
De steenen in de Zanderij zijn algemeen
bekend. Ze zijn acbtergebleven
uit den bodem, die weggegraven1 is en
zijn eenigszins regelmatig neergelegd.
Langs de spoorbaan liggen ze in een
lange rij, en aan de overzijde van. den
Zwarten weg aan den voet der belling.
Bij1zonder groote stukken komen er
niet. onder voor en uit een bistoriscb
oogpunt valt er weinig van te vertellen.
Wei zal de natuurliefbebber er
veel van zijn gading kunnen1 vinden,
maar voor ons doel kunnen wij ze verder
voorbij gaan. ')
Wij komeru nu tot onzen laatsten
steen, en wei de kei, die sedert een
paar jaren ,ontdekt" en nu bet doel
van menig wandeltocbt geworden is.
Men zegt, dat de eigenaar, Mr. J.
Hingst, met bet plan rondloopt die kei
naar ,bet dorp" te laten vervoeren.
Opperv~lakkig lijkt dit plan wel aardig,
maar tocb zou bet ons spijten,
als bet gebeurde.
Want. . . en bier moet alweer de
critic us ·een woordje meespreken: die
') Men vindt er onder: graniet,
pegmatiet, ampbiboliet, gneiss, basalt,
diabaas., kiwartsiet, vuursteen, kwarts,
lydiet, s;yeniet, zandst·een en limoniet.
Voor de liefbebbers derbalve een rijkdoml
26
kei is volstrekt niet pas ontdekt, zij
was vroeger al heel goed bekend en is
hoogstwaarschijnlijk een grensteeken,
dat in oude geschriften als zoodanig
reeds worldt genoemd. De kei ligt dus
op een plaats, waar ze moet liggen en
zij die maar eenigszirus gevoel hebben
voor de oude historie van bet Gooi,
zullen moeten e:rkennen, dat bet niet
noodzakelijk verplaatsen van zulk ee:n
historisch gedenkstuk zijn bedenkelijke
zijde heeft.
In i424 · gaf Jan van Beieren aan
,onse goede luydeni" van Hilversum
bet recht van eigen bes.tuur en beval
hij
, een Banscheydinge te maecken,
tusschen Laren. Carspel ende Hilversum".
Die banscheiding vond plaats in
Januari i428 door den Baljuw van
Gooiland, Splinter van Nijenrode, een
de,r heeren van Nijenrode, die van
i420-i477 met. deze betreikking waren
bekleed.
In bet Hilversumsche archief vindt
men bet originee,l van dit merkwaardige
stuk. Het is, vo.or zoo¥er ons bekend,
nog niet gepubliceerd, en luidt
aldus:
,Splinter van nyenrode baliu van
nairden muden wee:spe ende van
Goylnt &c condt ende te weten allen
goeden luden dat ic by beuele myrus
liefs genadiches here Grave iohan
van beijeren een banscheydinge gedaen
ende geraed hebbe mi·t dat kers-
27
pel ende gerecht van hilfersom ende
vanden gerechte van lareke.rspel nae
wtwysinghe der bezegelder hantvesten
die sy dair aff hebben in gaende
van die husinge die nu in die vuers
bet.ymert staen •) voirt op baerberghen
gelegen tusschen larekerc ende
hilfersom dair ·off voirt op aertges
berch gelegen op ,lange bulle dair
off voirt op Wegelsberch gelegen
tusschen nairden ende hi.Uer:somer
sant dair off voirt op cruysbergen
ende dan anden gesticht ') In kennisse
der wairheyt so hebbe ic
Splinter van n baliu mijn zegel bier
aen gehangen int jair ons Here
Xc Illlc seuen en twyntich twee
dagen in Januario." ')
De Aardjesberg komt op latere kaarten
geregeld, voor; het is de hoogte, die
men, staande bij het vereenigingsgebouw
over de Crailoosche brug voor
zich, den kant van Laren uit, ziet oprijzen.
Ook vindt men nadere gegevens in
een Schaarbrief o,f Willekeur van
•) Lees: De huizen, die nu op de
Vuursche gebouwd zijn.
") Lees: naar de grens van het
Sticht, d.i. de Stichts1che rading, achter
's-Graveland.
') Deze datum is dus 2 Januari 1427.
Toen begon men 't nieuwe jaar me't
Paschen; de datum is eigenlijk 2
Januari 1428. Prof. de Rijk vermeldt
haar dus in zijn ,Gooische Wandelingeni",
blz. 21, waar hij .zegt: 2 Jan.
1428/9, f.outief.
28
i 762, waarin alles geregeld wordt betreffende
de grenzen, die de schaarrechten
der verschillende Gooische
dorpen afpalen.
De grens tusschen Laren en Hilversum
wordt daarin aangegeven:
, Uit het Stigt van de huisen van
de hooge Vuurst aJ te zien en so
voords 'tusschen de Limietpaalen 8
en 9 en van daar .op den westerhoek
van de Laarder Wasmeer, en van
daar lynrecht op een grooten steen,
leggende tusschen Hilversum en het
Laarder Kerkhof daar de v.oetpaden
van Hilversum op Laaren ineen loopen
en van daar op Aardjesberg en
Langehul, des te• verstaan, dat alles
wat van dese scheyding ten noorden
is gelegen, is aan Laaren en ten suyden
van deselven aan Hilversum gelaten
wordt".
Nu ligt onze kei ten Oosten van den
Aardjesberg, dus, juist op de lijn, die
bed,oelde schaargrens aangeeft.
Prof. de Rijk kende blijkbaar dezen
steen ook al. Hij schreef in zijn ,Wandelingen
door Gooi- en Eemland": ")
t
,Op een kennelijik punt der scheiding
ligt nog ,een overoude s.teen, die
tot merkteeken dient".
De1ze schrijver gaat hier waarschij:nlijk
niet af op eigen waarneming. Zijn
") Biz. 42.
29
meest geraadpl.eegde bron, de ,Nalezing''
van Perk, vermeldt dezen steen
reeds in ongev·eer dee,elfde bewoordingen.
De lage wal, die op de Crailoosche
heide wordt aangetroffen en die op
oude kaa:rten nog als Varkensdrift vermeld
wordt, loopt naar den Lagen
Laarderweg en zet zich aan de overzijde
nog enkele kilometers voort en
wordt door Dr. Janssen in navolging
van Perk genoemd: een ouden
weg van Bus.sum op Amersfoort.
Wij achten deze onderstelling zeer
gewaagd: oudtijds was Bussum zeer
onbelangrijk. Meer waarschijnJijk lijkt
ons deze wal o,pgeworpen om de oude
scheiding tusschen Laren en Hilversum
aan te geven; haar plaats komt
vrijwel overeen .ook met de scheiding,
genoemd in den 'schaarbrief van 1762.
Reeds Hortensius vermeldt: •)
,De grenzen zijn vo.or elk dorp
bepaald door kleine aarden dijkjes;
·o.ver.schrijdt iemand die grenzen, een
schaap uit de kudde is. zijn boete".
Wij halen nu de knoop toe.
ODiZe steen ligt in de onmiddellijke
nabijheid van den bedoelden wal,zooda:t
de waar.schijnlijkheid zeer groot is, dat
de kei, nu liggende ten Oosten van den
Aardjesberg, inderdaad is, de steen,
waarvan de Schaarbrief van 1762 gewaagt.
Het is. niet onmogelijk, dat over
30
9 ) Biz. 70.
eenige jaren de kei weer onder het
zand bedolven is.
Ze ligt in .een .o.ndiepe kuil, die na
twee jaren al weer halfvol is gestoven.
Spoedig zal ze weer geheel onder het
zand bedolven zijn en daar onder blijven
liggen, tot . . . . een jonger ges•lacht
haar weer bij toeval opnieuw
ontdekt.
Kan dit niet voorkomen worden?
Voor trans1port naar ,het dorp"
voelen wij niet veel.
Maar wat z.ou er tegen zijn, indien
zij uit haar kuil werd gehaald en daarnaast
O·P de hei werd neergelegd?
Dan zou zij niet aUeen voor den belangstellenden
onderzoeker in haar geheel
zijn te bezichtigen, maar zou zij
als stilzwijgende getuige van oud-historische
feiten blij'Ven, waar zij behoort
te liggen: op de ·oude banscheiding
tusschen Laren en Hilversum.
-
31