02.09.2015 Views

Jurisprudentietijdschrift

StAB Jurisprudentietijdschrift 2004, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2004, 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

30 Milieu<br />

terium ‘belangrijke wijziging in de zin van de IPPC’<br />

(artikel 2 onder 10b) waardoor deze regeling niet<br />

van toepassing werd geacht (Nieuwsbrief nr. 02-<br />

14). In een vrijwel gelijktijdige uitspraak werd tevens<br />

uitgesproken dat beroepsgronden over de IPPC<br />

niet-ontvankelijk waren omdat ze niet eerder als bedenking<br />

in de vergunningsprocedure waren ingebracht<br />

(Nieuwsbrief 3/2002, nr. K28). Van een<br />

ambthalve toetsing van het IPPC-aspect was toentertijd<br />

dus geen sprake. Sedertdien is de Afdeling<br />

haar – op dat moment nog terughoudende – standpunten<br />

ten aanzien van de IPPC-richtlijn langzaam<br />

maar zeker gaan wijzigen. Eind 2002 overwoog zij<br />

ten aanzien van een veehouderijbedrijf dat het beschermingsniveau<br />

dat de IPPC nastreeft, niet door<br />

de Iav kan worden bereikt (geen correcte implementatie)<br />

en mitsdien voor de nationale rechter rechtstreeks<br />

beroep kan worden gedaan op dat deel van<br />

de IPPC dat de best beschikbare technieken voorschrijft<br />

(Nieuwsbrief nr. 02-135). Ruim een half<br />

jaar later overwoog de Afdeling in het geschil over<br />

een afvalverwijderingsbedrijf dat het niet als bedenking<br />

aanvoeren van de toepasselijkheid van de IPPC<br />

niet aan beoordeling daarvan in de weg staat, nu<br />

het hier gaat om mogelijk rechtstreeks werkende<br />

bepalingen van Europees recht waarvan de handhaving<br />

door de nationale rechter moet worden verzekerd<br />

en de afwijzing van die beoordeling ertoe zou<br />

kunnen leiden dat het gemeenschapsrechtelijke effectiviteitsbeginsel<br />

wordt geschonden (Nieuwsbrief<br />

4/2003, nr. K66). Vragen over het correct implementeren<br />

van de IPPC in de Wet milieubeheer werden<br />

in dit geschil (nog) onbeantwoord gelaten<br />

omdat was gebleken dat de best beschikbare technieken<br />

waren vergund. Overigens is thans een wetsvoorstel<br />

tot wijziging van de Wet milieubeheer in<br />

voorbereiding waarbij in de artikelen 8.10 en 8.11<br />

Wm wordt aangesloten bij de terminologie van de<br />

IPPC-richtlijn. Een en ander betekent dat (onder<br />

meer) de term ‘beste beschikbare technieken’ in<br />

deze bepalingen zal worden opgenomen zodat kan<br />

worden gesteld dat tot op heden de IPPC-richtlijn<br />

niet correct in de Wet milieubeheer is geïmplementeerd.<br />

In de onderhavige uitspraak van 26 november<br />

2003 zet de Afdeling de gewijzigde lijn voort.<br />

De toepasselijkheid van de IPPC is voor het eerst<br />

ter zitting bij de Afdeling aangevoerd. De Afdeling<br />

gaat niettemin over tot toetsing en stelt vast dat<br />

1) de inrichting in beginsel valt onder de werkingssfeer<br />

van de IPPC omdat de drempelwaarde in bijlage<br />

I van de richtlijn wordt overschreden en 2)<br />

sprake is van een wijziging van de exploitatie van<br />

een (bestaande) installatie die met de daarmee<br />

samenhangende negatieve milieueffecten als significant<br />

is aan te merken. Mitsdien komt de Afdeling<br />

tot de conclusie dat sprake is van een ‘belangrijke<br />

wijziging in de exploitatie van de installatie’ die op<br />

grond van artikel 12, tweede lid van de IPPC-richtlijn<br />

niet mag geschieden zonder een vergunning<br />

overeenkomstig deze richtlijn. Omdat verweerder<br />

ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het<br />

beoordelingskader van de IPPC-richtlijn wordt het<br />

bestreden besluit vernietigd.<br />

De jurisprudentie is dus aan het opschuiven naar<br />

een ambtshalve toetsing door de rechter van de toepasselijkheid<br />

van de IPPC-richtlijn. Of daarbij sprake<br />

is van een ‘belangrijke wijziging in de exploitatie<br />

van de installatie’ is een vraag die ad hoc moet worden<br />

beantwoord. Daarbij rijst onmiddellijk de vraag<br />

welke criteria daarbij een rol spelen. Uit de onderhavige<br />

uitspraak van 26 november 2003 blijkt dat<br />

het toenemen van de jaarvrachten ten opzichte van<br />

de bestaande situatie een aspect is dat bij de beantwoording<br />

van deze vraag moet worden betrokken.<br />

De jaarvrachten geven inderdaad een goede indicatie<br />

van het milieueffect van de inrichting op de<br />

omgeving. In dit geval was voor een aantal componenten<br />

(C, SO2, NOx en CO) sprake van een toename<br />

van 50-100% waardoor zonder meer kan worden<br />

gesteld dat sprake is van een belangrijke<br />

wijziging met significante milieueffecten. Daarmee<br />

werpt zich de vraag op bij welk percentage in toename<br />

nog kan worden gesproken van significante<br />

milieueffecten. Het feit dat inrichtingen die onder<br />

de IPPC vallen over het algemeen moeten worden<br />

gerekend tot de categorie bedrijven die een hoog<br />

potentieel aan verontreinigde stoffen dan wel voor<br />

het milieu zeer schadelijke stoffen emitteert, pleit<br />

ervoor om al bij een betrekkelijk geringe toename in<br />

percentage te spreken van significante milieueffecten.<br />

Voorts zou de in artikel 2, aanhef en onder 10b<br />

van de IPPC gehanteerde definitie van een ‘belangrijke<br />

wijziging’ (‘een wijziging in de exploitatie die<br />

StAB 1 / 2004

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!