KUANGELIUMS VAN MATTHEÜS - Tresoar

26 DE VEBTALÎNG DES
Tot een staaltje, hoe de kortheid of langheid der vokaal
in het Friesch dikwerf over de beteekenis beslist, kan
dienen het verbum sîket, zoekt (VII: 8), want schrijft
men sîket, dan is het „ ademt."
Het woord tólgærders (V: 46) is mij ontkomen. Tollen
zijn gelden, welke men heft van reizigers bij het overtrekken
van bruggen, het doortrekken van weghekken,
sluitboomen enz., iolgœrder is de man, die aangesteld is,
om die tollen te ontvangen. Zulke zijn echter niet de
TêA.wv«