UITGELICHT | TEKST MARCO KRIJNSEN | FOTOGRAFIE BRIT WILLEMSEN Afscheid draait om de kleine details Pedro Swier (4e generatie uitvaartverzorger) over de dood vroeger en nu 60 zilver
Pedro Swier (53) is de vierde generatie in de familie die in de uitvaartbranche werkzaam is. Hij zag in drie decennia het taboe rondom de dood afnemen. Nabestaanden durven meer dan ooit keuzes te maken bij het afscheid van hun dierbare. ‘Maar we moeten oppassen dat het Vader Jaap was nummer drie in de familie die in de uitvaartbranche terechtkwam. Hij werkte <strong>voor</strong> een kistenleverancier en werd in de vroege jaren zeventig gevraagd een filiaal te starten in Twente. Uitvaarten waren toen nog een zaak van kosters van de kerk of soms van plaatselijke taxibedrijven. Het verzorgen van de overledene was geen professionele bezigheid. Dat werd graag overgelaten aan de man van de kisten. De kleine Pedro mocht dan vaak mee. Die zag het telkens als een spannend avontuur. niet doorslaat.’ Het is negen jaar geleden dat zijn vader overleed. Pedro Swier, professioneel uitvaarverzorger, algemeen directeur van Vredehof en een vlotte prater over het vak, raakt even geëmotioneerd als hij daaraan terugdenkt. ‘Mensen zeggen dat zoiets slijt. Dat geloof ik niet. Ik heb hem nog nooit zoveel gemist als vorig jaar. Dat zit hem in kleine dingen: een bak koffie, een opmerking, zijn persoon. Ik zou graag nog even met hem willen praten. Hij was niet alleen mijn vader, maar ook mijn vriend en collega.’ De duim van een dode Swier is opgegroeid met de dood. Of beter gezegd: met het verzorgen van uitvaarten. Het zit al in de familie sinds zijn overgrootvader, die beheerder was van een begraafplaats in Enkhuizen. Zelf bewaart hij speciale herinneringen aan opa Swier, de tweede generatie. ‘Toen ik op de kleuterschool zat, ging ik tussen de middag vaak even naar hem toe. Hij zat in een soort schaftkeet op de begraafplaats. Ik ging dan beukennootjes zoeken. Voor mij was het helemaal niet eng om daar rond te lopen. Het was normaal. Ik ging liever naar het kerkhof dan naar mijn opoe.’ ‘Mijn vader wachtte tot ik uit school kwam en nam me dan mee. Ik moest van hem in de auto blijven zitten, als hij ergens een overledene moest afleggen. Natuurlijk wist ie dat ik stiekem toch zou gaan kijken. Op mijn zesde, ik zal het moment nooit vergeten, werd ik betrapt door de man van het mortuarium in Haaksbergen. Hij werd niet boos, maar nam me mee naar binnen. Daar heb ik <strong>voor</strong> het eerst een dode aangeraakt. Ik mocht zijn duim vasthouden. Sommige kinderen zouden gillend wegrennen. Ik vond het interessant.’ ‘Doe maar wat gebruikelijk is’ Alles in huize Swier stond in het teken van de uitvaartverzorging. Vakanties waren er niet, want er kon elk moment van het jaar werk aan de winkel zijn. Mobiele telefoons bestonden niet. Moeder Swier zorgde <strong>voor</strong> de take-in als haar man op pad was. Het ongeregelde leven is zoon Pedro dus met de paplepel ingegeven. Hoewel hij stiekem ooit wel eens droomde van een leven als automonteur of vrachtwagenchauffeur, was de keuze onbewust al gemaakt: hij zou uitvaartverzorger worden. En zo ging het ook. ‘Ik hielp mijn vader als jongen al met het monteren van de kisten, het aanbrengen van de handvatten, het bekleden. Later mocht ik ook de verzorging doen. Ik was een van de jongsten in het vak, waarin toen alleen maar ouderen werkzaam waren. Mijn uitdaging was het beter te doen dan zij. Wat me bij<strong>voor</strong>beeld opviel was dat bijna elke uitvaart hetzelfde was. Dat heb ik altijd raar gevonden. Want iedereen is toch anders? We wonen in verschillende huizen, kleden ons allemaal op een andere manier en hebben onze eigen gewoontes. Maar bij het afscheid zeiden de nabestaanden altijd, en dat gebeurt nu nog steeds: ‘Doe maar wat gebruikelijk is’. Maar wat is gebruikelijk?’ ‘Ik heb hem nog nooit zoveel gemist als vorig jaar’ Er is in dat opzicht veel veranderd, vindt Swier. ‘In elke familie heb je een haantje de <strong>voor</strong>ste, bij<strong>voor</strong>beeld een dominante oom, die bepaalt wat er gebeurt. De taak van een goede uitvaartleider is om ook anderen de ruimte te geven. Om door te vragen bij nabestaanden, ook als je eerst weinig terug hoort. Mensen gaan vanzelf hun verhaal vertellen, als je ze de ruimte geeft. Dan kan een uitvaart echt iets persoonlijks worden. Ieder mens krijgt kansen in het leven, zeg ik altijd, zeker in zo’n week tussen overlijden en afscheid. Het is makkelijk om niet te spreken tijdens de uitvaart van een dierbare, maar de mogelijkheid om dat wél te doen heb je maar één keer.’ Extravagant Swier constateert dat het afscheid in de loop der jaren steeds persoonlijker is geworden en dat de nabestaanden een groter stempel drukken dan vroeger. ‘Mensen zijn het minder eng gaan vinden. Vroeger was het gebruikelijk dat de kist werd zilver 61