02.09.2015 Views

Jurisprudentietijdschrift

StAB Jurisprudentietijdschrift 2004, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2004, 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Artikel<br />

11<br />

te geven om voor bouwwerken van ondergeschikte<br />

betekenis vrijstelling te verlenen, en verwees daartoe<br />

naar de nota van toelichting. De Afdeling oordeelt<br />

evenwel dat uit de nota niet kan worden afgeleid<br />

dat het de bedoeling is geweest het<br />

toepassingsbereik meer te beperken dan reeds uit<br />

de tekst van de bepaling zelf kan worden afgeleid.<br />

Aan een uitbreiding van of een bijgebouw bij een<br />

woongebouw binnen de bebouwde kom zijn, anders<br />

dan in de regeling voor woongebouwen buiten de<br />

bebouwde kom, afgezien van het aantal woningen,<br />

geen restricties gesteld.<br />

Toch spreekt de nota wel degelijk over ‘bouwwerken<br />

van ondergeschikte planologische betekenis’.<br />

2 Wellicht moet het zo worden gezien dat de situaties<br />

die in artikel 20 worden genoemd volgens<br />

de besluitgever planologisch gezien niet zo ingrijpend<br />

zijn. De Afdeling moet hoe dan ook worden<br />

toegegeven dat de beperking tot bouwwerken van<br />

ondergeschikte planologische betekenis in de tekst<br />

van de regeling niet wordt genoemd. In het aanvankelijke<br />

wetsvoorstel werd wel uitdrukkelijk de eis<br />

gesteld dat het bij de gevallen van artikel 19 lid 3<br />

WRO moet gaan om ‘een afwijking van het bestemmingsplan<br />

van geringe planologische betekenis’,<br />

maar deze eis is later geschrapt. 3<br />

Dit neemt niet weg dat aangenomen mag worden<br />

dat de nieuwe ‘kruimelregeling’ is bedoeld voor gevallen<br />

die planologisch van geringere betekenis zijn<br />

dan de gevallen waarop de zwaardere vrijstellingsregelingen<br />

van artikel 19 leden 1 en 2 WRO betrekking<br />

hebben. Hoe dit in de praktijk zou moeten worden<br />

vormgegeven, is mij echter niet helemaal<br />

duidelijk. Zo kan een provinciale lijst als bedoeld in<br />

artikel 19 lid 2 WRO niet afdoen aan de (reikwijdte<br />

van) de bevoegdheid die burgemeester en wethouders<br />

op grond van artikel 19 lid 3 hebben.<br />

‘Mits het aantal woningen gelijk blijft’ en ‘woongebouw’<br />

Uit het voorgaande blijkt, dat met name het toepassingsbereik<br />

van de bevoegdheid om vrijstelling te<br />

verlenen voor een uitbreiding van of een bijgebouw<br />

bij een woning in de bebouwde kom bijzonder ruim<br />

is. De enige beperking is, dat het aantal woningen<br />

gelijk blijft. Aanvankelijk vatte de Afdeling deze eis<br />

feitelijk op. Omdat een pand met een woonbestemming<br />

al lang niet meer werd bewoond, trof de stelling<br />

van een appellant dat door de vrijstelling ten<br />

behoeve van ander gebruik 4 het aantal woningen<br />

afnam geen doel. 5 Thans legt de Afdeling de voorwaarde<br />

anders uit, zoals blijkt uit een uitspraak betreffende<br />

de gemeente Bennekom. 6 Beslissend is nu<br />

of het aantal woningen dat het bestemmingsplan<br />

toestaat door het verlenen van de vrijstelling wordt<br />

beïnvloed. Het bedoelde geval betrof een bouwplan.<br />

Aannemelijk is, dat hetzelfde geldt voor de gebruiksvrijstellingsbevoegdheid<br />

van artikel 20 Bro<br />

1985.<br />

Voor de uitleg van het begrip ‘woongebouw’ lijkt<br />

de feitelijke situatie echter weer wel van belang. De<br />

Afdeling heeft zich hiervoor aangesloten bij het oordeel<br />

van een rechtbank dat ‘gelet op het feit dat het<br />

perceel ter plaatse is bestemd voor eengezinswoningen<br />

in twee bouwlagen alsmede op het feit dat<br />

het daadwerkelijk als woning in gebruik is, het<br />

pand voldoet aan de kwalificatie woongebouw als<br />

bedoeld in voormelde bepaling’. 7 De begrippen ‘woning’<br />

en ‘woongebouw’ zijn in zoverre dus kennelijk<br />

niet identiek.<br />

In overeenstemming met het oordeel dat voor de<br />

vraag of het aantal woningen gelijk blijft bepalend<br />

is wat het bestemmingsplan toelaat, heeft de Afdeling<br />

in de Bennekom-zaak overigens ook beslist dat<br />

ook vrijstelling kan worden verleend voor een uitbreiding<br />

van een nog niet bestaand woongebouw.<br />

Men kan dus in één keer bouwvergunning verlenen<br />

voor de oprichting van het op grond van het bestemmingsplan<br />

toegelaten woongebouw en – onder<br />

verlening van de vrijstelling – voor de uitbreiding<br />

daarvan. 8<br />

‘Bebouwde kom’<br />

Voor het toepassingsbereik van artikel 20 lid 1<br />

onder a Bro 1985 is uiteraard ook van belang wat<br />

nu onder ‘bebouwde kom’ moet worden verstaan. In<br />

het kader van de ruimtelijke ordening is dit een feitelijk<br />

begrip. De aard van de omgeving is bepalend,<br />

2. Stb. 1999, 477, p. 11.<br />

3. Zie Kamerstukken II 1997-1998, 25 311, nr. 7.<br />

4. Zie artikel 20 lid 1 onder e Bro 1985.<br />

5. Zie ABRS 18 september 2002, Gst. 7174, nr. 9, m.nt. JT (Zeist).<br />

6. Zie ABRS 4 juni 2003, AB 2003, 322, m.nt. TN, Gst. 2003, 149,<br />

m.nt. JT.<br />

7. Zie ABRS 22 oktober 2002, AB 2003, 43, m.nt. TN (Stein).<br />

8. Zie ABRS 4 juni 2003, AB 2003, 32, m.nt. TN, Gst. 2003, 149,<br />

m.nt. JT (Bennekom).<br />

StAB 1 / 2004

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!