02.09.2015 Views

De blik van een buitenstaander

De blik van een buitenstaander - School voor Openbaar Bestuur

De blik van een buitenstaander - School voor Openbaar Bestuur

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong><br />

Een spiegel voor het<br />

hoger beroepsonderwijs<br />

Jan <strong>van</strong> Beuningen<br />

Niels <strong>van</strong> Campen<br />

Erica de Heus<br />

Lars Hoedemaker<br />

Liesbeth Schuijer<br />

Master of Public Administration (MPA)


Over de auteurs<br />

Jan <strong>van</strong> Beuningen is coördinerend jurist bij het ministerie <strong>van</strong><br />

Economische Zaken en doet <strong>een</strong> promotieonderzoek naar de<br />

averechtse effecten <strong>van</strong> systemische sturing aan de rug.<br />

Niels <strong>van</strong> Campen is coördinerend beleidsmedewerker bij het<br />

ministerie <strong>van</strong> Economische Zaken. Erica de Heus is directeur<br />

onderwijs bij de Politieacademie. Lars Hoedemaker is manager<br />

sociaal medische zaken bij uwv. Liesbeth Schuijer is officier <strong>van</strong><br />

justitie en teamleider bij het Openbaar Ministerie, arrondissementsparket<br />

Rotterdam.<br />

<strong>De</strong> auteurs zijn dank verschuldigd aan Dick <strong>van</strong> Campen, Cor <strong>van</strong><br />

Beuningen, Marinke Sussenbach, Aldert Jonkman en Jaap Broers<br />

voor het commentaar op eerdere versies en hun nuttige suggesties.


<strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong><br />

Een spiegel voor het hoger beroepsonderwijs<br />

“Steeds opnieuw lijkt hij <strong>een</strong> stap terug te doen,<br />

zich opzettelijk te verwijderen, juist om dichterbij te komen,<br />

door te dringen tot essenties, nog scherper te kunnen zien.<br />

Hij vermijdt onze <strong>blik</strong>, weigert nadrukkelijk door onze ogen<br />

te kijken. Hij is de <strong>buitenstaander</strong> die je dwingt<br />

opnieuw te kijken, die <strong>een</strong> overbekende,<br />

doodse werkelijkheid onverwacht<br />

nieuw leven inblaast.”<br />

- Bas Heijne -<br />

Jan <strong>van</strong> Beuningen<br />

Niels <strong>van</strong> Campen<br />

Erica de Heus<br />

Lars Hoedemaker<br />

Liesbeth Schuijer<br />

Master of Public Administration (MPA)<br />

Juni 2013


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 4<br />

Advies 5<br />

1 Inleiding 9<br />

1.1 Autonomie en kwaliteit 9<br />

1.2 Vraagstelling 10<br />

1.3 Kern <strong>van</strong> de analyse 11<br />

1.4 Opzet <strong>van</strong> dit rapport 12<br />

2 Casus: Hogeschool Inholland 15<br />

3 Analyse 19<br />

3.1 Ontwikkeling en emancipatie <strong>van</strong> <strong>een</strong> sector 19<br />

3.2 Schaalvergroting en concurrentie 19<br />

3.3 Perverterende systemen 20<br />

3.4 Beleidsspiraal na <strong>een</strong> incident 22<br />

3.5 Effecten <strong>van</strong> de beleidsspiraal en schaalvergroting<br />

op de processen in de hogescholen 25<br />

3.6 Effecten <strong>van</strong> de beleidsspiraal op de professional en de student 27<br />

3.7 Het doorbreken <strong>van</strong> <strong>een</strong>voudige verticale, dehumaniserende sturing 30<br />

4 Oplossingsrichtingen 33<br />

4.1 Inleiding 33<br />

4.2 Naar <strong>een</strong> professionele logica; het onderwijs centraal 34<br />

4.3 Vitale onderwijsorganisaties creëren; de positie <strong>van</strong> de professional 35<br />

4.4 Opbouwen <strong>van</strong> <strong>een</strong> positieve spiraal door horizontale verantwoording 37<br />

4.5 <strong>De</strong> positie <strong>van</strong> bestuurders en het management 40<br />

4.6 <strong>De</strong> opdracht <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> ocw 42<br />

4.7 Toezicht en accreditatie 46<br />

4.8 Slotbeschouwing 48<br />

2 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


5 <strong>De</strong> Vereniging Hogescholen 51<br />

5.1 Inleiding 51<br />

5.2 <strong>De</strong> historie <strong>van</strong> de Vereniging 52<br />

5.3 <strong>De</strong> nieuwe koers <strong>van</strong> de Vereniging 53<br />

5.4 Het voeden <strong>van</strong> de positieve spiraal 56<br />

5.5 Maatschappelijke trends en brancheverenigingen 56<br />

5.6 Stabiliteit en dynamisering 58<br />

5.7 <strong>De</strong> nieuwe Vereniging; opdracht, rollen en inrichting 59<br />

5.8 Slotoverweging 66<br />

Bronnen 67<br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland 71<br />

Bijlage 2 Leren <strong>van</strong> anderen 81<br />

Inhoudsopgave<br />

3


Voorwoord<br />

Het hoger beroepsonderwijs heeft g<strong>een</strong> makkelijke tijd achter de rug. Geplaagd<br />

door incidenten stond de hbo-sector er in de publieke opinie slecht voor. In de afgelopen<br />

maanden, toevalligerwijs de maanden waarin dit onderzoek plaatsvond,<br />

voltrok zich <strong>een</strong> geleidelijke omslag. Vraaggesprekken veranderden <strong>van</strong> toon,<br />

scepsis werd enthousiasme en hardop werd uitgesproken dat er weliswaar ernstige<br />

fouten waren gemaakt, maar dat nu <strong>een</strong> nieuwe koers was ingezet. Een<br />

koers die zijn beslag kreeg in het beleid <strong>van</strong> de nieuwe bewindspersonen op het<br />

Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Een koerswijziging ook die op<br />

het niveau <strong>van</strong> de koepelorganisatie tot uitdrukking kwam in de naamgeving: de<br />

hbo-raad maakte plaats voor de Vereniging Hogescholen. Nomen est omen – de<br />

nieuwe naam brengt tot uitdrukking waar het om gaat: <strong>een</strong> instantie <strong>van</strong>, voor en<br />

door hogescholen.<br />

Anders dan de publicaties die in dit kader recent door de Onderwijsinspectie, nvao<br />

en Onderwijsraad zijn uitgebracht, hebben wij de problematiek nadrukkelijk als<br />

<strong>buitenstaander</strong> benaderd; <strong>van</strong> <strong>een</strong> afstand, maar betrokken. Op die manier trachten<br />

we <strong>een</strong> overbekende werkelijkheid <strong>van</strong> nieuwe fundamenten en krachtlijnen<br />

te voorzien. We hopen dat de spiegel voor het hbo, die daar<strong>van</strong> het resultaat is,<br />

zal bijdragen aan het nieuwe elan, dat tijdens ons onderzoek voelbaar en zichtbaar<br />

werd.<br />

We hebben in het kader <strong>van</strong> dit onderzoek tal <strong>van</strong> hbo-docenten, wetenschappers,<br />

beleidsmakers, toezichthouders, bestuurders en managers gesproken. Hen zeggen<br />

we dank voor de buitengewoon plezierige, openhartige en scherpe gesprekken.<br />

Zonder hen, en zonder de enorme gedrevenheid, passie en kunde <strong>van</strong> onze<br />

begeleider Roel in ’t Veld was dit rapport niet geworden tot wat het nu is.<br />

4 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Advies<br />

Wij bevelen aan dat hogescholen en hun vereniging zich <strong>van</strong>af nu ontwikkelen<br />

<strong>van</strong>uit de overtuiging dat het stelsel <strong>van</strong> hoger beroepsonderwijs dienstbaar is aan<br />

de samenleving en dat hogescholen en hun vereniging dienstbaar zijn aan dit stelsel.<br />

Binnen het stelsel zijn docenten, bestuurders en managers gezamenlijk<br />

dienstbaar aan de leer- en ontwikkelingsprocessen <strong>van</strong> studenten.<br />

<strong>De</strong>ze dienstbaarheid komt tot uitdrukking in arrangementen die de <strong>van</strong> buiten<br />

komende maatschappelijke dynamiek en de interne dynamiek kunnen accommoderen.<br />

In het beroepsonderwijs is de dynamiek <strong>van</strong> de arbeidsmarkt <strong>een</strong> gegeven:<br />

niet all<strong>een</strong> de gedaanten <strong>van</strong> de organisatie <strong>van</strong> werk veranderen sterk en snel,<br />

ook verdwijnen beroepen en zelfs hele bedrijfstakken. Nieuwe bedrijvigheid komt<br />

op en kennis veroudert in hoog tempo. <strong>De</strong> verhouding tussen wat jongeren binnen<br />

en buiten het onderwijs leren is aan snelle verandering onderhevig. Dit geldt voor<br />

kennis maar ook voor sociale en morele competenties. Technologische en maatschappelijke<br />

ontwikkelingen moeten hun vertaling krijgen in de inhouden <strong>van</strong><br />

onderwijs én in de wijze waarop het onderwijs zelf wordt vormgegeven.<br />

Het hoger beroepsonderwijs moet dus antwoorden vinden die leiden tot innovaties<br />

in methoden en inhouden <strong>van</strong> onderwijs, maar ook in het herschikken <strong>van</strong> soorten<br />

<strong>van</strong> opleidingen en organisatorische inrichting <strong>van</strong> het onderwijs. Tegelijkertijd<br />

zullen ook de interne leerprocessen tot aanpassingen leiden.<br />

<strong>De</strong> recente geschiedenis kent golven <strong>van</strong> innovatie en stagnatie, en <strong>van</strong> vooruitgang<br />

en crisis. Het in de jaren tachtig gevonden besturingsconcept <strong>van</strong> het hoger<br />

beroepsonderwijs - <strong>een</strong> balans <strong>van</strong> verticale en horizontale sturing, autonomie en<br />

verantwoording - is te lang verstoken gebleven <strong>van</strong> groot onderhoud, door de jaren<br />

h<strong>een</strong> uit balans geraakt en geperverteerd. Dit gold zowel voor de bekostiging,<br />

waarbij de hbo-fraude het onbedoelde gevolg was, als voor de kwaliteitszorg,<br />

waar<strong>van</strong> de diploma-affaire bij Inholland het dieptepunt vormde. Incidenten die<br />

zich tot schandaal ontwikkelden konden niet uitblijven en de reacties op de incidenten<br />

leidden tot <strong>een</strong> nog grotere disbalans in het bestel. Daarnaast hebben<br />

schaalvergroting, marktdenken en <strong>een</strong> dominante bureaucratische logica binnen<br />

en tussen de instellingen even<strong>een</strong>s geleid tot disbalans tussen verticale en horizontale<br />

sturing, autonomie en kwaliteit. <strong>De</strong> voor iedere vorm <strong>van</strong> hoogwaardig<br />

onderwijs noodzakelijke intensiteit en intimiteit in de relatie tussen docent en<br />

student ging op veel plekken verloren, hoewel deze ook in grote instellingen<br />

goed te organiseren is.<br />

Advies<br />

5


Dat de hogescholen kwetsbaar bleken voor schandalen, is mede het gevolg <strong>van</strong><br />

gepolariseerde discoursen. Het stelsel bleek weinig weerstandsvermogen te bezitten.<br />

Interne solidariteit binnen de sector verdw<strong>een</strong>. In het door <strong>een</strong> bureaucratische<br />

logica gedomineerde bestel was onvoldoende ruimte voor dialoog over zingeving<br />

en beroepseer. <strong>De</strong>ze onbevredigende combinatie leidde tot generalisaties, onbegrip<br />

en daaruit voortvloeiend wantrouwen, begeleid door cartoons over graaiende<br />

managers en klagerige luie docenten. <strong>De</strong> politieke reflex <strong>van</strong> toenemende<br />

sturing en toezicht werd mede door deze vertroebelde verhoudingen gevoed.<br />

<strong>De</strong>ze reflex en de bureaucratische logica <strong>van</strong> beheren en beheersen traden tegelijk<br />

op en raakten met elkaar verstrengeld. Beide berusten op de vooronderstelling dat<br />

resultaten vooraf te bepalen zijn, beschreven in meetbare termen en dat zij via<br />

<strong>een</strong> proces <strong>van</strong> gerichte interventies maakbaar zijn. Op deze wijze wordt gestuurd<br />

en gecontroleerd totdat men tot het inzicht komt dat de doelrealiserende professionele<br />

capaciteit <strong>van</strong> de sector systematisch werd uitgehold, doordat dit bij de bestuurden<br />

<strong>een</strong> negatieve spiraal genereert <strong>van</strong> minder mogen - minder kunnen -<br />

minder willen en meer ongewenst gedrag. Dat is vervolgens aanleiding voor nog<br />

meer sturing. In het kielzog hier<strong>van</strong> banaliseerde en mechaniseerde het kwaliteitsbegrip.<br />

Zowel het geloof in maakbaarheid als het vertrouwen op <strong>een</strong> bureaucratische managementlogica<br />

wordt in toenemende mate aan kritiek blootgesteld en er ontstaan<br />

mogelijkheden ten gunste <strong>van</strong> meervoudige sturingsconcepten. <strong>De</strong> herordening<br />

<strong>van</strong> het discours is nu <strong>een</strong> urgente noodzaak. Het opnieuw centraal stellen <strong>van</strong> de<br />

te dienen publieke waarden moet met zich brengen dat het discours ook in waarderende<br />

dimensies vorm kan krijgen.<br />

<strong>De</strong> publieke waarde, ‘de bedoeling’, kan zich all<strong>een</strong> ontplooien in <strong>een</strong> complex<br />

samenspel <strong>van</strong> actoren. Waar het hogescholen betreft moet dit worden vormgegeven<br />

in <strong>een</strong> context die tegelijk vraagt om coöperatie als om concurrentie. Daarvoor<br />

zijn specifieke omgangsvormen noodzakelijk. Omgangsvormen die deze inherente<br />

spanning onderkennen, waarderen en vruchtbaar maken. Verkend is welk samenspel<br />

binnen en rond onderwijs nodig is om de kwaliteit <strong>van</strong> onderwijs en onderzoek<br />

verder te brengen en te borgen. Daarvoor moeten mensen en hun verbanden<br />

weer motieven én ruimte krijgen om samen aan de slag te gaan, om in vrijheid<br />

verantwoordelijkheid te nemen voor de maatschappelijke functies <strong>van</strong> het onderwijs,<br />

en daardoor gaandeweg hun professionaliteit vergroten en hun verbanden<br />

versterken. We moeten af <strong>van</strong> systemen die ons vastzetten, die ons fixeren op<br />

waar het níet om gaat. Maar we moeten naar <strong>een</strong> beweging waarin alle betrokkenen,<br />

<strong>van</strong>uit ieders verantwoordelijkheid, meedenken en bijdragen aan de realisering<br />

<strong>van</strong> de essentiële maatschappelijke opdracht: de (persoons-) vorming <strong>van</strong><br />

nieuwe generaties.<br />

6 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


In dit rapport maken wij meer gedetailleerd inzichtelijk welke grote gevolgen het<br />

geven <strong>van</strong> <strong>een</strong> meervoudige invulling <strong>van</strong> het besturingsconcept <strong>van</strong> het hoger<br />

beroepsonderwijs heeft voor elke actor. Kwaliteit te willen optimaliseren is hierbij<br />

uitgangspunt, autonomie - de vrijheid tot het vormgeven <strong>van</strong> het professionele<br />

handelen - is hiervoor <strong>een</strong> voorwaarde en de bereidheid tot het afleggen <strong>van</strong> verantwoording<br />

<strong>een</strong> noodzaak. Daarbij is deze autonomie niet te interpreteren als<br />

autarkie, maar als het vervullen <strong>van</strong> <strong>een</strong> zelfstandige waarderende en gewaardeerde<br />

rol in de noodzakelijke dialoog. Wij beogen <strong>een</strong> duiding te geven aan en<br />

<strong>een</strong> bodem te leggen onder de vele bewegingen die in en rondom de sector gaande<br />

zijn. Bewegingen die, in onze waarneming, uitdrukking zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> ontluikende<br />

maatschappelijke trend naar meervoudige sturing, waarin het proces <strong>van</strong> versterken<br />

<strong>van</strong> de individuele en collectieve vermogens <strong>van</strong> mensen en hun verbanden<br />

centraal staat.<br />

In dit meervoudige samenspel kan de Vereniging <strong>een</strong> dragende speler zijn. <strong>De</strong> eerste<br />

stappen hiertoe zijn gezet. Het consequent doordenken <strong>van</strong> de implicaties <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> meervoudig sturingsconcept is dat de sector niet zonder <strong>een</strong> sociëteit, <strong>een</strong> gilde<br />

en <strong>een</strong> diplomaat kan - functies die bij uitstek zijn te vervullen door de Vereniging.<br />

Maar daarvoor moet zij wel veranderen, in structuur, taakopvatting en inrichting.<br />

<strong>De</strong> gerichtheid op dynamiek en dienstbaarheid moet in iedere vezel <strong>van</strong><br />

haar zijn tot uitdrukking komen, primair in de inhoud <strong>van</strong> het debat, maar ook in<br />

de organisatie <strong>van</strong> de Vereniging.<br />

Uiteraard is de gewenste dynamiek all<strong>een</strong> dan te bereiken indien ook de andere<br />

rele<strong>van</strong>te actoren, met name de overheid en de onderwijsinspectie, bereid zijn zo<br />

op het verleden te reflecteren dat <strong>van</strong>af nu steeds voldoende aandacht gemobiliseerd<br />

blijft voor de waarneming <strong>van</strong> pervertering, voor de noodzaak <strong>van</strong> permanent<br />

onderhoud, voor het bevorderen <strong>van</strong> constructieve verhoudingen, en voor het<br />

waarderen <strong>van</strong> duurzame kwaliteit.<br />

Advies<br />

7


8 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


1 Inleiding<br />

1.1 autonomie en kwaliteit<br />

Hogescholen op grotere afstand <strong>van</strong> <strong>De</strong>n Haag. Voor dat besturingsmodel is in de jaren<br />

tachtig gekozen voor het hoger onderwijs. Beleidsnota’s als ‘Minder regels, meer ruimte’<br />

en ‘Autonomie en kwaliteit’ gaven hogescholen meer verantwoordelijkheden op terreinen<br />

zoals huisvesting en werkgeverszaken. Ook ten opzichte <strong>van</strong> de onderwijsinhoud<br />

werden instellingen autonoom. Daarbij kregen ze de taak zich over de kwaliteit <strong>van</strong><br />

het onderwijs te verantwoorden naar de overheid en naar de omgeving. Door middel<br />

<strong>van</strong> visitatie gaf de sector vorm aan deze verantwoordingsplicht. Later ontstond <strong>een</strong><br />

systeem <strong>van</strong> accreditatie via de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (nvao).<br />

<strong>De</strong> onderwijsinspectie trad op als toezichthouder op het systeem <strong>van</strong> kwaliteitszorg.<br />

<strong>De</strong> decennia na de invoering <strong>van</strong> hoak (Hoger Onderwijs: Autonomie en Kwaliteit, nota<br />

uit 1985) kenmerkten zich door <strong>een</strong> proces <strong>van</strong> schaalvergroting. Fusies op alle niveaus<br />

stelden nieuwe eisen aan inrichting en organisatie. Veel bestuurlijke aandacht ging uit<br />

naar marktpositie, om<strong>van</strong>g en onderlinge concurrentieverhoudingen. Gaandeweg ging<br />

dit ten koste <strong>van</strong> de aandacht voor de maatschappelijke opdracht. <strong>De</strong> bekostigingsfraude<br />

bij <strong>een</strong> aantal hogescholen in 2001 en de kwestie rondom onwaardige diploma’s bij<br />

Hogeschool Inholland legden <strong>een</strong> gebrek aan checks and balances bloot. Dit resulteerde<br />

in <strong>een</strong> toenemende politieke en maatschappelijke roep om meer directe overheidssturing<br />

en intensivering <strong>van</strong> het toezicht op de hogescholen en op het onderwijs.<br />

Voor de instellingen betekende dit dat zij zich geconfronteerd zagen met <strong>een</strong> toenemende<br />

en steeds gedetailleerdere vraag naar verantwoording. Om aan de verantwoordingsdruk<br />

te voldoen groeide de staf- en beleidscapaciteit ten koste <strong>van</strong> de capaciteit<br />

voor het onderwijsproces. Vanuit staf en beleid werd niet all<strong>een</strong> gewerkt aan de besturing<br />

<strong>van</strong> de beheersprocessen, maar werd in toenemende mate ook gestuurd op onderwijsprocessen.<br />

Het inperken <strong>van</strong> de autonomie <strong>van</strong> de instellingen werkte op deze<br />

wijze door in <strong>een</strong> beperking <strong>van</strong> de professionele ruimte <strong>van</strong> de docent.<br />

Zo werd <strong>een</strong> spiraalbeweging gegenereerd <strong>van</strong> verticale sturing, negatieve reflexiviteit<br />

en afnemend commitment en probleemoplossend vermogen in de sector – met nog meer<br />

verticale sturing als onvermijdelijke uitkomst. Parallel aan de hierboven geschetste<br />

ontwikkelingen kwamen de verhoudingen binnen de Vereniging Hogescholen (voorh<strong>een</strong><br />

hbo-raad, verder: de Vereniging) onder druk te staan. Nieuwe hogeschoolkolossen<br />

hadden eigen stafdiensten en hadden de Vereniging niet langer nodig voor professionele<br />

ondersteuning. Ook leidde het proces <strong>van</strong> schaalvergroting tot toegenomen diversiteit<br />

tussen de leden en scherpere onderlinge concurrentieverhoudingen. Dit maakte dat de<br />

belangen <strong>van</strong> de leden minder dan daarvoor gelijkgericht waren. Daarmee kwam de<br />

vraag aan de orde naar de aard, functie en betekenis <strong>van</strong> de Vereniging voor haar leden.<br />

Op inbreuken door de overheid in de systeemafspraken zoals neergelegd in hoak,<br />

reageerde de Vereniging doorgaans defensief. Sturing werd in dat debat door de Vereniging<br />

steeds geduid als <strong>een</strong> inbreuk op de autonomie <strong>van</strong> de sector. Tegelijkertijd<br />

was er weinig animo voor het agenderen <strong>van</strong> zelfreflectie, voor het organiseren <strong>van</strong><br />

het zelfreinigend vermogen en voor het waarmaken en behouden <strong>van</strong> autonomie <strong>van</strong><br />

de sector. <strong>De</strong> Vereniging voelt nu aan dat zo’n defensieve strategie niet langer houdbaar<br />

is en zoekt naar <strong>een</strong> alternatieve handelingsstrategie.<br />

Inleiding<br />

9


1.2 vraagstelling<br />

Tegen deze achtergrond luidt de vraagstelling <strong>van</strong> dit rapport:<br />

“<strong>De</strong> bestuurlijke inrichting <strong>van</strong> het hoger onderwijs wordt nog altijd bepaald door de<br />

nota Hoger Onderwijs: Autonomie en Kwaliteit uit 1985. Incidenten in de afgelopen<br />

jaren hebben echter geleid tot discussie over zelfbestuur in het hoger onderwijs en<br />

<strong>een</strong> steeds luider wordende roep om overheidsmaatregelen. Het advies analyseert<br />

de ontwikkelingen in het hoger onderwijsbeleid in het licht <strong>van</strong> recente incidenten<br />

en de politieke reactie daarop en geeft antwoord op de volgende vragen:<br />

Hoe moeten hogescholen zich, afzonderlijk en gezamenlijk, verhouden tot vraagstukken<br />

rondom autonomie en kwaliteit?<br />

Welke positie moet de Vereniging Hogescholen, als branchevereniging <strong>van</strong> de hogescholen,<br />

kiezen in relatie tot de overheid en andere stakeholders?”<br />

1.3 kern <strong>van</strong> de analyse<br />

Spanning in de semipublieke sector<br />

<strong>De</strong> spanning in het hoger onderwijs is ook elders in (semi)publieke sectoren herkenbaar.<br />

Enerzijds betreft het de continue aandacht voor adequate verantwoording over<br />

de besteding <strong>van</strong> de publieke middelen. Hierin hebben politiek en bestuur <strong>een</strong> belangrijke<br />

rol. Anderzijds kan onderwijs all<strong>een</strong> door de sector zelf goed vorm gegeven worden.<br />

Een sturingssysteem moet de spanning tussen deze noodzaak <strong>van</strong> autonomie en<br />

het afleggen <strong>van</strong> publieke verantwoording kunnen accommoderen. Alle actoren op alle<br />

niveaus dienen bij het hanteren <strong>van</strong> deze spanning het belang <strong>van</strong> het primaire proces<br />

voor ogen te houden. Goed hoger beroepsonderwijs is immers <strong>een</strong> uitkomst <strong>van</strong><br />

vruchtbare interactie op het microniveau tussen docenten, studenten, onderzoekers<br />

en begeleiders op de stageplek. Elke interventie of maatregel <strong>van</strong> de onderscheiden<br />

actoren moet dienstbaar zijn aan die vruchtbare interactie.<br />

Verstoord evenwicht<br />

Ten grondslag aan het besturingssysteem <strong>van</strong> het hbo ligt de gedachte dat er brede<br />

consensus bestaat over de maatschappelijke opdracht <strong>van</strong> het hbo. <strong>De</strong> groei <strong>van</strong> de<br />

scholen, de concurrentie en de bekostigingssystematiek leidden ertoe dat er <strong>een</strong> proces<br />

<strong>van</strong> vervreemding <strong>van</strong> die opdracht kon ontstaan en de focus zich verplaatste naar het<br />

optimaliseren <strong>van</strong> het verdienmodel en overleving <strong>van</strong> de organisaties als zodanig. <strong>De</strong><br />

maatschappelijke opdracht, het uitgangspunt <strong>van</strong> het besturingssysteem, was niet<br />

meer leidend. Zo verdw<strong>een</strong> de balans uit het systeem; het perverteerde. Horizontale<br />

checks and balances hielden g<strong>een</strong> gelijke tred met de spanningen die in het systeem<br />

konden ontstaan. Het was wachten op incidenten.<br />

Regelreflex<br />

<strong>De</strong> reactie <strong>van</strong> de politiek op incidenten is bekend. Ze duidt <strong>een</strong> incident als <strong>een</strong> symptoom<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> omvattender probleem. Zou <strong>een</strong> politicus aandacht vragen voor <strong>een</strong> incident<br />

en vervolgens zelf aangeven dat het maar <strong>een</strong> incident betreft, dan ontkracht hij<br />

immers zijn eigen inzet. Dit structurele probleem verdient dus <strong>een</strong> oplossing. <strong>De</strong> bijbehorende<br />

opvatting is dat meer regulering incidenten in de toekomst zal voorkomen.<br />

10 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Sturing en toezicht kunnen echter nooit goedmaken wat in het primaire proces verkeerd<br />

gaat. Hoewel ingezet <strong>van</strong>uit de beste bedoelingen werkt het doorgaans contraproductief.<br />

Ook de reactie <strong>van</strong> de actoren die zich geconfronteerd zien met deze regelreflex<br />

<strong>van</strong> de overheid voltrekt zich volgens <strong>een</strong> bekend patroon:<br />

• <strong>De</strong> actoren die aan de verantwoordingsvraag moeten voldoen ervaren ‘ballast’ die<br />

samenhangt met het voldoen aan verantwoordingsvereisten waar<strong>van</strong> nut en noodzaak<br />

onvoldoende worden ervaren. Tegelijkertijd heeft men het gevoel afgeleid te<br />

worden <strong>van</strong> de primaire taak<br />

• Altijd aanwezige reflexiviteit, dat is het zich voortdurend aanpassen <strong>van</strong> sociale<br />

systemen aan nieuwe situaties (In ‘t Veld, 2010), leidt tot strategisch gedrag dat – in<br />

de logica <strong>van</strong> de regelreflex – weer zal moeten worden onder<strong>van</strong>gen door nieuwe,<br />

verfijndere regels<br />

• Bestuurden verliezen het gevoel <strong>van</strong> eigenaarschap voor <strong>een</strong> systeem dat zij niet<br />

als het hunne ervaren.<br />

Als gevolg <strong>van</strong> de toenemende regulering door de overheid komt ook de verantwoordelijkheid<br />

voor de feitelijke realisatie <strong>van</strong> publieke belangen steeds meer bij de overheid<br />

te liggen. Dit is <strong>een</strong> verantwoordelijkheid die de overheid, <strong>van</strong>uit haar positie en<br />

beschikbare middelen, nooit volledig kan waarmaken. Tegelijkertijd miskent de probleemoplossende<br />

overheidsbemoeienis de betekenis die problemen hebben voor de<br />

dynamiek en ontwikkeling <strong>van</strong> de samenleving. Op lange termijn resulteert dit in bestuurden<br />

die het vermogen zijn kwijtgeraakt om problemen, maar ook kansen en mogelijkheden,<br />

tijdig te signaleren en daar goed mee om te gaan.<br />

Onhoudbare dynamiek<br />

Verticale sturing en negatieve reflexiviteit genereren <strong>een</strong> spiraalbeweging <strong>van</strong> afnemend<br />

commitment en probleemoplossend vermogen in de sector, met nog meer verticale<br />

sturing als onvermijdelijke uitkomst. Het systeem wordt disfunctioneel. Het is<br />

daarom <strong>van</strong> belang dat bestuurders, politici en beleidsmakers die zich bezig houden<br />

met de inrichting <strong>van</strong> maatschappelijke sectoren hun sturingspretenties matigen<br />

(rmo, 2011), mede met het oog op de toezichts- en uitvoeringslasten die <strong>een</strong> al-regelende<br />

overheid over zich afroept.<br />

<strong>De</strong> omgekeerde beweging: <strong>een</strong> positieve spiraal<br />

Hoe kan de deze negatieve spiraalbeweging worden gestopt en in <strong>een</strong> positieve spiraalbeweging<br />

worden omgebogen? – <strong>een</strong> beweging <strong>van</strong> minder sturing, meer ruimte om in<br />

vrijheid verantwoordelijkheid te nemen, meer probleemoplossend vermogen in de<br />

sector en de scholen, minder sturing, enzovoort. Het verdienen en behouden <strong>van</strong> autonomie<br />

vereist hard werken en de bereidheid transparant te zijn over de beleidsdoelen<br />

en de realisatie daar<strong>van</strong>, in meervoudige verantwoordingsrelaties.<br />

Positieve spiraal voeden is langdurig en ingewikkeld proces<br />

Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat ruimte laten voor de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> actoren hen er niet altijd toe zal aanzetten die verantwoordelijkheid ook<br />

daadwerkelijk te nemen. Misschien laten ze de verantwoordelijkheid liever bij de bestuurders<br />

of de overheid, die deze houding zelf ook heeft bevorderd en gelegitimeerd,<br />

door de verantwoordelijkheden naar zich toe te trekken en de bestuurden te herdefiniëren<br />

tot uitvoerder <strong>van</strong> elders tot stand gekomen beleid. Om het tij te keren zal<br />

Inleiding<br />

11


in interactie met de beleidsmakers bij ocw <strong>een</strong> proces in gang moeten worden gezet.<br />

Een proces waarin de instellingen en hun professionals naarmate ze meer verantwoordelijkheden<br />

willen en kunnen dragen, ze ook steeds meer mogen. Daarvoor is het<br />

cruciaal dat ze tevens de bevoegdheden daarvoor verkrijgen. Dit is <strong>een</strong> delicaat en<br />

langdurig proces, maar het alternatief is niet minder dan <strong>een</strong> al-regelende overheid<br />

en <strong>een</strong> geparalyseerde sector. Welke rol kan de Vereniging in dit proces spelen?<br />

1.4 opzet <strong>van</strong> dit rapport<br />

Voor dit rapport is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de volgende onderzoeksmethoden: lezing en<br />

bespreking <strong>van</strong> wetenschappelijke literatuur; bestudering <strong>van</strong> beleidsnota’s en kamerstukken;<br />

casestudy; internationale vergelijking; en interviews met wetenschappers,<br />

bestuurders en docenten.<br />

Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in het tweede hoofdstuk de crisis bij Hogeschool<br />

Inholland geanalyseerd. Bijlage I bevat <strong>een</strong> uitgebreid feitenrelaas over de casus<br />

Inholland.<br />

In hoofdstuk 3 volgt <strong>een</strong> theoretische analyse <strong>van</strong> het politiek-bestuurlijke stelsel, de<br />

ontwikkelingen in de sector en in de onderwijsinstellingen. Op elk <strong>van</strong> deze niveaus<br />

zijn processen te zien waarin angst en controle <strong>een</strong> rol spelen. <strong>De</strong>ze processen leiden<br />

de aandacht af <strong>van</strong> het primaire proces. Er is sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> dynamiek die moeilijk te<br />

doorbreken lijkt. Hoofdstuk 4 verkent, redenerend <strong>van</strong>uit de behoefte <strong>van</strong> het primaire<br />

proces, op diezelfde niveaus hoe deze dynamiek wel kan worden doorbroken.<br />

In hoofdstuk 5 staat het advies aan de Vereniging Hogescholen centraal en wordt de<br />

onderzoeksvraag beantwoord. <strong>De</strong> historie <strong>van</strong> de Vereniging wordt geschetst, geplaatst<br />

in de maatschappelijke ontwikkelingen en er worden – naast de analyse en oplossingsrichtingen<br />

uit de hoofdstukken 3 en 4 – concepten aangedragen om de opdracht,<br />

rol en inrichting <strong>van</strong> de Vereniging optimaal in dienst te stellen <strong>van</strong> de sector. Daarbij<br />

wordt ingegaan op de wijze waarop de Vereniging zich moet verhouden tot de overheid<br />

en andere externe stakeholders, in het debat over autonomie, kwaliteit, verantwoording<br />

en toezicht – met als doel <strong>een</strong> beter hoger beroepsonderwijs.<br />

12 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Inleiding<br />

13


14 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


2 Casus: Hogeschool Inholland<br />

In juli 2010 versch<strong>een</strong> in de Volkskrant het bericht ‘Slechte scriptie toch je bul’ (Volkskrant,<br />

10 juli 2010). Het artikel beschreef hoe ten minste tweehonderdvijftig studenten<br />

aan de opleiding Media & Entertainment Management (mem) <strong>van</strong> de Hogeschool Inholland<br />

in Haarlem via <strong>een</strong> verkorte procedure hun diploma hadden behaald. <strong>De</strong> eisen<br />

die deze alternatieve afstudeertrajecten stelden kwamen niet over<strong>een</strong> met het niveau<br />

dat <strong>van</strong> <strong>een</strong> hbo-opleiding mocht worden verwacht.<br />

<strong>De</strong> alternatieve afstudeertrajecten waren bedoeld voor studenten die de gebruikelijke<br />

studietijd <strong>van</strong> vier jaar ruim hadden overschreden. Met <strong>een</strong> aangepast programma, de<br />

Theo-route, naar de verantwoordelijke docent, kregen langstudeerders – zogenaamde<br />

stuwmeerstudenten – de kans alsnog binnen afzienbare tijd af te studeren. In de interne<br />

notitie alternatief Afstudeertraject <strong>van</strong> maart 2008 staat beschreven dat in de meeste<br />

gevallen de school contact opnam met de studenten en ze het aanbod deed <strong>een</strong>voudig<br />

hun diploma te halen.<br />

Eén <strong>van</strong> de uitgangspunten <strong>van</strong> het alternatieve traject was dat “bij invulling <strong>van</strong> het<br />

afstudeertraject zal worden uitgegaan <strong>van</strong> het principe <strong>een</strong> dunne zes is voldoende”.<br />

Verder verordonneerde de notitie: “alle betrokkenen (…) conformeren zich daaraan”<br />

(Commissie Leers, 2010). Een belangrijke, in de notitie geformuleerde, overweging voor<br />

de alternatieve afstudeerroute was dat <strong>een</strong> stuwmeerstudent <strong>van</strong>af het vijfde studiejaar<br />

minder, en in latere jaren helemaal g<strong>een</strong> inkomsten voor de hogeschool meer<br />

opleverde. Na het tiende jaar moest zelfs <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> de financiering worden terugbetaald.<br />

<strong>De</strong> Theo-route vormt zo <strong>een</strong> indringende illustratie <strong>van</strong> de wijze waarop <strong>een</strong><br />

(bekostigings)systeem tot strategisch gedrag heeft geleid.<br />

<strong>De</strong> Tweede Kamer reageerde op 13 juli 2010 op de misstanden die door de media aan<br />

het licht waren gebracht. Woordvoerders <strong>van</strong> vrijwel alle partijen riepen de minister<br />

ter verantwoording. Ze vroegen welke maatregelen de minister ging nemen en of de<br />

Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs opdracht kon krijgen om “de zaak, die zo schadelijk is<br />

voor het civiel effect <strong>van</strong> diploma’s, diepgaand te onderzoeken” (Kamerstukken ii<br />

2009/10, aanhangsel 3226). <strong>De</strong> media-aandacht voor deze zaak was in de zomerse<br />

komkommertijd <strong>van</strong> 2010 enorm. Nieuwssite g<strong>een</strong>stijl.nl meldde dat bij meerdere<br />

opleidingen dergelijk praktijken aan de orde waren. Ook Eén Vandaag besteedde op<br />

21 juli 2010 <strong>een</strong> nieuwsitem aan de diplomafraude bij Inholland.<br />

<strong>De</strong> staatssecretaris reageerde op 28 juli 2010 in <strong>een</strong> brief aan de Kamer. Daarin zegde<br />

hij toe de zaak nader te zullen onderzoeken. Hij verklaarde dat “al voor de recente berichten<br />

in de pers de inspectie was gestart met <strong>een</strong> onderzoek naar verkorte trajecten<br />

in het hoger onderwijs. Genoemde berichten zijn voor de inspectie aanleiding om dit<br />

onderzoek uit te breiden met <strong>een</strong> deelonderzoek naar separate afstudeertrajecten.<br />

Dit deelonderzoek zal met voorrang uitgevoerd worden en verbreed worden naar<br />

alle hoger onderwijsinstellingen” (Kamerstukken ii 2009/10, 31 288, nr. 109).<br />

Op 28 april 2011 presenteerde de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (onderwijsinspectie)<br />

<strong>een</strong> tweetal samenhangende, vernietigende rapporten. In het rapport “Alternatieve<br />

afstudeertrajecten en de bewaking <strong>van</strong> het eindniveau in het hoger onderwijs” ging<br />

de onderwijsinspectie in op alternatieve vormen <strong>van</strong> toetsen en afstuderen en uitte<br />

Casus: Hogeschool Inholland<br />

15


ze haar zorg over alternatieve trajecten en het eindniveau <strong>van</strong> sommige opleidingen<br />

(Onderwijsinspectie, 2011b, 2011c). Op dezelfde datum publiceert ook het nvao <strong>een</strong><br />

onderzoek dat deel uitmaakt <strong>van</strong> het landelijke onderzoek <strong>van</strong> de onderwijsinspectie<br />

naar (het bestaan <strong>van</strong>) onterechte alternatieve afstudeertrajecten bij hogescholen en<br />

de wijze waarop instellingen voldoen aan de regelgeving en praktijk rond examenregelingen<br />

en –commissies (nvao, 2011).<br />

Tijdens die periode <strong>van</strong> Kamerdebatten, moties en ronde tafeldebatten volgde op 20 mei<br />

2011 <strong>een</strong> beleidsbrief <strong>van</strong> Staatssecretaris Zijlstra. In die brief valt onder meer te lezen:<br />

“Voor de toekomst <strong>van</strong> het hoger onderwijs is het cruciaal dat de gaten in het systeem<br />

gedicht worden. En die zijn er. <strong>De</strong> interne kwaliteitszorg <strong>van</strong> de desbetreffende instellingen<br />

schoot tekort en de externe borgingsmechanismen werden pas actief nadat er<br />

media-aandacht ontstond en er op basis daar<strong>van</strong> signalen bij de Inspectie <strong>van</strong> het<br />

Onderwijs binnenkwamen. Het systeem heeft dus niet gewerkt zoals het zou moeten<br />

werken. Er zit nu teveel vrijblijvendheid in het systeem <strong>van</strong> toezicht en kwaliteitszorg,<br />

constateert ook de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs. En dat is niet voor het eerst. <strong>De</strong> afgelopen<br />

jaren heeft zij hier eerder zorgen over geuit en is er sprake geweest <strong>van</strong> kritische<br />

signalen. Die vrijblijvendheid moet eruit. Onderwijsinstellingen hebben veel autonomie,<br />

maar daarbij hoort het nemen <strong>van</strong> verantwoordelijkheid en het afleggen <strong>van</strong> verantwoording.<br />

Daarom zijn nu krachtige stappen nodig om het vertrouwen in het functioneren<br />

<strong>van</strong> het stelsel te herstellen. Dat vloeit ook voort uit de grondwettelijke zorg <strong>van</strong><br />

de overheid voor het toezicht op de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs. Mijn aanpak is gericht<br />

op het wegnemen <strong>van</strong> de gebleken tekortkomingen en het borgen <strong>van</strong> de kwaliteit op<br />

stelselniveau” (Kamerstukken ii 2010/11, 31 288, nr. 167).<br />

Het resulteerde in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs<br />

waarin onder meer werd voorgesteld het accreditatiestelsel aan te scherpen, risicogericht<br />

toezicht in te voeren op de kwaliteit <strong>van</strong> het hoger onderwijs, de onafhankelijkheid<br />

<strong>van</strong> de examencommissie te vergroten en de minister <strong>een</strong> aanwijzingsbevoegdheid<br />

te geven in geval <strong>van</strong> wanbeheer. Een wetsvoorstel waar de Afdeling advisering<br />

<strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> State heel kritisch over was. <strong>De</strong> afdeling constateerde dat het wetsvoorstel<br />

was gebaseerd op onderzoeken waaruit niet kon worden afgeleid dat het hoger<br />

onderwijs kampt met <strong>een</strong> structureel nalevings- of kwaliteitsprobleem. In de tweede<br />

plaats gaven de onderzoeken g<strong>een</strong> aanleiding voor de gedachte dat het wettelijke<br />

stelsel onvoldoende waarborgen bevatte en ten slotte was inmiddels <strong>een</strong> groot aantal<br />

(wettelijke) maatregelen in werking getreden of vastgesteld, waardoor herhaling <strong>van</strong><br />

“Inholland” minder waarschijnlijk was. <strong>De</strong> afdeling concludeerde als volgt: “In verband<br />

met het voorgaande acht de Afdeling de noodzaak en urgentie <strong>van</strong> vrijwel g<strong>een</strong> enkel<br />

onderdeel <strong>van</strong> het voorstel overtuigend aangetoond” (Kamerstukken ii, 2011/12, 33 472,<br />

nr. 4). Na beperkte aanpassing werd het voorstel op 6 november 2012 aan de Tweede<br />

Kamer aangeboden.<br />

Bijlage I biedt <strong>een</strong> uitgebreid feitenrelaas <strong>van</strong> de gebeurtenissen rondom Hogeschool<br />

Inholland. Inholland was niet het eerste incident dat de sector in <strong>een</strong> kwaad daglicht<br />

stelde. <strong>De</strong> bekostigingsfraude in het hbo had het vertrouwen <strong>van</strong> de politiek in autonomie<br />

en kwaliteit in het hoger beroepsonderwijs tien jaar eerder ook al op de proef<br />

gesteld. Inholland was niet de enige aanleiding voor de massieve reactie <strong>van</strong>uit de<br />

politiek, maar het was de druppel die de emmer deed overlopen.<br />

16 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Casus: Hogeschool Inholland<br />

17


18 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


3 Analyse<br />

3.1 ontwikkeling en emancipatie <strong>van</strong> <strong>een</strong> sector<br />

Een belangrijk deel <strong>van</strong> het ‘technisch’ hbo-onderwijs vindt zijn wortels in de negentiende<br />

eeuw, parallel aan de technificering en professionalisering <strong>van</strong> landbouw,<br />

zeevaart en nijverheid. Het ‘niet-technisch’ hbo-onderwijs is <strong>een</strong> fenom<strong>een</strong> <strong>van</strong> de<br />

twintigste eeuw. <strong>De</strong> opkomst <strong>van</strong> de verzorgingsstaat heeft als katalysator voor de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het hoger onderwijs gefungeerd. <strong>De</strong> christelijke emancipatiegedachte,<br />

het socialistische verheffingsideaal en de liberale visie op onderwijs als motor <strong>van</strong><br />

de economie vonden elkaar in het hbo, dat zo kon uitgroeien tot de onomstreden<br />

– in de term <strong>van</strong> In ’t Veld – “love-baby <strong>van</strong> de politiek”.<br />

Het hbo is door de Mammoetwet <strong>van</strong> 1968 als afzonderlijke onderwijssector gepositioneerd.<br />

Het duurde vervolgens nog tot 1984 voordat het hbo werd losgemaakt uit het<br />

voortgezet onderwijs. <strong>De</strong> emancipatie <strong>van</strong> het hbo vond pas echt zijn voltooiing in de<br />

nota Hoger Onderwijs, Autonomie en Kwaliteit (hoak) uit 1985 en in de formele erkenning<br />

als hoger onderwijs in de Wet op het hbo (whbo), die <strong>een</strong> jaar later <strong>van</strong> kracht<br />

werd. Dit bracht voor hbo-instellingen (sindsdien hogescholen genoemd) veel meer<br />

handelingsvrijheid met zich mee. In één klap verdwenen overheidsvoorschriften op<br />

het terrein <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> het onderwijs (zoals de verplichte lessentabellen) en<br />

<strong>van</strong> de examinering, alsmede de strikte inkadering <strong>van</strong> bevoegdheden <strong>van</strong> docenten.<br />

Het eigenmeesterschap <strong>van</strong> de instellingen nam aanzienlijk toe. <strong>De</strong> onderwijsinspecteur<br />

verdw<strong>een</strong> achter uit de klas en de nieuwe onderwijsinspectie wijdde zich aan<br />

metakwaliteitszorg, terwijl de instellingen zelf de verantwoordelijkheid aanvaardden<br />

voor het stelsel <strong>van</strong> kwaliteitszorg (In ’t Veld, 2011).<br />

<strong>De</strong> ontwikkelingen brachten veel goeds. Steeds meer havisten vonden hun weg naar<br />

het hbo en steeds meer mbo-ers stroomden in. Het aantal studenten steeg <strong>van</strong> 200.000<br />

in 1985 naar ruim 423.000 nu. Er kwamen grote nieuwe gebouwen om deze studenten<br />

te huisvesten. Ron Bormans, bestuursvoorzitter <strong>van</strong> de Hogeschool Rotterdam,<br />

daarover: “Vijfentwintig jaar geleden hadden we vierhonderd schooltjes in aftandse<br />

gebouwen. Nu hebben we prachtige, functionele gebouwen. <strong>De</strong> kachel snort, de medewerkers<br />

lopen er tevreden rond, de studenten vinden het geweldig. Het is <strong>een</strong> succesverhaal.”<br />

3.2 schaalvergroting en concurrentie<br />

Tussen 1985 en 2012 vond in de sector <strong>een</strong> enorme schaalvergroting plaats. Het aantal<br />

hogescholen daalde <strong>van</strong> ruim vierhonderd naar 39 instellingen. <strong>De</strong> overheid stimuleerde<br />

deze schaalvergroting. Achterliggende gedachte daarbij was dat door bestuurlijke<br />

fusies aanzienlijke onderwijskundige en financiële schaalvoordelen vielen te behalen.<br />

Ondersteunende processen zouden veel professioneler en doelmatiger georganiseerd<br />

kunnen worden en de financiële risico’s beter gespreid. Het management <strong>van</strong><br />

hogescholen richtte zijn aandacht meer en meer op de bedrijfsmatige processen. Met<br />

Analyse<br />

19


de schaalvergroting en bedrijfsmatige professionalisering zijn ook rendement en concurrentie<br />

als positieve waarden geïntroduceerd. Rendabele studierichtingen en grote<br />

hoorcolleges compenseerden zo de kleinere opleidingen en intensieve onderwijsvormen.<br />

Zwakke onderwijsrichtingen werden versterkt door fusies, of ze verdwenen.<br />

Naast de gedachte dat fusies onderwijskundige voordelen en efficiencywinst zouden<br />

opleveren, diende schaalvergroting in de jaren tachtig ook als middel om bezuinigingstaakstellingen<br />

in het onderwijs te realiseren. Andere maatregelen daartoe waren de<br />

beperking <strong>van</strong> de studieduur, de korting op onderwijssalarissen, de verlaging <strong>van</strong> het<br />

aan<strong>van</strong>gssalaris (hos-nota) en bezuinigingen op studiefinanciering. <strong>De</strong> nota Schaalvergroting,<br />

taakverdeling en concentratie (stc, 1983) beoogde, naast de opdracht tot bezuinigingen<br />

en het in gang zetten <strong>van</strong> <strong>een</strong> ingrijpend fusieproces binnen de sector, bovenal<br />

<strong>een</strong> versterking <strong>van</strong> de sector. <strong>De</strong> instellingen kregen ruimere vrijheid bij de besteding<br />

<strong>van</strong> de fondsen en voor het doen <strong>van</strong> experimenten. Voor wat, hoort wat. Drie jaar<br />

later al kon de minister juichend constateren: “<strong>De</strong> daadkracht waarmee de hbo-instellingen<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> hun onderwijssector ter hand hebben genomen verdient<br />

bewondering. Voor de coördinerende en stimulerende rol die de stc-procescoördinator<br />

(de Vereniging Hogescholen, red) daarbij heeft vervuld, bestaat veel waardering” (Kamerstukken<br />

ii 1986/87, 18 049, nr. 11).<br />

Onder invloed <strong>van</strong> schaalvergroting en de nieuwe focus op bedrijfsprocessen veranderde<br />

gaandeweg ook de kwalitatieve en professionele samenstelling <strong>van</strong> de managementteams.<br />

<strong>De</strong> eerste generatie bestuurders, vaak nog afkomstig uit één <strong>van</strong> de fusiepartners,<br />

maakte in de jaren negentig plaats voor <strong>een</strong> nieuw type hogeschoolbestuurder.<br />

<strong>De</strong>ze kwam veelal niet uit het primaire onderwijsproces. <strong>De</strong> nieuwe bestuurder kreeg<br />

de opdracht om de eigen instelling groot en sterk te maken. Zo kon het gebeuren<br />

dat bedrijfsmatige exploitatie en beheersbaarheid kernwaarden werden en dat het<br />

oorspronkelijke doel – <strong>een</strong> kwaliteitsimpuls voor het onderwijs – gaandeweg naar de<br />

achtergrond verschoof.<br />

3.3 perverterende systemen<br />

<strong>De</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>een</strong> bedrijfsmatige logica kende dus ook <strong>een</strong> schaduwzijde. Fusies,<br />

ingewikkelde bekostigingsstructuren, complexe verantwoordingssystemen, autonome<br />

groei en concurrentie veroorzaakten <strong>een</strong> proces dat ertoe leidde dat hogescholen<br />

steeds verder konden afdrijven <strong>van</strong> hun maatschappelijke opdracht. Het nastreven<br />

<strong>van</strong> bedrijfskundige doelen, vaak geformuleerd als noodzakelijk om de continuïteit<br />

<strong>van</strong> de instelling en daarmee de vervulling <strong>van</strong> de maatschappelijke opdracht te<br />

borgen, leidde de aandacht steeds meer af <strong>van</strong> het bieden <strong>van</strong> goed onderwijs aan<br />

de studenten.<br />

20 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Het was vooral de prestatiebekostiging die perverse gevolgen had. <strong>De</strong> focus kwam te<br />

liggen op het verstrekken <strong>van</strong> diploma’s, zo snel en zo veel mogelijk – <strong>van</strong>uit onderwijskundig<br />

oogpunt <strong>een</strong> merkwaardige situatie. Ook de fixatie op bedrijfskundige indicatoren<br />

had perverse effecten. Hogescholen met <strong>een</strong> financieel probleem bedachten<br />

handigheidjes waardoor de rendementen administratief omhoog gingen. Onderwijs<br />

werd <strong>een</strong> kwestie <strong>van</strong> kwantiteit in plaats <strong>van</strong> kwaliteit. Dat ook ambitie, innovatie<br />

en professionaliteit leden onder de perverse fixatie is dan ook <strong>een</strong> logisch gevolg.<br />

Studenten en docenten werden niet langer uitgedaagd het beste uit zichzelf te halen<br />

omdat dit all<strong>een</strong> maar ruis en risico zou opleveren.<br />

Onderhandelbare beloningsstructuren en imperiumgedrag deden hun intrede. Rens<br />

Rottier, bestuursvoorzitter <strong>van</strong> Driestar Educatief zegt daarover: “Er zaten types bij die<br />

het ging om hun eigen ego en persoonlijke belangen. Ze waren groter dan het instituut<br />

waar ze voor werkten”. Door de bestuurlijke schaalvergroting groeide de afstand tussen<br />

besturen enerzijds en docenten, studenten en het beroepenveld anderzijds. <strong>De</strong><br />

positie <strong>van</strong> deze laatsten verzwakte navenant. Tegenkrachten, noodzakelijk om perverse<br />

effecten te beperken, konden zich onvoldoende ontwikkelen (Onderwijsraad,<br />

2013). “Met de groei <strong>van</strong> Inholland werd de school steeds meer centraal aangestuurd.<br />

Het college stuurde topdown en er was <strong>een</strong> angstcultuur. <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> tegenspraak<br />

werd niet ingezien. Sterker nog, tegenspraak werd niet geduld”, aldus <strong>een</strong><br />

aantal geïnterviewde docenten.<br />

Perverse omgang met de sturingsmechanismen leidde tot incidenten. <strong>De</strong> diplomaaffaire<br />

bij Inholland, zoals beschreven in het tweede hoofdstuk, is illustratief voor dit<br />

proces. Inholland-bestuurder Doekle Terpstra merkt hierover op: “Wij zijn de metafoor<br />

voor de onvolkomenheden in de sector geweest, maar het had overal kunnen gebeuren”.<br />

Ron Bormans nuanceert dit enigszins: “Bij Inholland was sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> giftig<br />

mengsel. Veel <strong>van</strong> de kenmerken zijn ook bij andere hogescholen aanwezig, maar niet<br />

in die giftige verhouding. Als je <strong>een</strong> opleiding hebt met <strong>een</strong> lage identiteit, <strong>een</strong> grote<br />

schaal, <strong>een</strong> gebrekkige professionaliteit, met <strong>een</strong> bestuurlijk professionele ethiek waar<br />

vraagtekens bij te stellen zijn, in <strong>een</strong> prikkelomgeving die bepaald soort gedrag beloont<br />

met te weinig countervailing powers, en in die intensiteit dan heb je zo’n giftige<br />

combinatie te pakken”.<br />

Incidenten kennen <strong>een</strong> stereotype vervolg. Zowel de overheid, de sector als de hogescholen<br />

zelf stapelen maatregelen en controlemechanismen op elkaar. Op zichzelf zijn<br />

instrumenten of werkwijzen ten behoeve <strong>van</strong> coördinatie, risicobeoordeling en resultaatsturing<br />

noodzakelijk, ook om verantwoording af te leggen over de rechtmatige<br />

verdeling en besteding <strong>van</strong> schaarse publieke middelen. <strong>De</strong> toenemende systeemcomplexiteit<br />

die daar<strong>van</strong> het gevolg is, vraagt echter vaak om nog meer toezicht.<br />

Een rol die <strong>een</strong> toezichthouder graag inneemt – maar zo kan het ook gebeuren dat<br />

dit de weg terug naar de maatschappelijke opdracht blokkeert.<br />

Analyse<br />

21


Perverterende systemen<br />

Instituties en arrangementen hebben de neiging te perverteren als gevolg <strong>van</strong> reflexiviteit<br />

<strong>van</strong> de bestuurden. Reflexiviteit is de voortdurende aanpassing <strong>van</strong> ieder<br />

sociaal systeem aan nieuwe situaties. Actoren binnen <strong>een</strong> systeem kennen hun<br />

eigen betekenis toe aan de beleidswerkelijkheid en passen hun gedrag daar op aan.<br />

<strong>De</strong>ze aanpassingen kunnen productieve, maar ook perverse effecten genereren.<br />

Perverse effecten zijn vaak niet of nauwelijks te vermijden, het zijn bijproducten<br />

<strong>van</strong> goedbedoelde beleidsinstrumenten. Naarmate de complexiteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> systeem<br />

en de meervoudigheid <strong>van</strong> belangen groter is, neemt het risico voor het optreden<br />

<strong>van</strong> perverse effecten toe.<br />

In zijn in 2012 verschenen rapport Tegenkracht organiseren stelt de Raad voor Maatschappelijke<br />

Ontwikkeling (rmo) vast dat wanneer die meervoudigheid binnen <strong>een</strong><br />

sociaal systeem onvoldoende tot haar recht komt, er onvoldoende tegenkracht is<br />

om te voorkomen dat reflexiviteit ontaard in perversiteit. In zijn analyse onderscheidt<br />

de rmo <strong>een</strong> patroon <strong>van</strong> drie stappen: abstraheren, domineren en strategisch<br />

gedrag. Meervoudige belangen worden geabstraheerd in <strong>een</strong> sturingsmodel;<br />

één belang domineert de andere belangen en alle actoren vertonen vervolgens<br />

strategisch gedrag, dat tevoren niet was ingecalculeerd.<br />

In (semi)publieke organisaties is de voornaamste spanning die tussen de externe<br />

functie gericht op de maatschappelijke kerntaak en de interne functie gericht op<br />

het behoud en de uitbreiding <strong>van</strong> de eigen organisatie. Wanneer de aandacht te<br />

veel komt te liggen op het laatste, is het optreden <strong>van</strong> perverse effecten vrijwel<br />

onvermijdelijk. Dat is bij diverse hogescholen pijnlijk aan het licht gekomen.<br />

3.4 beleidsspiraal na <strong>een</strong> incident<br />

<strong>De</strong> reactie op verschillende incidenten kenmerkt zich door <strong>een</strong> vast patroon. Dat patroon,<br />

dat hierna in algemene termen beschreven wordt, kan moeiteloos uit de gebeurtenissen<br />

bij Inholland, zoals beschreven in hoofdstuk 2 (en uitgebreid in bijlage I), worden<br />

gedestilleerd: perversiteit; incidenten; politieke aandacht; onderzoek; beleidsvorming<br />

en –accumulatie; en toenemend toezicht.<br />

Hier moet worden opgemerkt dat het rapport dat de Commissie Veerman opstelde<br />

<strong>een</strong> andere beleidsmatige uitwerking kreeg dan beoogd door de gebeurtenissen bij<br />

Inholland. Die commissie kwam met <strong>een</strong> agenda voor het hoger onderwijs met als<br />

doel kwaliteitsverbetering en differentiatie, benadrukkend dat dit vooral <strong>een</strong> agenda<br />

is voor de instellingen zelf, tot uitvoering te brengen in <strong>een</strong> nauwe dialoog tussen professionals,<br />

studenten en bestuur <strong>van</strong> de instelling. <strong>De</strong> aanbevelingen aan de overheid<br />

richtten zich vooral op de randvoorwaarden waaronder instellingen opereren. Doel<br />

was om de instellingen meer ruimte te geven, beter te faciliteren en <strong>een</strong> gerichte<br />

stimulans te geven (Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel, 2010).<br />

Waar deze adviezen in de eerste kabinetsreactie “worden omarmd”, kent de daarna<br />

(door ocw) geformuleerde strategische agenda <strong>een</strong> andere toon, zoals al zichtbaar<br />

22 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


hbo. Dat is dermate serieus dat ik dan vind (…) dat de gaten in de wetgeving moeten<br />

worden gedicht. You live up to your responsibilty.“ Fatalisme, in de betekenis <strong>van</strong> terughoudendheid<br />

betrachten of zelfs niets doen, is in de politiek g<strong>een</strong> optie. Van Eeten<br />

noemt <strong>een</strong> aantal motieven die politici hanteren om niet te besluiten tot niet handelen:<br />

het zou moreel verdacht zijn, de burger zou het niet pikken, de media zouden het afstraffen<br />

en men is veroordeeld tot betekenisloosheid. Leed is immers politiek kapitaal<br />

en stelt politici in staat om zich te engageren en te profileren. Bovendien levert welhandelen<br />

positieve aandacht <strong>van</strong> de media op, terwijl het risico <strong>van</strong> niet-handelen<br />

is dat dit g<strong>een</strong> of negatieve aandacht genereert. ‘Kamerleden zelf realiseren zich<br />

vrijwel elke dag dat ze ‘verbijsterd’, ‘geschokt’ en ‘hoogst onaangenaam verrast’ zijn’<br />

(Van Eeten 2010).<br />

Ambtenaren gaan aan de slag<br />

Via moties en vragen <strong>van</strong> de Tweede Kamer komen de problemen op de departementen<br />

terecht. Ze worden onderdeel <strong>van</strong> de bureaucratische rationaliteit. In die rationaliteit<br />

domineren inzichten over New public management. Centraal daarbij staat het idee<br />

dat de overheid meer resultaatgericht, meer ondernemend en meer kostenbewust kan<br />

opereren (Nelissen, e.a. 2004). In deze lijn merkt Tj<strong>een</strong>k Willink in het jaarverslag <strong>van</strong><br />

de Raad <strong>van</strong> State uit 2005 op dat zich de laatste vijfentwintig jaar <strong>een</strong> bureaucratischbedrijfsmatige<br />

logica heeft geïnstalleerd. Soms lijkt het wel of iedere (incidentele) misstand<br />

<strong>een</strong> nieuwe (algemene) norm, <strong>een</strong> verfijnder protocol of <strong>een</strong> scherper toezichtmodel<br />

oplevert. ‘Meer <strong>van</strong> hetzelfde’, waardoor de risico’s <strong>van</strong> fouten groter wordt in<br />

plaats <strong>van</strong> kleiner.’ (Tj<strong>een</strong>k Willink, 2005, p. 35)<br />

Verticale beleidsinterventies leiden tot beleidsaccumulatie, verlies <strong>van</strong> verantwoordelijkheid<br />

en tot minder probleemoplossend vermogen<br />

Het is evident dat deze interventies zorgen voor administratieve lasten. <strong>De</strong> actoren die<br />

aan de verantwoordingsvraag moeten voldoen ervaren ‘ballast’ die samenhangt met<br />

het voldoen aan verantwoordingsvereisten waar<strong>van</strong> nut en noodzaak onvoldoende<br />

wordt ervaren. Daarbij leidt het tot veel toezichts- en uitvoeringslasten bij <strong>een</strong> overheid<br />

die zelf sterk moet inkrimpen. Naast deze lastentoename sorteert het op verschillende<br />

niveaus ongewenste effecten in de sector:<br />

• <strong>De</strong> nieuwe inrichting <strong>van</strong> <strong>een</strong> systeem zal via reflexiviteit leiden tot nieuw strategisch<br />

gedrag. Men ontwikkelt mechanismen om te voldoen aan het systeem, of om<br />

louter de voordelen <strong>van</strong> het systeem in termen <strong>van</strong> geld te benutten. <strong>De</strong> stereotype<br />

reactie <strong>van</strong> de zijde <strong>van</strong> beleidsmakers op afnemende effectiviteit ‘zal beleidsaccumulatie<br />

zijn bestaande uit de totstandkoming <strong>van</strong> meer beleid, meer gedetailleerde<br />

regels, meer controleprocedures’ (In ’t Veld, 1989, p. 24). Maatregelen die het systeem<br />

nog <strong>een</strong> slag complexer en ondoorzichtiger maken; het resultaat is toenemende<br />

institutionele en organisatorische spaghetti, <strong>een</strong> alsmaar troebeler zicht, en dus<br />

<strong>een</strong> roep om nog meer toezicht (Trommel, 2010, p. 11).<br />

• <strong>De</strong> verantwoordelijkheid voor de publieke belangen komt daarmee steeds exclusiever<br />

bij de overheid te liggen. Aan de andere kant, als spiegelbeeld daar<strong>van</strong>, achten<br />

de bestuurden zich gelegitimeerd problemen niet als hun probleem te zien; uiteindelijk<br />

zijn zij niet langer verantwoordelijk en willen ze ook steeds minder verantwoordelijkheid<br />

dragen voor <strong>een</strong> systeem dat ‘niet <strong>van</strong> hen’ is. Geïnstalleerde horizontale<br />

verantwoordingsmechanismen kwijnen weg.<br />

24 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


les bij biotechnologie problemen op,” aldus <strong>een</strong> betrokken docent. “Soms moeten studenten<br />

cellen op kweek zetten en dan met tussenpozen <strong>van</strong> <strong>een</strong> aantal uren aan hun<br />

preparaat werken. Om toestemming te krijgen voor afwijking <strong>van</strong> de algemene regel<br />

moest <strong>een</strong> voorstel daartoe <strong>een</strong> aantal keren de hele lijn door.” In reactie op de klachten<br />

<strong>van</strong> de docenten maakte het bestuur foto’s <strong>van</strong> lege parkeerplaatsen en lokalen,<br />

op dagen waarover uit het docentenkorps werd geklaagd dat er te weinig ruimte<br />

was. <strong>De</strong> geïnterviewde docenten toonden zich geschrokken door dit georganiseerde<br />

wantrouwen.<br />

Op centraal niveau is het irreëel te verwachten dat het afkondigen en toelichten <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> werkwijze leidt tot het gedrag dat bij die werkwijze past. Er ontstaat <strong>een</strong> toename<br />

<strong>van</strong> de beheersverantwoording; met elke beleidscyclus ontstaan nadere protocollen<br />

rondom kwaliteit, rondom personeel of rondom wettelijk voorgeschreven bewaartijden.<br />

Veel <strong>van</strong> deze informatie moet komen uit de onderwijsuitvoering. <strong>De</strong> administratieve<br />

lastendruk is op instellingsniveau terug te zien in de toename <strong>van</strong> het aantal stafmedewerkers<br />

dat belast is met verantwoordingstaken. In het primaire proces is sprake<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> toename <strong>van</strong> de administratieve taken die docenten moeten verrichten.<br />

<strong>De</strong> drang om te beheren, beheersen en verantwoorden is zover ontwikkeld dat veel<br />

<strong>van</strong> de huidige protocollen niet langer te handhaven zijn. Ze blijken te complex, te<br />

om<strong>van</strong>grijk en vaak ook te beperkend voor de uitvoering. <strong>De</strong> kosten voor verantwoording<br />

nemen intussen toe. Dit gaat ten koste gaat <strong>van</strong> middelen voor de onderwijsuitvoering.<br />

Geïnterviewde docenten hierover: “<strong>De</strong> angst regeert. <strong>De</strong> affaire Inholland<br />

heeft de rol <strong>van</strong> examencommissies heel groot gemaakt. Er is <strong>een</strong> managementwereld<br />

ontstaan; meten is weten, lijstjes. Daarbij wordt vergeten dat het gaat om de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> de docent als persoon ten opzichte <strong>van</strong> de student als persoon.” Een ander vult<br />

aan: “Na de crisis is bij Inholland de neiging ontstaan om de regels nog strikter toe te<br />

passen dan noodzakelijk. Zie de archiveringsregels: elk werkstuk <strong>van</strong> elke student<br />

moet gedurende tien jaar bewaard worden. <strong>De</strong>ze regeldrift houdt ieder<strong>een</strong> ge<strong>van</strong>gen.”<br />

… “Inholland regelt het nog strakker dan nodig is, is roomser dan de paus. Het college<br />

<strong>van</strong> bestuur heeft op allerlei plekken in de organisatie zogenaamde versnellingskamers<br />

ingericht, daar <strong>van</strong>uit wordt maatregel op maatregel afgekondigd. Een tentamen kijk<br />

ik in tien minuten na, maar ik ben dertig minuten bezig met de afhandeling.”<br />

Protocollen en regels bepalen ook de maat en de meetbare normen die aantonen of<br />

het onderwijs aan de maat is. Maar wat is de maat? Wie bepaalt de normen? Hoe<br />

maak je dat transparant? Hier vinden we <strong>een</strong>zelfde mechanisme als beschreven in<br />

paragraaf 3.2; de bestuurlijke reflex is om dit centraal en ongedifferentieerd op te willen<br />

leggen. Maar ook hier geldt, de maat krijgt all<strong>een</strong> betekenis in de concrete context,<br />

die <strong>van</strong> déze opleiding, met déze docenten en déze studenten. Het is die context die<br />

de maat <strong>van</strong> normen voorziet. Door <strong>van</strong> bovenaf, zonder overleg, de maat te benoemen<br />

en de normen te bepalen worden de verantwoordelijken voor de uitvoering <strong>van</strong><br />

het onderwijs, de docenten, vervreemd <strong>van</strong> het werk en genormeerd naar de standaardmaat.<br />

Dat die maat ook de middelmaat kan betekenen, wordt niet als risico onderkend.<br />

En precies dat risico manifesteert zich, getuige ook het rapport <strong>van</strong> de onderwijsinspectie<br />

waar<strong>van</strong> de teneur is dat het Nederlandse onderwijs uitblinkt in middelmatigheid<br />

(Onderwijsinspectie, 2013).<br />

26 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Organisatierituelen om angsten te bezweren<br />

Het is zeker niet zo dat alle protocollen ertoe leiden dat het primaire proces beter<br />

wordt uitgevoerd. Van der Loo beschrijft in “Waarom leren gevaarlijk is” hoe<br />

protocollen organisatierituelen zijn om angsten te bezweren.<br />

Primaire<br />

taak<br />

Risico’s<br />

Angsten<br />

Social<br />

defences<br />

on task<br />

anti task<br />

off task<br />

<strong>De</strong> primaire taak <strong>van</strong> <strong>een</strong> organisatie is het werk dat men moet verrichten om de kern<br />

<strong>van</strong> de organisatiedoelen te halen. Als de primaire taak cruciaal is voor het halen <strong>van</strong><br />

organisatiedoelen, dan kan men in deze taak falen. Elke primaire taak brengt daarom<br />

ook <strong>een</strong> primair risico met zich mee. Dat risico roept angst op waarmee de betrokkenen<br />

(managers en professionals) moeten leren omgaan. In het goede geval kunnen zij<br />

de aan het werk verbonden risico’s aan. Het risicobesef, de angst, de onzekerheid en<br />

de mogelijkheid dat het fout gaat versterkt de aandacht en energie om het moeilijke<br />

werk te verrichten. Men is in dat geval on task. Wanneer de groep onvoldoende raad<br />

weet met de primaire taak en de daaraan verbonden risico’s, dan ligt op de loer dat<br />

<strong>een</strong> groep off task raakt. <strong>De</strong> beste en meeste energie gaat dan zitten in (onbewuste)<br />

verdedigingsmanoeuvres, afweerreacties. In plaats <strong>van</strong> de echte lastigheden samen te<br />

bespreken kunnen groepen soms te lang overleggen of hun toevlucht teveel zoeken in<br />

protocollen. Dit kan zelfs zover gaan dat men anti task raakt: de primaire taak wordt<br />

ondermijnd en de gevaren nemen toe. <strong>De</strong>ze afweerreacties of social defences zijn te<br />

beschouwen als organisatierituelen om de angsten te bezweren. Procedures, protocollen<br />

en gevestigde werkwijzen blijken op<strong>een</strong>s <strong>een</strong> belangrijke afweerfunctie te kunnen<br />

vervullen. <strong>De</strong> afweer wordt geïnstitutionaliseerd en gedepersonaliseerd, zodat de<br />

werkgerelateerde emoties getemperd worden. <strong>De</strong> primaire taak raakt volledig uit beeld<br />

(Van der Loo, 2012).<br />

3.6 effecten <strong>van</strong> de beleidsspiraal op de professional en de<br />

student<br />

In de grote organisaties is de afstand tussen bestuur en de docenten sterk toegenomen;<br />

zowel fysiek als psychologisch. Fysiek, door de vele managementlagen en stafdiensten<br />

die noodzakelijk werden geacht om de organisatie te beheren en beheersen.<br />

Psychologisch, doordat de aandacht voor beheren en beheersen leidend is geworden<br />

boven de aandacht voor goed onderwijs. Een docent merkt in dit kader treffend op:<br />

“Managers en directeuren vormen <strong>een</strong> kleilaag, overigens zowel voor het college <strong>van</strong><br />

Analyse<br />

27


estuur als voor de docenten.” Gevolg is dat het gesprek over de bedoeling op het niveau<br />

<strong>van</strong> bestuur beperkt plaatsvindt en dat er evenmin gestuurd wordt op het stimuleren<br />

en faciliteren <strong>van</strong> het gesprek hierover met en tussen docenten, studenten, samenwerkingspartners<br />

en andere belanghebbenden.<br />

“<strong>De</strong> docent is <strong>een</strong> vergeten positie in het onderwijs. Vanaf de tachtiger jaren is de docent<br />

overbodig gemaakt”, betoogt <strong>een</strong> directeur <strong>van</strong> <strong>een</strong> hogeschool. Door de invoering <strong>van</strong><br />

de herziening onderwijs salarisstructuur (hos-nota, 1985) is de positie ook formeel<br />

klein gemaakt. Die invoering leidde tot <strong>een</strong> drastische verlaging <strong>van</strong> de docentensalarissen.<br />

Het was ook niet langer mogelijk om als leraar promotie te maken door aktes<br />

te halen. Promotie maken was voortaan voorbehouden aan het management dat aanmerkelijk<br />

hoger werd ingeschaald en waarin je verder kon doorgroeien. Een andere<br />

geïnterviewde: “Goede professionals die wat wilden, moesten het lokaal verlaten en<br />

het management in. (…) Het loongebouw heeft de docent neergezet als de kneus <strong>van</strong><br />

de organisatie.”<br />

<strong>De</strong> docent verwerd tot de uitvoerder <strong>van</strong> beleid <strong>van</strong> onderwijskundigen. Een docent:<br />

“<strong>De</strong> invoering <strong>van</strong> het competentiegericht leren heeft veel schade aan gericht. <strong>De</strong> onderwijskundigen<br />

die dit hebben in- en doorgevoerd hebben veel kapot gemaakt. Bij de<br />

huidige reorganisatie blijkt dat de school te kampen heeft met ‘kwalitatieve frictie’: er<br />

zijn veel mensen die all<strong>een</strong> kunnen coachen of tutoren en niet meer kunnen onderwijzen.”<br />

Opvallend is ook de afwezigheid <strong>van</strong> hardnekkige oppositie tegen het uitrollen<br />

<strong>van</strong> dergelijke concepten. <strong>De</strong> enkelen die dat wel deden vormden de uitzondering.<br />

Wim Boomkamp, voorzitter <strong>van</strong> Saxion hierover: “Ik had <strong>een</strong> directeur <strong>van</strong> de pabo en<br />

die wilde niet meegaan in dit competentiegerichte onderwijs. Uiteindelijk heeft hij<br />

zijn in gekregen. Nu is het de beste pabo <strong>van</strong> Nederland.”<br />

Ook de averechtse effecten <strong>van</strong> de verticale sturing komen helder in beeld in gesprekken<br />

met docenten. Zo merkt één <strong>van</strong> de docenten op: “<strong>De</strong> politiek heeft het onderwijs<br />

eerst op afstand gezet, is de grip kwijtgeraakt, zag zich geconfronteerd met excessen<br />

en wil repareren. Omdat het onderwijs op afstand <strong>van</strong> de politiek is gezet, kan er<br />

all<strong>een</strong> maar worden gerepareerd met verscherpt toezicht. Het is <strong>een</strong> golf die over de<br />

docenten h<strong>een</strong> is gespoeld. <strong>De</strong> pedagogische opdracht is daarbij weggevaagd.” Men<br />

ervaart veel bureaucratie en ballast: “Voor ieder onderdeel <strong>van</strong> de opleiding, hoe klein<br />

ook, waar <strong>een</strong> cijfer voor wordt gegeven, moet iedere docent apart worden aangesteld<br />

door de examencommissie. Dit aanstellingsbesluit moet worden voorafgegaan door<br />

<strong>een</strong> aanvraag, die de teamleiders voor de docenten moeten indienen. Veel werk en<br />

bureaucratisch”. Een eventuele stap naar centrale examinering wordt met afgrijzen<br />

begroet: “Originaliteit en oorspronkelijkheid worden er helemaal uitgeveegd en dat<br />

is niet onschuldig, het is zelfs maligne, alsof wij al die jaren maar wat hebben lopen<br />

kutten.”<br />

<strong>De</strong> kwantitatieve fixatie bracht met zich mee dat het ontbrak aan sturing op de inhoud<br />

<strong>van</strong> het werk. Kwaliteit is jarenlang het exclusieve domein geweest <strong>van</strong> de individuele<br />

docent. Met <strong>een</strong> beroep op de professionele autonomie – in de betekenis <strong>van</strong> ‘vrijheid<br />

<strong>van</strong> inmenging <strong>van</strong> anderen’ – konden docenten op veel plaatsen hun gang gaan. Enkelen<br />

vonden dit prettig. Maar ook het horizontale gesprek tussen docenten over wat<br />

verstaan wordt onder goed onderwijs en ieders bijdrage daaraan ontbrak. Boomkamp<br />

daarover: “Een gesprek over de normen <strong>van</strong> het docentschap – je bereidt je lessen voor,<br />

je kent je studenten, je houdt je vak bij, je werkt samen, je gaat mee met vernieuwingen<br />

– is onvoldoende gevoerd. Van <strong>een</strong> aanspreekcultuur is nauwelijks sprake. Soms<br />

28 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


kwam ik bij lessen die niet doorgingen omdat er <strong>van</strong>uit werd gegaan dat de studenten<br />

toch niet kwamen”.<br />

Daarbij hebben docenten eigen mechanismen ontwikkeld die <strong>een</strong> uiting zijn <strong>van</strong> perversiteit<br />

<strong>van</strong> het systeem. Studenten die slecht presteren worden bij elkaar gezet teneinde<br />

vroegtijdige uitstroom te bevorderen. <strong>De</strong>ze “bus met achterblijvers” wordt vroeg<br />

geselecteerd opdat zij het onderwijsproces <strong>van</strong> anderen niet negatief beïnvloeden. Een<br />

good practice bezien <strong>van</strong>uit de bedrijfsbureaucratische logica; <strong>een</strong> worst practice bezien<br />

<strong>van</strong>uit de bildungs- en de mobiliteits- en emancipatiefunctie <strong>van</strong> het hbo.<br />

Waar de missie <strong>van</strong> het onderwijs uit het vizier is geraakt, zijn ook degenen voor wie<br />

dit onderwijs bedoeld is, de studenten, naar de achtergrond verschoven. Studenten<br />

vonden dit wel prima; vrijheid en blijheid konden de boventoon voeren. Het beeld <strong>van</strong><br />

de student als consument <strong>van</strong> onderwijs, verschraling <strong>van</strong> eisen, vrijblijvendheid in de<br />

uitvoering en het uitblijven <strong>van</strong> echte uitdaging hebben geleid tot <strong>een</strong> klimaat waar de<br />

middelmaat de norm is, waar excellentie afwijkend is en waar degenen die het niveau<br />

<strong>van</strong> de middelmaat niet halen, afvallen. <strong>De</strong> Nederlandse ambitie om tot de top <strong>van</strong> de<br />

kenniseconomie te behoren wordt mede hierom niet gehaald, zo concludeert ook de<br />

onderwijsinspectie (onderwijsinspectie, 2013).<br />

Waarom Nederland niet goed werkt<br />

Niet all<strong>een</strong> in <strong>De</strong>n Haag, maar ook in de instellingen doet deze bedrijfsbureaucratische<br />

logica zijn werk: managers maken nog nauwkeuriger instructies, kwaliteitsindicatoren<br />

en protocollen. <strong>De</strong>ze vormen <strong>een</strong> strak omlijst kader waarbinnen de taken dienen te<br />

worden uitgevoerd. In zo’n ‘systemisch’ organisatiemodel worden professionals zoals<br />

leraren en artsen gereduceerd tot anonieme processoren die extern worden aangestuurd<br />

(Verbrugge, 2005). In dit ‘onderdrukkingsmechanisme’ oefent het systeem zijn<br />

macht uit op het individu, dat slechts het onderwerp, het object wordt <strong>van</strong> management<br />

en hierbij zijn eigen professionaliteit verliest. Organisaties worden ontmoedigende<br />

dwangsystemen; ze hebben mensen gedehumaniseerd: letterlijk onpersoonlijk<br />

en functioneel gemaakt (Van den Brink e.a., 2005). <strong>De</strong> organisatie verliest ten slotte het<br />

contact met de werkelijkheid en kan niet meer omgaan met de snelle dynamiek en<br />

complexe variëteit die haar kenmerkt. Elkaar snel opvolgende reorganisaties kunnen<br />

haar niet meer redden. Niet all<strong>een</strong> de relatie tussen het management en de processor,<br />

maar ook de relaties tussen de processor en zijn sociale omgeving raken hierbij vervormd.<br />

Het zijn nog slechts functionele relaties, ontdaan of gestript <strong>van</strong> hun morele<br />

lading, <strong>van</strong> hun humaniserende dynamiek en effect. <strong>De</strong> manager stuurt en controleert<br />

totdat hij tot het inzicht komt dat hij bezig is doelrealiserende capaciteit <strong>van</strong> zijn organisatie<br />

– belichaamd in de creatieve, morele en sociale vermogens <strong>van</strong> zijn medewerkers<br />

– systematisch uit te hollen, doordat zijn sturing bij de bestuurden <strong>een</strong> negatieve<br />

spiraal genereert <strong>van</strong> minder mogen – minder kunnen – minder willen; en dus meer<br />

ongewenst gedrag; aanleiding voor nog meer sturing (Van Beuningen 2012).<br />

Maar bij dat geven <strong>van</strong> autonomie passen twee kanttekeningen:<br />

1. Autonomie is <strong>een</strong> voorwaarde voor goed presteren, maar biedt tegelijk de mogelijkheid<br />

onderpresteren en volstrekte geslotenheid te legitimeren (<strong>De</strong> Bruijn in Van<br />

den Brink 2005). Ron Bormans daarover: “Als je iemand volledige autonomie geeft<br />

Inleiding<br />

29


en niet meer prikkelt, dan ben je afhankelijk <strong>van</strong> de intrinsieke professionele motivatie<br />

om de dingen te doen die gedaan moeten worden. Die motivatie zal in veel<br />

gevallen goed gericht en authentiek zijn, maar in <strong>een</strong> aantal gevallen is dat echter<br />

ook niet zo”. Er zijn ook gewoon slecht functionerende docenten die daarop aangesproken<br />

moeten worden. Managers en ook collega’s kunnen daarbij <strong>een</strong> belangrijke<br />

rol spelen.<br />

2. Thijs Jansen komt tot de conclusie dat de professional zich de sturing en onteigening<br />

maar al te gemakkelijk heeft laten aanleunen. “Het slachtofferperspectief bedient<br />

de passieve, gelaten en vaak ook nog klagerige groepen en dat versterkt hun<br />

gedrag all<strong>een</strong> maar.” Hiermee is dus ook gezegd het <strong>een</strong> romantisch beeld is dat als<br />

de professional autonoom is, hij ook professioneel zal handelen en zijn talenten zal<br />

aanspreken en ontwikkelen (Jansen, 2013).<br />

3.7 het doorbreken <strong>van</strong> <strong>een</strong>voudig verticale,<br />

dehumaniserende sturing<br />

Samenvattend kunnen we stellen dat het met hoak gegeven besturingssysteem <strong>van</strong><br />

het onderwijs gaandeweg perverteerde. Op instellingsniveau genereerde het (ook,<br />

maar niet all<strong>een</strong>) ongewenste uitkomsten. <strong>De</strong> verworven autonomie werd <strong>een</strong> legitimatie<br />

voor underperformance, de hogescholen dreven af <strong>van</strong> hun maatschappelijke opdracht<br />

en de bekostigingssystematiek leidde tot strategisch gedrag. Dat resulteerde in<br />

<strong>een</strong> aantal incidenten zoals de hbo-fraude en de diplomafraude bij Hogeschool Inholland.<br />

<strong>De</strong> politieke-bestuurlijke reactie op deze misstanden was voorspelbaar. <strong>De</strong> verticaal<br />

interveniërende overheid trad op als probleemoplosser. Niet all<strong>een</strong> in <strong>De</strong>n Haag,<br />

maar ook in de instellingen doet deze logica zijn werk. Nog nauwkeuriger instructies,<br />

minutieuzere kwaliteitsindicatoren en dwingender protocollen vormen <strong>een</strong> steeds<br />

strakker kader waarbinnen het onderwijs moet plaatsvinden.<br />

<strong>De</strong> effecten <strong>van</strong> de interventies zijn tegengesteld aan de bedoelingen er<strong>van</strong>. <strong>De</strong> kwaliteit<br />

<strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> de docent neemt af omdat de ballast <strong>van</strong> registratie en verantwoording<br />

minder tijd en aandacht laat voor het onderwijs. Op instellingsniveau groeien<br />

de staven om aan de eisen <strong>van</strong> registratie en verantwoording te kunnen voldoen.<br />

Het nieuwe systeem lokt strategisch gedrag uit. Ownership en verantwoordelijkheidsgevoel<br />

in de hele sector nemen verder af door de sturende en onteigenende overheid.<br />

Resultaat is dat het onderwijs verslechtert en dat vormt dan weer <strong>een</strong> reden voor nader<br />

ingrijpen. Zo komt de Onderwijsraad tot de conclusie: “Meer nadruk op structuur<br />

en regels maakt dat betrokkenen in het onderwijs <strong>een</strong> grote regeldruk en verantwoordingslast<br />

ervaren, terwijl tegelijkertijd <strong>een</strong> beeld bestaat dat onderwijsorganisaties te<br />

autonoom zijn geworden en zich te weinig richten op hun primaire taak: zorg dragen<br />

voor kwalitatief goed onderwijs” (Onderwijsraad, 2013).<br />

Het lijkt wel of alle actoren ge<strong>van</strong>gen zitten in <strong>een</strong> negatieve spiraal en dat niemand<br />

die weet te doorbreken. “<strong>De</strong>genen die dat moeten doen, wetgever en bestuur, hebben<br />

zich <strong>van</strong> die logica afhankelijk gemaakt; de professionele uitvoerders zijn er<strong>van</strong> afhankelijk<br />

geraakt” betoogt Tj<strong>een</strong>k Willink (2005). “Soms lijkt het wel of iedere (incidentele)<br />

misstand <strong>een</strong> nieuwe (algemene) norm, <strong>een</strong> verfijnder protocol of <strong>een</strong> scherper toe-<br />

30 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


zichtmodel oplevert. Meer <strong>van</strong> hetzelfde, waardoor de risico’s <strong>van</strong> fouten groter wordt<br />

in plaats <strong>van</strong> kleiner.” Treffend in dit kader is de opmerking <strong>van</strong> Minister Schippers in<br />

het debat <strong>van</strong> 23 mei 2013 over de zorgfraude: “We zijn de zwakke plekken voortdurend<br />

aan het dichten. Helaas ontstaan er dan weer nieuwe zwakke plekken.” Sturing,<br />

toezicht en protocollen kunnen niet goedmaken wat in het primaire proces verkeerd<br />

gaat, het doet er juist verder afbreuk aan. Er wordt geblust met benzine.<br />

We moeten beseffen dat oplossingen niet liggen in meer <strong>van</strong> hetzelfde; in aanpassingen<br />

en aanvullingen op het systeem; op meer verticale interventies. Niet de inrichting<br />

en het functioneren <strong>van</strong> het systeem dienen centraal te staan, maar de mensen die<br />

samenwerken bij het organiseren en uitvoeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> belangrijke maatschappelijke<br />

opdracht.<br />

Making <strong>De</strong>mocracy Work – Civic traditions in modern Italy, <strong>van</strong> Robert Putnam<br />

In Making <strong>De</strong>mocracy Work – Civic traditions in modern Italy, presenteert Robert Putnam<br />

(1994) de resultaten <strong>van</strong> <strong>een</strong> empirisch onderzoek naar de oorzaken <strong>van</strong> de sociaaleconomische<br />

bloei <strong>van</strong> Noord Italië, en de stagnatie hier<strong>van</strong> in Zuid Italië. Hij concludeerde<br />

dat de verklaring ligt in burgerzin, vertrouwen en sociaal kapitaal. Dat was<br />

er allemaal wél in Noord Italië en niet in Zuid Italië. Sociaal kapitaal was <strong>van</strong> doorslaggevend<br />

belang voor <strong>een</strong> grotere economische groei en <strong>een</strong> beter functionerende<br />

overheid.<br />

Belangrijk in het kader <strong>van</strong> dit rapport is de constatering dat de twee regionale samenlevingen<br />

die hij vergelijkt, Noord- en Zuid Italië, dezelfde institutionele infrastructuur,<br />

hetzelfde raamwerk <strong>van</strong> juridische, politieke en publieke regelingen en diensten hebben,<br />

maar dat de vitaliteit <strong>van</strong> de twee samenlevingen desondanks radicaal verschillend<br />

is. Het is blijkbaar niet zo dat de vitaliteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> samenleving zuiver en all<strong>een</strong><br />

afhangt <strong>van</strong> wetten en maatregelen, publieke instellingen, het openbaar bestuursapparaat<br />

enzovoort.<br />

Daarmee is niet gezegd dat wetten en overheidsinstellingen niet belangrijk zouden<br />

zijn voor het goed functioneren <strong>van</strong> de samenleving. Maar die wetten en instellingen<br />

doen hun werk pas naar behoren als ze zijn ingebed in <strong>een</strong> samenleving met ruime<br />

burgerzin, vertrouwen en sociaal kapitaal.<br />

Analyse<br />

31


32 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


4 Oplossingsrichtingen<br />

4.1 inleiding<br />

<strong>De</strong> probleemanalyse uit het vorige hoofdstuk zou tot de mismoedige conclusie kunnen<br />

leiden, dat alle actoren ge<strong>van</strong>gen zitten in <strong>een</strong> geperverteerd systeem, waaruit g<strong>een</strong><br />

ontsnapping mogelijk is. Binnen dit systeem is de overheid <strong>een</strong> reactieve regelmachine,<br />

zijn bestuurders en managers bureaucraten en professionals het slachtoffer. Het begrip<br />

‘autonomie’ dreigt in deze situatie door de instellingen en de professionals vooral te<br />

worden opgevoerd als schild om ongestoord de eigen gang te kunnen gaan.<br />

<strong>De</strong> vaststelling dat ieder systeem reflexief is en de neiging heeft te perverteren, lijkt<br />

het er niet beter op te maken. Toch biedt deze vaststelling juist de bewegingsruimte<br />

om te ontsnappen. Het is nu immers duidelijk hoe de sector is geïmmuniseerd en dat<br />

er onvoldoende noodzaak werd ervaren om de kwaliteitssystemen te vernieuwen.<br />

Daar kan op ingespeeld worden, door te onderkennen dat er sprake is <strong>van</strong> meervoudige<br />

belangen en perspectieven, die elkaar positief kunnen beïnvloeden en tegenkracht<br />

kunnen bieden tegen perverse effecten.<br />

rmo – Tegenkracht organiseren<br />

“Als de kans op perversiteit nu <strong>een</strong> gegeven is, wat kunnen we er dan aan doen? Een<br />

eerste conclusie is dat meervoudigheid aan belangen altijd zal blijven bestaan, ongeacht<br />

welk sturingsmechanisme er wordt gehanteerd. En omdat reflexiviteit – het zich<br />

voortdurend aanpassen aan nieuwe situaties – inherent is aan sociale systemen, is<br />

het <strong>van</strong> belang om meervoudigheid in die systemen ook tot haar recht te laten komen.<br />

Gebeurt dat niet, dan is er te weinig tegenkracht om te voorkomen dat reflexiviteit<br />

ontaardt in perversiteit. <strong>De</strong> belangrijkste aanbeveling is dan ook om duurzame tegenkrachten<br />

te organiseren. Dat kan ten eerste door <strong>een</strong> variëteit aan sturings- en selectie-instrumenten<br />

toe te passen. Het is <strong>een</strong> teken <strong>van</strong> methodische armoede als slechts<br />

één instrument gebruikt wordt, zeker wanneer er <strong>een</strong> <strong>een</strong>duidige koppeling bestaat<br />

tussen financieringsstromen en het desbetreffende instrument. Daarnaast is het <strong>van</strong><br />

belang om voortdurend tegendruk binnen de eigen organisatie of sector mogelijk te<br />

maken die bestaande handelingspatronen ter discussie kan stellen, hoe moeilijk dat<br />

soms ook is. Het is bewezen dat correctie- en controlemechanismen die draagvlak<br />

hebben binnen de eigen organisatie, effectiever zijn dan extern opgelegde correcties.<br />

Extern toezicht kan nog steeds plaatsvinden. Dat externe toezicht dient echter niet<br />

zelf te corrigeren, maar er op toe te zien dat er voldoende vormen <strong>van</strong> zelfregulering<br />

zijn.”<br />

Oplossingsrichtingen<br />

33


In de inleiding <strong>van</strong> dit rapport is al vastgesteld dat er <strong>een</strong> nieuw elan merkbaar is<br />

in het hbo. In de navolgende paragrafen wordt uitgewerkt hoe binnen het hbo de<br />

positieve spiraal verder kan worden gevoed. Daarbij is het vertrekpunt dat er <strong>een</strong><br />

onverbrekelijke relatie is tussen autonomie, kwaliteit en verantwoording. Kwaliteit<br />

moet het leidende uitgangspunt zijn, autonomie is daarvoor <strong>een</strong> voorwaarde en<br />

verantwoording <strong>een</strong> noodzakelijke factor.<br />

4.2 naar <strong>een</strong> professionele logica; het onderwijs centraal<br />

Naast de bedrijfsbureaucratische logica die de hele onderwijssector op alle niveaus<br />

(politiek, openbaar bestuur, bestuur, management en docent) heeft gedehumaniseerd,<br />

wordt hier de professionele, humaniserende logica geplaatst. Daarin staat de bedoeling<br />

<strong>van</strong> onderwijs centraal. Onderwijs is <strong>een</strong> vak. Een vak met <strong>een</strong> eigen professionele<br />

logica. Dat begint aan de basis. <strong>De</strong> persoonlijke interactie tussen student en docent is<br />

bepalend voor de uitkomsten, dat maakt de professionele logica ook tot <strong>een</strong> humane<br />

logica. Humanisering <strong>van</strong> relaties is nodig om in alle lagen de onderlinge functionele<br />

verbanden weer vruchtbaar en duurzaam te maken. Dit geldt niet all<strong>een</strong> voor de relatie<br />

<strong>van</strong> de docent met de student, maar ook die <strong>van</strong> de manager met de docent en die<br />

<strong>van</strong> de bestuurder met de bestuurde.<br />

<strong>De</strong>ze professionele, humaniserende logica ligt eigenlijk al besloten in de kernfunctie<br />

<strong>van</strong> het hoger onderwijs. Kwaliteit als opdracht stelt dat de eigen identiteit <strong>van</strong> het<br />

hoger beroepsonderwijs zich kenmerkt door oriëntatie op de beroepspraktijk én verticale<br />

mobiliteit en emancipatie (hbo-raad, 2009). Daarbij gaat het er in de eerste plaats<br />

om dat jonge mensen zich door middel <strong>van</strong> het onderwijs voorbereiden op <strong>een</strong> samenleving<br />

die zijzelf mede zullen voortbrengen, de bildungsfunctie. Daarnaast gaat het<br />

erom dat onderwijs mensen in staat stelt zich te verbeteren, de mobiliteits- en emancipatiefunctie.<br />

Tevens dient beroepsonderwijs mensen toe te leiden en in te wijden in <strong>een</strong> beroep<br />

dat zij vervolgens zelf moeten kunnen doorontwikkelen, de vakontwikkelingsfunctie.<br />

Of, zoals de Strategische Agenda (Kwaliteit in verscheidenheid) het verwoord: “in de<br />

beroepsgerichtheid ligt de kracht <strong>van</strong> de hogescholen. <strong>De</strong>ze beroepsgerichtheid staat<br />

centraal in al het bacheloronderwijs, het masteronderwijs en in het praktijkgericht<br />

onderzoek. Hbo-afgestudeerden dragen bij aan het innovatievermogen <strong>van</strong> de beroepspraktijk.”<br />

Het hbo moet mensen toeleiden tot de arbeidsmarkt en zo bijdragen aan de personele<br />

vraag, de sociaaleconomische functie. Tenslotte dient het hoger beroepsonderwijs als<br />

motor <strong>van</strong> wat de kennissamenleving is gaan heten en wordt het geacht <strong>een</strong> grote en<br />

zeer diverse toestroom <strong>van</strong> studenten te kunnen opnemen.<br />

Dit is de bedoeling <strong>van</strong> het hoger onderwijs. Door op alle niveaus terug te keren naar<br />

deze bedoeling zullen onderlinge relaties intensiveren en vitale samenwerkingsverbanden<br />

ontstaan. Zo wordt de kwaliteit <strong>van</strong> onderwijs, dat het leidende uitgangspunt<br />

dient te zijn, gediend.<br />

34 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


4.3 vitale onderwijsorganisaties creëren;<br />

de positie <strong>van</strong> de professional<br />

Mensen bepalen de vitaliteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> organisatie. Zij doen dit door hun talenten in te<br />

zetten en te ontwikkelen. <strong>De</strong> centrale vraag moet daarom zijn wat de professional<br />

nodig heeft om het goede te doen, en om goed te doen. Kortom: wat is nodig om de<br />

bedoeling <strong>van</strong> het hoger onderwijs waar te maken?<br />

Daarbij is autonomie in de zin <strong>van</strong> zelfregie <strong>een</strong> eerste vereiste. Zelfregie is de bevoegdheid<br />

om naar bevind <strong>van</strong> zaken te kunnen handelen. Dit impliceert wederzijds vertrouwen;<br />

de vrijheid om verantwoordelijkheid te dragen en de wil om die verantwoordelijkheid<br />

waar te maken (willen). Op het niveau <strong>van</strong> het individu (en het individuele) is het<br />

<strong>een</strong> koppeling <strong>van</strong> competenties; jouw bevoegdheid, jouw probleem, jouw oplossing.<br />

Een tweede element is vakmanschap. Competentie, beroepstrots, creativiteit en passie<br />

(kunnen) zijn de ingrediënten <strong>van</strong> vakmanschap. <strong>De</strong> toewijding en het plezier die gepaard<br />

gaan met de totstandbrenging <strong>van</strong> zaken en de constante gedrevenheid om te<br />

verbeteren, te excelleren en te innoveren. Ook hiervoor is het <strong>van</strong> belang dat mensen<br />

de ruimte ervaren om eer te leggen in hun functie. <strong>De</strong> vakman wil zich g<strong>een</strong> uitvoerder<br />

voelen <strong>van</strong> beleid dat elders wordt gemaakt. Een docent aan de Hogeschool Leiden<br />

verwoordt het als volgt: “Ik werk nu al 23 jaar in het hoger onderwijs en ik ervaar veel<br />

vrijheid om <strong>een</strong> rele<strong>van</strong>te bijdrage te leveren en echt mooi onderwijs te maken.”<br />

Veel beleidsdenken over professionele autonomie veronderstelt dat ruimte geven aan<br />

eigen verantwoordelijkheid er altijd toe aanzet dat actoren die verantwoordelijkheid<br />

ook daadwerkelijk nemen. Willen en kunnen ze dat wel? Inhollandbestuurder Doekle<br />

Terpstra constateert: “Ik zet alle ramen open, maar uit angst voor toegenomen transparantie<br />

en autonomie is de docent onder de tafel gaan zitten.” Een docent bevestigt<br />

dit: “Onder Doekle Terpstra staan op<strong>een</strong>s de ramen weer open. Daar hoort transparantie<br />

bij, ook <strong>van</strong> docenten en <strong>een</strong> nieuwe angst, namelijk voor autonomie en vrijheid.”<br />

<strong>De</strong> vraag of docenten in staat zijn de verantwoordelijkheden waar te maken is gerechtvaardigd.<br />

Door eerder verantwoordelijkheden naar zich toe te trekken – en de<br />

docent te reduceren tot uitvoerder <strong>van</strong> beleid – hebben bestuurders en overheid dit<br />

niet bevorderd, maar het risico genomen de professionele capaciteiten stuk te maken<br />

en de ontwikkeling <strong>van</strong> nieuwe vermogens te verhinderen.<br />

Willen en kunnen zijn lastig op te leggen of af te dwingen. Datgene wat de vitaliteit <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> organisatie uitmaakt kan dus niet worden gemaakt: beroepstrots kan niet worden<br />

georganiseerd; passie kan niet worden gedecreteerd; bereidheid niet verordonneerd.<br />

Regels hebben hier dan ook g<strong>een</strong> zin.<br />

Voorwaarden scheppen is wel mogelijk. Daarvoor is het ten eerste <strong>van</strong> belang dat er<br />

<strong>een</strong> betekenisvol doel (bedoeling) wordt gedeeld; <strong>een</strong> sense of purpose. Zo ontstaat zingeving,<br />

het gevoel bij te dragen. In de woorden <strong>van</strong> Saxionvoorzitter Wim Boomkamp:<br />

“Het meest inspirerende gesprek dat ik heb gehad op Saxion was <strong>een</strong> gesprek met<br />

veertig voorzitters <strong>van</strong> de examencommissies over de vraag waartoe wij op aarde<br />

waren. Wat doen we en wat is onze bedoeling? (…) Daarna ging eigenlijk alles als<br />

<strong>van</strong>zelf.” Het roept de gedachte op aan <strong>een</strong> tekst die toegeschreven is aan Antoine de<br />

Saint-Exupéry: “Wie <strong>een</strong> schip wil bouwen, roept de werklui bij<strong>een</strong>, niet om hen op te dragen<br />

hout te verzamelen, het werk te verdelen of orders te geven, maar om hen te leren verlangen<br />

naar de eindeloze zee.”<br />

Oplossingsrichtingen<br />

35


Ten tweede moet er interactie worden georganiseerd; <strong>een</strong> teamverband. Centrale aspecten<br />

zijn sense of belonging en sense of connectedness; het gevoel deel uit te maken <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schap die de deelnemers erkent als leden en als mens (Van Beuningen,<br />

2010). Bereidheid, vakmanschap, <strong>een</strong> bedoeling en teamverband komen samen als<br />

mensen samen aan de slag gaan. Het motief daartoe kan <strong>een</strong> probleem zijn waar<strong>van</strong><br />

de oplossing door samenwerking mogelijk wordt, <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijk doel of <strong>een</strong><br />

gedeelde taak; <strong>een</strong> tentamen, <strong>een</strong> evaluatie of <strong>een</strong> accreditatie. Mensen die samen aan<br />

de slag zijn kunnen in en door dat proces hun vermogens aanspreken en ontwikkelen.<br />

Dat werkt niet all<strong>een</strong> zo binnen <strong>een</strong> instelling, maar ook in <strong>een</strong> sector en in <strong>een</strong> samenleving<br />

als geheel. Zo ontstaat <strong>een</strong> positieve spiraalbeweging waardoor – binnen de<br />

bestaande regelgevende kaders – professionals, de instellingen en de sector vitaliseren<br />

en het primaire proces verbetert.<br />

A Theory of Citizenship – Herman <strong>van</strong> Gunsteren<br />

In A Theory of Citizenship gaat Van Gunsteren in op de vraag hoe de morele houdingen<br />

ontstaan die nodig zijn voor burgerschap in de republiek. Hij komt tot het inzicht dat<br />

áls morele houdingen ontstaan, ze ‘<strong>van</strong>zelf’ ontstaan, als onbedoeld bijproduct of<br />

bijeffect <strong>van</strong> sociale interactie, <strong>van</strong> citizens on the road, zoals hij het treffend stelt<br />

(Van Gunsteren, 1998). Als mensen samen werken bij het beslechten <strong>van</strong> geschillen<br />

of het organiseren <strong>van</strong> verschillen, dan kúnnen de deelnemers gedurende het proces<br />

<strong>van</strong> interactie de bedoelde morele houdingen ontwikkelen. Het bedoelde resultaat<br />

<strong>van</strong> deze gezamenlijke inspanning – <strong>een</strong> vredesakkoord, over<strong>een</strong>stemming of <strong>een</strong><br />

oplossing – is hiervoor niet <strong>een</strong> voorwaarde, maar slechts de geprefereerde uitkomst.<br />

Geschillen en verschillen vormen dus welbeschouwd de grondstof voor <strong>een</strong> vitale<br />

republiek; ze leveren immers de broodnodige motieven op om met elkaar aan de slag<br />

te gaan. “In order to be viable, a democracy needs, in the words of Albert Hirschman, a steady<br />

diet of conflicts” (Van Gunsteren, 1998).<br />

Het moreel kapitaal <strong>van</strong> mensen in <strong>een</strong> samenleving – met disposities als empathie,<br />

loyaliteit en generositeit (overcoming selfishness) – is <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> instrumenteel perspectief<br />

ook <strong>een</strong> indicator voor het probleemoplossend vermogen <strong>van</strong> die samenleving.<br />

Dan gaat het om het collectieve vermogen om misstanden en problemen, maar ook<br />

kansen en mogelijkheden, tijdig te signaleren en om daar goed mee om te gaan. Dit<br />

wil zeggen: er <strong>een</strong> vruchtbaar vervolg aan te geven. In dit proces wordt dat probleemoplossende<br />

vermogen zélf dan ook weer versterkt. Problemen leveren de motieven<br />

op voor interactie en samenwerking, en de grondstof voor het versterken <strong>van</strong> het<br />

probleemoplossend vermogen <strong>van</strong> de samenleving.<br />

Autonomie, in de zin <strong>van</strong> zelfregie, is <strong>een</strong> vereiste voor kwaliteit, maar is niet vrijblijvend<br />

of <strong>een</strong> individuele exercitie. Autonomie kan niet bestaan zonder adequate – horizontale<br />

– verantwoording.<br />

36 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


4.4 opbouwen <strong>van</strong> <strong>een</strong> positieve spiraal door horizontale<br />

verantwoording<br />

Een positieve spiraalbeweging in het onderwijs ontstaat door de bedoeling (het primaire<br />

proces) centraal te stellen en situaties te creëren die gericht zijn op de versterking<br />

<strong>van</strong> het lerend vermogen <strong>van</strong> de hogescholen. Interactie en uitwisseling zijn<br />

daarvoor essentiële elementen. Omdat leren en verbeteren gebaat zijn bij het erkennen<br />

en bespreken <strong>van</strong> ‘fouten’, staat dit op gespannen voet met summatief oordelen<br />

en fouten afstraffen. (Onderwijsraad, 2013). Waar toezicht geschikt is om minimumeisen<br />

te garanderen, past verantwoording daarom beter bij het ondersteunen <strong>van</strong><br />

processen als professionalisering en kwaliteitsverbetering.<br />

Op het niveau <strong>van</strong> de professional is de kern dat de docent zich toetsbaar opstelt naar<br />

collega’s, naar studenten, het werkveld en naar andere betrokkenen (verantwoording<br />

willen afleggen), teneinde zijn eigen professionaliteit te optimaliseren. Het proces<br />

<strong>van</strong> horizontale verantwoording moet op alle niveaus en in zowel interne als externe<br />

relaties vorm krijgen.<br />

Daarbij zijn in ieder geval de volgende relaties <strong>van</strong> belang die nu vaak niet ten volle<br />

worden benut:<br />

<strong>De</strong> verhouding tussen de student en de docent en de instelling<br />

Voor studenten betekent dit dat zij meedenken en tegenspraak bieden bij de vormgeving<br />

en uitvoering <strong>van</strong> het onderwijs, de examens, de stages en de organisatie <strong>van</strong><br />

het onderwijs. Studenten zullen <strong>een</strong> betekenisvolle rol moeten krijgen bij de totstandkoming<br />

<strong>van</strong> instellingsbeleid waarin de condities worden aangegeven waaronder de<br />

onderwijstaak moet worden gerealiseerd. Zeker gezien de ambitie <strong>van</strong> het hbo om<br />

de student te positioneren als mede-eigenaar <strong>van</strong> zijn eigen leerproces, is deze betrokkenheid<br />

<strong>een</strong> voorwaarde. Hier ligt <strong>een</strong> kans om aan kracht te winnen. Verschillende<br />

geïnterviewden benoemen de pluriformiteit <strong>van</strong> de studentenpopulatie als obstakel<br />

en de geringe animo voor participatie in medezeggenschapsraden als hindernis.<br />

Daaruit kan echter niet zonder meer geconcludeerd worden dat studenten g<strong>een</strong> goede<br />

gesprekspartner kunnen of willen zijn. Een opleidingsdirecteur zei het zo: “Jongeren<br />

organiseren zich voortdurend langs verschillende lijnen, zij verkeren in verschillende<br />

en steeds veranderende netwerken en organiseren zich per onderwerp in flashmobachtige<br />

structuren. Het onderwijs (en de medezeggenschap daar over, red.) moet daarop<br />

zijn aangepast”. Een andere docent vindt dat “de onderwijsevaluaties en de inspraak<br />

<strong>van</strong> studenten, goed maar te bureaucratisch zijn geregeld”. In het verlengde <strong>van</strong> het<br />

gesprek met studenten zou ook <strong>van</strong> alumni zinvolle feedback op het onderwijs kunnen<br />

worden verwacht. Een docent: “er is g<strong>een</strong> geïnstitutionaliseerd alumninetwerk,<br />

behoudens het persoonlijke netwerk dat door individuele docenten wordt bijgehouden”.<br />

<strong>De</strong> verhouding tussen docenten in <strong>een</strong> instelling<br />

Het docententeam moet onderling het gesprek over de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs<br />

voeren, want ook daar worden de professionele normen ontwikkeld, aangescherpt en<br />

gedeeld. In deze professionele constellatie moet het debat levendig en open zijn, zeker<br />

nu <strong>een</strong>duidige antwoorden op de vraag wat kwaliteit is niet gegeven zijn. Zoals <strong>een</strong><br />

geïnterviewde het verwoorde: “hoe minder houvast je hebt en hoe beperkter het nor-<br />

Oplossingsrichtingen<br />

37


matieve kader is, hoe noodzakelijker het professionele gesprek, met name over intersubjectieve<br />

vragen.”<br />

Dat het voeren <strong>van</strong> <strong>een</strong> goed professioneel gesprek g<strong>een</strong> <strong>van</strong>zelfsprekendheid is maar<br />

wel veel waarde kan hebben, blijkt uit de opmerkingen <strong>van</strong> <strong>een</strong> docent: “hoe organiseer<br />

je dat je elkaars geweten bent, dat er kennis wordt gedeeld? Je hebt collegaprofessionals<br />

nodig om je te realiseren wanneer je <strong>een</strong> probleem hebt. Een onderling<br />

gesprek over kwaliteit is nodig, omdat de beleving <strong>van</strong> kwaliteit verschilt tussen<br />

professionals.”<br />

<strong>De</strong> verhouding tussen onderwijs en onderzoek binnen <strong>een</strong> instelling<br />

Niet op alle hogescholen bestaat <strong>een</strong> goede relatie tussen onderzoek en onderwijs,<br />

tussen lectoren en docenten. Wanneer de afstand tussen onderwijs en onderzoek te<br />

groot is, blijft <strong>een</strong> kwaliteitsimpuls voor het onderwijs uit. Tegelijkertijd leidt <strong>een</strong> vergaande<br />

vermenging <strong>van</strong> onderwijs en onderzoek tot het risico dat de wetenschappelijke<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het onderzoek afneemt. Toch moet onderzoek niet geïsoleerd zijn<br />

<strong>van</strong> onderwijs, maar daarmee <strong>een</strong> verbond aangaan. Door lectoren, meer dan nu het<br />

geval is, ook onderwijs te laten geven, zou deze interactie verbeteren. Op hun beurt<br />

zouden docenten betrokken kunnen zijn bij stage- en afstudeeropdrachten èn het<br />

onderzoek dat daaruit voortvloeit. Goed onderzoek is <strong>een</strong> kwaliteitsimpuls voor het<br />

onderwijs. Het leidt tot reflectie op de beroepspraktijk en draagt bij aan vernieuwing<br />

<strong>van</strong> het curriculum. Voor docenten is het doen <strong>van</strong> onderzoek, of daarmee tenminste<br />

<strong>een</strong> intensieve relatie onderhouden, noodzakelijk omdat zij ontwikkelingen moeten<br />

kunnen duiden en kunnen selecteren wat voor de toekomstige professionals <strong>van</strong><br />

belang is (Commissie Veerman). Recente initiatieven <strong>van</strong> de minister om het onderzoeksbudget<br />

voor hogescholen te verhogen kunnen hier <strong>een</strong> bijdrage aan leveren.<br />

<strong>De</strong> verhouding met het bedrijfsleven en de regio<br />

<strong>De</strong> houding <strong>van</strong> het hbo ten opzichte <strong>van</strong> het bedrijfsleven is ambivalent. <strong>De</strong> klassieke<br />

opvatting <strong>van</strong> hoger beroepsonderwijs gaat er <strong>van</strong>uit dat werkgevers mogen zeggen<br />

wat ze nodig hebben. Inmiddels is dat veranderd, echte beroepen en echte beroepsopleidingen<br />

zijn schaars geworden. Het overgrote deel <strong>van</strong> de studentenpopulatie<br />

wordt niet langer voor één beroep, noch voor één (type) werkgever opgeleid. Dat neemt<br />

niet weg dat partijen als vno-ncw en mkb Nederland op <strong>een</strong> waardevolle manier mee<br />

kunnen spreken over de kwaliteitseisen en de curricula <strong>van</strong> de opleidingen.<br />

Op het niveau <strong>van</strong> de opleidingen zijn de bestuurlijke verbindingen met het lokale<br />

en regionale bedrijfsleven uitgewerkt via werkveldcommissies, stageplaatsen en<br />

onderzoeksarrangementen. Ook hier kan verbetering plaats vinden. “<strong>De</strong> beroepenveldcommissie<br />

is <strong>een</strong> moetje”, merkt <strong>een</strong> docent hierover op. “Er is niet goed geïnvesteerd<br />

in het netwerk. Voor de echte beroepsopleidingen, zoals verpleegkunde, fysiotherapie,<br />

en pabo, is de relatie meestal wel goed geregeld, voor brede opleidingen niet.” Een<br />

geïnterviewde uit het technische beroepenveld : “Ongeveer drie jaar geleden ben ik<br />

gevraagd voor de beroepenveldcommissie toen er <strong>een</strong> accreditatie aan zat te komen.<br />

Maar na die accreditatie hebben we niets meer gehoord. Ook met aanbevelingen die<br />

we doen, wordt niets gedaan.”<br />

38 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


<strong>De</strong> verhouding tussen de instellingen<br />

Ook de samenwerking, lokaal en regionaal, met andere onderwijssectoren (mbo, voortgezet<br />

onderwijs en universiteit) met collega-hogescholen en met kennis- en onderzoekorganisaties<br />

is cruciaal om processen <strong>van</strong> professionalisering en kwaliteitsverbetering<br />

op gang te brengen en te onderhouden. Soms op het niveau <strong>van</strong> de instelling,<br />

maar veel vaker op het niveau <strong>van</strong> de opleidingen. In deze verhouding kunnen kwaliteitsverbeterende<br />

methoden, zoals visitaties, intercollegiale consultaties en peer<br />

reviews <strong>van</strong> nut zijn.<br />

“Het rapport “vreemde ogen dwingen” (Commissie externe validering examenkwaliteit, ook de<br />

Commissie Bruijn genoemd, 2012) heeft ertoe geleid dat er tussen de verschillende instellingen<br />

weer gesprek plaatsvindt, dat is heel erg goed. In zekere zin wordt daarmee<br />

teruggekeerd naar het systeem <strong>van</strong> collegiale visitaties. Dat leidde vroeger tot goede<br />

en open gesprekken” aldus <strong>een</strong> docent.<br />

Geïnstitutionaliseerde vormen <strong>van</strong> tegenspraak in instellingen<br />

Iedere hogeschool kent vormen <strong>van</strong> geïnstitutionaliseerde tegenspraak: de medezeggenschapsraad,<br />

de Raad <strong>van</strong> Toezicht en examencommissies. Bij <strong>een</strong> groot aantal hogescholen<br />

vervullen ook studentenraden deze rol. Het is aan de deelnemers <strong>van</strong> deze<br />

overlegstructuren om te bewaken dat de raden er niet all<strong>een</strong> zijn omdat het systeem<br />

daarin voorziet, maar dat ze dienen als platform voor het echte professionele gesprek.<br />

Dat gebeurt in hogescholen nog onvoldoende. Een onderzoek <strong>van</strong> de LSVb toont aan<br />

dat de in medezeggenschap meest actieve hogeschool nog net het niveau haalt <strong>van</strong><br />

de daarin zwakste universiteit (Scienceguide, 2013).<br />

In elk <strong>van</strong> deze relaties zijn verbeteringen mogelijk. Die verbeteringen zouden hun<br />

beslag moeten krijgen op alle niveaus: onder de professionals, in de instellingen en<br />

binnen de Vereniging.<br />

Bestaande praktijken kunnen handvatten bieden voor innovatie. <strong>De</strong> wijze waarop <strong>een</strong><br />

aantal <strong>van</strong> deze relaties binnen de universiteiten vorm hebben gekregen kan wellicht<br />

inspiratie bieden. Met name de plaats die het onderwijs, met de rector-magnificus en<br />

het college <strong>van</strong> decanen, heeft in het bestuur <strong>van</strong> de universiteiten, heeft <strong>een</strong> belangrijke<br />

toegevoegde waarde bij het bewaken en bevorderen <strong>van</strong> kwaliteit en het accommoderen<br />

<strong>van</strong> tegenspraak. Het is dan ook aan te bevelen dat het hbo nadenkt over de<br />

vraag hoe deze verbinding ook in het bestuur <strong>van</strong> de hogescholen kan worden aangegaan.<br />

Daarnaast wordt in veel andere landen in Europa ook diep nagedacht over de richting<br />

en koers <strong>van</strong> het hoger onderwijs. Hoewel het denken over autonomie en kwaliteitsborging<br />

in het hoger onderwijs in het algem<strong>een</strong> gunstig afsteekt in Europees opzicht,<br />

zijn onder invloed <strong>van</strong> het Bologna-akkoord en ondersteund door Europese Commissie<br />

specifieke structuren ontstaan of bestaande situaties verbeterd die ook het Nederlandse<br />

stelsel zouden kunnen verrijken. Bijvoorbeeld uit de betrokkenheid <strong>van</strong> externe<br />

stakeholders bij het hoger onderwijs in Oostenrijk en Finland kunnen door het Nederlandse<br />

hbo lessen worden getrokken.<br />

Bijlage ii biedt <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> praktijkvoorbeelden uit de universitaire wereld in<br />

Nederland en het hoger onderwijs in ons omringende landen.<br />

Oplossingsrichtingen<br />

39


4.5 de positie <strong>van</strong> bestuurders en het management<br />

Veel beleidsdenken over professionele autonomie veronderstelt dat ruimte geven aan<br />

eigen verantwoordelijkheid ertoe aanzet dat actoren die verantwoordelijkheid ook<br />

daadwerkelijk nemen, zoals in paragraaf 4.3 werd beschreven. Dit denken gaat in het<br />

algem<strong>een</strong> ook gepaard met <strong>een</strong> afkeer <strong>van</strong> management. ‘<strong>De</strong> manager’ doet in deze<br />

opvatting meer kwaad dan goed, doordat hij zich slechts bedient <strong>van</strong> de bureaucratische<br />

logica <strong>van</strong> plannen, rekenen, sturen, controleren en beheersen, waardoor de professional<br />

steeds minder mag, minder kan en uiteindelijk ook minder wil. Dit leidt vervolgens<br />

tot de noodzaak om nog sterker te sturen.<br />

<strong>De</strong> filosoof René ten Bos rekent genadeloos af met opvattingen over leiderschap en<br />

management die betrekking hebben op deze bureaucratische logica. Zijn stelling is dat<br />

het fout is te veronderstellen dat het bij leiderschap draait om visies, doelen of resultaten.<br />

Het begrip ‘management’ berust op de misvatting dat de werkelijkheid te beheersen<br />

en te controleren valt en dat dit iets zou toevoegen. Ten Bos concludeert dat<br />

het in veel organisaties ontbreekt aan het leiderschap als <strong>een</strong> zuiver middel om vermogens<br />

<strong>van</strong> anderen te laten groeien. “Zonder mensen die op de <strong>een</strong> of andere manier<br />

hun eigen belangen weten weg te cijferen zou de hele samenleving niet kunnen functioneren.<br />

Als resultaat in die samenleving <strong>een</strong> centrale categorie wordt en controle <strong>een</strong><br />

centraal handelingstype, dan verliest die samenleving – en met haar alle instituties –<br />

<strong>een</strong> bepaalde handelingsdimensie uit het oog die ethisch gedrag pas mogelijk maakt.<br />

Mensen zouden – en dat is misschien wel de essentie <strong>van</strong> alles wat ik hier te melden<br />

heb – <strong>een</strong>s moeten leren begrijpen dat leiderschap in al haar goede en kwade vormen<br />

nooit resultaatgericht is. Zolang dat niet doordringt, zal het niet all<strong>een</strong> met het veranderpotentieel<br />

<strong>van</strong> organisaties beroerd gesteld zijn, maar heerst er ook <strong>een</strong> algehele<br />

atmosfeer <strong>van</strong> kramp en malaise” (Ten Bos, 2011).<br />

<strong>De</strong> notie dat het bij ‘management’ dus niet primair gaat om de doelen en resultaten,<br />

maar om het vergroten <strong>van</strong> de capaciteiten <strong>van</strong> de professionals binnen de organisatie<br />

is hier rele<strong>van</strong>t. <strong>De</strong> professional moet in grotere verbanden kunnen werken, bereid zijn<br />

om te leren en te reflecteren op zijn vak. Managers, waarmee in dit verband direct- en<br />

indirect-leidingevenden op alle organisatieniveaus worden bedoeld, kunnen intermediëren<br />

tussen professionals onderling en tussen professionals, bestuurders en samenleving.<br />

Waar de maatschappelijke behoefte aan openheid, de prestatiedruk en het gevecht<br />

om middelen elkaar ontmoeten, zijn managers onmisbaar als bemiddelaar. Zij<br />

kunnen bovendien <strong>een</strong> buffer vormen die de professional afschermt tegen de wisselende<br />

opvattingen over kwaliteit en de verwarring over de vraag wat goede publieke<br />

dienstverlening is.<br />

Van managers mag worden verwacht dat zij ontwikkelingen en rele<strong>van</strong>te gebeurtenissen<br />

in en rond hun organisaties signaleren, in het perspectief <strong>van</strong> de maatschappelijke<br />

opdracht plaatsen en <strong>een</strong> vertaling kunnen maken naar de dagelijkse werkzaamheden<br />

<strong>van</strong> de professional (Noordegraaf, 2008).<br />

Managers hebben tot taak om functionele contexten, situaties en arrangementen te<br />

scheppen waarin het waarschijnlijk is dat de professionaliteit wordt bevorderd. Naast<br />

het faciliteren en inregelen <strong>van</strong> de horizontale verantwoordingmechanismen uit de<br />

vorige paragraaf is dit vorm te geven door middel <strong>van</strong> het professionele gesprek.<br />

40 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Professioneel gesprek over bedoeling (purpose en medeverantwoordelijkheid)<br />

Het gesprek <strong>van</strong> de manager met de professionals gaat over de vraag of de organisatie,<br />

het team zó is ingericht en het werk zó is georganiseerd dat recht wordt gedaan aan<br />

de bedoeling <strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs. Onderdeel <strong>van</strong> dit gesprek is dat het<br />

docentschap g<strong>een</strong> solistische functie is. Samenwerking in <strong>een</strong> team is de basis om<br />

studenten optimaal te ondersteunen om de eindstreep te bereiken. Individuele verantwoordelijkheid<br />

voor de eigen bijdrage hieraan en gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />

voor het onderwijsproces zijn leidend.<br />

In hoofdstuk 3 is geconstateerd is dat het primair proces, de opleidingen, geleidelijk<br />

uit beeld zijn geraakt bij de totstandkoming <strong>van</strong> instellingsbeleid. Het gesprek over de<br />

maatschappelijke opdracht en de vertaling daar<strong>van</strong> naar instellingsbeleid en de inrichting<br />

<strong>van</strong> onderwijs en examens zal door het management moeten worden geëntameerd.<br />

Het professionele gesprek moet de professional uitdagen om mede verantwoordelijkheid<br />

te nemen in de totstandkoming <strong>van</strong> instellingsbeleid en om, <strong>van</strong>uit de<br />

professionaliteit, tegenspraak te bieden aan het management.<br />

Het is aan het management om ruimte te bieden aan zo’n cultuur <strong>van</strong> medeverantwoordelijkheid<br />

en tegenspraak. Het is tegelijkertijd <strong>een</strong> professionele eis aan de docenten om<br />

die ruimte ook daadwerkelijk te vullen en het debat aan te gaan met de leiding over de<br />

uitvoering <strong>van</strong> de maatschappelijke opdracht <strong>van</strong> het onderwijs. Tegensprekers, gangmakers,<br />

initiatiefnemers en best persons moeten gehoor en waardering vinden.<br />

Binding met de werkvloer<br />

Om de eigen opdracht te kunnen vervullen zal het management moeten weten wat er<br />

op de werkvloer gebeurt. Dit kan, door op de werkvloer op zoek te gaan naar de wijze<br />

waarop het systeem helpend dan wel belemmerend is om de opdracht die de instelling<br />

heeft te realiseren. <strong>De</strong> leidinggevenden <strong>van</strong> de opleidingen zullen het eigen onderwijs<br />

<strong>van</strong> binnenuit moeten kennen, zodat zij <strong>een</strong> echte gesprekspartner zijn voor<br />

docenten en studenten over de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs en de examens.<br />

Arbeidsrechtelijke positie professional<br />

Uit het vorenstaande volgt dat zowel het management als de professionals onmisbare<br />

schakels zijn in de verwezenlijking <strong>van</strong> de maatschappelijke opdracht <strong>van</strong> het hbo.<br />

Bezien kan worden of de (her)waardering <strong>van</strong> professionaliteit ook tot uitdrukking kan<br />

worden gebracht in de ontwikkelingsmogelijkheden en beloning <strong>van</strong> docenten. Ook de<br />

huidige cao biedt ruimte om excellentie te belonen, maar daar lijkt maar spaarzaam<br />

gebruik <strong>van</strong> te worden gemaakt. Zoals <strong>een</strong> docent opmerkte: “vroeger zat <strong>een</strong> docent<br />

altijd in schaal twaalf, maar velen werden als gevolg <strong>van</strong> hos en Hay teruggezet naar<br />

schaal tien. Toenmalig minister Plasterk heeft er voor gezorgd dat het in beginsel weer<br />

mogelijk is dat docenten doorgroeien naar schaal dertien, maar daar moet echt <strong>een</strong><br />

godswonder voor gebeuren”.<br />

Door telkens terug te keren naar de maatschappelijke opdracht zal het gesprek binnen<br />

hogescholen verbreden. Op alle niveaus en in al het handelen moet de bedoeling centraal<br />

staan: het verzorgen <strong>van</strong> kwalitatief goed onderwijs, dat <strong>een</strong> pluriforme groep<br />

studenten voorbereidt op <strong>een</strong> plek in de samenleving. Het is onmiskenbaar dat het<br />

realiseren <strong>van</strong> deze primaire taak all<strong>een</strong> mogelijk is als er sprake is <strong>van</strong> samenwerking<br />

op alle niveaus, horizontaal en verticaal.<br />

Oplossingsrichtingen<br />

41


4.6 de opdracht <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> ocw<br />

Het dilemma waarvoor de beleidsmakers <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> ocw zich gesteld zien<br />

is groot. Verschillende incidenten in het hoger beroepsonderwijs hebben geleid tot <strong>een</strong><br />

sterke vraag naar verticale sturing. Daar waar kwaliteit niet kan bestaan zonder autonomie,<br />

zou ocw echter terughoudendheid moeten betrachten. Zij staat voor de ingewikkelde<br />

opgave om de huidige situatie <strong>van</strong> low trust te veranderen in <strong>een</strong> situatie<br />

waarin overheid, toezichthouders en de samenleving high trust uitstralen, zodat professioneel<br />

handelen niet gehinderd wordt door verstorende handhavingsmechanismen.<br />

Naarmate docenten, instellingen en samenwerkingsverbanden meer verantwoordelijkheden<br />

kunnen en willen dragen, moeten ze daarvoor ook de bevoegdheden krijgen.<br />

Dit is <strong>een</strong> delicaat en langdurig proces, maar het alternatief is <strong>een</strong> al-regelende overheid<br />

en <strong>een</strong> geparalyseerde onderwijssector (Van Beuningen, e.a. 2013). Een dergelijk<br />

proces vergt ook terughoudendheid: professionele kwaliteit kan niet gedijen zonder<br />

autonomie.<br />

<strong>De</strong> vorige staatssecretaris, Zijlstra, had in antwoord op de vraag naar verticale sturing<br />

meer regels aangekondigd. <strong>De</strong>len daar<strong>van</strong> zijn inmiddels door de huidige minister<br />

Bussemaker teruggetrokken, als aangekondigd in haar brief <strong>van</strong> 7 februari 2013. Dat is<br />

<strong>een</strong> dappere daad, zeker nu de druk om in te grijpen door de problemen bij Amarantis<br />

nog groter was geworden.<br />

Het beleid <strong>van</strong> Bussemaker is verwoord in de brief Versterking Bestuurskracht Onderwijs<br />

(Kamerstukken ii 2012/13, 33 495, nr. 10). In vergelijking met eerder aangekondigd<br />

beleid is dit <strong>een</strong> trendbreuk en in lijn met dit rapport <strong>een</strong> goede, noodzakelijke koerswijziging.<br />

Maar ook in dit denken zitten tekortkomingen. Daar zal in het navolgende<br />

op worden ingegaan.<br />

<strong>De</strong> brief stelt:<br />

“Grosso modo zijn er twee mogelijke alternatieve routes voor het huidige besturingsmodel<br />

<strong>van</strong> systeemsturing. Ten eerste meer hiërarchische sturing, waarbij de<br />

invloed <strong>van</strong> de overheid veel groter wordt. Ten tweede <strong>een</strong> model waarin meer<br />

wordt overgelaten aan zelfsturing door de onderwijssectoren en de directe controle<br />

door de overheid juist veel kleiner wordt. Beide modellen hebben veel nadelen.<br />

Meer invloed door de overheid betekent <strong>een</strong> terugkeer naar <strong>een</strong> hiërarchisch model<br />

<strong>van</strong> sturing. Dit zou de introductie <strong>van</strong> centrale planning in <strong>een</strong> tamelijk turbulente<br />

omgeving inhouden. Dat leidt tot nadelen als hogere uitvoeringskosten, meer bureaucratie,<br />

meer regeldruk, minder variatie in het aanbod en uitholling <strong>van</strong> de positie<br />

<strong>van</strong> professionals. <strong>De</strong> voorstellen in de sp-notitie ehmbo, eerste hulp voor het<br />

middelbaar beroepsonderwijs komen neer op herstel <strong>van</strong> <strong>een</strong> hiërarchisch besturingsmodel.<br />

<strong>De</strong> sp stelt bijvoorbeeld voor de huisvesting <strong>van</strong> het middelbaar beroepsonderwijs<br />

centraal door de rijksoverheid te laten regelen. Goede huisvesting<br />

die aansluit bij de behoefte <strong>van</strong> de werkvloer kan echter niet zomaar <strong>van</strong>uit <strong>De</strong>n<br />

Haag geregeld worden. Daarvoor is veel kennis nodig <strong>van</strong> de lokale en regionale<br />

situatie.<br />

Een beweging de andere kant op, naar meer zelfsturing door de sectoren en/of<br />

meer marktwerking heeft evenzeer aanzienlijke nadelen. Een grotere professionele<br />

autonomie is bijvoorbeeld motiverend voor onderwijsprofessionals, maar maakt<br />

het moeilijker om borging <strong>van</strong> publieke belangen zeker te stellen.”<br />

42 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


<strong>De</strong> minister formuleert vervolgens <strong>een</strong> tussenvorm: systeemsturing, die <strong>een</strong> balans<br />

zoekt tussen verticale sturing en zelfsturing. <strong>De</strong> drie varianten hebben gem<strong>een</strong> dat ze<br />

uitgaan <strong>van</strong> verantwoordelijkheidsverdeling tussen twee partijen – in dit geval de centrale<br />

overheid en de besturen <strong>van</strong> onderwijsinstellingen. Verticale sturing houdt in dat<br />

de rijksoverheid voorschrijft wat er zal worden uitgevoerd door de onderwijsinstellingen.<br />

Bij zelfsturing bepalen de instellingen dat zelf en is de centrale overheid marginaal<br />

betrokken. Systeemsturing kiest <strong>een</strong> middenpositie: de overheid stelt kaders, bewaakt<br />

de kwaliteit via normering en toezicht en zorgt voor concurrentie door vrije<br />

schoolkeuze en transparantie. Voor de rest hebben de instellingen de vrijheid om naar<br />

eigen inzichten en voorkeuren en naar bevind <strong>van</strong> zaken te handelen.<br />

In het geschetste continuüm lijkt systeemsturing de enig redelijke optie. <strong>De</strong> risico’s<br />

<strong>van</strong> de beide extremen zijn evident: in de tijd zijn het zelf perverterende prikkelsystemen.<br />

Maar datzelfde geldt – minder evident – voor systeemsturing. Ook systeemsturing<br />

voorziet in <strong>een</strong> verdeling <strong>van</strong> verantwoordelijkheden, om ze vervolgens te fixeren.<br />

Dat is <strong>een</strong> uitnodiging voor gekissebis over grenzen <strong>van</strong> competenties en bemoeienis,<br />

<strong>van</strong> groeiende wederzijdse ergernis, <strong>van</strong> reflexief gedrag en georganiseerd wantrouwen.<br />

Het leidt dikwijls tot verlies aan eigenaarschap, zelfregie en verantwoordelijkheidsgevoel.<br />

Taken en functies die zin en betekenis geven aan mensen en hun onderlinge<br />

betrekkingen worden verstatelijkt, vervolgens gepolitiseerd, gejuridiseerd en onderdeel<br />

gemaakt <strong>van</strong> – steeds grootschaligere – regelgestuurde systemen. Dat is ook<br />

precies wat gebeurde in de zorg en in het onderwijs zelf, waar in de kern telkens voor<br />

systeemsturing is gekozen, maar waar uiteindelijk zware, dure en dehumaniserende<br />

systemen zijn ontstaan.<br />

Het lijkt evident dat <strong>een</strong> systeem dat fixeert en g<strong>een</strong> ruimte geeft niet nastrevenswaardig<br />

is. Dat roept de vraag op of de overheid niet all<strong>een</strong> over de moed, maar ook over<br />

het instrumentarium beschikt om <strong>een</strong> beweging mogelijk te maken waarin alle betrokkenen,<br />

<strong>van</strong>uit hun eigen positie en bereik, meedenken en bijdragen aan de steeds<br />

betere realisering <strong>van</strong> de essentiële maatschappelijke opdracht.<br />

Een centrale overheid die, bijvoorbeeld, voorbij simpele onderwijsnormen, meedenkt<br />

met de hogescholen over het optreden <strong>van</strong> de docent in de klas en over de effecten die<br />

de docent daar zal moeten bewerkstelligen. Een centrale overheid die in haar beleid<br />

met de hogescholen meedenkt over hoe de gezondheid <strong>van</strong> de instelling, haar doelrealiserende<br />

capaciteit zoals belichaamd in de vermogens <strong>van</strong> docenten en staf, het best<br />

bevorderd kan worden. Een overheid die tegelijkertijd met de hogescholen <strong>een</strong> traject<br />

inzet, waar<strong>van</strong> de inzet is dat hogescholen steeds meer bevoegdheden overnemen<br />

naarmate ze aannemelijk maken dat ze bereid en in staat zijn om die vrijheid verantwoordelijk<br />

te gebruiken.<br />

Dat betekent niet dat de rol <strong>van</strong> de overheid verwordt tot die <strong>van</strong> backbencher. Een optreden<br />

dat meer overlaat aan maatschappelijke actoren moet juist buitengewoon<br />

krachtig zijn (Van der St<strong>een</strong> e.a. 2010). Dat betekent wel dat wet- en regelgeving, het<br />

exclusieve instrumentarium <strong>van</strong> de overheid, steeds recht moet doen en dienstbaar<br />

moet zijn aan de bedoeling <strong>van</strong> het hbo, en dat naast dit wetgevingsinstrumentarium<br />

andere concepten worden toegepast die recht doen aan deze dynamiek.<br />

Dit is <strong>een</strong> diachronisch proces – g<strong>een</strong> foto, maar <strong>een</strong> film –, want ruimte geven (mogen)<br />

zonder de bereidheid (wil) en de capaciteiten (kunnen) in orde te hebben heeft averechtse<br />

effecten. Dat leidt al snel tot de conclusie dat zo’n wetssysteem of zo’n inter-<br />

Oplossingsrichtingen<br />

43


ventie niet werkt. Een systeem ontwikkelen <strong>van</strong>uit de gedachte dat het voor altijd<br />

moet werken is, gelet op de altijd optredende reflexiviteit <strong>van</strong> sociale systemen en <strong>een</strong><br />

zich voortdurend ontwikkelende maatschappij, zinloos. Oplossingen liggen niet in<br />

meer <strong>van</strong> hetzelfde en evenmin in meer efficiency. Er moet steeds iets nieuws bedacht<br />

en gemaakt worden.<br />

<strong>De</strong> inrichting <strong>van</strong> wetgeving<br />

Om publieke doelen te bereiken, moet wetgeving niet ‘zijn’, maar blijvend ‘worden’. Zij<br />

moet adaptief en flexibel zijn en innovatie mogelijk maken of in ieder geval niet verhinderen.<br />

Daarnaast moet zij kaderstellend zijn, helderheid bieden en weinig lasten<br />

veroorzaken en vernieuwend blijven. Ten derde – en dat is wellicht het belangrijkste<br />

– moeten bevoegdheden weer aan de sector zelf over worden gelaten in de mate waarin<br />

de sector zijn verantwoordelijkheden waarmaakt. In andere termen: de wetgever<br />

moet leren infaseren, consolideren en uitfaseren, <strong>een</strong> perpetuum mobile <strong>van</strong> wetgeving.<br />

Doet zij dit niet dan perverteert wet- en regelgeving. Ten aanzien <strong>van</strong> het consolideren<br />

moet worden opgemerkt dat veel verticale regels onverminderd noodzakelijk blijven<br />

en wellicht – zoals in de brief Versterking Bestuurskracht onderwijs staat aangegeven<br />

– er regels bij moeten komen – bijvoorbeeld waar het gaat om het financieel beheer<br />

<strong>van</strong> de instellingen. Van belang in dit kader is dat bij het concipiëren <strong>van</strong> die regels<br />

rekening moet worden gehouden met de mogelijke averechtse effecten daar<strong>van</strong>. Regelsystemen<br />

leiden tot lasten, maar kunnen, zoals uitgebreid beschreven in paragraaf 3.4,<br />

perverteren en andere ongewenste effecten genereren. Zo kan bijvoorbeeld de in de<br />

regel vervatte waarde niet gereproduceerd worden, maar wordt de regel als zodanig<br />

nageleefd. Een regel kan de motieven ontnemen om gesprekken te voeren die werkelijk<br />

waarde toevoegen aan de noodzakelijk professionele vermogens. Het startpunt is<br />

daarom <strong>een</strong> heldere keuze in wat te blijven regelen, c.q. te blijven consolideren – en<br />

wat niet, omdat de sector dat zelf kan of omdat daar, nu of op termijn, horizontale<br />

arrangementen en verantwoordingmechanismen – checks and balances – voor gegenereerd<br />

kunnen worden. Zaken die eigenlijk door de sector geregeld kunnen worden,<br />

maar desondanks in regels zijn vastgelegd door codificatie, kunnen perverteren en<br />

kunnen kansen ontnemen om duurzame, eigen verbindingen te genereren. Kortom, de<br />

gangbare opvatting dat regels die toch door ieder<strong>een</strong> worden nageleefd kunnen worden<br />

gecodificeerd, omdat ze g<strong>een</strong> schadelijke effecten hebben, is niet altijd even evident.<br />

Verticale interventies die <strong>een</strong> positief effect hebben (gehad), moeten daarom ook weer<br />

kunnen verdwijnen, in plaats <strong>van</strong> versterkt en uitgebreid. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> zijn<br />

de prestatieafspraken tussen de minister en de instellingen. Dit kabinet koppelt ruim<br />

zeven procent <strong>van</strong> het totale onderwijsbudget aan prestaties en legt dit vast in afspraken<br />

met de instellingen voor hoger onderwijs. Hogescholen en universiteiten die het<br />

beter doen op onderwijskwaliteit, studiesucces en profilering krijgen meer geld. Ondanks<br />

dat afspraken doorgaans op horizontaal niveau worden gemaakt, zijn deze vastgelegd<br />

in verticale regels: beschikkingen. <strong>De</strong> website <strong>van</strong> ocw vermeldt: ”Op 3 november<br />

2012 heeft de staatssecretaris de beschikkingen voor de prestatieafspraken getekend<br />

en aan de instellingen gestuurd.”<br />

Het lijkt <strong>een</strong> goede interventie en het geeft <strong>een</strong> impuls aan de prestaties <strong>van</strong> de instellingen,<br />

maar de kans is groot dat bij positieve evaluatie <strong>een</strong> groter percentage via deze<br />

afspraken wordt uitgegeven en er meer regels worden gemaakt. <strong>De</strong> overheid en het<br />

hbo moeten zich er rekenschap <strong>van</strong> geven dat het effect <strong>van</strong> de prestatieafspraken<br />

44 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


kan afnemen door pervertering. Dat gevaar is inherent aan iedere prestatieafspraak.<br />

Het risico bestaat dat men gaat sturen op het behalen <strong>van</strong> de prestatie en niet op het<br />

verbeteren <strong>van</strong> de kwaliteit, waarmee het oorspronkelijke doel <strong>van</strong> de afspraak uit het<br />

oog verdwijnt. Ron Bormans gaf aan niet gelukkig te zijn met de afspraken: “In het<br />

heetst <strong>van</strong> de strijd krijgen we het verwijt dat we te ver <strong>van</strong> de werkvloer af staan, dat<br />

we te veel onderwerp zijn <strong>van</strong> perverse prikkels. En wat gaan we doen? We creëren<br />

<strong>een</strong> mechanisme dat nog verder <strong>van</strong> de werkvloer af staat. <strong>De</strong> staat is weer de baas. En<br />

waar gaat de bekostiging <strong>van</strong> afhankelijk worden? Het voornaamste element bij die<br />

prestatieafspraken is rendement en studiesucces, waar nu net de grootste perverse<br />

prikkels <strong>van</strong>uit gaat”. Uiteindelijk moeten instellingen willen presteren omdat dit in<br />

wezen hun bestaan rechtvaardigt. Wanneer die prestatie wordt geleverd, moet in de<br />

evaluatie <strong>van</strong> de prestatieafspraken de vraag worden betrokken of de regels weer kunnen<br />

worden uitgefaseerd.<br />

Het uitfaseren <strong>van</strong> wetgeving leidt tot regeldrukreductie en dus tot minder lasten bij de<br />

overheid en de sector. Maar het belangrijkste doel <strong>van</strong> het uitfaseren <strong>van</strong> wetgeving is<br />

dat dit ruimte biedt aan de ontwikkeling <strong>van</strong> doelrealiserende, probleemoplossende<br />

vermogens. Wetgeving moet zo zijn ingericht dat het positieve reflexiviteit genereert:<br />

meer willen en kunnen, en daardoor steeds meer mogen. Regels kunnen niet in<strong>een</strong>s<br />

worden weggenomen, maar steeds moet worden bezien waar de bereidheid en de capaciteit<br />

aanwezig is, teneinde daar steeds meer bevoegdheden neer te leggen. Daar<br />

waar de conclusie is dat bereidheid en capaciteit ontbreekt, moet <strong>een</strong> beweging in<br />

gang worden gezet om die te laten ontstaan.<br />

<strong>De</strong> volgende wetgevingstechnieken komen daarvoor in aanmerking:<br />

• Een eerste mogelijkheid wordt geboden door middel <strong>van</strong> ‘zorgplichten’. Een zorgplichtbepaling<br />

is <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> geformuleerde gedragsnorm die <strong>een</strong> bepaalde verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> actor markeert, maar niet dwingend voorschrijft hoe hij<br />

precies moet handelen om de verantwoordelijkheid in te vullen. Bestaande regels<br />

die zich voor zorgplichten lenen en voor uitfasering in aanmerking komen, kunnen<br />

in zo’n plicht worden omgezet. Indien het belang ook dan blijkt te worden beschermd,<br />

kan de zorgplicht verdwijnen. Zo voorkomen zorgplichten talloze nadere<br />

regelgevingscomplexen op lager niveau. Een motief om <strong>een</strong> zorgplicht te gebruiken<br />

moet dus ook zijn dat – op termijn – de sector zélf in staat zal zijn het belang te<br />

dienen. Met andere woorden: de zorgplicht als overgangsinstrument en niet de<br />

zorgplicht die, zoals we het kennen, leidt tot uitbestede regelgeving en tot nog<br />

meer bureaucratie.<br />

• Een tweede mogelijkheid is het werken met horizonbepalingen voor bestaande<br />

regels. In de praktijk betekent dit dat de wet <strong>een</strong> termijn schetst waarbinnen <strong>een</strong><br />

bepaalde bepaling gaat vervallen en daar als voorwaarde aan koppelt dat de sector<br />

het belang dat met de bepaling wordt beschermd zelf oppakt. Zo kan, geconditioneerd,<br />

lerend vermogen worden ontwikkeld.<br />

• Een derde techniek is geconditioneerde zelfregulering. Hierbij bepaalt de wet dat de<br />

sector zelf bepaalde zaken regelt. In de mate dat de sector die verantwoordelijkheid<br />

waarmaakt, zal de overheid zich terugtrekken en de conditionering laten vervallen.<br />

Wet- en regelgeving die flexibel genoeg is om snel veranderende opvattingen te accommoderen,<br />

heldere kaders biedt en de maatschappelijke dynamiek versterkt in<br />

plaats <strong>van</strong> verdringt, draagt bij aan relaties waarin de problemen noch de oplossings-<br />

Oplossingsrichtingen<br />

45


ichtingen primair ‘des overheids’ zijn. Een relatiepatroon waarin, binnen eigen verantwoordelijkheden,<br />

naar gedeelde doelen kan worden toegewerkt. Een systeem dat<br />

uitdaagt om te verbeteren. Daar is het onderwijs uiteindelijk echt mee gediend.<br />

Naast verticale regels kunnen ook meer horizontale instrumenten als convenanten<br />

worden ingezet. Zo komt tot uitdrukking dat op basis <strong>van</strong> gelijkwaardigheid afspraken<br />

kunnen worden gemaakt. Het Techniekpact dat in mei 2013 is ondertekend is hier<strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> goed voorbeeld. Naast de concrete acties zit de meerwaarde <strong>van</strong> het Techniekpact<br />

in het feit dat alle betrokken partijen de over<strong>een</strong>komst steunen en ondertekend hebben.<br />

Het onderwijsveld (vsnu, vo-Raad, po-Raad, mbo-Raad, Vereniging Hogescholen,<br />

nrto), de vakbonden (fnv en cnv), werkgevers (vno-ncw, mkb Nederland, fme, de Koninklijke<br />

Metaalunie, vertegenwoordigers <strong>van</strong> de topsectoren), studenten (iso, lsvb) en<br />

de regio’s slaan de handen in<strong>een</strong> om samen met de overheid (<strong>De</strong> Ministeries <strong>van</strong> ocw,<br />

ez en szw) het tekort aan technisch geschoolde vakkrachten tegen te gaan. Ook de<br />

prestatieafspraken en de strategische agenda hadden zich uitstekend voor deze vorm<br />

gel<strong>een</strong>d. Aldus was eigenheid <strong>van</strong> de sector en hun verbanden centraal gesteld en waren<br />

de risico’s <strong>van</strong> pervertering verkleind.<br />

Zoals hiervoor is betoogd, beschikt de overheid over het instrumentarium om kwaliteit,<br />

autonomie en verantwoordelijkheid in het hbo tot haar recht te laten komen. Dat is<br />

echter, zeker wanneer zij zich geconfronteerd ziet met medialogica en <strong>een</strong> activistisch<br />

parlement, g<strong>een</strong> gemakkelijke opgave. Tegelijkertijd geldt dat noch in <strong>een</strong> low trustomgeving,<br />

noch in <strong>een</strong> high trust-omgeving <strong>een</strong> situatie <strong>van</strong> no risk kan worden bereikt.<br />

In die wetenschap is <strong>een</strong> situatie <strong>van</strong> high trust te prefereren. Het is voor politiek en<br />

bestuur dan ook noodzakelijk om de reflex, om nieuwe maatregelen af te kondigen en<br />

het toezicht nog verder aan te scherpen, te bedwingen. Een nieuw elan in de sector<br />

behoeft g<strong>een</strong> versterking <strong>van</strong> bestuurdersmacht of nieuwe regelgeving maar vereist<br />

weldoordacht bestuur <strong>van</strong> het hele bestel en <strong>van</strong> de afzonderlijke delen daar<strong>van</strong>.<br />

Wetswijzigingen die versterking beogen, leiden vaak juist tot verzwakking en niet zelden<br />

tot schijnzekerheden: de opleiding media en entertainmentmanagement aan Hogeschool<br />

Inholland wás immers <strong>een</strong> geaccrediteerde studierichting.<br />

<strong>De</strong> overheid heeft er zelf <strong>een</strong> groot belang bij om terughoudendheid te betrachten. Met<br />

extra regelgeving wekt de overheid de indruk probleemeigenaar te zijn. Een probleemeigenaar<br />

wordt al snel verantwoordelijk geacht voor zijn eigen probleem en moet dat<br />

ook oplossen. <strong>De</strong> wetgever kan echter de verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces<br />

niet overnemen. Politieke inmenging interfereert negatief met het primaire proces.<br />

4.7 toezicht en accreditatie<br />

Hogescholen en docenten zien extern verticaal toezicht vaak als bedreiging voor de<br />

autonomie. <strong>De</strong> uitgeoefende controle beschouwen ze als verstikkend voor de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> goede kwaliteit. Zo beschrijft <strong>een</strong> aantal docenten de accreditatie-instelling<br />

nvao als “<strong>een</strong> moloch, die niet bezig is met de kwaliteit <strong>van</strong> onderwijs”. Over de onderwijsinspectie<br />

voert <strong>een</strong> bestuurder aan: “de inspectie heeft g<strong>een</strong> feeling met de inhoud<br />

en is all<strong>een</strong> maar bezig met protocollen en regels. Zij straalt uit dat het hbo niet deugt<br />

en ontwikkelt daarom allerlei onderzoeksystemen”.<br />

46 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Oud hbo-raadvoorzitter Frans Leijnse stelt daar tegenover: “Zodra je de dialoog over<br />

verantwoording niet serieus neemt, heb je <strong>een</strong> heel groot probleem. Verticale verantwoording<br />

wordt pas opgelegd, op het moment dat het horizontaal niet goed zit. <strong>De</strong><br />

eigen verantwoordingsmechanismen worden door de overheid overgenomen. <strong>De</strong> instellingen<br />

krijgen daardoor de indruk dat ze zelf niets meer moeten doen. Er ontstaat<br />

morele luiheid. Instellingen kunnen het initiatief terughalen door zelf uit te leggen<br />

hoe ze verantwoording willen afleggen: ‘overheid wij begrijpen uw vraag naar verantwoording<br />

en op deze wijze willen wij daar vorm en inhoud aan geven’”. Dat benadrukt<br />

dat autonomie all<strong>een</strong> kan bestaan, wanneer actoren bereid zijn adequaat verantwoording<br />

af te leggen. Toezicht en accreditatie kunnen daarbij, mits goed gebruikt en naast<br />

de eerder in dit hoofdstuk geschetste horizontale verantwoordingsmechanismen, nuttige<br />

instrumenten zijn.<br />

Accreditatie benutten<br />

<strong>De</strong> accreditatiesystematiek heeft als doel om het professionele debat op opleidingsniveau<br />

te richten en te ondersteunen. <strong>De</strong> Commissie Veerman constateerde dat accreditatie<br />

in de kern inhoudt dat opleidingen en instellingen uitgenodigd worden <strong>een</strong> eigen<br />

profiel te kiezen en dat de nvao vervolgens toetst of dat profiel legitiem is en of de<br />

opleiding dit waarmaakt. Daarin ligt <strong>een</strong> uitnodiging besloten, zowel voor het interne<br />

gesprek als voor het externe gesprek met stakeholders. Zoals Wim Boomkamp het verwoordde:<br />

“het opgelegd krijgen <strong>van</strong> hersteltrajecten is <strong>een</strong> belangrijke trigger voor ingrijpen<br />

<strong>van</strong>uit het College <strong>van</strong> Bestuur. Accreditatie helpt om het professionele debat<br />

te voeren”. Het is dan wel zaak om dit als begin <strong>van</strong> <strong>een</strong> proces te zien.<br />

Georganiseerde aandacht voor kwaliteit en het verbeteren hier<strong>van</strong> naar aanleiding <strong>van</strong><br />

de bevindingen is <strong>een</strong> dynamisch proces en <strong>een</strong> permanent punt <strong>van</strong> aandacht voor<br />

allen die bij de onderwijsuitvoering betrokken zijn. Het verdient – als <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

– aanbeveling om in de jaarlijkse beleidscyclus de systematiek <strong>van</strong> de accreditatie te<br />

benutten, al was het maar om te voorkomen dat er <strong>een</strong> perverterend effect uitgaat <strong>van</strong><br />

de door de beoordelingscommissies openbaar gemaakte lijsten met beoordelingspunten.<br />

Dat betekent dat niet één keer in de zes jaar wordt toegewerkt naar <strong>een</strong> statische<br />

momentopname, de instellingsfoto, waarbij op dat moment aan de beoordelingspunten<br />

wordt voldaan. <strong>De</strong> film, die moet leiden tot kwaliteitsverbetering moet continue<br />

draaien. Het gaat erom steeds te blijven leren <strong>van</strong> de ervaringen en vervolgens te verbeteren.<br />

In <strong>een</strong> goede accreditatiesystematiek zijn alle stakeholders betrokken.<br />

Bijdrage onderwijsinspectie benutten<br />

Ook de vreemde ogen <strong>van</strong> de onderwijsinspectie leveren informatie voor het professionele<br />

gesprek binnen instellingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de bijdrage <strong>van</strong> de<br />

onderwijsinspectie de rijkdom in zich heeft om het professionele gesprek te voeden<br />

en dat haar bijdrage zich niet beperkt tot die <strong>van</strong> controleur <strong>van</strong> regels. <strong>De</strong> overheid en<br />

de sector mogen <strong>van</strong> de onderwijsinspectie verwachten dat ook zij zich in de uitoefening<br />

<strong>van</strong> haar taak richt naar de bedoeling <strong>van</strong> het hbo.<br />

<strong>De</strong> hoofdinspecteur Voortgezet, Beroeps- en Hoger Onderwijs, de directeur Hoger Onderwijs<br />

en de coördinator toezicht Hoger Onderwijs onderschrijven bovenstaande stelling.<br />

Hoofdinspecteur Rick Steur tekent daarbij evenwel aan: “de houding die er op<br />

gericht is om tegenkrachten te organiseren ontbreekt veelal. Een volwassen sector zou<br />

volwassen toezicht moeten hebben en zou dat ook moeten willen accepteren. <strong>De</strong> sec-<br />

Oplossingsrichtingen<br />

47


tor lijkt verschillende maatregelen als pesten op te vatten, terwijl ze er juist hun voordeel<br />

mee zouden kunnen doen. Zij krijgen het pas druk met ons, zodra ze hun zaakjes<br />

niet op orde hebben. Wij zijn de brandweer <strong>van</strong> het systeem.”<br />

<strong>De</strong> onderwijsinspectie benadrukt dat zij vooral wil fungeren als helpende hand voor<br />

de besturen. Bestuurders <strong>van</strong> hogescholen herkennen dat (nog) niet. Dat is ook haast<br />

niet mogelijk, nu alle betrokkenen desgevraagd met enige verbazing vaststelden, dat<br />

het metagesprek waarin dit tot uitdrukking kan worden gebracht, niet gevoerd wordt.<br />

Dat gesprek zou veel toegevoegde waarde kunnen hebben. Het wederzijds wantrouwen<br />

is (te) groot. Om bij de metafoor <strong>van</strong> de brandweer te blijven: de brandweer is er<br />

niet all<strong>een</strong> om brand te blussen, maar maakt zich ook nuttig op het terrein <strong>van</strong> brandveiligheid<br />

en brandpreventie.<br />

Hoewel beide partijen anders lijken te willen, staan de onderwijsinspectie en de hogescholen<br />

nu teveel tegenover elkaar. Waar voor beide het bevorderen <strong>van</strong> de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> het hbo <strong>een</strong> kernwaarde is, moet het mogelijk zijn om de verschillen te overbruggen.<br />

Daarover moeten de partijen met elkaar in gesprek willen gaan.<br />

4.8 slotbeschouwing<br />

In dit hoofdstuk is <strong>een</strong> redenering neergezet die tot <strong>een</strong> positieve spiraal in het hbo<br />

zou moeten leiden. <strong>De</strong> opdracht aan alle actoren is om de bedoeling <strong>van</strong> het hoger<br />

onderwijs in al het handelen centraal te stellen en daarbij steeds in het oog te houden<br />

dat kwaliteit, autonomie en verantwoording onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.<br />

<strong>De</strong> weg omhoog lijkt inmiddels al te zijn ingezet. Tijdens dit onderzoek was <strong>een</strong> nieuw<br />

elan voelbaar: ocw propageert terughoudendheid bij het maken <strong>van</strong> nieuw beleid en<br />

wetgeving; bestuurders <strong>van</strong> hogescholen erkennen het belang <strong>van</strong> het professionele<br />

gesprek met en tussen professionals en met elkaar binnen de Vereniging Hogescholen<br />

en onderkennen dat autonomie niet kan bestaan zonder adequate verantwoording.<br />

Dat het professionele gesprek ook moet worden gevoerd met stakeholders en externe<br />

toezichthouders maakt daar<strong>van</strong> onderdeel uit.<br />

Dit zijn processen die tijd vergen en <strong>een</strong> cultuuromslag vragen. Het is dan ook realistisch<br />

te veronderstellen dat de problemen zullen na-ijlen en gaandeweg zullen ongetwijfeld<br />

nieuwe vragen en uitdagingen opdoemen. Toekomstige uitdagingen in het<br />

publieke domein vragen, zoals uit<strong>een</strong>gezet, om <strong>een</strong> (dynamische) rolverdeling die de<br />

democratische en rechtstatelijke principes respecteert en die de eigen verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> zowel overheid als sector intact laat. Een rolverdeling, waarbij de bevoegdheden<br />

die daarmee gemoeid zijn, gaandeweg worden overgedragen aan de sector,<br />

naarmate die de capaciteiten ontwikkelt om die verantwoordelijkheden te dragen. In<br />

zo’n proces wordt <strong>een</strong> accreditatie <strong>een</strong> kans; de inspectie <strong>een</strong> bondgenoot en de zwakste<br />

schakel in de sector het beste motief om samen aan de slag te gaan.<br />

48 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Oplossingsrichtingen<br />

49


50 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


5 <strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

5.1 inleiding<br />

In dit hoofdstuk staat de Vereniging Hogescholen – oorspronkelijk hbo-raad – centraal<br />

en wordt antwoord gegeven op de vraagstelling <strong>van</strong> dit rapport: ‘Hoe moeten hogescholen<br />

zich verhouden tot vraagstukken als hiervoor beschreven en welke positie<br />

moet de Vereniging Hogescholen daarin vervullen?’<br />

Wat is de Vereniging Hogescholen? Het belangrijkste orgaan <strong>van</strong> de Vereniging is de<br />

algemene vergadering (av) waarin de afgevaardigden <strong>van</strong> de bijna veertig hogescholen<br />

zijn vertegenwoordigd. 1 <strong>De</strong> Vereniging houdt weliswaar <strong>een</strong> bureau in stand dat de<br />

Vereniging ondersteunt, maar de Vereniging is g<strong>een</strong> Haagse entiteit. <strong>De</strong> hogescholen<br />

zelf, met hun bestuursvoorzitters, professionele staven, docenten en lectoren constitueren<br />

de Vereniging. Of zoals <strong>een</strong> door de av ingestelde Stuurgroep het zelf uitdrukt:<br />

<strong>een</strong> vereniging <strong>van</strong>, voor en door hogescholen. 2 Een advies aan de Vereniging is dus ook <strong>een</strong><br />

advies aan de instellingen zelf.<br />

In de navolgende paragraaf wordt in vogelvlucht ingegaan op de historie <strong>van</strong> de<br />

Vereniging, waarbij de nadruk zal liggen op het laatste decennium. In die jaren is<br />

tegen de achtergrond <strong>van</strong> schaalvergroting, concurrentie en incidenten <strong>een</strong> proces<br />

<strong>van</strong> verwijdering en indifferentie ontstaan binnen de vereniging. In het begin <strong>van</strong> dit<br />

onderzoek is – na de eerste interviews die ronduit negatief waren over de huidige rol<br />

<strong>van</strong> de vereniging – daarom ook serieus overwogen te adviseren om de hbo-raad op<br />

te heffen. Het onderzoek heeft echter meer dan voldoende argumenten opgeleverd die<br />

tegen opheffing pleiten.<br />

<strong>De</strong>els kunnen die argumenten worden gevonden in de notitie ‘<strong>De</strong> nieuwe vereniging’<br />

<strong>van</strong> de Stuurgroep. Bezien in het licht <strong>van</strong> de in de voorgaande hoofdstukken geschetste<br />

dynamiek vindt hier reflectie en aanvulling op de notitie plaats. Verder wordt ingegaan<br />

op de rollen die <strong>een</strong> vereniging in het algem<strong>een</strong> kan spelen tegen de achtergrond <strong>van</strong><br />

de maatschappelijk trends, dynamiek en stabiliteit (Pirsig 1974, 1992).<br />

In de laatste paragrafen <strong>van</strong> dit hoofdstuk komen de verschillende elementen <strong>van</strong> het<br />

rapport samen. Vanuit de historie <strong>van</strong> de Vereniging, gegeven de rollen die <strong>een</strong> vereniging<br />

zou kunnen spelen, wordt bepaald hoe de Vereniging <strong>een</strong> bijdrage kan leveren<br />

aan het voeden <strong>van</strong> <strong>een</strong> positieve spiraal voor <strong>een</strong> vitale sector en hoe die sector<br />

dienstbaar kan zijn aan de maatschappij.<br />

1<br />

<strong>De</strong> stemverhoudingen binnen de vergadering zijn gebaseerd op het aantal studenten <strong>van</strong> de instelling.<br />

<strong>De</strong> algemene vergadering benoemt <strong>een</strong> onafhankelijke voorzitter en zes andere leden in het<br />

bestuur. <strong>De</strong> voorzitter treedt op als voorzitter <strong>van</strong> de algemene vergadering en het bestuur. In het<br />

bestuur heeft hij stemrecht; in de algemene vergadering <strong>een</strong> raadgevende stem. Het bureau wordt<br />

geleid door <strong>een</strong> directeur die tevens de secretaris <strong>van</strong> het bestuur <strong>van</strong> de vereniging is.<br />

2<br />

<strong>De</strong> notitie wordt nader besproken in paragraaf 5.3.<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

51


5.2 de historie <strong>van</strong> de vereniging<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen werd op 22 maart 1975, onder de naam hbo-Raad, opgericht<br />

in aanwezigheid <strong>van</strong> de toenmalige onderwijs-bewindslieden Van Kemenade en<br />

Klein. <strong>De</strong> voornaamste opdracht was de ontplooiing <strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs,<br />

met name door te fungeren als adviesorgaan voor de ministers <strong>van</strong> Onderwijs en<br />

Wetenschappen en <strong>van</strong> Landbouw en Visserij. Naast de onderwijsinstellingen konden<br />

ook andere koepels (bijvoorbeeld voor het technisch onderwijs) en personeelsvakorganisaties<br />

lid worden <strong>van</strong> de vereniging.<br />

Verschillende maatregelen uit de hoak-nota en de stc-operatie hadden tot gevolg dat<br />

de hbo-instellingen voortaan de Vereniging moesten bekostigen. Na reorganisatie in<br />

1987 stond het lidmaatschap <strong>van</strong> de Vereniging all<strong>een</strong> nog open voor de hogescholen.<br />

Het accent verschoof <strong>van</strong> adviesorgaan voor de overheid naar belangenbehartiger voor<br />

het hoger onderwijs in het algem<strong>een</strong> en <strong>van</strong> hogescholen als werkgever in het bijzonder.<br />

Door het eerder in dit rapport beschreven proces <strong>van</strong> schaalvergroting en de toegenomen<br />

studentenaantallen veranderde het hoger beroepsonderwijs –en in het kielzog daar<strong>van</strong><br />

de Vereniging- ingrijpend. Hoewel daartoe niet verplicht, zijn alle hogescholen lid<br />

<strong>van</strong> de Vereniging. <strong>De</strong> verschillen tussen de leden en de belangen die zij behartigen<br />

zijn aanzienlijk. Van zeer grote onderwijsinstellingen, die <strong>een</strong> breed palet aan opleidingen<br />

aanbieden aan zeer veel studenten met zeer verschillende achtergronden,<br />

zowel cultureel als wat betreft vooropleiding, tot kleine monosectorale hogescholen<br />

met <strong>een</strong> meer homogene studentenpopulatie. En <strong>van</strong> <strong>een</strong> dichte concentratie <strong>van</strong><br />

elkaar beconcurrerende hogescholen in de Randstad, tot sterker regionaal verankerde<br />

scholen elders in Nederland.<br />

Sinds haar oprichting adviseerde de Vereniging niet all<strong>een</strong> de overheid, maar ook de<br />

afzonderlijke hogescholen bij de implementatie en uitvoering <strong>van</strong> beleid. Het ondersteunende<br />

bureau had veel expertise in huis en speelde <strong>een</strong> belangrijke rol, onder<br />

andere eind jaren tachtig bij de introductie <strong>van</strong> <strong>een</strong> systeem <strong>van</strong> onderwijsvisitaties<br />

(eerst onder de vlag <strong>van</strong> de Vereniging, later ondergebracht in de zelfstandige nvao)<br />

en halverwege de jaren negentig toen de hogescholen het eigendom en het beheer<br />

<strong>van</strong> de onderwijsgebouwen moesten overnemen <strong>van</strong> de overheid.<br />

Inmiddels is echter <strong>een</strong> situatie ontstaan waarin <strong>een</strong> groot aantal hogescholen de<br />

Vereniging niet langer nodig heeft als adviseur bij de implementatie en uitvoering<br />

<strong>van</strong> beleid. Rens Rottier daarover: “Als je hoofd p&o bent <strong>van</strong> bijvoorbeeld Fontys, dan<br />

ben je toch g<strong>een</strong> kleine jongen. Die hebben het bureau <strong>van</strong> de Vereniging daar echt<br />

niet meer nodig”. Grotere hogescholen hebben voldoende massa om de benodigde<br />

expertise in eigen huis te organiseren.<br />

Ook het profiel <strong>van</strong> de onderwijsbestuurders <strong>van</strong> met name de grote hogescholen<br />

veranderde: <strong>van</strong> directeur <strong>van</strong> <strong>een</strong> onderwijsinstelling, in dat <strong>van</strong> bestuursvoorzitter<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> grote onderneming. Vrijwel zonder uitzondering hebben en onderhouden die<br />

voorzitters ook hun eigen politieke en ambtelijke contacten. <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> de Vereniging<br />

als Haags belangenbehartiger en die <strong>van</strong> het bureau als landelijk expertisecentrum<br />

voor het hoger beroepsonderwijs boetten in het licht <strong>van</strong> het vorenstaande aan<br />

belang in.<br />

52 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


<strong>De</strong> verschillende incidenten leidden tot spanningen in de sector. <strong>De</strong> hogescholen keerden<br />

zich <strong>van</strong> elkaar af. Ron Bormans zegt daarover: “We waren echt even in de war;<br />

we hadden g<strong>een</strong> goede duiding <strong>van</strong> het collectieve belang en g<strong>een</strong> legitimatie meer”.<br />

“Hogescholen waren onderling kritiekloos; er heerste <strong>een</strong> cultuur <strong>van</strong> ‘Jij spreekt mij<br />

niet aan, dan spreek ik jou niet aan’”, aldus Paul <strong>van</strong> Maanen, bestuursvoorzitter <strong>van</strong><br />

de Hogeschool Leiden. Dit proces werd mede veroorzaakt door bepaalde bestuurders.<br />

Iedere instelling werd geacht volledig autonoom te zijn en dientengevolge haar eigen<br />

problemen op te lossen; er was g<strong>een</strong> hulp maar juist afkeer. Doekle Terpstra beschrijft<br />

dat andere hogescholen zich destijds ten opzichte <strong>van</strong> Inholland gedroegen als <strong>een</strong><br />

stelletje aasgieren: “we hebben gehoord dat jullie omvallen en willen graag die en die<br />

opleiding <strong>van</strong> jullie hebben. We werden gebeld door instellingen die hun bouwplannen<br />

hadden uitgesteld omdat ze wilden weten welke opleidingen bij ons zouden stoppen.”<br />

<strong>De</strong> leden beschouwden in deze periode de Vereniging meer als zelfstandige entiteit,<br />

dan als het orgaan waarin bestuurders <strong>van</strong> hogescholen zich kritisch met elkaar konden<br />

verstaan en hun krachten konden bundelen. Het persbericht <strong>van</strong> de hbo-raad <strong>van</strong><br />

23 september 2010 (bijlage ii, onder 8), waarin afstand werd genomen <strong>van</strong> Inholland,<br />

gaf die hogeschool het gevoel all<strong>een</strong> te staan. Collectiviteit en solidariteit werden gemist.<br />

Nogmaals Terpstra: “Binnen Inholland konden ze het bloed <strong>van</strong> de hbo-raad wel<br />

drinken. Mijn mensen hebben echt het gevoel dat ze op ons hebben zitten pissen”. Of<br />

zoals <strong>een</strong> door de Algemene Vergadering ingestelde Stuurgroep constateert: “<strong>De</strong> brancheorganisatie<br />

<strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs heeft de laatste jaren onder druk gestaan.<br />

<strong>De</strong> toegevoegde waarde en betekenis werd niet door alle leden op dezelfde wijze<br />

gewaardeerd en soms zelfs nauwelijks ervaren. <strong>De</strong> onderlinge betrokkenheid stond<br />

soms op het spel. Uit<strong>een</strong>lopende belangen, deels veroorzaakt door voortschrijdende<br />

differentiatie, zorgden voor <strong>een</strong> centrifugale werking. Er bleek alle aanleiding om de<br />

Vereniging onder de loep te nemen en te bezien hoe de onderlinge verbinding tussen<br />

de leden kan worden versterkt.”<br />

Inmiddels wordt <strong>een</strong> kentering zichtbaar. <strong>De</strong> hogescholen realiseren zich dat zij gezamenlijk<br />

verantwoordelijk zijn voor het goed functioneren <strong>van</strong> de sector èn de Vereniging.<br />

<strong>De</strong> Stuurgroep formuleerde de koersverlegging <strong>van</strong> de Vereniging zo: “deze nieuwe<br />

vereniging is meer dan <strong>een</strong> lobbykantoor en <strong>een</strong> werkgeversorganisatie. Zij is in de eerste<br />

plaats <strong>een</strong> vereniging <strong>van</strong>, voor en door hogescholen die gericht aandacht besteedt<br />

aan de kerntaak <strong>van</strong> de hogescholen, te weten de kwaliteit <strong>van</strong> onderwijs en onderzoek,<br />

waar discours en kennisdeling plaatsvindt, waar ruimte is voor verscheidenheid<br />

zonder dat de gezamenlijkheid uit het oog wordt verloren en waar leden elkaar ondersteunen<br />

en aanspreken waar dit voor de sector als geheel rele<strong>van</strong>t is.” (nota ten behoeve<br />

<strong>van</strong> de Algemene Vergadering <strong>van</strong> 29 november 2012). <strong>De</strong> recente naamswijziging <strong>van</strong><br />

‘hbo-raad’ in ‘Vereniging Hogescholen’ geeft uitdrukking aan deze nieuwe koers.<br />

5.3 de nieuwe koers <strong>van</strong> de vereniging<br />

Ter beantwoording <strong>van</strong> de vraag welke rol de Vereniging kan spelen; wat haar opdracht<br />

en haar taak is, versch<strong>een</strong> in december 2012 de notitie ‘<strong>De</strong> nieuwe vereniging’<br />

waarin de door de av ingestelde Stuurgroep de contouren voor Vereniging schetst.<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

53


Notitie ‘<strong>De</strong> nieuwe vereniging’<br />

<strong>De</strong> notitie behandelt grofweg i. de opdracht, ii. de rollen, iii. de cultuur en<br />

iv. de organisatie <strong>van</strong> de Vereniging:<br />

Opdracht<br />

<strong>De</strong> door de Stuurgroep geformuleerde opdracht <strong>van</strong> de Vereniging als verantwoordelijke<br />

voor het Hoger Beroeps Onderwijs is het borgen <strong>van</strong> de “h”, kwalitatief hoogstaand<br />

hoger onderwijs en onderzoek, de “b”, het beroepsgericht onderwijs en de “o”, publiek<br />

bekostigd onderwijs.<br />

Rollen en taken<br />

Er worden voor de Vereniging drie rollen onderscheidden:<br />

1. Belangenbehartiging<br />

Onder de leden is behoefte aan <strong>een</strong> extern opererende en beïnvloedende brancheorganisatie,<br />

die zich niet all<strong>een</strong> richt op ocw, maar ook op maatschappelijke partners,<br />

publiek en privaat. Bij de nieuwe Vereniging moet er (meer) ruimte worden<br />

gecreëerd voor het betrekken en verbinden <strong>van</strong> stakeholders.<br />

2. Beleidsontwikkeling<br />

Binnen de Vereniging vindt waar dat nodig wordt geacht ideeënvorming en gezamenlijke<br />

standpuntbepaling plaats met betrekking tot voor de sector rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen.<br />

<strong>De</strong> Vereniging kan in nader aangewezen gevallen bindende besluiten<br />

nemen en collectieve verantwoordelijkheden uitoefenen, zoals de werkgeversfunctie<br />

via onderhandelingen bij cao’s.<br />

3. Platform / kennisuitwisseling en onderlinge verbinding<br />

<strong>De</strong>ze rol is de afgelopen jaren niet of nauwelijks ingevuld. In de nieuwe Vereniging<br />

komt meer ruimte voor het versterken <strong>van</strong> de onderlinge verstandhouding en kennisuitwisseling<br />

in de sector. Concreet wordt de komende periode geëxperimenteerd<br />

met het hanteren <strong>van</strong> gespreks- en vergadervormen die uitnodigen tot het delen<br />

<strong>van</strong> ervaringen en inzichten, zonder de druk <strong>van</strong> besluitvorming. Zo ontstaat om<br />

openhartig over belangen en kwetsbaarheden te spreken.<br />

Voor de uitvoering <strong>van</strong> de taken die voortvloeien uit deze rollen geldt <strong>een</strong> nee-tenzij<br />

beleid. Dat betekent dat de Vereniging niet optreedt, tenzij de leden <strong>een</strong> onderwerp<br />

aangedragen, waarbij ingeschat wordt dat het resultaat beter uitpakt voor het collectief<br />

door gezamenlijk op te treden. Ook zal de Vereniging desgevraagd in actie komen als er<br />

<strong>een</strong> specifiek belang is voor <strong>een</strong> duidelijke benoembare groep <strong>van</strong> hogescholen met<br />

specifieke kenmerken. In dat laatste geval wel tegen <strong>een</strong> kostenvergoeding (retributie).<br />

Vanaf 2014 zal de Vereniging werken met <strong>een</strong> strategiecyclus, waarin periodiek de Vereniging,<br />

haar handelen en haar missie tegen het licht wordt gehouden. Eens in de vier<br />

jaar, te beginnen in 2014, worden de omgeving, de verwachte lange termijnontwikkelingen,<br />

de behartigde taken en de toekomstige inzet bezien. Bij de herijking <strong>van</strong> doelstellingen<br />

en de lange termijnagenda worden de leden en externe stakeholders bevraagd.<br />

Cultuur<br />

<strong>De</strong> Stuurgroep constateert dat het imago <strong>van</strong> het gehele hbo volgt uit het imago <strong>van</strong> de<br />

afzonderlijke hogescholen en opleidingen, en dat ook het landelijk imago lokaal door-<br />

54 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


werkt. Hogescholen zijn daarin onderling sterk afhankelijk. In dat besef moeten de leden<br />

op elkaar gericht zijn. Bij succes gaat dat <strong>een</strong>voudig, maar bij problemen is geconstateerd<br />

dat het nog g<strong>een</strong> <strong>van</strong>zelfsprekendheid is om elkaar te helpen en waar nodig aan te spreken.<br />

Ook het delen <strong>van</strong> vraagstukken en kritische reflectie zijn nog g<strong>een</strong> gem<strong>een</strong>goed.<br />

<strong>De</strong> Stuurgroep geeft aan dat het lidmaatschap <strong>van</strong> de nieuwe Vereniging meer is dan<br />

<strong>een</strong> formeel verband. Leden committeren zich ook aan <strong>een</strong> verenigingsmoraal, aan<br />

waarden die binnen de Vereniging <strong>van</strong> belang worden geacht. Van de leden wordt<br />

verwacht dat zij verstandig en transparant handelen, bereid zijn om te luisteren<br />

naar kritiek en elkaar aanspreken wanneer zij dit nodig achten in het belang <strong>van</strong><br />

de Vereniging en de sector. <strong>De</strong> voorzitter heeft hierin <strong>een</strong> eigenstandige positie en<br />

vervult <strong>een</strong> vertrouwensrol naar de afzonderlijke leden. Uitgangspunt is en blijft dat<br />

hogescholen elkaar willen en kunnen aanspreken, hulp bieden, <strong>van</strong> elkaar leren en<br />

de sector niet in verlegenheid brengen.<br />

Organisatie<br />

• In de notitie wordt voorgesteld om de naam te wijzigen in Vereniging Hogescholen.<br />

Daarmee wordt uitdrukking gegeven aan de identiteit <strong>van</strong> de Vereniging: <strong>van</strong>, voor<br />

en door hogescholen. Het gaat dus niet om het bureau; het is g<strong>een</strong> Haagse entiteit.<br />

• <strong>De</strong> platformfunctie komt deels bij de av te liggen. Hieraan wordt invulling gegeven<br />

met twee tot drie themabij<strong>een</strong>komsten om het gesprek binnen de Vereniging te faciliteren.<br />

Voorstel is om deze bij<strong>een</strong>komsten te organiseren in samenwerking met <strong>een</strong><br />

hogeschool, die dan ook als gastheer optreedt. <strong>De</strong>ze bij<strong>een</strong>komsten zijn bestemd voor<br />

alle voorzitters en eventueel ook voor de overige bestuursleden <strong>van</strong> de hogescholen.<br />

• <strong>De</strong> inrichting <strong>van</strong> het bestuur <strong>van</strong> de Vereniging blijft onveranderd. Een professioneel<br />

of vrijgesteld bestuur zorgt voor <strong>een</strong> complexe structuur en creëert <strong>een</strong> te<br />

grote afstand tussen het verenigingsbestuur en de leden<br />

• Er komen vaste bestuurlijke commissies. <strong>De</strong> Vereniging kent straks zeven bestuurlijke<br />

commissies, dit zijn de huidige bestuurlijke werkgroepen Onderwijs, Onderzoek,<br />

Internationalisering, Bekostiging, Arbeidsvoorwaarden en Studielink plus <strong>een</strong><br />

nieuw te vormen vaste bestuurlijke commissie Verenigingswerk.<br />

• Er blijven Sectorale Advies Colleges. Elke sector behoudt de vertegenwoordiging<br />

via <strong>een</strong> Sectoraal Advies College (sac), die het bestuur gevraagd en ongevraagd<br />

adviseert over sectorale aangelegenheden. Eén lid <strong>van</strong> het bestuur is portefeuillehouder<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> sector.<br />

• Er komen nieuwe werk- of projectgroepen: zonodig benoemt het bestuur of de av<br />

tijdelijke werk- of projectgroepen. In deze groepen kunnen ook niet-bestuurders<br />

zitting hebben.<br />

• Er wordt <strong>een</strong> Raad <strong>van</strong> Advies ingesteld. <strong>De</strong>ze RvA bestaat uit mensen die kritisch<br />

betrokken zijn bij het hbo. Zij kunnen gevraagd of ongevraagd advies geven en<br />

komen tenminste <strong>een</strong>maal per jaar op uitnodiging <strong>van</strong> het bestuur bij<strong>een</strong>.<br />

• Er worden voorstellen gedaan om het Bureau te verkleinen. <strong>De</strong> basisbezetting<br />

wordt kleiner. Het kan beter en flexibeler functioneren in de nieuwe context.<br />

Eventuele extra of bijzondere activiteiten die voortvloeien uit expliciete besluitvorming<br />

door de av zullen moeten worden opge<strong>van</strong>gen via flexibele inzet uit de<br />

hogescholen (via detachering) of tijdelijke externe werving.<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

55


5.4 het voeden <strong>van</strong> de positieve spiraal<br />

Eerst volgt <strong>een</strong> korte terug<strong>blik</strong>. In hoofdstuk 3 is beschreven hoe op verschillende<br />

niveaus <strong>een</strong> negatieve dynamiek ontstaat. <strong>De</strong> overheid eigent zich maatschappelijke<br />

functies toe, om die vervolgens te poltiseren. In één adem door worden het dingen die<br />

<strong>van</strong> de overheid zijn, die de overheid moet organiseren, en die de overheid moet uitvoeren.<br />

Verticale interventies die <strong>een</strong>maal blijken te werken worden uitgebouwd en<br />

vastgezet, met pervertering tot gevolg. Op het niveau <strong>van</strong> de uitvoering in de instellingen<br />

werken deze statelijke interventies door; direct, door bijvoorbeeld archiefregels,<br />

maar ook indirect via protocollen en regels om de verticale verantwoording vorm te<br />

geven. Ook los <strong>van</strong> de statelijke interventies heerst in de instellingen de bedrijfsbureaucratische<br />

logica <strong>van</strong> controle en kramp met de averechtse effecten <strong>van</strong> dien. Het<br />

onderwijsproces is er in ieder geval niet mee gediend. Er ontstaat <strong>een</strong> beklemmende<br />

logica waar niemand zich aan kan onttrekken.<br />

In hoofdstuk 4 is beschreven hoe vervolgens <strong>een</strong> positieve spiraal kan worden gevoed.<br />

In die omgekeerde spiraalbeweging dragen alle actoren bij aan de realisering <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

essentiële maatschappelijke opdracht: de vorming <strong>van</strong> nieuwe generaties. Zaak is<br />

dan wel om het proces <strong>van</strong> demonteren <strong>van</strong> de bureaucratische regelsystemen gelijk<br />

op te laten lopen met het proces <strong>van</strong> versterken <strong>van</strong> de individuele en collectieve<br />

ver mogens <strong>van</strong> mensen, hun verbanden, en eigen (horizontale) verantwoordingsmechanismen.<br />

Er moet ruimte ontstaan voor meervoudige sturingsconcepten. <strong>De</strong> overheid is hierbinnen<br />

niet afwezig, maar is met de sector op zoek naar manieren waarop het hoger<br />

beroepsonderwijs haar maatschappelijke verantwoordelijkheid in volle om<strong>van</strong>g kan<br />

nemen. Daar horen ook nieuwe sturingsarrangementen bij. Het onlangs met de sector<br />

afgesloten Techniekpact is hier <strong>een</strong> mooi voorbeeld <strong>van</strong>.<br />

5.5 maatschappelijke trends en brancheverenigingen<br />

Bij het realiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong> positieve spiraal is het <strong>van</strong> belang te onderkennen dat de<br />

maatschappij voortdurend verandert. Bij de herinrichting <strong>van</strong> de Vereniging moet<br />

deze dynamiek voortdurend in het achterhoofd worden gehouden. Met het oog daarop<br />

zijn – op dit moment – de volgende trends <strong>van</strong> belang.<br />

Voor allerlei branches en achterbannen hebben verenigingen in de twintigste eeuw<br />

gezorgd voor de professionalisering en de emancipatie <strong>van</strong> sectoren en groepen in<br />

de samenleving. Afhankelijk <strong>van</strong> de politieke en maatschappelijke context en de<br />

56 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


specifieke inhoudelijke uitdagingen <strong>van</strong> de sector hebben zij vorm en inhoud gekregen.<br />

<strong>De</strong> historische achtergrond <strong>van</strong> <strong>een</strong> vereniging is echter niet voldoende om ook <strong>een</strong><br />

stempel op de <strong>een</strong>entwintigste eeuw te drukken. Tijden veranderen en contexten<br />

veranderen mee.<br />

Er doen zich – op <strong>een</strong> breder maatschappelijk niveau – trends voor die <strong>van</strong> invloed zijn<br />

op de manier waarop sectoren en individuen zich ordenen, en waar ook de Vereniging<br />

Hogescholen zich niet aan kan onttrekken. Met het wegvallen <strong>van</strong> de zuilen en het<br />

intreden <strong>van</strong> <strong>een</strong> netwerksamenleving is <strong>een</strong> proces <strong>van</strong> branchevervaging opgetreden.<br />

Werkgebieden <strong>van</strong> organisaties en instellingen lopen steeds meer in elkaar over,<br />

worden hybride. <strong>De</strong> trend is om gelegenheidscoalities rondom <strong>een</strong> onderwerp aan te<br />

gaan. <strong>De</strong> bemoeienis met beleidsvoorbereiding is niet langer voorbehouden aan de<br />

traditionele partijen; overheid, werknemers en werkgevers. Het lidmaatschap <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

branchevereniging is in de meeste gevallen niet meer dekkend voor alle belangen <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> individu of <strong>een</strong> organisatie.<br />

<strong>De</strong> legitimiteit en representativiteit <strong>van</strong> brancheorganisaties zijn daarom niet per definitie<br />

<strong>een</strong> gegeven. Dit wordt verder versterkt door <strong>een</strong> tendens naar individualisering;<br />

de gem<strong>een</strong>schappelijkheid tussen leden neemt af. Er moet steeds worden gezocht<br />

naar <strong>een</strong> goede balans tussen onderlinge solidariteit en collectiviteit en ruimte voor<br />

het dienen <strong>van</strong> legitieme eigen belangen. Brancheorganisaties staan dan ook voor de<br />

opgave om branchebelangen en deelbelangen te verbinden. Sladek beschrijft dit als<br />

volgt: <strong>De</strong> generaties x en y lijken andere eisen te stellen aan (het lidmaatschap <strong>van</strong>)<br />

<strong>een</strong> vereniging. <strong>De</strong> vraag: “what’s in it for me?” wordt nadrukkelijker gesteld. Ze verwachten<br />

<strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schap <strong>van</strong> professionals, met tastbare voordelen voor leden<br />

en <strong>een</strong> hoog niveau <strong>van</strong> verantwoording (Sladek, 2011).<br />

Brancheorganisaties zijn nog altijd hoofdzakelijk nationaal georiënteerd en hebben<br />

ook hun primaire focus op Nederlandse tegenspelers. <strong>De</strong> internationalisering <strong>van</strong><br />

economie en bestuur is echter <strong>een</strong> belangrijke trend. Dat geldt ook voor het onderwijs.<br />

Het beleid waarop men invloed wil uitoefenen, wordt niet meer all<strong>een</strong> in Nederland<br />

gemaakt, maar ook in Brussel.<br />

Brancheorganisaties <strong>van</strong> sectoren met <strong>een</strong> (semi)publieke taak – zoals het onderwijs –<br />

kennen daarnaast <strong>een</strong> eigen dynamiek. Binnen zo’n vereniging hebben de leden hun<br />

processen vaak op dezelfde manier georganiseerd, omdat ze <strong>een</strong> wettelijke taak uitvoeren,<br />

die met regels is omgeven. <strong>De</strong> directeur <strong>van</strong> de Beroepsvereniging voor public<br />

affairs daarover: “Eigenlijk zijn deze leden bij wet tot branche verklaard. Dat verbindt.”<br />

Wanneer zich <strong>een</strong> incident voordoet bij <strong>een</strong> <strong>van</strong> de leden kan als gevolg daar<strong>van</strong> moeilijk<br />

worden volgehouden dat het g<strong>een</strong> systeem- of branchecrisis is.<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

57


5.6 stabiliteit en dynamisering<br />

Bij het plotten <strong>van</strong> <strong>een</strong> koers voor de Vereniging, is het nuttig het gedachtengoed <strong>van</strong><br />

Robert Pirsig, en zijn onderscheid tussen statische en dynamische kwaliteit te betrekken.<br />

Statische en dynamische kwaliteit<br />

Pirsig heeft ons tot het onderscheid tussen statische en dynamische kwaliteit aangereikt<br />

(Pirsig, 1987, 1994). Statische kwaliteit heeft betrekking op de perfectionering <strong>van</strong> wat<br />

al is geordend. Het is de kwaliteit <strong>van</strong> het vastgelegde, het zekere, het stabiele. <strong>De</strong>ze<br />

orde perverteert geleidelijk echter altijd omdat de context verandert. <strong>De</strong> kwaliteit <strong>van</strong><br />

het geordende daalt dus. Het verwordt tot <strong>een</strong> zwaar, dehumaniseerd, ineffectief<br />

systeem. Pirsig daarover: “Als je <strong>een</strong> heleboel statische wetten uitvaardigt om het<br />

ergste te voorkomen, dan zal ook het beste in de kiem worden gesmoord, dan zal de<br />

vonk verdwijnen en blijft er niets anders over dan de saaiheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> forensendorp.”<br />

(Pirsig, 1994)<br />

Dynamische kwaliteit is gericht op innovatie op systeemniveau, de kwaliteit <strong>van</strong> het<br />

veranderen zelf. Het streven naar dynamische kwaliteit bestaat uit strijd, strijd om<br />

aandacht, strijd om agendering, strijd om draagvlak. Er ontstaat <strong>een</strong> spanning tussen<br />

statische en dynamische kwaliteit. <strong>De</strong> meest bekende stelsels voor kwaliteitszorg geven<br />

voorrang aan statische kwaliteit. Het woord ‘stelsel’ zegt het eigenlijk al. (In ’t Veld,<br />

2010) Maar, waar all<strong>een</strong> dynamische kwaliteit heerst, daar is wanorde. Waar all<strong>een</strong><br />

statische kwaliteit heerst, daar is verstarring. “Zonder dynamische Kwaliteit kan het<br />

organisme niet groeien. Zonder statische kwaliteit kan het organisme niet blijven bestaan.<br />

Beide zijn nodig.” (Pirsig, 1994)<br />

Bij het herdefiniëren en herwaarderen <strong>van</strong> de rollen die de Vereniging voor haar leden<br />

kan vervullen is steeds <strong>van</strong> belang te bezien hoe de rol <strong>een</strong> stabiliserende functie,<br />

maar tegelijkertijd ook <strong>een</strong> dynamiserende rol heeft waarbij mensen en hun verbanden<br />

worden aangesproken en uitgedaagd.<br />

Een ander rele<strong>van</strong>t element hierbij is de interne en de externe functie <strong>van</strong> de rol. Bij<br />

de interne functie gaat het om het beleid in en tussen de hogescholen; over relaties<br />

tussen studenten en docenten, tussen docenten onderling, tussen docenten, lectoren,<br />

managers en bestuurders in en tussen de instellingen. In de externe functie gaat het<br />

ten eerste om de positie <strong>van</strong> de hogeschool in zijn omgeving; de hogeschool in relatie<br />

tot toeleverende scholen, afnemende bedrijven, faciliterende gem<strong>een</strong>ten, betrokken<br />

ouders. Ten tweede gaat het om de positie <strong>van</strong> de sector in de bredere samenleving;<br />

relaties tot de overheid (parlement en ministerie <strong>van</strong> ocw), Inspectie, nvao, koepelorganisaties<br />

als vno-ncw en Brussel. <strong>De</strong> focus <strong>van</strong> elke rol ligt op <strong>een</strong> ander terrein.<br />

Ten slotte kan voor de rolbeschrijvingen aansluiting worden gezocht bij de rollen die<br />

<strong>De</strong>dan Schmidt beschrijft. Hij maakt <strong>een</strong> andere onderverdeling waardoor de daadwerkelijke<br />

rollen <strong>van</strong> de Vereniging beter tot hun recht komen.<br />

58 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Rollen <strong>van</strong> <strong>een</strong> branchevereniging<br />

<strong>De</strong>dan Schmidt geeft in zijn boek ‘de ondernemende brancheorganisatie’ <strong>een</strong> overzicht<br />

<strong>van</strong> de taak en werking <strong>van</strong> brancheorganisaties en hun rol en betekenis voor de<br />

Nederlandse economie (Schmidt, 2003). Hij onderscheidt vijf verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> brancheorganisatie:<br />

1. <strong>De</strong> diplomaat met lobby als dominante functie. <strong>De</strong> diplomaat is vooral gericht op het<br />

bestuur en de politiek. <strong>De</strong> gem<strong>een</strong>schappelijkheid in belangen <strong>van</strong> leden is groot<br />

en <strong>van</strong>zelfsprekend.<br />

2. <strong>De</strong> onderhandelaar, die als dominante functie het maken <strong>van</strong> extern bindende afspraken<br />

heeft, met name met vakbonden, maar ook met overheden. Het meest<br />

sprekende voorbeeld <strong>van</strong> deze functie is het sluiten <strong>van</strong> <strong>een</strong> cao.<br />

3. Het adviesbureau, dat vooral diensten aan haar leden verl<strong>een</strong>t (advies, inkoop,<br />

informatie). Het adviesbureau beschouwt zijn leden als klanten.<br />

4. Het gilde, waarin de leden bij toetreding <strong>een</strong> verbinding aangaan gericht op het bewaken<br />

en bevorderen <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de professie. In <strong>een</strong> gilde worden kennis<br />

en ervaring uitgewisseld. <strong>De</strong> missie <strong>van</strong> het gilde is de leden sterker te maken en te<br />

laten profiteren door het initiëren <strong>van</strong> gedrag, kwaliteit en imago. Het lidmaatschap<br />

kan niet zo maar worden verkregen en heeft het karakter <strong>van</strong> <strong>een</strong> keurmerk. Een<br />

keurmerk moet telkens opnieuw worden bevestigd; je kunt het dus ook verliezen.<br />

5. <strong>De</strong> sociëteit, die als dominante functie zingeving heeft. Leden <strong>van</strong> de sociëteit hebben<br />

<strong>een</strong> onderlinge band op basis gem<strong>een</strong>schappelijke waarden en normen. Zij<br />

ontlenen hun identiteit aan bij<strong>een</strong>komsten waarin die normen en waarden worden<br />

gedeeld.<br />

5.7 de nieuwe vereniging; opdracht, rollen en inrichting<br />

<strong>De</strong> werkgevers- en belangenvereniging ‘hbo-raad’ bleek niet meer bij machte om de<br />

dynamiek <strong>van</strong> de veranderende omstandigheden en eisen adequaat te accommoderen.<br />

<strong>De</strong> nieuwe Vereniging Hogescholen schept de verwachting <strong>van</strong> <strong>een</strong> nieuwe dynamiek<br />

<strong>van</strong> onderop. “<strong>De</strong> machinerie was vastgelopen”, aldus Ron Bormans. “Een ‘raad’ suggereert<br />

iets <strong>van</strong> boven. Een vereniging is iets <strong>van</strong> ons samen. Ik vind dat hartstikke goed.<br />

Het symboliseert dat we iets anders moeten zijn.”<br />

In deze paragraaf geven we <strong>een</strong> schets <strong>van</strong> de nieuwe Vereniging – hoe die er, in aanvulling<br />

op de notitie, uit zou moeten zien en zou moeten functioneren. Dat doen we<br />

aan de hand <strong>van</strong> de eerder beschreven onderdelen <strong>van</strong> de positieve spiraal. Eerst<br />

wordt ingegaan op de opdracht <strong>van</strong> de Vereniging, vervolgens op de rollen, ten slotte<br />

op de inrichting.<br />

i. <strong>De</strong> opdracht<br />

In lijn met de koers die voor de Vereniging is uitgezet, heeft de Vereniging <strong>een</strong> belangrijke<br />

rol te spelen ten minste op de volgende drie terreinen.<br />

1. Het vitaliseren <strong>van</strong> de instellingen.<br />

<strong>De</strong> Vereniging moet dienstbaar zijn en bijdragen aan de vitaliteit – kwaliteit en ver-<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

59


nieuwing – <strong>van</strong> de hogescholen. Die vitaliteit moeten de hogescholen grotendeels zelf<br />

realiseren, maar het gesprek daarover moet ook en permanent in de Vereniging worden<br />

gevoerd.<br />

Hier is betoogd dat de hogescholen de doelrealiserende capaciteit <strong>van</strong> de professionals<br />

en daarmee het primaire proces centraal moeten stellen. Verticale sturing, waarbij het<br />

accent ligt op resultaten en afrekening, moet worden teruggedrongen, ten gunste <strong>van</strong><br />

het samen ontwikkelen en actualiseren <strong>van</strong> <strong>een</strong> gezamenlijke sense of purpose en <strong>een</strong><br />

cultuur <strong>van</strong> medeverantwoordelijkheid en tegenspraak.<br />

Dit proces <strong>van</strong> kwaliteitsverbetering en vernieuwing behoeft tegenkracht, welke te<br />

genereren is in horizontale verantwoordingsmechanismen, zoals beschreven in paragraaf<br />

4.4. Bij die mechanismen gaat het, ten eerste, om de interne relaties – tussen<br />

docenten en studenten, docenten onderling en tussen docenten en onderzoekers.<br />

<strong>De</strong>ze mechanismen kunnen op <strong>een</strong> aantal punten versterkt worden. Het professionele<br />

gesprek over de kwaliteit <strong>van</strong> onderwijs tussen docenten verdient verbetering, de positie<br />

<strong>van</strong> de studenten kan worden versterkt door <strong>een</strong> betere inrichting <strong>van</strong> evaluatiesystemen<br />

en medezeggenschapstructuren, en onderzoek kan beter worden benut als<br />

tegenkracht om de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs te bevorderen. Om diezelfde reden verdienen<br />

onderwijs en onderzoek <strong>een</strong> positie in management en bestuur, zoals de rectoren<br />

en decanen en het bestuur de taken in universiteiten verdelen. Ook de externe<br />

tegenkracht kan worden versterkt, bijvoorbeeld door de werkveldcommissies reële<br />

inhoud en bereik te geven, en door samenwerking en uitwisseling tussen instellingen<br />

(bijvoorbeeld rond curricula, tentamens, scripties) die elkaar op deze wijze wederzijds<br />

kwalificeren en valideren.<br />

Waar het om gaat is <strong>een</strong> cultuur <strong>van</strong> professionele dialoog, <strong>van</strong> aanspreekbaarheid en<br />

<strong>van</strong> aanspreken, omwille <strong>van</strong> de kwaliteit – op alle niveaus en tussen allen die <strong>een</strong> rol<br />

spelen in deze gedeelde maatschappelijke opdracht. <strong>De</strong> Vereniging is daarbij het platform<br />

waar bij uitstek het gesprek plaatsvindt over die maatschappelijke opdracht, de<br />

sense of purpose <strong>van</strong> de sector als geheel. <strong>De</strong> leden <strong>van</strong> de vereniging bevragen, bekritiseren<br />

en helpen elkaar om de vitalisering <strong>van</strong> de instellingen te realiseren. Dat is,<br />

méér dan <strong>een</strong> collectief belang, <strong>een</strong> gezamenlijke opdracht; welke op verschillende<br />

manieren gerealiseerd wordt in de individuele instellingen.<br />

2. Tegenkrachten in en rondom de Vereniging organiseren.<br />

Zoals <strong>een</strong> bestuurder de docent aanspreekt op de verantwoordelijkheid die gepaard<br />

gaat met zijn autonomie, in te vullen door horizontale verantwoordingsrelaties, zo<br />

verwachten overheid en maatschappij <strong>van</strong> de sector dat deze verantwoordingsrelaties<br />

onderhoudt met alle stakeholders. Het collectieve belang <strong>van</strong> autonomie voor de sector<br />

– de ruimte om zelf invulling te geven aan haar maatschappelijke opdracht – vraagt<br />

tegelijkertijd dat de leden individuele vrijheidsgraden inleveren. Dat betekent dat zij<br />

zich, zoals beschreven in de notitie nieuwe Vereniging, committeren aan <strong>een</strong> verenigingsmoraal.<br />

Zij spreken elkaar aan en laten zich aanspreken, in het belang <strong>van</strong> de<br />

Vereniging en de sector. Formele bevoegdheden om consequenties te verbinden aan<br />

bijvoorbeeld de overschrijding <strong>van</strong> eigen governance codes zijn behulpzaam bij het<br />

gezamenlijk bewaken <strong>van</strong> de kwaliteit.<br />

<strong>De</strong> instelling <strong>van</strong> <strong>een</strong> Raad <strong>van</strong> Advies is <strong>een</strong> goede manier om externe tegenkracht<br />

te organiseren op het niveau <strong>van</strong> de Vereniging. Datzelfde geldt voor de omgang met<br />

de (op te richten) zelfstandige vereniging voor raden <strong>van</strong> toezicht in het hbo. <strong>De</strong> tegen-<br />

60 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


kracht die uit kan gaan <strong>van</strong> <strong>een</strong> goede positionering <strong>van</strong> onderwijs en onderzoek in<br />

het bestuur, kan binnen de vereniging gestalte krijgen met de Sectorale Adviescolleges,<br />

waarin ook professionals zitting hebben. Nadrukkelijker aandacht is voor de verhoudingen<br />

met het toeleverend onderwijsveld noodzakelijk en ook verdient de relatie met<br />

het afnemend werkveld en de externe stakeholders intensivering.<br />

3. Belangenbehartiger en schild voor de sector.<br />

Voor de Vereniging is <strong>een</strong> belangrijke rol weggelegd als belangenbehartiger en schild<br />

voor de sector in relatie tot het ministerie <strong>van</strong> ocw, de onderwijsinspectie en de nvao.<br />

Bekostiging en toezicht op de rechtmatige besteding <strong>van</strong> budgetten zullen altijd tot<br />

het domein <strong>van</strong> de overheid blijven behoren. Naarmate de vereniging en haar leden<br />

echter op de eerste twee terreinen succesvoller worden en er dus meervoudige sturingsrelaties<br />

zijn ontwikkeld, die over voldoende checks and balances beschikken, zou<br />

het ministerie steeds meer aan de sector kunnen en moeten overlaten. Het is aan de<br />

Vereniging om die vraag naar meer bevoegdheden te articuleren. Op dezelfde manier<br />

zou de Vereniging in gesprek moeten treden met de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs. Een<br />

metagesprek waarin het bevorderen <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het hbo voor beide het vertrekpunt<br />

is, waaraan met elkaar en niet tegenover elkaar wordt gewerkt. Dat gesprek<br />

ontbreekt op dit moment. Incidenten zullen er altijd blijven. Wanneer de Vereniging<br />

daarin snel en transparant weet te acteren en bevordert dat <strong>een</strong> incident <strong>een</strong> motief<br />

oplevert voor effectieve collectieve actie, legitimeert zij zichzelf als schild voor de sector.<br />

ii. <strong>De</strong> rollen<br />

In aansluiting op de hiervoor geformuleerde opdracht zouden de vijf roltyperingen<br />

– zoals beschreven door <strong>De</strong>dan Schmidt – als volgt moeten worden ingevuld.<br />

Als gevolg <strong>van</strong> de schaalvergroting <strong>van</strong> hogescholen is de historisch sterk ontwikkelde<br />

functie <strong>van</strong> adviesbureau minder rele<strong>van</strong>t geworden, maar nog altijd nuttig. <strong>De</strong> grootste<br />

hogescholen met enkele tienduizenden studenten en vele honderden personeelsleden<br />

beschikken over eigen, voldoende gekwalificeerde stafdiensten om de functie<br />

<strong>van</strong> adviesbureau te vervullen. Voor de kleinere hogescholen biedt het bureau <strong>van</strong> de<br />

Vereniging nog steeds adequate ondersteuning. Over de invulling <strong>van</strong> die rol bestaat<br />

g<strong>een</strong> discussie. Ook de rol <strong>van</strong> de Vereniging als onderhandelaar <strong>van</strong> cao’s krijgt nog<br />

altijd waardering.<br />

Daar waar betoogd wordt dat alle actoren in de sector hun verantwoordelijkheid moeten<br />

nemen voor de eigen professie kan de Vereniging Hogescholen <strong>een</strong> verbindende<br />

rol vervullen als sociëteit, als gilde en als diplomaat. <strong>De</strong>ze verenigingstypologieën<br />

bieden ruimte voor zingeving, het optimaliseren <strong>van</strong> kwaliteit en het borgen <strong>van</strong> de<br />

sturingsfilosofie.<br />

<strong>De</strong> sociëteit<br />

Leden <strong>van</strong> de sociëteit hebben <strong>een</strong> onderlinge band op basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijke<br />

bedoeling, <strong>een</strong> sense of purpose. <strong>De</strong> notitie ‘nieuwe vereniging’ schetst <strong>een</strong> ‘platformfunctie’<br />

die duidt op <strong>een</strong> behoefte aan zingeving en de ambitie om het debat te<br />

voeren over de bedoeling <strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs en om de visie op de inrichting<br />

<strong>van</strong> het hbo gezamenlijk vorm te geven.<br />

Als <strong>van</strong>zelf zal de kern <strong>van</strong> de discussie in de sociëteit zijn wat de leden bindt: de (persoons-)vorming<br />

<strong>van</strong> nieuwe generaties. Daar horen discussies bij over vraagstukken<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

61


als de veranderende arbeidsmarkt, diversiteit <strong>van</strong> de studentenpopulatie, emancipatie,<br />

onderwijs, onderzoek en bildung. Het gevaar <strong>van</strong> <strong>een</strong> sociëteit is dat ze verwordt tot<br />

<strong>een</strong> statisch en exclusief genootschap. Door <strong>een</strong> constante dialoog met het beroepenveld<br />

en andere stakeholders verzekert de Vereniging zich er <strong>van</strong> dat dit debat over<br />

dynamische kwaliteit blijft beschikken. Het gaat daarbij om accommoderen <strong>van</strong><br />

arrangementen waardoor het gesprek niet verzandt tot <strong>een</strong> richtingloze dialoog:<br />

zoek de tegenspraak en de uitdaging – zowel horizontaal als verticaal op alle niveaus.<br />

Het is <strong>een</strong> opdracht aan alle leden hieraan bij te dragen. Omdat het aantal partijen<br />

betrekkelijk overzichtelijk is, hoeft het debat g<strong>een</strong> vorm te krijgen in statische verbanden.<br />

In plaats daar<strong>van</strong> l<strong>een</strong>t de sociëteit zich uitstekend voor de organisatie <strong>van</strong><br />

thematische gesprekken in meer fluïde netwerken. Dit is de sociëteitsfunctie <strong>van</strong> de<br />

vereniging.<br />

Het gilde<br />

Oorspronkelijk richt het gilde zich op de kwaliteit <strong>van</strong> één ambacht en het bijbehorende<br />

vakmanschap. <strong>De</strong> Vereniging als gilde stelt niet all<strong>een</strong> de vakken onderwijs en<br />

onderzoek centraal, maar betrekt dat vakmanschap ook op de functies <strong>van</strong> manager<br />

en bestuurder. <strong>De</strong> statische kwaliteit <strong>van</strong> het gilde blijkt uit de onderlinge afspraken<br />

over kwaliteit en verantwoording, zoals <strong>een</strong> governance code, waar<strong>van</strong> de niet-naleving<br />

kan worden gesanctioneerd. Ook wordt op het strategisch bestuurlijke niveau <strong>van</strong> de<br />

vereniging gedefinieerd wat onder kwaliteit, vernieuwing <strong>van</strong> het vak en vernieuwing<br />

<strong>van</strong> het bijbehorende vakmanschap moet worden verstaan.<br />

<strong>De</strong> dynamische kwaliteit <strong>van</strong> het gilde komt tot uitdrukking in de onderlinge toetsing<br />

en toetsbaarheid, de verticale verantwoording en de horizontale aanspreekbaarheid.<br />

<strong>De</strong> leden <strong>van</strong> het gilde bespreken de maatschappelijke ontwikkelingen en beoordelen<br />

deze op de consequenties voor onderwijs en onderzoek.<br />

Hierbij is sterke interactie met dat wat in sociëteitsfunctie tot uiting komt: kwaliteit<br />

in de sleutel <strong>van</strong> de bedoeling. Door continu op zoek te gaan naar de zwakste schakel<br />

binnen de keten met als doel deze te verbeteren en hier ook externe transparantie<br />

over te betrachten ontstaat <strong>een</strong> proces waarin het vertrouwen dat stakeholders hebben<br />

in de kwaliteit kan groeien. Een sterk gilde nodigt ertoe uit dat meer verantwoordelijkheden<br />

toevertrouwd worden aan de sector en in het verlengde daar<strong>van</strong> aan de individuele<br />

hogescholen en de professionals.<br />

Een vereniging waarbinnen nadrukkelijk en collectief kwaliteit wordt nagestreefd en<br />

individuele leden daarop worden aangesproken, zodat horizontale verantwoording is<br />

gewaarborgd, vervult naast de rol <strong>van</strong> sociëteit, dus ook de rol <strong>van</strong> <strong>een</strong> gilde.<br />

<strong>De</strong> diplomaat<br />

<strong>De</strong> diplomaat is gericht op beleidsmakers, de politiek en andere stakeholders op macroniveau.<br />

<strong>De</strong> diplomaat is de hoeder <strong>van</strong> de hiervoor beschreven sturingsfilosofie. <strong>De</strong>ze<br />

functie wint aan kracht naarmate de gem<strong>een</strong>schappelijkheid in visie groeit en de congruentie<br />

in waarden en belangen tussen de leden sterker en <strong>van</strong>zelfsprekender wordt.<br />

In de sociëteits- en de gildefunctie wordt deze gem<strong>een</strong>schappelijkheid vormgegeven<br />

en geborgd. <strong>De</strong> Vereniging als diplomaat is dus afhankelijk <strong>van</strong> het succes <strong>van</strong> beide<br />

andere functies. Dat succes groeit naarmate de hogescholen als <strong>van</strong>zelf bereid zijn om<br />

individuele vrijheidsgraden in te leveren ten behoeve <strong>van</strong> meer collectieve vrijheid.<br />

<strong>De</strong> Vereniging, als collectief <strong>van</strong> de leden, heeft als opdracht het vertrouwen <strong>van</strong> be-<br />

62 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


leidsmakers en politiek te herwinnen en vast te houden. Dat vertrouwen is verbonden<br />

met fundamentele maatschappelijke belangen en kan <strong>een</strong>voudig worden beschaamd.<br />

Ieder handelen <strong>van</strong> <strong>een</strong> professional of <strong>een</strong> hogeschool dat dit vertrouwen schendt,<br />

brengt <strong>een</strong> schok teweeg en <strong>een</strong> steeds luidere roep om ingrijpen in de vorm <strong>van</strong> nadere<br />

regelgeving, verscherpt toezicht of disciplinaire maatregelen. In haar rol als diplomaat<br />

fungeert de Vereniging als stootkussen bij incidenten, waarbij zij stakeholders<br />

moet overtuigen dat het incident g<strong>een</strong> reden is voor meer regeldrukte, maar het beste<br />

motief om samen aan de slag te gaan en de kwaliteit verder te verbeteren.<br />

Einddoel is dat steeds meer verantwoordelijkheden aan de sector worden overgelaten<br />

in het gerechtvaardigde vertrouwen dat de sector de verantwoordelijkheden ook waarmaakt.<br />

Als diplomaat is de Vereniging hoeder <strong>van</strong> de in dit rapport gepresenteerde<br />

meervoudige sturingsfilosofie, zowel intern naar de leden als extern naar de overheid,<br />

publieke opinie en de toezichthouders.<br />

iii. <strong>De</strong> inrichting <strong>van</strong> de Vereniging<br />

<strong>De</strong> inrichting <strong>van</strong> de Vereniging zoals zij die zelf uit<strong>een</strong>zet (zie paragraaf 5.3), geeft<br />

<strong>een</strong> belangrijke aanzet voor de definitie <strong>van</strong> het doel <strong>van</strong> de Vereniging. <strong>De</strong> notitie<br />

benoemt ook de cultuur die daarvoor nodig is. In de beschreven functies binnen de<br />

Vereniging zijn zowel statische als dynamische elementen terug te vinden. Voor het<br />

inpassen <strong>van</strong> de veranderingen maakt de notitie echter gebruik <strong>van</strong> de bestaande<br />

context.<br />

<strong>De</strong> omschrijving <strong>van</strong> de ‘vaste bestuurlijke commissies’, de rol <strong>van</strong> belangenbehartiger,<br />

beleidsontwikkelaar en de platformfunctie als hierboven beschreven, bergen het<br />

gevaar in zich dat ze de werkelijkheid fixeren en stabiliseren. Dat gebeurt wanneer de<br />

nadruk te veel ligt op regels en systemen om de rollen te definiëren en uit te voeren.<br />

<strong>De</strong> statische functie <strong>van</strong> <strong>een</strong> vaste structuur kan maar op <strong>een</strong> beperkt aantal terreinen<br />

werken, bijvoorbeeld in <strong>een</strong> procedure voor het benoemen <strong>van</strong> het bestuur, het vaststellen<br />

<strong>van</strong> het jaarplan en het bepalen <strong>van</strong> de onderwerpen voor de lobby.<br />

Processen <strong>van</strong> verandering en sturing in <strong>een</strong> context waar partijen afhankelijk zijn<br />

<strong>van</strong> elkaar vragen om andere, dynamische, sturingsprincipes.<br />

Procesmanagement<br />

In hun boek Procesmanagement (de Bruijn, e.a. 2010) beschrijven de auteurs hoe<br />

processen <strong>van</strong> verandering en sturing worden gemanaged. Procesmanagement is in<br />

hun ogen <strong>een</strong> benadering die behulpzaam kan zijn wanneer besluitvorming in <strong>een</strong><br />

netwerk tot stand moet komen en partijen weten dat ze <strong>van</strong> elkaar afhankelijk zijn.<br />

Het zet statische, projectmatige sturing tegenover het dynamische procesmanagement.<br />

Ingewikkelde problemen waar g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidige inhoudelijke oplossing voor<br />

bestaat zijn lastig in hiërarchische modellen – zoals <strong>een</strong> bestuur dat de besluiten<br />

neemt – te managen. “Wanneer de wereld niet statisch is, maar dynamisch, is <strong>een</strong><br />

projectbenadering niet mogelijk en is <strong>een</strong> procesbenadering dus gewenst” (de Bruijn<br />

e.a., 2010, p.14). Wordt deze verandering toch projectmatig aangepakt, dan eindigt het<br />

veranderproces meestal in <strong>een</strong> teleurstelling. <strong>De</strong> uitkomst is vaak niet zoals gehoopt,<br />

want met name in de staart <strong>van</strong> het besluitvormingsproces ontstaan problemen.<br />

Inleiding 63


Actoren zien de oplossing <strong>van</strong> verre aankomen, hebben hier problemen mee en<br />

proberen de verdere besluitvorming te blokkeren of om te buigen.<br />

“<strong>De</strong> essentie is hier dat <strong>een</strong> initiatiefnemer tot <strong>een</strong> verandering afhankelijk is <strong>van</strong><br />

andere partijen, die zich vervolgens niet laten overtuigen door de inhoudelijke<br />

argumenten <strong>van</strong> de initiatiefnemer, de eigen opvattingen te weinig terug zien in de<br />

voorgestelde verandering en de projectplanning zullen frustreren. Pas wanneer deze<br />

andere partijen betrokken worden bij de verandering, is er <strong>een</strong> kans dat ze de eigen<br />

opvattingen herkennen in de definitie <strong>van</strong> <strong>een</strong> probleem en <strong>een</strong> oplossing. Ziehier de<br />

noodzaak <strong>van</strong> <strong>een</strong> procesbenadering” (de Bruijn e.a., 2010, p.3). Om hier vorm aan te<br />

geven moet <strong>een</strong> procesarchitect aan het werk worden gezet; moeten actoren procesafspraken<br />

maken. Die afspraken moeten voldoen aan vier kernelementen, te weten:<br />

• <strong>een</strong> open proces, waarbij ieder<strong>een</strong> kan worden betrokken en waarin louter procesafspraken<br />

worden gemaakt;<br />

• <strong>een</strong> veilig proces, waarin de kernwaarden <strong>van</strong> alle actoren worden beschermd;<br />

• <strong>een</strong> proces dat voldoende prikkels en vaart biedt; en<br />

• <strong>een</strong> proces dat voldoende garanties voor de inhoudelijke kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

resultaten biedt.<br />

Dit impliceert dat verder vorm moet worden gegeven aan de voornoemde dynamisering<br />

door g<strong>een</strong> vaste structuren en statische hiërarchische verbanden te scheppen,<br />

maar vloeiende, door te concentreren op variabel toegespitst procesmanagement, dat<br />

voldoet aan bovengenoemde kenmerken. Bij het inrichten <strong>van</strong> het procesontwerp<br />

moet daarnaast oog zijn voor de volgende risico’s:<br />

• <strong>De</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de Vereniging. Volgens <strong>De</strong>dan Schmidt heeft <strong>een</strong> brancheorganisatie<br />

om tot besluitvorming te komen in optimale om<strong>van</strong>g zo’n tachtig deelnemers. Een<br />

goede spreiding tussen <strong>een</strong> flink aantal grote en <strong>een</strong> hele serie kleine spelers is<br />

daarbij noodzakelijk. Met haar veertig leden voldoet de Vereniging Hogescholen<br />

daar niet aan. <strong>De</strong>ze schaal bemoeilijkt het optimaal functioneren <strong>van</strong> de av. Die<br />

is te klein om als <strong>een</strong> soort partijcongres op hoofdlijnen te stemmen over besluitvorming,<br />

maar te groot om <strong>een</strong> goed gesprek te kunnen voeren en tot collegiale<br />

besluitvorming te komen. Dat wordt zichtbaar wanneer voorstellen die in de beleidsvoorbereiding<br />

zijn afgestemd met de leden en haalbaar leken, in de av worden<br />

gecorrigeerd of zelfs afgeserveerd.<br />

• Dreigende immunisering <strong>van</strong> het bestuur. Beleidsvoorbereiding en besluitvorming<br />

vindt in de Vereniging op drie niveaus plaats: in vaste commissies bereiden leden<br />

ondersteund door het bureau en onder voorzitterschap <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de bestuursleden<br />

beleid voor. Het bestuur beslist of het voorstel aan de leden wordt voorgelegd;<br />

en vervolgens doet de av het traject dunnetjes over. Ondertussen zijn steeds dezelfde<br />

mensen betrokken: het bestuurslid dat met zijn commissie de voorbereiding<br />

deed, zal zich achter het voorstel stellen en het bestuur committeert zich aan de<br />

beleidsvoorbereiding. Uiteindelijk wordt het voorstel pas in de ledenvergadering<br />

gecorrigeerd. Een andere dreiging voor immunisering volgt uit het feit dat <strong>een</strong><br />

bestuur zijn eigen rationaliteit creëert, met <strong>een</strong> eigen netwerk en eigen (toegang<br />

tot de) macht.<br />

64 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


• Kenmerken <strong>van</strong> de Vereniging. <strong>De</strong> Vereniging heeft kenmerken <strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘gewone’ branchevereniging,<br />

die <strong>een</strong> vereniging is <strong>van</strong> concurrenten. Tegelijkertijd heeft zij de<br />

kenmerken <strong>van</strong> <strong>een</strong> maatschappelijke brancheorganisatie die tot taak heeft antwoorden<br />

te formuleren op maatschappelijke vraagstukken. Dat is <strong>een</strong> spannende<br />

combinatie. Een zuivere vereniging <strong>van</strong> concurrenten zal nooit treden in de concurrentieverhoudingen<br />

tussen de leden. Gegeven haar maatschappelijke opdracht<br />

treedt de Vereniging wel in die verhouding, bijvoorbeeld wanneer er sprake is <strong>van</strong><br />

spreiding en profilering <strong>van</strong> hogescholen.<br />

• Eigen rationaliteit <strong>van</strong> het bureau. Het bureau is sterk georiënteerd op het ondersteunen<br />

<strong>van</strong> het bestuur in de lobbyfunctie en daarmee op de Haagse omgeving. <strong>De</strong><br />

eigen rationaliteit <strong>van</strong> het bureau dreigt daarmee te ver af te komen te staan <strong>van</strong><br />

wat er in de instellingen gebeurt.<br />

Daarom wordt voorgesteld om de gerichtheid op dynamiek en dienstbaarheid in de<br />

organisatie als volgt vorm te geven:<br />

• Het bestuur <strong>van</strong> de Vereniging zorgt voor relatief statische elementen als verenigingswerk,<br />

de financiën <strong>van</strong> de vereniging en arbeidsvoorwaarden. Gegeven de<br />

veelheid aan onderwerpen en taken blijft <strong>een</strong> bestuur nodig. Doordat de bestuursleden,<br />

behoudens de voorzitter, afkomstig zijn uit de hogescholen wordt daar ook<br />

de belangrijke verbinding tussen de Vereniging en haar leden gelegd. Andere taken<br />

moeten niet bij het bestuur worden gelegd. Een duidelijke scheiding tussen beleidsvoorbereiding<br />

en besturing is nodig. Dat kan worden bereikt doordat bestuursleden<br />

g<strong>een</strong> commissies voorzitten.<br />

• Complexe, collectieve, dynamische vraagstukken kunnen niet opgelost worden in<br />

<strong>een</strong> hiërarchisch, statisch model. Onderkend moet worden dat de leden enerzijds<br />

afhankelijk <strong>van</strong> elkaar zijn, maar anderzijds ieder voor zich de besluitvorming kunnen<br />

frustreren. Om aan dat risico tegemoet te komen organiseert de voorzitter als<br />

procesmanager <strong>een</strong> aantal interne digitale dialogen. Dit concept sluit aan bij de<br />

tijdelijke werk- of projectgroepen die in de notitie zijn voorgesteld, met dit verschil<br />

dat het maken <strong>van</strong> procesafspraken voor deze dialogen en het benoemen <strong>van</strong> de<br />

procesarchitect plaats vinden in de ledenvergadering. Ieder lid – ook niet-bestuurders<br />

– kan deelnemen aan iedere dialoog maar de bestendiging <strong>van</strong> het recht op<br />

participatie is afhankelijk <strong>van</strong> de waarde en intensiteit <strong>van</strong> de eigen bijdrage. <strong>De</strong><br />

vergadering accordeert de uitkomsten <strong>van</strong> de werkgroep.<br />

• Voor de inrichting <strong>van</strong> het bureau is detachering <strong>van</strong>uit de instellingen <strong>een</strong> optie.<br />

Dit draagt bij aan dynamiek en verbinding. <strong>De</strong> risico’s zijn geografische afstand en<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het te detacheren personeel. Mogelijk is dit te onder<strong>van</strong>gen door personeel<br />

te ruilen, met als positief bijeffect dat de Haagse werkelijkheid en werkpraktijk<br />

<strong>van</strong> de hogeschool elkaar kunnen beïnvloeden en versterken. Een detachering<br />

zou ook onderdeel kunnen zijn <strong>van</strong> het loopbaanpad <strong>van</strong> stafmedewerkers <strong>van</strong><br />

zowel het bureau als de instellingen. Dit laatste bevordert de mobiliteit en leidt,<br />

als bijdrage in natura, tot vermindering <strong>van</strong> de contributie.<br />

In het proces <strong>van</strong> verandering, waarin de Vereniging zich bevindt zijn dit de eerste<br />

nuttige stappen. Het verder doordenken wat dit precies betekent voor de inrichting<br />

en werkwijze <strong>van</strong> de Vereniging moet <strong>een</strong> plek krijgen in de strategiecyclus.<br />

<strong>De</strong> Vereniging Hogescholen<br />

65


5.8 slotoverweging<br />

Het hoger beroepsonderwijs is <strong>een</strong> prachtig deel <strong>van</strong> ons semipublieke bestel, met <strong>een</strong><br />

belangrijke maatschappelijke opdracht waaraan dagelijks honderdduizenden mensen<br />

zingeving ontlenen. Een sector die het terecht verdient om in het middelpunt <strong>van</strong> de<br />

publieke en politieke belangstelling te staan. In de afgelopen tijd is de aandacht echter<br />

omgeslagen in betutteling en bemoeizucht. Een dergelijke vorm <strong>van</strong> belangstelling<br />

verhoudt zich moeizaam met de professionele processen die zich binnen hogescholen<br />

voltrekken.<br />

In algemene termen spreken over ‘de’ autonomie <strong>van</strong> ‘de’ professional of ‘de’ hogeschool<br />

is <strong>een</strong> heilloze onderneming. In concrete situaties wordt duidelijk of het <strong>buitenstaander</strong>s<br />

zijn die inbreuk maken op de autonomie of dat het veeleer de professionals<br />

en de hogescholen zelf zijn die de grenzen <strong>van</strong> hun autonomie overschrijden. <strong>De</strong> incidenten<br />

<strong>van</strong> de achterliggende periode zijn wellicht illustraties <strong>van</strong> dit laatste, de nietsontziende<br />

regelzucht <strong>van</strong> politiek en ambtenarij die hier<strong>van</strong> het gevolg is kan echter<br />

geduid worden als voorbeeld <strong>van</strong> het eerste.<br />

Alle actoren hebben <strong>een</strong> rol gespeeld bij de successen <strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs.<br />

Het verleden bewijst echter ook dat verschillende actoren hebben bijgedragen<br />

aan de pervertering <strong>van</strong> het systeem. Het gevolg hier<strong>van</strong> is dat ook ieder<strong>een</strong> weer <strong>een</strong><br />

rol kan spelen in de stabilisering <strong>van</strong> het evenwicht in het systeem, het verbeteren<br />

<strong>van</strong> governance-structuren en de totstandkoming <strong>van</strong> valide kwaliteitsinstrumenten.<br />

Sterker nog, die gezamenlijke inspanning is noodzakelijk!<br />

<strong>De</strong> hogescholen hebben de unieke mogelijkheid om <strong>een</strong> dergelijke dynamiek tot stand<br />

te brengen met en binnen hun koepelorganisatie; de Vereniging Hogescholen. <strong>De</strong><br />

Vereniging kan het dialogische arrangement bieden dat de sector nodig heeft in<br />

zijn interne maar ook zijn externe relaties. Het verdient dan ook aanbeveling dat<br />

de hogescholen zich in (de) Vereniging bezinnen op de rollen en functies <strong>van</strong> hun<br />

brancheorganisatie. <strong>De</strong> voorgenomen strategische sturingscyclus biedt hiervoor <strong>een</strong><br />

uitgelezen aangrijpingspunt.<br />

66 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Bronnen<br />

Literatuur:<br />

Beuningen, J.C.B.M. <strong>van</strong> e.a., (2013). <strong>De</strong> stempel <strong>van</strong> de meester, (<strong>De</strong>n Haag: Jonge<br />

var-reeks 11)<br />

Boer, H. en File, J (2009). Higher education Governance Reforms Across Europe, (Brussel)<br />

Bos, R. ten, (2011). <strong>De</strong> 3 G’s <strong>van</strong> Leiderschap, (Nijmegen: Managementboek)<br />

Bos, R. ten, (2011). Stilte, geste, stem, (Nijmegen: Boom)<br />

Brink, G. <strong>van</strong> den, e.a., (2005). Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt,<br />

(<strong>De</strong>n Haag: Boom)<br />

Brooks, A.C. (2006). Generations and the future of Association Participation (Chicago: The<br />

William Smith Institute for Association Research)<br />

Bruijn, H. de en Heuvelhof, E., ten, (2011). Management in netwerken, (<strong>De</strong>n Haag: Boom)<br />

Bruijn, H. de, Heuvelhof, E. ten en Veld, R.J. in ‘t, (2008). Procesmanagement (<strong>De</strong>n Haag:<br />

SDU Uitgevers, 3 e druk)<br />

Castells, M.C.O., (1996 – 1998). The Information Age: Economy, Society and Culture, (Oxford:<br />

Blackwell Publishers)<br />

Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis, (2012). Autonomie verplicht,<br />

(<strong>De</strong>n Haag)<br />

Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel, (Commissie Veerman) (2010).<br />

Differentiëren in drievoud, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Eeten, M. <strong>van</strong>, (2010). Techniek <strong>van</strong> de onmacht. Fatalisme in politiek en technologie,<br />

(nsob: <strong>De</strong>n Haag)<br />

Eijlander, Ph., (2006). Horizonwetgeving: effectief middel in de strijd tegen toenemende regeldruk?,<br />

(Tilburg)<br />

Frissen, P.H.A., (2007). <strong>De</strong> Staat <strong>van</strong> Verschil, <strong>een</strong> kritiek <strong>van</strong> de gelijkheid, (Amsterdam:<br />

Van Gennep)<br />

Frissen, P.H.A., (2011). Gevaar verplicht. Over de noodzaak <strong>van</strong> aristocratische politiek,<br />

(Amsterdam: Van Gennep).<br />

Goffee R.; Jones G., (2006). Why Should Anyone Be Led by You? (Harvard Business School<br />

Publishing Corporation)<br />

Gunsteren, H.R. <strong>van</strong>, (1998). A Theory of Citizenship; Organizing Plurality in Contemporary<br />

<strong>De</strong>mocracies, (Boulder: Westview Press)<br />

hbo – raad, Commissie externe validering examenkwaliteit, (Commissie Bruijn) (2012).<br />

Vreemde ogen dwingen, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Heijne, B.J., (2004). <strong>De</strong> werkelijkheid, (Amsterdam: Prometheus)<br />

Hogeschool Inholland, Commissie Diplomering Langstudeerders Hogeschool Inholland,<br />

(Commissie Leers) (2010). Veel ruimte, weinig rekenschap, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (onderwijsinspectie) (2011a). Tussenbericht alternatieve<br />

afstudeertrajecten Hogeschool Inholland, (Utrecht)<br />

Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (onderwijsinspectie) (2011b). Alternatieve afstudeertrajecten<br />

en de bewaking <strong>van</strong> het eindniveau in het hoger onderwijs, (Utrecht)<br />

Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (onderwijsinspectie) (2011c). Alternatieve afstudeertrajecten<br />

en de bewaking <strong>van</strong> het eindniveau bij Hogeschool Inholland, (Utrecht)<br />

Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (onderwijsinspectie) (2013). <strong>De</strong> staat <strong>van</strong> het onderwijs,<br />

onderwijsverslag 2011/2012 (Utrecht)<br />

Bronnen<br />

67


Janssens, F.J.G. en Noorlander C.W. (2010). Goed Onderwijsbestuur, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Ministerie <strong>van</strong> de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap (2005). Education in Flanders,(Brussel)<br />

Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Kwaliteit in verscheidenheid –<br />

Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (nvao) (2011). Rapport <strong>van</strong> Bevindingen<br />

nvao-Commissie Onderzoek Hogeschool Inholland, (<strong>De</strong>n Haag: nvao)<br />

Nelissen, N., e.a., (2004). Oog voor openbaar bestuur. Een beknopte geschiedenis <strong>van</strong> de<br />

bestuurskunde, (<strong>De</strong>n Haag: Elsevier Overheid)<br />

Noordegraaf, M. (2008). Professioneel bestuur – <strong>De</strong> tegenstelling tussen publieke managers en<br />

professionals als ‘strijd om professionaliteit’, (Utrecht: Boom Lemma)<br />

Onderwijsraad, (2013). Publieke belangen dienen, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Pirsig, M. (1974). Zen and the art of motorcycle maintenance, an inquiry into values, (Harper<br />

Collins, herdruk 2006)<br />

Pirsig, M. (1992). Lila, an inquiry into moral, (Bantam Doubleday <strong>De</strong>ll Publishing Group)<br />

Putnam, R.D., (1994). Making <strong>De</strong>mocracy Work – Civic traditions in modern Italy, (Princeton,<br />

N.J.: Princeton University Press)<br />

Raad <strong>van</strong> State (Tj<strong>een</strong>k Willink, H.D.) (2005). Raad <strong>van</strong> State Jaarverslag 2004, (<strong>De</strong>n Haag)<br />

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (rmo) (2011). Tegenkracht organiseren – lessen<br />

uit de kredietcrisis, (<strong>De</strong>n Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling)<br />

Rosenthal, U. e.a., (2004). Ambtelijke vertellingen, Over verschijnselen die niet onbenoemd<br />

mogen blijven, (Utrecht: Boom)<br />

Schmidt, D. e.a. (2003). Ondernemende brancheorganisaties, balanceren tussen belangen,<br />

(Assen: Koninklijke Van Gorcum)<br />

Schmidt, D. e.a. (2012). Dienstverlenende brancheorganisaties (Lelystad: vm uitgevers)<br />

Sahlberg, P., (2011). Finnish lessons, what can the world learn from educational change in<br />

Finland, (New York, Teachers college press)<br />

Sladek Sarah L., (2011). The end of membership as we know it (asae)<br />

St<strong>een</strong>, M. <strong>van</strong> der e.a., (2010). <strong>De</strong> boom en het rizoom, (<strong>De</strong>n Haag: nsob)<br />

St<strong>een</strong>, M <strong>van</strong> der e.a., (2013). Pop-up publieke waarde, (<strong>De</strong>n Haag: nsob)<br />

Taylor, F.W., (2011). The Principles of Scientific Management, (Ney York, N.Y: Harper &<br />

Brothers)<br />

Twist, M.J.W., (2010). Over (on)macht en (on)behagen in de beleidsadvisering, (<strong>De</strong>n Haag:<br />

Lemma)<br />

Trommel, W., (2009). Gulzig bestuur, (<strong>De</strong>n Haag: Lemma)<br />

Veld, R.J., in ‘t (1989). <strong>De</strong> verguisde staat, (<strong>De</strong>n Haag: vuga)<br />

Veld, R.J., in ’t (2006). Governance als prothese voor deugdzaamheid, (Nederlandse Antillen,<br />

oratie)<br />

Veld, R.J., in ‘t., (2010a). Kennisdemocratie – Opkomend stormtij, (<strong>De</strong>n Haag: Academic<br />

Service)<br />

Veld, R.J., in ‘t, (2010b). Knowledge democracy. Consequences for science, politics, and media,<br />

(Heidelberg Dordrecht London New York: Springer)<br />

Verbrugge, A., e.a., (2006). Verzuipt het onderwijs, In: <strong>De</strong> nieuwe schoolstrijd, (Amsterdam:<br />

Boom)<br />

Vercruysse, N. (2007). Sturing in Hoger Onderwijs , in torb 2007/2008<br />

Vught, F. <strong>van</strong> (ed.) (2009). Mapping the Higher Education Landscape, towards a European<br />

Classification of Higher Education, (Enschede)<br />

68 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, (wrr) (2000). Het borgen <strong>van</strong> publiek<br />

belang, (<strong>De</strong>n Haag: Sdu Uitgevers)<br />

Zouridis, S., (2009). <strong>De</strong> dynamiek <strong>van</strong> bestuur en recht. Over de rechtsstaat als bestuurswetenschappelijk<br />

fenom<strong>een</strong>, (<strong>De</strong>n Haag: Lemma)<br />

Artikelen<br />

Bemmel, A <strong>van</strong>, (2006). Hogescholen en hbo in historisch perspectief, hbo-raad <strong>De</strong>n<br />

Haag<br />

Beuningen, C.L.J.M. <strong>van</strong>, (2012). Binding en sociale cohesie, Socires<br />

Beuningen, C.L.J.M. (2012). <strong>De</strong> omgedraaide organisatie. In T. Hardjono, Perspectieven op<br />

mvo.nl – Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in turbulente tijden, (Assen: Koninklijke<br />

<strong>van</strong> Gorcum)<br />

Goleman, D., (2000). Leadership that gets Results. In: Harvard Business Review, March-<br />

April 2000. www.hbr.org, p.78-90.<br />

Janssen, T. (2013). Tijdschrift voor sociale vraagstukken: Vrijwillige Slaven<br />

Loo. E. <strong>van</strong> de, (2006). Psychoanalyse en organisatie. In: J.E. Verheugt-Pleiter (red.),<br />

Psychoanalyse anno nu, Lezingencarrousel Freud-festival 2006. Assen: Van Gorcum,<br />

p. 377-394.<br />

Loo, E. <strong>van</strong> de, (2007). Bewuste en onbewuste processen <strong>van</strong> samenwerken. Overzicht<br />

<strong>van</strong> theorie en praktijk. Management en Organisatie, vol. 61, (3-4), p. 219-227.<br />

Loo, E. <strong>van</strong> de, (2010). Waarom leren gevaarlijk is. In: Management en Organisatie, vol.<br />

4, juli/augustus 2010<br />

Stone, D. “Chapter 6. Symbols”, “Chapter 7. Numbers” en “Chapter 8. Causes”. In: D. Stone,<br />

Policy Paradox and Political Reason, Harper Collins, Boston, 1997, pp. 133-209.<br />

Tijdschrift voor sociale vraagstukken, nummer 4, (2008, april). “Pleidooi voor de manager”,<br />

interview met M. Noordegraaf’<br />

Krantenartikelen<br />

nrc Handelsblad, (2012, 3 december). ‘Amarantis: de prijs voor <strong>een</strong> autonoom bestuur’<br />

nrc Handelsblad, (2012, 22 november). ‘Zó erg was die fraude nu ook weer niet; Nieuw<br />

beleid om diplomafraude tegen te gaan is niet nodig, zegt Raad <strong>van</strong> State’<br />

Parool, (2012, 4 februari 2012). ‘Onderwijskolos Amarantis komt miljoenen tekort’<br />

Trouw, (2011, 8 oktober). ‘Waarom op<strong>een</strong>s die huiver voor megafusies?’<br />

<strong>De</strong> Telegraaf, (2011, 1 oktober). ‘Bestuurlijke mores’<br />

de Volkskrant, (2011, 24 september). ‘Ik trof <strong>een</strong> verweesde school aan’<br />

nrc Handelsblad, (2011, 28 april). ’Ruim <strong>een</strong>derde diploma’s Inholland is onterecht;<br />

Zijlstra past wet aan na vernietigend inspectierapport’<br />

de Volkskrant, (2011, 28 april). ‘Gesjoemel Inholland groter Rapport: kwart diploma’s<br />

ten onrechte; ook andere hogescholen genoemd’<br />

de Volkskrant, (2010, juli 2010). ‘Slechte scriptie toch je bul’<br />

de Volkskrant, (2005, 17 maart). ‘Hogeschool Inholland ‘ondermaats’<br />

nrc Handelsblad, (2005, 29 maart). ‘Een stoomwals die alles snel wil doen; Studenten<br />

<strong>van</strong> Hogeschool Inholland zien niets in daadkracht <strong>van</strong> bestuursvoorzitter Jos Elbers’<br />

Bronnen<br />

69


Websites<br />

hogeronderwijsregister.be, geraadpleegd op 21 april 2013<br />

fh-rpl.de/fachhochschulen/baden-wuerttemberg, geraadpleegd op 21 april 2013<br />

Scienceguide, Bussemaker verlaat Zijlstra, 7 februari 2013<br />

Scienceguide, Liberalen eisen transparantie, 27 maart 2013<br />

Scienceguide, Liberaal ongemak met Bussemaker, 25 april 2013<br />

Scienceguide, vvd drukt door, 29 april 2013<br />

Scienceguide, hbo zwak in inspraak, 22 mei 2013<br />

Gesprekspartners<br />

Hans Berg, adviseur en docent nsob<br />

Kees Boele, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Hogeschool <strong>van</strong> Arnhem en Nijmegen<br />

Wim Boomkamp, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Saxion Hogescholen<br />

Ron Bormans, voorzitter College ven Bestuur Hogeschool Rotterdam<br />

Hans Borstlap, lid <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> State en docent nsob<br />

Albert Cornelissen, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Windesheim<br />

Dick <strong>van</strong> Campen, em-hoogleraar, voorzitter diverse (inter-)nationale visitatiecommissies,<br />

waaronder nvao<br />

Karl Dittrich, voorzitter vsnu<br />

Pieter Duisenberg, lid Tweede Kamer der Staten Generaal<br />

Ad de Graaf, bestuurssecretaris en directeur Vereniging Hogescholen<br />

Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen<br />

Marcel Halma, voorzitter Nederlandse Beroepsvereniging Public Affairs<br />

Ernst ten Heuvelhof, hoogleraar en docent nsob<br />

Aldert Jonkman, senior beleidsmedewerker Cluster Financiën hbo & Governance Vereniging<br />

Hogescholen<br />

Frans Leijnse, voormalig voorzitter hbo-raad<br />

Erik <strong>van</strong> de Loo, hoogleraar, adviseur en docent nsob<br />

Paul <strong>van</strong> Maanen, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Hogeschool Leiden<br />

Eric Martijnse, directeur toezicht Hoger onderwijs Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs<br />

Ron Minnée, directeur Hoger Onderwijs & Studiefinanciering (ho&s) en plv. dg ministerie <strong>van</strong> ocw<br />

Annemieke Nijhof, directievoorzitter Tauw Group bv<br />

Rens Rottier, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Driestar Educatief<br />

<strong>De</strong>dan Schmidt, adviseur Berenschot<br />

Martine Schuijer, regiomanager valleiregio vno ncw<br />

Rick Steur, hoofdinspecteur Voortgezet, Beroeps- en Hoger Onderwijs Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs<br />

Marinke Sussenbach, senior beleidsmedewerker ministerie <strong>van</strong> ocw<br />

Doekle Terpstra, voorzitter College <strong>van</strong> Bestuur Hogeschool Inholland<br />

Hera Tseng, directeur/bestuurder nsob<br />

Roel in ’t Veld, hoogleraar en docent nsob<br />

Bert de Vries – coördinerend inspecteur Hoger Onderwijs Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs<br />

Henk Wesselink, adviseur en docent nsob<br />

Stavros Zouridis, hoogleraar en docent nsob<br />

Ook hebben wij gesproken met <strong>een</strong> groot aantal docenten en lectoren <strong>van</strong> Hanzehogeschool<br />

Groningen, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Hogeschool Inholland en Hogeschool Leiden.<br />

Om redenen <strong>van</strong> vertrouwelijkheid zijn zij niet met naam genoemd en op gevoerd<br />

in dit rapport.<br />

70 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Bijlage i Feitenrelaas crisis Inholland<br />

<strong>De</strong>ze bijlage beschrijft de crisis bij Hogeschool Inholland in dertien stappen. <strong>De</strong> eerste<br />

vier punten zijn vooral gebaseerd op het rapport <strong>van</strong> de Commissie Leers; de volgende<br />

punten op interviews met verschillende betrokkenen, rapporten <strong>van</strong> de Inspectie <strong>van</strong><br />

het Onderwijs (onderwijsinspectie), <strong>De</strong> Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie<br />

(nvao) en berichtgeving in verschillende media.<br />

Stuwmeerproblematiek bij mem in Haarlem<br />

<strong>De</strong> studie media- en entertainmentmanagement (mem) in Haarlem ziet zich in 2007<br />

geconfronteerd met <strong>een</strong> steeds groter wordende groep studenten die langer dan vijf<br />

jaar studeert en soms niet tot afronding <strong>van</strong> de studie komt. Het rendement <strong>van</strong> de<br />

opleiding komt hierdoor onder druk te staan. Doet <strong>een</strong> student langer dan vier jaar<br />

over zijn opleiding, dan geldt hij als stuwmeerstudent. Om de stuwmeerproblematiek<br />

aan te pakken wordt <strong>een</strong> verbeterplan opgesteld (de speerpuntennotitie) in de periode<br />

<strong>van</strong> mei tot oktober 2007. Die notitie spreekt <strong>van</strong> stuwmeerproblematiek met financiële<br />

gevolgen, omdat de hogeschool voor deze studenten g<strong>een</strong> of slechts <strong>een</strong> gedeeltelijke<br />

vergoeding ont<strong>van</strong>gt. “Kern <strong>van</strong> de oplossing is natuurlijk de instroom in het vijfde<br />

en zeker in het zesde jaar of hoger te voorkomen. Anderzijds is de oplossing studenten<br />

die vijfde- of zesdejaars student zijn zo snel mogelijk te laten afstuderen (natuurlijk<br />

wel met oog voor kwaliteit en zorgvuldigheid). Om deze problematiek concreet<br />

te lijf te gaan wordt door de opleidingsmanagers <strong>een</strong> aanvalsplan opgesteld dat oplossingen<br />

gaat bieden.”<br />

<strong>De</strong> alternatieve afstudeertrajecten<br />

Op 30 oktober 2007 stelt <strong>een</strong> ervaren docent <strong>van</strong> mem <strong>een</strong> memo op over het stuwmeerbeleid<br />

waarin hij de gedachte introduceert voor <strong>een</strong> alternatief afstudeertraject<br />

voor vijfde-, zesde- en zevendejaars studenten. Dit memo mondt uit in <strong>een</strong> notitie <strong>van</strong><br />

6 maart 2008 waarin de opzet <strong>van</strong> <strong>een</strong> pilot wordt beschreven die moet lopen tot het<br />

einde <strong>van</strong> het studiejaar 2007 – 2008. <strong>De</strong> Notitie pilot alternatief Afstudeertraject voor mx01,<br />

mx02, mx03 mem-studenten (met definitieve afspraken tussen team en opleidingsmanager)<br />

start met de volgende overwegingen:<br />

• het is niet goed voor het imago <strong>van</strong> mem om veel studenten zonder diploma te<br />

laten vertrekken;<br />

• het is jammer voor de investering <strong>van</strong> de student om vlak voor het afstuderen af<br />

te haken;<br />

• voor vijfdejaars ont<strong>van</strong>gt mem nog maar 25% financiering en voor zesde- en zevendejaars<br />

niets;<br />

• als <strong>een</strong> student na tien jaar nog g<strong>een</strong> diploma heeft, moet Inholland <strong>een</strong> deel <strong>van</strong><br />

de financiering terugbetalen aan de overheid.<br />

Eén <strong>van</strong> de uitgangspunten luidt: “bij de invulling <strong>van</strong> het afstudeertraject zal worden<br />

uitgegaan <strong>van</strong> het principe <strong>een</strong> dunne zes is voldoende. Alle betrokkenen (….) conformeren<br />

zich daaraan.” <strong>De</strong> notitie vervolgt: “Om studenten over de brug te krijgen, wordt<br />

informeel gesproken over <strong>een</strong> diplomagarantie als de student de gemaakte afspraken<br />

nakomt. Hieruit vloeit ook <strong>een</strong> inspanningsverplichting voor de opleiding voort”. Aan<br />

dit eerste alternatieve afstudeertraject doen zestig vijfdejaars en oudere studenten<br />

mee die door rendementscoach Theo per brief in het voorjaar <strong>van</strong> 2008 worden uitgeno-<br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland<br />

71


digd. Hieronder bevonden zich ook studenten die uit beeld waren geraakt <strong>van</strong> de<br />

opleiding; sommigen waren al jaren aan het werk. “Kom <strong>een</strong>s langs, dan kunnen<br />

we kijken hoe we er uit kunnen komen”, luidt de boodschap. Eén student levert <strong>een</strong><br />

eerder afgekeurde scriptie in. Een andere student studeert af in werksetting.<br />

Het traject wordt in 2009 gecontinueerd. In juni 2009 verschijnt de notitie Rendementspilot<br />

mem met <strong>een</strong> evaluatie <strong>van</strong> de pilot. Hieruit concludeert de Commissie Leers later<br />

dat in elk geval het opleidingsmanagement en vermoedelijk ook de (domein-)directie<br />

op de hoogte was <strong>van</strong> de alternatieve afstudeertrajecten. <strong>De</strong> voorzitter <strong>van</strong> de deelexamencommissie<br />

(dec) denkt echter dat deze studenten via <strong>een</strong> regulier traject<br />

afstuderen. Ook andere docenten wisten niet <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> deze route. Onder<br />

studenten was wel bekend dat ze zich bij Theo moesten melden zodra er sprake was<br />

<strong>van</strong> lang studeren.<br />

<strong>De</strong> deelexamencommissie gaat op onderzoek uit<br />

In maart 2010 heeft één <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de dec contact met <strong>een</strong> student en (later)<br />

met <strong>een</strong> decaan, waaruit hij de indruk krijgt dat het mogelijk is om via de rendementscoach<br />

versneld af te studeren. Hij gaat op onderzoek uit en controleert <strong>een</strong> aantal<br />

processen-verbaal. Hij stelt vast dat er veel processen-verbaal zijn ondertekend door<br />

de rendementscoach met steeds één <strong>van</strong> de twee andere afstudeerbegeleiders als<br />

tweede ondertekenaar. Daarnaast stelt hij vast dat in veel gevallen g<strong>een</strong> eindgesprek<br />

heeft plaatsgevonden in het bijzijn <strong>van</strong> de externe begeleider.<br />

Tijdens <strong>een</strong> vergadering in april vragen twee docenten aan Theo of hij op de hoogte is<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> stuwmeerroute. “Jazeker”, antwoordt Theo, “daar houd ik mij mee bezig en hij<br />

valt onder verantwoordelijkheid <strong>van</strong> het management”.<br />

<strong>De</strong> deelexamencommissie neemt de zaak hoog op. <strong>De</strong> twee docenten stappen naar de<br />

opleidingsmanager. Als die bevestigt dat hij weet heeft <strong>van</strong> de alternatieve route en<br />

dat ook het management (directie en College <strong>van</strong> Bestuur) op de hoogte is, volgt <strong>een</strong><br />

gesprek met de schooldirectie en de opleidingsmanager.<br />

Het management inclusief het College <strong>van</strong> Bestuur (CvB) miskent de problematiek<br />

In dat gesprek met de (domein-)directeur en de opleidingsmanager vragen beide docenten<br />

of de alternatieve afstudeerrichting in strijd is met het Onderwijs en Examenregeling<br />

(oer). <strong>De</strong> directeur antwoordt dat zolang daar nog g<strong>een</strong> duidelijkheid over is,<br />

de alternatieve vorm gewoon in stand kan blijven.<br />

Op 21 mei 2010 stelt <strong>een</strong> lid <strong>van</strong> de Hogeschoolmedezeggenschapsraad (hmr) in de<br />

rondvraag aan Joke Snippe <strong>van</strong> het College <strong>van</strong> Bestuur vragen over het alternatieve<br />

afstudeertraject bij de mem, en <strong>een</strong> paar dagen later stuurt hetzelfde medezeggenschapslid<br />

<strong>een</strong> e-mail naar het CvB. Vervolgens belegt Snippe <strong>een</strong> gesprek met de<br />

directeur, twee leden <strong>van</strong> de dec en het hmr-lid. Snippe benadrukt dat kwaliteit het<br />

uitgangspunt dient te zijn en dat als het alternatieve afstudeertraject afwijkt <strong>van</strong> de<br />

oer het voorlegging behoeft aan de examencommissie. Dat blijkt het geval, want op<br />

2 juni 2010 geven twee dec-leden aan de overige leden en de directeur <strong>een</strong> advies over<br />

het afstuderen bij mem. Men concludeert dat de alternatieve afstudeerroute niet door<br />

de examencommissie geaccordeerd is en daarmee strijdig met de vigerende regeling.<br />

<strong>De</strong>sondanks wil de directeur de route graag voortzetten. In <strong>een</strong> mail <strong>van</strong> 7 juni reageert<br />

hij: “Na grondige bestudering <strong>van</strong> de stuwmeerregeling kan ik niet concluderen<br />

dat de borging <strong>van</strong> het eindniveau in het geding is. <strong>De</strong> stuwmeer-afstudeerders krijgen<br />

72 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


extra begeleiding, moeten verplicht naar hun veertiendaagse afstudeerkring-gesprekken<br />

en hebben <strong>een</strong> verplichte buddy, die ook schriftelijk feedback geeft op proces en<br />

kwaliteit <strong>van</strong> zijn of haar mede-afstudeerder. In vergelijking met de reguliere afstudeerders,<br />

wordt er dus meer en zwaarder op de stuwmeer-afstudeerders gelet. (…)<br />

Ik wil daarom per studiejaar 2010/2011 de stuwmeerregeling handhaven”. Wel stelt<br />

de directeur voor om de aangescherpte afstudeerhandleiding voor te leggen aan zowel<br />

de afstudeercommissie als aan de examencommissie-kamer.<br />

Twee leden <strong>van</strong> de dec zijn het hier niet mee <strong>een</strong>s en reageren op 11 juni. Het derde<br />

lid, de rendementscoach, stelt in <strong>een</strong> mail aan de directeur dat de examencommissie<br />

niet geprobeerd heeft informatie in te winnen bij de docenten die afstudeertrajecten<br />

begeleiden. <strong>De</strong> afstudeercommissie is niet geraadpleegd om inhoudelijk te reageren<br />

op het afstudeertraject <strong>van</strong> het stuwmeer. Daar ligt volgens de rendementscoach de<br />

expertise en niet bij de examencommissie. <strong>De</strong> directeur reageert naar alle docenten<br />

<strong>van</strong> mem per e-mail als volgt: “Sinds 2008 is er voor studenten die in het zogenaamde<br />

stuwmeer zitten (zesdejaars en hoger) <strong>een</strong> traject waarin studenten intensief worden<br />

begeleid in hun afstuderen. <strong>De</strong> eisen die aan deze studenten worden gesteld zijn gelijk<br />

aan de eisen die we stellen aan de reguliere afstudeerders in jaar vier en vijf, de begeleiding<br />

en de toetsvormen zijn echter toegesneden op de situatie <strong>van</strong> deze studenten.<br />

Het gerucht dat de ronde doet, dat de eisen aan deze studenten (in termen <strong>van</strong> niveau)<br />

lager zouden zijn, is pertinent onjuist.”<br />

Op 14 juni 2010 vindt <strong>een</strong> bemiddelingsgesprek plaats tussen de gehele dec en de directeur<br />

<strong>van</strong> de School of Communication, Media & Music (socmm) onder leiding de<br />

secretaris <strong>van</strong> het CvB, Maarten Knoester. In <strong>een</strong> daarop volgende mailwisseling is<br />

vastgelegd dat er ook voor de pilot <strong>een</strong> eindgesprek dient plaats te vinden, waarbij in<br />

beginsel ook de externe begeleider aanwezig moet te zijn. Knoester stelt dat de alternatieve<br />

afstudeerregeling in deze vorm (dat wil zeggen mét eindgesprek) niet in strijd<br />

is met de oer. Gelet op deze uitkomst meldt hij in de vergadering <strong>van</strong> het College <strong>van</strong><br />

Bestuur <strong>van</strong> 17 juni 2010 dat het conflict met de Examencommissie omtrent het stuwmeer<br />

<strong>van</strong> de mem is opgelost.<br />

<strong>De</strong> Volkskrant <strong>van</strong> 10 juli 2010<br />

Op 10 juli 2010 verschijnt in de Volkskrant het bericht ‘Slechte scriptie toch je bul’,<br />

waarin wordt beschreven hoe ten minste tweehonderdvijftig studenten aan de opleiding<br />

media- en entertainmentmanagement <strong>van</strong> de Inholland Haarlem via <strong>een</strong> geheime<br />

verkorte procedure hun diploma konden behalen. <strong>De</strong> eisen aan deze alternatieve<br />

afstudeertrajecten komen niet over<strong>een</strong> met het niveau dat <strong>van</strong> <strong>een</strong> hbo-opleiding mag<br />

worden verwacht. <strong>De</strong> media-aandacht is in komkommertijd <strong>van</strong> de zomer <strong>van</strong> 2010<br />

enorm: via sites als g<strong>een</strong>stijl.nl blijkt dat op meerdere opleidingen dergelijk praktijken<br />

aan de orde zijn; EénVandaag besteedt er op 21 juli 2010 <strong>een</strong> nieuwsitem aan.<br />

Politiek – bestuurlijke reactie op het incident<br />

‘Wat gaat de staatssecretaris doen?’ <strong>De</strong> Partij voor de Vrijheid (pvv) spreekt <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

systeemcrisis. <strong>De</strong> Tweede Kamer reageert op 13 juli 2010 met vragen <strong>van</strong> vrijwel alle<br />

woordvoerders onderwijs. <strong>De</strong> strekking <strong>van</strong> deze vragen is welke maatregelen de<br />

staatssecretaris gaat nemen en of de onderwijsinspectie opdracht kan krijgen<br />

“de zaak, die zo schadelijk is voor het civiel effect <strong>van</strong> diploma’s diepgaand te<br />

onderzoeken” (Kamerstukken ii 2009/10, aanhangsel 3226).<br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland<br />

73


“Inholland kwam als <strong>een</strong> orkaan over ons h<strong>een</strong>” merkt Ron Minnée, de directeur hoger<br />

onderwijs <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> ocw, daarover op. <strong>De</strong> staatssecretaris beantwoordt<br />

de vragen op 28 juli 2010 in <strong>een</strong> kamerbrief. Daarin zegt hij toe de zaak nader te onderzoeken<br />

en hij verklaart dat “al voor de recente berichten in de pers de onderwijsinspectie<br />

was gestart met <strong>een</strong> onderzoek naar verkorte trajecten in het hoger onderwijs.<br />

Genoemde berichten zijn voor de onderwijsinspectie aanleiding om dit onderzoek uit<br />

te breiden met <strong>een</strong> deelonderzoek naar separate afstudeertrajecten. Dit deelonderzoek<br />

zal met voorrang uitgevoerd worden en verbreed worden naar alle hoger onderwijsinstellingen”<br />

(Kamerstukken ii 2009/10, 31 288, nr. 109).<br />

“<strong>De</strong> druk om maatregelen te treffen was zeer hoog, maar het was ook eerst <strong>van</strong> belang<br />

dat de onderwijsinspectie haar onderzoek zou uitvoeren en dat de feiten op tafel zouden<br />

liggen. In eerste instantie zijn we gaan onderzoeken welke gaten minimaal in het<br />

stelsel gedicht moesten worden zodat de kwaliteit voldoende is gewaarborgd”. “Daarbij<br />

hebben we goed afgewogen wat de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de instellingen is en<br />

wat de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de staatssecretaris” aldus Ron Minnée later.<br />

<strong>De</strong> Staatssecretaris stelt naar aanleiding <strong>van</strong> inspectierapporten <strong>een</strong> fors aantal maatregelen<br />

in het vooruitzicht: “voor de toekomst <strong>van</strong> het hoger onderwijs is het cruciaal<br />

dat de gaten in het systeem gedicht worden” (Kamerstukken ii 2010/11, 31 288, nr. 167).<br />

Inholland komt in beweging; de commissie Leers<br />

Het College <strong>van</strong> Bestuur <strong>van</strong> Inholland verzoekt <strong>een</strong> commissie onder leiding <strong>van</strong> Gerd<br />

Leers onderzoek te doen. In deze fase blijft de hbo-raad op de achtergrond. <strong>De</strong> uitkomsten<br />

<strong>van</strong> de commissie Leers zijn stevig. <strong>De</strong> commissie concludeert “er is sprake <strong>van</strong><br />

onrechtvaardigheid in toegang tot de alternatieve afstudeerroute (de ene student wel<br />

en de andere niet). <strong>De</strong> afstudeerroute is in strijd met de Onderwijs- en examenregeling.<br />

<strong>De</strong> presentatie en mondelinge verdediging <strong>van</strong> het afstudeerproduct zijn niet<br />

verplicht. Daarnaast hoeven studenten hun afstudeerstartdocument niet ter goedkeuring<br />

voor te leggen aan de afstudeercommissie, maar ont<strong>van</strong>gen zij wel de studiepunten<br />

voor onderwijs<strong>een</strong>heid slb-3. Ook mogen studenten die deelnemen aan het<br />

alternatieve afstudeertraject <strong>een</strong> korter verantwoordingsverslag schrijven dan reguliere<br />

studenten. In dit afstudeertraject is afbreuk gedaan aan de kwaliteit <strong>van</strong> het<br />

traject en daarmee het diploma” (Commissie Leers, 2010).<br />

<strong>De</strong> Commissie Leers geeft te kennen niet willen treden in de inhoudelijke beoordeling<br />

<strong>van</strong> afstudeerproducten, maar vindt wel dat de opleiding op dit punt de schijn tegen<br />

heeft, omdat uitgangspunten, randvoorwaarden en werkwijzen niet goed waren vastgelegd.<br />

“Het management <strong>van</strong> mem stond <strong>een</strong> sfeer <strong>van</strong> laissez faire, laissez aller toe.<br />

Daardoor hebben de rendementscoach en de afstudeerbegeleiders die in het alternatieve<br />

afstudeertraject actief waren in hoge mate naar eigen inzichten kunnen opereren.<br />

Hier was sprake <strong>van</strong> veel ruimte, weinig rekenschap” (Commissie Leers, 2010).<br />

Via haar website reageert het College <strong>van</strong> Bestuur <strong>van</strong> Inholland: “Het College <strong>van</strong> Bestuur<br />

onderschrijft het rapport volledig en neemt alle aanbevelingen over”. Voorzitter<br />

Geert Dales: “Onze kwaliteit moet boven iedere twijfel verheven zijn. Dat was bij mem<br />

niet het geval, en zoiets mag nooit meer gebeuren. Daarom hebben we Leers gevraagd<br />

de zaak grondig te onderzoeken. Hij heeft het lek boven water gehaald en wij hebben<br />

het met<strong>een</strong> gedicht. We hebben dit afstudeertraject bij mem stopgezet. Daarnaast zullen<br />

we de nvao vragen versneld onderzoek te doen naar de kwaliteit <strong>van</strong> mem. Tevens<br />

74 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


hebben we de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs gevraagd zo snel mogelijk <strong>een</strong> onderzoek te<br />

doen naar twee opleidingen waar even<strong>een</strong>s trajecten voor langstudeerders bestaan”.<br />

“Inholland heeft de commissie Leers uit eigen beweging ingesteld nadat in de media<br />

aantijgingen waren verschenen over diplomafraude waarbij Inholland uit financiële<br />

motieven de hand zou hebben gelicht met exameneisen en docenten onder grote druk<br />

zouden zijn gezet om hieraan mee te werken.” Dales voegt daar later aan toe “Gelukkig<br />

is hier niets <strong>van</strong> gebleken. In dat opzicht ervaar ik het rapport als vrijspraak”.<br />

<strong>De</strong> hbo-raad laat Inholland vallen<br />

Eén <strong>van</strong> de betrokkenen geeft over deze periode in <strong>een</strong> interview aan: “er was veel<br />

gedoe rondom Inholland ten tijde <strong>van</strong> het vertrek <strong>van</strong> Geert Dales”. Het gehele bestuur<br />

<strong>van</strong> de hbo-raad zat toevallig voor <strong>een</strong> tweedaagse conferentie bij elkaar toen er <strong>een</strong><br />

concept persbericht <strong>van</strong> Geert Dales voorbij kwam met <strong>een</strong> reactie op het rapport<br />

<strong>van</strong> Gerd Leers. Het bericht kwam er kort gezegd op neer dat er g<strong>een</strong> fouten waren<br />

gemaakt”. <strong>De</strong> hele sector stoorde zich aan het persbericht. Subtiele pogingen om het<br />

bericht bij te sturen mislukten.<br />

<strong>De</strong> hbo-raad reageert vervolgens op de onregelmatigheden bij Inholland door middel<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> persbericht. Zij nam in stevige bewoordingen afstand <strong>van</strong> het persbericht. <strong>De</strong><br />

hbo-raad was niet meer solidair met de problemen bij Inholland. “Het bestuur <strong>van</strong> de<br />

hbo-raad betreurt en veroordeelt de onregelmatigheden bij het afstuderen <strong>van</strong> langstudeerders<br />

aan de opleiding voor media & en entertainment management aan de<br />

Hogeschool Inholland in Haarlem. <strong>De</strong> samenleving moet kunnen uitgaan <strong>van</strong> de zekerheid<br />

dat de kwaliteit <strong>van</strong> alle uitgereikte diploma’s boven alle twijfel verheven is”,<br />

zegt toenmalig hbo-raadvoorzitter Doekle Terpstra. “Het bestuur <strong>van</strong> de hbo-raad heeft<br />

kennis genomen <strong>van</strong> het eindrapport <strong>van</strong> de commissie Leers. <strong>De</strong> commissie constateert<br />

belangrijke onregelmatigheden bij de borging <strong>van</strong> de kwaliteit bij het afstuderen<br />

<strong>van</strong> de zogenaamde langstudeerders. Het bestuur <strong>van</strong> de hbo-raad steunt het initiatief<br />

<strong>van</strong> de staatssecretaris om de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs de opdracht te geven met<strong>een</strong><br />

vervolgonderzoek in te stellen naar de gang <strong>van</strong> zaken bij de Haarlemse opleiding”<br />

(persbericht hbo-raad, 23 september 2010).<br />

<strong>De</strong> bom barst<br />

Op 11 oktober 2010 stapt Geert Dales stapt op. Volgens de Volkskrant is hij het met de<br />

Raad <strong>van</strong> Toezicht en met de leden <strong>van</strong> de CvB niet langer <strong>een</strong>s over de bestuursstijl<br />

die de school nodig heeft. Op 22 november 2010 nemen ook bestuursleden Lein Labruyère<br />

en Joke Snippe ontslag (Volkskrant, 2010x).<br />

Vervolgens treedt hbo-raadvoorzitter Terpstra aan als bestuursvoorzitter <strong>van</strong> Inholland.<br />

Eén <strong>van</strong> de betrokkenen geeft aan: “hij heeft inderdaad weinig solidariteit <strong>van</strong><br />

collega’s uit het hbo ont<strong>van</strong>gen”. Doekle Terpstra gaat per direct aan de slag, in het<br />

begin als enige lid <strong>van</strong> het College <strong>van</strong> Bestuur. Hij geeft bij aan<strong>van</strong>g aan dat hij voor<br />

maximaal <strong>een</strong> jaar zal blijven. Zijn functie als voorzitter <strong>van</strong> de hbo-raad legt hij per<br />

direct neer. Volgens de hbo-raad wordt het salaris <strong>van</strong> Terpstra erg sober. “Hij gaat<br />

€ 150.000 per jaar verdienen, hetzelfde als nu. Hij krijgt g<strong>een</strong> bonussen of vertrekregelingen.<br />

Ook krijgt hij g<strong>een</strong> auto <strong>van</strong> de zaak, al dan niet met chauffeur en ingebouwde<br />

tv” (nrc, 2010x).<br />

Op 21 januari 2011 stapt de volledige Raad <strong>van</strong> Toezicht <strong>van</strong> Inholland op. <strong>De</strong> Raad <strong>van</strong><br />

Toezicht wil het nieuwe college <strong>van</strong> bestuur alle ruimte geven om de organisatie <strong>van</strong><br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland<br />

75


het onderwijs op de hogeschool te versterken. Doekle Terpstra noemt het <strong>een</strong> “duidelijk<br />

signaal dat Inholland volop werkt aan het verbeterproces”. Op 28 januari 2011 stelt<br />

het nieuwe college <strong>van</strong> bestuur het management <strong>van</strong> de opleiding Media en Entertainment<br />

Management (mem) op non-actief (nrc, 2010x).<br />

<strong>De</strong> onderwijsinspectie presenteert ondertussen haar tussenrapport. Daaruit stelt zij<br />

dat de Theo-route onreglementair was, dat de docenten die de speciale afstudeerroute<br />

hebben opgezet te goeder trouw hebben gehandeld maar dat niet hadden mogen<br />

doen, en dat de leidinggevenden <strong>van</strong> mem op de hoogte waren <strong>van</strong> de Theo-route en<br />

hadden moeten optreden (Onderwijsinspectie, 2011a).<br />

<strong>De</strong> Inspectierapporten verschijnen; olievlek<br />

Op 28 april 2011 verschijnt <strong>een</strong> drietal samenhangende – vernietigende – rapporten,<br />

twee rapporten <strong>van</strong> de onderwijsinspectie en één <strong>van</strong> de nvao (onderwijsinspectie,<br />

2011b, 2011c) (nvao, 2011).<br />

Specifiek voor Inholland stelt de onderwijsinspectie vast dat vier <strong>van</strong> de vijf onderzochte<br />

opleidingen aanzienlijke gebreken vertonen in de naleving <strong>van</strong> de Wet op het<br />

hoger onderwijs, de naleving <strong>van</strong> interne regels en/of de borging <strong>van</strong> het eindniveau.<br />

Een aanzienlijk deel <strong>van</strong> de afgestudeerden <strong>van</strong> deze opleidingen heeft niet het te verwachten<br />

niveau bereikt.<br />

Daar blijft het echter niet bij. In het rapport Alternatieve afstudeertrajecten en de bewaking<br />

<strong>van</strong> het eindniveau in het hoger onderwijs gaat de onderwijsinspectie in op alternatieve<br />

vormen <strong>van</strong> toetsen en afstuderen en uit zij haar zorg over alternatieve trajecten en<br />

het eindniveau <strong>van</strong> sommige opleidingen. Het nvao-onderzoek maakt deel uit <strong>van</strong> het<br />

landelijke onderzoek <strong>van</strong> de onderwijsinspectie naar (het bestaan <strong>van</strong>) onterechte<br />

alternatieve afstudeertrajecten bij hogescholen en de wijze waarop instellingen voldoen<br />

aan de regelgeving en praktijk rond examenregelingen en -commissies.<br />

“In<strong>een</strong>s bleek dat er vijf hogescholen waren waar het niet goed zat” (Inholland, han,<br />

Hanze Hogeschool, Hogeschool Leiden en Windesheim). Collegevoorzitter Paul <strong>van</strong><br />

Maanen <strong>van</strong> de Hogeschool Leiden voelde zich door dat rapport sterk benadeeld door<br />

de onderwijsinspectie. Eén <strong>van</strong> de betrokkenen geeft aan: “bij hem ging het om <strong>een</strong><br />

bezemweek waar mensen alsnog punten konden halen”. Het betrof <strong>een</strong> situatie die<br />

Paul <strong>van</strong> Maanen zelfhad aangedragen bij de onderwijsinspectie.<br />

Bij vier <strong>van</strong> de vijf onderzochte opleidingen <strong>van</strong> Hogeschool Inholland constateert de<br />

onderwijsinspectie zware tekortkomingen in de borging <strong>van</strong> het eindniveau en stelt<br />

de nvao vast dat <strong>een</strong> aanzienlijk deel <strong>van</strong> het afstudeerwerk niet <strong>van</strong> hbo-niveau is.<br />

In totaal heeft de nvao-commissie Dunnewijk tweehonderdtwintig afstudeerwerken<br />

geanalyseerd. Bij 86 afgestudeerden werd het niveau als onvoldoende beoordeeld;<br />

dertien werkstukken waren naar het oordeel <strong>van</strong> de nvao-commissie niet beoordeelbaar<br />

of – tegen de interne regels <strong>van</strong> de instelling in – niet beschikbaar. <strong>De</strong> onderwijsinspectie<br />

noemt deze vier opleidingen, Media & Entertainment Management en<br />

Bedrijfseconomie in Haarlem, en Commerciële Economie en Vrijetijdsmanagement<br />

in Diemen vervolgens zeer zwak.<br />

Van vier opleidingen bij vier andere instellingen kenschetst de onderwijsinspectie de<br />

situatie vooralsnog als zorgelijk. <strong>De</strong> borging <strong>van</strong> het eindniveau vertoont tekortkomingen,<br />

hoewel niet steeds voor de gehele opleiding. Bij de betreffende opleidingen zal de<br />

nvao onderzoek doen naar het niveau <strong>van</strong> afgestudeerden. Het betreft het gezamenlijke<br />

afstudeertraject <strong>van</strong> de drie opleidingen <strong>van</strong> het Instituut voor Communicatie en<br />

76 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Media aan Hanzehogeschool Groningen, Communicatie aan Hogeschool Leiden, Werktuigbouwkunde<br />

bij Hogeschool <strong>van</strong> Arnhem - Nijmegen en Journalistiek aan de Christelijke<br />

Hogeschool Windesheim. Bij alle onderzochte opleidingen wordt de regelgeving<br />

rond het afstuderen onvoldoende nageleefd.<br />

Op 20 mei 2011 kondigt de staatssecretaris per brief aan maatregelen op te leggen aan<br />

Hogeschool Inholland (Kamerstukken ii 2010/11, 31 288, nr. 167):<br />

• Er wordt <strong>een</strong> bekostigingssanctie opgelegd. <strong>De</strong> hoogte daar<strong>van</strong> wordt gebaseerd op het aantal<br />

<strong>van</strong> 99 (86+13) onrechtmatig verstrekte diploma’s. Het terug te vorderen bedrag zal nog<br />

nader worden bepaald. Hiermee geeft de staatssecretaris uitvoering aan motie 2010-2011,<br />

31288, nr. 114 <strong>van</strong> Van Dijk.<br />

• Bij de vier zeer zwakke opleidingen zal vervolgtoezicht blijven plaatsvinden in verband met<br />

de tekortkomingen die in het eindniveau en de naleving <strong>van</strong> de Wet op het hoger onderwijs<br />

en wetenschappelijk onderzoek (whw) zijn aangetroffen. <strong>De</strong> onderwijsinspectie volgt de<br />

verbeteractiviteiten op de voet.<br />

• <strong>De</strong> nvao is verzocht om mij voor de vier zeer zwakke opleidingen te adviseren over intrekking<br />

<strong>van</strong> de accreditatie. <strong>De</strong> wet geeft de staatssecretaris <strong>van</strong>af 1 januari 2011 deze bevoegdheid.<br />

<strong>De</strong> nvao-commissie die de kwaliteit <strong>van</strong> de alternatieve afstudeertrajecten bij Hogeschool<br />

Inholland heeft onderzocht stelt in haar rapport <strong>van</strong> 28 april 2011: “als de formele<br />

processen in orde zijn – en dit betekent: goed toepasbaar en functioneel – is de<br />

kans groter dat ook de inhoud en het resultaat aan de maat zijn”. <strong>De</strong> door de onderwijsinspectie<br />

aangetroffen tekortkomingen vinden hun oorzaak mede in het feit dat<br />

deze formele processen niet op orde zijn, in onzorgvuldig gedrag en in ondoordacht<br />

handelen. <strong>De</strong> onderwijsinspectie concludeert dat er g<strong>een</strong> aanwijzingen zijn dat medewerkers<br />

moedwillig regels hebben geschonden met de bedoeling daar<strong>van</strong> zelf beter te<br />

worden.<br />

Politiek - bestuurlijke reactie op het de rapporten<br />

In <strong>een</strong> rondetafelgesprek met de Tweede Kamer over Inholland op woensdagavond<br />

18 mei 2011 zijn de voorzitters <strong>van</strong> de vijf hogescholen, de onderwijsinspectie en het<br />

nvao uitgenodigd om <strong>een</strong> toelichting te geven op de ontstane situatie. Op 24 mei 2011<br />

is er <strong>een</strong> debat in de kamer met de betreffende commissie <strong>van</strong> de Tweede Kamer. Vervolgens<br />

gaat de Tweede Kamer ook in gesprek met de onderwijsinspectie en de nvao.<br />

“Hoe kunnen deze opleidingen ooit geaccrediteerd zijn?” Van de voorzitters <strong>van</strong> de<br />

Colleges <strong>van</strong> Bestuur verwacht de Kamer dat zij hun excuses zouden aanbieden. “Maar<br />

dat deden ze niet,” aldus <strong>een</strong> geïnterviewde. Uit het rondetafelgesprek met de Tweede<br />

Kamer komt vervolgens weinig naar voren. “Men vroeg zich af waarom de voorzitters<br />

g<strong>een</strong> excuses wilden aanbieden voor de rotzooi die is ontstaan. Paul <strong>van</strong> Maanen reageerde<br />

door te stellen dat het bij zijn instelling maar om één diploma ging”. Men voelde<br />

zich over en weer niet begrepen.<br />

Stevige maatregelen<br />

Vanaf mei 2011 formuleert het ministerie <strong>van</strong> ocw nieuwe wetgeving. “Er werd met<br />

opluchting gereageerd door de Kamer”. Het gevoel in de Tweede Kamer was dat er eindelijk<br />

wat gebeurt aan de problemen binnen het hbo. “Mooi, de staatssecretaris pakt<br />

het op”. Uiteindelijk mondt het traject uit in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen<br />

hoger onderwijs. Na verschillende Kamerdebatten, moties en ronde tafels<br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland<br />

77


verschijnt de brief <strong>van</strong> staatssecretaris Zijlstra <strong>van</strong> 20 mei 2011, waarin gesteld wordt:<br />

“Voor de toekomst <strong>van</strong> het hoger onderwijs is het cruciaal dat de gaten in het systeem<br />

gedicht worden. En die zijn er: de interne kwaliteitszorg <strong>van</strong> de desbetreffende instellingen<br />

schoot tekort en de externe borgingsmechanismen werden pas actief nadat er<br />

media-aandacht ontstond en er op basis daar<strong>van</strong> signalen bij de Inspectie <strong>van</strong> het<br />

Onderwijs binnenkwamen. Het systeem heeft dus niet gewerkt zoals het zou moeten<br />

werken. Er zit nu teveel vrijblijvendheid in het systeem <strong>van</strong> toezicht en kwaliteitszorg,<br />

constateert ook de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs. En dat is niet voor het eerst. <strong>De</strong> afgelopen<br />

jaren heeft zij hier eerder zorgen over geuit en is er sprake geweest <strong>van</strong> kritische<br />

signalen. Die vrijblijvendheid moet eruit. Onderwijsinstellingen hebben veel autonomie,<br />

maar daarbij hoort het nemen <strong>van</strong> verantwoordelijkheid en het afleggen <strong>van</strong> verantwoording.<br />

Daarom zijn nu krachtige stappen nodig om het vertrouwen in het functioneren<br />

<strong>van</strong> het stelsel te herstellen. Dat vloeit ook voort uit de grondwettelijke zorg<br />

<strong>van</strong> de overheid voor het toezicht op de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs. Mijn aanpak is<br />

gericht op het wegnemen <strong>van</strong> de gebleken tekortkomingen en het borgen <strong>van</strong> de kwaliteit<br />

op stelselniveau”(Kamerstukken ii 2010/11, 31 288, nr. 167).<br />

Daarnaast bericht de staatssecretaris de Kamer dat enkele wetswijzigingen recent al<br />

zijn doorgevoerd:<br />

• Per 1 september 2010 is de Wet ‘Versterking besturing’ in werking getreden waarin onder<br />

meer de positie <strong>van</strong> de examencommissie is versterkt. Ook de wijze waarop de medezeggenschap<br />

is vorm gegeven en de rechtsbescherming <strong>van</strong> studenten is aangepast, ondermeer<br />

doordat de procedure voor klacht- en geschillenafhandeling helder en <strong>een</strong>duidig is geregeld.<br />

• Het accreditatiestelsel is aangescherpt. Per 1 januari 2011 is het nieuwe accreditatiestelsel<br />

in werking getreden.<br />

<strong>De</strong> verschillende maatregelen zijn in drie categorieën in de delen: (1) scherpere accreditatie en<br />

grotere rol onderwijsinspectie (2) toetsing en examinering (3) versterking governance.<br />

Afzwakking<br />

<strong>De</strong> Afdeling advisering <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> State adviseert buitengewoon negatief over<br />

het wetsvoorstel. <strong>De</strong> afdeling constateert dat het wetsvoorstel gebaseerd is op onderzoeken<br />

waaruit niet kan worden afgeleid dat het hoger onderwijs kampt met <strong>een</strong><br />

structureel nalevings- of kwaliteitsprobleem. Daarnaast geven de onderzoeken g<strong>een</strong><br />

aanleiding voor de gedachte dat het wettelijke stelsel onvoldoende waarborgen bevat<br />

en ten slotte is inmiddels <strong>een</strong> groot aantal (wettelijke) maatregelen in werking getreden<br />

of vastgesteld, waardoor <strong>een</strong> herhaling <strong>van</strong> gebeurtenissen als bij Hogeschool Inholland<br />

minder waarschijnlijk is. Dit betrof volgens de Raad de volgende maatregelen:<br />

• Per 1 september 2010 is de Wet “Versterking besturing” in werking getreden. Het<br />

nieuwe artikel 7:12, tweede lid, <strong>van</strong> de whw positioneert de examencommissie als<br />

hét orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of <strong>een</strong> student voldoet<br />

aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt.<br />

• Verder is op 1 januari 2011 <strong>een</strong> nieuw accreditatiestelsel in werking getreden, dat<br />

scherpere oordelen over de daadwerkelijke kwaliteit <strong>van</strong> opleidingen mogelijk<br />

maakt. Zo mag g<strong>een</strong> accreditatie worden verl<strong>een</strong>d als het gerealiseerde eindniveau<br />

en de deugdelijkheid <strong>van</strong> beoordeling, toetsing en examinering <strong>van</strong> de studenten<br />

onvoldoende is en kan <strong>een</strong> verl<strong>een</strong>de accreditatie tussentijds worden ingetrokken.<br />

• Per 1 januari 2011 is de bekostiging <strong>van</strong> het hoger onderwijs aangepast. Daarbij is<br />

78 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


onder meer de diplomabekostiging verlaagd <strong>van</strong> circa 60-80% naar 20%, zodat<br />

er minder prikkels zijn voor het inrichten <strong>van</strong> alternatieve afstudeertrajecten<br />

of -toetsen.<br />

• Daarnaast zal op 1 juli 2012 <strong>een</strong> wijziging <strong>van</strong> de wot in werking treden, waarbij<br />

het toezicht <strong>van</strong> de inspectie op het hoger onderwijs wordt uitgebreid tot de naleving<br />

<strong>van</strong> al hetg<strong>een</strong> bij of krachtens de whw is bepaald.<br />

• Verder kan de inspectie in individuele gevallen zelfstandig of op aanwijzing <strong>van</strong> de<br />

minister onderzoeken en daarbij tevens onderzoek doen naar de kwaliteit <strong>van</strong> het<br />

(hoger) onderwijs, wanneer het instrumentarium <strong>van</strong> de nvao daarin niet voorziet.<br />

• Ten slotte is het accreditatiekader aangepast, waarbij onder andere de regels rond<br />

steekproeftrekking en verantwoording <strong>van</strong> eindstukken zijn aangepast. Daardoor<br />

ligt de verantwoordelijkheid voor de selectie <strong>van</strong> de te beoordelen werkstukken<br />

niet langer bij de instelling, maar bij de nvao, conform de bij het onderzoek naar<br />

Inholland gevolgde werkwijze.<br />

<strong>De</strong> Raad <strong>van</strong> State concludeert ten slotte: “In verband met het voorgaande acht de<br />

Afdeling de noodzaak en urgentie <strong>van</strong> vrijwel g<strong>een</strong> enkel onderdeel <strong>van</strong> het voorstel<br />

overtuigend aangetoond.” (Kamerstukken ii, 2011/12, 33 472, nr. 4). Het advies is voor<br />

de regering dan aanleiding om het voorstel aan te passen. Van <strong>een</strong> fundamentele<br />

wijziging is echter g<strong>een</strong> sprake.<br />

Het voorstel wordt vervolgens op 1 november 2012 bij de Tweede Kamer ingediend,<br />

vier dagen voordat het Kabinet-Rutte ii wordt beëdigd door koningin Beatrix. Op<br />

18 december 2012 stelt de Tweede Kamer kritische vragen aan de minister. Zo verzoekt<br />

de Kamer onder meer om Actal, het adviescollege toetsing regeldruk <strong>een</strong> onderzoek<br />

te laten verrichten naar de administratieve lasten die het wetsvoorstel Versterking<br />

kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs mogelijk met zich kan meebrengen (Kamerstukken<br />

ii, 33 472, nr. 5).<br />

“Op 18 januari 2013 heeft Actal mij haar advies toegezonden,” zo schrijft de minister<br />

op 5 februari aan de Kamer. “Actal adviseert om eerst het effect <strong>van</strong> reeds genomen<br />

maatregelen te bezien en in te zetten op adequate oplossingen <strong>van</strong>uit de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de instellingsbesturen zonder dat hiervoor aanvullende wet- en regelgeving<br />

nodig is. Alles overwegende adviseert Actal het wetsvoorstel in te trekken”<br />

(Kamerstukken ii 2012/13, 33472, nr. 6). Verder adviseert Actal eerst de evaluaties <strong>van</strong><br />

het accreditatiestelsel en andere wetswijzigingen af te wachten.<br />

Op 5 februari 2013 informeert de minister de Tweede Kamer per brief dat ze het wetsvoorstel<br />

Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs wil temporiseren en<br />

beperken:<br />

“Verschillende leden <strong>van</strong> uw Kamer hebben gewezen op het belang eerst de effecten<br />

<strong>van</strong> de maatregelen die recent zijn ingevoerd af te wachten alvorens tot nieuwe weten<br />

regelgeving over te gaan. <strong>De</strong> vragen en opmerkingen uit uw Kamer en het kritische<br />

advies <strong>van</strong> Actal zijn voor mij aanleiding geweest om mij te beraden op het wetsvoorstel<br />

en de voortgang hier<strong>van</strong>. Daarbij heb ik de vragen, zorgen en bezwaren <strong>van</strong> uw<br />

Kamer, <strong>van</strong> Actal, <strong>van</strong> het veld en <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> State meegewogen, maar heb ik<br />

ook rekening gehouden met het reeds verzette werk <strong>van</strong> de instellingen, de Inspectie<br />

<strong>van</strong> het Onderwijs (hierna: Inspectie) en de Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie<br />

(nvao).<br />

Tevens wijs ik u op het voornemen <strong>van</strong> het kabinet u in april in meer algemene zin te<br />

Bijlage 1 Feitenrelaas crisis Inholland<br />

79


informeren over governance in het onderwijs, ook wat betreft het toezicht. In deze brief<br />

geef ik de voornemens weer, zoals verbeteringen <strong>van</strong> het accreditatiestelsel, de aanwijzingsbevoegdheid<br />

en de versterking <strong>van</strong> de positie <strong>van</strong> de examencommissie,<br />

rekening houdend met de hierboven genoemde factoren.<br />

Gegeven het bovenstaande, met name met het oog op het Actal-advies en uw schriftelijke<br />

inbreng in het Verslag, stel ik voor het wetsvoorstel niet eerder dan na de evaluatie<br />

<strong>van</strong> het accreditatiestelsel deze zomer verder te behandelen. Om die reden is mijn<br />

voornemen om de nota naar aanleiding <strong>van</strong> het verslag <strong>van</strong> uw Kamer na de zomer<br />

<strong>van</strong> 2013 in te dienen” (Kamerstukken ii 2012/13, 33472, nr. 6).<br />

Op 25 april 2013 neemt de Tweede Kamer op voorstel <strong>van</strong> de vvd-er Pieter Duisenberg<br />

<strong>een</strong> motie aan waarin de minister wordt verzocht: “(…) de aanwijzingsbevoegdheid uit<br />

de brief Versterking Bestuurskracht Onderwijs zo spoedig mogelijk te verwerken in het<br />

wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs en de nota naar aanleiding<br />

<strong>van</strong> het verslag inzake het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan de Tweede<br />

Kamer te sturen met als doel de plenaire behandeling voor het zomerreces te laten<br />

plaatsvinden” (Kamerstukken ii, 2012/13, 33 472, nr. 7).<br />

Op 27 mei 2013 is vervolgoverleg tussen de minister en de Tweede Kamer voorzien.<br />

80 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


Bijlage 2 Leren <strong>van</strong> anderen<br />

het wetenschappelijk onderwijs<br />

Het hbo en het wetenschappelijk onderwijs vallen onder het bereik <strong>van</strong> hetzelfde<br />

wettelijk regime, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.<br />

<strong>De</strong>sondanks zijn de verschillen tussen de beide sectoren aanzienlijk. In het licht <strong>van</strong><br />

dit onderzoek springt in het oog dat de universiteiten gevrijwaard lijken te blijven<br />

<strong>van</strong> de roep om sterkere verticale sturing. Het wetenschappelijk onderwijs heeft <strong>een</strong><br />

onveranderd goede reputatie, ook na incidenten, zoals de affaire Stapel en de kwestie<br />

<strong>van</strong> mogelijke belangenverstrengeling door de <strong>De</strong>lftse decaan Waas, terwijl het merk<br />

hbo minder sterk lijkt te zijn. Hierna wordt <strong>een</strong> aantal verschillen tussen wetenschappelijk<br />

onderwijs en hbo beschreven en bezien in hoeverre het hbo daaruit lessen zou<br />

kunnen trekken.<br />

Traditie en identiteit<br />

Universiteiten kunnen als onderwijsvorm en, <strong>een</strong> enkele uitzondering daargelaten,<br />

ook als instituten bogen op <strong>een</strong> veel langere historie dan de hogescholen. Hoewel<br />

bijvoorbeeld het technisch hoger beroepsonderwijs ook <strong>een</strong> lange geschiedenis kent,<br />

kennen het hoger beroepsonderwijs en de hogescholen <strong>een</strong> relatief korte traditie en<br />

daarmee minder sterk ontwikkelde identiteit. Dat wordt in de praktijk zichtbaar, doordat<br />

universiteiten all<strong>een</strong> met andere universiteiten vergeleken worden, terwijl hogescholen,<br />

aldus Thom de Graaf, voorzitter <strong>van</strong> de Vereniging Hogescholen, niet zelden<br />

op één hoop worden geveegd met het mbo. Karl Dittrich, voorzitter <strong>van</strong> de universiteitenkoepel<br />

vsnu zegt daarover dat hogescholen hun eigen identiteit niet helder hebben,<br />

“formuleer die en wees er trots op”. Tegelijkertijd onderkent hij dat die opdracht<br />

voor hogescholen moeilijker is dan voor universiteiten, onder andere omdat universiteiten<br />

<strong>een</strong> tamelijk uniforme populatie studenten opleiden, terwijl de emancipatieopdracht<br />

<strong>van</strong> het hbo meebrengt dat de toestroom in het hbo veel pluriformer (mbo,<br />

havo, vwo en uitvallers uit het wetenschappelijk onderwijs) is.<br />

Als verklaring voor de verschillende houding <strong>van</strong> de politiek ten opzichte <strong>van</strong> de universiteiten<br />

en de hogescholen werd meermalen gewezen op de omstandigheid dat de<br />

Tweede Kamer voor <strong>een</strong> belangrijk deel bestaat uit afgestudeerden <strong>van</strong> universiteiten<br />

en dat de Eerste Kamer <strong>een</strong> groot aantal hoogleraren kent als lid, waaruit werd geconcludeerd<br />

dat de politiek zich <strong>een</strong>voudiger identificeert met het wetenschappelijk onderwijs<br />

dan met het hbo.<br />

Professioneel debat in <strong>een</strong> academische omgeving<br />

Volgens Karl Dittrich is besturen tegenspraak leveren en er voor zorgen dat op alle<br />

niveaus tegenspraak wordt uitgedaagd. “Autonomie en verantwoording moeten samen,<br />

kunnen niet zonder elkaar. Dat komt binnen universiteiten tot hun recht, omdat<br />

er <strong>een</strong> competitief academisch klimaat bestaat.” Volgens Thom de Graaf is binnen de<br />

universiteiten de professionele cultuur veel sterker. Bestuursvoorzitter Albert Cornelissen<br />

<strong>van</strong> Windesheim merkt op dat er binnen het hbo diffusie bestaat over de inhoudelijke<br />

verantwoordelijkheid. In universiteiten wordt de hoogleraar daarop aangesproken,<br />

in het hbo het bestuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> hogeschool.<br />

Bijlage 2 Leren <strong>van</strong> anderen<br />

81


Checks en balances<br />

Met de knaw (Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen) en de nwo<br />

(Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) beschikt het wetenschappelijk<br />

onderwijs over twee belangrijke en toonaangevende instituten voor het bevorderen<br />

<strong>van</strong> kwaliteit en professionaliteit. “Dat is echt <strong>een</strong> zegen voor het wo, het hbo<br />

kent g<strong>een</strong> vergelijkbare instituten”, aldus Thom de Graaf. Op 16 april 2013 maakte<br />

minister Jet Bussemaker bekend dat praktijkgericht onderzoek in het hbo voortaan<br />

gefinancierd zal worden, door <strong>een</strong> regieorgaan binnen de nwo, via dezelfde aanpak als<br />

bij nwo-beurzen voor de ‘tweede geldstroom’. Aansluiting bij het nwo-systeem <strong>van</strong><br />

financiering beoogt het verhogen <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het praktijkgericht onderzoek.<br />

Daarnaast worden activiteiten geïnitieerd voor de verdere ontwikkeling <strong>van</strong> het onderzoek<br />

<strong>van</strong> hogescholen en de doorwerking hier<strong>van</strong> naar onderwijs en praktijk, waarmee<br />

aan de verzuchting <strong>van</strong> Thom de Graaf enigszins tegemoet lijkt te worden gekomen.<br />

Onderwijs in het bestuur<br />

Waar in het hbo het onderwijs in de besturen niet is vertegenwoordigd, is in het wetenschappelijk<br />

onderwijs het bestuur <strong>van</strong> de universiteiten verbonden met de inhoud.<br />

Dat is stevig verankerd in de positie <strong>van</strong> de rector-magnificus en het college <strong>van</strong> decanen.<br />

Het college <strong>van</strong> decanen is als bewaker <strong>van</strong> de academische norm verantwoordelijk<br />

voor de wetenschappelijke kwaliteit, integriteit en reputatie <strong>van</strong> <strong>een</strong> universiteit<br />

en adviseert over onderwijs en onderzoek aan het college <strong>van</strong> bestuur.<br />

Omgang met problemen<br />

In de ‘Stapelaffaire’ heeft het wetenschappelijk onderwijs laten zien serieus om te<br />

gaan met problemen. <strong>De</strong> verdenking <strong>van</strong> fraude werd niet afgedaan als zo maar <strong>een</strong><br />

incident. Er werden direct drie universiteiten doorgelicht, er vond <strong>een</strong> stevig debat<br />

plaats binnen de vsnu, er werd <strong>een</strong> onderzoek ingesteld door de commissie Levelt en<br />

na afloop werden de ervaringen en de aanpak <strong>van</strong> de fraude open gedeeld en kritisch<br />

beschouwd. <strong>De</strong>ze aanpak en de openheid daarover trokken de angel uit het probleem.<br />

Ad de Graaf, directeur <strong>van</strong> de Vereniging Hogescholen, merkte daar over op: “Bij het<br />

wetenschappelijk onderwijs is men in staat gebleken om <strong>een</strong> dergelijke affaire in te<br />

dammen tot <strong>een</strong> geïsoleerde kwestie, waarbij niet het instituut <strong>van</strong> de universiteiten<br />

als geheel in het geding is gekomen. Bij de hogescholen is dat de afgelopen periode<br />

veel moeilijker gebleken”.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> het versterken <strong>van</strong> de identiteit <strong>van</strong> het hbo zou kunnen worden<br />

overwogen om associaties aan te gaan tussen hogescholen en universiteiten. Er bestaat<br />

op dit moment weinig verbinding tussen deze twee sectoren, die toch gezamenlijk<br />

het hoger onderwijs in Nederland verzorgen. Het behoeft wel doordenking op welke<br />

vlakken dat meerwaarde oplevert, maar op het terrein <strong>van</strong> onderzoek ligt het aangaan<br />

<strong>van</strong> verbindingen voor de hand, zeker nu de NWO inmiddels ook bemoeienis<br />

heeft met het praktijkgericht onderzoek binnen het hbo.<br />

Met betrekking tot het professionele debat binnen en tussen de hogescholen, kan worden<br />

bezien welke elementen <strong>van</strong> het ‘competitieve academische klimaat’ ook binnen<br />

het hbo bruikbaar zijn.<br />

Een belangrijk verschil tussen het wetenschappelijk onderwijs en de hogescholen is<br />

de plaats die het onderwijs heeft in het bestuur <strong>van</strong> de instellingen. Die verbinding,<br />

82 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


die in het wetenschappelijk onderwijs wel, maar in het hbo niet bestaat, heeft <strong>een</strong><br />

belangrijke toegevoegde waarde bij het bewaken en bevorderen <strong>van</strong> kwaliteit en het<br />

accommoderen <strong>van</strong> tegenspraak. Het is dan ook aan te bevelen dat het hbo nadenkt<br />

over de vraag hoe deze verbinding ook binnen de hogescholen kan worden aangegaan.<br />

Hoewel <strong>van</strong> <strong>een</strong> andere orde dan de problemen waar het hbo zich in het verleden voor<br />

gesteld zag (de fraude <strong>van</strong> Stapel was sterker aan <strong>een</strong> individu verbonden, dan bijvoorbeeld<br />

de problemen bij Inholland), kan <strong>een</strong> voorbeeld worden genomen aan de<br />

wijze waarop het wetenschappelijk onderwijs daar mee is omgegaan.<br />

internationaal perspectief<br />

In veel landen in Europa wordt diep nagedacht over de richting en koers <strong>van</strong> het hoger<br />

onderwijs. <strong>De</strong> Europese Commissie ondersteunt deze tendens. Zij roept de lidstaten op<br />

om door deregulering en bevordering <strong>van</strong> autonomie <strong>van</strong> de instellingen het vermogen<br />

om te moderniseren en te innoveren te versterken. <strong>De</strong> omslag <strong>van</strong> verticale sturing<br />

naar <strong>een</strong> horizontale sturing moet versneld doorgezet worden opdat regels en<br />

voorschriften overbodig worden. (Vercruijsse 2007/2008) Het denken over autonomie<br />

en kwaliteitsborging in het hoger onderwijs in Nederland steekt gunstig af in Europees<br />

opzicht. Dit neemt echter niet weg dat zich in <strong>een</strong> aantal omringende landen situaties<br />

ontwikkeld hebben die het Nederlandse stelsel zouden kunnen verrijken.<br />

Samenwerking tussen onderwijsinstellingen<br />

<strong>De</strong> samenwerking tussen hogescholen en universiteiten in associaties vormt <strong>een</strong> bijzonder<br />

aspect <strong>van</strong> hoe Vlaanderen de ontwikkelingen in het onderwijs vormgeeft. Associaties<br />

zijn gevormd door enerzijds één universiteit en anderzijds de in het geografische<br />

domein <strong>van</strong> de universiteit aanwezige door de overheid bekostigde hogescholen.<br />

Het doel <strong>van</strong> deze associatie is gelegen in het voorkomen <strong>van</strong> dubbelingen in het onderwijsaanbod,<br />

efficiëntere inzet <strong>van</strong> centrale diensten, laboratoria en docenten en<br />

<strong>een</strong> soepele overgang tussen bachelors en masters. (Hoger onderwijsregister, 2013).<br />

In de Duitse deelstaat Baden Württemberg hebben de veertig fachhochschulen zich individueel<br />

gespecialiseerd op één of enkele beroepssectoren. Doordat elke hogeschool<br />

zich richt op <strong>een</strong> specifiek gebied weet men zich verzekerd <strong>van</strong> <strong>een</strong> concentratie <strong>van</strong><br />

kennis, met uitstekende reputatie tot gevolg.<br />

Kwaliteitsborging<br />

Bij de invoering <strong>van</strong> de accreditatiesystematiek <strong>van</strong> de nvao is in Vlaanderen bepaald<br />

dat hogescholen verantwoordelijk blijven voor de interne en externe kwaliteitszorg<br />

<strong>van</strong> het onderwijs. Ze voorzien gezamenlijk in <strong>een</strong> regelmatige externe beoordeling<br />

<strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> hun onderwijsactiviteiten. Het globale visitatiestelsel is behouden<br />

in de zin dat de opleidingen <strong>een</strong> zelfevaluatierapport schrijven, <strong>een</strong> visitatiecommissie<br />

vervolgens <strong>een</strong> bezoek brengt aan de opleiding, en tenslotte <strong>een</strong> openbaar rapport<br />

publiceert. <strong>De</strong>ze externe beoordeling, die ten minste om de acht jaar plaatsvindt blijft<br />

<strong>een</strong> taak voor de visitatiecommissie onder coördinatie <strong>van</strong> de Vlaamse Hogescholenraad<br />

vlhora, de Vlaamse pedant <strong>van</strong> de Vereniging Hogescholen. Zo blijven visitaties<br />

in Vlaanderen <strong>een</strong> intersectorale regeling. (vlira-vlora, 2008)<br />

Bijlage 2 Leren <strong>van</strong> anderen<br />

83


<strong>De</strong> discussie over professionele ruimte <strong>van</strong> docenten wordt vaak gekoppeld aan <strong>een</strong><br />

roep om vertrouwen in de beroepsgroep. Dat is all<strong>een</strong> mogelijk wanneer die beroepsgroep<br />

is opgewassen tegen haar taak. Nederlandse hogescholen hebben internationaal<br />

gezien <strong>een</strong> bijzonder laag gekwalificeerd docentenkorps, minder dan de helft heeft<br />

<strong>een</strong> masterdiploma en minder dan vijf procent <strong>van</strong> de docenten is gepromoveerd. In<br />

dit verband wordt Finland vaak als lichtend voorbeeld opgevoerd. Daar bestaat <strong>een</strong><br />

groot vertrouwen in de professionals, die zonder uitzondering op academisch niveau<br />

zijn opgeleid. <strong>De</strong> inbreng <strong>van</strong> stakeholders, zoals ouders en studenten is groot. Het hoge<br />

opleidingsniveau en de sterke positie <strong>van</strong> stakeholders heeft er, naast culturele verschillen,<br />

aan bijgedragen dat in Finland g<strong>een</strong> onderwijsinspectie bestaat die toezicht<br />

houdt op de kwaliteit.<br />

Maatschappelijke verankering<br />

<strong>De</strong> Vlaamse regering stelt opleidingen aan Hogescholen en Universiteiten per decreet<br />

in. Voor elk decreet – dus ook voor decreten met betrekking tot onderwijs – is advisering<br />

door de Sociaal Economische Raad Vlaanderen vereist. In de raad hebben vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> werkgevers en werknemers zitting. Zo wordt de maatschappelijk<br />

rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> het onderwijs geborgd.<br />

Een goed voorbeeld <strong>van</strong> maatschappelijke inbedding <strong>van</strong> het hoger beroepsonderwijs<br />

doet zich voor In Oostenrijk. Daar worden externe stakeholders – zoals het lokale bedrijfsleven<br />

of de deelstaatregering – door de hogeschoolbesturen betrokken bij het<br />

formuleren <strong>van</strong> beleid en strategie <strong>van</strong> de Fachhochschulen.<br />

Samenwerking tussen hogescholen<br />

<strong>De</strong> Vlaamse Hogescholenraad vlhora beschikt over <strong>een</strong> Kwaliteitszorgagentschap. Dit<br />

agentschap is verantwoordelijk voor het sectorale beleid met betrekking tot kwaliteit.<br />

Via <strong>een</strong> adviescommissie worden de hoger onderwijsinstelling, de sociale partners en<br />

de studenten bij het beleid <strong>van</strong> het agentschap betrokken.<br />

Governance Hogescholen<br />

<strong>De</strong> wijze waarop het bestuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> instelling voor hoger onderwijs tot stand komt<br />

verschilt <strong>van</strong> land tot land. <strong>De</strong> benoeming door de Raad <strong>van</strong> Toezicht, zoals dit in Nederland<br />

gaat, is lang niet overal gebruikelijk. In sommige landen worden voorzitters<br />

<strong>van</strong> raden <strong>van</strong> bestuur gekozen door interne stakeholders. Op andere plekken vindt<br />

de benoeming plaats door middel <strong>van</strong> <strong>een</strong> ministeriele beschikking. <strong>De</strong> wijze waarop<br />

de benoeming tot stand komt is zeer <strong>van</strong> invloed op de loyaliteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> bestuurder.<br />

In Slovenië kiezen de studenten en de academische staf de voorzitter. Dat is ook zo in<br />

Griekenland, waar ook de administratieve medewerkers <strong>van</strong> <strong>een</strong> hogeschool inspraak<br />

hebben. (Van Vught, 2009) <strong>De</strong> Raden <strong>van</strong> bestuur <strong>van</strong> Vlaamse Universiteiten en hogescholen<br />

bestaan uit gekozen vertegenwoordigers <strong>van</strong> de verschillende personeelsgeledingen<br />

en studentvertegenwoordigers. <strong>De</strong> algem<strong>een</strong> directeur heeft <strong>een</strong> adviserende<br />

rol in dit college. <strong>De</strong> Raad <strong>van</strong> Bestuur stelt regelingen vast die betrekking hebben op<br />

bedrijfsvoering, tentaminering en examinering, organieke kaders de begroting en benoemingen<br />

<strong>van</strong> personeel<br />

84 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>


In Zweden vormen docenten het grootste aandeel in alle managementlagen onder de<br />

raad <strong>van</strong> bestuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> instelling voor hoger onderwijs.<br />

Instellingen voor hogeronderwijs –Universitäten en Fachhochschulen- in Duitsland worden<br />

bestuurd door <strong>een</strong> Rektor/Rektorat of <strong>een</strong> Präsident/Präsidium. <strong>De</strong> Rektor wordt voor tenminste<br />

twee jaar gekozen door en uit de onderwijsstaf. Ook de Präsident wordt voor<br />

<strong>een</strong> beperkte ambtsperiode benoemd. Naast de Rektor of de Präsident hebben de instellingen<br />

<strong>een</strong> Kanzler, <strong>een</strong> onderwijsmanager die verantwoordelijk is voor de staven en de<br />

begroting. Hoewel de formele bestuursmacht ligt bij de Rektor of de Präsident wordt<br />

hun handelen voor <strong>een</strong> belangrijk deel beïnvloed door professoren en hoofddocenten.<br />

<strong>De</strong> leiders <strong>van</strong> de hogescholen en universiteiten zijn slechts voor <strong>een</strong> beperkte periode<br />

aangesteld, zodat –en dit is <strong>een</strong> bewuste keuze – zij g<strong>een</strong> onderwijsmanagers worden.<br />

Verhouding tussen de politiek en de hoger onderwijssector<br />

Bestudering <strong>van</strong> de verhoudingen tussen hogescholen en de overheid leert dat het<br />

Nederlandse model <strong>van</strong> systeemsturing gunstig afsteekt tegen veel andere landen<br />

in Europa. In <strong>een</strong> groot aantal Europese landen heeft de overheid veel rechtstreekse<br />

invloed op het beleid <strong>van</strong> de hogeschool. Dat gaat in landen als Spanje en Polen zelfs<br />

zover dat het beleid <strong>van</strong> de hogeschool vastgesteld wordt door het ministerie.<br />

In <strong>een</strong> aantal Duitse Länder – die voor wat betreft hun hogeronderwijsbeleid allemaal<br />

<strong>een</strong> eigen koers volgen – is het vertrouwen <strong>van</strong> de politiek in het probleemoplossend<br />

vermogen erg groot. Waar in Nederland de politiek geneigd is regelgevend op te treden<br />

indien zich incidenten voordoen, bestaat in de deelstaat Baden Württemberg de structuur<br />

waarin de minister-president jaarlijks op <strong>een</strong> tweedaagse conferentie met voorzitters<br />

<strong>van</strong> hogescholen en universiteiten spreekt over het stelsel en de situatie op de<br />

individuele hogescholen. Een dergelijk dialogische arrangement versterkt het vertrouwen<br />

tussen de overheid in de sector.<br />

Bijlage 2 Leren <strong>van</strong> anderen<br />

85


86 <strong>De</strong> <strong>blik</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>buitenstaander</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!