02.09.2015 Views

Onafhankelijk Verbindend Verbreden

Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur

Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

<strong>Verbindend</strong><br />

<strong>Verbreden</strong><br />

Expeditie naar een nieuwe strategische positi0nering<br />

Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker<br />

Master of Public Administration (MPA)


Eindrapport toepassingsfase MPA<br />

Een adviesopdracht voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

in het kader van de opleiding tot Master of Public Administration<br />

aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

Opdrachtgevers vanuit de Onderzoeksraad:<br />

mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />

prof. dr. ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />

Begeleider: prof. dr. P. ’t Hart<br />

Auteurs:<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker<br />

Mei 2012


<strong>Onafhankelijk</strong><br />

<strong>Verbindend</strong><br />

<strong>Verbreden</strong><br />

Expeditie naar een nieuwe strategische positionering<br />

Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 4<br />

Managementsamenvatting 6<br />

1 Zeegezichten 11<br />

1.1 Veiligheid als motief 11<br />

1.2 De Onderzoeksraad voor Veiligheid 12<br />

1.3 Aanleiding adviesopdracht 13<br />

1.4 Onderzoeksvragen en aanpak 13<br />

1.5 Leeswijzer 15<br />

2 Sextant 17<br />

2.1 Strategische heroriëntatie 17<br />

2.2 The Strategic Triangle 18<br />

2.3 SWOT-analyse en confrontatiematrix 21<br />

2.4 Bepalen strategische opties en keuzen 22<br />

3 Navigeren 25<br />

3.1 Historische context 25<br />

3.2 Verbreding werkterreinen in perspectief 27<br />

3.3 Breedte en diepte in traditionele en toekomstige terreinen 28<br />

3.4 Zes typen actoren 29<br />

3.5 Een empirische analyse en confrontatie 30<br />

3.6 Strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden 32<br />

3.7 Elkaar in positie brengen en houden 33<br />

4 Bestemmingshavens 35<br />

4.1 Inleiding 35<br />

4.2 Aanwezige selectiecriteria 36<br />

4.3 Kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven 40<br />

4.4 Conclusies en aanbevelingen 44<br />

2 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5 Konvooi, samen optrekken 47<br />

5.1 Inleiding 47<br />

5.2 Samenwerking en onafhankelijkheid, een ingewikkelde relatie 48<br />

5.3 Samenwerkingsmogelijkheden 51<br />

5.4 Conclusies en aanbevelingen 55<br />

6 Passagieren 57<br />

6.1 Inleiding 57<br />

6.2 Elementen van beïnvloeding 58<br />

6.3 Spanningen en dilemma’s 67<br />

6.4 Conclusies en aanbevelingen 68<br />

7 Scheepsjournaal 71<br />

7.1 Inleiding 71<br />

7.2 Conclusies 71<br />

7.3 Adviezen 74<br />

8 Plunjebaal 77<br />

Bijlagen: 80<br />

i. Visie, missie en strategie Onderzoeksraad 80<br />

ii. Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012 82<br />

iii. Lijst van geïnterviewden 84<br />

iv. Basis vragenlijst 86<br />

v. Voorbeeld uitwerking interviews 89<br />

Literatuur 92<br />

Inhoudsopgave<br />

3


Voorwoord<br />

Het artikel hiernaast uit het Parool 1 van 27 februari 2009 is relatief kort, maar op<br />

tal van terreinen uitermate veelzeggend. Op het eerste gezicht gaat het over de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die bij zijn onderzoek naar het ongeval met het<br />

vliegtuig van Turkish Airlines vlakbij Schiphol de zwarte dozen heeft meegenomen<br />

en die, om bepaalde redenen, niet aan het Openbaar Ministerie wil verstrekken.<br />

Er staat echter zoveel meer. Een kleine rondleiding door de tekst: niet de Onderzoeksraad,<br />

maar “Van Vollenhoven” wil de zwarte dozen niet afgeven. De voorzitter<br />

van de Raad wordt duidelijk beschouwd als het boegbeeld ervan en mogelijk zelfs<br />

ermee vereenzelvigd. Justitie is “verbijsterd”. Het doorgaans zo machtige Openbaar<br />

Ministerie lijkt te zijn afgetroefd door een relatief nieuwe organisatie met eveneens<br />

vergaande wettelijke bevoegdheden op voor een deel dezelfde terreinen. Er is<br />

duidelijk sprake van frictie en van een discussie over principes. Het gaat over de<br />

’onafhankelijke positie’ van de Onderzoeksraad, die in de beleving van de voorzitter<br />

ondermijnd kan worden door mee te werken aan een strafrechtelijk onderzoek.<br />

Het gaat over macht en onmacht, over samenwerken met andere organisaties en<br />

over rollen, taken, verantwoordelijkheden en onderlinge relaties.<br />

Dit is de turbulente, soms controversiële, maar vooral uitermate boeiende wereld<br />

van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een wereld die de afgelopen maanden ook<br />

een beetje onze wereld is geworden. Wij mochten in die wereld onderzoek doen<br />

naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad in het licht van zijn ambitie<br />

om het aantal werkterreinen waarop de Raad actief is verder uit te breiden.<br />

De uitkomsten van ons onderzoek verwoorden wij in dit rapport. Wat ons betreft<br />

is hier geen sprake van een eindresultaat. Wel als het gaat over onze opdracht,<br />

niet wat betreft het proces bij de Raad zelf. In een aantal gevallen laten wij beslissingen<br />

en keuzes over aan de Raad en ook de feitelijke implementatie van de gekozen<br />

positionering zal door de Raad zelf ter hand moeten worden genomen. Dit<br />

laat onverlet dat wat ons betreft een aantal concrete adviezen direct zijn te implementeren.<br />

Wij zien dan ook uit naar de presentatie van ons rapport op 8 juni aanstaande<br />

bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. De volgende stap in de<br />

expeditie is een presentatie op een heidag bij de Onderzoeksraad.<br />

Wij willen iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van ons rapport<br />

graag bedanken voor hun inzet en constructieve bijdrage. Het verrichten van de<br />

lite ratuurstudie maar vooral het interviewen van een groot aantal inspirerende<br />

1<br />

http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/187861/2009/02/27/Van-Vollenhovenwil-zwarte-dozen-niet-afgeven.dhtml<br />

4<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


sleutel figuren in het strategische krachtenveld rondom de Onderzoeksraad, inclusief<br />

de pionier van de Raad, Professor Pieter van Vollenhoven, was voor ons een<br />

onvergetelijke ervaring.<br />

Uiteraard zijn wij ook veel dank verschuldigd aan onze opdrachtgever, onze<br />

begeleider Professor Paul ’t Hart en aan onze werkgevers die ons in de gelegenheid<br />

hebben gesteld de opleiding te volgen. Maar vooral ook aan onze families, die<br />

ons veel steun hebben gegeven en die wij de afgelopen tijd schromelijk te weinig<br />

aandacht hebben kunnen geven.<br />

Marly Coenders • Aart Garssen • Clive ter Heege • Rob Janssen • Tanja Koekebakker<br />

Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet<br />

afgeven<br />

27-02-09 12:21 uur<br />

Volgens de Raad van mr. Pieter van Vollenhoven mag justitie de zwarte doos alleen uitlezen<br />

als zij hem eerder te pakken heeft gekregen. Foto ANP Marcel Antonisse<br />

AMSTERDAM - mr. Pieter van Volenhoven weigert de zwarte dozen van het<br />

gecrashte vliegtuig aan justitie voor te leggen. De onderzoeksraad vindt dat<br />

meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek de onafhankelijke positie van<br />

de raad ondermijnt.<br />

De zwarte dozen worden op dit moment in Parijs onderzocht bij een<br />

zusterorganisatie van de onderzoeksraad. Van Vollenhoven hoopt de resultaten<br />

begin volgende week te krijgen.<br />

Justitie reageert verbijsterd. “Om een goed beeld te krijgen, hebben wij zo veel<br />

mogelijk gegevens nodig,” zegt officier van justitie M. Vos.<br />

Volgens de Raad mag justitie de zwarte doos echter alleen uitlezen als zij hem<br />

eerder te pakken heeft gekregen. “En zelfs dan mag zij die informatie niet<br />

gebruiken voor haar onderzoek.” (HET PAROOL)<br />

Voorwoord<br />

5


Managementsamenvatting<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>. De titel van ons onderzoeksrapport geeft uitdrukking<br />

aan de nieuwe fase van ontwikkeling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

De heer Van Vollenhoven heeft na een epische strijd van tweeëntwintig jaar<br />

de Raad zelf neergezet. “Een prestatie van formaat!”, is wat vele stakeholders in de<br />

wereld van de Onderzoeksraad als eerste melden. De Onderzoeksraad staat! Waarom<br />

dan een opdracht aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, om een<br />

nader onderzoek te verrichten naar de strategische positie van de Raad in het geheel<br />

van organisaties en instellingen dat verantwoordelijkheid draagt in het veiligheidsdomein?<br />

De Raad heeft de pioniersfase inmiddels achter zich gelaten en recent<br />

een voorzitterswissel ondergaan. Steeds meer kwesties worden maatschappelijk<br />

onder het begrip ‘veiligheid’ geschaard en de Raad wil zelf een verdere uitbreiding<br />

van de terreinen waarop hij actief is. Kortom ingrediënten te over om te<br />

onderzoeken wat dit betekent voor de strategische positie van de Onderzoeksraad.<br />

Dit rapport beschrijft de vele ingrediënten die een rol spelen in de expeditie van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar een nieuwe strategische positionering.<br />

Om de Onderzoeksraad in het zich verbredende krachtenveld in beeld te brengen<br />

is gebruik gemaakt van het model van de Strategic Triangle van Mark Moore. Moore<br />

heeft in zijn studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de<br />

inmiddels wereldwijd gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Kenmerkend<br />

voor dit model is de wederzijdse beïnvloeding van de delen (‘bollen’) van deze<br />

driehoek: operating capacity, authorizing environment en public value. We hebben het<br />

model gebruikt om de ontwikkeling van de Onderzoeksraad uitgaande van het<br />

verbreden en verdiepen van werkterreinen in beeld te brengen. De Onderzoeksraad<br />

is dus door ons beschouwd vanuit zijn operating capacity, authorizing environment<br />

en public value. Op verzoek van de opdrachtgever, de heer Joustra, hebben<br />

wij met een blik van buiten naar binnen naar de Onderzoeksraad gekeken.<br />

Naast een literatuurstudie zijn in interviews vele stakeholders bevraagd naar de<br />

sterke en minder sterke kanten van de Onderzoeksraad en naar de kansen en bedreigingen<br />

die het pad van de Onderzoeksraad naar hun mening hebben gekruist<br />

of nog zullen kruisen. <strong>Onafhankelijk</strong>heid, kwaliteit, transparantie, doorlooptijden,<br />

verantwoorden of leren, kosten en baten zijn voorbeelden van de boeiende ingrediënten<br />

die wij tijdens onze expeditie tegen kwamen. Op sommige thema’s onderkenden<br />

wij een hoge mate van consensus tussen eerdere onderzoeken en de meningen<br />

van de geïnterviewden. Op andere thema’s waren juist grote verschillen<br />

van opvatting merkbaar.<br />

6<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


De nieuwe strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid kenmerkt<br />

zich volgens ons door drie strategische thema’s, die alle belangrijke ingrediënten<br />

lijken te verbinden. Binnen, tussen en rondom de drie ‘bollen’ van Moore<br />

herkennen wij strategisch selecteren, strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden<br />

als de rode lijn voor een nieuwe positionering die eraan kan bijdragen<br />

dat de Onderzoeksraad met een uitbreiding van het werkterrein, ook in het verbredende<br />

krachtenveld blijft staan!<br />

Uitbreiding van werkterreinen vraagt om een strategische verkenning en daaraan<br />

verbonden een transparante selectie van zaken. Waar besteedt de Raad wel of<br />

geen aandacht aan? Een Onderzoeksraad die niet alleen zaken goed doet, maar<br />

vooral ook de goede zaken doet. Het bredere werkterrein, dat gelijk op gaat met<br />

een verdieping die zoveel specialistische kennis vraagt dat een te krampachtig<br />

streven naar onafhankelijkheid, wat structurele strategische samenwerking met<br />

anderen in de weg staat, niet langer functioneel is. Zaken goed doen vraagt om<br />

strategische samenwerking, waarbij de Onderzoeksraad zijn onafhankelijkheid<br />

behoudt door onder andere de regie te blijven houden en transparant te zijn.<br />

De kwaliteit van de onderzoeken van de Raad kan op deze wijze in stand blijven,<br />

ook na verdere verbreding van de werkterreinen. Kwaliteit die tot uitdrukking<br />

komt in gedegen rapporten met prima aanbevelingen, die uitgaan van redelijke<br />

scenario’s en die niet de indruk wekken dat 100% veiligheid een mogelijkheid is.<br />

Aanbevelingen die ook actiever door de Onderzoeksraad ‘aan de man’ worden gebracht,<br />

waar draagvlak voor is en waarvan de implementatie door de Raad wordt<br />

gemonitord, gestimuleerd en gecommuniceerd. Het te waarderen streven van de<br />

heer Joustra om uiteindelijk te gaan voor een situatie waarin een Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid niet langer nodig is, lijkt nog ver weg. Ten aanzien van de beïnvloeding<br />

van allen die een rol spelen in het veiligheidscomplex kan de Raad verdere<br />

stappen zetten, die leiden tot een wijze van beïnvloeding die meer aansluit<br />

bij de diversiteit aan actoren die in dit complex een rol vervullen. Bovendien past<br />

het de Onderzoeksraad om hierbij gepast gebruik te maken van middelen die de<br />

nieuwe media brengen.<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid krijgt van ons een aantal adviezen. Deels zijn<br />

die direct te implementeren, deels vergen deze nadere besluitvorming en/of onderzoek.<br />

Dit allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten oppakken.<br />

Managementsamenvatting<br />

7


De aanbevelingen moeten bijdragen aan een Onderzoeksraad die onafhankelijk,<br />

verbindend en verbredend in staat is de goede zaken goed te doen. <strong>Onafhankelijk</strong>,<br />

niet krampachtig, maar in verbinding met de vele relevante actoren, zoals een<br />

echte netwerksamenleving dat vraagt. Verkennend en daardoor de goede zaken<br />

selecterend in een wereld waarin alles veiligheid lijkt te zijn. Selecterend en daardoor<br />

actief met zaken die ertoe doen en waar de Onderzoeksraad meerwaarde<br />

heeft. <strong>Verbindend</strong> vanuit een strategische visie waarin het uiteindelijk gaat om<br />

veiligheid, met een spannende balans tussen verbinding en onafhankelijkheid en<br />

tussen verantwoorden en leren. De adviezen aan het eind van het rapport laten de<br />

kernthema’s zien die de Raad onderweg ten dienste staan: strategisch selecteren,<br />

strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden.<br />

Strategisch selecteren:<br />

• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de<br />

Onderzoeksraad.<br />

• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />

• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />

• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />

sector.<br />

• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />

• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />

• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Strategisch samenwerken:<br />

• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />

te poolen.<br />

• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte<br />

onderzoeken waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />

• Onderzoek de samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstituten, sectoren en<br />

inspecties.<br />

• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />

en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />

8<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Strategisch beïnvloeden:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst<br />

op verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen<br />

vormen de mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer<br />

uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in<br />

de communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut<br />

vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen,<br />

op een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een<br />

100% veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en<br />

anderzijds eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in<br />

de rapportage en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Managementsamenvatting<br />

9


1 Zeegezichten<br />

“Verbaasd dat in een geordend land als Nederland toch zoveel zaken misgaan”, verwijzend<br />

naar ChemiePack en “er vallen meer doden door medische fouten dan in het verkeer”. Hij 2<br />

wil daar meer mee doen, daarbij gesteund door een recent onderzoek gehouden onder<br />

burgers. Hij is Tjibbe Joustra van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en is nu precies<br />

een jaar voorzitter van de Raad.<br />

1.1 veiligheid als motief<br />

In de Nederlandse samenleving wordt zeer veel waarde gehecht aan ‘veiligheid’. Veiligheid<br />

is één van de hoofdthema’s van de politiek geworden. Boutellier 3 stelt dat dit<br />

“allesdoordringende motief van veiligheid” op gespannen voet staat met “een drang naar<br />

vitaliteit en een uitbundig vieren van liberale vrijheid”.<br />

In een adviesaanvraag 4 aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR),<br />

stelt het kabinet: “Veiligheid is een onderwerp dat nadrukkelijk in de maatschappelijke belangstelling<br />

staat en naar verwachting zal blijven staan”. Gevraagd om specifiek aandacht<br />

te besteden aan fysieke veiligheid en in het bijzonder hoe de eigen verantwoordelijkheid<br />

van de samenleving kan worden versterkt, concludeert de WRR dat de huidige<br />

omgang met risico’s en de verdeling van verantwoordelijkheden op het gebied van<br />

fysieke veiligheid onvoldoende toekomstbestendig is. De WRR 5 pleit voor een nieuw<br />

paradigma als het gaat om risicobenadering. Niet de omgang met bekende risico’s,<br />

maar de omgang met onzekerheden komt centraal te staan. Het leidende normatieve<br />

beginsel voor dit paradigma van de nieuwe risicobenadering is het ‘voorzorgbeginsel’.<br />

Dit is de aanduiding voor het besef dat onzekerheden serieus genomen dienen te worden<br />

en dat de omgang met onzekerheden dus expliciet moet worden georganiseerd.<br />

Men zou ook kunnen zeggen dat onveiligheid niet wordt getolereerd. Van Eeten 6 stelt:<br />

“Nergens is de tolerantie voor onmacht zo gering als op het gebied van veiligheid. De burger zou<br />

eisen dat hij tegen alle vormen van ellende wordt beschermd. Ongelukken leiden dan ook vaak<br />

tot luide kritiek op de overheid”.<br />

Gevolg van het belang van veiligheid is dat velen zich bezig houden met de vraag hoe<br />

we kunnen omgaan met de risico’s die onze samenleving voortbrengt. Boutellier stelt<br />

dat “De veiligheidsbehoefte opkomt ter bezwering van de ervaren risico’s”. 7 De risicomaat-<br />

2<br />

NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”.<br />

3<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />

maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />

4<br />

Adviesaanvraag 16 december 2004.<br />

5<br />

WRR (2008), Onzekere veiligheid; verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid.<br />

6<br />

Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht, pag. 13.<br />

7<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />

maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />

Zeegezichten<br />

11


schappij is in de woorden van Boutellier een “catastrofale maatschappij”, waarvan de<br />

politiek wordt gebaseerd op de mogelijkheid van een ramp. Naarmate de bedreiging<br />

groeit, zal een interventionistisch optreden toenemen.<br />

1.2 de onderzoeksraad voor veiligheid<br />

Risico’s van de hedendaagse samenleving kunnen ontaarden in incidenten en ongevallen.<br />

In het verleden werden die veelal onderzocht door ad hoc ingestelde commissies<br />

en later door meer permanente (deel)raden. Met de oprichting van één geïntegreerde<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid is uitvoering gegeven aan de wens om het<br />

versnipperde ongevallenonderzoek in Nederland te bundelen in één raad.<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet 8 ingesteld in 2004 en onder voorzitterschap<br />

van de heer Van Vollenhoven geïnstalleerd op 7 februari 2005. De Raad heeft<br />

inmiddels zijn plek verworven in de Nederlandse samenleving. De rapporten worden<br />

in veel geledingen van de samenleving gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />

Het rapport over de Schipholbrand is wat dat betreft één van de rapporten die<br />

de Onderzoeksraad bij ‘vriend en vijand’ op de kaart heeft gezet.<br />

De Raad is een zelfstandig bestuursorgaan en is niet hiërarchisch ondergeschikt aan<br />

de Minister. 9 In artikel 3 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid staat helder<br />

omschreven wat de taak van de Raad is.<br />

“De raad heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen<br />

daarvan te beperken, tot taak te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke<br />

oorzaken van individuele of categorieën voorvallen en van de omvang van hun gevolgen<br />

zijn en daaraan zo nodig aanbevelingen te verbinden.”<br />

De Onderzoeksraad stelt ter afronding van zijn onderzoek een rapport op. 10 Het rapport<br />

bevat in ieder geval, voor zover het onderzoek zich daartoe uitstrekt, een analyse<br />

van de toedracht van het voorval en het omgaan met de gevolgen alsmede de gegevens<br />

waarop deze analyse berust, de vaststelling van de oorzaken of de vermoedelijke<br />

oorzaken van het voorval en de omvang van zijn gevolgen en indien daartoe aanleiding<br />

bestaat, de constatering van structurele veiligheidstekorten en daaraan verbonden<br />

aanbevelingen.<br />

De in artikel 3 genoemde taakstelling van de Onderzoeksraad wordt nog meer expliciet<br />

gemaakt in artikel 61, waarin staat omschreven dat een conclusie of aanbeveling<br />

niet behelst het vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval.<br />

De Onderzoeksraad is inmiddels een veel besproken en zelfs niet meer weg te denken<br />

actor in het Nederlandse veiligheidscomplex. 11 In 2008 heeft een eerste evaluatie<br />

8<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid van 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677.<br />

9<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr. 3, pag. 8.<br />

10<br />

Art. 55 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

11<br />

Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden in de<br />

veiligheidszorg.<br />

12 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


plaatsgevonden door een Commissie onder leiding van mevrouw Sint. In het jaar 2011<br />

heeft de Onderzoeksraad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />

de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere fase’. Tegelijkertijd ondergaat de<br />

Raad een uitbreiding van werkterreinen. Waar de Raad ooit zijn oorsprong had in de<br />

transportsector wordt nu ook onderzoek gedaan in een veelheid van andere sectoren.<br />

Ook de medische en digitale wereld kunnen niet meer aan de aandacht van de Raad<br />

ontsnappen. Kortom, het onderzoeken waard.<br />

1.3 aanleiding adviesopdracht<br />

Problemen met de digitale beveiliging tussen overheid en burgers onderzoeken, met<br />

als trefwoord DigiNotar, is zo’n voorbeeld van een recente uitbreiding van werkterreinen.<br />

Volgens onze opdrachtgever ondergaat de Raad een verdere uitbreiding (openbare<br />

orde) en de indruk bestaat dat wanneer een netelige kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />

te plaatsen is de Raad expliciet gevraagd wordt onderzoek te doen. De waarde<br />

die wordt gehecht aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid en zijn werkzaamheden<br />

wordt mede bepaald door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid heeft immers de opdracht om te zoeken naar structurele<br />

veiligheidstekorten.<br />

Dat het onderzoeksterrein van de Onderzoeksraad hiermee wel erg groot is geworden<br />

is een belangrijke achtergrond van de opdracht door de heer Joustra (voorzitter) en de<br />

heer Mertens ( lid) van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze ontwikkeling roept de<br />

vraag op hoe de Onderzoeksraad zich verhoudt tot andere organisaties in het veiligheidscomplex,<br />

zoals bijvoorbeeld toezichthouders, opsporingsinstanties en adviesraden.<br />

De veronderstelling is dat de Raad door deze taakverbreding meer en meer te<br />

maken zal krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van politiek en media. De Raad<br />

heeft aangegeven behoefte te hebben aan een nadere analyse van zijn strategische<br />

positie in het geheel van (overheids)instanties die verantwoordelijkheden dragen in<br />

het veiligheidsdomein.<br />

Daarom heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Nederlandse School voor<br />

Openbaar Bestuur gevraagd hiernaar onderzoek te doen.<br />

1.4 onderzoeksvragen en aanpak<br />

Door de opdrachtgever is op basis van de gewenste strategische analyse de volgende<br />

centrale onderzoeksvraag geformuleerd: 12<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het krachtenveld<br />

– voor de strategische positie van de OVV, nu en in de toekomst en hoe moet deze strategische<br />

positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />

onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />

12<br />

Zie voor de volledige adviesopdracht bijlage ii.<br />

Zeegezichten<br />

13


De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft deze vervolgens uitgewerkt in een aantal<br />

aspecten die mogelijk de aandacht vragen. Daarbij stond het ons vrij een eigen richting<br />

te kiezen. Naar aanleiding van diverse oriënterende gesprekken en bestudering<br />

van relevante literatuur, hebben wij in samenspraak met de opdrachtgever de volgende<br />

onderzoeksvraag en deelvragen geformuleerd;<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld - voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />

Deze centrale onderzoeksvraag is door ons vertaald in de volgende deelvragen:<br />

1. Wat behelst de ‘strategische positionering’ van een organisatie als de Onderzoeksraad?<br />

2. Welke kansen en bedreigingen en welke relevante interne en externe ontwikkelingen tekenen<br />

zich af?<br />

3. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de maatschappelijke meerwaarde van de Onderzoeksraad?<br />

4. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de interne organisatie van de Onderzoeksraad in<br />

relatie tot derden?<br />

5. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de Onderzoeksraad in relatie tot het krachtenveld?<br />

6. Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden getrokken voor de strategische positionering?<br />

Het advies in dit rapport is gebaseerd op literatuurstudie en interviews met belangrijke<br />

actoren uit de omgeving van de Onderzoeksraad. We hebben literatuur bestudeerd ter<br />

voorbereiding op ons onderzoek, om ons onderzoek aan te scherpen en om contextuele<br />

informatie te vergaren. Verder zijn er meer dan veertig personen geïnterviewd (zie<br />

bijlage iii voor de lijst met geïnterviewden). Deze bestonden initieel uit oriënterende<br />

interviews om onze focus aan te scherpen en vervolgens uit verdiepende interviews<br />

met diverse stakeholders. De interviewvragen waren semigestructureerd en bevatten<br />

naast open vragen ook enkele stellingen (zie bijlage iv). De selectie van stakeholders<br />

is tot stand gekomen met gebruikmaking van het model van de strategic triangle van<br />

Mark Moore (zie hoofdstuk 2) en een NSOB-module van Jaap Boonstra en Mark van<br />

Twist. 13 Zowel de resultaten van de interviews als van de literatuurstudie zijn interpretatief<br />

geanalyseerd. De uitkomsten van ons onderzoek zullen wij presenteren tijdens<br />

een heidag van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

13<br />

Boonstra, Jaap en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />

vernieuwen, presentatie NSOB.<br />

14 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


1.5 leeswijzer<br />

In ons onderzoek en de schriftelijke weergave daarvan in dit rapport besteden wij achtereenvolgens<br />

aandacht aan de volgende zaken. Wij zijn gestart met een verkenning in<br />

de literatuur en de beschikbare documentatie van de Onderzoeksraad. Een weerslag<br />

hiervan vindt u in hoofdstuk 2, een instrument voor positionering. Naast de literatuurverkenning<br />

is in overleg met de opdrachtgever gefocust op een blik van “buiten naar<br />

binnen” en is veel tijd besteed aan oriënterende en verdiepende interviews in het<br />

krachtenveld rond de Raad. De historische context en de ontwikkeling rond de verbreding<br />

en verdieping van werkterreinen wordt beschreven in hoofdstuk 3. De tijdens de<br />

literatuurstudie en interviews opgedane ervaringen zijn in meerdere gesprekken gedeeld<br />

met de opdrachtgevers, wat heeft geleid tot een rubricering van de onderzoeksresultaten<br />

rond drie dominante thema’s. Deze drie thema’s, strategisch selecteren,<br />

samenwerken en beïnvloeden, komen achtereenvolgens ruim aan bod in de hoofdstukken<br />

4, 5 en 6. In hoofdstuk 7 verbinden we de resultaten van deze drie thema’s<br />

in een aantal conclusies en adviezen. We sluiten af met een reflectie in hoofdstuk 8.<br />

Zeegezichten<br />

15


16 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


2 Sextant<br />

De onderzoeksvraag naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid heeft veel weg van een wicked problem. Volgens Roel in ’t Veld 14 typeert dit<br />

begrip een vraagstuk waarbij een tweedimensionale dissensus bestaat: zowel over de<br />

te honoreren waarden als over de te gebruiken kennis. Gelet op de overgang van een<br />

pioniersfase naar een ‘andere’ fase gaat het bij de positionering van de Onderzoeksraad<br />

over een wenselijke verandering, terwijl de richting nog moeilijk onder woorden<br />

is te brengen.<br />

Bij een wicked problem is het niet goed mogelijk onderzoek en vormgeving gescheiden<br />

te houden. Anders gezegd, een nieuwe positionering is niet volledig analyseerbaar en<br />

oplosbaar, omdat na iedere stap die je zet het weer andere kanten van zichzelf laat<br />

zien. Volgens De Wit en Meyer 15 is een eersteklas strateeg geen treinmachinist, maar<br />

een reiziger die voortdurend op ontdekkingstocht is. Bekende theorieën en recepten<br />

geven houvast, maar de kans is groot dat het proces anders verloopt dan gepland. De<br />

ontdekkingsreiziger heeft meer behoefte aan een hulpmiddel waarmee hij zijn stappen<br />

kan beoordelen en de richting kan bepalen. In dit hoofdstuk worden daarom een<br />

aantal begrippen nader toegelicht, om uiteindelijk af te sluiten met een pragmatisch<br />

instrument om te helpen navigeren.<br />

2.1 strategische heroriëntatie<br />

Volgens Keuning en Eppink 16 is kenmerkend voor een pioniersorganisatie dat die<br />

wordt geleid door de oprichter. De organisatie is als het ware de verpersoonlijking van<br />

de pionier. Planning op de langere termijn ontbreekt meestal, problemen worden door<br />

improvisatie opgelost en de pionier speelt daarbij zelf een belangrijke rol. Ook in het<br />

benaderen van de omgeving vormt het persoonlijke contact van de pionier een belangrijk<br />

element. Natuurlijk gaat de vergelijking met een pioniersorganisatie slechts<br />

ten dele op. Elementen die herkenbaar zijn bij de Onderzoeksraad, hebben vooral te<br />

maken met de sterke betrokkenheid van de grondlegger bij de organisatie en het ontbreken<br />

van een expliciet geformuleerde toekomststrategie.<br />

Gezien het gezag en de positie die de Onderzoeksraad de afgelopen jaren heeft verworven,<br />

was de taxatie van de commissie Sint dat de pioniersfase zijn einde zou<br />

moeten naderen. Op de oude voet doorgaan zal betekenen dat binnen afzienbare tijd<br />

sprake is van een “overrijpe pioniersorganisatie”, aldus de commissie Sint. Maar als<br />

sprake is van aanpassingsvermogen en zelfbewustzijn, zal de organisatie anticiperend<br />

de bakens gaan verzetten. Duidelijk en kernachtig een oproep tot een strategische<br />

14<br />

in ’t Veld, prof. Dr. R.J. (2010), Kennis democratie; opkomend stormtij, blz. 69.<br />

15<br />

De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create competitive<br />

advantage.<br />

16<br />

Keuning, dr. D. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek.<br />

Sextant<br />

17


heroriëntatie voor de Onderzoeksraad. De commissie Sint benoemt beleidsformulering,<br />

criteria voor onderzoeken, prioriteitstelling, structureren van de relaties met derden<br />

en afstemming en taakverdeling met anderen als onderwerpen om ook de volgende<br />

levensfase met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. 17 Onderwerpen die niet geheel<br />

toevallig onderdeel zijn van onze onderzoeksopdracht.<br />

2.2 the strategic triangle<br />

Deze aspecten van heroriëntatie en vooral de samenhang hier tussen kunnen inzichtelijk<br />

gemaakt worden met “The Strategic Triangle” van Mark Moore. Hij heeft in zijn<br />

studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de inmiddels wereldwijd<br />

gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Moore betoogt dat managers in de<br />

publieke sector moeten handelen op basis van een theorie van public value oftewel<br />

publieke waarde. Hij heeft, uitgaande van het concept van corporate strategy uit de private<br />

sector, een praktische methode ontwikkeld hoe deze publieke waarde in specifieke<br />

omstandigheden onderscheiden kan worden. 18 De kracht van de strategic triangle<br />

is dat hierdoor inhoud, politiek en bestuur en management met elkaar worden verbonden<br />

en elkaar beïnvloeden.<br />

Anders gezegd gaat het erom het doel van de organisatie te waarderen: wat is de public<br />

value van de organisatie? Wij vertalen dit in: wat zijn missie en visie? Wat is het publiek<br />

doel? Deze maatschappelijke meerwaarde legitimeert het bestaansrecht van een<br />

organisatie. Om de vergelijking te maken met het bedrijfsleven: een bedrijf overleeft<br />

omdat het een toegevoegde waarde heeft. Deze waarde wordt uitgedrukt in de winst<br />

en de waarde voor de aandeelhouders. Als een bedrijf geen winst oplevert, geen waarde<br />

voor de aandeelhouders, gaat het uiteindelijk failliet. Hetzelfde geldt voor publieke<br />

organisaties. Als er getwijfeld wordt aan of onvrede is over de opbrengst van een overheidsorganisatie<br />

kan dit uiteindelijk leiden tot het opheffen ervan.<br />

Ten tweede, en dit valt onder het politieke domein, gaat het om het verwerven van<br />

legitimiteit, mandaat en steun voor de organisatie. Dit is breder dan wat vaak onder<br />

politiek verstaan wordt, namelijk de politieke arena in Nederland, waarin politieke<br />

partijen zich bewegen. Het gaat namelijk ook om belangrijke stakeholders zoals financiers.<br />

Stakeholders variëren per organisatie, per ontwikkelingsfase van de organisatie<br />

én in de tijd. Moore onderscheidt onder andere de volgende actoren: politieke superieuren,<br />

wetgevers, toezichthouders en de media. 19 Samengevat noemt hij dit de authorizing<br />

environment. Wij zullen in dit onderzoek deze Engelse term gebruiken, omdat<br />

deze in het wetenschappelijk spraakgebruik ingeburgerd is. Waarom is deze omgeving<br />

zo belangrijk? Moore onderscheidt vier redenen:<br />

17<br />

Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding van de<br />

Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

18<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />

19<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 118-126.<br />

18 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Routinematige verantwoording. De meest voorkomende vorm van verantwoording,<br />

die nodig is om te zorgen dat er een continue stroom van geld en autoriteit naar de<br />

organisatie blijft gaan.<br />

• Autoriseren van verandering en innovatie. Om de publieke waarde van de organisatie<br />

te veranderen of te zorgen voor andere majeure veranderingen is toestemming<br />

of goedkeuring nodig, al dan niet expliciet.<br />

• Zorgen voor coördinatie tussen verschillende organisaties. Soms zijn andere organisaties<br />

of partijen nodig om de doelen, de publieke waarde(n), van de organisatie<br />

te verwezenlijken. Een stakeholder is een belangrijke stakeholder in de authorizing<br />

environment, wanneer hij bij kan dragen aan het zorgen voor of vergroten van het<br />

draagvlak.<br />

• Zorgen voor gedecentraliseerde coproductie. Deze doet zich voor als een bijdrage<br />

nodig is van organisaties en private personen die zijn versnipperd op een decentraal<br />

niveau. Moore geeft het voorbeeld van de directeur van een gezondheidsinstituut<br />

die een nationaal vaccinatieprogramma wil oprichten ter voorkoming van<br />

een epidemie. De epidemie is er nog niet, en komt er hopelijk ook niet – als het<br />

vaccinatieprogramma doorgaat! De directeur moet er wel miljoenen Amerikanen<br />

van overtuigen zich te laten inenten – met alle risico’s van dien – tegen een epidemie<br />

die er nog niet is! 20<br />

Tenslotte, het derde domein heeft betrekking op de capaciteiten die een organisatie in<br />

huis heeft om zijn doel te bereiken. De operating capacity, dat wil zeggen, menskracht,<br />

financiële en andere middelen. 21 De wijze waarop de resources van de organisatie worden<br />

ingezet voor de gewenste resultaten en effecten. Een organisatie kan zich niet<br />

onttrekken aan de verantwoordelijkheid om maatschappelijke meerwaarde te creëren.<br />

In plaats van gevangen te zitten tussen middelen en opdracht (operating capacity &<br />

authorizing environment) kun je ook kijken naar wat de samenleving nodig heeft. Vanuit<br />

maatschappelijke meerwaarde kijken van buiten naar binnen, nodigt uit tot een ondernemende<br />

grondhouding.<br />

Als één van de domeinen verandert heeft dit consequenties voor de andere twee domeinen<br />

en vice versa. Als bijvoorbeeld het doel, de missie en visie van de organisatie<br />

veranderen zal dit gevolgen hebben voor het type medewerkers dat de organisatie<br />

nodig heeft. En voor de huidige stakeholders die de organisatie steunen en legitimeren.<br />

Wellicht dienen er zelfs nieuwe stakeholders gevonden te worden en gaan oude<br />

verloren. Niet alleen de samenhang tussen de domeinen, maar ook de ontwikkelingen<br />

in de tijd spelen een rol.<br />

20<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 115-117.<br />

21<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />

Sextant<br />

19


Schematisch weergegeven ziet het er als volgt uit. Moore noemt dit de strategische<br />

driehoek.<br />

Strategisch<br />

positioneren<br />

Authorizing<br />

environment<br />

Ontwikkeling in de tijd<br />

Operating<br />

capacity<br />

Public<br />

value<br />

Authorizing<br />

environment<br />

Operating<br />

capacity<br />

Public<br />

value<br />

The Strategic Triangle<br />

Mark Moore, Harvard<br />

20 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Zoals hiervoor aangegeven gebruiken we de Strategic Triangle van Moore om gegeven<br />

de verbreding van de Onderzoeksraad de positionering in de tijd te plaatsen. Als één<br />

van de drie variabelen verandert zal dat (moeten) doorwerken naar de andere twee.<br />

Zo zal een verandering in de missie en de koers van de organisatie (de verbreding van<br />

terreinen) leiden tot nieuwe eisen ten aanzien van de organisatie en de werknemers.<br />

En andersom zal de aanwezige operating capacity heel bepalend zijn voor wat er op<br />

strategisch niveau op een bepaald moment nodig dan wel mogelijk is. Als het beleid,<br />

het maatschappelijk klimaat of de economische omstandigheden veranderen, zal dat<br />

ook gevolgen hebben voor het (strategisch) sturen en managen van maatschappelijke<br />

prestaties (het public value management). Het model van Moore maakt heel duidelijk dat<br />

alleen het veranderen van de strategische koers niet voldoende is om ‘mee te bewegen’<br />

met veranderende omstandigheden, maar dat het noodzakelijk is om tegelijkertijd<br />

op zoek te gaan naar passende nieuwe vormen van legitimering en bronnen van<br />

steun, en een aanpassing van de operating capacity. Het model van Moore laat ook zien<br />

dat sturingsvragen, legitimiteitsvragen en organisatievragen sterk met elkaar samenhangen<br />

en ook in onderling verband moeten worden bezien bij het managen van<br />

maatschappelijke ondernemingen.<br />

De informatie die wij met gebruikmaking van Moore en aansluitend met de interviews<br />

in kaart hebben gebracht verwerken we tot een vorm van SWOT-analyse. Deze analyse<br />

geeft antwoord op vragen als ‘Waar is de Onderzoeksraad goed en minder goed in?’ en<br />

‘Wat zijn eventuele kansen en bedreigingen in de omgeving van de Raad?’ Dit overzicht<br />

levert de input voor inzichten in de (nieuwe) strategische positionering.<br />

2.3 swot-analyse en confrontatiematrix<br />

De SWOT-analyse 22 is een breed toegepaste manier om kansen en bedreigingen voor<br />

en sterkten en zwakten (minder sterke kanten) van een organisatie in beeld te brengen.<br />

Vaak blijft het bij het benoemen van deze vier elementen en houdt men het bij<br />

vier lijstjes (zie onderstaande figuur). Dit is echter nog geen SWOT-analyse, maar<br />

slechts het verzamelen van data. Een SWOT-analyse wordt uitgevoerd door de sterke<br />

en minder sterke kanten (Strengths en Weaknesses) in een confrontatiematrix samen<br />

te brengen met de kansen en bedreigingen (Opportunities en Threats).<br />

SWOT analyse<br />

Belangrijkste sterke<br />

Belangrijkste minder<br />

Belangrijkste<br />

Belangrijkste<br />

kanten<br />

sterke kanten<br />

kansen<br />

bedreigingen<br />

1 1 1 1<br />

2 2 2 2<br />

3 3 3 3<br />

22<br />

Westerkamp, Kees (2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek, pag. 8-9 en op<br />

www.managamentmodellensite.nl.<br />

Sextant<br />

21


Kansen en bedreigingen komen van buiten. Het zijn positieve en negatieve ontwikkelingen<br />

voor een organisatie. Onder bepaalde condities wellicht beïnvloedbaar, maar<br />

nooit beheersbaar. Uit een interne analyse kunnen de sterke en minder sterke kanten<br />

worden afgeleid. In de confrontatiematrix worden deze twee in verband gebracht met<br />

de kansen en bedreigingen. Een kans kan worden geneutraliseerd door een bedreiging<br />

of een bedreiging nog eens versterkt door een zwakte. En vice versa kan een sterkte<br />

gebruikt worden om op een kans of bedreiging in te spelen en een minder sterke kant<br />

zodanig te versterken om op een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />

Deze stap heeft als doel het in kaart brengen van de interne en externe omgeving van<br />

de organisatie. Er wordt zowel gekeken naar positieve als negatieve ontwikkelingen.<br />

Om tot aanbevelingen te komen concretiseren we deze analyse door het vervaardigen<br />

van een confrontatiematrix. Hierin worden de sterke kanten en de minder sterke kanten<br />

én de kansen en bedreigingen uit de SWOT-analyse met elkaar in relatie gebracht.<br />

Er wordt vooral van buiten naar binnen gekeken. Met andere woorden: wat is het effect<br />

van de kansen en bedreigingen op datgene waarin de Onderzoeksraad goed en<br />

minder goed is. Deze confrontatie geeft duidelijkheid over de volgende vragen:<br />

• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om op een kans in te spelen?<br />

• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om een bedreiging af te wenden?<br />

• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om op een kans in te spelen?<br />

• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om een bedreiging het hoofd te<br />

bieden?<br />

2.4 bepalen strategische opties en keuzen<br />

De confrontatiematrix geeft ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen<br />

positioneren nu en naar de toekomst. Er volgen een aantal wat ons betreft belangrijke<br />

thema’s, die focus verdienen. Belangrijk blijft dat de thema’s voor positionering – met<br />

een blik van buiten naar binnen – een uitkomst zijn van onze waarnemingen, gedachten<br />

en gevoelens op basis van literatuuronderzoek en interviews met allerlei stakeholders.<br />

Aan de door de Raad te kiezen positionering liggen uiteindelijk nog tal van<br />

bestuurlijke en managementkeuzes ten grondslag. Hoe in die positionering te navigeren<br />

en te focussen werken we nader uit in hoofdstuk 3.<br />

22 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Sextant<br />

23


24 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


3 Navigeren<br />

Het vorige hoofdstuk schetst dat een excellente strateeg geen machinist is, maar veel<br />

meer een ontdekkingsreiziger die onderweg blijft ondernemen, experimenteren en<br />

daarin reflexief is. Het door ons gekozen model toepassen helpt de strategische ontdekkingsreiziger<br />

om richting te geven aan het strategieproces en tevens te focussen.<br />

Wij doen dit met aandacht voor de historische context van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid en de verbreding en verdieping van werkterreinen. Hierbij is een beperkte<br />

internationale verkenning gedaan naar de wijze waarop elders onafhankelijk onderzoek<br />

wordt verricht naar ongevallen. Aansluitend hebben we zes typen actoren, kijkend<br />

van buiten naar binnen, bevraagd op de werking van de Raad. De uitwerking<br />

hiervan levert een empirische analyse en confrontatie op. Met gebruikmaking van<br />

onze eigen kennis, inzichten en ervaringen hebben we dit vertaald naar een focus voor<br />

de strategische positionering. Creativiteit en intuïtie spelen hierbij een rol, maar de<br />

drie thema’s zijn eerst en vooral een uitwerking naar navigeren en focussen.<br />

3.1 historische context<br />

Oktober 1909 werd op basis van de Schepenwet de Raad voor de Scheepvaart geïnstalleerd.<br />

Deze verrichtte onderzoeken naar ongelukken met scheepvaart en had tevens<br />

een tuchtrechtelijke functie. In 1931 volgde de Commissie Binnenvaart, in 1935 de<br />

Raad voor de Luchtvaart en in 1956 de Spoorwegongevallenraad. In de werkwijze is<br />

opvallend dat een voorlopig onderzoek doorgaans werd verricht door aan de ministeries<br />

verbonden inspecties en dat de gegevens voor een second opinion naar deze Raden<br />

gingen. Die beslisten dan of aanvullend onderzoek nodig was.<br />

Wat betreft luchtvaartongevallen werd deze werkwijze begin jaren negentig verlaten.<br />

Er werd in de Luchtvaartongevallenwet vastgelegd dat het gehele onderzoek naar de<br />

oorzaken van ongevallen en incidenten onder de verantwoordelijkheid van de Raad<br />

voor de Luchtvaart diende te geschieden. De Raad voor de Luchtvaart is van groot belang<br />

geweest voor de toekomst van de latere Raad voor de Transportveiligheid en de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, vooral voor de filosofie om te leren.<br />

In 1999 kwam er een einde aan het sectorgewijze onderzoeken van ongevallen. De<br />

Raad voor de Transportveiligheid werd opgericht en kreeg tot taak voor alle sectoren<br />

van het transport onderzoek te doen naar de oorzaken van ongevallen. Bij die oprichting<br />

werden de Commissie Binnenvaart, de Raad voor de Luchtvaart en de Spoorwegongevallenraad<br />

opgeheven. Hiermee werd de genoemde ontwikkeling in de Luchtvaartongevallenwet<br />

doorgezet. Het volledige onderzoek werd onder verantwoordelijkheid<br />

van de Raad geplaatst. Een integraal onafhankelijk onderzoek en rapportage van begin<br />

tot eind.<br />

Navigeren<br />

25


Ook op andere terreinen werd al geruime tijd onderzoek naar de oorzaak van ongevallen<br />

verricht. Afgezien van ad hoc ingestelde onafhankelijke commissies zoals de Commissie<br />

Oosting voor de vuurwerkramp te Enschede en de Commissie Alders voor de<br />

cafébrand te Volendam, gebeurde dit tot dusver slechts door onder ministerieel gezag<br />

staande inspecties. Voorbeelden zijn de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding<br />

en de Inspectie voor de Politie. Beide hebben tot taak daarvoor in aanmerking<br />

komende voorvallen te onderzoeken om daaruit lering te trekken.<br />

Ook voor deze sectoren groeide in de jaren negentig het inzicht dat een onafhankelijke<br />

instantie een nuttige functie zou vervullen. Na advies van het College Bevordering<br />

Veiligheidseffectstudies onder voorzitterschap van de heer Van Vollenhoven heeft de<br />

toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een studie in<br />

gang gezet naar de relevante aspecten van onafhankelijk onderzoek, die buiten de<br />

terreinen van de Raad voor de Transportveiligheid en de beoogde Ongevallenraad Defensie<br />

vallen. Waar KPMG nog adviseerde het onderzoek naar transportongevallen,<br />

ongevallen bij defensie en overige ongevallen te laten onderzoeken door drie verschillende<br />

organen, adviseerde eerdergenoemd College dat één raad te prefereren zou zijn<br />

boven drie afzonderlijke organen.<br />

De Tweede Kamer deelde dit voorstel en koos daarmee een andere lijn dan het toenmalige<br />

kabinet. De Tweede Kamer 23 was van mening dat één Onderzoeksraad efficiënter<br />

zou zijn. Het kabinet wilde de motie van de Kamer aanvankelijk niet uitvoeren.<br />

Tenslotte bestond de Raad voor de Transportveiligheid al en stond de Ongevallenraad<br />

Defensie klaar om van start te gaan. De cafébrand in Volendam bracht daar verandering<br />

in. Geadviseerd werd om toch één raad voor onafhankelijk ongevallenonderzoek<br />

in te stellen. Het kabinet heeft de motie vervolgens onverkort overgenomen. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid is een feit!<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt bevoegd een breed terrein te bestrijken en<br />

voorvallen te onderzoeken in alle denkbare sectoren, zoals:<br />

• voorvallen in de industrie, waaronder bedrijfs- en winningsindustrie (inclusief<br />

off-shore) en kernongevallen;<br />

• natuurrampen, waaronder wateroverlast, extreme weersomstandigheden en aardbevingen;<br />

• voorvallen betreffende milieu en gezondheid, waaronder verontreinigingen van de<br />

voedselketen, ongevallen in de privésfeer, epidemieën en verontreiniging van het<br />

natuurlijk milieu;<br />

• explosies, grote branden en instortingen.<br />

23<br />

Kamerstukken II 2001-2002, 27 400 VII, nrs 33 en 34.<br />

26 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


3.2 verbreding werkterreinen in perspectief<br />

Deze historie geeft ons inzicht in de achtergronden van de Raad en geeft context aan<br />

de voorgestane verbreding van werkterreinen en de mogelijke effecten voor haar positionering.<br />

Hoe is dat elders?<br />

In veel landen is het bij het sectorgewijs onderzoeken van ongevallen gebleven. Binnen<br />

de Europese Unie zijn er ook verschillende agentschappen actief die zich richten<br />

op specifieke sectoren. 24 Het betreft onder andere de European Aviation Safety Agency<br />

(EASA), de European Railway Agency (ERA) en de European Maritime Safety Agency<br />

(EMSA). Verder vervult in Europees verband de European Transport Safety Council<br />

(ETSC) een rol in het bevorderen van de veiligheid op vervoersgebied. In internationaal<br />

perspectief vervult de International Transportation Safety Association (ITSA) een vergelijkbare<br />

rol. Deze organisatie is in 1994 opgericht door Nederland, Zweden, Canada<br />

en de Verenigde Staten. Later zijn landen als Nieuw-Zeeland, Australië, Zuid-Korea,<br />

Japan, Taiwan, Russische Federatie, Engeland, Noorwegen, Finland en India toegetreden<br />

tot de ITSA.<br />

De onderzoeksraden in andere landen hebben een beperkter takenpakket, zijn specifiek<br />

gericht op transportveiligheid en kennen weinig tot geen andere onderzoeksvelden.<br />

Zweden, Finland en Nederland zijn de enige drie landen ter wereld die een<br />

onafhankelijke onderzoeksraad hebben die actief is in alle sectoren van ongevallen.<br />

De site van de Finse Onderzoeksraad beschrijft het heel duidelijk: “In Finland the Safety<br />

Investigation Authority investigates all major accidents regardless of their nature as well as all<br />

aviation, maritime and rail accidents and their incidents.” 25<br />

In Nederland is de ontwikkeling de laatste jaren nog verder gegaan. De Onderzoeksraad<br />

verricht inmiddels ook onderzoeken naar hartchirurgie en digitale veiligheid.<br />

Momenteel wordt gesproken over het uitbreiden naar openbare orde en daarmee uiteindelijk<br />

een alles overkoepelende Onderzoeksraad voor Veiligheid. Alles benoemen<br />

als veiligheid is een ontwikkeling die niet te stoppen lijkt.<br />

24<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010 Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 36.<br />

25<br />

http://www.turvallisuustutkinta.fi/<br />

Navigeren<br />

27


3.3 breedte en diepte in traditionele en toekomstige<br />

terreinen<br />

In ons rapport beschouwen wij de breedte van sectoren als het geheel van verschillende<br />

sectoren (en/of terreinen) waarbinnen de Raad onderzoek doet. Volgens de site<br />

van de Raad onderscheiden zij op dit moment de volgende sectoren: Binnenvaart, Zeescheepvaart,<br />

Water, Wegverkeer, Railverkeer, Luchtvaart, Industrie, Buisleidingen en<br />

netwerken, Bouw en dienstverlening, Crisisbeheersing en hulpverlening, Defensie en<br />

Gezondheid 26 . De breedte van de werkterreinen bepaalt dus in belangrijke mate de<br />

diversiteit. Binnen de diverse terreinen is ook een toegenomen diepte te constateren.<br />

Hiermede bedoelen wij dat binnen de verschillende sectoren de complexiteit en de<br />

aanwezige specialismen steeds groter worden. Onderstaande figuur visualiseert dat.<br />

Breedte van de sectoren<br />

Water<br />

Lucht Rail Gezondheid<br />

Digitale<br />

Veiligheid<br />

regie regie regie regie regie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

Diepte<br />

systeem systeem systeem systeem systeem<br />

specialist specialist specialist specialist specialist<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

Deze figuur laat niet alleen de verschillende diepten zien van de verschillende terreinen,<br />

maar toont ook de verschillende onderzoekskwaliteiten die nodig zijn voor kwalitatief<br />

goed onderzoek. Het verrichten van complexe onderzoeken vraagt doorgaans inzet<br />

van verschillende specialismen en kwaliteiten. De Onderzoeksraad zet regelmatig<br />

externe deskundigen in bij onderzoeken. Dat vraagt om regie. Het verrichten van<br />

onderzoek in algemene zin vraagt daarnaast altijd methodologische kwaliteiten.<br />

Deze kwaliteiten zijn integraal noodzakelijk voor alle onderzoeken. De volgende verdiepingsstap<br />

vraagt specifieke kennis van die terreinen of sectoren. De complexiteit<br />

van de terreinen vraagt dus algemene kennis van het onderhavige systeem, maar<br />

zeker ook van de daarbinnen werkende specialismen en in toenemende mate vormen<br />

van dieptespecialismen.<br />

26<br />

http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/sectoren/<br />

28 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Echt eenvoudige incidenten bestaan eigenlijk niet meer. Bij het analyseren van incidenten<br />

word je al snel geconfronteerd met de behoefte aan (zeer) specialistische kennis<br />

die noodzakelijk is voor de analyse van de oorzaken. Dat is zichtbaar binnen eigenlijk<br />

zowel alle bestaande als ook de nieuwe sectoren. De voorgestane verbreding gaat<br />

dus gelijk op met een in algemene zin toenemende verdieping. De verbreding kan niet<br />

zonder eveneens te verdiepen.<br />

We kunnen vaststellen dat er nadrukkelijk sprake is van een uitbreiding van sectoren.<br />

In ons onderzoek beschouwen we deze als een gegeven. De verdieping zit hier dus<br />

onlosmakelijk aan verbonden. De gevolgen die het op velerlei gebied heeft trachten<br />

wij te duiden in dit rapport.<br />

3.4 zes typen actoren<br />

Met als uitgangspunt om van buiten naar binnen te kijken en met gebruikmaking van<br />

het model van Moore hebben we zes typen actoren ofwel de meest relevante stakeholders<br />

geïdentificeerd. Onderstaande figuur geeft aan welke dat zijn.<br />

Politiek<br />

Openbaar<br />

bestuur<br />

Concullega's<br />

OvV<br />

Media<br />

Wetenschappers<br />

Benchmark<br />

organisaties<br />

Passend bij een type actor hebben we een selectie vanuit onze basis vragenlijst voorgelegd.<br />

Algemene vragen over eerste beelden, rollen, imago van de raad, sterke kanten<br />

en minder sterke kanten, kansen en bedreigingen, belangrijke stakeholders en grenzen<br />

aan werkterreinen en ook enkele stellingen zijn aan een ieder voorgelegd. In het<br />

totaal zijn meer dan veertig interviews afgenomen.<br />

Op deze wijze hebben we per type actor een beeld van buiten naar binnen gekregen<br />

over de positieve en minder positieve kijk van deze actoren op de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. Dat geeft als in essentie het volgende beeld.<br />

Navigeren<br />

29


Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging<br />

(extern)<br />

Politiek<br />

- kwaliteit<br />

- onafhankelijk<br />

- gezaghebbend<br />

- old boys netwerk - OVV disciplineert<br />

- onderzoek op<br />

metaniveau<br />

- koester wat je hebt<br />

(consolidatie)<br />

- van rampen kan<br />

je leren, vorige<br />

voorkomen,…. maar<br />

nieuwe niet!<br />

- regelreflex is niet de<br />

oplossing<br />

Benchmarkorganisaties<br />

- degelijk en<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

onderzoek<br />

- specialisme op<br />

transport<br />

- persoonlijke<br />

Identificatie met<br />

Vollenhoven<br />

- doorlooptijd<br />

- niet overal<br />

specialist in zijn<br />

- OVV op metaniveau<br />

- nabijheid is nodig<br />

om dingen voor<br />

elkaar te krijgen<br />

- OVV ” instantie van<br />

last resort “<br />

- persoonlijke<br />

identificatie<br />

met Pieter van<br />

Vollenhoven<br />

- realiteitsbesef bij<br />

adviezen<br />

- wettelijke<br />

verplichting<br />

onderzoeken<br />

nuanceren?<br />

Wetenschap<br />

- de OVV is een begrip<br />

- je ontleent gezag<br />

aan methodologisch<br />

en inhoudelijk juiste<br />

rapportages<br />

- onmogelijk overal<br />

verstand van<br />

te hebben en te<br />

(onder) houden<br />

- realiteitszin<br />

- meer verbinding<br />

met wetenschap<br />

- er is inter-toezicht<br />

nodig, kans voor de<br />

OVV<br />

- afrekencultuur<br />

- leren en<br />

verantwoorden<br />

vragen ander<br />

onderzoek (gaan<br />

niet samen)<br />

- ‘nuchter’ is<br />

verdwenen<br />

Media<br />

- kwaliteit rapporten<br />

- relatie met media<br />

goed, afhankelijk,<br />

betrouwbaar en<br />

gedegen onderzoek<br />

- onzichtbaar buiten<br />

de rapporteur om<br />

- doorlooptijd<br />

onderzoeken<br />

- gebruik (nieuwe)<br />

media voor, tijdens<br />

en na onderzoek<br />

- media rol in<br />

monitoren<br />

- verlies<br />

onafhankelijkheid<br />

- kwaliteit goed,<br />

rendement te laag<br />

- teveel onderzoeken,<br />

gevaar voor<br />

kwaliteit<br />

Concullega’s<br />

- goed in feiten boven<br />

water<br />

- super deskundig bij<br />

tramsport veiligheid<br />

- internationaal<br />

voorop<br />

- gevaar van<br />

uitbreiding is<br />

gebrek/twijfel aan<br />

deskundigheid<br />

- doorlooptijden<br />

dramatisch<br />

- OVV als netwerk<br />

- relaxed met<br />

onafhankelijkheid<br />

- redelijkheid<br />

- goede zaken goed,<br />

dan houd je gezag<br />

- meer veiligheid kan<br />

niet oneindig<br />

- onvoldoende<br />

kwaliteit bij nieuwe<br />

terreinen<br />

- naming en shaming,<br />

hindert leren<br />

Openbaar<br />

bestuur<br />

- kwaliteit rapporten<br />

- technische<br />

rapporten van de<br />

OVV zijn de beste<br />

blijf bij je kwaliteit<br />

- dilemma: alle<br />

kennis in huis vs<br />

klein en compact<br />

blijven<br />

- aanbevelingen<br />

moeten realistisch<br />

zijn (scenario,<br />

kosten/baten)<br />

- doorlooptijden<br />

onvoldoende<br />

- opvolging<br />

aanbevelingen<br />

- samenwerking<br />

bevordert kennisuitwisseling<br />

en dus<br />

deskundigheid<br />

- schoenmaker hou je<br />

bij je leest<br />

- 100% veiligheid<br />

bestaat niet<br />

- blijf acteren vanuit<br />

kennis, anders niet<br />

- nuchterheid is<br />

gewenst<br />

- verkramping door<br />

schuldvraag<br />

- risicoregelreflex<br />

In de bijlage is voor twee actoren de volledige uitwerking opgenomen. De uitwerking<br />

van de overige actoren wordt gelet op de omvang separaat aan de Raad ter beschikking<br />

gesteld.<br />

3.5 een empirische analyse en confrontatie<br />

De interviews en de literatuurstudie hebben tal van kwalitatieve gegevens opgeleverd.<br />

Bij elkaar geeft dit een beeld over alle typen actoren heen over de sterke en minder<br />

sterke kanten van de Onderzoeksraad en ook de kansen en bedreigingen voor de Raad.<br />

Samengevat en niet limitatief is dat als volgt in beeld te brengen.<br />

30 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Binnen<br />

Positief<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

s<br />

o OvV w<br />

t<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

Negatief<br />

Buiten<br />

Het tegenover elkaar zetten van de sterke en minder sterke aspecten en de kansen en<br />

bedreigingen uit de analyse is een volgende stap. Uitgangspunt is ook hier vooral van<br />

buiten naar binnen te kijken. Met andere woorden, wat is het effect van kansen en<br />

bedreigingen nu en in de toekomst op datgene waar de Onderzoeksraad goed en minder<br />

goed in is. Je zou kunnen zeggen hoe is een sterkte te gebruiken om op een kans of<br />

bedreiging in te spelen en hoe is een minder sterke kant zodanig te versterken om op<br />

een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />

• Sterk versus<br />

Kansen<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

• Minder<br />

Sterk versus<br />

Kansen<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

<strong>Verbreden</strong><br />

en verdiepen<br />

Strategisch<br />

samenwerken<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Strategisch<br />

selecteren<br />

Strategisch<br />

beïnvloeden<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

• Sterk versus<br />

Bedreigingen<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

• Minder<br />

Sterk versus<br />

Bedreigingen<br />

Navigeren<br />

31


De hiervoor visueel weergegeven confrontatie (zoals beschreven in hoofdstuk 2) geeft<br />

ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen positioneren nu en naar de<br />

toekomst. Het tegen over elkaar zetten maakt duidelijk dat de strategische positionering<br />

van de Onderzoeksraad verbonden is met de vraag naar een uitbreiding van de<br />

onderwerpen. Vanuit de sterke kanten als onafhankelijk, imago en kwaliteit van de<br />

Onderzoeksraad en de vraag naar verbreding, meer veiligheid en innovatie en kennisdeling,<br />

ligt het voor de hand dat de Raad instapt op deze uitbreiding van werkterreinen.<br />

“Op een item als DigiNotar kun je ook geen nee zeggen, als het je wordt gevraagd”. 27<br />

Dit hoort bij het vertrouwen dat de Raad heeft, maar is daarmee ook onlosmakelijk<br />

verbonden met meer diepgang. Zeker gelet op de steeds verder gaande (technische)<br />

specialisering binnen de diverse werkterreinen, zijn de ‘basis op orde’ houden en<br />

kwaliteit leveren een conditio sine qua non om gezaghebbend te blijven. De gewenste<br />

verbreding en verdieping is daarmee een gegeven, waarbij het denkbaar is per domein<br />

(klassiek of nieuw) daar gedifferentieerd op te acteren. Blijft dat deze thema’s voor<br />

positionering - met een blik van buiten naar binnen - een uitkomst zijn van onze<br />

waarnemingen, gedachten en eigen intuïtie.<br />

3.6 strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden<br />

De gulzigheid om te onderzoeken is groot en elke demarcatie om in die gewenste verbreding<br />

en verdieping te kunnen navigeren en focussen is goed. Keerzijde van de<br />

kracht van de Raad in combinatie met de toenemende veiligheidsvraag, complexiteit<br />

van ongevallen en de vraag de vinger op de zere plek te leggen, is jezelf overeten en<br />

niet meer toekomen aan die andere categorie onderzoeken die de Raad als taak heeft,<br />

namelijk antwoord geven op wat we van gebeurtenissen kunnen leren. Door selectiviteit<br />

en domeinafbakening kun je met je sterkte de bedreigingen neutraliseren, ofwel<br />

strategisch selecteren is wat ons betreft het sleutelwoord. In hoofdstuk 4 werken we<br />

dit nader uit.<br />

Anderzijds is inspelen op deze verbreding een risico voor de doorlooptijden van de<br />

onderzoeken en bestaat het gevaar om als antwoord hierop vooral ‘uit het jasje’ te<br />

willen groeien. Het antwoord hierop is wat ons betreft strategische samenwerking<br />

en allianties aangaan. Hiermee zijn de minder sterke kanten op te heffen om van de<br />

kansen te profiteren. Welke mogelijkheden we daartoe zien en wat dit betekent voor<br />

de onafhankelijkheid van de Raad en of hier minder krampachtig mee omgegaan kan<br />

worden werken we verder uit in hoofdstuk 5.<br />

Blijft over de inzet vanuit de Onderzoeksraad aanwenden en versterken om een tegenhanger<br />

te zijn tegen dat institutioneel uitdijende landschap en die zich versterkende<br />

vraag naar naming and shaming zonder te willen leren van de voorvallen. Zeker met de<br />

toenemende complexiteit van ongevallen en de managementaandacht voor doorlooptijden.<br />

Het sleutelwoord is wat ons betreft strategisch beïnvloeden, vooral naar de omgeving<br />

en het krachtenveld. In hoofdstuk 6 werken we nader uit waarop de Onderzoeksraad<br />

kan versterken om deze bedreigingen het hoofd te bieden.<br />

27<br />

Interview met een respondent uit de categorie openbaar bestuur.<br />

32 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


34 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


4 Bestemmingshavens<br />

4.1 inleiding<br />

Strategisch<br />

Selecteren<br />

Strategisch selecteren komt vanuit ons onderzoek als dominant<br />

thema naar voren, zo beschreven wij al in hoofdstuk 3.<br />

Strategische selectie en met name de uitkomsten hiervan zijn bepalend<br />

voor de maatschappelijke meerwaarde die de Onderzoeksraad kan leveren op<br />

het gebied van veiligheid in onze samenleving. De onderzoeken die de Onderzoeksraad<br />

verricht bepalen immers ‘het gezicht’ van de Raad. Om met Moore te spreken:<br />

de keuzes die de Raad maakt in de onderzoeken die zij doen, de wijze waarop men<br />

aan strategische selectie doet, is bepalend voor de aard en omvang van de public value<br />

van de Onderzoeksraad. Naar de theorie van Moore zal de wijziging van strategische<br />

selectie, welke van invloed is op de public value, tevens van invloed zijn op de operating<br />

capacity, en op de authorizing environment. Beide komen aan bod in respectievelijk<br />

hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6.<br />

In hoofdstuk 1 constateerden wij dat de legitimiteit van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

mede bepaald wordt door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. Uit de<br />

literatuur, die in hoofdstuk 1 wordt aangehaald, blijkt dat in de Nederlandse samenleving<br />

zeer veel waarde wordt gehecht aan veiligheid. Veiligheid is één van de hoofdthema’s<br />

van de politiek. Ook diverse geïnterviewden herkennen dit beeld. Aangegeven<br />

wordt dat de Nederlandse samenleving erg individualistisch is geworden. Burgers<br />

tolereren veel minder de bemoeienis van de overheid. Aan de andere kant zijn de verwachtingen<br />

op het gebied van veiligheid van diezelfde burger jegens de overheid zeer<br />

groot. Aan de overheid wordt een grote verantwoordelijkheid toegedicht als het gaat<br />

om de zorg voor veiligheid. Onveiligheid wordt niet getolereerd. De overheid probeert<br />

om de eigen verantwoordelijkheid van burgers een grotere plaats te geven. Toch stellen<br />

wij, mede op basis van wat wij hebben kunnen afleiden uit het empirisch onderzoek,<br />

dat het thema veiligheid zo dominant is dat de werkzaamheden alsmede de<br />

uitbreiding van werkterreinen van de Raad op een groot draagvlak in de Nederlandse<br />

samenleving kunnen rekenen. Dit komt ook naar voren uit een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />

van de Onderzoeksraad, verder beschreven in hoofdstuk 6. 28<br />

Uitbreiding van werkterreinen maakt het maken van keuzes nog belangrijker. Criteria<br />

die de basis vormen voor deze keuzes zijn cruciaal, omdat deze een kader bieden voor<br />

de noodzakelijke inzet van de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. Zij zijn een<br />

instrument waarmee de Raad kan navigeren. Tevens geven deze criteria weer wie en<br />

wat de Raad wil zijn. Zij leveren zo een bijdrage aan de legitimiteit alsmede de public<br />

value van de Onderzoeksraad.<br />

Chantal de Bruijne / Shutterstock.com<br />

28<br />

Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

Bestemmingshavens<br />

35


Een belangrijk thema voor de positionering van de Onderzoeksraad is op welke wijze<br />

de selectie van onderzoeken plaats vindt. Op basis waarvan wordt de ene gebeurtenis<br />

wel onderzocht en de andere gebeurtenis niet? Om dit te duiden gaan wij achtereenvolgens<br />

in op de aanwezige selectiecriteria en kansen en bedreigingen ten aanzien<br />

van deze wijze van selecteren. Tot slot trekken wij enkele conclusies en doen wij verschillende<br />

aanbevelingen.<br />

4.2 aanwezige selectiecriteria<br />

Wettelijke kaders<br />

Een deel van de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen wordt door de wettelijke<br />

kaders bepaald. Zo stelt de Rijkswet dat bij algemene maatregel van (rijks)bestuur<br />

wordt bepaald ten aanzien van welke voorvallen de Raad verplicht is een onderzoek in<br />

te stellen. Het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid 29 werkt dit nader uit en<br />

onderkent een aantal werkterreinen waarop onafhankelijk onderzoek door de Raad op<br />

grond van internationale verplichtingen altijd dient te worden uitgevoerd. Dat geldt<br />

vooral voor de luchtvaart, maar ook op het gebied van scheepvaart, railverkeer en ongevallen<br />

waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Bij Wet wordt, kort gezegd, het<br />

onderzoeken van incidenten op het gebied van openbare ordeverstoring, politieoptreden<br />

en krijgshandelingen echter uitgesloten. 30 Voor het overige laat de Wet de Raad in<br />

hoge mate vrij zelf te bepalen of hij tot onderzoek overgaat. De vrijheid van de Raad<br />

om geheel zelfstandig te kunnen bepalen of een gebeurtenis wel of niet wordt onderzocht,<br />

wordt in de Memorie van Toelichting bij de Rijkswet benoemd als één van de<br />

waarborgen voor de onafhankelijke positie van de Onderzoeksraad.<br />

Eigen criteria van de Raad<br />

Bovenstaande wettelijk gearrangeerde onafhankelijkheid staat een eigen raamwerk<br />

voor de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen niet in de weg. Een gedegen visie<br />

op selectie in relatie tot de doelstellingen (missie, visie op public value) van de Onderzoeksraad<br />

is van belang voor een doeltreffende en doelmatige taakuitvoering en daarmee<br />

voor het draagvlak voor de Raad.<br />

Die gedegen visie op selectie start met een visie op wie de Onderzoeksraad wil zijn en<br />

een hieruit voortvloeiende missie. In de visie en missie van de Onderzoeksraad zijn de<br />

volgende aanknopingspunten terug te vinden: 31<br />

• Het is van essentieel belang dat uit het gebeurde lering kan worden getrokken.<br />

• Achterliggende oorzaken van het voorval moeten worden achterhaald.<br />

• Het onderzoek naar deze achterliggende oorzaken is minder op zijn plaats bij strafrechtelijke<br />

of civiele procedures. Diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek is<br />

daarom noodzakelijk en belegd bij de Onderzoekraad voor Veiligheid.<br />

• Voorvallen die hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel<br />

of dodelijke slachtoffers, dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke<br />

voorvallen onderzoeken met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen<br />

of te beperken.<br />

29<br />

Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid, 10 december 2004.<br />

30<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, artikel 2.<br />

31<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010.<br />

36 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• De Onderzoeksraad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven<br />

dat de onderste steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan<br />

het wegnemen van de maatschappelijke onrust als gevolg van het voorval.<br />

Het wettelijk kader en de visie en missie van de Raad maken het werkterrein van de<br />

Raad in de basis zo breed dat keuzes noodzakelijk zijn. De Raad beseft dit ook: ”het<br />

bepalen van de onderzoeksagenda vindt in eerste instantie plaats op basis van een inhoudelijk<br />

afwegingskader.” 32<br />

Dit inhoudelijk afwegingskader bevat op dit moment diverse criteria: 33<br />

• Er dient sprake te zijn van een (recent) zeer ernstig voorval. 34<br />

• Aanwezige maatschappelijke verontrusting en verontrusting bij de Raad zelf. Binnen<br />

dit criterium gaat het om situaties waarin een derde partij de controle over en<br />

de beheersing van voor individuelen geldende veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />

• Voorval gebonden, interessante en speciale maatschappelijke vraagstukken; die<br />

onderwerpen die de veiligheid in Nederland bepalen.<br />

• Nieuwe aandachtsgebieden of fenomenen; onderwerpen waar aandacht voor zou<br />

moeten zijn. Een instrument dat wordt ingezet om hier zicht op te krijgen is bijvoorbeeld<br />

het dit jaar gehouden imago-onderzoek. 35 Eén van de doelen van dit onderzoek<br />

was om te weten te komen welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hebben<br />

en welke verwachtingen er leven. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de<br />

drie belangrijkste thema’s waar de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich volgens de<br />

onderzochten vooral op zou moeten richten zijn: ‘Gezondheid van mens en dier’,<br />

‘Luchtvaart’ en ‘Wegverkeer’.<br />

• Het helpen beslechten of afronden van een ingewikkelde problematiek (met speciale<br />

aandacht voor slachtoffers en nabestaanden).<br />

• De specifieke bevoegdheden van de Onderzoeksraad zijn van duidelijke toegevoegde<br />

waarde. De Raad neemt geen werk over van anderen.<br />

De Commissie Sint in haar evaluatie: “er valt geen duidelijke lijn te ontdekken in de algehele<br />

prioriteitstelling van de OvV. Het gaat daarbij vooral om de keuze door de OvV voor het al<br />

dan niet doen van onderzoek en de verhouding tot andere organisaties die onderzoek voor<br />

hun rekening kunnen nemen (vaak de inspecties maar ook ad hoc onderzoekscommissies).<br />

Wij beschouwen dit als een risico voor de OvV omdat hiermee discussie kan ontstaan over de<br />

toegevoegde waarde van de OvV. … Het uitblijven van duidelijkheid in de onderlinge relaties<br />

leidt al snel tot dubbel werk en onderlinge ‘concurrentie’ ”.<br />

• De kennis en expertise (inhoudelijk, methodologisch) zijn beschikbaar om dit onderzoek<br />

uit te voeren.<br />

32<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar.<br />

33<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010; Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011),<br />

Visie op de komende 5 jaar; Cornelisse, Louis (27 april 2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in:<br />

Binnenlands Bestuur, pag. 20-23.<br />

34<br />

Een voorval wordt in de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (art 1 lid f) gedefinieerd als<br />

gebeurtenis die de dood of letsel van een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu<br />

veroorzaakt, alsmede een gebeurtenis die gevaar voor een dergelijk gevolg in het leven heeft<br />

geroepen. In art 2 worden openbare orde en krijgshandelingen uitgezonderd.<br />

35<br />

Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

Bestemmingshavens<br />

37


• Het moet gaan om structurele veiligheidstekorten. Dit houdt in dat er wordt vermoed<br />

dat het onderzoek een bredere werking heeft dan alleen dat ene voorval. Dit<br />

is echter lastig om vooraf in te kunnen schatten, meestal is eerst een verkennend<br />

onderzoek nodig.<br />

• Intuïtie: de heer Joustra 36 is gecharmeerd van de wijze waarop de Supreme Court<br />

in de Verenigde Staten selecteert. Onderzoeken worden op basis van voorkeur en<br />

interesse van de Raad geselecteerd.<br />

Funties van onderzoekscommissie<br />

Zoals gezegd zouden, om strategisch te kunnen selecteren, selectiecriteria moeten<br />

voortvloeien uit een visie op wie de Raad wil zijn en welke maatschappelijke meerwaarde<br />

hij zou willen hebben in de Nederlandse samenleving. Een onderzoekscommissie<br />

kan verschillende functies hebben:<br />

• Waarheidsvinding.<br />

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen wetenschappelijke waarheidsvinding<br />

en politieke waarheidsvinding. Waarheidsvinding houdt zich bezig met reconstructie<br />

van feiten. “De waarheid en de feiten zijn vanuit wetenschappelijk oogpunt lastige<br />

begrippen.” 37 Politieke waarheidsvinding gaat over normen.<br />

• Verantwoording afleggen.<br />

“Verantwoording afleggen is een essentieel onderdeel van een democratisch gelegitimeerd<br />

bestuur. ... Macht vereist tegenmacht en dient in de sceptische traditie van gerede twijfel<br />

aan autoriteiten met een gezagsclaim kritisch gevolgd te worden, ook buiten het parlement.”<br />

Rosanvallon onderscheidt daartoe 3 vormen van democratische controle buiten het<br />

parlement: door waakzaamheid, denunciatie en evaluatie. “De werkzaamheden van<br />

onderzoekscommissies kunnen worden gezien als evaluatie.” Dit is “een meer geïnstitutionaliseerde<br />

vorm van controle die niet alleen iets aankaart maar ook oproept tot verbeteren:<br />

fouten moeten aan het licht komen om ervan te leren.” 38<br />

• Leren.<br />

Een onderzoek dat gericht is op leren staat in het teken staat van het lessen trekken<br />

voor toekomstig handelen. 39 Het onderzoek wil een diagnose stellen en aanbevelingen<br />

doen. Doel is de samenleving te laten leren van het incident. Dit betekent<br />

dat wordt verwacht dat aanbevelingen worden overgenomen en opvolging krijgen.<br />

• Symbolische functie.<br />

Publieke verantwoording naar de slachtoffers, reinigende en legitimerende werking<br />

door het in de openbaarheid bespreken van problemen en verbetermogelijkheden. 40<br />

Uit de criteria die de Onderzoeksraad hanteert maken wij op dat de Raad met name de<br />

lerende en symbolische functie nastreeft. Dit komt ons inziens goed terug in de visie<br />

en missie die de Raad heeft geformuleerd.<br />

36<br />

Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />

37<br />

Bollen, M. (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, pag. 44.<br />

38<br />

WRR (2010), Het gezicht van de publieke Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, redactie: Huub van Dijstelbloem,<br />

Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten, Amsterdam: Amsterdam University<br />

Press, pag. 32.<br />

39<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 320.<br />

40<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 321.<br />

38 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Het gebruik van meta-beeldanalyses<br />

De Commissie Sint doet in haar meermaals aangehaalde rapport een aanbeveling welke<br />

betrekking heeft op het gebruik van meta-beeldanalyses bij het selecteren van onderzoeksonderwerpen.<br />

41<br />

“Niettemin plaatst de commissie kritische kanttekeningen bij de manier waarop de keuzes<br />

van de Raad voor te onderzoeken onderwerpen tot stand komt en bij het ontbreken van een<br />

referentiekader (van risicobeleidanalyses tot selectie van onderwerpen en structurele veiligheidstekorten)<br />

voor het selecteren van die onderzoeken. De commissie heeft een vergelijking<br />

getrokken tussen de brede taakstelling van de Raad en de ruime taak van een organisatie als<br />

het Openbaar Ministerie. Deze laatste organisatie is er zelf toe overgegaan om criteria te ontwikkelen<br />

teneinde binnen die ruime taakstelling te kunnen prioriteren en wel aan de hand<br />

van meta beeldanalyses (dreiging- en criminaliteit). Met deze normering kan het OM uitleggen<br />

welke terreinen wel en welke niet worden aangepakt. De commissie adviseert om de Raad op<br />

een vergelijkbare manier meta beeldanalyses op hun taakvelden (structurele veiligheidstekorten)<br />

te laten maken op grond waarvan in een meerjaren plan keuzes worden gemaakt over<br />

de terreinen die wel of geen aandacht krijgen. Zo wordt ook duidelijk wat de toegevoegde<br />

waarde is van het onderzoek door de OvV. ”<br />

De Raad zegt hier recent over: “Jaarlijks wil de Raad op basis van alle interne kennis en in<br />

gesprek met de samenleving komen tot een beeld van de veiligheid in Nederland (“Stand<br />

van het land”). Op basis van dit beeld stelt de Raad de aandachtsgebieden voor de komende<br />

periode vast.”<br />

Een dergelijke meta-beeldanalyse heeft nog niet plaatsgevonden.<br />

Meerjarenvisie<br />

De werkzaamheden van de Raad komen voor een belangrijk deel voort uit incidenten<br />

welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit neemt circa 40% van<br />

de capaciteit in beslag. 42 Kenmerk hiervan is dat deze niet te plannen zijn. Om de<br />

(strategische) doelstellingen, zeker met betrekking tot uitbreiding van werkterreinen,<br />

te behalen is het noodzakelijk een deel van de beschikbare capaciteit beschikbaar te<br />

houden voor onderzoeken waaraan de Raad zelf prioriteit wil geven. Een meerjarenvisie,<br />

uitgewerkt in een meerjarenplanning, is daarbij noodzakelijk. De Commissie Sint<br />

nam dit op in een aanbeveling, die door de Raad van harte werd overgenomen: “de<br />

ontwikkeling van de meerjarenvisie van de Raad staat momenteel hoog op de agenda van de<br />

Raad, zodat aan dit advies uitvoering zal worden gegeven.” 43 Een meerjarenplanning voor<br />

de Raad is desondanks nog niet aanwezig.<br />

41<br />

Brief van de begeleidingscommissie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />

d.d. 14 augustus 2008.<br />

42<br />

Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />

43<br />

Brief van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken en<br />

Koninkrijksrelaties, d.d. 6 november 2008.<br />

Bestemmingshavens<br />

39


Andere mogelijkheden voor selectie<br />

In de eerder genoemde evaluatie door de Commissie Sint worden nog meer keuzemogelijkheden<br />

gegeven, welke een perspectief zouden kunnen bieden op het nader definiëren<br />

van de selectiecriteria:<br />

• Keuze voor bepaald type onderzoek, bijvoorbeeld alleen grootschalige onderzoeken<br />

naar nieuwe problemen met een grote maatschappelijke impact (en vooralsnog<br />

uiteraard verplichte onderzoeken).<br />

• Keuze voor een bepaalde rol van de Raad. In aansluiting op de rol en verantwoordelijkheden<br />

van andere onderzoeksorganisaties, zoals de inspecties. Dit zou een<br />

nadere invulling kunnen zijn van het door de Raad zelf geformuleerde criterium<br />

‘meerwaarde’.<br />

• Aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek. Er zijn sectoren waar<br />

het lerend vermogen nog niet zo ver is ontwikkeld als in andere sectoren. Volgens<br />

één van onze geïnterviewden is de Gezondheidszorg hier een voorbeeld van, aangezien<br />

onder andere de meldingsbereid er laag is en er weinig collegiale feedback<br />

plaatsvindt. De effectiviteit van de Raad zal in dergelijke sectoren lastiger tot stand<br />

zijn te brengen en vraagt meer tijd of een andere aanpak.<br />

• Afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren. Opnieuw een voorbeeld uit de<br />

gezondheidszorg. Volgens één van onze geïnterviewden is op het gebied van technische<br />

veiligheid in de zorg nog een wereld te winnen. De Raad heeft bewezen dat<br />

onderzoeken naar technische veiligheid tot haar kerncompetenties behoren. Het<br />

zou dan niet uit hoeven te maken in welke sector dit plaats vindt. De Raad zou dus<br />

het type onderzoek op kunnen pakken waar hij goed in is en zich terughoudender<br />

op kunnen stellen ten aanzien van andere type voorvallen, bijvoorbeeld medisch<br />

inhoudelijke veiligheid.<br />

4.3. kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven<br />

In deze paragraaf werken wij twee verschillende manieren uit die de Raad zouden<br />

kunnen helpen bij het formuleren van selectiecriteria teneinde tot een helder profiel<br />

of een brand te komen. De eerste manier gaat uit van het in beeld brengen van kansen<br />

en bedreigingen ten aanzien van het gebruik van de huidige selectiecriteria. De tweede<br />

manier gaat uit van competing values, welke zouden kunnen worden gebruikt om<br />

handelingsperspectieven te formuleren.<br />

In de vorige paragraaf beschreven we welke selectiecriteria de Onderzoeksraad voorhanden<br />

heeft om tot keuzes voor onderzoeken te komen. Ons empirische onderzoek<br />

levert ons een aantal in het oog springende kansen en bedreigingen op. Door deze in<br />

beeld te brengen proberen wij de Raad handvatten mee te geven voor het aanscherpen<br />

van de selectiecriteria.<br />

Breed scala aan criteria<br />

Kans: Het hanteren van een breed scala aan criteria laat de Raad veel vrijheid in haar<br />

keuzes. Daarnaast zou kunnen worden opgemerkt dat dit de onafhankelijkheid van de<br />

Raad nog eens benadrukt.<br />

Bedreiging: de criteria zijn zo breed dat de Raad op basis van deze beschikbare criteria<br />

eigenlijk alles kan onderzoeken. Ook in het meermaals aangehaalde rapport van de<br />

40 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Commissie Sint komt dit aan de orde: “Er wordt een spanning gesignaleerd tussen selectie<br />

van onderzoeken op basis van veiligheidsrisico enerzijds of terreindekkendheid van de OvV<br />

anderzijds. Daarbij wordt met terreindekkendheid gedoeld op de wens om op alle terreinen<br />

waar de OvV onderzoek mag doen, dat ook in de beginfase van de organisatie echt te willen te<br />

doen.” 44 De gehanteerde criteria zouden onvoldoende houvast kunnen bieden om op<br />

een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de capaciteit om te kunnen gaan<br />

gezien de uitbreiding van werkterrein. Daarnaast zou de Raad beter kunnen laten zien<br />

waar zij van ‘zijn’ (brand). Dit wordt nog belangrijker bij uitbreiding van het werkterrein.<br />

Kwaliteit<br />

Kans: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten. Uitbreiding van het<br />

werkterrein biedt de Raad de kans om deze kwaliteit voort te zetten c.q. uit te bouwen<br />

en zo een meerwaarde te kunnen leveren in die nieuwe werkterreinen.<br />

Bedreiging: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten.<br />

Uitbreiding van werkterrein kan een risico met zich meebrengen, omdat<br />

“wie alles doet,<br />

deze nieuwe werkterreinen ook nieuwe kennis vragen.<br />

Dit leidt tot een hoog afbreukrisico, omdat de<br />

doet niets ”<br />

(concullega)<br />

kwaliteit van de rapporten onder druk kan komen te<br />

“uitbreiding prima,<br />

staan. De kwaliteit van de rapporten is één van de belangrijkste<br />

pijlers onder het werk van de Raad. De Onder-<br />

maar alleen als er<br />

voldoende kennis is”<br />

zoeksraad moet bewuste keuzes maken, nee kunnen en durven<br />

(politiek)<br />

zeggen en ook voldoende rust kunnen nemen. Voorbeelden die<br />

genoemd worden door geïnterviewden zijn het terrein gezondheidszorg<br />

en het onderzoek DigiNotar.<br />

Meerwaarde<br />

Kans: Door verschillende geïnterviewden wordt aangegeven dat er zeker ruimte is<br />

voor de Raad in het hele systeem van checks and balances, doch slechts als de Raad een<br />

aanvulling zou kunnen zijn op de bestaande actoren. De Raad zou zijn profiel kunnen<br />

aanscherpen, waardoor zijn meerwaarde nog meer tot uiting zou komen. Een aanbeveling<br />

van de commissie Sint zou daarbij gebruikt kunnen worden: “Het geven van een<br />

impuls door de OvV aan bijvoorbeeld het denken over de eigen verantwoordelijkheid van de burger<br />

door middel van een bijdrage aan het publiek debat wordt daarom positief gewaardeerd.” 45<br />

Bedreiging: de Raad moet opletten zijn meerwaarde te behouden in relatie tot de andere<br />

actoren in het veiligheidsdomein. Een unique selling point is van wezenlijk belang.<br />

Intuïtie<br />

Kans: Het criterium intuïtie geeft de Raad speelruimte en vrijheid met betrekking tot<br />

de selectie van onderzoeken. Het geeft ruimte aan professional<br />

judgement binnen de Onderzoeksraad. Ook benadrukt het de<br />

“omgevingsgevoeligheid<br />

onafhankelijkheid van de Raad.<br />

is heel belangrijk, zaken<br />

Bedreiging: dit criterium maakt het werk van de Onderzoeksraad<br />

komen boven drijven”<br />

weinig voorspelbaar. Voorspelbaarheid zou kunnen bijdragen aan<br />

(benchmarkorganisatie) het goede imago van de Raad en de relatie met de stakeholders.<br />

44<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 39.<br />

45<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />

Bestemmingshavens<br />

41


Handelingsperspectieven<br />

Uit de aanwezige selectiecriteria van de Onderzoeksraad kunnen een aantal handelingsperspectieven<br />

worden gedestilleerd, die de Raad handvatten zouden kunnen bieden<br />

bij de selectie van onderzoeken. Deze competing values zijn wij tegengekomen in<br />

deskresearch en interviews. We realiseren ons dat er meerdere denkbaar zijn, maar we<br />

beperken ons tot deze, omdat we deze in de praktijk tegen zijn gekomen.<br />

Het zijn manieren om tegen te selecteren onderzoeken aan te kijken. Zij geven een<br />

basis voor de keuze om een onderzoek te starten. Deze handelingsperspectieven geven<br />

ook een beeld van wat de Raad wil zijn en welke public value hij nastreeft. Met andere<br />

woorden, het kan de Raad tevens helpen meer voorspelbaar te worden. Deze handelingsperspectieven<br />

worden hieronder uitgewerkt.<br />

Incidenteel veiligheidstekort<br />

i<br />

ii<br />

Evidence-based<br />

De vakman<br />

spreekt<br />

iii<br />

De burger<br />

spreekt<br />

iv<br />

Intuïtief<br />

Metabeeldanalyses<br />

Topjes<br />

van de<br />

ijsberg<br />

Structureel veiligheidstekort<br />

In bovenstaande figuur zijn competing values aangegeven. Deze criteria of waarden spelen<br />

een rol bij de selectie door de Raad. Bij het gebruik van deze selectiecriteria is geen<br />

sprake van ‘goed’ of ‘fout’. 46 De keuze voor het één heeft per definitie voordelen en<br />

nadelen. De relevante vraag is daarom hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan<br />

de selectie, welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen en hoe die afweging in de<br />

praktijk uitpakt. De keuze bepaalt wie de Raad wil zijn en welke public value op dat<br />

moment wordt nagestreefd, afhankelijk van de omstandigheden en positie in het<br />

veiligheidsdomein.<br />

• Incidenteel veiligheidstekort versus Structureel veiligheidstekort. Deze competing<br />

values hebben te maken met in hoeverre er geleerd kan worden van een onderzoek<br />

en in hoeverre dit de selectie bepaalt. Het ‘leren’ zit dan meer aan de onderkant<br />

van de figuur. Aan de bovenkant van de figuur bevindt zich een andere functie van<br />

onderzoek, namelijk de maatschappelijke functie van rust brengen of verwerking.<br />

46<br />

Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 16.<br />

42 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Evidence-based versus Intuïtief. Hoe ‘hard’ of ‘smart’ zijn de gronden voor onderzoek?<br />

Moet elke basis voor onderzoek geïnstitutionaliseerd zijn, onderbouwd met afgevinkte<br />

checklists? Bij meer evidence-based mis je de professionaliteit van de vakman<br />

en zijn intuïtie en vice versa.<br />

Hoe kan de Onderzoeksraad nu handig maar zeker ook strategisch met deze dilemma’s<br />

of keuzes omgaan? Hoe kan de Raad hierbij als een evenwichtskunstenaar in balans<br />

blijven? De volgende handelingsperspectieven zou de Raad hiervoor kunnen gebruiken:<br />

• De vakman spreekt<br />

In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht die maatschappelijke<br />

onrust veroorzaken, ondersteund met evidence-based materiaal vanuit de sectoren.<br />

Er is geen aanleiding om ervan uit te gaan dat hier sprake is van een structureel<br />

veiligheidstekort.<br />

• De burger spreekt<br />

In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht welke grote maatschappelijke<br />

onrust veroorzaken, blijkend uit signalen vanuit de samenleving (media, slachtoffers,<br />

meldingen e.d.), maar waarvan niet duidelijk is dat deze een structureel veiligheidstekort<br />

behelzen. Intuïtie, of zoals wij het liever noemen, professional judgement<br />

(een term die ook gebruikelijk is in de accountantswereld), speelt een grote rol.<br />

• Meta-beeldanalyse<br />

Zoals we in paragraaf 4.2 al beschreven maakt de Onderzoeksraad, ondanks vermelding<br />

in zijn visie op de komende 5 jaar, op dit moment nog geen gebruik van<br />

meta-beeldanalyses. De Raad heeft de ambitie om te gaan werken met een ‘Stand<br />

van het land’. Wij vragen ons af of de Raad dit zou moeten willen. Wij hebben de<br />

indruk dat het niet voor niets is dat de Raad dit na de aanbeveling in het rapport<br />

van de Commissie Sint uit 2008 nog niet heeft opgepakt. Deze wijze van onderzoek<br />

past wellicht iets minder natuurlijk bij de werkwijze en de kwaliteiten van de Raad.<br />

De Raad is immers zeer sterk in het onderzoeken van gebeurtenissen / voorvallen.<br />

Van deze sterke kant zou de Raad, ons inziens, gebruik kunnen blijven maken. Het<br />

maken van meta-beeldanalyses zoals de Raad op dit moment zou willen met de<br />

‘Stand van het land’ levert rapporten op die vanuit de basis van dit soort onderzoeken<br />

voor discussie vatbaar zullen zijn, omdat deze een voorspellend karakter hebben.<br />

De grote waarde van de Onderzoeksraad is nu juist de hoge kwaliteit en de<br />

feitelijkheid van de rapporten. Deze zijn minder voor discussie vatbaar. Het gaan<br />

verrichten van meta-beeldanalyses brengt naar onze mening afbreukrisico’s met<br />

zich mee en zou het gezag van de Raad aan kunnen tasten. Een goed alternatief<br />

voor de meta-beeldanalyse is naar onze mening de veiligheidsscan: op basis van<br />

enerzijds een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten<br />

(‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap<br />

te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan.<br />

• Topjes van de ijsberg<br />

In dit handelingsperspectief gaat de Raad op zoek naar structurele veiligheidstekorten<br />

op basis van de eigen intuïtie (of professional judgement) door het onderzoeken<br />

van incidenten die later de ‘topjes van ijsberg’ blijken te zijn.<br />

Bestemmingshavens<br />

43


De Raad kan deze handelingsperspectieven als volgt inzetten: 47<br />

• Kiezen: een keuze voor één van de vier kwadranten van de dilemma’s, waarbij de<br />

andere kwadranten meer of minder bewust veronachtzaamd worden.<br />

• Mengen/combineren: een poging om de vier kwadranten van de dilemma’s gelijktijdig<br />

en in min of meer gelijke mate recht te doen. Dus besteed zowel aandacht<br />

aan het ‘leren’ als aan de maatschappelijke functie van rust brengen / verwerken.<br />

Beide functies van onderzoek komen dan aan de orde.<br />

• Volgtijdelijk maken: eerst krijgt de ene kant (één van de kwadranten) van de dilemma’s<br />

aandacht en daarna de andere, waardoor in de tijd bezien beide kanten<br />

aan bod komen.<br />

• Scheiden: de vier kwadranten krijgen parallel aan elkaar aandacht, maar in gescheiden<br />

sporen (per domein / sector), zodat ze niet vermengen.<br />

• Ondergeschikt maken: het ene deel van de dilemma’s wordt ondergeschikt gemaakt<br />

aan het andere. Het ene deel staat in het perspectief van het andere.<br />

• Ontkennen: de dilemma’s worden ontkend, waardoor er schijnbaar ook geen keuze<br />

hoeft te worden gemaakt. Daarmee gaan uiteraard de gevolgen van de dilemma’s<br />

niet vanzelf weg.<br />

• Backstage benutten: op de voorgrond een expliciete keuze voor één van de vier<br />

kwadranten van de dilemma’s, maar op de achtergrond, in het ‘achterhoofd’ en/of<br />

impliciet, ook aandacht voor de andere kwadranten.<br />

4.4 conclusies en aanbevelingen<br />

De Raad heeft geconstateerd dat jaarlijks gemiddeld 40 % van de capaciteit opgaat aan<br />

de onderzoeken welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit betekent<br />

dat gemiddeld 60 % van de capaciteit flexibel beschikbaar zou kunnen zijn voor<br />

keuze-onderzoeken. De Raad heeft criteria opgesteld op grond waarvan die keuzes<br />

gemaakt kunnen worden. Onze conclusie is dat de Raad op basis van deze criteria<br />

eigenlijk alles kan onderzoeken. Wij hebben de indruk dat deze criteria aan gepast<br />

zouden kunnen worden. In de eerste plaats zou meer houvast geboden kunnen<br />

worden om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />

capaciteit om te kunnen gaan. In de tweede plaats kan het de Raad helpen een meer<br />

helder profiel te formuleren, wat op zijn beurt kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />

en de relatie met de stakeholders.<br />

Visie-missie<br />

Om de uitbreiding van werkterrein, als organisatie, aan te kunnen moeten keuzes gemaakt<br />

worden welke onderzoeken opgepakt worden en welke niet. Een heroriëntatie<br />

op de criteria vraagt in de eerste plaats om een heroriëntatie op de visie over wie de<br />

Raad wil zijn (public value). Op deze herijkte visie dient de interne organisatie te worden<br />

afgestemd. Beschikbare capaciteit kan immers maar één maal worden ingezet en de<br />

doorlooptijd van onderzoeken moet binnen een redelijke termijn blijven.<br />

Daarnaast is het nodig om een nadere oriëntatie te doen op de vraag welke onderzoe-<br />

47<br />

Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 17.<br />

44 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


ken de Onderzoeksraad oppakt in het kader van de (herijkte) missie en visie. Hierbij<br />

kan de Raad gebruik maken van de analyse die wij hebben gedaan in paragraaf 4.3,<br />

waarin wij zijn in gegaan op enkele kansen en bedreigingen en waarin wij verschillende<br />

handelingsperspectieven hebben geformuleerd. Hieruit volgt dat dient te worden<br />

bezien welke kwaliteiten binnen de Onderzoeksraad nodig zijn om deze activiteiten<br />

uit te kunnen voeren.<br />

Verminderen van wettelijk verplichte onderzoeken<br />

In gesprekken die wij met de Onderzoeksraad hebben gehad werd duidelijk dat deze<br />

zich wil zich beraden op vermindering van de wettelijke verplichtingen. Dit vinden wij<br />

een zeer interessante gedachte in relatie tot aanscherping van de criteria. De diverse<br />

inspecties zouden hier hun rol beter op kunnen pakken.<br />

Veiligheidsscan<br />

De Raad zou, met gebruik van zijn al aanwezige kwaliteiten, zijn energie kunnen inzetten<br />

op het ‘scannen’ van sectoren waarvan de Raad signalen (gebeurtenissen, meldingen,<br />

mediaberichten) heeft, dat hier structurele veiligheidstekorten aan de orde<br />

zijn. Een (veiligheids)scan op basis van enerzijds een eigen intuïtieve benadering van<br />

de structurele veiligheidstekorten (‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de<br />

sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen)<br />

daarvan. Hiertoe kan per sector een analyse worden opgesteld. Belangrijk<br />

hierbij is om informatie op te halen uit de sector zelf. Dit kan door een aantal expertmeetings<br />

te organiseren. Randvoorwaarde is dat er een veilige omgeving gecreëerd<br />

wordt, waarin de deskundigen als het ware verleid worden open en vrij te praten over<br />

wat zij signaleren in hun sector.<br />

Op basis van de resultaten van dergelijke analyses kan een meerjarenprogramma worden<br />

samengesteld. De kwantitatieve en kwalitatieve capaciteitsbehoefte kan hierop<br />

worden afgestemd.<br />

Andere wijze van selecteren<br />

Een aantal van de in paragraaf 4.2 genoemde keuzemogelijkheden uit de evaluatie<br />

door de Commissie Sint kunnen naar onze mening een perspectief bieden op het nader<br />

definiëren van de selectiecriteria. Ze zijn, voor zover wij hebben kunnen zien, nog<br />

niet opgepakt door de Raad:<br />

• keuze voor bepaald type onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Onderzoeksraad;<br />

• aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Voorspelbaarheid en transparantie<br />

De samenleving zou een scherper beeld kunnen krijgen van wie de Raad is en wat de<br />

Raad wil betekenen in de samenleving. Transparantie over wie de Raad wil zijn (profiel)<br />

en over de wijze waarop de Onderzoeksraad zijn onderzoeken selecteert en welke<br />

keuzes hij daarbij maakt, kunnen hier een bijdrage aan leveren. De voorspelbaarheid<br />

die hiermee ontstaat, kan een positief effect hebben op de legitimiteit van de Raad<br />

nu en naar de toekomst. Als kanttekening moet hierbij worden opgemerkt dat meer<br />

transparantie niet altijd als vanzelfsprekend gepaard gaat met positieve effecten.<br />

Bestemmingshavens<br />

45


46 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5 Konvooi, samen optrekken<br />

5.1 inleiding<br />

Strategisch<br />

Samenwerken<br />

Het verbreden van het werkterrein van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid leidt zoals we hebben gezien zowel kwalitatief<br />

als kwantitatief tot capaciteitsvraagstukken. In kwantitatief opzicht<br />

zal – ceteris paribus – het totaal aantal onderzoeken dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

verricht niet kunnen toenemen. De capaciteit die wordt ingezet voor het uitvoeren<br />

van onderzoeken op nieuwe werkterreinen kan daardoor niet beschikbaar zijn<br />

voor onderzoeken op de klassieke werkterreinen. Dit kan echter spanningen veroorzaken,<br />

aangezien een deel van de ongevallen in de klassieke werkterreinen wettelijk<br />

verplicht onderzocht dienen te worden. 48 In kwalitatief opzicht zal, zeker in het begin,<br />

voor de nieuwe sectoren sprake zijn van een learning curve, wat additionele capaciteit<br />

kost. Naarmate het aantal sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid actief is<br />

toeneemt, neemt het aantal deskundige onderzoekers per sector af. Dit maakt de Raad<br />

zonder additionele middelen kwetsbaar, bijvoorbeeld in geval van meerdere gelijktijdige<br />

incidenten in dezelfde sector en in geval van uitval van deskundigen. Bovendien<br />

wordt het hierdoor in toenemende mate uitdagend om te kunnen (blijven) voldoen<br />

aan de vraag naar eigen (diepte)specialisatie bij de Raad. Evenzo zal het streven van de<br />

Raad de doorlooptijden van de onderzoeken te reduceren onder druk kunnen komen<br />

te staan. Zoals we in hoofdstuk 3 hebben gezien, raakt dit capaciteitsvraagstuk primair<br />

aan de operating capacity van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, zoals Mark Moore die<br />

in zijn strategic triangle heeft benoemd. De risico’s die eraan zijn verbonden reiken echter<br />

veel verder. Het blijven verrichten van betekenisvol onderzoek zal immers bij de<br />

toename van het aantal werkterreinen zonder aanvullende maatregelen een steeds<br />

grotere uitdaging vormen voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

Aan het geschetste kwalitatieve en kwantitatieve capaciteitsvraagstuk kan worden<br />

tegemoet gekomen door additionele middelen vrij te maken ten behoeve van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. Een beperkt aantal van de geïnterviewden nam hierover<br />

een principieel standpunt in: “als de Raad voor zijn werkzaamheden meer middelen nodig<br />

heeft, dan moet de minister daarvoor zorgen.” Deze opvatting lijkt in de huidige economische<br />

situatie, maar ook gezien de omvang van soortgelijke instanties in het buitenland,<br />

minder goed verdedigbaar. 49 Een andere wijze om kwantitatief en kwalitatief te<br />

kunnen beschikken over toereikende onderzoekscapaciteit is het aangaan van strategische<br />

samenwerkingsverbanden met derden. In dit hoofdstuk beschouwen we de<br />

mogelijkheden daarvoor. Daarbij gaan wij eerst in op het spanningsveld tussen samenwerking<br />

en onafhankelijkheid om vervolgens verschillende mogelijke samenwerkingsvormen<br />

te behandelen. We sluiten af met enkele conclusies en aanbevelingen.<br />

48<br />

De Rijkswet onderkent een aantal werkterreinen waarop de Raad op grond van internationale<br />

verplichtingen altijd onderzoek dient uit te voeren. Dat geldt vooral voor de luchtvaart, maar<br />

ook op het gebied van railverkeer en ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen vrij zijn gekomen.<br />

(http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/werkwijze/)<br />

49<br />

Strottman, Olav (2005) , Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid, pag. 35. De Zweedse onderzoeksraad bestaat uit 17 functies en de Finse uit 12 tegenover<br />

de huidige ca. 70 functies bij de Onderzoeksraad.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

47


5.2 samenwerking en onafhankelijkheid,<br />

een ingewikkelde relatie<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid laat zich al vanaf zijn oprichting op individuele<br />

basis bijstaan door diverse buitengewone raadsleden en externe deskundigen. Het<br />

aantal buitengewone raadsleden is de afgelopen jaren gereduceerd en op dit moment<br />

beschikt de Raad niet meer over buitengewone raadsleden. Het voornemen bestaat om<br />

weer (maximaal tien) buitengewone raadsleden aan te stellen. 50 Ook is de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid actief in verschillende internationale fora op het gebied van<br />

veiligheid(sonderzoek). 51 Tevens maken de leden van de Raad incidenteel en veelal<br />

informeel gebruik van hun individuele netwerken.<br />

Wanneer tijdens een onderzoek (zeer) specialistische kennis is vereist die de Raad zelf<br />

niet in huis heeft, schakelt de Onderzoeksraad voor Veiligheid bovendien op incidentele<br />

basis gespecialiseerde onderzoeks- en adviesorganisaties in, zowel uit Nederland<br />

52 53<br />

als uit het buitenland.<br />

Voorbeelden van inhuur van deskundigheid bij het onderzoek naar de brand in het<br />

cellencomplex op Schiphol in 2005 zijn:<br />

• alle brandproeven vonden plaats onder leiding van de Universiteit van Gent en<br />

deze werden uitgevoerd door Warrington Fire te Gent. Biesboer Expertise B.V. gaf<br />

aanvullend advies;<br />

• het inschakelen van TNO (zowel Defensie en Veiligheid als Bouw en Ondergrond)<br />

en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding bij verschillende<br />

deelonderzoeken;<br />

• het vragen van advies aan Impact (landelijk kennis & adviescentrum psychosociale<br />

zorg na rampen) bij het deelonderzoek naar opvang en nazorg.<br />

Meer recente voorbeelden van het inschakelen van derden bij het onderzoek naar de<br />

brand bij Chemiepack in Moerdijk in 2011 zijn:<br />

• het onderzoek naar ‘de conditie van onderdelen van een Wilden perslucht membraanpomp’<br />

door het bedrijf Schielab B.V., een bedrijf dat is gespecialiseerd in<br />

advies, research en testen van metaal en ander constructiemateriaal;<br />

• het onderzoek naar ‘ontbrandingsgedrag van een plas xyleen bij gebruik van een<br />

gasbrander en bij lage omgevingstemperatuur’ door het bedrijf Efectis Nederland<br />

B.V., een bedrijf met experts op het gebied van brandveiligheid;<br />

• het onderzoek naar ‘het brandgedrag van een harsachtig product’ door de Sectie<br />

Organische Chemie van de Vrije Universiteit Amsterdam.<br />

50<br />

Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />

51<br />

Zoals de European Aviation Safety Agency (EASA), de European Railway Agency (ERA), de European<br />

Maritime Safety Agency (EMSA) en de International Transport Safety Association (ITSA).<br />

52<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar de brand in het<br />

detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, bijlage 1, pag. 195-196.<br />

53<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk, pag. 140.<br />

48 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Structurele inhoudelijke verbindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid met<br />

derde partijen komen echter slechts sporadisch voor. In vergelijking met de tijdelijke<br />

ad-hoc allianties, hebben meer structurele samenwerkingvormen diverse voordelen.<br />

Zo hoeft er minder capaciteit geïnvesteerd te worden in activiteiten als het zoeken<br />

naar een andere partij, het sluiten van contracten, het communiceren over elkaars<br />

werkwijze en over de wederzijdse verwachtingen etc.. Bovendien kan eenvoudiger<br />

structurele uitwisseling plaatsvinden van kennis en ervaringen. Dit kan het over en<br />

weer leren stimuleren en kan tot een opwaartse spiraal leiden. Tijdens een van onze<br />

eerste gesprekken met de Onderzoeksraad voor Veiligheid 54 hebben wij gesproken<br />

over de mate waarin de Raad structurele verbindingen zoekt met andere partijen.<br />

Daarbij kwam naar voren dat hierover (nog) geen eenduidig standpunt is ingenomen<br />

door de Raad, maar dat met name werd gevreesd dat een structurele samenwerking<br />

een risico zou kunnen vormen voor de onafhankelijkheid.<br />

Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd blijkt dat de onafhankelijkheid<br />

van de Raad door de geïnterviewden vrijwel unaniem als bijzon-<br />

“wees onafhankelijk,<br />

wees eigenwijs” der waardevol wordt beschouwd. Een aantal van hen beschouwt de<br />

onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid als wezenlijk<br />

onderdeel van zijn betrouwbaarheid en geloofwaardigheid of als<br />

(media)<br />

‘het grootste goed’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat ten<br />

koste van alles moet worden beschermd. Volgens een van de geïnterviewden<br />

is het zelfs de raison d’être van de Raad. 55 Volstrekte onafhankelijkheid van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid van een onderzochte gebeurtenis is ook het uitgangspunt<br />

geweest bij het opstellen van de Rijkswet. 56 In een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />

57 naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt het positieve<br />

beeld dat de mensen over de werkzaamheden van de Onderzoeksraad hebben onder<br />

andere toegeschreven aan het belang dat men hecht aan de onafhankelijkheid van de<br />

Raad. Dat (het imago van) onafhankelijkheid voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

van prominent belang is, onderschrijven wij.<br />

Het spanningsveld dat de Raad ervaart tussen (structurele) samenwerking<br />

en de eigen onafhankelijkheid is dan ook ontegenzeggelijk in onafhankelijkheid”<br />

“de Raad is krampachtig<br />

aanwezig en de prudentie die door de Raad aan de dag wordt gelegd<br />

(openbaar bestuur)<br />

ten aanzien van dit thema is tot op zekere hoogte gerechtvaardigd.<br />

Een positieve eigenschap kan echter ook ‘doorschieten’ en daarmee<br />

niet meer bijdragen aan de effectiviteit of zelfs afbreuk doen daaraan.<br />

Bij de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door de Commissie Sint is<br />

een aantal keren gewezen op het te krampachtig vast te willen houden aan de onaf-<br />

54<br />

Gesprek dhr. Mertens en mevr. Visser, 14 februari 2012.<br />

55<br />

Interview met betrokkene uit het openbaar bestuur.<br />

56<br />

In de Memorie van Toelichting bij de Instellingswet staat hierover o.a.: “Voor het vormen van een zuiver<br />

beeld van de feiten van een voorval en het trekken van objectieve conclusies daaruit is het vereist dat een<br />

onderzoeksinstantie zich volstrekt onafhankelijk ten opzichte van het voorval kan opstellen. Zij mag op geen<br />

enkele wijze betrokken zijn bij belangen die bij een voorval in het geding zijn. Het kan daarbij enerzijds gaan<br />

om belangen van de overheid die regelgeving tot stand heeft gebracht die bij het voorval in het geding is, of die<br />

uitvoerende taken vervult die een relatie hebben met het voorval. Het kan daarbij anderzijds gaan om partijen<br />

in de samenleving die enige persoonlijke of zakelijke betrokkenheid bij een voorval hebben. Aan de raad wordt<br />

de vereiste onafhankelijke positie gegeven.”<br />

57<br />

Intomart GfK bv (2012), Naamsbekendheidsonderzoek naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid .<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

49


hankelijkheid door de Raad. 58 In een aantal gesprekken die wij hebben gevoerd in het<br />

kader van dit onderzoek is dit onderwerp eveneens benoemd.<br />

Dit brengt ons tot de vraag of het mogelijk is structureel samen te werken en gelijktijdig<br />

onafhankelijk te blijven. In een artikel over de betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid<br />

schrijft Barendrecht 59 dat onafhankelijkheid moeilijk te realiseren is, onder<br />

andere omdat, om effectief te zijn, relaties dienen te worden aangegaan. Bovendien<br />

heeft onafhankelijkheid een hoge prijs. Hij betoogt in het artikel dat de behoefte aan<br />

maatregelen die grotere onafhankelijkheid van andere belangen creëren kleiner wordt<br />

als beter wordt geëxpliciteerd hoe de eigenlijke taak moet worden verricht. Het komt<br />

erop neer dat onafhankelijkheid ook kan worden gewaarborgd door bewuste transparantie.<br />

De werkmethoden moeten transparant gemaakt worden. In het vorige hoofdstuk<br />

over strategisch selecteren zijn wij ook al ingegaan op de wenselijkheid van<br />

transparantie en ook in het hoofdstuk over strategisch beïnvloeden (hoofdstuk 6) gaan<br />

wij nader in op het onderwerp. Hier volstaan wij met de constatering dat onafhankelijkheid<br />

en structurele samenwerking elkaar niet in weg hoeven te staan als in ieder<br />

geval voldoende openheid wordt betracht ten aanzien van zowel de onderzoeksmethode<br />

en procesgang, alsook ten aanzien van de eisen waaraan samenwerkingspartners<br />

dienen te voldoen, de wijze waarop en de frequentie waarmee dat wordt getoetst<br />

en de selectiecriteria die daarbij gelden. Echte onafhankelijkheid wordt tenslotte bepaald<br />

door de eigen oordeelsvorming door de Raad en dat moet zo blijven.<br />

Transparantie kan als noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde worden beschouwd<br />

om de onafhankelijkheid van samenwerkingspartners te waarborgen. Het<br />

kan worden aangevuld met andere rule-based of principle-based maatregelen. Volgens<br />

enkele geïnterviewden kan de onafhankelijkheid bij samenwerking bijvoorbeeld worden<br />

gewaarborgd door het maken van goede, bindende afspraken met de samenwerkingspartners.<br />

Daarbij kan worden gedacht aan jaarlijkse schriftelijke onafhankelijkheidsverklaringen<br />

en/of onafhankelijkheidsverklaringen per opdracht. De onderzoekers<br />

die door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ingeschakeld moeten volgens<br />

een andere geïnterviewde uiteraard neutraal kunnen kijken. Het maakt dan niet veel<br />

uit of het gaat om mensen in eigen dienst of om externe inhuur. Volgens een van<br />

de geïnterviewden 60 geeft de “echte” specialist een waarborg voor neutraliteit. Veel<br />

(onderzoeks)organisaties hanteren bovendien gedragsregels en certificeringen die<br />

de onafhankelijkheid mede moeten aantonen en waarborgen.<br />

58<br />

Op pag. 5 van haar rapport stel de Commissie Sint: “Daarom is het wenselijk dat de OvV minder<br />

krampachtig opereert in de verhouding tot de buitenwereld en meer aandacht besteedt aan het leggen van<br />

een basis voor de succesvolle uitvoering van zijn aanbevelingen.” Op pag. 50 wordt in het kader van het<br />

onderzoek naar de brand in het cellencomplex op Schiphol geschreven: “De indruk van het OM was<br />

dat de Ovv minder krampachtig zou kunnen zijn in het benadrukken van de onafhankelijkheid.”<br />

Bron: Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

59<br />

Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands Juristenblad<br />

1541.<br />

60<br />

Interview met een wetenschapper.<br />

50 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5.3 samenwerkingsmogelijkheden<br />

In de voorgaande paragrafen hebben wij beredeneerd dat het steeds verder uitbreiden<br />

van het aantal werkterreinen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid leidt tot kwantitatieve<br />

en kwalitatieve capaciteitsvraagstukken, die mogelijk door strategisch met andere<br />

organisaties samen te werken kunnen worden gemitigeerd. Deze samenwerking<br />

hoeft bovendien niet op gespannen voet te staan met de noodzakelijke onafhankelijke<br />

positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid indien wordt voldaan aan een aantal<br />

eisen ten aanzien van transparantie en andere waarborgen.<br />

In deze paragraaf beschrijven wij een aantal samenwerkingsmogelijkheden voor de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die wij kansrijk achten om structureel bij te dragen<br />

aan de realisatie van additionele kennis en capaciteit voor de gewenste verbreding van<br />

de werkterreinen.<br />

Samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen<br />

Slechts een zeer beperkt aantal landen in de wereld kent een brede onafhankelijke<br />

onderzoeksraad zoals die in Nederland voor komt. De meeste landen kennen daarentegen,<br />

op grond van Europese en andere internationale regelgeving, onderzoeksinstellingen<br />

voor ongevallen in de meer ‘klassieke’ transportsectoren luchtvaart en spoorwegen.<br />

Afhankelijk van de geografische omstandigheden is ook de scheepvaartsector<br />

veelal vertegenwoordigd.<br />

Voor het onderzoek op basis van de meer klassieke taken is specifieke deskundigheid<br />

nodig waarvan het risico bestaat dat die – als er langere tijd geen ongevallen plaats<br />

vinden in de betreffende sector – onbenut blijft. Ook de opbouw van ervaring ten aanzien<br />

van de specifieke deskundigheid kan hierdoor niet in alle gevallen optimaal<br />

plaatsvinden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid speelt hierop deels in door de onderzoekers<br />

zo flexibel en breed mogelijk in te zetten, ook op onderzoeken in andere sectoren.<br />

Bovendien worden periodes met relatief weinig gebeurtenissen benut voor opleidingen<br />

en trainingen.<br />

Wij zien in internationale samenwerking op één of meer klassieke sectoren een mogelijkheid<br />

om de relatief versnipperde deskundigheid (virtueel) te poolen. Hierbij kunnen<br />

afspraken gemaakt worden over inzet van elkaars personeel bij een ongeval in<br />

één van de deelnemende landen. Gezien de nabijheid en de korte reactietijden die<br />

worden gevraagd, lijkt samenwerking met België (of in BENELUX verband) en/of Duitsland<br />

het meest voor de hand te liggen, maar ook andere landen zoals Denemarken of<br />

het Verenigd Koninkrijk zijn opties. Op deze wijze kan naar verwachting niet alleen de<br />

bestaande capaciteit beter worden ingezet, maar kunnen ook synergievoordelen ontstaan,<br />

omdat niet elk land een eigen ‘kritische massa’ aan onderzoekscapaciteit achter<br />

de hand hoeft te houden. Bovendien kan nog meer dan nu het geval is van elkaars<br />

aanpak worden geleerd door gezamenlijk onderzoeken uit te voeren en kennis uit te<br />

wisselen. De (beeldvorming over de) onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid lijkt met een dergelijke samenwerking geenszins onder druk komen te<br />

staan, aangezien de buitenlandse deskundigen meedoen in de werkwijze van de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid en bovendien doorgaans doordat ze uit het buitenland<br />

komen niets met de Nederlandse gebeurtenis van doen zullen hebben.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

51


Samenwerken door het gebruik van commissies<br />

In de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt de Raad de mogelijkheid geboden<br />

commissies in te stellen en deze de bevoegdheid te geven namens de Raad beslissingen<br />

te nemen. 61 Tijdens onze gesprekken met de Onderzoeksraad werd duidelijk dat deze<br />

momenteel geen gebruik maakt van de mogelijkheden die de Wet op dit vlak biedt. 62<br />

De wetgever speelt hiermee in 63 op de mogelijkheid dat er gebeurtenissen zijn die de Raad<br />

verplicht dient te onderzoeken, maar waarbij naar verwachting geen structurele veiligheidstekorten<br />

een rol hebben gespeeld. In die gevallen zullen dan ook geen lessen geleerd<br />

kunnen worden die herhaling van de gebeurtenis in de toekomst zullen voorkomen.<br />

De achtergrond van deze mogelijkheid wordt in de Memorie van Toelichting als volgt<br />

omschreven:<br />

“Het is niet efficiënt en evenmin zinvol dat de raad in alle gevallen de werkzaamheden die in<br />

beginsel aan de raad toekomen, zelf verricht. Het wetsvoorstel opent met het oog hierop de<br />

mogelijkheid dat de raad een commissie instelt en deze de bevoegdheid verleent namens hem<br />

beslissingen te nemen (artikel 10). Voor een terrein als de burgerluchtvaart waarop jaarlijks<br />

ingevolge internationale verplichtingen die krachtens het onderhavige wetsvoorstel worden<br />

geïmplementeerd, talrijke onderzoeken moeten plaatsvinden die ook niet in alle gevallen tot<br />

vernieuwende inzichten leiden, is het denkbaar dat een commissie wordt ingesteld. De instelling<br />

van commissies zal de slagvaardigheid van de raad vergroten.”<br />

De wetgever onderkent in de Memorie van Toelichting (MvT) dat door het instellen van<br />

commissies de slagvaardigheid van de Raad kan worden vergroot. Dat is dus ook een<br />

methode om, gegeven de huidige bezetting en budget van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid, toch tot een verantwoorde uitbreiding van het aantal onderzoeksterreinen<br />

te komen. Bijkomend voordeel is dat de Raad door gebruik te maken van dergelijke<br />

commissies additionele kennis en netwerken aan zich bindt. Om de regie bij dergelijke<br />

onderzoeken bij de Raad te behouden, schrijft de Wet voor dat een lid van de Raad een<br />

ingestelde commissie voorzit.<br />

Samenwerken met kennisinstituten<br />

Kennis is een kritieke succesfactor voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Op verschillende<br />

momenten in en onderdelen van het onderzoeksproces is kennis van<br />

doorslaggevende betekenis. Het gaat om aspecten als:<br />

• algemene kennis van de nationale en internationale maatschappelijke ontwikkelingen;<br />

• kennis van de state of the art onderzoeksmethodologie;<br />

• kennis van ontwikkelingen in het denken over veiligheid in het algemeen;<br />

• kennis van technische ontwikkelingen in de verschillende sectoren waarop de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt of in de toekomst gaat richten;<br />

61<br />

Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid, artikel 10.<br />

62<br />

Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />

63<br />

Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid (2 december 2004), Staatsblad 2004, 677.<br />

52 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• kennis van trends in de ontwikkeling van veiligheid(s)denken in deze sectoren;<br />

• kennis van gedane aanbevelingen en toezeggingen over de opvolging daarvan etc..<br />

Een deel van deze kennis moet binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ontwikkeld<br />

en beheerd. Andere kennis kan incidenteel worden ingehuurd als dat in het<br />

kader van een specifiek onderzoek noodzakelijk blijkt. Daarnaast is verzamelen en<br />

beheren van kennis nodig op een meer structurele basis die wel relevant is voor het<br />

volgen van belangrijke ontwikkelingen, maar die te complex en/of te omvangrijk is om<br />

binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid te realiseren. In deze laatste gevallen is een<br />

structurele samenwerking met kennisinstituten denkbaar. Hierbij denken wij aan universiteiten,<br />

maar ook aan TNO, RIVM etc.. Kennisdeling op structurele basis met derden<br />

stimuleert bovendien een versterking van het kennisbeheer en leren bij de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid zelf.<br />

Samenwerken met de sectoren/inspecties<br />

Een bijzondere groep van potentiële samenwerkingpartners wordt gevormd door de<br />

sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt en door de inspecties<br />

die daarop toezicht houden. Zowel voor het verkrijgen van relevante informatie, als<br />

voor het stimuleren van de implementatie van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid zou meer dan nu het geval is het pad van de nabijheid kunnen<br />

worden betreden en kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid de verschillende afstemmingsprotocollen<br />

op operationeel niveau uitbreiden tot samenwerkingsovereenkomsten<br />

op meer strategisch niveau.<br />

Hier komt de onafhankelijkheidskwestie evident dichterbij dan in de hiervoor genoemde<br />

samenwerkingsvormen. In een complexe netwerksamenleving is echter nauwelijks<br />

te ontkomen aan samenwerking. Het rapport van de Commissie Sint wijst hier<br />

reeds op. 64 Standpunten uit de pioniersfase dat de Raad “boven de partijen staat” 65 of<br />

dat geen overleg met betrokken partijen plaats moet vinden over de aanbevelingen<br />

van de Raad omdat het naar de samenleving het beeld zou kunnen oproepen “van<br />

een Raad die onderhandelt met betrokken partijen om alleen die aanbevelingen te doen die de<br />

partijen zelf haalbaar achten” 66 zijn in een netwerksamenleving mogelijk niet de meest<br />

effectieve wijze om bij te dragen aan meer veiligheid.<br />

Wij zijn van mening dat in de fase waarin de Raad zich thans bevindt het er vooral om<br />

zou moeten gaan hoe samen de veiligheid kan worden verbeterd. De onafhankelijkheid<br />

van de Raad kan daarbij onaangetast blijven, doordat deze ultiem zelf bepaalt wat<br />

hij zal onderzoeken en hoe dat gebeurt. De Raad dient over deze thema’s het primaat<br />

te houden, maar hoeft het zeker niet in splendid isolation uit te voeren. Bovendien achten<br />

wij het wenselijk om in dat verband onderscheid te maken in de bevindingen en<br />

64 “<br />

De manier waarop de OvV deze eigen verantwoordelijkheid invult is sterk technisch-rationeel van aard,<br />

terwijl de praktijk in de moderne netwerksamenleving een meer complex karakter kent” Lysias Consulting<br />

Group (2008), Rapport evaluatie Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 48.<br />

65<br />

Reactie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid op het Rapport Sint , brief gedateerd 6 november<br />

2008, pag. 4.<br />

66<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag Onderzoeksraad voor Veiligheid 2008, pag. 5.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

53


conclusies van de onderzoeken die – na de inzageprocedure<br />

– door de Raad worden vastgesteld en de aanbevelingen, waarover<br />

best overleg plaats mag vinden. Hierbij heeft de Raad<br />

uiteraard het laatste woord. De in paragraaf 5.2 genoemde<br />

transparantie kan bijdragen om de onafhankelijkheid van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid te waarborgen.<br />

“nabijheid is nodig om<br />

dingen voor elkaar te krijgen”<br />

(benchmark-organisatie)<br />

In de afgelopen periode heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid een aantal eerste<br />

stappen gezet om de samenwerking en afstemming met inspecties te versterken. Zo<br />

vindt bijvoorbeeld periodiek overleg plaats tussen het managementteam van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid en die van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J). Tevens<br />

is een medewerker van de Raad tijdelijk bij de IV&J tewerk gesteld en omgekeerd.<br />

Deze maatregelen hebben al geleid tot verschillende werk- en procesafspraken, alsmede<br />

tot meer wederzijds begrip. 67 Deze succesvolle aanpak kan naar onze mening<br />

worden verbreed naar de andere inspecties, maar ook naar de sectoren, inclusief de<br />

departementen. Uiteraard zal per betrokken organisatie moeten worden bezien wat de<br />

best passende frequentie en agenda van het overleg kan zijn, ook gezien de beperkte<br />

capaciteit van het managementteam van de Raad.<br />

Samenwerken door stageplaatsen, uitwisselingen en ‘reservisten’<br />

Parallel aan de organisatie(type) gerichte samenwerkingsmogelijkheden die wij hiervoor<br />

hebben geschetst, kan ook door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden gewerkt<br />

aan enkele andersoortige samenwerkingsvormen. Onze gedachten gaan daarbij<br />

primair uit naar het openstellen van stageplaatsen en het uitwisselen van personeel<br />

met kennisinstituten, inspecties, bedrijfsleven en dergelijke. Daarbij zou de mogelijkheid<br />

kunnen worden onderzocht om wettelijk of op basis van individuele afspraken<br />

betrokkenen na vertrek bij de Raad op vrijwillige basis een vorm van reservistenstatus<br />

te geven. Daarmee kan een ‘pool’ van deskundigen worden gecreëerd, waarop de Raad<br />

bij pieken in de vraag naar onderzoekscapaciteit een beroep kan doen. Uiteraard verdient<br />

het praktisch de voorkeur een dergelijke samenwerking te zoeken met medewerkers<br />

die in organisaties gaan werken waar actuele relevante inhoudelijke en / of<br />

methodologische kennis aanwezig dient te zijn. Volgens van Twist 68 kunnen met stages<br />

over en weer onverwachte ontmoetingen worden gecreëerd die zo belangrijk zijn<br />

voor innovatie.<br />

Terug naar de onafhankelijkheid<br />

In het begin van dit hoofdstuk is aangegeven dat samenwerking onder een aantal<br />

voorwaarden geen bedreiging hoeft te vormen voor de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. De hiervoor beschreven organisatorische samenwerkingsmogelijkheden<br />

kennen elk een eigen (gepercipieerde) hoeveelheid risico voor de<br />

onafhankelijkheid en zullen elk ook andere maatregelen vereisen om de onafhankelijkheid<br />

te borgen. In onderstaand schema is een ‘impressionistische’ weergave van de<br />

risico’s van de verschillende samenwerkingsmogelijkheden tot uitdrukking gebracht.<br />

67<br />

Interview met een ‘concullega’.<br />

68<br />

Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte, in: Reken<br />

maar.<br />

54 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Risico voor (perceptie)<br />

onafhankelijkheid<br />

Internationaal poolen<br />

Commissies<br />

Kennisinstituten<br />

Sectoren/Inspecties<br />

Een hoog risico hoeft daarbij zeker niet te betekenen dat de mogelijkheid terzijde<br />

moet worden geschoven. De samenwerkingsmogelijkheden met het hoogste risico<br />

bieden immers wellicht de grootste mogelijkheden tot synergie. Er zullen echter meer<br />

maatregelen nodig zijn om de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

te waarborgen.<br />

5.4. conclusies en aanbevelingen<br />

De door de Onderzoeksraad voor Veiligheid ingezette verbreding van de werkterreinen<br />

brengt met zich mee dat, bij gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen<br />

de kwaliteit en doorlooptijd van de producten van de Raad onder druk kunnen<br />

komen te staan.<br />

Het aangaan van strategische structurele samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan<br />

het oplossen van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid heeft hierover nog geen eenduidig standpunt ingenomen.<br />

De Raad is vooral terughoudend wegens de mogelijke aantasting van (het beeld van)<br />

de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door structurele samenwerking.<br />

De onafhankelijkheid kan echter worden geborgd door zoveel mogelijk transparant<br />

handelen door de Raad alsmede door het implementeren van een aantal aanvullende<br />

rule-based en / of principle-based maatregelen.<br />

Wij onderkennen de volgende kansrijke samenwerkingsmogelijkheden:<br />

• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />

• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />

• samenwerken met kennisinstituten;<br />

• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />

• samenwerken door stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />

Wij bevelen de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan om tijdens hun strategische ontdekkingsreis<br />

deze samenwerkingsmogelijkheden in de route op te nemen en deze<br />

nader te verkennen. Wij gaan ervan uit dat tijdens deze verkenningen zal blijken dat<br />

meerdere mogelijkheden voldoende fundament bieden om daarop voort te bouwen.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

55


56 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


6 Passagieren<br />

“Authorizing environment ……is the ability to say YES or NO<br />

or to influence those that can say YES or NO” 69<br />

Strategisch<br />

Beïnvloeden<br />

6.1 inleiding<br />

Beïnvloeden is één van de drie thema’s die in ons onderzoek naar voren kwam als<br />

terrein waaraan de Raad nadrukkelijk aandacht dient te besteden bij uitbreiding van<br />

zijn werkterrein. De Onderzoeksraad heeft al in 2007 vastgesteld dat relatiemanagement<br />

één van zijn leidende organisatieprincipes dient te zijn. 70 Het doel is het actief<br />

opbouwen en onderhouden van contacten met een scala van externe relaties.<br />

De Onderzoeksraad acteert, net als elke andere organisatie, in een bepaalde omgeving,<br />

met voor haar relevante stakeholders. Zoals Moore dit noemt de authorizing environment,<br />

de omgeving waarbinnen de Raad zijn legitimatie, zijn mandaat en zijn steun haalt. De<br />

politieke component is hierin cruciaal, zowel om te achterhalen wat de verwachtingen<br />

van burgers zijn bij monde van hun volksvertegenwoordigers, als vanwege eerdere<br />

politieke afspraken zoals deze gestold zijn in wet- en regelgeving die de Raad direct<br />

of indirect raken. 71 Een voorbeeld van dit laatste vormt de wettelijke uitsluiting van<br />

onderzoeken op het terrein van openbare orde. Volgens een aantal geïnterviewden is<br />

dit te verklaren doordat openbare orde indertijd tot het werkterrein behoorde van hetzelfde<br />

ministerie als dat waaronder de Onderzoeksraad viel. De toenmalige minister<br />

had geen behoefte aan pottenkijkers binnen zijn eigen verantwoordelijkheidsgebied. 72<br />

Tot de authorizing environment behoren niet alleen het politieke domein maar ook, zoals<br />

wij ze in dit onderzoek hanteren, stakeholders zoals concullega’s, wetenschappers,<br />

benchmarkorganisaties, media en openbaar bestuur. Gezamenlijk zijn deze stakeholders<br />

van belang voor het bestaan én voortbestaan van de Onderzoeksraad. Dit vraagt<br />

een vorm van omgang met deze diverse soorten partijen en een vorm van beïnvloeding.<br />

Wij kiezen voor het woord ‘beïnvloeden’, omdat dit volgens ons het beste uitdrukt<br />

dat de Raad, om effectief te zijn en het leren te bevorderen, invloed zal moeten<br />

uitoefenen op zijn omgeving. Deze beïnvloeding “is the ability to say YES or NO or to<br />

influence those that can say YES or NO”. 73<br />

De raad zal zich telkens moeten bezinnen op hoe hij zich tot specifieke groepen stakeholders<br />

wil verhouden om haar gezag en legitimiteit op peil te houden. Zowel uitbreiding<br />

als verdieping van onderzoeksterreinen brengt de Raad per definitie in nieuwe<br />

krachtenvelden met andere spelers, een andere dynamiek en wellicht ook andere<br />

spelregels. Meer spelers betekent meer stakeholders om te beïnvloeden in een door<br />

de Raad gewenste richting.<br />

69<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />

70<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 27.<br />

71<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />

72<br />

Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />

73<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />

Passagieren<br />

57


Dit hoofdstuk staat allereerst stil bij onze bevindingen, de resultaten van het empirisch<br />

onderzoek. Hierin wordt achtereenvolgens ingegaan op beeldvorming, te beïnvloeden<br />

stakeholders, wat met beïnvloeden wordt beoogd en welke middelen de Raad<br />

tot zijn beschikking heeft om te beïnvloeden. Hierna brengen wij een aantal spanningen<br />

in beeld ten aanzien van het thema beïnvloeden. Afgerond wordt met conclusies<br />

en aanbevelingen.<br />

6.2 elementen van beïnvloeding<br />

Beïnvloeding van waaruit: beeldvorming Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

De beeldvorming over een organisatie is cruciaal voor haar mogelijkheden invloed uit<br />

te oefenen. Het draagt bij aan haar draagvlak onder relevante stakeholders. Het maakt<br />

het gemakkelijker ‘dingen gedaan te krijgen’. Dit geldt eens te meer wanneer een organisatie<br />

haar terreinen wil uitbreiden: positieve beeldvorming geeft (extra) legitimatie<br />

voor uitbreiding.<br />

Uit de evaluatie opgesteld door de commissie Sint in 2008 komt naar voren dat de Onderzoeksraad<br />

door vrijwel alle gesprekspartners wordt gezien als een gezaghebbend<br />

instituut dat zijn positie in de bevordering van het leren over veiligheid in de afgelopen<br />

jaren heeft verworven. Factoren die daaraan een positieve bijdrage hebben geleverd,<br />

zijn de kwaliteit van de rapporten, haar onafhankelijkheid, de samenstelling van<br />

de Raad en het feit dat hij niet intervenieert in het (politieke) besluitvormingsproces<br />

over rapporten.<br />

In januari 2012 heeft Intomarkt GfK bv een onderzoek verricht met als primair doel<br />

inzicht te krijgen in de (naams)bekendheid van de Onderzoeksraad. Daarnaast wilde<br />

de Onderzoeksraad weten welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hadden en welke<br />

verwachtingen er leefden. Uit dit onderzoek is gebleken dat 54 % van de Nederlanders<br />

de Raad kent, met name door berichtgeving in het nieuws en dan in het bijzonder van<br />

onderzoeken naar vliegrampen. De conclusies en aanbevelingen die de Onderzoeksraad<br />

doet naar aanleiding van zijn onderzoeken zijn veel minder bekend. Het beeld<br />

van de Raad is in het algemeen positief, waarbij aspecten als onafhankelijk, betrouwbaar,<br />

grondig en objectief naar voren komen, gekoppeld aan een relatief groot vertrouwen<br />

dat de Raad de onderste steen bovenhaalt. 74 Waarheidsvinding, onafhankelijkheid<br />

en preventieve werking blijken alle drie belangrijke aspecten, waarbij geconcludeerd<br />

wordt dat vervolgonderzoek nodig is om te bepalen of hiertussen nog gedifferentieerd<br />

kan worden.<br />

Vanuit de door ons gehouden interviews blijkt dat de beeldvorming over de Onderzoeksraad<br />

voor een deel gelijkluidend is maar ook opvallende verschillen laat zien<br />

tussen en binnen verschillende typen actoren. Kwaliteit is een voorbeeld waar diversiteit<br />

aan de orde is. Bij de meeste actoren is men zeer lovend over de kwaliteit van de<br />

rapporten. Met name het boven water krijgen van de feiten wordt ruim gewaardeerd.<br />

De wetenschap en concullega’s uiten op onderdelen ook kritiek op de kwaliteit van het<br />

74<br />

Intomart Gfk bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

58 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


werk van de Raad. Waar het gaat om de wijze van communiceren geven veel geïnterviewden<br />

aan dat de Raad nog redelijk traditioneel is in het gebruik van verschillende<br />

kanalen om een boodschap te brengen. Veel geïnterviewden geven bovendien aan<br />

dat de Raad een belangrijke rol dient te vervullen in het brengen van redelijkheid en<br />

nuance. De Raad is als geen ander in staat om helder te maken dat een wereld zonder<br />

incidenten een utopie is. Bovendien geven veel actoren, met uitzondering van de media,<br />

aan dat de Raad streeft naar volledige veiligheid. Samengevat wordt het imago van de<br />

Raad bepaald door gewaardeerde kwaliteit en onafhankelijkheid en een wijze van<br />

communiceren die nog redelijk traditioneel is.<br />

Voor elke organisatie, zowel profit als non-profit, is de hoogste leidinggevende cruciaal.<br />

Eén van zijn rollen is die van boegbeeld. 75 De (invulling van de) rol van boegbeeld is<br />

essentieel voor de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie heeft – of juist het<br />

gebrek eraan. Gevraagd naar waar de geïnterviewden als eerste aan denken bij de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, viel in het merendeel van de gevallen de naam van de<br />

vorige voorzitter, de heer Pieter van Vollenhoven. Een geïnterviewde uit het openbaar<br />

bestuur noemde dit: “de Pieter-factor!”. 76<br />

De reacties op zo’n duidelijke boegbeeld-functie waren gemengd: een geïnterviewde<br />

uit de politiek gaf aan dat het goed is dat de voorzitter een nadrukkelijke boegbeeldfunctie<br />

vervult. Een geïnterviewde uit de wetenschappelijke hoek gaf aan het te betreuren<br />

dat alleen het boegbeeld, d.w.z. de voorzitter, naar buiten toe communiceert.<br />

Het zou aan kracht en derhalve aan invloed winnen wanneer anderen, i.c. onderzoeksmanagers,<br />

meer naar buiten zouden treden.<br />

Voor een organisatie levert het zowel een sterkte als een zwakte op wanneer zij vereenzelvigd<br />

wordt met de voorzitter. Positief is onder andere dat het gemakkelijk beklijft in<br />

de publieke beeldvorming, zeker wanneer het een spraakmakende voorzitter is. Als<br />

betrokkene vervolgens investeert in de relatie met de media levert het - op termijn<br />

- een gemakkelijker toegang tot het publiek op. Nadeel is diezelfde vereenzelviging:<br />

het beeld dat van die ene persoon gecreëerd is wordt vereenzelvigd met de gehele organisatie,<br />

haar werkwijze etcetera. In het evaluatieonderzoek van de Commissie Sint<br />

kwam dit punt ook al naar voren. Gesprekspartners gaven aan de communicatie van<br />

de Raad over onderzoeken en rapporten in het algemeen passend te vinden. Echter,<br />

voor betrokkenen was het niet altijd duidelijk of de uitingen van de heer Van Vollenhoven<br />

particuliere opvattingen waren of de mening van de Raad vertegenwoordigden. 77<br />

Een ander nadeel is dat het staat of valt met de beschikbaarheid van die ene persoon.<br />

Bij ziekte levert het een probleem op. Voor een opvolger is het een hele opgave om zijn<br />

eigen stempel op de organisatie te drukken. In de pioniersfase dient de voorzitter een<br />

ondernemer te zijn, die met passie ‘zijn zaak’ op de kaart zet. Die missie is zonder<br />

meer geslaagd te noemen. Diverse respondenten merkten op dat er zonder de heer<br />

Van Vollenhoven geen Raad geweest zou zijn!<br />

75<br />

Mintzberg onderscheidt de taak van de manager in diverse rollen, waarvan het boegbeeld (het beeld<br />

van de organisatie naar buiten toe) er één is. Deze laatste is voor ons onderzoek van belang (Bron:<br />

Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties, pag. 25).<br />

76<br />

Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />

77<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 49.<br />

Passagieren<br />

59


Het versterkt de positie van de Raad als hij zich verbreedt van een organisatie die in<br />

de beeldvorming vooral gekenmerkt wordt door één boegbeeld naar een organisatie<br />

die ook een instituut vormt. Zoals een respondent uit de politiek zei: “het is nu tijd om<br />

van boegbeeld instituut te worden”.<br />

De te beïnvloeden actoren: de stakeholders<br />

De Raad kent in haar authorizing environment uiteenlopende groepen stakeholders.<br />

Idealiter houdt de Raad daar in zijn beïnvloedingsstijl rekening mee en differentieert<br />

hij per doelgroep, per thema en per fase in het proces. Het maakt verschil of hij communiceert<br />

richting breed publiek over een zojuist gestart onderzoek naar een recent<br />

voltrokken ramp, een terugkoppeling geeft aan de Minister of een presentatie verzorgt<br />

voor wetenschappelijk specialisten over een onderzoek op hun vakgebied.<br />

Door verbreding van de werkterreinen wordt het aantal stakeholders groter, het terrein<br />

dus complexer en de kans op interferentie tussen verschillende domeinen groter.<br />

Bij beïnvloeding van de omgeving dient telkenmale opnieuw stil gestaan te worden<br />

welke doelgroep adressant is en wat de mogelijke impact is op andere (belangrijke)<br />

stakeholders.<br />

Wij onderscheiden in dit onderzoek zes groepen actoren. Vier hiervan bleken het<br />

meest direct van invloed te zijn op het bestaansrecht van de Raad. Het zijn de media,<br />

de politiek, het openbaar bestuur en de concullega’s. Deze komen achtereenvolgens<br />

aan bod.<br />

• Media<br />

Van belang is of iets gecommuniceerd moet worden (of niet, natuurlijk) voorafgaand aan<br />

een in te stellen onderzoek door de Raad, tijdens en/of erna. Het vraagt differentiatie<br />

in de te communiceren onderwerpen en wellicht een andere toonzetting en diepgang.<br />

Verder is het van belang dat continu wordt beseft dat wat voor de ene doelgroep positief<br />

uitpakt wellicht een andere negatief beïnvloedt. Een voorbeeld. De manier waarop<br />

na de cellenbrand op Schiphol naar buiten is getreden, en zeker het daaropvolgende<br />

aftreden van 2 ministers, heeft bij het publiek het beeld geschapen c.q. bevestigd van<br />

een daadkrachtig optredende Raad, die durft te zeggen waar het op staat.<br />

Het heeft echter bij bestuurders en professionals geleid tot een zekere terughoudendheid,<br />

omdat men bang is afgerekend te worden en aan de publieke schandpaal te worden<br />

genageld. Dit verhoudt zich slecht tot de lerende functie die de Raad vooropstelt.<br />

Zoals een geïnterviewde uit de wetenschapswereld aangaf: “het is geen keuze, maar een<br />

dilemma, de functie van het oordelen belemmert het leren”. 78<br />

Bij een uitbreiding van terreinen zullen de mediamomenten en andere publieke optredens<br />

toenemen. De voorzitter dient volgens ons het boegbeeld te blijven dat de mediamomenten<br />

voor zijn rekening neemt. Bij gelegenheden als wetenschappelijke symposia<br />

zouden dan, meer dan dit nu al gebeurt, de onderzoeksmanagers en andere leden van<br />

de Raad naar buiten kunnen treden, op grond van hun specifieke expertise.<br />

78<br />

Interview met betrokkene uit categorie wetenschap.<br />

60 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Politiek<br />

Binnen de groep te beïnvloeden actoren neemt de politieke arena een bijzondere plek<br />

in. Op de eerste plaats, omdat daar (mede) bepaald wordt wat de maatschappelijke<br />

meerwaarde, de toegevoegde waarde van een institutie is of behoort te zijn. De politieke<br />

arena geeft daarvoor het mandaat. Op de tweede plaats zorgt de politieke arena<br />

voor de middelen, financieel en anderszins. Op de derde plaats vindt verantwoording<br />

plaats aan en in het politieke domein: 79 de Raad is onafhankelijk, maar brengt zijn<br />

jaarverslag uit aan de minister van Veiligheid en Justitie (de Raad staat daar op de<br />

begroting) en de Raad rapporteert welke aanbevelingen hij uitgebracht heeft en wat<br />

de stand van de opvolging is.<br />

Uit de interviews blijkt er weinig sprake van actieve betrokkenheid van de Tweede<br />

Kamer bij de Raad: de geïnterviewde Tweede Kamerleden geven aan niet bekend te<br />

zijn met verzoeken vanuit de Tweede kamer aan de Raad om onderzoek te doen. Verder<br />

vervult de Tweede Kamer geen actieve rol bij het monitoren van het opvolgen van<br />

aanbevelingen. Zonder de activiteiten van de Raad te willen politiseren, komt het ons<br />

voor dat een actievere verhouding van de Onderzoeksraad met de Tweede Kamer de<br />

toegevoegde waarde en dus de invloed van de Raad op een aantal punten kan versterken.<br />

Hierbij kan worden gedacht aan het bespreken van het jaarverslag van de Raad<br />

inclusief de voortgang van implementatie van aanbevelingen van de Raad. Hiermee kan<br />

meer transparantie, begrip en betrokkenheid van de Tweede Kamer worden gecreëerd.<br />

Nog een bestaand middel kan hiervoor worden ingezet: een commissievergadering<br />

waarbij ‘technisch’ informatie gegeven wordt. Dit zou wellicht goed aansluiten bij de<br />

doelgroep, die een voorkeur heeft voor mondelinge informatieverwerving. 80<br />

Bij meerdere respondenten kwam naar voren dat de Raad zijn invloed zou moeten<br />

aanwenden om de volgende boodschap nadrukkelijker voor het voetlicht te brengen:<br />

het doorbreken van de veiligheidsutopie, de gedachte dat bij voldoende inspanning<br />

een 100 % veilige samenleving mogelijk is. Dit is een utopie, 100 % veiligheid is niet<br />

bereikbaar ook omdat er altijd een kosten/baten afweging onderdeel is van besluitvorming<br />

in relatie tot beperkte budgetten. Zoals een respondent uit de politiek aangaf:<br />

“als je 50 politie-agenten extra wilt inzetten voor de controle op wapenvergunningen, kun je<br />

deze niet ergens anders inzetten.” Meerdere respondenten merken op dat juist de Raad<br />

meer de boodschap zou moeten uitdragen dat een volledig<br />

veilige samenleving niet mogelijk is. Hij kan zijn invloed<br />

aanwenden om te zorgen dat er meer nuchterheid en redelijkheid<br />

komt in het denken over veiligheid. Ook dit past<br />

“vreselijke dubbelheid:<br />

volgens ons bij uitstek bij de lerende functie die de Raad<br />

Het is een vreselijk incident….<br />

richting samenleving heeft. In deze boodschap zou ook de<br />

maar het is en blijft een incident”<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger in het domein<br />

(wetenschap)<br />

veiligheid een belangrijke plaats moeten krijgen.<br />

79<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />

80<br />

Van Enthoven, Guido (2011), “Hoe vertellen we het de Kamer?”, pag.35.<br />

Passagieren<br />

61


• Openbaar bestuur<br />

Het openbaar bestuur bevat een brede categorie van bestuurders en ambtenaren die<br />

door de Raad beïnvloed dienen te worden of die zelf, met meer of minder distantie,<br />

invloed uitoefenen op het bestaansrecht en het functioneren van de Raad.<br />

Een aanbeveling die door meerderen uit deze categorie gedaan wordt aan de Raad is<br />

om een kosten-baten-analyse toe te voegen aan de door hem voorgestelde maatregelen,<br />

zodat de beleidsbepalers weloverwogen kunnen bepalen welke aanbevelingen zij wel<br />

en welke zij niet wensen over te nemen.<br />

• Concullega’s<br />

De concullega’s zijn van belang wanneer het gaat om (wederzijdse) beïnvloeding. Men<br />

zorgt met elkaar voor de normstelling en men heeft ook een disciplinerende invloed op<br />

elkaar, enkel en alleen al door het simpele bestaan. De heer Joustra geeft aan dat de<br />

inspecties door de aanwezigheid van de Onderzoeksraad inmiddels de manier van denken<br />

over hebben genomen om naar achterliggende oorzaken te kijken. Je zou kunnen<br />

zeggen dat de Raad disciplinerend of wellicht inspirerend werkt naar de inspecties. 81<br />

Beïnvloeding waartoe<br />

Hieronder gaan wij in op wat de Raad met beïnvloeding wil bereiken, namelijk dat de<br />

samenleving leert van incidenten ter voorkoming van nieuwe incidenten in de toekomst.<br />

• Leren<br />

Onderzoeken kunnen meerdere doelen dienen. Een onderzoek naar een ramp, crisis of<br />

near mis kan de functie van ter verantwoording roepen vervullen (‘barbertje moet hangen’)<br />

of de functie van leren. Het onderzoeksdoel is daarmee onderdeel van de public<br />

value die een organisatie heeft. De Onderzoeksraad is gericht op de lerende functie en<br />

nadrukkelijk niet op de schuldvraag. Dit staat expliciet vermeld in de instellingswet<br />

en wordt ook door de Raad telkenmale benadrukt. De heer Joustra gaf onlangs in<br />

Binnenlands Bestuur aan dat veel gemeentebesturen denken dat de Raad gaat over<br />

de schuldvraag, terwijl dat juist het Openbaar Ministerie is. “Tussen ons onderzoek en<br />

dat van het OM bestaat een strikte afbakening. Zo kunnen verklaringen die bij ons zijn gedaan,<br />

niet gebruikt worden door het OM. Wij onderzoeken met het oogpunt dat er lering uit getrokken<br />

kan worden.” 82<br />

De Onderzoeksraad richt zich dus expliciet niet op de schuldvraag. In de publieke opinie<br />

komt dit echter niet altijd voor het voetlicht. Een voorbeeld dat door meerdere geïnterviewden<br />

genoemd werd is het onderzoek naar de Schiphol-brand. Verschillende<br />

inhoudelijk deskundige respondenten noemen dit een genuanceerd onderzoek. In de<br />

ogen van het publiek is het een spraakmakend onderzoek, dat schuldigen aanwijst.<br />

Dit beeld is ontstaan en wordt bestendigd, doordat naar aanleiding van dit onderzoek<br />

maar liefst twee ministers zijn afgetreden. De Raad mag dan geen oogmerk hebben<br />

gehad om personen of organen ter verantwoording te roepen, de facto heeft het wel<br />

zo uitgepakt.<br />

81<br />

Interview met de heer Joustra, d.d. 2 mei 2012.<br />

82<br />

Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, pag. 20 -23.<br />

62 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


“blaming en shaming is een<br />

veranderstrategie, ik weet niet of<br />

het een verstandige strategie is”<br />

(wetenschap)<br />

“er is een continue<br />

spanningsveld tussen<br />

verantwoorden en leren”<br />

(openbaar bestuur)<br />

Respondenten uit diverse categorieën wijzen op het belang van het (blijven) benadrukken<br />

van het leereffect van de onderzoeken in tegenstelling tot de schuldvraag.<br />

Tevens wijzen zij erop dat het een illusie is om te denken dat er geen sprake zou zijn<br />

van strategisch gedrag bij onderzochten bij het getuigenis afleggen, enkel omdat een<br />

getuigenis ingebracht bij de Raad alleen bedoeld is voor waarheidsvinding en niet gebruikt<br />

mag worden in een rechterlijke procedure. Het is een noodzakelijke randvoorwaarde,<br />

maar niet een voldoende. Zoals een respondent uit de categorie concullega’s<br />

aangaf: “Er zit natuurlijk wel een extra waarborg in, omdat in het rapport niet geciteerd wordt.<br />

Aan de andere kant zijn sommige passages wel herleidbaar tot personen….. Bovendien mogen<br />

de resultaten wel ingebracht worden in een rechtszaak in de Verenigde Staten.” 83<br />

Respondenten uit alle geledingen zien het als een nadrukkelijke kans voor de Raad<br />

om zich exclusief te blijven focussen op de leer-vraag, juist omdat hij de enige organisatie<br />

is die dat op deze wijze kan. Hiermee verstevigt hij zijn positie van exclusiviteit<br />

en daarmee zijn legitimiteit en zijn public value. Hij zou dit uit moeten blijven dragen<br />

richting zijn stakeholders en nadrukkelijk wegblijven van de schuldvraag. Geïnterviewden<br />

uit de wetenschap en concullega’s benadrukken bovendien dat onderzoek<br />

dat gaat om leren anders van opzet is dan onderzoek dat gaat om verantwoorden.<br />

• Aanbevelingen: bruikbaar of wegwerpartikel?<br />

De bestaansreden van de Raad is het lering trekken uit (bijna)incidenten. De formulering<br />

van aanbevelingen is daartoe een, zo niet, hét instrument. De kwaliteit van de<br />

aanbevelingen, in de vorm van de opvolging ervan door de geadresseerde of de sector,<br />

is een graadmeter voor de effectiviteit van de Raad. Negatief geformuleerd: formulering<br />

van aanbevelingen die consequent niet opgevolgd worden is op de lange termijn<br />

dodelijk voor het bestaansrecht van een organisatie.<br />

Zoals bijvoorbeeld blijkt uit een promotieonderzoek naar de Nationale Ombudsman<br />

moet deze zich pro-actiever gaan opstellen, omdat zijn uitspraken bij de politie vaak<br />

ongelezen blijven liggen, waardoor de politie als geheel te weinig leert van de door de<br />

Nationale Ombudsman gesignaleerde fouten. 84<br />

In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint in 2008 wordt melding<br />

gemaakt van de Kennisbank van de Onderzoeksraad. De Kennisbank is onder andere<br />

bedoeld om de opvolging van de aanbevelingen te volgen, zowel om de opvolging te<br />

monitoren als voor de rapportages aan de minister. 85 Uit ons onderzoek bleek dat op-<br />

83<br />

Interview met betrokkene uit categorie concullega.<br />

84<br />

Binnenlands Bestuur (27 mei 2011), Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman<br />

(ongenummerd).<br />

85<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 30 – 31.<br />

Passagieren<br />

63


volging van aanbevelingen nu nog vooral beperkt blijft tot de input voor de rapportages<br />

aan de minister.<br />

Een aantal respondenten (uit diverse categorieën) merkten op dat de aanbevelingen<br />

te algemeen zijn en dus onduidelijk is wat de geadresseerden ermee moeten doen.<br />

Overheidsorganisaties dienen binnen een half jaar te reageren op de aanbevelingen<br />

van de Raad en bedrijven binnen een jaar. Dit wordt algemeen door de geïnterviewden<br />

als (te) lang ervaren. Dit komt ook al naar voren uit het evaluatieonderzoek van de<br />

Commissie Sint. 86 Een dergelijk lange doorlooptijd betekent automatisch dat het lang<br />

duurt voordat duidelijk is of en zo ja welke aanbevelingen overgenomen worden. Of<br />

juist welke niet, hetgeen van belang kan zijn voor de wetgever of de branche om andere<br />

maatregelen in een sector te nemen. Bovendien bestaat het risico dat het incident weggezakt<br />

is bij het publiek, hetgeen niet bijdraagt aan een positieve beeldvorming over de<br />

effectiviteit van de Raad. Zoals meerdere respondenten aangaven is het zo “mosterd na<br />

de maaltijd”. Diverse geïnterviewden gaven aan dat het op zijn minst opmerkelijk was<br />

dat bij verplichte onderzoeken vaak helemaal geen aanbevelingen worden geformuleerd.<br />

Zij vonden dat daarmee het leereffect van deze onderzoeken gering was.<br />

Verder lijkt er meermalen sprake te zijn van sociaal wenselijke antwoorden, aldus de<br />

Commissie Sint: “Het fenomeen dat zich blijkens de gesprekken voordoet is dat geadresseerden<br />

zich vooral lijken te richten op het uitvoeren van aanbevelingen met als doel om de OVV<br />

tevreden te stellen en niet ‘teveel gedoe’ te krijgen. Dat leidt er volgens betrokkenen toe dat<br />

geadresseerde departementen zich wellicht minder richten op het wegnemen van structurele<br />

veiligheidstekorten en niet echt leren van voorvallen.” 87<br />

De Raad controleert niet ter plekke bij geadresseerden of aanbevelingen daadwerkelijk<br />

opgevolgd zijn in de zin van geïmplementeerd. Volstaan wordt met een “papieren controle”,<br />

die inhoudt dat aan geadresseerden gevraagd wordt of de aanbevelingen opgevolgd<br />

worden. Blijkens de huidige voorzitter is de opvolging van de aanbevelingen<br />

enerzijds aan de minister en anderzijds aan de betrokken democratisch gekozen<br />

volksvertegenwoordigers. Geïnterviewden vanuit de media geven aan hier ook een rol<br />

voor zichzelf te zien.<br />

Diverse door ons geïnterviewden, waaronder met name ook politieke vertegenwoordigers,<br />

zien echter juist een actievere rol weggelegd voor de Onderzoeksraad zelf bij de<br />

opvolging van aanbevelingen. Deze actievere rol is zeer wel denkbaar, juist vanwege<br />

zijn onafhankelijke positie en ter vervolmaking van zijn lerende functie. De opvolging<br />

zou vervolgens voor het publiek toegankelijker gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld<br />

door deze op de website van de raad te plaatsen met een volgsysteem. Het hier weergegeven<br />

Finse volgsysteem zou hier als voorbeeld voor kunnen dienen. 88<br />

86<br />

Om een beeld te schetsen van de opvolging volgen hierbij de cijfers over 2010. In dit jaar hebben de<br />

geadresseerden 18 van de 26 aanbevelingen opgevolgd of aangegeven dat zij voornemens zijn deze<br />

op te volgen. Van de 7 in 2012 uitgevoerde onderzoeken werden in 3 onderzoeken de aanbevelingen<br />

volledig opgevolgd. Echter, in 4 van de 7 onderzoeken werden wel veiligheidsmaatregelen genomen,<br />

maar werden niet alle aanbevelingen uitgevoerd of bleef onduidelijk of ze uitgevoerd waren.<br />

(Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, pag. 29.)<br />

87<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />

88<br />

Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009.<br />

64 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Identifier Issued Recommendation Status Updated<br />

A2/2004Y/S10.4 31.5.2005 4) in order to fully utilize the nation's health care and evacuation capacities, relevant principles are clarified and the necessary<br />

arrangements are implemented,<br />

T 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S10.5 31.5.2005 5) the need for airborne evacuation as such as well as evacuation equipment in domestic and foreign accidents is determined<br />

in cooperation with the Ministry of Transport and Communications,<br />

A2/2004Y/S10.6 31.5.2005 6) the preconditions for psychosocial support needed by the victims and their families as well as the essential means of<br />

livelihood and services are guaranteed at a qualitatively and quantitatively sufficient level. For this purpose national directives<br />

need to be renewed and regularly updated and compliance to them has to be seen to. As regulations are reviewed, it must<br />

especially be seen to that a) structures and methods for providing services ranging from immediate emotional and material<br />

support to care of demanding crisis situations and traumas are developed in order to guarantee proper support and care and<br />

essential economic support, b) long term service and care guidelines are established to support children and the young, c)<br />

issues related to protection of privacy and information transfer are clarified so as to safeguard the continuation of services,<br />

income and medical care, d) current legislation is revised taking into account the responsibilities and tasks of ministries,<br />

provinces, medical districts and municipalities as well as other actors in order to guarantee psychosocial support and services<br />

to the population in a major accident or disaster, e) the tasks and roles of crisis groups in the organizations of municipalities<br />

are reviewed and the preconditions of their activities and their professional skills are safeguarded.<br />

T 18.12.2009<br />

K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S11.1 31.5.2005 The Ministry of Trade and Industry should, in cooperation with the Ministry for Foreign Affairs, take steps to: 1) develop the<br />

tourist industry's security and risk analysis together with travel agencies,<br />

K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S11.2 31.5.2005 2) obligate the tourist industry to communicate to their customers on risks, including natural disaster risks. This communication<br />

must clearly point out the individual's own responsibility for security, the need for insurance and the very principle of<br />

international law that while travelling abroad, the primary responsibility for people's safety lies on the authorities of the country<br />

in question.<br />

A2/2004Y/S12.1 31.5.2005 The Ministry of Transport and Communications should see to it that: 1) the Finnish Broadcasting Company initiates measures<br />

to develop Radio Finland in such way that it can also satisfy the information requirements of those Finns temporarily abroad<br />

especially in crisis situations,<br />

T 18.12.2009<br />

E 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S12.2 31.5.2005 2) mobile phone networks could effectively be used for official public information in crisis situations, K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S12.3 31.5.2005 3) a continuously operating natural disaster warning system, which monitors their genesis and effects, be established in<br />

Finland.<br />

K 18.12.2009<br />

B2/2007Y/S1 20.3.2009 -<br />

Status: T = Implemented, K = Not yet Implemented, E = Not to be implemented, - = Unknown<br />

Page 3/6<br />

In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint worden ten aanzien<br />

van dit onderwerp diverse aanbevelingen gedaan welke volgens ons nog steeds relevant<br />

zijn:<br />

• vergroot de bruikbaarheid van de aanbevelingen;<br />

• besteed meer aandacht aan de communicatie en wisselwerking, zowel bij de oude<br />

sectoren als met spelers op nieuwe werkterreinen;<br />

• laat de geadresseerden voor publicatie op de aanbevelingen reageren, om zo het<br />

draagvlak voor aanbevelingen positief te vergroten. 89<br />

Onder dit laatste verstaan wij het voorleggen van de concept-aanbevelingen aan de<br />

geadresseerden om te zien of deze hout snijden en niet de plank mis slaan. Het betekent<br />

geenszins dat afbreuk gedaan wordt aan de positie van de Raad: hij blijft volledig<br />

verantwoordelijk voor zijn eigen oordeelsvorming én behoudt het laatste woord over<br />

de aanbevelingen. Integendeel, het kan juist bijdragen aan het versterken van de positie<br />

van de Raad en zijn invloed, omdat de aanbevelingen beter zullen aansluiten bij de<br />

dagelijkse praktijk van de geadresseerden.<br />

“check op naleving<br />

aanbevelingen is een<br />

taak van de OvV”<br />

(politiek)<br />

“aanbevelingen zijn soms zo<br />

algemeen geformuleerd dat niemand<br />

weet wat ermee te doen”<br />

(openbaar bestuur)<br />

89<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 52.<br />

Passagieren<br />

65


Beïnvloeding: de middelen<br />

Tot slot gaan we in deze paragraaf in op een tweetal additionele middelen die de Raad<br />

verder nog ter beschikking heeft om invloed uit te oefenen: de nieuwe media en transparantie.<br />

Deze middelen kwamen tijdens de interviews ook naar voren.<br />

• Nieuwe media<br />

Wij staan hier stil bij de nieuwe media als beïnvloedingsinstrument. Enerzijds omdat<br />

de Raad in zijn adviesopdracht daar aandacht voor heeft gevraagd en anderzijds omdat<br />

een groot aantal geïnterviewden het belang benadrukt van het inzetten van nieuwe<br />

media bij een verbreding van de werkterreinen. Sociale media zoals bijvoorbeeld Youtube,<br />

Twitter en Facebook, maar ook het reguliere internet kunnen op verschillende<br />

manieren ingezet worden om diverse doelgroepen te bereiken en te beïnvloeden. In<br />

tegenstelling tot de klassieke media die een eenzijdige relatie tussen medium en ontvanger<br />

kennen bieden sociale media de mogelijkheid van een wederzijds informerende<br />

relatie. 90 Een ander voordeel is dat met relatief weinig inspanning en tegen relatief<br />

lage kosten snel een groot publiek bereikt kan worden. En niet alleen dat, de doelgroep<br />

kan er op elk door haar gewenst moment kennis van nemen. Bovendien kan worden<br />

vastgesteld dat het medium in de huidige samenleving niet meer weg te denken is.<br />

De Raad gebruikt al filmpjes op zijn website. Als laatste naar aanleiding van zijn onderzoek<br />

naar de brand in Rivierduinen. Het filmpje bevat onder andere een animatie<br />

van de wijze waarop de brand ontstaan, vergroot en bestreden was.<br />

Een respondent uit de categorie openbaar bestuur gaf aan dat voor de professionals<br />

in haar branche de filmpjes van de website van de Raad belangrijk en leerzaam zijn.<br />

Nagenoeg alle professionals bekijken die om ervan te leren. Overigens worden de laagdrempelige<br />

folders door deze professionals ook als een handig hulpmiddel gezien. De<br />

dikke rapporten daarentegen zijn volgens haar hooguit interessant voor een beperkte<br />

doelgroep.<br />

Ondanks dat de Raad ook al twittert zou het gebruik van nieuwe media uitgebreid<br />

kunnen worden, en niet alleen door te zenden maar ook door te ontvangen. Bijvoorbeeld<br />

door een app of door het publiek op te roepen foto’s in te sturen van onveilige<br />

situaties. Een andere manier is door het inschakelen van de ‘wisdom of the crowd’ door<br />

informatie te halen van deskundigen in een virtuele ‘cloud’. 91<br />

De verschillen zijn groot hoe respondenten de inzet van nieuwe media door de Raad<br />

waarderen en beleven. De vorige voorzitter vindt het geen goed idee dat de Raad twittert.<br />

De huidige voorzitter wil juist graag meer nieuwe media benutten, maar dan<br />

vooral om te zenden en niet zozeer om te ontvangen. De geïnterviewden uit de categorie<br />

‘media’ geven echter zonder uitzondering aan dat het goed zou zijn als de Raad de<br />

nieuwe media meer benut, bijvoorbeeld door meer filmpjes te uploaden en door meer<br />

de mogelijkheid te bieden zaken te downloaden van de website van de Raad.<br />

90<br />

Van Duin, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop, Lessen in crisisbeheersing.<br />

Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, pag. 142.<br />

91<br />

Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds.<br />

66 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Er kleven voor- en nadelen aan de inzet van nieuwe media, zowel om te zenden als<br />

om te ontvangen. Als bijvoorbeeld een app ontwikkeld wordt waarmee burgers foto’s<br />

van gevaarlijke situaties in kunnen zenden naar de Raad, zal er een goede backoffice<br />

moeten zijn die in ieder geval communiceert naar alle inzendende burgers of en<br />

zo ja, wat er gebeurt met de inzending. Twitteren kan een nieuwe<br />

doelgroep bereiken, maar vraagt ook een extra<br />

alertheid op wat, wanneer door wie getwitterd<br />

“ga niet twitteren of zo<br />

wordt. Door de snelheid van het medium is een foutje<br />

(gezag en kwaliteit passen niet<br />

snel gemaakt. Het is verder de vraag of twitteren past<br />

bij dit medium)”<br />

bij de statuur van de Onderzoeksraad. De inzet van<br />

nieuwe media zou nader onderzocht kunnen worden,<br />

(openbaar bestuur)<br />

en in ieder geval onderdeel moeten zijn van een strategie.<br />

• Transparantie<br />

Transparantie van een organisatie draagt bij aan haar geloofwaardigheid. Transparantie<br />

in de betekenis van wat zij onderzoekt, waarom, met wie en hoe zij dit doet. Transparantie<br />

draagt op haar beurt bij aan de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie<br />

heeft op relevante partijen. Het is een onderdeel van haar accountability, haar wijze van<br />

verantwoording afleggen. Het is ook een noodzakelijke voorwaarde voor het ook op de<br />

lange termijn waarborgen van onafhankelijkheid.<br />

De website van de Onderzoeksraad is een prima plaats waar de Raad deze informatie<br />

beter benaderbaar kan maken voor een breed publiek. Up to date houden is hier bij<br />

wel een noodzakelijke voorwaarde.<br />

Uit gesprekken met verschillende leden van de Onderzoeksraad blijkt dat er geen ‘harde’<br />

criteria zijn op grond waarvan bepaald wordt of een bepaald incident onderzocht<br />

wordt of niet. Maatschappelijke onrust is een belangrijk criterium dat kan leiden tot<br />

de start van een onderzoek. Ook indien die onrust ontbreekt, maar er volgens de Raad<br />

sprake is van een structureel veiligheidstekort, kan een onderzoek gestart worden.<br />

Zoals ook in hoofdstuk 4 reeds aangegeven kan transparantie in selectiecriteria bijdragen<br />

aan legitimiteit.<br />

Ook van de monitoring van de aanbevelingen werd door diverse respondenten aangegeven<br />

dat deze transparanter diende te gebeuren. De eerder weergegeven Finse site is<br />

dus ook voor de transparantie een waardevolle mogelijkheid.<br />

6.3 spanningen en dilemma’s<br />

In deze paragraaf worden een aantal spanningen beschreven die zich naar onze mening<br />

voordoen binnen het gebied van beïnvloeding. Deze spanningen vormen soms<br />

zelfs dilemma's, die niet rationeel oplosbaar zijn. Deze spanningen doen zich o.a. voor<br />

in de relatie tot degenen die beïnvloed worden (stakeholders) en met welk doel er getracht<br />

wordt invloed uit te oefenen.<br />

Wij benoemen hier een aantal belangrijke spanningen en dilemma’s, gerelateerd aan<br />

beïnvloeding(smogelijkheden) van de Onderzoeksraad.<br />

Passagieren<br />

67


Het laveren en balanceren tussen deze spanningen is een voor de Raad continue proces:<br />

• Naming and shaming versus leren. Dit hangt samen met de wijze waarop de Raad<br />

heeft gecommuniceerd over het onderzoek naar de cellenbrand op Schiphol door<br />

middel van een - in de ogen van een aantal geïnterviewden - suggestieve film.<br />

• Samenspel tussen angst voor en gezag van de Raad. Het aftreden van ministers<br />

naar aanleiding van de Schiphol-brand heeft tot meer gezag geleid, zeker in de<br />

ogen van het publiek. Een dergelijke consequentie kan zich echter op termijn tegen<br />

de Raad keren. Gezagsdragers en bestuurders worden immers bang voor de Raad<br />

en zullen minder open praten, hetgeen op zijn beurt het leren niet bevordert.<br />

• Afstand nemen en aansluiten. Strategisch positioneren op de lerende functie gaat<br />

om afstand nemen van het heden. Om echter van invloed te zijn op de agenda’s<br />

van vandaag moet er aansluiting zijn op het heden. Anders kan gemakkelijk het<br />

verwijt volgen van “luchtfietserij”. Kritische reflectie vanuit de kracht van de Onderzoeksraad<br />

is alleen functioneel als deze gehoord en vervolgens ook als ter zake<br />

dienend geaccepteerd wordt. 92<br />

• Korte en lange termijn. Strategisch positioneren gaat meestal over de lange termijn<br />

en wat er in de toekomst aan de orde kan en zal zijn (vooruitblik). De Raad heeft de<br />

focus op ongevallen en dus vooral op de korte termijn en vanuit een terugblik. De<br />

kunst is dan de lange en korte termijn in eigen waarde te bezien, deze met elkaar<br />

te verbinden en vanuit deze visie de omgeving te beïnvloeden.<br />

• Draagvlak verwerven én urgentie opwekken. Het beïnvloeden van de omgeving c.q.<br />

het netwerk helpt om te wijzen op toekomstige uitdagingen of op toekomstige effecten<br />

van de huidige aanpak. Dat betekent een confrontatie ook met zaken die nu<br />

nog niet zichtbaar zijn. Oftewel het agenderen van nieuwe onderwerpen. De kunst<br />

is dan zowel het bereiken van benodigde urgentie voor verandering als het verbinden<br />

van partijen aan een ander perspectief. Per definitie betekent dit het beïnvloeden<br />

van het politieke domein. 93<br />

• Nuance en urgentie als uitersten op een continuüm. Enerzijds heeft de Raad een<br />

belangrijke signalerende functie om mensen bewust te maken van risico’s. Anderzijds<br />

wordt de veiligheid er niet mee gediend door voortdurend over onveiligheid te<br />

spreken. Aandacht voor redelijkheid en nuance kunnen hierbij helpen.<br />

6.4 conclusies en aanbevelingen<br />

De ingezette verbreding van werkterreinen door de Raad heeft impact op zijn beïnvloeding<br />

van belangrijke stakeholders. Het vraagt een kritische blik op wie de invloed<br />

aanwendt op welke groep actoren en vervolgens hoe dit gebeurt. Dit mede om het huidige<br />

breed gedragen positieve beeld over de Raad in de persoon van de voorzitter, de<br />

kwaliteit van de aanbevelingen en haar leerfunctie te behouden.<br />

92<br />

Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 16.<br />

93<br />

Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 14.<br />

68 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Wij bevelen de Raad daartoe het volgende aan:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />

verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />

mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />

communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />

een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />

veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />

en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Passagieren<br />

69


70 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


7 Scheepsjournaal<br />

7.1 inleiding<br />

Inmiddels hebben wij bijna alle etappes van deze expeditie achter ons gelaten. Wij<br />

slaan ons laatste kamp op en halen de herinneringen op aan de belevenissen die achter<br />

ons liggen. Het doel waarmee wij vertrokken was om antwoord te kunnen geven<br />

op de vraag wat een uitbreiding van de werkterreinen, en daarmee de verbreding van<br />

het krachtenveld, voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid<br />

betekent.<br />

Van ‘buiten’ naar ‘binnen’ kijkend hebben wij, onder andere door het interviewen van<br />

meer dan veertig relevante stakeholders in zes verschillende categorieën rondom de<br />

Onderzoeksraad, onderzocht hoe de beeldvorming is ten aanzien van de Raad en waar<br />

kansen en bedreigingen liggen ten aanzien van de verbreding van het werkterrein. De<br />

stakeholders maken deel uit van de authorizing environment van de Onderzoeksraad.<br />

Met het model van de strategic triangle van Mark Moore als instrument hebben wij ons<br />

door een literatuurstudie en interviews genavigeerd. Vervolgens hebben we op basis<br />

van de verkregen inzichten een SWOT-analyse uitgevoerd die heeft geleid tot drie dominante<br />

thema’s voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

Het betreft strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden. In dit hoofdstuk<br />

worden de belangrijkste conclusies die we hebben getrokken tijdens ons verblijf<br />

bij de verschillende thema’s in samenhang bekeken. Op basis van deze conclusies<br />

voorzien wij vervolgens de opdrachtgever van adviezen. In een aantal gevallen zijn de<br />

adviezen direct toepasbaar, in andere gevallen leggen we de Raad een keuzemogelijkheid<br />

voor of bevelen we ze aan nader onderzoek te verrichten over hoe de Raad zich<br />

vanuit het laatste kamp naar zijn nieuwe strategische positie kan begeven.<br />

7.2 conclusies<br />

De centrale onderzoeksvraag waarmee wij van start zijn gegaan luidde:<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld- voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />

De algehele conclusie is dat de verbreding van het werkterrein door de Onderzoeksraad<br />

consequenties heeft voor de public value, authorizing environment en de operating<br />

capacity van de Raad. Deze consequenties laten zich nader uitwerken in de thema’s<br />

strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden.<br />

De consequenties voor public value maakten wij met name inzichtelijk in hoofdstuk 4,<br />

waarin wij concludeerden dat de Raad op basis van de hem op dit moment ter beschikking<br />

staande selectiecriteria eigenlijk vrijwel alles kan onderzoeken. Strategisch<br />

selecteren, dat wil zeggen het aanpassen van de selectiecriteria in samenhang met<br />

Scheepsjournaal<br />

71


een heroriëntatie op de missie en visie van de Raad, zou bij kunnen dragen aan een<br />

scherper profiel of ‘brand’ van de Onderzoeksraad. Dat kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />

van de Raad en aan de relatie met de stakeholders. Daarnaast kan het leiden<br />

tot meer houvast om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />

kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit om te kunnen gaan. Hiervoor hebben<br />

wij een viertal handelingsperspectieven voor de Raad beschreven te weten:<br />

• de vakman spreekt;<br />

• de burger spreekt;<br />

• de meta-beeldanalyse;<br />

• topjes van de ijsberg.<br />

Ten aanzien van de meta-beeldanalyse hebben wij onze twijfels geuit of deze, de positie<br />

van de Raad in beschouwing nemende, door de Onderzoeksraad zelf plaats zou<br />

moeten vinden. Naar onze mening ligt het meer voor de hand dat de Raad de sectoren<br />

stimuleert zelf tot een dergelijke analyse te komen, voor zover dat nog niet het geval<br />

is. De Raad zou dan kunnen volstaan met een (veiligheids)scan op basis van enerzijds<br />

een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten (topjes van de<br />

ijsberg) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer<br />

evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan. De kracht zit dan vooral in de<br />

combinatie van beide.<br />

Wij concludeerden dat de Raad deze handelingsperspectieven op diverse manieren<br />

situationeel kan inzetten. Kiezen, combineren, volgtijdelijk maken, scheiden, ondergeschikt<br />

maken, ontkennen en backstage benutten zijn de opties die we daarbij presenteerden.<br />

In hoofdstuk 5, zijn wij met name in gegaan op de consequenties van de verbreding<br />

van het werkterrein van de Onderzoeksraad voor Veiligheid voor de operating capacity.<br />

Wij beredeneerden dat de voortschrijdende verbreding met zich mee brengt dat, bij<br />

gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen de kwaliteit en doorlooptijd<br />

van de producten van de Raad onder druk kunnen komen te staan. Het aangaan<br />

van structurele strategische samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan het oplossen<br />

van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. Wij onderkennen dat dit in een<br />

aantal gevallen risico’s met zich mee kan brengen voor de onafhankelijkheid van de<br />

Raad. Deze kunnen echter naar ons oordeel worden beheerst door zoveel mogelijk<br />

transparant handelen door de Raad, alsmede door het implementeren van een aantal<br />

aanvullende rule-based en/of principle-based maatregelen.<br />

Wij onderkennen een vijftal mogelijke structurele strategische samenwerkingsmogelijkheden<br />

voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het betreft:<br />

• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />

• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />

• samenwerken met kennisinstituten;<br />

• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />

• samenwerking stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />

72 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


In hoofdstuk 6 gingen we in op de consequenties van de verbreding van de werkterreinen<br />

van de Raad voor de authorizing environment en concentreerden wij ons op het thema<br />

strategisch beïnvloeden. We zien daarbij dat door het verbreden van de werkterreinen<br />

het aantal actoren waarmee de Onderzoeksraad te maken krijgt en de diversiteit<br />

daarvan toeneemt. Er zijn twee redenen waarom het voor de Raad van essentieel belang<br />

is actoren uit de omgeving te beïnvloeden. In de eerste plaats is dat om de public<br />

value van de Raad optimaal te realiseren. De bij een gebeurtenis betrokken partijen<br />

moeten worden beïnvloed om de door de Raad gedane aanbevelingen op te volgen en<br />

om te leren van de gebeurtenis. In de tweede plaats moeten de partijen die steun, legitimiteit<br />

en mandaat verlenen aan de Raad worden beïnvloed om die steun te blijven<br />

continueren.<br />

Over de public value (opvolgen van aanbevelingen en leren) en de wijze waarop de Onderzoeksraad<br />

die tracht te beïnvloeden hebben wij vastgesteld dat verschillende respondenten<br />

aangaven dat de Raad onvoldoende rekening houdt met de kosten en baten<br />

van de gedane aanbevelingen, weinig maatwerk toepast en te passief is ten aanzien<br />

van het monitoren van de implementatie van de gedane aanbevelingen. De Raad<br />

spreekt bovendien niet vooraf met de sector over de (realiseerbaarheid van de) aanbevelingen.<br />

Voor het krijgen en behouden van steun voor het voortbestaan van de Raad is vooral<br />

het beeld dat de verschillende stakeholders hebben van de Raad relevant. Uit zowel<br />

ons onderzoek als eerder onderzoek blijkt dat het beeld van de kwaliteit van de onderzoeken<br />

en rapporten van de Raad bij de meeste respondenten positief is. De onafhankelijkheid<br />

en gedegenheid van de Raad worden eveneens breed gewaardeerd en het<br />

vertrouwen dat de Raad de feiten ‘boven water’ krijgt is groot. Een onderwerp dat geregeld<br />

ter sprake is gekomen zijn de lange doorlooptijden van de onderzoeken. Enkele<br />

respondenten vonden dat langere doorlooptijden bij een gedegen onderzoek horen,<br />

maar de meeste anderen waren daar niet positief over. De wijze van communiceren<br />

door de Raad wordt door sommigen als (te) traditioneel bestempeld. Het beeld van de<br />

voorzitter van de Onderzoeksraad als boegbeeld van de organisatie blijkt meer ambivalent.<br />

In de pioniersfase is een prominent boegbeeld een vereiste voor het voortbestaan<br />

geweest. Diverse respondenten gaven te kennen dat thans meer ‘het instituut’<br />

en minder de voorzitter de aandacht zou moeten krijgen. Anderen vinden juist een<br />

‘gezicht’ van belang. Formele contacten van de Raad met de Tweede Kamer zijn beperkt.<br />

Ook troffen wij aan dat de in de Wet verankerde leerfunctie van de Raad, onder<br />

nadrukkelijke uitsluiting van onderzoek naar de schuldvraag, niet altijd in de beeldvorming<br />

rondom de Raad tot uitdrukking komt.<br />

Scheepsjournaal<br />

73


7.3 adviezen<br />

In ons voorwoord gaven wij al aan dat wat ons betreft hier geen sprake is van een<br />

eindresultaat. De Raad is in ontwikkeling en is op reis naar een volgende fase. Hij<br />

is hierbij op zoek naar de bestemming, de juiste bagage en het hierbij passende reisgezelschap.<br />

Op grond van onze bevindingen hebben we een aantal adviezen voor de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die hun strategische positionering bij uitbreiding<br />

van de werkterreinen zouden kunnen versterken. Sommige daarvan zijn direct te<br />

implementeren, terwijl andere nadere besluitvorming en/of onderzoek vergen. Dit<br />

allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten volbrengen.<br />

Wij gaan ervan uit dat onderstaande adviezen, gebaseerd op de door ons geformuleerde<br />

conclusies, hierbij behulpzaam kunnen zijn. Aangezien ze volgens de theorie van Moore<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus ook wederzijds van invloed zijn op<br />

elkaar doet de Raad er goed aan deze integraal te verkennen.<br />

Strategisch selecteren:<br />

• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de Onderzoeksraad.<br />

• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />

• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />

• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />

sector.<br />

• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />

• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />

• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Strategisch samenwerken:<br />

• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />

te poolen.<br />

• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte onderzoeken<br />

waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />

• Onderzoek de samenwerking met kennisinstituten, sectoren en inspecties.<br />

• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />

en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />

74 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Strategisch beïnvloeden:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />

verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />

mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />

communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />

een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />

veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />

en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Scheepsjournaal<br />

75


76 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


8 Plunjebaal<br />

Deze expeditie nadert voor ons zijn einde. Maar (nieuwe) expedities gaan verder. Voor<br />

ons, voor de NSOB en voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Onze expeditie begon 2<br />

jaar geleden in september aan de Lange Voorhout in Den Haag. Met 16 fellows onderweg<br />

naar Graduation Day. De expeditie van de NSOB begon met een plunjebaal vol<br />

praktijkervaringen van de verschillende fellows die gedurende de reis ruim werd aangevuld.<br />

Vele theoretische inzichten kwamen in de verschillende etappes van de expeditie<br />

voorbij. De plunjebaal werd zwaarder en zwaarder. Het toegenomen inzicht heeft<br />

ons ook geholpen sommige ballast letterlijk en figuurlijk over boord te gooien. Naast<br />

de ruime theoretische inzichten die werden aangeboden en toegevoegd aan onze<br />

plunjebaal was daar ook de kans om al deze ervaringen te gebruiken in volgende etappes.<br />

De verschillende atelieropdrachten alleen of samen binnen het boeiende landschap<br />

van de overheid gaven ruim de gelegenheid kennis en ervaring bij elkaar te<br />

brengen. Een belangrijke reflexieve periode in de expeditie was de buitenlandse etappe.<br />

Acht tot tien weken echt op jezelf teruggeworpen worden in een vreemde omgeving,<br />

met een vreemde cultuur en een vreemde taal. Het maken van verbinding met<br />

de lokale bevolking was iets wat tijdens een expeditie niet kan en mag ontbreken.<br />

Kijken met een andere bril, vanuit een ander perspectief. Met het voortgaan van de<br />

NSOB expeditie moest een volgende etappe worden afgelegd. Een nieuw team werd<br />

samengesteld. Na de nodige hobbels bij de teamsamenstelling werd een geweldig<br />

team geformeerd met sterk verschillende personen met nog sterker verschillende ervaringen<br />

en competenties. Na een eerste verkenning van de nieuwe etappe wederom<br />

op weg. Tijdens het laatste gedeelte van deze Master of Public Administration was<br />

onze opdrachtgever Tjibbe Joustra. Paul ‘t Hart was vanuit het basiskamp coachend<br />

beschikbaar. Zoals goede opdrachtgevers en coaches betaamt gaven ze richting maar<br />

lieten de route aan ons. Net als de in het eerste gedeelte van dit rapport genoemde<br />

verstandige strateeg, die onderweg steeds op basis van nieuwe indrukken en inzichten<br />

zijn route aanpast.<br />

Voor deze NSOB expeditie voorlopig de laatste etappe. En wat voor één. We stapten<br />

een andere wereld binnen. De wereld van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Veiligheid<br />

is nog steeds een groeiend thema in de samenleving. Dat hebben we overal op<br />

onze reis kunnen zien en ervaren. Vele boeken zijn volgeschreven en het laatste woord<br />

is er beslist nog niet over gesproken. Zolang de mensheid bestaat zal er sprake zijn<br />

van gevoelens van onveiligheid. Waar enerzijds velen geen enkele inmenging van de<br />

overheid accepteren is de verwachting anderzijds dat diezelfde overheid veel moet<br />

doen om de veiligheid van mensen te borgen. Een prachtig dilemma, dat op vele terreinen<br />

speelt waar het gaat om overheidsbemoeienis.<br />

Plunjebaal<br />

77


In dat interessante speelveld acteert ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Wij<br />

mochten met dank aan de heer Joustra, door het werken aan de toepassingsopdracht<br />

van de NSOB, binnen treden in dit boeiende terrein. Net als in elke expeditie een terrein<br />

met prachtige vergezichten, maar ook met valkuilen, doodlopende routes en te<br />

omzeilen obstakels. Soms met bossen zo dicht dat wij de bomen niet meer konden<br />

zien. Dankzij de plunjebaal vol kennis en reflexiviteit vonden wij toch onze weg. De<br />

inkijk in het afwisselende landschap op hoog niveau rondom de Onderzoeksraad was<br />

zeer inspirerend, maar gaf ons ook een enorme tijdsdruk. De deadline voor de eindstreep<br />

kwam zienderogen naderbij.<br />

De afronding van een MPA expeditie in teamverband en niet individueel maakt dat net<br />

als in ons reguliere werk het een proces is wat je samen doormaakt. Met elkaar hebben<br />

we meerdere deadlines laten verstrijken omdat we groot belang hebben toegekend<br />

aan zeer interessante verkenningen en vergezichten. Prachtige bewoners van het<br />

Veiligheidslandschap hebben we mogen ontmoeten. Elke keer werden wij weer positief<br />

verrast door een waardevolle inbreng van de verschillende respondenten.<br />

In de literatuurstudie, de talrijke interviews en uiteindelijk de verwerking van al die<br />

informatie tot een rapport, werd duidelijk dat onze plunjebaal de afgelopen jaren behoorlijk<br />

gevuld is. De combinatie met een drukke baan en onze families die ook aandacht<br />

behoefden, maakte dat we ook op dit thema net als in een echte expeditie veelvuldig<br />

met onszelf werden geconfronteerd.<br />

Ook de confrontaties met meerdere coaches en de begeleidende docenten was betekenisvol.<br />

Toch hebben we regelmatig verzucht: “Hebben we het onszelf niet te moeilijk<br />

gemaakt?”. Waarop na enige tijd wel weer volgde “maar we hebben wel de leukste<br />

opdracht”, en bovendien een prachtige expeditie. De tip van less is more was zeer op<br />

zijn plaats. Dat is bijna gelukt. De rest is vooral betrokkenheid en enthousiasme.<br />

De theorie van Mark Moore heeft ons geïnspireerd. Het idee van public value spreekt<br />

ons aan. Het is natuurlijk een theoretisch model. Onze expeditie heeft ons nog beter<br />

geleerd dat de praktijk niet in een model te vangen is. Het heeft ons denken wel gescherpt.<br />

Het aantal brillen dat we kunnen opzetten is fors uitgebreid. In de huidige<br />

wereld van verantwoorden en dashboards mag de bril van public value hoger op de<br />

agenda. Net als bij de Onderzoeksraad gaat het niet om mooie rapporten, maar om het<br />

daadwerkelijke effect in de samenleving. Wordt het er echt veiliger van?<br />

Wat hebben wij geleerd van deze expeditie? Ten eerste weten we dat hij persoonlijk<br />

verder gaat. Leerzaam was het in elk geval, zowel voor ons als voor de door ons geïnterviewden.<br />

Sommigen gebruikten het interview om dingen kwijt te kunnen over de overheid<br />

die ze altijd al kwijt hadden gewild. Anderen gebruikten het als slijpsteen om hun<br />

eigen mening te toetsen. Het hield ons scherp, maar betekende ook dat de reis er bijna<br />

op zit.<br />

78 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Het werken in onze groep heeft nog meer helder gemaakt waar ieders sterke en te<br />

ontwikkelen kanten liggen. De retraiteweek in een vakantiehuisje in Voorthuizen, met<br />

onverwacht koninklijk bezoek, was voor ons een onvergetelijke ervaring in een mooie<br />

expeditie.<br />

Het voorrecht dat we in de MPA opleiding en ter afronding in deze toepassingsopdracht<br />

vooral ‘van buiten naar binnen’ hebben mogen kijken in de wereld van het<br />

openbaar bestuur heeft bijgedragen aan een verruiming van onze blik op de overheid<br />

in het algemeen en het veiligheidsdomein in het bijzonder.<br />

Een prachtige expeditie, die in september 2010 begon en op 16 juni 2012 zal worden<br />

afgerond.<br />

Een expeditie om nooit te vergeten.<br />

Plunjebaal<br />

79


Bijlage i:<br />

Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />

Visie<br />

Ingeval van een ongeval of ramp is het van essentieel belang dat uit het gebeurde<br />

lering wordt getrokken. Alleen zo wordt herhaling zo veel als mogelijk voorkomen.<br />

Voor het bereiken van dat leereffect is het nodig de achterliggende oorzaken van het<br />

voorval te achterhalen. In die achterliggende oorzaken zijn immers de (systematische)<br />

bedreigingen voor de veiligheid te vinden. Kennis over bedoelde achterliggende oorzaken<br />

kan dus de veiligheid in de toekomst vergroten. Strafrechtelijke onderzoeken of<br />

civielrechtelijke procedures zijn naar hun aard minder geschikt voor het achterhalen<br />

van de achterliggende oorzaken van een voorval. Om het genoemde leereffect te bereiken<br />

is het daarom noodzakelijk dat een diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek<br />

plaatsvindt. Dit onderzoek is in Nederland opgedragen aan de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid.<br />

Missie<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen<br />

te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken, tot de taak te onderzoeken<br />

en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken zijn van voorvallen die<br />

hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel of dodelijke slachtoffers,<br />

dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke voorvallen.<br />

De raad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven dat de onderste<br />

steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan het wegnemen van<br />

maatschappelijke verontrusting als gevolg van het voorval.<br />

Het onderzoek van de Onderzoeksraad is gericht op het onderkennen van de in de<br />

achterliggende oorzaken van het voorval besloten liggende systematische bedreigingen<br />

voor de veiligheid. De Onderzoeksraad signaleert en identificeert dergelijke structurele<br />

veiligheidstekorten, en formuleert aanbevelingen.<br />

De Onderzoeksraad verricht zijn onderzoek in een strikt onafhankelijke positie ten<br />

opzichte van de bij het voorval betrokken partijen. Een strikte scheiding van eventueel<br />

strafrechtelijk onderzoek en/of civielrechtelijke procedures waarborgt dat het onderzoek<br />

onbelemmerd zijn loop kan hebben.<br />

Strategie<br />

De Onderzoeksraad verricht zijn werkzaamheden op basis van een brede bevoegdheid<br />

tot onderzoek, die alleen de terreinen van openbare-ordeverstoring, politieoptreden en<br />

krijgshandelingen uitsluit. De Raad voert daarnaast een deel van zijn taak uit op basis<br />

van wettelijke onderzoeksverplichtingen, die hun oorsprong vinden in internationale<br />

regelgeving.<br />

80 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Bij het invullen van zijn vrije bevoegdheid tot onderzoek moet de Raad keuzes maken.<br />

Ingeval van een zeer ernstig voorval zal de Raad, conform de maatschappelijke verwachtingen,<br />

steeds onderzoek verrichten. Bij het voor het overige invullen van zijn<br />

vrije onderzoeksruimte ziet de Raad in aanwezige maatschappelijke verontrusting als<br />

gevolg van een voorval een belangrijke legitimatie voor onderzoek. Ook verontrusting<br />

bij de Raad zelf, vanuit zijn specifieke kennis en ervaring, kan een legitimatie voor<br />

onderzoek vormen. Binnen de legitimatie, ingegeven door maatschappelijke verontrusting<br />

of verontrusting bij de Raad zelf, richt de Raad zich met name op situaties<br />

waarin een derde partij de controle over en de beheersing van voor individuen geldende<br />

veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />

De Raad richt zijn onderzoek zodanig in dat hij met betrekking tot het aspect ‘lering<br />

trekken uit het voorval’ een regierol vervult ten opzichte van zijn omgeving. De Raad<br />

streeft daarbij naar optimale afstemming met de rijksinspecties en wil het er waar<br />

nodig en mogelijk toe leiden dat de expertise van (medewerkers van) betrokken inspecties<br />

ten nutte is van zijn onderzoek. De Raad beschouwt het verder als onderdeel<br />

van zijn regierol om, wanneer de veiligheid dat vereist, gedurende zijn onderzoek tussentijds<br />

te waarschuwen door middel van een tussentijdse aanbeveling of een tussentijdse<br />

rapportage.<br />

Bijlage i: Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />

81


Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid in een nieuwe fase van ontwikkeling<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet ingesteld in 2004 en kwam in werking in<br />

het begin van 2005. De Raad heeft inmiddels een plek verworven in de Nederlandse<br />

samenleving. De rapporten worden gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />

De Raad is een eigenstandige organisatie en is inmiddels te zien als onderdeel<br />

van het veiligheidscomplex (Terpstra, 2010). In 2008 heeft een eerste evaluatie plaatsgevonden<br />

door een Commissie onder leiding van M. Sint.<br />

In het jaar 2011 heeft de Raad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />

de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere’ fase. Welke fase dat zal zijn<br />

is moeilijk in een woord samen te vatten maar zou onderdeel van studie kunnen zijn.<br />

De Raad ondergaat in elk geval een uitbreiding van het werkterrein (openbare orde) en<br />

de indruk bestaat dat wanneer een netelige publieke kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />

te plaatsen is, de Raad gevraagd wordt onderzoek te doen. Recent bijvoorbeeld<br />

naar de problemen met de beveiliging van de digitale communicatie tussen overheid<br />

en burgers met als trefwoord DigiNotar. Deze voor de Raad op het eerste gezicht positieve<br />

ontwikkeling roept de vraag op hoe de Raad zich verhoudt tot andere organisaties<br />

en instellingen in het veiligheidscomplex, zoals bijvoorbeeld toezichthouders,<br />

opsporingsinstanties, adviesraden. Bovendien zal de Raad door deze taakverbreding<br />

wellicht meer en meer te maken krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van de<br />

politiek en de media.<br />

De Raad heeft behoefte aan een nadere analyse van zijn strategische positie in het<br />

geheel van (overheids-) instanties die verantwoordelijkheden dragen in het veiligheidsdomein.<br />

Daarom vraagt de Raad aan de NSOB een dergelijke strategische analyse te maken.<br />

De centrale onderzoeksvraag luidt:<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld – voor de strategische positie van de OW, nu en in de toekomst en hoe moet deze<br />

strategische positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />

onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />

82 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Hierbij zou in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan:<br />

• De plaats van de Raad in het veld van actoren dat verantwoordelijkheden draagt in<br />

het veiligheidsdomein.<br />

• De gevolgen van de taakverbreding van de Raad voor de positionering en het imago<br />

van de Raad.<br />

• De ontwikkeling die het taakgebied van de Raad zal doormaken in termen van<br />

trends, veranderingen en kansen en risico’s.<br />

• De consequenties van de taakverdeling voor werkwijze en onderzoeksmethode.<br />

• De risico’s die fenomenen als ‘incidentgerichtheid’ meebrengen voor de Raad.<br />

• De ontwikkeling van en verandering in de verhouding van de Raad met de media,<br />

mede ook door de ontwikkeling van nieuwe media.<br />

De Raad acht het zinvol om in deze analyse ook gebruik te maken van een internationale<br />

vergelijking.<br />

De Raad vraagt de fellows van de NSOB die zaken te adresseren waarvan zij vinden<br />

dat ze voor de Raad van belang zijn. Voor de verdere uitwerking en nadere afspraken<br />

stelt de OVV een gesprek met de opdrachtnemers, alvorens de werkzaamheden te beginnen,<br />

op prijs.<br />

Opdrachtgevers vanuit de OVV:<br />

Contactpersoon :<br />

Begeleider:<br />

mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />

prof.dr.ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />

mr. I. Visser, algemeen secretaris van de Raad,<br />

m.visser@onderzoeksraad.nl<br />

prof.dr. P. ‘t Hart<br />

hart@nsob.nl<br />

Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA10-12<br />

83


Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />

• Dr. O. M.J. Adang, Lector Openbare orde & Gevaarbeheersing Politieacademie<br />

• Prof. Mr. M. Barendrecht, Hoogleraar privaatrecht Universiteit van Tilburg<br />

• A.H. Berg, Zelfstandig adviseur<br />

• Mr. M.J. Bloos, Hoofdofficier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />

• Mr. J. A. van den Bos, Inspecteur-Generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

• L. Branderhorst, MSc, Rijkstrainee, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Prof. dr. A.F.M. Brenninkmeijer, Nationale Ombudsman<br />

• Mr. H.N. Brouwer, Oud-voorzitter College van procureurs-generaal<br />

• Ir. S. Coorens, Afdelingshoofd Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />

• Mr. J. Demmink, Secretaris-Generaal Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Dr. M. van Duin, Lector crisisbeheersing NIFV en Politieacademie<br />

• A. Elissen, Lid Tweede Kamer PVV<br />

• Mr. J.G.A. Fetter, Plv. hoofd Inspectie/MT-lid politie, brandweer, GHOR<br />

• Drs. H.G. Geveke, Algemeen directeur integrale veiligheid TNO<br />

• Mr. Th. C. de Graaf, Lid Eerste Kamer D66<br />

• Prof. Dr. I. Helsloot, Hoogleraar Besturen van Veiligheid Radboud Universiteit<br />

Nijmegen<br />

• A. Jorritsma, Burgemeester Almere<br />

• Mr. Tj. Joustra, Voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• S. Kuypers, Nieuwsmanager ANP<br />

• Drs. G.H.O. van Maanen, Secretaris-generaal Ministerie van VWS<br />

• A. Marcouch, Lid Tweede Kamer PvdA<br />

• Prof. Dr. Ing. F.J. H. Mertens, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Prof. Dr. Mr. E. R. Muller, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid, hoogleraar Veiligheid<br />

en Recht Universiteit van Leiden<br />

• Drs. G. van Oosten, Chef verslaggeving GPD<br />

• Dr. mr. M. Oosting, Oud Nationaal Ombudsman, staatsraad Raad van State<br />

• Dr. ir. J.G. Post, Manager Onderzoek Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid<br />

• Dr. A.A.G.M. Raak, Lid Tweede Kamer SP<br />

• Mr. R. de Rijck, Officier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />

• Ing. I.M. van Rossum, Medewerker Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />

• Dr. A. Scholtens, Hoofd Onderzoek Crisislab<br />

• Drs. C.J.A.M. Smitshuysen, Programmamanager nationale veiligheid regionaal op<br />

orde, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Mr. B. Steensma MPA, Hoofd Officier van Justitie<br />

• Drs. H. Stijntjes, Coördinerend senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid<br />

en Justitie<br />

• Prof. Dr. Ir. J.B. Terpstra, Hoogleraar Criminologie Radboud Universiteit Nijmegen<br />

• Mr. J. Thunnissen, Inspecteur- generaal Inspectie Leefomgeving en Transport<br />

• Prof. Dr. P. Tops, Lid College van Bestuur Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde<br />

Universiteit van Tilburg<br />

• Prof. Dr. M.J.W. van Twist, Hoogleraar Bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

84 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Mr. I. Visser, Algemeen Secretaris Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Ir. J. van der Vlist, Topadviseur Algemene Bestuursdienst van het Rijk<br />

• Prof. Mr. P. van Vollenhoven, Oud-voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Drs. H.W.M. Wesseling, associé Berenschot, Algemeen directeur Nicis Institute<br />

• Drs. J.K. van Wijngaarden MPH, Hoofd Inspecteur Publieke en geestelijke gezondheidszorg<br />

• Prof.mr.dr. S. Zouridis, Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit van Tilburg<br />

Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />

85


Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />

Facultatief /per actor een selectie van de vragen<br />

Interviewvragen<br />

Algemeen/Imago/SWOT<br />

1. Wat is het eerste waar u aan denkt als u “Onderzoeksraad voor de Veiligheid”<br />

hoort?<br />

2. Heeft u ooit zelf te maken gehad met de OVV (in welk kader en hoe was dat)?<br />

3. Wat vindt u de sterke kanten van de OVV?<br />

4. Wat vindt u de minder goede kanten van de OVV?<br />

5. Wie zijn volgens u de belangrijkste stakeholders van de OVV?<br />

6. Wat ziet u als de grootste kansen voor de OVV?<br />

7. Wat ziet u als de grootste bedreigingen voor de OVV?<br />

8. Wat is volgens u de belangrijkste rol die de OVV vervult?<br />

9. Hoe zou u de relatie tussen uw organisatie en de OVV betitelen?<br />

Verbreding werkterrein OVV<br />

10. Wat zijn volgens u de grenzen van het werkterrein van de OVV? Wat vindt u van<br />

die grenzen?<br />

11. Verwacht u dat de huidige tendens in de samenleving om steeds meer onderwerpen<br />

te verbinden met veiligheid zich de komende 5 tot 10 jaar zal voortzetten<br />

of verwacht u juist een kentering hierin? Waarom?<br />

12. Weet u of er uitgesproken voorstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />

Wie?<br />

13. Weet u of er uitgesproken tegenstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />

Wie<br />

14. Wat zijn volgens u de gevolgen van deze uitbreiding voor de OVV?<br />

15. Wat zijn volgens u de aan de verbreding van werkterreinen verbonden kansen<br />

en bedreigingen? Intern? Extern?<br />

16. Wat vindt u van het onderzoek van de OVV naar digitale veiligheid (DigiNotar)<br />

17. Wat vindt u van mogelijke uitbreiding van taken van de OVV naar openbare orde?<br />

18. In een interview geeft dhr. Joustra aan dat hij meer tijd aan de zorg wil besteden?<br />

Wat vindt u hiervan?<br />

19. Wat betekent de taakuitbreiding van de OVV voor de relatie met uw organisatie?<br />

20. Welke kansen en bedreigingen voor de OVV ziet u in deze uitbreiding(en)?<br />

21. Wat is uw mening over de volgende scenario’s voor het werkterrein: (ongewijzigd<br />

beleid, back to the roots, verbreding, verdieping, meer aandacht voor bijnaincidenten,<br />

verbreding én verdieping of juist ‘ontdieping’ (op hoger abstractieniveau<br />

dwarsverbanden signaleren etc.)<br />

22. Als de OVV al selecteert en prioriteert bij het verrichten van onderzoeken, op<br />

welke basis zou dat dan moeten?<br />

86 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Effectiviteit / meerwaarde OVV<br />

23. Voor wie werkt de OVV naar uw mening vooral?<br />

24. Wat vindt u van de kwaliteit van de rapporten die de OVV schrijft?<br />

25. Wat vindt u van de kwaliteit van de aanbevelingen die de OVV doet (relevant,<br />

duidelijk, uitvoerbaar, betaalbaar, proportioneel etc.)?<br />

26. Heeft de OVV ten aanzien van de overige actoren in het veiligheidsdomein een<br />

meerwaarde? Indien ja, welke is dat?<br />

27. Hoe hebben andere relatief autonome publieke onderzoeksinstellingen zich<br />

gepositioneerd (ARK, WRR en Nationale Ombudsman)?<br />

28. Volgt u de implementatie van aanbevelingen?<br />

29. Stimuleert u actief de implementatie van aanbevelingen?<br />

30. Is er (politieke) druk om bevindingen of aanbevelingen aan te passen? Indien ja,<br />

hoe gaat u daar mee om?<br />

31. Is er sprake van inkapseling door het systeem?<br />

32. Op welke wijze communiceert uw organisatie met uw belangrijkste doelgroepen?<br />

33. Hanteert uw organisatie een mediastrategie en zo ja welke?<br />

34. Hoe gaat u om met media? Actief, passief, reactief…<br />

35. Maakt u ook gebruik van de ‘nieuwe media’?<br />

36. Hoe krijgt u de aandacht van de media?<br />

37. Bent u ook ‘achter de schermen’ actief?<br />

38. Welk advies zou u dhr. Joustra willen geven om de effectiviteit of het rendement<br />

van de OVV te verhogen?<br />

39. Hoe kan volgens u het beste geborgd worden dat de effectiviteit van de OVV op<br />

de langere termijn wordt geborgd en dat er wat met de adviezen gebeurt?<br />

40. Wie zou naar uw mening de implementatie van de aanbevelingen moeten volgen?<br />

41. Vindt u dat de OVV een rol moet vervullen in het monitoren van haar eigen aanbevelingen?<br />

Zijn daar risico’s aan verbonden? (inkapseling van de OVV)<br />

42. Moet de OVV alleen feitelijke bevindingen en conclusies presenteren of ook aanbevelingen<br />

doen? Waarom vindt u dat?<br />

Interne organisatie<br />

43. Welke kwaliteiten heeft de OVV nodig om de toekomst met een gerust hart tegemoet<br />

te treden?<br />

44. Bent u bekend met de interne organisatie van de OVV? Hoe staat het met opbouw<br />

kennis, deskundigheid en competenties, verloop etc.?<br />

45. Welk vakmanschap is nodig om conclusies te trekken en welk vakmanschap is<br />

nodig voor het doen van aanbevelingen?<br />

46. Wat vindt U van het model huisarts-specialist? Hoe schat u het specialistische<br />

vakmanschap in van de OVV tov andere organisaties in de onderzoekswereld?<br />

Universiteiten, inspecties, private onderzoeksbureaus?<br />

Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />

87


Samenwerking externe partners<br />

47. Hoe ziet u uw de relatie met de OVV? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

48. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de ministeries? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

49. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de Tweede Kamer? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

50. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de media? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

51. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en inspecties? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

52. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de universiteiten? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

53. Tussen de OVV en COT en IPIT? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

54. Ziet u kansen in samenwerking tussen OVV en universiteiten?<br />

55. Heeft uw organisatie structurele samenwerkingsverbanden met externe partners<br />

(welke en hoe wordt de onafhankelijkheid daarbij geborgd?)<br />

56. Wat betekent de uitbreiding van werkterreinen voor de relaties van de OVV met<br />

de belangrijkste partijen in het speelveld?<br />

Afronding<br />

Dank voor uw medewerking. Afsluitend zouden we u nog graag enkele stellingen<br />

willen voorleggen<br />

57. De OVV moet streven naar verbreding van werkterreinen<br />

58. De OVV moet focussen op transportveiligheid<br />

59. Goed dat de Onderzoeksraad DigiNotar heeft onderzocht<br />

60. Goed dat de Onderzoeksraad Hartchirurgie (Radboud) heeft onderzocht<br />

61. De OVV moet zich beperken tot fysieke veiligheid<br />

62. Openbare orde vraagstukken moeten onderdeel worden van het werkterrein van<br />

de OVV<br />

63. De aanbevelingen die de OVV doet zijn realistisch en haalbaar<br />

64. De OVV moet zich beperken tot conclusies (de feiten op tafel) en geen aanbevelingen<br />

doen<br />

65. De OVV heeft voldoende specialistische kennis om aanbevelingen te kunnen<br />

geven<br />

66. Het geven van aanbevelingen door de OVV is strijdig met de gewenste onafhankelijke<br />

positie<br />

67. Een organisatie leert het best als deze publiekelijk ter verantwoording wordt<br />

geroepen<br />

68. De OVV slaagt er goed in dat de samenleving leert van incidenten<br />

88 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

Er is een groot aantal interviews gehouden met respondenten uit de zes verschillende<br />

groepen actoren: Politiek, Media, Wetenschap, Concullega’s, Benchmarkorganisaties en<br />

Openbaar bestuur. De interviews zijn schriftelijk uitgewerkt en ter accordering aan de<br />

verschillende geïnterviewden voorgelegd. De schat aan informatie uit de meer dan 40<br />

interviews is vervolgens geclusterd per groep actoren. Alle clusters in dit rapport presenteren<br />

voert volgens ons te ver. De gegevens per cluster zullen wel separaat aan de<br />

Raad ter beschikking worden gesteld. De clusters kunnen waardevolle informatie geven<br />

waar de Raad zijn voordeel mee kan doen. Als voorbeeld zijn de clusters van een<br />

tweetal actoren integraal in deze bijlage opgenomen. Het betreft de actoren Openbaar<br />

bestuur en Wetenschap. Het heeft de vorm van een schema met de sterkten, zwakten,<br />

kansen en bedreigingen, gevolgd door een schema met de onderwerpen selecteren,<br />

samenwerken, beïnvloeden en imago.<br />

Actor Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />

Openbaar bestuur<br />

1 kwaliteit rapporten<br />

1 aanbevelingen<br />

1 zeg wat beter moet maar<br />

1 blijf acteren vanuit kennis,<br />

(nationaal, lokaal,<br />

overwegend positief<br />

moeten realistisch<br />

blijf weg bij de oplossing<br />

anders niet<br />

ministeries,<br />

2 kwaliteit onderzoek en<br />

zijn, reflectie bij<br />

2 de OVV mag sensitiever<br />

2 nuchterheid is gewenst<br />

burgemeesters)<br />

onafhankelijkheid is goed<br />

Raad intern van<br />

zijn op de bestuurlijke<br />

(redelijkheid)<br />

3 goede taakafbakening met<br />

belang<br />

verantwoordelijk- heid<br />

3 blijf bescheiden<br />

het OM<br />

2 doorlooptijden<br />

3 samenwerking bevordert<br />

4 begrip veiligheid is vorm van<br />

4 beste rapporten van de OVV<br />

is zwaar<br />

kennisuitwisseling en dus<br />

schuivende panelen<br />

zijn technisch georiënteerd,<br />

aandachtspunt<br />

deskundigheid<br />

5 OVV is duur instrument, zet<br />

blijf bij je kwaliteit<br />

3 werk niet vanuit<br />

4 schoenmaker hou je bij<br />

het alleen in als het echt<br />

5 koester wat je hebt<br />

ivoren toren<br />

je leest<br />

nodig is<br />

6 OVV moet het nu doen<br />

4 onvoldoende<br />

5 benut expertise<br />

6 eerst consolidatie dan pas<br />

zonder de Pieter-factor<br />

opvolging<br />

buitengewone raadsleden<br />

uitbreiden<br />

7 Joustra heeft andere stijl en<br />

aanbevelingen<br />

6 kijk meer naar de context<br />

7 verkramping door<br />

gaat eerst in overleg<br />

7 100% veiligheid bestaat<br />

schuldvraag<br />

8 dilemma: alle kennis in huis<br />

niet en straal dat ook uit<br />

8 onafhankelijk is prima maar<br />

willen hebben versus klein<br />

8 OVV werkt disciplinerend<br />

wees niet naïef, schuldvraag<br />

en compact blijven<br />

9 stimuleer peer review en<br />

speelt altijd!<br />

tegenspraak vooraf<br />

9 OVV heeft meegewerkt<br />

10 laat kosten en baten<br />

aan dat alles tegenwoordig<br />

onderdeel advies worden<br />

“veiligheid” is<br />

10 OVV moet het nu doen als<br />

instituut, zonder de Pieter<br />

factor<br />

11 risicoregelreflex<br />

Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

89


Actor Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />

Openbaar bestuur<br />

1 kies waar je van kan leren<br />

1 samenwerking bevordert<br />

1 zeg wat beter moet maar<br />

1 Nederland is kampioen<br />

(nationaal, lokaal,<br />

2. kies onderzoeken met<br />

kennisuitwisseling en<br />

blijf weg bij de oplossing<br />

terugkijken aan het<br />

ministeries,<br />

meerwaarde<br />

dus deskundigheid<br />

2 internationaal kennis<br />

worden<br />

burgemeesters)<br />

3 alleen de grote en ernstige<br />

2 blijf hulptroepen<br />

delen en uitwisselen<br />

2 in die Beschränkung zeigt<br />

incidenten<br />

inschakelen,<br />

3 ontmoeten is uitwisselen<br />

sich der Meister<br />

4 gevaarlijk op een terrein<br />

onafhankelijkheid zit in<br />

4 raad zorgt voor closure<br />

3 Pieter heeft OVV op de<br />

te bewegen waar je geen /<br />

het oordeel<br />

5 hoor en wederhoor op<br />

kaart gezet<br />

minder kennis van hebt.<br />

3 werk niet vanuit ivoren<br />

feiten en conclusies….<br />

4 de raison d’être van de<br />

5 de stand van het land, ter<br />

toren<br />

niet op aanbevelingen!<br />

OVV is onafhankelijkheid<br />

ondersteuning selectie, aan<br />

4 voorkom kramp<br />

6 benut expertise<br />

5 zonder Pieter was de OVV<br />

de wetenschap laten<br />

5 werk samen en stem af,<br />

buitengewone<br />

er niet geweest<br />

6 sterke verschillen in<br />

er is nog veel te doen in<br />

raadsleden<br />

6 als je over alles gaat word<br />

meningen over uitbreiden<br />

de zorg (gesloten cultuur<br />

7 ga niet twitteren of<br />

je een karikatuur<br />

terreinen (gezondheid,<br />

zonder meldingsbereid-<br />

zo (gezag en kwaliteit<br />

7 Pieter was ambtelijk<br />

openbare orde, digitaal)<br />

heid)<br />

passen niet bij dit<br />

lastig, maar vanuit<br />

7 beperken tot fysieke<br />

6 begin in nieuwe<br />

medium)<br />

burgerperspectief goed<br />

veiligheid<br />

terreinen niet met<br />

8 raad / inspecties zorgen<br />

8 de kracht van Van<br />

8 hulp van panel van<br />

moeilijkste klussen<br />

samen voor checks and<br />

Vollenhoven was dat deze<br />

deskundigen bij selectie is<br />

7 OVV hoeft niet alles zelf<br />

balances<br />

er met gestrekt been in<br />

een optie<br />

in huis te hebben<br />

9 boegbeeldrol van de OVV<br />

kon gaan en ook oprecht<br />

9 criteria zijn onbekend<br />

8 kernexpertise in eigen<br />

is heel belangrijk<br />

boos kon worden vanuit<br />

die gebruikt worden voor<br />

huis en de rest inhuren<br />

10 acceptatie bij<br />

zijn betrokkenheid bij<br />

selectie<br />

9 inhuren kan, maar je<br />

ambtenaren versus<br />

veiligheid<br />

10 blijf weg bij strafrecht<br />

moet als OVV wel je<br />

acceptatie bij burgers<br />

9 Moerdijk is dood<br />

eigen objectieve oordeel<br />

11 laat kosten en baten<br />

geëvalueerd<br />

hebben en kunnen<br />

meewegen<br />

10 shaming helpt niet voor<br />

beargumenteren<br />

leren<br />

90 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />

Wetenschap<br />

1 de OVV is een begrip<br />

1 onmogelijk om<br />

1 om te leren moet je<br />

1 afrekencultuur en rol media<br />

(hoogleraren<br />

2 gedegen rapporten<br />

van alle terreinen<br />

juist wegkomen van<br />

2 leren en verantwoorden<br />

universiteiten,<br />

3 goed feitenrelaas<br />

deskundigheid in<br />

incidenten, meer trend-<br />

vragen ander onderzoek<br />

Politieacademie)<br />

4 kwaliteit meestal voldoende<br />

huis te hebben en<br />

onderzoek doen<br />

3 leren vraagt veilige<br />

5 je ontleent je gezag<br />

te (onder)houden<br />

2 meer verbinding met<br />

omgeving<br />

aan methodologisch<br />

2 kosten / baten<br />

wetenschap<br />

4 openbare verhoren niet<br />

en inhoudelijk juiste<br />

analyse meer<br />

3 waarborg hoor, wederhoor<br />

geschikt voor leren<br />

rapportages<br />

ruimte geven in<br />

en procedures<br />

5 pluriformisering<br />

aanbevelingen<br />

4 er is inter-toezicht nodig,<br />

Veiligheidszorg<br />

(realiteitszin)<br />

kans voor de OVV<br />

6 inspecties en OVV … samen<br />

teveel van het goede<br />

7 het woord ‘nuchter’ is<br />

verdwenen<br />

Naam Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />

Wetenschap<br />

1 geen openbare orde, beperk<br />

1 samenwerking en<br />

1 gevaar van de regelreflex<br />

1 goed dat er een OVV is<br />

(hoogleraren<br />

je tot fysieke veiligheid<br />

onafhankelijkheid<br />

2 benoem dingen die mis<br />

2 ad hoc imago<br />

universiteiten,<br />

2 veilig onderzoek is kans<br />

hoeven niet strijdig<br />

gaan maar blijf redelijk<br />

3 naming en shaming als<br />

Politieacademie)<br />

voor de OVV<br />

te zijn, mits trans-<br />

3 conclusies en<br />

veranderstrategie, mogelijk<br />

3 we plakken de term<br />

parant<br />

aanbevelingen<br />

geen verstandige strategie<br />

veiligheid op ongelofelijk<br />

2 samenwerken /<br />

communicatief goed<br />

4 Pieter heeft de OVV<br />

veel zaken: semantisch<br />

inhuren moet,<br />

scheiden<br />

neergezet<br />

sleepnet<br />

onmogelijk alle<br />

4 kosten/baten meer ruimte<br />

5 geen “barbertje moet<br />

4 afbakening wat OVV doet<br />

kennis zelf te<br />

geven in aanbevelingen<br />

hangen“ instituut worden<br />

erg belangrijk<br />

hebben en te<br />

(realiteitszin)<br />

6 commissie Sint vond niets<br />

(onder) houden<br />

5 voorkom dat het alleen<br />

om de OVV de nek om te<br />

3 dé specialist<br />

nog over naming gaat<br />

draaien, ze waren goed<br />

is waarborg<br />

7 OVV is Pieter<br />

neutraliteit<br />

8 het moloch-syndroom: beter<br />

4 samenwerking en<br />

is groot te worden door klein<br />

allianties prima<br />

te blijven<br />

Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

91


Literatuur<br />

Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009, Helsingfors: Accident<br />

Investigation Board of Finland<br />

Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands<br />

Juristenblad, 1541<br />

Binnenlands Bestuur (2011), “Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman”,<br />

27 mei 2011<br />

Bollen, Maarten, (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, 1.e druk, Alphen aan den Rijn:<br />

Kluwer<br />

Boonstra, J. en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />

vernieuwen, presentatie voor NSOB<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie<br />

en maatregelen, Erwin Muller (red.), Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />

Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, 27<br />

april 2012, pag. 20 – 23<br />

De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create<br />

competitive advantage, 3.e druk, Cengage learning<br />

Duin, van, M.J (1992), Van rampen leren: Een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit spoorwegongevallen,<br />

hotelbranden en industriële ongelukken, Den Haag: Haagse Drukkerij en<br />

Uitgeversmaatschappij<br />

Duin, van, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop (2012), Lessen in<br />

crisisbeheersing. Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, Den Haag: Boom<br />

Lemma Uitgevers<br />

Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht; Fatalisme in politiek en technologie,<br />

Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, Delft: Eburon<br />

Het Parool (27 februari 2009), Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet afgeven, Amsterdam:<br />

het Parool<br />

Intomart GfK bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor<br />

veiligheid, Hilversum: Intomart Gfk bv<br />

92 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Keuning, D., dr. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek,<br />

10.e druk, Noordhoff Uitgevers B.V.<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid,<br />

31 juli 2008, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />

redactie: M. Benard, H. van der Meer, C. Sengers, W. van Seggelen, M. Sturm<br />

Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte,<br />

in: Reken maar. Personeelsblad Algemene Rekenkamer, nr. 57, Den Haag<br />

Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties,<br />

12.e druk, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government,<br />

Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press<br />

Muller, E.R. (red.) (2004), Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en maatregelen,<br />

Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />

NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”, in: NRC-<br />

Handelsblad<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar<br />

de brand in het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005,<br />

Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk,<br />

Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag 2008, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Strottman, Olav (2005), Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, Rotterdam: Erasmus Universiteit<br />

Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds, Little: Brown Book Group<br />

Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden<br />

in de veiligheidszorg, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers<br />

Literatuur<br />

93


Twist, van, Mark en Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling: Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS<br />

2020, Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie (ongedateerd)<br />

Veld, in ‘t, Roel (2010), Kennisdemocratie: opkomend stormtij, Den Haag: Sdu Uitgevers bv<br />

Westerkamp, Kees (december 2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek,<br />

bijlage (ongenummerd)<br />

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2008), Onzekere veiligheid: verantwoordelijkheden<br />

rond fysieke veiligheid, Amsterdam: Amsterdam University Press<br />

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (22 juni 2010), Het gezicht van de publieke<br />

Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, Amsterdam: Amsterdam University Press, redactie<br />

Huub Dijstelbloem, Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten<br />

Openbare stukken<br />

Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding<br />

van de Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid, kenmerk 2008-0000317454<br />

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (30 juni 2009), brief aan de<br />

Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, brief over evaluatie Onderzoeksraad<br />

voor veiligheid en reactie daarop van de raad, kenmerk 2009-0000316082<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, brief met reactie op Evaluatie van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, 6 november 2008<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 27400 VII, nrs. 33 en 34, Kamerstukken II 2011-2002<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr.3, MvT TK 2002-2003<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677<br />

Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid, 10 december 2004, geldend op 31 januari<br />

2012<br />

Internet<br />

www.binnenlandsbestuur.nl<br />

www.managementmodellensite.nl<br />

www.onderzoeksraad.nl<br />

www.parool.nl<br />

www.turvallisuustutkinta.fi<br />

94 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!