Eindrapport Veldwerk/Denkwerk - Centrum Agrarische Geschiedenis
Eindrapport Veldwerk/Denkwerk - Centrum Agrarische Geschiedenis
Eindrapport Veldwerk/Denkwerk - Centrum Agrarische Geschiedenis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
symbooljaren 18 . De eerste periode loopt van 1850 tot 1880, moment waarop de<br />
Belgische landbouw in een diepe crisis beland als gevolg van de toevloed van<br />
goedkope buitenlandse landbouwproducten, in de eerste plaats tarwe. Het is ook de<br />
zeer traditionele landbouw die tot dan overheerst: kleine, gemengde bedrijven, weinig<br />
tot niet gemechaniseerd, aan de grens van haar kunnen.<br />
De tweede periode begint rond 1880 en eindigt in 1918. Het is een periode van<br />
transformatie. Door de bodemprijzen voor graan oriënteert de kleinschalige landbouw<br />
zich naast de traditionele akkerbouw in de richting van (intensieve) veeteelt,<br />
tuinbouw, sierteelt en fruitteelt. De relatieve welvaartsstijging laat toe om ook vlees en<br />
andere duurdere voedingsproducten in grotere aantallen te produceren. Tegelijk zet<br />
zich op de grote landbouwbedrijven – vooral in Wallonië – een eerste mechanisering<br />
door, gekoppeld aan het gebruik van meststoffen.<br />
De derde periode, van 1918 tot 1950, toont de Belgische landbouw die voortgaat op<br />
de eerder ingeslagen weg. De bedrijven blijven relatief klein, met veel werkkrachten,<br />
hoewel steeds minder mensen in de landbouw werkzaam zijn. Tegelijk vindt er ook<br />
een verder doorgedreven gebruik van allerlei machines plaats waarbij evenwel nog<br />
veel handenarbeid was vereist. De wanmolen, de dorsmolen, de ontromer zijn maar<br />
enkele voorbeelden van toestellen die algemeen verspreid waren, terwijl evengoed<br />
de dorsvlegel, de pikhaak of de bietenvork nog courant werden gebruikt.<br />
Dat verandert volledig en op zeer korte tijd in de vierde periode: 1950-1980. Onder<br />
impuls van de schaalvergroting, de internationalisering en de enorme<br />
rendementsstijgingen breekt de mechanisatie definitief door. De bedrijven worden<br />
veel groter, zowel in oppervlakte als in productie, terwijl het aantal werkkrachten in de<br />
landbouw zienderogen daalt. Symbolisch is wel de vervanging van het<br />
landbouwpaard door de tractor, algemeen verspreid vanaf het begin van de jaren<br />
1950. We eindigen rond 1980 omdat op dat moment de automatisering zijn intrede<br />
doet, wat toch weer een heel nieuwe dimensie aan de landbouw toevoegt. Bovendien<br />
konden recentere toestellen moeilijk teruggevonden worden in collecties omdat ze<br />
vaak nog in actieve dienst zijn op de boerderijen zelf.<br />
Inzake de datering van de objecten hebben we de grootste problemen ondervonden.<br />
Een preciese datering ontbreekt bijna altijd. Vaak kan alleen worden aangegeven dat<br />
het bewuste object voor of na een bepaalde periode werd gebruikt. Bovendien is niet<br />
altijd duidelijk hoe lang een bepaald object in gebruik is geweest. Goede werktuigen<br />
en machines blijven immers decennialang in gebruik, maar dat is niet meer geweten<br />
bij de huidige bewaarders. Als datering werd dan een gemiddelde opgemaakt van de<br />
datum waarop dit object zijn intrede deed op het gewone Belgische landbouwbedrijf<br />
en de datum waarop het niet meer courant in gebruik was. Gaandeweg hebben we<br />
ook een kennis opgebouwd die toelaat om toch min of meer preciese dateringen te<br />
hanteren. Vergelijking met gelijkaardige werktuigen in andere collecties waar meer<br />
informatie beschikbaar was, hielp hier veelal. De datering is over het algemeen dan<br />
ook eerder indicatief, maar kan toch haar functie vervullen om aan te geven of<br />
voorwerpen uit een bepaalde periode al dan niet aanwezig zijn.<br />
18 Hiervoor hebben we ons laten inspireren door het recente overzichtswerk over de Belgische<br />
landbouw van Segers Y. en Van Molle L., Leven van het land. Boeren in België, 1750-1850. Leuven,<br />
2005.