EGW Notities 2e kw 2008 - A4 model (PDF) - agp internet
EGW Notities 2e kw 2008 - A4 model (PDF) - agp internet
EGW Notities 2e kw 2008 - A4 model (PDF) - agp internet
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Donderdag 19/6: (Het verschil dat het maakt – 2; Hebreeën 10:19-25)<br />
Er bestaat niet zo iets als neutraliteit in de dienst van God. Hij kan niet tevreden zijn met wat minder is<br />
dan algehele toewijding - toewijding van gedachten, stem, geest, elk orgaan van gedachte en lichaam. Het<br />
is niet genoeg dat de kruik leeg is. Het moet gevuld zijn met de genade van Christus. Elk persoon die door<br />
de waarheid verlicht is, moet Christus vertegenwoordigen. Christus moet van binnenin gevormd worden, de<br />
hoop der heerlijkheid. De mens kan de rechtvaardigheid van Christus niet accepteren als een levend blijvend<br />
principe in de ziel, zonder een verandering in het hele karakter te ondergaan. Hij moet het vlees eten en het<br />
bloed drinken van Gods Zoon, welke het eeuwige leven is voor iedereen die het ontvangt. Zij die overtuigd<br />
zijn dat Jezus de Christus is, moeten begrijpen dat zij hun krachten moeten gebruiken in samenwerking met<br />
hun Verlosser. Zij moeten Zijn juk dragen en volgens Zijn regels werken.<br />
Wanneer Christus bezit neemt van het fort van de ziel, dan wordt de mens een met Hem. En hij die een is<br />
met Christus, die Zijn eenheid bewaard, Hem in zijn hart laat wonen en Zijn geboden gehoorzaamt, is<br />
verlost van de valstrikken van de slechte. Verbonden met Christus, vergaart hij voor zichzelf de<br />
genadegaven van Christus en wijdt sterkte en kracht en doelen aan de Heer om zielen voor Hem te winnen.<br />
Door samen te werken met de Heiland, wordt hij een instrument waardoor God werkt. Wanneer satan dan<br />
komt en strijdt om bezit te nemen van de ziel, dan zal hij ondervinden dat Christus hem sterker gemaakt<br />
heeft dan een sterke en gewapende man...<br />
Als de belijdende volgelingen van Christus levend geloof uitoefenen in een persoonlijk verlosser, als ze<br />
naar Hem opkijken als volledig van Hem afhankelijk, Degene waar hun hoop op het eeuwige leven om<br />
draait, dan zouden ze rein, heilig en onbevlekt zijn. Ze zouden met God wandelen. “Want wij hebben geen<br />
hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze<br />
(als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen”. (Hebr. 4:15).<br />
God heeft Zijn volk tot “een schouwspel gemaakt voor deze wereld, voor engelen en de mensen”. “Want<br />
door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. En ook de heilige Geest geeft<br />
ons daarvan getuigenis.” Zijn kinderen zullen het juk van gevangenschap niet dragen, maar het juk van<br />
Christus, die zei “gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb.” Over Zijn volk zegt Hij: “Hun zonde en<br />
ongerechtigheden zal ik niet meer gedenken.” Daarom, “hebben wij een grote priester over het huis Gods,<br />
laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs.” (Hebr. 10:21-23)<br />
=RH Dec 12, 1899, al. 3,5,10,12;SW 3-13-02; 4T 121-122; LHU 321, UL 233<br />
Vrijdag 20/6: (Gereed voor Zijn Verschijning; Efeziërs 5:27, Hooglied 6:10)<br />
Het Heiligdom was de sleutel welke het mysterie van de teleurstelling in 1844 heeft ontsloten. Het opende<br />
een kijk op een compleet systeem van waarheid, samenhangende harmonie, erop wijzende dat Gods hand<br />
deze grote adventbeweging geleid heeft, omdat het hen de tegenwoordige waarheid geopenbaard heeft toen<br />
het de positie en het werk van Zijn volk belichtte. Net zoals de discipelen van Jezus na hun beangstigde<br />
nacht van verdriet en teleurstelling, zij “verblijd waren, toen zij de Here zagen,” zo verheugden degene zich,<br />
die in geloof uitkijken naar Zijn wederkomst. Zij verwachtten dat Hij in heerlijkheid zou verschijnen om Zijn<br />
dienaars te belonen. Toen zij in hun hoop teleurgesteld werden, hadden zij het zicht op Jezus verloren en<br />
samen met Maria bij het graf riepen ze uit: “Zij hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem<br />
hebben neergelegd.” In het Heilige der Heiligen zagen ze Hem weer, hun liefhebbende Hogepriester, die<br />
spoedig zou verschijnen als hun Koning en Verlosser. Licht uit het Heiligdom verlichtte het verleden, heden<br />
en de toekomst. Zij wisten dat God hen geleid had door Zijn onvervalste voorzienigheid. Net als de eerste<br />
discipelen hadden zijzelf gefaald de boodschap te begrijpen die ze hadden ontvangen, maar toch was het in<br />
elk opzicht juist…<br />
“Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt?” (Mal. 3:2-3). Zij<br />
die op aarde leven wanneer Christus Zijn bemiddeling in het Hemels Heiligdom afgesloten heeft, zullen voor<br />
het aangezicht van een Heilige God staan zonder een bemiddelaar. Hun gewaden moeten onbevlekt zijn, hun<br />
karakters moeten gereinigd zijn van zonde door het bloed der besprenging. Door de genade van God en hun<br />
eigen ijverige inspanningen, moeten zij overwinnaars zijn in de strijd tegen het <strong>kw</strong>aad. Terwijl het<br />
onderzoekend oordeel zich voltrekt in de hemel, en de zonden van berouwvolle gelovigen verwijderd worden<br />
uit het heiligdom, zal er een speciaal werk van reiniging onder Gods volk op aarde zijn van het afleggen van<br />
zonde. Dit werk wordt duidelijk gemaakt in de boodschap van Openbaring 14.<br />
Wanneer dit werk voltooid gereed zal zijn, dan zullen de volgelingen van Christus gereed zijn voor Zijn<br />
verschijning.<br />
“Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de HERE aangenaam zijn als in de dagen van ouds en als in<br />
vroegere jaren.” Mal 3:4. Dan zal kerk, die onze Heer voor zichzelf bij zijn komst zal ontvagen, een stralende<br />
kerk, zonder vlek of rimpel zijn ….. (Efeziërs 5:27; Hooglied 6:10)<br />
=GC 423, 425; 4MR 242-246; GC 423-426<br />
Citaten uit de les: PP 351-354; DA 756, 757<br />
Verdere studie: GC423-426; PP 350-358<br />
46