You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
zondag 8 december | 15.00 uur<br />
naar een desolaat langzaam deel en naar<br />
de finale. Een verrassend moment – na de<br />
eerste climax – is een unisono in gescheiden<br />
noten gescandeerde passage. Hierop volgt<br />
de langzame passage. Chromatische klusters<br />
in de slotmaten herinneren aan de stevige<br />
strijkerstaal van Béla Bartók. Het vertrouwde<br />
Italiaans voor tempoaanduidingen schuift<br />
<strong>Weinberg</strong> hier terzijde. Hij volstaat met<br />
metronoomcijfers en zou deze wijze van<br />
temponotatie ook in zijn veertiende en<br />
vijftiende kwartet volhouden. Eerder begon<br />
hij er al mee in zijn Dertiende symfonie. Het<br />
is aan de musici in alle vrijheid een eigen<br />
tempokarakter aan <strong>Weinberg</strong>s kwartetdelen<br />
toe te kennen.<br />
Door de tempoaanduiding<br />
in metronoomcijfers aan te<br />
geven geeft <strong>Weinberg</strong> de<br />
musici meer vrijheid.<br />
De jaren tussen het Twaalfde en het<br />
Dertiende strijkkwartet markeren een<br />
periode waarin <strong>Weinberg</strong> zich volledig op<br />
muziektheater stortte. Vier opera’s wist hij<br />
maar liefst te voltooien in de eerste helft<br />
van de jaren zeventig. Geen wonder dat er<br />
uit die jaren geen strijkkwartetten zijn, noch<br />
symfonieën.<br />
Strijkkwartet nr. <strong>12</strong><br />
Het Twaalfde strijkkwartet is opgedragen<br />
aan Venjamin Basner, een leerling van<br />
Sjostakovitsj. Vier strijkers uit het<br />
Kamerorkest van Moskou brachten het<br />
werk op 14 april 1971 in première in de<br />
kleine zaal van het conservatorium.<br />
Het werk flirt met reeksen van twaalf tot<br />
elkaar betrokken tonen binnen het octaaf.<br />
Hetzelfde deed Sjostakovitsj in zijn eigen<br />
twaalfde kwartet uit 1968 (<strong>Weinberg</strong> liep<br />
weer eens een beetje achter). Speelse<br />
reden zal voor beiden zijn geweest dat<br />
twaalf nu eenmaal twaalf is en daarmee<br />
een verplichting richting Arnold Schönberg<br />
behelst, de Weense uitvinder van de<br />
dodecafonie. In zijn opera De Passagier<br />
en in zijn Tiende symfonie heeft <strong>Weinberg</strong><br />
intenser gebruik gemaakt van reeksen.<br />
Belangrijker lijkt hier de identificatie met het<br />
strijkersidioom van Bartók en – bovenal in<br />
het derde deel – met de muziek voor strijkers<br />
van Poolse collega’s. Het in lugubere sfeer<br />
verlopende Largo is losjes gebouwd uit een<br />
verzameling van twaalf tonen. In dynamische<br />
zin blijft de muziek tussen fluisterzacht en<br />
piano. De opening lijkt een eerbetoon aan<br />
het Derde strijkkwartet van Bartók en heeft<br />
raakvlakken met het dertien jaar later [!]<br />
verschenen Derde strijkkwartet van Alfred<br />
Schnittke.<br />
Het tweede deel opent meer in de stijl van<br />
Bartóks Vierde strijkkwartet. De cellist<br />
schittert in hoge positie en oogst bijval van<br />
de andere strijkers. <strong>Weinberg</strong> strooit rijkelijk<br />
met effecten uit de school van Bartók zoals<br />
verglijdende pizzicati, boventonen en het<br />
‘col legno’ beroeren van de snaren met de<br />
houten zijde van de stok. De cellist brengt<br />
24