11.09.2013 Views

Operationalisering van varianten van kleinschalig verblijf voor ...

Operationalisering van varianten van kleinschalig verblijf voor ...

Operationalisering van varianten van kleinschalig verblijf voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Operationalisering</strong> <strong>van</strong> <strong>varianten</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong> <strong>verblijf</strong> <strong>voor</strong> dementerenden<br />

prof.dr. R. Huijsman MBA<br />

I. Brons<strong>voor</strong>t<br />

instituut Beleid en Management gezondheidszorg<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

juli 2006


Inhoudsopgave<br />

1. Aanleiding 3<br />

2. Opzet <strong>van</strong> het onderzoek 5<br />

2.1 Vraagstellingen 5<br />

2.2 Methoden 6<br />

2.2.1 Literatuuronderzoek 6<br />

2.2.2 Scenario-onderzoek 6<br />

2.2.3 Selecteren <strong>van</strong> onderzoekseenheden uit landelijke databank 7<br />

2.2.4 Opzet <strong>van</strong> de vragenlijst 10<br />

3. Literatuurverkenning 11<br />

3.1 Dementie wordt maatschappelijk probleem 11<br />

3.2 Dementie vraagt om zorginnovatie 11<br />

3.3 Kleinschaligheid: pijler in nieuw zorgconcept <strong>voor</strong> dementerenden? 14<br />

3.4 Onderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>heid 16<br />

3.5 Gebrekkig inzicht in toegevoegde waarde <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid 18<br />

3.6 Enkele overwegingen 19<br />

4. Kleinschaligheid <strong>voor</strong> dementerenden: conceptualisering in <strong>varianten</strong> 20<br />

4.1 De kernelementen <strong>voor</strong> scenario’s 20<br />

4.1.1 Min of meer vaststaande zekerheden 20<br />

4.1.2 Kritische onzekerheden <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg 20<br />

4.2 Varianten <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid op basis <strong>van</strong> de woonvorm 22<br />

4.2.1 <strong>Operationalisering</strong> woonvormen 22<br />

4.2.2 <strong>Operationalisering</strong> zorgdimensie 24<br />

5. Gerichte inventarisatie <strong>van</strong> projecten 25<br />

5.1 Indelingen projecten in <strong>varianten</strong> 25<br />

5.2 Aard en woonbeleving <strong>van</strong> de projecten 25<br />

5.3 Zorg- en dienstverlening in de projecten 28<br />

5.4 Enkele normen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg uitgelicht 31<br />

5.5 Medewerkers in groepswoningen <strong>voor</strong> dementerende ouderen 34<br />

5.6 Activiteiten in de groepswoning 37<br />

6. De lessen uit dit onderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden 39<br />

6.1 Conclusies uit de bevindingen 39<br />

6.2 Discussie over de bevindingen 40<br />

6.3 Enkele aanbevelingen ter afronding 41<br />

Literatuur 43<br />

Bijlage Vragenlijst aspecten <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> dementerenden 46<br />

2


1. Aanleiding<br />

Een samenloop <strong>van</strong> verschillende maatschappelijke, economische en beleidsmatige<br />

ontwikkelingen in de zorg <strong>voor</strong> ouderen leidt er toe dat de zorgvraag <strong>van</strong> cliënten in verzorgings-<br />

en verpleeghuizen steeds zwaarder en complexer worden, terwijl tegelijkertijd het streven naar zo<br />

groot mogelijk zelfredzaamheid en privacy onverminderd doorzet. Deze combinatie <strong>van</strong><br />

ontwikkelingen leidt tot allerlei nieuwe ontwikkelingen in de zorgverlening, waaronder<br />

‘<strong>kleinschalig</strong>heid’ in het wonen <strong>voor</strong> en de zorg- en dienstverlening aan dementerende ouderen.<br />

Zijn er adequate alternatieven <strong>voor</strong> het meer traditionele concept <strong>van</strong> institutionele<br />

verpleeghuiszorg? Hoewel organisaties steeds verder fuseren, zien we in de feitelijke levering<br />

<strong>van</strong> de zorgverlening juist een ontwikkeling naar <strong>kleinschalig</strong>heid (Prismant/VWS, 2001). In een<br />

<strong>kleinschalig</strong>e opzet kan meer rekening worden gehouden met <strong>voor</strong>keuren <strong>van</strong> cliënten,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld ten aanzien <strong>van</strong> privacy, woonruimte en dagritme. Ook de zorgvisie op<br />

dementerenden speelt hierin een belangrijke rol, want dementie is een <strong>voor</strong>tschrijdende en<br />

onomkeerbare ziekte waaraan medisch niet veel te doen is, maar waar het accent gelegd wordt<br />

op kwaliteit <strong>van</strong> leven in een herkenbare setting die appel blijft doen op afnemende vermogens.<br />

Hoe dat het best kan worden aangepakt in de combinatie <strong>van</strong> wonen, zorg en behandeling staat<br />

echter nog grotendeels open. Er zijn verschillende sporen om <strong>kleinschalig</strong>heid te realiseren. Zo is<br />

het gemiddelde aantal plaatsen in recente nieuwbouw <strong>van</strong> verpleeghuizen lager dan <strong>voor</strong>heen en<br />

worden bij renovatie <strong>van</strong> bestaande verpleeghuizen de meerbedskamers verbouwd tot één- of<br />

tweepersoons kamers, mede onder invloed <strong>van</strong> nieuwe privacywetgeving. Voorts worden bij<br />

nieuwbouw of renovatie <strong>van</strong> verpleeghuizen groepswoningen gerealiseerd en ook buiten de<br />

instellingen zien we een toename <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e woonzorg<strong>voor</strong>zieningen, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong><br />

dementerende cliënten of jonge mensen met een verpleeghuisindicatie. Het is goed denkbaar dat<br />

er ook in de toekomst verschillende <strong>varianten</strong> naast elkaar kunnen blijven bestaan.<br />

De Stichting Werkt <strong>voor</strong> Ouderen heeft ondersteuning gevraagd bij het doordenken en<br />

ontwikkelen <strong>van</strong> het concept <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid in de zorg <strong>voor</strong> dementerende ouderen, met<br />

name in de gemeente Vlissingen. In Zeeland bestaat veel animo <strong>voor</strong> een nieuwe beleidskoers<br />

waarin <strong>kleinschalig</strong>heid centraal staat en woonzorgcomplexen zoals die in de vorige eeuw zijn<br />

ontwikkeld worden afgebouwd. De Stichting beheert diverse woonzorgcentra die gerenoveerd zijn<br />

of worden en waarbij <strong>kleinschalig</strong>heid <strong>van</strong> dagelijkse zorgverlening al langer wordt ingepast in<br />

grootschaligheid <strong>van</strong> de gebouwelijke infrastructuur. Andere organisaties in Zeeland gaan zo ver<br />

dat zij de gebouwen in z’n geheel wensen te ver<strong>van</strong>gen door <strong>kleinschalig</strong>e infrastructuur, tot aan<br />

‘stand alone’ huizen in de wijk. Kleinschaligheid in zorg dient te worden onderscheiden <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>heid in de gebouwen, aldus onderzoek <strong>van</strong> het Trimbos-instituut (Broekhuizen e.a.,<br />

2004). Maar gaat ‘onderscheiden’ zo ver dat zorgverlening en infrastructuur kunnen worden<br />

‘gescheiden’, letterlijk en figuurlijk? Hoe kunnen de kwaliteit en kosten in balans worden<br />

gehouden? Welke <strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid zijn denkbaar en hoe passen die bij de wensen<br />

en behoeften <strong>van</strong> de verschillende doelgroepen <strong>van</strong> (dementerende) ouderen? Daarmee is de<br />

behoefte geschetst aan een meer fundamentele reflectie op <strong>kleinschalig</strong>heid, de <strong>varianten</strong> en<br />

grenzen daarin.<br />

Dit rapport wil inzicht geven in de verschillende <strong>varianten</strong> <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg aan<br />

dementerenden. Wat is de achterliggende visie op dementerende ouderen, de zorg en<br />

huisvesting die hen geboden moet worden, de invloed <strong>van</strong> de externe eisen over verantwoorde<br />

zorg en het personeelsbeleid daarbij? Hoe verloopt de dagelijkse praktijk in de verschillende<br />

<strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden? Na deze meer kwalitatieve beschrijving en<br />

3


analyse, zal een tweede rapportage ingaan op de economische bedrijfsvoering <strong>van</strong> de<br />

verschillende <strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerenden. Zijn alle <strong>varianten</strong> zoals die<br />

in omloop zijn, robuust genoeg om tegelijkertijd te voldoen aan zowel de zware zorgvraag en de<br />

externe toets <strong>van</strong> verantwoorde zorg als de meer interne eis <strong>van</strong> een gezonde bedrijfsvoering die<br />

de continuïteit <strong>van</strong> de organisatie waarborgt?<br />

Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de vraagstellingen en methoden bij dit<br />

onderzoek besproken. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting <strong>van</strong> de belangrijkste bevindingen in<br />

de literatuur. Deze worden vervolgens in hoofdstuk 4 gebruikt om te komen tot een<br />

conceptualisering <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden, in de vorm <strong>van</strong> een aantal<br />

<strong>varianten</strong>, onderscheiden naar woonvorm, inrichting <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening en de<br />

financiering. De operationalisering <strong>van</strong> dit conceptmodel wordt in dit hoofdstuk gelinkt aan de<br />

vragenlijst die is afgenomen bij 13 projecten in Nederland. Deze worden in hoofdstuk 5 in beeld<br />

gebracht en geanalyseerd. Hoofdstuk 6 eindigt deze rapportage met de conclusies, discussie <strong>van</strong><br />

de bevindingen en aanbevelingen.<br />

4


2. Opzet <strong>van</strong> het onderzoek<br />

2.1 Vraagstellingen<br />

De centrale vraagstelling <strong>voor</strong> dit haalbaarheidsonderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>heid in de zorg <strong>voor</strong><br />

(dementerende) ouderen luidt:<br />

Op welke wijze kan <strong>kleinschalig</strong>heid in zorgverlening worden doorgevoerd<br />

in de zorg <strong>voor</strong> dementerende ouderen in de gemeente Vlissingen?<br />

Om deze centrale vraagstelling te beantwoorden, wordt het haalbaarheidsonderzoek opgebouwd<br />

langs verschillende deelvragen. Een aantal daar<strong>van</strong> wordt in dit deelrapport beantwoord, de<br />

andere deelvragen komen in een tweetal andere rapportages aan de orde.<br />

Allereerst dient het concept “<strong>kleinschalig</strong>heid” nader uitgewerkt te worden:<br />

Deelvraag 1: Welke typen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie<br />

zijn er te onderscheiden?<br />

Deze deelvraag wordt beantwoord op basis <strong>van</strong> literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek bij<br />

bestaande projecten. Beantwoording <strong>van</strong> deze deelvraag dient een ordeningskader <strong>voor</strong> de<br />

volgende stappen op te leveren, zoals een typologie <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid, bij<strong>voor</strong>beeld langs het<br />

wooncontinuüm <strong>van</strong> enerzijds afzonderlijke huizen in de wijk tot anderzijds grootschalige<br />

complexen en langs het zorgcontinuüm <strong>van</strong> meer huiselijke tot meer institutionele zorgarrangementen.<br />

Als het concept op deze wijze nader is uitgewerkt, kunnen bestaande inzichten<br />

en ervaringen met <strong>kleinschalig</strong>heid worden geordend op grond <strong>van</strong> een beknopte analyse <strong>van</strong><br />

projecten elders in den lande. Er bestaan inmiddels zo’n 135 projecten met circa 2.400 plaatsen,<br />

in allerlei soorten en <strong>varianten</strong>. Voor elke variant die resulteert uit deelvraag 1, selecteren we<br />

projecten uit de praktijk die nader worden onderzocht op hun opzet, het model <strong>van</strong> zorg- en<br />

dienstverlening, de infrastructuur, de kwaliteit <strong>van</strong> wonen, zorg en welzijn en de kosten.<br />

Deelvraag 2: Zijn er significante verschillen te vinden in de verschillende verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie?<br />

De beantwoording <strong>van</strong> deze tweede deelvraag moet helderheid verschaffen in de relatie tussen<br />

kwaliteit en kosten <strong>voor</strong> elk <strong>van</strong> de onderscheiden <strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid. Voor het<br />

onderzoek naar de dagelijkse zorgpraktijk en de operationalisering <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> zorg is<br />

geprobeerd zo goed mogelijk aan te sluiten bij de normen verantwoorde zorg die tijdens het<br />

project openbaar werden en al bestaande IGZ-indicatoren. Deze algemene normen zijn inmiddels<br />

gespecificeerd, maar tijdens dit onderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>heid nog niet geoperationaliseerd en<br />

gevalideerd, zodat nog niet kan worden nagegaan of de indicaotren ook geheel rele<strong>van</strong>t zijn <strong>voor</strong><br />

en toepasbaar op <strong>kleinschalig</strong>e woon- en zorgarrangementen <strong>voor</strong> dementerende ouderen. De<br />

normen geven met name een indicatie over de minimaal te eisen kwaliteit <strong>van</strong> zorg, maar daar<br />

bovenop ligt nog een range <strong>van</strong> te leveren kwaliteiten tot aan maximaal te leveren kwaliteit. We<br />

willen deze range proberen in beeld te brengen, teneinde beleidsmakers en decision makers<br />

gevoelig te maken <strong>voor</strong> de verschillende <strong>varianten</strong> en de daarbij aanwezige bandbreedtes en<br />

relaties tussen kwaliteit en kosten.<br />

De bovenstaande twee deelvragen staan centraal in dit document; het totale onderzoek beslaat<br />

echter nog twee andere onderdelen die afzonderlijk worden gerapporteerd. Volledigheidshalve<br />

worden hieronder wel de vraagstellingen <strong>van</strong> betreffende onderdelen vermeld.<br />

5


Deelvraag 3: welke kostenstructuren typeren de verschillende <strong>varianten</strong> <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid en<br />

hoe staat het met de financieel-economische haalbaarheid <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid?<br />

De tweede deel <strong>van</strong> het totale onderzoek betreft de kosten <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid en wordt<br />

eveneens in beeld gebracht bij de geselecteerde projecten. Daarbij worden zowel de directe als<br />

de indirecte kosten <strong>voor</strong> de onderdelen zorg, wonen, welzijn en andere dienstverlening in beeld<br />

gebracht, alsmede de wijze waarop de kosten neerslaan bij diverse actoren, waaronder de<br />

cliënten zelf. Bij dit deel <strong>van</strong> het onderzoek is ondersteuning gevraagd <strong>van</strong> accountantonderzoekers<br />

<strong>van</strong> Ernst & Young (locatie Den Haag). De rapportage hier<strong>van</strong> vindt plaats in een<br />

afzonderlijk rapport.<br />

Deelvraag 4: welke <strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid spreken (potentiële) cliënten zelf het meest<br />

aan?<br />

Hoe ziet de doelgroep zelf haar toekomst indien zij afhankelijk wordt <strong>van</strong> zwaardere vormen <strong>van</strong><br />

zorg- en dienstverlening. Daartoe starten wij een gericht behoefte-onderzoek onder de<br />

(potentiële) doelgroep zelf. Deze deelvraag wordt in afzonderlijk rapportages beantwoord door<br />

Tabula Rasa.<br />

2.2 Methoden<br />

In deze paragraaf worden de methoden die in dit deelonderzoek zijn gebruikt, beschreven.<br />

Allereerst wordt beknopt de aanpak <strong>van</strong> literatuuronderzoek beschreven. Vervolgens worden de<br />

methoden <strong>voor</strong> het scenario-onderzoek besproken. Vervolgens wordt uiteengezet hoe het<br />

onderzoek onder projecten met <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden is aangepakt, via<br />

documentanalyse en een vragenlijst onder projectleiders of locatiemanagers beschreven.<br />

2.2.1. Literatuuronderzoek<br />

Zeer recent zijn bij het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg in samenwerking met het<br />

lectoraat Transities in de zorg <strong>van</strong> de Hogeschool Rotterdam twee scriptie-onderzoeken voltooid<br />

die de meest recente literatuur over <strong>kleinschalig</strong>e zorg aan dementerende ouderen goed in beeld<br />

hebben gebracht. Die scripties worden hier als vertrekpunt <strong>voor</strong> het literatuuronderzoek<br />

samengevat en waar nodig aangevuld met de meest actuele stand <strong>van</strong> zaken. Deze basis wordt<br />

voldoende geacht <strong>voor</strong> dit praktijkgerichte en toegepaste onderzoek.<br />

2.2.2. Scenario-onderzoek<br />

Op de ontwikkeling <strong>van</strong> zorg en ondersteuning <strong>voor</strong> ouderen zijn verschillende factoren <strong>van</strong><br />

invloed. Vanuit de literatuur is bepaald of het tamelijk vastliggende ontwikkelingen zijn waar<strong>van</strong><br />

de invloed op de zorg en ondersteuning <strong>voor</strong> ouderen redelijk <strong>voor</strong>spelbaar wordt geacht óf dat<br />

het juist kritische onzekerheden zijn waar<strong>van</strong> de invloed op de zorg en ondersteuning <strong>voor</strong><br />

ouderen met dementie niet goed te <strong>voor</strong>spellen is en waardoor het vaststellen <strong>van</strong> beleid en het<br />

bepalen <strong>van</strong> een (strategische) koers <strong>voor</strong> de toekomst bemoeilijkt wordt (<strong>van</strong> Arkel 1993). Op<br />

basis <strong>van</strong> dit onderscheid tussen min of meer zekere ontwikkelingen en kritische onzekerheden,<br />

is de literatuur gefilterd om daaruit de meest kritische onzekerheden <strong>voor</strong> de verdere ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid te destilleren. Zekerheden zijn de vastliggende elementen waar<strong>van</strong> de<br />

6


invloed op de zorg <strong>voor</strong> ouderen met dementie <strong>voor</strong>spelbaar is. Het betreffen ontwikkelingen die<br />

vrijwel zeker worden geacht. Onzekerheden zijn de factoren waar<strong>van</strong> de invloed op de zorg <strong>voor</strong><br />

ouderen met dementie niet te <strong>voor</strong>spellen is. Het zijn kritieke onzekerheden die het vaststellen<br />

<strong>van</strong> beleid en het bepalen <strong>van</strong> een (strategische) koers <strong>voor</strong> de toekomst bemoeilijken (<strong>van</strong> Arkel<br />

1993). Van de factoren die teruggevonden zijn in de literatuur, is bepaald of het zekerheden of<br />

kritische onzekerheden betreffen (zie hoofdstuk 3).<br />

De combinatie <strong>van</strong> een beperkt aantal onzekerheden geeft hier<strong>voor</strong> verschillende scenario’s,<br />

maar in latere fase is het andersom denkbaar om <strong>van</strong>uit ontwikkelde plannen terug te kijken naar<br />

diezelfde kritische onzekerheden en dan te bezien of die alsnog beïnvloedbaar zijn. Het scenarioonderzoek<br />

is gebruikt om de factoren te bepalen die <strong>van</strong> belang zijn bij het selecteren <strong>van</strong> de<br />

projecten. De factoren die uit het scenario-onderzoek naar voren zijn kwamen, zijn gebruikt als<br />

basis <strong>voor</strong> de vragenlijst om de praktijkprojecten in beeld te brengen.<br />

2.2.3. Selecteren <strong>van</strong> onderzoekseenheden uit landelijke databank<br />

Teneinde te komen tot een goede selectie <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te projecten in den lande, is de databank<br />

<strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>van</strong> het NIZW uitvoerig bestudeerd. De landelijke Databank Wonen-Zorg kent<br />

de onderdelen woonzorgzones, woonzorgcomplexen en <strong>kleinschalig</strong> groepswonen <strong>voor</strong> mensen<br />

met dementie. Het bestand <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerenden bestaat sinds 2003 en is in<br />

het najaar <strong>van</strong> 2005 geactualiseerd. Deze databank omvat <strong>van</strong>af dat moment een vrijwel<br />

volledige en gestandaardiseerde beschrijving <strong>van</strong> 136 operationele projecten en nog eens ruim<br />

200 in ontwikkeling zijnde projecten <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerende ouderen en<br />

wordt hier nadere in beeld gebracht om de selectie <strong>van</strong> onze eigen projecten toe te lichten.<br />

Tabel 2.1 laat zien welke projecten reeds operationeel zijn volgens het NIZW, naar startjaar en<br />

aard <strong>van</strong> financiering (<strong>voor</strong> zo ver bekend). De helft <strong>van</strong> alle bestaande projecten is binnen de<br />

WZV gebouwd. Van een aantal projecten is de financieringsgrondslag onbekend, met name uit<br />

de periode 1988-2000. Er voltrekt zich een ontwikkeling waarin het bouwen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e<br />

<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> dementeren meer binnen de WZV gebeurt dan in het VROM-domein. Het<br />

scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg blijkt in de praktijk tal <strong>van</strong> haken en ogen te hebben, ook <strong>voor</strong> de<br />

continuïteit in de bedrijfsvoering <strong>van</strong> de zorgaanbieder. Een bekend <strong>voor</strong>beeld is het project de<br />

Wiekslag, dat aan<strong>van</strong>kelijk binnen scheiden wonen en zorg was opgezet, maar teruggehaald is<br />

binnen de WZV om de financiering en verantwoordelijkheden duidelijker te verankeren.<br />

Tabel 2.1. Projecten <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden<br />

totaal<br />

binnen<br />

WZV<br />

scheiden<br />

wonen-zorg<br />

7<br />

financiering<br />

onbekend<br />

<strong>voor</strong> 1995 14 4 8 2<br />

1995-1997 9 5 3 1<br />

1998-2000 35 8 15 12<br />

2001-2003 28 18 10 0<br />

2004-2006 48 32 10 6<br />

totaal 134 67 46 21<br />

Er is nogal wat variatie in de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> projecten in <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerenden,<br />

zowel qua aantal groepswoningen per project als qua aantal bewoners per groepswoning. Van<br />

dat laatste element geeft tabel 2.2 een nationaal overzicht. De helft <strong>van</strong> de projecten hanteert het


aantal <strong>van</strong> zes bewoners per groepswoning, een om<strong>van</strong>g die ook veel in de literatuur wordt<br />

aangehaald als schijnbaar optimaal aantal om een gezinssituatie te simuleren (zie hoofdstuk 3).<br />

Een kleinere groepsgrootte komt niet of nauwelijks <strong>voor</strong> (en dan buiten de WZV), een grotere<br />

om<strong>van</strong>g juist wel. De te onderzoeken hypothese is dat de bedrijfsvoering hierin een belangrijke<br />

overweging is om de continuïteit <strong>van</strong> zorg en financiering te borgen.<br />

Tabel 2.2. Om<strong>van</strong>g <strong>kleinschalig</strong>e projecten in aantal bewoners per groepswoning<br />

totaal<br />

binnen<br />

WZV<br />

scheiden<br />

wonen-zorg<br />

8<br />

financiering<br />

onbekend<br />

Grootte=5 9 1 4 4<br />

Grootte=6 65 33 25 7<br />

Grootte=7 25 16 6 3<br />

Grootte=8 36 18 11 7<br />

totaal 135 68 46 21<br />

Het aantal groepswoningen per project verschilt eveneens (zie tabel 2.3). Projecten met slechts<br />

één woning vormen een kwart <strong>van</strong> alle projecten (40% <strong>van</strong> alle projecten in scheiden wonenzorg),<br />

goed <strong>voor</strong> 7% <strong>van</strong> de totale capaciteit <strong>van</strong> circa 3200 bewoners in <strong>kleinschalig</strong>e zorg. De<br />

groep <strong>van</strong> 2 tot 4 groepswoningen per project vormt 54% <strong>van</strong> alle projecten (50% <strong>van</strong> alle<br />

projecten in scheiden wonen-zorg). De kleinere clusters zien we in het VROM-domein, de grotere<br />

clusters met name in de WZV. Op één na zijn alle projecten met zeven of meer groepswoningen<br />

gerealiseerd binnen de WZV.<br />

Tabel 2.3. Aantal groepswoningen per project<br />

totaal binnen WZV<br />

scheiden<br />

wonen-zorg<br />

financiering<br />

onbekend<br />

1 woning 33 11 18 4<br />

2 woningen 26 10 10 6<br />

3 woningen 26 16 7 3<br />

4 woningen 21 12 6 3<br />

5 woningen 5 1 2 2<br />

6 woningen 6 3 2 1<br />

>= 7 18 15 1 2<br />

totaal 135 68 46 21<br />

Tussen het aantal groepswoningen per project en het aantal bewoners per groepswoning lijkt zo<br />

op het eerste oog enig verband te zijn. Enerzijds komt het aantal <strong>van</strong> 5 bewoners per<br />

groepswoning <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> bij kleinere projecten (met één of twee woningen), in wat kleinere<br />

clusters (vier of vijf woningen), maar niet bij grotere clusters. Anderzijds komt het aantal <strong>van</strong> 8<br />

bewoners per groepswoning <strong>voor</strong> bij stand-alone projecten, bij kleine clusters tot 4 woningen en<br />

helemaal aan het andere eind <strong>van</strong> het continuüm weer bij de grotere clusters. In het eerste geval<br />

lijkt bedrijfsvoering een rol te spelen, in het andere geval de verbintenis aan een zorginstelling<br />

(binnen de WZV; zie ook tabel 2.3). Al met al lijkt er een <strong>voor</strong>zichtige tendens te zijn dat hoe<br />

om<strong>van</strong>grijker het cluster <strong>van</strong> groepswoningen is, hoe kleiner het gemiddeld aantal bewoners per<br />

woning is (tot 5 woningen circa 6,7 bewoners per woning, daarboven gemiddeld 6,4).


Tabel 2.4. Aantal bewoners naar aantal groepswoningen per project en totale capaciteit<br />

aantal<br />

groepswoningen<br />

5 bewoners<br />

per woning<br />

6 bewoners<br />

per woning<br />

7 bewoners 8 bewoners<br />

per woning per woning<br />

9<br />

totaal<br />

aantal<br />

projecten<br />

(bewoners<br />

totaal aantal in % <strong>van</strong><br />

bewoners totaal)<br />

1 woning 3 13 6 11 33 223 (7,0%)<br />

2 woningen 3 16 3 4 26 328 (10,2%)<br />

3 woningen 0 13 6 7 26 528 (16,5%)<br />

4 woningen 1 8 5 7 21 576 (18,0%)<br />

5 woningen 2 3 0 0 5 140 (4,4%)<br />

6 woningen 0 5 1 0 6 222 (6,9%)<br />

7 tot 9 woningen 0 0 3 2 5 296 (9,2%)<br />

10 tot 15 woningen 0 6 1 2 9 747 (23,3%)<br />

>15 woningen 0 1 0 3 4 146 (4,6%)<br />

Totaal 9 65 25 36 135 3206 (100,0%)<br />

Binnen dit geheel <strong>van</strong> landelijke variatie in de <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden projecten is<br />

geprobeerd met behulp <strong>van</strong> een vragenlijst een goede selectie <strong>van</strong> projecten te realiseren.<br />

Onderstaande tabel geeft daar<strong>van</strong> een overzicht (NB: de enige plek in dit rapport waar de<br />

projecten met naam en toenaam worden genoemd; hierna zijn de projecten geanonimiseerd en<br />

worden resultaten steeds in geaggregeerde vorm gepresenteerd teneinde de privacy <strong>van</strong><br />

individuele projecten zo veel mogelijk te waarborgen). De vragenlijst is ingevuld door een aantal<br />

potentiële projecten, na analyse <strong>van</strong> de vragenlijsten is een aantal projecten geselecteerd. Een<br />

eerste selectie <strong>van</strong> onderzoekseenheden is gemaakt op basis <strong>van</strong> de factor huisvesting. Op basis<br />

<strong>van</strong> de literatuur en een inventarisatie <strong>van</strong> bestaande projecten in de praktijk is een indeling <strong>van</strong><br />

is gekomen tot een indeling <strong>van</strong> vier categorieën (zie hoofdstuk 4).<br />

Tabel 2.5 De deelnemende projecten in dit onderzoek<br />

projecten locatie huisvestingsvorm financiering<br />

1. Anton Pieckhofje Haarlem geclusterde woningen in de wijk scheiden w/z<br />

2. De Wiekslag Soest geclusterde woningen in de wijk WZV<br />

3. Gregoriushuis Brunssum stand alone in de wijk scheiden w/z<br />

4. Rozenstraat, de Stromen Rotterdam geclusterde woningen in zorginstelling WZV<br />

5. Ter Reede Vlissingen geclusterde woningen in woonaccommodatie WZV<br />

6. Archipel Almere geclusterde woningen in zorginstelling scheiden w/z<br />

7. Antaris Amsterdam geclusterde woningen in woonaccommodatie scheiden w/z<br />

8. SIMNIA, NVRZ Domburg geclusterde woningen in woonaccommodatie WZV<br />

9. De Naber Rotterdam geclusterde woningen in woonaccommodatie scheiden w/z<br />

10. De Hofstee Rotterdam geclusterde woningen in zorginstelling WZV<br />

11. De Willaert Zundert geclusterde woningen in zorginstelling WZV<br />

12. Stichting V&V Eindhoven stand alone in de wijk WZV<br />

13. De Blaauwe Hoeve Hulst stand alone in de wijk scheiden w/z<br />

In het vervolg worden de onderzochte projecten steeds geaggregeerd gepresenteerd naar<br />

huisvestingsvorm en financieringsgrondslag.


2.2.4. Opzet <strong>van</strong> de vragenlijst<br />

De basis <strong>van</strong> de vragenlijst zijn de twee kritische onzekerheden die <strong>voor</strong>tgekomen zijn uit het<br />

scenario-onderzoek. Omdat het doel <strong>van</strong> het onderzoek een vergelijking <strong>van</strong> de bedrijfsvoering<br />

<strong>van</strong> verschillende <strong>kleinschalig</strong>e projecten <strong>voor</strong> ouderen met dementie betreft, zijn de factoren<br />

huisvesting en aard <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening gebruikt als basis <strong>voor</strong> de vragenlijst. De<br />

financiering <strong>van</strong> de projecten komt immers in de economische analyse aan bod.<br />

De vragenlijst bevat verschillende antwoordcategorieën, zowel open vragen als meerkeuze-<br />

vragen (zie bijlage 1). Binnen de meerkeuze vragen wordt nog het onderscheid gemaakt tussen<br />

de mogelijkheid om slechts één antwoord of meerdere antwoorden aan te kruisen.<br />

Om de dekking, betrouwbaarheid en de validiteit <strong>van</strong> de vragenlijst te waarborgen, zijn zowel de<br />

gemaakte categorieën als de vragenlijst <strong>voor</strong>gelegd aan een panel <strong>van</strong> experts, verenigd in de<br />

klankbordgroep bij dit onderzoek (zie bijlage 2). In overleg met hen zijn de categorieën en de<br />

vragenlijst aangepast en toegespitst op de bestaande praktijk. Tevens is aan het panel gevraagd<br />

of zij bekend waren met enkele projecten die zij passend achtten bij het onderzoek. De op- en<br />

aanmerkingen zijn weer in de vragenlijst verwerkt. Tevens is bij wijze <strong>van</strong> proef de vragenlijst<br />

ingevuld door een manager <strong>van</strong> een <strong>kleinschalig</strong> wonen project ingevuld, om te bekijken of de<br />

vragenlijst hanteerbaar zou zijn. Vervolgens is een vragenlijst opgesteld die de aard <strong>van</strong> zorg- en<br />

dienstverlening <strong>van</strong> projecten in beeld brengt en dieper ingaat op de factor huisvesting.<br />

De vragenlijst is ingevuld door middel <strong>van</strong> interviews op de verschillende locaties met<br />

verschillende leidinggevenden <strong>van</strong> de projecten. Er is gebruikt gemaakt <strong>van</strong> een-op-een<br />

interviews, wat als <strong>voor</strong>deel heeft dat er dieper ingegaan kan worden op de vragen waar dat<br />

nodig is. Zo worden onduidelijkheden en misinterpretaties vermeden. Nadeel <strong>van</strong> het houden <strong>van</strong><br />

een op een interviews is dat de onderzoeker wellicht de geïnterviewde beïnvloedt (Cresswell<br />

2003). Er is geprobeerd dit tegen te gaan door de vragen zo objectief mogelijk te maken, zodat er<br />

geen sociaal wenselijke antwoorden naar voren zouden komen in de antwoordcategorieën.<br />

De vragenlijsten zijn verspreid onder verschillende projecten. De variabelen <strong>van</strong> de vragenlijst zijn<br />

ingevoerd in SPSS. De antwoordcategorieën <strong>van</strong> de vragenlijst hebben elk een score gekregen.<br />

Op deze manier was het mogelijk een vergelijking te maken tussen de verschillende projecten die<br />

deelgenomen hebben aan het interview. Na deze vergelijking is bekeken welke projecten<br />

geschikt zouden zijn <strong>voor</strong> analyse <strong>van</strong> de bedrijfsvoering (zie betreffende deelrapport).<br />

10


3. Literatuurverkenning<br />

3.1 Dementie wordt maatschappelijk probleem<br />

De belangrijkste risicofactor <strong>voor</strong> dementie is de leeftijd. Van alle 65 plussers heeft gemiddeld 7%<br />

dementie. Hierbij hebben <strong>van</strong> de 65-jarigen ca. 1% dementie, boven de 80 jaar 20% en bij de 90jarigen<br />

is dit al 40% (RIVM 2004). Driekwart <strong>van</strong> de mensen met dementie is ouder dan 80 jaar.<br />

In Nederland neemt het aantal ouderen toe, zowel absoluut als relatief. Ouderen worden<br />

bovendien steeds ouder. Deze dubbele vergrijzing betekent een forse toename <strong>van</strong> het aantal<br />

mensen met dementie. Van de nu al tenminste 180.000 mensen met dementie groeien we naar<br />

verwachting naar 412.000 mensen met dementie in 2050. Proportioneel neemt het aantal<br />

mensen met dementie toe <strong>van</strong> 1 op de 93 nu naar 1 op de 44 in 2050. Dat is meer dan een<br />

verdubbeling (Gezondheidsraad 2002).<br />

Dementie is een ernstige aandoening. Het staat nu al op de vierde plaats in de lijst met de tien<br />

ziekten en aandoeningen met het hoogste verlies aan kwaliteit <strong>van</strong> leven (RIVM/SCP 2004).<br />

In de DSM-IV worden drie stadia <strong>van</strong> dementie onderscheiden (RIVM 2004):<br />

• Eerste stadium (lichte dementie): perioden <strong>van</strong> apathie, soms afgewisseld met perioden <strong>van</strong><br />

geprikkeldheid. Werk en sociale activiteiten zijn belemmerd. Persoonlijke hygiëne en de<br />

oordeelsvorming zijn voldoende om zelfstandig te kunnen blijven wonen;<br />

• Tweede stadium (matige dementie): stoornissen <strong>van</strong> verschillende functies (geheugen, besef<br />

<strong>van</strong> tijd en plaats, praktische en intellectuele vaardigheden, taal en gedrag). Zelfstandig<br />

wonen wordt riskant. Toezicht is noodzakelijk, eventueel in beperkte mate;<br />

• Derde stadium (ernstige dementie): de patiënt kan dagelijkse bezigheden (zoals minimale<br />

persoonlijke hygiëne) niet meer uitvoeren. De patiënt is volledig hulpbehoevend en herkent<br />

vaak zijn familie en omgeving niet meer.<br />

Mensen met dementie kunnen depressieve gevoelens ontwikkelen, wanneer ze merken dat het<br />

verminderde geheugen en begripsvermogen de kwaliteit <strong>van</strong> het leven vermindert (RIVM 2004).<br />

Onderzoek naar de beleving <strong>van</strong> mensen met dementie laat zien dat angst en boosheid over de<br />

ziekte veel <strong>voor</strong>komende ervaringen zijn. Ook paniek wanneer men de weg niet meer weet en<br />

frustratie over dagelijkse dingen die niet meer lukken, zijn terugkerende ervaringen. Dementie<br />

kan mede hierdoor gepaard gaan met een ontregeling <strong>van</strong> emotie en gedrag;<br />

persoonlijkheidsveranderingen, episodes <strong>van</strong> angst, achterdochtigheid, neerslachtigheid,<br />

boosheid, rusteloosheid of lusteloosheid. Zwerfgedrag en verstoringen <strong>van</strong> het waakslaapritme<br />

komen ook <strong>voor</strong>. Uitbreiding <strong>van</strong> de bestaande capaciteit <strong>van</strong> zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie is<br />

nodig om de vraag die op ons afkomt het hoofd te bieden (Gezondheidsraad, 2002). De<br />

uitbreiding <strong>van</strong> de capaciteit <strong>van</strong> zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie wordt niet alleen gezocht in de<br />

traditionele verpleeghuiszorg. Er is een groeiende ontwikkeling naar meer extramurale zorg en<br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg (Arcares 2004).<br />

3.2 Dementie vraagt om zorginnovatie<br />

De verpleeghuizen in Nederland zijn na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Voor het groeiende<br />

aantal ouderen met een langdurige vraag naar zorg, was in de ziekenhuizen geen plaats meer.<br />

Deze patiënten hadden geen behoefte aan specialistische hulp, maar aan langdurige verpleging.<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> verpleeghuizen werd verder gestimuleerd door de invoering <strong>van</strong> de<br />

Algemene Wet bijzondere Ziektekosten (AWBZ), die verpleeghuisopname financieel mogelijk<br />

11


maakte <strong>voor</strong> iedereen die hier<strong>voor</strong> geïndiceerd was. De opzet <strong>van</strong> deze verpleeghuizen was<br />

volledig gebaseerd op het medisch model. De verpleeghuisarts liep visites, de verpleging en<br />

verzorging werkten <strong>voor</strong>al taakgericht en er was sprake <strong>van</strong> een strakke hiërarchie. Daarbij was<br />

de cliënt <strong>voor</strong>al “patiënt” en onderging het geheel gelaten. De “huisregels” waren streng en <strong>voor</strong>al<br />

organisatiegericht (Schrijvers 1983). Tot enkele jaren terug waren vrijwel alle verpleeghuizen<br />

gestandaardiseerde organisaties met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> minimaal 60 en maximaal 200 bewoners.<br />

De huizen hadden veelal de kenmerken <strong>van</strong> een instituut, waarbij niet de cliënt centraal stond<br />

maar de organisatie. Het dagritme werd meestal bepaald door de dienstverlening <strong>van</strong>uit de<br />

keuken. Er was een beperkte aandacht <strong>voor</strong> de privacy <strong>van</strong> bewoners. Zo was het de afgelopen<br />

drie decennia heel gewoon, dat bewoners in een verpleeghuis met vier of zelfs zes personen op<br />

een slaapkamer verbleven. Een verpleeghuis had meestal vier tot zes afdelingen en huiskamers<br />

met een groepsgrootte <strong>van</strong> tien tot soms wel dertig plaatsen. Het College Bouw<br />

Ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen (CBZ) hanteerde lange tijd een maatstaf <strong>van</strong> 30 bewoners op één<br />

afdeling.<br />

Begin jaren ’80 begint men in te zien dat deze situatie, mede mogelijk gemaakt en in stand<br />

gehouden door de hiërarchische structuur en de op efficiency gerichte organisatie <strong>van</strong> het<br />

verpleeghuis, veranderd zou moeten worden ten gunste <strong>van</strong> een op de individuele bewoner<br />

gerichte benaderingswijze. De toenmalige Nationale Ziekenhuisraad kwam in 1981 met het<br />

standpunt dat “<strong>voor</strong>komen moest worden dat de verpleeghuizen standaardzorg aanbieden waarin<br />

de patiënt via de weg <strong>van</strong> de geleidelijkheid zich uiteindelijk schikt en de zorg passief ondergaat.<br />

Met dit startschot in de discussie die verder werd aangezwengeld door de toentertijd zeer<br />

bekende prof. Dr. J.C.M. Hattinga Verschure, hebben de verpleeghuizen zich de afgelopen<br />

vijftien jaar ontwikkeld tot organisaties waarin het cliëntgericht werken veel meer centraal staat.<br />

Een aantal processen zijn daarbij leidend geweest:<br />

• het <strong>van</strong> “aanbodgericht” naar “vraaggestuurd” organiseren;<br />

• het <strong>van</strong> “taakgericht naar procesgericht” werken;<br />

• de verandering <strong>van</strong> visie op zorg: <strong>van</strong> “kwaliteit <strong>van</strong> zorg” naar “kwaliteit <strong>van</strong> leven”;<br />

• de cliëntenparticipatie en wettelijke regelingen omtrent medezeggenschap;<br />

• de trend naar meer privacy en eenpersoonskamers;<br />

• de maatschappelijke en politiek druk om kwalitatief goede zorg te leveren en zowel de<br />

normen hierover als het toezicht op de realisatie <strong>van</strong> kwalitatief goed zorg aan te scherpen.<br />

Tegenwoordig zijn één- en tweepersoonskamers de norm. In de meest recente bouwmaatstaven<br />

onderscheidt het CBZ drie concepten <strong>voor</strong> het wonen met zorg: Individueel wonen met maximaal<br />

twee personen, groepswonen met maximaal zes personen en afdelingswonen in groepen <strong>van</strong><br />

maximaal tien personen. De maximale grootte <strong>van</strong> een verpleeghuis op een locatie is op dit<br />

moment gesteld op 150 cliënten en de ondergrens op 25 cliënten. Daaronder spreekt het College<br />

Bouw <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen (CBZ 2002).<br />

De verpleeghuizen vormen zich steeds meer om tot tweedelijns geriatrische zorgcentra, waarbij<br />

er in grootschalig verband (min. 25 en max. 150 cliënten) <strong>kleinschalig</strong>e zorg (6 tot 10 cliënten)<br />

wordt geboden. De capaciteit <strong>van</strong> het verpleeghuis wordt daarbij steeds vaker verdeeld over<br />

meerdere locaties, waardoor er geriatrische zorgcentra in de dorpen en wijken komen, met een<br />

kleinere om<strong>van</strong>g. Een aantal <strong>van</strong> de verpleeghuizen, combineren de functie <strong>van</strong> tweedelijns<br />

geriatrisch zorgcentrum met de functie <strong>van</strong> geriatrisch expertisecentrum, waarbij het<br />

expertisecentrum zich richt op de zeer complexe verpleeghuiszorg. Het expertisecentrum wordt<br />

daarmee een centrum<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> een groter verzorgingsgebied.<br />

12


Maar ook de toenemende kennis <strong>van</strong> ziektebeelden en zorgmodellen stimuleert tot doordenking<br />

<strong>van</strong> en variatie in het totale zorgaanbod. Belangrijke erkenning daarin is dat het kernsymptoom<br />

<strong>van</strong> dementie, verslechtering <strong>van</strong> het cognitieve functioneren, in de meeste gevallen niet of<br />

nauwelijks valt te behandelen, hoogstens te verzachten en mogelijk te vertragen. Al vele jaren<br />

zoekt de farmaceutische industrie naar medicijnen die helpen tegen de dementie, tot nu toe<br />

echter met weinig resultaat. Wel worden er soms medicijnen <strong>voor</strong>geschreven, ter <strong>voor</strong>koming <strong>van</strong><br />

een verdere afbraak <strong>van</strong> bepaalde neurotransmitters. Vast staat dat hoge doses <strong>van</strong> deze<br />

middelen op korte termijn gunstig kunnen uitwerken op het cognitief en algemeen functioneren<br />

<strong>van</strong> mensen met milde of matige verschijnselen <strong>van</strong> de ziekte <strong>van</strong> Alzheimer. De werking er<strong>van</strong><br />

blijft tot nu toe echter bescheiden en er staan behoorlijk wat bijwerkingen tegenover. De<br />

behandeling <strong>van</strong> dementie is tot nu toe dan ook <strong>voor</strong>al gericht op de nevensymptomen als<br />

wanen, depressieve stemming en gedragsstoornissen.<br />

Er is wel veel en nog immer toenemende aandacht <strong>voor</strong> het verbeteren <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het<br />

leven <strong>van</strong> mensen met dementie (RIVM 2004). Interventiemogelijkheden bij mensen met<br />

dementie zijn erop gericht symptomen te verlichten en aanpassing aan en omgang met de ziekte<br />

te vergemakkelijken (Gezondheidsraad 2002):<br />

• benutting <strong>van</strong> de functionele mogelijkheden en compensatie <strong>van</strong> beperkingen;<br />

• behoud <strong>van</strong> autonomie, eigenheid en waardigheid;<br />

• beperking <strong>van</strong> de gevolgen <strong>van</strong> bijkomende somatische aandoeningen, gedragsontregeling<br />

en psychiatrische verschijnselen;<br />

• versterking <strong>van</strong> de communicatiemogelijkheden en behoud <strong>van</strong> sociaal contact;<br />

• versterking <strong>van</strong> een gevoel <strong>van</strong> veiligheid ;<br />

• benutting <strong>van</strong> de mogelijkheden om te genieten;<br />

• acceptatie <strong>van</strong> de ziekte en steun bij het zoeken naar manieren om ermee om te gaan.<br />

Overigens heeft de erkenning dat dementie een irreversibele aandoening is waar<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>alsnog<br />

geen effectieve behandeling bestaat, een interessante discussie rondom indicatiestelling <strong>van</strong><br />

verpleeghuiszorg losgemaakt. Het gebeurt steeds vaker dat cliënten in een verpleeghuis een<br />

herindicatie krijgen en daarbij niet (meer) geïndiceerd worden <strong>voor</strong> de functie “behandeling”.<br />

De modernisering <strong>van</strong> de AWBZ heeft o.a. geleid tot aanscherping <strong>van</strong> de functie behandeling,<br />

die nu drie componenten kent:<br />

1. Behandeling gericht op onderzoek en consultatie: diagnostiek en screening op stoornissen en<br />

beperkingen met als doel het opstellen <strong>van</strong> zorg- en behandelplannen.<br />

2. Kortdurende behandeling gericht op herstel: doelstelling revalidatie, <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong><br />

chroniciteit en blijvende beperkingen. Voorbeelden hier<strong>van</strong> is de behandeling na CVA.<br />

3. Complexe, Systematische, Langdurige (para-)Medische zorg in multidisciplinair verband met<br />

als doelstelling <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong> verergering en behandelen <strong>van</strong> co-morbiditeit.<br />

Volgens het nieuwe Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft de dementiezorg niet in alle<br />

gevallen het vereiste behandelkarakter en kan derhalve geen indicatie <strong>voor</strong> de functie<br />

“behandeling” worden gegeven; dit geldt m.n. de “stabiele” cliënten met weinig tot geen<br />

somatische problemen ondervinden. Maar dan kan ook geen sprake zijn <strong>van</strong> CSLM-zorg, wat nu<br />

juist weer een <strong>van</strong> de kenmerken is <strong>van</strong> verpleeghuiszorg. Hiermee vervalt de grondslag <strong>voor</strong><br />

aanspraak en ontstaan tal <strong>van</strong> indicatie- en plaatsingsproblemen. Het CIZ heeft toegezegd dat zij<br />

in 2005 nog met een herziene versie <strong>van</strong> het protocol <strong>voor</strong> de indicatie “behandeling” komt.<br />

De Nederlandse Organisatie <strong>voor</strong> Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft recent onderzoek<br />

laten doen naar hoe er in Nederland wordt gedacht over wat “een goed leven” is <strong>voor</strong><br />

dementerende bewoners in een verpleeghuis. Er zijn zes categorieën ontwikkeld, met elk een<br />

13


typerend citaat over de achterliggende zorgvisie, die samen een globaal beeld geven <strong>van</strong> wat<br />

verpleeghuizen belangrijk vinden <strong>voor</strong> een goed leven <strong>voor</strong> dementerenden (Schermer, 2004):<br />

• Autonomie – vrijheid. Vrij kunnen rondlopen hoort hierbij, ook bezoek ont<strong>van</strong>gen wanneer je<br />

wilt. Deze vrijheid is <strong>voor</strong> eenieder, dement of niet, belangrijk om je mens te voelen en tevens<br />

een basisrecht.<br />

• Eigenheid – leefstijl. Ons streven is er op gericht dat iedere bewoner zoveel mogelijk<br />

zichzelf kan zijn.<br />

• Relaties – sociaal netwerk. Angst en onzekerheid kunnen verminderen als de bewoner voelt<br />

dat de medewerkende hem nabij is. Nabijheid betekent weinig afstand nemen, zowel letterlijk<br />

als figuurlijk. Een arm om iemand heen als dat gewenst is, troosten bij verdriet maar ook<br />

samen lachen.<br />

• Warmte – veiligheid – vertrouwdheid. De psychogeriatrische bewoner moet, binnen de<br />

grenzen <strong>van</strong> de mogelijkheden die een verpleeghuis nu eenmaal heeft, zich veilig, vertrouwd<br />

en geaccepteerd voelen met de warmte <strong>van</strong> een huiselijke omgeving.<br />

• Ontwikkelen <strong>van</strong> capaciteiten – zingeving. Bij iedere bewoner wordt geprobeerd de<br />

mogelijkheden te stimuleren en te prikkelen. Dit gebeurt <strong>voor</strong> een groot deel in de<br />

leefstijlgroep door bij<strong>voor</strong>beeld samen een pannenkoek te bakken, te zingen of de bloemen te<br />

verzorgen. Zo blijft het gevoel <strong>van</strong> eigenwaarde zo lang mogelijk in stand.<br />

• Subjectieve ervaring – welbevinden. De omgeving en de beleving <strong>van</strong> de bewoners dienen<br />

op elkaar te zijn afgestemd. Door in deze belevingswereld de bewoners te benaderen worden<br />

ze serieus genomen en wordt in hun behoefte <strong>voor</strong>zien<br />

Bij een toekomstige beschrijving <strong>van</strong> de visie op zorg en de uitwerking daar<strong>van</strong> bij de inhoud,<br />

opzet en vormgeving <strong>van</strong> verpleeghuizen, kunnen de bovengenoemde zorgvisie-aspecten een<br />

belangrijk kader vormen.<br />

3.3 Kleinschaligheid: pijler in nieuw zorgconcept <strong>voor</strong> dementerenden?<br />

Kleinschalig wonen <strong>voor</strong> mensen met dementie is een alternatieve vorm <strong>van</strong> verpleeghuiszorg.<br />

De opkomst <strong>van</strong> het <strong>kleinschalig</strong> wonen is begonnen midden jaren 80 <strong>van</strong> de vorige eeuw (in<br />

1986 opende het eerste project <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerenden zijn deuren) en is<br />

een reactie op het medische model, als uitgangspunt <strong>voor</strong> de organisatie <strong>van</strong> de zorg.<br />

Vanuit de politiek en <strong>van</strong>uit de sector zelf is de gang naar <strong>kleinschalig</strong>heid de afgelopen jaren<br />

versterkt in gang gezet, maar pas de afgelopen 5 jaar heeft de ontwikkeling naar het <strong>kleinschalig</strong><br />

wonen <strong>voor</strong> mensen met dementie een grote vlucht genomen. Desondanks bestonden er eind<br />

2003 in Nederland nog slechts 57 projecten <strong>voor</strong> in totaal 1346 mensen met dementie in een<br />

<strong>kleinschalig</strong>e woonvorm tegenover 33.000 mensen met dementie in een verpleeghuis<br />

(Kenniscentrum Wonen – Zorg, 2003). Het <strong>kleinschalig</strong> wonen zit met name de laatste jaren in de<br />

lift. Het overgrote deel <strong>van</strong> de projecten is in de afgelopen 5 jaar ontstaan. Medio 2006 zijn er in<br />

Nederland circa 135 projecten <strong>voor</strong> bijna 3.000 bewoners. Hoewel steeds meer zorgaanbieders<br />

overtuigd zijn <strong>van</strong> de kwaliteiten <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e woonvormen <strong>voor</strong> mensen met dementie,<br />

groeit het <strong>kleinschalig</strong> wonen niet ten opzichte <strong>van</strong> de groei <strong>van</strong> de traditionele verpleeghuiszorg<br />

<strong>voor</strong> mensen met dementie. 15% <strong>van</strong> de groei in 2002 betrof <strong>kleinschalig</strong>e projecten, de overige<br />

85% betrof grootschalig georganiseerde plaatsen (Wijnties 2003). De ministeries <strong>van</strong> VWS en<br />

VROM hebben daarom een aantal initiatieven genomen om de realisatie <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e<br />

woonvormen <strong>voor</strong> mensen met dementie te stimuleren. In wettelijk opzicht is zorg in <strong>kleinschalig</strong>e<br />

groepswoningen nu gelijk aan de traditionele verpleeghuiszorg. Kleinschalige zorg wordt veelal<br />

14


georganiseerd <strong>van</strong>uit verpleeghuizen en verzorgingshuizen, maar er bestaan ook private<br />

initiatieven, die gefinancierd worden <strong>van</strong>uit het Persoonsgebonden Budget. Daarbij heeft de<br />

Staatssecretaris <strong>van</strong> VWS een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg, geboden in zowel <strong>kleinschalig</strong>e<br />

als grootschalige <strong>voor</strong>zieningen/gebouwen. In een brief aan de Voorzitter <strong>van</strong> de Tweede kamer<br />

(<strong>voor</strong>jaar 2005) wordt deze visie over <strong>kleinschalig</strong>heid en verpleeghuiszorg duidelijk door haar<br />

neergezet: “Een belangrijk onderwerp is <strong>kleinschalig</strong>heid. Die term bestrijkt twee verschillende<br />

zaken: <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen onder andere <strong>voor</strong> mensen met dementie en <strong>kleinschalig</strong>e<br />

zorgverlening in traditionele <strong>verblijf</strong>s<strong>voor</strong>zieningen. Beide zijn belangrijk. Kleinschalige<br />

<strong>voor</strong>zieningen dienen in mijn ogen met <strong>voor</strong>rang boven meer traditionele vormen <strong>van</strong> bouw<br />

gerealiseerd te worden, omdat cliënten daardoor meer te kiezen hebben en omdat die<br />

<strong>voor</strong>zieningen beter voldoen aan de vraag naar <strong>voor</strong>zieningen in de buurt. Kleinschalige<br />

zorgverlening moet recht doen aan de feitelijke situatie waarin bewoners <strong>van</strong> verpleeghuizen zich<br />

bevinden. Zowel het gebouw als de zorgverlening moeten daarom zo veel mogelijk een<br />

zelfstandige woonomgeving nabootsen. Dat betekent dat ook in grootschalige(r) <strong>voor</strong>zieningen de<br />

klant centraal en waar mogelijk vraaggericht werken centraal staan, in eenheden die <strong>voor</strong><br />

bewoners herkenbaar zijn, met zoveel mogelijk dezelfde zorgverleners. Aan beide vormen <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>heid (in wonen en zorgverlenen) bestaat behoefte” (Tweede Kamer, 2005).<br />

In Nederland is het concept <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid in wonen en zorgverlening <strong>voor</strong> mensen met<br />

dementie ontstaan <strong>van</strong>uit de belevingsgerichte benadering <strong>van</strong> de warme zorg (Kruyver &<br />

Kerkstra 1996, De Lange 2004, Nouws 2003). Het is ontstaan uit onvrede met bestaande<br />

<strong>voor</strong>zieningen en patronen en vormt <strong>voor</strong> een belangrijk deel een reactie op het traditionele<br />

aanbod waarin het medische model domineert. Kleinschaligheid legt het accent veel meer op de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> leven (Nouws 2003).<br />

Kleinschaligheid is ook een reactie op het sterk gereguleerde aanbodmodel in de zorg zoals wij<br />

dat in Nederland kennen. Tegenover dit aanbodmodel heeft <strong>kleinschalig</strong> wonen meer oog <strong>voor</strong> de<br />

zorgvrager. Een belangrijk onderdeel <strong>van</strong> de <strong>kleinschalig</strong>heid is vraaggerichtheid. Niet alleen met<br />

betrekking tot de woonomgeving; eigen meubels, maar ook met betrekking tot de zorgverlening;<br />

opstaan, naar bed gaan en naar het toilet gaan wanneer de bewoner zelf wil, zelf invulling geven<br />

aan de dag. Kenmerkend <strong>voor</strong> een belevingsgerichte benadering is de bereidheid aansluiting te<br />

zoeken bij de beleving <strong>van</strong> de individuele dementerende (Kruyver & Kerkstra 1996, Van der Kooij<br />

2002, De Lange 2004). Hierin wordt benadrukt dat mensen met dementie heel gevoelig zijn <strong>voor</strong><br />

invloeden uit hun omgeving. Mensen met dementie hebben behoefte aan een warme, liefdevolle<br />

leefsituatie, aan communicatie, nabijheid en contact, en aan een op hun persoonlijkheid<br />

toegesneden omgang. Het fundament <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid ligt in het bieden <strong>van</strong> een zo prettig<br />

mogelijke leefomgeving aan mensen met dementie in de laatste jaren <strong>van</strong> hun leven. Als mensen<br />

een deel <strong>van</strong> hun gezondheid, vertrouwde routines en referentiepunten kwijt raken, verliezen ze<br />

houvast. Die onzekerheid maakt mensen kwetsbaar en veroorzaakt stress. Mensen met dementie<br />

hebben <strong>voor</strong>tdurend te maken met dergelijke transities die hun leven ontwrichten en om<br />

aanpassing vragen (De Lange & <strong>van</strong> Staa 2003). Daarom hebben juist deze mensen behoefte<br />

aan herkenning, vertrouwen en steun. Kleinschaligheid in de zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie<br />

vergroot de overzichtelijkheid, bevordert de rust en maakt dat zorg op maat geboden kan worden,<br />

elementen die <strong>voor</strong> mensen met dementie <strong>van</strong> belang zijn om controle te houden op hun<br />

omgeving (Gezondheidsraad 2002).<br />

15


3.4 Onderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>heid<br />

Nouws (2003) heeft getracht de kern <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid in beeld te brengen en concludeert “dat<br />

een grote mate <strong>van</strong> consensus bestaat over de kernwaarden <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid: huiselijkheid,<br />

herkenbaarheid, overzichtelijkheid, eigen ervaringswereld, veilige en vertrouwde omgeving”. Het<br />

wordt ook wel samengevat in het woord “genormaliseerd”. Dit geeft de kernwaarde aan <strong>van</strong> wat<br />

er bedoeld wordt: “normaal, zoals thuis, de vertrouwde omgeving”. “Het fundament <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>heid ligt in het bieden <strong>van</strong> een zo prettig mogelijke leefomgeving aan mensen met<br />

dementie in de laatste jaren <strong>van</strong> hun leven” (Nouws 2003:4-5). Toch kwam Nouws (2003:6) ook<br />

met de conclusie dat <strong>kleinschalig</strong>heid een lastig begrip blijft: “We weten aan de ene kant perfect<br />

waarover we het hebben, maar slagen er toch niet in om scherpe grenzen te trekken en een<br />

duidelijke definitie <strong>van</strong> het begrip te geven.” Problemen doemen op wanneer de kernwaarden<br />

concreet moeten worden gemaakt. Wat is nog een aanvaardbare groepsgrootte? Hoeveel<br />

groepswoningen mogen geclusterd zijn om nog te praten over <strong>kleinschalig</strong>heid? Moet het in de<br />

wijk liggen of mag het ook bij een zorginstelling gesitueerd zijn? Is het noodzakelijk om samen<br />

met de bewoners te koken? En boodschappen te doen?<br />

Er zijn verschillende bouwkundige mogelijkheden, afhankelijk <strong>van</strong> de plaatselijke situatie.<br />

Voorzieningen kunnen ‘stand alone’, aanleunend of binnenshuis worden gerealiseerd. Idealiter<br />

bestaat een <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> mensen met dementie uit een cluster <strong>van</strong> 4 tot 6<br />

woningen, die onderling gemakkelijk toegankelijk zijn (<strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> groepsgrootte <strong>van</strong> 6<br />

bewoners per woning). In grote lijnen kunnen de volgende typen <strong>kleinschalig</strong>e woningen worden<br />

onderscheiden:<br />

1. Begeleid wonen. Deze woonprojecten, meestal tussen de 6 en 12 bewoners, zijn bedoeld<br />

<strong>voor</strong> ouderen met beginnende dementie en zonder familie in de buurt die op hen kan letten.<br />

2. Ver<strong>van</strong>ging verpleeghuis. Meestal tellen deze woonprojecten in één gebouw twee tot zes<br />

woningen met elk 6 bewoners. De bewoners hoeven idealiter niet meer te verhuizen naar het<br />

verpleeghuis, maar dit hangt af <strong>van</strong> de visie <strong>van</strong> het huis en de complexiteit <strong>van</strong> de zorgvraag.<br />

3. Kleinschalige wonen in een verpleeghuis. De derde soort <strong>kleinschalig</strong>e 'aparte’ woningen<br />

vinden we binnen de muren <strong>van</strong> een traditioneel verpleeg- of verzorgingshuis.<br />

4. Ook in een zorgboerderij (of zelfs “zorgboot”) kan een <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong><br />

mensen met dementie worden gehuisvest.<br />

Er bestond tot <strong>voor</strong> kort geen lijst <strong>van</strong> criteria waar elk project zich aan dient te houden. Wel<br />

bestaan er beschrijvingen <strong>van</strong> en meer normatief geladen meningen over hoe <strong>kleinschalig</strong> wonen<br />

eruit moet zien (Aedes Arcares 2003, Fahrenfort & Reuchlin 2002, Fahrenfort 2003, Krijger 2002,<br />

Nouws 2001, 2003, Stichting Wonen met Dementie 2003.) In 2003 heeft het Trimbos-instituut<br />

middels de methode <strong>van</strong> Concept Mapping getracht <strong>kleinschalig</strong> wonen in kaart te brengen. De<br />

tien belangrijkste kenmerken die het Trimbos-instituut heeft gevonden zijn (Boekhorst e.a. 2003):<br />

• Er is sprake <strong>van</strong> een vast team medewerkers, waardoor medewerkers en bewoners elkaar<br />

goed kennen.<br />

• Er wordt zelf gekookt.<br />

• Je kunt opstaan, naar het toilet gaan en naar bed gaan wanneer je zelf wilt.<br />

• Je mag er blijven wonen tot aan de dood.<br />

• De inrichting <strong>van</strong> de woning is <strong>van</strong> jezelf.<br />

• Bewoners, familie en het team bepalen samen de dagelijkse gang <strong>van</strong> zaken.<br />

• Personeel loopt niet in uniform.<br />

• Er ligt een visie aan ten grondslag die uitgaat <strong>van</strong> de behoefte <strong>van</strong> mensen met dementie.<br />

16


• De zorg is georganiseerd conform een huishouden.<br />

• Het team is in staat een huiselijke sfeer te creëren.<br />

Deze lijst doet nog tamelijk ongeordend en weinig systematisch aan, omdat verschillende<br />

elementen onderling samenhangen en het accent <strong>voor</strong>al ligt op de ‘zachte’ kant <strong>van</strong> de dagelijkse<br />

zorgverlening en minder op de ‘harde’ kant <strong>van</strong> het gebouw en de infrastructuur. Juist over deze<br />

mix bestaat discussie en verschil <strong>van</strong> mening. Wat een project <strong>kleinschalig</strong> maakt, is niet in een<br />

aantal kenmerken op te sommen. Het gaat niet persé om de aan- of afwezigheid <strong>van</strong> een aantal<br />

kenmerken, maar meer om de combinatie <strong>van</strong> kenmerken die het geheel <strong>kleinschalig</strong> maakt.<br />

Arcares (2002) stelt dat <strong>kleinschalig</strong>heid niet strak te definiëren is. Centraal staat dat de zorg<br />

aansluit bij de leefwereld en competenties <strong>van</strong> de cliënt. Dagindeling en zorgorganisatie zoeken<br />

aansluiting bij het gewone dagelijks leven. Arcares legt bij <strong>kleinschalig</strong>heid de nadruk op het<br />

(zorg)inhoudelijke aspect en concludeert “dat <strong>kleinschalig</strong>heid naar de inhoud ook kan<br />

plaatsvinden in een grootschaliger bouwkundige en organisatorische omgeving” (Arcares 2002).<br />

Inmiddels is <strong>van</strong>uit verschillende onderzoeken (zie o.a. Van IJperen, 2005; Van der Wel, 2005)<br />

duidelijk geworden dat onderscheid gemaakt moet worden in <strong>kleinschalig</strong>heid qua zorgverlening<br />

en <strong>kleinschalig</strong>heid qua huisvesting. Startend met de 10 kenmerken <strong>van</strong>uit het Trimbosonderzoek<br />

hebben Van IJperen en Van der Wel onderzoek gedaan bij 8 <strong>kleinschalig</strong>e projecten,<br />

gevarieerd naar ‘leeftijd’ en opzet (in een onderscheid tussen meer visiegedreven en meer<br />

pragmatisch opgestarte projecten) en op grond <strong>van</strong> vergelijkende analyse vastgesteld dat drie<br />

hoofdfactoren <strong>van</strong> invloed zijn op de mate <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid:<br />

• De kernwaarden <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid, die vorm krijgen door de inrichting <strong>van</strong> de fysieke<br />

woonomgeving teneinde zoveel mogelijk een normale situatie na te bootsen met<br />

herkenbaarheid, huiselijkheid, veilige en vertrouwde omgeving, overzichtelijkheid en een<br />

eigen ervaringswereld<br />

• De aard <strong>van</strong> de zorgverlening; <strong>kleinschalig</strong>e zorg is integrale, vraaggestuurde zorg.<br />

• De attitude <strong>van</strong> de medewerker; <strong>kleinschalig</strong>e zorgverlening vraagt om medewerkers met een<br />

integrale, vraaggestuurde, persoons- of relatiegerichte attitude.<br />

Deze hoofdfactoren zijn vervolgens uitgewerkt in een lijst met kenmerken, waarmee een handvat<br />

is gegeven aan instellingen die <strong>kleinschalig</strong> wonen willen ontwikkelen. De analyse <strong>van</strong> de acht<br />

projecten heeft daarbij ook de volgorde in onderstaande lijst verschaft, naar de mate waarin een<br />

kenmerk meer of minder belangrijk is:<br />

1. Er ligt een visie aan ten grondslag die invulling geeft aan <strong>kleinschalig</strong>heid:<br />

• Het team is in staat een huiselijke sfeer te creëren.<br />

• De inrichting <strong>van</strong> de woning is <strong>van</strong> jezelf<br />

• Het personeel loopt niet in uniform<br />

• De groep is fysiek gescheiden <strong>van</strong> andere groepen bewoners, waardoor er optimale<br />

privacy <strong>voor</strong> de groep is<br />

2. De autonomie <strong>van</strong> de bewoner wordt gewaarborgd; de bewoner kan opstaan, naar het toilet<br />

gaan en naar bed gaan wanneer hij zelf wil.<br />

3. De privé vertrekken <strong>van</strong> de bewoners zijn zodanig ingericht dat de bewoner een reële keuze<br />

heeft te verblijven in zijn eigen ruimte of in de groepsruimte.<br />

4. De zorg is georganiseerd conform een huishouden; het <strong>voor</strong>bereiden en koken <strong>van</strong> de<br />

maaltijd gebeurt, met hulp <strong>van</strong> de bewoner(s), in de woning<br />

5. De autonomie <strong>van</strong> de groep wordt gewaarborgd; bewoners, familie en het team bepalen<br />

samen de dagelijkse gang <strong>van</strong> zaken.<br />

17


6. Er is sprake <strong>van</strong> een vast team medewerkers, die bewonergericht werken, waardoor<br />

medewerkers en bewoners elkaar goed kennen.<br />

7. Je mag er blijven wonen tot aan je dood.<br />

In vervolgonderzoek laat Van der Wel (2005) zien, door literatuurstudie en via gemengd<br />

samengestelde focusgroepen met in totaal bijna 30 respondenten, dat <strong>kleinschalig</strong>e zorgverlening<br />

niet is <strong>voor</strong>behouden aan <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>zieningen. Het is niet zozeer de fysieke<br />

omgeving en inrichting <strong>van</strong> de woning die een project <strong>kleinschalig</strong> maakt, maar <strong>voor</strong>al de<br />

inrichting <strong>van</strong> de zorgverlening is bepalend of er sprake is <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid. Het tweede<br />

vervolgonderzoek door Van IJperen (2005) betreft een nauwgezette analyse en vergelijking <strong>van</strong><br />

de <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>ziening De Naber met het naast gelegen verpleeghuis De Hofstee (dat haar<br />

verdiepingen via een ingrijpende renovatie heeft omgebouwd tot een straat met daaraan steeds<br />

vier groepswoningen). Na gedetailleerde observaties <strong>van</strong> de dagelijkse gang <strong>van</strong> zaken op de<br />

groepswoningen, aangevuld met interviews met groepsleidsters en andere professionals (deze<br />

methodiek is overgenomen <strong>van</strong> en begeleid door De Lange, die in haar proefschrift (2004)<br />

kwalitatieve methoden heeft ontwikkeld en toegepast op de dagelijkse omgang <strong>van</strong> professionals<br />

met dementerenden), maakt Van Ijperen (2005) duidelijk dat de attitude <strong>van</strong> de medewerker<br />

hierin een doorslaggevende factor is. De aard <strong>van</strong> de zorgverlening en de inrichting <strong>van</strong> de<br />

fysieke woonomgeving zijn rand<strong>voor</strong>waarden. Hoe beter wordt voldaan aan de rand<strong>voor</strong>waarden,<br />

hoe gemakkelijker het <strong>voor</strong> de medewerker is om invulling te geven aan de <strong>kleinschalig</strong>heid in de<br />

zorgverlening. Hoe <strong>kleinschalig</strong> de woonomgeving en de zorgverlening echter ook zijn ingericht,<br />

als de medewerker geen invulling geeft aan de <strong>kleinschalig</strong>heid is <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorgverlening<br />

geen sprake meer. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het niet zoveel verschil uitmaakt of een<br />

woongroep in een grootschalige of in een <strong>kleinschalig</strong>e setting is gelegen; mits de setting voldoet<br />

aan alle kernwaarden <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid en de zorgverlening integraal en vraaggestuurd is<br />

georganiseerd, is het belangrijkste verschil de attitude <strong>van</strong> de zorgverleners. Om de gewenste<br />

attitude <strong>van</strong> medewerkers te borgen is een expliciete zorgvisie en adequate doorvertaling in het<br />

gehele organisatiemodel <strong>van</strong> groot belang (strategie en leiderschap, financieel beleid,<br />

personeelsbeleid, operationele gang <strong>van</strong> zaken, wisselwerking tussen verschillende<br />

professionals, de plaats in het zorgmodel <strong>van</strong> het facilitair bedrijf, rol <strong>van</strong> mantelzorg).<br />

3.5 Gebrekkig inzicht in toegevoegde waarde <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid<br />

Kleinschaligheid vergroot de overzichtelijkheid en bevordert de rust, elementen die <strong>voor</strong> mensen<br />

met dementie <strong>van</strong> belang zijn om controle te houden over hun omgeving. “Er zijn aanwijzingen<br />

dat bij wonen in kleine groepen de patiënten langer mobiel blijven en dat de frequentie en de<br />

ernst <strong>van</strong> gedragsverstoringen verminderen. Dat zou gepaard gaan met een vermindering <strong>van</strong><br />

psychofarmacagebruik en <strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> vrijheidsbeperkende maatregelen. Eveneens niet<br />

onbelangrijk is, dat de sfeer <strong>van</strong> een <strong>kleinschalig</strong>e, huiselijke omgeving het werken in de zorg<br />

prettiger maakt en het leed <strong>voor</strong> de familie draaglijker” (Gezondheidsraad 2002).<br />

Er zijn echter grote verschillen in organisatie en inrichting <strong>van</strong> de verschillende projecten. Uit de<br />

bestaande onderzoeken blijkt dat de uitwerking <strong>van</strong> de kernfactoren (zorgmodel, huisvestingsvariant,<br />

medewerkersattitude) in de praktijk nogal varieert per onderdeel; de combinatie <strong>van</strong> die<br />

verschillende uitwerkings<strong>varianten</strong> leidt tot uiteenlopende verschijningsvormen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong><br />

<strong>verblijf</strong> <strong>voor</strong> dementerenden. Tegelijkertijd blijkt dat ieder <strong>van</strong> die verschijningsvormen in de eigen<br />

lokale context veelal een (zeer) succesvol project oplevert, met elk bovendien vaak betere<br />

resultaten dan de meer klassieken <strong>verblijf</strong>szorg in het psychogeriatrische verpleeghuis. Kortom,<br />

18


er is vraag naar en plaats <strong>voor</strong> een verscheidenheid aan uiteenlopende combinaties <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e woon- en zorgarrangementen <strong>voor</strong> dementerenden, die door de recente<br />

onderzoeken <strong>van</strong> Van der Wel (2005) en Van IJperen (2005) nu wel beter zijn te categoriseren<br />

langs de samenstellende factoren.<br />

Er bestaat geen wetenschappelijk onderzoek naar de vraag of binnen de verschillende vormen<br />

<strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid ook verschillende wijzen <strong>van</strong> zorgverlening worden toegepast. Aangenomen<br />

wordt dat binnen het <strong>kleinschalig</strong> wonen altijd <strong>kleinschalig</strong>e zorg wordt verleend. Het verlenen <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg hoeft echter niet <strong>voor</strong>behouden te zijn aan <strong>kleinschalig</strong>e woonvormen, maar<br />

zou ook in grootschaliger woonvormen kunnen worden verleend. De onderzoeken <strong>van</strong> Van der<br />

Wel en Van IJperen geven hier<strong>voor</strong> belangrijke aanwijzingen, maar zijn nog <strong>van</strong> te beperkte<br />

schaal en om<strong>van</strong>g om voldoende houvast <strong>voor</strong> generalisatie en beleidsontwikkeling te bieden. De<br />

verzamelde kennis en modellen zijn echter zodanig ontwikkeld dat verificatie <strong>van</strong> bestaande<br />

inzichten en bevindingen nu goed mogelijk lijkt.<br />

Lacunes in bestaand inzicht zijn:<br />

• aansluiting op het palet aan behoeften bij dementerenden zelf en hun mantelzorg, in het licht<br />

<strong>van</strong> sociaal-demografische ontwikkelingen in de specifieke regio of adherentiegebied;<br />

• beïnvloedende omgevingsfactoren (wet- en regelgeving, opvattingen <strong>van</strong> diverse actoren en<br />

stakeholders, modernisering AWBZ-zorg en WMO/welzijn, scheiding wonen/zorg, locale<br />

context qua ruimtelijke ordening, gemeentelijke en provinciaal beleid, stedenbouwkundige<br />

infrastructuur en grondpolitiek, de arena <strong>van</strong> zorgaanbieders, zowel onderling als in relatie tot<br />

zorgverzekeraars, gemeenten en andere overheidsorganen);<br />

• bedrijfsvoering en financiering <strong>van</strong> verschillende vormen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid;<br />

• human resources: training en development, relatie tussen diverse professionals, aansturing;<br />

• stand alone of onderdeel <strong>van</strong> groter concern (ketenzorg): mogelijkheden en consequenties<br />

<strong>voor</strong> kwaliteit <strong>van</strong> zorg, naleving <strong>van</strong> richtlijnen, standaarden en normen, risico-analyse bij<br />

events, niet-kantooruren, medische zorg, toezicht et cetera.<br />

3.6 Enkele overwegingen<br />

We kennen allemaal wel een of meer projecten en de gedrevenheid die daar vaak achter zit,<br />

volgen de literatuur in de vakbladen, of lezen het vele casusmateriaal <strong>van</strong> afzonderlijke projecten.<br />

Er loopt onderzoek bij het Trimbosinstituut dat helaas nog niet te gebruiken is door de lange<br />

looptijd (tot 2007). Hardere vormen <strong>van</strong> evaluatie op basis <strong>van</strong> experimentele designs met<br />

controlegroepen zijn al helemaal niet <strong>voor</strong>handen. Op basis <strong>van</strong> dit alles is dus eigenlijk geen<br />

goede onderbouwing te geven wat beter is of wat minder goed werkt. Wat dat betreft levert dit<br />

onderzoek waarschijnlijk een goede bijdrage aan de verheldering <strong>van</strong> de mogelijkheden en<br />

grenzen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid <strong>voor</strong> dementerende ouderen. Er is een zeer brede en sterke hang<br />

naar <strong>kleinschalig</strong>heid in de psychogeriatrische verpleeghuiszorg, dus laten we nu eens kijken hoe<br />

je dat zo moet vormgeven dat aan de eisen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg wordt voldaan en wat dat<br />

kost in diverse uitvoerings<strong>varianten</strong>. Dat is in essentie de kern <strong>van</strong> dit onderzoek.<br />

19


4. Kleinschaligheid <strong>voor</strong> dementerenden:<br />

conceptualisering in <strong>varianten</strong><br />

4.1 De kernelementen <strong>voor</strong> scenario’s<br />

4.1.1 Min of meer vaststaande zekerheden<br />

Op basis <strong>van</strong> de literatuur zijn de volgende factoren te betitelen als redelijk vaststaand, dus als<br />

zekerheden <strong>voor</strong> toekomstige ontwikkelingen waarmee overheden, zorgverzekeraars en<br />

zorgaanbieders rekening kunnen houden in hun beleid en strategie:<br />

1. zekerheid in demografische ontwikkelingen<br />

Nederland vergrijst; het aantal ouderen neemt toe, zowel absoluut als relatief. Op basis <strong>van</strong> de<br />

huidige gegevens over de samenstelling <strong>van</strong> de bevolking en de prevalentie en incidentie <strong>van</strong><br />

dementie, is een schatting te maken <strong>van</strong> het aantal ouderen met dementie in de toekomst. Het<br />

aantal mensen met dementie zal groeien <strong>van</strong> 185.000 nu tot 281.000 in 2020 en 412.000 in 2050<br />

(gezondheidsraad 2002). Aangezien er redelijke schattingen gemaakt kunnen worden <strong>van</strong> het<br />

aantal mensen met dementie in de toekomst, is dit geen factor die het vaststellen <strong>van</strong> beleid en<br />

bepalen <strong>van</strong> de koers bemoeilijkt. Andersom is straks met de uitkomsten <strong>van</strong> het onderzoek<br />

waarschijnlijk wel aan te geven of verdere uitbouw <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid <strong>voor</strong> dementerenden een<br />

bijdrage kan leveren aan de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de vergrijzingslast, zowel qua aansluiting bij de<br />

doelgroep als qua bedrijfsvoering.<br />

2. zekerheid in wet- en regelgeving<br />

Op het gebied <strong>van</strong> wet- en regelgeving staat in de zorg een hoop te gebeuren. Er zijn wijzigingen<br />

in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning wordt<br />

per 1 juli 2006 <strong>van</strong> kracht. Daarnaast hebben we binnen de ouderenzorg nog te maken met onder<br />

andere het Persoons Gebonden Budget en de Wet ZiekenhuisVoorzieningen (WZV) c.q. de Wet<br />

Toelating Zorginstellingen (WTZi). Daarnaast hebben ook de gemeente en de provincie hun<br />

invloed op de ontwikkeling <strong>van</strong> zorg <strong>voor</strong> ouderen.<br />

Het is nog niet <strong>voor</strong> alle regelgeving duidelijk welke uitwerking ze zal gaan hebben. Toch wordt<br />

deze factor als zekerheid beschouwd. De wet- en regelgeving rondom de ziektekostenverzekering<br />

(2006), AWBZ en WMO (2007) zal vrijwel zeker definitief <strong>van</strong> kracht worden.<br />

Wanneer dit het geval is, is ook duidelijk wat hun invloed zal zijn. Immers wanneer de wet- en<br />

regelgeving vastgelegd is, zijn dit vaste regels waar de instellingen zich aan moeten houden.<br />

Andersom is het echter niet uit te sluiten dat ons onderzoek naar <strong>kleinschalig</strong>heid <strong>voor</strong><br />

dementerenden stuit op bepaalde (interpretaties <strong>van</strong>) wet- en regelgeving die een verdere<br />

optimalisering <strong>van</strong> de bedrijfsvoering mogelijk belemmeren of met nieuwe oplossingen komt qua<br />

issues als verantwoorde zorg en toezicht.<br />

4.1.2 Kritische onzekerheden <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg<br />

De kritische onzekerheden <strong>voor</strong> de zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie zijn<br />

huisvesting, de aard <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening en de financiering <strong>van</strong> de zorg- en<br />

dienstverlening. Deze onzekerheden vergen eigen opvattingen en contextgebonden antwoorden<br />

en zijn tot zekere hoogte beïnvloedbaar door afzonderlijke partijen in de gezondheidszorg.<br />

20


1. onzekerheid over zorggerelateerde huisvesting<br />

De manier waarop de huisvesting wordt vormgegeven is bepalend <strong>voor</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />

zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie. De literatuur beschrijft diverse huisvestingsvormen<br />

<strong>voor</strong> ouderen met dementie, variërend <strong>van</strong> stand alone groepswoningen in de wijk,<br />

tot geclusterde woningen in een (al dan niet gerenoveerde) instelling. De keuze <strong>voor</strong> een<br />

bepaalde huisvestingsvorm heeft grote invloed op de verdere ontwikkeling <strong>van</strong> de zorg <strong>voor</strong><br />

ouderen met dementie. Immers, in stand alone woningen wordt zorg- en dienstverlening anders<br />

vorm gegeven dan in een zorginstelling, met vraagstukken over bedrijfsvoering, de welzijnsfunctie<br />

en beschikbaarheid <strong>van</strong> expertise <strong>van</strong> (para)medische functies. Daarnaast is er steeds meer<br />

sprake <strong>van</strong> het scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg, met mogelijke consequenties om al dan niet in WZV<br />

te kunnen bouwen. Dit kan <strong>voor</strong> de huisvestingsvormen <strong>van</strong> ouderen bij<strong>voor</strong>beeld leiden tot<br />

aparte huur- en zorgovereenkomsten. Als zorgaanbieder is het dan belangrijk duidelijk te stellen<br />

wat het aanbod inhoudt, door preciezer in het contract met de cliënt aan te geven welke diensten<br />

door wie worden geleverd. Het scheiden <strong>van</strong> wonen, zorg en welzijn wordt ingegeven door de<br />

geldende wet- en regelgeving. Echter, <strong>voor</strong> adequate ondersteuning aan ouderen met dementie,<br />

moeten deze drie aspecten weer geïntegreerd worden.<br />

2. onzekerheid over aard <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening<br />

Er zijn verschillende vormen <strong>van</strong> zorgverlening bekend <strong>voor</strong> ouderen met dementie. Hierin is in<br />

de mate <strong>van</strong> detail en consequenties waarin de zorgvisie is uitgediept en uitgewerkt. De basis is<br />

in ieder geval verantwoorde zorg, zoals via CSLM-zorg (continue, systematische langdurige<br />

multidisciplinaire zorg), protocollen en richtlijnen. Maar daarboven op komt het aan op de wijze<br />

waarop de zorg- en dienstverlening op gebied <strong>van</strong> begeleid wonen, welzijn en kwaliteit <strong>van</strong> leven<br />

is doorgevoerd in allerlei details als werkwijze <strong>van</strong> medewerkers in de woning, de rol <strong>van</strong><br />

(para)medisch en verpleegkundig personeel, de positie <strong>van</strong> facilitaire diensten en <strong>voor</strong>zieningen<br />

e.d. De manier waarop zorg- en dienstverlening verleend wordt, is <strong>van</strong> belang <strong>voor</strong> adequate zorg<br />

<strong>voor</strong> dementerenden. Complexere meer verpleegkundige zorg vraagt bij<strong>voor</strong>beeld andere<br />

faciliteiten en werknemers dan zorg in de vorm <strong>van</strong> ondersteuning op gebied <strong>van</strong> wonen. Het<br />

scheiden <strong>van</strong> wonen en welzijn is hierin een belangrijk vraagstuk. Welk deel <strong>van</strong> de ondersteuning<br />

aan ouderen met dementie valt nog onder zorg en wat is dan het welzijnsdeel? Ook hier<br />

geldt dat door de wet- en regelgeving deze twee zaken gescheiden moeten worden, maar dat zij<br />

weer geïntegreerd aangeboden worden aan de ouderen met dementie.<br />

3. onzekerheid over financiering <strong>van</strong> zorg<br />

De financiering <strong>van</strong> zorgverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie kan op verschillende manieren<br />

plaatsvinden. Zo bestaat er verschil in financiering tussen intramurale zorg (WZV) en de<br />

extramurale zorg (scheiden wonen – zorg), er is sprake <strong>van</strong> verschillende systemen en hoogten<br />

<strong>van</strong> eigen bijdragen, het persoonsgebonden budget en eigen bijdragen via de AWBZ. Daarnaast<br />

kan er nog gedacht worden aan particuliere initiatieven, sponsoring door externe bedrijven,<br />

kruissubsidies en subsidies als huursubsidie. In het gedeelte <strong>van</strong> het onderzoek waarin we<br />

scenario’s opstellen, wordt in ieder geval qua financiering onderscheid gemaakt tussen WZV- en<br />

andere financiering; in het kostenonderzoek berekenen we de kosten en opbrengsten <strong>van</strong> wonen,<br />

zorg- en dienstverlening in principe op het niveau <strong>van</strong> de groepswoning bekeken. Voor zover het<br />

haalbaar is, kan nog worden gekeken naar het individuele niveau, maar wat daar op naar voren<br />

komt, wordt steeds teruggebracht tot het groepsniveau. Zo is bij<strong>voor</strong>beeld te denken aan<br />

individuele huursubsidie als er niet is gebouwd in de WZV; in principe is dat individuele<br />

financiering, maar het kan effect hebben op de totale financiering op groepsniveau.<br />

21


4.2 Varianten <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid op basis <strong>van</strong> de woonvorm<br />

Op basis <strong>van</strong> de literatuur en het scenario-onderzoek, wordt in dit hoofdstuk “<strong>kleinschalig</strong>heid”<br />

verder geoperationaliseerd, teneinde projecten uit de praktijk op vergelijkbare noemers in beeld te<br />

brengen en te vergelijken. De conclusies die in de literatuur getrokken worden over<br />

<strong>kleinschalig</strong>heid, zijn sterk gebaseerd op opinies, overwegingen en eigen ervaringen <strong>van</strong> pioniers<br />

en innovatoren in de sector, terwijl onderzoek nog betrekkelijk pril en beperkt is. De laatste<br />

anderhalf jaar beginnen zich echter wel de contouren <strong>van</strong> de kernelementen af te tekenen. Op<br />

grond is gekomen worden tot een conceptualisering langs twee dimensies: de zorgdimensie (met<br />

detaillering naar de breedte en diepte <strong>van</strong> de zorgvisie en de wijze waarop die is vertaald naar<br />

allerlei deelterreinen <strong>van</strong> de inrichting en het management <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen) en de<br />

huisvestingsdimensie (de totale inrichting <strong>van</strong> één groep en de wijze <strong>van</strong> clustering <strong>van</strong> een of<br />

meer groepen in een gebouw). Omdat er zo veel verschillende manieren <strong>van</strong> financiering<br />

(denkbaar) zijn <strong>voor</strong> zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen, zal steeds per huisvestingsvariant<br />

een tweetal projecten vergeleken worden qua financiering en kostenstructuur. Zo ontstaan<br />

diverse types <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid (zie onderstaande figuur), mede als basis <strong>voor</strong> de<br />

vervolganalyses naar bedrijfsvoering en bekostiging in het vervolgonderzoek.<br />

diep<br />

globaal<br />

Uitwerking <strong>van</strong><br />

zorgvisie<br />

Fin.vorm B<br />

Fin.vorm A<br />

stand-alone in<br />

de wijk<br />

4.2.1 <strong>Operationalisering</strong> woonvormen<br />

Fin.vorm B<br />

Fin.vorm A<br />

2 a 4 cluster<br />

in de wijk<br />

De conceptualisering is zo concreet en pragmatisch mogelijk aangepakt, om te vermijden dat dit<br />

een heel onderzoek op zichzelf zou worden. Daarom kiezen we <strong>voor</strong> selectie <strong>van</strong> projecten in<br />

bestaande verschijningsvormen aan de huisvestingskant, om daarna de geselecteerde projecten<br />

meer te analyseren. Het vertrekpunt daarbij vormt de groep <strong>van</strong> circa 6 tot 8 ouderen, als eigen<br />

entiteit met een eigen inrichting, sfeer en dagelijkse gang <strong>van</strong> zaken.<br />

Het al dan niet clusteren <strong>van</strong> een aantal groepen en de wijze waarop dat clusteren gebeurt, heeft<br />

geleid tot vier huisvestings<strong>varianten</strong>:<br />

1. één groepswoning, gesitueerd in de wijk (vergelijkbaar met het gezinsver<strong>van</strong>gend tehuis in de<br />

gehandicaptenzorg);<br />

2. een aantal geclusterde groepswoningen in de wijk;<br />

22<br />

Fin.vorm B<br />

Fin.vorm A<br />

>4 cluster in<br />

woonaccom.<br />

Fin.vorm B<br />

Fin.vorm A<br />

>4 in zorgcomplex<br />

Huisvesting


3. geclusterde groepswoningen in een afzonderlijk daartoe ontworpen woonaccommodatie,<br />

meestal nabij of op het terrein <strong>van</strong> een zorginstelling;<br />

4. groepswoningen in een (al dan niet gerenoveerd) zorggebouw.<br />

Vervolgens worden geselecteerde projecten in meer detail in beeld gebracht.<br />

Problemen doemen op wanneer de uitvoeringsvariabelen, die resulteren in diverse<br />

uitvoerings<strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid <strong>voor</strong> dementerenden, concreet moeten worden<br />

gemaakt. Daarbij gaat het ons niet alleen over de nadere invulling <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid maar ook<br />

om de haalbaarheid <strong>van</strong> de diverse <strong>varianten</strong>. We redeneren daarbij steeds <strong>van</strong>uit de groep<br />

bewoners die als het ware een huisgezin vormen. Wat is nog een aanvaardbare groepsgrootte, in<br />

relatie tot zowel de zorgvisie als de bedrijfsvoering? Hoe ziet men de begrenzing <strong>van</strong> de<br />

groepsgrootte, want een heel kleine groep (<strong>van</strong> 4 of 5 personen) kan ook nadelen hebben als de<br />

onderlinge verhoudingen niet optimaal zijn tussen de ‘gezinsleden’ die elkaar niet hebben<br />

uitgezocht, terwijl een grotere groep (<strong>van</strong>af 8 tot 9 personen) mogelijk uiteenvalt in subgroepen,<br />

meer dan één medewerker vergt e.d. Rondom het vertrekpunt <strong>van</strong> een groep als huisgezin<br />

spelen nog meer uitvoeringskwesties. Is het noodzakelijk om samen met de bewoners te koken?<br />

En boodschappen doen? Wat betekent dat <strong>voor</strong> het personeel en hun inbedding in de<br />

organisatie? Hiermee komen we op de dimensie zorg, in al z’n deelfacetten en<br />

uitwerkingsrichtingen, o.a. <strong>voor</strong> personeel. Welke eisen worden gesteld aan de inrichting <strong>van</strong> en<br />

faciliteiten binnen de groep? Hoeveel groepswoningen mogen geclusterd zijn om nog te kunnen<br />

spreken <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid? Moet het in de wijk liggen of mag het ook in de nabijheid of zelfs<br />

binnen een zorginstelling gesitueerd zijn?<br />

Op basis <strong>van</strong> de beschikbare literatuur (zie hoofdstuk 3) zijn verschillende deelaspecten aan de<br />

huisvestingkant belicht in de enquête onder de 13 praktijkprojecten:<br />

• De groepsgrootte; ideaal wordt gesproken over zes bewoners (je moet nog met zijn allen aan<br />

tafel kunnen eten);<br />

• cliënten hebben eigen privé-ruimte(n);<br />

• de privé-ruimten zijn door de bewoners zelf ingedeeld (eigen meubels);<br />

• de groepswoning heeft een huiselijk karakter (gezellige inrichting met deels eigen meubels en<br />

snuisterijen, geen instellingsmeubels, geen ziekenhuiswitte muren, onderscheid tussen zit- en<br />

eetgedeelte, gezellige inrichting met deels eigen meubels en snuisterijen; muziek, TV en<br />

radio; boeken, spelletjes en krant)<br />

• de groepswoning heeft eigen sanitair;<br />

• geen organisatiegebonden ruimten binnen de woning (bv. kantoorruimte <strong>voor</strong> personeel);<br />

• de woning bevindt zich midden in de wijk, het liefst dicht bij het centrum of de dorpskern;<br />

• cliënten kunnen er blijven wonen tot aan hun dood, zonder overplaatsing naar verpleeghuis.<br />

Voorts wordt er geworsteld met een aantal vraagstukken, onder meer als groepswoningen<br />

worden geclusterd:<br />

• hoe moet 24-uurs zorg en toezicht worden vormgegeven, in de verschillende<br />

huisvestings<strong>varianten</strong> <strong>van</strong> een stand-alone groep tot aan groepswoningen die zijn geclusterd<br />

in een woon- of zorggebouw?<br />

• welke gemeenschappelijke ruimten zijn er buiten de afzonderlijke groepswoning nog verder<br />

nodig in het gebouw (praktijk/therapie-ruimten <strong>van</strong> disciplines, restaurant, facilitaire<br />

<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> bewassing, overlegruimten <strong>voor</strong> personeel en management)?<br />

De verschillende deelaspecten omtrent huisvesting, met bijbehorende invulmogelijkheden, zijn<br />

uitgewerkt in de conceptvragenlijst (zie bijlage 1, vragen 1 t/m 7).<br />

23


4.2.2 <strong>Operationalisering</strong> zorgdimensie<br />

De zorgdimensie wordt samengesteld uit diverse deelaspecten, uitgaande <strong>van</strong> de premisse dat<br />

een steeds verdere uitwerking in alle consequenties is te operationaliseren en te scoren met een<br />

oplopend aantal deelaspecten. De zorgdimensie wordt bij ieder geselecteerd project uitvoering in<br />

beeld gebracht, zowel wat betreft de concrete uitwerking <strong>van</strong> de onderliggende visie, als wat<br />

betreft de consequenties <strong>voor</strong> de financieel-economische bedrijfsvoering <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen<br />

<strong>voor</strong> dementerenden. Daartoe zijn de volgende elementen geselecteerd, op basis <strong>van</strong> de<br />

beschikbare literatuur:<br />

• er ligt een concreet uitgewerkte visie aan ten grondslag die uitgaat <strong>van</strong> de behoeften <strong>van</strong><br />

mensen met dementie. De visie is het fundament <strong>van</strong> het project <strong>kleinschalig</strong> wonen en moet<br />

breed en uitvoerig worden overgedragen aan en uitgedragen door de medewerkers;<br />

• de attitude of liever nog werkhouding <strong>van</strong> medewerkers is erg belangrijk. De medewerkers<br />

moeten niet alleen professioneel zijn in het leveren en borgen <strong>van</strong> verantwoorde zorg, maar<br />

ook veel ‘gewone’ taken uitvoeren, meer richting het huiselijke groepsgebeuren, omdat de<br />

meeste huishoudelijke en verzorgende taken in de woning plaatsvinden;<br />

• sterke oriëntatie op de cliënt en zijn behoeften zoals die tot uiting komen in het dagelijkse<br />

gedrag, communicatie en interpersoonlijke verkeer, op zowel individueel als groepsniveau;<br />

• ondersteuning is gericht op wonen, georganiseerd conform een huishouding, niet op zorg;<br />

• de autonomie <strong>van</strong> de cliënten is zo veel als nog mogelijk gewaarborgd of gestimuleerd;<br />

cliënten bepalen mede zelf wanneer ze opstaan, naar het toilet gaan en naar bed gaan; ook in<br />

de veel<strong>voor</strong>komende situaties dat de regie over het eigen leven niet <strong>voor</strong> de volle honderd<br />

procent is vol te houden, is de insteek <strong>van</strong> de groepsleider in de woning er op gericht steeds<br />

te werken en te organiseren <strong>van</strong>uit de behoeften en leefgewoonten <strong>van</strong> de cliënt, stimulerend<br />

en activerend, zoveel mogelijk appellerend aan op restvermogens.<br />

• er werkt een vast, multidisciplinair team <strong>van</strong> medewerkers. Dit team is in staat een huiselijke<br />

sfeer te creëren en de dagelijkse herkenbaarheid en borging <strong>voor</strong> cliënten te garanderen door<br />

continuïteit in leefklimaat, in benadering <strong>van</strong> cliënten en in persoon en gezicht;<br />

• bewoners en familie spreken in enige mate een woordje mee in de bepaling <strong>van</strong> de dagelijkse<br />

gang <strong>van</strong> zaken en hoe de betreffende oudere daarin past. De cliënt is thuis, de medewerkers<br />

komen “op bezoek”. Alle zorg en activiteit dient op de woning plaats te vinden;<br />

• de zorg op de groepswoning heeft het karakter <strong>van</strong> een huishouding; er wordt gekookt en<br />

gewassen op de woning;<br />

• het is een levensloop bestendige woning, cliënten kunnen er blijven wonen tot hun dood.<br />

• personeel loopt niet in uniform, trekt zich niet terug in professionele ruimten en routines.<br />

Onder deze meer visie-gedreven elementen ligt echter ook de basis <strong>van</strong> verantwoorde zorg, die<br />

door de landelijke ontwikkelingen bovendien thans erg in de aandacht staat als noodzakelijke<br />

<strong>voor</strong>waarde om überhaupt te kunnen spreken <strong>van</strong> adequate verpleeghuiszorg. Dat betekent dat<br />

de visiegedreven uitwerking <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> ouderen met dementie ten minste ook<br />

garanties dient te realiseren <strong>voor</strong> de volgende kernelementen:<br />

• er wordt Complexe, Systematische, Langdurige en Multidisciplinaire zorg geleverd;<br />

• er wordt 24-uurs zorg geleverd tot en met begeleiding en toezicht;<br />

• de medewerkers zijn hoog-professioneel opgeleid en vaak sterk verpleegkundig.<br />

De verschillende deelaspecten <strong>voor</strong> zorg- en dienstverlening, met bijbehorende invulmogelijkheden,<br />

zijn uitgewerkt in de conceptvragenlijst (zie bijlage 1, de vragen 8 t/m 18).<br />

24


5. Gerichte inventarisatie <strong>van</strong> projecten<br />

5.1 Indeling projecten in <strong>varianten</strong><br />

In totaal hebben dertien projecten deelgenomen de vragenlijst ingevuld. De verdeling naar<br />

vormen <strong>van</strong> huisvesting en financiering is als volgt:<br />

Huisvesting:<br />

- stand alone in de wijk 2 projecten<br />

- geclusterde groepswoningen in de wijk 3 projecten<br />

- geclusterde groepswoningen in woonaccommodatie 3 projecten<br />

- groepswoningen in een zorginstelling 5 projecten<br />

Financieringsvorm:<br />

- gefinancierd binnen de WZV/WTZi 7 projecten<br />

- gefinancierd volgens principe scheiden wonen/zorg 8 projecten<br />

De resultaten bij de verschillende onderwerpen uit de vragenlijst worden in dit hoofdstuk<br />

gepresenteerd. Waar aangetroffen, bespreken we significante verschillende tussen de projecten<br />

naar huisvestings- en financieringsvorm, maar in het algemeen zijn deze verschillen vrijwel niet<br />

aangetroffen. Het kleine aantal waarneming <strong>van</strong> 13 projecten is daaraan mede debet.<br />

5.2 Aard en woonbeleving <strong>van</strong> de projecten<br />

In tabel 5.1 is te zien welke groepsgrootte gehanteerd wordt in de verschillende vormen <strong>van</strong><br />

huisvesting. Een groepsgrootte <strong>van</strong> zes bewoners komt het meest <strong>voor</strong>. Gevraagd naar de<br />

motivatie <strong>voor</strong> de keuze <strong>voor</strong> het aantal bewoners per wooneenheid, stellen de meeste<br />

respondenten dat de grootte <strong>van</strong> de groep zo veel mogelijk weg moet hebben <strong>van</strong> een ‘normaal<br />

gezin’. De doelstelling is het leven <strong>van</strong> de bewoners zoveel mogelijk op het normale gezinsleven<br />

te laten lijken. Hierbij is het belangrijk dat het aantal ‘gezinsleden’ te overzien is, om een indeling<br />

naar meerdere kleinere groepen in een ‘gezin’ te <strong>voor</strong>komen. Welk aantal bewoners de ideale<br />

groepsgrootte vormt, dus de grootte <strong>van</strong> een normaal gezin, verschilt echter per instelling. Een<br />

ander argument was dat de groep bewoners werkbaar moet zijn <strong>voor</strong> één medewerker; de groep<br />

moet niet alleen overzichtelijk zijn <strong>voor</strong> de bewoners zelf, maar ook <strong>voor</strong> de medewerkers.<br />

Uit de tabel valt <strong>voor</strong>ts af te lezen dat er in de financieringsvorm scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg<br />

geen groepen <strong>van</strong> minder dan 6 en geen groepen <strong>van</strong> meer dan 8 bewoners te vinden zijn. De<br />

groepsgrootte met financiering <strong>van</strong>uit de WZV kent een grotere variatie. Het blijkt echter dat het<br />

hier geen significante verschillen betreffen.<br />

Tabel 5.1 Aantal bewoners per groepswoning, in de verschillende <strong>varianten</strong><br />

Los in<br />

de wijk<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

25<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

- < 6 ouderen per groep 0 1 0 0 1 0 1<br />

- 6 ouderen per groep 0 2 3 2 3 4 7<br />

- 7 / 8 ouderen per groep 2 0 0 2 2 2 4<br />

- > 8 ouderen per groep 0 0 0 1 1 0 1<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.<br />

Totaal


Gezamenlijke cliëntenruimten<br />

In het onderzoek is gekeken naar de gezamenlijke cliëntenruimten die aanwezig zijn in<br />

verschillende vormen <strong>van</strong> huisvesting (zie tabel 5.2). Er blijken maar weinig verschillen te bestaan<br />

tussen de verschillende huisvestingsvormen. Elke wooneenheid heeft een huiskamer en<br />

compleet ingerichte keuken. Hoewel maar tien <strong>van</strong> de dertien projecten een apart ingericht<br />

washok hebben, geven twee andere projecten aan een wasmachine in de badkamer te hebben.<br />

Op één na, hebben alle projecten dus faciliteiten in de wooneenheid om hun eigen was te doen.<br />

Geen enkele wooneenheid heeft een aparte behandelruimte. Toch zijn er wel een aantal<br />

wooneenheden waar de behandelingen in de wooneenheden zelf plaatsvinden. Deze worden<br />

echter vaak op de eigen kamer of soms in de multifunctionele ruimte gegeven. Bij de andere<br />

projecten vindt de behandeling in een instelling plaats.<br />

Andere ruimten die nog aanwezig waren in enkele projecten zijn een multifunctionele ruimte<br />

(deze wordt ook wel eens ingezet als behandelkamer) en een bijkeuken. Tevens heeft een <strong>van</strong><br />

de projecten een snoezelbadkamer, een ruimte met licht- en geluidsapparatuur en een bad<br />

waarin ouderen zich kunnen ontspannen met behulp <strong>van</strong> rustgevende muziek- en lichteffecten.<br />

Er zijn weinig verschillen in gezamenlijke cliëntenruimten wanneer gekeken wordt naar de<br />

verschillende financieringsvormen <strong>van</strong> de projecten. Kleine verschillen zijn zichtbaar bij de<br />

factoren ‘eigen <strong>voor</strong>deur’, ‘huisdieren toegestaan’ en ‘eigen buitenruimte’. De eerste twee<br />

factoren komen vaker <strong>voor</strong> de financieringsvorm scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg, de eigen<br />

buitenruimte komt vaker <strong>voor</strong> bij de financieringsvorm <strong>van</strong>uit de WZV (significant bij de minder<br />

strenge p-waarde <strong>van</strong> 0,1).<br />

Tabel 5.2 Aard <strong>van</strong> de gezamenlijke ruimten <strong>voor</strong> bewoners binnen de groepswoning<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

26<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- huiskamer 2 3 3 5 7 6 13<br />

- compleet ingerichte keuken 2 3 3 5 7 6 13<br />

- ingerichte wasruimte 2 3 2 3 5 5 10<br />

- eigen <strong>voor</strong>deur (*) 2 2 3 3 4 6 10<br />

- eigen meubilair 2 3 3 3 5 6 11<br />

- eigen klimaatregeling 2 2 3 2 3 6 9<br />

- aparte behandelruimte 0 0 0 0 0 0 0<br />

- huisdieren toegestaan (*) 2 1 3 4 4 6 10<br />

- eigen buitenruimte 2 3 2 5 7 5 12<br />

- overige eigenschappen 0 1 0 1 2 0 2<br />

(*) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,10.<br />

Eigen ruimten<br />

In tabel 5.3 komt naar voren hoe de eigen ruimten <strong>van</strong> de bewoners in de woongroepen<br />

vormgegeven zijn, ingedeeld naar de huisvestingsvorm. In de onderzochte wooneenheden<br />

hadden alle bewoners een eigen ruimte.<br />

Bij slechts vier projecten hebben de bewoners hun eigen sanitair. Verder hebben bij alle projecten<br />

de bewoners in hun eigen ruimte de reële keus om daar te verblijven, dat wil zeggen dat de<br />

ruimte groter is dan de beperkte oppervlakte die <strong>voor</strong> een enkel bed zou volstaan. Het is ook<br />

mogelijk er andere activiteiten te ontplooien, zoals bij<strong>voor</strong>beeld het ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> eigen bezoek.<br />

Over het algemeen mogen de bewoners hun eigen ruimte naar eigen inzicht indelen, slechts bij<br />

één project was dit niet het geval. Elke kamer is overdag toegankelijk <strong>voor</strong> de bewoner <strong>van</strong> de<br />

kamer, hierbij zijn geen restricties. Het komt zelfs <strong>voor</strong> dat de bewoner de keuze heeft de kamer


af te sluiten <strong>voor</strong> het personeel als hij of zij dat wenst. Bij een rondleiding door de woning wordt<br />

de cliënt uitdrukkelijk om toestemming gevraagd de kamer te bezichtigen. Bij weigering gebeurt<br />

dit dan ook niet, maar de bewoners zijn altijd bereid en vaak trots hun kamer te laten zien.<br />

Alle projecten waarbij de bewoners eigen sanitair hebben, worden gefinancierd volgens de WZV<br />

(significant bij p=0,10). Bij de overige aspecten bestaan geen significante verschillen.<br />

Tabel 5.3 Eigen ruimten <strong>voor</strong> de bewoners in de groepswoning<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

27<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- eigen sanitair (*) 0 1 1 2 4 0 4<br />

- kamer zelf indelen 2 3 3 4 6 6 12<br />

- voldoende bezoekruimte 2 2 3 5 6 6 12<br />

- reële keuze om in eigen<br />

ruimte te blijven 2 3 3 5 7 6 13<br />

- eigen ruimte overdag<br />

afgesloten 0 0 0 0 0 0 0<br />

(*) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,10.<br />

Aspecten <strong>van</strong> de woning<br />

Alle projecten richten zich op een huiselijke sfeer waarin het leven <strong>van</strong> een ‘normaal’ gezin zo<br />

veel mogelijk wordt nagebootst (zie tabel 5.4). Tevens wordt door alle projecten gezegd dat de<br />

ingrediënten <strong>voor</strong> de maaltijd zelf gekocht worden. In hoeverre dit daadwerkelijk het geval is, is<br />

echter de vraag, want <strong>voor</strong> een project is het bekend dat gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> een<br />

bezorgservice die aan huis bezorgt (bedoeling <strong>van</strong> de vraag was dat men zelf naar winkel gaat).<br />

Als er is aangegeven door een project dat het personeel in uniform loopt, is dat overigens het niet<br />

altijd gedurende de gehele dienst want het personeel draagt het uniform dan <strong>voor</strong>al op die<br />

momenten dat de bewoners persoonlijke verzorging krijgen. Het personeel vindt dat hygiënischer,<br />

omdat de medewerker vervolgens in aanraking komt met voedsel.<br />

Naar financieringsvorm vallen weer weinig verschillen op te merken. Er is één opvallend verschil<br />

(bij p=0,1): In projecten gefinancierd <strong>van</strong>uit de WZV wordt vaker een uniform gedragen. Het enige<br />

project waar niet zelf gewassen wordt, valt buiten de WZV-financiering, maar dit is niet significant.<br />

Tabel 5.4 Aspecten <strong>van</strong> het leven in de groepswoning<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- in woning heerst huiselijke<br />

sfeer 2 3 3 5 7 6 13<br />

- het leven in de woning lijkt<br />

op een gezinshuishouden 2 3 3 5 7 6 13<br />

- er wordt gewassen en<br />

gekookt in de woning 2 3 3 4 6 6 12<br />

- ingrediënten <strong>voor</strong> maaltijd<br />

worden zelf gekocht 2 3 3 5 7 6 13<br />

- personeel geen uniform (*) 2 2 3 3 4 6 10<br />

- personeel heeft eigen<br />

kantoorruimte in de woning 2 3 1 2 4 4 8<br />

(*) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,10.


Levensloopbestendig<br />

In de literatuur is terug te vinden dat de levensloopbestendigheid <strong>van</strong> de wooneenheid een<br />

belangrijk aspect <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen is. Dat wil zeggen dat de bewoner in de wooneenheid<br />

kan blijven wonen tot zijn dood. Uit de vragenlijst is gebleken dat dit niet bij alle projecten het<br />

geval is (zie tabel 5.5). Bij vijf <strong>van</strong> de dertien projecten wordt overplaatsing naar het verpleeghuis<br />

als een mogelijkheid genoemd, want het soms noodzakelijk geacht om bewoners over te plaatsen<br />

als de zorgzwaarte of agressief gedrag niet langer hanteerbaar zijn binnen de groep. De enige<br />

projectvorm waarbij dit niet <strong>voor</strong>komt is het geclusterd groepswonen in een woonaccommodatie.<br />

Er zijn geen significante verschillen naar financieringsvorm aangetroffen.<br />

Tabel 5.5 Levensloopbestendigheid <strong>van</strong> de groepswoning<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

28<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- ongeacht zorgbehoefte,<br />

kan cliënt blijven tot de dood 0 2 3 3 4 4 8<br />

- in principe <strong>verblijf</strong> tot de<br />

dood, maar overplaatsing is<br />

enkele keer onvermijdelijk 1 0 0 2 2 1 3<br />

- overplaatsing niet uitgesloten,<br />

meer dan uitzondering 1 1 0 0 1 1 2<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.<br />

5.3 Zorg- en dienstverlening in de projecten<br />

Een groot onderdeel <strong>van</strong> de vragenlijst betrof de zorg- en dienstverlening in de projecten met<br />

<strong>kleinschalig</strong> wonen. Deze paragraaf geeft de resultaten <strong>van</strong> deze topics weer.<br />

Zorgvisie<br />

Vanuit de literatuur is naar voren gekomen dat het slagen <strong>van</strong> een project <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong><br />

wonen in grote mate afhangt <strong>van</strong> de visie die erachter zit en de mate waarin die wordt<br />

uitgedragen door de medewerkers. Aan de projecten is gevraagd of de visie <strong>van</strong> een instelling is<br />

uitgeschreven en tot op welk niveau in de organisatie deze visie wordt uitgedragen door de<br />

medewerkers, waardoor de visie automatisch richtinggevend wordt <strong>voor</strong> het dagelijks denken en<br />

handelen <strong>van</strong> de medewerkers (zie tabel 5.6).<br />

Er bestaat weinig variatie tussen projecten in de mate waarin de zorgvisie is uitgewerkt en doorgevoerd.<br />

In elk project is de visie uitgeschreven en uitgedragen in de organisatie tot en met de<br />

uitvoerende medewerkers. In de meeste projecten is de visie ook automatisch richtinggevend<br />

<strong>voor</strong> het denken en handelen <strong>van</strong> de medewerker, zonder verschillen naar financieringsvorm.<br />

Tijdens het afnemen <strong>van</strong> de vragenlijsten is ook gesproken met medewerkers. Sommige<br />

medewerkers die eerder in een klassiek verpleeghuis werkzaam waren, gaven aan dat de<br />

verandering in visie <strong>voor</strong> hen soms erg lastig was. Zij hebben dan ook daadwerkelijk hun denken<br />

en handelen moeten veranderen. Anderen geven aan dat het juist een verademing was om via de<br />

nieuwe visies te kunnen werken, dat deze veel meer in hun lijn <strong>van</strong> werken lagen. Een<br />

medewerker gaf zelfs aan dat zij eerder uit de verpleeghuiszorg gestapt was en er weer in<br />

teruggekeerd is zodra bekend was dat de instelling volgens het principe <strong>kleinschalig</strong> wonen ging<br />

werken, met de daarbij behorende visie. Maar er zijn ook <strong>voor</strong>beelden andersom, dus de<br />

zorgvisie moet de medewerker werkelijk passen.


Tabel 5.6 Visie op zorg bij de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

29<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- beschreven én uitgedragen<br />

t/m uitvoerenden, richtinggevend<br />

<strong>voor</strong> handelen 1 3 2 3 5 4 9<br />

- beschreven én uitgedragen<br />

t/m uitvoerenden, maar nog<br />

wel verschillen in handelen 1 0 1 2 2 2 4<br />

- beschreven én uitgedragen<br />

t/m middenmanagement 0 0 0 0 0 0 0<br />

- uitschreven, maar nog niet<br />

geïmplementeerd 0 0 0 0 0 0 0<br />

- nog niet uitgeschreven 0 0 0 0 0 0 0<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.<br />

Zorg- of leefplan<br />

Het zorg- of leefplan (in vervolg aangeduid als zorgplan) wordt gezien als een belangrijk middel<br />

om de zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie te coördineren. In de ideale situatie<br />

wordt het document wordt opgesteld in een multidisciplinair overleg, waarbij de bewoner zelf of<br />

zijn directe naaste nauw betrokken worden. Dit zorgplan zou elk jaar minimaal twee keer cyclisch<br />

bijgesteld moeten worden, wederom in samenspraak met klant of familie (zie tabel 5.7).<br />

Iets meer dan de helft <strong>van</strong> de projecten stelt het zorgplan op in een multidisciplinair overleg, met<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> de betrokkenen. In deze gevallen wordt het zorgplan ook cyclisch bijgesteld<br />

met een minimum <strong>van</strong> twee keer per jaar. In enkele andere gevallen wordt er wel <strong>voor</strong>af overlegd<br />

met de betrokkenen, maar zijn zij niet zelf aanwezig tijdens het overleg. Als argumentatie <strong>voor</strong><br />

deze beslissing wordt aangegeven dat de aanwezigheid <strong>van</strong> de bewoner of zijn naasten niet altijd<br />

een positieve uitwerking heeft. De bewoner of zijn naasten kunnen soms niet goed omgaan met<br />

de situatie waarin zij verkeren en kunnen overstuur raken <strong>van</strong> een overleg over het zorgplan.<br />

Soms wordt aangegeven dat het lastig is om medische en andere zaken te bespreken in het<br />

bijzijn <strong>van</strong> de bewoner en/of zijn naasten, <strong>van</strong>wege het risico dat er onbegrip of miscommunicatie<br />

ontstaat. Men geeft aan dat het makkelijker en rustiger is om de tijdens een rustig gesprek <strong>voor</strong> of<br />

na het MDO te bespreken wat de beste aanpak kan zijn en wat de bewoner of naasten hierin te<br />

zeggen willen hebben. In slechts één project is er helemaal geen overleg met de bewoner of zijn<br />

naasten.<br />

In het project waar een zorgplan niet in een multidisciplinair overleg wordt opgesteld, werd<br />

aangegeven dat het zorgplan slechts handreikingen geeft. Volgens de visie <strong>van</strong> dit project<br />

gebeurt in de woning alles zo veel mogelijk als thuis. Thuis bestaat er ook geen zorgplan en heeft<br />

de bewoner ook geen beschikking over een multidisciplinair team, dus dat wordt in de woning ook<br />

niet als noodzakelijk geacht.<br />

Er wordt binnen projecten die gefinancierd zijn volgens het principe scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg<br />

in bijna alle gevallen wel overlegd met de betrokkenen, en het zorgplan wordt ook vrijwel altijd<br />

opgesteld in een multidisciplinair overleg, maar het zorgplan wordt in het merendeel <strong>van</strong> de<br />

projecten niet cyclisch bijgesteld (significant bij p=0,10). Binnen de WZV wordt het zorgplan dus<br />

vaker cyclisch bijgesteld. Overleg <strong>voor</strong>afgaand aan het MDO vindt vaker plaats in projecten die<br />

gefinancierd worden <strong>van</strong>uit het principe scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg.


Tabel 5.7 Wijze <strong>van</strong> werken met zorgplan (ZP) bij de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

30<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- ZP aanwezig, opgesteld in<br />

MDO, met betrokkenen en<br />

cyclisch bijgesteld (*) 0 2 1 4 6 1 7<br />

- ZP aanwezig, opgesteld in<br />

MDO, met betrokkenen,<br />

maar niet cyclisch bijgesteld 0 0 1 0 0 1 1<br />

- ZP aanwezig, opgesteld in<br />

MDO, <strong>voor</strong>af overleg met<br />

betrokkenen (*) 1 1 1 1 1 3 4<br />

- ZP aanwezig, opgesteld in<br />

MDO 0 0 0 0 0 0 0<br />

- ZP aanwezig 1 0 0 0 0 1 1<br />

- geen ZP aanwezig 0 0 0 0 0 0 0<br />

(*) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,10.<br />

Gebruik rele<strong>van</strong>te zorgfaciliteiten<br />

Er bestaan <strong>voor</strong> de woningen verschillende mogelijkheden om gebruik te maken <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

zorgfaciliteiten (zie tabel 5.8). Een groot deel maakt in de eigen woning gebruik <strong>van</strong> zorgfaciliteiten,<br />

zeker als de groepswoningen zich bevinden in een woonaccommodatie. De professionals<br />

komen naar de woning om zorg en ondersteuning te verlenen. Alleen waar de woning zich in<br />

een instelling bevindt, wordt niet in de woning zelf, maar elders in het gebouw gebruik gemaakt<br />

<strong>van</strong> zorgfaciliteiten. Interessant is dat instellingen het gebruik maken <strong>van</strong> zorgfaciliteiten buiten de<br />

instelling verschillend waarderen. Sommigen geven aan daarin een meerwaarde te zien, horend<br />

bij het ‘normale leven’ waar een burger naar buiten gaat <strong>voor</strong> een bezoek aan de dokter. Anderen<br />

stellen dat het <strong>voor</strong> ouderen met dementie makkelijker is als de dokter op bezoek komt.<br />

Een opvallend verschil qua financieringsvorm is dat het gebruik <strong>van</strong> zorgfaciliteiten buiten de<br />

woning, maar binnen hetzelfde gebouw als het cluster zich bevindt, alleen plaats vindt bij<br />

projecten financiering <strong>van</strong>uit de WZV. Het gebruik <strong>van</strong> zorgfaciliteiten in de woning zelf vindt het<br />

meest plaats bij het scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg. De verschillen zijn echter niet significant.<br />

Tabel 5.8 Gebruik <strong>van</strong> verschillende zorgfaciliteiten in en rond de groepswoning<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- in de groepswoning zelf 1 2 3 2 3 5 8<br />

- buiten de woning, maar<br />

binnen het gebouw 0 0 0 2 2 0 2<br />

- buiten gebouw, eventueel<br />

bij aanliggende locatie 1 1 0 1 2 1 3<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.


5.4 Enkele normen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg uitgelicht<br />

24-uurs toezicht<br />

In de zorg en ondersteuning <strong>voor</strong> ouderen met dementie wordt 24-uurs toezicht als een<br />

belangrijke factor gezien. In de vragenlijst was dan ook een vraag opgenomen hoe het 24-uurs<br />

toezicht geregeld is in de verschillende projecten. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het<br />

toezicht in de woning zelf, binnen het cluster <strong>van</strong> woningen, en toezicht <strong>van</strong>uit een andere locatie<br />

(zie tabel 5.9). Opmerking die hier geplaatst mag worden is dat er binnen de verschillende<br />

instellingen geen duidelijkheid is wat precies 24-uurs toezicht is, volgens de normen <strong>van</strong><br />

verantwoorde zorg. De beantwoording <strong>van</strong> deze vraag zal dan ook niet eenduidig geweest zijn.<br />

Het merendeel <strong>van</strong> de projecten regelt het 24-uurs toezicht binnen de afzonderlijke groepswoning<br />

of binnen een cluster <strong>van</strong> groepswoningen. In slechts één geval is het 24-uurs toezicht geregeld<br />

<strong>van</strong>uit een andere locatie. Het betreft hier een project dat is vormgegeven als geclusterde groepswoningen<br />

in een woonaccommodatie. De variatie binnen het 24-uurs toezicht blijkt in deze<br />

verschijningsvorm erg variabel, want elk <strong>van</strong> de drie projecten binnen deze verschijningsvorm<br />

heeft een andere manier waarop het 24-uurs toezicht is geregeld. De verschillen naar<br />

financieringsvorm zijn hier allen significant, zelfs bij de meer restrictieve waarde <strong>van</strong> p=0,05.<br />

Tabel 5.9 Regeling <strong>van</strong> 24-uurs toezicht in de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

31<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- in de groepswoning zelf (**) 2 2 1 0 1 4 5<br />

- binnen het cluster <strong>van</strong><br />

groepswoningen (**) 0 1 1 5 6 1 7<br />

- <strong>van</strong>uit andere locatie (**) 0 0 1 0 0 1 1<br />

(**) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,05.<br />

Verantwoorde zorg buiten kantooruren<br />

De projecten is gevraagd naar de manier waarop zij hun verantwoorde zorg regelen buiten de<br />

gebruikelijke kantooruren, zodat er 24 uur per dag, 7 dagen per week de juiste zorg geleverd kan<br />

worden. Daarbij is onderscheid gemaakt naar de verpleegkundige zorg en de medische zorg (zie<br />

tabel 5.10). Tevens is geprobeerd te achterhalen hoeveel FTE (Full Time Equivalent) er<br />

beschikbaar en oproepbaar was <strong>voor</strong> één wooneenheid. Dit bleek lastig, omdat sommige<br />

projecten deze zorg geïntegreerd regelen, met bij<strong>voor</strong>beeld een naburige zorginstelling, waardoor<br />

het niet duidelijk is hoeveel FTE er aan één woning toe te schrijven is. Een aantal projecten zat<br />

nog in de ontwikkelingsfase, waardoor er nog geen beschikbare gegevens beschikbaar waren.<br />

Het valt op dat geen enkel project de zorg buiten kantooruren op het niveau <strong>van</strong> de afzonderlijke<br />

groepswoning geregeld heeft. Als argumentatie hier<strong>voor</strong> werd veelal genoemd dat het financieel<br />

niet haalbaar is de zorg buiten kantooruren per afzonderlijke groepswoning te regelen. Overigens<br />

zijn eventuele verschillen naar financieringsvorm niet significant, ook niet bij p=0,10.<br />

Het project waar de zorg buiten kantooruren niet geregeld is, heeft hier<strong>voor</strong> bewust gekozen. Zij<br />

streven ernaar mensen hun leven te leiden dat zoveel mogelijk op het leven thuis lijkt. In een<br />

thuissituatie wordt de zorg buiten kantooruren met de dienstdoende huisarts geregeld,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld bij de huisartsenpost, of in eventuele noodgevallen kan men naar een ziekenhuis<br />

gaan. Dit principe wordt in dit project gehandhaafd. Indien nodig wordt de dienstdoende huisarts<br />

gewaarschuwd of wordt de bewoner naar het ziekenhuis vervoerd.


Tabel 5.10 Regeling <strong>van</strong> verpleegkundige en medische zorg buiten kantooruren<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

32<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

Regeling verpleegkundige<br />

zorg buiten kantooruren:<br />

- op niveau <strong>van</strong> cluster 1 2 2 4 6 3 9<br />

- op niveau groepswoning 0 0 0 0 0 0 0<br />

- (nog) niet geregeld 1 0 0 0 0 1 1<br />

- onbekend 0 1 1 1 1 2 3<br />

Regeling medische zorg<br />

buiten kantooruren:<br />

- op niveau <strong>van</strong> cluster 1 2 3 4 6 4 10<br />

- op niveau groepswoning 0 0 0 0 0 0 0<br />

- (nog) niet geregeld 1 0 0 0 0 1 1<br />

- onbekend 0 1 0 1 1 1 2<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.<br />

Er bestaan meerdere projecten waar <strong>voor</strong> medische expertise buiten kantooruren de huisarts<br />

ingeschakeld wordt. Soms is daar<strong>voor</strong> een aparte regeling getroffen met een huisarts uit de regio<br />

of is er daarnaast ook nog een verpleeghuisarts beschikbaar.<br />

Er zijn verschillende <strong>varianten</strong> hoe de verpleegkundige zorg buiten kantooruren geregeld wordt.<br />

Sommige projecten hebben een contract gesloten met de plaatselijke thuiszorgorganisatie en<br />

andere projecten regelen dat onderling binnen het cluster woningen in de wijk, waarbij ze elkaar<br />

bij toerbeurt waarnemen om de zorg buiten kantooruren te regelen <strong>voor</strong> alle groepswoningen<br />

binnen het cluster. Bij woningen die zich in een instelling bevinden wordt vaak gebruik gemaakt<br />

<strong>van</strong> de ‘nachtwacht’ die in de instelling aanwezig is.<br />

Beveiliging<br />

Een belangrijk punt <strong>van</strong> aandacht is veilige zorg en de veiligheid <strong>van</strong> bewoners en personeel. In<br />

de praktijk blijkt er veel variatie te zijn in de toegepaste vormen <strong>van</strong> beveiliging (zie tabel 5.11).<br />

Bij de financieringsvorm <strong>van</strong> scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg wordt minder gebruik gemaakt <strong>van</strong><br />

beveiligingsmaatregelen. Deze verschillen zijn echter niet significant. Bij de vraag of er andere<br />

vormen <strong>van</strong> beveiliging worden toegepast binnen de wooneenheid is het opvallend dat het bij het<br />

scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg bij alle drie geluidsdetectie betrof.<br />

Tabel 5.11 Vormen <strong>van</strong> beveiliging in de groepswoningen<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- alarmsysteem 2 1 1 3 5 2 7<br />

- bewegingsdetectie 2 1 1 4 5 3 8<br />

- deur afgesloten 2 2 3 3 6 4 10<br />

- cameratoezicht 1 1 0 0 1 1 2<br />

- bedhekken 1 2 2 4 6 3 9<br />

- fixatie 1 1 0 3 3 2 5<br />

- anders 0 1 2 1 1 3 4<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.


Bij een groot deel <strong>van</strong> de projecten is het mogelijk de deur naar buiten af te sluiten. Ook het<br />

gebruik <strong>van</strong> een alarmsysteem en bewegingsdetectie komt bij een meerderheid <strong>van</strong> de projecten<br />

<strong>voor</strong>. Verder zijn de toegepaste vormen <strong>van</strong> beveiliging erg variabel. Opvallend is <strong>voor</strong>ts dat bij<br />

drie <strong>van</strong> de vier antwoorden gegeven op de vraag of er nog andere vormen <strong>van</strong> beveiliging<br />

worden toegepast, geluidsdetectie genoemd werd. Kennelijk is dat een vorm <strong>van</strong> beveiliging die<br />

regelmatig gebruikt wordt. De andere vorm <strong>van</strong> beveiliging die nog toegepast wordt, is het<br />

alarmmatras, eigenlijk een vorm <strong>van</strong> bewegingsdetectie.<br />

Er wordt verschillend gedacht over wat fixatie precies inhoudt. Soms worden er wel beperkende<br />

maatregelen toegepast, ter bescherming <strong>van</strong> de veiligheid <strong>van</strong> de bewoner, maar wordt dit niet<br />

benoemd als fixatie. Hier gaat het bij<strong>voor</strong>beeld om het vastzetten <strong>van</strong> bewoners in hun rolstoel.<br />

Fixatie wordt wel door alle projecten gezien als een maatregel die zo min mogelijk zou moeten<br />

worden toegepast.<br />

Organisatie <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening<br />

In de vragenlijst is gekeken naar de organisatie <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening in specifieke<br />

situaties; wat gebeurt bij ziekte <strong>van</strong> medewerkers, is er extra personeel aanwezig in de piekuren<br />

en hoe moeten medewerkers handelen wanneer zich calamiteiten <strong>voor</strong>doen? (zie tabel 5.12).<br />

Uit de resultaten blijkt dat niet alle projecten duidelijke afspraken zijn gemaakt over hoe de<br />

medewerkers moeten handelen bij calamiteiten. Een aantal <strong>van</strong> deze projecten geeft aan dat de<br />

protocollen <strong>voor</strong> deze afspraken nog in ontwikkeling zijn.<br />

Opvallend is dat vier <strong>van</strong> de vijf projecten in de categorie ‘geclusterde woningen in een instelling’<br />

niet zelf ver<strong>van</strong>ging regelen bij ziekte, terwijl dat op één na alle andere projecten dat wel doen.<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> de projecten zet extra personeel in tijdens de piekuren, de<br />

verschijningsvormen <strong>van</strong> extra personeel variëren echter. Sommige projecten hanteren een vast<br />

aantal uren dat extra personeel in de piekuren aanwezig is. Andere projecten, deze zijn meestal<br />

geclusterd, gebruiken een zogenaamde ‘vliegende kiep’. Dit is een extra medewerker die<br />

inspringt in de woning waar extra hulp nodig is.<br />

Wanneer gekeken wordt naar de organisatie <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening in verschillende<br />

financieringsvormen, valt op dat er bij projecten die gefinancierd worden binnen de WZV vaker<br />

extra personeel ingezet in de piekuren dan bij projecten gefinancierd volgens het principe<br />

scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg. Ook zijn er bij projecten gefinancierd binnen de WZV bij meer<br />

projecten duidelijke afspraken over hoe te handelen bij calamiteiten.<br />

Bij projecten die volgens het principe scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg worden gefinancierd, regelen<br />

medewerkers echter vaker zelf ver<strong>van</strong>ging bij ziekte. Bij het uitvoeren <strong>van</strong> de chikwadraattoets<br />

blijkt echter dat geen <strong>van</strong> deze verschillen significant zijn.<br />

Tabel 5.12 Organisatie <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening in de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

33<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- medewerkers regelen zelf<br />

ver<strong>van</strong>ging bij ziekte e.d. (^) 2 3 2 1 3 5 8<br />

- er is extra personeel <strong>voor</strong><br />

de piekuren 1 2 2 4 6 3 9<br />

- er zijn duidelijke afspraken<br />

over handelen bij calamiteit 1 3 2 3 6 3 9<br />

(^) Significante verschillen naar huisvestingsvorm.


5.5 Medewerkers in groepswoningen <strong>voor</strong> dementerende ouderen<br />

De medewerkers spelen een belangrijke rol in de groepswoning. Zij zijn degene de bewoners<br />

begeleiden in hun dagelijks leven en maken deel uit <strong>van</strong> ‘het gezin’. In deze paragraaf bespreken<br />

wij de aard <strong>van</strong> hun werk en de ondersteuning die de medewerkers daarin zelf ont<strong>van</strong>gen.<br />

Aanwezigheid groepsleider<br />

De groepsleider speelt een centrale rol in het leven in de woning. Hij of zij begeleidt de bewoners<br />

gedurende de dag en maakt deel uit <strong>van</strong> het gezin. Toch blijken er verschillen te bestaan in de<br />

manier waarop de groepsleider in de woning aanwezig is (zie tabel 5.13).<br />

Tabel 5.13 Aanwezigheid <strong>van</strong> groepsleider binnen de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

34<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- continu tussen bewoners<br />

tijdens de gehele dienst 2 3 2 4 5 6 11<br />

- pauzes buiten de groep 0 0 2 2 3 1 4<br />

- contact met collegae buiten<br />

de pauzes 1 1 1 4 5 2 7<br />

- mogelijkheid tot terugtrekken<br />

in kantoor 2 2 2 3 5 4 9<br />

- personeelskantine 0 0 1 1 1 1 2<br />

NB: Geen significante verschillen naar financieringsvorm.<br />

De meeste groepsbegeleiders zijn tijdens hun dienst volcontinu aanwezig in de woning, tussen de<br />

bewoners. De projecten waar dit niet het geval is, vallen in de categorieën cluster <strong>van</strong> een aantal<br />

woningen in een woonaccommodatie en cluster <strong>van</strong> een aantal woningen in een instelling.<br />

Opvallend is, dat dit ook de categorieën zijn waar de groepsleider de mogelijkheid heeft om de<br />

pauze buiten de groep te houden. Tevens zijn dit de categorieën waar een personeelskantine<br />

aanwezig is in de organisatorische eenheid waar<strong>van</strong> de groepswoning onderdeel uitmaakt. Deze<br />

verschillen naar financieringsvorm blijken echter niet significant te zijn.<br />

Tijdens de interviews gaf een <strong>van</strong> de medewerkers aan dat ze het absoluut overbodig vond om<br />

pauzes buiten de groep te hebben. In haar opinie maak je als medewerker deel uit <strong>van</strong> het gezin<br />

en is het logisch dat je je dag doorbrengt met het gezin en niet bij<strong>voor</strong>beeld de maaltijd ergens<br />

anders nuttigt. Een andere medewerker in een andere instelling stelde echter het juist belangrijk<br />

te vinden even weg te kunnen uit de groepswoning en contact te hebben met andere collegae.<br />

Het zou interessant zijn nader onderzoek te doen naar de achtergrond <strong>van</strong> deze verschillen.<br />

Overigens bestaat er enige twijfel over de juistheid <strong>van</strong> de wijze waarop deze vraag is<br />

<strong>voor</strong>gelegd. Sommige antwoordmogelijkheden waren wellicht multi-interpretabel. Zo is er in<br />

sommige woningen bij<strong>voor</strong>beeld geen kantoor, maar wel een ruimte of eigen hoekje waar de<br />

medewerker zich terug kan trekken. Deze ruimte heeft <strong>voor</strong>namelijk als doel een plek te creëren<br />

waar bij<strong>voor</strong>beeld moeilijke gesprekken gevoerd kunnen worden. Ook de vraag over contact met<br />

collega’s buiten de gebruikelijke pauzes was wellicht niet helder genoeg gesteld. Hier werd<br />

contact tijdens werktijd bedoeld, maar dit was niet <strong>voor</strong> alle projecten duidelijk.


Ondersteuning en werkhouding <strong>van</strong> de medewerker<br />

In de vragenlijst zijn verschillende stellingen geponeerd over de cliëntondersteuning en de<br />

werkhouding <strong>van</strong> de groepsleider. Er zijn bij elke stelling twee uitersten gegeven, waarbij het<br />

project kon aangeven waar zij het meeste mee overeenkwamen (zie figuur 5.1).<br />

Over het algemeen worden de stellingen vrij eenduidig beantwoord, er zijn maar enkele stellingen<br />

waarbij de respondenten verdeeld zijn. De meeste variatie betreft de stelling over hoe het werk<br />

wordt ervaren door de medewerkers: sommigen vinden het werken in een groepswoning <strong>voor</strong><br />

ouderen met dementie eenzaam, meestal omdat er een aantal uren per dag zijn waarin zij alleen<br />

moeten werken. Het collegiale contact wordt dan erg gemist. Anderen geven juist aan dat ze door<br />

het solistische werk extra groepsgericht moeten zijn om alle zaken in de woning op een goede<br />

manier te kunnen laten functioneren.<br />

Een andere stelling die variatie vertoont betreft de keuze of het accent op zorg wordt gelegd of op<br />

welzijn. Enkele <strong>van</strong> de projecten geven aan dat het accent wel op welzijn zou moeten liggen,<br />

maar dat het bij mensen die aan dementie lijden toch altijd draait om de zorg, zeker in de laatste<br />

fase <strong>van</strong> de ziekte. Andere projecten onderkennen dit weliswaar, maar vinden toch dat het welzijn<br />

en kwaliteit <strong>van</strong> leven het uitgangspunt moeten zijn, maar welzijn. Zorg is daar<strong>van</strong> slechts een<br />

onderdeel, zij het een belangrijk onderdeel <strong>van</strong> de gehele formule.<br />

De antwoorden op de overige stellingen variëren ook, maar daar is een lijn in te zien; <strong>voor</strong> elke<br />

stelling hellen de antwoorden <strong>van</strong> de projecten naar een <strong>van</strong> de uitersten. Kennelijk kunnen zij<br />

zich vinden in die zijde <strong>van</strong> de stelling, maar variëren ze in de mate er<strong>van</strong>. Sommige projecten<br />

vinden het bij<strong>voor</strong>beeld te ver gaan dat de cliënt de gang <strong>van</strong> zaken echt volledig bepaalt.<br />

Immers, ouderen met dementie zijn niet altijd meer in staat de gang <strong>van</strong> zaken op een goede<br />

manier te regelen en dit moet dus in samenspraak met de groepsleider plaatsvinden.<br />

Naar noch huisvestingsvorm, noch financieringsvorm, zijn de onderlinge verschillen significant.<br />

Figuur 5.1 Enkele stellingen over de aard <strong>van</strong> het werk in groepswoningen: verdeling <strong>van</strong> projecten<br />

aanpak <strong>voor</strong>al 3x 4x 4x 2x aanpak <strong>voor</strong>al<br />

individugericht O---------O--------O--------O--------O--------O--------O groepsgericht<br />

gericht op 1x 3x 4x 5x gericht op cliënt<br />

zorgtaken O--------O--------O--------O--------O--------O--------O als geheel mens<br />

1x 1x 8x 3x<br />

dagritme bepaald O--------O--------O--------O--------O-------O--------O dagritme bepaald<br />

door medewerker door cliënt<br />

1x 3x 3x 6x<br />

accent op zorg O--------O--------O--------O--------O--------O--------O accent op<br />

wonen en welzijn<br />

2x 3x 8x<br />

cliënt is in O--------O--------O--------O--------O--------O--------O cliënt is “thuis”<br />

instelling<br />

het werk is 2x 2x 5x 1x 2x 1x het werk is<br />

solitair O---------O--------O--------O--------O--------O--------O teamgericht<br />

personeel bepaalt 2x 2x 8x 1x cliënt bepaalt<br />

dagelijkse gang O--------O--------O--------O--------O--------O--------O dagelijkse gang<br />

<strong>van</strong> zaken <strong>van</strong> zaken<br />

medewerker is 6x 7x medewerker is<br />

taakspecifiek O---------O--------O--------O--------O--------O--------O allround bezig<br />

35


Naar financieringsvorm zijn slechts kleine verschillen te vinden. Zo lijkt het alsof projecten <strong>van</strong>uit<br />

scheiden wonen/zorg vaker de overtuiging hebben dat de gang <strong>van</strong> zaken door de cliënt moet<br />

worden geregeld, terwijl WZV-projecten <strong>van</strong> mening zijn dat de medewerkers hierin een groter<br />

aandeel hebben. Deze verschillen zijn echter niet significant.<br />

Coaching<br />

Zoals eerder beschreven is het <strong>voor</strong> medewerkers die binnen <strong>kleinschalig</strong>e projecten gaan<br />

werken en eerder werkzaam waren in een klassiek verpleeghuis vaak een omschakeling. Ook<br />

kan het lastig zijn om een team goed te laten functioneren wanneer de medewerkers diensten<br />

alleen draaien. Coaching <strong>van</strong> het team medewerkers dat werkzaam is in de woning is dan ook<br />

erg belangrijk <strong>voor</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening.<br />

Er zijn een aantal methoden <strong>voor</strong> coaching die door veel projecten worden toegepast en<br />

ondersteund. Dit geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de duidelijke overdrachtsmomenten, periodiek contact<br />

met het management, regelmatig multidisciplinair overleg en werkoverleg <strong>van</strong> het team <strong>van</strong><br />

medewerkers. Deze vormen <strong>van</strong> coaching worden gezien als belangrijke middelen om de zorg-<br />

en dienstverlening te coördineren en de kwaliteit er<strong>van</strong> hoog te houden. Andere vormen <strong>van</strong><br />

coaching worden minder vaak toegepast, zoals besprekingen <strong>van</strong> specifieke bewonerscasuïstiek<br />

en het actief werken aan teambuilding. Wel wordt door diverse projecten aangegeven dat deze<br />

vormen <strong>van</strong> coaching vaak geïntegreerd zijn in bij<strong>voor</strong>beeld multidisciplinair (team)overleg.<br />

Onder de antwoordcategorie ‘anders’ worden nog extra vormen <strong>van</strong> coaching genoemd, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

een speciale cursus <strong>voor</strong> werken binnen <strong>kleinschalig</strong> wonen, ondersteund door een extern<br />

bureau. Een andere interessante vorm zijn cursussen die gevolgd worden met medewerkers uit<br />

andere takken in de zorg, zoals de psychiatrie. De medewerkers <strong>van</strong> dit project gaven aan het<br />

erg nuttig te vinden om ervaringen uit te wisselen met een andere sector. Een <strong>van</strong> de projecten<br />

gaf aan dat dit onderwerp bij hen nog extra aandacht verdient en dat het in ontwikkeling is.<br />

Tabel 5.14 Coaching <strong>van</strong> groepsleiders binnen de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

36<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- duidelijke momenten <strong>voor</strong><br />

overdracht 1 3 3 4 6 5 11<br />

- periodiek contact met het<br />

management 2 3 2 4 6 5 11<br />

- regelmatig werkoverleg<br />

tussen medewerkers 2 3 3 5 7 6 13<br />

- aanspreken op werkhouding<br />

onderdeel cultuur 1 2 2 4 5 4 9<br />

- actief werken aan<br />

teambuilding 1 2 1 1 4 1 5<br />

- regelmatig MDO** 1 3 1 5 7 3 10<br />

- organisatie zorgt <strong>voor</strong><br />

interne scholing/training 1 3 3 5 7 5 12<br />

- besprekingen over <strong>voor</strong>komende<br />

casuïstiek 1 1 2 1 3 2 5<br />

- besprekingen over werkvormen<br />

en protocollen 2 2 2 3 6 3 9<br />

- trainingen op groepsniveau 1 2 1 1 4 1 5<br />

- anders 0 1 0 2 2 1 3<br />

** Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,05.


Bij een vergelijking <strong>van</strong> coaching binnen verschillende financieringsvormen, blijkt er een<br />

opvallend verschil. Binnen het principe scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg wordt minder gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> het overleggen in een multidisciplinair overleg dan bij projecten gefinancierd <strong>van</strong>uit<br />

de WZV. Een aantal projecten die gefinancierd worden volgens het principe scheiden <strong>van</strong> wonen<br />

en zorg, maakt bewust geen gebruik <strong>van</strong> een MDO. Dit verschil blijkt significant. Bewoners<br />

roepen bij medische problemen de hulp in <strong>van</strong> hun huisarts, en daar is geen speciaal overleg<br />

over. Het is een opvallende waarneming, omdat <strong>van</strong>uit de literatuur aangegeven wordt dat een<br />

MDO, of een ander overleg tussen verschillende participerende disciplines, erg belangrijk is <strong>voor</strong><br />

het optimaal functioneren <strong>van</strong> een bewonersgroep.<br />

Andere verschillen zijn te vinden bij het actief werken aan teambuilding, besprekingen <strong>van</strong><br />

protocollen en werkvormen en trainingen op groepsniveau. Deze verschillen blijken niet<br />

significant te zijn en kunnen ook relatief zijn, omdat sommige projecten deze vormen <strong>van</strong><br />

coaching wel gebruiken, maar integreren met andere vormen, zoals het regelmatig werkoverleg.<br />

5.6 Activiteiten in de groepswoning<br />

Het is belangrijk dat ouderen met dementie een zeker dagritme kunnen opbouwen en activiteiten<br />

kunnen ontplooien die hen zoveel mogelijk stimuleren. Het ziektebeeld zorgt er in sommige<br />

gevallen <strong>voor</strong> dat het mensen aan initiatief ontbreekt, dus het gestructureerd aanbieden <strong>van</strong><br />

activiteiten kan dan als stimulans werken. Met behulp <strong>van</strong> de vragenlijst is onderzocht welke<br />

activiteiten er zoal aangeboden worden aan de bewoners <strong>van</strong> de groepswoningen.<br />

Dagelijkse activiteiten<br />

De projecten is gevraagd welke activiteiten zij met de bewoners ondernemen (zie tabel 5.15). Een<br />

aantal activiteiten wordt standaard door alle projecten opgepakt, dus die worden hier buiten<br />

beschouwing gelaten. Dat betreft huishoudelijke activiteiten, lezen/bekijken media en wandelen.<br />

Er is één project waar de bewoners niet helpen met boodschappen doen, omdat er gebruik<br />

gemaakt wordt <strong>van</strong> een bezorgservice, die de boodschappen bezorgt bij de groep. Bij het<br />

grootste gedeelte <strong>van</strong> de projecten vinden bewegingstherapeutische bewegingen plaats in de<br />

woning zelf. Bij sommige projecten bestaat er de mogelijkheid om therapeutische bezigheden<br />

zowel in de woning als buiten de woning te ont<strong>van</strong>gen. Bij één woning in de categorie geclusterde<br />

woningen in de wijk gaan de bewoners, indien dit nog mogelijk is, zelf naar het zorgcentrum in de<br />

buurt om hun therapie te ont<strong>van</strong>gen. In de categorie geclusterde woningen in een instelling<br />

gebruikt de meeste de projecten de faciliteiten <strong>voor</strong> bewegingstherapie <strong>van</strong> de instelling.<br />

Tabel 5.15 Activiteiten <strong>voor</strong> bewoners binnen de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

37<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- creatieve activiteiten 1 3 3 3 6 4 10<br />

- boodschappen doen 2 3 2 5 7 5 12<br />

- gezamenlijke uitjes 2 3 3 2 4 5 9<br />

- bewegingstherapeutische<br />

activiteiten in de woning zelf 2 2 3 1 3 5 8<br />

- bewegingstherapeutische<br />

activiteiten buiten woning(**) 0 2 1 3 5 1 6<br />

- anders 0 1 1 1 1 2 3<br />

(**) Significant verschil naar financieringsvorm, bij p=0,05.


Bij de financieringsvorm scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg, is het significant minder vaak het geval dat<br />

bewoners buiten de woning bewegingstherapeutische bezigheden hebben.<br />

Enkele projecten noemen nog een aantal extra bezigheden. Ten eerste vindt bij een <strong>van</strong> de<br />

projecten in de buurt bejaardengym plaats, waar een keer in de week een aantal <strong>van</strong> de<br />

bewoners naar toe gaat. Ten tweede is het verenigingsleven genoemd, bij de categorieën<br />

geclusterde woningen in een woonaccommodatie en in een instelling.<br />

De maaltijd<br />

De maaltijd is zeker in het gezinsleven een centrale gebeurtenis. Dat geldt ook zeker <strong>voor</strong> de<br />

bewoners in <strong>kleinschalig</strong>e woonprojecten, waar immers wordt gestreefd naar een leven dat<br />

zoveel mogelijk lijkt om een normaal gezinsleven. Er bestaat echter nog discussie over de<br />

precieze de rol <strong>van</strong> de groepsleider tijdens de maaltijd zelf. Enerzijds wordt gezegd dat de<br />

medewerker onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> het gezin en derhalve mee-eet, anderzijds wordt gezegd dat<br />

het <strong>voor</strong> de medewerker <strong>van</strong> belang is een moment <strong>van</strong> rust te hebben tijdens de dienst en op<br />

eigen gelegenheid de maaltijd te kunnen nuttigen.<br />

Voor de aspecten die betrekking hebben op de aanwezigheid <strong>van</strong> een begeleider of het mee-eten<br />

<strong>van</strong> de begeleider bestaan wat kleine verschillen. Zo vallen de projecten waar de begeleider niet<br />

mee-eet met de bewoners, allemaal in de categorie cluster <strong>van</strong> een aantal woningen in een<br />

instelling. Deze en andere kleine verschillen naar financieringsvorm zijn echter niet significant.<br />

Bewoners kunnen niet altijd kiezen wanneer en waar zij willen eten. Sommige projecten geven<br />

aan dat de maaltijd een groepsgebeuren is, waar elke bewoner bewust bij betrokken wordt. Soms<br />

ter stimulering <strong>van</strong> het eetgedrag, of ‘verdwaalde’ bewoners te helpen door een zeker ritme in te<br />

bouwen in de dag.<br />

Tabel 5.16 De vormgeving <strong>van</strong> de maaltijd binnen de verschillende projecten<br />

Los in<br />

de wijk<br />

(n=2)<br />

geclusterd<br />

in de wijk<br />

(n=3)<br />

geclusterd in<br />

wooncomplex<br />

(n=3)<br />

38<br />

geclusterd<br />

in instelling<br />

(n=5)<br />

Financiering<br />

scheiden<br />

WZV W/Z<br />

(n=7) (n=6)<br />

Totaal<br />

(n=13)<br />

- bewoners eten op door hen<br />

zelf aangegeven moment 1 1 3 3 4 4 8<br />

- bewoners eten op door hen<br />

zelf aangegeven plek 2 2 1 2 3 4 7<br />

- bewoners eten gezamenlijk<br />

aan de eettafel (^) 1 1 3 5 6 4 10<br />

- groepsleider eet samen<br />

met de bewoners 2 3 3 2 5 5 10<br />

- assistent eet mee met<br />

bewoners; groepsleider<br />

heeft dan pauze (*) 2 0 1 0 0 3 3<br />

- bewoners kunnen eten<br />

buiten de groepswoning (^) 1 1 3 5 6 4 10<br />

(^) Significante verschillen naar huisvestingsvorm.<br />

(*) Significante verschillen naar financieringsvorm.


6. De lessen uit dit onderzoek naar<br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg <strong>voor</strong> dementerenden<br />

In dit slothoofdstuk wordt de onderzoeksvragen beantwoord. Vervolgens wordt een discussie <strong>van</strong><br />

en reflectie op de bevindingen gegeven, om het rapport te beëindigen met enkele aanbevelingen.<br />

6.1 Conclusies uit de bevindingen<br />

Deelvraag 1: Welke typen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie<br />

zijn er te onderscheiden?<br />

Van <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening is sprake als een kleine groep ouderen met dementie,<br />

die intensieve zorg- en dienstverlening nodig hebben blijkens een AWBZ-indicatie, met elkaar in<br />

een groepswoning leven. De nadruk bij <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening ligt op de<br />

kernwaarden huiselijkheid, herkenbaarheid, overzichtelijkheid en een veilige vertrouwde<br />

omgeving, maar ook de normen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg worden natuurlijk in principe nageleefd.<br />

In de woning waar <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening geleverd wordt, wordt zoveel mogelijk<br />

een normale huishouding gevoerd, waarbij de bewoner zo veel mogelijk zelfstandigheid heeft.<br />

Het personeel maakt daarbij zoveel mogelijk deel uit <strong>van</strong> “het gezin” dat in de woning woont.<br />

Op grond <strong>van</strong> de kernelementen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid, is “<strong>kleinschalig</strong>heid” geconceptualiseerd<br />

langs twee dimensies, namelijk de zorg- en huisvestingsdimensie. Zo zijn vier typen ontwikkeld<br />

<strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie:<br />

1. één groepswoning (stand alone), gesitueerd in de wijk (vergelijkbaar met het<br />

gezinsver<strong>van</strong>gend tehuis in de gehandicaptenzorg);<br />

2. een aantal geclusterde groepswoningen in de wijk;<br />

3. een aantal geclusterde groepswoningen in een speciaal daartoe ontworpen woonaccommodatie,<br />

meestal nabij of op het terrein <strong>van</strong> een zorginstelling;<br />

4. een aantal groepswoningen in een (al dan niet gerenoveerd) zorggebouw.<br />

Voor de financiering <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie zijn<br />

twee modellen te onderscheiden. Ten eerste binnen het regime <strong>van</strong> de Wet Toelating<br />

Zorginstellingen (WTZi, <strong>voor</strong>heen WZV) en kan worden omschreven als zorg met <strong>verblijf</strong>, waarbij<br />

wordt ook de huisvesting wordt gefinancierd <strong>van</strong>uit de AWBZ. De tweede mogelijkheid is door<br />

middel <strong>van</strong> het principe scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg. Alleen de geïndiceerde zorg wordt<br />

gefinancierd <strong>van</strong>uit de AWBZ. De cliënt huurt de woning zelfstandig en de regels <strong>van</strong> de<br />

volkshuisvesting (VROM) zijn <strong>van</strong> toepassing (zoals huursubsidie). Van elke variant is er een<br />

aantal projecten (in totaal 13 stuks) uit de praktijk onderzocht.<br />

Deelvraag 2: Zijn er significante verschillen te vinden in de verschillende verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie?<br />

In hoofdstuk 5 is uitvoering gerapporteerd over allerlei aspecten <strong>van</strong> het dagelijkse reilen en<br />

zeilen <strong>van</strong> de groepswoningen, de zorgverlening en de inzet <strong>van</strong> medewerkers. In het algemeen<br />

zijn er geen significante verschillen gevonden tussen de verschillende verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening. Het summiere aantal verschillen dat gevonden is, blijken<br />

<strong>voor</strong>al kwesties te zijn die te maken hebben met medewerkers (bij<strong>voor</strong>beeld systematisch<br />

multidisciplinair overleg) en zijn dan met name te vinden wanneer gekeken wordt naar de<br />

verschillende financieringsvormen, maar niet naar verschillende huisvestingsvormen.<br />

Uit de interviews met de projectvertegenwoordigers over de wijze waarop de zorg- en dienstverlening<br />

<strong>voor</strong> ouderen met dementie is opgezet en uitgevoerd, zijn geen significante verschillen<br />

39


gevonden, noch qua huisvestingsvormen noch qua financieringsvormen. Het niveau en de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening blijkt gelijk binnen de verschillende verschijningsvormen.<br />

Ontplooide activiteiten <strong>voor</strong> de bewoners zijn nagenoeg hetzelfde <strong>voor</strong> alle projecten. Het enige<br />

verschil is te vinden in bezigheden buiten de woning. Deze vinden meer plaats in projecten die<br />

gefinancierd worden volgens het principe <strong>van</strong> scheiden <strong>van</strong> wonen en zorg.<br />

Centrale probleemstelling: Op welke wijze kan <strong>kleinschalig</strong>heid in zorgverlening <strong>voor</strong><br />

dementerende ouderen worden doorgevoerd in de gemeente Vlissingen?<br />

Met dit rapport kan nog slechts partieel antwoord worden gegeven op de centrale<br />

probleemstelling, omdat nog twee deelonderzoeken plaats vinden, één over de wensen en<br />

behoeften <strong>van</strong> (potentiële) klanten (reeds gerapporteerd) en één over de bedrijfsvoering <strong>van</strong><br />

<strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen.<br />

Vooralsnog lijken op basis <strong>van</strong> dit deelrapport de vier verschijningsvormen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e<br />

zorg- en dienstverlening allemaal bestaansrecht te hebben. Geen <strong>van</strong> de typen lijkt ten aanzien<br />

<strong>van</strong> de huisvesting en de zorginhoudelijke aspecten boven de anderen uit te stijgen. Uit het<br />

behoefteonderzoek is gebleken dat er ruimte is <strong>voor</strong> verschillende <strong>varianten</strong> naast elkaar, maar<br />

dat de stand alone variant niet of nauwelijks gewenst wordt door potentiële klanten. Zowel qua<br />

zorgconcept als qua gepeilde behoefte is er dus geen aanleiding om het aanbod te beperken tot<br />

slechts één variant <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorgverlening aan dementerende ouderen.<br />

Er ligt echter nog een grote vraag met betrekking tot de bedrijfseconomische kant <strong>van</strong> de<br />

verschijningsvormen. Het verdient aanbeveling te onderzoeken of er op dit gebied wel wezenlijke<br />

verschillen bestaan tussen de vier verschijningsvormen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en<br />

dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie. Het financieel-economisch onderzoek zal moeten<br />

duidelijk maken hoe het werkelijk zit met cruciale factoren als personeelsopbouw en –inzet, en<br />

hoe men er in slaagt een adequate bedrijfsvoering op te zetten met een structurele balans tussen<br />

alle directe en indirecte kosten en de opbrengsten uit verschillende financieringsbronnen.<br />

6.2 Discussie over de bevindingen<br />

Bij het bestuderen <strong>van</strong> de beschikbare literatuur over <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong><br />

ouderen met dementie, werd duidelijk dat er nog weinig literatuur bestaat over <strong>kleinschalig</strong>e zorg-<br />

en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie met een wetenschappelijke basis. Het gaat vaak<br />

om beschrijvingen <strong>van</strong> verschillende meningen. In de literatuur is wel overeenstemming te vinden<br />

over de verschillende kernwaarden <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met<br />

dementie, maar over de invulling daar<strong>van</strong> bestaan verschillende meningen. De invulling <strong>van</strong> de<br />

kernwaarden wordt in verschillende stukken gedaan zonder dat er wetenschappelijk onderzoek<br />

aan <strong>voor</strong>af gegaan is.<br />

Dit onderzoek probeert in deze leemte te <strong>voor</strong>zien, hoewel ook onze aanpak beperkingen kent.<br />

De belangrijkste beperking is het aantal projecten dat is onderzocht en de aanpak via een<br />

vragenlijst bij projectvertegenwoordigers op managementniveau. Het aantal<br />

onderzoekseenheden is weliswaar beperkt (13 stuks; eerder onderzoek richtte zich vaak op<br />

slechts één of een paar projecten), maar geeft door het vertrek <strong>van</strong>uit een goede onderbouwde<br />

typologie <strong>van</strong> verschijningsvormen waar<strong>voor</strong> ook steeds enkele projecten zijn onderzocht, wel<br />

een adequate afspiegeling <strong>van</strong> de landelijke situatie. Deze aanpak via een vragenlijst (zie bijlage)<br />

volstaat <strong>van</strong>wege de fundering in eerder onderzoek en als het gaat om het reconstrueren <strong>van</strong> de<br />

zorgvisie en de uitgangspunten <strong>van</strong> het betreffende project, maar kan slechts op hoofdlijnen<br />

inzicht bieden in de werkelijke gang <strong>van</strong> zaken in de dagelijkse zorgverlening aan ouderen en de<br />

40


werkwijze <strong>van</strong> de groepsleiders. De interactie met andere (para)medische en verplegende<br />

professionals is nauwelijks in beeld gekomen. Ook de precieze inzet en kwalificaties <strong>van</strong> het<br />

personeel is via dit deelonderzoek niet in beeld te brengen, maar komt in principe aan de orde in<br />

het bedrijfseconomische deelonderzoek.<br />

De resultaten <strong>van</strong> dit deelonderzoek zijn wellicht beïnvloed door een aantal factoren.<br />

Gehanteerde begrippen in de vragenlijst over eigenschappen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en<br />

dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen, bleken niet eenduidig geïnterpreteerd te worden. Kennelijk waren<br />

we ook wat te optimistisch dat er over de gebruikte begrippen consensus in het veld zou bestaan.<br />

Het betreft hier bij<strong>voor</strong>beeld het 24-uurs toezicht. Ook speelde mee dat tijdens de looptijd <strong>van</strong> het<br />

onderzoek nog volop discussie over de verpleeghuiszorg plaats vond en in die periode ook de<br />

nieuwe normen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg verschenen, die thans nog nader worden<br />

geoperationaliseerd. Ook de instelling <strong>van</strong> de opdrachtgever participeert in het pilotproject ten<br />

behoeve <strong>van</strong> deze operationalisatie, die nog tal <strong>van</strong> haken en ogen kent, ook als het gaat om de<br />

specifieke toepassing op <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen.<br />

De geïnterviewde personen hadden niet allemaal dezelfde verantwoordelijkheden binnen de<br />

instelling. Wellicht hebben zij een andere kijk op het geheel en heeft dit doorgewerkt in de<br />

resultaten <strong>van</strong> het onderzoek. Tevens werd de visie <strong>van</strong> de uitvoerende medewerkers op de<br />

vormgeving gemist. Hun aandeel in dit deelonderzoek was wellicht te gering. Tijdens<br />

rondleidingen in de verschillende woningen kwam in korte gesprekken met de medewerkers vaak<br />

al erg bruikbare informatie <strong>van</strong>uit een ander perspectief naar voren. Het zou zinvol geweest zijn<br />

bij elk project twee interviews af te nemen, bij zowel leidinggevenden als medewerkers.<br />

6.3 Enkele aanbevelingen ter afronding<br />

Het verdient aanbeveling vervolgonderzoek te doen naar de precieze invulling <strong>van</strong> de<br />

<strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie,met name op het gebied <strong>van</strong><br />

de kwaliteitszorg (o.a. implementatie normen verantwoorde zorg) en op het terrein <strong>van</strong> het<br />

personeelsbeleid. Het zou zeer waardevol zijn onderzoek te doen naar de verschillende<br />

uitgangspunten <strong>van</strong> waaruit medewerkers werken en welke eigenschappen en kwaliteiten zij<br />

zouden moeten bezitten. Zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met dementie is complex en<br />

specifiek, wellicht is het nodig om binnen de verschillende opleidingen een aparte cursus te<br />

starten <strong>voor</strong> mensen die werkzaam willen zijn binnen de <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening<br />

<strong>voor</strong> ouderen met dementie. Maar ook de keuzes die worden gemaakt bij de inzet en aansturing<br />

<strong>van</strong> de groepsleiders, hun werkverhoudingen met de andere professionals en disciplines in de<br />

(verpleeghuis)zorg en hoe dat alles zich vertaald in financiële consequenties <strong>van</strong> de gekozen<br />

personeels- en organisatie-inrichting verdienen nader onderzoek.<br />

Een belangrijk aspect is de kwaliteit <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening. Er is discussie of het<br />

kwaliteitsniveau in <strong>kleinschalig</strong>e zorg zich kan meten met dat <strong>van</strong> de klassieke verpleeghuiszorg.<br />

Hoewel de verschijningsvormen <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening divers zijn en elk<br />

project zijn eigen opvattingen heeft over de manier waarop <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening<br />

vormgegeven moet worden, tonen de resultaten <strong>van</strong> dit onderzoek onder vier verschillende<br />

<strong>varianten</strong> <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid en verschillende financieringsregimes nauwelijks of geen<br />

significante enkel verschillen in de kwaliteit <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening. Belangrijke zaken als<br />

24-uurs toezicht en op afroep beschikbare medische en verpleegkundige expertise zijn goed<br />

geregeld. Gedrevenheid <strong>van</strong> de uitvoerende medewerkers lijkt hier ook een belangrijke rol in te<br />

41


spelen. Zij hebben een centrale rol in de invulling <strong>van</strong> de zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> de<br />

ouderen woonachtig in de <strong>kleinschalig</strong>e projecten. Zij hebben een grote verantwoordelijkheid in<br />

de kwaliteit <strong>van</strong> zorg. Goede begeleiding, coaching en selectie <strong>van</strong> medewerkers is dan ook<br />

cruciaal en kan vergaande consequenties <strong>voor</strong> de kwaliteit en de bedrijfsvoering hebben.<br />

Omdat de variatie binnen <strong>kleinschalig</strong>e projecten aanzienlijk is, is het <strong>van</strong> belang dat de<br />

onderzoekspopulatie groot genoeg is en dat een adequate kwantitatieve onderzoeksopzet wordt<br />

gevolgd. Alleen dan is het mogelijk betrouwbare resultaten te verkrijgen die iets meer kunnen<br />

zeggen over de invulling <strong>van</strong> de kernwaarden <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong><br />

ouderen. De bedrijfsvoering <strong>van</strong> het fors groeiende aantal <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen zou de<br />

zorg moeten zijn <strong>van</strong> zowel zorgaanbieders, als de financiers (zorgverzekeraars, banken) en de<br />

overheid. De consequenties <strong>van</strong> suboptimale besluiten kunnen lang doorklinken in de exploitatie<br />

<strong>van</strong> deze <strong>voor</strong>zieningen, waar<strong>van</strong> uiteindelijk de klanten de meest consequenties zullen dragen.<br />

Tenslotte is de wet- en regelgeving aangaande zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> dementerende<br />

ouderen, momenteel nog te sterk gericht op de klassieke verpleeghuiszorg. Dit levert nog<br />

problemen op bij de bouw, organisatie en financiering <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening<br />

<strong>voor</strong> ouderen met dementie. Het Ministerie <strong>van</strong> VWS zou kunnen bezien of er mogelijkheden zijn<br />

de wet- en regelgeving zo in te richten dat zij ook passend zijn <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en<br />

dienstverlening aan ouderen met dementie. Ondanks de brede ondersteuning die <strong>kleinschalig</strong>e<br />

zorg- en dienstverlening lijkt te hebben, worden in de praktijk nog relatief weinig aanvragen tot het<br />

bouwen <strong>van</strong> projecten <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening gedaan. De Inspectie<br />

Gezondheidszorg zou kunnen bezien of <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening <strong>voor</strong> ouderen met<br />

dementie onder hetzelfde generieke toezicht zou moeten vallen als klassieke zorg- en<br />

dienstverlening of dat de nieuwe normen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg wellicht een amendement<br />

verlangen bij hun toepassing op <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening aan dementerende<br />

ouderen. Met zo’n aangepaste regeling (bij<strong>voor</strong>beeld over het 24-uurs toezicht en de<br />

inzetbaarheid <strong>van</strong> allerlei disciplines buiten de reguliere kantooruren) zouden de instellingen op<br />

meer toegesneden wijze toch kunnen voldoen aan de eisen <strong>voor</strong> verantwoorde zorg. Wanneer de<br />

wet- en regelgeving meer gericht is op <strong>kleinschalig</strong>e zorg- en dienstverlening, zou dit tevens een<br />

stimulans kunnen zijn <strong>voor</strong> instellingen om projecten met <strong>kleinschalig</strong>heid op te richten.<br />

42


Literatuur<br />

Arcares 2002. Handreiking zorg en huisvesting. Internet). Bereikbaar op www.arcares.nl<br />

Arcares 2002. Kwaliteitsbeleid, de inzet <strong>van</strong> Arcares. (Internet). Bereikbaar op www.arcares.nl<br />

Arcares 2003. Investeringsplan wonen en zorg. (Internet). Bereikbaar op www.arcares.nl<br />

Aedes-Arcares 2003. Van verpleeghuis naar tweedelijns zorgcentrum. (Internet). Bereikbaar op<br />

www.kcwz.nl<br />

Arcares, 2004. Slagvaardig beleid <strong>voor</strong> Dementie. (Internet). Bereikbaar op www.arcares.nl<br />

Arcares e.a., juni 2005. Op weg naar normen <strong>voor</strong> Verantwoorde zorg. (Internet). Bereikbaar op<br />

www.arcares.nl<br />

Aedes-Arcares, 2003. Nog steeds overwegend grootschalige bouw <strong>voor</strong> dementerenden. (Internet).<br />

Bereikbaar op www.kcwz.nl<br />

Boekhorst, S. te, M. Depla & J. de Lange. 2003. Kleinschalig wonen in kaart gebracht. Trimbos-instituut.<br />

Utrecht. Niet gepubliceerde presentatie.<br />

CDA 2005. Leven met zorg; actieplan verpleeghuiszorg. (Internet). Bereikbaar op www.cda.nl<br />

College bouw ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen 2002. Bouwmaatstaven <strong>voor</strong> verpleging en verzorging. (Internet).<br />

Bereikbaar op www.cb.nl<br />

College Bouw Ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen 2003. Op tijd bouwen <strong>voor</strong> ouderen. (internet). Bereikbaar op<br />

www.cb.nl<br />

Denkbeeld, tijdschrift <strong>voor</strong> psycho-geriatrie, oktober 2003. Speciale editie Kleinschalig wonen.<br />

Fahrenfort, M. & O. Reuchlin. 2002. Kleinschalig wonen <strong>voor</strong> dementerenden; handreiking <strong>voor</strong> de<br />

organisatie. Rotterdam / Utrecht. NIZW / Innovatieprogramma wonen en zorg.<br />

Fahrenfort, M. 2003. Roeien met de riemen die je hebt; variatie kenmerkend <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen.<br />

Denkbeeld Tijdschrift <strong>voor</strong> Psychogeriatrie 15 (10):12-16.<br />

Fahrenfort, M. en O. Reuchlin, Kleinschalig wonen <strong>voor</strong> dementerenden, Handreiking <strong>voor</strong> de organisatie.<br />

B&A Groep Beleidsonderzoek & -advies BV in opdracht <strong>van</strong> het IWZ, 2002.<br />

Gezondheidsraad. 2002. Advies Dementie. Den Haag, Gezondheidsraad.<br />

Hagen, G.J. en T. Mandemaker, De woonbeleving <strong>van</strong> 50-plussers. Leusden /Utrecht: NIZW 12 augustus<br />

2003. (www.smartagent.nl/download/Artikel%20zorgsector%20gjh1.pdf)<br />

Huijsman, R en M. Zanen, 2005 Toekomst-scenario’s klinische geriatrie; richting geven aan vergrijzing in<br />

de gezondheidszorg. Assen: Van Gorcum.<br />

IWZ/SEV, juli 2002. Receptuur <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid; Een onderzoek naar de stand <strong>van</strong> zaken, kansen en<br />

knelpunten <strong>van</strong> acht <strong>kleinschalig</strong>e initiatieven in de zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie. Utrecht/Rotterdam.<br />

43


Kennedie H.W.R. 2005. Waarde, Waardering, Waardigheid; Hospitality Care en de toekomst <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse Verpleeghuiszorg. (Internet).Bereikbaar op www.minvws.nl<br />

Kenniskring Transities in Zorg 2004. Kleinschalige zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie. (Internet). Bereikbaar<br />

op www.transitiesinzorg.nl<br />

Klingeman, C. , J. de Lange en N. <strong>van</strong> ’t Leven. 2004. Kleinschalige zorg <strong>voor</strong> mensen met dementie: een<br />

onderzoek naar de overgang naar een nieuwe woonomgeving en hoe verzorgenden mensen met dementie<br />

daarbij ondersteunen. Rotterdam: Kenniskring Transities in Zorg, Hogeschool Rotterdam.<br />

Krijger, E. 2002. Receptuur <strong>voor</strong> <strong>kleinschalig</strong>heid. Utrecht. NIZW, Innovatieprogramma wonen en zorg.<br />

Krijger, E. 2003. Leren <strong>van</strong> elkaar; <strong>kleinschalig</strong> wonen in andere sectoren. Denkbeeld, tijdschrift <strong>voor</strong><br />

psychogeriatrie, nr. 5.<br />

Krijger, E. Handleiding <strong>kleinschalig</strong> groepswonen <strong>voor</strong> mensen met dementie; Inhoudelijke en praktische<br />

adviezen. Utrecht, IWZ, 2004.<br />

Lange, J. de. 2004. Omgaan met dementie. Trimbosinstituut, Utrecht.<br />

Lange, J. de & Staa, A. <strong>van</strong>. 2003. Transities in zorg, op zoek naar een nieuw evenwicht. Hogeschool<br />

Rotterdam.<br />

Ministerie <strong>van</strong> VWS, 2005. Ouderenbeleid in het perspectief <strong>van</strong> de vergrijzing. (Internet). Bereikbaar op<br />

www.minvws.nl<br />

Netwerk Verpleging & Verzorging, juni 2002. Checklist wonen & zorg; wensen <strong>van</strong> ouderen. Utrecht.<br />

NIZW 2004. Het landelijk Dementieprogramma “de regio’s aan zet”. (Internet). Bereikbaar op<br />

www.dementieprogramma.nl<br />

Nouws, H. 2001. Huiselijk en vertrouwd; handreiking <strong>voor</strong> de bouw en inrichting <strong>van</strong> woon<strong>voor</strong>zieningen<br />

<strong>voor</strong> dementerenden. Utrecht: NIZW.<br />

Nouws, H. 2003. Wat is <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> dementerenden? Op zoek naar een definitie. Denkbeeld,<br />

tijdschrift <strong>voor</strong> psychogeriatrie 15 (5): 4-7.<br />

Schermer M. 2005. Een goed leven in het verpleeghuis; zorgvisie en praktijk. Denkbeeld, tijdschrift <strong>voor</strong><br />

psychogeriatrie, april 2005.<br />

Schrijvers G. & Boot J.M. 1983. “Een halve eeuw gezondheidszorg 1950 – 2000”. De Tijdstroom. Lochem.<br />

Singelenberg, J.P.J. Het Deense model <strong>voor</strong> de ouderenzorg, Ouderenzorg, 2001, nr. 1.<br />

Sprietsma, M. en R. Huijsman, 2001, Kleur bekennen: toekomstscenario’s <strong>voor</strong> de Rotterdamse<br />

ouderenzorg. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom<br />

Stichting Wonen met Dementie. 2003. Geen tehuis, maar een thuis (internet). Stichting Wonen met<br />

Dementie, Bereikbaar op www.wonenmetdementie.nl<br />

Taam, S., I. Tomberg & E. Troost. 2004. Een thuis, meer dan een dak en 4 muren…Literatuuronderzoek<br />

gericht op het woningontwerp <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen <strong>voor</strong> mensen met dementie. Hogeschool <strong>van</strong><br />

Amsterdam.<br />

44


Wel, P.C. <strong>van</strong> der Wel, 2005, Toekomstschets verpleeghuiszorg; onderzoek naar de verschillende visies op<br />

de toekomst <strong>van</strong> de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>zieningen en het verpleeghuis in de zorgverlening aan mensen<br />

met een ernstige vorm <strong>van</strong> dementie. Erasmus Universiteit Rotterdam, Instituut Beleid & Management<br />

Gezondheidszorg (scriptie).<br />

Wijnties M. 2003. Wordt <strong>kleinschalig</strong>e zorg groot? (Internet). Aedes Arcares, Bereikbaar op www.kcwz.nl<br />

Wijnties M. 2004. Een thuis, meer dan een dan en 4 muren…(Internet) Aedes Arcares, 2004. Bereikbaar op<br />

www.KCWZ.nl<br />

Wijnties M. 2004. Hoe maken we <strong>kleinschalig</strong>e zorg groot? ZM Magazine maart 2004, Media Business<br />

Press, Rotterdam<br />

IJperen, M.J. <strong>van</strong>, 2005, Kleinschalige zorg, grote verschillen? Een onderzoek naar de overeenkomsten en<br />

verschillen tussen zorgverlening in een <strong>kleinschalig</strong>e woonvorm en <strong>kleinschalig</strong>e zorgverlening in een<br />

grootschalige setting. Erasmus Universiteit Rotterdam, Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg<br />

(scriptie).<br />

Websites:<br />

http://www.kcwz.nl/doc/trends/Het%20Deense%20model%20<strong>voor</strong>%20de%20ouderenzorg.pdf<br />

IWZ-kenniscentrum <strong>voor</strong> ouderen: IWZ-kenniscentrum <strong>voor</strong> ouderen: http://www.kenniscentrumouderen.nl/smartsite.htm?id=46128<br />

http://www.iwz.nl/index.php?id=62<br />

Beeldarchief wonen & zorg; alle nieuwe complexen in beeld http://www.beeldarchief.net/cgibin/beeldarchief.cgi<br />

Aedes/Arcares Kenniscentrum Databank Wonen-Zorg, Kleinschalig wonen dementerenden<br />

http://www.kcwz.nl/cgibin/databank.cgi?page=databank/<strong>kleinschalig</strong>_lijst&soort=<strong>kleinschalig</strong><br />

45


Bijlage Vragenlijst aspecten <strong>kleinschalig</strong>e <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> dementerenden<br />

De vragenlijst wordt door de onderzoekers mondeling afgenomen bij projectleiders / locatiemanagers<br />

<strong>van</strong> de geselecteerde projecten en een meer ervaren groepsbegeleider. We willen nagaan hoe<br />

<strong>kleinschalig</strong>heid is uitgewerkt, hoe de normen over verantwoorde zorg <strong>voor</strong> dementerenden daarin zijn<br />

geborgd en welke consequenties dat heeft <strong>voor</strong> de bedrijfsvoering.<br />

De vragenlijst belicht verschillende aspecten <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> dementerende<br />

ouderen. Het zijn meerkeuzevragen; <strong>voor</strong> sommige vragen is het mogelijk meerdere antwoorden te<br />

geven. Wanneer dit het geval is, staat dit bij de vraag aangegeven. Kies bij elke vraag het antwoord dat<br />

het beste bij uw <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening past<br />

(als u documenten heeft waarin we details kunnen lezen, dan graag!).<br />

1. Groepsgrootte<br />

Welke grootte hebben de verschillende woongroepen in uw instelling?<br />

(één antwoord aangeven)<br />

□ minder dan 6 ouderen per groep<br />

□ 6 ouderen per groep<br />

□ 7 of 8 ouderen per groep<br />

□ meer dan 8 ouderen per groep<br />

1b. Kunt u aangeven waarom en hoe gekozen is <strong>voor</strong> een bepaalde groepsgrootte?<br />

………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………<br />

2. Gezamenlijke cliëntenruimten<br />

Welke aspecten heeft de groepswoning?<br />

(er zijn meerdere antwoorden mogelijk)<br />

□ Huiskamer<br />

□ Compleet ingerichte keuken<br />

□ Ingericht washok (wasmachine, evt. droger)<br />

□ Eigen <strong>voor</strong>deur<br />

□ Eigen meubilair<br />

□ Eigen klimaatregeling<br />

□ Aparte behandelruimte<br />

□ Huisdieren toegestaan<br />

□ Eigen buitenmogelijkheden (tuin, terras, balkon, binnenplaats)<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

3. Eigen ruimte <strong>voor</strong> individuele bewoner<br />

Welke eigenschappen hebben de eigen ruimten <strong>van</strong> de bewoners?<br />

(meerdere antwoorden mogelijk)<br />

46


□ Eigen ruimte met eigen sanitair<br />

□ Eigen ruimte(n) naar eigen inzicht ingedeeld<br />

□ Eigen ruimte(n) met voldoende ruimte om bezoek te ont<strong>van</strong>gen<br />

□ Reële keus om in eigen ruimte(n) of gezamenlijke ruimte te verblijven<br />

□ Eigen ruimte(n) overdag afgesloten<br />

4. Beveiliging<br />

Op de woning wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de volgende beveiligingsmaatregelen<br />

(meerdere antwoorden mogelijk):<br />

□ alarmsysteem<br />

□ bewegingsdetectie<br />

□ deur afgesloten (eventueel met elektrische code)<br />

□ cameratoezicht<br />

□ bedhekken<br />

□ fixatie (onrustband / zweedse band, vastzetten bewoners op een (rol)stoel)<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

5. Gebruik <strong>van</strong> alle rele<strong>van</strong>te zorgfaciliteiten<br />

Het gebruik <strong>van</strong> alle rele<strong>van</strong>te zorgfaciliteiten (denk aan medische ondersteuning,<br />

fysiotherapie, mondhygiëne, dagbesteding) gebeurt in principe op niveau <strong>van</strong><br />

(één antwoord aangeven):<br />

□ de groep zelf<br />

□ buiten de groep, maar binnen het gebouw waarin de cluster groepswoningen zich bevindt<br />

□ bij, eventueel aanliggende, andere locatie; buiten cluster<br />

6. 24-uurs toezicht<br />

Het 24-uurs toezicht op zorgverlening en dagelijks leven is geregeld op niveau <strong>van</strong><br />

(één antwoord aangeven):<br />

□ de groep <strong>van</strong> 6 tot 8 ouderen zelf<br />

□ cluster <strong>van</strong> enkele groepen, binnen dezelfde woonaccommodatie<br />

□ <strong>van</strong>uit andere, eventueel aanliggende locatie<br />

□ nog niet geregeld<br />

47


7. Regeling <strong>van</strong> verantwoorde zorg buiten kantooruren<br />

Op welk niveau is de zorg buiten de gebruikelijke ‘kantooruren’ geregeld zodat 24 uur per dag, 7 dagen<br />

per week, ook in het weekend en vakanties, de juiste zorg geleverd kan worden?<br />

7a. Voor verpleegkundige expertise is buiten kantooruren ……… fte beschikbaar en oproepbaar<br />

en dat is geregeld op het niveau <strong>van</strong> de:<br />

□ organisatorische eenheid <strong>van</strong> geclusterde woningen<br />

□ afzonderlijke groepswoning, <strong>voor</strong> elke woning apart<br />

7b. Voor medische expertise is buiten kantooruren …….… fte beschikbaar en oproepbaar<br />

en dat is geregeld op het niveau <strong>van</strong> de:<br />

□ organisatorische eenheid <strong>van</strong> geclusterde woningen<br />

□ afzonderlijke groepswoning, <strong>voor</strong> elke woning apart<br />

8. Levensloop bestendig<br />

De mate waarin de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening levensloopbestendig is<br />

(één antwoord aangeven):<br />

□ ongeacht de ontwikkeling in zorgbehoefte, bewoner blijft tot haar/zijn dood<br />

□ in principe blijft bewoner tot haar/zijn dood, maar soms is overplaatsing onvermijdelijk<br />

□ als de ontwikkeling in zorgbehoefte het nodig maakt, is overplaatsing naar een<br />

verpleeghuis niet uitgesloten<br />

9. Het Zorgplan/leefplan<br />

Het zorgplan/leefplan <strong>van</strong> de bewoners is als volgt opgesteld (één antwoord aangeven):<br />

□ Elke bewoner heeft een zorgplan/leefplan dat opgesteld is samen met de bewoner/partner/familie<br />

in een multidisciplinair overleg. Het zorgplan wordt minstens twee keer per jaar in gezamenlijkheid<br />

cyclisch bijgesteld.<br />

□ Elke bewoner heeft een zorgplan/leefplan dat opgesteld is samen met de bewoner/partner/familie<br />

in een multidisciplinair overleg.<br />

□ Elke bewoner heeft een zorgplan/leefplan dat opgesteld is in een multidisciplinair overleg. Er is<br />

overleg geweest over het zorgplan/leefplan tussen de bewoner/partner/familie en de eerste<br />

verantwoordelijke begeleider.<br />

□ Elke bewoner heeft een zorgplan/leefplan dat opgesteld is in een multidisciplinair overleg.<br />

□ Elke bewoner heeft een zorgplan/leefplan.<br />

□ De bewoner heeft geen zorgplan/leefplan<br />

48


10. Visie<br />

De visie binnen de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening is vormgegeven naar aanleiding <strong>van</strong> de algemene<br />

norm <strong>voor</strong> verantwoorde zorg: de cliënt wordt adequate zorgverlening <strong>van</strong> een goed niveau geboden,<br />

die de kwaliteit <strong>van</strong> leven vakbekwaam ondersteunt op de domeinen <strong>van</strong> lichamelijk welbevinden/<br />

gezondheid, woon-/leefomstandigheden, participatie en mentaal welbevinden (Arcares et al 2005).<br />

De visie heeft de volgende status binnen de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening<br />

(één antwoord aangeven):<br />

□ De visie is uitgeschreven en zodanig verankerd in de organisatie dat deze automatisch<br />

richtinggevend is <strong>voor</strong> het handelen <strong>van</strong> het middenmanagement en de uitvoerende medewerkers<br />

□ De visie is uitgeschreven en wordt gedragen tot en met het niveau <strong>van</strong> de uitvoerende<br />

medewerker, maar er bestaat een verschil tussen het denken en handelen <strong>van</strong> medewerkers.<br />

□ De visie is uitgeschreven en wordt gedragen tot en met het niveau <strong>van</strong> het middenmanagement.<br />

De visie is nog niet bekend bij de uitvoerende medewerkers, dit vergt nog actie (bij<strong>voor</strong>beeld scholing).<br />

□ De visie is uitgeschreven, maar nog niet geïmplementeerd.<br />

□ De visie is nog niet uitgeschreven.<br />

11. Ondersteuning en werkhouding <strong>van</strong> de medewerker<br />

Hieronder staan enkele contrastparen die te maken hebben met de eigenschappen <strong>van</strong> de zorg- en<br />

dienstverlening in de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening. Geef per eigenschap aan waar u de zorg- en<br />

dienstverlening in de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening zou plaatsen, d.w.z. in het midden, meer naar links<br />

of juist meer naar rechts:<br />

aanpak <strong>voor</strong>al 2x 3x 4x 2x aanpak <strong>voor</strong>al<br />

individugericht O--------O--------O--------O--------O--------O--------O groepsgericht<br />

gericht op 1x 3x 3x 4x gericht op cliënt<br />

zorgtaken O--------O--------O--------O--------O--------O--------O als geheel mens<br />

dagritme bepaald 1x 8x 2x dagritme bepaald<br />

door medewerker O--------O--------O--------O--------O--------O--------O door cliënt<br />

accent op 5x 3x 2x 1x<br />

wonen en welzijn O--------O--------O--------O--------O--------O--------O accent op zorg<br />

6x 3x 2x<br />

cliënt is “thuis” O--------O--------O--------O--------O--------O--------O cliënt in instelling<br />

het werk is 1x 1x 5x 2x 1x het werk is<br />

solitair O--------O--------O--------O--------O--------O--------O teamgericht<br />

cliënt bepaalt 1x 6x 2x 2x personeel bepaalt<br />

dagelijkse gang O--------O--------O--------O--------O--------O--------O dagelijkse gang<br />

medewerker is 6x 5x medewerker is<br />

allround bezig O--------O--------O--------O--------O--------O--------O taakspecifiek bezig<br />

49


12. Groepsleider<br />

Aanwezigheid <strong>van</strong> de groepsleider (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

□ de groepsleider is tijdens de dienst volcontinu temidden <strong>van</strong> de bewoners<br />

□ de groepsleider heeft pauzes buiten de groep<br />

□ de groepsleider kan buiten de pauzes contact onderhouden met collegae<br />

□ groepsleider heeft de mogelijkheid zich terug te trekken in een kantoor<br />

□ er is een personeelskantine op de organisatorische eenheid <strong>van</strong> geclusterde woningen<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

13. Bij het vormgeven <strong>van</strong> <strong>kleinschalig</strong> wonen spelen verschillende aspecten. Welke daar<strong>van</strong> zijn in<br />

uw project <strong>van</strong> toepassing<br />

□ leven in de woning lijkt op gezinshuishouden<br />

□ er wordt gekookt en gewassen in de woning<br />

□ ingrediënten worden zelf gekocht<br />

□ personeel loopt niet rond in een uniform<br />

□ personeel heeft eigen ruimte/kantoortje in woning<br />

□ in woning heerst huiselijke sfeer<br />

14. Activiteiten<br />

De volgende activiteiten zijn onderdeel <strong>van</strong> het dagprogramma<br />

(meerdere antwoorden mogelijk)<br />

□ huishoudelijke activiteiten (helpen koken, was vouwen, stofzuigen etc.)<br />

□ media (krant lezen, televisie kijken, tijdschriften lezen)<br />

□ creatieve activiteiten (knutselen, bloemschikken etc)<br />

□ bezigheid zoals een spelletje doen (gezelschapspel, puzzle)<br />

□ bezoek ont<strong>van</strong>gen<br />

□ helpen boodschappen doen<br />

□ wandelen<br />

□ een (gezamenlijk) uitje<br />

□ bewegingstherapeutische activiteiten op de woning zelf<br />

□ bewegingstherapeutische activiteiten buiten de woning<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

50


15. De maaltijd<br />

Hoe verloopt het eten <strong>van</strong> de maaltijd binnen de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening?<br />

(meerdere antwoorden mogelijk)<br />

□ de bewoners eten op het moment dat zij aangeven te willen eten<br />

□ de bewoners eten op de plek waar zij aangeven graag te willen eten<br />

□ de bewoners eten gezamenlijk aan een eettafel<br />

□ de bewoners eten met begeleider<br />

□ de begeleider eet met de bewoners mee<br />

□ de assistent eet met de bewoners mee<br />

□ de bewoners kunnen buiten de woning eten (restaurant, bij familie)<br />

16. Organisatie zorg- en dienstverlening<br />

De organisatie <strong>van</strong> zorg- en dienstverlening door het team <strong>van</strong> medewerkers heeft de volgende<br />

aspecten (meerdere antwoorden mogelijk):<br />

□ het personeel op de <strong>kleinschalig</strong>e woon<strong>voor</strong>ziening regelt zelf ver<strong>van</strong>ging bij ziekte<br />

□ Tijdens piekuren (opstaan, naar bed gaan etc.) komt er extra personeel naar de woning<br />

□ Er zijn duidelijke afspraken over hoe te handelen bij incidenten of calamiteiten en de dan<br />

eventueel benodigde extra inzet <strong>van</strong> het juiste personeel is ook daadwerkelijk geborgd<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

17. Coaching<br />

Wat gebeurt er om het team <strong>van</strong> medewerkers als team te laten functioneren?<br />

(meerdere antwoorden mogelijk):<br />

□ er zijn duidelijke overdrachtsmomenten tussen de verschillende diensten<br />

□ er is periodiek contact met het management over de verantwoordelijkheden <strong>van</strong> medewerkers<br />

(vakgebied, uitvoeren zorgplan, hoe kwaliteit <strong>van</strong> leven <strong>van</strong> bewoners te bevorderen)<br />

□ er is regelmatig werkoverleg tussen de verschillende medewerkers die werken in de woning<br />

□ de aanspreekbaarheid op werkhouding en onderlinge verhoudingen is onderdeel <strong>van</strong> de<br />

organisatiecultuur<br />

□ er wordt binnen het team actief gewerkt aan teambuilding<br />

□ er is regelmatig multidisciplinair overleg (MDO) waar werk en bewoners worden besproken<br />

□ de organisatie zorgt <strong>voor</strong> interne scholing en deskundigheidsbevordering<br />

(denk aan trainingsdagen, cursussen)<br />

□ er worden regelmatig besprekingen gehouden over vaak <strong>voor</strong>komende casuïstiek<br />

□ er worden regelmatig besprekingen gehouden over nieuwe protocollen, werkvormen en<br />

□ er zijn gezamenlijke trainingen op groepsniveau<br />

□ anders, nl.: ………………………………………………………………......<br />

18. Deskundigheidsniveau<br />

51


□ Wat is het deskundigheidsniveau en de inschaling <strong>van</strong> de groepsleider in de groepswoning?<br />

s.v.p. omschrijven: ………………………………………….<br />

□ Wat is het gemiddelde deskundigheidsniveau en de inschaling <strong>van</strong> de medewerkers<br />

die inspringen tijdens piekuren in de groepswoning (bv. bij opstaan <strong>van</strong> bewoners)?<br />

s.v.p. omschrijven: ………………………………………….<br />

19. Opmerkingen / vragen<br />

.........................................................................................................................<br />

.........................................................................................................................<br />

.........................................................................................................................<br />

.........................................................................................................................<br />

.........................................................................................................................<br />

.........................................................................................................................<br />

52

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!