No. 523 20 April 1936
No. 523 20 April 1936
No. 523 20 April 1936
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>No</strong>. <strong>523</strong><br />
Adres voor Redactie en Administratie:<br />
Stalpertstraat 65, Den Haag. (Tel. 775417)<br />
DANK!<br />
Int. Instituut<br />
Soc. Geschiedenis<br />
.AmsTfirrtam<br />
Mag ik nu ditmaal deze eerste bladzijde eens bestemmen<br />
voor een persoonlijk woord?<br />
Want ik voel mij een dankbaar mensch, en daaraan<br />
wil ik ook in ons orgaan uiting geven.<br />
Allereerst echter moet ik verontschuldiging vragen voor<br />
het feit, dat er in dit nummer van ons orgaan zooveel<br />
over mij zelf zal staan. Ik kan het niet helpen. Ik moest<br />
dit verslag plaatsen (en deed het wat graag!). Hartelijk,<br />
hartelijk dankbaar ben ik mijn goeden vriend Kouwenaar,<br />
met wien ik zoo vele jaren reeds mocht samenarbeiden<br />
in den Kring en aan wiens eenvoudige, maar<br />
trouwe toewijding wij zooveel verschuldigd zijn, dat hij<br />
een zoo vriendelijke en waardeerende inleiding aan het<br />
verslag liet voorafgaan.<br />
Groote dankbaarheid vervult mij voor den heerlijken<br />
dag en den gelukkigen avond, mij en den mijnen op<br />
4 <strong>April</strong> bereid. Reeds de dagen, die er aan vooraf<br />
gingen, hadden die eigenaardige bekoring en die geheel<br />
eigen sfeer van een op handen zijnde feestelijkheid. En<br />
toen mijn oude mede-strijder in den Kring, A. E. Mendell,<br />
de geurige rij bloemstukken opende met een fraaie<br />
pot, en vlak daarop mijn vriend Piet Blok, uit Rotterdam,<br />
een respectabele bos prachtige bloem-takken mijn<br />
woning inzond, toen kregen wij thuis een voorproefje<br />
van wat ons Zaterdag te wachten zou staan<br />
En nu ik dit schrijf, is het twee dagen later, alles is<br />
weer herinnering geworden, maar een herinnering die<br />
zal blijven glanzen.<br />
Aan den muur hangt reeds het prachtige en kleurige<br />
schilderij van Evert Moll, een Maasgezicht voor Rotterdam.<br />
Iets mooiers had de Kring mij niet kunnen<br />
geven. Telkens als ik er naar kijk zal mijn Rotterdamsche<br />
jeugd weer voor mij opbloeien- wat hielden wij,<br />
jongens, van de rivier, en was er gluiper genot, dan voor<br />
een paar centen over te steken met het zoo fijn-deinende<br />
en' golvende Charlois-sche bootje? Dit geschenk zal voor<br />
mij leven, van dag tot dag. En dan al het andere, waarmee<br />
ik in stoffelijken vorm werd bedacht, geschenken en<br />
bloemen. Met groote erkentelijkheid maak ik in dit verband<br />
gewag van het fraaie stuk, door een hartelijk schrijven<br />
vergezeld, dat de Roomsch-Katholieke Journalisten-<br />
Vereeniging mij zond en dat getuigenis aflegde van een<br />
verhouding, die ik, in den tijd welken mij in den Kring<br />
nog rest, zal trachten te versterken en bevorderen.<br />
Diep-erkentelijk ook ben ik voor de vele goede woorden,<br />
aan tafel gesproken. Of ik dat alles waard ben?<br />
Redacteur:<br />
D. HANS<br />
<strong>20</strong> <strong>April</strong> <strong>1936</strong><br />
Dit blad verschijnt ten minste<br />
éénmaal per maand.<br />
Och, op zoon dag wordt een mensch een stuk<br />
mooier en beter gemaakt, dan hij eigenlijk is.<br />
Of ik inderdaad zoo veel heb mogen doen, en, zoo ja,<br />
of dit dan eigen verdienste is? Diep in mij zelf voel ik,<br />
krachtens mijn levens-opvatting, dat ik stellig die laatste<br />
vraag ontkennend moet beantwoorden. Wat is eigen verdienste<br />
in een mensch en in een menschenleven? Alles<br />
wordt ons geschonken. Alles. De één krijgt, naar de<br />
oude en beroemde gelijkenis, één talent mee, een ander<br />
twee, een derde drie. En als het hem geschonken wordt,<br />
is het zijn plicht om het te besteden, om er mee te werken<br />
en te woekeren. Laat ik dit laatste dan gedaan<br />
hebben — want dat ik in mijn leven hard gewerkt heb,<br />
mag ik gerust zeggen — dan is dat toch niet meer dan<br />
plicht geweest, en vreugde tevens. Want arbeid en<br />
gezin zijn de hoogste levenswaarden, en wie in deze<br />
dingen bevrediging vindt, èn een taak, en dan<br />
bovendien nog al dien tijd voor groote smarten<br />
in zijn gezin bewaard bleef, is een bevoorrecht<br />
mensch. En dan is er in al die jaren nog iets<br />
anders mij geschonken, en wel het vertrouwen der<br />
collega's. Ook dit is een reden tot diepe dankbaarheid,<br />
en waar ik gerust op dit punt mij meer dan eens heb<br />
afgevraagd, of ik, als voorzitter, maar meer nog als<br />
mensch, dat vertrouwen ook werkelijk verdiend heb,<br />
en soms in stille oogenblikken wel eens eenige twijfel<br />
mij beving, omdat ik mijn eigen falen ken, en mijn eigen<br />
zwakheden, en mijn eigen levensfeiten, daar is mijn<br />
dankbaarheid voor het vertrouwen, dat mij zoo lang geschonken<br />
werd, des te grooter. De levensstrijd is vaak<br />
niet gemakkelijk („men tuimelt wel, en wonden krijgt<br />
men dikwijls, dichte en diepe", heeft Gezelle gezegd in<br />
hetzelfde vers waaruit ik aan den maaltijd citeerde),<br />
maar och!, er is toch ook zooveel goeds en zooveel zonnigs<br />
in het leven; ik heb altijd eiken nieuwen arbeidsdag<br />
als een nieuwe vreugde gevoeld.<br />
Dankbaar, innig-dankbaar ben ik voor datgene wat<br />
ik heb mogen doen, in en voor en door den Kring.<br />
De Kring is zoo ontzaglijk veel voor mij geweest, in<br />
het beste deel van mijn leven, en heeft mij zooveel hartelijkheden<br />
bewezen, dat ik mij meer dan ooit gevoel<br />
als een erkentelijk en als een ootmoedig mensch, wien<br />
het een voorrecht is geweest deze taak te mogen vervullen.<br />
In gedachten druk ik thans nog eens allen de<br />
hand, die 4 <strong>April</strong> voor mij tot een hoogte-punt in mijn<br />
leven hebben gemaakt.<br />
D. HANS.
58 DE JOURNALIST<br />
INHOUD: Dank. — Officieele Mededeelingen: Jaarlijksche Al-<br />
gemeene Ve ig; Ledenwerving; Bestuursvergadering; Leden<br />
lijst. — Aangesloten Vereenigingen: De O.P.; H.J.V. — Allerlei<br />
Onderwerpen: Een kwart eeuw in het Bestuur; Journalistiek en<br />
Wetenschap; Jan Bosch f: De Nieuwe Courant f; Vrijheid van<br />
Drukpers: Drie aanteekeningen; Een verschijningsverbod?; Is. Sant-<br />
croos: E. ; ;ker i. — Uit onze Bladen: Preventieve Cen<br />
suur? - [c . inneringen. — Allerlei.<br />
Officieele Mededeelingen.<br />
Jaarlijksche AlgemeeneVergadering<br />
op Zaterdag 21 Maart in Krasnapolsky<br />
te Amsterdam.<br />
Opening.<br />
Aanwezig de bestuursleden: Hans, Dekking, Cnossen, Kouwenaar,<br />
Schotting, Santcroos, Biemond en Holsboer; de leden: de Vries,<br />
Lammers, de. Wolff, Rogge, de Man, Stork, van Gurtzgen, Mej.<br />
Belinfante, v. d. Broek, Tienstra, van den Bergh, Rempt, Wildenberg,<br />
Alkema, van Bolhuis, Stavenga, Lissauer, Dinger, van Broekhuyzen,<br />
Berden, Seignette, Staal, Beeremans, Minkenhof, Nieuwenhuis,<br />
Klein, van <strong>No</strong>orle Jansen, Parée, Werkman, Hansen, van<br />
Loon, Kramer, van Overbeek, Adema, ter Hoeven, Posch, Hoek,<br />
Schraver, Hielkema, Nunes Vaz, Hirsch, Rugaart, Ricardo, de<br />
Voogt, Crayé, Klomp, Sand, de Gooyer, Mechanicus, Landstra,<br />
Hooiring, Cohen, Visser, Rodrigues, Elias, Polak, Mej. de Ridder<br />
en Oegema; de buitengewone leden: Lievegoed, Goote, Wehrens,<br />
Wolf en Harms Tiepen; vier namen op de presentielijst zijn onleesbaar.<br />
Te half drie opent de heer D. Hans, de voorzitter, de vergadering<br />
en herdenkt, nadat de leden zich van hun zetels verheven<br />
hebben, de collega's, die den Kring in het afgeloopen jaar door<br />
den dood ontvielen. De Voorzitter zegt:<br />
„Bij den aanvang van deze vergadering rust op mij de droeve<br />
taak, om woorden van eerbiedige gedachtenis te spreken aan diegenen<br />
onder ons, die sinds ons laatste samenzijn zijn overleden. Het<br />
zijn de collega's: J. Schaap, Dr. P. G. A. de Waal, R. A. Overdiep,<br />
A. Kellenaers en G. A. Dieterlee. Leden van verschillenden<br />
leeftijd. Buiten onze gelederen ontvielen ons F. J. H. M. Wierdels,<br />
oud-directeur van De Tijd, aan wien wij, in verband met de onderhandelingen<br />
over de pensioen- en salarisregeling, heel veel te danken<br />
hebben. Voorts de jonge collega Jos van Langen, die op zoo<br />
tragisch wijze bij de ramp van het vliegtuig ,,De Gaai" het<br />
leven liet en tot op de laatste seconde zijn werk verrichtte; collega<br />
J. J. Vinkestein, vroeger bestuurslid van den Kring, wiens laatste<br />
jaren in de journalistiek zoo tragisch zijn geweest; tenslotte C. J.<br />
Blommendaal. Weer een reeks van namen, bij het noemen waarvan<br />
de woorden over den dood bewaarheid worden:<br />
Verwacht hem ieder uur,<br />
Die ieder uur kan komen.<br />
Wij gedenken hen in eerbied en al neemt het gejaagde beroep ons<br />
van dag tot dag in beslag, ik geloof, dat in stille uren hun namen<br />
ons nog wel eens in herinnering zullen komen."<br />
De Voorzitter spreekt vervolgens een persoonlijk woord van<br />
gelukwensch tot collega S. J. Hisch Rz., den veteraan in ons midden,<br />
die eenige weken geleden zijn 70sten verjaardag mocht vieren.<br />
Spr. hoopt, dat hij ook den leeftijd der zeer sterken zal mogen<br />
beleven. (Applaus).<br />
Als spr. zijn blik richt naar de couranten, dan moet hij een woord<br />
van afscheid spreken met betrekking tot de Prov. Groninger, een<br />
der alleroudste bladen, die, na een eervollen staat van dienst is<br />
heengegaan. Wat betreft de Arnhcmsche Courant, deze bestaat nog<br />
wel, doch haar geestelijke traditie is ten grave gedaald. Een traditie,<br />
die vooral in den grooten tijd van Thorbecke van zich spreken<br />
deed. Deze gebeurtenissen bewijzen, dat de moeilijkheden van onzen<br />
tijd ons en enze bladen niet onberoerd laten. Een verblijdend teeken<br />
is echter, dat het oudste onzer dagbladen in blakenden welstand<br />
zijn 280sten verjaardag mocht vieren. Spr. wenscht daarom de<br />
Oprechte Haarlemsche Courant nog vele jaren.<br />
Twee verschijnselen, welke verband houden met de journalistiek,<br />
wil de voorzitter in het kort bespreken. Hij spreekt er zijn blijdschap<br />
over uit, dat de Kring zich niet heeft vastgelegd op een bepaalde<br />
spelling. Wel zond hij een adres aan den Ministerraad, waarin<br />
aangedrongen is op eenheid in de spelling, teneinde aan de bestaande<br />
verwarring een einde te maken. De uitkomst heeft tot nu<br />
toe bewezen, dat de Kring goed gedaan heeft, zich niet op dit<br />
punt vast te leggen. Met belangstelling ziet spr. het verloop van<br />
de spellingkwestie tegemoet.<br />
Het tweede punt betreft de ophanden zijnde herziening van art. 7<br />
van de Grondwet. Eenige maanden geleden is aan de Regecring<br />
en aan de Commissie voor de Grondwetsherziening een resolutie<br />
gezonden, behelzende het standpunt der vier organisaties van journalisten<br />
en directeuren, welke resolutie is verzonden op initiatief<br />
van het Kringbestuur. Het heeft spr. genoegen gedaan, dat eenige<br />
dagen geleden de Minister van Justitie in de Eerste Kamer verklaarde,<br />
dat het meerendeel van de Nederlandsche Pers ten aanzien<br />
van dat art. 7 nooit reden tot klacht heeft gegeven. De kritiek,<br />
welke op de daden van de Regeering wordt geoefend is immer<br />
hoogstaand, aldus verklaarde de Minister. Wanneer, zoo zegt de<br />
voorzitter, art. 7 zal worden herzien, dan zullen de antecedenten<br />
voor deze herziening niet bij ons worden gevonden. Intusschen zullen<br />
de vier vereeenigingen paraat blijven voor de meest vitale belangen<br />
van ons vak. Wij zullen ons, aldus besluit de voorzitter zijn openingswoord,<br />
bewust blijven van onze verantwoordelijkheid ten deze.<br />
(Applaus).<br />
De Voorzitter deelt mede, dat de heeren Eiout, eerelid, en Polak<br />
Daniels, bericht hebben gezonden, waarin zij meedeelen tot hun<br />
leedwezen verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen.<br />
De notulen van de vergadering van 16 Maart 1935 worden<br />
gekeurd.<br />
Jaarverslagen van den Penningmeester.<br />
Namens de Commissie voor het nazien van de Rekening en Verantwoording<br />
brengt de heer Rogge dank voor het goede beheer en<br />
voor de prettige samenwerking met den Penningmeester, bij het<br />
nazien der bescheiden. De administratie was weer in orde, zooals<br />
zij ieder jaar in orde is. Moeilijk was het echter voor de Commissie<br />
de schatten van den Kring na te gaan. Deze zijn opgeborgen<br />
in een kluis, waartoe de Penningmeester en de Voorzitter<br />
van den Kring alleen samen en gelijktijdig worden toegelaten, al<br />
dan niet vergezeld van leden der Financieele Commissie. Spr. geeft<br />
in overweging, om de effecten in „open bewaring" te geven bij de<br />
Ned. Bank. Dit zal en voor den Penningmeester en voor de Commissie<br />
gemakkelijker zijn.<br />
De Voorzitter dankt de Commissie voor haar arbeid en den<br />
heer Rogge voor zijn verslag.<br />
De Penningmeester, de heer Dekking is dankbaar voor de goedkeurende<br />
woorden ten aanzien van zijn beheer gesproken. De<br />
kwestie van de bewaring der effecten is in het bestuur besproken.<br />
De huur van de safe bedraagt f 10.—, het in „open bewaring"<br />
geven zal ƒ 45.— kosten. Wat deze bewaring betreft voelt spr. dan<br />
meer voor een voorstel om die te geven bij Mees en Co., waar<br />
de effecten nu in een kluis berusten. Spr. is bereid deze zaak nogmaals<br />
aanhangig te maken in een volgende bestuursvergadering.<br />
De heer van Bolhuis, spreke,nde namens de Haagsche Journalisten-<br />
Vereeniging, heeft de aangekondigde contributieverlaging zeer op<br />
prijs gesteld. De H.J.V. heeft zelf de contributie voor haar leden<br />
verlaagd. De Penningmeester heeft de verlaging voorloopig geraamd<br />
op 10%. Spr. vraagt, indien het mogelijk is dit percentage<br />
hooger te stellen.<br />
De Penningmeester zegt, dat hij een voorloopige raming heeft<br />
gemaakt. Het is hem gebleken, dat alle leden niet even correct zijn<br />
in het opgeven van hun salaris. Zoo mogelijk zal in de lagere<br />
contributieklasse een verhooging van 10 % worden toegepast.<br />
De heer de Vries deelt mede, dat in „De Amsterdamsche Pers",<br />
ofschoon deze vereeniging het eens is over de voorgestelde contributieverlaging,<br />
de wensch naar voren is gekomen, om de verlaging<br />
voor de lagere salarissen zoo hoog mogelijk te doen zijn.<br />
Is het voorts niet mogelijk, zoo vraagt spr., na te gaan cf er nog<br />
veel bona fide journalisten in ons land zijn, die nog geen Kringlid<br />
zijn? De enquête, welke ingesteld zal worden naar de grootte der<br />
verschillende salarissen, zou dit misschien kunnen uitwijzen.<br />
De Pennningmeester acht dit moeilijk na te gaan. Wellicht is het<br />
mogelijk, dat de collega's dit op de couranten zelf nazien.<br />
De heer de Vries vraagt of hieromtrent geen opmerking in De<br />
Journalist is te maken.<br />
De Voorzitter, redacteur van De Journalist, zegt zulks toe.<br />
De heer van Bolhuis informeert, of het niet mogelijk is, dat meer<br />
in De Journalist wordt geadverteerd.<br />
De Penningmeester antwoordt, dat daarvoor moeite is gedaan,<br />
maar dat de aanstelling van een colporteur te kostbaar is.<br />
De heer Nunes Vaz constateert het zijns inziens reeds meer geconstateerde<br />
feit, dat de Kringcontributies zeer laag zijn. De Kring<br />
heeft een werkloozensteunregeling kunnen ontwerpen, zonder Rijkssteun.<br />
We mogen echter niet over het hoofd zien, dat de toekomst<br />
moeilijker zal worden, waardoor vermindering van de kasmiddelen<br />
kan ontstaan door ondersteuning van werklooze journalisten. Uit<br />
dat oogpunt vindt spr. contributie-verlaging niet gerechtvaardigd.<br />
Bovendien is het spr. opgevallen, dat candidaten voor het Kringlidmaatschap<br />
nooit zijn afgeschrikt door de te hooge contributies.<br />
Zij waren principieel bereid als lid toe te treden of niet, naar de<br />
contributie werd pas op de tweede plaats gevraagd.
De Penningmeester zegt, dat deze woorden hem uit het hart gegrepen<br />
zijn. Het Weerstandsfonds heeft echter een groot saldo.<br />
Op het overschot van de inkomsten is wel gedrukt, doch op de<br />
uitgaven van den Kring is gedrukt als nooit te voren. Het ligt<br />
echter in de bedoeling, eventueel voor den werkloozen-steun de<br />
Weerstandskas uit de Kringkas zoo mogelijk aan te vullen.<br />
De Jaarverslagen worden goedgekeurd.<br />
De Voorzitter dankt den Penningmeester voor zijn voortreifelijk<br />
beleid.<br />
De voorstellen van het bestuur: a. om over <strong>1936</strong> het bedrag,<br />
te storten uit dë Kringkas in de Weerstandskas, te bepalen op <strong>20</strong> %<br />
en b. ƒ 100 te storten uit de Kringkas in het Weduwen- en Weezenfonds,<br />
worden z.h.s. aangenomen.<br />
Tot leden der Commissie voor het nazien van de Rekening en<br />
Verantwoording over <strong>1936</strong> worden benoemd de heeren H. Bos<br />
(Rotterdam), H. Hotke (den Haag) en A. C. Rochat (Utrecht).<br />
DE JOURNALIST 59<br />
Bestuursverkiezing.<br />
Aan de orde wordt dan gesteld de verkiezing van drie bestuursleden,<br />
wegens periodieke aftreding van de heeren Henri Dekking,<br />
T. Cnossen en F. Th. Holsboer, welke laatste zich niet herkiesbaar<br />
stelt.<br />
De Voorzitter verleent het woord aan den heer van Bolhuis,<br />
om te spreken over de vacatures-Dekking en -Cnossen.<br />
De heer van Bolhuis zegt, dat als de statuten het zouden toelaten,<br />
hij deze bestuursleden gaarne bij acclamatie had zien herkozen<br />
worden. Nu dit niet mogelijk is, bewijzen de leden den<br />
Kring een grooten dienst, wanneer zij zooveel mogelijk hun stem<br />
op deze candidaten uitbrengen. (Applaus).<br />
De Voorzitter spreekt een hartelijk woord van dank en afscheid<br />
tot den heer Holsboer, die zich niet meer voor een bestuursfunctie<br />
beschikbaar stelt. Zonder tekort te doen aan het werk van anderen,<br />
gelooft spr. te mogen zeggen, dat men in toewijding, ijver en<br />
liefde voor den Kring moeilijk collega Holsboer kan overtreffen.<br />
Eerst als zeer gewaardeerde gedelegeerde van „De Oostelijke<br />
Pers", later als volijverig bestuurslid, ontbrak hij nooit ter vergadering,<br />
nimmer opziende tegen de groote reis. Spr. weet, dat<br />
de heer Holsboer met leedwezen afscheid neemt; omstandigheden<br />
in zijn werkkring hebben hem daartoe geleid. De voorzitter dankt<br />
hem nogmaals voor zijn veelzijdigen ijver, zoovele jaren betoond.<br />
(Langdurig applaus).<br />
De heer Holsboer kan niet anders zeggen, dan dat het hem inderdaad<br />
leed doet, om afscheid te nemen. Spr. heeft gedaan wat<br />
hij voor den Kring kon doen en hij hoopt, nu in enger verband voor<br />
den Kring, die voor ons zooveel gedaan heeft, te blijven werken.<br />
(Applaus).<br />
De Voorzitter kan nog mededeelen, dat de heer Holsboer secretaris<br />
blijft van de Internationale Commissie.<br />
De Voorzitter deelt mede, dat de Journalisten-Vereeniging Friesland<br />
voor lid van het bestuur in de vacature-Holsboer gecanditeerd<br />
heeft Jhr. J. W. J. Witsen Elias, hoofdredacteur van de<br />
Leeuwarder Courant. Deze candidatuur wordt gesteund door „De<br />
Oostelijke Pers" en door den heer Clewits, die per telegram dezen<br />
candidaat heeft aanbevolen. De heer Klomp, benevens eenige<br />
andere journalisten uit <strong>No</strong>ord-Holland benoorden het IJ, hebben<br />
als candidaat gesteld den heer Tj. N. Adema, hoofdredacteur van<br />
de Alkmaarsche Courant.<br />
De heer Rugaart sluit zich aan bij de woorden van den voorzitter,<br />
gesproken ten aanzien van den heer Holsboer. „De Oostelijke<br />
Pers" ziet hem met groot leedwezen vertrekken. Hij heeft voor<br />
deze Vereeniging zeer veel gedaan. Gelukkig blijft het contact<br />
met den heer Holsboer bewaard. Wat de candidatuur-Witsen<br />
Elias betreft, „De Oostelijke Pers" is van oordeel, dat het Oosten<br />
en het <strong>No</strong>orden in het Kringbestuur vertegenwoordigd moeten<br />
blijven. Zij steunt derhalve dezen candidaat.<br />
De heer Klomp sluit zich met waardeerende woorden aan bij<br />
de hulde den heer Holsboer gebracht. Spr. is van meening, dat er<br />
nu eens contact noodig is tusschen het bestuur en den kop van<br />
<strong>No</strong>ord-Holland boven het IJ. Dit is te verkrijgen, wanneer de<br />
heer Adema in het. bestuur wordt gekozen. Het contact met Friesland<br />
bestaat reeds doordat de heer Witsen Elias gedelegeerde bij<br />
het Kringbestuur is. De noodzakelijkheid van het contact, door<br />
spr. genoemd, licht hij toe met de mededeeling, dat de R. K. Journalistenvereeniging<br />
reeds een afdeeling van leden benoorden het<br />
IJ heeft. Ook voor de representatie, spr. heeft hier o.m. het oog<br />
op de Marinehaven den Helder, is meer contact gewenscht.<br />
De heer Beeremans, sprekende namens den Haarlemschen Journalisten-Kring,<br />
uit den wensch, beter georiënteerd te worden ten<br />
aanzien van de candidaten voor het Kringbestuur. Spr. zou willen<br />
zien, dat den plaatselijken en gewestelijken vereenigingen vóór de<br />
jaarvergadering verzocht werd candidaten op te geven, wier namen<br />
in De Journalist of in den oproepingsbrief kunnen worden gepu-<br />
Nu na de jongste benoemingen<br />
in algemeene.<br />
vergadering er; bestuur<br />
het secretariaat van collega<br />
T. Cnossen definitief<br />
is geworden, geven wij<br />
hier zijn welgelijkend conterfeitsel<br />
te aanschouwen,<br />
al dateert het van enkele<br />
jaren terug. Cnossen<br />
is de 16e secretaris van<br />
den Kring sinds de oprichting.<br />
Wij spreken den<br />
wensch uit voor een goede,<br />
vruchtbare, aangename<br />
en lange periode als<br />
secretaris. Zijn adres is,<br />
. : -. • \J7 w&m<br />
•<br />
1'<br />
1<br />
-<br />
"dPflfeh,<br />
.<br />
zooals men weet, <strong>No</strong>ordeindc 39, tel. 111124 (na bu~<br />
reautijd: 717555).<br />
bllceerd. Zij kunnen dan in de vergaderingen van de plaatselijke<br />
en gewestelijke vereenigingen worden besproken. Spr. acht de gcvolggeving<br />
aan dezen wensch niet in strijd met staturen of huishoudelijk<br />
reglement. Voorts bepleit spr., echter niet uit het oogpunt<br />
van feminisme, de wenschelijkheid van vrouwelijke bestuursleden.<br />
Aangezien de vrouw ook in ons vak is, vindt spr. het billijk, dat<br />
voor haar ook de mogelijkheid wordt geopend een bestuursfunctie<br />
te bekleeden.<br />
De Voorzitter wil het eerste punt, door den heer Beeremans<br />
genoemd, gaarne in de bestuursvergadering aanhangig maken. Wat<br />
zijn tweede wensch betreft, daar is niets op tegen. Ieder lid is<br />
gerechtigd een vrouw als candidate voor een bestuursfunctie te<br />
noemen. Dan zullen ook de bestuursleden die candidatuur gaarne<br />
bekijken. (Vroolijkheid).<br />
De heer Hielkema licht namens de „Journalisten-Vereeniging<br />
Friesland" de candidatuur-Witsen Elias toe. Zij dacht in den heer<br />
Holsboer, die thans lid is van deze Vereeniging, een bestuurslid te<br />
hebben gekregen. Nu deze echter als zoodanig bedankt heeft, ligt<br />
het voor de hand, dat Friesland tracht die plaats te behouden.<br />
Friesland is van meening, dat het Kringbestuur een zoo getrouw<br />
mogelijk beeld van de verscheidenheid van het ledental moet<br />
opleveren, waarom het dient aangevuld met een lid uit Friesland.<br />
Ook met het oog op verschillende omstandigheden is het noodzakelijk,<br />
dat alle krachten in den Kring mobiel worden gemaakt. Spr.<br />
beveelt den heer Witsen Elias aan als een stadsmensen, maar ook<br />
als een voor 100% provinciaal.<br />
De uitslag van de stemming wijst uit, dat bij de eerste verkiezing<br />
in de vacatures-Dekking en -Cnossen uitgebracht zijn 66 stemmen,<br />
waarvan 1 blanco, 64 op den heer Dekking en 65 op den heer<br />
Cnossen.<br />
De Voorzitter wenscht den Kring geluk met dezen uitslag, betuigt<br />
zijn erkentelijkheid dat de heer Dekking opnieuw een candidatuur<br />
heeft willen aanvaarden en zegt, dat heer Cnossen, hoewel<br />
met moeite overgehaald, nu definitief Kringsecretaris zal worden.<br />
Spr. dankt den heer Polak Daniels, den vorig en secretaris, voor<br />
al zijn arbeid in deze functie voor den Kring verricht. (Applaus).<br />
De uitslag van de stemming voor een bestuurslid in de vacature-<br />
Holsboer luidt: uitgebracht 70 stemmen, waarvan 39 op den heer<br />
Adema, 30 op den heer Witsen Elias en 1 op Mej. Belinfante.<br />
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Adema dus gekozen is<br />
en wenscht hem met deze verkiezing van harte geluk.<br />
De heer Adema zegt, onder dank voor het groote vertrouwen in<br />
hem gesteld, gaarne deze benoeming te aanvaarden.<br />
Commissie van Advies.<br />
Tot lid van de Commissie van Advies wordt z.h.s. herbenoemd<br />
de heer N. D. Kuiper, voorzitter van deze Commissie.<br />
' • •<br />
Redactie De Journalist.<br />
Aan de orde wordt gesteld de verkiezing van een Redacteur<br />
van De Journalist en diens plaatsvervanger. Aftredend, doch herkiesbaar<br />
zijn resp. de heeren D. Hans en D. Kouwenaar.<br />
De heer van Bolhuis heeft groote erkentelijkheid voor de toewijding,<br />
waarmede de Redacteur De Journalist redigeert. Wij weten,<br />
dat de heer Hans zeer drukke werkzaamheden heeft, des te meer<br />
stellen wij zijn arbeid op prijs. Spr. dankt namens alle leden den<br />
heer Hans zeer hartelijk voor zijn werk. (Applaus).<br />
De Voorzitter dankt den heer van Bolhuis voor diens hartelijke<br />
woorden.<br />
De heeren Hans en Kouwenaar worden bij acclamatie resp. tot<br />
redacteur en plaatsvervangend redacteur gekozen.
60<br />
DE J O U R N A L I S T<br />
Jaarverslag van den Secretaris.<br />
De heer T. Cnossen, de secretaris, geeft eenige correcties op het<br />
gepubliceerde jaarverslag. Zoo is het juist ledenaantal te lezen<br />
als 643.<br />
De heer Lammers, sprekende namens „De Amsterdamsche Pers",<br />
wijst op het belangrijke onderwerp „Radio en Pers". Hij dringt op<br />
spoedige behandeling van dit onderwerp aan.<br />
De heer de Vries noemt nog een vraagstuk, in de vergadering<br />
van de A. P. behandeld, n.1. de aansluiting van hen, bij de plaatselijke<br />
vereenigingen, die geen lid van den Kring zijn. Aangezien<br />
deze kwestie reeds in Groningen aan de orde is gesteld, vraagt<br />
spr. of het mogelijk is, dat de plaatselijke vereenigingen meer vrijheid<br />
kunnen krijgen ten aanzien van het aannemen van leden.<br />
Gaarne zou de A.P. vernemen hoe in dergelijke gevallen te handelen.<br />
De Voorzitter zegt, dat het vraagstuk „Radio en Pers" in de<br />
bestuursvergadering besproken is. Het plan is toen gerezen, dit<br />
vraagstuk in de algemeene vergadering of in den Kringraad te<br />
brengen. Met het oog op een verzoek van het Bestuur<br />
der Directeuren-Vereeniging, dat momenteel schade verwachten<br />
bij een openbare behandeling, gezien de onderhandeling met de<br />
Radio-omroepdirecties zelf, is deze kwestie even aangehouden. Het<br />
Kringbestuur blijft ten deze echter diligent. Wat de vraag van den<br />
heer de Vries betreft, deze zaak is eveneens besproken in de bestuursvergadering,<br />
waar echter nog al eenig verschil bestaat omtrent<br />
het toelaten van niet-Kringleden tot de plaatselijke vereenigingen<br />
als buitengewone leden. Een voorstel over deze kwestie is<br />
echter aanhangig, zoodat over deze zaak binnenkort meer vernomen<br />
zal worden.<br />
De heer Klomp brengt den Redacteur hulde voor zijn beleid. Aan<br />
het punt vrijheid van drukpers heeft de heer Hans immer groote<br />
aandacht geschonken. Bovendien heeft hij den Kring vele malen<br />
in het middelpunt van de belangstelling weten te plaatsen, bpr.<br />
vraagt daarom of het nu niet mogelijk is een congres of een conferentie<br />
te beleggen, waar vooraanstaande figuren zouden kunnen<br />
spreken over de vrijheid van drukpers.<br />
De heer van Bolhuis ondersteunt deze gedachte.<br />
De Voorzitter wil deze suggestie gaarne in beraad nemen. Eerst<br />
dient echter te worden afgewacht, wat geboren wordt uit het beraad<br />
der Commissie, die de wijziging van de Grondwet zal voorbereiden<br />
en, eventueel, wat de Regeering zélf zal doen. Wij hebben<br />
in principe ons standpunt reeds bepaald, zoodat spr. eigenlijk<br />
meent, dat voor de bijeenroeping van een congres op dit oogenblik<br />
geen reden bestaat.<br />
Het Jaarverslag wordt onder dank aan den Secretaris goedgekeurd.<br />
Rondvraag.<br />
De heer Rempt neemt stelling tegen te veel invloed van de<br />
persbureaux op den inhoud der kranten.<br />
De Voorzitter is voornemens dit onderwerp in het Bestuur aan de<br />
orde te stellen.<br />
De heer Wehrens vraagt aandacht voor een folklore-tentoonstelling<br />
betrekking hebbende op Palmpaschen, te Amsterdam.<br />
De heer Kramer verzoekt het aanvangsuur der vergaderingen later<br />
te stellen. Uit de provincie komende, is het moeilijk op tijd in<br />
Amsterdam te zijn.<br />
De Voorzitter wil deze vraag in overweging nemen.<br />
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter om 4 uur<br />
de vergadering, nadat hij zijn blijdschap heeft uitgesproken over<br />
de aanwezigheid van den chef van den Regeeringspersdienst den<br />
heer A. J. Lievegoed.<br />
LEDENWERVING.<br />
In verband met het gesprokene daaromtrent op de<br />
Jaarvergadering dringt het Bestuur er bij de leden<br />
krachtig op aan, na te gaan welke collega's aan hun<br />
blad of in hun omgeving nog geen lid van den Kring<br />
zijn, en hen op te wekken om toe te treden, of hun<br />
adressen aan den Secretaris op te geven. Onze Secretaris<br />
is ten allen tijde bereid tot het toezenden van formulieren,<br />
waarop men zich als lid kan aanmelden.<br />
Ongetwijfeld is er inzake de ledenwerving nog wel het<br />
een en ander te doen.<br />
BESTUURSVERGADERING.<br />
Het Bestuur kwam op 4 <strong>April</strong> te 's-Gravenhage bijeen.<br />
Aanwezig alle bestuursleden, en de gedelegeerden v. d.<br />
Bergh, Schraver en Hoyer.<br />
De voorzitter wenscht den heer Tj. N. Adema uit<br />
Alkmaar geluk met zijn verkiezing als bestuurslid en heet<br />
hem welkom.<br />
De heer Adema dankt voor de gelukwenschen en zegt<br />
zijn beste krachten voor den Kring te willen geven.<br />
De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd.<br />
Herdenking Bosch. — De voorzitter spreekt een,<br />
woord ter herdenking van collega J. W. Bosch, die zoo<br />
plotseling de journalistiek ontviel, en aan wiens graf<br />
spr. 's morgens had gestaan.<br />
Aftreden Santcroos. — De heer I. Santcroos deelt<br />
mede ontslag te hebben gevraagd als redacteur van de<br />
Arbeiderspers, om een leidende functie aan een instelling<br />
van socialen aard te aanvaarden. Dit dwingt hem<br />
over eenige maanden zijn bestuursfunctie, die hij vele<br />
jaren met groote vreugde heeft vervuld, neer te leggen.<br />
Hij verheugt zich er in, het contact met de journalistiek<br />
niet geheel te zullen verliezen, want hij blijft redacteur<br />
van een verzekeringsblad met een zeer ruimen lezerskring<br />
en stelt daarom prijs op het buitengewoon lidmaatschap<br />
van den Kring.<br />
De voorzitter wenscht den heer Santcroos geluk met<br />
zijn benoeming, doch drukt zijn spijt uit over het feit,<br />
dat zulk een goede kracht voor de journalistiek en voor<br />
het Bestuur van den Kring verloren gaat. De heer Santcroos<br />
blijft bestuurslid totdat hij zijn functie als journalist<br />
neerlegt. Dan zullen we nader afscheid van hem<br />
kunnen nemen.<br />
Ingekomen stukken. — Een klacht van een medelid<br />
over een Persbureau zal bij de bestuursleden ter kennisname<br />
circuleeren.<br />
Een tweetal klachten over het niet nakomen van contractbepalingen<br />
zal worden behandeld.<br />
Inzake een ontslag als correspondent zullen nadere<br />
inlichtingen worden gevraagd.<br />
Het Dag. Bestuur zal met een lid spreken over een<br />
gerezen klacht.<br />
Verdeeling Bestuursfuncties. — Na de jongste bestuursverkiezing<br />
worden als Vice-Voorzitter en Penningmeester<br />
herbenoemd de heer H. Dekking en als<br />
secretaris de heer T. Cnossen; als 2e secretaris wordt<br />
benoemd de heer Tj. N. Adema.<br />
Uitstapje. — Met een collega uit Nijmegen zal nader<br />
overleg worden gepleegd omtrent een bezoek aan die<br />
gemeente in verband met de nieuwe Waalbrug.<br />
Naar de „De Ruyter" zal een excursie van Knngleden<br />
worden georganiseerd.<br />
Contactcommissie. — De voorzitter doet mededeeling<br />
omtrent een aantal punten, het Arbeidscontract, de salarisregeling,<br />
de aanstelling van met-journalisten tot<br />
correspondenten, eventueele actie inzake art. 7 Grondwet<br />
enz. betreffend, welke in de jongste vergadering der<br />
Contact-Commissie zijn behandeld. Aangezien deze behandeling,<br />
tenzij anders besloten wordt, voorloopig van<br />
vertrouwelijker! aard is, kunnen er geen nadere mededeelingen<br />
over worden gepubliceerd.<br />
Volontairs. — Besloten wordt tot het Bestuur der<br />
Directeuren-Vereeniging een schrijven te richten inzake<br />
verschillende ingekomen klachten betreffende het aanstellen<br />
van te veel volontairs.<br />
Correspondenten. — Aan de hoofdredacties der bladen<br />
zal een circulaire worden gezonden, met verzoek
ij het benoemen van correspondenten allereerst zoo mogelijk<br />
beroepsjournalisten te benoemen.<br />
Radio en Pers. — Van den voorzitter der Directeuren-<br />
Vereeniging is in de vergadering der Contact-Commissie<br />
de verzekering ontvangen, dat er thans geen bezwaren<br />
meer bestaan tegen de behandeling van het onderwerp<br />
Radio en Pers; de onderhandelingen met de radio-organisaties<br />
zijn geëindigd. In de volgende bestuursvergadering<br />
zal worden beslist of het vraagstuk thans aan de<br />
orde zal worden gesteld.<br />
Aangehouden. — Een tweetal agenda-punten inzake<br />
bij plaatselijke vereenigingen aangesloten buitengewone<br />
leden en inzake de Persbureaux wordt aangehouden.<br />
Rondvraag. — Bij de Rondvraag wordt gewezen op<br />
de ongewenschte practijken waarbij Nederlandsche couranten<br />
hun copy naar Indië verkoopen of „verkwanselen".<br />
Op deze wijze wordt aan journalisten meer en<br />
meer de mogelijkheid van verdiensten ontnomen.<br />
Een paar brieven van twee leden uit Haarlem inzake<br />
de verstrekking van perskaarten wordt gesteld in handen<br />
van de betrokken commissie.<br />
De volgende bestuursvergadering wordt bepaald op<br />
25 <strong>April</strong>. ___<br />
LEDENLIJST.<br />
Aangenomen als gewoon lid:<br />
J. Bijlsma, Heldersche Crt., Krugerstr. 4, Den Helder.<br />
O. W. P. Mohr, Alg. Hdbl., Heerengracht 131, Amsterdam.<br />
J. Spier, Arbeiderspers, Transvaalplein 10, Amsterdam.<br />
C. J. Wisse, Arbeiderspers, Lohmanstraat 100, Amsterdam-Z.<br />
H. }. Lindt, Arbeiderspers, Herculesstraat 22, Amsterdam-Z.<br />
P. N. Kalkman, N. R. Cf., Dunantstraat 23a, Rotterdam.<br />
Voorgedragen als gewoon lid:<br />
B. G. Meijer, N. R. C, Bergen.<br />
H. W. J. Schaap, De Arbeiderspers, Den Haag.<br />
W. Romijn, De Arbeiderspers, Amsterdam.<br />
M. A. Schoonman, Alg. Handelsblad, Amsterdam.<br />
Bedankt:<br />
H. Minkman, Arnhem.<br />
Adresverandering- en verbetering:<br />
C. Doelman, Hondiüsstraat ,29, Rotterdam.<br />
B. Stroman, Proveniersplein 1, Rotterdam.<br />
P. J. Dorrenboom, Ochterveldstr. 58a, Rotterdam.<br />
C. Spoelstra, La Reviree, Au Mollard Chamonix(Fr.)<br />
J. J. A. Thoolen, Overbrugkade 33, Voorburg.<br />
Adr. Goede, Nickeriestraat <strong>20</strong> II, Amsterdam-W.<br />
J. Hooiring, Goudsbloemstraat 7, Leeuwarden.<br />
H. Keizer, Kr. Mijdrechtstraat 12 1, Amsterdam-Z.<br />
}. Th. Balk, Beethovenlaan, Hilversum.<br />
M. H. L. W. Blokzijl, Mommsenstrasse 67 III, Charlottenburg<br />
2, Berlijn.<br />
G. A. v. Bovene, Aneta, Batavia-C.<br />
J. W. Matthijsen, Olympiaplein 152 II, A'dam.<br />
Mej. L. M. Menke, Kniplaan 3, Voorschoten.<br />
J. J. de Roode, <strong>No</strong>order-Amstellaan 33 I, A'dam-Z.<br />
R. Wiersinga, Amstel 300, A'dam-C.<br />
Th. de Silva Rosa, Schipbeekstraat 12, Amsterdam-Z.<br />
S. Lioni, 39 Rue des Alouettes Montmorency(S. et O.)<br />
Mevr. C. Pothuis-Smit, Margriet v. Clevelaan 13,<br />
A'dam-Z.<br />
L. M. v. Strien, Roerstraat 92 I, A'dam-Z.<br />
W. J. C. v. <strong>No</strong>orle Jansen, Oudwijkerlaan 45, Utrecht.<br />
Verbetering Jaarboekje.<br />
N. H. Wolf, Amsterdam, is gewoon lid en geen buitengewoon.<br />
J. Zwetsloot, Nijmegen, is geen lid.<br />
D E J O U R N A L I S T 61<br />
Aangesloten Vereenigingen.<br />
DE OOSTELIJKE PERS.<br />
Op Zaterdag 14 Maart hield de Oostelijke Pers haar<br />
jaarvergadering te Deventer, onder voorzitterschap van<br />
collega A. G. Biemond. De bijeenkomst werd bijgewoond<br />
door het eerelid der vereeniging, collega Holsboer.<br />
De secretaris las het volgende jaarverslag.<br />
,,Als eerste feit in de jaargeschiedenis der O.P. zij vermeld<br />
het afscheid van collega Holsboer als voorzitter<br />
onzer vereeniging. Sedert de oprichting, waartoe hij het<br />
initiatief nam, had hij ,,De Oostelijke Pers" geleid, en<br />
wij hadden mogen verwachten, dat hij dit nog langer<br />
zou hebben gedaan, wanneer de omstandigheden hem<br />
daartoe de gelegenheid hadden gelaten. Op 13 <strong>April</strong><br />
namen wij afscheid van hem en hij van ons, maar het<br />
was een afscheid, dat geen banden verbrak. Wij mochten<br />
hem als eerelid onzer vereeniging inschrijven, en dat<br />
eere-lidmaatschap werd door hem aanvaard zooals het<br />
was aangeboden: een bewijs van waardeering en een<br />
symbool van de zekerheid, dat hij zou blijven in de gemeenschap<br />
der O.P.<br />
Moesten wij den oprichter onze vereeniging als voorzitter<br />
afstaan, hem, die haar ten doop had gehouden,<br />
collega Biemond, kregen wij als leider in zijn plaats. In<br />
de door het vertrek van collega Holsboer ontstane vacature<br />
werd collega Beunder tot bestuurslid gekozen, en<br />
collega Rugaart nam de financieele vereenigingszorgen<br />
van den nieuwen voorzitter over.<br />
Een uit een vorig jaar aangehouden voorstel tot contributie-verlaging<br />
van ƒ 5.— op ƒ 3.— verkreeg in het<br />
verslagjaar de goedkeuring der vergadering. De besprekingen<br />
over dit voorstel gaven aanleiding tot het stellen<br />
van de vraag, of het niet welhaast tijd werd, de gedachte<br />
aan een reorganisatie van den Kring wederom<br />
actueel te verklaren. Financieele overwegingen deden<br />
deze vraag stellen, doch de wenschelijkheid der reorganisatie<br />
werd toch in hoofdzaak betoogd op gronden,<br />
ontleend aan het breedere belang van den Kring zelf,<br />
die daardoor een levendiger organisatie zou worden, met<br />
ruimer mogelijkheid van actieve deelname der leden. De<br />
aandrang Uwer vergadering, dat pogingen tot reorganisatie<br />
wederom zouden worden ter hand genomen, was<br />
zoo sterk, dat zij een wijle meende door een motie ons<br />
bestuur een ruggesteun te kunnen geven, welke meening<br />
echter als ongegrond werd erkend door de verzekering<br />
van ons bestuur, dat het terzake diligent was, en dat<br />
het bij het aanwenden van pogingen tot verwezenlijking<br />
van wat het zelf ook wenschenswaard achtte, rekening<br />
moest houden met de omstandigheden, die de kansen<br />
op succes zouden kunnen beïnvloeden.<br />
Om deze omstandigheden zoo gunstig mogelijk te<br />
doen zijn, meende ons bestuur aansluiting te moeten<br />
zoeken bij andere gewestelijke en plaatselijke vereenigingen,<br />
aangesloten bij den Kring, opdat een gemeenschappelijke<br />
actie zou kunnen worden voorbereid tegen<br />
den tijd, dat deze kans van slagen zou kunnen hebben.<br />
Met de Journalisten-Vereeniging Friesland kon, dank zij<br />
de bemiddeling van ons eerelid, lid dier vereeniging, dat<br />
contact worden gevonden. Uw secretaris mocht uit<br />
Leeuwarden een uitnoodiging ontvangen, een vergadering<br />
van onze Friesche zusterorganisatie bij te wonen,<br />
waar het vraagstuk der reorganisatie besproken werd.<br />
Van de hartelijke samenwerking dezer vereeniging naar<br />
het gestelde doel mogen wij ten volle overtuigd zijn.<br />
Nader overleg met Groningen is in voorbereiding en<br />
kon door omstandigheden nog niet geschieden. Verwacht<br />
mag echter worden, dat ook daar een zelfde hartelijke<br />
bereidwilligheid tot medewerking zal worden gevonden.<br />
Dan zal het bestuur moeten overwegen, of de<br />
tijd gekomen is met de oude en de nieuwe bondgenooten<br />
voor de verwezenlijking van de oude, maar niet verouderde<br />
gedachte op te komen.<br />
Het aantal leden daalde sedert het vorig jaarverslag
62<br />
van 26 tot 23. Ik moge in dit verband er op wijzen, dat<br />
in de provinciën Gelderland en Overijssel, het gewest<br />
der O.P., de Kring 41 gewone leden telt, van wie dus<br />
slechts 23 bij onze gewestelijke organisatie zijn aangesloten.<br />
Deze. verhouding is niet bevredigend, en slechts<br />
toe te juichen als een motief te meer voor de reorganisatie<br />
van den Kring. Maar een wanverhouding is niet te aanvaarden,<br />
al levert zij ook materiaal voor een betoog.<br />
Zij moge voor mij een reden zijn U op te wekken, ieder<br />
in zijn kring te trachten ons ledental te doen stijgen.<br />
Het sterkst is de wanverhouding te Deventer, waar,<br />
mede door bijzondere omstandigheden, van de acht<br />
Kringleden slechts twee in onze ledenlijst voorkomen.<br />
Voor Enschede is de verhouding 5—3, voor Zwolle<br />
3—3 Zutphen 4—4, Arnhem 7—4, Almelo 3—2, Eist<br />
ï—l, Nijmegen 6—2, Epe 1—0, Twello 1—0, Apeldoorn<br />
1—1, Hengelo 1—1.<br />
<strong>No</strong>g sprekender is de wanverhouding tusschen het<br />
aantal journalisten, werkzaam in ons gewest, en het<br />
aantal in ons gewest wonende Kringleden. Ik heb dit<br />
jaar wederom 74 politie-perskaarten uitgereikt. Het aantal<br />
journalisten in ons gewest is echter grooter, immers<br />
deze 74 collega's zijn verdeeld over slechts negen gemeenten,<br />
waarvan de politie-autoriteiten tot de perskaartenregeling<br />
zijn toegetreden, en tot deze gemeenten<br />
behoort ook Nijmegen nog niet. Onze leden mogen<br />
hierin een aanleiding vinden de collega's, die daarvoor<br />
in aanmerking komen, zoo mogelijk op te wekken toe<br />
te treden tot den Kring en tot de O.P.<br />
In verband met het instituut der politie-perskaarten<br />
moge in dit jaarverslag worden vermeld, dat Uw secretaris<br />
meer dan eens hetzij schriftelijk, hetzij mondeling<br />
aanvragen heeft ontvangen van journalisten, of van<br />
hen die het meenden te zijn, en die door politie-autoriteiten<br />
naar mij waren verwezen voor faciliteiten ten opzichte<br />
der politie, welke deze meende op eigen initiatief<br />
niet te mogen geven. Deze aanvragen hebben een enkele<br />
maal geleid tot het verstrekken van een politie-perskaart,<br />
maar meermalen tot een weigering der gevraagde medewerking,<br />
omdat daartoe geen aanleiding bestond. Van<br />
deze weigering ging de aanvrager somtijds in beroep bij<br />
de betrokken autoriteit, die hem dan op grond der weigering<br />
onzerzijds zelf in zijn beroep niet-ontvankelijk<br />
verklaarde.<br />
Dat ook overigens de O.P. zich steeds meer erop mag<br />
verheugen als een instantie van de journalistiek in ons<br />
gewest te worden erkend, is in het verslagjaar wederom<br />
gebleken, doordat de Raad van Commissarissen der Waterleiding<br />
Mij. voor Oostelijk Gelderland ons bestuur<br />
verzocht, zich te belasten met de organisatie der berichtgeving<br />
en der vertegenwoordiging van de pers uit het<br />
geheele land bij de opening van het bedrijf dezer Mij.<br />
Ons bestuur heeft aan dit verzoek, zooals het tot ons<br />
was gericht, niet kunnen voldoen, omdat wij daardoor<br />
een terrein zouden betreden, hetwelk buiten onze bemoeiingen<br />
is gelegen, doch heeft den Raad van Commissarissen<br />
geadviseerd omtrent den in dezen te volgen<br />
weg, welk advies werd opgevolgd."<br />
Nadat de voorzitter aan dit jaarverslag nog een opwekking<br />
had toegevoegd te ijveren voor meer leden,<br />
bracht de penningmeester zijn verslag uit, waaruit bleek<br />
dat de kas een voordeelig saldo heeft.<br />
Bij de besprekingen over het agendum der jaarvergadering<br />
van den Kring werd o.m. de opmerking gemaakt,<br />
dat het aanvangsuur dier vergadering wel wat vroeg<br />
was gesteld, waardoor het voor de meer verwijderd wonende<br />
leden bezwaarlijker was er tegenwoordig te zijn.<br />
De wenschelijkheid werd geuit, dat aan de Kringleden<br />
de mogelijkheid onder het oog zou worden gebracht,<br />
hun contributie in termijnen te betalen, omdat dit voor<br />
velen gemakkelijker zou zijn. De secretaris kreeg opdracht<br />
zich hierover met het Kringbestuur in verbinding<br />
te stellen. Het punt betreffende de verkiezing van bestuursleden<br />
gaf voorzitter Biemond aanleiding collega<br />
Holsboer, die aftrad en zich niet herkiesbaar stelde, hulde<br />
DE J O U R N A L I S T<br />
te brengen voor het vele, dat hij eerst als gedelegeerde<br />
der O.P. en later als bestuurslid voor den Kring had<br />
gedaan. In de vacature, ontstaan door zijn aftreden,<br />
werd Jhr. J. W. J. Witsen Elias, te Leeuwarden, candidaat<br />
gesteld. De vergadering sprak voorts de wenschelijkheid<br />
uit, dat het Kringbestuur de mogelijkheid<br />
zou overwegen om, meer dan tot dusver geschiedde, in<br />
gewone dan wel buitengewone bijeenkomsten van den<br />
Kring onderwerpen te doen inleiden en bespreken, die<br />
van belang zijn voor de journalistiek in deze tijden.<br />
A. BERDING, secretaris O.P.<br />
HAAGSCHE JOURNALISTEM-VEREENIGING.<br />
De Haagsche Journalisten-Vereeniging hield haar<br />
jaarvergadering op Maandag, 9 Maart in Restaurant<br />
Bagatelle, onder leiding van den Voorzitter Mr. J. J.<br />
van Bolhuis.<br />
Na goedkeuring der <strong>No</strong>tulen, deed de voorzitter mededeeling<br />
van tal van ingekomen bedankjes naar aanleiding<br />
van attenties, collega's bewezen bij jubilea. Verder<br />
was er een schrijven ingekomen van de zijde der<br />
Volksuniversiteit, in verband met daar te geven cursussen<br />
voor journalisten. Er was geantwoord, dat men in<br />
beginsel natuurlijk wel voor ontwikkelings-cursussen<br />
voor journalisten was, maar weinig verwachtingen van<br />
dergelijke cursussen had, naar aanleiding van de opgedane<br />
ervaring, terwijl er ook gevaar bestond, dat deze<br />
cursussen zouden bijdragen tot vermeerdering van het<br />
aantal werklooze journalisten. Voor het overige achtte<br />
men het wenschelijk, dat de cursussen zouden worden<br />
gegeven door verschillende leiders, resp. spreekbeurten<br />
zouden worden vervuld door verschillende journalisten.<br />
De voorzitter las de regeling voor, door den Hoofdcommissaris<br />
van Politie het bestuur toegezonden, naar<br />
aanleiding van de gevoerde besprekingen.<br />
Vóór <strong>April</strong> zou men niet over het systeem kunnen<br />
oordeelen, daar dit, in verband met de mogelijkheden,<br />
in de toekomst door de Telex geboden, pas over enkele<br />
weken in de perfectie zou kunnen worden toegepast.<br />
Jaarverslag van secretaresse en penningmeester werden<br />
goedgekeurd en de laatste, wiens verslag sloot met<br />
een batig saldo van ƒ537.53 gedechargeerd, na het uitgebrachte<br />
gunstig rapport van de kascommissie.<br />
In de kascommissie voor <strong>1936</strong> werden benoemd de<br />
heeren de Man en Quast en tot plaatsvervangende leden<br />
den heeren van Leeuwen en Nitzowitsch.<br />
De aftredende bestuursleden, de heer Voskuil en mej.<br />
Belinfante, werden bij acclamatie herkozen, en tot gedelegeerde<br />
en plaatsvervangend gedelegeerde bij den<br />
Kring herbenoemd de heeren Voskuil en Kroes.<br />
Het voorstel van het bestuur, om de contributie te<br />
verlagen, werd met instemming begroet.<br />
Daarna was aan de orde de agenda van de Kringvergadering,<br />
welke weinig aanleiding tot bespreking<br />
geeft. De mogelijkheid door den penningmeester geopend<br />
in 1937 de contributie te verlagen, werd met voldoening<br />
gezien en men zou verdere bezuiniging vragen. De aftredende<br />
bestuursleden Dekking en Cnossen zou men steunen,<br />
de delegatie bleef vrij in de derde vacature naar<br />
omstandigheden te handelen. Tot gedelegeerden naar de<br />
Kringvergadering werden aangewezen voorzitter, secretaresse<br />
en penningmeester en tot plaatsvervangende gedelegeerden,<br />
de heeren van der Wielen, van Leeuwen<br />
en de Man.<br />
Goedgekeurd werd, dat het geheele bestuur de Vereeniging<br />
zal vertegenwoordigen aan den maaltijd ter<br />
eere van het 25-jarig jubileum als bestuurslid van den<br />
heer Hans.<br />
EMMY J. BELINFANTE, Secretaresse H.J.V.
DE J O U R N A L I S T 63<br />
EEN KWART-EEUW IN HET BESTUUR.<br />
DE FEESTMAALTDD IN VICTORIA.<br />
Aan tafel zittend van links naar rechts: mevr. Lievegoed, A. J. Lievegoed, mevr. Dekking, D. Hans, Henri Dekking,<br />
mevr. Hans, D. Kouwenaar, mevr. Srvart, mr. P. C. Swart, C. K. Elout. (Cliché Haagsche Courant)<br />
WOORD TER:iNLEIDING.<br />
Het is nu voor de tweede maal, dat ik als plaatsvervangend<br />
redacteur een bijdrage lever voor ons maandblad.<br />
Den eersten keer — ik heb er in den Haag aan<br />
herinnerd — was, nu al weer een paar jaar geleden,<br />
toen Hans een boek over journalistiek had geschreven,<br />
dat beoordeeld moest worden. Dat kon hij zélf inderdaad<br />
moeilijk doen. En de tweede maal is nu! Met zijn wonderlijke<br />
werkkracht en frischheid des geestes is Hans<br />
er steeds in geslaagd, ook dit werk — de redactie van<br />
De Journalist — compleet te doen, zooals hij ook zijn<br />
voorzitterschap steeds volledig heeft vervuld. Van overmaat<br />
van werk, ziekte of minder-gedisponeerd zijn,<br />
schijnt bij hem nooit sprake te zijn. De nadruk valle<br />
hier op schijnt.<br />
Hans heeft op Zaterdagavond 4 <strong>April</strong> zijn feest gehad,<br />
het feest van zijn 25-jarig bestuurslidmaatschap van<br />
den Kring. Dat is een zeldzaam-mooi feest geworden.<br />
Opgezet als iets zeer eenvoudigs door zijne medebestuursleden,<br />
is het in de eerste plaats door de groote<br />
deelneming eraan van vele leden en ook door de dingen<br />
die aan tafel gezegd zijn, en vooral de wijze waarop dit<br />
geschiedde, tot iets geworden, dat eene demonstratie<br />
genoemd mag worden van de groote waardeering en<br />
erkentelijkheid, de warme toegenegenheid, welke er bij<br />
velen onzer voor hem leven! Terecht! Wij, zijne medebestuursleden,<br />
kunnen daar het best over oordeelen.<br />
Wij, die hem binnenskamers, achter de schermen der<br />
bestuursvergaderingen, meemaken, weten hoezeer hij in<br />
waarheid en werkelijkheid, leiding weet te geven aan<br />
den Kring; hoe zorgvuldig hij alle beslissingen van het<br />
Bestuur, groote en kleine, belangrijke en minder-belangrijke,<br />
voorbereidt — al bestaat er natuurlijk wel eens<br />
verschil van meening —; hoe goed hij steeds van alles<br />
op de hoogte is of zich heeft gesteld; over welk een<br />
stalen geheugen hij beschikt; hoe sterk zijn realiteitsgevoel<br />
ontwikkeld is, al is hij ook een gevoelsmensch.<br />
Maar de leden kunnen over de figuur van Hans, zijne<br />
groote beteekenis voor den Kring, oordeelen. Men kent<br />
hem als leider der ledenvergaderingen, als spreker bij<br />
blijde en droeve gelegenheden, als woordvoerder bij de<br />
uitstapjes, als redacteur van het orgaan. Ik behoef daar<br />
op het oogenblik niet nader in te gaan; Dekking, die<br />
tafel-president was, heeft Hans in zijne veelzijdigheid<br />
uitnemend geschetst en de lange rij van sprekers heeft<br />
wat Dekking zeide onderstreept.<br />
Hans werd tot bestuurslid gekozen in de jaarvergadering<br />
van 9 Juli 1911, dezelfde waarin Doorman als voorzitter<br />
aftrad (en tot eerelid benoemd werd) en Plemp<br />
tot diens opvolger werd gekozen. Vóór dien was hij al<br />
gekozen in de redactie-commissie van ons orgaan, in de<br />
plaats van Mendell en naast Heimer en Israels. Als<br />
redacteur van ons orgaan is hij dus nog iets ouder dan<br />
als bestuurslid.<br />
Elout en Hans — ik moge hier iets meer volledig<br />
herhalen, wat ik aan den feestdisch zeide — hadden in<br />
de vergadering van de Haagsche Journalistenvereeniging<br />
— het gold een zoogenaamde Haagsche vacature — een<br />
gelijk aantal stemmen gekregen, en waren dus beiden<br />
candidaat. Merkwaardig — ook doordat er uit blijkt,<br />
dat Elout zichzelf wist weg te cijferen, in het belang<br />
van den Kring, zooals hij dat zag — was, dat Hans<br />
toen, ter Kringvergadering, aanbevolen werd door<br />
zijn tegencandidaat. Elout noemde drie redenen, waarom<br />
het wenschelijk en noodzakelijk was Hans te kiezen.<br />
In de eerste plaats prees hij hem als een lid, bezield<br />
met den geest der critiek, typeerende uitdrukking voor<br />
dien tijd, toen de Kring in zijn huidigen vorm nog in<br />
wording was, en herinnering aan het aandeel, dat Hans<br />
mèt Elout, aan de vorming gehad heeft. In de tweede<br />
plaats constateerde Elout, dat Hans belang stelde in<br />
den Kring. Het is, mogen wij nu, aan het einde van de<br />
kwart-eeuw, verklaren, zwak gezegd, maar volkomen<br />
waar gebleken. En in de derde plaats achtte Elout het<br />
noodig, dat er nieuw bloed in het bestuur kwam. Nu, dat<br />
is Hans inderdaad voor den Kring geweest. Om een<br />
ander beeld te gebruiken; hij is een zuurdeesem geweest.<br />
dat het leven van den Kring doordrong.<br />
Intusschen, ondanks die aanbeveling door Elout kwam<br />
Hans er niet dadelijk. Elout, die toen al een lid van groot<br />
gezag in den Kring was, bezield als hijzelf was door...<br />
een frisschen oppositie-geest, Elout werd gekozen. Consequent<br />
als hij was en altijd geweest is, weigerde hij<br />
zijne benoeming aan te nemen, maar ook Hans wilde er<br />
nu niets meer van weten. „Nu de vergadering", zoo<br />
zeide hij, „gemeend heeft mij, ondanks de aanbeveling<br />
van den heer Elout, niet te moeten kiezen, wensch ik<br />
geen benoeming aan te nemen en trek mij terug".<br />
Toen stelde Elout zich weer beschikbaar.<br />
Bij de nieuwe vrije stemming kreeg Hans 19, Elout<br />
18 stemmen, terwijl op Mr. Belinfante 3 stemmen werden<br />
uitgebracht. Volgde eene herstemming tusschen Elout<br />
en Hans, die tot uitslag had, dat Hans met 22 stemmen<br />
gekozen werd. Hij aanvaardde zijne benoeming. En tot<br />
heden toe is hij bestuurslid gebleven!<br />
Moge de Kring hem nog lang behouden, in het volle<br />
bezit van zijne groote en goede kwaliteiten, die aan onze<br />
organisatie en hare leden zoozeer ten goede zijn gekomen.<br />
KOUWENAAR.
64 DE JOURNALIST<br />
L. Schotting, G. Polak Daniels, mevr. Polak Daniels, T. Cnossen.<br />
Het Feestmaal.<br />
Wij laten nu het verslag van het feest volgen.<br />
Talrijk waren de deelnemers aan den feestmaaltijd,<br />
op Zaterdag 4 <strong>April</strong> in Hotel Victoria, aangeboden aan<br />
onzen voorzitter, collega D. Hans, ter gelegenheid van<br />
zijn zilveren gedenkdag als bestuurslid.<br />
In de dagen, die voorafgingen, had onze voorzitter<br />
reeds menig blijk van hartelijke belangstelling mogen<br />
ontvangen. Bloemstukken waren er van het Kringbestuur,<br />
van de Roomsch-Katholieke Journalisten-Vereeniging,<br />
van den A.N.W.B., van De Avondpost, van de Zilveren-Voetbal-Commissie,<br />
van verschillende leden particulier,<br />
van vrienden en familie.<br />
Zooals gezegd namen vele collega's, uit verschillende<br />
plaatsen des lands, aan den maaltijd deel. Onze eerevoorzitter,<br />
mr. L. J. Plemp van Duiveland, was door<br />
ziekte verhinderd; het eere-lid M. J. Brusse kon door<br />
een huiselijken gedenkdag niet aanwezig zijn, en zoo<br />
waren er meer, die bericht hadden tot hun leedwezen<br />
niet te kunnen komen, Toch was een talrijke schare<br />
aanwezig; het Kringbestuur had daarom beslag moeten<br />
leggen op de geheele ruime benedenzaal van Hotel<br />
Victoria. Vele Kringleden waren van hun dame vergezeld.<br />
De gasten waren collega D. Hans en zijn vrouw,<br />
de heer en mevrouw F. Smaalders-Hans (schoonzoon<br />
en dochter), de heer H. P. Hans en zijn verloofde<br />
mej. C. Smelting, en de heer D. Hans Jr.<br />
Toen de heer en mevrouw Hans binnentraden, werd<br />
aan laatstgenoemde namens het Kringbestuur door mej.<br />
L. Menke, redactrice van De Avondpost, een ruiker<br />
fraaie rozen aangeboden.<br />
Rede-Dekking.<br />
Collega Henri Dekking, tafel-president, opende den<br />
maaltijd met een hartelijke groet aan alle aanwezigen.<br />
En nadat de eerste gerechten genuttigd waren, stond<br />
hij op, om den jubilaris toe te spreken.<br />
Allereerst herinnerde hij er aan, dat Hans indertijd<br />
als oppositie-candidaat in het Bestuur is gekomen, als<br />
man van de economische actie. Als zoodanig was hij een<br />
loot, geënt op den stam-Elout. Zijn oppositie was echter<br />
nooit kwetsend, altijd eenvoudig, welwillend en verstandig.<br />
Spr. ging Hans' loopbaan in het Bestuur na,<br />
daarbij in het bijzonder herinnerend aan zijn voorzittersperiode.<br />
Hij is gebleken te zijn de rechte man op de<br />
rechte plaats. Hij is niet opgegaan in de vakbelangen,<br />
maar heeft ook op representatief gebied veel bereikt en<br />
den Kring een plaats verzekerd in onze nationale gemeenschap.<br />
Spr. herinnerde aan Hans' initiatief inzake<br />
de uitstapjes en de maaltijden en bijeenkomsten met bekende<br />
personen in den lande. Na een en ander nog nader<br />
in het licht te hebben gesteld, dankte hij den jubilaris<br />
voor al zijn arbeid en bood hij hem namens den Kring<br />
een schilderij aan van Evert Moll, voorstellend een gezicht<br />
op de Maas voor Rotterdam, de stad, waar Hans<br />
zijn jeugd heeft doorgebracht. (Luid applaus).<br />
In den loop van den avond werden tal van andere<br />
toespraken gehouden.<br />
De heer A. j. Lievegoed,<br />
chef van den Regeeringspersdienst, verklaarde dat hij<br />
zich, hoewel misschien tegenwoordig ,,aan de andere<br />
zijde van de toonbank*' staande, toch allereerst collega<br />
gevoelde. Hij herinnerde aan de oorlogsjaren, toen zoo<br />
vaak voor de behartiging van groote landsbelangen de<br />
hulp van den N.J.K., ook van den heer Hans, werd<br />
ingeroepen. Dit heeft hij altijd op voortreffelijke wijze<br />
gedaan. Er wordt tegenwoordig veel gesproken over<br />
ordening. Hans heeft den Kring geordend, en van hem<br />
een organisatie gemaakt, waarmee de Regeering gaarne<br />
samenwerkt. Het heeft spr. altijd getroffen, dat Hans<br />
niet alleen verstandig, maar ook redelijk is geweest.<br />
Hij sprak de hoop uit, dat de voorzitter nog lang zijn<br />
taak zou blijven vervullen.<br />
De heer C. K. Elout,<br />
eere-lid, heeft in het licht gesteld, dat, toen Hans<br />
als voorzitter gekozen werd, hij juist de man was dien<br />
de Kring noodig had. Er waren er, die toen twijfelden<br />
aan Hans' representatieve kwaliteiten, maar die twijfel<br />
is ongegrond gebleken. En wat de vakbelangen betreft,<br />
èn wat de representatie aangaat, heeft de voorzitter goed<br />
werk gedaan. Hij was daarbij immer een man van gezond<br />
idealisme en van groote collegialiteit. Het heeft spr.<br />
altijd getroffen, dat, als Hans sprak, als hij redevoeringen<br />
hield, hij dit deed uit het hart, en hij waarachtig<br />
meende wat hij zei. Spr. huldigde den voorzitter voor<br />
zijn werk.<br />
De heer D. Kouwenaar,<br />
voorzitter van „De Amsterdamsche Pers", haalde<br />
allereerst herinneringen op aan de eerste verkiezing van<br />
Hans. Daarna wees hij op zijn groote werkkracht en<br />
op de wijze, waarop hij de zaken altijd goed voorbereidde.<br />
Men wenschte destijds, toen Hans gekozen werd,<br />
frisch bloed in het Bestuur, maar na 25 jaar is het nog<br />
frisch. Waar heeft — vroeg men zich af — de voorzitter<br />
den tijd voor al dat werk vandaan gehaald? Spr.<br />
wees ook op Hans' arbeid als leider van het orgaan. Hij<br />
bracht hem hulde namens de Amsterdamsche collega's<br />
en sprak de hoop uit, dat Hans nog lang aan Kring en<br />
orgaan zijn krachtige leiding zou mogen geven.<br />
Mevr. Hans, D. Kouwenaar, mevr. Swart, mr. P. C. Swart,<br />
> C. K. Elout.<br />
De heer mr. P. C. Swart,<br />
voorzitter van de Rotterdamsche journalisten-V ereeniging,<br />
sprak namens de collega's uit de Maasstad woorden<br />
van hartelijke sympathie. Wat hem steeds zoo getroffen<br />
heeft in Hans is dit, dat hij een compleet mensch heeft<br />
willen zijn, die altijd zocht naar het diepere in de dingen,<br />
ook in zijn staatkundige overtuiging. Bovendien heeft hij<br />
in den Kring een aangenaam milieu geschapen. De<br />
Rotterdammers hopen dat Hans nog lang zijn werk zal<br />
kunnen doen en namens hen bood hij den voorzitter een<br />
drietal boekwerken aan: Rembrandt, de complete illustratieve<br />
uitgave van 's meesters schilderijen; En eeuwig<br />
zingen de bosschen, van Gulbranssen; Dorp aan de<br />
Rivier, van Antoon Coolen.<br />
De heer mr. J. J. van Bolhuis,<br />
voorzitter Haagsche journalisten-V'ereeniging, richtte<br />
zich in het bizonder tot mevrouw Hans. Deze heeft heel
wat offers moeten brengen door het vele werk van haar<br />
echtgenoot. Dit vond spr. bijzonder lief van haar, en<br />
na mevr. Hans daarvoor te hebben gehuldigd, bood hij<br />
haar namens de Hagenaars een fraaien zilveren bonbonlepel<br />
aan en een groote doos bonbons.<br />
Secretaris T. Cnossen<br />
deed vervolgens voorlezing en mededeeling van tal<br />
van ingekomen telegrammen, brieven en andere gelukwenschen,<br />
allereerst van een hartelijk en waardeerend<br />
schrijven van den eere-voorzitter, mr. L. J. Plemp van<br />
Duiveland, en van het eere-lid, den heer M. J. Brusse.<br />
Voorts van de Journalisten-Vereeniging Friesland; de<br />
Groningsche Journalisten-Vereeniging; de Nederlandsche<br />
Dagbladpers; de R. K. Directeuren-vereeniging;<br />
de R.K. Journalisten-vereeniging; het bestuur van den<br />
A.N.W.B.; bestuursleden van den Kon. Nederlandschen<br />
Voetbalbond; de voetbalvereeniging Sparta; mr.<br />
Voorbeytel, gedelegeerde van den Kring bij de Federation<br />
Internationale des Journalistes; W. Graadt van<br />
Roggen, secr.-generaal van de Jaarbeurs; D. J. Lambooy,<br />
sous-chef van den Regeeringspersdienst; Cor van der<br />
Lugt Melsert; H. A. Meerum Terwogt (uit Antwerpen);<br />
J. van den Berg, directeur van het Stadion te Amsterdam;<br />
prof van den Berg, directeur van het Stadion<br />
te Amsterdam; prof. dr. C. L. van der Bilt; mr. C. Bake;<br />
dr. J. H. Gunning J.H.zn.; mevr. de weduwe Voogd en<br />
mej. Voogd; en voorts van verschillende journalisten,<br />
dagbladdirecteuren, dagbladredacties en uit de kringen<br />
van het parlement, van den Nederlandschen Protestantenbond<br />
en van de sport.<br />
Op voorstel van den Secretaris werd een telegrafische<br />
groet naar den eere-voorzitter gezonden, met den wensch<br />
voor volledig herstel.<br />
De heer J. J. F. van den Bergh,<br />
gedelegeerde „De Amsterdamsche Pers", sloot zich<br />
namens alle gedelegeerden bij de woorden der vorige<br />
sprekers aan, er op wijzend, hoe Hans in het Bestuur<br />
een pater [amilias was geworden, die de verschillen<br />
steeds wist te overbruggen, en de standpunten tot elkander<br />
te brengen. En in het bijzonder wilde spr. er vanavond<br />
eens zijn waardeering en blijdschap over uitspreken,<br />
dat Hans er zoo krachtig toe heeft medegewerkt,<br />
het den Protestantsch-geloovigen collega's mogelijk te<br />
maken in den Kring te blijven.<br />
De heer L. Schotting,<br />
uit Amsterdam, haalde persoonlijke herinneringen op<br />
uit zijn oude Rotterdamsche jaren met Hans, en schetste<br />
vervolgens Hans' aandeel in de bevordering der vakbelangen<br />
en de versterking der positie van den journalist.<br />
Anderen hebben hem natuurlijk geholpen, maar<br />
Hans gaf altijd de richting aan. Hans wees altijd den<br />
Van links naar rechts: mr. J. J. van Bolhuis, H. H. J. van de Pol,<br />
mevr. van der Garden, Th. G. van der Garden, mevr. Smaalders-<br />
Hans, F. Smaalders, mevr. Peaux, A. E. Peaux. — Op den<br />
voorgrond mevt. Polak en dr. 'Henri Polak.<br />
DE J O U R N A L I S T 65<br />
A. J. Lievegoed, mevr. Dekking, D. Hans, Henri Dekk ing.<br />
koers en den weg weg. Daarvoor reikte hij hem vanavond<br />
de hand.<br />
De heer D. A. Klomp,<br />
uit Alkmaar, verklaarde gaarne naar Den Haag gekomen<br />
te zijn om aan den maaltijd deel te nemen. En<br />
hij had wat meegebracht ook. Hij bood als blijk van<br />
waardeering den voorzitter een schilderij aan, voorstellende<br />
een <strong>No</strong>ord-Hollandsch landschap, en omdat hierop<br />
een molen voorkomt hief hij, onder groote vroolijkheid,<br />
het bekende lied ,,De mooie molen'' aan, waar- .<br />
van het refrein werd meegezongen.<br />
De heer Dr. Henri Polak,<br />
uit Laren, meenend tot hen te behooren die verstand<br />
hebben van vakorganisatie, bracht hulde aan het Kringbestuur<br />
en in het bijzonder aan den voorzitter voor hetgeen<br />
zij met den Kring en voor de vakgenooten hebben<br />
weten te bereiken, wat juist in de vrije beroepen zoo<br />
moeilijk is. Voorts huldigde hij Hans als parlementair<br />
journalist en als strijder voor de staatkundige vrijheidsgedachte,<br />
wiens leven de toepassing van die denkbeelden<br />
doet zien.<br />
De heer J. E. Stokvis,<br />
uit Den Haag, was de laatste spreker. In een geestige<br />
speech haalde hij herinneringen op uit het sport-journalistieke<br />
leven van hem-zelf en den jubilaris, die elkander<br />
al zooveel jaren kennen; hij herinnerde daarbij ook<br />
aan de dichterlijke talenten van Hans, in de sportjournalistiek<br />
vroeger gebleken. Moge de voorzitter zijn<br />
idealistische opvatting van ons beroep nog lang behouden!<br />
De heer Hans<br />
heeft hierna gesproken. Hij verklaarde<br />
hier te staan met een gevoel<br />
van innige dankbaarheid, niet<br />
alleen voor dezen avond, maar<br />
ook en nog meer voor het feit,<br />
dat hij den Kring een kwart-eeuw<br />
heeft mogen dienen. Hij schetste<br />
de bewogen wijze, waarop zijn<br />
eerste verkiezing plaats had, en<br />
toen eerst Elout gekozen werd en<br />
(na diens bedanken) spr. Toen hij<br />
in 1911 als opvolger van Plemp<br />
van Duiveland in het Bestuur werd<br />
gekozen, had hij nooit kunnen<br />
droomen, dat hij 9 jaar later ook<br />
zij opvolger als voorzitter zou zijn.<br />
Dagen lang heeft hij toen met<br />
zich zelf loopen strijden. Mocht<br />
hij een benoeming aannemen?
66 DE J O U R N A L I S T<br />
Mocht hij de opvolger worden van mannen als Kuyper,<br />
Boissevain, Doorman, Plemp? Hij had niet de kracht<br />
om te weigeren. Nu, na 25 jaar van onafgebroken<br />
dienst, wil hij wel erkennen, dat dit werk aan den eenen<br />
kant een offer is geweest van tijd en van kracht, een<br />
offer gebracht aan zijn gezinsleven, maar aan den<br />
anderen kant was het een verrijking en vervulling<br />
van zijn leven, en hij is den Kring innig dankbaar,<br />
dat hij een kwart eeuw lang het vertrouwen heeft genoten.<br />
Spr. ziet in het leven en in de levenstaak een<br />
opdracht, den mensch gegeven. Heb ik iets gedaan, iets<br />
kunnen doen? Zoo ja, dan is dit een voorrecht voor mij<br />
geweest, waarvoor ik dankbaar dien te zijn.<br />
Spr. herinnerde aan moeilijke oogenblikken. Hoe vaak<br />
heeft hij een collega op zijn laatsten tocht moeten vergezellen.<br />
Vandaag zelfs nog! Met eerbied gedacht hij<br />
hen, in het bijzonder A. Voogd en G. G. van As, met<br />
wie hij vele jaren in het Dagelijksch Bestuur zat. Ook<br />
moeilijkheden van zakelijken aard en oogenblikken van<br />
strijd zijn er geweest. Maar de goede herinneringen<br />
voeren toch verre den boventoon; spr. heeft aan zijn<br />
werk in den Kring een schat van vriendschap en hartelijkheid<br />
te danken. Hij heeft in die 25 jaar het aantal<br />
leden zich zien verdubbelen (315—650); hij zag 4<br />
locale vereenigingen er bij oprichten; maakte 31 verschillende<br />
bestuursleden mee, van wie er 9 zijn overleden;<br />
zat in honderden eere-comité's. En hoe ontzaglijk<br />
veel heeft hij voor den Kring moeten eten aan tallooze<br />
officieele maaltijden. Verontschuldiging vroeg hij voor<br />
begane fouten en voor zijn zwakheden, al worden<br />
die vanavond verzwegen. Eén van die fouten is,<br />
dat hij wel eens te veel alles zelf wil doen. Hij wees<br />
er op, hoe er verscheidenen in het Kringbestuur zijn, met<br />
tal van jaren dienst, aan wie de Kring zeer veel verschuldigd<br />
is: Dekking, Biemond, Schotting, Kouwenaar,<br />
Polak, om slechts enkele te noemen. Naar aanleiding van<br />
het gesprokene door den heer Lievegoed dankte hij den<br />
Regeeringspersdienst voor het feit, dat hij steeds en<br />
ten allen tijde voor de journalisten toegankelijk is en<br />
geen spoor vertoont van te zijn verambtelijkt.<br />
Uit het diepst van zijn hart bracht hij, ook namens<br />
vrouw en kinderen (alleen zijn kleinzoon was afwezig,<br />
en dit is maar goed ook, want die 2j^-jarige zou vermoedelijk<br />
de orde wel eens hebben verstoord) dank voor<br />
dezen heerlijken avond. En in het bijzonder dankte hij<br />
Henri Dekking, die hij feitelijk al 40 jaar kent, en die<br />
voor hem in vele omstandigheden een hulp en een steun<br />
is geweest. Hij eindigde met de versregels van Guido<br />
Gezelle:<br />
Het leven is: een krijgsbanier<br />
Door goede en kwade dagen,<br />
Gevlekt, gescheurd, ontvallen schier,<br />
Kloekmoedig voortwaarts dragen.<br />
Mijn leven — aldus spr. — is niet altijd gemakkelijk<br />
geweest en ook mijn krijgsbanier is gescheurd en gevlekt,<br />
maar ik heb altijd getracht haar kloekmoedig voorwaarts<br />
te dragen. Dank, innig dank aan den Kring!<br />
Kort hierna werd de maaltijd, die zeer gezellig verliep,<br />
opgeheven.<br />
* * *<br />
In de dagen daarna, toen in de bladen het verslag<br />
van den feestmaaltijd had gestaan, heeft de voorzitter<br />
nog tal van bewijzen van hartelijkheid ontvangen, waaronder<br />
een bijzonder waardeerend schrijven van mr. Patijn,<br />
gezant te Rome, oud-Burgemeester van den Haag.<br />
Voorts kwam er een geschenk van mevr. A. C. Veen-<br />
Brons (Famke) uit Zaandam, n.1. een zilveren Zaansche<br />
molen, een keurig product van Zaansche zilversmeedkunst.<br />
De molen ging vergezeld van een doos bonbons<br />
voor mevr. Hans en in het begeleidend schrijven stond:<br />
„Nu moet u bij de bonbons van Famke de bonbonlepel<br />
van mr. van Bolhuis gebruiken; moge het u goed smaken!"<br />
Dat Famke's tegenvoetster, mevr. Wijnaendts<br />
Francken, aan den maaltijd deelnam, heeft onze voorzitter<br />
ten zeerste gewaardeerd.<br />
JOURNALISTIEK EN WETENSCHAP.<br />
Een journalistieke promotie is in ons land een ongewone<br />
gebeurtenis. Hoe gebruikelijk het in Duitschland<br />
moge zijn, dat de aanstaande journalist een academische<br />
vooropleiding kiest — twee-derde deel der Duitsche journalisten<br />
is academisch gevormd —, hoezeer de speciale<br />
journalisten-scholen, al of niet academisch van karakter,<br />
in de Vereenigde Staten mogen bloeien, (althans wat<br />
het aantal leerlingen betreft) tot dusver kende Nederland<br />
weliswaar journalisten met een doctorstitel, doch<br />
geen dagbladschrijvers, die gestudeerd hadden met de<br />
vooropgezette bedoeling om later dit beroep te kiezen<br />
en die daarom ook hun studie voltooiden met een proefschrift<br />
over een journalistiek onderwerp.<br />
Men kent ons standpunt inzake de wenschelijkheid<br />
van een academische opleiding voor journalisten. De<br />
universiteit kan geen werkelijke journalisten maker..<br />
Maar daartegenover staat, dat, wie journalistieken aanleg<br />
bezit, natuurlijk bij een zoo goed mogelijke voorafgaande<br />
studie aanzienlijk gebaat is.<br />
Daarom vestigen wij de aandacht onzer lezers op het<br />
eerste Nederlandsche schaap, dat over dezen dam gaat:<br />
onze collega N. J. D. Versluys, die sedert kort aan de<br />
Haagsche Post verbonden is, zal op Vrijdag 8 Mei,<br />
's middags om vier uur, promoveeren aan de Utrechtsche<br />
Universiteit. Deze doctorandus in de sociale geographic<br />
heeft te Amsterdam onder leiding van Prof. Mr.<br />
Dr. S. R. Steinmetz gestudeerd, teneinde zich voor te<br />
bereiden op een journalistieke loopbaan. Na eenige practische<br />
ervaring aan het Utrechtsch Dagblad te hebben<br />
verworven, heeft hij zich opnieuw aan de studie gezet<br />
om den doctorsgraad te behalen. Zijn proefschrift heeft<br />
tot titel: „Journalistiek en Wetenschap". De schrijver<br />
gaat daarin hoofdzakelijk na, welke beteekenis het werk<br />
van journalisten, vooral van buitenlandsche correspondenten,<br />
als bronnenmateriaal voor de sociale wetenschap<br />
kan hebben; hij komt tot de slotsom, dat deze beteekenis<br />
aanzienlijk is. Ook aan de „Zeitungswissenschaft' in<br />
Duitschland en elders wijdt hij zijn aandacht. Vanzelfsprekend<br />
wordt Nederland daarbij niet vergeten. Tenslotte<br />
onderzoekt hij waaruit in verschillende landen de<br />
opleiding van den journalist bestaat. De omvang van het<br />
boek, waarvan de uitgave door Paris wordt verzorgd,<br />
bedraagt driehonderd bladzijden; het zal ook in den<br />
handel verkrijgbaar worden gesteld.<br />
Wij wekken met name onze Utrechtsche collega's op<br />
om door hun aanwezigheid bij de (openbare) promotie<br />
te toonen, dat zij in deze gebeurtenis belang stellen, en<br />
stellen ons voor, later uitvoeriger op dit proefschrift<br />
terug te komen.<br />
SPROKKELINGEN VAN DE ALGEMEENE<br />
VERGADERING.<br />
— „Een journalist is geen gewoon mensch".<br />
(Van Bolhuis).<br />
— „Ik ben geen feminist". (Beeremans),<br />
— „Ik meen hier te spreken namens den kop van<br />
<strong>No</strong>ord-Holland boven het IJ". (Klomp).<br />
— „Hij is 80 % groote stadsmensch en 100 % provinciaal".<br />
(Hielkema)\<br />
— „Het is niet alteen een afsluitdijk, maar ook een<br />
aansluitdijk". (Hielkema).<br />
— „De schatten van Lombok zijn eiken dag zichtbaar,<br />
de schatten van den Kring zijn heelemaal verborgen".<br />
(Rogge).<br />
* * *<br />
Een collega zond ons bovenstaande bloemlezing toe.<br />
Wat die „schatten van den Kring betreft", de bedoeling<br />
van collega Rogge was misschien dat de vrouwelijke<br />
leden eens wat meer op de vergaderingen zullen komen.
IN MEMORIAM UN BOSCH.<br />
De veelbesproken film „Heldenkermis" draaide in het<br />
Haagsche Passage-Theater; binnen en buiten het theater<br />
was eenige herrie. Voor de reporters was er werk aan<br />
den winkel: Jan Bosch was op zijn post voor zijn Haag'<br />
sche Courant. Hij stond bij den ingang van de Passage,<br />
aan den Hofweg, toen een politie-motor het trottoir open<br />
de Passage inreed. Het is niet aan mij, te beoordeelen<br />
of het noodig of onvermijdelijk was, daarbij onzen collega<br />
van achteren aan te rijden, zoodat hij tegen den<br />
grond geworpen en gekwetst werd. Hij zelf nam het<br />
nogal gemoedelijk op, want hij dacht, dat het wel los zou<br />
loopen met zijn gekneusde knie, al was het geval zeer<br />
pijnlijk.<br />
Toen ik den Zaterdag voor zijn dood 's middags aan<br />
zijn bed zat, was hij opgewekt en uitte hij de hoop, de<br />
eerstvolgende week weer aan 't werk te kunnen gaan.<br />
Wèl had hij geklaagd over pijn in rug en borst, maar<br />
niemand dacht aan de mogelijkheid van ernstige complicaties.<br />
En zelfs toen deze zich de volgende dagen voordeden,<br />
vreesde nog niemand een zóó snel en zóó noodlottig<br />
verloop.<br />
Onverwacht overleed Jan Bosch, nog slechts 41 jaren<br />
oud, in den nacht van Dinsdag 31 Maart op Woensdag<br />
1 <strong>April</strong>.<br />
Dit tragische einde heeft algemeen groote verslagenheid<br />
gewekt; niet alleen bij wie hem het naaste stonden,<br />
maar ook bij zijn directie, bij zijn talrijke vrienden en<br />
zijn collega's. Ons, persmenschen, treft dit sterfgeval<br />
bijzonder diep, omdat Jan Bosch immers is gevallen als<br />
slachtoffer van zijn plicht, die ons aller plicht is; maar<br />
óók omdat wij in hem een zeer sympathieken, nog jongen<br />
collega plotseling hebben verloren. Vooral voor hem, die<br />
dagelijks met hem samenwerkten, is dit een pijnlijk verlies.<br />
Op den dag van zijn dood wijdde ik in de Haagsche<br />
Courant een woord van herdenking aan onzen betreurden<br />
vriend. Ik schetste hem als een bij allen geziene en<br />
beminde figuur, een markante persoonlijkheid, levendig<br />
van geest, scherp van verstand, tegelijkertijd gemoedelijk<br />
en slagvaardig; een man vol frissche energie en van<br />
fijnen smaak, oorspronkelijk in zijn denkbeelden, voortvarend<br />
in de uitvoering ervan; iemand bovendien, die<br />
.zich interesseerde voor de menschen in zijn omgeving,<br />
met hen meeleefde en daarvan door gevoelige attenties<br />
kon getuigen. Ik roemde den collega, die voor ons steeds<br />
is geweest een goed, loyaal vriend, die een sfeer van<br />
bijna artistieke bonhommie en prettigen, vlotten, vaak<br />
fijnen geest met zich meebracht, die daarenboven een<br />
steun was voor de jongeren, wier belangen hij, met zijn<br />
ruim begrip voor hetgeen anderen betrof, zoo gaarne<br />
behartigde.<br />
In dat herdenkingswoord heb ik ook — met de groote<br />
waardeering, die hij verdient — gewag gemaakt van zijn<br />
uitnemende gaven als journalist, zijn frissche ideeën, zijn<br />
levendigen, pittigen en interessanten vorm, altijd „to<br />
the point", zijn voortreffelijke binnen- en buitenlandsche<br />
reportage, in den grooten stijl, die wel echt zijn<br />
stijl was, zijn mooie werk als foto-redacteur, zijn belangstelling<br />
voor de film enz. Als een enkel teekenend<br />
staaltje van zijn sportieve activiteit moge ik ook hier in<br />
herinnering brengen de door Jan Bosch ontworpen en<br />
uitgevoerde organisatie, waardoor het mogelijk was, de<br />
foto's van de begrafenis van den Engelschen koning<br />
in een minimum van tijd naar Den Haag te vervoeren,<br />
zoodat zij slechts luttel uren na de plechtigheid in de<br />
vitrines van de Haagsche Courant prijkten en nog dienselfden<br />
middag in dat blad konden worden afgedrukt.<br />
Persoonlijk had hij in Londen den kostbaren schat verzameld<br />
en hem per vliegtuig en auto hierheen gebracht.<br />
Johannes Wilhelmus Bosch werd 30 Juli 1894 te Amsterdam<br />
geboren. Hij bekwaamde er zich aan De Courant<br />
en De Telegraaf tot journalist en trad op 1 October 1923<br />
in dienst als redacteur der Haagsche Courant. Op den<br />
dag of 12}/£ jaar na laatstgenoemden datum gaf hij den<br />
DE J O U R N A L I S T<br />
(Cliché Haagsche Courant)<br />
geest. Het was voor zijn collega's wèl een weemoedige<br />
herdenkingsdag!<br />
Zaterdag 4 <strong>April</strong> hebben wij onzen vriend naar zijn<br />
laatste rustplaats gebracht. Groot was de belangstelling,<br />
voor het gebouw van de Haagsche Courant, waar het geheele<br />
personeel den doode een laatsten groet bracht, en<br />
op Oud Eyk en Duinen. Want velen waren zijn vrienden.<br />
De heer A. W. Sijthoff, zijn directeur, heeft hier getuigd,<br />
hoe diep hem het verlies van een van zijn beste<br />
medewerkers getroffen heeft; hij roemde Bosch' initiatief,<br />
activiteit, energie, trouw en bekwaamheid. De heer<br />
D. Hans onderschreef dien lof in zijn laatsten groet namens<br />
den Kring en de H. J. V. Ik mocht er nogmaals<br />
zijn voortreffelijke eigenschappen als mensch en als<br />
journalist naar voren brengen. Ik noemde hem een rasjournalist,<br />
voor wien de journalistiek niet alleen een<br />
mooi beroep was, maar vooral een schoone kunst, die hij<br />
beoefende met al de virtuooze gratie, de liefdevolle toewijding,<br />
de vibreerende activiteit van de geboren artiest.<br />
Ik heb hem voor ons allen dank gezegd voor zijn loyale<br />
collegialiteit, zijn hartelijke vriendschap, zijn warm meeleven,<br />
en de verzekering gegeven, dat wij zijn jovialiteit,<br />
zijn frisschen geest, zijn humor, zijn goedmoedigen spot,<br />
zijn grappen en zijn grillen, maar óók zijn goedheid, zijn<br />
ruime begrip en zijn vriendschap zullen blijven missen.<br />
Ik heb hem het eeresaluut gebracht van zijn kameraden<br />
uit eigen omgeving, nu hij is gevallen in de vervulling<br />
van zijn beroepsplicht, gesneuveld op het veld van<br />
eer.<br />
Dit eere-saluut moge ik Jan Bosch hier brengen óók<br />
uit den brééderen kring van zijn vakgenooten.<br />
H. T. LYSEN.<br />
DE NIEUWE COURANT t.<br />
Onlangs heeft dan toch De Nieuwe Courant den laatsten<br />
adem uitgeblazen. Het was nog maar een beetje,<br />
wat ze over had. Thans kan men in den kop van Het<br />
Vaderland lezen: „Waarin opgenomen De Nieuwe<br />
Courant". Sic transit ! Welk een glorieuze journalistiek<br />
is er vroeger aan dat blad bedreven, onder Plemp<br />
van Duivelands onvolprezen leiding. Hoe velen hebben<br />
er, ook daarna nog wel, aan dat blad gewerkt, die in<br />
de eerste rijen van ons beroep mochten staan. De hoofdartikelen<br />
van Plemp zelf: welk een meesterstukken waren<br />
het, hoe verraadde elk ervan den klauw van den<br />
leeuw. En hij is gesteund door een reeks medewerkers,<br />
waarvan wij er geen enkele willen noemen, omdat wij<br />
er geen enkele willen overslaan.
68<br />
VRIJHEID VAN DRUKPERS.<br />
De vrijheid van drukpers is een der grootste privileges,<br />
die democratisch geregeerde landen bezitten; hierdoor is<br />
immers mogelijk een gezonde kritiek op regeeringsmaatregelen<br />
en op geprojecteerde wetten. Indien wij geen<br />
vrijheid van drukpers bezaten, zouden de dag-, week- of<br />
maandbladen niet in de gelegenheid zijn om de luide<br />
protesten te doen hooren, die tegen de dwaze reisbelasting<br />
gerezen zijn, van hoog tot laag. Dictatoriaal geregeerde<br />
landen zien hun dagbladwezen wegkwijnen,<br />
omdat de lezer niets heeft aan een partijdig redigeerd<br />
blad; juist de neutraliteit en objectiviteit der pers in het<br />
algemeen waarborgt een juiste berichtgeving, een objectieve<br />
voorlichting.<br />
In ons land is een Staatscommissie aan het werk, om<br />
herziening der Grondwet te bestudeeren en daarbij komt<br />
ook in het geding onze drukpers-vrijheid; thans is de<br />
toestand zóó, dat wel repressief kan worden ingegrepen,<br />
maar niet preventief. We hebben dat vroeger o.a. gezien<br />
bij pornografische weekblaadjes, onlangs nog bij<br />
Volk en Vaderland. Hoewel bij de Regeering slechts<br />
vooropstaat, een wapen in hand te krijgen om repressief<br />
te kunnen optreden, blijft dit wapen altijd gevaarlijk voor<br />
de Pers, omdat, wat thans niet bedoeling is, later wel<br />
onder een andere regeering tot uitvoering zou kunnen<br />
komen. Daarom is eventueele herziening van artikel 7<br />
der Grondwet een précair onderwerp, te meer omdat<br />
juist een der richtlijnen voor een democratische regeering<br />
krom gebogen zou kunnen worden; wij zetten niet gaarne<br />
de klok achteruit<br />
In dit verband is het wel eens op zijn plaats, om terug<br />
te gaan tot den z.g. „goeden ouden tijd" en de ontwikkeling<br />
van die vrijheid van drukpers onder de loupe te<br />
nemen.<br />
Twee landen hebben daarin steeds uitgeblonken, Engeland<br />
en Nederland, en steken wij nu de <strong>No</strong>ordzee<br />
over, dan bestonden daar in de zeventiende eeuw eigenaardige<br />
toestanden op drukpersgebied; slechts wie een<br />
licentie had van het gouvernement, mocht het drukkersbedrijf<br />
uitoefenen, de drukpers was dus om in een modernen<br />
term te spreken: gecontingenteerd. De eerste<br />
stap in de richting van meer vrijheid voor de pers werd<br />
gedaan in 1695 en de Engelsche pers genoot van dat<br />
jaar af een vrijheid, die geen ander land in Europa bezat.<br />
Censuur op de Pers werd afgeschaft, behalve voor<br />
bepaalde publicaties, die met bestaande bepalingen in<br />
strijd zouden zijn. Zoo was het b.v. verboden, om verslagen<br />
te maken van de debatten in het Hooger- en<br />
het" Lagerhuis. Namen der sprekers mochten zelfs niet<br />
in gedrukte publicaties worden genoemd. (Stel u eens<br />
voor, dat een krant geen Kamerverslag zou mogen maken,<br />
dat zelfs het „goedkeurend geknik van den Minister",<br />
dat „gelach of vreugde" of „de voorzitter hamert"<br />
daarin „taboe" zou zijn!). In 1696 kwam in het<br />
Lagerhuis zulk een overtreding in behandeling; zij betrof<br />
het debat over de samenzwering der Jacobijnsche<br />
partij. De hooge Lords gingen nog verder, zij hadden<br />
er bezwaar tegen, dat in eenig drukschrift de naam van<br />
een Lord genoemd werd; Lord Marchmont maakte zich<br />
zeer onpopulair bij de toenmalige pers, toen hij in het<br />
Hoogerhuis doordreef, om in zulk een geval een drukker<br />
m het Huis te laten verschijnen, en hem bij bewezen<br />
overtreding te beboeten. Dientengevolge werd de drukker<br />
Edmund Crull in 17<strong>20</strong> opgeroepen om in het Hoogerhuis<br />
te verschijnen, alleen maar omdat hij geadverteerd<br />
had, dat bij hem een werk over Lord Buckingham<br />
zou verschijnen; hem werd verboden om tot uitgifte<br />
daarvan over te gaan, voorts kreeg hij een ernstige vermaning.<br />
De Lords decreteerden voorts, dat, zonder persoonlijke<br />
toestemming van een „Peer", zijn erven of<br />
executeurs geen publicatie over hem mocht doen uitkomen.<br />
Twee jaar later moest Crull weer in het Hoogerhuis<br />
verschijnen, omdat hij geadverteerd had, dat hij de<br />
brieven van Pope zou uitgeven; het Huis vreesde dat<br />
aangezien Pope met verschillende leden van den adel<br />
intiem omgegaan was, edellieden in die brieven zouden<br />
DE J O U R N A L I S T<br />
genoemd worden. 500 exemplaren werden achterhaald,<br />
er werd beslag op gelegd, maar zij werden later vrijgegeven,<br />
er kwam geen Lord in voor; in bepaalde gevallen<br />
kon aan den drukker voor dergelijke overtredingen<br />
gevangenisstraf worden opgelegd.<br />
In 1792, dus 100 jaar na opheffing van de licentiebepaling,<br />
komt de tweede mijlpaal in de geschiedenis<br />
der drukpersvrijheid, de z.g. „Fox Libel Act", waarbij<br />
laster strafbaar werd gesteld. Hierdoor kwam dus weeleen<br />
beperking, maar zij was alleen bedoeld tegen uitwassen,<br />
net als nu onze grondwetsherziening ook slechts<br />
ten doel heeft om tegen uitwassen te kunnen optreden.<br />
Ten slotte nog eenige cijfers over het dagbladwezen<br />
in Engeland, toen de eerste mijlpaal gezet werd op den<br />
weg naar drukpersvrijheid; feitelijk bestond er toen<br />
slechts één „krant": de Londen Gazette, die dus in<br />
1695 al bestond, doch een voortzetting was van de Oxford<br />
Gazette, die in 1665 was opgericht. Formaat en<br />
opmaak van dat blad bleven voor de Engelsche pers<br />
toonaangevend en zelfs nog in 1746 volgde de toen opgerichte<br />
National Journal in groote trekken het voorbeeld<br />
van de Gazette, waarbij b.v. buitenlandsch nieuws<br />
op de voorpagina stond, iets waartegen de „Grub<br />
Street Journal" fulmineerde, welke op grond van eigenwaan<br />
en „splendid isolation" vond, dat het Engelsche<br />
nieuws den voorrang moest genieten. Juist het buitenlandsche<br />
nieuws van de Gazete was aanleiding, dat het<br />
blad omstreeks 1700 een oplaag had van 6000 per week<br />
en daarom door adverteerders gezocht werd. Op de<br />
Gazette volgde de Post Boy, met slechts 4000. In 1710<br />
begon de Gazette drie maal per week uit te komen, het<br />
had toen een oplaag van 8.500, waarvan ruim 1000<br />
exemplaren gratis afgegeven moesten worden; dat was<br />
een privilege der beheerders van postkantoren (postmasters),<br />
zij genoten dus vrijelijk van de vrijheid van<br />
drukpers. De Gazette maakte jaarlijks toen een winst<br />
van circa 6—900 £ en Pitt was een der aandeelhouders<br />
in dat blad. In 1719 ontving hij als winstaandeel 250 £,<br />
voor dien tijd een aardig bedrag! De Englisman, onder<br />
redactie van Steele, bracht het niet verder dan 900, later<br />
de London Journal, een der meest populaire weekbladen<br />
van de achttiende eeuw, tot een oplaag van 10—15.000,<br />
de Craftsman, welke omstreeks 1730 floreerde, tot slechts<br />
4.500. . ,<br />
Ter vergelijking diene, dat de circulatie der hedendaagsche<br />
Engelsche bladen om en bij de 2.000.000 per<br />
dag is! ETTY LEAL.<br />
DRIE AANTEEKENINGEN.<br />
Bij het A.N.P. is de Telex in dienst gesteld. Een<br />
groote gebeurtenis, waarmee wij de leiding van harte<br />
gelukwenschen. In de dagbladen hebben wij natuurlijk<br />
allen het noodige er van gelezen en op onze kranten<br />
zien wij het apparaat. Een compliment voor de dooide<br />
directie van het A.N.P. betoonde voortvarendheid is<br />
hier zeker op zijn plaats.<br />
Onlangs is Eduard Verkade per deurwaarders-exploit<br />
uit Amsterdamsche schouwburgen geweerd. Wij wilden<br />
er iets afkeurends over zeggen, maar toen bleek<br />
dat de directies in hun schulp waren gekropen en hem<br />
weer toelieten. Het verstandigste wat ze doen konden.<br />
Want, deurwaarder of niet, maar het besluit was mis.<br />
In ons vorig nummer schreef de heer J. B. de Gou<br />
iets over idealisme. De directeur-hoofdredacteur van de<br />
Prof. Geld. en Nijmeegsche Courant meent, dat in het<br />
bewuste artikel een totaal ongemotiveerde aanval op zijn<br />
blad wordt gedaan. Wij hebben den naam van genoemde<br />
krant in dat deel van het artikel niet gelezen, maar willen<br />
gaarne de aanteekening plaatsen, dat als dat blad<br />
werd bedoeld, het volgens de directie geheel ten onrechte<br />
geschiedde. Wij weten trouwens, dat collega Manassen<br />
met groote energie en met hart voor de belangen zijner<br />
redacteuren zijn taak vervult.
EEK VERSCHIJNINGS-VERBOD?<br />
De vorige week is het Rapport verschenen, door een<br />
commissie uit de Liberale Staatspartij uitgebracht in<br />
verband met de aanstaande Grondwetsherziening.<br />
Ook de vraag der eventueele wijziging van art. 7<br />
is daarbij behandeld.<br />
Raadpleegt men de Conclusies achter in het boekje,<br />
dan vindt men op pag. 118:<br />
„Handhaving van de drukpersvrijheid, zooals in<br />
art. 7 is omschreven, derhalve ook handhaving van het<br />
verbod van preventieve censuur".<br />
Raadpleegt men echter de beschouwingen, welke aan<br />
de conclusies voorafgaan, dan vindt men daarin betoogd,<br />
dat een verschijningsverbod gedurende bepaalden tijd,<br />
als bijkomende straf door den rechter uit te spreken, door<br />
de commissie niet alleen niet in strijd met art. 7 wordt<br />
geacht, maat zelfs spreekt zij uit een dergelijke mogelijkheid<br />
„gewenscht" te achten. De bedoelde passage<br />
luidt letterlijk:<br />
„Voor ons staat vast, dat bijv. een verbod, als middel<br />
van repressie, tot verschijning van een dagblad of periodiek,<br />
gedurende een bepaalden tijd, als bijkomende straf,<br />
krachtens de wet door den strafrechter opgelegd, in<br />
verband met een gepleegd (drukpers)-delict, met de<br />
slotwoorden van art. 7 der Grondwet in volkomen overeenstemming<br />
is. De mogelijkheid een dergelijke „bijkomende<br />
straf" op te leggen, is naar de meening der commissie<br />
zelfs gewenscht".<br />
De zaak staat dus zóó, dat de commissie art. 7 ongerept<br />
wil behouden, dus preventieve censuur afwijst,<br />
maar dat zij een verschijningsverbod gedurende bepaalden<br />
tijd als bijkomende straf geen preventieven, maar<br />
een repressieven maatregel acht, dien zij „gewenscht"<br />
oordeelt. Dit geluid is ook vernomen in de reeks artikelen,<br />
welke mr. A. N. Molenaar onlangs over de liberale be<br />
ginselen in de N. R. Cf. schreef. Ook hij verwierp preventieve<br />
censuur, maar hij verdedigde het denkbeeld om<br />
bij recidive (van dit laatste spreekt de commissie niet<br />
eens) een tijdelijk verschijningsverbod mogelijk te maken,<br />
als bijkomende straf. Hij voegde er bij, dat een<br />
dergelijk verbod echter „harder (zal) aankomen dan een<br />
preventieve censuur".<br />
Dit laatste is volkomen juist. Zulk een tijdelijk verschijningsverbod<br />
(hoe lang „tijdelijk"?) zal in staat zijn<br />
een krant een geduchten, misschien een onherstelbaren<br />
slag toe te brengen. En nóch de commissie nóch mr.<br />
Molenaar zien de vraag onder het oog, welk verkeerd<br />
gebruik van een dergelijke bepaling gemaakt zou kunnen<br />
worden. Bovendien is het volgens ons nog volstrekt<br />
disputabel, of een tijdelijk verschijningsverbod<br />
inderdaad als een repressieve maatregel kan worden beschouwd.<br />
Men zou op goede gronden kunnen betoogen,<br />
dat het een preventief karakter draagt.<br />
Wij wijzen er op, dat wat hier door de commissie<br />
uit de Liberale Staatspartij en door mr. Molenaar is<br />
betoogd, overeenkomt met het standpunt, in het afgeloopen<br />
najaar door mr. de Geer in de Tweede Kamer<br />
ingenomen. Nu blijkt, dat dit denkbeeld ook onder vrijzinnigen<br />
aanhang vindt, al hebben wij reden om aan<br />
te nemen dat niet de geheele liberale commissie (waarin<br />
o.a. onze collega mr. Van Bolhuis zitting heeft) er mee<br />
accoord ging.<br />
Voor ons is dit alles een reden tot groote waakzaamheid.<br />
Men zegt dat de Staatscommissie vóór Juni haar<br />
Rapport zal indienen.<br />
STOPPERS Pluimpje.<br />
Jhr. Dr. J. Loudon, die gezant geweest is te Peking,<br />
Tokio, Washington en thans nog te Parijs, zeide in zijn<br />
dankwoord bij de huldiging ter gelegenheid van zijn<br />
70en verjaardag o.a. het volgende:<br />
„Ik heb de pers gezien en gevolgd in vele landen,<br />
maar er is geen hooger staande pers dan die in Nederland".<br />
DE J O U R N A L I S T 69<br />
IS. SANTCROOS.<br />
In de organen der Arbeiderspers kon men onlangs<br />
het volgende lezen:<br />
„Met ingang van 1 Juni<br />
a.s. is onze collega, Is. Santcroos<br />
Dl.zn. benoemd tot<br />
hoofdadministrateur van<br />
„Ziekenzorg", en tot directeur<br />
van de levensverzekeringmaatschappij<br />
„Z.Z."<br />
(Ziekenzorg NV.). Deze<br />
benoeming, die onzen partijgenoot<br />
Santcroos maakt<br />
tot opvolger van den onlangs<br />
overleden hoofdadministrateur<br />
Sarphatie, is een<br />
logisch uitvloeisel van de<br />
sterke band die sedert jaren<br />
tussen Santcroos en „Ziekenzorg"<br />
bestond. Het bestuur<br />
van deze vereniging<br />
had hem reeds vijf jaar geleden<br />
aangezocht, op grond<br />
van de grote belangstelling,<br />
die Santcroos voor het vraagstuk der arbeidersziekenfondsen<br />
bezat, als haar secretaris op te willen treden,<br />
en toen dezer dagen door het overlijden van<br />
Sarphatie de plaats van hoofdadministrateur vacant<br />
kwam, bereikte hem het verzoek voortaan deze functie<br />
te willen vervullen. Vele jaren is hij ook redacteur van<br />
het maandblad ver. „Ziekenzorg" geweest.<br />
Santcroos zou dit jaar 25 jaar in de journalistiek zijn<br />
geweest. Op 17-jarige leeftijd werd hij, zó van de schoolbanken,<br />
volontair bij het toenmalige persbureau Vaz<br />
Dias, waar hij 4 jaar bleef. Na een kort intermezzo, —<br />
ontstaan door de opheffing van het Nieuwsblad voor<br />
Nederland, dat door De Telegraaf gekocht werd, waaraan<br />
hij juist benoemd zou worden — benoemde het<br />
partijbestuur hem in Juli 1917 tot redacteur van Het<br />
Volk. Santcroos heeft in die reeks van jaren talloze reportages<br />
voor ons blad verricht, op vrijwel ieder terrein<br />
dat voor een ambitieus journalist open ligt. Hij verzorgde<br />
het stadsnieuws, doch trok ook herhaaldelijk naar<br />
buiten, — nog onlangs brachten wij zijn verslagen van<br />
de overstromingsramp 1926 in herinnering, — terwijl in<br />
de laatste tijd de gemeentepolitiek het terrein van zijn<br />
werkzaamheid was. Bovendien heeft hij in allerlei tijdschriften,<br />
waarvan hij tot de medewerkers behoorde,<br />
artikelen op velerlei gebied gepubliceerd.<br />
Ruim negen jaar heeft de Ned. Journalisten-Kring<br />
Santcroos onder zijn hoofdbestuurders geteld. Voorts<br />
was hij lange tijd secretaris van de vereniging tot het<br />
oprichten van lagere nijverheidsscholen, en de twee neutrale<br />
nijverheidsscholen, die Amsterdam telt, zijn, mede<br />
dank zij zijn initiatief, hier ter stede tot stand gekomen."<br />
Tot zoover de Arbeiderspers. Wij van onzen kant<br />
wenschen hier een woord van leedwezen aan toe te<br />
voegen, niet alleen over het verdwijnen van een zeer<br />
bekwaam en toegewijd journalist uit ons midden, maar<br />
ook, en zeker niet minder, over het heengaan van een<br />
voortreffelijk Kringbestuurder. Santcroos heeft zich ook<br />
van deze laatste taak met grooten ijver gegeven. In het<br />
Kringbestuur droeg men hem niet alleen algemeen<br />
vriendschap toe, maar men stelde er zijn adviezen, die<br />
steeds even zakelijk en doordacht waren, en altijd op<br />
rustigen, zij het sterk overtuigden toon werden gegeven,<br />
op zeer hoogen prijs.<br />
In de jongste bestuursvergadering heeft Santcroos van<br />
zijn aanstaand heengaan mededeeling gedaan.<br />
Zijn afscheid beteekent een stellig verlies voor de<br />
journalistiek en voor ons Bestuur.
70 DE J O U R N A L I S T<br />
E. THORN PRIKKER, t<br />
Enkele weken geleden is in Den Haag in 62-jarigen<br />
ouderdom overleden de eenigszins vergeten journalist<br />
en romanschrijver Eduard Thorn Prikker. Zijn naam<br />
moge niet zoo bekend zijn geworden als dien van zijn<br />
broer, den schilder Johan Thorn Prikker, omstreeks de<br />
eeuwwisseling heeft hij toch belangrijk letterkundig werk<br />
verricht, dat volgens velen een beter lot verdiend had.<br />
De overledene is werkzaam geweest aan de redactie van<br />
De Avondpost, is Parijsch correspondent van De Telegraaf<br />
geweest, was een der eerste postscripta-schrijvers<br />
van de Haagsche Post en maakte later nog deel uit van<br />
de redactie van de Delftsche Courant. Als schrijver heeft<br />
hij vooral onder de pseudoniemen van Eduard Verburgh<br />
en F. Walraedt van Royen veel meer beteekenis gehad<br />
dan als journalist. In 1898 richtte hij De Arbeid op.<br />
waarin hij op hoogstaande wijze oppositie voerde tegen<br />
de Tachtigers. Het blad heeft slechts vier jaar bestaan<br />
en hoewel zijn proza in ruimen kring weerklank vond,<br />
is hij later vergeten en heeft hij geen navolgers gehad.<br />
Uit den tijd, dat hij redacteur was van de Delftsche<br />
Courant, herinner ik mij een voorval, dat even typeerend<br />
was voor zijn kwaliteit als journalist als voor zijn<br />
macht over het woord. In het najaar van 1934 zou prof.<br />
Lorentz voor een studenten-vereeniging komen spreken<br />
over de relativiteits-theorie. Prikker werd er op afgestuurd<br />
om van die lezing een verslag te maken voor de<br />
Delftsche Courant, maar wat kregen de lezers van het<br />
blad den volgenden avond onder de oogen? 's Morgens<br />
vertelde Prikker van het gesprokene geen syllabe te<br />
hebben begrepen, maar hij had zich een prachtig beeld<br />
gevormd van den met vele gebaren druk sprekenden kleinen<br />
hoogleeraar. Dit beeld nu legde hij op onnavolgbare<br />
wijze in woorden vast, zoodat de lezers in driekwart<br />
kolom een zeer scherp en sprekend beeld kregen voorgezet<br />
van den wereldberoemden Nederlander. Het was<br />
journalistiek van hoog gehalte en ik geloof zeker, dat<br />
de lezers der Delftsche Courant aan dat „portret" veel<br />
meer gehad hebben, dan aan een wat stuntelige weergeving<br />
van de bsproken materie. Immers degenen, die<br />
iets over de relativiteits-theorie willen weten, zullen er<br />
een locaal nieuwsblad niet op naslaan, terwijl de stof<br />
zich voor den gemiddelden lezer van een plaatselijk ormaan<br />
m.i. evenmin leent. Ik meen dan ook, dat Prikker<br />
ons een goed voorbeeld heeft gegeven, maar tevens ben<br />
ik van oordeel dat het weinigen van ons gegeven is<br />
zoo'n prestatie op behoorlijk peil ten uitvoer te leggen.<br />
W. R. C. VAN BOETZELAER.<br />
lilt Onze Bladen.<br />
PREVENTIEVE CENSUUR?<br />
In het orgaan De R. K. Staatspartij kwam onlangs<br />
een voortreffelijk artikel voor over preventieve censuur,<br />
waaraan wij het volgende ontleenen:<br />
„De vrijheid van drukpers is den burger niet gegund bij wijze<br />
van onschuldig vermaak, dat hem weer ontnomen kan worden, zoodra<br />
hij er een voor de overheid onwelgevallig gebruik van maakt.<br />
De vrijheid van drukpers is een wezenlijk bestanddeel van onze<br />
vaderlandsche democratie. De bouwers van onzen rechtsstaat hebben<br />
getracht in het positieve recht waarborgen te scheppen tegen machtsoverschrijding<br />
door de hoogste machthebbers. Het staatkundig raadsel:<br />
„Wie zal de bewakers der rechtsorde bewaken?" hebben zij<br />
trachten op te lossen door de constitutie te doen steunen op drie<br />
pijlers: op een evenwichtige driedeeling van machten, op de volksvertegenwoordiging<br />
en op directen volksinvloed. Drie pijlers,<br />
waarvan er geen mag ontbreken. Ook niet de directe volksinvloed.<br />
Vrijheid van drukpers en recht van petitie zijn even goed elementen<br />
van ons rechtssysteem, als de vertegenwoordiging van het volk<br />
in de wetgevende lichamen. Wat voor zin zou het algemeene kiesrecht<br />
hebben zonder de vrije meeningsuiting van het volk?<br />
Ook art. 7 is een grondwetsartikel. Zonder drukpersvrijheid is<br />
onze rechtsstaat niet volledig.<br />
Niet alleen in ons recht, doch dieper nog in deze vrijheid verankerd.<br />
Zij is ons volk in de ziel gegroeid. Geen kwader man,<br />
dan een Nederlander, die niet zijn meening zeggen mag. In de<br />
bakermat der boekdrukkunst heeft de drukpersvrijheid het eerst<br />
gebloeid. Niet steeds ten zegen, het zij erkend. Doch kwam ons<br />
land er slechter af dan andere, waar het ventiel van het opstandige<br />
woord werd gestopt en het volk aldus geprest werd tot de opstandige<br />
daad? Wat de staatkunde te vreezen heeft is niet het<br />
teveel aan denkbeelden, doch het tekort. Slechts achterstand. Het<br />
teveel kost papier, het tekort bloed. In het algemeen heeft hier te<br />
lande de publieke gedachtenwisseling door middel van de drukpers<br />
de ontwikkeling der ideeën bevorderd, en sociale hervormingen<br />
zonder schokken doen verloopen. In het algemeen toonde ons volk<br />
aan de politieke minderjarigheid te zijn ontwassen, en in staat te<br />
zijn de weelde der drukpersvrijheid te kunnen dragen. Vergeten wij,<br />
katholieken ook niet, wat wij in de jaren van onze emancipatie<br />
te danken hebben gehad aan onze vrije pers. Er zijn echter steeds<br />
wanklanken in het koor gehoord, en, zegt men, op het oogenblik<br />
zijn die sterker dan ooit. Wat tien jaar geleden niet mogelijk scheen,<br />
gebeurt: de Regeering van het Nederlandsche volk overweegt,<br />
wegens veelvuldige drukpers-excessen, wijziging van het zevende<br />
Grondwetsartikel.<br />
Art. 7 luidt: „Niemand heeft voorafgaand verlof noodig, om door<br />
de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders<br />
verantwoordelijkheid volgens de wet."<br />
Door de laatste zinsnede is dit artikel niet zoo heel veelzeggend.<br />
Als het echter iets inhoudt, dan is het: het verbod van preventieve<br />
censuur. Wijziging van dit artikel is geheel overbodig, tenzij<br />
men wil aantasten het beginsel, dat preventieve censuur in ons<br />
recht niet mag voorkomen. Terecht komen dan ook diegenen in<br />
het geweer, die hier een wezenlijk element onzer democratie zien<br />
bedreigd.. Doch is niet even terecht de Regeering verontwaardigd<br />
over de excessen dier drukpersvrijheid? Hier ligt een dilemma: een<br />
nationaal cultuurgoed, dat waard is te worden verdedigd, en uitwassen,<br />
die om het snoeimes roepen.<br />
Wijs is het maanwoord van St. Thomas, waarmee hij den wetgevers<br />
afraadt al het kwaad met verboden te willen bestrijden,<br />
omdat „veel goeds zou worden belet, indien men al het kwaad zou<br />
willen verhinderen."<br />
Wat immers beteekent preventieve censuur? Zij kan zich uitstrekken<br />
over persoonlijke beschuldigingen, over publicaties van<br />
feiten en over zuivere meeningsuitingen. Het is waar, dat de extremistische<br />
pers zich schuldig maakt aan schandelijke uitingen. Doch<br />
is niet verreweg het grootste deel der Nederlandsche pers het rustig<br />
spiegelbeeld van een, weliswaar sterk geschakeerde, maar toch<br />
evenwichtige volkseenheid? Wanklanken hebben zich daarnaast<br />
steeds voorgedaan. Was 40 jaar geleden de sociaal-democratische<br />
pers zoo democratisch van toon? Herinnert men zich nog de anarchistische<br />
blaadjes ten plattelande? Kon ook de oude school der<br />
katholieke journalistiek, de generatie der emancipatie, geen forschen<br />
toon aanslaan? De soep wordt in dit land dikwijls zeer heet opgediend,<br />
doch hoe werd ze gegeten? Indien de prikkelbaarheid<br />
van ons kalme volk inderdaad dermate is toegenomen, dat lectuur<br />
gevaar oplevert voor de openbare orde, is het dan noodig van het<br />
zachtste repressieve stelsel van censuur ineens, met overslaan van<br />
alle tusschentrappen, over te springen naar de preventie? De wetgever<br />
zal heel veel bereiken door een herziening van het Strafwetboek,<br />
wat betreft het daderschap van drukpersdilecten. Het is beter<br />
door 't aannemen van een fictief daderschap, dengene die in feite<br />
hoofdredacteur is (dus geen strooman), te treffen, dan rotatiepersen<br />
en drukkerijen. (Het schijnt dr. Colijn wenschelijk voor te komen<br />
een orgaan als zoodanig te kunnen opheffen, door tijdelijke of<br />
permanente verboden. Dit is een illusie. Zulke verboden werken<br />
averechts: als propaganda. Houdt den dader!).<br />
Naast verscherping der strafrechtelijke repressie kan slechts helpen<br />
de opvoeding van het publiek. De gezonde geesten zullen er<br />
spoedig genoeg van hebben te worden aangesproken op de wijze<br />
waarop men slechts tot gepeupel het woord richt. De democratische<br />
bladen gewennen hun lezers daarom behalve aan goeden inhoud<br />
ook aan goeden toon.<br />
Wijziging van artikel 7 der Grondwet lijkt voorshands niet<br />
noodig. Daar zit tè veel aan vast. Wel zou deze Regeering een<br />
verstandig gebruik maken van preventieve censuur, doch dat zijn<br />
overwegingen, waarop men geen Grondwetsherziening baseert, die<br />
toch een blijvende verandering van ons rechtsstelsel beteekent. Wellicht<br />
is ten opzichte der persmanieren op den langen duur meer<br />
heil te verwachten van het andere grondwetsartikel, dat onder<br />
handen zal worden genomen: art. 194.<br />
Eigenlijk moeten de huidige drukpers-uitwassen ernstiger genomen<br />
worden als cultureel gevaar, dan als gevaar voor de staatsorde.<br />
Het nieuwe is niet, dat er gehitst wordt. Dat is erger gebeurd.<br />
Het nieuwe is. dat de demagogie geen uiting meer is van<br />
verhitte geesten, die doldriftig strijden voor een zaak, waardoor zij<br />
zijn gevangen. Thans wordt koelbloedig demagogie gepleegd als<br />
een wetenschap, volgens internationaal gangbare schabionen, zonder<br />
bekommernis om de waarheid, doch alleen lettend op het nuttig<br />
effect. Het is daarom vooral de tastbare kwade trouw, die in de<br />
communistische en fascistische pers ergert. Dit is niet uitsluitend<br />
een kwestie van staatsgevaarlijkheid, doch dikwerf veeleer van<br />
beroepseer. Wanneer ooit (wij allen zijn dan oud en grijs) het<br />
publiciteitsbedrijf zich inwendig zal hebben georganiseerd, d.w.z.<br />
organisch zal zijn geworden, wanneer door toenadering tusschen<br />
uitgevers en schrijvers ooit een gesloten bedrijfschap zal zijn ontstaan,<br />
dan zal een eigen tuchtrecht, van overheidswege gesanctionneerd,<br />
heilzamer werken dan regeeringscensuur. Het persbedrijf zelf<br />
zal de beroepseer bewaken. De collectiviteit zal daarbij het verantwoordelijkheidsgevoel<br />
toonen, dat den enkeling somtijds ontbreekt.<br />
Dit alles heek nog tijd van leven. Men rijde niet te paard dezen<br />
porceleinwinkel binnen."
Journalistieke Herrirniermgen.<br />
HERINNERINGEN VAN EEN JOURNALIST. *)<br />
III.<br />
Ik heb in de 25 jaar, dat ik aan de Amsterdamsche<br />
Courant gewerkt heb, heel wat mee gemaakt.<br />
Hoofdredacteuren maar één. Nadat de Bergh, na zijn<br />
terugkomst uit Indië, waarheen hij zich ter elfder ure<br />
door Mr. Caroli voor mevrouw Bulkly had laten zenden,<br />
door de directie weggekeken was, deed Franchimont<br />
als redacteur het werk, zonder dat hij echter hoofdartikelen<br />
schreef. Dat deed een enkelen keer de directeur<br />
van de Brakke Grond, de heer Van Beek, of de heer<br />
J. Hulse, die tweede correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche<br />
Courant was, een zeer begaafd journalist,<br />
voor wien ik groot respect had. Ik kende hem door zijn<br />
brochure ,,Naar Frankrijk front" door Aldegonde, waarin<br />
hij den jongsten oorlog nagenoeg geheel voorspelde,<br />
vooral ten opzichte van de plaats waar deze zich moest<br />
afspelen. Aan de verschijning dezer brochure is een aardige<br />
geschiedenis verbonden. Op een goeden dag vroeg<br />
Hulse mij, of ik een geheim kon bewaren. Ik antwoordde<br />
daarop, dat dit wel zou gaan. Hij vertelde me toen.<br />
dat hij mij vertrouwde, mijn hulp kwam inroepen. Hij had<br />
na zijn studie voor officier vaarwel gezegd te hebben,<br />
een paar militaire vakken, strategie en taktiek, aangehouden<br />
en na een grondige studie van den Fransch-<br />
Duitschen oorlog van '70 — hij kende het Duitschc<br />
Generale-Stafwerk bijna uit zijn hoofd — een brochure<br />
geschreven, waarin hij met klem betoogde, dat Nederland<br />
zich in een volgenden oorlog bij Duitschland moest<br />
aansluiten, wilde het niet onder den voet geloopen<br />
worden. Hij voorzag dat die brochure heel wat sensatie<br />
zou maken, doch wist ook, dat, indien uitlekte dat hij<br />
de schrijver was, men zou zeggen: „Weet hij veel!", en<br />
daarmee de brochure in de prullemand zou verdwijnen.<br />
Want, zoo redeneerde hij, men let hier nooit op wat<br />
gezegd wordt, doch op wie het zegt. En de ondervinding<br />
stelde hem volmondig in het gelijk. Nu was zijn verzoek<br />
aan mij, dat ik voor een uitgever zou zorgen, zonder zijn<br />
naam te noemen en dat ik zwijgen zou. Wat dit laatste<br />
betreft, kon ik hem met een gerust hart verzekeren,<br />
dat ik dit kón en wilde en wat het eerste betreft, dat<br />
ik zou probeeren of de uitgever van mijn militaire bundels<br />
de uitgave aandurfde. De bezwaren kwamen natuurlijk<br />
dadelijk voor den dag. Een brochure uitgeven,<br />
zonder den naam van den schrijver te kennen, leek den<br />
heer L. J. Veen niet aanlokkelijk. Vooral omdat de uitgave<br />
van een brochure in ons land meestal een te kort<br />
opleverde. Wat dat betreft, kon ik hem gerust stellen.<br />
Geld zou hij er niet hebben bij te leggen. Als er een<br />
tekort was, waarvoor wij niet vreesden, zou dat door den<br />
auteur betaald worden. Ten slotte stapte de uitgever over<br />
de bezwaren heen, doch hij wenschte, alvorens te beslissen,<br />
de brochure te lezen. Dat werd hem toegestaan.<br />
De lezing scheen op den heer Veen zoo'n indruk te<br />
maken, dat hij besloot de brochure uit te geven. Zij verscheen<br />
en werd naar alle voornaamste bladen der wereld<br />
ter recensie gezonden. Neen, wat wij daar een plezier<br />
van gehad hebben! Een onzer grootste politieke<br />
bladen — het was tijdens het Ministerie-M ackay<br />
— liet in haar aankondiging doorschemeren, dat de brochure<br />
geschreven moest zijn door een der leden van het<br />
zittend Ministerie en het wees Mr. A. F. De Savornin<br />
Lohman als met den vinger aan. Alle groote dagbladen<br />
van Europa, in de eerste plaats de Duitsche en Fransche,<br />
doch ook de Belgische en Oostenrijksche bladen,<br />
plaatsten hoofdartikelen tegen of voor. Maar zijn deskundigheid<br />
en de voorspelling van het toekomstig terrein<br />
van den oorlog (België werd door niemand bestreden.<br />
*) Gevonden in de nalatenschap van den schriji<br />
DE J O U R N A L I S T 71<br />
Twee gedelegeerden;<br />
Jan van den ± ;<br />
(Amsterdam) en K,<br />
Voskuil (den Haag)<br />
met elkander in diepzinnig<br />
overleg aan den<br />
[eestmaaltijd in Den<br />
Haag. Zouden ze nu<br />
werkelijk een „Bond<br />
va n Gedelegeerde n''<br />
willen oprichten, zooals<br />
al meermalen werd<br />
gefluisterd, ten einde<br />
hun rechtpositie in het Bestuur te versterken?<br />
Voor Hulse was de zaak daarmee uit. De brochure<br />
werd druk verkocht, er behoefde dus niets bij en hij werd<br />
gelezen door hen, op wie de schrijver het oog had.<br />
In die dagen was Henry Tindal in De Telegraaf de<br />
militaire medewerker, die er in een reeks artikelen op<br />
hamerde, dat men het leger zou verbeteren. Hij liet de<br />
brochure niet onbesproken, ik laat staan in welke richting,<br />
maar wat het vermakelijkste was, hij insinueerde,<br />
dat de schrijver der brochure in de Brakke Grond (waar<br />
De Amsterd. Cr. verscheen) zetelde. Ik sprak dit natuurlijk<br />
dadelijk tegen, doch toen ik mijn aanslag in de<br />
gemeente-belasting thuis kreeg, bemerkte ik, dat ik vrij<br />
aanzienlijk was verhoogd, niettegenstaande de toenmalige<br />
wethouder voor de Financiën, Dyserink, die commissaris<br />
van de Brakke Grond en daardoor ook gelieerd<br />
was aan de Amsterdamsche Courant, kon weten, dat<br />
mijn salaris, dat toen nog ƒ 800.— bedroeg, niet was<br />
verhoogd, wat ik den heeren op het Stadhuis meedeelde.<br />
Het antwoord deed onmiddellijk zien, dat men daar<br />
goede couranten-lezers was, want de ambtenaar gaf me<br />
triumpheerend ten antwoord: „Maar die brochure „Naar<br />
Frankrijk front" heeft u toch geen windeieren gelegd!"<br />
Met moeite kon ik hen overtuigen, dat ik de schrijver<br />
niet was, wat uit den stijl direct sprak. Want Hulse had<br />
een benijdenswaardigen stijl, door scherp en raak de<br />
dingen waarom het ging den klemtoon te geven.<br />
Behalve deze brochure had hij in de door mij geredigeerde<br />
Portefeuille een paar artikelen geschreven over<br />
„Het Dagboek van Willem de Klerk" en over den Franschen<br />
criticus H. Beune, die zooveel succes hadden, dat<br />
de uitgever M. M. Olivier vroeg ze afzonderlijk te<br />
mogen uitgeven.<br />
Ik kende dus zijn pittigen stijl en bewonderde die, zoodat,<br />
toen de directie van de Amsterdamsche Courant mij<br />
vroeg, wien ik als hoofdredacteur zou aanbevelen, ik<br />
geen oogenblik aarzelde om Hulse te noemen, op wien<br />
de keuze dan ook gevestigd werd. Hij nam die benoeming<br />
echter niet aan, zonder voorwaarden, waarvan er<br />
enkelen ons golden, wat het salaris betreft. Hij verklaarde<br />
met zulke hongerlijders niet te kunnen werken.<br />
Bovendien stelde hij als eisch, dat ik, die de stad op<br />
mijn duimpje kende en liefhad, moest blijven. Hij kreeg<br />
in alles zijn zin.<br />
Zijn eerste werk was om, in navolging van De Amserdammer,<br />
waaraan hij onder de Koo gewerkt had.<br />
een spiegel van de courant aan te leggen. Tot dusver<br />
gaf ieder redacteur zijn copie aan den meesterknecht der<br />
drukkerij en 's middags bij het opmaken ging de redacteur-binnenland<br />
even naar boven en als er te veel was,<br />
besliste deze in overleg met den meesterknecht, die ook<br />
opmaker was, wat kon blijven liggen. Nu moest alles in<br />
rubrieken, die een vast nummer droegen, worden ingeschreven<br />
met het aantal regels en moest de redacteur,<br />
met die lijst voor oogen, opmaken en vooruit al weten<br />
of er te veel of te weinig was en hoeveel. Voor het<br />
opmaken behoorde hij al wat niet actueel was op een<br />
nieuwe lijst voor een anderen dag over te schrijven en<br />
niet te laten zetten. Dit vroeg eenige oplettendheid, doch<br />
eenmaal er aan gewoon, was het doodeenvoudig en rationeel.<br />
De arme meesterknecht werd er ziek van en
72<br />
kwam niet op de drukkerij terug. De redacteur, die er<br />
mee belast werd, mopperde den ganschen dag over de<br />
moeilijkheden, doch Hulse bleef doodkalm en zei: ,,A1<br />
moet ik ook over al jullie lijken gaan, het moet gebeuren,<br />
want later zal je me er dankbaar voor zijn."<br />
De redacteur werd ook ziek en keerde evenmin terug.<br />
Zijn opvolger had er geen moeite mee en erkende volmondig<br />
het practische van het systeem, dat sedert wel<br />
overal zal zijn ingevoerd.<br />
Wat zijn de salarissen in de journalistiek veranderd!<br />
Ik heb al verteld, dat ik, tot dat Hulse hoofdredacteur<br />
werd, ƒ 800.— verdiende. En daarvoor moest men nacht<br />
en dag gereed staan, want ik heb de geheele ontwikkeling<br />
van de sociaal-democratie mee gemaakt, — en kon<br />
men op bijverdienste niet rekenen. Een teekenend staaltje<br />
ondervond ik voor Hulse kwam. Het was het eerste<br />
jaar van mijn journalistieke loopbaan. Ik had me met<br />
het oog op de komst der Koninginnen in de bullen, dus<br />
in de schuld moeten steken. Op den dag van aankomst<br />
kom ik 's morgens in pontificaal, gekleed-gejast en hooggehoed,<br />
op bureau. Wordt van alle kanten door de collegas<br />
bewonderd en op den hak genomen. Ik was in de<br />
beste stemming. <strong>No</strong>g even op mijn tafel ziende, vind<br />
ik een briefje, geschreven met de hand van den Directeur<br />
Van Beek. Ik maak het couvert open en lees: „Gij<br />
hebt al uw werkkracht aan de Amsterdamsche Courant<br />
verkocht. En ik hoor dat gij de redactie van De Portefeuille<br />
voert. Gij hebt te kiezen tusschen dit laatste<br />
blad en de Amsterdamsche Courant."<br />
Nu moet men, om mijn woede te verklaren, weten, dat<br />
De Portefeuille een kunstblad was, dat door mij en de<br />
meeste medewerkers voor niets geschreven werd.<br />
Ik had de Redactie op mij genomen, omdat ik als jong<br />
journalist aan een blad, dat geen relaties meer had,<br />
daardoor met belangrijke en belangwekkende menschen<br />
in aanraking kwam. Ik stapte onmiddellijk naar het bureau<br />
van de directie en zei: „U hadt me dat toch, waar<br />
we zoo kort bij elkaar zitten, wel mondeling kunnen<br />
zeggen. Weet u dat ik De Portefeuille voor niets redigeer?"<br />
— „Dat kan mij niet schelen, maar je hebt, zooals<br />
ik je schreef, te kiezen of te deelen". Nu hadt de<br />
goede man het ongeluk niet erg parlementair te zijn<br />
en een knoop in zijn gesprek laten vallen. Dat maakte<br />
me zoo van streek, dat ik hem even liet hooren dat ik<br />
uit mijn soldatentijd een bloemrijker taal kon produceeren<br />
dan hij, die nooit 's Konings rok gedragen hadt.<br />
Dat sloeg in. Daarop was hij niet voorbereid en maakte<br />
indruk.<br />
„Gij zegt dat ik kiezen moet, welnu, ofschoon ik er<br />
broodeloos door word, ik heb gekozen. Ik ga naar huis<br />
en zoekt gij maar een ander om de Koninginnen te<br />
volgen".<br />
Er was natuurlijk geen ander en dat maakte hem klein,<br />
maar het meest had mijn kazerne-taal indruk op hem<br />
gemaakt, want we zijn sedert de beste maatjes geworden<br />
en gebleven. Hij begon nu een geheel anderen toon aan<br />
te slaan en meende, dat we ons beiden te veel opwonden<br />
en dat het verstandig zou zijn, om straks, als het werk<br />
afgeloopen was, er kalm over te praten. Ook toen tapte<br />
hij uit een heel ander vaatje, zoodat de zaak met een<br />
sisser afliep.<br />
Maar ik bleef De Portefeuille redigeeren.<br />
N. VAN HARPEN.<br />
STOPPERS. Pers-attaché's.<br />
De Gazeffe Ufficiale van 28 Maart <strong>1936</strong>, no. 73 meldt,<br />
dat de functie van persattaché bij de Italiaansche Ambassades<br />
en Gezantschappen wordt ingesteld. Ten hoogste<br />
zullen 14 persattachés kunnen worden benoemd bij<br />
die diplomatieke vertegenwoordigingen, die nader zullen<br />
worden aangeduid. De kosten, aan deze nieuwe<br />
instelling verbonden, komen ten laste van het Ministerie<br />
van Propaganda en Persaangelegenheden.<br />
DE J O U R N A L I S T<br />
Allerlei.<br />
ZUID-AFRIKAANSCHE JOURNALISTIEK.<br />
Na een 35jarige loopbaan in de journalistiek is dr.<br />
Gustav S. Preller, hoofdredacteur van Die Vaderland<br />
afgetreden en door W. van Heerden, zijn assistent, opgevolgd.<br />
Preller wordt met Eugène Marais en onzen landgenoot<br />
dr. F. V. Engelenburg tot de vaders van de Af'rikaansche<br />
journalistiek gerekend. Hij heeft met taai idealisme<br />
een Afrikaansche journalistiek voor den Afrikaansch-sprekenden<br />
Afrikaner helpen opbouwen en<br />
daarbij nog tijd gevonden voor de publicatie van tal van<br />
geschiedkundige boeken. Voor zijn verdiensten als geschiedvorscher<br />
van het Afrikaansche volk schonk de<br />
universiteit van Stellenbosch hem in 1930 een eeredoctoraat.<br />
<strong>No</strong>ode ziet Die Vaderland hem vertrekken, niet<br />
om te rusten, maar om zich te wijden aan zijn tweede<br />
levenswerk, waaraan hij sinds eenigen tijd bezig is, n.1.<br />
de verzameling van gegevens nopens den tweeden vrijheidsoorlog.<br />
Het was sinds lang de wensch van de Unieregeering<br />
dat die geschiedenis zou worden te boek gesteld<br />
en meer dan iemand anders is Preller daarvoor de<br />
aangekezen man, die door eigen studie tot de hoogste<br />
sport is opgeklommen, tot hoofdredacteur van een Afrikaansch<br />
blad met nationalen invloed en tot een van<br />
Zuid-Afrika's beste geschiedschrijvers.<br />
Preller, een kleinzoon van den beroemden generaal<br />
S. Schoeman, is in 1874 geboren op de plaats Klein-<br />
Schoemansdal, waar thans Pretoria ligt. Voor den oorlog<br />
van 1899 was hij klerk op het departement van mijnwezen<br />
van de Zuid-Afrikaansche republiek.<br />
H. W. DE RONDE<br />
Er heeft zich een comité gevormd, om onzen collega<br />
H. W. de Ronde, muziek-criticus van het Rotterdamsch<br />
Nieuwsblad, op 1 Mei a.s. bij zijn afscheid een huldeblijk<br />
aan te bieden. Burgemeester Droogleever Fortuyn is<br />
eere-voorzitter. De Kring-voorzitter maakt deel uit van<br />
het Comité. Op 1 Mei, des middags half 4, zal men in<br />
de foyer van den Doelen den scheidenden collega, aan<br />
wien Henri Dekking in ons vorig nummer een beschouwing<br />
wijdde, de hand kunnen drukken.<br />
3. B. VESTERS.<br />
Op de jaarvergadering van de Katholieke Journalisten-Vereeniging,<br />
de volgende maand te houden, zal de<br />
heer J. B. Vesters het voorzitterschap, dat hij vele jaren<br />
heeft bekleed, neerleggen. Met leedwezen is dit ook<br />
door ons vernomen; wij behouden aan de talrijke ontmoetingen,<br />
welke wij met hem mochten hebben, niet<br />
anders dan goede en aangename herinneringen aan een<br />
hoogst-achtenswaardige, rechtschapen en bescheiden<br />
persoonlijkheid.<br />
De heer Jan van Menten, hoofdredacteur van het<br />
Handelsblad van Antwerpen, herdacht Zondag zijn<br />
gouden jubilé als journalist. De Koning benoemde hem<br />
tot commandeur in de Leopolds-orde.<br />
De Nieuwe Hengelosche Courant bestaat op<br />
Mei a.s. 50 jaar.<br />
— Ledenlijst. Aan de wijzigingen op pag. 48 moet<br />
worden toegevoegd:<br />
Dr. S. S. Smeding, verhuisd naar Tverseijlt Bestech<br />
Lange St. Pieterstraat, Middelburg.<br />
Aan de Ledenlijst (boekje) moet worden toegevoegd:<br />
Ph. J. G. Roest, van Boetzelaerstraat 53, Alphen a. d.<br />
Rijn. Achter den naam D. Wehrens moet de toevoeging<br />
Eigen Volk worden geschrapt.