04.05.2013 Views

Rondom bestand van 1992 9-4 dd 5-8-08

Rondom bestand van 1992 9-4 dd 5-8-08

Rondom bestand van 1992 9-4 dd 5-8-08

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>1992</strong> 9/4 RONDOM DEN HERDENBERGH<br />

Tijdschrift <strong>van</strong> de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving<br />

Lidmaatschap f 25,00 per jaar<br />

Bestuur: Mevr. H. v.d. Anker-v.d. Brand te Slagharen, voorzitter W.B.<br />

Meijer te Kloosterhaar, secretaris M.J.F. Valkman te<br />

Hardenberg, penningmeester Jan Bruggers te<br />

Hardenberg, lid L. Bruins te Vroomshoop, lid F. Ekkel te<br />

Kloosterhaar, lid Gert Gerrits te Hardenberg, lid Inge<br />

Hilberink te Hardenberg, lid Mevr. G. Jonkhans-Kampman<br />

te Radewijk, lid Mevr. F. Kampman-Herbert te Oud-<br />

Bergentheim, lid L.Odink te Lutten, lid<br />

Het adres <strong>van</strong> de secretaris is: Postbus<br />

127, 7770 AC Hardenberg Telefoon<br />

secretaris: 05234-1249<br />

Redactiecommissie:<br />

J.T.A. te Gussinklo<br />

Mevr. D. Hesselink-Zweers<br />

J. Weitkamp<br />

C. Lina, eindredacteur<br />

Redactieadres:<br />

Bruchterweg 17, 7772 BD Hardenberg, tel. 05232-61274<br />

Bankrelatie:<br />

Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg<br />

(Postrek. v.d. bank: 812263)<br />

Inhoud: pag<br />

1. Van de redactie .................................................................................. 999<br />

2.10 Mei 1940 in Hardenberg ..................................................... C. Lina 999<br />

3. „Bekijk het <strong>van</strong> beide kanten" .................................... Herman Jansen 10<strong>08</strong><br />

4. Over grensstenen en smokkelaars (grensstenentocht <strong>1992</strong>) ..C. Lina 1010<br />

5. Een nieuwe gedenkplaat op de stadsmuur? ......................... R. Gritter 1020<br />

6. Geveltekens in Hardenberg en omgeving (V) ................. J.K. Alsema 1021<br />

7. Achtergronden <strong>van</strong> de Baalderborg ..................................... F.G. Kluit 1025<br />

8. Uit de geschiedenis <strong>van</strong> de toneelver. „Thalia" .......... Herman Jansen 1032<br />

7. Hendrik <strong>van</strong> Laar (II) ................................................................ C. Lina 1038<br />

10. Uit het leven <strong>van</strong> een joodse jongen in oorlogstijd (V) .......... Izak Kan 1047<br />

11. Van de bestuurstafel .......................................................................... 1050<br />

Het overnemen <strong>van</strong> artikelen of gedeelten daar<strong>van</strong> uit dit tijdschrift<br />

mag alleen na daartoe verkregen toestemming <strong>van</strong> de redactie


Van de redactie<br />

Wij hebben het genoegen onze lezers als vierde en laatste nummer <strong>van</strong> de negende<br />

jaargang een speciaal dubbel nummer met een groot aantal bijdragen<br />

aan te bieden. Zo vindt u hierin een artikel waarin beschreven wordt wat er in en<br />

om Hardenberg gebeurde op de tiende mei 1940 en een verslag <strong>van</strong> onze jaarlijkse<br />

grensstenentocht, waarin de grensbewoner J. Brill uit Radewijk onder andere<br />

vertelt over smokkelaars. Uit de dichterlijke verhalen <strong>van</strong> Hendrik <strong>van</strong> Laar<br />

blijkt dat hij een boeiend verteller is. Alsema toont ons deze keer katholieke geveltekens.<br />

Herman Jansen schrijft over de geschiedenis <strong>van</strong> de toneelvereniging<br />

„Thalia" en haalt op geestige wijze herinneringen op naar aanleiding <strong>van</strong> de<br />

tentoonstelling „Bekijk het <strong>van</strong> beide kanten", die onder auspiciën <strong>van</strong> onze vereniging<br />

in het gemeentehuis gehouden werd. Roel Gritter voert ons mee naar<br />

de oude muur <strong>van</strong> Hardenberg en vertelt over onderaardse gangen die men in<br />

de vijftiger jaren zocht. Izak Kan beschrijft zijn avontuurlijke vlucht als jodenjongen<br />

in de oorlog. In verband met de spoedige ingebruikneming <strong>van</strong> De Baalderborg<br />

vindt u in dit nummer een artikel over de achtergronden <strong>van</strong> dit project! Het<br />

nummer is rijk geïllustreerd met tientallen functionele foto's, waarop heel wat<br />

oude Hardenbergers voorkomen.<br />

De redactie wenst u veel leesgenot en verder: „Goede kerstdagen en een gezegend<br />

nieuwjaar!"<br />

10 Mei 1940 in Hardenberg c. Lina<br />

De meimaand <strong>van</strong> het jaar 1940 begint met uitzonderlijk mooi weer. De zon<br />

schijnt de gehele dag en zorgt ervoor dat de meimaand een echte bloeimaand<br />

wordt, 's Nachts is het evenwel behoorlijk koud. Begunstigd door de weersomstandigheden<br />

is er in Hardenberg op de negende mei feest op de markt tot laat<br />

in de avond. Een groep Duits sprekende circusartiesten en acrobaten slaagt<br />

erin de toeschouwers, waaronder veel militairen, met hun toeren en grappen<br />

ontspannen te doen lachen. Toch is er reden tot bezorgdheid, maar dat dringt<br />

tot velen niet door. Op vier mei kwamen al de eerste duidelijke aanwijzingen dat<br />

het weldra menens zal zijn met de Duitse inval in Nederland. In de dagen die<br />

daarop volgen, worden springladingen aangebracht in de bruggen over de<br />

Vecht en het Overijssels Kanaal.<br />

Sinds elf uur in de avond <strong>van</strong> 9 mei is kapitein P. Prins <strong>van</strong> het negende grensbataljon,<br />

eerste compagnie, op zijn commandopost aanwezig, na een dringende<br />

opdracht tot verhoogde waakzaamheid. Het is niet de eerste oproep daartoe.<br />

Zou het dan nu zover zijn? Zowel de Nederlandse majoor Sas als de Belgische<br />

kolonel Goedhals, beiden militair attaché te Berlijn, hebben berichten doorgeseind<br />

aan hun regeringen dat het bevel tot aanvallen aan de Duitse Wehrmacht<br />

is gegeven en bepaald op de morgen <strong>van</strong> de tiende mei. Gerrit Muller en<br />

Herman Jansen zijn op de avond <strong>van</strong> negen mei naar een revue geweest in<br />

Dedemsvaart. Wanneer ze laat bij de Veerbrug komen, worden ze<br />

aangehouden door de soldaat Daan Vermeulen. Er is verscherpte controle. Ze<br />

horen <strong>van</strong> Vermeulen dat er een Duitse inval dreigt.<br />

999


„Maak maar gauw dat je thuis komt!", raadt hij de beide Hardenbergers aan. Als<br />

Herman de ouderlijke woning binnenkomt, blijkt dat zijn vader nogal ongerust is.<br />

Niet over het late thuiskomen <strong>van</strong> zijn zoon, maar over hetgeen hij op het gemeentehuis<br />

met de luchtwacht heeft waargenomen. Hij komt daar juist <strong>van</strong>daan<br />

en vertelt dat een ongewoon groot aantal vreemde vliegtuigen het Nederlandse<br />

luchtruim binnenvliegt. „Volgens mij gaat er iets gebeuren <strong>van</strong>nacht", is zijn conclusie,<br />

„misschien is de oorlog al begonnen".<br />

Sergeant Jan de Boer, die met zijn manschappen de verantwoording draagt<br />

voor de Vechtbrug te Hardenberg, is ingekwartierd bij de molenaar <strong>van</strong> de Oelemölle.<br />

Zijn mannen zijn ondergebracht bij Koeslag in Heemse. De Boer is gekleed<br />

op bed gaan liggen, wegens de opdracht tot waakzaamheid. Mi<strong>dd</strong>en in de<br />

nacht schrikt hij met een schok wakker. Was dat het gieren <strong>van</strong> een laagvliegende<br />

Messerschmitt? Hij staat op, trekt zijn schoenen aan, doet het raam open<br />

en probeert iets te ontwaren. Dan hoort hij buiten iemand roepen. Het is een ordonnans,<br />

die De Boer oproept zich zo spoedig mogelijk bij de twee wachten op<br />

de brug te voegen.<br />

De soldaten bij Koeslag moeten zich ook gereed houden. Sergeant De Boer<br />

haast zich op de fiets naar Koeslag en trommelt daar zijn mannen op. De<br />

luchtwacht te Hardenberg werkt op volle toeren boven op het oude gemeentehuis,<br />

wat nu de Oudheidkamer is, en constateert dat grote groepen ongeïdentificeerde<br />

vliegtuigen het Nederlandse luchtruim schenden. Veel Hardenbergers<br />

ontwaken door het geronk <strong>van</strong> die vliegtuigen en lopen soms in nachtgewaad<br />

naar buiten om in het schemerlicht <strong>van</strong> de kille morgen een luchtvloot te zien<br />

overvliegen. Sommigen proberen te tellen hoeveel het er zijn. Langzaam dringt<br />

het tot allen door dat ons land in oorlog is. De radio wordt aangezet en dan<br />

hoort men allerlei militaire berichten en andere mededelingen, waaruit blijkt dat<br />

Duitsland zonder enige oorlogsverklaring een aanval doet op ons land. Bij De<br />

Haandrik staat soldaat Henstra in de morgenschemer <strong>van</strong> de tiende mei op zijn<br />

post. Hij moet wacht lopen op de spoorbrug. Tussen drie uur en half vier 's<br />

morgens ziet hij iets bewegen in de velden als hij met zijn kijker in de richting<br />

<strong>van</strong> het plaatsje Laar tuurt. Zijn dat geen soldaten die daarginds over de grens<br />

komen? Hij meldt vaandrig Bakker zijn ontdekking, maar die haalt ongelovig zijn<br />

schouders op. Het duurt evenwel niet lang of Bakker ziet dat Henstra gelijk<br />

heeft. Duitse stoottroepen zijn de Nederlandse grens overgegaan. Ze naderen<br />

op een vreemde manier, ze springen naar voren en duiken dan weer weg en<br />

zoeken dekking. Maar ze naderen ontegenzeglijk.<br />

Niet lang daarna worden volgens plan de beide verkeersbruggen bij De Haandrik<br />

opgeblazen. De springlading <strong>van</strong> de spoorbrug komt echter niet tot ontploffing.<br />

Op de negende mei hebben de grenswachten in Venebrugge al gemerkt dat er<br />

aan de andere kant <strong>van</strong> de grens, bij het Duitse douanekantoor, meer dan gewone<br />

drukte is. Dat geldt ook voor de wachtpost bij Wielen. Bij de Pekelbrug<br />

over de Radewijkerbeek constateert men dat aan Duitse kant de wegversperring<br />

is verdwenen. Diezelfde dag zien twee Nederlandse grensbewakers in Venebrugge,<br />

wanneer ze op verkenning gaan om te weten wat de Duitsers in hun<br />

schild voeren, dat hun geschut de grensweg bestrijkt en gericht staat op het Nederlandse<br />

douanekantoor. Commies Harm Visser, die in het grenskantoor<br />

1000


Links <strong>van</strong> mej. Leerink luitenant Siliacus uit<br />

Gramsbergen, rechts kapitein P. Prins.<br />

Sergeant Jan de Boer.<br />

De Hardenbergse luchtwacht op het dak <strong>van</strong> het oude gemeentehuis (nu: Museum<br />

en Oudheidkamer).<br />

Achter v.l.n.r.: Albert Meijer, Jacob Bakker, Jan Lotterman, Rudolf Bloemendaal,<br />

Kees Wamelink, Freek Zweers, sergeant R.E. de Bruin en Albert Breukelman. Voor<br />

v.l.n.r.: Gerrit Wamelink, Jan Breukelman, Knobbe, D. Steenwijk en sergeant Jo<br />

Fredriks.<br />

Geheel vooraan: A.J. Breukelman. Achteloos, maar wel duidelijk, tonen de sergeants<br />

hun strepen op de mouw.<br />

1001


woont, krijgt de dringende raad het huis te verlaten, waartoe deze niet kan besluiten.<br />

Als omstreeks half vier 's morgens op de tiende mei de eerste schermutselingen<br />

beginnen, stuurt luitenant Langedijk volgens afspraak een motorordonnans naar<br />

Hardenberg om de centrale commandopost te informeren. Een Duits kanon<br />

schiet de versperring, die halverwege de beide douanekantoren is aangebracht,<br />

met één schot <strong>van</strong> de grensweg. Een tweede schot treft het Nederlandse douanekantoor.<br />

Commies Visser wordt daarbij dodelijk getroffen. Over en weer ratelen<br />

mitrailleurs en geweren. Een kind <strong>van</strong> Visser loopt schreeuwend de weg op,<br />

dwars door het vuurgevecht. Het kan gelukkig ongedeerd in veiligheid gebracht<br />

worden.<br />

De strijd <strong>van</strong> de kleine groep lichtbewapende Nederlandse soldaten tegen de<br />

Duitse overmacht is ongelijk. Als terugtrekken niet mogelijk is, geven ze zich<br />

over en worden ge<strong>van</strong>gen genomen. Zo gaat het ook in Wielen. Twee Nederlandse<br />

soldaten weten echter aan de vijand te ontvluchten. Om aan krijgsge<strong>van</strong>genschap<br />

te ontkomen, duiken ze plotseling op in de boerderij <strong>van</strong> Bekman.<br />

„Trek gauw die uniformen uit!" krijgen ze te horen. Met de kleren die de vrouw<br />

<strong>van</strong> Bekman haastig tevoorschijn haalt, worden de twee militaire vluchtelingen,<br />

die er niets voor voelen krijgsge<strong>van</strong>gene te worden, omgetoverd tot boerenknechten.<br />

„Wat ga je doen met onze soldatenplunje?" willen de twee weten als<br />

ze Bekman ermee weg zien stappen. „Laat dat maar aan mij over", lacht de<br />

boer, „die gaan naar een plaats waar niemand ze zal zoeken!" Uniformen,<br />

geweren en soldatenlaarzen verdwijnen in de gierkelder. Intussen trekken de<br />

onafgebroken Duitse colonnes langs de Hoogenweg. „Vrouw, zet die jongens<br />

maar aan het aardappelenschillen", roept Bekman, „en dit spreken we af voor<br />

het geval dat we bezoek krijgen, we hebben twee knechten, is dat duidelijk?"<br />

Bekman weet dat het helpen ontvluchten <strong>van</strong> soldaten, „deserteurs", zwaar<br />

gestraft wordt. Maar de vijand is zo druk met zijn opmars, dat hij ook later geen<br />

aandacht schenkt aan de twee boerenknechten op klompen die het vee in de<br />

wei verzorgen.<br />

Bij de brug aan de Hoogenweg over het kanaal wacht sergeant De Vries op de<br />

terugtrekkende grenssoldaten. Alles is in gereedheid gebracht voor het opblazen<br />

<strong>van</strong> de brug. Waar blijven de grenswachten? Plotseling worden hij en zijn<br />

mannen verrast door Duitse wielrijders en ruiters die snel op de brug afkomen.<br />

Een Duitse officier en een soldaat staan al bij de opgehaalde brug. Ze proberen<br />

die omlaag te draaien en dat lukt! Sergeant De Vries aarzelt geen moment,<br />

maar steekt het vuurkoord aan. Even later vliegt de brug met een geweldige<br />

klap uit elkaar. De Duitse soldaat en de officier verliezen daarbij het leven. De<br />

Vries en zijn detachement haasten zich nu naar de Vechtbrug te Hardenberg in<br />

een daarvoor gereedstaande vrachtauto. Alle bruggen <strong>van</strong> de verdedigingslinie<br />

A langs het Overijssels Kanaal zijn, om de opmars der Duitsers te vertragen,<br />

opgeblazen, behalve de kleine brug ten noorden <strong>van</strong> de Hoogenweg. Daarover<br />

trekt de vijand naar Hardenberg. Het blijkt dat de Duitsers materiaal bij zich hebben<br />

om de vernielde brug aan de Hoogenweg te ver<strong>van</strong>gen. Dat geeft toch oponthoud.<br />

Het hoof<strong>dd</strong>oel <strong>van</strong> de Wehrmacht is immers de Vechtbrug ongeschonden<br />

in handen te krijgen. Tevergeefs wachten de grenswachters bij Poffershutte<br />

op de vijand. Die komt<br />

1002


Brug aan de Hoogenweg.<br />

Adjudant Asma.<br />

1003


daar niet over de grens, maar uit het schieten in de verte begrijpen ze dat de<br />

oorlog begonnen is. Luitenant Van der Meer en zijn mannen besluiten naar Hardenberg<br />

te gaan om zich daar bij de strijdkrachten te voegen. Op de plaats<br />

gekomen waar nu het kruispunt <strong>van</strong> de Gramsbergerweg en de Lage<br />

Gaardenstraat is, worden ze verrast door Duitse soldaten, die <strong>van</strong>uit een<br />

hinderlaag op de Nederlanders vuren. Sergeant Eilander, die op een motorfiets<br />

zit, wordt na een kort vuurgevecht getroffen door een handgranaat. Ernstig gewond<br />

valt hij neer. Met een uiterste krachtsinspanning slaat hij zijn geweer aan<br />

stukken. De overige mannen <strong>van</strong> het detachement worden ge<strong>van</strong>gen genomen.<br />

Inwoners <strong>van</strong> de Gramsbergerweg komen naderbij. Ze brengen dekens en een<br />

la<strong>dd</strong>er om de zwaargewonde sergeant naar het Röpcke-Zweers-ziekenhuis te<br />

vervoeren. Intussen is een onafgebroken stroom <strong>van</strong> Duitse voertuigen op gang<br />

gekomen langs de Gramsbergerweg in de richting <strong>van</strong> de Vechtbrug, zodat de<br />

helpers de gewonde Eilander niet over de straat kunnen brengen. Ze moeten<br />

wachten tot ze een geweldige explosie horen: de Vechtbrug is opgeblazen. Nu<br />

komen de colonnes tot stilstand en kan men Eilander vervoeren. In het ziekenhuis<br />

komt hij tot bewustzijn. Hij voelt dat hij sterven gaat en vraagt zijn horloge<br />

en bijbel aan zijn ouders in Zwolle te brengen. Een Duitse ambulanceauto<br />

brengt hem nog naar het ziekenhuis te Nordhorn, omdat in Hardenberg geen<br />

chirurg is. Het mag niet baten. Eilander is gevallen voor zijn vaderland. Op zijn<br />

post bij de Vechtbrug te Hardenberg ziet sergeant Jan de Boer dat de<br />

Nederlandse commandanten de Vechtbrug in westelijke richting passeren. Het<br />

zijn kapitein Durand <strong>van</strong> de zes grenswachtdetachementen en kapitein Prins,<br />

die de leiding heeft over de linie A (langs het Overijssels Kanaal) en de linie B<br />

(langs de Vecht). Alle militairen uit Hardenberg vertrekken, nadat ze het geheim<br />

archief op de markt verbrand hebben. Het wachten is nog op drie grensdetachementen<br />

die nog niet gearriveerd zijn.<br />

Daar is, als eerste <strong>van</strong> de drie, sergeant De Vries met zijn mannen. Ze komen<br />

<strong>van</strong> de Hoogenweg. Direct daarachter arriveert sergeant Breukel, maar waar<br />

blijft het detachement <strong>van</strong> sergeant Otter? De vijand is nu heel dichtbij gekomen.<br />

Duitse wielrijders en een ruiter naderen met grote snelheid. Ze rijden al<br />

schietend de Vechtbrug op onder de kreet: „Nicht schiessen!" Sergeant De Boer<br />

beseft dat nu het ogenblik gekomen is om de brug op te blazen. Hij probeert de<br />

vuurlont aan te steken, wat mislukt. Dan ziet hij in een flits dat de Duitse ruiter<br />

hem wil neerschieten. Hij laat zich bliksemsnel vallen en wordt niet getroffen.<br />

Wel blijkt later dat er twee kogelgaatjes in zijn broek zitten. Het paard <strong>van</strong> de<br />

Duitser steigert en is moeilijk in bedwang te houden. Liggend aan de waterkant<br />

probeert De Boer het vuurkoord opnieuw tot ontbranden te krijgen. Dan hoort hij<br />

het gierend remmen <strong>van</strong> autobanden. Mi<strong>dd</strong>en op de brug staat de vrachtauto<br />

<strong>van</strong> Otter en zijn mannen. Hun chauffeur schrikt zo bij het zien <strong>van</strong> de Duitsers<br />

voor hem op de brug, dat hij uit de auto vlucht, terug naar Hardenberg. Otter<br />

springt daarop met getrokken pistool vloekend uit de auto en schreeuwt tegen<br />

zijn mannen: „Schiet die moffen dood!" Dan gaat hij achter het stuur zitten en<br />

rijdt op de Duitsers in, terwijl zijn detachement het vuur op de vijand opent.<br />

Deze deinzen al schietend terug en nemen de wijk langs de Vecht in de richting<br />

<strong>van</strong> het Jodenbergje. Intussen slaagt De Boer erin de vuurlont aan te steken.<br />

Nu moet hij snel weg<br />

1004


De brug over de Vecht 10 mei 1940.<br />

Duidelijk is de ravage aan de huizen en daken te zien.<br />

(Met dank aan het archief gem. Hardenberg).<br />

1005


wezen! Hij grijpt zijn geweer, krabbelt de weg op en holt achter de auto <strong>van</strong> Otter<br />

aan. Als hij nog maar net in de auto gehesen is, gaat de Vechtbrug met een<br />

enorme explosie de lucht in. De brokstukken vliegen huizenhoog en de ravage<br />

is groot.<br />

Persoonlijke ongelukken doen zich niet voor. Veldwachter W. Sebel heeft <strong>van</strong><br />

tevoren alle omwonenden gewaarschuwd voor de explosie en hen aangeraden<br />

tijdelijk uit hun woning te vertrekken naar een plaats die wat verder <strong>van</strong> de brug<br />

ligt. Velen gaan naar het koffiehuis <strong>van</strong> postbode Van Loo aan de Markt. Anderen<br />

zoeken een toevlucht bij Leering. Dat restaurant stond op de plaats waar nu<br />

de Hema is.<br />

Op het Oosteinde hoort men dan enkele geweerschoten. Even daarna stormen<br />

Duitse wielrijders en cavaleristen voorbij Leering, in de richting <strong>van</strong> de Vechtbrug,<br />

maar hoewel ze de brug nog opstormen, komen ze toch te laat om die ongeschonden<br />

in handen te krijgen.<br />

Intussen is sergeant De Boer in de auto <strong>van</strong> Otter en zijn mannen gehesen en<br />

gaan ze snel naar de Oelenveerbrug, die ook ondermijnd is. Ze zijn er nog maar<br />

net over, of deze wordt opgeblazen.<br />

Het blijkt dat Kees Loyenga, een <strong>van</strong> de mannen uit het detachement <strong>van</strong> sergeant<br />

Otter, zwaar gewond is geraakt tijdens het vuurgevecht op de Vechtbrug.<br />

Op doortocht te Dedemsvaart laten zijn vrienden hem achter bij een arts. In de<br />

loop <strong>van</strong> de avond sterft de jonge soldaat in het ziekenhuis te Hoogeveen. Het<br />

grensdetachement <strong>van</strong> adjudant Asma, dat achter Bruchterveld gestationeerd<br />

is, komt te laat om via een brug het Overijssels Kanaal te kunnen oversteken.<br />

Toch slaagt de oudere adjudant, die als een vader over zijn jongens waakt, erin<br />

ze allen over het kanaal te brengen. Nu moeten ze de Vecht nog over. Asma<br />

beseft dat ze voor de Vechtbrug te laat komen, maar hij weet dat er nog één<br />

mogelijkheid is om de overkant te bereiken: over de stuw! De adjudant weet dat<br />

de stuw niet opgeblazen zal worden. Daarom leidt hij zijn mannen behoedzaam<br />

langs de Bruchterweg. Wanneer hij in de verte Duitse soldaten ontwaart, geeft<br />

hij snel instructies. Twee <strong>van</strong> zijn soldaten moeten dekking geven en de vijand<br />

afleiden, terwijl Asma en zijn mannen achter het kerkhof om naar de stuw gaan.<br />

Tot hun geluk zijn daar geen Duitsers. Terwijl de twee soldaten de vijand op de<br />

Bruchterweg „aan de praat houden", gaan de mannen gauw over de Vecht.<br />

Asma wacht als laatste met zijn Eisink-motorfiets voor de stuw. Wanneer allen<br />

veilig aan de overkant zijn, roept hij zijn twee schutters terug. Bij de motor<br />

gekomen, springen ze er achterop en dan scheurt de adjudant over de smalle<br />

stuw naar de westoever <strong>van</strong> de Vecht.<br />

Naar Venebrugge trekt de helft <strong>van</strong> het 22e Cavalerieregiment der Duitsers. Bij<br />

Kloosterhaar trekt de andere helft <strong>van</strong> dat regiment om 3 uur 25 's morgens<br />

over de grens. Een handjevol Nederlandse soldaten biedt daar goede weerstand<br />

en het kost de vijand veel moeite en tijd om het kleine Nederlandse detachement<br />

uit te schakelen. Om ongeveer 5 uur moeten ze evenwel de strijd opgeven<br />

tegen een veertigvoudige overmacht. Daarna trekken de Duitsers volkomen<br />

onverwacht langs de onbestrate Boerendijk in de richting <strong>van</strong> De Gouden<br />

Ploeg naar het Schol. Niemand rekent erop dat ze langs deze zandweg zouden<br />

naderen. Het detachement dat de kanaalovergang vernield heeft, moet zich<br />

overgeven. In het kanaal ligt (toevallig?) een groot schip, waarmee een nood<br />

1006


Duitse colonnes komen langs de Gramsbergerweg.<br />

Sergeant Eilander.<br />

Kees Loyenga wordt zwaar<br />

gewond tijdens het vuurgevecht<br />

op de Vechtbrug.<br />

1007


ug wordt gemaakt, nadat men het schip dwars in het kanaal gelegd heeft.<br />

Daarna kan de stroom <strong>van</strong> Duitse voertuigen voortgang vinden. Men verwacht<br />

de vijand eerder in Bergentheim en daar heeft het springdetachement reeds<br />

maatregelen genomen. De brug moet eraan geloven, maar de moeilijkheid is,<br />

dat de springlading door de constructie <strong>van</strong> de brug aan de oostzijde met het<br />

vuurkoord moet worden aangestoken. Soldaat Rozema krijgt hiertoe de opdracht.<br />

Hij ziet zijn kameraden vertrekken in een gevorderde vrachtauto. Ten<br />

zuiden <strong>van</strong> de Vecht rijden ze naar de IJssellinie. Met een geweldige knal vliegt<br />

de brug <strong>van</strong> Bergentheim de lucht in. Daar staat Rozema! Hij heeft niet veel lust<br />

om krijgsge<strong>van</strong>gene te worden. In het kledingmagazijn De Bijenkorf, niet ver<br />

<strong>van</strong> de vernielde brug, haalt men hem binnen en niet lang daarna kan Rozema<br />

in burgerkleren ontkomen.<br />

Bij Zweers in Hardenberg worden balken en planken gevorderd uit zijn houtstek<br />

aan de Bruchterweg. Burgers worden gedwongen om bij het herstel <strong>van</strong> de<br />

Vechtbrug te helpen.<br />

Dat alles brengt meer oponthoud dan de vijand verwacht. De plannen om Nederland<br />

in één dag onder de voet te lopen, kunnen niet volgens het schema uitgevoerd<br />

worden.<br />

De kleine Nederlandse detachementen in en rondom Hardenberg hebben op 10<br />

mei 1940 hun taak naar behoren en met moed vervuld. Ze stonden tegenover<br />

een overweldigende strijdmacht, die de oorlog uit ervaring kenden. Voor de Nederlanders<br />

was het de eerste vuurdoop. De weerstand die men op een aantal<br />

plaatsen bood, ging ver uit boven hetgeen men redelijkerwijs mocht verwachten.<br />

„Bekijk het <strong>van</strong> beide kanten" Herman Jansen<br />

Onze vereniging kan met voldoening terugzien op de tentoonstelling „Bekijk het<br />

<strong>van</strong> beide kanten" in het gemeentehuis <strong>van</strong> Hardenberg. Bij de opening <strong>van</strong> de<br />

expositie, waarin onder meer veel aandacht aan kleding uit het verleden geschonken<br />

was, sprak de heer H.C. Jansen, die een kleermakersachtergrond<br />

heeft <strong>van</strong> vader op zoon, leuke toepasselijke woorden in het Hardenbergs, die<br />

we hieronder laten volgen:<br />

Het gezegde „Bekijk het <strong>van</strong> beide kanten" slot <strong>van</strong>dage op de tentoonstelling<br />

zo as din hier temee wordt opend. De bedoeling is da'j doardeur een better inzicht<br />

zult kriegen in de klere, de kleedgewoonten en gebruken <strong>van</strong> de luu die<br />

vrogger in disse streek an beide kaanten <strong>van</strong> de grèènze hebt 'ewond. Now heb<br />

ik, wat dat bekieken an beide kaanten <strong>van</strong> de grèènze èn wat die klere betreft,<br />

dat in't verleden al es eerder 'edoane, al mu'k zeggen dat dat niet hele-moale<br />

uut vri'je wille is gebeurd.<br />

A'k ow now goa vertellen dat het gebeurden in 1940-'45, dan zu'j misschien<br />

dèènken: „Mut dat <strong>van</strong>dage now weer op'erakeld worden?" Niks is minder woar,<br />

althans niet in die zin zo a'j misschien zollen dèènken. Wel, da'j het in die tied ök<br />

<strong>van</strong> beide kaanten konnen bekieken en doarbi'j vake nog wel es <strong>van</strong> de vrolijke<br />

kaante. Want ondanks alle narigheid die din oorlog met zich meebracht, waren<br />

d'r toch<br />

10<strong>08</strong>


nog wel es dinge woar a'j umme lachen konnen en zoas ik het mee'emaakt hebbe,<br />

in verbaand met klere en het maken doar<strong>van</strong>.<br />

Hoe a'k in die kleding verzeild raken, za'k ow eerst èèm uut de duke doen. In<br />

die tied, zo ongeveer 1943, weuren volle jongeluu op'eroepen deur 't arbeidsburo,<br />

urn veur onze buren an de oaverkaante <strong>van</strong> 'n streep te warken, soms tot<br />

verre in Duutslaand. Now ha'j doar <strong>van</strong>zölfsprekkend niet volle zin an. Vandoar<br />

dat het woord „onderduken" uut'evunnen weur. Now is onderduken in 't water<br />

nogal benauwd a'j 't te lange doet, en <strong>van</strong> onderduken in oaverdrachtelijke zin<br />

heurden i'j in die tied ok niet altied opwekkende verhalen. Op 't arbeidsburo,<br />

woar 'k mi-j veur de darde moale mosse melden en woar ze mi'j al twie keer<br />

'ematst ha<strong>dd</strong>en, roa<strong>dd</strong>en ze mi'j dan ok an urn wark te goan zuuken bi'j 'nen<br />

boer an de oaverkaante, in de Groafschop, want dat „warken" bi'j mien va op de<br />

kleermakeri'je, umdat din zogenaamd ziek was, konnen de ambtenaren <strong>van</strong> 't<br />

arbeidsburo bi'j controle ok niet langer woarmaken, want ik kon amper 'ne noalde<br />

vaste hollen.<br />

Volgens 'nen Ha<strong>dd</strong>enbarger schoenmaker, din al 'n zettien in Uelsen warken,<br />

wusse doar nog wel 'ne plaatse veur mi'j, bi'j 'nen „Schneidermeister". Dus ikke<br />

op 'nen goeien dag, met 'nen brief <strong>van</strong> 't arbeidsbureau in de zak, op de fietse,<br />

bi'j Gaitdiene op 'n Belt, de grèènze oaver.<br />

In Uelsen an'ekommen, weur 'k verwelkomd deur, wat later bleek, de dochter<br />

des huizes, din de stoepe an 't dweilen was en din mi'j in heur beste Hollaans<br />

(heur va was 'nen Hollaander) te woord stund. Now klunk dat allemoale wel vertrouwd<br />

en 't wicht zag 'ter niet onappeteiteluk uut..., maar ja, 'nen Hollaander in<br />

Duutsland, i'j wussen 't maar nooit in 't buutenlaand!<br />

Now bleken het heel oardege luu te ween, want op miene vroage hoe late ik<br />

mos begunnen en met de mededeling da'k <strong>van</strong> 't vak niet al te volle kennen,<br />

antwoorden mien toekomstige baas: „I'j beschouwt het hier maar as ow onderduuk-adres<br />

en i'j hoeft allenneg maar te kommen as 't in Hollaand niet veilig is."<br />

Now, toen was 't ies gauw 'ebrökken en ik kan ow vertellen da'k 'ter ondanks alles<br />

met volle plezier 'ewarkt heb, met volle „Urlaub" urn thuus te kunnen blieven.<br />

Now was d'r in de oorlogsjoaren niet volle meer te koop en waren klere in die<br />

dage heel betuun (=schaars). Veur zovarre as 'ter nog wat te koop was, was de<br />

moede veur vrouwluu-maantels een zogenaamd Swagger-model, hoge an 'n<br />

hals dichte, met 'nen kleinen kragen met ronde huuke.<br />

Now kreeg mienen baas op zekern dag het illuustere idee urn <strong>van</strong> 'nen olde<br />

maantel <strong>van</strong> zienen dochter zo'n Swaggermodel te maken. Deur <strong>van</strong> de revers<br />

'ne rechte kaante te maken, kon zonne maantel dan hoog 'eslötten worden.<br />

Veur din kragen met ronde punten knippen 'e dan <strong>van</strong> de onderkaante een stuk<br />

of. Dat din maantel doardeur wat korter weur, mog 'em niet hinderen, want 't<br />

waren toch nogal tutten-modellen in die tied. Zo ha'j met niet al te volle muite<br />

'nen heel aandere maantel. 't Model had, zoas ze 't doar nuumden, 'nen groszen<br />

Erfolg... en binnen de kortste keren leup de halve Groafschop met het model-Bremmer,<br />

want zo hieten mienen baas. 'k Heb hier op de tentoonstelling<br />

nog rond'ekekken of 'ter soms nog zo'n model tusschen hunk, maar nee, 't valt<br />

bliekbaar niet onder de klederdrachten, helaas!<br />

Een aander veurval wi'k ow ok nog èèm vertellen. Op de sniederi'je <strong>van</strong> mienen<br />

baas warken ok nog ziene zönne. As Hollaander mos din op 't leste ok nog veur<br />

1009


de Wehrmacht an 't wark. Doarveur mosse noar Bremen, noar 'ne militaire uniform-kleermakeri'je,<br />

woar 'e boksen die al 'eknipt waren, in mekare mos zetten.<br />

Now krege 't gedoane dat 'e die boksen met mog nemmen noar Uelsen en ze<br />

doar klaor te maken, um ze dan de volgende wekke weer noar Bremen te brengen.<br />

Zo zate wi'j dan met zien drieën twie dage in de wekke boksen te neien.<br />

Now was mien baas nogal inventief, veural as 't op sabotage ankwaamp, en op<br />

'nen dag zegge: A'w now veur 't neien <strong>van</strong> 'n gesasznoad (schritnoad = kruisnaad)<br />

de spanning <strong>van</strong> de machiene es goed strak zet? As de soldoaten zich<br />

dan bukt um an te leggen, dan knapt ze vaste uut de bokse en schiet ze <strong>van</strong><br />

schrik in de locht... Zo gezegd, zo gedaan. En 't hef vaste holpen, want 'n feit is,<br />

dat 'n oorlog gauw was ofelopen en 't weer vrede was. En ik dache da'w doar<br />

<strong>van</strong>dage an'n dag an beide kaanten <strong>van</strong> de grèènze nog bli'j met bint.<br />

Over grensstenen en smokkelaars<br />

(grensstenentocht <strong>1992</strong>) c. Lina<br />

Op de tweede zaterdag <strong>van</strong> september had dit jaar de traditionele grensstenentocht<br />

<strong>van</strong> onze Historische Vereniging plaats, dit keer in noordelijke richting. Ongeveer<br />

veertig belangstellenden kwamen hiervoor naar Radewijk-Achterin getogen<br />

en verzamelden zich bij het erve Brill, <strong>van</strong>waar het gezelschap om half twee<br />

per bus vertrok naar het grenskantoor te Venebrugge.<br />

1010


Vandaar trok men te voet over landweggetjes, door bossen en velden langs de<br />

stenen palen die sinds eeuwen de grens tussen Nederland en onze oosterburen<br />

markeren. Onder de deelnemers waren twee wethouders <strong>van</strong> de gemeente Hardenberg,<br />

te weten mevrouw R.G.M. Muller-Nijland en de heer E.J. Wendt. Zoals<br />

u kunt weten uit een publicatie in ons blad, <strong>van</strong> secretaris Meijer, was het de<br />

taak <strong>van</strong> de overheid jaarlijks de grens te inspecteren. Dit was nodig omdat de<br />

aanwonende boeren nogal eens naar eigen inzicht de loop <strong>van</strong> de Wellebeek<br />

veranderden. Deze beek vormde de grens tussen Nederland en Duitsland. Jaarlijks<br />

controleerden de Ambtman <strong>van</strong> Neuenhaus en de Burgemeester <strong>van</strong> Ambt-<br />

Hardenberg of alles nog in orde was. De oudste grensstenen zijn <strong>van</strong> Bentheimer<br />

zandsteen. Aan de Nederlandse kant lezen we daarop de letter N. Aan de<br />

Duitse zijde staat de H <strong>van</strong> Hannover. Behalve de grote grensstenen zijn ook<br />

kleinere geplaatst. Op de volgende foto zien we secretaris Meijer hierover iets<br />

vertellen.<br />

Het was een genoeglijke wandeling, nu eens in Nederland, dan weer vlak over<br />

de grens in Duitsland. De volgende foto geeft ons een beeld <strong>van</strong> de Wellebeek.<br />

Duidelijk zien we aan beide kanten <strong>van</strong> het op deze plaats onbeduidende<br />

stroompje de palen staan die aangeven waar Nederland ophoudt en Duitsland<br />

begint. Een greppel, zou men haast zeggen, maar in de diepte klatert het stromende<br />

water. De foto heb ik in Nederland genomen op de Wellebeekweg, dichtbij<br />

de boerderij <strong>van</strong> lemhoff.<br />

1011


Aan<strong>van</strong>kelijk gaat de tocht over een zandweg die langs de grens loopt. Bij diverse<br />

grensstenen, die allen hun verhaal hebben, wordt geluisterd naar de explicaties.<br />

1012


Na enige tijd wordt de weg verlaten en doorkruisen de wandelaars een heuvelachtig<br />

bos, weiden en akkers. Dat het prikkeldraad <strong>van</strong> de afrasteringen geen al<br />

te grote problemen opleverde, zien we op de foto, waarop Jan Hofsink met de<br />

voet de versperring laag houdt voor de verslagschrijver <strong>van</strong> de tocht. Een<br />

enthousiaste grensloopster geeft zich spontaan op als lid <strong>van</strong> de Historische<br />

Vereniging. Ze mag daarvoor de rug <strong>van</strong> de heer D. Taat uit Enschede als<br />

schrijftafel gebruiken, wanneer zij zich als lid „inschrijft".<br />

De Radewijkerbeek komt in zicht. Deze dient ook als grens. Aan weerszijden<br />

wordt dat door zandstenen markeringen aangeduid. Op de Pekelbrug krijgen de<br />

wandelaars tijd om uit te blazen. Secretaris Meijer tovert dan enige flessen Jagermeister<br />

tevoorschijn. Liefhebbers daar<strong>van</strong> krijgen een glaasje ingeschonken.<br />

Zal de volgende keer ook gedacht worden aan hen die dit drankje niet drinken,<br />

ook niet wanneer het ijs en ijskoud is?<br />

Als de tocht weer wordt voortgezet, komen de deelnemers, de een wat vlugger<br />

dan de ander, al wandelend langs een maïsveld bij enkele Duitse commieswoningen.<br />

Daar staat de laatste en tevens de interessantste grenssteen <strong>van</strong> de<br />

tocht. Boven de N <strong>van</strong> Nederland zien we een bekroning. Eronder is het Bourgondische<br />

kruis zichtbaar.<br />

1013


1014<br />

Onderweg.<br />

Laatste grenssteen bij Brill.<br />

1015


Terug bij de familie Brill in Radewijk worden de deelnemers onthaald op koffie<br />

met krentewegge. Terwijl het gezelschap op de deel <strong>van</strong> de boerderij zich hieraan<br />

te goed doet, verhaalt de heer J. Brill ons over de grens en alles wat daarmee<br />

samenhangt.<br />

Brill had wel meegemaakt dat bezoekers <strong>van</strong> de boerderij hem verbaasd vroegen:<br />

„Waar is nu de grens?" Daar de vragenstellers zelf ver <strong>van</strong> de grens<br />

woonden, zochten ze naar een<br />

afrastering <strong>van</strong> prikkeldraad<br />

tussen de beide landen. Anderen<br />

verwachtten dat de grens bestond<br />

uit gemetselde muurtjes.<br />

Op onderhoudende manier vertelt<br />

onze gastheer dat vóór 1900 een<br />

vrij verkeer tussen de beide<br />

landen mogelijk was. Dokter Van<br />

Riemsdijk ging dan ook zonder<br />

pas naar zijn patiënten in Wielen.<br />

De bakker uit Hardenberg bracht<br />

gewoon in Duitsland brood bij zijn<br />

klanten. Na 1933 werd de grens<br />

steeds strenger bewaakt, vooral<br />

<strong>van</strong> Duitse kant. Dit stond in<br />

verband met het waardeverschil<br />

tussen de Hollandse gulden en<br />

de Duitse mark. Ook waren er<br />

verschillen in de belastingstelsels<br />

<strong>van</strong> beide landen. Voor het invoeren<br />

<strong>van</strong> goedkope koffie moest<br />

men flink wat invoerrechten<br />

betalen en dat maakte de koffie<br />

dan weer duur. U zult het haast<br />

niet kunnen geloven, maar in de<br />

dertiger jaren ha<strong>dd</strong>en de mensen<br />

Een boeiend verteller uit Radewijk: J. Brill.<br />

aan beide kanten <strong>van</strong> „De Streep" een<br />

geweldige hekel aan die invoerrechten.<br />

Komt die tegenzin u bekend voor? Wat ging men dus in die dagen doen?<br />

Goed geraden! Men smokkelde koffie, of wat het dan ook maar was, over de<br />

grens.<br />

Voor sommigen was het een opwindende sport. En wie heeft niet ergens in een<br />

vergeten hoekje <strong>van</strong> zijn hart een heel klein beetje sympathie voor avontuurlijke<br />

smokkelaars, wanneer het tenminste niet de verfoeilijke verdovende mi<strong>dd</strong>elen<br />

betreft? Anderen deden dat handwerk uit bittere noodzaak in een tijd <strong>van</strong> armoede<br />

en werkloosheid. Vaak deed men het voor eigen gebruik en passeerden sigaren,<br />

tabak, suiker, koffie en thee heimelijk de grens. Maar ook koeien en varkens<br />

en ander vee werden door boerenknechten 's avonds, begunstigd door de duis-<br />

1016


ternis, over de grens gebracht. Gelukte het koeien over „De Streep" te brengen,<br />

dan leverde dat een gulden per koe op. Wanneer we in aanmerking nemen dat<br />

het jaarloon <strong>van</strong> een knecht ongeveer 250 gulden bedroeg, dan begrijpt men<br />

wel dat het smokkelen <strong>van</strong> vee een welkome aanvulling <strong>van</strong> de verdiensten<br />

was. Landbouwprodukten gingen eveneens <strong>van</strong> Nederland naar Duitsland en<br />

omgekeerd. Niet langs de gebaande wegen natuurlijk, maar langs een route die<br />

men aandui<strong>dd</strong>e met de naam: „De groene grens". Deze liep dwars door de velden.<br />

Met een zak kippevoer <strong>van</strong> vijftig kilo op de rug was dat een hele klus,<br />

want men ontmoette allerlei obstakels onderweg: sloten, prikkeldraad, greppels<br />

en struikgewas. Steeds moest men op zijn hoede zijn voor commiezen, want<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend werd er bij de grens gepatrouilleerd.<br />

Vooral <strong>van</strong> Duitse kant was men bedroefd en verbolgen over dat gesmokkel.<br />

Daar werd onafgebroken gespeurd naar overtreders der wet en dat maakte het<br />

de smokkelaars behoorlijk moeilijk. Aan de andere kant verhoogde het de spanning<br />

bij de smokkelaars om de mannen <strong>van</strong> de douane te slim af te zijn. In<br />

Radewijk woonde bijvoorbeeld een man die zijn hond zo afgericht had, dat het<br />

dier op zijn commando naar de grens liep, daar wat heen en weer snuffelde, om<br />

vervolgens weer op huis aan te gaan. Wanneer het dier grommend bij zijn baas<br />

kwam, wist deze wat dat betekende: „Het is niet pluis baas, blijf maar thuis!"<br />

Voordat een grensbewoner besloot te gaan smokkelen, lette hij de hele dag op<br />

het doen en laten <strong>van</strong> de commiezen. Hoezeer de Duitse douanen ook<br />

patrouilleerden, toch kwam het moment waarop ze afgelost werden door collega's.<br />

Dan was de kust even veilig. Men wist zo ongeveer het tijdstip waarop dit<br />

kon gebeuren en lag gespannen op de uitkijk, wachtend op een sein dat het zover<br />

was.<br />

Ja! Daar in de verte op een Duitse boerderij lichtte een lamp op. Dat was het teken<br />

voor de smokkelaars om in beweging te komen. Gehaast gingen ze op weg<br />

langs de „groene grens". Wie te traag was, liep gevaar te worden gesnapt. O<br />

wee, daar klonk een waarschuwingsschot in de lucht! Wanneer men dieren<br />

smokkelde, was het raadzaam ze dan maar gauw achter te laten en het hazepad<br />

te kiezen.<br />

Het vee dat de commiezen in beslag namen, werd later verkocht tegen een redelijke<br />

prijs, want de koper was verplicht het gekochte dier te slachten. Men<br />

controleerde of aan deze bepaling de hand gehouden werd. Op een dag werd<br />

aan de grens bij Radewijk een drachtig varken, een pracht-exemplaar, door de<br />

commiezen geconfisqueerd, nadat de smokkelaar het dier in haast<br />

achtergelaten had. Een Radewijker boer werd voor een zacht prijsje de<br />

eigenaar <strong>van</strong> het dier. Hij laa<strong>dd</strong>e het op zijn wagen, waar hij een snelle draver<br />

voor gespannen had, en reed vervolgens naar huis. Een commies op de fiets<br />

moest controleren of het dier inderdaad geslacht werd, en volgde hem. De boer<br />

liet zijn klepper flink draven. De wagen bolderde door het stuivende karrespoor<br />

<strong>van</strong> de zandweg. De douanebeambte had grote moeite om op de rulle zandweg<br />

in het goede spoor te blijven en zijn stuur recht te houden. Hij raakte al gauw<br />

achter. De boer was zeker doof, want hij hoorde niet dat de commies hem nog<br />

nariep het wat kalmer aan te doen. Natuurlijk keek hij ook niet om. De wagen<br />

verdween achter dichte stofwolken. Veel later kwam de commies bij de<br />

boerderij aan en zag dat men al bezig was<br />

1017


het varken te slachten. Wat hij niet bemerkte was, dat daar niet het drachtige<br />

varken - zo voordelig door de boer gekocht - aan de la<strong>dd</strong>er hing, maar een ander<br />

zwijntje, dat ijlings voor de slacht bestemd werd.<br />

Het geluk was niet altijd met de smokkelaars. Op een avond trokken zeven<br />

knechten, ieder vijftig kilo kippevoer op de rug torsend, de grens over. Plotseling<br />

stonden ze oog in oog met een grensbewaker. Ze wisten niet beter te doen dan<br />

de zakken voer <strong>van</strong> hun rug te laten glijden en snel de benen te nemen. Daar<br />

stond de commies alleen in het veld met zeven zakken voer. Hoe moest hij die<br />

naar het grenskantoor krijgen? Als hij een boer ging zoeken om de 350 kilo<br />

kippevoer te laten wegbrengen op zijn wagen, wist hij wel zeker dat de<br />

smokkelaars terug zouden komen zodra hij de buit onbeheerd in het veld achterliet.<br />

Daarom sleepte hij de zakken bij elkaar. Met behulp <strong>van</strong> een stok, zijn jas<br />

en zijn pet maakte hij een soort vogelverschrikker en plaatste die voor de zakken.<br />

In het schemerduister leek het op enige afstand alsof een commies op<br />

wacht stond bij de smokkelwaar. Vervolgens trommelde de overijverige beambte<br />

een boer uit zijn huis die met paard en wagen alles naar het bureau vervoerde.<br />

Met deze anecdote besloot de heer Brill zijn verhalen over belevenissen bij de<br />

grens, die bij de aanwezigen zeer in de smaak vielen. Nog enige tijd bleven de<br />

deelnemers aan de tocht bijeen op de gastvrije boerderij <strong>van</strong> Brill onder het genot<br />

<strong>van</strong> koffie en krentewegge. Aan de tafels gingen de smokkelverhalen verder.<br />

Zo vertelde iemand <strong>van</strong> geruchten als zou men in deze tijd voor veel geld<br />

vreemdelingen ons land binnen smokkelen.<br />

Een mooi verhaal handelde over een oude Radewijker boer die, voor de oorlog<br />

in de dertiger jaren, aan tante Diene in Wilsum een vette gans beloofd had met<br />

de kerst.<br />

Hij had evenwel geen zin om invoerrechten te betalen. Omdat de kerstdagen<br />

dichterbij kwamen, besloot hij op een zaterdagmorgen de gans dan toch maar<br />

met de wagen over de grens te brengen.<br />

Hij deed het dier in een mand met stro en wierp er een stuk dekzeil over. Een<br />

slim lachje kwam op zijn gezicht terwijl hij een plannetje bedacht om de douanen<br />

om de tuin te leiden zonder te liegen.<br />

Aaltje, zijn kleindochter <strong>van</strong> veertien jaar, had al kerstvakantie. Zij paste in opa's<br />

plan. Hij ging de boerderij binnen, vond daar het meisje en vroeg haar of ze<br />

geen zin had om mee te gaan naar tante Diene in Duitsland. Oaltien wilde dat<br />

maar wat graag, ze klom op de wagen en vort! In volle draf ging het op het<br />

grenskantoor af.<br />

Daar aangekomen, was de slagboom neergelaten, maar de dienstdoende douane<br />

kwam al naar buiten en vroeg: „Nichts zu verzollen? Iets aan te geven?"<br />

„Niet dat ik weet", kreeg hij ten antwoord, „ik ga alleen maar met dat gansje naar<br />

tante Diene in Wilsum. „Zijn duim wees achter hem in de richting <strong>van</strong> Oaltien,<br />

die vuurrood werd en spinnijdig uitriep: „Ik ben geen gans!" Grootvader<br />

probeerde haar te sussen en sprak bezwerend: „Wees maar niet boos, kind, ik<br />

had het toch niet over een domme gans?" Oaltje begreep er niets <strong>van</strong>, wat had<br />

opa toch? De douane grinnikte en deed de slagboom omhoog. „Rij maar door",<br />

lachte hij, „voor zulke gansjes behoef je geen invoerrechten te betalen."<br />

1018


Een woord <strong>van</strong> dank dient gebracht te worden aan de gehele familie Brill, die de<br />

gasten zo voortreffelijk ontving. Dank komt ook toe aan secretaris Meijer voor<br />

zijn goede organisatie <strong>van</strong> de tocht. Leuk was ook de onverwachte ontmoeting<br />

met oude bekenden. Zo ontmoetten we in Radewijk de oud-Hardenberger Jan<br />

Bosch en zijn vrouw Wieke, die na een lang verblijf in Luxemburg, waar Jan<br />

werkzaam was, weer teruggekeerd zijn in ons land en - hoe kan het ook anders<br />

- altijd weer getrokken worden door Hardenberg. Hij bracht een grote foto mee,<br />

die fotograaf Frijling maakte bij de bevrijding in 1945. Een fragment daar<strong>van</strong><br />

stond in ons vorige nummer.<br />

Op die foto zien we vader en moeder Bosch met andere familieleden temi<strong>dd</strong>en<br />

<strong>van</strong> toegestroomde Hardenbergers rond een Canadese tank geschaard. We<br />

zullen deze foto in een volgende aflevering, met nog andere foto's uit die dagen,<br />

in haar geheel afbeelden in vervolgartikelen over de tweede wereldoorlog in<br />

Hardenberg.<br />

Aan alles komt een eind. Ook aan de grensstenentocht <strong>1992</strong>. De deelnemers<br />

namen afscheid <strong>van</strong> elkaar en hopen dat er in de toekomst nog meer <strong>van</strong> deze<br />

activiteiten door de Historische Vereniging georganiseerd zullen worden. Acht<br />

foto's in deze bijdrage met daarop de deelnemers aan de tocht werden gemaakt<br />

door ons bestuurslid Frieke Kampman.<br />

1019


Een nieuwe gedenkplaat op de stadsmuur? R. Gritter<br />

We schrijven het jaar 1952. Historie-minnend Hardenberg is in rep en roer. Er<br />

zal namelijk een onderzoek komen naar de onderaardse gangen <strong>van</strong> Hardenberg.<br />

Volgens de overlevering moet zich een eeuwenoude gang, daterend uit de<br />

mi<strong>dd</strong>eleeuwen, onder Hardenberg bevinden. Door deze gang konden de bisschoppelijke<br />

soldaten zich binnen de vesting verplaatsen zonder opgemerkt te<br />

worden. Al in 1951 was door een drietal personen getracht <strong>van</strong>uit een keldergewelf<br />

in de Voorstraat de gang te vinden, een poging die helaas was mislukt.<br />

Maar nu was er een heuse wichelroede-loper ingeschakeld, namelijk J. Gouwe,<br />

de broer <strong>van</strong> dokter Gouwe, voorzitter <strong>van</strong> de Oudheidkamer. Deze J. Gouwe<br />

had gedurende een 25-tal jaren een wichelroede-bureau in Indië geëxploiteerd<br />

om waterbronnen op te sporen. Bij smederij Schuurman geeft hij een staaltje<br />

<strong>van</strong> zijn kunnen, in de smederij wijst de wichelroede direct de kelder aan. De<br />

smid bevestigt de vondst. Terloops merkt Gouwe op dat het niet best is om<br />

daarboven te slapen, omdat je dan last <strong>van</strong> reumatiek kunt krijgen. „Dat hebbe<br />

wi'j ondervunden", was het antwoord <strong>van</strong> Schuurman. „Mien vrouw hef doar<br />

esloapen en toen had zi'j knap last <strong>van</strong> rimmetiek. Nou slop ze der niet meer en<br />

't giet een stuk better".<br />

De wichelroede-loper ontdekt bij Schuurman in het achterhuis ook nog een gewelf,<br />

dat zich uitstrekt onder de woning <strong>van</strong> slagerij Brunink. Het bestaan <strong>van</strong> dit<br />

gewelf was smid Schuurman volkomen onbekend.<br />

Op vrijdag 30 mei vindt Gouwe, onder grote publieke belangstelling, de ingang<br />

<strong>van</strong> de onderaardse gang, net onder de stoep achter het pand <strong>van</strong> Drukkerij<br />

Kremer (Voorstraat 41, nu Koos Kamst Damesmode). De gang loopt onder het<br />

huis <strong>van</strong> Grooters door naar dé Voorstraat, verder onder de woningen <strong>van</strong> Dorgelo<br />

en Hamhuis tot ongeveer bij de Höftekerk. Voorlopig laat men het hierbij.<br />

Maar op donderdag 14 augustus gaat men verder. Zonder dat men er ruchtbaarheid<br />

aan heeft gegeven, is men gaan graven in de tuin <strong>van</strong> Drukkerij Kremer.<br />

Onder de belangstellenden is wel meester Jongsma, Hardenbergs historieschrijver.<br />

Hij is nogal sceptisch. En Jongsma kreeg gelijk: al het gegraaf levert<br />

niets op. De onderaardse gang wordt niet gevonden. Hardenberg is teleurgesteld.<br />

Men had zo gehoopt een stukje mi<strong>dd</strong>eleeuwse geschiedenis boven water<br />

te halen. Er waren al plannen gemaakt om de gang in kaart te brengen en deze<br />

in de Oudheidkamer tentoon te stellen. En nu zo'n resultaat! Echter, een maand<br />

later is het wel raak. Op maandag 8 september zijn gemeentewerkers bezig een<br />

gleuf te graven voor rioolbuizen op de Hoge Doelen. Tijdens de<br />

werkzaamheden vinden ze vier urnen en de resten <strong>van</strong> de stadsmuur. Er blijken<br />

dus toch mi<strong>dd</strong>eleeuwse resten in de bodem verborgen te zitten. De grote<br />

ontdekking komt evenwel zeven jaar later, als het postkantoor wordt verbouwd.<br />

Tussendoor heeft men, in juni 1958, bij de aanleg <strong>van</strong> de riolering nog een stuk<br />

muur blootgelegd. Bij het graven vóór de Höftekerk vindt men een stuk muur <strong>van</strong><br />

meer dan een meter dik, aangebracht op een solide ondergrond. Verder vindt<br />

men er scherven <strong>van</strong> urnen en een bot, volgens dichter Van Laar (bestuurslid<br />

<strong>van</strong> de Oudheidkamer) een stuk <strong>van</strong> een menselijke elleboog. Maar, zoals<br />

gezegd, bij de verbouw <strong>van</strong> het postkantoor, eind september 1959, komt de<br />

grote ontdekking.<br />

1020


Het huisje <strong>van</strong> wijlen het echtpaar Van de Bosch, dat naast het postkantoor<br />

staat, wordt afgebroken. Daarbij stuit men op een muur, die ongeveer 2 meter<br />

diep is en die geheel onder de grond is verborgen. De vorm is rond; aan de ene<br />

kant steil, aan de westkant meer glooiend. Ook worden er schedels <strong>van</strong> mens<br />

en dier gevonden. Het werk wordt voorlopig stil gelegd. Allerlei archeologen en<br />

oudheidkundige verenigingen worden ingeschakeld om de muur te onderzoeken.<br />

Hardenberg hoopt dat de muur behouden kan blijven, al was het alleen<br />

maar om trots de toerist op een zichtbaar stukje <strong>van</strong> Hardenbergs roemrijk verleden<br />

te wijzen. Maar het postkantoor moet vergroot worden en de muur verdwijnt<br />

onder de nieuwbouw. Wel lukt het de gemeente later op de grond naast<br />

de nieuwbouw een stuk stadsmuur bloot te leggen en te restaureren. Op het<br />

gerestaureerde stuk wordt een plaat aangebracht met de tekst": „Stadsmuur,<br />

gebouwd in 1230, versterkt en uitgebreid 1354, geslecht 1518, gedeeltelijk<br />

gerestaureerd 1962".<br />

Het jaartal 1230 verwijst naar de bouw <strong>van</strong> een muur door bisschop Willebrand<br />

<strong>van</strong> Oldenburg. Maar volgens Jacob <strong>van</strong> Riemsdijk, die eind 18e eeuw de<br />

stadsgeschiedenis beschreef, moet dit niet 1230 zijn, maar 1227, aldus de bronnen,<br />

de geschiedschrijvers Beka en Dumbar.<br />

Het tweede jaartal op de plaat, 1354, verwijst naar de versterking <strong>van</strong> de muur<br />

door bisschop Jan <strong>van</strong> Arkel. Echter, volgens Van Riemsdijk, die Picardt, Ten<br />

Boecoop, Moonen en Dumbar citeert, werd het kasteel in 1354 gebouwd (of<br />

werd het oude hersteld) en de muur eerst in 1358.<br />

Waarom de tekst op het bord waarschijnlijk beter als volgt zou kunnen luiden:<br />

„Stadsmuur, gebouwd in 1386, in gedeelten geslecht <strong>van</strong>af 1518, gerestaureerd<br />

in 1962", kunt u in het volgende nummer lezen.<br />

Geveltekens in Hardenberg en omgeving (V) J.K. Alsema<br />

In het vorige nummer <strong>van</strong> ons blad beloofde ik u een tuiltje als gevelteken uit<br />

Beerze, zoals u hem zag met een hartje. Welnu, hier is het dan (foto 1): Beerzerpoort<br />

2, Beerze. Zoals u inmi<strong>dd</strong>els al weet, dient het ter bescherming tegen<br />

ziektes <strong>van</strong> gezin en vee en tegen blikseminslag. U moet zich wel kunnen verplaatsen<br />

in een oudere tijd dan de onze. Zoals u zult weten, heeft de heer H.L.<br />

Kok in maart <strong>van</strong> dit jaar een boeiende dia-lezing gehouden voor onze vereniging<br />

over „Dood en begraven worden". Zo vertelt hij dat het luiden <strong>van</strong> de gewijde<br />

klokken tijdens de begrafenisplechtigheid een machtig mi<strong>dd</strong>el was om boze<br />

geesten verre te houden <strong>van</strong> de gestorvene en de lijkstoet. Duivels ha<strong>dd</strong>en blijkbaar<br />

een hekel aan lawaai!<br />

Inmi<strong>dd</strong>els heb ik veel leuke reacties ont<strong>van</strong>gen over de fiets-geveltekensroute.<br />

Van de ANBO-Hardenberg kreeg ik het verzoek om als begeleider met een<br />

groep leden mee te fietsen. Ongeveer 25 personen, allen 55+, hebben hun<br />

ogen uitgekeken. Voor mij was het leuk te horen dat de echte Hardenbergers<br />

zeer veel eigenaars <strong>van</strong> de boerderijen en huizen uit de route met naam en toenaam<br />

kenden. Bijna iedereen verbaast zich erover dat in Hardenberg en omgeving<br />

zoveel geveltekens in grote verscheidenheid te zien zijn. Hoewel men de<br />

streek goed kent en vaak langs de huizen en de boerderijen fietst, heeft men<br />

1021


meestal minder oog voor het detail. Daarom is dit de titel <strong>van</strong> het boekje waarin<br />

de twee fiets-gevelsteenroutes zijn beschreven. Mocht u zo'n routebeschrijving<br />

willen gebruiken, dan kunt u zich vervoegen bij het VVV-kantoor en/of de<br />

Oudheidkamer te Hardenberg. In het vorige nummer stond dat, indien u ook een<br />

gevelteken wilt laten maken, de heer M. Hoevink dit voor u kan verzorgen. Een<br />

aantal leden heeft reeds aan deze oproep gehoor gegeven. De eerste is reeds<br />

gemaakt (foto 2). Het is een protestants gevelteken met druppel- en hartmotief.<br />

Bovendien heeft de eigenaar zijn achternaam als initiaal (Z) in de gevelbekroning<br />

laten aanbrengen. U kunt dit gevelteken bekijken bij de familie Zandman,<br />

Hardenbergerweg 47, Brucht.<br />

Het nieuwe gevelteken inspireerde de eigenaar tot het maken <strong>van</strong> een gedicht:<br />

'n Druppel <strong>van</strong> boam'n (boam'n in de betekenis <strong>van</strong> boven)<br />

is genog as teek'n<br />

urn 't hart beneen'n<br />

te doen week'n.<br />

U ziet op foto 3 hoe het gevelteken voorheen was. De heren Zandman en Meijer<br />

zijn de samenstellers <strong>van</strong> het boek „Brucht 600 jaar 1385-1985", waarin vele<br />

foto's zijn geplaatst <strong>van</strong> huizen waarop geveltekens zijn aangebracht. Al eerder<br />

schreef ik: „Gisteren was het er nog!". Binnenkort verdwijnen er opnieuw twee<br />

huizen met geveltekens door afbraak. De secretaris <strong>van</strong> de Historische Vereniging,<br />

W. Meijer, heeft het gemeentebestuur verzocht deze twee tekens ter beschikking<br />

te stellen aan onze vereniging.<br />

U kunt ze nog zien op de Beekweg 13 en tegenover het Boorderpad. Een afbeelding<br />

hier<strong>van</strong> vindt u in het derde nummer <strong>van</strong> 1991. Eveneens verdween<br />

het gevelteken Hoogeveenseweg 16 (foto 4).<br />

Nu gaan we over naar de katholieke geveltekens.<br />

In het kort dit: aan het eind <strong>van</strong> de 16e eeuw werd in Twente de openbare uitoefening<br />

<strong>van</strong> het katholieke geloof verboden, nadat prins Maurits de Spanjaarden<br />

verdreef en in 1597 dit gewest onder de „staatse" vlag wist te brengen. De pastoors<br />

krijgen te horen dat ze voortaan calvinistisch moeten prediken. De katholieken<br />

bouwen schuilkerken en laten een kruis op hun huis zetten, zodat de<br />

priester, die in het geheim zijn ronde deed, wist waar hij zijn moest. Ook de<br />

klopjes (ongehuwde vrome vrouwen) bepalen in de 17e en 18e eeuw het beeld<br />

<strong>van</strong> de Katholieke Kerk naar buiten met hun „klopjeshuis". We vinden o.a. in<br />

Borne een mooi voorbeeld daar<strong>van</strong>. Te zelfder tijd begint men met het aanbrengen<br />

<strong>van</strong> katholieke geveltekens. Op bijgaande tekening kunt u duidelijk zien hoe<br />

het verspreidingsgebied <strong>van</strong> katholieke en protestantse geveltekens is verdeeld<br />

(zie tekening 5: In gebied I veel protestantse geveltekens; in gebied 2 overwegend<br />

katholieke geveltekens).<br />

Al eerder schreef ik dat in de gemeente Hardenberg ook enkele katholieke geveltekens<br />

te zien zijn: (foto 6) Zwarte Dijk 8i, Slagharen; (foto 7) Elfde Wijk<br />

42/18, Rheezerveen (Daalders Plekkie); (foto 8) Luggersweg 4, Collendoornerveen.<br />

Zoals u ziet, zijn vele katholieke geveltekens rijk versierd met figuren en vele<br />

symbolen zijn weergegeven. Enkele symbolen kunnen we als volgt omschrijven:<br />

zonnewiel - in de betekenis<br />

1022


1023


Op zoek in Noord Deurningen naar de oude Havezate, waar de dichter George<br />

de Thouars zijn kinderjaren doorbracht, bleek deze niet meer te bestaan. Op die<br />

plaats vinden we een groot tehuis voor bejaarden. Wel ontdekten we daar een<br />

karakteristiek klopjeshuis, waar<strong>van</strong> we hier een afbeelding plaatsen.<br />

<strong>van</strong> Christus, Licht der wereld; hartvormen - het Heilig Hart is een Christussymbool;<br />

zesster (hexagram) - Christussymbool, tegelijkertijd onheilafwerend;<br />

maansikkel - in de mi<strong>dd</strong>eleeuwen sterk verbonden met Maria, moeder <strong>van</strong> God,<br />

vaak komen afbeeldingen voor <strong>van</strong> de Madonna-figuur, staande in een maansikkel;<br />

hart - anker - kruis: symbolen voor geloof, hoop en liefde; duif - symbool<br />

<strong>van</strong> de Heilige Geest. Daarnaast ziet men veelvuldig uitgebeeld de kelk, de hostie,<br />

de monstrans, vele soorten kruisen, zoals het Malthezer, het Griekse en het<br />

Andreaskruis (maalkruis) en we besluiten dit hoofdstuk met een zeer rechtlijnig<br />

kruis (foto 9), Vasserdijk 47, Langeveen. In de volgende uitgave behandelen we<br />

de protestantse geveltekens.<br />

Bronnen:<br />

Jan en Everhard Jans, Gevel- en Stiepeltekens in Oost-Nederland.<br />

1024


Achtergronden <strong>van</strong> de Baalderborg F.G. Kluit<br />

Over enige tijd zullen op de Roeterskamp de gebouwen <strong>van</strong> een nieuwe leefgemeenschap<br />

voor mensen met een verstandelijke handicap in gebruik genomen<br />

worden. Deze leefgemeenschap heeft de naam „De Baalderborg" gekregen. Ze<br />

is het resultaat <strong>van</strong> een initiatief der inrichting 's Heerenloo-Lozenoord uit Ermelo.<br />

Historisch gezien waren er in de twintiger jaren <strong>van</strong> deze eeuw al contacten<br />

tussen Hardenberg en de bovengenoemde inrichting. Niet weinig Hardenbergse<br />

meisjes gingen na het behalen <strong>van</strong> hun Mulo-diploma werken op 's Heerenloo,<br />

verlangend om iets te doen voor zwakzinnige kinderen. Op 1 mei 1925 werd de<br />

Hardenbergse huisarts H.G. Oldeboom geneesheer-directeur <strong>van</strong> de Ermelose<br />

inrichting 's Heerenloo, die in 1890 gesticht werd. Onze mederedacteur, de heer<br />

J.T.A. te Gussinklo, ontving <strong>van</strong> de heer F.G. Kluit uit Ermelo een artikel, waarin<br />

de oorsprong en ontwikkeling <strong>van</strong> de zorg voor verstandelijk gehandicapten te<br />

Ermelo wordt geschetst. Wij maken hier<strong>van</strong> gaarne gebruik in ons blad.<br />

De redactie<br />

Het begin<br />

Op 30 oktober 1890 betrad de 34-jarige architect Fokko Kortlang het bordes <strong>van</strong><br />

het statige herenhuis in de Veluwse bossen. Het was nog maar twee jaar gele<br />

den, dat op een provinciale diaconale vergadering <strong>van</strong> de Nederlandse Gerefor<br />

meerde Kerken in Gelderland dominee Van den Berg zei, dat hij vond dat „ ........<br />

er iets gedaan zou moeten worden voor verschillende ongelukkigen die thans<br />

veelszins aan hun lot waren overgelaten .....".<br />

Van den Berg was niet zomaar op dat idee gekomen. Eén <strong>van</strong> zijn gemeenteleden<br />

was de Harderwijker meesterschilder E. <strong>van</strong> Aken, die zelf een achterlijke<br />

zoon had.<br />

Ze ha<strong>dd</strong>en Fokko Kortlang gevraagd directeur te worden. Aarzelend had hij de<br />

benoeming aangenomen: hij was een leek op het gebied <strong>van</strong> de zorg voor deze<br />

kinderen.<br />

De zakenman Chevallier, die ook in de stichtingscommissie zat en in Ermelo<br />

woonde, wist daar een landgoed te koop dat voor hun doel heel geschikt was.<br />

Hij kocht het vast. 't Geld zou hij later wel terugkrijgen als de vereniging een feit<br />

was.<br />

Het huis waarin de stichting begon, was in 1876 gebouwd door baron Nahuijs,<br />

commissaris <strong>van</strong> de Koning in Overijssel. Het werd in 1881 aan de achterzijde<br />

flink uitgebreid. De baron overleed echter in 1882 en zijn vrouw in 1883. Het<br />

landgoed werd daarna gekocht door jonkheer Sickinghe. Hij woonde er met zijn<br />

gezin tot 1890.<br />

Behalve een keuken en een provisiekamer waren er 15 grote en kleine kamers<br />

in het huis.<br />

Aan de achterzijde liep een gracht die links <strong>van</strong> het huis overging in een brede<br />

vijver. Een brug over deze gracht gaf toegang tot een moestuin met vruchtbomen.<br />

Rechts <strong>van</strong> het huis stonden een oud poortgebouw uit 1406 <strong>van</strong> de commanderij<br />

St. Jansdal en een koetshuis. Ook was er een boerderij. Links stond<br />

een theekoepeltje, dat merkwaardigerwijs over de gracht heen gebouwd was.<br />

1025


Op 6 februari 1891 nam Fokko Kortlang het eerste patientje op: Geurt. In de jaren<br />

die volgden, groeide de jonge inrichting gestaag; er was veel behoefte aan<br />

zorg voor „achterlijken en idioten", zoals ze toen genoemd werden.<br />

Na de eerste jaren<br />

In 1894 kwamen er echter vijf open plaatsen, omdat ouders hun kinderen <strong>van</strong> 's<br />

Heerenloo weghaalden. Ze verwachtten teveel <strong>van</strong> hun kinderen en <strong>van</strong> de<br />

stichting.<br />

Kortlang merkte dat er mensen waren: „.... die menen dat zoodra hun kinderen<br />

maar op 's Heeren Loo zijn, er terstond eene groote verandering bij hen moet<br />

plaatsvinden. Spraakgebrekkigen, ja zelfs stommen moeten na een verblijf <strong>van</strong><br />

drie maanden aanmerkelijk vooruitgegaan zijn - achterlijken die vaak jaren zonder<br />

eenig gevolg de gewoone school bezochten, moeten op 's Heeren Loo in<br />

een jaar minstens zooveel leeren als een normaal kind in twee jaar. Is dit niet<br />

het geval, dan wordt men ontevreden en wij ondervinden de nadeelige gevolgen<br />

<strong>van</strong> „beroemd" te zijn".<br />

Een dag in het paviljoen<br />

Hoe verliep in die tijd een dag in het paviljoen? Fokko Kortlang gaf er een nogal<br />

idyllische impressie <strong>van</strong>:<br />

„Het uur <strong>van</strong> opstaan is daar. In de morgenstilte klinken kinderstemmen. Vroolijk<br />

gezang gaat hier en daar uit de paviljoenen op. Ongetwijfeld, de idioten zijn diep<br />

beklagenswaardig. Maar.... en dit wordt gewoonlijk voorbijgezien... <strong>van</strong> hun ongeluk<br />

beseffen de meesten zoo goed als niets. En zoo kan ons die vroolijkheid<br />

en luidruchtigheid <strong>van</strong> de meesten dan ook niet verbazen. Zoodra mogelijk,<br />

verzamelt het hoofd <strong>van</strong> het paviljoen hare patiënten met degenen die hen<br />

verzorgen in één der ruime benedenzalen. Een hoofdstuk uit Gods Woord wordt<br />

gelezen, een psalmvers gezongen en daarna wordt gebeden. Vlug zoeken nu<br />

de patientjes hun plaats aan tafel op. Den meesten ontbreekt het gewoonlijk<br />

niet aan eetlust en voor een viertal dikke sneden tarwebrood zijn maar weinigen<br />

onder hen vervaard. Zoodra het ontbijt is afgeloopen, wordt met dankzegging<br />

geëindigd en begeeft de schoolgaande jeugd zich onder geleide <strong>van</strong> één onzer<br />

zusters naar school.<br />

Sommigen der grooteren patiënten bieden de helpende hand bij het verrichten<br />

<strong>van</strong> huishoudelijke werkzaamheden zoals het aandragen <strong>van</strong> water, het schrobben<br />

der zalen, het opmaken <strong>van</strong> be<strong>dd</strong>en. Anderen begeven zich naar de verschillende<br />

werkplaatsen, zoals de mattenmakerij, de timmermanswinkel, de<br />

schoenmakerij of ook naar den tuin of de boerderij, en welhaast rept zich alles<br />

wat maar enigszins arbeiden kan.<br />

In de paviljoenen blijven er helaas toch genoeg over, die min of meer een plantenleven<br />

leiden moeten en niet in staat zijn iets uit te richten. Tegen twaalf ure<br />

verzamelen allen zich weer in hunne paviljoenen. De maaltijd wacht reeds en<br />

ook nu ontbreekt het den meesten niet aan eetlust! De dienstdoende zuster<br />

gaat voor in gebed. De porties worden rondgedeeld en zijn in een ommezien<br />

verdwenen. Enkelen, die al heel vlug gereed zijn, slaan begeeri-ge blikken op de<br />

borden hunner buren rechts of links en zouden er geen been in zien, hun<br />

makkers een handje te helpen indien er niet tegen gewaakt werd. Na-<br />

1026


dat allen genoeg gegeten hebben, wordt een gedeelte <strong>van</strong> Gods Woord gelezen,<br />

een psalmvers gezongen en een dankgebed gesproken. Indien het weer<br />

het toelaat, maken de kinderen voor schooltijd 's mi<strong>dd</strong>ags een wandeling.<br />

Anders vermaken ze zich op verschillende manieren te huis. Na afloop <strong>van</strong> de<br />

school volgt tegen vijf uur een maaltijd. Des zomers bij goed weer gaan de<br />

grootere kinderen nog wat buiten spelen. Sommigen verzorgen hun tuintjes,<br />

anderen knutselen hokjes voor konijnen of kooitjes voor vogels.<br />

Des winters moet natuurlijk iets anders bedacht worden. Velen doen dan 's<br />

avonds aan figuurzagen of ook wel vertelt de zuster een geschiedenis of leest<br />

zij een verhaal voor. Talrijke plaatwerken zijn steeds voorhanden. Oude jaargangen<br />

<strong>van</strong> The Graphic, L'lllustration en Ueber Land und Meer bewijzen uitnemende<br />

diensten. Het gaat onze kinderen als de meeste anderen: <strong>van</strong> platen<br />

zien krijgen ze nooit genoeg.<br />

Tegen zes ure gaan de kleinsten naar bed; de grooteren volgen tegen acht ure.<br />

Een ware verademing voor de verzorgers en verzorgsters, als alles ter ruste is.<br />

Voor wie „nachtdienst" hebben, begint dan echter de arbeid pas. Hoe gaarne wij<br />

namelijk ook elk onzer mede-arbeiders en mede-arbeidsters 's nachts rust gunden,<br />

de ervaring heeft ons geleerd, dat ook des nacht, het oog op de verpleegden<br />

gehouden moet worden, zullen niet allerlei rampen te duchten zijn. leder<br />

heeft dus op zijn beurt „nachtdienst" en waakt terwijl de anderen slapen. Gelukkig<br />

voor hen die des daags de schade kunnen inhalen, hetgeen trouwens den<br />

meesten jongen menschen spoedig niet al te moeielijk valt".<br />

Zo begaan als Kortlang kon zijn met de patientjes die hij opnam, zo streng kon<br />

hij zijn in zijn omgang met het personeel. Regelmatig deed hij de ronde over het<br />

terrein en bezocht de paviljoenen. Hij controleerde of de matrassen niet nat op<br />

de be<strong>dd</strong>en lagen. De zusters wilden een natte matras namelijk nog wel eens<br />

omdraaien als ze geen tijd ha<strong>dd</strong>en om een schone droge matras te halen. Maar<br />

de directeur prikte onverbi<strong>dd</strong>elijk met zijn wandelstok de matras omhoog en als<br />

er een natte plek in zat, dan zwaaide er wat. Geslapen werd onder katoenen<br />

dekens.<br />

Kortlang eiste veel <strong>van</strong> zijn mensen, maar ook <strong>van</strong> zichzelf. Hij was streng,<br />

maar men accepteerde dat <strong>van</strong> hem.<br />

25-jarig jubileum<br />

Op 3 maart 1916 bestond de stichting 's Heeren Loo officieel 25 jaar. Dit werd<br />

op sobere wijze herdacht. Het tijdschrift De Spiegel schreef in 1916 onder meer:<br />

„De Vereeniging tot opvoeding en verpleging <strong>van</strong> idiote en achterlijke kinderen<br />

is rijkelijk gezegend geworden. Hare stichting 's Heeren Loo telt thans reeds ver<br />

over de 400 verpleegden. In het jaar 1910 is zij den bouw begonnen <strong>van</strong> Lozenoord<br />

voor de verpleging <strong>van</strong> idiote meisjes. Lozenoord biedt thans ruimte voor<br />

126 meisjes. Een nieuw paviljoen voor 60 meisjes zal weldra verrijzen. Aan de<br />

stichting 's Heeren Loo zijn verbonden als medici de heeren Dr. J.G. Schreurer<br />

en Dr. C. Moolhuizen. Het hoofd <strong>van</strong> de school op 's Heeren Loo is de heer B.<br />

Pegman Hzn. De school <strong>van</strong> 's Heeren Loo wordt ook door meisjes <strong>van</strong><br />

Lozenoord bezocht.<br />

1027


De stichting beschikt over een boerderij, een moestuin, een timmermanswerkplaats,<br />

een schoenmakerij, een wasscherij, een mattenmakerij enz., terwijl<br />

maatregelen worden genomen om tal <strong>van</strong> andere industrieën in het leven te<br />

roepen.<br />

De verpleegden zijn in verschillende gebouwen of paviljoenen gehuisvest. Aan<br />

de eene zijde <strong>van</strong> den vijver vindt men de gebouwen voor vrouwelijke patiënten;<br />

aan de andere zijde treft men de paviljoenen voor mannelijke patiënten aan.<br />

Zooveel mogelijk wordt zorg gedragen dat kinderen <strong>van</strong> denzelfden leeftijd bijeen<br />

zijn.<br />

Zoo vindt men een paviljoen waarin kleine, zeer gebrekkige jongens, die niet<br />

voor ontwikkeling vatbaar zijn, worden verzorgd. Iets verder bevindt zich een<br />

paviljoen voor kleine jongens die de school bezoeken. Een ander paviljoen is<br />

bestemd voor jongens die wat ouder zijn, maar nog in de termen vallen om geheel<br />

door pleegzusters verzorgd te worden, terwijl op grooten afstand <strong>van</strong> de<br />

genoemde gebouwen een paviljoen verrezen is, waar oudere mannelijke patiënten<br />

verzorgd worden.<br />

In een ruim en geheel naar de eischen des tijds ingericht ziekenhuis vinden de<br />

lichamelijk kranken en zeer hulpbehoevenden een plaats. Dat tal <strong>van</strong><br />

afdeelingen zijn ingericht met het oog op de verpleegden die aan epilepsie<br />

lijden, en voorts met het oog op onzindelijke patiënten, die om andere redenen<br />

niet met kinderen die voor ontwikkeling vatbaar zijn, te veel in aanraking<br />

komen, spreekt <strong>van</strong>zelf.<br />

In 's Heeren Loo heeft God ons een plek gegeven, waar aan duizenden barmhartigheid<br />

is betoond in lichaams- en zielelijden".<br />

Het personeel bood de heer Kortlang ter gelegenheid <strong>van</strong> zijn 25-jarig directeurschap<br />

een prachtig handgeschreven album aan. Paviljoenshoofden, artsen en<br />

bestuursleden legden hierin hun al dan niet eigenhandig geschreven bijdragen<br />

neer.<br />

Acht jaar later kondigde de heer Kortlang aan dat hij voornemens was zijn functie<br />

neer te leggen. Het vele intensieve werk had hem ook lichamelijk gesloopt.<br />

Naarstig ging het bestuur dat jaar op zoek naar een opvolger voor de eerste directeur.<br />

Die vonden ze in de Hardenbergse huisarts Oldeboom. Een gesprek<br />

met het bestuur volgde en dokter Oldeboom kwam de inmi<strong>dd</strong>els om<strong>van</strong>grijke inrichting<br />

bekijken.<br />

Op 1 mei 1925 aanvaar<strong>dd</strong>e hij zijn functie als geneesheer-directeur en op 7 mei<br />

1925 nam Fokko Kortlang officieel afscheid als directeur <strong>van</strong> 's Heeren Loo. Hij<br />

was 69 jaar oud. Vierendertig jaar lang was hij directeur geweest <strong>van</strong> een<br />

steeds groeiende inrichting. Hij had mede de aanzet gegeven tot de stichting<br />

<strong>van</strong> Groot Emmaüs en had als secretaris <strong>van</strong> het bestuur <strong>van</strong> de vereniging ook<br />

buiten de eigen inrichting belangrijk werk verricht.<br />

We mogen er<strong>van</strong> uitgaan dat de situatie die dokter Oldeboom op de „stichting"<br />

aantrof, niet zoveel afweek <strong>van</strong> de toestand zoals die al jaren bestond. Er veranderde<br />

niet zoveel in die tijd en de veranderingen verliepen zeker niet zo snel<br />

als nu het geval is. Bovendien was het voortdurende geldgebrek al voldoende<br />

reden om niet aan iedere nieuwlichterij mee te doen. Slechts mondjesmaat werden<br />

hier en daar modernere voorzieningen toegepast.<br />

1028


De oudste paviljoenen op het terrein waren inmi<strong>dd</strong>els al meer dan dertig jaar<br />

oud en een aantal daar<strong>van</strong> was zelfs al enkele malen gerenoveerd en gemoderniseerd.<br />

Een der paviljoenen kreeg als toppunt <strong>van</strong> modern comfort centrale<br />

verwarming.<br />

Het „nieuwste" paviljoen op het terrein dateerde <strong>van</strong> 1913 en werd bewoond<br />

door grote jongens. De bouw was dan ook berekend op het robuuste gedrag dat<br />

sommigen onder hen wel eens ten toon sprei<strong>dd</strong>en.<br />

Dokter Oldeboom<br />

De nieuwe directeur, Oldeboom, betrok in datzelfde jaar met zijn vrouw en drie<br />

dochters het grote huis waar eerder Fokko Kortlang woonde. Hij was de laatste<br />

directeur <strong>van</strong> de inrichting die dit imposante gebouw zou bewonen. Beneden<br />

was een uiterst deftige „bestuurskamer". Hier vergaderden de bestuursleden, al<br />

dan niet in aanwezigheid <strong>van</strong> de geneesheer-directeur. In de winterdag<br />

betekenden die vergaderingen een extra belasting voor de huismees-teres. Zij<br />

moest ervoor zorgen dat de aanwezige tegelkachel reeds twee dagen voor de<br />

vergadering werd aangemaakt, omdat het vertrek anders niet tijdig warm was.<br />

Aan de achterzijde was een eetkamer en een zitkamer voor het directeursgezin.<br />

Aan de voorzijde was, naast de hoge hal, een werkkamer voor de directeur. Op<br />

de bovenverdieping waren de slaapkamers, waar ook de drie jonge dochters <strong>van</strong><br />

de familie Oldeboom hun kamers ha<strong>dd</strong>en. Het was voor de meisjes een zalige<br />

omgeving.<br />

Ze gingen 's morgens lopend naar de school in Ermelo. Vlakbij de school woonde<br />

de heer Pieper, administrateur, bij wie ze tussen de mi<strong>dd</strong>ag hun brood opaten.<br />

Als ze vrij waren, liepen ze vaak de zijdeur <strong>van</strong> het hoofdgebouw uit en<br />

gingen naar mejuffrouw Swint in de naaikamer of naar de winkel bij Wiert Jansen,<br />

een patiënt.<br />

Wiert werkte in het magazijn in Zeezicht. De dochters <strong>van</strong> dokter Oldeboom<br />

mochten daar altijd spelen. Wiert zette dan wat zakken voor de planken in het<br />

magazijn en dan gingen de meisjes achter de zakken „huisje" spelen.<br />

Stroop<br />

In dat magazijn lag een vat met stroop. Zusters kwamen er regelmatig in ronde<br />

bakken stroop halen. Als de bak vol was, ging de stop weer op het vat. Er bleef<br />

dan altijd een druppel stroop onderaan hangen, die de kinderen oplikten. Op<br />

zekere keer hield een <strong>van</strong> de meisjes haar mond onder de stop om het laatste<br />

restje stroop op te <strong>van</strong>gen, toen Wiert, die wel <strong>van</strong> een grapje hield, de stop uit<br />

het vat trok. Het gevolg was dat de stroop over het kind heen stroomde; haar<br />

haar was één dikke stroopmassa.<br />

Het lukte niet om die stroop eruit te halen, integendeel, het werd alleen maar erger.<br />

Wiert was al even ongerust als de meisjes over de gevolgen. Uiteindelijk is<br />

het kind toch met haar stroopkop naar huis gelopen.<br />

Rook<br />

De jongste dochter heeft op een onbewaakt moment bijna brand gesticht in het<br />

statige herenhuis<br />

1029


Dokter Oldeboom.<br />

1030<br />

Rond 1926 moest een oude beuk naast het<br />

hoofdgebouw omgehakt worden wegens de<br />

slechte toestand <strong>van</strong> de boom. Rechts op de<br />

foto de drie kinderen <strong>van</strong> de toenmalige<br />

directeur dokter Oldeboom.<br />

Een der gebouwen <strong>van</strong> De Baalderborg.


Zij ging het kantoor <strong>van</strong> haar vader binnen, waar zij stilletjes een <strong>van</strong> zijn sigaren<br />

opstak. Toen zij echter iemand op de gang hoorde, moffelde ze snel de<br />

brandende sigaar in de prullebak en maakte dat ze wegkwam. Toen de dokter<br />

enige tijd later binnenkwam, stond de prullebak al in lichterlaaie en lekten de<br />

vlammen aan zijn zware houten bureau. Door zijn kordaat optreden werd het<br />

vuur snel gedoofd.<br />

Kitika<br />

Als Kitika langs het hoofdgebouw liep, zwaaide dokter Oldeboom <strong>van</strong>uit de tuin<br />

of <strong>van</strong>uit zijn werkkamer naar de forse man die uit het kleine jongetje was gegroeid.<br />

Hij was als klein knulletje <strong>van</strong> amper vier jaar in 1898 op 's Heeren Loo gekomen<br />

en kon niets anders zeggen dan „kitika". Zo werd hij dan ook al gauw genoemd<br />

en zo heet hij nog steeds.<br />

Kitika ging graag een we<strong>dd</strong>enschap aan met de dokter, waarbij hij beweerde dat<br />

hij de dokter op de grond kon gooien. Dit „gevecht" vond plaats op het grasveld<br />

naast het hoofdgebouw. Hij vond het geweldig dat hij de dokter de baas kon.<br />

ledere keer opnieuw mel<strong>dd</strong>e Kitika zich bij het hoofdgebouw om te vragen of hij<br />

de dokter mocht vloeren. Als hem dat gelukt was, kreeg hij een pakje tabak voor<br />

zijn pijp. Dat waren kleine lange pakjes, die dokter Oldeboom voor zulke gelegenheden<br />

klaar had liggen in zijn bureaula.<br />

Terug naar Hardenberg<br />

Ondanks dit soort gemoedelijke gebeurtenissen, waarin dokter Oldeboom veel<br />

plezier had, kon hij toch niet aarden in de wat formele sfeer die op de inrichting<br />

heerste, zeker ten opzichte <strong>van</strong> de directeur, waar men erg tegenop zag. Ook<br />

zijn plaats, dicht bij het bestuur, maakte dat de mensen hem minder snel benaderden.<br />

Zijn beminnelijke omgangswijze en zijn vriendelijke bejegening maakten grote<br />

indruk op het verplegende personeel. Zij waren eerder de rijzige en wat afstandelijke<br />

figuur <strong>van</strong> Fokko Kortlang gewend, die, gewapend met wandelstok, de<br />

paviljoenen langs ging.<br />

Steeds minder voelde de dokter zich thuis op de inrichting, waar hij in 1925 zo<br />

hoopvol was begonnen. In 1928 liet hij dan ook weten dat hij weer naar Hardenberg<br />

terug wilde om zijn huisartsenpraktijk weer op te nemen. In 1929 vertrok hij<br />

met zijn gezin naar Hardenberg.<br />

Enige jaren geleden bezochten twee <strong>van</strong> de drie dochters Oldeboom het grote<br />

huis waar ze een aantal heerlijke jaren ha<strong>dd</strong>en doorgebracht. Veel <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />

uit hun jeugd herleefde, weer toen ze het statige bordes <strong>van</strong> het<br />

herenhuis na ruim een halve eeuw opnieuw betraden.<br />

Bijna 63 jaar na het vertrek <strong>van</strong> dokter Oldeboom krijgen Hardenberg en de Vereniging<br />

's Heeren Loo opnieuw met elkaar te maken. Aan de Roeterskamp verrijst<br />

een moderne kleinschalige woongemeenschap voor mensen met een verstandelijke<br />

handicap. Vooralsnog zullen er in vier groepswoningen veertig mensen<br />

kunnen wonen.<br />

1031


Daarnaast komt er een gebouw voor dagactiviteiten en er komt een gebouw<br />

voor fysiotherapeutische behandeling met een zwembad. De gebouwen zullen<br />

zoveel mogelijk aansluiten bij de woonwijk die de laatste jaren aan de<br />

Roeterskamp is verrezen.<br />

Behalve deze hoofdlocatie komt er een netwerk <strong>van</strong> kleine woonvoorzieningen<br />

in de regio. Vergaande samenwerking wordt gezocht met bestaande voorzieningen<br />

voor verstandelijk gehandicapten, als dagverblijven en gezinsver<strong>van</strong>gende<br />

tehuizen.<br />

Zo ontmoeten Hardenberg en 's Heeren Loo elkaar opnieuw in het kader <strong>van</strong> de<br />

zorg voor verstandelijk gehandicapte mensen. De naam <strong>van</strong> dokter Oldeboom<br />

blijft onverbrekelijk aan de leefgemeenschap in Ermelo verbonden als één <strong>van</strong><br />

de mensen die zich hebben ingezet om een menswaardige verzorging <strong>van</strong> verstandelijk<br />

gehandicapten mogelijk te maken.<br />

Tot zover uit het verslag <strong>van</strong> de heer F.G. Kluit Hardenberg krijgt weldra een eigentijdse<br />

inrichting voor verstandelijk gehandicapten. Mogen de toekomstige<br />

bewoners <strong>van</strong> Baalderborg daar hun vaste burcht vinden en een tehuis waarin<br />

ze zich veilig en in genegenheid geborgen weten.<br />

Uit de geschiedenis <strong>van</strong> de<br />

toneelvereniging Thalia Herman Jansen<br />

Nu Hardenberg, anno <strong>1992</strong>, met „De Voorveghter" beschikt over een modern<br />

geoutilleerd Cultureel Centrum, is het misschien een goede gedachte eens een<br />

terugblik te werpen op een facet <strong>van</strong> het cultureel gebeuren gedurende het tijdvak<br />

1920-1970, en wel het Hardenberger toneelgebeuren in die jaren, toegespitst<br />

op de toenmalige toneelvereniging „Thalia" (de muze <strong>van</strong> het blijspel).<br />

Kunnen we <strong>van</strong>daag de dag, gedurende het winterseizoen, in de plaatselijke<br />

pers wekelijks advertenties lezen <strong>van</strong> amateurtoneelverenigingen uit de kern<br />

Hardenberg, Heemse, Baaider en de overige buurtschappen die hun opvoeringen<br />

aankondigen, in de eerste helft <strong>van</strong> deze eeuw is toneelspelen iets dat<br />

meestal gebeurt in kerkelijk verband door jongelings- en meisjesverenigingen<br />

en sporadisch door een specifieke amateurtoneelvereniging. Wel geven plaatselijke<br />

zang- en muziekverenigingen eens per jaar één of twee uitvoeringen,<br />

waarbij naast muziek of zang door zogenaamde „eigen krachten" een toneelstuk<br />

wordt opgevoerd. Betreft het dan, wat men noemt, een „neutrale" vereniging,<br />

dan wordt de uitvoering gecompleteerd met een derde facet: „na afloop bal".<br />

Deze uitvoeringen vinden in de beginjaren plaats in het café <strong>van</strong> Jos de Bruin<br />

(thans herenkledingzaak Koos Kamst) aan de Markt. In deze zaal wordt ook<br />

dansles gegeven door een joodse dansleraar, genaamd Leviet, uit Stadskanaal.<br />

Tijdens het instuderen <strong>van</strong> een dans, genaamd „Valeta", zingt men dan de volgende<br />

tekst:<br />

„Eén, twee, drie, vier, vijf, zes,<br />

jeude Leviet geeft dansles<br />

in de zaal <strong>van</strong> Jos de Bruin,<br />

daar kan het zo gezellig zijn .... " enz.<br />

1032


Wat betreft „Thalia" valt uit kranteknipsels op te maken dat de oorsprong <strong>van</strong> de<br />

vereniging is gelegen in de jaren twintig, maar soms met nogal vrij grote tussenpozen<br />

<strong>van</strong> zich laat horen.<br />

Uit die jaren is dan ook niet veel bewaard gebleven, behoudens een foto waarop<br />

voorkwamen: Andries Frank (zoon <strong>van</strong> een joodse manufacturier), Henk<br />

Wilmink (chef-monteur <strong>van</strong> het GEB), Bep <strong>van</strong> Velzel, dochter <strong>van</strong> een slager,<br />

Gon Wilmink, Herman Frijling, zoon <strong>van</strong> hotel-caféhouder aan het station (thans<br />

Chinees rest.), Piet Bruins, zoon <strong>van</strong> graanhandelaar-kruidenier Cars Bruins<br />

(naast geref. kerk), Zwaan Aten, onderwijzeres, Bertha Eeftink, dochter <strong>van</strong> een<br />

kleermaker, en David Leman (slager).<br />

Foto uit ± 1925.<br />

V.l.n.r.: (voor) Gon Wilmink, Herman Frijling, onbekend, Piet Bruins, Zwaan<br />

Aten, David Leman, Bertha Eeftink; (achter) Andries Frank, Henk Wilmink en<br />

Bep <strong>van</strong> Velzel.<br />

In de zaal <strong>van</strong> Jos de Bruin treedt men dan op met toneel, cabaret of revue,<br />

waarover helaas weinig bekend is. Met de komst <strong>van</strong> Co en Herman Bruins (eierhandelaar,<br />

die tot 1985 een belangrijke rol speelde in het culturele en sportleven<br />

in Hardenberg) komt „Thalia" weer goed <strong>van</strong> de grond en treedt men <strong>van</strong>af<br />

1936 weer regelmatig op.<br />

1033


Foto uit 1938, „Suikerfreule".<br />

V.l.n.r.: (achter) Herman Frijling, Ru de Bruin en Andries Frank; (mi<strong>dd</strong>en) Aaron<br />

Frank, Annie Sonnenberg en Co en Herman Bruins; (voor) Leon de Bruin.<br />

Het eerste stuk heet: „De nieuwe typiste" en wordt gespeeld in café Leering,<br />

waarbij de achterzaal bij het café wordt aangetrokken, waar dan inclusief zes<br />

stoelen op het biljart tweehonderd personen een plaats vinden (op deze plaats<br />

thans de Hema). De regisseur, de heer Ru de Bruin, eigenaar <strong>van</strong> het plaatselijk<br />

weekblad „De Vechtstreek", opent de avond, daarbij de Hardenberger winkeliers<br />

dankend voor het afstaan <strong>van</strong> de toneelaankleding, zoals meubilair, lampen, vazen,<br />

planten, enz. Tijdens de pauzes (meestal twee, voor het gratis afstaan <strong>van</strong><br />

de zaal) worden dan <strong>van</strong>af het in de zaal staande „schap" de nodige spiritualiën<br />

geserveerd door twee obers in witte jasjes, de heren v.d. Haar en v.d. Veen uit<br />

Gramsbergen. Wanneer het doek voor de laatste keer is gevallen (getrokken,<br />

waarbij het koord nogal eens knapt), verheft zich meester Kruizinga (hoofd <strong>van</strong><br />

de openbare school) en vertolkt op lyrische wijze de dank <strong>van</strong> het publiek. Dezelfde<br />

meester uit zich daarna nogmaals over deze avond in bloemrijke woorden,<br />

vervat in zijn recentie <strong>van</strong> bijna een halve pagina in de eerstvolgende<br />

„Vechtstreek". Tijdens de pauzes wordt de traditionele verloting gehouden. De<br />

eerste prijs is een gans, die in levende lijve ter animering aan het publiek wordt<br />

getoond. Na afloop volgt het bal, waarna men tegen twee uur de zaal verlaat<br />

met het voldane gevoel zich een avond kostelijk te hebben vermaakt a raison<br />

<strong>van</strong> 60 cent!<br />

In 1938 wordt „Suikerfreule", een blijspel uit het Indische leven <strong>van</strong> de bekende<br />

schrijver Henri <strong>van</strong> Wermeskerken, opgevoerd. De rolverdeling is dan: Co<br />

Bruins, Herman Bruins, Herman Frijling, Andries Frank, Aaron Frank, Leon de<br />

1034


1953: Herman Bruins en Be Nieborg als „De Straatzangers" oogsten veel bijval.<br />

Bruin en Annie Sonnenbergh. Na afloop wordt er dan tijdens het bal ook nog cabaret<br />

gebracht en dat alles voor: 70 cent.<br />

In 1939 wordt „Adel in livrei" op het repertoire genomen, waarna in 1940, ondanks<br />

de Duitse bezetting, nogmaals een stuk <strong>van</strong> Van Wermeskerken wordt<br />

gespeeld. Gedurende het verdere verloop <strong>van</strong> de oorlog wordt er niet meer opgetreden.<br />

De bezetters verlangen dan een lidmaatschap <strong>van</strong> de cultuurkamer<br />

om te spelen. Aangezien hieraan een „nazi-luchtje" zit, voelt niemand hiervoor<br />

en staakt men de activiteiten.<br />

Helaas keerden de joodse leden <strong>van</strong> Thalia niet uit de concentratiekampen terug.<br />

Als de oorlog in 1945 voorbij is, zijn <strong>van</strong> het gezelschap alleen nog Co en Herman<br />

Bruins en Herman Frijling in Hardenberg woonachtig. Het bloed kruipt echter<br />

waar het niet gaan kan. Gevolg: zij verzamelen weer een groepje om zich<br />

heen. Wanneer men een jongeman nodig heeft <strong>van</strong> ± achttien jaar, wordt mij<br />

gevraagd om lid te worden, al ben ik dan reeds 24 jaar. Verder spelen nog: Lien<br />

<strong>van</strong> der Sluys, Henny Jonkers, Joop Greven, Riek Bruins-Elfring, Riek Bolks en<br />

Henny Stoel. Onder regie <strong>van</strong> de heer G.J. Verdaasdonck, een gepensioneerde<br />

belastingambtenaar, afkomstig uit Amsterdam, wordt „Jong zijn we maar éénmaal"<br />

ingestudeerd. Het stuk heeft een enorm succes en de naam „Thalia" krijgt<br />

een meer dan regionale bekendheid. In 1947 wordt het vooroorlogse stuk „Suikerfreule"<br />

weer uit de kast gehaald en o.a. opgevoerd in Ommen, Coevorden,<br />

Hardenberg en Klazienaveen. De omstandigheden waaronder de eerste jaren<br />

na de bevrijding moet worden<br />

1035


gespeeld, zijn soms abominabel. De toneelaccomodaties zijn in de kleine plaatsen<br />

minimaal. Zo kan het gebeuren dat we in De Krim spelen op een toneel<br />

waar de vloer uit losse planken bestaat die zijn gelegd op biertonnetjes. Op een<br />

gegeven moment steekt een plank zo ver over een ton, dat deze een wip vormt,<br />

waardoor één <strong>van</strong> de spelers in de coulissen half onder de grond verdwijnt. In<br />

Mariënberg laat onze souffleur zich in het souffleurshok zakken. Omdat we laat<br />

zijn gearriveerd, gaat gelijk het doek open. In plaats <strong>van</strong> souffleren trekt hij<br />

lelijke gezichten en mompelt niet nader te verduidelijken kreten. Na afloop <strong>van</strong><br />

het eerste bedrijf blijkt hij meer dan een half uur op een natte zandbodem te<br />

hebben gezeten en dat bij tien graden vorst in januari ..... !<br />

In Hardenberg spelen we in die jaren in Zaal Leering en Zaal ten Cate (thans<br />

„De Herdenbergher"). Grimeur is W. Eikendal, <strong>van</strong> beroep kapper. Vergezeld<br />

<strong>van</strong> zijn vrouw trekt hij iedere winter met ons mee „de boer op". Enige jaren later<br />

wordt in de buitendorpen hier en daar een toneelvereniging opgericht. Ook daar<br />

hanteert Eikendal met veel zwier de schminkstift. Wanneer hij één der jongelui<br />

met een snor een wat mannelijker face probeert aan te meten,<br />

komt even erna nummer twee om een snor vragen. Goed ....... een snor meer of<br />

minder, daarop komt het ook niet aan. Gevolg: alle heren willen een snor en<br />

even later brult de zaal <strong>van</strong> het lachen als vier <strong>van</strong> de vijf heren tegelijk op het<br />

toneel verschijnen. Gelukkig is het stuk een klucht. Of het kwam door het goede<br />

spel of door de snorren is niet bekend, maar gelachen is er die avond - onbedaarlijk.<br />

En de naam <strong>van</strong> Eikendal kon nadien niet meer kapot in de regio....<br />

Jong zijn we maar eenmaal (1946).<br />

Achterste rij v.l.n.r.: G.J. Verdaasdonck, Hennie Jonkers, Riek Bruins, Herman<br />

Bruins, Lien <strong>van</strong> der Sluis.<br />

Voorste rij v.l.n.r.; Riek Bolks, Coba Bruins, Herman Jansen en Henny Stoel.<br />

1036


In Ommen, waar we jaren hebben opgetreden tijdens de uitvoering <strong>van</strong> de muziekvereniging<br />

„Crescendo", spelen we in 1949 met veel succes een „detective":<br />

„In de nacht <strong>van</strong> 23 april". Het enorm enthousiaste publiek trakteert ons na afloop<br />

tijdens het bal in de zaal <strong>van</strong> Hotel de Zon zodanig, dat de aanwezige politie<br />

bedenkelijke gezichten trekt wanneer we in drie luxe auto's ons richting Hardenberg<br />

willen begeven. Bij gebrek aan blaaspijpjes in die tijd moeten de<br />

chauffeurs ± tien meter over een trottoirband lopen. Als het blijkt dat ze er niet<br />

afvallen, mogen we de terugweg aanvaarden ..... !<br />

Omstreeks 1952 krijgen we een welkome aanvulling <strong>van</strong> ons ledental met de<br />

komst <strong>van</strong> de echtparen Nieborg, Remeijer en Dini Jansen. Ze zullen in Thaliaverband<br />

vele jaren toneel en cabaret „bedrijven".<br />

In 1953 gaan we met het „cabaret" o.a. naar Gramsbergen, waarbij de nodige<br />

attributen en zetstukken worden meegenomen. Achter en naast het toneel <strong>van</strong><br />

zaal Kamphuis is amper ruimte voor de spelers, laat staan voor attributen. Daar<br />

cabaret snelheid <strong>van</strong> wisselingen vraagt, worden de zetstukken na iedere<br />

schets of voordracht door de enige deur in het donker achter het toneel naar<br />

buiten gezet. Wanneer er eens iets op elkaar komt te staan en daarna omvalt,<br />

wordt er in de haast niet verder naar gekeken ....... Groot is onze verwondering<br />

wanneer er in de pauze iemand achter het toneel verschijnt en ons waarschuwt<br />

dat alles op straat staat. Wat blijkt? De deur kwam uit op een straat die pal achter<br />

het toneel liep! Enfin, de verkeersintensiteit was anno 1953 niet zodanig als<br />

thans, waardoor de schade beperkt blijkt. Het cabaretnummer „De straatzangers"<br />

wordt reeds een succes vóórdat het voor het voetlicht komt. In de keuken<br />

<strong>van</strong> de familie Kamphuis zit de gemeenteveldwachter De Weert, die dienst heeft<br />

deze avond om „een oogje in het zeil te houden". Verder enige klanten, die hier<br />

hun dagelijkse neutje nuttigen, omdat de zaal (het café) in gebruik is voor de uitvoering,<br />

en tevens opoe Kamphuis, een nog steeds niet weg te cijferen figuur in<br />

het cafébedrijf. Twee <strong>van</strong> onze leden, twee zogenaamde straatzangers, die het<br />

volgend nummer zullen brengen (in de zaal, tussen het publiek), zijn reeds verkleed<br />

en komen de keuken binnen om er te wachten tot ze aan de beurt zijn. Bij<br />

het zien <strong>van</strong> de twee sjofel geklede figuren met een trekharmonica trekt opoe<br />

een bedenkelijk gezicht en vraagt „pinnig": „Wat mut ieluu hier?" Een der zangers<br />

antwoordt: „Wi'j wollen hier in de zaal een deuntien speulen". „Maar dat<br />

kan niet, d'r is hier uutvoerege", zegt opoe. Onverdroten gaan de zangers ertegenin:<br />

„,Nou, dan kunnen wi'j toch mooi een liedtien zingen". „Niks 't er <strong>van</strong>, d'r<br />

uut!" Als dat nog niet helpt, richt ze zich tot de naderbij gekomen veldwachter:<br />

„De Weert, zeg-ie d'r is wat <strong>van</strong>. Ze mut hier vot". De veldwachter hoeft echter<br />

niet op te treden, want het is tijd voor het volgende nummer en de straatzangers<br />

verdwijnen in de zaal om hun lied te brengen, waarbij diverse Gramsbergers „op<br />

de hak worden genomen" en „wantoestanden" in de gemeente vocaal/instrumentaal<br />

aan de kaak worden gesteld. Aangezien er geen kleedkamers zijn,<br />

moeten we ons boven in een slaapkamer verkleden. Voor tussentijdse verkleedpartijen<br />

moeten we ons behelpen in een kleine ruimte naast het toneel. Deze is<br />

door mi<strong>dd</strong>el <strong>van</strong> een gordijn afgescheiden <strong>van</strong> de zaal en voorzien <strong>van</strong> een<br />

spaarzaam lampje. Eén <strong>van</strong> onze dames verkleedt zich op zeker moment, maar<br />

het gordijn blijkt zo dun, dat ze <strong>van</strong>uit de zaal gezien „erotische" beelden op het<br />

doek brengt. In de pauze worden we gewaarschuwd door een bezoeker. Op<br />

1037


Even voorstellen.... mijn tante (1954).<br />

Achterste rij v.l.n.r.: Dini Jansen, Co Bruins, Peter Remeyer, Herman Jansen,<br />

Johan <strong>van</strong> Druten, Bé Nieborg, Van Kesteren (voorzitter Crescendo, Ommen),<br />

Marinus Eeftink en Egbers (secr. Crescendo).<br />

Voorste rij v.l.n.r.: Herman Bruins, AH Nieborg, Jopie Remeyer en Cor <strong>van</strong> Druten<br />

(Herman Bruins vierde zijn verjaardag).<br />

onze vraag waarom hij dit niet direct had gedaan, antwoor<strong>dd</strong>e deze: „Wi'j konnen<br />

niet achter 't toneel kommen en och, wi'j vunnen 't ok nog wel mooi ok!" Zo<br />

zou ik nog veel meer <strong>van</strong> Thalia kunnen vertellen, maar dit zou te ver voeren.<br />

Tot 1960 hebben we <strong>van</strong>af 1946 ± honderd opvoeringen gebracht, voor onszelf<br />

met veel plezier en hopelijk ook voor ons publiek, <strong>van</strong> Emmen tot Zutphen en<br />

<strong>van</strong> Vroomshoop tot Emmeloord.<br />

Hendrik <strong>van</strong> Laar (II) C. Lina<br />

Schatgraven<br />

Wie heeft in zijn of haar jeugdjaren niet gedroomd <strong>van</strong> een schat die men ontdekt<br />

in een oud huis of zomaar ergens in de grond? Ook op latere leeftijd is bij<br />

velen het verlangen een schat te vinden niet geheel verdwenen. Denk maar<br />

eens aan de archeologen, die ons kunnen verhalen <strong>van</strong> hun zoeken naar sporen<br />

uit het verleden. De vondst <strong>van</strong> een urn, een stenen bijl of een ander voorwerp<br />

uit langvervlogen tijden wakkert hun speurzin en hun begeerte aan om nog<br />

verder te zoeken naar hetgeen de bodem verbergt. Elk voorwerp uit het verleden<br />

is voor hen een stukje <strong>van</strong> een legpuzzel, waarmee men - samen met de<br />

1038


Bij de verjaardagen <strong>van</strong> het Koninklijk Huis stuurde Van Laar altijd een gedichtje<br />

in, waarvoor hij officieel een bedankbrief ontving. Bekend is een regel over koningin<br />

Wilhelmina, waarin hij de gehechtheid aan het vorstenhuis tot uitdrukking<br />

bracht: „Eén haar <strong>van</strong> deze ed'le vrouw, Trekt sterker dan een kabeltouw".<br />

Schapen en schaapskooi op de heide bij Hardenberg. Rechts de herde<br />

„kloetenschop". Een beeld uit de tijd dat Van Laar scheper was.<br />

1039


andere stukjes die men vindt - een totaalbeeld tracht te vormen. Hun doel is niet<br />

in de eerste plaats het verwerven <strong>van</strong> materiële rijkdom, maar vermeerdering<br />

<strong>van</strong> kennis.<br />

Schatgravers, wij allen hebben er tien! Het is met die schatgravers als in het<br />

verhaal over een oude boer die op sterven lag. Zijn zonen stonden rondom zijn<br />

bed. De vader richtte zich nog eenmaal op en bracht er met moeite uit: „In onze<br />

akker ligt een schat, graaf ernaar!" Tevergeefs riepen de zonen hem nog toe:<br />

„Waar dan, vader?". Het was te laat. Vader nam het geheim mee in zijn graf. De<br />

zoons gingen koortsachtig zoeken en groeven overal op de akker naar de<br />

schat. Ze vonden die niet, maar door hun gedreven bewerking <strong>van</strong> de grond<br />

werd de oogst overvloediger dan ooit. Toen begrepen ze wat hun vader bedoeld<br />

had: ze moesten werken met hun tien schatgravers, hun tien vingers en hun<br />

handen, om tot welstand te komen.<br />

Misschien glimlachen we wat over dat schatgraven, maar zouden u en ik niet<br />

gretig naar een schat grijpen wanneer we bij de afbraak <strong>van</strong> een eeuwenoude<br />

woning of bij het graven in de grond zomaar ineens een aarden pot zouden vinden<br />

die tot de rand gevuld blijkt te zijn met gouden en zilveren munten? Zulke<br />

aardewerken potten met kostbaarheden werden eeuwen geleden, in onveilige<br />

tijden, verborgen met het doel ze later weer tevoorschijn te halen wanneer betere<br />

tijden aanbraken.<br />

Niet zelden werd de eigenaar <strong>van</strong> de schat zelf door geweld getroffen en was hij<br />

nooit meer in staat zijn kostbare bezit weer tevoorschijn te halen. Aan het begin<br />

<strong>van</strong> deze eeuw dwaalde Hendrik <strong>van</strong> Laar als jonge schaapherder door onze<br />

streek. In die tijd vond men zeker niet zoveel rijkdom in Noord-Oost-Overijssel.<br />

Voor velen was schraalhans keukenmeester. Ook de kleine boeren kenden<br />

armoe en gebrek. Men kon zich in gemoede afvragen of er hier ooit wel eens iets<br />

<strong>van</strong> waarde in de bodem verborgen werd? Was dat wel mogelijk? Het antwoord<br />

vinden we in het werk <strong>van</strong> de schaapherder-dichter Van Laar. Op een koude<br />

morgen hoedt hij de schapen <strong>van</strong> een boer in Collendoorn. Om warm te<br />

worden, wroet de jonge scheper met zijn schapenschopje de grond los en wat<br />

vindt hij daar tot zijn verbazing?<br />

We zullen hem zelf aan het woord laten, met de woorden <strong>van</strong> zijn gedicht:<br />

„Toew ik nog scheper was".<br />

Toew ik nog scheper was<br />

Toew ik scheper was in Koldern,<br />

was ik op un margen kold.<br />

'k Gunge in de grond aan 't poldern<br />

en ik vund ... geleuf mi'j ...... gold!<br />

't Waren drie nog blaanke ringe as<br />

nun snieders vingerhoed, jonge,<br />

dacht ik, disse dinge brengt weer<br />

warmte in mien bloed.<br />

1040<br />

Ook vund ik drie golden munten<br />

met nen Spaansen koningskop<br />

en un steerne met vief punten<br />

stund aan d' aandre kaante erop.<br />

't Joartal vieftien twie en tachtig<br />

was zo kloar as glas te zien. 'k<br />

Was nog jonk en kinderachtig,<br />

want ik zee 't aan iederien.


Toew ik 't ook mien boer vertelde was<br />

het uut met miene pret, want die bracht<br />

het toew te gelde en sleut 't op in 't<br />

kammenet. Om het doar weer uut te<br />

kriegen weur veur mi'j ne jeudentoer,<br />

want hie wust wel zo te liegen Dat 't<br />

weerklunk deur 't onderskoer<br />

Liegen konne eerste klasse, watte zee<br />

kwam hum niet net, doch wat hum niet<br />

kwam te passé wus de rechter, man der<br />

wet. Woor e 't geld <strong>van</strong>dan wol haaien<br />

leut de rechter kold as ies, doch hie mos<br />

terug betaalen Tot 'n lesten cent<br />

precies.<br />

Mar de guldens in die daage<br />

Lagen niet bi'j 'n asschenbult,<br />

want 't is woar: tot an de kraage<br />

Zatten boerties in de schuld.<br />

Doar wusse <strong>van</strong> mee te proaten<br />

en het kostte hum ook sloap, en<br />

urn hum toew vri'j te loaten eiste<br />

ik een dregtig schoap.<br />

Wat d'r toew nog bleef ontbrekken<br />

was de muujte echt wel weerd, doch<br />

doar zak mar niet <strong>van</strong> sprekken, want<br />

helaas: het was verteerd!<br />

Zoals we dus lezen, eindigt het verhaal met een milde glimlach <strong>van</strong> de verteller.<br />

Hij kende de moeilijkheden waarmee de kleine boertjes te kampen ha<strong>dd</strong>en en<br />

wist <strong>van</strong> hun zorgen. Hij wist zelf wat armoede betekende en kon afstand doen<br />

<strong>van</strong> het geld. Het bleek dat de boer na vele slapeloze nachten zijn schulden afbetaald<br />

had met de opbrengst <strong>van</strong> de vondst. Van Laar wilde de man niet in<br />

moeilijkheden brengen en nam genoegen met minder, want: „het was verteerd!".<br />

Op de gouden munten die Van Laar vond, las hij het jaartal 1582. We weten dat<br />

de jaren tussen 1580 en 1622 voor Hardenberg en omgeving zeer moeilijk waren.<br />

In 1580 vindt immers de slag tussen de Spaanse troepen <strong>van</strong> bevelhebber<br />

Marten Schenk en het Staatse leger onder de graaf Philip <strong>van</strong> Hohenlohe<br />

plaats, een strijd die door de Spanjaarden gewonnen wordt. De gevolgen waren<br />

rampzalig: Coevorden geeft zich over. Meppen wordt ingenomen doordat ritmeester<br />

Renswoude verzuimd heeft goede wachtposten uit te zetten, het beleg<br />

<strong>van</strong> Groningen moet afgebroken worden en de stad blijft aan de Spanjaarden.<br />

Na 1580 ontstaat in deze streken een grote onveiligheid, een land <strong>van</strong> de verschroeide<br />

aarde. Gewapende benden stropen het platteland af, Maurits herovert<br />

met het Staatse leger in 1592 Coevorden. In 1594 wordt hier weer gestreden<br />

met de Spanjaarden, die het veld moeten ruimen.<br />

Al dat krijgsgeweld trekt langs of door Hardenberg, waar een belangrijke brug is<br />

over de Vecht. Vele boerenhoeven in de buurtschappen <strong>van</strong> Dalfsen, Ommen<br />

en Hardenberg bieden een vervallen en troosteloos beeld. De bewoners hebben<br />

hun bezit verlaten wegens de gevaren. Het stadje Gramsbergen ziet haar inwoners<br />

naar veiliger oorden wegtrekken. De oogst op de velden wordt geroofd of<br />

door paardehoeven en soldatenlaarzen vertrapt. En dan de vernielingen! In<br />

1601 verkopen de Hardenbergers het kerkzilver om hun kerk en toren te herstellen<br />

en om schulden af te lossen.<br />

Stel u de grote schrik voor in het jaar 1622. Daar zijn ze weer! Over de Hardenberger<br />

heide trekken Spaanse troepen naar het noorden: achttien compagnieën<br />

voetvolk telt men en negen cornetten ruiters. Dat belooft niet veel goeds. Zij die<br />

1041<br />

I


nog iets bezitten, bergen dat weg, ergens in huis of, wat een betere schuilplaats<br />

biedt, ergens in de grond. Huizen kunnen immers afbranden of verwoest worden!<br />

De strijd in 1622 golft heen en weer over de heide. De Spanjaarden deinzen terug<br />

naar Ommen en moeten capituleren. Mogelijk heeft een aantal Spaanse soldaten<br />

de benen kunnen nemen en op hun vlucht hun bezit aan de aarde toevertrouwd,<br />

met de bedoeling later de buit weer op te graven. Wie zal het zeggen?<br />

In ieder geval vond Hendrik <strong>van</strong> Laar een schat uit die tijd.<br />

Uit de „omslag tot onderhoud der garnizoenen te Deventer" uit het jaar 1585.<br />

Almelo, Delden en Goor zijn verbrand. Bijdrage nihil. Van Wijhe, Olst, Bathmen en<br />

Holten komen geen bijdragen, „soo niemant daer meer en woont".<br />

Een oude Saksische zegswijze luidt: „De scheper met zien kloetenschop, is nog<br />

luier as nen bok". Dat was niet <strong>van</strong> toepassing op de jonge Hendrik <strong>van</strong> Laar.<br />

Wanneer zijn werk als schapenhoeder het toeliet, verdiepte hij zich in de boeken,<br />

Nederlandse zowel als Duitse, en leerde op die manier door zelfstudie de<br />

Duitse taal. Maar ook maakte hij zich nuttig met zijn handen door te breien, terwijl<br />

zijn ogen rondspeurden over de heide naar de dieren in de natuur.<br />

Als hij in Diffelen de schapen hoedt, ontdekt hij dat daar a<strong>dd</strong>ers voorkomen. Hij<br />

is er niet bang voor en wil uit eigen waarnemingen het gedrag <strong>van</strong> deze giftige<br />

reptielen onderzoeken. Op een dag ziet hij hoe een kikker re<strong>dd</strong>eloos wordt gebiologeerd<br />

door een a<strong>dd</strong>er. Om het arme dier te re<strong>dd</strong>en <strong>van</strong> een zekere dood,<br />

helpt de herdersjongen de kikker door de slang te doden. Met zijn „kloetenschop"<br />

lukt hem dat zonder gevaar te lopen. Hier volgt zijn verhaal:<br />

1042


As ik op die stille heide daagens<br />

met de schoape was, woor bi'j ik<br />

dan lustig breide, was het grote<br />

veld mien klas. Waren aandere<br />

schepers bange dat nun pa<strong>dd</strong>e<br />

hun wat dee of nun giftig'<br />

a<strong>dd</strong>erslange -ikke niet - ik nam ze<br />

mee!<br />

'k Wusse ze wel of te wearen,<br />

umdat ik ne schuppe had, din urn<br />

a<strong>dd</strong>ers te bezwearen eerste<br />

klasse goaven had. 'k Zaage is<br />

nun kikkert kroepen, wrokkend<br />

deur nun heidestroek, want hie<br />

zag nun a<strong>dd</strong>er gloepen,<br />

uutgestrekt op zienen boek.<br />

Zagchies kreup din kikkert wieder,<br />

angstig klagende zien nood. Och<br />

toch, dacht ik, erme lieder mis hi'j<br />

ouwe mo<strong>dd</strong>ersloot? Ik bleef zitten,<br />

onbewogen, en kwam doardeur<br />

aan de weet: die bedrieg'lukke<br />

a<strong>dd</strong>erogen trokken hum as nun<br />

magneet<br />

Toew nam ik de schoapenschuppe<br />

en 'k stak hum zien köppien of. Ha,<br />

dacht ik, ziezo, now kruppe zonder<br />

kop in 't vennestof. 'k Naame 't<br />

köppien in mien haande en 'k<br />

bekeek dat ding is goed urn te zien<br />

wat of die taande, die toch aaltied<br />

plat ligt, doet.<br />

Met de stopnoalde uut de pette<br />

zette ik nun taand rechtop en veur<br />

dat ik doar op lette veul d'r op mien<br />

haand nun drop. Toew heb ik het<br />

wal begreppen: deur din<br />

opgezetten taand weur nun kliere<br />

uut he kneppen en dreup mi'j 't<br />

venient op d' haand.<br />

Als schaapherder had hij in Diffelen het menigmaal met a<strong>dd</strong>ers te stellen, die daar<br />

veelvuldig voorkwamen, getuige de volgende regels uit zijn werk:<br />

As nun schoapien was ebetten in<br />

zien bien of aan zien kop, mosse<br />

kröppelen, kon niet vretten, want<br />

het zwol geweldig op.<br />

'k Greepe gaauwe noa mien vessien,<br />

dat gemartel kon 'k niet zien. 'k<br />

Namme 't scharpe veeloatmessien<br />

urn 't venint d'r uut te snien.<br />

Van Laar weet dat a<strong>dd</strong>ergif volgens oude overlevering soms als geneesmi<strong>dd</strong>el voor<br />

paarden en andere huisdieren gebruikt wordt. Hij zegt daarover:<br />

Mar holt dit ook in de gaate:<br />

a<strong>dd</strong>ers bint nog wel wat weard,<br />

want ze komt nun boer te baate<br />

bij ne kraanke koe of peard.<br />

Stopt nun a<strong>dd</strong>er in nun flesse<br />

dint zowat vol olie is, dan löp<br />

hie zich dood in 't leste Al<br />

kanne zwommen as nun vis.<br />

Wordt din olie dan he geven aan<br />

nun koe of aan 'n peard, dan doert 't<br />

meeste tied mar even Of de kwoale<br />

is bezweard. Zo bracht mi'j de stille<br />

heide groote dinge aan 't verstaand,<br />

Woortoe 's Heeren Geest mi'j lei<strong>dd</strong>e,<br />

in Diffelen en in 't Pruussenlaand.<br />

1043


1044<br />

Wanneer Hendrik <strong>van</strong> Laar<br />

schaapherder eerste klas is<br />

geworden, krijgt hij de verantwoording<br />

over een grote<br />

ku<strong>dd</strong>e te Getelo (Duitsland).<br />

Van Laar op latere leeftijd op „studiereis"<br />

naar de bronnen <strong>van</strong> de<br />

Vecht. (Foto archief gem.<br />

Hardenberg).<br />

"


Hij vertelt hoe men hem vraagt een a<strong>dd</strong>er te <strong>van</strong>gen „Urn in de ölieflessche te<br />

doen".<br />

Ak 't verzuuk is ha<strong>dd</strong>e kregen<br />

of ik a<strong>dd</strong>ers <strong>van</strong>gen wol,<br />

zocht ik die aan d'esschenweege,<br />

wetend, dat ik vinnen zol.<br />

Want doar lagen z'in de zunne,<br />

opgerold net as een rad.<br />

'k Wust wel: ak ze doar niet vunne,<br />

dat ik dan gien kans meer had<br />

Hij <strong>van</strong>gt a<strong>dd</strong>ers met behulp <strong>van</strong> „nun ekenstok uut 't bos" <strong>van</strong> een vinger dikte<br />

en „kleufde die hun aandbreed op, tot 't ne kniepe weur" en daarmee „stikte hij<br />

hum vaste achter 'n kop". En bij dat alles paste hij wel op dat hij niet gebeten<br />

werd.<br />

Dat ik op zien bekkie paste<br />

doar dreug ik wel zorge voor.<br />

En zo kreeg hij de slang wel in de ölieflessche.<br />

Van Laar is ook schaapherder geweest in Duitsland, bij de schapenhouder Krake.<br />

Hoog waren de verdiensten niet, <strong>van</strong>daar dat hij trachtte er wat bij te verdienen<br />

door te smokkelen. Daarin was hij niet de enige! Wij lezen in zijn verhaal<br />

daarover:<br />

Toen ik herder was in Pruisen, In<br />

het Geteloër-veen, Ging ik 't<br />

heideveld doorkruisen Met mijn<br />

ku<strong>dd</strong>e om mij heen. 'k Was toen<br />

scheper eerste klasse, Dus ik had<br />

het ver gebracht In een<br />

schapenled'ren tasse Torste ik mijn<br />

etensvracht.<br />

Pannekoek met spek en boter Was<br />

mijn dagelijkse kost. 't Loon werd<br />

door de smokkel groter 'k Bleef dus<br />

ijverig op mijn post. In een winkeltje<br />

te Mander, Aan de grens <strong>van</strong><br />

Nederland, Kenden wij al gauw<br />

elkander, Want ik werd er vaste<br />

klant.<br />

Mar hum a<strong>dd</strong>ers aan te griepen<br />

zonder haanschen valt niet mee! Dan<br />

muj die wel vaste kniepen, wat ik dan<br />

ook duftig dee. Denkt mar niet: „Wat<br />

kan dat schellen, wooi hum griept<br />

kömp niet zo krek", mar dan wik ow<br />

wel vertellen: wacht ow dan veur<br />

zienen bek!<br />

Bij de schaapskooi aangekomen,<br />

Werd de waar, aan mij besteld,<br />

Door de boeren aangenomen,<br />

En ik kreeg mijn smokkelgeld.<br />

Daar wist ik tabak te kopen Voor de<br />

pijp of in de mond, Die ik dan in<br />

kussenslopen Onder een der<br />

schapen bond! Aan accijns of<br />

invoerrechten Werd geen ogenblik<br />

gedacht. Om voor smokkelwinst te<br />

vechten Toond' ik steeds mijn volle<br />

kracht.<br />

Moest ik dan de grens passeren, Wat<br />

voor and'ren angstig was, Ik durfde<br />

dat wel riskeren, Zonder vrees en....<br />

zonder pas!! Wat kon een kommies<br />

mij schelen! 't Schaap dat steeds in 't<br />

mi<strong>dd</strong>en liep, Wist het altijd klaar te<br />

spelen, Dat men het geen „halt"<br />

toeriep!<br />

1045


Onder welk schaap heeft Hendrik <strong>van</strong> Laar een sloop gehangen met smokkelwaar?<br />

De douanen zagen het niet!<br />

Smokkelen tussen Ootmarsum,<br />

Mander en Getelo.<br />

1046<br />

Stoere grenswachters tijdens de<br />

eerste wereldoorlog in Twente met<br />

Nederlandse en Duitse soldaten.<br />

Op de achtergrond vrouwen in klederdracht.<br />

Een beeld uit de tijd toen Hendrik<br />

<strong>van</strong> Laar scheper was.


Er waren vier dagen waarop de schepers gezamenlijk erop uittrokken. Dat was<br />

op de jaarmarkten te Uelsen en te Neuenhaus, waar de parades <strong>van</strong> de keizerlijke<br />

Pruisische soldaten met hun mooie uniformen sterk tot hun verbeelding<br />

spraken. Maar ook ging de reis eenmaal per jaar naar Ootmarsum, waarover<br />

Van Laar de volgende regels schreef:<br />

't Mooi Ootmarsum, wel te weten:<br />

d' Oudste stad in 't Twenteland,<br />

Bleef de schepers welkom heten<br />

Van de Duitse overkant.<br />

Marktkooplieden met hun kramen<br />

Waren er zéér op gesteld, Dat de<br />

boerenschepers kwamen, want<br />

hun beurs was vol met geld.<br />

Waarvoor zij dan goed'ren kochten,<br />

Naar hun lust en hartewens, Die zij<br />

niet vervoeren mochten Naar de<br />

overzij der grens. Doch de Duitse<br />

grenscommiezen Met hun knevels<br />

en hun baard Om hun tanden en<br />

hun kiezen, Achtten 't niet de<br />

moeite waard.<br />

Schepers lieten ze vrij lopen, Als<br />

die - bijna mi<strong>dd</strong>ernacht -Zongen,<br />

met hun mond wijd open, Onder 't<br />

torsen <strong>van</strong> hun vracht.<br />

Met vreugde brachten ze dan hun buit Holland uit en Duitsland binnen, ongehinderd<br />

door de grenswachten. De vierde uitgaansdag voerde naar Hardenberg.<br />

Maar daarover een volgende keer.<br />

Uit het leven <strong>van</strong> een joodse jongen in oorlogstijd (V) Izak Kan<br />

Onze schoenen hebben we weer aangetrokken, maar dat heeft niet kunnen<br />

voorkomen dat we weer kletsnatte voeten hebben. De drassige bodem begint<br />

op een moeras te lijken en op 't laatst kunnen we onmogelijk verder. Weer terug<br />

dus! maar nu kunnen we het pad niet terugvinden. Rechts <strong>van</strong> ons horen we<br />

een eigenaardig gedruis. Daar dan maar eens op af, misschien staat er wel een<br />

boerderij waar we aan kunnen kloppen. Naderbij gekomen is er niets anders te<br />

zien dan een watermolen. Omgekeerd dan maar weer. Maar welke kant op?<br />

Precies weten we het niet. We lopen maar wat rond, willen onszelf nog niet bekennen<br />

dat we verdwaald zijn. We hebben de Grote Beer wel zo'n beetje in de<br />

gaten gehouden, maar nu we hem nodig hebben, kunnen we hem nergens<br />

meer ontdekken. De sterren beginnen ook al wat te verbleken. Het loopt tegen<br />

half vier. Nu beginnen de vermoeidheid en de slaap toch een woordje mee te<br />

spreken. We denken aan ons bed thuis. Ik begin last te krijgen <strong>van</strong> blaren onder<br />

m'n voeten. Het op kousevoeten lopen begint zich te wreken. „We moeten<br />

rechts", zegt Jo. Goed, we gaan naar rechts. Maar dan stuiten we weer op het<br />

moeras. We dwalen in een kringetje rond. „We moeten naar links", zegt<br />

Herman, „we moeten zien dat we weer op de grote weg komen". Goed, dus naar<br />

links. Maar ligt daar de grote weg wel? Wat is alles bij daglicht toch gemakkelijk<br />

te onderscheiden. De grote weg komt niet in zicht, het is om moedeloos te<br />

1047


worden. „Het is moeilijk, maar niet onmogelijk", zeggen we tegen elkaar. „We<br />

moeten volhouden en doorzetten!" „Nog scherper links", zegt Herman en eindelijk,<br />

wanneer we er al aan wanhopen, ontrolt de weg zich weer voor onze voeten.<br />

Op de weg gekomen, weet ik werkelijk niet of we nu links- of rechtsaf moeten.<br />

„We moeten linksaf", zegt Jo en dat blijkt gelukkig juist te zijn. We besluiten<br />

nu om de weg niet meer te verlaten, we zullen wel zien hoe de zaak verder<br />

loopt. Misschien zullen we bij een boer om onderdak vragen, misschien komen<br />

er nog bossen of we krijgen nog een ander idee.<br />

De tijd dringt nu, we komen onder de rook <strong>van</strong> Hoogeveen, het begint al wat te<br />

dagen. We kunnen het ons niet meer veroorloven om rond te dwalen en komen<br />

op een punt waar naast de weg een modern fietspad begint. Rechts daar<strong>van</strong> is<br />

een straatweg. We besluiten die in te slaan en daar eens poolshoogte te nemen.<br />

We passeren een kerkhof, een fabriek en vele arbeiderswoningen. Dan<br />

een kruispunt met een kanaaltje langs de weg en een ANWB-bord, waarop<br />

staat: Alteveer. Dan staat plotseling ons besluit vast; we zullen toch maar bij<br />

een boer aankloppen en om onderdak vragen. Natuurlijk lopen we de kans bij<br />

een NSB-boer aan te kloppen, met alle gevaren <strong>van</strong> dien, maar we moeten het<br />

wagen, we hebben geen andere keus. Vandaag moeten we daar dan blijven en<br />

dan kunnen we <strong>van</strong>avond in het donker Hoogeveen binnengaan. We passeren<br />

een brug en dan zien we diverse boerderijen liggen. Maar ze staan hier veel te<br />

dicht bij elkaar. We moeten een alleenstaande hebben. Als onze keus reeds op<br />

een gevallen is, besluiten we toch nog verder te gaan. Hoe verder <strong>van</strong> de<br />

bewoonde wereld af, hoe beter. Eindelijk hebben we er een gevonden die ons<br />

wel wat lijkt. Deze boerderij ziet er wat beter uit dan de anderen. Er schijnt een<br />

Groningse boer te wonen. Óp onze tenen sluipen we het erf op. We zullen<br />

wachten tot de boer wakker is, dat maakt een betere indruk dan hem te<br />

wekken. We lopen om de boerderij heen en komen bij de baanderdeur. Hier<br />

staan wat tonnetjes, waar we op gaan zitten. Het is nu bijna licht en er hangt<br />

wat nevel. Dat laatste is zeker niet erg. „Wat hoop ik dat het een goede kerel zal<br />

zijn", zegt Herman. „Dan kunnen we eens fijn in het hooi slapen". We zitten een<br />

poosje stil bij elkaar. We worden huiverig en slaan de kraag <strong>van</strong> onze jasjes op.<br />

Onze hoofden hangen omlaag, we zijn net als kippen op hun stok. Langzaam<br />

verstrijkt de tijd. We slapen bijna. Heel in de verte horen we opeens zingen:<br />

„Blonde Mientje heeft een hart <strong>van</strong> prikkeldraad, blijf maar thuis prikkeldraad".<br />

Het zijn de jongens <strong>van</strong> de Arbeidsdienst uit het kamp dat we net gepasseerd<br />

zijn. Die zijn ook al op. We horen gestommel in de boerderij. Het is vijf uur, het<br />

kritieke moment nadert. We hebben besloten om aan de boer te vragen of hij<br />

een goed Oranjeman is. Als dat in orde is, kunnen we praten. We lopen om het<br />

huis heen en we staan voor de deur. Met bonzend hart staan we te wachten. Er<br />

hangt ook zoveel <strong>van</strong>af. Dan kloppen we op de deur. Een hond begint te blaffen.<br />

We kloppen nog eens. „D'r is vollek", zegt een stem. „Ik kom d'r zo an", roept<br />

een nogal barse stem. Het klinkt niet bemoedigend. We wachten. Dan gaat de<br />

deur open.<br />

„Wie is daar?", wordt er gevraagd. We treden naar voren en staan voor de boer.<br />

„Wat is d'r?", klinkt het ruw. „Bent u Oranjeman, bent u een goede Hollander?",<br />

vraagt Herman. „Wat zol dat, wie binnen jullie? Jij bent toch gien jeuden?" „Ja",<br />

zeggen we. „Hé, wat, waorumme hej dan gien sterre op?" We zwijgen en dein-<br />

1048


zen iets terug. „Wel potverdikke, mien erf of. Ik wil met die rotjeuden niks te maken<br />

hebben. Waor is de hond?" We vluchten weg. Het is mis, we zijn verloren.<br />

Deze NSB-er zal ons aangeven en dan zijn we erbij. In verwarring lopen we<br />

hard de weg die we gekomen zijn, weer terug. Schichtig kijken we telkens achterom<br />

of we niet achtervolgd worden. De weg, niet onze weg, voert ons rechtstreeks<br />

naar Hoogeveen. We kunnen er nu niets meer aan doen als we gepakt<br />

worden. Tegen zoveel pech kunnen we niet op.<br />

We bereiken de Hoogeveense Vaart. En dan staan we plotseling weer tegenover<br />

het geluk. In de vorm <strong>van</strong> een vrouw. Een vrouw met een ster op. Een<br />

joodse vrouw dus. We klampen haar aan en we maken ons bekend. „Hee, binnen<br />

jullie ook ji<strong>dd</strong>en", zegt ze. „Ja, wij zijn ontvlucht uit het kamp. Weet u ook<br />

een goede boer die ons onderdak kan geven?" „Nee, dat wiet ik niet, dat durven<br />

ze hier niet". „Och, kom", zeggen we gejaagd, „u weet toch wel een goede boer,<br />

we móeten onderdak hebben". „Nee", zegt ze, „ik mot weg, ik mot noar de trein.<br />

Ik gao mien schoonzunne goejendag zeggen, die komt hier straks langs. Die is<br />

in Linde, en now motten ze hier op de trein naor Westerbork. Hij komt ook uut<br />

Coevorden".<br />

Het blijkt dus, dat het hele kamp die nacht dezelfde weg afgelegd heeft als wij.<br />

We ha<strong>dd</strong>en ze dus makkelijk tegen het lijf kunnen lopen. Ze wil weggaan, maar<br />

we grijpen haar weer vast. „Kunt u ons dan ook zeggen waar Dikkers woont?"<br />

„Is dat die christenman die met een ji<strong>dd</strong>envrouw trouwt is?" „Ja". „Nou, dat treft<br />

mooi, die woont vlakbij 't station. Dan kuj mooi met mij met loop'n. Ik mot naor<br />

de trein, mien schoonzunne goejendag zeggen". Het lijkt waarachtig wel of het<br />

een pleziertje voor haar is, op zo'n opgewekte toon zegt ze dat. Twee aan twee<br />

lopen we achter elkaar langs de Hoogeveense Vaart. Herman loopt naast haar.<br />

Het mens kwebbelt vreselijk, 't Is helemaal niet goed dat iemand weet waar we<br />

naar toe gaan. Maar we hebben geen keus.<br />

Jo en ik blijven hoe langer hoe meer achter. Het is beter dat we niet met ons<br />

vieren gezien worden. Die vrouw mag nog niet eens buiten lopen. Het is namelijk<br />

half zes en we mogen niet eerder dan om zes uur op straat. Ze schijnt het<br />

niet te weten. Dit op straat lopen is voor ons levensgevaarlijk. Als we politie tegenkomen,<br />

zijn we gepiept. Die weten zeker allang <strong>van</strong> onze ontvluchting af. De<br />

weg naar het station is lang. Er zijn al mensen op straat. Arbeiders die naar hun<br />

werk gaan, allen op de fiets. Als we maar niet opvallen, zo vroeg lopende en<br />

dan zonder jas. En dan die boer, als die maar niet naar de burgemeester gaat.<br />

Als men dan uitvindt dat er 's morgens drie jongens met die en die vrouw liepen,<br />

zijn we er gloeiend bij. Komt daarginder geen politieagent aan? Hier links is een<br />

zijstraat. Die kunnen we zo inschieten. We zien dat de vrouw Herman wijst welke<br />

straat we in moeten. Herman neemt afscheid <strong>van</strong> haar en we voegen ons bij<br />

hem.<br />

(wordt vervolgd)<br />

1049


Geachte lezer,<br />

Is dit nummer <strong>van</strong> ons verenigingsblad u goed bevallen? Welnu, het volgend<br />

jaar kunt u weer allerlei mooie bijdragen verwachten, bijv. over de oorlog in<br />

Hardenberg, over Hendrik <strong>van</strong> Laar, waar<strong>van</strong> wij nog mooie verhalen hebben,<br />

over verenigingsactiviteiten en wetenswaardigheden uit het verleden,<br />

met foto's <strong>van</strong> veel Hardenbergers.<br />

Bent u nog geen lid? U hoeft niet te wachten tot de volgende grensstenentocht<br />

om u op de rug <strong>van</strong> de heer D. Taat als zodanig aan te melden (zie pagina<br />

1013).<br />

Als u even een berichtje stuurt aan onze secretaris, W. Meijer, weet u zeker<br />

dat u ons blad thuisgestuurd krijgt en geen nummer hoeft te missen.<br />

Bovendien hebt u dan toegang tot alle verenigingsactiviteiten. Doe het <strong>van</strong>daag<br />

nog. U vindt zijn adres en telefoonnummer voor in ons blad.<br />

Van de bestuurstafel<br />

Dit is het laatste boekje <strong>van</strong> het jaar <strong>1992</strong>. Het is extra dik. De redactie heeft zijn best gedaan<br />

om u ook dit jaar weer een grote verscheidenheid aan artikelen voor te zetten. Het<br />

bestuur hoopt dat het u plezier heeft gedaan en dat de geschiedenis <strong>van</strong> Hardenberg en<br />

omgeving voor u meer gestalte heeft gekregen. Hulde aan onze redactie. Ook een woord<br />

<strong>van</strong> dank aan alle leden <strong>van</strong> de werkgroepen. Zij hebben meestal in stilte veel werk verricht.<br />

Wilt u meer weten over deze werkgroepen, vraag het de secretaris. Het bestuur<br />

wenst u allen een voorspoedig en gelukkig 1993 toe.<br />

Aktiviteiten<br />

Maandag 18 januari 1993:<br />

De prehistorische mens lang de Overijsselse Vecht.<br />

Dit is de titel <strong>van</strong> de lezing met dia's die de heer Goutbeek uit Dalfsen voor ons zal houden.<br />

Velen <strong>van</strong> u kennen Goutbeek als een ras verteller, als de archeoloog, als de kenner<br />

<strong>van</strong> bloemen en planten. Ongetwijfeld zal hij deze avond tot een genoegen maken.<br />

Lees er meer over in de plaatselijke krant. De lezing begint om 20.00 uur in De Schakel<br />

te Hardenberg. Maandag 22 maart 1993:<br />

Op deze avond is de heer Girbe Buist uit Zwolle onze gast. Zijn lezing met dia's draagt<br />

als titel: Levende spreekwoorden. In de lezing worden diverse spreekwoorden verklaart<br />

die aan oude gebruiksvoorwerpen zijn ontleend; te denken valt aan smeerlap, hekel,<br />

huik, enz. Met behulp <strong>van</strong> dia's worden de achtergronden <strong>van</strong> deze voorwerpen toegelicht.<br />

Komen en genieten die avond in De Schakel te Hardenberg; aan<strong>van</strong>g 20.00 uur.<br />

Dinsdag 27 april 1993:<br />

Jaarvergadering. Na afloop <strong>van</strong> de vergadering zullen een drietal leden <strong>van</strong> onze vereniging,<br />

nl. Jannie Luisman, Jan Ribberink en Frieke Kampman, vertellen en dia's laten zien<br />

over geschiedenissen en volksgebruiken en andere dingen uit onze buurt met als voorlopige<br />

titel: „Beeldverhalen tussen Vecht en grens". Een avond om te reserveren!!!<br />

1050


De jaarvergadering begint om 19.30 uur en wordt gehouden in De Schakel te Hardenberg.<br />

Zaterdag 12 juni 1993:<br />

Zomerexcursie. Waar de reis naar toe gaat, is nog onzeker. Bij voorbaat kunnen we wel<br />

zeggen dat het een gezellige tocht zal worden, net als voorgaande jaren. Wilt u mee? U<br />

kunt zich al opgeven bij de secretaris. Zaterdag 4 september 1993:<br />

Evenals in andere jaren weer de grensstenentocht. Ditmaal over het grondgebied <strong>van</strong> de<br />

gemeente Gramsbergen, <strong>van</strong> de Poffershut naar Radewijk Achterin. Vroeger hoorde ook<br />

dit gebied tot het Schoutambt <strong>van</strong> Hardenberg. In tegenstelling tot vorige jaren gaan we<br />

een zaterdag eerder, dit om te voorkomen dat Open Monumentendag en de grensstenentocht<br />

samenvallen. Houdt ook deze mi<strong>dd</strong>ag vrij. Zaterdag 11 september 1993:<br />

Open Monumentendag. In samenwerking met de Oudheidkamer, gemeente Hardenberg,<br />

GIAG een bijzondere dag gewijd aan het Openbaar Vervoer vroeger en nu. Het belooft<br />

bijzonder te worden die dag.<br />

Cursussen<br />

De cursus Oral History, opgezet door de CRO, en de cursus Genealogie, opgezet door<br />

onze vereniging, gaan beide niet door wegens gebrek aan belangstelling. Volgende keer<br />

beter.<br />

„Bekijk het <strong>van</strong> beide kanten"<br />

De tentoonstelling met deze naam heeft een groot aantal bezoekers naar het gemeentehuis<br />

<strong>van</strong> Hardenberg gelokt. We kunnen dan ook spreken <strong>van</strong> zeer geslaagd, het bijbehorende<br />

boek kunt u nog verkrijgen bij de boekhandel of bij uw secretaris; het kost f 25,-.<br />

Hiervoor hebt u een boek <strong>van</strong> 320 pagina's met meer dan 400 foto's over klederdracht,<br />

folklore, geschiedenis <strong>van</strong> de grensstreek, <strong>van</strong> Losser tot en met Gramsbergen. Een<br />

koopje. Misschien een idee om iemand mee te verrassen de komende tijd.<br />

Contributie<br />

In de voorgaande periode hebt u, als u nog geen machtigingskaart heeft ingestuurd, een<br />

acceptgirokaart ont<strong>van</strong>gen. Diegenen die een machtiging hebben afgegeven en toch een<br />

acceptgiro hebben ont<strong>van</strong>gen, verzoeken wij deze acceptgiro te gebruiken; de automatische<br />

incasso was al gedaan toen wij uw machtiging ontvingen. Nog niet betaald?<br />

Direct doen!!<br />

AUTOMATISCHE INCASSO<br />

Ook in dit nummer vindt u een machtigingskaart. Hebt u nog geen machtiging tot automatische<br />

incasso gegeven, denk er eens over.<br />

U wilt toch ook dat de vereniging zoveel mogelijk voor u kan doen. Accepgiro's kosten<br />

extra geld, extra moeite <strong>van</strong> secretaris en penningmeester. Werk daarom mee om kosten<br />

te sparen, geld dat de vereniging beter kan gebruiken. Vul in die machtiging, een<br />

postzegel erop en in de brievenbus ermee!!!<br />

Verhuisberichten<br />

Graag op tijd. Spaart moeite en kosten. Gaat u verhuizen, laat het ook ons weten, we behoeven<br />

u dan niet op te sporen.<br />

Lidmaatschap<br />

Het lidmaatschap wordt automatisch verlengd voor een jaar, tenzij het twee maanden<br />

voor het einde <strong>van</strong> het kalenderjaar schriftelijk wordt opgezegd.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!