Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Er kwam een onweersbui opz<strong>et</strong>ten toen wij<br />
de rivier naderden op de grens der stad.<br />
We hielden daar halt, om onze paarden te<br />
laten drinken. Er schoot een bliksemstraal van<br />
West naar Oost, en h<strong>et</strong> geluid van den donder<br />
rommelde tusschen de bergen.<br />
..Beroerd weer om te rijden," zei mijn oom.<br />
Ik mo<strong>et</strong> hem antwoord hebben gegeven of-<br />
u LL" ik K<strong>et</strong> mij ni<strong>et</strong> herinner - Op dit oogen-<br />
bik b<strong>et</strong>eekende h<strong>et</strong> naderende onweer weinig<br />
of ni<strong>et</strong>s voor mij. Ik had reeds vaker in onweers-<br />
buren gereden, maar nooit had Ik dit „echt"<br />
gedaan, tezamen m<strong>et</strong> mijn oom. Ik zeg:" nooit<br />
..echt , omdat ik h<strong>et</strong> in mijn jeugd, als een<br />
spell<strong>et</strong>je, tienduizenden ke«ren had gedaan On-<br />
telbare roovers had ik uit de spelonken van<br />
mijn vaders hooi-oppers verdreven; moordenaars<br />
had ik gevat tewijl zij zich probeerden te ver-<br />
bergen in mijn moeders waschjobbe, en aan h<strong>et</strong><br />
einde van haar waschlijn was menige dief zijn<br />
wei-verdiende lot tegemo<strong>et</strong> gegaan. Dergelijke<br />
spell<strong>et</strong>jes waren de eenige die ik kende, en ik<br />
had nooit gebrek aan inspiratie gehad, want er<br />
waren moordenaars, dieven en roovers genoeg<br />
in de bergen. Méér dan genoeg. . .<br />
Vaak zat ik op een steen langs den weg en<br />
wachtte tot mijn oom Evert terugkeerde. En een<br />
pr<strong>et</strong>tig gezicht leverde zijn terugkeer ni<strong>et</strong> altijd<br />
op. Hef waren wreede kerels, die hij meebracht<br />
uit de bergen; mijn oom bracht ze mee aan h<strong>et</strong><br />
eind van een lijn, een lange lijn, waarvan h<strong>et</strong><br />
eene einde aan zijn zadelknop was vastgemaakt<br />
en h<strong>et</strong> andere onder de armen van den gevan-<br />
gene, die maar zien moest, hoe hij h<strong>et</strong> paard<br />
van mijn oom bijhield. De handen van den ge-<br />
vangene waren geboeid, en aan h<strong>et</strong> touw ge-<br />
bonden. Hij was volkomen hulpeloos.<br />
Vloekend, dood-op en m<strong>et</strong> sleepende vo<strong>et</strong>en<br />
kwamen de gevangenen aanwankelen. Grom-<br />
mende beesten waren h<strong>et</strong>, aan h<strong>et</strong> eind van<br />
h<strong>et</strong> touw. Maar mijn oom schonk geen aandacht<br />
aan hen. Hij reed m<strong>et</strong> gebogen hoofd, zijn ge-<br />
zicht overschaduwd door den breeden rand van<br />
zijn hoed, zijn tengere lichaam rhythmisch be-<br />
wegend m<strong>et</strong> den gang van zijn paard. Als hij<br />
voorbijkwam, hief hij altijd zijn hand naar mij<br />
op. Des nachts, wanneer h<strong>et</strong> onweer over de<br />
vlakten woedde en tusschen de bergen brulde<br />
lag ik wakker en volgde in gedachten mijn oom,'<br />
terwijl hij alleen door de inktzwarte duisternis<br />
reed.<br />
Nu waren mijn spel en mijn droom tot werke-<br />
lijkheid geworden, en er waren oogenblikken,<br />
terwijl ik zat te wachten tot mijn paard genoeg<br />
gedronken had, dat mijn hart als een steen in<br />
■mijn borst lag. Dat touw aan mijn zadelknop<br />
deed me huiveren. De kolf van mijn buks zond<br />
een rilling door mijn lichaam als ik ze toevallig<br />
aanraakte. Om wat zekerder van mijzelf te wor-<br />
den, wierp ik een blik op mijn ooms gezicht.<br />
H<strong>et</strong> was zoo tenger als van een vrouw, en de<br />
trekken er van eveneens. Zijn oogen waren<br />
blauw. Een lok van zijn roode haren viel altijd<br />
over zijn voorhoofd. H<strong>et</strong> was h<strong>et</strong> rustigste ge-<br />
zicht, dat ik ooit gezien had.<br />
Hij zat als aan zijn paard gekleefd terwijl we<br />
weer verder reden. We spraken geen woord,<br />
want mijn oom was geen man van veel woorden.<br />
Ik had ni<strong>et</strong>s anders te doen dan in mijn zadel<br />
te zitten. Mijn paard was reeds zoo lang ge-<br />
wend, den zwarten vos van mijn oom te volgen.<br />
Ons pad voerde door een dal, tot wij einde-<br />
tijk aan een helling kwamen, en toen begonnen<br />
wij lanq en moeizaam te klimmen. De lucht<br />
v/erd hce langer hoe donkerder, en op h<strong>et</strong><br />
laatst konden wii qeen hand voor oogen meer<br />
jden. Gevorkte bliksems schoten fel langs den<br />
hem-l omlaap. De donder gromde om ons heen<br />
en de echo kaatste hem tienvoudig uit de ber-<br />
gen terug. We hadden onze jassen aang<strong>et</strong>rok-<br />
EEN COMPLEET VERHAAL DOOR D'ALVAREZ<br />
ken toen wij begonnen te klimmen, want de re-<br />
gen was ni<strong>et</strong> ver meer af.<br />
Gedurende eenigen tijd was h<strong>et</strong> heel stil in<br />
de bosschen waardoor wij reden. H<strong>et</strong> leek wel<br />
-alsof alles in de natuur op i<strong>et</strong>s wachtte.<br />
We daalden de eene hoogte af om weer een<br />
andere te bestijgen. We waadden door stroo-<br />
men, waarvan h<strong>et</strong> water tot aan den buik van<br />
onze paarden kwam. Toen opeens begon h<strong>et</strong><br />
te regenen, en h<strong>et</strong> leek een zondvloed. Maar<br />
onze paarden aarzelden geen oogenblik. Ze<br />
weken naar links of naar rechts uit, om een<br />
kuil of een steen te mijden. Mijn ooren raakten<br />
gewend aan h<strong>et</strong> geluid van den regen, en ik<br />
luisterde naar h<strong>et</strong> rhythmisch geklop der hoeven<br />
van onze paarden op den natten weg. Naast<br />
mij in de duisternis reed mijn oom, zijn hoofd<br />
voorover gebogen, zijn lichaam bewegend als-<br />
of hij één was m<strong>et</strong> zijn paard. H<strong>et</strong> rhythme der<br />
hoefslagen maakte dat ik begon te soezen. H<strong>et</strong><br />
was alsof alleen mijn oom daar reed, zooals hij<br />
reeds dertig jaar lang had gereden - zonder<br />
zich te haasten, maar m<strong>et</strong> de zekerheid van<br />
een doodelijke dreiging, op ieder moment. . .<br />
Vóór mij uit in de duisternis zag ik in gedach-<br />
ten den moordenaar terwijl hij vluchtte voor<br />
h<strong>et</strong> noodlot dat hem achtervolgde. H<strong>et</strong> leek mij<br />
een hopelooze vlucht, omdat die gedaante naast<br />
mij eeuwig zou doorrijden. Er was i<strong>et</strong>s einde-<br />
loos in dat zwaaiende bewegen van zijn sterke<br />
paard. H<strong>et</strong> zou nooit moede worden. En mijn<br />
oom - die was nooit een deel van 's levens<br />
werkelijkheden geweest.<br />
We reden door den kouden vloed van den<br />
regen. M<strong>et</strong> lange tusschenpoozen zagen wij af<br />
en toe een gele vlek grooter worden in de duis-<br />
ternis en dan passeerden we even later een<br />
hut - een lage, zwarte schaduw m<strong>et</strong> een geel<br />
lichtend oog. Eén keer blafte er een hond. H<strong>et</strong><br />
geluid bereikte ons van uit een schuilplaats, die<br />
de hond blijkbaar geweigerd had te verlaten.<br />
Een keer ook verscheen er een man aan de<br />
deur van zijn hut. Gedurende een oogenblik<br />
stond zijn gestalte afg<strong>et</strong>eekend tegen h<strong>et</strong> war-<br />
me licht achter hem. Toen sloot hij de deur en<br />
wederom was er alleen nog maar de duisternis<br />
die door den regen doorzeefd werd, en h<strong>et</strong><br />
rhythmische kloppen der paardenhoeven.<br />
Ik we<strong>et</strong> ni<strong>et</strong> hoeveel uren er voorbijgegaan<br />
waren toen wij den hoofdweg verli<strong>et</strong>en. Ik we<strong>et</strong><br />
alleen dat wij een andere richting waren inge-<br />
slagen, omdat de regen nu precies in mijn ge-<br />
zicht sloeg. Hoe mijn oom sindsdien de talrijke<br />
bochten wist te kiezen, zal ik nooit kunnen be-<br />
grijpen. Uren lang koos hij den juisten weg<br />
zonder ook maar één oogenblik te aarzelen, en<br />
toen, boven op den schouder van een berg<br />
bleef hij staan. Mijn paard hield naast h<strong>et</strong> zijne<br />
stil. ,<br />
..Luister," zei mijn oom.<br />
Van beneden, boven h<strong>et</strong> geluid van den re-<br />
gen uit, kwam h<strong>et</strong> geloei van de rivier.<br />
■ ,Ze is hoog vanavond," zei mijn oom.<br />
Hij klopte zijn paard op den hals en toen be-<br />
gonnen wij te dalen. Af en toe viel er een<br />
steen naar beneden, wegg<strong>et</strong>rapt door den hoef<br />
van mijn paard, en ik hoorde hoe hij langs de<br />
helling omlaag rolde. Tegen den tijd dat wij h<strong>et</strong><br />
dal hadden bereikt, waren afle geluiden van den<br />
regen opgelost in dat van de rivier, die voor<br />
ons uit als een woedend dier door de duister-<br />
nis raasde. We hielden halt.<br />
„De oever is weggespoeld," riep mijn oom<br />
m mijn oor. „Een wolkbreuk. Kijk goed uit."<br />
Hij reed vóór, scherp naar links keerend om<br />
den stroom te kunnen yplgen. Ik legde mij plat<br />
tegen den hals van mijn paard. Laaq hangende<br />
takken zwiepten over mijn rug. In h<strong>et</strong> midden<br />
van de rivier stroomde h<strong>et</strong> water langs en over<br />
talrijke steenen. Ik voelde, hoe mij paard als<br />
h<strong>et</strong> ware tegen den stroom leunde. H<strong>et</strong> water<br />
vormde draaikolken om zijn pooten. Langzaam,<br />
voorzichtig gingen wij verder. H<strong>et</strong> water kroop<br />
m mijn laarzen. H<strong>et</strong> drukte tegen mijn been.<br />
Mijn knieën werden nat. Plotseling stroomde<br />
h<strong>et</strong> water over mijn zadel. Mijn paard scheen<br />
onder mij weg te zinken. H<strong>et</strong> zwom... Ik gaf<br />
mee m<strong>et</strong> den stroom, om h<strong>et</strong> te helpen. De<br />
stroom trok ons mee, maar mijn paard was<br />
sterk. Toen rees opeens uit de duisternis de<br />
oever op - een zwarte massa, die zich ophief<br />
uit h<strong>et</strong> water. Mijn oom had de plek waar wij<br />
de rivier hadden overgestoken, goed gekozen.<br />
Mijn paard bereikte een paar passen na dat<br />
van mijn oom den anderen oever.<br />
Terwijl wij een lange helling bestegen, werd<br />
h<strong>et</strong> geluid, dat de rivier achter ons maakte, hoe<br />
langer hoe zwakker. De warmte van mijn paard<br />
onder mijn jas begon mijn kleeren te drogen,<br />
en mijn broekspijpen kleefden aan mijn beenen!<br />
Op sommige plaatsen leek ons pad bijna op<br />
een meer of poel. ..<br />
Ik mo<strong>et</strong> toen in slaap gesukkeld zijn. Toen ik<br />
wakker werd, stonden onze 'paarden stil. H<strong>et</strong><br />
was nog donker, maar toch was er al i<strong>et</strong>s als<br />
een schemerig licht in de lucht. H<strong>et</strong> regende<br />
ni<strong>et</strong> meer. In h<strong>et</strong> bosch was er alleen nog maar<br />
,.. 9 e,uid van de druppels te hooren, die van<br />
millioenen bladeren afgleden.<br />
„H<strong>et</strong> lijkt mij ni<strong>et</strong>, dat hij hier zal zijn," zei<br />
mijn oom. „Maar h<strong>et</strong> is toch goed om h<strong>et</strong> zoe-<br />
ken hier te beginnen."<br />
Toen zag ik voor den eersten keer dat onze<br />
paarden dicht bij den rand van een open plek<br />
stonden. Ik hoorde, hoe mijn oom zijn buks<br />
uit den leeren foudraal haalde. In h<strong>et</strong> midden<br />
van de open plek stond een hut, en rechtj daar-<br />
van een schuur.<br />
H<strong>et</strong> was een kleine hut, m<strong>et</strong> twee ramen, die<br />
levenlooze oogen leken.<br />
Een poosje zaten wij op onze paarden naar<br />
de hut te kijken. Alleen h<strong>et</strong> geluid der van de<br />
bladeren vallende druppels waren te hooren.<br />
Mechanisch streek ik m<strong>et</strong> mijn hand langs den<br />
hals van mijn paard, h<strong>et</strong> op die manier aanmoe-<br />
digend om stil te blijven staan. Mijn blikken wa-<br />
ren als aan de hut gehecht. Plotseling begon<br />
mijn hart onstuimig te kloppen. Een momen'<br />
had er achter een der ramen een licht geflik<br />
kerd. Ik hoorde h<strong>et</strong> zadel van mijn oom kraker<br />
toen hij afsteeg, maar ik kon mijn blikken nog<br />
steeds ni<strong>et</strong> van de hut afwenden. Direct was<br />
h<strong>et</strong> licht weer verdwenen geweest. Toen kwam<br />
h<strong>et</strong> terug - een witte plek, die langs h<strong>et</strong> raam<br />
streek, en toen was hel weer verdwenen.<br />
„Er brandt vuur in de hut," fluisterde mijn<br />
oom.<br />
Hij stond nu naast zijn paard. Voorzichtig,<br />
zonder geluid te maken, kwam ik ook uit den<br />
zadel. Mijn oom liep langzaam naar den rand<br />
der open plek. Ik volgde hem. Weldra waren<br />
we ni<strong>et</strong> meer door h<strong>et</strong> bosch beschermd.<br />
„Ga achter een boom staan," zei mijn oom<br />
zachtjes.<br />
We stonden op nog geen halven m<strong>et</strong>er van<br />
elkaar, ieder achter een boom.<br />
„Pas nu opl" zei mijn oom. Toen trad hij op-<br />
zij, zoodat hij nog slechts fialf door den boom<br />
beschermd was, en riep „Hallol"<br />
Hij luisterde eenige oogenblikken, maar alles<br />
bleef stil. Toen riep hij weer: „Hallo . . ." Doch<br />
ook dit keer kwam er geen antwoord.<br />
„Wacht hier," zei hij toen, en stak h<strong>et</strong> open<br />
gedeelte van h<strong>et</strong> bosch over. Hij liep zeer be-<br />
hoedzaam, zijn buks gereed om te schi<strong>et</strong>en. De<br />
neervallende droppels k<strong>et</strong>sten op mijn jas, op<br />
mijn hoofd. De kou greep mij als m<strong>et</strong> een ijzige<br />
hand. Ergens ver weg kraaide een haan. Mijn<br />
• oom had zich nu zoowat tien m<strong>et</strong>er van mij<br />
verwijderd. Ik kon ni<strong>et</strong> langer alleen blijven, en<br />
volgde hem. De buks, dien hij mij had gege-<br />
ven, haalde ik uit den holster. Daar al de aan-<br />
dacht van mijn oom bij de hut was, hoorde hij<br />
ni<strong>et</strong> hoe ik hem volgde. Hij liep door.<br />
H<strong>et</strong> was zoowat honderd m<strong>et</strong>er tot aan de<br />
hut, maar nooit zal ik een längeren tocht ma-<br />
ken! Indien de wereld ónder mijn vo<strong>et</strong>en uit-<br />
eengespat was, zou h<strong>et</strong> mij ni<strong>et</strong> verbaasd heb-<br />
ben. Eindelijk waren wij bij de hut, en mijn oom<br />
klopte m<strong>et</strong> zijn knokkels op de deur.<br />
Na een poos riep er een stem in de hut;<br />
„Ja . . . Kom maar binnen . . ."<br />
Mijn oom duwde de deur m<strong>et</strong> zijn schouder<br />
open; m<strong>et</strong> één stap was hij over den drempel.<br />
Ik volgde hem onmiddellijk.<br />
Eenmaal binnen, bleef mijn oom staan. Hij<br />
sprak geen woord. Zijn buks hield hij in de<br />
hand. H<strong>et</strong> zoü echter slechts een kwestie van<br />
de fractie eener seconde zijn geweest, want<br />
tegenover hem in de kamer stond een man, die<br />
. eveneens een buks in zijn hand hield. Een vuur,<br />
dat achter hem in den open schouw brandde,<br />
wierp een flauw lichtschijnsel door de kamer.<br />
De man leek er nog grooter door dan hij al<br />
was. Zijn gezicht was begroeid m<strong>et</strong> een zwaren<br />
stoppelbaard. Zijn haar was dik, zwart en on-<br />
gekamd. Zijn oogen leken wel kleine plasjes<br />
zwarte olie. Hij staarde mijn oom doordringend<br />
aan.<br />
Opeens zag ik, dat hij ni<strong>et</strong> alleen was, Aan<br />
zijn rechterkant stond een meisje, dat zich aan<br />
zijn broekspijp vasthield. Ze zag er zindelijk en<br />
helder uit, en ze was op haar bloote vo<strong>et</strong>en.<br />
Ze leek sprekend op den man. Haar leeftijd was<br />
aan haar gezicht ni<strong>et</strong> te definieeren; h<strong>et</strong> had<br />
van een vrouw van middelbaren leeftijd of van<br />
een kind kunnen zijn. Toch schatte ik haar ni<strong>et</strong><br />
ouder dan negen jaar, hoogstens tien.<br />
Links van den man, zich eveneens aan zijn<br />
broekspijp vasthoudend, stond een jong<strong>et</strong>je, dat<br />
misschien ni<strong>et</strong> ouder dan een jaar of zes was.<br />
Hij was een miniatuur van den man — m<strong>et</strong> de-<br />
zelfde stille, zwarte oogen, h<strong>et</strong>zelfde ongekam-<br />
de zwarte haar. Of hij bang geworden was<br />
door onze onverwachte komst, of zich alleen<br />
maar verbaasde, li<strong>et</strong> hij ni<strong>et</strong> merken.<br />
We stonden daar, zwijgend, bewegingloos,<br />
alle vijf. Eindelijk was h<strong>et</strong> de man, die de stilte<br />
verbrak.<br />
„Dus je hebt me gevonden. Evert," zei hij.<br />
„Ik verwachtte je." Hij li<strong>et</strong> den loop van zijn<br />
buks naar den grond zaKken. Toen draaide hij<br />
zich om, li<strong>et</strong> de kinderen staan zooals zij ston-<br />
den, en z<strong>et</strong>te zijn geweer in een hoek van h<strong>et</strong><br />
vertrek.<br />
„Doe de deur dicht en kom bij de kachel.<br />
Jullie zullen wel koud en nat zijn," zei hij.<br />
Mijn oom li<strong>et</strong> zijn buks eveneens zakken,<br />
„Doe de deur dicht," zei hij tegen mij, en na<br />
zijn geweer tegen den wand te hebben gez<strong>et</strong>,<br />
hield hij zijn handen boven de kachel. De man<br />
stak ondertusschen een lamp aan.<br />
„Nu je toch hier bent, kan h<strong>et</strong> geen kwaad<br />
meer om licht te maken," zei hij.<br />
„Ben je bang voor de Karstens?" vroeg mijn<br />
oom.<br />
„H<strong>et</strong> loont in ieder geval de moeite om voor-<br />
zichtig te zijn," antwoordde de mari. „Ik geloof<br />
dat we wel wat kunnen <strong>et</strong>en voordat we weg-<br />
gaan."<br />
„Ik geloof h<strong>et</strong> ook," zei mijn oom.<br />
De man ging naar de keuken, die door de<br />
open deur zichtbaar was.<br />
„In de schuur is er voer voor je paarden,"<br />
zei hij, over zijn schouder heen.<br />
„Ik denk, dat je ze b<strong>et</strong>er wat te <strong>et</strong>en kunt<br />
geven voordat we teruggaan," zei mijn oom<br />
tegen mij.<br />
Toen ik terugkwam uit de schuur, zat mijn<br />
oom voor de kachel; hij had zijn laarzen uitge-<br />
trokken en li<strong>et</strong> zijn vo<strong>et</strong>en drogen. Ik kon ni<strong>et</strong><br />
nagaan of hij den man in de keuken in h<strong>et</strong> oog<br />
hield. H<strong>et</strong> meisje was eveneens in de keuken.<br />
Een aangenaam-prikkelende geur van koffie<br />
zweefde door h<strong>et</strong> vertrek. De jongen stond m<strong>et</strong><br />
zijn rug tegen den muur naast de kachel ge-<br />
leund. Hij keek me aan, terwijl ik op de kachel<br />
toeliep, en ook terwijl wij zaten te <strong>et</strong>en hield<br />
hii z!jn blikken geen oogenblik van mij af.<br />
Buiten brak de schemering aan. Minuten gin-<br />
gen voorbij en niemand sprak een woord. Eén<br />
keer stond de man op en liep om de tafel heen<br />
om een stuk spek voor den jongen te snijden.<br />
H<strong>et</strong> was mijn oom, die h<strong>et</strong> eerst i<strong>et</strong>s zei. Hij<br />
had al dien tijd op zijn bord zitten staren. Nu<br />
hief hij zijn hoofd op en keek den man, die<br />
tegenover hem zat, strak aan. De man keek<br />
eveneens op . . . Toen vroeg mijn oom:<br />
„Heb je P<strong>et</strong>er Karsten gedood, Monten?"*<br />
De man kneep even zijn oogen dicht. Toen<br />
zei hij: „Ik we<strong>et</strong> h<strong>et</strong> ni<strong>et</strong>. Evert! De Karstens<br />
zeggen dat ik h<strong>et</strong> gedaan heb."<br />
Mijn oom knikte.<br />
„Ik geloof, dat je we<strong>et</strong>, dat hun moeder een<br />
Karsten was?" — De man wees m<strong>et</strong> zijn hoofd<br />
in de richting van de beide kinderen.<br />
„Ja." Mijn oom zei h<strong>et</strong>, zonder zijn blikken<br />
van den man af te wenden.<br />
„Je we<strong>et</strong> ook, dat de Karstens h<strong>et</strong> nooit goed<br />
vinden, dat een van hen m<strong>et</strong> iemand uit een<br />
andere streek trouwt? Ze beweren altijd, dat zij<br />
die vrouw of dien man weer terugkrijgen. Wel,<br />
toen ik m<strong>et</strong> Sofie trouwde, nam ik dat ni<strong>et</strong> zoo<br />
ernstig op. En zij ook ni<strong>et</strong>. Maar een maand ge-<br />
leden is zij er m<strong>et</strong> P<strong>et</strong>er vandoorgegaan. Hij<br />
had hier vaak om de hut gezworven. Daar ze<br />
de kinderen bij mij hadden gelaten, li<strong>et</strong> ik hen<br />
ongemoeid. Gisteren . . . neen, eergisteren, want<br />
h<strong>et</strong> is al ochtend, eergisteren was ik bij de<br />
kreek. Ik had wat gedronken, maar toch ni<strong>et</strong><br />
zooveel of ik kon nog heel goed zien, dat Pe-<br />
ter en nog zes mannen van zijn familie naar<br />
de hut slopen. Ze zagen mij^ni<strong>et</strong>, maar ik hoor-<br />
de P<strong>et</strong>er duidelijk zeggen: ,,lk we<strong>et</strong> ni<strong>et</strong> wat<br />
haar bezielt, maar ze wil de kinderen hebben.<br />
Wachten jullie hier, tot ik m<strong>et</strong> hen terugkom..."<br />
„Hij wacht tof Jantje zijn eerste woord zal<br />
zeggen ..."<br />
(D/e Woche)<br />
„Maar Ernestine, h<strong>et</strong> was toch maar. een<br />
grapje. Ik verzeker je heusch, dat Zarah Lean-<br />
der werkelijk ni<strong>et</strong>s voor mij b<strong>et</strong>eekent."<br />
(Dat III. 8/alO<br />
Hij liep naar de hut . . . „Blijf daar!" riep ik.<br />
H<strong>et</strong> heeft geen zin. Evert, om alle hooge<br />
woorden te herhalen, die er over en weer ge-<br />
uit werden voordat we aan h<strong>et</strong> vechten waren.<br />
Natuurlijk vielen ze mij m<strong>et</strong> hun allen aan. Ik<br />
had mijn buks, en zij waren ook gewapend. Ik<br />
ben er zeker van, dat ik vier schoten hoorde.<br />
Eén der schoten mo<strong>et</strong> van mij geweest zijn,<br />
want mijn geweer was vuil toen h<strong>et</strong> achter den<br />
rug was, en ik we<strong>et</strong> zeker, dat ik h<strong>et</strong> twee da-<br />
gen tevoren pas had schoongemaakt. En . . . dat<br />
is alles. Evert! Zoo zeker als we hier zitten<br />
we<strong>et</strong> ik verder ni<strong>et</strong>s."<br />
Toen hij zweeg, vroeg mijn oom: „Er was ze-<br />
ker niemand anders bij behalve de Karstens?"<br />
„Neen." zei de man.<br />
„En hoe zeiden ze ook weer, dat h<strong>et</strong> gebeur-<br />
de: dat je hem in koelen bloede had neerge-<br />
schoten, is h<strong>et</strong> ni<strong>et</strong>?"<br />
„Ze zeiden, dat ik in een hinderlaag had ge-<br />
legen . . ."<br />
„Dat zullen ze natuurlijk ook voor den rech-<br />
ter zeggen." merkte mijn oom op. Hij zweeg<br />
en scheen naar i<strong>et</strong>s te zoeken op h<strong>et</strong> gezicht<br />
van den man tegenover hem, „Ik geloof, dat je<br />
beseft, dat je voor den rechter geen enkele<br />
kans hebt . . ." zei hij toen.<br />
..Ik wèèt h<strong>et</strong> . . ."<br />
„Waarom ben je dan hier?" vroeg mijn oom.<br />
„De grens is ni<strong>et</strong> ver. Je had al weg kunnen<br />
zijn!"<br />
„Voor hen . . ." zei de man. en hij wees m<strong>et</strong><br />
zijn hoofd naar de kinderen. „Ik heb liever ni<strong>et</strong>,<br />
dat hun moeder hen grootbrengt. Ze is een<br />
echte Karsten gebleven. Ik hoop, dat er iemand<br />
gevonden wordt, die hen tot zich wil nemen..."<br />
„Maar de rechter . . ." begon mijn oom, toen<br />
zweeg hij plotseling om te vervolgen: „Je kunt<br />
b<strong>et</strong>er alles in den wagen ladenl Je kunt h<strong>et</strong><br />
noodig hebben. Je komt misschien ni<strong>et</strong> meer<br />
terug."<br />
Twee uur later reden wij terug over den weg,<br />
dien wij in de duisternis vóór de ochtendsche-<br />
mering gekomen waren. Hel regende ni<strong>et</strong> meer.<br />
Mijn oom en ik reden naast elkaar. Vóór ons<br />
uil rolde de wagen over den hobbeligen weg.<br />
Op den wagen zat. als gevangene van mijn<br />
oom. de man, en mende de paarden. Aan zijn<br />
eenen kant zal de jongen, aan den andere hel<br />
meisje.<br />
Drie uur lang reden we zoo voort, m<strong>et</strong> als<br />
eenig geluid h<strong>et</strong> geratel van den wagen over<br />
den weg. Toen gaf mijn oom zijn paard de spo-<br />
ren. Toen hij naast den man reed, zei hij: „Ik<br />
geloof, dal je nu ni<strong>et</strong> meer dan een paar kilo-<br />
m<strong>et</strong>er van de grens bent. — Volg dezen weg<br />
en kom ni<strong>et</strong> meer terug."<br />
De man staarde mijn oom zwijgend aan. „En,"<br />
zei mijn oom, „ik heb gisteren nog gehoord,<br />
dal ze even over de grens houthakkers kunnen<br />
gebruiken. Je kinderen kunnen er naar school<br />
gaan en alles. Maar kom nooit meer terug." En<br />
toen keerde hij zijn paard en reed terug naar<br />
de plaats waar ik op hem wachtte.<br />
Alsof hij half versuft was, keek de man hem<br />
even na. Toen z<strong>et</strong>te hij zijn paarden tot meer<br />
spoed aan. Daarop riep hij opeens: „Evert , , .<br />
ik . , . ik . . . dank je vooral voor hèn . . ,"<br />
Toen keek hij weer voor zich en reed de<br />
grens over<br />
„Rechters," zei mijn oom, „houden nog vast<br />
aan den ouden stelregel „Oog om oog, tand<br />
om tand". Dat mag juist zijn, voor zoo ver ik<br />
we<strong>et</strong>, maar er zijn gevallen waarin h<strong>et</strong> ni<strong>et</strong> op-<br />
gaat. Dan tellen zij de oogen ni<strong>et</strong> goed. Ze<br />
zouden hèm hebben opgehangen en de kinde-<br />
ren naar hun moeder hebben gestuurd, en wat<br />
je ook zou hebben gezegd, ni<strong>et</strong>s zou hen heb-<br />
ben kunnen overtuigen, dat zij drie menschen<br />
straften voor een . . . dat ze drie oogen namen<br />
voor één . . ."<br />
Terwijl wij verder reden keek mijn oom een<br />
keer over zijn schouder. De wagen was reeds<br />
tusschen de boomen vedwenen. Toen gaf hij<br />
mij een knipoogje.<br />
..Je begrijpt h<strong>et</strong> zeker wel, hè?" zei hij.<br />
Ik begreep hef, maar terwijl ik naar h<strong>et</strong> touw<br />
keek dat aan zijn zadelknop bevestigd was, be-<br />
greep ik óók opeens, dat er een onderdeel van<br />
h<strong>et</strong> spel was, dat ik nog nooit had gespeeld in<br />
mijn jeugd . . .