Melkveevoeding - Luc Pauwels
Melkveevoeding - Luc Pauwels
Melkveevoeding - Luc Pauwels
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bij de omzetting van BE naar NE is de verteerbaarheid<br />
veruit de meest variërende parameter. Derhalve moet voor<br />
een juiste VEM-waarde de verteerbaarheid bepaald worden<br />
met dieren. Dit is voor de waardering van praktijkvoeders<br />
evenwel onmogelijk. Daarom heeft men gezocht naar<br />
methoden om deze verteerbaarheid of zelfs de VEM-waarde<br />
met een aanvaardbare nauwkeurigheid te schatten aan<br />
de hand van in vitro-technieken (in het labo uitgevoerd).<br />
Op deze schattingen zit uiteraard een fout die afhankelijk<br />
is van de gebruikte schattingstechniek. Wanneer de VEMwaarde<br />
wordt geschat aan de hand van een geschatte<br />
verteerbaarheid met een enzymatische (cellulase) methode<br />
in combinatie met chemische parameters, dan bedraagt<br />
de schattingsfout op de VEM-waarde circa 3%. Deze is<br />
iets kleiner bij maïskuilvoeder en krachtvoeder dan bij<br />
graslandproducten. De laatste jaren gebruikt men in meerdere<br />
labo’s de NIRS-techniek (nabije infrarood reflexie<br />
scopie). Bij deze methode wordt een voedermiddel met<br />
nabij infrarood licht bestraald en kan aan de hand van het<br />
weerkaatste licht de chemische samenstelling, verteerbaarheid<br />
en energiewaarde binnen de minuut geschat worden.<br />
Vooraleer de NIRS-techniek echter bruikbaar is, moet het<br />
toestel geijkt worden en dit afzonderlijk voor elke parameter<br />
die men wil schatten. Voor het opstellen van zo’n ijklijn<br />
of calibratie moet per soort voedermiddel op een groot<br />
aantal monsters de parameters die men wenst te schatten,<br />
met de klassieke technieken bepaald worden. Als men<br />
bijvoorbeeld de verteerbaarheid met de NIRS-methode<br />
wil schatten, moet voor de calibratie eerst van een groot<br />
aantal voeders de verteerbaarheid met dieren bepaald<br />
worden. Wanneer men over goede ijklijnen beschikt,<br />
bedraagt de fout op een VEM-waarde die met de NIRSmethode<br />
is geschat minstens 4%. Praktisch betekent dit<br />
dat men voor een graskuil met een geschatte VEM-waarde<br />
van 850, tweederde kans heeft dat de juiste VEM-waarde<br />
gelegen is tussen 816 (850 – 4%) en 884 (850 + 4%). Men heeft nog éénderde kans dat de juiste VEM-waarde<br />
buiten deze vork is gelegen. Het begrip “fout” is dus gebonden aan een waarschijnlijkheid (tweederde). Dit is<br />
belangrijk om weten wanneer een veehouder de ontledingen van zijn ruwvoeders interpreteert.<br />
Naarmate een dier meer voeder opneemt, daalt de verteerbaarheid als gevolg van de hogere passagesnelheid.<br />
Dit betekent dat ook de VEM-waarde lager wordt. Het zou echter niet praktisch zijn aan een welbepaald voeder<br />
meerdere VEM-waarden toe te kennen. Men heeft bij de ontwikkeling van het VEM-systeem (1978) geopteerd<br />
voor een standaard-VEM die geldig is voor een koe van 550 kg die 15 kg meetmelk produceert. De lagere VEMwaarde<br />
bij hogere melkproducties (hogere voederopnamen) worden verrekend in een correctie op de behoeftenormen<br />
(zie 2.3).<br />
11<br />
mest<br />
gassen<br />
urine<br />
warmte<br />
uitgedrukt in VEM<br />
Bruto energie<br />
verteerbare<br />
energie<br />
Metaboliseerbare<br />
energie<br />
Netto<br />
energie<br />
FIGUUR 1.3 Benutting van de voederenergie bij<br />
melkvee<br />
Figuur<br />
1.3