09.09.2013 Views

No. 523 20 April 1936

No. 523 20 April 1936

No. 523 20 April 1936

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

70 DE J O U R N A L I S T<br />

E. THORN PRIKKER, t<br />

Enkele weken geleden is in Den Haag in 62-jarigen<br />

ouderdom overleden de eenigszins vergeten journalist<br />

en romanschrijver Eduard Thorn Prikker. Zijn naam<br />

moge niet zoo bekend zijn geworden als dien van zijn<br />

broer, den schilder Johan Thorn Prikker, omstreeks de<br />

eeuwwisseling heeft hij toch belangrijk letterkundig werk<br />

verricht, dat volgens velen een beter lot verdiend had.<br />

De overledene is werkzaam geweest aan de redactie van<br />

De Avondpost, is Parijsch correspondent van De Telegraaf<br />

geweest, was een der eerste postscripta-schrijvers<br />

van de Haagsche Post en maakte later nog deel uit van<br />

de redactie van de Delftsche Courant. Als schrijver heeft<br />

hij vooral onder de pseudoniemen van Eduard Verburgh<br />

en F. Walraedt van Royen veel meer beteekenis gehad<br />

dan als journalist. In 1898 richtte hij De Arbeid op.<br />

waarin hij op hoogstaande wijze oppositie voerde tegen<br />

de Tachtigers. Het blad heeft slechts vier jaar bestaan<br />

en hoewel zijn proza in ruimen kring weerklank vond,<br />

is hij later vergeten en heeft hij geen navolgers gehad.<br />

Uit den tijd, dat hij redacteur was van de Delftsche<br />

Courant, herinner ik mij een voorval, dat even typeerend<br />

was voor zijn kwaliteit als journalist als voor zijn<br />

macht over het woord. In het najaar van 1934 zou prof.<br />

Lorentz voor een studenten-vereeniging komen spreken<br />

over de relativiteits-theorie. Prikker werd er op afgestuurd<br />

om van die lezing een verslag te maken voor de<br />

Delftsche Courant, maar wat kregen de lezers van het<br />

blad den volgenden avond onder de oogen? 's Morgens<br />

vertelde Prikker van het gesprokene geen syllabe te<br />

hebben begrepen, maar hij had zich een prachtig beeld<br />

gevormd van den met vele gebaren druk sprekenden kleinen<br />

hoogleeraar. Dit beeld nu legde hij op onnavolgbare<br />

wijze in woorden vast, zoodat de lezers in driekwart<br />

kolom een zeer scherp en sprekend beeld kregen voorgezet<br />

van den wereldberoemden Nederlander. Het was<br />

journalistiek van hoog gehalte en ik geloof zeker, dat<br />

de lezers der Delftsche Courant aan dat „portret" veel<br />

meer gehad hebben, dan aan een wat stuntelige weergeving<br />

van de bsproken materie. Immers degenen, die<br />

iets over de relativiteits-theorie willen weten, zullen er<br />

een locaal nieuwsblad niet op naslaan, terwijl de stof<br />

zich voor den gemiddelden lezer van een plaatselijk ormaan<br />

m.i. evenmin leent. Ik meen dan ook, dat Prikker<br />

ons een goed voorbeeld heeft gegeven, maar tevens ben<br />

ik van oordeel dat het weinigen van ons gegeven is<br />

zoo'n prestatie op behoorlijk peil ten uitvoer te leggen.<br />

W. R. C. VAN BOETZELAER.<br />

lilt Onze Bladen.<br />

PREVENTIEVE CENSUUR?<br />

In het orgaan De R. K. Staatspartij kwam onlangs<br />

een voortreffelijk artikel voor over preventieve censuur,<br />

waaraan wij het volgende ontleenen:<br />

„De vrijheid van drukpers is den burger niet gegund bij wijze<br />

van onschuldig vermaak, dat hem weer ontnomen kan worden, zoodra<br />

hij er een voor de overheid onwelgevallig gebruik van maakt.<br />

De vrijheid van drukpers is een wezenlijk bestanddeel van onze<br />

vaderlandsche democratie. De bouwers van onzen rechtsstaat hebben<br />

getracht in het positieve recht waarborgen te scheppen tegen machtsoverschrijding<br />

door de hoogste machthebbers. Het staatkundig raadsel:<br />

„Wie zal de bewakers der rechtsorde bewaken?" hebben zij<br />

trachten op te lossen door de constitutie te doen steunen op drie<br />

pijlers: op een evenwichtige driedeeling van machten, op de volksvertegenwoordiging<br />

en op directen volksinvloed. Drie pijlers,<br />

waarvan er geen mag ontbreken. Ook niet de directe volksinvloed.<br />

Vrijheid van drukpers en recht van petitie zijn even goed elementen<br />

van ons rechtssysteem, als de vertegenwoordiging van het volk<br />

in de wetgevende lichamen. Wat voor zin zou het algemeene kiesrecht<br />

hebben zonder de vrije meeningsuiting van het volk?<br />

Ook art. 7 is een grondwetsartikel. Zonder drukpersvrijheid is<br />

onze rechtsstaat niet volledig.<br />

Niet alleen in ons recht, doch dieper nog in deze vrijheid verankerd.<br />

Zij is ons volk in de ziel gegroeid. Geen kwader man,<br />

dan een Nederlander, die niet zijn meening zeggen mag. In de<br />

bakermat der boekdrukkunst heeft de drukpersvrijheid het eerst<br />

gebloeid. Niet steeds ten zegen, het zij erkend. Doch kwam ons<br />

land er slechter af dan andere, waar het ventiel van het opstandige<br />

woord werd gestopt en het volk aldus geprest werd tot de opstandige<br />

daad? Wat de staatkunde te vreezen heeft is niet het<br />

teveel aan denkbeelden, doch het tekort. Slechts achterstand. Het<br />

teveel kost papier, het tekort bloed. In het algemeen heeft hier te<br />

lande de publieke gedachtenwisseling door middel van de drukpers<br />

de ontwikkeling der ideeën bevorderd, en sociale hervormingen<br />

zonder schokken doen verloopen. In het algemeen toonde ons volk<br />

aan de politieke minderjarigheid te zijn ontwassen, en in staat te<br />

zijn de weelde der drukpersvrijheid te kunnen dragen. Vergeten wij,<br />

katholieken ook niet, wat wij in de jaren van onze emancipatie<br />

te danken hebben gehad aan onze vrije pers. Er zijn echter steeds<br />

wanklanken in het koor gehoord, en, zegt men, op het oogenblik<br />

zijn die sterker dan ooit. Wat tien jaar geleden niet mogelijk scheen,<br />

gebeurt: de Regeering van het Nederlandsche volk overweegt,<br />

wegens veelvuldige drukpers-excessen, wijziging van het zevende<br />

Grondwetsartikel.<br />

Art. 7 luidt: „Niemand heeft voorafgaand verlof noodig, om door<br />

de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders<br />

verantwoordelijkheid volgens de wet."<br />

Door de laatste zinsnede is dit artikel niet zoo heel veelzeggend.<br />

Als het echter iets inhoudt, dan is het: het verbod van preventieve<br />

censuur. Wijziging van dit artikel is geheel overbodig, tenzij<br />

men wil aantasten het beginsel, dat preventieve censuur in ons<br />

recht niet mag voorkomen. Terecht komen dan ook diegenen in<br />

het geweer, die hier een wezenlijk element onzer democratie zien<br />

bedreigd.. Doch is niet even terecht de Regeering verontwaardigd<br />

over de excessen dier drukpersvrijheid? Hier ligt een dilemma: een<br />

nationaal cultuurgoed, dat waard is te worden verdedigd, en uitwassen,<br />

die om het snoeimes roepen.<br />

Wijs is het maanwoord van St. Thomas, waarmee hij den wetgevers<br />

afraadt al het kwaad met verboden te willen bestrijden,<br />

omdat „veel goeds zou worden belet, indien men al het kwaad zou<br />

willen verhinderen."<br />

Wat immers beteekent preventieve censuur? Zij kan zich uitstrekken<br />

over persoonlijke beschuldigingen, over publicaties van<br />

feiten en over zuivere meeningsuitingen. Het is waar, dat de extremistische<br />

pers zich schuldig maakt aan schandelijke uitingen. Doch<br />

is niet verreweg het grootste deel der Nederlandsche pers het rustig<br />

spiegelbeeld van een, weliswaar sterk geschakeerde, maar toch<br />

evenwichtige volkseenheid? Wanklanken hebben zich daarnaast<br />

steeds voorgedaan. Was 40 jaar geleden de sociaal-democratische<br />

pers zoo democratisch van toon? Herinnert men zich nog de anarchistische<br />

blaadjes ten plattelande? Kon ook de oude school der<br />

katholieke journalistiek, de generatie der emancipatie, geen forschen<br />

toon aanslaan? De soep wordt in dit land dikwijls zeer heet opgediend,<br />

doch hoe werd ze gegeten? Indien de prikkelbaarheid<br />

van ons kalme volk inderdaad dermate is toegenomen, dat lectuur<br />

gevaar oplevert voor de openbare orde, is het dan noodig van het<br />

zachtste repressieve stelsel van censuur ineens, met overslaan van<br />

alle tusschentrappen, over te springen naar de preventie? De wetgever<br />

zal heel veel bereiken door een herziening van het Strafwetboek,<br />

wat betreft het daderschap van drukpersdilecten. Het is beter<br />

door 't aannemen van een fictief daderschap, dengene die in feite<br />

hoofdredacteur is (dus geen strooman), te treffen, dan rotatiepersen<br />

en drukkerijen. (Het schijnt dr. Colijn wenschelijk voor te komen<br />

een orgaan als zoodanig te kunnen opheffen, door tijdelijke of<br />

permanente verboden. Dit is een illusie. Zulke verboden werken<br />

averechts: als propaganda. Houdt den dader!).<br />

Naast verscherping der strafrechtelijke repressie kan slechts helpen<br />

de opvoeding van het publiek. De gezonde geesten zullen er<br />

spoedig genoeg van hebben te worden aangesproken op de wijze<br />

waarop men slechts tot gepeupel het woord richt. De democratische<br />

bladen gewennen hun lezers daarom behalve aan goeden inhoud<br />

ook aan goeden toon.<br />

Wijziging van artikel 7 der Grondwet lijkt voorshands niet<br />

noodig. Daar zit tè veel aan vast. Wel zou deze Regeering een<br />

verstandig gebruik maken van preventieve censuur, doch dat zijn<br />

overwegingen, waarop men geen Grondwetsherziening baseert, die<br />

toch een blijvende verandering van ons rechtsstelsel beteekent. Wellicht<br />

is ten opzichte der persmanieren op den langen duur meer<br />

heil te verwachten van het andere grondwetsartikel, dat onder<br />

handen zal worden genomen: art. 194.<br />

Eigenlijk moeten de huidige drukpers-uitwassen ernstiger genomen<br />

worden als cultureel gevaar, dan als gevaar voor de staatsorde.<br />

Het nieuwe is niet, dat er gehitst wordt. Dat is erger gebeurd.<br />

Het nieuwe is. dat de demagogie geen uiting meer is van<br />

verhitte geesten, die doldriftig strijden voor een zaak, waardoor zij<br />

zijn gevangen. Thans wordt koelbloedig demagogie gepleegd als<br />

een wetenschap, volgens internationaal gangbare schabionen, zonder<br />

bekommernis om de waarheid, doch alleen lettend op het nuttig<br />

effect. Het is daarom vooral de tastbare kwade trouw, die in de<br />

communistische en fascistische pers ergert. Dit is niet uitsluitend<br />

een kwestie van staatsgevaarlijkheid, doch dikwerf veeleer van<br />

beroepseer. Wanneer ooit (wij allen zijn dan oud en grijs) het<br />

publiciteitsbedrijf zich inwendig zal hebben georganiseerd, d.w.z.<br />

organisch zal zijn geworden, wanneer door toenadering tusschen<br />

uitgevers en schrijvers ooit een gesloten bedrijfschap zal zijn ontstaan,<br />

dan zal een eigen tuchtrecht, van overheidswege gesanctionneerd,<br />

heilzamer werken dan regeeringscensuur. Het persbedrijf zelf<br />

zal de beroepseer bewaken. De collectiviteit zal daarbij het verantwoordelijkheidsgevoel<br />

toonen, dat den enkeling somtijds ontbreekt.<br />

Dit alles heek nog tijd van leven. Men rijde niet te paard dezen<br />

porceleinwinkel binnen."

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!