KUANGELIUMS VAN MATTHEÜS - Tresoar

30 DE VERTALING DES
komt heu ook als ecce! voor, schoon in de glossaria niet
opgenomen; b. v. dikwerf in de historie van Lukevent.
Lukev. Heu ja, se bruden mich noch al anners, zie ja, zij
toerden mij nog al anders. Heu ja, ik sa! dy noch looi
anners esegghen, zie ja, ik zal u nog andere dingen zeggen.
Stortent. Heu jae, Gratie, datste dar van segghen
wuste das wijnt. Knobbe, Heu jau, Geirt, so bruyt se em
altydt. 7AQ ja, Geirt, zoo plagen ze iemand altijd. Men
vindt daar ook hau, ecce. — Isl. hana, Ags. heonu, heno,
I/fr. hen, eece! Is het toeval, dat de Plebreeuwen ook
zeiden ?|"f, (heen) de Grieken JJVJ', tjv, en de Latijnen en,
' o.
ecce? En NI. heen, Ags. henan, heonan, abhinc; gang
lieonan, ga henen; Oud-Hoogduitsch hina, Lfr. hinne,
Eng. henee, abhinc; staat ook dit woordeken bij louter
toeval over tegen het Hebreeuwsche nüH) huc, horsum;
hucusque?
Haren sone gebaert hadde, I: 25. De Friezen drukken
alles, wat de voortteling betreft, met bedekte termen uit.
Kinderen baren kennen zij niet, maar wel „ kinderen ha-
„ len," bern helje, welke uitdrukking aan het Friesche
kindergeloof ontleend is. Dit bragt mede, dat de moeders
naar de wouden gingen, alwaar zij de kinderen als vogelkijns
op de takken der boomen zagen omhuppelen, om het
zeerst roepende: „ Neem mij, neem mij!" De moeder zoekt
•ar eindelijk het allerliefste schepseltje uit, en dat is het
kindje, hetwelk zij uit de wouden haalt, Lfr. hellet. Hja
mat nei dî walden (zij moet naar de wouden), zij is zwanger.
Hja is nei di walden (zij is naar de wouden), zij
ligt in de kraam. Al zulke spreekwijzen, aan het kin^
dergeloof ontleend, hebben geen ander doel, dan om dit
heiligdom voor de oninge wijden met een floers te omhullen.
Gap. II: vs. 1, dn o ávaroKiïv, Ags. f ram east-dœle.
Ags. Nortlmmb. of east-dæl. Eng. from the east, Lfr.
fen êastera-delen, e partibus orientis, i. e. ex oriente. Men