Dichter bij diabetes - Bvvde
Dichter bij diabetes - Bvvde
Dichter bij diabetes - Bvvde
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>diabetes</strong> gerekend. Kenmerkend hier<strong>bij</strong> is dat zowel de endocriene pancreasfunctie (de productie<br />
van hormonen) als de exocriene func-tie (de productie van enzymen) aangedaan kan zijn.<br />
Ook de erfelijke vorm ‘maturity onset <strong>diabetes</strong> of the young’ (MODY) wordt tot de groep type-3<strong>diabetes</strong><br />
gerekend (zie kader).<br />
Maturity onset <strong>diabetes</strong> of the young (MODY)<br />
Van MODY zijn tot nu toe zes (mogelijke zeven) subtypen geï-dentificeerd. Dit is een genetische<br />
aanleg met een autosomaal dominant overervingspatroon, waardoor de aandoening famili-ale<br />
clustering vertoont. Meestal zijn er <strong>bij</strong> MODY-patiënten verwanten met <strong>diabetes</strong> mellitus tot in drie<br />
of meer generaties terug te vinden. De autosomale overerving betekent dat wan-neer een van de<br />
ouders met MODY-<strong>diabetes</strong> behept is, vrouwen en mannen evenveel kans hebben op het<br />
ontvvikkelen van de aandoening. MODY manifesteert zich meestal al voor het vijf-entwintigste jaar<br />
en wordt daardoor vaak eerst getypeerd als type-r-<strong>diabetes</strong>. Er is echter geen autoimmuunstoornis<br />
met vorming van antilichamen. De aandoening is niet progressief en vertoont<br />
relatief weinig complicaties. Eerste behandeling is een dieet; <strong>bij</strong> het inzetten van medicatie<br />
verdienen sulfonylu-reumderivaten de voorkeur (niet: metformine).<br />
Denk altijd aan MODY <strong>bij</strong> iemand die wordt ingeschat als een type-1-<strong>diabetes</strong>patiënt, niet reageert<br />
op metformine, weinig progressie en weinig complicaties vertoont en <strong>bij</strong> wie geen an-tilichamen<br />
(GAD) aantoonbaar zijn.<br />
1.6 Zwangerschaps<strong>diabetes</strong> •<br />
Zijn er een insulinetekort dat de alvleesklier niet kan aanvullen en een door de zwangerschap<br />
hormonaal geïnduceerde insulineresis-tentie, dan spreken we van zwangerschaps<strong>diabetes</strong>. (Dit is<br />
overigens iets anders dan zwangerschap <strong>bij</strong> iemand die al bekend is met diabe-tes mellitus.)<br />
Zwangerschaps<strong>diabetes</strong> kan tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap en <strong>bij</strong> de<br />
bevalling voor compli-caties zorgen. Tijdens de zwangerschap kan er een teveel aan vrucht-water<br />
(polyhydramnion) ontstaan, een buitensporige groei van de foetus met het risico op macrosomie<br />
(geboortegewicht > 4 kg) en een verhoogd risico op intra-uteriene vruchtdood. Bij de bevalling kan door<br />
het hoge geboortegewicht van de baby het baringsproces stagneren, met een verhoogde kans op een<br />
kunstverlossing of schou-derdystokie (blijven steken van de schoudertjes tijdens de baring). Etniciteit en<br />
overgewicht gelden als risicofactoren. Daarnaast neemt het risico op zwangerschaps<strong>diabetes</strong> toe met<br />
de leeftijd. Veel vrou-wen met zwangerschaps<strong>diabetes</strong> ontwikkelen na de bevalling alsnog type-2<strong>diabetes</strong><br />
(zie hoofdstuk 9.4).<br />
1.7 Pre<strong>diabetes</strong><br />
Pre<strong>diabetes</strong> verhoogt de kans dat <strong>diabetes</strong> zich zal openbaren en hangt sterk samen met het<br />
metabool syndroom. Bij pre<strong>diabetes</strong> zijn er gestoorde postprandiale en/of nuchtere<br />
glucosewaarden, die ech-ter nog lager zijn dan de grens die in de definitie van type-2-<strong>diabetes</strong><br />
wordt aangeduid. In de ontwikkeling van deze vorm valt ten eerste een stijging van de<br />
bloedglucose na de maaltijd (= postprandiaal) op, door het verloren gaan van de met de maaltijd<br />
verbonden vroege in-sulinepiek. Pas in een later stadium in het ziekteproces stijgt ook het nuchtere<br />
bloedglucose (zie figuur 1.2). Een gestoorde glucosetole-rantie zegt meer over het mogelijke<br />
ontstaan van type-2-<strong>diabetes</strong> dan een gestoorde nuchtere bloedglucose. Is er een gestoorde<br />
glucoseto-lerantie, dan verhogen hypertensie, abdominale adipositas en een verhoogd<br />
triglyceridengehalte het risico op het ontwikkelen van type-2-<strong>diabetes</strong>.