15.09.2013 Views

MAANDBLAD

MAANDBLAD

MAANDBLAD

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

nalisten dringend noodige verhooging van de salarissen, eventueel<br />

tot vastlegging eener salaris-regeling op vasten basis,<br />

voor de aan uwe bladen verbonden journalisten.<br />

Ofschoon het ons bekend is, dat door enkele ondernemingen<br />

reeds in dien geest is of wordt gehandeld, meenen wij toch<br />

dat zoodanige gunstige arbeidvoorwaarden nog al te veel ontbreken,<br />

een toestand die, vooral in dezen tijd, niet mag<br />

worden bestendigd.<br />

Zoo eenigzins mogelijk zouden wij daarom gaarne, in overleg<br />

met uw Bestuur, komen tot de vaststelling van eenige<br />

minima voor de onderscheiden functiën, minima die niet<br />

zouden aangeven de voldoende salariëering in bepaalde gevallen,<br />

maar die zouden moeten worden beschouwd als de bedragen,<br />

waarbeneden men in dezen tijd niet.kan salariëeren, zonder<br />

de levens-existentie der betrokkenen te schaden.<br />

Een dergelijke minima-schaal, in overleg tusschen uwe<br />

vereeniging en de onze vastgesteld, zou, naar wij ons vleien,<br />

het vertrouwen hebben zoowel van werkgevers als van werknemers<br />

in ons vak.<br />

Het is daarom dat wij uwe Vereeniging uitnoodigen uw<br />

Bestuur, overeenkomstig art. 3 van uwe Statuten in dezen,<br />

de noodige machtiging tot overleg in bovengenoemden geest<br />

wel te willen verleen en.<br />

Het spreekt wel vanzelf, dat hiermede niet wordt geraakt<br />

aan de bevoegdheid van Directies en journalisten om, onafhankelijk<br />

van dit pogen, zoodanige verbeteringen aan te<br />

brengen of te verzoeken als wenschelijk zullen voorkomen.<br />

• Met hoogachting teekenen :<br />

namens den Ned. Journ.-Kring,<br />

(get) G. G. VAN AS,<br />

Secretaris.<br />

Namens de R. K. Journ.-Vereeniging,<br />

(get.) C. ALEVEN,<br />

Secretaris.<br />

Een besehuldiging.<br />

In De Nederlander van 7 Augustus j.1. schreef ür. F. J.<br />

KROP, predikant te Rotterdam, een ingezonden stuk dat als<br />

volgt begon:<br />

„Had alleen Het Vaderland, of een ander blad van dezelfde<br />

politieke tendance in den huidigen wereldstrijd, een hatelijkheid<br />

aan mijn adres ten beste gegeven, naar aanleiding van<br />

mijn benoeming tot doctor in de godgeleerdheid honoris causa,<br />

ik had er schouderophalend het zwijgen aan toe gedaan.<br />

In zekere perskringen, waar voor financieele vergoeding alles<br />

gedaan wordt en zelfs schijnbaar neutrale berichten met grof<br />

Duitsch (of ander) geld worden betaald (ik weet wat ik schrijf),<br />

kan men nu eenmaal de dingen niet anders zien dan door<br />

een zekere handelsbril."<br />

Naar aanleiding van deze woorden werd aan Dr. KROP<br />

het volgende schrijven gezonden:<br />

WelEerw.Z.G. Heer,<br />

's-Gravenhage, 19 Augustus 1918.<br />

WelEerw.Z.Gel. Heer Dr. F. J. KROP,<br />

Rotterdam.<br />

Onder dagteekening van 7 Aug. 1.1. werd door U in De Nederlander<br />

o. a. het navolgende geschreven:<br />

„In zekere perskringen, waar voor financieele vergoeding<br />

alles gedaan wordt, en zelfs schijnbaar neutrale berichten<br />

met grof Duitsch (of ander) geld worden betaald, kan men<br />

nu eenmaal de dingen niet anders zien dan door een zekere<br />

handelsbril."<br />

Het Bestuur van den Ned. Journ. Kring meent deze beschuldiging<br />

tegen een deel der pers niet onopgemerkt te mogen laten<br />

voorbijgaan, en zal het op hoogen prijs stellen, wanneer het door<br />

Uwe inlichtingen in de gelegenheid wordt gesteld, tegen de door<br />

U gesignaleerde corruptie, waarover U met zooveel stelligheid<br />

spreekt, te kunnen optreden.<br />

Het noodigt U derhalve dringend uit, die inlichtingen aan ondergeteekenden<br />

wel te willen verstrekken.<br />

Namens het Dag. Bestuur,<br />

Hoogachtend,<br />

D. HANS, w.n. Voorzitter.<br />

G. G. VAN AS, Secretaris.<br />

Hierop werd na twee weken van Dr. KROP het volgende<br />

antwoord ontvangen:<br />

Rotterdam, 2 September 1918.<br />

Aan het Dag. Bestuur van den Ned. Journalistenkring.<br />

Mijne Heeren,<br />

Met genoegen wil ik U de gevraagde inlichtingen verstrekken,<br />

zoodra de heer Van As zijn leedwezen betuigt over het stukje<br />

M A A N D B L A D 213<br />

dat in zijn blad verscheen en dat niet herroepen werd, stukje<br />

waarvan hij de steller is (zie nummer 6 Aug. 2e bladz. 3e kolom)<br />

en dat ik kleineerend acht voor mij, beleedigend voor de Parijsche<br />

theologische faculteit. Ook voor het scheeve van zijn naschrift op<br />

mijn ingezonden stuk verwacht ik excuus.<br />

Ziet de heer v. A. een en ander niet in, dan vraag ik alleen<br />

gastvrijheid voor een nieuw ingezonden stuk. Ik wensch niet,<br />

waar ik werd aangevallen, de redactiedeur voor mijn neus te zien<br />

sluiten, als er minder aangename waarheden worden gezegd.<br />

Hoogachtend,<br />

F. J. KROP.<br />

P. S. Gedurende de maand September ben ik met vacantie.<br />

De heer Van As heeft dus den tijd.<br />

Op dit schrijven is het volgende antwoord gezonden:<br />

's-Gravenhage, 5 September 1918.<br />

Den WelEerw.Z.G. heer Dr. F. J. KROP,<br />

/ Rotterdam.<br />

WelEerw.Z.G. Heer,<br />

Niet zonder verbazing namen wij kennis van Uw schrijven d.d»<br />

2 Sept. Wij kunnen niet aannemen, dat het aan een scherpzinnig<br />

en ontwikkeld man als U kan ontgaan zijn, dat de qualiteit, waarin<br />

de tweede ondergeteekende in dit en in het vorig schrijven van<br />

het Dag. Bestuur optreedt, eene geheel andere is dan die, waarin<br />

hij handelde als redacteur van De Nederlander; dat die beide<br />

qualiteiten niets met elkander te maken hebben. En dat met name<br />

Uw geschil met De Nederlander niets te maken heeft met het<br />

verzoek, dat de Nederlandsche Journalistenkring door middel van<br />

zijn Dagelijksch Bestuur tot U richtte, moet U dus duidelijk<br />

zijn. In ieder geval: dat Bestuur kan zich op dezen zijweg niet<br />

laten afvoeren. Ook zonder eenig onderschrift onder Uw ingezonden<br />

stuk van 7 Aug. 1.1. in De Nederlander blijft de daarin door U<br />

uitgesproken beschuldiging van kracht. Wanneer het U inderdaad<br />

ernst is met Uwe betuiging, dat U ons „met genoegen" de gevraagde<br />

inlichtingen wilt verschaffen, dan verzoeken wij U dit te doen<br />

zonder eenig voorbehoud, dat voor U zou gelegen zijn in den<br />

naam van den tweeden ondergeteekende, die eenvoudig q. q.<br />

handelt. Om dezelfde reden bestaat er voor ons geene aanleiding,<br />

om de zaak gedurende de maand September te laten rusten. Wij<br />

willen U in Uwe vacantie niet storen, maar indien de moeite<br />

niet te groot is, zouden wij op een eenigszins spoedig antwoord<br />

toch wel zeer veel prijs stellen, te meer waar ons Bestuur op 14<br />

September vergadert.<br />

Met hoogachting,<br />

Het Dag. Bestuur van den N. J. K.<br />

D. HANS, w.n. Voorzitter.<br />

G. G. VAN AS, Secretaris.<br />

Op dit schrijven was einde October nog geen antwoord<br />

ontvangen. Het Kringbestuur zond toen dezen brief:<br />

Weleer-w. Zeergel. Heer,<br />

's-Gravenhage, 29 October 1918,<br />

Tot ons groot leedwezen mochten wij tot dusver geen antwood<br />

ontvangen op Uw schrijven van 5 September, hoewel, naar Uw<br />

eigen mededeeling, Uwe vacantie aan het einde dier maand was<br />

afgeloopen.<br />

Wij verzoeken U daarom beleefd, ons thans omgaand Uw<br />

antwoord op dat schrijven te doen toekomen.<br />

Hoewel — naar wij U reeds hebben medegedeeld — Uw<br />

bezwaar tegen het feit, dat de heer Van As onze vorige brieven<br />

mede heeft onderteekend, door ons in geen enkel opzicht werd<br />

gedeeld (aangezien hij in dezen niet optrad als hoofdredacteur<br />

van De Nederlander, maar als Secretaris van onzen Kring), hebben<br />

wij den heer Van As toch verzocht, aan deze correspondentie<br />

geen deel meer te nemen. Zoodoende is dit bezwaar van U<br />

ondervangen en zien wij thans het reeds lang beloofde antwoord<br />

spoedig tegemoet.<br />

Hoogachtend,<br />

Namens het Dag. Bestuur,<br />

Mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND.<br />

Voorzitter,<br />

D. HANS, Vice-voorzitter.<br />

Op dit schrijven ontving het Kringbestuur op 7 November<br />

een antwoord, dat in hooge mate onbevredigend is en dat,<br />

aangezien het allerlei uitweidingen over bijzaken betreft, hier<br />

niet wordt gepubliceerd. Dr. KROP verzuimt zijn beschuldiging<br />

te bewijzen. Hij deelt thans mede dat de persoon,<br />

van wien hij zijn inlichtingen had, hem niet heeft toegestaan<br />

om de feiten aan het Kringbestuur mede te deelen. Het<br />

Bestuur kan thans niet anders doen dan de zaak be-eindigen,<br />

maar het geeft als zijn meening te kennen, dat dr. KROP,<br />

door ernstige beschuldigingen te publiceeren die hij thans<br />

niet blijkt te kunnen bewijzen, zich heeft schuldig gemaakt<br />

aan laster.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!