30.06.2014 Views

ORPTijdschrifT overeenkomsT in de rechTsprakTijk - Sdu

ORPTijdschrifT overeenkomsT in de rechTsprakTijk - Sdu

ORPTijdschrifT overeenkomsT in de rechTsprakTijk - Sdu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ORPsignaler<strong>in</strong>gen<br />

omdat <strong>de</strong> wet aan toerekenbaar tekortschieten<br />

en/of een onrechtmatige daad niet<br />

het rechtsgevolg ‘vernietig<strong>in</strong>g’ verb<strong>in</strong>dt. Een<br />

eventueel tekortschieten van <strong>de</strong> Rabobank<br />

kan met zich brengen dat een bevoegdheid<br />

tot ontb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> overeenkomst<br />

ontstaat. Dat van die bevoegdheid gebruik<br />

is gemaakt (en <strong>de</strong> overeenkomst is ontbon<strong>de</strong>n),<br />

is gesteld noch gebleken. De wet<br />

verb<strong>in</strong>dt aan een onrechtmatige daad als<br />

rechtsgevolg een verplicht<strong>in</strong>g tot vergoed<strong>in</strong>g<br />

van scha<strong>de</strong> en niet het rechtsgevolg<br />

vernietig<strong>in</strong>g. In <strong>de</strong>ze zaak wordt geen aanspraak<br />

gemaakt op vergoed<strong>in</strong>g van scha<strong>de</strong>.<br />

Een en an<strong>de</strong>r brengt met zich mee dat<br />

zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>re toelicht<strong>in</strong>g (die X en Y niet<br />

geven) niet begrijpelijk is hoe op grond van<br />

<strong>de</strong> stell<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> Rabobank tekort is geschoten<br />

én onrechtmatig heeft gehan<strong>de</strong>ld<br />

<strong>de</strong> aansprakelijkheid van <strong>de</strong> kredietnemers<br />

voor hun contractuele verplicht<strong>in</strong>gen jegens<br />

<strong>de</strong> Rabobank zijn komen te vervallen.<br />

Gevolgen ten aanzien van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

Jurispru<strong>de</strong>ntie<br />

Onzorgvuldig han<strong>de</strong>len notaris bij doorhal<strong>in</strong>g<br />

hypotheek (Rechtbank Arnhem 6 juli<br />

2011, LJN BR6111, Notamail)<br />

In 2005 is ten gunste van X een hypotheekrecht<br />

gevestigd op een perceel grond van Y.<br />

Y heeft <strong>in</strong> 2006 twee ge<strong>de</strong>elten van dit perceel<br />

overgedragen aan A en B. S<strong>in</strong>dsdien is<br />

A eigenaar van het <strong>de</strong>elperceel met kadastraal<br />

nummer 1777, B is eigenaar van het<br />

<strong>de</strong>elperceel nummer 1778 en Y is eigenaar<br />

van het resterend perceel nummer 1779. In<br />

2009 hebben B en Y hun perceel verkocht<br />

aan een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>. In verband hiermee heeft<br />

notaris N een volmacht naar X gestuurd,<br />

tene<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>de</strong> hypotheek op te zeggen die <strong>in</strong><br />

2005 was gevestigd. X heeft <strong>de</strong>ze volmacht<br />

on<strong>de</strong>rtekend en retour gezon<strong>de</strong>n. Daarna<br />

heeft N <strong>de</strong> hypotheek van X op <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>elpercelen doorgehaald. Naar<br />

aanleid<strong>in</strong>g hiervan is N door X aansprakelijk<br />

gesteld.<br />

Volgens X was het <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g dat alleen<br />

het hypotheekrecht op perceel 1779 zou<br />

wor<strong>de</strong>n doorgehaald en dat nimmer is gesproken<br />

over perceel 1778. N voert aan dat<br />

hij <strong>in</strong> <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g verkeer<strong>de</strong> dat het<br />

hypotheekrecht van X al was vervallen toen<br />

perceel 1778 aan B werd geleverd. Immers,<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> lever<strong>in</strong>gsakte stond dat<br />

het perceel vrij was van hypotheken.<br />

De rechtbank stelt vast dat N vooraf contact<br />

heeft gehad met <strong>de</strong> advocaat van X, die<br />

optrad als diens vertegenwoordiger. Het<br />

was daarbij aan N om te on<strong>de</strong>rzoeken<br />

wat X beoog<strong>de</strong> met het royement. Uit <strong>de</strong><br />

overgeleg<strong>de</strong> stukken blijkt dat <strong>de</strong> gevolgen<br />

van het royement wel met <strong>de</strong> advocaat<br />

zijn besproken, maar dat dit beperkt is<br />

gebleven tot doorhal<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> hypotheek<br />

op <strong>de</strong>elperceel 1779. De volmacht die vervolgens<br />

is verstuurd, had echter betrekk<strong>in</strong>g<br />

op doorhal<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> hypotheek op alle<br />

<strong>de</strong>elpercelen. Volgens <strong>de</strong> rechtbank mocht<br />

N er niet op vertrouwen dat <strong>de</strong> wil van X<br />

ook was gericht op doorhal<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> hypotheek<br />

op <strong>de</strong> twee niet na<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />

gestel<strong>de</strong> <strong>de</strong>elpercelen 1777 en 1778.<br />

N kan zich, voor wat betreft het on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar <strong>de</strong> wil van X tot opheff<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

hypotheekrechten, er niet achter verschuilen<br />

dat dat reeds zou zijn gedaan door <strong>de</strong><br />

notaris die betrokken was bij <strong>de</strong> lever<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elpercelen <strong>in</strong> 2006 van Y aan A<br />

en B. N heeft weliswaar vóór het royement<br />

met <strong>de</strong>ze notaris contact gehad <strong>in</strong>zake het<br />

hypotheekrecht van Y op <strong>de</strong>elperceel 1778,<br />

maar volgens <strong>de</strong> rechtbank had N moeten<br />

twijfelen aan <strong>de</strong> juistheid van <strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie<br />

die <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re notaris aan N verstrekte. Deze<br />

notaris gaf <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie te kennen dat<br />

<strong>de</strong> doorhal<strong>in</strong>g wegens drukte (‘achterstallig<br />

on<strong>de</strong>rhoud’) nog niet had plaatsgevon<strong>de</strong>n,<br />

maar kwam korte tijd later op <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />

terug. Dit had op zichzelf reeds aanleid<strong>in</strong>g<br />

moeten zijn voor N om na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

te doen naar <strong>de</strong> achtergrond hiervan<br />

en om hierover ook contact op te nemen<br />

met X om te verifiëren of het <strong>in</strong><strong>de</strong>rdaad om<br />

achterstallig adm<strong>in</strong>istratief on<strong>de</strong>rhoud van<br />

<strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> notaris g<strong>in</strong>g.<br />

Van een situatie waar<strong>in</strong> N goe<strong>de</strong> grond<br />

heeft te vertrouwen dat X zichzelf reeds op<br />

<strong>de</strong> hoogte had gesteld of van tevoren reeds<br />

voldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong>zicht had, is gelet op het voorgaan<strong>de</strong><br />

geen sprake. Evenm<strong>in</strong> <strong>de</strong>ed zich <strong>de</strong><br />

situatie voor dat N ervan uit mocht gaan<br />

dat X reeds door haar advocaat was <strong>in</strong>gelicht.<br />

Uit niets blijkt dat N van <strong>de</strong> advocaat<br />

heeft mogen begrijpen dat hij reeds met<br />

zijn cliënt had besproken wat <strong>de</strong> gevolgen<br />

van <strong>de</strong> doorhal<strong>in</strong>g zou<strong>de</strong>n zijn voor het hypotheekrecht<br />

voor zover dat was gevestigd<br />

op perceel 1778. De rechtbank oor<strong>de</strong>elt dat<br />

N onzorgvuldig heeft gehan<strong>de</strong>ld en dat N<br />

aansprakelijk is voor <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> van X.<br />

Me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsplicht verzekeraar over nabestaan<strong>de</strong>npensioen<br />

(Rechtbank Amsterdam<br />

20 juli 2011, LJN BR6170)<br />

M heeft een belegg<strong>in</strong>gspensioen bij verzekeraar<br />

A. Wanneer M overlijdt, ontvangt zijn<br />

echtgenote V bericht van A, die meldt per<br />

abuis (<strong>in</strong> een eer<strong>de</strong>re brief, gericht aan tussenpersoon<br />

B ) te hebben bericht dat het<br />

nabestaan<strong>de</strong>npensioen € 15.372 per jaar<br />

bedraagt, terwijl dit € 1.281 dient te zijn.<br />

V vor<strong>de</strong>rt niettem<strong>in</strong> van A een levenslang<br />

jaarlijks uitker<strong>in</strong>g van € 15.372.<br />

In <strong>de</strong> pensioenbrief is vermeld dat M en A<br />

zijn overeengekomen dat A een nabestaan<strong>de</strong>npensioen<br />

uitkeert bij overlij<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />

pensioendatum van M, ten behoeve van<br />

V, zolang V leeft. Het aanwijzen van V als<br />

begunstig<strong>de</strong> heeft volgens <strong>de</strong> rechtbank<br />

<strong>de</strong> strekk<strong>in</strong>g om haar, na aanvaard<strong>in</strong>g, een<br />

eigen recht te geven op het verzeker<strong>de</strong><br />

nabestaan<strong>de</strong>npensioen. Dit is aan te merken<br />

als een bed<strong>in</strong>g ten behoeve van een<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> z<strong>in</strong> van artikel 6:253 BW. A heeft<br />

onvoldoen<strong>de</strong> feiten en of omstandighe<strong>de</strong>n<br />

naar voren gebracht om aannemelijk te<br />

maken dat dit <strong>in</strong> het on<strong>de</strong>rhavige geval<br />

an<strong>de</strong>rs zou zijn. Nu V aanspraak maakt op<br />

uitker<strong>in</strong>g van het nabestaan<strong>de</strong>npensioen, is<br />

van aanvaard<strong>in</strong>g sprake.<br />

Vervolgens komt <strong>de</strong> rechtbank toe aan <strong>de</strong><br />

vraag of V bescherm<strong>in</strong>g toekomt <strong>in</strong> <strong>de</strong> z<strong>in</strong><br />

van artikel 3:36 BW. In beg<strong>in</strong>sel mag een<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong>-begunstig<strong>de</strong> volgens <strong>de</strong> rechtbank<br />

afgaan op hetgeen door <strong>de</strong> verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappij<br />

wordt me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld. Fouten<br />

kunnen weliswaar wor<strong>de</strong>n gemaakt en<br />

kunnen <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel teruggedraaid wor<strong>de</strong>n.<br />

Van belang is of V re<strong>de</strong>lijkerwijs heeft<br />

mogen vertrouwen op hetgeen A schriftelijk<br />

en telefonisch heeft me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld<br />

omtrent <strong>de</strong> hoogte van het nabestaan<strong>de</strong>npensioen.<br />

Omdat (1) noch <strong>de</strong> tekst van <strong>de</strong><br />

pensioenbrief, noch het aan M verstrekte<br />

rekenvoorbeeld dusdanig dui<strong>de</strong>lijk was dat<br />

V had moeten <strong>in</strong>zien dat het bedrag op het<br />

polisblad niet juist was, (2) het voor V niet<br />

direct en evi<strong>de</strong>nt dui<strong>de</strong>lijk was dat het op<br />

het polisblad vermel<strong>de</strong> nabestaan<strong>de</strong>npensioen<br />

niet correct zou zijn en (3) het een<br />

<strong>in</strong>gewikkeld pensioenproduct betreft en V<br />

TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK nummer 7, oktober 2011 / SDU uitgevers 13

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!