16.11.2014 Views

NJB-1423

NJB-1423

NJB-1423

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak<br />

neemster en werkgeefster hebben geconcludeerd<br />

dat het blijven uitoefenen van haar<br />

functie in een omvang van 28 uur per week<br />

het maximaal haalbare was, ten gevolge<br />

waarvan de arbeidsovereenkomst met ingang<br />

van 1 juni 2008 dienovereenkomstig is gewijzigd.<br />

Het betreffende personeelsmutatieformulier<br />

is door werkneemster en haar leidinggevende<br />

ondertekend en bij brief van 24 juni<br />

2008 heeft werkgeefster aan werkneemster<br />

bevestigd dat haar arbeidsduur met ingang<br />

van 1 juni 2008 gemiddeld 28 uur per week<br />

bedraagt, verdeeld over 4 dagen per week, dat<br />

haar salaris aan de nieuwe arbeidsduur<br />

wordt aangepast en dat de brief, met het<br />

ondertekende mutatieformulier, een geheel<br />

met haar arbeidsovereenkomst vormt. Werkneemster<br />

wist dat er rechtspositionele consequenties<br />

waren verbonden aan de vermindering<br />

van de arbeidsduur, zij heeft zich<br />

daarover ook laten voorlichten, zij was aanvankelijk<br />

ook niet genegen in te gaan op het<br />

betreffende aanbod, maar heeft zich uiteindelijk<br />

neergelegd bij de wens van de werkgeefster.<br />

Werkneemster heeft haar werkzaamheden<br />

vanaf 1 juni 2008 tot haar hernieuwde<br />

uitval op 8 april 2009 ook daadwerkelijk overeenkomstig<br />

deze wijzigingen uitgeoefend.<br />

Hetgeen werknemer heeft verklaard is niet<br />

weersproken.<br />

4.7. Hetgeen in 4.1 tot en met 4.6.2 is overwogen<br />

leidt tot het oordeel dat de wijziging<br />

in arbeidsduur met ingang van 1 juni 2008<br />

een weloverwogen, gezamenlijke keuze van<br />

werkneemster en werkgeefster is geweest -<br />

hoe zeer werkneemster ook de noodzaak van<br />

die keuze betreurde - en dat zij daaraan een<br />

zodanige betekenis hebben toegekend dat dit<br />

reden vormde om de arbeidsovereenkomst<br />

voor wat betreft de overeengekomen arbeidsduur<br />

en arbeidsdagen per week formeel te<br />

wijzigen. Zij hebben zich voorts naar die<br />

gewijzigde situatie bestendig gedragen. Uit<br />

dit geheel aan feiten en omstandigheden<br />

volgt dat de bedongen arbeid van werkneemster<br />

per 1 juni 2008 is gewijzigd.<br />

4.8. Uit 4.7 volgt dat appellant zich met juistheid<br />

op het standpunt heeft gesteld dat de<br />

bedongen arbeid is gewijzigd, dat ten gevolge<br />

daarvan met ingang van 8 april 2009 een<br />

nieuwe periode van verplichte loondoorbetaling,<br />

als bedoeld in artikel 7:629 van het BW,<br />

is ontstaan en dat de daaruit ontvangen<br />

inkomsten in mindering moeten worden<br />

gebracht op de uitkering van werkneemster.<br />

Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak<br />

komt voor vernietiging in aanmerking<br />

en het beroep zal alsnog ongegrond<br />

worden verklaard.<br />

1150<br />

28 mei 2014, nr. 12/4570 WIA,<br />

(Mrs. Van den Hurk, Rottier, Van Dun)<br />

ECLI:NL:CRVB:2014:1837<br />

Het UWV heeft terecht afgezien van een<br />

hoorzitting.<br />

(Wet WIA art. 113; Awb art. 7:3)<br />

(….)<br />

Overwegingen<br />

5.2. Op grond van artikel 113 Wet WIA, zoals<br />

deze bepaling ten tijde van belang gold, kan<br />

van het horen van een belanghebbende worden<br />

afgezien indien de belanghebbende niet<br />

binnen een door het UWV gestelde redelijke<br />

termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken<br />

van het recht te worden gehoord. In de brief<br />

van 6 oktober 2011 aan de gemachtigde van<br />

appellant is gesteld: ‘Laat u ons dan ook<br />

weten of u een hoorzitting wilt? Reageert u<br />

niet? Dan zullen wij de procedure voortzetten<br />

op basis van het bezwaar dat u heeft<br />

ingediend.’ Deze brief kan niet anders worden<br />

begrepen dan dat als (de gemachtigde<br />

van) appellant niet te kennen zou geven dat<br />

appellant gebruik wenst te maken van een<br />

hoorzitting, het bezwaar zonder hoorzitting<br />

zou worden afgedaan. Nu de gemachtigde<br />

van appellant op 1 november 2011 wel de<br />

gronden van bezwaar kenbaar heeft gemaakt,<br />

maar niet te kennen heeft gegeven dat appellant<br />

gebruik wilde maken van een hoorzitting,<br />

heeft het UWV het bezwaar kunnen<br />

afdoen zonder hoorzitting.<br />

College van Beroep voor het<br />

Bedrijfsleven<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door mw. mr. A.<br />

Bruining en mw. mr. J.M.M. Bancken, beiden<br />

auditeur bij het College.<br />

1151<br />

7 maart 2014, nr. AWB 12/41 en 12/42<br />

(Mrs. Van Dorst, Van Zutphen, Hessel)<br />

ECLI:NL:CBB:2015:129/130<br />

Aanbesteding openbaarvervoer. Besluit.<br />

Rechtstreeks belang. Zelfstandig rechtsgevolg.<br />

(Wet personenvervoer 2000; Awb art. 1:2, eerste<br />

en derde lid, art. 1:3)<br />

Aantal aan de Palestijnse kwestie gelieerde<br />

organisaties vs. College van Bestuur van de<br />

Stadsregio Nijmegen; tevens partij: Hermes<br />

openbaar vervoer BV.<br />

Verweerder heeft aan Hermes de Openbaar<br />

Vervoer de Concessie C2013 verleend (het<br />

gunningsbesluit). De daartegen door appellanten<br />

ingediende bezwaren zijn door verweerder<br />

niet-ontvankelijk verklaard.<br />

Het College oordeelt met verweerder dat een<br />

der appellanten geen rechtspersoon is, zodat<br />

reeds om die reden geen sprake is van een<br />

belanghebbende als bedoeld in art. 1:2 lid 1<br />

Awb. Het College stelt vast dat in deze gedingen<br />

een besluit tot het verlenen van een concessie<br />

voor het verrichten van openbaar vervoer<br />

aan de orde is. Een dergelijk<br />

gunningsbesluit is gericht tot de vervoersonderneming<br />

en legt vast welke rechten en<br />

plichten voor die vervoersonderneming<br />

jegens het bestuursorgaan zullen gelden.<br />

Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak<br />

van zijn voorzieningenrechter<br />

(ECLI:NL:CBB:2004:AO8261), overweegt het<br />

College dat belangen van derden daarbij niet<br />

snel betrokken zullen zijn.<br />

In dit geval is het verband tussen de door de<br />

overige appellanten in hun statuten nagestreefde<br />

doelen en het gunningsbesluit waarbij<br />

een concessie voor het verrichten van<br />

openbaar vervoer in Nederland is verleend,<br />

zodanig ver verwijderd dat van een rechtstreeks<br />

belang van appellanten bij het gunningsbesluit<br />

geen sprake is.<br />

In zaak nr. 12/42 hebben appellanten<br />

bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder<br />

waarin hij meedeelt geen aanleiding<br />

te zien om Hermes uit te sluiten van de aanbestedingsprocedure.<br />

Appellanten hadden<br />

verweerder daartoe een feitendossier en een<br />

juridische opinie toegestuurd met betrekking<br />

tot bepaalde activiteiten van Veolia Transdev<br />

op de Westelijke Jordaanoever, waarvan, naar<br />

zij stellen, Hermes als onderdeel moet worden<br />

gezien. Deze brief van verweerder is naar<br />

het oordeel van het College echter niet als<br />

een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit<br />

aan te merken. Hij roept immers geen zelfstandig<br />

rechtsgevolg in het leven in de zin<br />

dat een rechtsverhouding wordt vastgesteld<br />

of gewijzigd. Het vaststellen van de rechtsverhouding<br />

bij een aanbestedingsprocedure is<br />

vastgelegd in het gunningsbesluit. Het niet<br />

uitsluiten van Hermes van de aanbestedingsprocedure<br />

ligt besloten in dit besluit en<br />

roept dan ook als zodanig geen zelfstandig<br />

rechtsgevolg in het leven.<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 13-06-2014 – AFL. 23 1577

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!